Memorie-Boek-12


Memorie-Boek-12

1 Pages 1-10

▲back to top

1.1 Page 1

▲back to top
DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.2 Page 2

▲back to top
- PRO MANUSCRIPTO -

1.3 Page 3

▲back to top
DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
Eugenio CERIA
TWAALFDE DEEL
1876

1.4 Page 4

▲back to top
Deze Nederlandse vertaling
van dit twaalfde deel van
de "Memorie" kwam eveneens
tot stand onder het impuls
van de Don-Boscokring, ge-
leid door Z.E.H. M. BAERT,
te Oud-Heverlee, in het
jaar 1964
Vertaling Dr. J. MUYS.

1.5 Page 5

▲back to top
- XII/1 -
HOOFDSTUK I
HET WOORD VAN DON BOSCO BIJ HET BEGIN VAN HET NIEUWE JAAR.
Het gesproken of geschreven woord, waarmee Don Bosco in de loop van
de maand januari bij meer dan één gelegenheid zijn hart opende voor de
Salesianen in het Oratorio, in de colleges en voor de missionarissen,
bezit een inhoud die ons opzettelijk gemaakt schijnt om dit boekdeel te
beginnen. Wan- neer wij het beluisteren of het lezen, zouden we dan kunnen
veronderstellen dat deze betoverende sereniteit voor de ogen van de andere
mensen schrijnend leed en vervelende bezorgdheid zou verbergen? De tegen-
kantingen bij het Werk van Maria, Hulp der Christenen en bij de godvruchtige
Vereniging van de Medewerkers die zich, zoals we verhaald hebben in 1876 had-
den toegespitst, de voortdurende zorgen om aan de onophoudende dagelijkse
behoeften het hoofd te bieden, de toenemende kommer om zijn stichtingen te
vermenigvuldigen of uit te breiden, het wrange verdriet wegens misverstand
dat onder allerlei vormen steeds voortwoekerde, dat waren de doornen die
zonder verpozen zijn hart doorboorden en die we thans enigszins kennen door
de overgeleverde documenten. Dit belette hem echter niet om alles voor al-
len te zijn zonder zichtbare inspanning, zonder ogenblikken van zwakheid,
zodat in zijn dagelijkse werk en in de uitoefening van zijn ministerie, in
de omgang van het gemeenschappelijk leven, in zijn kwinkslagen en in zijn
woorden zijn zonen nooit anders zagen dan Don Bosco, de gewone Don Bosco,
hun beminde Don Bosco. Laten we nu gedeeltelijk deze uitingen eens nader be-
schouwen.
AAN DE SALESIANEN.
Tot zijn dierbare Salesianen sprak hij gewoonlijk op vertrouwelijke
toon, zowel in het openbaar als per brief.
Op de lste januari sprak hij gemoedelijk met enigen van zijn mede-
broeders en zette hij, zoals een zakenman dat doet voor zijn vennoten, bij
het begin van het nieuwe jaar de balans van de Congregatie uiteen. Don
Bosco wierp een blik op het verleden, op het heden en op de toekomst om hun
te tonen hoe de Heer iedere dag steeds meer blijk gaf dat hij deze congre-
gatie wilde. Een van de aanwezigen, Don Giulio Barberis, nam notitie van
het ge-sprek als vervolg op zijn kleine kroniek.
Verscheidene ministers en wel van de meest beruchte - zei hij - had-
den hem in het verleden aangemoedigd en geholpen om zijn ondernemingen
voort te zetten. Graaf Camillo di Cavour wenste hem aan zijn tafel en hoor-
de hem graag spreken over zijn Oratoria en over zijn andere plannen. Rattazzi
kwam nu en dan naar het Oratorio en betuigde zoveel eerbied voor Don Bosco
dat hij hem in zijn gesprekken een groot man noemde. Zelfs werden door hem be-

1.6 Page 6

▲back to top
- XII/2 -
paalde punten gesuggereerd om last te vermijden vanwege de burgerlijke overhe-
den. Dan was er Zijne Excellentie, Minister Vigliani, Minister van Genade
en Justitie die hem schriftelijk over allerlei zaken om raad vroeg en die
hem te Rome met niet gewone plichtplegingen ontving. Hij kon hetzelfde
zeggen van vele andere die eigenlijk ook heel slecht waren en aangesloten
waren bij de geheime genootschappen, maar toch de Salesianen ondersteunden.
Was dat geen wonder?
Het is nog wonderbaarder, voegde hij eraan toe, te zien hoe wij erop
vooruitgaan, terwijl de andere Instituten achteruitgaan. Er zijn geen no-
vicen meer, zij die er zich laten inschrijven, kunnen geen weerstand meer
bieden en zeer weinigen volharden. Wij integendeel, een ongehoorde zaak in
de wereld van deze dagen, zien ons omringd door een honderdtal novicen, al-
len in goede gezondheid en zeer tevreden, die alle hoop geven te zullen vol-
harden.
En daarmee zijn de wonderen niet ten einde. Allen die in onze Vrome
Sociëteit opgroeien, verwerven een buitengewoon goede geest en tonen voor
het werk een genegenheid, ja zelfs een vurigheid, waarvan ik niet weet of
ze door anderen kunnen overtroffen worden. De ene geeft klas, een andere
doet assistentie of studeert voor zichzelf, weer een andere vergezelt de
jongens op de wandelingen, geeft herhalingen of bereidt de jongens voor op
de biecht en op de communie; al deze medebroeders zijn nog niet eens pries-
ter. Wanneer ik aan dit schouwspel denk, dan ben ik er werkelijk over ver-
baasd en dan kan ik alleen maar deze woorden herhalen: A Domino factum
est istud et est mirabile in oculis nostris.
Wanneer we dan, uitgaande van het heden, een besluit mogen trekken
voor de toekomst, dan duizelt het voor mijn geest. Wanneer we op enkele ja-
ren te midden van duizend moeilijkheden en met zeer jonge personen, zo goed
het Oratorio met zijn meer dan achthonderd knapen deden vooruitgaan, wan-
neer er tien huizen konden geopend worden, zo bloeiend dat er in Italië
geen andere mee kunnen vergeleken worden, wanneer we ons thans hebben uit-
gebreid met een huis in Frankrijk en met twee in Amerika, wat zullen we dan
worden in de toekomst? En eerst sinds 1869, dus sinds amper zeven jaar,
gaan we met enige zekerheid vooruit, omdat toen de Congregatie goedgekeurd
werd, en er zijn nog niet eens twee jaar verstreken sinds de Regel defini-
tief werd goedgekeurd. Wat zullen we dan over twintig of dertig jaar zijn?
Ik geloof dat we dan een zeer dicht net zullen hebben gespannen, niet al-
leen over gans Italië, maar over gans Europa en met de tijd bijna over de
ganse wereld.
Het voornaamste echter blijft dat wij ons niet onwaardig mogen to-
nen tegenover de gunsten en de genaden van de hemel. Zolang wij de ware
geest bewaren, zal de Congregatie met bolle zeilen vooruitgaan. -
De zwermen jonge geestelijken die men buiten en binnen het Oratorio
zag rondcirkelen, verspreidden het gerucht dat er daar een fabriek van jon-
ge geestelijken was. Ook zei Monseigneur Zappata tot de ouders die hem kwa-
men raadplegen over de roeping van hun zonen: - "Stuur je zoon voor enige
maanden bij Don Bosco en als hij geen roeping heeft, zal deze ervoor zorgen
dat hij ze krijgt."
Daaruit mag men echter niet de conclusie trekken dat Don Bosco licht
heenging over de voorzorgen die door de voorzichtigheid en door de Kerk wa-
ren opgelegd. Juist de dag tevoren had zich bij hem een gezin aangeboden.

1.7 Page 7

▲back to top
- XII/3 -
Vader, moeder en zoon, gezin dat door Monseigneur Zappata gezonden was. De ouders
verklaarden: - "Onze zoon wou priester worden, hij heeft het dikwijls be-
loofd en nu wil hij er niets meer van weten. Wat zijn wij te beklagen!" - Ze
praamden de arme jongen dan om hem ja te doen zeggen. Don Bosco berispte hen in
aanwezigheid van de zoon en zei hun: - "De roeping is toch geen kleine
zaak die men kan opleggen! Indien hij in zich deze neiging voelt, dan zal
hij erover nadenken, en bidden, dan pas zal hij in staat zijn uit zichzelf
een besluit te nemen. Maar indien hij geen neiging voelt voor deze staat,
dan mag men er hem niet met geweld toe dwingen." Nadien sprak hij ver-
trouwelijk met de jongen, die bij zijn afscheid Don Bosco de gegronde hoop
liet dat hij de geestelijke loopbaan zou voortzetten.
Bij een ander gelijkaardig onderhoud op 7 januari onderhield Don
Bosco zich met de aanwezigen over het onderwerp van zijn voorliefde, nl. de
missies. Wat reeds gepresteerd was, betekende niets in vergelijking met wat
hij nog beoogde te doen. Hij verlangde de snelle bekering van Patagonië, De
Jezuïeten en andere missionarissen hadden tevergeefs getracht daar binnen
te dringen, maar de inboorlingen hadden hen in stukken gehakt! - Maar wan-
neer wij – zei hij - door de ervaring van de anderen wijs geworden de ver-
eiste voorzorgsmaatregelen zullen nemen, wie weet wat wij dan niet zullen
bereiken? Het zal hiervoor nodig zijn een college te openen in die plaat-
sen die de wilden gemakkelijk kunnen bereiken. Door zo een college open te
houden voor de bewoners van die plaats, moet men proberen de inborst en de
gebruiken van deze naburige stammen te bestuderen. Ik meen dat het wel mogelijk
en helemaal niet onbelangrijk zou zijn één van de zonen van de wilden in het
college te krijgen, want ik hoor dat ze naar de steden komen om er handel
te drijven. Wanneer we enkelen van hen kunnen bevredigen, ze vriendelijk
bejegenen, ze geschenken geven, dan zouden we ons reeds goed de weg openen.
Indien het dan zou mogelijk zijn er een als gids te houden, die verscheide-
ne maanden in ons college heeft verbleven, dan zou hij dat werk kunnen ver-
richten, Maar wat vooral van belang is, dat is, niets met overijling te
doen. Het is niet nodig met teveel haast te werk te gaan. Ik zou bijna zeg-
gen dat men de weg moet plaveien door te veinzen alsof men aan hen niet
denkt, maar door colleges te bouwen in hun buurt, in de steden, en door
muziekuitvoeringen, gezang, handel drijven en geschenken geven zich te doen
kennen en beminnen Inmiddels kan een priester ermee beginnen zich voor eni-
ge dagen naar hun gebied te begeven en langzamerhand kan men dan traag maar
zeker vooruitgaan. Indien dan de Heer in zijn Voorzienigheid zou beschikken
dat enkelen van ons het martelaarschap moeten ondergaan, zouden we ons
daarom moeten laten afschrikken? - Het huis van Patagonië sinds 1879 en dat
van Viedma sinds 1880, hebben juist dit programma gevolgd, met de resulta-
ten die ons bekend zijn. Mislukte aanvallen, uitgelekte hinderlagen ontbra-
ken in het begin niet. Er waren ook slachtoffers, maar dat eerder ter oor-
zake van de natuurelementen dan van de zogenaamde wilden. Men mag aan deze
term immers geen te harde betekenis geven alsof het menseneters zouden ge-
weest zijn. Wel waren het ruwe inboorlingen, tuk op hun onafhankelijkheid, maar
die leefden onder stamhoofden die niet gespeend waren van menselijkheid.
Don Bosco koesterde sinds lang de gedachte aan missies in Indië en
Australië. De moeilijkheden van de Engelse taal schrikten hem niet af. Door
middel van een methode die meer praktisch dan theoretisch zou zijn, was hij
ervan overtuigd dat zijn missionarissen de taal zouden machtig worden. Ge-
durende enkele maanden zouden ze de meest gebruikte woorden leren. Daarna
zouden ze zich wagen aan enkele gesprekken, eerst ruwweg dan meer zoals het hoor-

1.8 Page 8

▲back to top
- XII/4 -
de. Uiteindelijk zouden ze een Engelse leraar zoeken voor de uitspraak. In
wezen was dit de Berlitz-methode, die sindsdien zo in aanzien is gekomen.
Hij had toen nog niet het inzicht in Engeland een college te stichten. Er
waren wel Engelsen naar het Oratorio gekomen, maar geen enkele was er ge-
bleven. Enkele jaren nadien kwamen er, en ze bleven. Het eerste college op
het eiland van de Heiligen werd geopend te Battersea, een voorstad van Lon-
den, dadelijk na de dood van Don Bosco, maar de onderhandelingen hadden toen
al een hele tijd aangesleept.
De toespraak over het aanleren van de talen voor de missies was voor
Don Bosco de gelegenheid om zijn plan nader uiteen te zetten. In die tijd
werd het niet als utopie aangezien, alleen maar wegens het onbegrensd ver-
trouwen dat iedereen in zijn woord stelde, maar vandaag is het voor ons een
bewijs van zijn grote helderziendheid. Hij zei het volgende: - "Ik zie dat
we binnenkort hier in het Oratorio scholen van verschillende talen voor de
missies zullen hebben. De zaak zou op volgende manier verwezenlijkt worden.
Men zou hen die naar de missies willen gaan, in drie categorieën kunnen
verdelen; de eerste categorie zou buiten de letterkundige en wetenschappe-
lijke studies, ook de Spaanse taal bestuderen, waarbij zij dan ook de ge-
bruiken zou leren van de missies waar Spaans gesproken wordt. Zij die tot
de tweede categorie behoren leggen zich behalve hun gewone studies, goed op
de Franse taal toe. Die van de derde categorie studeren bij het overige ook
het Engels, om zich te bekwamen voor de missies in die plaatsen waar deze
taal overheerst. Men zou deze talen bovendien ook kunnen bestuderen als
bijkomende vakken voor de gevorderden in de wijsbegeerte en de godgeleerd-
heid. Aldus zou ik hopen, dat men met een beetje inspanning in deze verwachtingen
zou slagen." De verwachtingen van Don Bosco zijn in werkelijkheid op veel ruimere
schaal verwezenlijkt; zoals we thans zien, werden ze aangepast en in overeenstem-
ming gebracht met het missieapostolaat dat door de Kerk voor de bedrijvigheid van
de Salesiaanse Congregatie werd opengesteld. De drie categorieën van het Oratorio
zijn thans een talrijke reeks geworden van grote colleges, waar aan de aspiran-
ten-missionarissen, jonge geestelijken of coadjuteurs een vorming gegeven wordt,
die verschilt naargelang van de plaatsen waarvoor ze bestemd zijn.
Van de private gesprekken gaan we thans over naar het beluisteren
van het woord van Don Bosco, die een openbare conferentie houdt voor al
zijn jonge geestelijken in het Oratorio aanwezig, dus niet alleen voor de
novicen, maar ook voor de geprofesten. Hij sprak hun over de zuiverheid.
Deze conferentie is tot ons gekomen in twee redacties, die enkel in bij-
komstigheden verschillen. Wij geven de voorkeur aan de redactie van de jon-
ge geestelijke Peloso (1) die ons het best voldoet.
"
Het blijkt dat ons leger nog steeds groter wordt. Indien ik,
" telkens als ik hier kom, jullie steeds talrijker moet aantreffen,
" dan weet ik niet hoe de duivel zich uit de slag zal trekken.
"
Laten we beginnen met de Heer te bedanken, omdat we het jaar
" 1875 in zijn heilige genade hebben kunnen eindigen. En bedanken we
(1) Boekdeel XI, blz. 225.

1.9 Page 9

▲back to top
- XII/5 -
" Hem ook omdat we het jaar 1876 in zijn heilige genade zijn begonnen,
" zoals wij hopen. We hopen thans dit hele jaar ook goed te kunnen door-
" brengen, zoals dit natuurlijk mijn wens en de jouwe is.
"
Toen ik de laatste keer hier kwam om een conferentie te houder
" heb ik iets gezegd aangaande de roeping, en heb ik jullie enkele regels
" voorgehouden om ze te bewaren.(1) Vandaag zal ik jullie iets zeggen
" over de manier waarop men de vrucht van deze roeping kan bewaren.
"
Wanneer iemand zich aan de Heer wijdt, dan geeft hij Hem het ge-
" schenk van al zijn hartstochten en wijdt hij Hem vooral zijn deugden
" toe. Maar deze kunnen niet altijd binnen de vereiste grenzen worden
" behouden, en kunnen wij zelf niet gemakkelijk bewaren, vooral de
" deugd van zuiverheid, die het centrum is waarop alle andere deugden
" zich stutten, grondvesten en bij aanknopen.
"
Ik heb hier toch niet het inzicht de heerlijkheid van deze
" deugd te beschrijven, want noch conferenties van verscheidene jaren,
" noch boekdelen hoe groot en hoe talrijk dan ook zouden voldoende zijn
" om ze uiteen te zetten, om alle voorbeelden die wij ervan vinden in
" het Nieuwe en in het Oude Testament aan te halen en om de talloze
" mirakels te verhalen die de Heer heeft gedaan om ze te bewaren bij
" hen die Hem toegewijd zijn.
"
Ik wil zelfs niet eens spreken over het vasten, over de ont-
" houding van een of andere spijs, kortom, over de versterving van de
" zintuigen, wat zeker niet weinig helpt bij het bewaren van deze deugd
" en bij het versterken van de geest. Deze dingen kunnen jullie lezen
" in de levens van de heiligen en ze zullen worden uiteengezet in de
" verscheidene conferenties die er zullen gehouden worden. Maar jullie
" zullen zeggen: - "Hier hebben we nu Don Bosco. Hij is gekomen om
" speciaal voor zijn jonge geestelijken te spreken, hij bemint ze als
" zijn oogappel; en wat voor schoons gaat hij hun zeggen?" -
"
Ik zal jullie zeggen dat de zuiverheid de edelsteen is, de kost-
" baarste parel voor de priester en dus ook voor een jonge geeste-
" lijke die zijn leven, gans zijn maagdelijkheid aan de Heer heeft toe-
" gewijd. Thans in de huidige toestand waarin jullie zich bevinden, heb-
" ben jullie het nodig bepaalde kleine zaken te weten, die er op uitne-
" mende wijze toe bijdragen deze zo mooie deugd te bewaren, zonder welke
" een priester, een jonge geestelijke niets betekent, met deze deugd
" echter heeft een priester, een jonge geestelijke iedere schat in handen.
"
Laten we dus spreken over deze kleine dingen die zo voordelig
" en gemakkelijk zijn. En welke zijn ze? We zullen ze één voor één
" uiteenzetten en jullie zullen zien hoe nuttig ze zijn.
"
1°. Ik begin met te zeggen dat voor het behoud van de deugd van
" zuiverheid, het stipt naleven van zijn plichten niet weinig zal hel-
" pen. Daarmee wil ik niet precies bedoelen de studie, de assistentie,
" het geven van de catechismus en alle andere bijzondere ambten van ie-
" dereen, maar daarmee bedoel ik wel dat iedereen alles zal volbren-
" gen wat de Regel vergt, dus kortom: stiptheid bij alles. Stiptheid
" om zich naar het middagmaal te begeven, stiptheid bij het naar de
" kerk of naar bed gaan.
(1) Boekdeel XI, blz, 389-404.

1.10 Page 10

▲back to top
- XII/6 -
"
2°. De recreatie onderhouden en hiervoor de tijd nemen die
" ervoor vastgesteld is. Letten jullie er echter op dat de recreatie
" geen tijdverspilling wordt, geen gemor tegen de ene of de andere
" regel of tegen een overste. Het moet een blije recreatie zijn, een ver-
" lichting van hart en geest om te bekomen van het zware studiewerk
" in de voormiddag. Wanneer de recreatie voorbij is, zal ook het lichaam
" opnieuw fit zijn zodat iedereen zijn verschillende taken weerom
" kan vervullen; de ene gaat studeren, de andere gaat mediteren, de
" andere gaat klas geven, enz.
"
Maar - zullen jullie mij zeggen wat heeft de recreatie met
" de deugd van zuiverheid te maken? - Ik zal jullie zeggen dat recre-
" atie een uiterst geschikt middel is om deze deugd te bewaren. Jullie
" moeten noodzakelijkerwijze assistentie doen of zullen dit eenmaal
" moeten doen. Het zal jullie voorkomen een jongen te ontmoeten met een
" gezond lichaam maar met een dromerige geest. Hij spreekt met niemand
" en wanneer hij ondervraagd wordt, geeft hij verwarde antwoorden,
" waarvan niemand de betekenis snapt. Zij die geleerd zijn en het ge-
" luk hebben het menselijke hart te kennen en zijn geheimste schuil-
" hoeken te doorgronden, weten dat zich in deze geest schaamteloze
" gedachten afspelen. Ze weten dat, wanneer deze jongen niet goed
" wordt in het oog gehouden, hij in staat is zich ergens in een schuil-
" hoekje te gaan verstoppen om er schunnige boeken te lezen waardoor
" de zuiverheid in hem groot gevaar loopt.
"
Waaruit spruit dat voort? Alles komt hieruit voort dat hij
" de recreatie niet heeft benut. Met daar alleen te blijven staan, is
" zijn geest beginnen kastelen opbouwen waaraan hij eerst weinig of in
" het geheel niet heeft gedacht. Met eraan te denken ging hij er beha-
" gen in scheppen, daarna ging hij ze beminnen en van het beminnen tot
" de daad is er maar één stap. Sint-Philippus Neri, die deze deugd gron-
" dig kende, zei tot de jongens: - "Roepen jullie, maken jullie lawaai
" zoveel jullie maar willen, maar zondigen jullie niet." – Daar-
" om brachten deze jongens dit advies in praktijk en deden het zeer
" goed. Soms kwam de broederknecht uit zijn kamer en, wegens het la-
" waai dat hij hoorde en de wanorde waarmee ze door de gangen liepen
" en alles van plaats veranderden en kapot maakten, schold hij ze uit:
" - Eh! jullie daar, schavuiten, zijn dat manieren van doen? Alles
" stuk breken en vernielen? - Maar de jongens luisterden helemaal
" niet naar hem. Ze lieten hem roepen zoveel hij maar wou en maakten
" een gedruis dat horen en zien verging. Ze hadden de toelating daar-
" toe gekregen van hun directeur en dat was voor hen voldoende. Het
" broedertje zag dat die troep niet wou gehoorzamen, ging tot bij Sint-
" Philippus Neri en zei hem verontwaardigd: "U moet volstrekt deze
" rakkers eens komen mores leren; ziet U niet dat ze het huis nog zul-
" len afbreken?" -
"
Sint-Philippus Neri kwam uit zijn kamer en riep al de jongen:
" bij zich; - "Eh! kinderen, luisteren jullie eens. Staan jullie nu
" eens stil, als jullie dat kunnen. Maken jullie nu eens stilletjes
" gedruis!" - Maar de jongens begonnen nog harder te tieren terwijl
" het broedertje zich verlegen en al mompelend terugtrok. Hij zou wil-
" len vechten hebben om al dat vandalisme uit het huis te krijgen.
"
Maar Sint-Philippus hield er niet mee op ernstig zijn mede-
" broeders te vermanen en zei: - "Laat nooit toe dat de jongens in
" recreatietijd zonder iets te doen daar blijven staan." - Ook aan

2 Pages 11-20

▲back to top

2.1 Page 11

▲back to top
- XII/7 -
" jullie zeg ik dat. Wandel, lach, maak lawaai, dat staat mij aan.
" Ik zeg niet dat jullie thans "baarspel" moeten gaan spelen, want
" in plaats van zand zouden jullie een laag sneeuw aantreffen.
"
Maar zodra de recreatie voorbij is, moeten jullie er ook mee
" voortgaan iedere andere regel stipt op te volgen.
"
Jullie moeten studeren en jullie mogen dat nooit verzuimen,
" want het is een plicht ieder stukje tijd te gebruiken om nieuwe
" kennis op te doen. En wanneer het tijd is voor het vieruurtje? Ik zet
" allen aan die er de noodzaak van gevoelen het te gebruiken. Dan
" wordt het tijd om naar de kerk te gaan; ga erheen met godsvrucht, om
" het goede voorbeeld te geven. Daarna naar de studie, kortom, alles
" op zijn tijd en alles goed doen.
"
Vooral moeten jullie het reglement van het Oratorio onder-
" houden.
"
3°. Maar is dit alles voldoende? Het zou wel kunnen voldoende
" zijn indien heel de dagindeling trouw werd gevolgd.
" Een regel die ik altijd heb aanbevolen en steeds zal aanbevelen,
" is de volgende: dat jullie 's avonds na het opzeggen van de gebe-
" den, alles zouden doen wat mogelijk is om niet meer te blijven na-
" praten met een van de medebroeders. Na het gebed moet men dadelijk gaan
" slapen.
"
Wie verplicht is enige tijd op de slaapzaal te blijven om
" assistentie te doen, moet dat doen met gereserveerdheid. Indien het zou
" gebeuren dat er in dat kamertje nog een makker was om assistentie
" te doen, blijf dan nooit met hem babbelen.
" Het is nog erger een jongen of een andere jonge geestelijke
" goede nacht te gaan wensen, want het ene woord brengt het andere mee
" en het wordt een geschiedenis van lange duur. En het feit van een praat-
" je te gaan houden wanneer men op zijn kamer moet zijn, wordt door
" allen als een gevaarlijke zaak beschouwd, laat staan dat het ook
" nog door het reglement van het Oratorio verboden is.
"
Dus eenvormigheid in alles en vooral wat het slapen betreft.
"
Ik herinner mij dat Vergilius in het vierde boek van zijn
" Landgedichten zegt, dat alle bijen op een bepaald ogenblik aan het
" werk gaan en op een bepaald ogenblik gaan rusten. Hij drukt zich
" al dus uit: Omnibus una quies labor, omnibus unus.
"
Het is noodzakelijk dat deze regel getrouw wordt nageleefd.
" Ik kan hier nu niet alles zeggen wat nodig zou zijn te zeggen, maar wat ik
" jullie kan en moet zeggen is, dat een groot gedeelte van de jongste
" wanordelijkheden gebeurd zijn door de schuld van sommigen die, zon-
" der inachtneming van deze regel, 's avonds met anderen gaan kletsen
" zijn en zelfs aan de jongens ergernis hebben gegeven. Anderen nodig-
" den hun gezel uit om in hun eigen cel te komen drinken en dat is
" iets dat volstrekt verboden is.
"
Iedereen moet in zijn eigen cel blijven en mag er zich geen stap
" uit verwijderen om zich naar de cel van een ander te begeven, tenzij
" uit hoge noodzaak.
"
Er zijn er die bij deze gelegenheid brieven schreven en plan-
" nen ontwierpen, die, al waren ze ook niet volledig in strijd met de
" deugd van zuiverheid, deze toch ernstig in gevaar brachten. Dit wa-
" ren ernstige onaangenaamheden, niet alleen voor Don Bosco, maar ook
" voor hen die er de oorzaak van waren, daar ze verplicht werden de
" Congregatie vaarwel te zeggen. En waarom? Omdat ze 's avonds in
" plaats van naar bed te gaan bleven kletsen op een ongepast ogenblik.
" Sommigen werden

2.2 Page 12

▲back to top
- XII/8 -
" er enkel maar van verdacht, maar van anderen had men stellige bewij-
" zen. Ook van hun eer beroofd, moesten ze weggaan uit het Orato-
" rio, omdat ze deze deugd niet wisten te bewaren.
"
4°. Er zijn er daarenboven die niet alleen te laat naar
" bed gaan 's avonds, maar die ook nog te laat opstaan 's morgens.
" - Wanneer wordt er gebeld voor het opstaan?
"
- Om half zes.
"
- Goed. Dat wil zeggen dat ik een kwartiertje langer kan
" slapen. Op een kwartier kan ik alles doen: me aankleden, me wassen,
" mijn bed opmaken...
"
Maar het kwartiertje is voorbij!
"
- Ga ik nu opstaan? Laat ons nog vijf minuten langer liggen.
" Op vijf minuten komt het toch niet aan. - Op deze manier slaapt hij
" of liever soest hij nog vijf minuten verder. Maar deze minuten zijn
" voorbij en wellicht zijn er meer dan tien of vijftien voorbijgegaan.
" - Wat nu gedaan? Wacht... Ik heb bij Cicero gelezen dat zij die
" studeren, leugens mogen vertellen... (1) en leugens doen toch nie-
" mand schade. Ik zal zeggen dat ik mij onwel gevoel. - Mijn dierbaren,
" wanneer men aldus handelt, geeft men aan het lichaam meer dan
" betaamt.
"
Wie eten geeft aan een veulen, aan een paardje, wat soort
" voeder en hoeveel geeft hij het? Vragen jullie het maar en jullie
" zullen zien wat ze zullen antwoorden. Ze zullen zeggen: - Wij geven
" hun wat hooi, wat haver, juist wat ze nodig hebben, maar niets meer,
" want anders gaan ze de dwaas uithangen, breken hun gebit en gehoor-
" zamen aan niemand meer.-
"
Hetzelfde moeten we zeggen over het lichaam. Sicut equus
" et mulus, zoals het paard of de ezel en het muildier. Wanneer wij het
" teveel voedsel geven dan wordt het koppig en stribbelt het tegen.
" Incrassatus, impinguatus recalcitravit.
"
De duivel circuit quaerens quem devoret; hij sluipt rond
" om een hapje te vinden waarin hij zijn tanden kan planten om het te
" verslinden. En er is niet alleen de duivel van de middag die hen aanvalt
" die na het middagmaal willen gaan slapen, maar er is ook de duivel
" van de ochtend waarover het boek Tobias spreekt.
"
Deze duivel onttrekt het hart aan de gebeden. Wanneer er twee
" aan het bidden zijn, dan staat de Heer te midden van hen en het on-
" bevlekt Lam verzamelt hun vrome gebeden, biedt ze de eeuwige Vader
" aan en verkrijgt aldus genaden, vertroostingen en grote beloningen.
" Integendeel, degenen die deze duivel herbergen, blijven dommelen op
" hun bed en nemen aldus geen deel aan de vrome praktijken van de an-
" deren. Hieruit volgt een ernstig verlies aan genaden die men van
" God niet ontvangen heeft.
"
Meer nog. Ze geven aan het lichaam een schadelijk voedsel,
" en dat voedsel maakt ze nog vadsiger, en omdat ze zich bijna altijd
" erover beklagen dat ze de nodige rust niet hebben, geven ze aan de
" duivel een gelegenheid tot bekoring. Hij heeft het echter niet no-
(1) Misschien zinspeelt hij al schertsend op De orat. II, 67-68, waar gesproken wordt over
sommige woordspelingen, waardoor geestige mensen de waarheid verduiken, maar op meer dan
een plaats keurt Cicero het liegen af.

2.3 Page 13

▲back to top
- XII/9 -
" dig dat ze hem gelegenheden geven, want hij weet ze ook wel te zoe-
" ken zelfs zonder suggesties. En zal een luiwammes aan deze verlokkingen
" weerstand kunnen bieden. Zal hij zijn zuiverheid kunnen bewaren? Ik
" kan jullie verzekeren dat dit heel moeilijk zal zijn of tenminste,
" wanneer hij weerstaat, zeg ik jullie dat er een mirakel van Gods
" genade zal nodig zijn om te verhinderen dat hij in zonde valt.
"
Maar doet de Heer deze mirakels altijd? Nemen jullie maar
" aan dat Hij ze niet altijd doet. Hij doet ze, wanneer Hij bemerkt dat
" het nodig is, wanneer iemand zich niet uit zichzelf in de gelegenheid ge-
" plaatst heeft. Hij doet ze, wanneer Hij ziet dat zonder een mirakel
" deze ziel niet uit de klauwen van de duivel kan gered worden.
"
Iemand zal me zeggen: - Maar zo heb ik altijd al geleefd en
" ik ben nooit gevallen.
"
Maar ik antwoord hem: - Ben je nooit in slechte gedachten,
" werken, verlangens gevallen? - Indien hij mij ontkennend antwoordt,
" dan zal ik hem onomwonden toegeven: - Indien je mij de waarheid ver-
" telt, dan heeft de Heer een groot mirakel van genade verricht om je
" boven water te houden.-
"
Ik heb geen tijd om jullie voorbeelden te vertellen waarvan ik er
" een ontzaglijk groot aantal ken, maar ik zal jullie er een vertel-
" len dat me gisteravond per brief werd meegedeeld door iemand die al
" jonge geestelijke was en die wegens dit gebrek uit het Oratorio is weg-
" gegaan.
"
Ik wou hem naar beneden brengen om voor te lezen, maar ik heb
" hem boven vergeten. Ik zal er jullie echter de inhoud van vertellen.
" Op een avond na de gebeden hebt U vanuit de katheder de jongens warm
" aanbevolen zich te hoeden voor de duivel van de ochtend, namelijk zich
" niet voor enige minuten langer tussen de lakens te houden om van
" deze akelige vadsigheid te kunnen genieten, na het luiden van de bel.
"
Ik wou geen geloof hechten aan uwe woorden, ik wou uw raad
" niet opvolgen en zei bij mezelf: - Don Bosco maakt gebruik van deze list
" om ons tijdig te doen opstaan. - En daarom ging ik er steeds mee door
" mijn gewoon lui leven te leiden. Maar de duivel begon stilaan in mijn
" plaats op te staan gedurende die enkele minuten, en terwijl hij rond
" mij stond, prikkelde hij ten zeerste mijn fantasie. Er bleven zelfs oneer-
" bare gedachten in mijn geest hangen. Deze gedachten werden steeds
" reusachtiger en onstuimiger. Langzaam ging ik er behagen in scheppen,
" dan kwam de toestemming en eindelijk de daad. Toen ik uit het Ora-
" torio vertrokken was, zwierf ik van het ene seminarie naar het ande-
" re, steeds door dezelfde gedachten van de ochtendduivel gekweld,
" tot ik het besluit nam uw raad in praktijk te brengen, Toen begon ik
" wat rustiger te worden. Wanneer ik wou opstaan, ondervond ik heel
" wat weerstand, maar op de tweede ochtend overwon ik de duivel.
"
Thans heb ik echter mijn roeping verloren en God weet hoe ik
" me in deze wereld uit de slag zal trekken.
"
Neem dan ook, Don Bosco, een voorbeeld aan mij ter onderrich-
" ting voor uw jonge geestelijken. U mag gerust mijn naam bekend maken,
" want ik meen dat er nog enkelen van mijn vrienden bij U zijn. Vertel
" hun ook dat al deze pijnlijke ongelukken mij overkwamen, omdat ik
" 's morgens niet uit mijn bed kon springen bij het teken van de bel, om
" dan op een heilige manier de dag in te zetten en door te brengen."
" Wat zou ik jullie vele van dergelijke pijnlijke voorbeelden
" kunnen vertellen! Maar laten we voortgaan met te spreken over de

2.4 Page 14

▲back to top
- XII/10 -
" duivel van de ochtend, omdat men vele andere gevolgtrekkingen uit
" onze redenering kan halen en alles noteren wat er gebeurt, ook het
" weinig eerbare, aan hem die zich laat overheersen door deze ellen-
" dige luiheid,
"
Onze vadsigaard heeft zijn ciceroniaanse leugen verteld en
" staat eindelijk op.
"
En hoe dikwijls moet hij zich nog eens uitstrekken vooraleer
" hij uit zijn bed komt.
"
Hij is nu aangekleed.
"
Maar het eerste verzuim volstaat niet. Hij zegt: - Nu is
" het tijd om naar de mis te gaan, maar als ik naar de mis ga, dan
" kan ik mijn les niet leren. Dus? We zullen naar de studie gaan en
" nadien, als we er tijd voor hebben zullen we naar de mis gaan.-
"
En hij begeeft zich naar de studiezaal, waar hij dezelfde
" redenering voortzet: - Zal ik nu naar de mis gaan, terwijl de an-
" deren het ontbijt nemen? En wat een eetlust heb ik, wat een honger!..
" Dus vandaag zullen we maar niet naar de mis gaan, maar morgen des
" te meer bidden.-
"
En hij gaat zijn ontbijt nemen. Daar ontmoet hij iemand die
" hem vraagt:
"
- Hoe gaat het?
"
- Goed.
"
- Waar ga je heen?
"
- Mijn ontbijt nemen.
"
- En ga je niet naar de mis?
"
- - Ja, wat wil je. Het is al laat.
"
- Het is vandaag donderdag en schrijft het reglement niet
" voor dan te communie te gaan?
"
- Dat is waar, maar nu heb ik geen tijd (of liever ik heb
" geen zin) ik zal het morgen doen.
"
Welnu, vraag hem ’s avonds eens, hoe hij zijn dag heeft
" doorgebracht, en indien hij oprecht is, zal hij je zeker bekennen
" dat het slecht geweest is, omdat hij ermee begonnen is 's morgens
" lui te zijn.
"
Hoc genus daemoniorum non eicitur nisi in jejunio et oratione.
" Passen jullie op en geloven jullie niet dat ik hiermee zeggen wil
" dat deze gebreken maar kunnen overwonnen worden door een langdurige
" vasten. Helemaal niet. Ik zeg niet dat jullie zouden vasten, maar
" wel beveel ik jullie de matigheid aan.
"
Opgepast vooral voor de wijn. Wat jullie bij het middag- en
" het avondmaal voorgezet krijgen, is ternauwernood wat noodzakelijk
" is en kan geen kwaad. Integendeel, het is goed dat jullie hem zouden
" den drinken en daarbij, dat gemeen Asti-wijntje kan geen kwaad doen.
" Schrijven jullie nochtans goed in het hart, dat wijn en zuiverheid
" niet goed overeenstemmen.
"
Er is matigheid nodig. Maar bij sommigen is daar groot ge-
" brek aan. Het doet me ongenoegen wanneer men in sommige cellen of
" valiezen flessen likeur of wijn aantreft, of flesjes brandewijn,
" braadkippen, zoete pasteitjes en andere snoeperijen van dat slag.
" Mijn beste vrienden, 's morgens hebben jullie melk en brood zoveel
" jullie maar willen, voor iedereen ruimschoots voldoende. Bij het
" middagmaal hebben jullie alles wat nodig is voor de gezondheid en
" de sterkte van uw lichaam. Hetzelfde mag van de avondmaaltijd wor-
" den gezegd, Ik weet niet wat jullie zou kunnen ontbreken. Wanneer

2.5 Page 15

▲back to top
- XII/11 -
" men op ongepaste uren eet als slokkers, dan overlaadt men zijn maag.
" En dan worden die mannen ziek en moeten ze naar de ziekenzaal. Men
" vraagt hun dan: - Wat heb je? Ze staan daar en weten niet wat ant-
" woorden: - Ik voel me... mijn maag...
"
- Oh, ik weet wel dat het de maag is, maar wat heb je gedaan?
"
- Ik voel me hier onderaan niet lekker.
"
- - Wel, zal ik hem antwoorden, indien je niet teveel gegeten
" had en dat nog buiten de maaltijden om, dan zou je je niet onlekker
" voelen en dan zou je evenmin verplicht zijn naar de ziekenzaal te
" komen.-
"
En hier raak ik een wanordelijkheid aan van deze dagen. Ik
" meen dat de dader niet meer onder jullie is. Terwijl al de anderen
" sliepen, trok dat persoontje zich terug in zijn cel en nodigde een
" van zijn makkers uit zich eens terdege goed te doen.
"
Ze aten een braadkip op en begonnen daarna te drinken. Dat
" bleef zo nog wat aanslepen. Nadat ze uitgebabbeld waren, gingen ze
" met dat goedje op hun maag slapen. Ze vermoedden echter niet het
" gevaar een beroerte te kunnen krijgen of een andere vreselijke kwaal op
" te lopen.
"
Ik weet niet hoe het op die ogenblikken met hun zuiverheid
" gesteld was. Ik weet alleen maar dat, indien ze haar gaaf bewaard
" hebben, dat te danken is aan een speciale genade van de Heer.
"
Daarbij is het trouwens volstrekt verboden andere personen in
" eigen cel te brengen. En wanneer ze die er toch binnenbrengen, hoe staat
" het dan met de gehoorzaamheid? En met het reglement? Wat komt daar-
" van terecht?
"
6°. Iets dat nu juist niet in het voordeel van de zuiverheid
" uitva1t, is de vriendschap. Niet de echte, broederlijke vriendschap,
" maar die particuliere vriendschap die ons hart meer tot de ene dan
" tot de andere trekt. Sommigen, en zo zijn er niet weinigen, worden aan-
" getrokken door een of andere lichamelijke of geestelijke begaafdheid
" van een kameraad of ondergeschikte. Daardoor ontstaat de neiging met hem
" aan te pappen. Ze bieden hem nu eens een glas wijn, dan een snoepje,
" je, dan een boek, een prent of iets anders aan.
"
Zo begint men een vriendschap te beoefenen die de anderen
" uitsluit, maar geest en verbeelding voor die ene opslorpt. Daarna
" volgen hartstochtelijke blikken, handdrukken, kussen. Een weinig
" later een of ander briefje, een geschenkje: " doe me dit of dat ge-
" noegen, kom, laten we hier of daar heen gaan." Ondertussen zitten de
" twee vrienden in de strik zonder het te bemerken.
"
Jongens die in de voorbije jaren veel van deze vriendschap
" verwachtten en hoopten op een goed resultaat, zijn thans niet meer
" in het Oratorio. En als ze er nog zijn, dan leiden ze een leven dat
" heel wat van hun vroeger leven verschilt. Wanneer ze vermaand werden
" zekere particuliere vriendschappen af te breken, dan konden ze geen reden
" vinden voor een dergelijke vermaning. Ze dachten dat er niets kwaads
" in stak, maar inmiddels werden ze steeds koeler tegenover hun andere
" kameraden, tegenover de oversten, tegenover God zelf.
"
En dit zijn geen feiten die men kan lezen in middeleeuwse
" verhalen, maar het zijn hedendaagse feiten die onlangs voorvielen
" en nu nog voorvallen. Ik zou jullie lang kunnen vertellen over
" jongens die zich in het verderf storten ter oorzake van die voor-
" liefden en particuliere vriendschappen met hun kameraden. Daarom
" spoor ik jullie aan, ofwel met allen bevriend te zijn ofwel met niemand.

2.6 Page 16

▲back to top
- XII/12 -
"
Wanneer jullie uit de refter komen, is het recreatietijd.
" Je treft een vriend of leerling aan en je gaat wat met hem opstap-
" pen. Dat is heel goed.
"
Wanneer er nog anderen bijkomen, dan zal je die precies ge-
" lijk behandelen als de eerste. Het is niet omdat je in gezelschap
" bent van iemand aan wie je de voorkeur geeft, dat je de anderen op
" een andere manier moet behandelen. Men moet gemeenschappelijke vader,
" gemeenschappelijke leermeester in alles en voor allen zijn.
"
Ik zelf kan in alle oprechtheid getuigen dat er hier niemand
" in huis is voor wie ik meer voorliefde zou hebben dan voor een ander.
" Ik houd evenveel van de beste tussen jullie als van de nederigste
" ambachtsjongen. Ze zijn allemaal mijn zonen en om ze te redden zou
" ik zelfs graag mijn leven geven, omdat ze allemaal moeten zijn, vol-
" geus het woord van Sint-Paulus, gaudium meum et corona mea.
"
7°. Er bestaat nog een ander middel om deze vijand van de
" zuiverheid, deze duivel... het spijt me het te moeten zeggen, te
" bestrijden. Nu we hier toch allen afzonderlijk vergaderd zijn, wil
" ik jullie een advies geven dat jullie niet weinig zal helpen.
"
Wanneer men naar de W.C. gaat, moet men er dadelijk weggaan
" zodra men zijn behoefte gedaan heeft, want daar is de plaats waar
" de duivel ons begint aan te vallen, op de meest walgelijke plaats.
" Wanneer men zich dadelijk terugtrekt, dan ontvlucht men de gele-
" genheid aan die grote deugd te kort te komen. Anderzijds werkt
" de duivel vreselijk tegenover iemand die zich alleen bevindt. Ook de
" verbeelding begint te werken en daaruit kunnen soms heilloze gevol-
" gen komen.
"
Wanneer men in het eerste geval om deze mooie deugd te bewa-
" ren de onmatigheid overwonnen heeft of liever het jejunium tegenover
" de verleiding gesteld heeft, dan moeten we in dit geval de oratio
" aanwenden.
"
8°. 's Avonds moeten jullie volgende mooie gewoonte aannemen
" wanneer je op het punt staat onder de lakens te kruipen, zeg dan
" stilletjes een gebed en je zult merken dat de duivel je niet meer
" zal bekoren.
"
- Maar, zal iemand zeggen - zodra ik in bed ben, val ik als
" een blok in slaap.- En ik zal hem antwoorden: - Wat ben je gelukkig.
" Juist dat wil ik.-
"
- Een ander zal me dan zeggen - Soms blijf ik uren wakker
" liggen en kan maar niet in slaap geraken.-
"
Hem zal ik antwoorden:
"
- Bid, bid altijd.
"
- Maar ik heb er geen zin in.
"
- Bid, span je in, opdat de Heer bij het zien van uw groot
" vertrouwen en uw nederigheid, je de kracht zou geven te kunnen weer-
" staan om deze ernstige verlokkingen te overwinnen.
"
Een tijdje geleden kwam professor Garelli, thans provisor bij de
" studies, mij bezoeken en die zei mij hierover het volgende:
"
- Weet U wat ik doe opdat dat lelijke beest van de duivel van
" de nacht mij niet zou komen aanvallen?
"
- Neen, antwoordde ik hem, en wat kan dat wel zijn?
"
- Het is heel eenvoudig. Zodra ik in bed ben, begin ik dade-
" lijk te tellen van één tot duizend. Ik moet u echter bekennen dat
" het hoogste cijfer dat ik bereik, vijftig is. Ik herinner me zelfs

2.7 Page 17

▲back to top
- XII/13 -
" niet dat ik zover gekomen ben. Ik val onmiddellijk in slaap en
" 's anderendaags sta ik op met een frisse geest.
"
Anderen hebben de goede gewoonte, alvorens in te slapen in
" hun geest een zang van Dante, een passage uit Vergilius of de
" jongste les nog eens op te zeggen, ofwel de les voor morgen die
" ze 's avonds geleerd hebben. En ik keur dat gebruik goed, ik
" juich het zelfs toe omdat, wanneer men dat doet, de verbeelding
" moe wordt, en de geest, vermoeid en bezwaard, rust gaat zoeken in
" de slaap.
"
Ik zou jullie hierover nog zoveel moeten zeggen, maar thans
" is het genoeg. Het zijn adviezen van een toegenegen vader, in al-
" le gemoedelijkheid gegeven, niet vanuit de hoogte van een kansel "
en zelfs niet als in een conferentie.
"
Ik zou wensen dat wat ik jullie zeg, daarna niet zou wor-
" den rondgestrooid tussen de jongens, maar dat het jullie eigen
" leefregels zouden zijn en dat jullie ze in je hart zouden griffen.
" Ik wens evenmin dat men overal rondvertelt dat Don Bosco dit en dat ge-
" zegd heeft. Maar ik zou er toch weinig om geven dat men het zou weten. 1
"
Zoals jullie zien, zijn het zaken die niet veel om het lijf
" hebben, maar al zijn ze klein, toch hebben ze een groot belang en
" wanneer ze in praktijk worden gebracht, zijn ze zeer voordelig.
"
Vergeten jullie vooral nooit de godsvruchtoefeningen eigen aan
" de Congregatie, want ze zijn de grondslag voor de opbouw van je
" heiligmaking.
"
In de mis zal ik bidden, opdat jullie de deugd van zuiverheid
" zouden bewaren, om ze eens aan Maria door een gelofte toe te wijden.
"
Vragen jullie in de heilige communie deze genade voor jezelf,
" voor je kameraden, voor de oversten, voor mij, opdat ik ze niet aan
" anderen tevergeefs zou prediken, indien ik per ongeluk ze zelf niet
" zou hebben.
"
Kortom, laten we ze van harte voor elkaar vragen en de goede
" God zal ze ons verlenen.
Twee dagen na deze conferentie liet Don Bosco een vaderlijk woord
toekomen aan al de leden van alle huizen, en hij voegde er de wens aan toe
dat zijn brief zou beschouwd worden "als aan iedereen in het bijzonder
geschreven."
Alvorens deze brief weer te geven, zullen we een oogslag werpen op
de ledenlijst van 1876. We vinden er ingeschreven: 112 eeuwig geprofesten, 79
geprofesten met de driejaarlijkse geloften, 84 novicen en 55 aspiranten.
Van de geprofesten zijn er 66 priesters. Er worden vier nieuwe huizen vermeld,
namelijk dat van Nice aan Zee, van Bordighera-Vallecrosia, van S. Nicolas de los
Arroyos en van Buenos Aires.
Het jaar zal niet eindigen of dit aantal zal met verscheidene andere hui-
zen aangroeien. Men zou zeggen dat de tegenspraak, in plaats van de vleu-
gels van zijn ijver te kortwieken, ze versterkt heeft voor nog ruimere
vluchten. Hij zal inderdaad in 1881 hierover een zeer sprekende bekentenis
afleggen. Van uit Rome had de Kardinaal Staatssecretaris hem "een be-
zwaar" vanwege de Ordinarius van Turijn overgemaakt. Don Bosco die zijn
Procurator van ambtswege hierover inlichtte, schreef hem: "Telkens men mij
hinderpalen opwerpt, antwoord ik met het openen van een huis."(1)
(1) Brief aan Don Francesco Dalmazzo Turijn, 21 juli 1880.

2.8 Page 18

▲back to top
- XII/14 -
Aldus stichtte hij, te midden van moeilijkheden van hetzelfde slag, in het
Oratorio de vuurklas, het voorspel op de afdeling van de Zonen van Maria
in het tehuis van Sampierdarena, een vruchtbare kweekvijver van pries-
ter- en kloosterroepingen.(1)
Ook dit draagt ertoe bij te bewijzen hoe hij voor zijn ogen een
duidelijke visie had op zijn eigen zending, een zending die ieder jaar
nog meer bevestigd werd zonder dat de tegenstand ooit deze ontwikkeling
vermocht tegen te houden. Zo gebeurde het dan ook dat zijn vrienden een
grote voldoening genoten wanneer ze voor de eerste maal in het Jaarboek
La Gerarchia Cattolica e la Famiglia Pontificia (De katholieke hiërarchie
en de pauselijke familie) "de zeer geliefde naam" van Don Bosco lazen "als
Algemeen Overste".(2) Dit, zoals het de gewoonte was, was onmogelijk zonder de
toestemming van de Secretarie van de Bisschoppen en Reguliere Geestelij-
ken.(3)
Komen we thans tot de omzendbrief van nieuwjaar, die aan alle leden
en aan ieder in het bijzonder het aanmoedigende en vermanende woord van de
heilige Stichter bracht.
"
Mijn beste zonen in Jezus Christus,
"
"
Nu ik het bezoek aan onze huizen volbracht heb, voel ik de
" behoefte mij wat met mijn dierbare zonen te onderhouden over de
" zaken die kunnen strekken tot meerdere glorie van God en tot voor-
" deel van onze Congregatie.
"
Voor alles ben ik blij jullie te kunnen verzekeren dat ik zeer
" voldaan ben geweest over de stoffelijke en zedelijke vooruitgang, zowel
" voor wat het inwendige beheer, als wat de uiterlijke maatschappe-
" lijke betrekkingen betreft. Er wordt gewerkt, de Constituties van
" de Sociëteit worden onderhouden, de tucht wordt gehandhaafd, men na-
" dert veelvuldig tot de heilige sacramenten, de geest van vroomheid
" wordt bevorderd en men kweekt de roepingen aan bij hen die tekens
" geven dat ze tot de geestelijke staat geroepen zijn. Voor dat alles
" moeten we de Heer danken, aan wiens goedheid en barmhartigheid het
" weinige goed dat door ons gedaan wordt, te danken is.
"
Ik heb ook de troost jullie te kunnen meedelen hoe onze
" Sociëteit iedere dag aangroeit. Gedurende het zo pas vervlogen jaar
" werden enige nieuwe huizen geopend. Andere huizen zullen in dit jaar,
" 1876, worden geopend. Het personeel stijgt in aantal en in gehalte.
" Pas is er iemand tot zijn taak geschikt gemaakt of de goddelijke
" Voorzienigheid stelt hem al in de gelegenheid om aan het werk te
" gaan.
(1) Cfr. Boekdeel XI, blz. 16.
(2) Brief van Monseigneur Fratejacci aan Don Bosco, 16 januari 1876. We weten niet door
welke gril van de samensteller de Sacerdoti Salesiani er Preti Salesiani genoemd worden,
in tegenstelling met wat men hem geschreven had.
(3) Brief van Monseigneur Fratejacci aan Don Bosco, 24 december 1875.

2.9 Page 19

▲back to top
- XII/15 -
"
Maar wat zullen we zeggen over de aanvragen om huizen te
" openen in alle delen van de wereld? In vele steden van Italië, van
" Frankrijk, van Engeland, in Noord-Amerika, in Centraal-Amerika, in Zuid-
" Amerika en voornamelijk in het Keizerrijk Brazilië en in de Argen-
" tijnse Republiek, in Algerië, in Nigeria, in Egypte, in Palestina,
" in Indië, in Japan, in China leven er nog miljoenen mensen, die al-
" len begraven in de duisternissen van de dwaling, op de rand van
" het verderf hun stem ten hemel verheffen en zeggen: Heer, zend ons
" arbeiders voor het Evangelie, opdat ze ons het licht van de waarheid
" zouden brengen en ons de juiste weg aanwijzen die ons naar onze red-
" ding kan leiden.
"
Velen van onze medebroeders, zoals jullie wel weten, gaven al
" gehoor aan deze ontroerende oproep en vertrokken naar de Argen-
" tijnse Republiek, vanwaar ze naar de wilde stammen van Patagonië
" zullen vertrekken. In al hun brieven die ze schreven gedurende hun
" reis en vanuit hun missie, laten ze voortdurend hetzelfde woord
" weerklinken: zend ons arbeiders, zend ons arbeiders.
"
Ze noteren onder meer, hoe in het aarstbisdom van Brazilië,
" Rio de Janeiro, er twee miljoen inwoners zijn met zeer weinig pries-
" ters en met ternauwernood vijf jonge geestelijken in het seminarie.
"
Mijn beste zonen, ik voel me diep bedroefd wanneer ik bedenk
" wat een overvloedige oogst in alle werelddelen klaar staat, maar die
" men onbewerkt moet laten bij gebrek aan arbeiders.
"
Wij zullen echter de moed niet verliezen en er ons thans ern-
" stig op toeleggen door ons werk, door ons gebed en door onze deugden een
" nieuwe lichting voor te bereiden voor Jezus Christus. En we zullen
" trachten dit te bereiken speciaal door het aankweken van klooster-
" roepingen. Als het nodig zou zijn, zullen we te zijner tijd ook ons
" zelf aanbieden voor de offers die God zal vragen voor ons heil en
" voor dat van anderen.
"
Inmiddels, bezield door het verlangen om waardevolle zaken
" voor het aankweken van kloosterroepingen te bespreken, - die tevens
" doeltreffend zijn om de geest van godsvrucht te bewaren bij de
" Salesianen en bij de jongens die aan ons zijn toevertrouwd, - ga ik
" jullie enige zaken aanbevelen die de ervaring mij als uiterst nood-
" zakelijk heeft doen blijken.
"
1°. In ieder huis en vooral in het huis van Sint-Filippus Neri
" te Lanzo zal men met de grootste bezorgdheid de kleine verenigingen
" bevorderen, zoals daar zijn: de kleine clerus, de compagnie van het
" Allerheiligste Sacrament, van Sint-Aloysius, van Maria, Hulp der
" Christenen en van de Onbevlekte Ontvangenis.
"
Niemand weze bevreesd erover te spreken, ze aan te bevelen,
" te verdedigen, het doel en de oorsprong ervan alsook de aflaten en
" andere voordelen die men bekomen kan uiteen te zetten.
"
Ik geloof dat deze verenigingen mogen genoemd worden de sleutel
" van de godsvrucht, het conservatorium van de zedelijkheid, de steun
" van de geestelijke- en kloosterroepingen.
"
2°. Hoeden jullie zich wel voor de lievelingsvriendschappen,
" de zgn. particuliere vriendschappen in briefjes en samenspraken, of
" door middel van boeken of geschenken van allerlei aard.
"
Daarom moet het vasthouden van de hand, het aaien over het
" gelaat, de kussen, het arm in arm gaan, het wandelen waarbij de een
" zijn arm over de schouders van de ander legt, streng verboden worden,

2.10 Page 20

▲back to top
- XII/16 -
" niet enkel onder elkaar, maar ook tussen jullie en de leerlingen en zelfs
" bij de leerlingen onder elkaar.
"
Laten we de woorden van Sint-Hiëronymus goed voor ogen houden,
" wanneer hij zegt: "Genegenheid voor niemand of gelijke genegenheid
" voor allen."
"
3°. Het vluchten van de wereld en haar grondstellingen. Be-
" trekkingen met de wereld die wij verlaten hebben en die wij opnieuw
" tot ons zouden willen trekken, zijn de oorsprong van veel onaange-
" naamheden en wanordelijkheden. Zolang velen in een klooster waren,
" schenen ze modellen van deugd te zijn. Maar wanneer ze zich bij hun
" ouders of bij vrienden begeven hadden, verloren ze op korte tijd hun
" goede wil, en als ze dan in het klooster waren teruggekeerd, konden
" ze er niet meer aarden en sommigen kwamen er zelfs toe hun roeping
" te verliezen.
"
Daarom, begeef je niet naar je familie, tenzij voor zwaar-
" wichtige redenen, en wanneer je die redenen hebt, ga er nooit heen
" zonder de vereiste toelating en, voor zover mogelijk, vergezeld
" door een medebroeder die je overste uitkoos.
"
Het aanvaarden van boodschappen, iets of iemand aanbevelen,
" het behandelen van zaken, het kopen of verkopen voor rekening van
" iemand anders, zijn zaken die men steeds moet vluchten, omdat men
" bevonden heeft dat ze verderfelijk zijn voor de roepingen en voor
" de zedelijkheid.
"
4°. 's Avonds na de gebeden ga iedereen zonder uitstel naar
" bed. Zich ophouden om wat te wandelen, iets te bepraten of een of
" ander werk te beëindigen, zijn zaken die schadelijk zijn voor de
" gezondheid van geest en lichaam.
"
Ik weet dat men op bepaalde plaatsen, God zij dank niet in onze
" huizen, pijnlijke wanordelijkheden heeft moeten betreuren. Toen
" men naar de oorsprong ervan zocht, bleek dat de gesprekken in deze
" ogenblikken aan de basis lagen.
"
De stiptheid waarmee men zich naar bed begeeft, hangt samen
" met de nauwkeurigheid bij het opstaan ’s morgens. Het is trouwens mijn
" bedoeling dit met dezelfde aandrang in te prenten. Jullie mogen
" mij geloven, mijn beste zonen, de ervaring heeft fataal bewezen, dat
" het langer trekken van de rusturen 's morgens zonder enige noodzaak,
" steeds een zeer gevaarlijke zaak is geweest. Integendeel, de stiptheid
" bij het opstaan betekent in de eerste plaats het begin van een
" goede dag en men kan haar zelfs een bestendig goed voorbeeld voor
" allen noemen. Wat dat betreft, kan ik niet nalaten de oversten warm
" aan te bevelen het zo te regelen dat allen, namelijk de coadjuteurs
" en het dienstpersoneel de tijd zouden hebben om iedere morgen de
" heilige mis bij te wonen en de gelegenheid zouden krijgen om de heilige
" communie te ontvangen en geregeld tot het sacrament van de boet-
" vaardigheid te naderen, in overeenstemming met onze Constituties.
"
Ik zou willen dat deze brief die ik aan allen in het alge-
" meen toezend, zou beschouwd worden als gericht tot ieder in het bij-
" zonder. Iedereen overwege herhaaldelijk mijn woorden opdat hij ze
" nooit zou vergeten.
"
Maar ik hoop dat wegens de genegenheid die jullie me toedra-
" gen, door de inzet van al je krachten die jullie bij het vervullen
" van je plichten vertonen, vooral bij het in praktijk brengen van de
" raadgevingen van jullie geestelijke Vader en vriend in de Heer,

3 Pages 21-30

▲back to top

3.1 Page 21

▲back to top
- XII/17 -
" jullie mij de grote vertroosting zullen schenken van niet alleen aan
" deze aanbevelingen trouw te zijn, maar meer nog, ze te interpreteren
" in die zin dat ze zullen kunnen bijdragen tot de meerdere glorie van
" God en van onze Congregatie.
"
Met deze overtuiging en met de verwachting mij weldra weer te
" midden van jullie te bevinden, bid ik tot God dat Hij jullie allen zou
" zegenen en jullie een goede gezondheid zou verlenen en de kostbare
" gave van de volharding in het goede.
"
Bidden jullie eindelijk ook voor mij die altijd zal blijven in
" Jezus Christus Onze Heer,
"
" Turijn, 12 januari 1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
IN HET ORATORIO.
Voor de jongens van het Oratorio bezitten we alleen twee avond-
woordjes, die beide merkwaardig zijn, zowel door hun inhoud als door hun
intonatie. In het eerste, dat dateert van de 7de, is de goede Vader ver-
plicht wegens de felle koude de best gepaste middelen aan te bevelen opdat
allen zich zouden beschermen tegen de gevolgen van het gure seizoen.
Daarna geeft hij nieuws over de missionarissen. Eindelijk gaan zijn woor-
den met de grootste natuurlijkheid over in een vurige lofzang op Jezus in
het Heilig Sacrament en op de missiegeest.
"
Wezen jullie aandachtig, mijn beste zonen, want ik zal jullie
" een heilzame raad geven die van groot praktisch nut zal zijn. Wanneer
" jullie in de studiezaal, in de refter of in de spreekkamer komen, ik
" bedoel in die plaatsen waar de omgeving warmer is, houd dan jullie
" dikke kleren niet aan. Wanneer jullie daar buiten komen, zorg er dan
" voor een zakdoek rond de hals te binden of hem gedurende een paar
" seconden voor de mond en de neus te houden, om te beletten dat jullie
" te plots koude lucht inademen, want dat zou jullie veel kwaad kunnen
" doen. Doe hetzelfde wanneer jullie naar de slaapkamer gaan of eruit
" komen. Bij het opstaan 's morgens, zorg er dan voor dat jullie gedu-
" rende enkele minuten niet uit de kamer hoeft te komen, om niet de
" transpiratie te beletten van de poriën die zich onder de dekens heb-
" ben uitgezet. Moeten jullie toch naar buiten, kleed je dan tenminste
" goed aan. In bed zullen jullie ervoor zorgen dat de dekens steeds
" goed hals en rug bedekken, want indien de hals of de rug aan de
" lucht blootgesteld blijven, dan zou het weinig of niet helpen dat
" jullie een matras boven jullie hadden liggen. Je kleren kunnen jul-
" lie ook best op bed leggen om het warmer te hebben. Ik zeg dit niet
" voor hen die een stapel dekens hebben, maar voor hen die er te kort
" hebben. Zij echter van wie de ouders voor geen dekens of warme kle-
" ren hebben gezorgd, zouden moeten zeggen of ze al dan niet kou heb-
" ben, want men moet er dadelijk in voorzien, zoals men dat al voor
" velen gedaan heeft. Ze mogen geen kou lijden door niets te zeggen
" en zich op die manier bloot te stellen aan vele onheilen.
"
Zelf heb ik er enkelen gezien die nog op hun zomers gekleed

3.2 Page 22

▲back to top
- XII/18 -
" waren, en wanneer ik hun vroeg waarom ze hun winterkleren niet aan-
" trokken, hebben ze mij hierop geantwoord dat ze noch een trui,
" noch iets anders bezaten. Indien er nog andere jongens in deze toe-
" stand zijn, dan zullen zij erom vragen. Zoals men anderen van hun
" makkers al van kleren voorzien heeft, zullen ook zij er krijgen.
" Kijk, dit zijn allemaal kleine zaken, maar ze worden gemakkelijk ver-
" zuimd en aldus kon men een verkoudheid opdoen die nadien niet zo ge-
" makkelijk geneest. Ik verzoek jullie, mijn raadgevingen in prak-
" tijk te brengen, want ik wil dat je ziel zich in goede toestand
" zou bevinden, ik zeg wel je ziel, en zo zal ook je lichaam wel-
" varend zijn, God zorgt voor zijn kinderen.
"
Zoals jullie weten hebben wij brieven ontvangen van onze
" missionarissen uit Rio de Janeiro, het eerste land dat ze gezien
" hebben na San Vincenzo, het laatste eiland van Capo Verde. Ze vertel-
" len ons zovele mooie zaken. Ze zeggen dat ze wel gedurende elf
" dagen niets anders gezien hebben dan de hemel en het water, dat de
" zee woelig was en dat allen min of meer te lijden hadden van de zee-
" ziekte, die voortkomt van de maag. Ze vertellen nog vele andere bijzon-
" derheden, die ik jullie thans niet opsom, maar die jullie zullen
" voorgelezen worden van op deze plaats morgenavond. Deze brief is
" gedateerd van 8 december en we hebben hem woensdag, namelijk op
" 5 januari ontvangen, zodat hij ongeveer één maand onderweg gebleven
" is. Ze schrijven dat wanneer ze te Buenos Aires zullen aangekomen zijn,
" ze ons opnieuw zullen schrijven en die brief moet al onderweg zijn.
" Wanneer we veronderstellen dat ze die geschreven hebben op 13 of
" 14 december, dan zullen we die, als het God belieft, ontvangen op
" de 14de of de 15de van deze maand, dus over acht dagen.
"
Zoals ik jullie al gezegd heb, zullen we deze brieven laten
" drukken, zodat wie ze naar huis zou willen zenden, dat zal kunnen
" doen. Met de tijd kan men er dan een klein boekje van maken; samen
" met andere gedrukte documenten over deze missie zal dat een niet
" onaangename lectuur vormen.
"
Don Cagliero dankt jullie zeer voor de gebeden en communies
" die jullie voor hem opgedragen hebben, want het geluk en de voor-
" spoedige reis, schrijft hij allemaal toe aan de gebeden van zijn
" beste jongens uit het Oratorio. Hij zegt eveneens dat hij op de
" dag van de Onbevlekte Ontvangenis de mis heel speciaal voor jullie
" en voor alle leden van de Congregatie heeft opgedragen. Hij beveelt
" jullie aan ermee voort te gaan. Dragen jullie dus allen nog een tweede
" communie op voor hem en voor zijn reisgezellen, de missionarissen,
" ik zeg niet reeds morgen of overmorgen, maar zoals dat jullie past.
" Zij die niet te communie gaan, kunnen dan een bezoek brengen
" aan het Allerheiligste Sacrament en de Heer smeken dat Hij aan de
" missionarissen de nodige genaden zou geven en hen zou belonen voor
" de grote offers die zij gebracht hebben. Het zijn werkelijk grote
" offers. Zich blootstellen aan de gevaren van een lange en gevaar-
" lijke reis om zielen voor God te winnen! Al hun makkers, hun ouders,
" alles verlaten om de voetstappen van Jezus Christus te volgen en
" zijn godsdienst naar deze verre landen te brengen! Hiervoor werden
" er vele offers gebracht en grote uitgaven gedaan.
"
Ik beveel jullie dan ook nog een communie of een bezoek aan
" een kerk aan.
"
Wat een geluk, in ons hart de goddelijke Heiland te mogen

3.3 Page 23

▲back to top
- XII/19 -
" ontvangen! God die ons op ieder ogenblik van ons leven de nodige sterk-
" te en standvastigheid moet geven. Het heilige tabernakel, name-
" lijk Jezus in het Sacrament dat in onze kerken bewaard wordt, is de
" bron van alle zegening en genaden. Hij bevindt zich opzettelijk te
" midden van ons om ons in onze noden te versterken. Geloof mij, mijn
" beste zonen, wie godsvrucht heeft tot het Allerheiligste Sacrament, wie
" namelijk dikwijls goede communies doet en wie bezoeken aflegt bij
" Jezus Christus in het tabernakel, die bezit een veilig onderpand
" voor zijn eeuwige zaligheid.
"
Don Cagliero vertelt ons nog iets anders en ik wil het jul-
" lie niet verzwijgen. De missionarissen gingen een bezoek brengen bij de
" Bisschop van Rio de Janeiro, de hoofdstad van het keizerrijk Brazi-
" lië. Hij heeft ze heel goed bejegend en tussendoor heeft hij hun al
" wenend gezegd, dat hij in heel het seminarie maar vijf seminaristen
" heeft, dat hij al meer dan veertig parochies heeft zonder pastoor en
" dat er zelfs niemand is die vanuit een verre plaats er zich naartoe
" zou kunnen begeven om de sacramenten toe te dienen aan hen die het
" nodig hebben. Alleen in zijn zeer uitgestrekt bisdom zou hij niet
" minder dan vijfhonderd Salesianen nodig hebben die vlijtig zouden
" moeten werken. Zien jullie nu wat een gebrek aan priesters er op
" die plaatsen is?
"
Goede moed! Door het gebruik van de twee middelen die ik aan-
" gewezen heb, hoop ik dat de Heer aan velen van jullie voldoende ge-
" nade en kracht zal geven om later in de geestelijke bediening te
" gaan werken, op die plaatsen waar de behoefte zo groot is.
"
Blijf denken aan mijn raadgevingen voor jullie gezondheid.
" Goede nacht.
In zijn tweede avondwoordje maakt Don Bosco gebruik van de noveen van de
H. Franciscus van Sales om de jongens te spreken over het veelvuldige ge-
bruik van de Sacramenten. Hij geeft hun de raad, af en toe over hun roeping
na te denken. Tenslotte wijst hij hun op de christelijke liefde tegenover
hun makkers, en op het geduld waarmee ze de ongemakken van de winter moe-
ten verdragen.
"
Morgen beginnen wij de noveen van de heilige Franciscus van Sales.
" Het is juist dat wij ze vandaag hadden moeten beginnen om dan het
" feest te vieren op de dag waarop het valt, maar om het gemakkelijker
" te maken, zullen we het feest niet op zaterdag maar op zondag vieren,
" en daarom is het dat we de noveen eerst morgen zullen beginnen. Het
" feest van de H. Franciscus van Sales is ons titulair feest, namelijk
" het feest dat de titel of benaming aan ons Oratorio geeft en daarom
" wordt dit dan ook genoemd: Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
" Wij moeten het dus met de grootst mogelijke plechtigheid en gods-
" vrucht vieren. Daarom zal ieder gedurende deze noveen zich zo goed
" mogelijk voorbereiden om het te doen slagen, tot heil van zijn ziel.
"
De grote zaak die ik jullie hiervoor wil aanraden, zoals
" doorgaans voor alle andere novenen, is weer deze welke ik jullie
" thans voorstel. Iedereen houde zijn geweten zodanig dat hij iedere
" morgen te communie kan gaan. Wat het aantal communies betreft, daar-
" over zal ieder van jullie het eens worden met zijn biechtvader en zo

3.4 Page 24

▲back to top
- XII/20 -
" dikwijls ter heilige tafel naderen als deze het hem zal aanduiden.
" Maar het grote punt dat men niet mag vergeten is dit, dat men zijn geweten
" steeds in een toestand moet bewaren die hem toelaat iedere dag te
" communie te gaan.
"
Hier is het goed dat ik jullie zou spreken over een misbruik
" waarover reeds vroeger gesproken werd. De sacristie zit dikwijls zo
" eivol jongens dat men er bijna niet doorkomt. Er zijn er bij die
" daar komen, niet met het inzicht om hun biecht te spreken, maar om
" er warm te zitten. Tot zover is dat niet erg, vermits ze proberen
" de koude te ontvluchten; wie het koud heeft en bijna bevroren is,
" is tot niets meer in staat. Maar dat is de reden niet. Was het in
" de kerk werkelijk koud of zou men er verkleumen, dan zouden ze ge-
" lijk hebben dit te doen, maar vermits het in de kerk voldoende warm
" is, kunnen we ze zeker niet prijzen wanneer ze op die manier de
" gemeenschappelijke gebeden verzuimen. Indien iemand het werkelijk
" koud heeft, dat hij er dan met mij of met Don Chiala of met Don Sala
" over spreke, zodat we hem een verwarmingstoestel kunnen bezorgen dat
" hij kan meenemen naar de kerk.
"
Maar alle gekheid op een stokje, moet ik jullie zeggen dat
" dit geen gering ongemak meebrengt. Het gebeurt sinds geruime tijd
" dat niet weinig jongens en meestal grotere jongens, bij mij zouden
" willen te biechten gaan en wanneer ze in de sacristie komen en zien
" dat ze al vol is, zeggen ze: - Vanmorgen kan ik niet te biechten
" gaan. Ik zal op een andere morgen komen. - Ofwel zijn ze verplicht
" bij een andere biechtvader te gaan, omdat ze zien dat er zovelen
" rondom mij zitten.
"
Laten we dus enkele normen vaststellen, opdat voortaan deze
" jongens kunnen bevredigd worden en ook opdat men uit de biecht meer
" vruchten zou halen voor zijn geestelijk leven.
"
Als eerste norm dan de volgende. Niemand ga te biechten
" vooraleer er acht dagen sinds zijn laatste biecht verstreken zijn.
" Er zijn er vooral bij de kleinere jongens die wel iedere dag zouden
" willen gaan. Men houde zich in het algemeen aan deze norm en dan
" zal er gelegenheid zijn voor iedereen.
"
Niemand mag echter een maand laten voorbijgaan zonder te
" biechten te gaan. Als gewone regel ga men om de tien, twaalf of veertien
" dagen. Velen zeggen: - Wij zouden om de acht dagen willen gaan. -
" - Wel, dat ze dan alle acht dagen gaan en ze zullen er voordeel bij
" ondervinden.
"
Maar daar antwoordt mij iemand: - Ik zou wel veelvuldig de
" heilige communie willen ontvangen, maar een paar dagen na mijn biecht
" ben ik alweer zoals vroeger. Als ik dan niet te biechten kan gaan,
" durf ik niet te communie gaan.-
"
Hem zal ik zeggen: - Indien je niet in staat bent te volharden
" in die staat van je geweten zodat het je mogelijk is na acht dagen
" nog te communie te gaan, dan raad ik je niet aan zo dikwijls te
" communie te gaan
"
- Maar ik ben van plan mij te beteren. Wanneer ik dikwijls te
" biechten ga, dan zal ik mij gemakkelijker beteren.
"
- Neen, mijnheer, antwoord ik hem. De tijd die je zou gebrui-
" ken om op een en dezelfde week twee- en driemaal te biechten te gaan,
" gebruik die om een wat vaster voornemen te maken en je zal zien dat
" dat heel wat doeltreffender is dan meer te biechten te gaan, zoals

3.5 Page 25

▲back to top
- XII/21 -
" je zou willen doen, steeds met weinig berouw en een zwak voornemen.
" Daarom heeft je biechtvader je opgelegd niet zo dikwijls te biechten te
" gaan opdat je je beter zou voorbereiden en in de vereiste gesteld-
" heid zou zijn. - Er is een enkel geval waarin ik geloof dat men vaker te
" biechten moet gaan, en dat is als de biechtvader zelf, na het ge-
" weten van zijn biechteling goed te hebben doorvorst, hem zou zeggen:
" Kom te biechten telkens je in gevaar bent terug te vallen in deze of
" gene zonde, Het is nodig om deze gewoonte te overwinnen, om deze slechte
" hartstocht met wortel en tak uit te roeien. - Wanneer je biechtvader je
" deze raad geeft, dus voor een speciaal doel, dan is het zeker dat de
" biechteling er voordeel zal uithalen. Buiten dit geval nemen jullie
" de gewoonte aan om de acht, tien of twaalf dagen te gaan en dan zal
" je, volgens de raad van je biechtvader ook dikwijls een heilige com-
" munie kunnen doen.
"
De tweede norm die ik jullie zou willen voorstellen opdat je
" met meer gemak zou kunnen te biechten gaan is deze. Het is me goed dat
" jullie allemaal bij mij te biechten komen, maar ik zie dat meestal
" de kleintjes de eersten zijn om mij te omringen. Wanneer dan de
" groteren komen, vinden ze alle plaatsen bezet, en omdat ze niet zo-
" lang kunnen wachten, gaan ze weg. Het is juist dat ook de kleine
" visjes niet te versmaden zijn. Vooral wanneer men er veel samen
" heeft kan men er een smakelijk gerecht van maken, maar ik zeg jul-
" lie recht uit dat, wanneer er grotere vissen te krijgen zijn, ik daaraan
" de voorkeur geef. Vooral omdat zij op een leeftijd gekomen zijn waar-
" op ze een ernstig besluit moeten maken over hun roeping, zodat ze
" het meer nodig hebben zich te onderhouden met Don Bosco en hem raad
" te vragen. Daarom verlang ik dat ze altijd de voorkeur zouden heb-
" ben. Het is waar dat ze nog het ganse jaar voor zich hebben om een
" besluit te nemen, maar ik zou zo tevreden zijn dat niemand voor dit
" zo gewichtige besluit de laatste dagen van het jaar zou afwachten.
" Dan gaat men bij de beraadslaging met overijling te werk, met het
" gevaar geen goede keuze te doen: een of ander menselijk doel kan
" dan de balans laten omslaan, aangezien men bij een haastige beslis-
" sing de zaak niet meer zo kalm kan overdenken en niet zo nauwkeurig
" kan onderzoeken. Ik zou zelfs tevreden zijn als de jongens van de
" derde en vierde klas van het gymnasium al aan hun roeping begonnen te
" denken. Het is nooit te vroeg om aan zijn toekomst te denken, en de
" jongens van d e derde en van de vierde klas zijn al oud genoeg en zijn in
" hun studies al ver genoeg gevorderd om er met werkelijk voordeel over
" te spreken.
"
En wat zal ik je nu voorstellen om onze heilige patroon te eren?
" De H. Franciscus van Sales, jullie weten het, is de heilige van de
" zachtmoedigheid en van het geduld. En ik zou dus willen dat jullie
" allen gedurende de noveen zouden trachten hem in deze deugd na te
" volgen. Ik zou willen dat jullie een kapitaaltje aanleggen van deze
" zachtmoedigheid om steeds jullie hart te bezielen en jullie ertoe
" te brengen je makkers lief te hebben en nooit boos op hen te zijn,
" ze niet te bejegenen met smadelijke of misprijzende woorden, maar hun
" echter steeds goed te doen waar jullie ook maar kunnen. En nu ik
" het er toch over heb, zou ik willen dat jullie speciaal het voorne-
" men maken dat deze liefde voor elkaar er jullie zou toe brengen aan elkaar
" goede raad te geven, en nooit, zoals het al te veel bij de mensen
" gebeurt, elkaar tot het kwaad aan te zetten door slechte raad. Passen

3.6 Page 26

▲back to top
- XII/22 -
" jullie op, er is niets dat meer schade kan berokkenen dan slechte
" raad, vooral wanneer men nog op jeugdige leeftijd is. Iemand heeft
" besloten het goede te doen en nu komt er plots een makker die hem
" het tegenovergestelde voorstelt, zoals geen vergiffenis schenken,
" niet gehoorzamen, een boek niet afgeven, met geen goede makkers
" omgang hebben, zich op afstand houden van de oversten, niet luis-
" teren naar hun vermaningen. En hij die aanvankelijk van goede wil
" was, valt nu, bijna zonder het te bemerken, in het kwaad door de
" slechte raad van die makker. Geloven jullie me vrij, wanneer integen-
" deel iemand op het gepaste ogenblik en op de gepaste plaats met
" genegenheid aan een makker een goede raad weet te geven, die verricht
" een groot goed. Doorgaans is de makker er niet met hardnekkigheid
" op uit het kwade te doen. Hij zal het doen zonder er weinig over na
" te denken en wanneer een vriendenstem hem vermaant, trekt hij zich
" terug zodat het kwade verhinderd wordt en het goede gebeurt. Indien
" jullie gedurende deze noveen er zouden mee beginnen de raad die ik
" jullie geef in praktijk te brengen en daarmee door te gaan voor
" heel dit jaar en voor de rest van jullie leven, wat al goed zouden
" jullie kunnen doen aan jullie zelf en aan jullie makkers!
"
Thans moet ik jullie nog een bloempje geven. Het seizoen is
" eerder ruw en als bloempje zou ik willen dat jullie al de koude,
" vochtigheid en andere ongemakken gedurende de noveen zouden ver-
" dragen zonder daarover te klagen en dat om de H. Franciscus aangenaam
" te zijn. Telkens als het jullie overkomt iets te moeten lijden,
" zoals ziekten, beledigingen e.d. zeggen jullie dan; ter ere Gods.
" De Heer zal hierover zeer tevreden zijn en door tussenkomst van
" de H. Franciscus zal hij jullie zegenen.
"
Wie dan nog een andere oefening van vroomheid wil verrichten,
" die kan dat doen en goed doen, vooral door deze heilige na te vol-
" gen in het stilzwijgen en in de gematigdheid, door steeds beschei-
" den te zijn in het spreken zonder jullie makkers te krenken.
"
Het is mijn gewoonte om voor te stellen dat men gedurende
" deze plechtige novene te communie zou gaan in de loop van de week en
" veelvuldiger dan dat men dat op andere tijdstippen doet. Wie het
" niet sacramenteel kan doen, doe een geestelijke communie. Iedereen
" make van nu af het voornemen een grote stiptheid in zijn plichten
" te betrachten. Goede nacht!
AAN DE COLLEGES.
Vooraleer de veelvuldigheid van zijn werken hem noodzaakte een een-
vormige nieuwjaarswens uit te spreken, bereikte het woord van Don Bosco recht-
streeks of door bemiddeling van de directeurs, met Nieuwjaar ook de afzonder-
lijke colleges, waar men het met verlangen tegemoet zag. Voor het jaar
1876 blijven ons slechts twee van deze brieven met nieuwjaarswensen over,
een voor Lanzo en een ander voor Varazze. Aan zijn zonen van Lanzo schreef
hij het volgende:
"
Aan mijn beste vrienden de Directeur, de meesters, de le-
"
raren, de leerlingen en al de bewoners van het College yan
"
Lanzo.

3.7 Page 27

▲back to top
- XII/23 -
"
Laat me toe het jullie te zeggen, dat niemand zich gekrenkt
" voele, maar jullie zijn allemaal dieven. Ik zeg en herhaal het,
" want jullie hebben mij geheel genomen.
"
Toen ik te Lanzo was hebben jullie mij betoverd door jullie
" welwillendheid en minzaamheid. Jullie hebben door je vroomheid mijn
" geesteskrachten geboeid. Er bleef mij nog dit arm hart over, waarvan
" jullie mij de genegenheden reeds volkomen geroofd hadden. Thans heeft
" jullie brief, ondertekend door 200 beste vriendenhanden, van gans
" mijn hart bezit genomen. Er blijft mij niets meer over, tenzij het
" vurige verlangen jullie lief te hebben in de Heer, jullie goed te
" doen, de ziel van allen te redden. Deze edelmoedige trek van genegen-
" heid nodigt me uit jullie zo gauw mogelijk een bezoek te brengen
" en ik hoop dat dit bezoek niet lang op zich zal laten wachten. Bij
" deze gelegenheid wil ik dat we werkelijk verheugd zouden zijn en dat
" we aan de wereld laten zien hoe men ware vreugde kan bezitten zonder
" de Heer te krenken.
"
Ik dank dan ook uit ganser harte voor alles wat jullie voor mij ge-
" daan hebben. Ik zal niet nalaten jullie iedere dag in de heilige
" mis te gedenken door aan de goddelijke Goedheid te vragen dat
" Zij jullie de gezondheid zou verlenen om te studeren, de sterkte om de
" bekoringen te bestrijden en de grote genade te leven en te sterven
" in de vrede van de Heer. Op de 15de van deze maand, toegewijd aan de
" Heilige Mauritius, zal ik de mis opdragen voor jullie intenties en
" jullie zullen mij de christelijke liefdedaad bewijzen, op die dag de
" heilige communie te ontvangen opdat ook ik met jullie naar het Para-
" dijs zou mogen gaan.
"
Moge God allen zegenen en geloof steeds dat ik blijf in Jezus
" Christus
"
" Turijn, 3 januari 1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Voor de jongens van Varazze drukte hij zijn gevoelens uit door aan hun di-
recteur, Don Francesia, te schrijven en hem de opdracht toe te vertrou-
wen zijn tolk te zijn.
"
Beste Don Francesia,
"
"
Ik voel een grote behoefte je te zien en ook je te spreken. Wel-
" licht zal dat niet het geval zijn voor het feest van de H. Francis-
" cus van Sales. Inmiddels zal je me een genoegen doen door mij nieuws
" te laten weten over het onderwijzend personeel, over de assistenten
" en over het werkend personeel, zowel over hun zedelijkheid als over
" hun werkzaamheid naargelang de noodzaak. Het is waar dat we hier maar
" met weinigen zijn, maar indien je volstrekt iemand nodig zou hebben,
" dan zal ik het zo aan boord leggen dat ik iemand voor je vind.
"
De jonge geestelijke Barberis drukte mij zijn verlangen uit de pia-
" no te bespelen (actief), en vroeg me dit voor hem aan te bevelen.
" Zeker, indien jij het verbiedt, dan heb je daarvoor wel een gegron-
" de reden. Niettemin kan je eens nagaan of je met deze vergunning
" iets kan bekomen dat bij hem te wensen overlaat. Doe in ieder geval toch

3.8 Page 28

▲back to top
- XII/24 -
" wat je best acht voor Gods glorie.
"
Ik wou aan jou en mijn beste leerlingen een brief schrijven
" om hun allen goede eindejaarsfeesten en een zalig Nieuwjaar te wen-
" sen. Dat kon ik toen niet doen en daarom heb ik het inzicht het nu
" te doen. Wees dus mijn tolk van de vele mooie wensen bij gans onze
" beste familie van Varazze. Zeg aan allen dat ik van hen houd en dat
" uit ganser harte in de Heer, dat ik ze iedere dag in de heilige mis aan-
" beveel, dat ik voor hen vraag een stabiele gezondheid, vooruitgang
" in de studies en de echte rijkdom die de heilige vreze Gods is.
"
Indien ze dan iets zouden willen doen dat me werkelijk aan-
" genaam zal zijn, laten ze dan een heilige communie opdragen ter mijner
" intentie of liever voor een bijzondere behoefte op de derde donder-
" dag van deze maand.
"
Ik zit met vervelende zaken, en ik heb geoordeeld je te moe-
" ten schrijven om me wat te verlichten. God moge jou en al de jouwen
" zegenen. Ik blijf in Jezus Christus
"
" Turijn, 10- 1876
je toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
" P.S. - Vandaag hebben we nieuws ontvangen uit Marseille, dat onze mis-
"
sionarissen op 13 december van verleden jaar te Buenos Aires
"
zijn aangekomen.
Voor Borgo S. Martino is er een vaderlijke brief, die eigenlijk
omstreeks de helft van februari geschreven werd, maar die ook hier goed op
zijn plaats is.
"
Beste D. Bonetti,
"
" Ik heb aan Ridder Rho (1) geschreven in de zin welke je mij
" aangeduid had, en heb hem herinnerd aan de oude beloften die hij
" mij herhaaldelijk gedaan heeft. Indien hij mij antwoordt, laat ik
" het je zien. Ik hoop dat alles goed gaat.
"
Met het oog op het grote en misschien nog stijgend aantal leer-
" lingen van het College van Sint-Carolus, zou je eens moeten na-
" gaan of je er niet een tiental ongeveer van de zwaksten zou kunnen
" uitkiezen om ze dan, na vooraf hun ouders er kennis van te hebben
" gegeven, naar Lanzo te sturen, waar ze ruimte in overvloed hebben.
" Je zou bij voorkeur dezen kunnen uitkiezen die van onze streek zijn.
"
Onderzoek dit punt en zeg me dan te zijner tijd iets daarover.
"
Je zal aan Giolitto zeggen dat ik, omdat ik niet slecht ge-
" noeg ben, hem niet kan verhoren. Groet D. Gallo, Ferrero en Adamo met
" al onze medebroeders en bid voor deze beklagenswaardige mens die
" voor jou steeds in Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 14-2-1876.
je toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
(1) Koninklijke Provisor voor de studies in de provincie Turijn. Toen hij student was, kende
hij Don Bosco in 1840 (Lemoyne, Mem. Biogr. boekdeel I, blz. 319.)

3.9 Page 29

▲back to top
- XII/25 -
De "vervelende zaken" waarnaar verwezen wordt in de brief aan Don
Francesia waren de gewone zedelijke en stoffelijke beslommeringen. Juist
op die dag had hij vanuit Rome kennis gekregen van lasterlijke brieven
"tegen het nieuwe Instituut" die elkaar opvolgden.(1) Dat was een onbehaaglijke
mededeling, vooral omdat Don Bosco hoopte op een gunstige uitslag van zijn
tweede aanvraag betreffende de privilegies.(2) Bovendien wist hij dat er
gekuipt werd om een onderzoek te openen over de methode bij de theologische
studies in het Oratorio. De navorsingen gebeurden langs vertrouwelijke weg,
maar dat verminderde zijn bezorgdheid niet. De theoloog Negri, die te Tu-
rijn verbleef, werd ermee gelast. Om inlichtingen in te winnen wendde hij
zich tot de theoloog Pechenino en deze, een goede vriend van Don Bosco ver-
trouwde hem de zaak toe. Dat wantrouwen te Rome ten laste van de Salesianen
deed Don Bosco veel verdriet.
Niet minder zware beslommeringen veroorzaakte aan Don Bosco het grote
geldgebrek. Alleen al voor de inkopen bij de groothandel had het pakhuis
van het Oratorio zeventigduizend lire schulden, een cijfer dat toen bui-
tensporig hoog was. Nu was het juist weer de tijd om aan nieuwe inkopen
van voorraad te gaan denken. De bezorgdheid van de arme Don Bosco blijkt
voldoende uit een brief van hem aan advocaat Galvagno di Mareno, edelmoedi-
ge weldoener van het Oratorio.(3)
"
Beste Heer Advocaat,
"
"
Bij het ontvangen van deze brief zult U dadelijk zeggen: Don
" Bosco zit in de put en zoekt naar liefdadige mensen. En het is werkelijk
" zo. In het hartje van de winter lopen van mijn 900 jongens er nog
" meer dan de helft in zomerkledij. Indien de Heer u in staat zou
" gesteld hebben mij te komen helpen, dan zou dat werkelijk un vestire i
" nudi zijn, waarvan de Zaligmaker zegt dat het aan Hem zelf gedaan
" wordt, zodat hij U zeker goed zal ontvangen, wanneer U zich zult
" aanbieden voor zijn goddelijke rechtbank.
"
Hoewel ik U mijn grote nood uiteenzet, vraag ik U enkel te doen
" wat U kunt. Daarom zal ik van mijnentwege niet verzuimen eveneens
" iedere dag te bidden, opdat God aan U, aan Mevrouw uw echtgenote,
" lange jaren van een gelukkig leven zou schenken en er zou voor zor-
" gen dat uw kinderen opgroeien in gezondheid en in de heilige vrees
" des Heren. Inmiddels heb ik met diepe dankbaarheid de eer en het
" genoegen mij van U te mogen betuigen
"
"
de nederige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
" Oratorio van de H. Franciscus van Sales te Turijn, 12-1876.
Na dit kort commentaar over de "vervelende zaken" waarvoor Don Bosco
(1) Aangehaalde brief van Mgr. Fratejacci.
(2) cfr. Boekdeel XI, blz. 363.
(3) zie Boekdeel XI, blz. 98.

3.10 Page 30

▲back to top
- XII/26 -
het noodzakelijk vond verlichting te zoeken door aan zijn beste Don France-
sia te schrijven, geven we ons volledig rekenschap van wat Don Barberis in
zijn kleine kroniek noteert: "Don Bosco is dezer dagen zeer terneergesla-
gen en is niet goed." Maar dezelfde kroniekschrijver merkt dadelijk op:
"Toch denkt hij aan alles, vraagt en verstrekt hij inlichtingen over alles.
Hij treft schikkingen en geeft raad." Evenmin ontbrak hem de opbeuring van
stevige vertroostingen. Het troost me zeer - vertrouwde hij aan Don Barberis
toe - te zien hoe allen een godsdienstige geest verwerven, ja, de zaken
gaan werkelijk goed en zolang er veel te werken valt, zullen de zaken al-
tijd goed gaan.
AAN DE MISSIONARISSEN
Het eerste woord dat Don Bosco aan zijn zonen in de missie richtte,
is vervat in een beknopt briefje. Zonder veel omhaal van woorden schrijft
hij hun dat de tijd hem ontbreekt om veel te schrijven, hoewel hij dat
graag had gedaan. Al is dat briefje kort, toch weet Don Bosco er veel in
uit te drukken. Uit de manier waarop hij het overlijden meldt van de moe-
der van Galeffi, de President van Torre de'Specchi, schijnt het dat Don
Bosco zou geschreven hebben niet zodra hij langs Marseille om bericht ge-
kregen had van de aankomst van de m iss iona ris sen, m aa r nadat hij de
eerste brief van Don Cagliero vanuit Buenos Aires, daterend van 17 janu-
ari, ontvangen had.
"
Beste Don Cagliero,
"
"
Een zeer hartelijke groet aan jou en aan al mijn beste Sale-
" sianen, die met jou hun moeizaam werk delen.
"
Moeder Galeffi is op de 13de van deze maand gestorven. Gravin
" Callori, Mama Corsi, Monseigneur Fratejacci, Advocaat Menghini
" bidden voor jullie en sturen jullie hun beste wensen toe.
"
Denk eraan dat we voor oktober zullen zorgen, een dertig
" Dochters van Maria, Hulp der Christenen, met een tiental Salesia-
" nen te zenden, van wie sommigen ook vroeger kunnen komen indien
" dat dringend nodig zou zijn.
"
Daar er in Brazilië een groot tekort aan priesters bestaat, zou-
" den we de mogelijkheid niet kunnen onderzoeken een huis te stich-
" ten te Rio de Janeiro?
"
Commandant Gazzolo schrijft niets en laat geen nieuws weten.
" Groet hem van mijnentwege.
"
Je zal aan de heer Benitez zeggen dat ik hem bedank voor de
" goedheid welke hij tegenover jullie betoont. Ik verlang ten zeerste
" je te zien. Indien ik dat genoegen niet meer op aarde zou beleven,
" dan geef ik jou van heden af afspraak in de Hemel. Amen.
"
Moge God jullie allemaal zegenen. Wezen jullie allen ver-
" heugd in de Heer.
"
" Turijn, januari 1876.
Priester Gio. Bosco
Die expeditie van missionarissen naar Amerika was wel een heel bij-
zonder feit. Geen enkel ander vertrek van dien aard had zoveel ophef gemaakt. Na

4 Pages 31-40

▲back to top

4.1 Page 31

▲back to top
- XII/27 -
maakt. Na hun vertrek verspreidde Don Bosco bij honderden, afdrukken van de
foto die men vooraan het elfde boekdeel ziet, en voegde er zijn beste wen-
sen voor Kerstmis en Nieuwjaar op een briefje aan toe. Na hun aankomst
opende de Unità Cattolica een rubriek met als titel: "Van Turijn naar Buenos
Aires." Vanaf 20 januari begon de krant een reeks brieven uit te geven,
waarvan de publicatie met ongeduld werd verwacht en gretig werd gele-
ze n. D e nummers waarin ze verschenen, werden te Turijn van het ene gezin naar
het andere doorgegeven, zodat de afzet van de krant er erg door steeg.
Bovendien verhoogde de Salesiaanse Missie de goede faam van de Italiaanse
clerus, die niet overal op een hoog peil stond. In Italië en daarbuiten
verwekte deze expeditie een buitengewone vurigheid voor de buitenlandse mis-
sies. In de schoot van de Congregatie waren er velen die hun vertrokken mede-
broeders benijdden en Don Bosco lastig vielen met hun vragen om ook te mogen
vertrekken.
We zullen dit hoofdstuk beëindigen op dezelfde manier waarop wij het
begonnen zijn, namelijk met nog eens te luisteren naar het woord door
Don Bosco in de intimiteit gesproken. Het is een gesprek met Don Barberis
op 21 januari. Over Don Barberis, een eenvoudige, rechtschapen en zeer
vrome man, zei Don Bosco eens: - Don Barberis heeft Don Bosco begrepen.-
Voor zover het mogelijk was stelde Don Bosco er prijs op dat er in het be-
stuur mensen zouden zijn met een stevige deugdzaamheid, liever dan intel-
lectuelen. Daarom onderhield hij zich graag met Don Barberis om over intieme
zaken te spreken. De avond van die dag, na het avondmaal, sprak hij hem al-
dus aan: - Er is veel te doen, mijn beste Don Barberis, oh! wat is er veel
te doen. Vandaag, zoals bijna iedere dag, was ik kwart over twee na het
middagmaal al aan mijn bureau om er te werken. Tot acht uur ben ik er ge-
bleven en nog heb ik niet alles kunnen afwerken. Mijn tafel ligt nog vol
brieven, die op een antwoord wachten. En toch kan men niet zeggen dat ik
traag schrijf. Onder mijn vingers gaat heel wat werk door. Ik bemerk dat
door oefening en door van de ene zaak op de andere over te gaan, ik een
snelheid heb verworven waarvan ik niet weet of ze nog groter kan zijn. Maar
ja... laten we doen wat we kunnen ad maiorem Dei gloriam en wat we niet
kunnen doen, daarvoor moeten we geduld oefenen en het ongedaan laten.
Hier onderbrak Don Barberis hem en wenste hem nog vele jaren en een
goede gezondheid, opdat hij erin zou slagen nog vele van die grote zaken af
te werken. Daarop hernam Don Bosco: - Ook ik denk af en toe, dat indien de
Heer mij de gunst zou verlenen tachtig of vijfentachtig jaar te worden en
mij een gezondheid en verstandelijke vlugheid bleef geven, men heel wat
zaken zou zien gebeuren en dat niet enkel Italië, maar Europa en de ganse
wereld het zouden bemerken. Maar de Heer moge erover beschikken zoals Hij
dat meent. Wat mij betreft, zolang Hij mij in leven laat, blijf ik graag
leven. Ik werk zoveel ik kan en met spoed, omdat ik zie dat de tijd dringt
en dat, al leeft men nog zolang men maar wil, men toch nooit maar de helft
kan doen van wat men zich voorstelde. Ik smeed plannen, ik probeer ze uit te
voeren, en ik verbeter veel zaken voor zover ik kan, en dan wacht ik tot
het uur van vertrek zal slaan. Wanneer de klok met haar bom, bom, bom mij
het sein voor het vertrek zal geven, dan zullen we vertrekken. Wie in deze
wereld zal overblijven, zal dan het werk voltooien dat ik ter voltooiing heb
nagelaten. Zolang ik dat bom, bom, bom niet hoor, houd ik er niet mee op.
De werkelijkheid is, dat bij de dood van Don Bosco er meer gedaan
was dan hij aan anderen overliet ter voltooiing. Op die manier had hij voor
zijn opvolgers het terrein voorbereid. Ook zij zouden, door zijn geest
bezield, het werk blijven voortzetten tot heden toe en men kan niet
voorzien, dat er enige reden zou zijn om een stilstand in de vruchtbaarheid
van de werken te vrezen.

4.2 Page 32

▲back to top
- XII/28 -
H O O F D S T U K II
TWEE DROMEN - GEMOR - DRIE DODEN.
In de tweede helft van januari had Don Bosco een symbolische droom,
waarover hij met sommige Salesianen sprak. Don Barberis verzocht hem deze
in het openbaar te vertellen, omdat zijn dromen bij de jongens zeer veel
gehoor vonden, hun veel goed deden en genegenheid voor het Oratorio deden
ontstaan.
"Ja, dat is waar", antwoordde Don Bosco - ze stichten goed en er
wordt graag naar geluisterd. De enige die er schade door lijdt ben ik,
want het zou nodig zijn ijzeren longen te hebben." Men mag wel zeggen dat
er in het Oratorio niemand is die zich door deze verhalen niet geraakt ge-
voelt. Doorgaans zijn allen in deze dromen betrokken en iedereen wil weten
in welke staat ik hem gezien heb, wat hij moet doen, welke betekenis dit of
dat heeft en dan word ik dag en nacht erdoor gekweld. Wanneer ik verlangen
naar de biecht wil opwekken, dan moet ik maar een droom vertellen. Luis-
ter, doe dit. Volgende zondag zal ik tot de jongens spreken en jij zal mij
in het openbaar ondervragen. Ik zal dan de droom verhalen.
Op 23 januari, na het avondgebed besteeg hij de katheder. Zijn ge-
laat dat van vreugde straalde, duidde, zoals altijd, werkelijk zijn te-
vredenheid uit zich bij zijn zonen te bevinden. Toen het wat stil geworden
was, vroeg Don Barberis het woord en ondervroeg hem: - "Pardon, Don Bosco,
staat U me toe U een vraag te stellen?"
- "Vraag maar."
- "Ik heb horen zeggen dat U een van deze nachten een droom gehad
hebt over zaad, een zaaier, kippen en dat U hem al verteld hebt aan de jon-
ge geestelijke Calvi. Zou U hem ook voor ons willen vertellen? Dat zou ons
een groot genoegen doen."
- "Nieuwsgierige, die je bent!", antwoordde Don Bosco op een beris-
pende toon. En dan weerklonk een algemeen gelach.
- "Kijk, ik geef er niet om dat U me uitmaakt voor een nieuwsgierig
mens, als U ons maar de droom vertelt. En met mijn vraag meen ik de tolk
te zijn van het verlangen van alle jongens die zeker graag naar U zullen
luisteren.
- "Indien het zo is, dan zal ik hem vertellen. Ik wou er niets over
zeggen, omdat er zaken bij zijn die enkelen onder jullie in het bijzonder
aangaan en ook zaken die jou betreffen en je oren wat zullen doen tuiten,
maar vermits je er mij om vraagt, zal ik hem vertellen."

4.3 Page 33

▲back to top
- XII/29 -
- "Maar, Don Bosco, als ik moet afgeranseld worden, bespaar me dat
in het openbaar."
- "Ik zal de dingen vertellen zoals ik ze droomde en ieder moet er
maar het zijne uithalen. Maar in de eerste plaats moet iedereen goed voor
ogen houden dat de dromen al slapend gebeuren en dat men in de slaap niet
redeneert. Daarom, als er iets goeds uit te rapen valt, een of ander ver-
manend woord, raap het er dan uit. Voor het overige moet niemand bang zijn.
Ik heb gezegd dat, toen ik 's nachts droomde ik aan het slapen was, want
sommigen dromen ook overdag tot groot ongemak voor hun leraren voor wie het ver-
velende leerlingen zijn."-
"
Het scheen mij toe ergens ver van hier te zijn en mij te
" Castelnuovo d'Asti, mijn geboorteplaats, te bevinden. Voor mij lag een
" groot uitgestrekt terrein in een ruime en mooie vlakte, maar dat
" terrein behoorde ons niet toe en ik wist ook niet van wie het kon
" zijn.
"
Op dat veld zag ik vele mensen aan het werk met hakken, met
" schoppen, met eggen en andere werktuigen. De ene was aan het ploegen,
" de andere zaaide graan, een andere effende de grond en nog anderen
" deden wat anders. Hier en daar waren er meestergasten aangesteld om
" het werk te leiden en bij deze groep scheen ik zelf ook te zijn. Op
" een ander deel van de akker waren landbouwers in koor aan het zin-
" gen. Ik keek verstomd rond en ik kon me niet voorstellen waar ik
" mij bevond. Bij mezelf zei ik maar altijd: - Maar tot welk doel
" werken die mensen zo hard? - En ik antwoordde mezelf: - Om voor
" mijn jongens de kost te winnen. - En het was werkelijk wonderbaar om
" aan te zien hoe die goede landbouwers geen ogenblik hun werk in de steek
" lieten, maar steeds onafgebroken met dezelfde ijver en bezorgdheid
" voortwerkten. Er waren er maar enkelen die stonden te lachen en
" onder elkaar kwinkslagen te verkopen.
"
Terwijl ik aldus dat mooie toneel stond te bekijken, keek ik
" rondom mij en zag ik dat enige priesters en vele van mijn jonge
" geestelijken mij omringden, sommigen in mijn nabijheid, sommigen op
" een zekere afstand. Ik zei bij mezelf: - Maar ik droom, want mijn
" jonge geestelijken zijn te Turijn en hier zijn we, integendeel, te
" Castelnuovo. En hoe kan dit dan gebeuren? Ik ben helemaal op mijn
" winters gekleed. Gisteren nog had ik het zo koud, en nu wordt hier
" graan gezaaid. - En ik raakte mijn handen aan en wandelde en zei:
" - Maar het is toch geen droom, dit is werkelijk een akker. Die jonge
" geestelijke die daar staat is A... en de jonge geestelijke hier is
" B... in vlees en bloed... En hoe zou ik nu in een droom dit en dat
" kunnen zien?
"
Ondertussen had ik een alleenstaande oude man in het oog ge-
" kregen, die, naar zijn uitzicht, er zeer goedwillig en bedachtzaam
" uitzag en die bezig was mij en de anderen in het oog te houden. Ik
" naderde hem en vroeg: - Zeg, brave man, luister eens! Wat is dat
" voor iets wat ik hier zie en waarvan ik niets begrijp? Waar zijn
" wij hier? Wie zijn die arbeiders? Van wie is die akker?
"
- Oh, antwoordt mij de man - wat voor vragen stelt U mij daar?
" U bent priester en U kent deze zaken niet?
"
- Maar zegt U me toch, meent U dat ik droom of dat ik wakker
" ben? Want mij schijnt het toe dat ik aan het dromen ben en de zaken

4.4 Page 34

▲back to top
- XII/30 -
" die ik zie, lijken mij onmogelijk.
"
- Ze zijn zeer goed mogelijk en mij schijnt het toe dat U
" klaarwakker bent. Bemerkt U dat niet? U spreekt, lacht, maakt een
" kwinkslag.
"
- En toch zijn er mensen - voegde ik eraan toe - die menen
" dat ze spreken, luisteren en werken in hun droos: alsof ze wakker
" zijn.
"
- Maar neen toch. Laat dat alles opzij, U bent hier met ziel
" en lichaam.
"
- Welnu, het weze dan zo. En indien ik wakker ben, zeg me dan
" van wie deze akker is.
"
- U hebt Latijn gestudeerd. Welk is het eerste naamwoord van
" de tweede verbuiging die U bij Donato geleerd hebt? Weet U dat nog?
"
- Zeker weet ik dat nog. Maar wat heeft dat te maken met wat
" ik U vraag?
"
- Het heeft er heel wat mee te maken. Zeg maar eens welk het
" eerste naamwoord is dat men in de tweede verbuiging bestudeert.
"
- Het is Dominus.
"
- En hoe luidt dat in de genitief?
"
- Domini.
"
- Bravo, goed, Domini. Deze akker is dus Domini, van de Heer.
"
- Ah! thans begin ik iets te verstaan! - riep ik uit.
" Ik was verheugd over de gevolgtrekking die dat goed oudje had ge-
" maakt. Ondertussen zag ik vele personen die met zakken graan aankwa-
" men om het te zaaien en een groep landbouwers zong Exit, qui se-
" minat, seminare semen suum. Het scheen me zonde toe dit zaad weg te
" gooien en het te laten rotten onder de grond. Het was zo een mooi
" graan! - Zou het niet verkieselijker zijn - zei ik bij mezelf – het
" te malen en er brood of pasta van te maken? - Maar daarna dacht ik
" - Wie niet zaait, oogst niet. Wanneer men het zaad niet wegwerpt en
" niet laat verrotten, wat kan men dan oogsten?
"
Maar dan zag ik van alle kanten een grote hoeveelheid kippen
" aankomen en over de bezaaide akker lopen om al het graan op te pik-
" ken dat als zaad werd uitgestrooid.
"
En de groep zangers ging voort met zingen: Venerunt aves
" caeli sustulerunt frumentum et reliquerunt zizaniam.
"
Ik keek rond en bemerkte die jonge geestelijken die met mij
" waren. Eén stond toe te kijken, met samengevouwen handen, koel
" en onverschillig, een ander was aan het kletsen met zijn makkers,
" anderen trokken de schouders op, nog anderen keken naar de hemel,
" anderen lachten over dit schouwspel, weer anderen zetten rustig hun
" recreatie en hun spelen voort, anderen deden het een of het ander,
" maar niemand deed de kippen opschrikken om ze weg te jagen. Hevig
" ontroerd keerde ik me tot hen en terwijl ik iedereen bij zijn naam
" noemde, zei ik: - Maar wat doen jullie? Zien jullie die kippen niet,
" die al het graan opeten? Zien jullie niet dat ze al het goede zaad
" vernietigen en de hoop doen verzwinden van deze goede land-
" bouwers? Wat zullen ze nadien oogsten? Waarom staan jullie daar stom?
" Waarom roepen jullie niet, waarom jagen jullie ze niet weg? -
"
Maar de jonge geestelijken haalden de schouders op, bekeken
" mij en antwoordden niets. Sommigen draaiden zich niet eens om.
" Eerst bekommerden ze zich niet om die akker en daarna sloegen ze
" geen acht op mijn geroep.

4.5 Page 35

▲back to top
- XII/31 -
"
- Dwazen dat jullie zijn! - ging ik verder. - De kippen lopen
" allemaal al met een volle krop. Kunnen jullie niet in je handen
" klappen en iets doen? - En ik begon in de handen te klappen van
" loutere opwinding, omdat mijn woorden niets uithaalden. Toen be-
" gonnen enkelen de kippen te verjagen, maar ik herhaalde bij mezelf:
"
- Ja, nu al het graan opgegeten is, nu verjagen ze de kippen!
" Dan werd mijn oor getroffen door de zang van die groep land-
" bouwers, die zongen: Canes muti nescientes latrare.
"
Ik keerde mij tot dat goede oudje en zei hem, half verstomd en
" half verontwaardigd: - Vooruit, geeft U mij een uitleg van dat
" alles, want ik begrijp er niets van. Wat is dat zaad dat men in
" de aarde werpt?
"
- Goed. Semen est verbum Dei.
"
- Maar wat betekent dat, nu ik zie dat de kippen het opeten? -
"
Het oudje veranderde van toon en ging verder:
"
- Oh! indien U een vollediger uitleg verlangt, zal ik hem ge-
" ven. De akker is de wijngaard van de Heer, waarover in het evangelie
" gesproken wordt, men kan er ook het hart van de mens onder verstaan.
" De landbouwers zijn de arbeiders van het evangelie, die vooral door
" hun prediking het woord van God uitzaaien. Dat woord zou veel vrucht
" opbrengen in dat hart, dat goede toebereide terrein. Maar wat wilt U?
" De vogelen des hemels komen en dragen het weg.
"
- Wat betekenen deze vogels?
"
- Wilt U dat ik U zou zeggen wat ze betekenen? Ze duiden het
" gemor aan. Wanneer men een sermoen gehoord heeft dat een goede uit-
" werking zou kunnen hebben, komt men bij zijn makkers. Een van hen
" maakt een aanmerking over een gebaar, de stem, een woord van de pre-
" dikant en al de vruchten van het sermoen zijn weg. Een ander be-
" schuldigt de predikant van een of ander fysische of verstandelijk
" gebrek, een derde lacht met zijn Italiaans, en al de vruchten van
" het sermoen zijn verdwenen. Hetzelfde dient gezegd te worden van
" goede lectuur, waarvan de goede uitwerking volledig te niet gedaan
" wordt door gemor of kritiek. Kritiek en gemor zijn des te slechter
" omdat ze doorgaans in het verborgen woekeren en opgroeien op een
" plaats waar wij ze niet verwachten. Graan, zelfs wanneer het te-
" recht komt op een akker die niet goed bewerkt is, ontluikt toch,
" groeit op en brengt vruchten voort. Als er op een pas bezaaide ak-
" ker een onweer losbarst, dan wordt er veel schade aangericht, maar
" toch niet zo dat die akker helemaal geen vruchten meer zal voort-
" brengen. Is de bezaaiing niet geweest zoals ze hoorde te zijn, toch
" zullen er vruchten opschieten, hoewel dan wat minder in aantal. Maar
" wanneer de kippen of de vogels echter het zaad oppikken, dan is er
" niets meer aan te doen, de akker brengt nu helemaal geen vruchten
" voort. Zo ook wanneer bij sermoenen aansporingen, goede voornemens,
" er iets anders tussenkomt als een verstrooidheid, een bekoring enz.
" zal het minder vruchten dragen, maar wanneer er gemor en kritiek is,
" kwaadspreken of iets dergelijks, dan is er niets wat overblijft maar
" alles wordt opeens weggevaagd. En wie behoort in zijn handen te
" klappen, aan te dringen, te roepen, te waken, opdat deze kritiek,
" deze slechte gesprekken niet zouden gevoerd worden? U weet het.
"
- Maar wat deden dan die jonge geestelijken? - vroeg ik hem. -
" Konden zij al dat kwaad niet verhinderen?
"
- Ze verhinderen niets - ging hij verder. - Sommigen stonden

4.6 Page 36

▲back to top
- XII/32 -
" erop te kijken als stomme standbeelden, anderen trokken het zich
" niet aan, dachten er niet aan, zagen het niet en stonden erbij met
" gekruiste armen, anderen hadden de moed niet om dit kwaad te belet-
" ten. Anderen, weinig weliswaar, voegden zich ook bij deze criticasters,
" namen deel aan hun kwaadspreken en oefenden het ambt uit van ver-
" nietigers van het woord van God. Jij die priester bent, leg daar
" de nadruk op. Predik, spoor aan, spreek, wees niet bang ooit iets
" teveel te zeggen. Allen weten ze, dat opmerkingen maken op iemand
" die predikt, die aanspoort, die goede raad geeft, juist datgene is
" wat het meeste kwaad doet. En wanneer men stom blijft staan, wan-
" neer men wanorde ziet en ze niet belet, vooral wanneer men het zou
" kunnen of zou moeten doen, dan betekent dit zich volledig medeplichtig
" maken aan het kwaad van de anderen. -
"
Helemaal in beslag genomen door deze woorden wou ik nog toe-
" kijken om het ene en het andere te vernemen, de jonge geestelijken
" berispen, ze aansporen om hun werkelijke plicht te vervullen.
"
En ze kwamen al in beweging en probeerden de kippen te verja-
" gen. Maar toen ik enkele stappen gedaan had, strompelde ik over een
" eg, bestemd om de grond te effenen, die men daar op de akker ach-
" tergelaten had en ik ontwaakte. Laten we nu alles ter zijde lig-
" gen en het over de zedenles hebben. Don Barberis, wat zeg je mij over
" deze droom?
"
- Ik zeg - antwoordde D. Barberis - dat het een goede afran-
" seling is en "wie het schoentje past, trekke het aan."
"
- Zeker - hernam Don Bosco - het is een les dat we het goede
" moeten doen. Houden jullie het voor de geest, mijn beste jongens,
" dat wij op iedere wijze het kritiseren moeten vermijden als een
" buitengewoon kwaad, dat wij het moeten vluchten als de pest en niet
" alleen het zelf vermijden, maar met al onze krachten proberen dat
" ook de anderen het zouden vermijden. Heilige raadgevingen en goede
" werken bewerken toch soms het goede niet, omdat kritiek en ieder ander
" schadelijk woord de uitwerking beletten. Laten we ons wapenen met
" moed en met beslistheid de strijd aangaan. Er is geen groter on-
" geluk dan het woord Gods onvruchtbaar te maken. En een woordspeling,
" een kwinkslag volstaan.
"
Ik heb jullie nu een droom verhaald die me al verscheidene
" nachten geleden overkomen is, maar verleden nacht heb ik een andere
" droom gehad, die ik eveneens wil vertellen. Het is nog niet te laat.
" Het is pas negen uur en ik kan hem nog uiteenzetten. Ik zal nochtans
" trachten niet te lang uit te weiden.
"
Het scheen me dus toe dat ik op een plaats stond waarvan
" ik me thans niet meer herinner waar het was. Ik was niet meer te
" Castelnuovo, maar het scheen me toe dat het toch ook niet het Oratorio
" was. Iemand kwam me haastig roepen:
"
- Don Bosco, kom! Don Bosco, kom!
"
- Maar wat voor een dringende zaak is het? vroeg ik.
"
- Bent U op de hoogte van wat er gebeurd is?
"
- Ik begrijp niet wat je zeggen wil. Leg het eens duidelijk
" uit, antwoordde ik bezorgd.
"
- Weet U niet, Don Bosco, dat die bepaalde jongen, die zo
" goed is, zo vol levenskracht, zwaar ziek is en zelfs op sterven ligt?
"
- Ik twijfel eraan of je me niet voor de gek wil houden, want

4.7 Page 37

▲back to top
- XII/33 -
" nog deze morgen sprak en wandelde ik met dezelfde jongen, van wie
" je me thans komt zeggen dat hij stervende is.
"
- Ah, Don Bosco, ik probeer niet U te bedriegen en ik geloof
" dat ik verplicht ben U de volle waarheid te verhalen. Deze jongen
" heeft U volstrekt nodig, hij verlangt U te zien en U voor de laatste
" maal te spreken. Maar kom dadelijk, anders bent U niet meer op tijd.-
"
Zonder te weten waarheen, ging ik haastig achter de persoon
" aan. Ik kom op een zekere plaats en ik zie bedroefde en wenende men-
" sen die mij zeggen: - Haast U, want hij ligt op zijn uiterste.
"
- Maar wat is er voorgevallen? - antwoord ik. Ik word in een
" kamer binnengeleid waar ik een jongen te bed zie liggen; zijn gelaat
" is doodsbleek, haast een lijkkleur, en de doodsreutel doet hem bijna
" stikken zodat hij nog maar ternauwernood kan spreken. - Maar ben jij
" niet die jongen van die en die groep jongens? - zegde ik hem.
"
- Ja, die ben ik.
"
- Hoe gaat het?
"
- Ik ben er slecht aan toe.
"
- En hoe komt het dat ik je thans in deze staat zie? Gisteren
" en deze morgen nog wandelde je toch rustig onder de galerij?
"
- Ja, - antwoordde de jongen - gisteren en deze morgen wan-
" delde ik onder de galerij, maar haast U toch, want het is nodig dat
" ik biecht. Ik zie dat mij maar weinig tijd meer overblijft.
"
- Wind je niet op, wind je niet op! Slechts enkele dagen ge-
" leden heb je nog gebiecht.
"
- Het is waar en ik meen geen grote schuld op mijn geweten
" te hebben, maar toch verlang ik de heilige absolutie te ontvangen
" alvorens mij voor de goddelijke Rechter aan te bieden.-
"
Ik hoorde zijn biecht. Maar ondertussen stelde ik vast dat
" hij zichtbaar aan het achteruitgaan was en dat een brok slijm hem zou
" verstikken. - Maar hier moeten we vlug te werk gaan zei ik bij me-
" zelf indien ik hem nog wil de heilige teerspijze en het heilig oliesel
" laten ontvangen. Hij zal zelfs de heilige teerspijze niet meer kunnen
" ontvangen, omdat de hoest hem het inslikken zal beletten en er toch nog
" wat tijd nodig is voor de voorbereidselen. Gauw, het heilig olie-
" sel! Terwijl ik dat zeg, ga ik de kamer uit en zend onmiddellijk een
" man om de beurs met de heilige olie te gaan halen. De jongens die in
" de zaal waren, vroegen mij: - Maar, is hij werkelijk in gevaar? Ligt
" hij werkelijk op sterven, zoals U zegt?
"
- Zeker, antwoordde ik hun - zien jullie niet dat de ademhaling
" steeds moeilijker wordt en dat de slijmen hem verstikken?
"
- Maar het zal verkieslijker zijn hem ook de heilige teerspij-
" ze te brengen en aldus versterkt, hem in de armen van Maria te zenden!
" Terwijl ik druk in de weer was om het nodige klaar te maken, hoorde ik
" iemand roepen: - Hij is gestorven!-
" Ik ga terug de kamer binnen en tref de zieke aan met gebroken ogen.
" Hij ademt niet meer, hij is dood.
"
- Is hij dood? - vraag ik aan de twee die hem bijstonden.
"
- Hij is dood - antwoorden ze mij - hij is dood.
"
- Maar hoe is het mogelijk! zo snel! Zeggen jullie mij:
" dat is toch wel die jongen?
"
- Ja, het is die jongen.
"
- Ik kan mijn eigen ogen niet geloven. Gisteren wandelde hij
" nog met mij onder de galerij.

4.8 Page 38

▲back to top
- XII/34 -
"
- Gisteren wandelde hij nog en vandaag is hij dood – ant-
" woordden ze mij.
"
- Gelukkig was het een goede jongen! - riep ik uit; en ik
" zei tot de jongens die rond mij stonden; - Zien jullie dat nu,
" zien jullie dat nu? Hij heeft niet eens de heilige teerspijze, en
" het heilig oliesel kunnen ontvangen. Laten we echter de Heer danken,
" dat Hij hem tijd gegeven heeft om te biechten. Hij was een goede
" jongen, hij ontving vrij veel de sacramenten en wij hopen dat hij
" tot een gelukkig leven is overgegaan, of dat hij zich minstens in
" het vagevuur bevindt. Maar indien aan anderen dit overkwam, wat
" zou er dan van sommigen geworden zijn?-
"
- Na deze woorden knielden we allen neer en we baden een
" De profundis voor de ziel van de arme overledene.
"
Terwijl ik naar mijn kamer ging, zag ik Ferraris (1) op mij
" toekomen, die mij opgewonden aansprak: - Weet U, Don Bosco, wat
" er gebeurd is?
"
- Zeker weet ik het. Die persoon is dood.
"
- Het is dat niet wat ik zeggen wil, er zijn nog twee andere
" doden.
"
- Hoe dat? Wie zijn het?
"
- Die en die.
"
- Maar wanneer? Ik begrijp het niet,
"
- Ja, twee anderen, die gestorven zijn vooraleer U hier
" toekwam.
"
- En waarom hebben jullie mij toen niet geroepen?
"
- De tijd ontbrak. Maar kunt U mij zeggen wanneer deze hier
" gestorven is?
"
- Hij is nu gestorven - antwoordde ik.
"
- Weet U welke dag van welke maand we zijn? - ging Ferraris
" verder.
"
Dat weet ik zeker. Het is vandaag de 22ste januari, de
" tweede dag van de noveen van de H. Franciscus van Sales,
"
- Neen - zei Ferraris - U vergist zich, Don Bosco, let goed
" op. - Ik sla de ogen op naar de kalender en ik lees: 26 mei.
"
- Maar dat is een grove vergissing! - riep ik uit. - We zijn
" in januari en ik merk dat wel aan de manier waarop ik gekleed ben.
" Zo kleedt men zich niet in mei. In mei zou men toch ook de verwar-
" ming niet aangestoken hebben.
"
- Ik weet niet wat ik U daarop zeggen moet of welke reden u
" daarvoor opgeven, maar vandaag is het 26 mei.
"
- Maar onze makker is eerst gisteren gestorven en toen was
" het januari.
"
- U vergist zich - drong Ferraris aan - we waren in de paas-
" tijd.
"
- Voeg er nog maar een andere grove vergissing aan toe!
"
- Zeker, paastijd. We waren in de paastijd en hij had meer
" geluk te sterven op Pasen, dan de twee anderen die in de maand van
" Maria stierven.
"
- Jij houdt mij voor de gek - zei ik hem, - Leg het beter
" uit, anders begrijp ik je niet.
"
- Ik houd U helemaal niet voor de gek. Het is werkelijk zo,
" Indien U er meer wil over weten en indien ik het beter moet uitleg-
" gen, kijk, let dan op.
(1) Het was de coadjuteur Giovanni Antonio Ferraris, bibliothecaris.

4.9 Page 39

▲back to top
- XII/35 -
"
Hij spreidde de armen open, sloeg dan de handen zeer hard
" op elkaar en ik ben er wakker van geworden. Toen riep ik uit: Wat een
" geluk! Het is geen werkelijkheid, maar een droom. Wat een schrik heb
" ik gehad!
"
Dat is de droom die ik verleden nacht gehad heb. Jullie kunnen
" len zien of zij die in de droom gestorven waren, nog in leven zijn,
" en ik zie dat ze gezond en wel te pas zijn. Zeker betaamt het niet
" dat ik zou zeggen wie ze zijn en ik zal het ook niet doen. Nochtans
" zal ik die beiden in het oog houden. Mocht het nodig zijn hun een
" raad te geven om goed te leven, dan zal ik hun die raad geven, ik
" zal ze voorbereiden en het aldus aanleggen dat ze het niet zullen
" merken.
" Want mochten ze dan sterven, dan zou de dood hen niet onvoorbereid
" aantreffen. Niemand mag nu echter zeggen: het zal wel deze of gene
" zijn. Dat iedereen aan zichzelf denke.
" En wezen jullie daarover nu niet ongerust. Het uitwerksel dat
" dit in jullie moet hebben, is enkel dit, wat de goddelijke Zaligmaker
" in het evangelie suggereerde: Estote parati, quia qua hora non pu-
" tatis, filius hominis veniet. Mijn beste jongens, de Heer geeft ons
" hier een ernstige verwittiging. Laten we altijd bereid zijn, want
" op het uur waarop wij hem het minst verwachten, kan de dood komen
" en hij die niet gereed is om te sterven, loopt groot gevaar slecht
" te sterven. Ik zal me zo goed mogelijk gereed houden en doen jullie
" hetzelfde, opdat op om het even welk uur het de Heer zal behagen ons
" te roepen, we zouden gereed zijn om naar de gelukkige eeuwigheid over te
" gaan. Goede nacht.
De woorden van Don Bosco werden altijd in een religieuze stilte be-
luisterd, maar wanneer hij deze buitengewone zaken vertelde, hoorde men bij
die honderden knapen die de plaats vulden, geen kuchje en niet het minste
geschuif van voeten. De levendige indruk hield weken en maanden aan en
samen met die indruk gebeurden er radicale veranderingen in het gedrag van
zekere losbandige jongens. Rondom de biechtstoel van Don Bosco was het
toen een gedrang. Nu gaan veronderstellen dat hij deze verhalen uit zijn
duim zoog om de jongens schrik aan te jagen opdat zij hun leven zouden
beteren, kwam in niemands hoofd op, omdat het aankondigen van een naderend
sterfgeval altijd bewaarheid werd en omdat zekere gewetenstoestanden die
hij in dromen gezien had, aan de werkelijkheid beantwoordden.
Maar was de vrees door deze akelige voorzeggingen gewekt, niet een druk-
kende nachtmerrie? Het schijnt van niet. De mogelijkheden en de veronder-
stellingen in een menigte van meer dan achthonderd jongens waren al te
groot, opdat de enkelingen er zouden om bekommerd zijn. Daarbij was er nog
de overtuiging in omloop, dat wie in het Oratorio stierf, zeker naar de
hemel ging omdat Don Bosco, omwille van zijn aanduidingen, de bedoelde personen
kon voorbereiden. Deze overtuiging droeg er ook toe bij om alle vrees uit
de harten te verjagen. Anderzijds weet men maar al te goed hoe groot de
wispelturigheid van de jongens is. Op het ogenblik zelf wordt de fantasie
van de jongens wel geraakt en geschokt, maar daarna bevrijdt zich die
herinnering wel heel gauw van iedere bange beduchtheid. Zij die uit die
tijd overgebleven zijn, bevestigen dit eensgezind.
Wanneer de jongens naar bed waren gegaan, waren er enkele medebroeders

4.10 Page 40

▲back to top
- XII/36 -
die Don Bosco omringden en hem met vragen bestormden om te weten of er zich
een van hen bevond bij hen die moesten sterven. Don Bosco glimlachte zoals
hij dat gewoon was te doen, en terwijl hij het hoofd schudde, herhaalde hij:
- Kom, kom, ik zal jullie zeker gaan zeggen wie het is, op gevaar af iemand
voor zijn tijd te doen sterven!
Toen zij gemerkt hadden dat hij niets liet uitlekken, vroegen ze hem
of er in de eerste droom ook jonge geestelijken waren die de rol van
de kippen speelden en dus aan kritiek deden. Don Bosco, die heen en weer
aan het wandelen was, bleef staan, draaide zijn blikken naar zijn gespreks-
partners en lachte eventjes alsof hij zeggen wou: - De ene of de andere wel,
weinigen toch en nu zeg ik er niets meer bij. - Toen vroegen ze hem dat hij
dan ten minste zou zeggen of ze bij de niet blaffende honden waren. Don
Bosco hield zich aan algemeenheden en liet opmerken dat men er moest op let-
ten de kritiek te vermijden en te doen vermijden alsook alle wanorde-
lijkheden, vooral de slechte gesprekken. Wee de priester en de jonge
geestelijke - zei hij - die gelast zijnde met de bewaking, de wanordelijk-
heden ziet en ze niet belet! Ik verlang dat jullie zouden weten en onthouden
dat ik door het woord "gemor of kritiek" niet enkel bedoel dat men echt
kwaadspreekt van iemand, maar iedere woordspeling, ieder woord, dat bij een
makker de vrucht van het woord van God kan verminderen. Over het algemeen
dan wil ik zeggen dat het een groot kwaad is zich rustig te houden, wanneer men
een wanordelijkheid kent, ze niet verhindert of niet tracht ze te laten
verhinderen door wie daartoe geroepen is.
Iemand die wat stoutmoediger was, stelde aan Don Bosco een ietwat geris-
keerde vraag.- En Don Barberis, wat heeft hij met de droom te maken? U hebt
gezegd dat er ook voor hem wat in zat, en Don Barberis zelf scheen zich aan
een flinke rammeling te verwachten.- Don Barberis was daar tegenwoordig.
Eerst gebaarde Don Bosco of hij niet wou antwoorden. Maar, nadien wanneer
nog maar enkele priesters naast hem stonden en Don Barberis er vrede mee nam
dat hij het geheim zou bekend maken, zegde Don Bosco.
- "Wel, Don Barberis spreekt niet genoeg over dit punt. Op dit on-
derwerp legt hij niet de nadruk zoals dat hoort." Don Barberis bevestigde
dat hij noch het jaar tevoren, noch gedurende het lopende jaar in zijn con-
ferenties aan de novicen met opzet erbij had stilgestaan. Daarom stond
deze opmerking hem wel aan en hij knoopte ze zich in het oor voor de toekomst.
Na dit onderhoud klommen ze allen de trappen op, kusten de hand
van Don Bosco en gingen ze weg om te gaan slapen. Allen, behalve Don Bar-
beris, die volgens zijn gewoonte hem vergezelde tot aan de deur van zijn
kamer. Toen Don Bosco zag dat het nog vroeg was en bemerkte dat Don Barbe-
ris nog niet zou kunnen inslapen hebben, omdat hij sterk onder de indruk
was van het avondwoordje, liet hij hem tegen zijn gevestigde gewoonte in,
in zijn kamer komen en zei: - "Nu we toch nog wat tijd hebben, kunnen we
nog wat heen er weer wandelen in mijn kamer."
Dat duurde zo nog een half uur. Hij zei het volgende: - "Ik heb ze
in de droom allemaal gezien in de staat waarin iedereen zich bevond: of ze
een kip waren, een hond die niet blafte, of ze tot het getal van hen be-
hoorden die zich na de vermaning aan het werk zetten of onbeweeglijk ble-
ven. Van die opgedane kennis maak ik gebruik wanneer ik biecht hoor, wan-
neer ik in het publiek en in privé de mensen aanspoor, tot ik zie dat ze
het goede doen. In het begin hechtte ik niet veel belang aan deze dromen,
maar toen bemerkte ik dat ze meestal meer waarde hebben dan verschillende ser-
moenen.

5 Pages 41-50

▲back to top

5.1 Page 41

▲back to top
- XII/37 -
Voor sommigen zijn ze zelfs doelmatiger dan het volgen van een retraite.
Daarom maak ik er gebruik van. En waarom ook niet? Men leest toch in de
Heilige Schrift: Probate spiritus; quod bonum est, tenete. Ik merk dat de-
ze dromen van nut zijn en dat men ze graag hoort; waarom zou ik ze dan ge-
heim houden? Ik stel zelfs vast dat ze ertoe bijdragen om voor de Congre-
gatie veel genegenheid te doen opvatten."
- "Ik heb zelf ondervonden," onderbrak Don Barberis, "wat een groot nut
deze dromen hebben en hoe heilzaam ze zijn. Ook wanneer ze ergens anders
verhaald worden, stichten ze goed. Daar waar men Don Bosco kent, kan men
zeggen dat het dromen zijn die hij gehad heeft, waar men hem echter niet kent,
kan men ze voorstellen als gelijkenissen. Men zou er een bloemlezing moeten
van opstellen en ze voorstellen onder de vorm van gelijkenissen. Ze zouden
worden gezocht en gelezen door groot en klein, door jong en oud, tot voor-
deel van hun ziel."
- "Zeker, zeker. Ze zouden goed doen, ik ben er innig van overtuigd."
- "Maar misschien", beklaagde zich Don Barberis, "heeft niemand ze
schriftelijk verzameld."
- "Ik", hernam Don Bosco, "heb geen tijd en veel dromen herinner ik
mij niet meer."
- "Die welke ik mij herinner", antwoordde Don Barberis, zijn de
dromen met betrekking op de vorderingen van de Congregatie, op het uit-
spreiden van de mantel van de Madonna...
- "Inderdaad", riep Don Bosco uit. En hij verwees naar verschillende
visioenen in dien aard. Dan keek hij ernstiger en vervolgde, bijna in be-
roering gebracht: - "Wanneer ik denk aan mijn verantwoordelijkheid op de
plaats die ik bekleed, dan beef ik als een riet... Wat een vreeswekkende
rekenschap zal ik aan God moeten geven voor al de genaden die Hij ons ver-
leent voor de goede gang van onze Congregatie!"

5.2 Page 42

▲back to top
- XII/38 -
H O O F D S T U K III
DE CONFERENTIES VAN DE H. FRANCISCUS.
Het feest van de H. Franciscus, dat op een zaterdag viel, werd naar
de zondag verplaatst. In de daaropvolgende week kwamen de directeurs van de
huizen in vergadering samen rondom Don Bosco om er van 's dinsdags tot 's
vrijdags een reeks conferenties te houden. Ze kwamen 's maandags toe en
vertrokken 's zaterdags, zodat ze 's zondags in hun eigen colleges terug
waren om er voor hun jongens te prediken en biecht te horen.
De gedenkschriften uit die tijd zeggen ons dat hun aanwezigheid ver-
troosting en stichting bracht. Bij hen geen plechtstatigheid, maar een grote ge-
moedelijkheid in de omgang met de bewoners van het huis, een groot weder-
zijds vertrouwen, een grote gedweeheid ten overstaan van de oversten
bij allen, een volmaakte geest van eendracht en versterving. Maar meer dan alles
schitterden hun genegenheid voor Don Bosco en de hulde aan zijn persoon,
zodat hun bezorgdheid om zijn verlangens te kennen en ze in te willigen,
algemeen was.
We hebben hun geest van versterving vernoemd. Voor hen werd aan tafel
geen enkele uitzondering gemaakt, tenzij de dag van hun aankomst om ze te
vieren en om de gasten te eren die Don Bosco op het middagmaal had uitge-
nodigd. Maar, dat we thans aarzelen te geloven, is, dat ze als kamer de kleine
zolderkamertjes hadden die nu nog bestaan en dat sommige door twee werden
bewoond. Er was niets beter. Er was ook geen dienstpersoneel ter hunner
beschikking, maar iedereen moest zijn eigen cel in orde houden. De confe-
renties die uren aan een stuk duurden, 's morgens en 's avonds, ontnamen
hun bijna de tijd om in de stad te gaan en bezoek te brengen bij verwan-
ten, maar de blijdschap die er soeverein heerste matigde de ongemakken en
verzachtte de inspanningen. Geestige zetten, koddige gezegden, homerisch
schatergelach braken de eentonigheid van de eindeloze zittingen, zoals dit
gebeurt bij goede broeders, die van elkaar houden en er zich in verheugen
weer samen te zijn na vele maanden van scheiding. Don Bosco voelde zich
thuis in dit familieleven en genoot ervan. De kroniekschrijver die een
lovend woord heeft voor hun goede geest, noteert: "Bij het opdragen van de mis,
bij de voorbereiding en bij de dankzegging merkt men een ingetogenheid en
een bezadigdheid die duidelijk wijzen op de christelijke liefde die in hun
hart brandt."
Maar hadden ze toen werkelijk zaken van het hoogste belang te behan-
delen? Wij zullen twee woorden aanhalen die door Don Bosco in 1875 gespro-
ken werden. Het eerste is dit: "Wijsheid en wetenschap, voorzien en
voorbereiden." Deze eerste directeurs, verenigd om interne en intieme zaken
van de Congregatie te bespreken, geven ons het voorbeeld van dit zorgzame
voorzien, dat het geheim is van ieder goed bestuur. De andere uitspraak van Don

5.3 Page 43

▲back to top
- XII/39 -
Bosco heeft helemaal het uitzicht van een paradox: "In onze huizen moeten
we ons enkel met kleine aangelegenheden bezighouden, de rest komt vanzelf."
Hoevelen zouden er nu niet geneigd zijn te denken dat het beter zou zijn het
tegenovergestelde te doen. Welnu, het gewone leven is niets anders dan een
groot weefsel van kleine dingen die allemaal aaneenhangen. Wat er ook van
zij, wij zullen in dit boekdeel, zoals we dat in het elfde boekdeel gedaan
hebben, een ruim overzicht geven van iedere zitting en wij zullen iets
zeggen over alles wat er voorgebracht, besproken of beslist werd. De le-
zers mogen dan proberen het te lezen, en wie zich verveelt, kan een sprong
maken naar het volgende hoofdstuk zonder de draad van het verhaal te verliezen.
Schijnt het niet ietwat zonderling toe, dat op de eerste bijeenkomst,
voorgezeten door Don Rua, de directeurs zich bezighouden met het personeel,
namelijk met hun bestemming, zoals thans het hoofdkapittel of een inspec-
tieraad dat zou doen? Dit is te danken aan het feit, dat Don Bosco ervan
hield niet als een gezagdrager maar als een vader op te treden. Maar zoals
hij dikwijls aan een of andere medebroeder raad vroeg over zaken die hij al
van alle kanten bekeken had en waarvoor hij een beslissing had getroffen,
zo ook hield hij ervan raad te vragen over aangelegenheden waarvoor hij ze-
ker niet zoveel voorlichting nodig had. Kortom, hij onderhield zich met
zijn medebroeders zoals een vader dat zou doen met zijn zonen die de meer-
derjarigheid bereikt en overschreden hebben.
Voor het Oratorio zag men aldus de noodzakelijkheid in Don Chiala te ver-
vangen in zijn ambt van catechist van de ambachtsjongens. Die goede Sale-
siaan was erg ziek, zo ziek zelfs dat hij binnen het jaar stierf. Er werd voorge-
steld Don Branda, prefect te Valsalice in zijn plaats aan te stellen. Hij
was daar echter maar prefect bij naam, vermits de directeur, Don Dalmazzo,
alle macht in zich verenigde. Deze omstandigheid had als gevolg, dat de
bespreking ruimer werd en zich ging uitstrekken tot een kwestie van
algemene orde. De vergadering, die erop uit was de wettige gebruiken te
bewaren, herinnerde met klem aan een beginsel dat ook nu nog niets van zijn
degelijkheid verloren heeft. - Er mogen geen misbruiken worden ingevoerd -
werd er gezegd. Een directeur mag niet de bevoegdheid hebben de Regel te
interpreteren zoals hem dat goed lijkt, door aan de prefect de bevoegdheid
te geven die hij wil. Wanneer het hoofdkapittel met hem beslist dat die
bepaalde persoon bij hem het ambt van prefect zal vervullen, dan moet hij
in werkelijkheid de opdracht en de bevoegdheid van een prefect hebben. Het
is immers wel waar, dat op dit ogenblik, zolang Don Bosco nog in leven is,
wij allen hem onderworpen zijn en dat hij maar een verlangen hoeft uit te
drukken, opdat wij dadelijk zouden wedijveren om het uit te voeren. Hij kan
dus bevoegdheden opleggen, ontnemen, geven, vermeerderen, verminderen,
overdragen aan wie hij wil, maar het is ook waar dat het thans noodzakelijk
is aan de dingen een richting te geven, zodat ook wanneer Don Bosco ons
ontvalt, er geen ongemakken ontstaan.
Deze bemerking brengt een andere, niet minder zwaarwichtige mee, na-
melijk dat het niet goed is dat de directeur ook het ambt van de prefect op
zich neemt en wel om twee redenen. In de eerste plaats, omdat hij in dit
geval het hatelijke op zich moet nemen, de tucht te handhaven, zodat hij
op allerlei wijzen zijn aanzien erbij verliest, vooral voor de biecht.(1)
(1) In de catalogus van 1875 leest men volgende nota: Voor de goede gang van de Congregatie,
voor het bewaren van de eenheid van geest en om het voorbeeld na te volgen van de andere
kloosterinstituten wordt

5.4 Page 44

▲back to top
- XII/40 -
Ten tweede, omdat, indien de directeur alles op eigen hand doet,
niemand nog ziet wat hij zelf te doen heeft. Er waren toen nog wel geen moeilijk-
heden te vrezen, maar deze waren wel mogelijk in de toekomst, vooral wan-
neer men zich niet streng hield aan de plaats die de prefect volgens de
regel toekomt.
Nadat ze op het concrete geval teruggekomen waren, werd er een hele
tijd geredekaveld over de persoon die het best geschikt zou zijn voor het
ambt van prefect in dat college voor de adel. Eindelijk viel de keuze op
Don Marenco, de toekomstige bisschop en apostolisch delegaat, een man met
heel gedistingeerd voorkomen en manieren.
De vergadering ging dan over tot het bespreken van de retraites die
men in de colleges gewoonlijk hield rond het einde van het schooljaar. De
ervaring had bewezen dat dit tijdstip daartoe heel weinig geschikt was. Het
bleek integendeel raadzaam de retraite liever te houden in de tweede helft
van maart of in april. Men redeneerde zo: Deze retraites zijn het grote mid-
del om bepaalde ongezonde betrekkingen of vriendschappen te breken. Het
is het ogenblik waarop de jongen het besluit neemt het goede te doen en
vaste voornemens maakt, die hem als leidraad zullen dienen, tenminste voor
de loop van dat jaar. Wanneer integendeel de retraites gehouden worden op
het einde van het jaar, dan blijft er geen tijd meer over om de besluiten
die men genomen heeft uit te voeren en wanneer men eerst na zo lange tijd
gaat uitvoeren wat men wil, dan gaat het kwaad inkankeren. Bovendien komen
dan de vakanties die ook de geringe vrucht die Gods woord heeft doen ontluiken,
wegneemt. Nadat men het eens was over de data, werden de sermoenen zonder verdere
moeilijkheden onder elkaar verdeeld. Hiermee werd de ochtendzitting van dinsdag
1 februari besloten.
Gedurende de bijeenkomst van de namiddag deelde Don Rua, die voorzat,
het verlangen van Don Bosco mee, dat men zou onderzoeken welke jonge gees-
telijken zouden voorgesteld worden voor de wijdingen. Iedere directeur
stelde die van zijn eigen huis voor, welke de nodige vereisten vervulden.
Voor de lagere orden hield Don Cerruti vol dat men breed moest zijn, door
ze te verlenen aan de jonge geestelijken van het eerste of tweede jaar god-
geleerdheid. Dit zou hen tevreden stellen en hun goed doen; trouwens dat
stemde ook met de geest van de Kerk overeen, die pleegt lange tussen-
ruimten te laten tussen de toediening van de orden in. Evenals voor de
orden werden er ook toegelaten tot het afleggen van de kloosterprofessie.
Natuurlijk waren de bevoegdheden van de hier vergaderde personen niet
dezelfde, want de directeurs hadden enkel een raadgevende stem, de leden
van het hoofdkapittel echter hadden een beraadslagende stem.
Wanneer dit deel afgewerkt was, deed Don Rua een aanbeveling. De
directeurs hadden in het begin een groter activiteit dan thans het geval
is, Zoals we in het elfde boekdeel gezien hebben, kon de Congregatie zo
maar niet op slag en stoot een definitieve vorm krijgen. Aldus gebeurde het
dat, ook zonder voorkennis van Don Bosco, de directeurs aspiranten, novicen
of leden doorzonden. De bevoegdheid om summiere voorzieningen te treffen, werd
(1) vervolg van hlz. 39.
er een vaste directeur of biechtvader aangesteld voor hen die tot de Sociëteit behoren. Te
Turijn is dat de priester Giovanni Bosco, met als plaatsvervanger de priester Michele Rua.
In de andere huizen de directeur van ieder huis met als plaatsvervanger de prefect enz."

5.5 Page 45

▲back to top
- XII/41 -
hun niet betwist telkens de omstandigheden dit vereisten, maar ze moesten
er minstens het hoofdkapittel van verwittigen en dat prompt en niet door
alleen maar het geval bekend te maken, maar ook met aanduiding van tijd,
oorzaak en wijze. Wanneer men dan een aspirant-coadjuteur wilde doorzen-
den, vond men het gemakkelijk hem naar het Oratorio te zenden. Men mocht
dat echter niet doen zonder er vooraf kennis van te geven aan de oversten
of ten minste zonder aan de betrokkene een brief mee te geven, waarin de
nodige en opportune informatie gegeven werd.
Zoals het tweede onderwerp niets te maken had met het eerste, zo
had het derde onderwerp evenmin met de beide andere iets te maken. Nu de
Congregatie haar eigen plaats in de wereld ingenomen had, voelde ze aan dat
ze, om zo te zeggen, haar intrede in de geschiedenis gedaan had en dat het
bijgevolg niet voldoende is geschiedenis te maken, maar dat men ze ook moet
schrijven. Don Bosco nu, die zelfs zijn kribbelschrift uit zijn kinderjaren
bewaard had en niet eens documenten met uiterst geringe waarde vernielde,
(1) bezat in hoge mate de historische zin. Het verwondert ons daarom ook
niet dat op de dagorde het voorstel ter sprake kwam om een geschiedschrijver van
de Congregatie te benoemen die de gedenkschriften zou moeten verzamelen
en de stof voorbereiden, om dan te zijner tijd door een geschiedkundige te
laten verwerken. Maar ondertussen was het dringend nodig een compilatie
te maken van de lokale kronieken. Daarom zou ieder directeur de bijzonderste
zaken van zijn college moeten aantekenen en niets verzuimen van alles wat
Don Bosco zou zeggen of doen bij gelegenheid van zijn veelvuldige bezoeken.
Wanneer zij zelf zouden verhinderd zijn dit te doen, dan konden ze er een
medebroeder mee belasten en ervoor zorgen dat hij over alles goed ingelicht
was. Men zou dus allereerst kondig de geschiedenis van het college schrij-
ven en daarbij nauwgezet aanduiden wanneer en op welke manier het geopend
werd. Eveneens zou men kennis geven van iedere gewichtige gebeurtenis als-
ook van de omstandigheden die de oorzaak waren van de aangroei of van de
vermindering van het aantal leerlingen vanaf het begin tot dan toe. In het
vervolg zou men de meest opmerkelijke feiten optekenen naargelang ze voor-
kwamen. Wanneer men een schrift had volgeschreven, zou men het voorgoed
laten afschrijven in een groot boek, dat nooit het college zou mogen verla-
ten, het schrift echter moest naar het Moederhuis gezonden worden. Wat een
geluk zou het geweest zijn, indien allen de hand aan het werk hadden gesla-
gen, indien de vlijtigsten volhard hadden, indien door verloop van jaren
dat alles niet in vergetelheid was geraakt, indien slordigheid niet bijna
alles van het weinige dat gedaan werd, had laten verloren gaan! Het feit
dat er veel werk voor de boeg was, is zeker een verzachtende omstandig-
heid, maar dat neemt niet weg dat men dit bitter aanvoelt en dat dit gevoel
er niet door verlicht wordt. Dat verhindert echter niet om het verlangen
uit te drukken dat men wat meer zou moeten denken aan de geschiedenis, die
niet een ijdel vermaak is voor mensen die niets om handen hebben maar het
voertuig van de traditie, de school van de ervaring en de stimulans om ver-
dienstelijk werk te verrichten.
Aanhangsels of zaken in samenhang met het Reglement vulden de rest
van de zitting. Rondom het Reglement had zich, gedurende de tweejaarlijkse
en andere buitengewone conferenties een stapel beslissingen opgetast, die voor
(1) Giraudi, L’Oratorio di Don Bosco, blz, 88, nota Turijn, Soc, Ed. Intsrnazionale, 1929.

5.6 Page 46

▲back to top
- XII/42 -
doel hadden er sommige delen nader van te verklaren. Daar er echter faci-
liteiten ontbraken om ze in herinnering te roepen, werden er vele van deze be-
slissingen die in het vergeetboek waren geraakt, door niemand meer nage-
leefd. Don Rua, na de notulen te hebben uitgeplozen, verzamelde ze tot een ge-
heel van verklarende nota's van het Reglement, verdeelde ze in hoofdstuk-
ken en bood ze aldus per stof geklasseerd voor een onderzoek door de vergade-
ring aan. Er werd geschrapt, bijgevoegd en gewijzigd waar men het passend
vond. Daarna besloot men het te laten drukken en aan alle huizen te zen-
den. Uit de notulen van deze eerste bespreking zijn er slechts drie punten
die de aandacht vragen, namelijk een modaliteit, een toevoeging en een af-
wijking.
Van deze normen is er een ganse reeks die uitdrukkelijk de direc-
teurs aangaan. Het scheen niet opportuun deze te publiceren. Men besloot
dan ook ze van het overige te scheiden en in een met de hand geschreven
kopie aan de belanghebbenden te zenden. Hierin mogen we geen tendens zien
tot iets dat zou gelijken op de Monita secreta van het rijk der fabels. Men
denke eerder aan die "Vertrouwelijke herinneringen" voor de directeurs, op
heden zo weinig vertrouwelijk dat ze bekend zijn lippis et tonsoribus.
Het zijn individuele richtlijnen, die helemaal niet in een corpus juris worden
opgenomen, die dus niets te maken hebben met de rechten en plichten van de
directeur, maar die zijn geweten oriënteren en leiden om de verplichtingen
na te komen en die rechten te waarborgen. Kortom, het zijn gewetenszaken
die men met zich zelf moet uitmaken, en waarin de onderhorigen niets te
zien hebben. In dezelfde verklarende normen werd onder meer voorgesteld om
een toevoeging in te lassen over de briefwisseling van de medebroeders. Wan-
neer een medebroeder zich naar een college zou begeven of eruit vertrek-
ken, dan zou hij geen brieven of wat dan ook mogen aanvaarden zonder de
opdracht van zijn directeur. Wanneer hij ze dan met zich meedroeg met de
vereiste toestemming, dan mocht hij ze niet rechtstreeks aan de bestemme-
ling afgeven, maar aan de prefect of aan de directeur van dat college, opdat
hij ze zou inzien mocht hem dit goeddunken. Bovendien, wie naar zijn eigen
college terugkeerde, zou er niets terugbrengen dat niet eerst door de han-
den van zijn overste was gegaan. Bijgevolg zou geen enkele medebroeder
een brief bezorgen aan iemand die op het punt stond naar elders te vertrek-
ken. Hij moest hem overhandigen aan de prefect en op hem vertrouwen om de
brief te verzenden.
De kwestie van de briefwisseling bracht aan het licht dat onder onze me-
debroeders een te geringe briefwisseling bestond, wat als een gebrek moest
beschouwd worden. Bij andere kloosterorden werd ingeprent dat men vaak
moest schrijven, omdat men oordeelde dat de brieven een belangrijk middel
waren om eenheid van geest te bekomen, om elkaar beter te leren kennen, om de
ware broederlijkheid te bevorderen, om wanordelijkheden te voorkomen en om,
wanneer ze toch ontstaan waren, deze dadelijk te verhelpen. Zoals dit
pleegt te gebeuren in discussies van dergelijke vergaderingen, is het
gemakkelijk het eens te worden en zelfs vol geestdrift te geraken, zolang
men aan wal is, maar nauwelijks gaat men van de theorie naar de praktijk
over of men begint te twijfelen, men aarzelt, meningsverschillen gaan zich
aftekenen. - Hoe gaan we dat doen? Voortdurend schrijven? Aan wie schrij-
ven? Op welke manier schrijven? Er werd eenstemmig erkend dat het
opportuun was dat ieder lid aan Don Bosco of aan het hoofdkapittel min-
stens driemaal per jaar zou schrijven, bij voorkeur bij drie plechtige
gelegenheden, zoals op de feestdagen van de H. Franciscus en van Maria,
Hulp der Christenen en gedurende de retraites te Lanzo. Bovendien achtte men

5.7 Page 47

▲back to top
- XII/43 -
het nuttig notitie te nemen van de namen van hen die geschreven hadden,
opdat, wanneer dit bekend zou zijn, dit allen tot schrijven zou aan-
sporen. Anderzijds bleek er dadelijk een spijtige hinderpaal op te
rijzen. Die brieven vroegen om een antwoord. De leden van het hoofd-
kapittel moesten zich nu al met al te veel aangelegenheden bezig hou-
den; hoe zou er tijd overschieten om op de koop toe nog deze zaak op
zich te nemen. Er werd een einde gesteld aan de betwistingen door het
voorbehoud te maken dat men er aan Don Bosco zou over spreken en in naam
van Don Bosco werd op een laat uur de vergadering opgeheven.
De ganse ochtendconferentie van de tweede dag werd besteed aan het
uitziften van verklarende nota's van het Reglement. Het kan altijd
enig nut hebben te weten hoe de oude directeurs, met aan hun hoofd Don
Rua, die het zich steeds tot plicht achtte de spreekbuis en de tolk
te zijn van Don Bosco, dachten over zekere bijzonderheden van het
pr ak ti sche leven v an de Sales ia ne n. Zes punten schijnen ons de moeite waard
om te worden beschouwd.
1° Wijziging van de dagindeling. Er was een tijd dat de zangles
gegeven werd na het avondmaal. Daarna kwamen alle colleges ertoe, het
ene na het andere, ze voor het avondmaal te plaatsen. Daar men ander-
zijds wist hoe Don Bosco hield aan de volledigheid en aan de eenvor-
migheid van een vastgestelde dagindeling, wilde men dat deze wijzi-
ging door het gezag zou bekrachtigd worden. De ervaring die men ermee
opgedaan had, was bemoedigend. De jongens haalden meer voordeel uit dit
uur en de leraren gaven veel liever op dat uur klas. Met deze schik-
king ging het er meer ordelijk toe en werd er minder tijd verloren,
omdat de klassen van uit de studiezaal rechtstreeks naar de zangklas
of naar de herhaling gingen, terwijl dit na de avondmaaltijd moei-
lijker ging en het langer duurde vooraleer men de jongens verzameld
had.(1) Niettemin wou de directievan het Oratorio enkel een wijzi-
g i n g v a n h e t l e s rooster aanvaarden, nadat Don Bosco er zijn goedkeuring aan
gehecht had.
2° De maandelijkse "rendiconti". Moest men al dan niet gewetenszaken
aansnijden? Thans heeft het Wetboek van canoniek recht er korte metten
meeg e m a a k t : O m n e s r e l i g i o s i S u p e r i o r e s d i s t r i c t e v e t a n -
t u r p e r s o n a s s i b i s u b d i tas quoquo modo inducere ad conscientiae
manifestationem sibi peragendam.(2)
De kwestie was al meer dan eens in ontkennende zin beantwoord, ook
bij ons. Er werd nochtans overeengekomen dat het goed was, navorsingen
te doen over neigingen en gewoonten, in zover deze geen betrekking
hadden op de biecht, ook al omdat de kennis daarvan voordelig was voor
de onderhorigen, omdat het op die manier mogelijk werd aan de afzon-
derlijke personen bezigheden aan te wijzen die hun meer zouden passen
en om te weten hoe men ze leiding moest geven inzake gehoorzaamheid, op
een zachte wijze of met meer beslistheid. Zoals bij voorgaande verga-
deringen het geval was geweest, werd er een warme oproep gericht tot
de directeurs opdat ze geregeld de "rendiconti" zouden in ontvangst
(1) In het Oratorio, wanneer de jongens van hun avondmaaltijd opstonden, gingen sommigen naar
de speelplaats, anderen bij leraren speciaal aangesteld om wat, op een goedmoedige manier,
aan herhaling te doen, terwijl anderen naar de zangklas gingen. Daar ze niet op rij gingen
staan, verliep er een zekere tijd vooraleer de twee laatste categorieën zich verzameld
hadden, zodat men verplicht was de les in te korten omdat men op het aangeduide uur er
moest mee ophouden. Het waren de meest achterlijken die naar de herhaling gingen.
(2) Can. 530, par. 1.

5.8 Page 48

▲back to top
- XII/44 -
ti" zouden in ontvangst nemen. Deze moeten aangezien worden als een zeer
doelmatig middel voor een goede leiding van de colleges.
3° De veertiendaagse conferenties. Voor de enen was dit te kort op elkaar.
Waar zou men de stof vinden die moest ontwikkeld of behandeld worden op zo
een korte tussentijd? Voor anderen ging het erom, tijd te vinden. Hoe zou
men overdag al de medebroeders bijeenbrengen? Hoe zou men het kunnen doen
's avonds na de gebeden, wanneer allen vermoeid waren en het niet zo vlot
zou verlopen? Er was iemand die het voorbeeld voorstelde van een college
waar de conferenties plaats hadden te vijf uur in de namiddag, terwijl men
gedurende dit half uur de assistentie in de studiezaal toevertrouwde aan iemand
die geen lid was van de Congregatie. In het Oratorio was dat het uur voor
de conferentie van de novicen. Waarom zou men die gewoonte niet overal
invoeren? Don Rua zei: - "Zeker zou de conferentie gehouden te vijf uur in
de namiddag enig ongemak meebrengen en het zou dan nodig zijn gedurende die
tijd de assistentie in de studiezaal aan iemand toe te vertrouwen. Dit
schijnt me echter niet erg te zijn. Men lette er enkel op dit ambt niet altijd
aan dezelfde medebroeder toe te vertrouwen. De leden moeten elkaar afwis-
selen en wie bij de conferentie niet aanwezig was, kan vragen aan iemand
die er aanwezig geweest is, de zaken te herhalen die er gezegd werden.
Don Bosco hecht groot belang aan deze conferenties."
4° De ceremonieën. Een nota beval aan de priesters de ceremonieën goed
te bestuderen. Iemand berispte de haast waarmee verscheidene priesters naar
het altaar toegingen en ervan terugkeerden. Don Rua zei: - Bij de wereld-
lijke priesters is deze haast een spijtig heel algemeen gebruik. Misschien
zijn het hier in Turijn enkel de priesters van Sint-Filippus Neri die de
ernst onderhouden die door de heiligheid van de handeling wordt gevraagd.
Nu is het niet zo dat men het merendeel van onze priesters zou kunnen
beschuldigen van te haastig te zijn. Integendeel, het schijnt dat men ner-
gens, wanneer men uitzondering maakt voor de priesters van Filippus Neri,
met meer ernst te werk gaat dan bij ons. Nochtans begint men bij som-
mige leden van de Congregatie die gejaagdheid op te merken. Daarom moet
iedere directeur aan zijn eigen priesters bij de vervulling van de heilige
handelingen een passende houding aanbevelen. Dit schijnt niet veel belang
te hebben, maar toch sticht het de gelovigen ten zeerste en de heiligheid
van de zaak vergt dat het aldus zou gebeuren. Het zou eigenlijk de taak
van de catechist zijn hierover te waken, maar thans zijn de catechisten
bij ons te jong en ze hebben te weinig gezag bij de andere priesters.
Sommigen zijn zelfs nog maar jonge geestelijken. Daarom moet de directeur
deze taak voorlopig op zich nemen en ervoor zorgen dat men zowel in incessu
als in recessu en gedurende de ceremonieën van de mis met grote ernst zou
te werk gaan. Een andere opmerking was voor diegenen die bij het bidden de
woorden afhaspelden. Zij moesten daarop letten, zowel bij het bidden ter-
wijl men naar of van het altaar kwam, als bij de dankzegging en het brevierge-
bed. Wat een onbetamelijke manier van bidden en wat een stoornis voor hun buren!
5° Het laten drukken. Een artikel van het Reglement bepaalde: "Men mag
niets laten drukken zonder de toestemming van het hoofdkapittel." Om dit te
onderhouden zag men in dat het nodig was een lid van dit kapittel aan te
duiden om deze toestemming te verlenen. Hij zou echter niet volgens eigen
oordeel mogen optreden. Hij moest de zaak voorleggen aan de leden van het
kapittel, zelf het werk nazien of het laten nazien door een bevoegd
persoon. Het laatste woord in deze zaak moest voorbehouden blijven aan
Don Bosco.

5.9 Page 49

▲back to top
- XII/45 -
6° Exemplaren van onze uitgaven aan de huizen. Het was de gewoonte
dat men van de boeken die voor onze rekening gedrukt werden, twee exempla-
ren opstuurde naar ieder college, maar niet van de boeken gedrukt voor reke-
ning van auteurs, vreemd aan onze Congregatie. Men zou er mee voortgaan een
exemplaar van de Letture Cattoliche te zenden aan iedere medebroeder en van
de Biblioteca dei classici een voldoende aantal exemplaren aan de leraren.
De aankondiging dat er om 17 u. een algemene conferentie zou zijn on-
der voorzitterschap van Don Bosco maakte een einde aan de bijeenkomst.
Dit werd een zeer plechtige zitting waaraan al de medebroeders van
het Oratorio deelnamen met inbegrip van de novicen en aspiranten, samen 156
man. Ze kwamen bijeen in de kerk van de H. Franciscus. De leden van het
kapittel en de directeurs zaten in een kring in het priesterkoor naar de
andere leden van de vergadering toegekeerd. Don Bosco stond in het midden
aan de voet van het altaar. Hij opende de zitting met deze woorden: -
"Mijn dierbare broeders, volgens het gebruik van de voorbije jaren zijn wij
hier vergaderd bij gelegenheid van dit feest van de H. Franciscus van
Sales, om kennis te nemen van de sanitaire, stoffelijke, wetenschappelijke
en zedelijke toestand van alle huizen van onze Vrome Sociëteit. Dit zal wor-
den uiteengezet door elk van de directeurs van de huizen, die hier aanwe-
zig zijn. De eerste om het woord te voeren zal de directeur van het oudste
huls zijn en dan de anderen volgens de anciënniteit van de huizen. Daarna
zal er een verslag over het Oratorio worden gegeven. Ik zal de laatste spre-
ken, niet over een of ander huis in het bijzonder, maar over de gang van
zaken van de Congregatie en over de vele voorname zaken die dit jaar ge-
beurd zijn. Ik verleen thans het woord aan de directeur van Borgo S. Martino."
Don Giovanni Bonetti zei dat zijn college te eng was voor het grote
aantal aanvragen dat zij ontvingen. Tot dan toe was er niemand ziek in huis.
De medebroeders moesten bij hun werk geremd worden, daar zelfs de leraren, titu-
larissen van een klas zich 's avonds ook nog met de herhalingen wilden be-
zig houden. Deze inspanningen werden bekroond door talrijke roepingen tot
de kloosterstaat en de priesterlijke staat, die de vrucht waren van de
bloeiende compagnies. De gemeentescholen die aan de Salesianen waren toever-
trouwd, hadden door hun goede resultaten het vertrouwen van de families
gewonnen alsook van de lokale overheid. Het aantal scholieren bedroeg 130.
Nu de onderwijzeres van de gemeenteschool ziek was gevallen gingen onze
zusters (aldus zegde men het toen) die vorig jaar ook bij het college
gekomen waren, les geven aan de meisjes, tot groot genoegen van de bevol-
king, die wenste dat het onderricht van de vrouwelijke jeugd voorgoed in
hun handen zou overgaan. In het college dan stelden de zusters de ouders
tevreden wegens hun vlijt bij het zorgen voor het linnengoed. Door hun ge-
beden droegen ze bij tot de goede gang van zaken in het college. Het ont-
vangen van de sacramenten, de zedelijkheid en de studiegeest bloeiden er
zodanig, dat men de Heer er moest voor bedanken. Hij eindigde met het eigen
huis in de gebeden van de medebroeders aan te bevelen.
Don Giovanni Battista Lemoyne was na hem rechtgestaan. Hij bracht een
heel lovend rapport uit over zijn medebroeders wegens hun samenhorigheid
als wegens hun werkzaamheid. Sinds twee jaar genoten de jongens van een
volmaakte gezondheid, wat men scheen te moeten toeschrijven aan twee voor-
zorgen: 's avonds na het avondmaal werd aan de jongens verboden water te
drinken en werden ze verplicht hun recreatie onder de galerij te houden.
De interne leerlingen waren ten getale van 220 en de externen 130; deze laatsten

5.10 Page 50

▲back to top
- XII/46 -
gingen naar onze gemeentescholen en kwamen dan ook op zon- en feestdagen
naar de congregatie. In het Oratorio ontbrak een recreatielokaal, maar
kapelaan Albert dacht hieraan en bracht een kapel in orde. Drie priesters
gingen de mis opdragen in de kerken van de plaats. Voor de goede gang van
zaken op zedelijk en godsdienstig gebied in het college dankte de directeur
de oversten wegens het uitstekend personeel dat ze hem bezorgd hadden.
Don Giovanni Battista Francesia bracht verslag uit over zijn college
van Varazze. De gezondheid van zijn jongens was benijdenswaardig, hun stu-
die voldoende, hun geest van vroomheid levendig en de recreatie vol vuur.
Het huis herbergde zoveel jongens als er maar plaats konden vinden, name-
lijk 130. Vele aanvragen moesten afgewezen worden. De gemeentescholen
in onze handen kenden een grote bloei, evenals de avondscholen voor volwas-
senen. In het Oratorio van Sint-Bartolomeüs was er 's morgens en 's avonds con-
gregatie voor de jongens die geen student waren. De studenten-externen had-
den de kapel van 0.-L.-Vrouw-ten-Hemel-opgenomen als Oratorio voor zon-
en feestdagen. Don Francesia had grote lof over voor zijn personeel, dat
hij aan de gebeden van zijn medebroeders aanbeval.
Don Francesco Cerruti sprak over het college en het lyceum van
Alassio. De burgerlijke scholen werden bijgewoond door 500 jongens, waar-
van 160 kostgangers, zoveel als de lokalen maar konden bevatten. Over de
gang van zaken in stoffelijk en zedelijk opzicht kon hij alleen maar goed
zeggen, maar hij betreurde de schade die de jongens moesten lijden gedu-
rende de vakanties. Het was werkelijk ontzettend, modellen van vroomheid
en zedelijkheid keerden in het college terug met een afkeer van alles wat
de Kerk aanging. Daar hij zag dat menselijke middelen hier te kort scho-
ten, had hij zijn toevlucht genomen tot het gebed en had er de doeltref-
fendheid zichtbaar van ondervonden. Immers, gedurende de novenen van de
Onbevlekte Ontvangenis en van Kerstmis was hij erin geslaagd de vurigheid
weer op te wekken en alle compagnies op de goede weg te brengen, zodat
tenslotte de vroomheid weer opbloeide alsook het veelvuldig ontvangen van
de sacramenten. Hij besloot met te zeggen dat de geest van de medebroeders
goed was, dat de jongens bij de externen dikwijls naar het Oratorio kwamen
op zon- en feestdagen, dat de internen veel van de studie hielden, en dat
men de hoop mocht koesteren dat, evenals het vorige jaar, er ook dit jaar
enkelen een geestelijke loopbaan zouden opgaan. Hij hoopte eveneens dat,
dank zij de gebeden van zijn medebroeders, in het huis van Alassio het
vuur van de christelijke liefde en van de ijver voor het heil van de zie-
len hoog zou blijven opvlammen.
Don Francesco Dalmazzo was verheugd te kunnen aankondigen dat in
zijn huls van Valsalice het aantal jongens gestegen was van 30 tot 60,
maar toch kon het aantal van hen die weggingen, niet worden goedgemaakt
door het aantal nieuwe leerlingen, wegens de wedden die men moest uitbe-
talen aan leraren van buiten de Congregatie. De studie, de vroomheid, het
ontvangen van de sacramenten, de compagnies, het werk van de Salesianen
lieten niets te wensen over. Wat de gezondheid betreft, tot dan toe was
er niemand ziek.-De Heer zij bedankt - riep hij uit - want dit jaar wordt
waarschijnlijk een of andere roeping voorbereid.
Don Paolo Albera vertelde dat te Sampierdarena het gebouw voltooid
was en dat het nu zo ruim was geworden dat men het aantal jongens van toen,
namelijk 120, kon verdubbelen. Er werd hard gewerkt en gestudeerd. Over de ge-
zondheid mocht men niet ontevreden zijn, ongeacht de ligging van het huis,
dat voortdurend aan wind was blootgesteld. Het gedrag van de medebroeders en van

6 Pages 51-60

▲back to top

6.1 Page 51

▲back to top
- XII/47 -
de jongens had reeds meer dan één verloren schaap, namelijk een of andere sekta-
riër uit de stad, terug naar de schaapstal gebracht. De bevolking had een
goed oog voor de Salesianen. Sommige medebroeders gingen op zondag catechis-
musles geven in verschillende kerken. Er waren veel externen die naar het huis
kwamen. Men gaf hun in de scholen onderricht in de christelijke leer en
daarom kwamen ze naar de kerk voor het lof. De zonen van Maria, Hulp der Christe-
nen waren 30 in getal. - "Bidden jullie", zei hij, "opdat ons huis overvloedige
vruchten van christelijke naastenliefde zou mogen opbrengen."
Don Giacomo Costamagna, directeur van de Dochters van Maria, Hulp der
Christenen te Mornese, onderhield zijn toehoorders over de snelle vooruit-
gang van dit instituut. Het was werkelijk een mosterdzaadje dat opgroeide tot een
hoge boom. Er waren al meer dan honderd zusters en de aanvragen om te wor-
den opgenomen kwamen voortdurend binnen. Om echter stand te houden hadden
ze de hulp nodig van het Oratorio. Deze zusters konden door hun nederigheid
en hun geest van onthechting als model doorgaan. Men voorzag dat ze ook in de
missies waardevolle helpsters zouden zijn. Hun gezondheid liet echter veel
te wensen over. Twee van hen waren op het einde van hun leven gekomen.
Men kon wel zeggen dat 's morgens iedereen te communie ging. Buiten de 35 kost-
schoolmeisjes waren er ook nog de meisjesscholen van de gemeente waar ze
zorg voor droegen. Ook de jongensscholen waren aan een Salesiaan toevertrouwd.
Monseigneur Sciandra had toen juist de regel van het instituut goedge-
keurd. Om te sluiten beval hij zichzelf in het bijzonder aan in de gebeden
van iedereen.
Don Giuseppe Ronchail, directeur van het tehuis te Nice deed zijn
beklag over hun bekrompen toestand. Er waren in het geheel negen personen,
namelijk vijf jongens, twee jonge geestelijken, de kok en de directeur.
Er waren zo weinig jongens wegens de Franse wetgeving. Iedereen die een
ambacht aan een jongen wou aanleren moest ervoor zorgen dat hij kon lezen
en schrijven. Een buitenlandse priester mocht slechts Latijn onderwijzen na
twee jaar verblijf in Frankrijk. Iedere priester mocht hier niet meer dan
vier leerlingen hebben. Op welke manier kon men dan lesgeven en jongens
hebben? Om 's zondags de jongens te kunnen samenbrengen voor de catechismus
en om de machtiging te ontvangen om enige jongens in huis te hebben en hun
les te geven, moesten de Salesianen zich wenden tot een protestantse Prefect,
die eerst na herhaaldelijk aandringen hun vragen inwilligde. Men vreesde
dat de Salesianen politieke inzichten koesterden en dat ze in het geheim de
kuiperijen begunstigden van hen die op de wedervereniging van Nice met Italië
aanstuurden. Over dit punt werd dan ook een uitgebreid onderzoek gedaan.
Een commissaris die erop uitgestuurd was om een huiszoeking te doen, trof
de jongens op de speelplaats aan en de directeur gedwongen te bed. Hij rap-
porteerde dan dat er geen klas gegeven werd. Enige dagen later kwam dan de
schriftelijke vergunning toe van de Prefect, waarin gezegd werd dat, gelet op
het goed aan de stad gedaan en de afwezigheid van enig politiek doel, de
toelating verleend werd school en catechismus te geven.
- "In Frankrijk", zei Don Ronchail, "wordt er op zondag veel gewerkt,
maar de wet verbiedt op die dag kinderen van minder dan zestien jaar te
doen werken. De Prefect is geneigd dit wetsartikel beter te doen naleven en
de bevolking evenals de overheid zijn over ons tevreden. Over ons huis
spreken de enen kwaad, de anderen goed en nog anderen laat het onverschil-
lig. Velen hebben beloofd ons te helpen, maar wij moeten niet op de mensen
maar op de Heer hopen. Wij bevelen ons in de gebeden van iedereen aan, want Nice

6.2 Page 52

▲back to top
- XII/48 -
heeft mensen nodig die het goed doen."
Toen Don Ronchail gedaan had, nam Don Bosco het woord.
"
Daar het uur al ver gevorderd is en over enkele minuten de
" bel zal luiden om naar de kerk te gaan, zal ik mij deze avond be-
" perken tot één enkele zaak van groot belang; over het Huis van Tu-
" rijn, over het Oratorio zal morgenavond gesproken worden, en wij
" zullen op hetzelfde uur als vandaag bijeenkomen. Wat ik deze avond
" aan alle directeurs verlang aan te bevelen is, dat, wanneer ze naar
" hun huizen zullen terugkeren ze aan hun medebroeders en aan de jon-
" gens zouden leren hoe ze brieven moeten schrijven. Het is maar al te
" waar dat ze niet goed kunnen schrijven en wie de brieven leest en
" naziet, laadt een verdiende blaam niet alleen op de persoon maar op
" heel de Congregatie. Ik zeg dit niet omdat men dit gebrek zou hebben
" opgemerkt in de ontvangen brieven, maar omdat we ongemakken dienen te
" voorzien.
"
Brieven schrijven is een zaak van groot belang, al schijnt dat
" op het eerste gezicht niet het geval te zijn. Immers, velen heb-
" ben een goede of een slechte opinie over ons huis alleen door de
" brieven die van dit huis of van de personen die tot onze Congregatie
" behoren, afkomstig zijn. Lof of blaam voor één persoon wordt meestal
" overgebracht op geheel het huis en de Congregatie, alsof men bij ons
" niet weet aan te leren hoe men een eenvoudig briefje moet schrijven.
"
Men moet er dus steeds op letten dat in de brieven niet enkel
" de behandelde stof degelijk zou zijn, maar ook de vorm, namelijk dat
" de zaken die men te zeggen heeft, ook goed uitgedrukt worden. Ieder-
" een moet er zich dringend voor inspannen niet alleen de fouten tegen
" de spraakkunst maar ook tegen de spelling te vermijden. Ook moet het
" geschrevene verstaanbaar zijn, want het gebeurt soms dat men er niet
" in slaagt zich te doen verstaan door de geadresseerde en dat is een
" echte onbeleefdheid.
"
Op een brief schrijft men eerst bovenaan de plaats van ver-
" trek, de dag, de maand, het jaar, daaronder laat men een ruimte vrij
" en dan pas schrijft men de aanspreektitel.
"
Men beginne de brief niet dadelijk door bijvoorbeeld te zeg-
" gen: r Beste vriend, ik laat je weten enz., alles achter elkaar op
" dezelfde lijn, maar men plaatst de titel op hogere lijn en dan be-
" giet men lager zijn brief.
"
Iets anders dat me ook zeer belangrijk toeschijnt, is goed
" te weten welke titels men moet geven aan de menigvuldige klassen van
" personen. Men zal in het begin van de brief de titel voluit en niet
" verkort schrijven bovenaan het blad en iets naar links. De datum moet
" hoger staan dan de titels, maar rechts, en wanneer men hem onder-
" aan de brief schrijft, dan op de linkerkant van het blad. Wanneer
" men aan hooggeplaatste personen schrijft, dan moet men de brief
" niet beginnen aan de bovenkant van het blad, maar men moet de helft van
" het blad in blanco laten. Aldus moet ook de handtekening beneden
" gebeuren, onderaan het blad, waarbij men het gedeelte van het blad
" dat overblijft tussen de eigenlijke brief en de handtekening, die
" altijd rechts moet staan, in blanco laat. De woorden van uwe Edelacht-
" bare enz, staan echter steeds links, wanneer men de brief voltooid
" heeft. Het besluit ik betuig mij enz. begint altijd op een andere
" lijn.
"
Ik meen dat deze en andere dergelijke kleine zaken van groot

6.3 Page 53

▲back to top
- XII/49 -
" belang zijn, vooral voor de jonge geestelijken en de leden van onze
" Congregatie.
"
Daarom beveel ik de directeurs nog eens aan dat ze in hun
" huizen op dit punt de nadruk moeten leggen, ook bij de jongens die
" aan hun zorgen werden toevertrouwd. Wanneer men er nauwgezet op let,
" dan komt men ertoe dit zeer vlot te doen.
Op die dagen waren de directeurs van de huizen en de priesters van
het Oratorio steeds bij Don Bosco zodra ze er maar gelegenheid toe vonden.
Van zijn kant maakte Don Bosco van ieder ogenblik gebruik om de directeurs
de ene na de andere te aanhoren en aldus individuele normen te geven naar-
gelang van de gevallen. Dit alles was een innerlijke troost voor hem en een
compensatie voor al de onaangenaamheden, die onze lezers wel kennen.
Op de avond van de tweede februari, de tweede dag van de conferentie,
waren na het avondmaal verscheidene priesters met hem in een gemoedelijk
gesprek gewikkeld en werd het thema van de geschiedschrijver, waarover ge-
handeld was op de namiddagzitting van daags tevoren, aangeraakt. Het belang
van een geschiedschrijver ontsnapte aan niemand. Don Bosco zette dan uit-
voerig zijn mening uiteen en gaf daarbij merkwaardige zaken te kennen, die
Don Barberis in zijn kleine kroniek invoerde en waarvan het ons nuttig
schijnt het wezenlijke gedeelte hier over te nemen. Don Bosco zou aldus
hebben gesproken:
"
Wat het meest dringend is en wat zodra mogelijk dient te gebeuren
" is dat iedere directeur een summiere geschiedenis zou schrijven van
" zijn eigen college vanaf zijn stichting tot heden. In de vorm van
" een kroniek of van annalen zal hij al de voornaamste dingen aanteke-
" nen die in zijn college gebeuren. Voor het verleden dient men speciaal te
" noteren: de datum van de stichting, de ontwikkeling en achtereen-
" volgende uitbreiding van de gebouwen, het stijgende aantal jongens
" jaar per jaar, het gehalte van de jongens, het naderen tot de sacra-
" menten, en hun zedelijkheid. Jaar per jaar zal men opschrijven wie
" als jonge geestelijke ingekleed werd, wie binnengekomen is om deel
" uit te maken van de Congregatie, welke betrekkingen er geweest zijn
" met de gemeentelijke overheid van de plaats en met de bevolking. Dan over
" de buitenscholen, de avondscholen, het Oratorio voor zon- en feest-
" dagen, enz., waarbij men zoveel mogelijk dient te noteren de oorza-
" ken die zekere gevolgen hadden, welk middel er gebruikt werd om dit
" of dat te bereiken, welke moeilijkheden moesten overwonnen worden
" en hoe men ze overwonnen heeft.
"
En nadien geleidelijk, van jaar tot jaar, alles optekenen op de
" manier die ik aangegeven heb, met het aantal jongens, het tijdstip van
" het openen en van het sluiten van de scholen, met speciale aandacht
" voor de hoeveelheid en het gehalte van het personeel dat voor ieder
" college ingezet werd enz.
"
Jaar per jaar dan late iedere directeur deze kroniek over-
" schrijven in een ander groot boek, in een mooi handschrift en deze kopie
" moet dan altijd in de archieven van het college bewaard blijven. Het oor-
" spronkelijke of een andere kopie, telkens wanneer een schrift volge-
" schreven is, zal naar Turijn worden gezonden, opdat de oversten goed
" de gang van zaken in alle colleges zouden kunnen volgen en een norm

6.4 Page 54

▲back to top
- XII/50 -
" en een geschiedenis zouden hebben van de ganse Congregatie.
"
Ik heb reeds bondig vele zaken die het Oratorio aangaan, be-
" schreven vanaf hun begin tot heden toe en zelfs heb ik veel zaken
" tot 1854 in het lang en het breed uiteengezet. In 1854 beginnen wij
" te spreken over de Congregatie en de zaken nemen dan een onmetelijke
" uitbreiding en krijgen een ander uitzicht. Ik heb gedacht dat dit
" werk van groot nut zal zijn voor hen die na ons zullen komen. En om
" grotere eer te geven aan God zal ik proberen voort te gaan met
" schrijven. Op dit punt moet men geen aandacht meer hebben noch voor
" Don Bosco noch voor iemand anders.
"
Ik merk dat het leven van Don Bosco volledig opgaat in het
" leven van de Congregatie en daarom spreken wij er over. Het is nodig
" voor de meerdere eer van God, voor de redding van de zielen en voor
" de grotere groei van de Congregatie dat vele zaken zouden bekend zijn;
" want laten we het nu onder elkaar maar eens zeggen - de andere
" congregaties en kloosterorden hadden hun begin te danken aan een of
" andere ingeving, een visioen, een bovennatuurlijk feit dat de stuwing
" gaf aan hun stichting en hun oprichting verzekerde, maar meestal
" bleef de zaak beperkt tot een of enkele van die feiten. Hierbij
" ons gaat het integendeel helemaal anders. Er mag gezegd worden dat
" er niets was wat we niet vooraf wisten. De Congregatie ging geen
" stap vooruit tenzij door een of ander bovennatuurlijk feit. Er kwam
" geen wijziging, vervolmaking of vergroting of dat werd voorafgegaan
" door een bevel van de Heer. En daarom acht ik het goed dat men de
" mensen er buiten laat. En wat mij betreft, wat geef ik erom of men
" er goed of kwaad over spreekt? Wat geef ik erom of de mensen me
" zus of zo beoordelen? Dat ze zeggen wat ze willen, dat ze over mij
" spreken zoals het hun goeddunkt, het gaat me niet veel aan, want
" daarom zal ik in de ogen van God noch min of meer zijn dan wie ik
" ben. Maar het is nodig dat Gods zaken zouden bekend gemaakt worden.
" Wij, bijvoorbeeld, hadden al de zaken kunnen schrijven die ons over-
" kwamen, vooraleer ze gebeurden, om ze nauwgezet en met juistheid op
" te schrijven. En verschillende zaken had ik al opgeschreven als
" norm voor mijzelf en tot mijn opbeuring.
Derde dag: morgenzitting onder voorzitterschap van Don Rua. De be-
spreking over de verklarende nota's op het Reglement wordt hervat. We zul-
len hier zes punten aanraken die de moeite waard zijn.
1° Het vieruurtje voor de jonge geestelijken. Mocht men aan de jonge
geestelijken de vrijheid laten het vieruurtje te nemen of was het beter dat
ze er zich zouden van onthouden? Men was van mening dat Don Bosco de nei-
ging had hierop met een "neen" te antwoorden, hoewel hij er zich nooit uitdruk-
kelijk had over uitgesproken. In een conferentie tot de novicen, toen hij
aanbeval niet te eten noch te drinken buiten de maaltijden, had hij hun
gezegd: - "Indien je eetlust het vergt, neem dan maar gerust je vieruurtje,
maar..." - Het kapittel liet trouwens de zaak hangende, hoewel opgemerkt
werd dat er geen behoefte voor bestond, omdat het voedsel bij het middag-
maal voldoende was, des te meer omdat het in geen enkele congregatie of kloos-
terorde het gebruik was het vieruurtje te nemen. Nochtans bleven verschil-
lende meningen hierover bestaan.
2° Het ambt van catechist. Hier ontstond een drukke discussie. Het

6.5 Page 55

▲back to top
- XII/51 -
was een kiese aangelegenheid, Moest de catechist niet de directeur van
de jonge geestelijken zijn? Was hij niet de tweede gezagdrager in het col-
lege? Had hij niet in geestelijke zaken een macht die kon vergeleken
worden met deze van de prefect in stoffelijke aangelegenheden? Anderzijds
waren in de colleges de catechisten doorgaans te jong en gewoonlijk stu-
diemakkers van enkele jonge geestelijken, zodat ze niet het nodige gezag
hadden. Het zou beter zijn dat voor de medebroeders de directeur de taak
van catechist zou vervullen. Het is waar dat wegens dit ambt er steeds het
gevaar bestond van wrijvingen tussen de directeur en een medebroeder, maar zoals
de zaken nu stonden, zag men geen andere uitweg. Met de tijd wanneer het
aantal rijpere personen zou stijgen, zou men in dit ongemak kunnen voorzien.
3° Het binnengaan in andermans kamer. Het Reglement verbood het. Dus
moest iedereen instaan voor de reinheid van zijn eigen cel, met uitzonde-
ring van de directeur en van de prefect die hiertoe geen tijd hadden en
bezoeken op hun eigen kamer moesten ontvangen. Maar de directeur en de pre-
fect lieten zich dienen door een coadjuteur en niet door een jongen. Wat
Valsalice betreft, waar de bedden van de leerlingen door knechten werden
opgemaakt, moesten deze laatsten ook de cellen van de jonge geestelijken
in orde brengen, zo niet zouden de jonge geestelijken tegenover de jongens
in een minderwaardige positie gestaan hebben.
4° Godsdiensthandboek. Voor het lyceum en voor het hogere gymna-
sium was het nodig een handboek van degelijk godsdienstonderricht te aan-
vaarden. Er was toen geen ander dat aan dit doel beantwoordde dan het boek
van kanunnik Giovanni. Dit werk bestreed inderdaad met sterke argumenten de
dwalingen van die dagen en gaf de vereiste uitleg over de onlangs gedefinieerde
dogma's.
5° Kleren en schoeisel. Een artikel luidde: "Niemand mag meer
dan twee kostuums of twee paar schoenen hebben." Sommigen vonden het wat
te beperkend, anderen integendeel vonden het heel passend en dat om de weg
af te sluiten aan bepaalde misbruiken. Ze lieten het dan onveranderd bestaan.
6° Het persoonlijk kleine register van de directeur. Een ander artikel
wou dat de directeur een klein afzonderlijk register zou bijhouden waarin hij
voor zijn rekening alle uitgaven moest boeken. Scheen dat niet een overtol-
lig duplicaat te zijn? In de prefectuur bevond zich het algemene register van
inkomsten en uitgaven en dat kon volstaan. Maar Don Rua bewees de noodza-
kelijkheid van dit boekje ook ter ontlasting van verantwoordelijkheid in de par-
ticuliere rekeningen. Hiermee eindigde de zitting.
Omdat het daags tevoren het feest van Lichtmis was, hadden de dien-
sten in de kerk ertoe verplicht de algemene conferentie af te breken. Deze
werd dan hernomen in de namiddag van 3 februari in aanwezigheid van al de ge-
profesten, novicen en aspiranten van het Oratorio die nog eens samenkwamen
in de kleine kerk van de H. Franciscus.
Don Luigi Guanella, de directeur van het Oratorio van Sint-Aloysius
voor de externen aan de Porta Nuova stond het eerst op om het woord te
nemen. De compagnie van Sint-Aloysius, een of ander kleine traktatie eens
per maand een wandeling, hadden voor hen een grote aantrekkingskracht en
hielpen ten zeerste om ze tot het goede op te wekken. De directeur zou
gewenst hebben dat de goede catechisten, studenten en ambachtsjongens, hem
door het Oratorio van de H. Franciscus gezonden de voornaamste moeilijkhe-
den zouden kunnen bestuderen opdat zij op de vragen van de jongens de nodi-
ge uitleg zouden kunnen geven.

6.6 Page 56

▲back to top
- XII/52 -
Don Domenico Milanesio, directeur van het patronaat van Sint—Fran-
ciscus, nam een halve conferentie voor zich in beslag. Zijn Oratorio omvat-
te drie klassen jongens: studenten, ambachtsjongens en jongens die enkel
op zondag kwamen. De studenten volgden de dag— en de avondscholen. In de
kerk werden dezelfde voortgezet die Don Bosco er eens verricht had. Iedere
zondag schommelde het aantal communies tussen 150 en 200, dank zij de ijver
en het geduld van enkele priesters van het huis. Vooral de compagnie van
de kleine clerus en die van Sint—Aloysius werden goed verzorgd. Iedere week
werd een speciale vergadering gehouden voor de catechisten: men las enke-
le regels en gaf uitleg aan de hand van voorbeelden over de manier om de
jongens te kennen en ze van hun beste kant aan te pakken. Hiervan haalde hij
er vooral drie aan:
1° De catechismus in zijn onderdelen verdelen en aan de kleinsten
enkel het strikt noodzakelijke leren. Voor de groteren de kennis laten aangroei-
en naarmate ze ouder en verstandiger worden, zodat op het einde de jongens
de hele catechismus kunnen kennen en verstaan.
2° Om te bekomen dat men in de kerk het stilzwijgen zou bewaren
mocht de catechist niet veel van zijn plaats weggaan, hij moest stil spre-
ken en in stilte berispen in plaats van de stoornismaker buiten de kerk
te zenden of hem geknield te doen zitten; moest hij hem laten waar hij was
en hem nadien in handen geven van de overste, die hem wel de passende ver-
maningen zou weten te geven.
3° Men had ook ervaren dat het heel nuttig was de jongens dicht bij
de kerkdeur te laten samenkomen alvorens ze in de kerk binnen te laten. Maar
de catechisten moesten al op hun plaatsen zijn om ze te ontvangen, Bij het
binnentreden van de kerk moest men een hymne zingen om het onvermijdelijk
gedruis op die manier te overstemmen.
Op de dagschool waren 120 leerlingen ingeschreven die echter, door
de zorgeloosheid van de ouders niet geregeld kwamen. Vanaf het ogenblik
echter dat men de registers in orde had gebracht en aan de ouders de af-
wezigheden van hun zonen liet weten, waakten zij iets beter over hun ge-
drag. Een zestigtal gingen iedere zaterdag te biechten, vijf of zes gin-
gen iedere zondag te communie.
De ambachtsjongens van de avondlessen waren heel goed. Ze waren hun
schooljaar begonnen met een vijftigtal communies. Er werd hun onderricht
gegeven in catechismus, lezen, schrijven, rekenen en zang. Iedere week werd
erop aangedrongen dat ze te biechten zouden gaan. Het schijnt vervelend te
zijn — zei Don Milanesio maar het is bewezen dat het hun zeer veel goed
doet.
Op de bijzonderste feestdagen bereikte het aantal communies van de
jongens de driehonderd.
Don Milanesio eindigde zijn toespraak met een bedanking en een ge-
bed. Hij dankte hartelijk de oversten voor de stoffelijke hulp die zij aan
het Oratorio voor zon— en feestdagen verleenden en verzocht hen het steeds
onder hun rechtstreekse bescherming te willen houden en het te sterken door
hun gebeden,
Eindelijk kwam de beurt aan het Oratorio voor de internen. Hier-
over had Don Giuseppe Lazzero verslag moeten uitbrengen omdat dat jaar hij
en niet Don Rua er de taak van onderdirecteur waarnam, maar op voorstel van hem-

6.7 Page 57

▲back to top
- XII/53 -
zelf had het hoofdkapittel op de zitting van 27 januari erin toegestemd
dat Don Rua er zou mee voortgaan het "rendiconto" van het bijzonderste huis
te geven.
Hier volgt dan bondig zijn relaas, in vier punten verdeeld, volgens
het aantal categorieën van personen die het Oratorio samenstelden.
1° De leden van de Congregatie. Ze maakten vorderingen in de echte kloos-
tergeest en in de christelijke liefde. Dit moest toegeschreven worden aan
de grotere regelmaat bij de maandelijkse oefening van de goede dood, bij
de dagelijkse meditatie om 5 uur voor de enen en om 9 uur voor de anderen,
bij de geestelijke lezing in de namiddag en bij het onafgebroken voorlezen
gedurende middag- en avondmaal.
2° De novicen. Dat jaar leefden ze afgezonderd van de overigen in het
huls: ze gingen afzonderlijk naar de speelplaats, de refter, de kerk, hun slaap-
kamer, de studiezaal. Er waren er een zestigtal, een getal dat nooit tevoren
was bereikt. Men verwachtte er goede vruchten van. In hen brandde de ijver
voor het welzijn van hen zelf en van de naaste.
3° De studenten. Ze waren zeer talrijk en goed. De uitslag van de
examens was niet weinig bevredigend zowel in het Oratorio als daarbui-
ten. Hun geest van vroomheid kwam tot uiting in hun werken. Bij velen was
het doel bereikt dat onze Congregatie zich voorstelde, want van de 45
leerlingen van de hoogste klas waren er veertig die het geestelijke kleed
droegen, zodat ze aan de Salesianen een flink contingent bezorgden om hun
inspanningen ook bulten ons land uit te breiden. De compagnies hadden hier
doeltreffend toe bijgedragen. Nochtans liet de compagnie van de Onbevlekte
Ontvangenis iets te wensen over wat de regelmaat van de conferenties be-
trof. Ze werd aangezien als de laatste trede vooraleer men in de Congregatie
trad.
4° De ambachtsjongens. Zeer troostende zaken. Meer regelmaat dan de
vorige jaren, goed geordende klassen, zeer ijverige catechisten om ze te onder-
richten in de waarheden van onze godsdienst; de assistenten waren eensge-
zind voor het bevorderen van de vroomheid en de christelijke liefde.
- "Ik hoop", zei Don Rua, "dat de behaalde vruchten zeer goed en over-
vloedig zullen zijn, maar hiervoor is het nodig zijn eigen wil te kunnen over-
winnen en te verloochenen. Dit zeg ik niet, omdat onder ons de geest van
het offer zou ontbreken, maar omdat zonder dit onze inspanningen weinig
doeltreffend kunnen zijn tot het goede dat we moeten doen." Volgens het
voorbeeld van al de anderen, beval hij zijn eigen huis aan in de gemeen-
schappelijke gebeden.
Toen de verslagen van de afzonderlijke directeurs aldus beëindigd
waren, nam Don Bosco het woord en hield volgende toespraak die uit meer dan
één oogpunt, zeer belangrijk is.
"
Uit de "rendiconti" van de afzonderlijke colleges, huizen,
" Oratoria, zowel gisteren als vandaag, moeten wij met reden blij
" zijn en de Heer bedanken omdat Hij gewild heeft dat al onze werken
" voorspoedig verliepen en dat onze verlangens bevredigd werden. Onze
" huizen zijn gevuld met jongens, zelfs met goede jongens en onze mede-
" broeders zijn ten zeerste bezield om ze goed te doen, op verstande-
" lijk en moreel gebied. Overal is er een voortschrijdende verbetering.

6.8 Page 58

▲back to top
- XII/54 -
"
Bij wat er echter gezegd is, heeft men verzuimd te verwijzen
" naar verschillende huizen die hier in Turijn onder de leiding staan
" van onze sociëteit. Er werd nog niet gesproken over het Oratorio
" van Sint-Jozef, waarheen sommigen van onze medebroeders zich elke
" zondag en gedurende de vastentijd begeven voor het geven van catechis-
" muslessen ongeacht de lange weg en het ongure seizoen. Daar gaan
" de zaken zeer goed, zowel door de zorg die zij er hebben voor de
" arme jongens, als door de verdiensten van de heer Uccelletti, stich-
" ter, eigenaar, onderhouder, catechist van dit Oratorio en waakzame
" assistent van de meer tuchteloze en losbandige jongens. Er is even-
" eens de familie van Sint-Pieter in Borgo san Donato en het werkhuis
" Sint-Jozef hier in de nabijheid, waaraan onze leden deelnemen.
"
Om nu mijn mening te kennen te geven over onze Congregatie
" in het algemeen, moet ik bevestigen dat ze aangroeit, zowel door
" het voortdurend oprichten van nieuwe huizen als door de vermeerdering
" van de kloostergeest. Dat moet ons aanzetten om onze inspanningen en
" ons zwoegen te verdubbelen, nu we merken hoe ze door de Heer worden
" gezegend. Wat het aantal aangeslotenen bij onze Congregatie betreft,
" daarvoor moeten we steeds de hemel danken, want dat is zeer bevre-
" digend. Er zijn al 330 leden, zoals men kan opmaken uit de lijst
" die men deze dagen gaat drukken. Van dit aantal hebben er 112 de
" eeuwige geloften en 83 de driejaarlijkse geloften afgelegd. De
" novicen zijn in zeer groot aantal en er zijn eveneens verscheidene
" aspiranten.
"
Er is ook een ander kloosterinstituut dat ons veel helpt,
" een instituut dat zorg draagt voor de meisjes zoals wij dat voor de
" jongens doen. Het is het Instituut van de Dochters van Maria, Hulp
" der Christenen verenigd met onze Congregatie, en dat al meer dan
" 100 kloosterzusters telt. Wanneer men deze dan samentelt met onze
" medebroeders komen we tot een totaal van 450 personen die werken
" voor de grotere glorie van God en voor het heil van de zielen, be-
" zield door dezelfde geest, onder dezelfde leiding en dezelfde vlag.
" Deze Zusters hebben buiten hun moederhuis, dat zich te Mornese in
" het bisdom Acqui bevindt, ook nog een ander huis te Borgo S. Martino
" en dit jaar maken ze zich gereed om uit te trekken naar verschillende
" andere plaatsen. Binnenkort zullen ze ook naar Turijn komen om hier
" een school te openen tegenover de kerk van Maria, Hulp der Christe-
" nen en zorg te dragen voor zovele verlaten kinderen uit de omgeving.
" Het zijn behoeftige meisjes, omdat ze vaak de ganse dag buiten huis
" verblijven bijna zonder voedsel; hun ouders kunnen er niet in voor-
" zien. Maar ook wat de zedelijkheid betreft, zijn ze behoeftig, omdat
" ze aan allerlei gevaren blootgesteld zijn zonder leiding en onder-
" richt. Een ander huis voor de zusters wordt gereedgemaakt te Alas-
" sio; het paalt aan het college. Dat kan nu nog niet worden geopend,
" omdat er nog bijkomende werken moeten uitgevoerd worden, die weldra
" zullen beëindigd zijn. Dat huis zal stellig in de maand maart kun-
" nen geopend worden.
"
Op de 10de van diezelfde maand zullen wij er een openen te
" Bordighera, Torrione Valle Crosia, een plaats die onverwacht als bij
" betovering werd opgebouwd en die thans zeer uitgestrekt is. Vroeger
" stond daar geen enkel huis op die plaats en was alles met olijven
" beplant. Slechts sinds korte tijd is men begonnen uit redenen van
" handel, landbouw en zomerverblijf er enige huizen te bouwen en dan
" steeds meer, zodat het thans een zeer bevolkte plaats is. De protes-

6.9 Page 59

▲back to top
- XII/55 -
" tanten zagen in dat deze plaats zeer geschikt was voor hun inzichten,
" daar er noch kerken, noch priesters, noch scholen waren. Ze vestigden
" daar hun hoofdzetel. Dan begonnen ze scholen te openen voor jongens
" en meisjes, asielen, een gemengd college, boeken en prijzen van alle
" aard uit te delen en een middel te zoeken om deze bevolking te beder-
" ven. Er waren geen katholieke scholen om er hun kinderen heen te zen-
" den en daarom gingen de kinderen naar de protestantse scholen. Ze
" werden daar vooral aangelokt door het geld, door prijzen en door de
" grote zorgen die men daar besteed aan het lichaam en aan het onder-
" richt. Groot is daarom het nadeel dat door de valse leerstelsels bij
" het volk en vooral bij de jeugd veroorzaakt wordt. Groot waren de
" moeilijkheden die wij moesten overwinnen om tegen zoveel kwaad een dam
" op te werpen. Verleden jaar al werd er met de bisschop een regeling
" getroffen om op deze plaats een katholieke school en een kerk te
" openen. En thans is het huis klaar en over enkele dagen zal Don
" Cibrario als directeur vertrekken met enkele Salesianen om zich te
" gelasten met de scholen voor de jongens en met enkele Dochters van
" Maria, Hulp der Christenen om klas te geven aan de meisjes. Ze zullen
" catechismusles geven aan de jongens en aan de meisjes en inmiddels
" zal de directeur voor het volk kunnen prediken, over heel de streek
" het woord Gods uitstrooien en beletten dat de mensen zouden vergif-
" tigd worden door het bedorven water van de protestantse dwaling, En
" het Oratorio voor zon- en feestdagen is het voornaamste doel dat
" ons naar Torrione brengt.
"
Een andere vooruitgang die onze Congregatie dit jaar verwezen-
" lijkt heeft, is de vlucht die we naar Amerika gedaan hebben. Daar
" werden we vurig verwacht en gewenst en volgens het jongste nieuws van
" onze missionarissen kondigen ze ons aan dat ze te Buenos Ayres aange-
" komen zijn, dat ze er met veel eer ontvangen werden en dat ze er zeer
" geëerbiedigd en geliefd zijn. Het werk dat er op die plaatsen te doen
" valt is onmetelijk, de akker is zeer uitgestrekt, maar dat geeft niet
" want, er wordt met veel vrucht gewerkt. Er wordt gepredikt, biecht ge-
" hoord en men houdt zich voortdurend bezig met het welzijn van de zie-
" len. Ze hebben het beheer van de kerk van de Barmhartigheid van de
" Italianen en bovendien is er daarnaast een tehuis, waar men de Sale-
" sianen zal kunnen ontvangen die daar aankomen uit Europa of die naar
" onze streken moeten terugkeren. Deze kerk is de voornaamste plaats
" van samenkomst voor de Italianen en daar wordt 's zondags minstens
" eenmaal in het Italiaans gepredikt. Daar vestigden zich Don Baccino
" en Belmonte en voorlopig ook Don Cagliero, die dadelijk begon met een
" missie te prediken voor het volk. Indien het zo voortgaat zoals het
" begonnen is, zal dat werk daar veel goed doen. De andere Salesianen,
" onder leiding van priester Fagnano, trokken meer naar het noorden,
" naar San Nicolas, vanwaar we gisteren en vandaag al nieuws ontvin-
" gen. Hun reis verliep opperbest. Ze werden zeer goed onthaald en wor-
" den er uitstekend behandeld. Eerst gaan ze de stad bezoeken, bereiden
" volgens onze inzichten de herinrichting voor van het zeer ruime col-
" lege en gaan zich vervolmaken in de Spaanse taal, die ze nodig hebben
" bij het klas geven en bij het prediken. Ook daar opent zich voor onze
" blik een onmetelijk veld en staat een zeer rijke oogst aan zielen
" klaar.
"
Wat de aanvragen betreft om huizen te openen, wij ontvingen er
" heel wat uit de Argentijnse Republiek zelf, uit Australië, Uruguay,

6.10 Page 60

▲back to top
- XII/56 -
" Paraguay, China, Indië, van de Eilanden van Oceanië en van zeer vele
" andere plaatsen. We ontvingen er uit Frankrijk waar we verleden jaar
" voet hebben gezet door het huis van Nice te openen. Ook in Italië en
" in Piëmont is het wonderbaar om zien hoe we gezocht worden. In Turijn
" zelf worden nieuwe terreinen opengesteld om te werken tot meerdere
" glorie van God. Maar voor dat alles zijn echte Salesianen nodig, be-
" zield door de geest van de Heer en bereid tot het offer.
"
Dit jaar begon eveneens het Werk van Maria, Hulp der Christe-
" nen, dat iets of wat wegens verschillende oorzaken bij het begin in
" het zand bleef steken, doch thans zeer grote uitbreiding neemt en dat,
" naar ik hoop, ruime afmetingen zal krijgen en veel goed aan de Kerk
" zal doen. Tot nu toe konden we deze jongens nog niet in een afzon-
" derlijke plaats bijeenbrengen, maar stilaan zal ook dat gebeuren.
"
We hebben gesproken over het aantal medebroeders die we dit
" jaar reeds hebben en over de verschillende werken die buiten de
" huizen door onze Vrome Sociëteit worden verricht. Nu betaamt het
" dat ik zou zeggen in welke geest deze dingen doorgaans verlopen en
" wat wij van heden af moeten trachten te doen, namelijk op welk ge-
" bied ons werk moet gebeuren. Het gaat erom te voorzien in een bui-
" tengewoon aantal personen die hard, maar werkelijk hard werken.
"
Indien ik zeggen moet hoe ik op dit ogenblik onze zaken zie,
" dan kan ik jullie verzekeren, en ik zeg het zelfs met wat trots,
" dat ik tevreden ben. Het aantal stijgt zo voortdurend dat, indien
" ik geen groot vertrouwen in God had, ik er verschrikt zou over zijn,
" hoewel ik dat gedeeltelijk wel al ben, daar ik zie dat de Con-
" gregatie bijna te snel groeit. Wat me troost schenkt, is de manier
" waarmee de leden de echte geest van de Congregatie verwerven. Ik
" zie het ideaal verwezenlijkt dat ik me voorstelde, nl. personen bij-
" eenbrengen die mij zouden helpen om te werken voor de grotere glorie
" van God. Ik zie doorgaans een geest van onbaatzuchtigheid die werke-
" lijk heldhaftig is, een geest van verloochening van de eigen wil,
" een gehoorzaamheid die mij ontroert. En op hoeveel tijd en met welke
" middelen hebben we dit kunnen bereiken. Wanneer ik in mijn geest de
" tijd van nu met de tijd van vroeger vergelijk, dan is mijn verbeel-
" ding erdoor verbijsterd, Wat bestond er 35, 36 jaar geleden op de
" plaats waar we nu samen gekomen zijn? Wat er was? Niets, werkelijk
" niets! Ik liep hier en daar de meest losbandige, de meest verdorven
" jongens achterna, maar ze wilden niet horen van orde of tucht, ze
" spotten met de zaken van de godsdienst, waarover ze volstrekt niets
" wisten, ze vervloekten de heilige naam van God en ik kon niets doen.
" Het waren werkelijk straatjongens, er werd met stenen gevochten en
" de ruzies waren niet uit de buurt. De dingen bestonden toen meer in
" mijn geest dan in realiteit. Op deze plaats hier en in de omgeving
" waren er akkers bezaaid met maïs en kolen, hier en daar was er een
" tuin en verder was er niets. Een vervallen huisje of liever een
" krotwoning of een taveerne stond er midden in, ellendig om te zien
" aan de buitenkant, nog ellendiger van binnen. En op de koop toe was
" het een plaats van ontucht! Een arme priester, eenzaam, door ieder-
" een verlaten, zelfs erger dan eenzaam, want misprezen en vervolgd,
" had een vaag idee om goed te doen, hier juist op deze plaats en nog
" wel aan arme jongens. Deze gedachte beheerste mij en ik wist niet
" hoe ze te verwezenlijken. Nochtans geraakte ik ze niet kwijt, ze
" leidde zelfs ieder van mijn schreden, ieder van mijn daden. Ik wou

7 Pages 61-70

▲back to top

7.1 Page 61

▲back to top
- XII/57 -
" goed doen, veel goed doen, hier op deze plaats. De gedachte van die
" arme priester scheen toen een droom te zijn en nochtans heeft God de
" verlangens van deze beklagenswaardige man verwezenlijkt en vervuld.
" En op welke manier beschikte Hij dat dit plan zou werkelijkheid worden?
" Hoe de zaken verlopen zijn, zou ik moeilijk kunnen zeggen. Zelf kan ik
" er mij geen rekenschap van geven. Ik weet enkel dat God het wou. Ik
" zie dat er kerken werden opgebouwd, vele gebouwen opgetrokken, veel
" jongens bijeengebracht, zovele priesters en jonge geestelijken die
" mij omringen, zovele directeurs van huizen die voor mij als een kroon
" zijn.
"
Hoe is dit alles gebeurd? Ik merk dat er grote offers moesten
" gebracht worden, dat volgelingen onvervaard moesten zijn indien ze
" niet wilden wijken. Maar na al deze inspanningen zie ik er de vrucht
" van. Duizenden jongens genieten het brood van het woord Gods, de Regel
" is goedgekeurd, de Congregatie is gesticht, ze telt veel leden, haar
" geest staat stevig en groeit uit. Weze aan God hiervoor alle glorie.
"
Maar ik voel dat men mij tegenhoudt met een gewichtige opwerping.
" Maar Don Bosco, alles zal wel heel goed gaan, maar ondertussen is de
" financiële kant in uiterst slechte staat. Overal wordt gebouwd, overal
" zijn er ontzaglijke uitgaven. Hoe zal men het aan boord leggen om nog
" verder te kunnen gaan zonder hulpmiddelen? Waar moet men het geld van-
" daan halen? We lopen het gevaar failliet te gaan.
"
Daarop moet ik antwoorden dat, als ik de zaken enkel van hun
" menselijke zijde bekeek en alleen zag naar wat ik in de palm van mijn
" hand heb, ik dan zou genoopt zijn mij een witte zakdoek op het hoofd
" te leggen, mij te verkleden en te gaan begraven in de eenzaamheid van
" de woestijn en niet meer in de maatschappij terug te keren, want ik
" zie geen middel hoe ik met menselijke middelen de twee eindjes van het
" jaar aaneen kan knopen. Maar wij zijn gewoon onze ogen naar omhoog te
" slaan en te vertrouwen in de Voorzienigheid en de Voorzienigheid laat
" ons niet in de steek. En hoe kunnen we bewijzen dat God ons bijstaat?
" Uit de zaken die voorbij zijn kunnen wij zeer goed de toekomstige din-
" gen afleiden. In het verleden werden we bijgestaan door Gods Voorzie-
" nigheid en wij hopen dat zij ons in de toekomst zal bijstaan. In de
" omstandigheden waarin wij ons thans bevinden, zijn wij al meermaals
" geweest, ja, we kunnen zelfs zeggen dat dit onze voortdurende toestand
" is. Ik kan er zelfs aan toevoegen dat we er nog slechter voorgestaan
" hebben. Heeft de Voorzienigheid ons ooit in de steek gelaten? Nooit!
" We hebben altijd eer gehaald met onze werken. Wanneer we achter ons
" kijken, kunnen we er niets anders in zien dan een zekere godspenning
" voor de toekomst. Wat hebben we tot heden gedaan om vooruit te gaan?
" We hebben een onbegrensd vertrouwen gehad in de goddelijke Voorzie-
" nigheid! En dat vertrouwen heeft ons nooit ontbroken!
" Ook nu zal Ze ons niet alleen laten. Wanneer zou de goddelijke
" Voorzienigheid ons in de steek laten? In één enkel geval. Wanneer
" wij ons onwaardig zouden tonen, wanneer wij het geld zouden verspil-
" len, wanneer de geest van armoede zou verzwakken, namelijk dan, wan-
" neer we zouden beginnen het verkeerd aan boord te leggen door de ver-
" plichtingen niet te vervullen ons door onze roeping opgelegd, Maar
" zolang ik bemerk dat wij volharden, dat er overal offers worden ge-
" bracht, dat er inspanningen gedaan worden om op alle manieren bespa-
" ringen te doen, dat er groot en onbaatzuchtig werk gedaan wordt, ja,
" dan mogen wij er zeker van zijn dat de hulp van de Voorzienigheid ons

7.2 Page 62

▲back to top
- XII/58 -
" niet zal ontbreken. Wezen jullie niet bevreesd. We hebben ons lot in
" de handen van God gelegd en dat zal tot een goed einde gebracht
" worden.
"
Niettemin, al hebben we een blind vertrouwen op de godde-
" lijke Voorzienigheid, toch beveel ik uit alle macht de spaarzaam-
" heid aan. Laten we sparen alles wat we kunnen, laten wij op iedere
" manier besparingen doen, op reizen, rijtuigen, papier, voedingswaren,
" kleren. Men verkwiste geen duit, geen centiem, geen postzegel, geen
" blad papier. Dat beveel ik iedereen warm aan en vooral de assisten-
" ten, de leraren en al de anderen. Ze moeten er zorg voor dragen
" iedere passende besparing te doen en te laten doen door hun onderge-
" schikten door iedere verspilling die ze zouden bemerken, te beletten.
"
Tegelijkertijd moet men alleszins trachten de liefdadigheid van
" de anderen tegenover ons op te wekken door vrome ijver en door
" aansporingen. De Heer zegt: Help U zelf opdat ik U zou helpen. Het is
" noodzakelijk dat wij alle mogelijke inspanningen zouden doen. We kun-
" nen niet verwachten dat de goddelijke Voorzienigheid ons ter hulp
" zal komen, als wij vadsig blijven. Ze zal in beweging komen wan-
" neer ze onze edelmoedige inspanningen uit liefde tot God zal merken.
"
Het is echter nodig dat wij een goed gebruik maken van de
" liefdadigheid van de anderen tegenover ons. We moeten niet zoeken
" ons leven gerieflijker te maken, maar het woord volgen van Sint-Hiëro-
" nymus: Habens victum et vestitum his contentus ero. En niets meer.
"
Indien we zo handelen, zal de Heer ons nooit in de steek
" laten. Letten jullie er eens op: indien wij vooraf nauwkeurig alle be-
" rekeningen hadden willen maken voor de uitgaven van de expeditie naar
" Amerika en, zoals men dat noemt, voor de inplanting van de Congre-
" gatie in deze landen, dan hadden wij, als we alle details en on-
" voorziene dingen meetellen, zelfs met de grootste zuinigheid, toch
" nog honderdduizend tot driehonderdduizend lire moeten voorzien. Wij
" hebben deze berekeningen niet gemaakt en we hebben enkel gezegd:
" - Het is de meerdere glorie van God die we willen; het is God die
" vraagt dat we zouden vertrekken, het is God die wil dat we zouden
" gaan.
"
Welnu? Men heeft gebeden, de zegen van de Heilige Vader
" gevraagd en de middelen werden ons bezorgd, niets ontbrak hen die
" vertrokken en niets ontbrak ons. Daarom moeten wij verbaasd uitroe-
" pen: dit zijn allemaal buitengewone feiten van de goddelijke Voor-
" zienigheld, zelfs wonderbare feiten, die ons bewijzen dat de Heer zich
" van ons bedienen wil voor de doeleinden van Zijn barmhartigheid.
"
En wat zullen wij thans kunnen doen om te beantwoorden aan
" die grote goedheid van de goddelijke Voorzienigheid? Kijk! De
" Sociëteit is opgericht, onze Regel is goedgekeurd. De grote taak
" die wij nu te volbrengen hebben, is het stipt en nauwgezet naleven
" van de Regel. Maar om hem te beoefenen en goed na te leven, is het
" nodig hem te kennen en te bestuderen. Iedereen rekene het zich tot
" een plicht de Regel te bestuderen. Thans is het niet meer zoals in
" het verleden, toen niet de Regel maar enkel de Congregatie goedge-
" keurd werd en men vooruit kon gaan met een traditioneel en bijna
" patriarchaal bestuur. In die tijden zijn we niet meer. Wij moeten
" ons vasthouden aan ons wetboek, het in al zijn bijzonderheden be-
" studeren, begrijpen, uitleggen en toepassen. Al onze werkzaamheden moe-

7.3 Page 63

▲back to top
- XII/59 -
" ten volgens de Regel geleid worden.
"
Wanneer de directeurs in hun huizen teruggekeerd zijn, dan
" moeten ze aan hun ondergeschikten onze Constituties beter en met
" groter bezorgdheid leren kennen. Men moet hun het gezag toekennen dat
" ze in werkelijkheid bezitten. Het is het koninklijk gezag van
" de wetten. De directeurs moeten ze doen kennen en begrijpen door
" ze vriendelijk en met veel liefde uit te leggen.
"
In iedere omstandigheid, in plaats van een beroep te doen
" op een ander gezag, raadplege men de Regel: - De Regel zegt het
" zo, de Regel lost de moeilijkheid zo op, jij zou dat willen doen,
" maar de Regel verbiedt het; jij zou je willen onthouden dit te
" doen, maar de Regel gebiedt het.- En gedurende de conferenties, bij pu-
" blieke en private aansporingen moeten het onderhouden en het gezag
" van de Regel sterk bevorderd worden. Op die manier kan het bestuur van
" de directeur vaderlijk blijven, zoals wij dat wensen. Men moet steeds
" doen inzien dat het niet de directeur is die dit of dat wil, dit
" verbiedt of aanbeveelt, maar dat het de Regel is en dan zal de
" ondergeschikte geen enkel voorwendsel meer hebben om te morren of on-
" gehoorzaam te zijn. In één woord: het enige middel om onze geest
" te verspreiden is onze Regel onderhouden.
"
Zelfs goede zaken tegen of buiten de Regel mogen niet eens
" gebeuren, want indien men in een goede geest wil werken, maar niet
" binnen de kring of de sfeer, afgelijnd door onze Regel, wat zal
" het dan worden? Iedereen zal werken en, we nemen zelfs aan, hard
" werken, maar dat werk zal individueel blijven en niet collectief.
" Welnu, het goede dat men van de kloosterorden moet verwachten, is
" juist hierdoor gewettigd dat ze collectief werken. Indien dat niet
" het geval zou zijn, dan ware het onmogelijk een grote onderneming
" aan te pakken. Wanneer wij ons verwijderen van wat de Regel strikt
" vergt en wij op die wijze voortgaan met werken, dan zal de ene
" hier naartoe en de andere naar daar trekken, beiden voor een
" goed, maar individueel doel. Vandaar het begin van de verflauwing.
" En deze werken zullen niet meer zoals de eerste door de Heer geze-
" gend worden. Daardoor ontstaat noodzakelijkerwijze de noodzaak
" van een hervorming en dat verzwakt ten zeerste een Congregatie,
" zoals wij zien gebeuren hebben in vele kloosterorden, steeds tot
" groot nadeel voor de redding van de zielen. En dan? Het verval en
" de totale ondergang. Het onderhouden van de Regel is het enige
" middel om een Congregatie in stand te houden.
"
Bij ons weze de overste alles. Laten we allen de hand rei-
" ken aan de Algemeen Overste, laten we hem steunen, hem op alle manieren
" helpen; allen moeten zich rondom hem scharen. De Algemeen Overste
" heeft de Regel. Hij mag er nooit van afwijken, want anders blijft
" het centrum niet meer één, maar dubbel, namelijk het centrum van
" de Regel en het centrum van zijn wil. Integendeel, in de Algemeen
" Overste moet de Regel bijna als belichaamd worden. Het moet zo zijn
" dat Regel en Algemeen Overste één en hetzelfde zouden zijn.
"
Wat het geval is voor de Algemeen Overste ten aanzien van de
" ganse Sociëteit, dat is eveneens zo voor de directeur in ieder
" huis. Hij moet één zijn met de Algemeen Overste en alle leden van
" zijn huis moeten één zijn met hem. Ook in hem moet de Regel als be-
" lichaamd zijn. Hij moet zichzelf niets verbeelden, maar de Regel
" doen onderhouden. Allen weten dat de Regel de wil is van God en
" dat wie zich keert tegen de Regel, zich keert tegen de overste en
" tegen God zelf.

7.4 Page 64

▲back to top
- XII/60 -
"
Men moet steeds zo tot de medebroeders spreken: - Het is
" nodig dat men dit of dat doet. Het is strikt vereist dat iedereen
" er zich op toelegt dit werk te doen, omdat de Regel in hoofdstuk zo-
" veel het gebiedt. Thans moeten we het er allen eens over zijn dit
" of dat uit te voeren omdat de Regel er de nadruk op legt. - Telkens
" als dus een directeur iets wil uitwerken; een maatregel of een
" beslissing moet treffen, zal hij zich onder het schild van de
" Regel moeten plaatsen en nooit volgens zijn eigen wil of op eigen
" gezag handelen. Hij moet dan zeggen:- Men moet het zo doen omdat de
" Regel het zo zegt en wil. Deze wijze van schikkingen treffen door
" de directeurs zal zeer veel goed doen aan de Congregatie.
"
Men trachte bovendien de afhankelijkheid tussen de overste
" en de ondergeschikte te bewaren, en dat spontaan en niet gedwon-
" gen. De ondergeschikten moeten zich inzetten om hun directeur
" goed te omringen, te helpen, te steunen, te verdedigen en dicht
" rondom hem te staan alsof ze met hem één persoon vormen. Ze mogen
" niets doen zonder van hem afhankelijk te zijn, omdat, wanneer ze
" zo handelen ze niet van hem, maar van de Regel afhangen.
"
Ik wil niet zeggen dat men geen enkele handeling meer zou
" mogen verrichten zonder telkens de toestemming van de directeur te
" vragen. Een paar voorbeelden wanneer iemand een kamer uitgeveegd
" heeft, dan moet hij niet aan de directeur gaan vragen welke andere
" vloer hij nu moet reinigen; iedereen die klas geeft en een auteur
" of een hoofdstuk beëindigd heeft, zal niet aan de directeur gaan
" vragen welk ander boek hij nu moet uitleggen; de kok zal niet ie-
" dere dag aan de directeur gaan vragen welke gerechten hij moet
" klaarmaken voor het middag- of avondmaal, wat ik dus bedoel is,
" dat allen zich zouden schikken volgens de adviezen en de normen
" die de directeur gegeven heeft en dat men over het algemeen of bij
" onverwachte gevallen niet zou handelen volgens eigen luim, maar
" dat men steeds de blik zou gericht houden op het centrum van de
" eenheid.
"
Trouwens voor gewone en dagelijkse aangelegenheden weet ie
" dereen goed genoeg welke zaken passen bij zijn ambt zonder zich bij
" de overste te moeten begeven te meer, omdat ieder huis vaste regels
" heeft die voorzien hoe ieder zich van zijn taak moet kwijten. Ze hebben
" allemaal de Regel in handen en iedereen moet trachten zijn eigen
" plicht te vervullen als goede christen en als goede kloosterling.
"
Ik zal nu eindigen. We gaan nu opnieuw uit elkaar. En welke
" gedachte zal Don Bosco jullie voorhouden, die jullie kunnen bewaren
" om alles op zijn best te schikken voor nu en voor de toekomst? Ik
" heb een belangrijke gedachte uit te drukken tot voordeel van alle
" huizen. Deze gedachte zal als gids moeten dienen, vooral dit jaar
" en altijd, een gedachte die, wanneer ze uitgewerkt wordt, onze Socië-
" teit zal doen bloeien. Deze gedachte kan in één woord worden uit-
" gedrukt: GEHOORZAAMHEID.
"
Ja, iedereen spanne zich in om in zijn eigen sfeer gehoor-
" zaam te zijn, hetzij aan de Regel, hetzij aan de afzonderlijke be-
" velen van zijn oversten. Dit moet iedereen doen voor eigen reke-
" ning, dit moet hij bevorderen bij de andere medebroeders. Deze
" deugd moet worden ingeprent bij de ondergeschikten, bij de leer-
" lingen, bij allen. Wanneer in een huis of Congregatie deze deugd
" heerst, gaat alles goed.
"
Heel het kloosterleven - heeft een grote heilige gezegd - be-

7.5 Page 65

▲back to top
- XII/61 -
" staat in de gehoorzaamheid, die alle andere deugden voortbrengt en be-
" waart. Laten we gehoorzamen en we zullen geduld, christelijke lief-
" de en zuiverheid, vooral deze laatste, verwerven, want zij is de
" beloning voor de nederigheid.
"
Daarom moet de gehoorzaamheid het thema zijn van de lezingen,
" van de sermoenen en van vele conferenties. Iedereen leze en herleze
" met aandacht het hoofdstuk van onze Regel waar er sprake is over de
" gelofte van gehoorzaamheid. Dat hoofdstuk zou men zelfs uit het
" hoofd moeten leren.
"
En het voornaamste punt waarrond onze gehoorzaamheid zich
" moet concentreren, zijn de oefeningen van godsvrucht, want zij zijn
" het voedsel, de steun, de balsem van deze deugd. De directeur moet ook
" dit kapittel laten herlezen en ervoor zorgen het na te leven en te
" doen naleven. De gehoorzaamheid, vooral aangaande de geestelijke
" oefening e n , i s d e s l u i t s t e e n v a n h e t g e b o u w v a n o n z e C o n -
" gregatie.
"
Ik wil jullie niet langer onderhouden. Het is niet nodig dat
" ik nog meer zou zeggen. Alvorens te eindigen wil ik jullie nog iets
" ter overweging geven, opdat wij allen moed zouden scheppen om vol
" edelmoedigheid onze weg verder te gaan. Indien een arme priester die
" over niets en minder dan niets beschikt, omdat hij door allen en van
" alle kanten vervolgd wordt, de zaken zover kon brengen als waar ze
" zijn, indien, ik herhaal het, één enkele alles kon doen wat jullie
" zien en dat met niets, wat al goeds zal de Heer dan niet verwachten
" van driehonderddertig personen die gezond, sterk en vol goede wil
" zijn, met de nodige kennis en met de machtige middelen uitgerust
" waarover we thans beschikken? Wat zullen jullie niet kunnen doen
" wanneer jullie steunen op de Voorzienigheid?
"
De Heer verwacht van jullie grote dingen, ik zie ze overal
" klaar en duidelijk en ik zou ze jullie reeds een voor een kunnen uit-
" eenzetten of tenminste ernaar verwijzen, maar op het ogenblik oor-
" deel ik het niet goed erover te spreken. Wanneer iemand mij in het komen-
" de jaar mijn woorden zal herinneren, dan zal ik hem grote dingen
" kunnen laten zien die de Heer zich gewaardigd heeft te beginnen vooral
" één zaak zal jullie met verbazing vervullen, God is zijn werken
" begonnen en Hij zal ze voortzetten en jullie zullen er allemaal je aan-
" deel aan hebben. Ze hebben betrekking op de bloeiende staat van onze
" Congregatie en ze zullen, terwijl ik reeds in de eeuwigheid zal zijn,
" grote gevolgen hebben voor het heil van de zielen en voor de glorie
" van God. Ze zullen bijdragen tot het algemene welzijn van de Kerk,
" ze zullen een reden zijn tot roem (laat me dit woord gebruiken) van
" onze Congregatie. Waarlijk, de wondere dingen die de Heer wil vol-
" brengen en waarbij Hij gebruik wil maken van ons, nietige Salesia-
" nen, zijn groot. Jullie zelf zullen erover verwonderd en verstomd
" staan, wanneer jullie zullen zien hoe jullie dat alles hebben kun-
" nen doen voor de ogen van de ganse wereld en voor het welzijn van
" de menselijke maatschappij.
"
De Heer was het die deze zaken begon, Hij gaf hun de aanloop en de
" groei. Hij zal ze in de loop der jaren ondersteunen. Hij zal ze tot
" voltooiing brengen. God is bereid om al deze grote dingen te doen
" die zullen bijdragen tot de wondere vermeerdering van het aantal
" van onze leden. Van ons vraagt Hij maar één zaak, namelijk dat wij zijn
" grote goedheid en barmhartigheid niet zouden onwaardig worden. Zo-
" lang wij zullen beantwoorden aan zijn genaden door ons werk, ons vertrou-
" wen en ons goed voorbeeld, zal de Heer zich van ons bedienen en jul-
" lie zullen er verstomd over zijn dat jullie zoveel gedaan hebben en nog

7.6 Page 66

▲back to top
- XII/62 -
" doen. Wanneer we te werk gaan met de zachte geest en de werkzaam-
" heid van de H. Franciscus van Sales, dan moet de wereld wijken en
" dat zal strekken tot glorie van God en tot het welzijn van de Soci-
" eteit. En wij moeten uitroepen: Omnia possum in eo, qui me confortat.
Tegen het einde van zijn toespraak bleek Don Bosco uiterst bewogen
en in al zijn woorden had hij een buitengewone energie gelegd. De aankondiging
van "grote dingen" voor het komende jaar trof zijn toehoorders. We vinden
er een aanwijzing van in een klein dagboek van Don Lazzero. Op die datum
heeft hij zich niet tevreden gesteld met in zijn notitieboekje een van de nuch-
tere gewone notities neer te schrijven, maar na de aantekening: "2,3
februari: conferentie in de kleine kerk met verslag van de directeurs van
de huizen" voelde hij de noodzaak eraan toe te voegen: "Don Bosco besloot
met te voorzeggen dat de Congregatie in dit jaar een zaak zou aanvatten
die eens tot roem van de Congregatie en tot voordeel van de universele
Kerk zou strekken." Don Bosco wou vooral zinspelen, zoals hij dit zal zeg-
gen gedurende de conferenties van 1877, op zijn groots concept van de Salesi-
aanse medewerkers, dat langzamerhand gerijpt was. Het werd in zijn definitieve
vorm gedurende dat jaar verwezenlijkt, maar zijn eigen medewerkers hadden
in het begin, de ene al meer dan de andere, de grootste moeite om zich
van deze toekomst een juist denkbeeld te vormen.(1)
Dat hij werkelijk de toekomst op het oog had, bevestigt hij ons door
een vertrouwelijke mededeling aan Don Barberis op 19 februari. Na een ver-
wijzing naar het Werk van Maria Hulp der Christenen en de befaamde vuur-
klassen die nu goed op dreef waren, ging hij verder: - Thans ben ik aan het
werken aan een andere zeer belangrijke zaak, namelijk de Salesiaanse Vere-
niging. Sinds geruime tijd houd ik er mij mee bezig en het is zeer moeilijk
positieve zaken vast te leggen. Sinds ongeveer twee jaar werk ik eraan. Ik
zal ze thans formuleren en voor het einde van het jaar zal ik ze openbaar
maken. Er zullen nog twee jaar nodig zijn om ze te bevestigen. Een zeer
belangrijke zaak, lange voorbereidende studies, bekendmaking op het einde
van het jaar, dit zijn even zoveel elementen die ons de sleutel geven om
door te dringen tot de betekenis van de woorden die hij op de conferentie had
uitgesproken.
Deze woorden geven ons ook het bewijs om aan te tonen hoe ongegrond
de mening is, dat de oorsprong van de salesiaanse medewerkers zou te danken
zijn aan een idee van Don Guanella toen hij nog Salesiaan was. Don Bosco
zegt hier in februari van het jaar 1876 dat hij er "sinds geruime tijd" aan
dacht en dat hij er "sinds ongeveer twee jaar" aan werkte. Feitelijk
werd het eerste "Programma" voor de medewerkers opgesteld in 1874, maar
een eerste schets dateert al van 1841, zoals we in het vorige boekdeel ge-
zegd hebben. Welnu, Don Guanella kwam in 1875 naar het Oratorio. Dat Don
Guanella zelf dit had kunnen geloven, zou ons niet verwonderen.
Wanneer Don Bosco belangrijke plannen overdacht, had hij de gewoonte
hierover andermans mening te peilen zonder zijn eigen opvattingen te laten
blijken. Hij deed zelfs alsof hij die andere opvatting in aanmerking nam, zodat
(1) Zie boekdeel XI, Hoofdstuk IV, blz. 51.

7.7 Page 67

▲back to top
- XII/63 -
hij zijn gesprekpartners in de mening liet, wie weet welke ophelderingen te
hebben bijgebracht. Het is natuurlijk dat met een man als Don Guanella Don
Bosco zich over zijn plan zal geuit hebben en misschien ook hem zal ver-
zocht hebben om hem een schets op te stellen in overeenstemming zijn ziens-
wijze, zodat deze nadien zich kon verbeelden dat hij zelf het idee gesugge-
reerd had. Aldus zal ook de Minister Urbano Rattazzi na een beroemd onder-
houd (1) wel de indruk gehad hebben dat hij zelf hem het idee van de Vrome
Salesiaanse Sociëteit gesuggereerd had.
De laatste conferentie die in de voormiddag van 4 februari gehouden
werd en waaraan enkel de directeurs en de leden van het hoofdkapittel
deelnamen, werd gehouden in aanwezigheid van Don Bosco. Het doel was niet meer,
besprekingen te houden maar te luisteren naar het woord van hun geliefde
Vader. Niettemin werd hem uiteengezet hoe, op de bijeenkomsten voorgezeten
door Don Rua, de besluiten van de algemene conferenties van de andere jaren,
waren voorgelezen en onderzocht om ze in één corpus te verzamelen en ze te
laten drukken. Don Bosco keurde dit goed, maar vroeg enkel om het in te
kijken alvorens te laten drukken, omdat hij wenste een of andere scherpe
uitdrukking die al genoteerd was, eruit te verwijderen. - Voor zover men
het kan doen - zei hij - moet men steeds scherpe woorden vermijden en moet men
langzamerhand vooruitgaan. Daarna begon hij het volgende te zeggen:
"
Ik ga nu twee dingen zeggen, die ik mij voorgenomen had te zeg-
" gen vooraleer ieder van jullie naar zijn eigen college terugging.
" Nadien zullen jullie me dan zeggen wat er besloten werd op de con-
" ferenties van de voorbije dagen en tevens zullen jullie me suggereren
" wat er moet gedaan worden voor de meerdere glorie van God en voor
" het welzijn van de Congregatie.
"
De eerste zaak waarop ik jullie aandacht zou willen vestigen
" is deze. De directeurs moeten voorzorgen treffen opdat ik bij mijn
" bezoek aan de huizen, met alle personen die zich daar bevinden, zou
" kunnen spreken, namelijk met al de medebroeders van onze congregatie.
" Er mag niemand zijn met wie ik niet zou kunnen spreken. Men moet het
" hun gemakkelijk maken Don Bosco te kunnen aanspreken, men moet voor-
" af mijn komst aankondigen en hun zeggen dat ik verlang met allen te
" spreken. Daarom moet men aan de medebroeders laten weten op welk uur
" voor elk van hen de audiëntie vastgesteld is en men moet ze aansporen
" dat ze, wanneer ze mij iets bijzonders te zeggen hebben, zich moeten
" klaarmaken om vrij hun hart uit te storten. Mijn voornaamste doel bij
" deze bezoeken is de wrok die sommigen tegenover de directeur zouden kun-
" nen hebben, uit te roeien. In die omstandigheden kunnen ze vrij en
" rechtuit bij mij hun hart luchten zodat ik alles in vrede kan bij-
" leggen. De directeur kan dan nadien de oorzaken van deze ontevre-
" denheid verwijderen en aldus zal de orde van de christelijke liefde
" worden hersteld.
"
Het gebeurt vaak dat iemand meent dat zijn directeur geen goed
" oog voor hem heeft en veronderstelt dat de overste wie weet wat tegen
(1) LEMOYNE, deel V, Hoofdstuk 57.

7.8 Page 68

▲back to top
- XII/64 -
" hem heeft, terwijl de directeur feitelijk niets tegen hem in te
" brengen heeft en niet eens vermoedt dat de medebroeder tegen hem
" vooringenomen is. Een dergelijke afkeer, al komt hij dikwijls niet
" tot uiting, duurt maanden en maanden. Welnu, wanneer ik op bezoek kom
" en deze personen niet de gelegenheid krijgen met mij te spreken,
" dan geloven ze dat de directeur het zo geschikt heeft; ze zijn
" daarover dan zeer bedroefd. In sommige colleges valt het voor
" dat ik meermalen na elkaar wegens verscheidene redenen met de
" ene of de andere niet kan spreken en nadien schrijft deze persoon
" mij dan werkelijk meelijwekkende brieven, die soms overgaan in
" filippica's, terwijl in feite de reden slechts was dat ik er niet
" aan gedacht had dat hij niet in de gelegenheid was mij te spreken.
"
In de toestand waarin onze colleges zich bevinden, wordt het
" leven van de leden volledig verpersoonlijkt in de overste.
" Een blik van hem kan ze bedroeven of vreugdevol stemmen. Het
" is daarom nodig dat ieder van jullie er zou op letten met allen
" zeer minzaam te zijn en een speciale genegenheid te tonen voor
" ieder afzonderlijk.
"
Opdat mijn bezoeken zeer voordelig zouden zijn, zal het goed
" zijn dat jullie mij een lijstje overhandigen van de medebroeders
" die zich in het huis bevinden, opdat ik zou weten: - Die heb ik
" al gezien, die andere nog niet. Het zal nog nuttiger zijn als op dat
" lijstje bij iedere naam een notitie zou staan. Bijvoorbeeld:
" het zou goed zijn dat U met deze persoon sprak over dit of dat; deze
" heeft hiervoor een aanmoediging nodig en met diegene zou U zich
" moeten onderhouden over die andere aangelegenheid ofwel hem ver-
" manen wegens dit gebrek. Ik zal ervoor zorgen voorzichtig te werk
" te gaan en de verlangens van de directeur uit te voeren zonder
" dat de medebroeder het zal merken. Ik zal mij alleen van dit ad-
" vies bedienen, wanneer ik zal oordelen dat het tot meerdere glo-
" rie van God strekt. Aldus zullen de bezoeken werkelijk voordelig
" uitvallen.
"
Ik zal nog iets anders zeggen, nu ik eraan denk. Wanneer
" jullie terugkeren naar de colleges, kunnen jullie aan de medebroeders
" meedelen dat er sprake is van een nieuwe expeditie bestemd voor
" de missies van Amerika. Wie er wenst aan deel te nemen, moet zijn
" aanvraag doen. Wie dat al gedaan heeft en in zijn wens volhardt,
" zal zijn aanvraag hernieuwen. Het zal voldoende zijn dat ze mij
" een briefje schrijven in deze zin: Bij voorkomend geval ben ik
" bereid naar de missies te vertrekken. Op die manier kan men de
" missies voorzien van die personen van wie de Congregatie het goed
" dunkt dat ze erheen worden gezonden en tegelijkertijd worden en-
" kel diegenen gezonden die het volstrekt verlangen, zonder dat
" iemand tot deze stap gedwongen wordt. Wie zijn aanvraag al gedaan
" heeft zal er goed aan doen ze te hernieuwen en hij kan dan bij-
" voorbeeld, het volgende zinnetje schrijven: Ik ben nog steeds van
" dezelfde mening.
" Velen komen naar het Oratorio opzettelijk om de gelegenheid te krij-
" gen naar de missies te gaan en het past dat zij bevredigd worden.
" Bijvoorbeeld: toen Allavena tot de Congregatie toetrad, heeft hij
" mij uitdrukkelijk gezegd: - Indien U denkt dat U mij in de missies
" zult kunnen gebruiken, zal ik in de Vrome Sociëteit treden, want
" dat is eigenlijk mijn verlangen. En het was zeer goed dat hij zo
" op iedere gebeurtenis voorbereid was, want, toen iemand zich op
" het ogenblik van het vertrek teruggetrokken had, was Allavena zonder

7.9 Page 69

▲back to top
- XII/65 -
" een woord te zeggen bereid om te vertrekken.
"
Ook de jonge geestelijken kunnen deze aanvraag doen, maar
" enkel wanneer ze werkelijk een vast besluit genomen hebben. Wij
" zullen echter steeds behoedzaam te werk gaan bij het onderbreken
" van hun studies.
"
Het is onnodig dat ik opnieuw de raad zou geven de roepingen
" tot de geestelijke staat goed aan te kweken. Dit is het voornaamste
" doel dat onze congregatie thans beoogt. Het buitengewone tekort aan
" priesters dat men ieder jaar meer betreurt, is het grootste kwaad dat
" ons thans bedreigt. Wat ik jullie thans wou zeggen, zijn enige regels
" of heilige arglistigheden om met voordeel deze roepingen aan te
" kweken. Men dient na te vorsen welke jongens een neiging voor de
" congregatie hebben, maar men moet nooit iemand dwingen toe te treden.
" Wanneer zelfs iemand in het seminarie wenst te treden, moet men hem
" daarin vrijlaten en dan hopen we, indien hij ertoe geschikt is, dat
" hij het goede zal verrichten. Maar wanneer iemand ons raad zou vra-
" gen over zijn roeping, wat moeten we hem dan antwoorden? En vooral
" wanneer wij ondervraagd worden door iemand die onbeslist is, en er
" meer toe neigt wereldlijke priester te worden dan toe te treden tot
" de congregatie? Kijk, ik meen dat het volgende hierbij een goede
" raad is. Wanneer men merkt dat een jongen die zeer goed is in het
" college, gewoonlijk gedurende de vakantie grotendeels tekort schiet
" inzake zedigheid en dat hij bij zijn terugkeer in het college zijn
" zielsaangelegenheden in orde brengt en dat hij dan gedurende ver-
" scheidene maanden en zelfs gedurende gans het jaar zich niets meer
" te verwijten heeft wat dit punt betreft, wanneer deze jongen dan de
" wens uitdrukt priester te worden, dan zou de raad die ik hem vol-
" strekt zou geven de volgende zijn: - Indien jij priester gaat worden
" en in de wereld leven, dan vergist ge u. Word geen priester, ofwel ga
" in een congregatie of in een kloosterorde.- Dit is duidelijk, want wan-
" neer deze persoon jonge geestelijke zou worden en naar het seminarie
" zou gaan, hoe zal hij dan kunnen weerstand bieden gedurende de va-
" kantie die zo lang duurt en zo verderfelijk is?
"
Integendeel, wanneer hij zich terugtrekt in een klooster, kan
" hij zich heel goed in staat van genade bewaren omdat het gevaar
" kleiner is, omdat hij geholpen wordt door de lezingen, meditaties
" en het ontvangen van de sacramenten. Maar wanneer die persoon semi-
" narist wordt in het bisdom, dan zal het gebeuren zoals we dat bij
" velen gezien hebben, dat ze het priesterkleed aantrekken en het
" kort nadien weer afleggen, ofwel zullen zijn geestelijke oversten
" gedwongen zijn het hem te doen afleggen.
"
In dit geval zegge men eenvoudig in de biechtstoel tot deze
" jongen: - Indien het teruggetrokken leven je aanstaat, ga dan bij de
" Kapucijnen, de Dominicanen, de Karthuizers. Je kunt ook bij ons ko-
" men. Doe zoals je meent dat het beste is en aldus teruggetrokken
" uit de wereld, zal je veel goed kunnen doen aan jezelf en zielen winnen.
" Maar ik raad je het seminarie niet aan. Blijf dan liever in de we-
" reld. Een goede leek in de wereld kan zeer goed zijn eeuwige zalig-
" heid bewerken.
"
Ik denk beslist dat er voor de roeping drie zaken nodig zijn: nei-
" ging, studiegeest, morum probitas. Wanneer er geen neiging bestaat,
" is iedere verdere inspanning vruchteloos, met uitzondering dan dat
" dit zou voortkomen, zoals het vaak gebeurt uit loutere vreesachtig-

7.10 Page 70

▲back to top
- XII/66 -
" heid, want in dat geval kan men zeer goed aanmoedigen ermee verder
" te gaan. Wat de studiegeest betreft, dat moet men door het afleggen
" van examens uitmaken. Dan is er nog de morum probitas. Dit is vol-
" strekt noodzakelijk, tenzij wanneer iemand zich volledig uit de wereld
" zou willen terugtrekken en alleen in het geval waarin de gelegen-
" heden hem op de slechte weg brengen, terwijl, wanneer deze ontbre-
" ken zijn gedrag goed is.
"
Thans zal ik iets zeggen over de hulpmiddelen die grotendeels
" kunnen bijdragen om roepingen aan te kweken, hoewel sommige hier-
" van op zich zelf genomen gering belang schijnen te hebben.
"
1° Het veelvuldig ontvangen van de sacramenten. Op dit punt
" zal ik niet lang blijven stilstaan, omdat iedereen weet hoe dit helpt.
" In onze huizen gaat men geregeld de sacramenten ontvangen.
"
2° Men moet een grote genegenheid tonen voor de jongens en ze
" goed behandelen. Deze goedheid in de behandeling en deze minzaam-
" heid moeten het kenmerk zijn van al de oversten, zonder enige uit-
" zondering. Allen samen zullen ze erin slagen een jongen aan te trek-
" ken en één overste volstaat om al de jongens op een afstand te hou-
" den. Een jongen die ziet dat hij goed behandeld wordt, hecht zich
" zeer aan ons. Hij legt zijn hart in handen van zijn oversten.
"
3° We moeten ze niet enkel goed behandelen, maar aan de gro-
" teren die enige hoop toelaten, moet de overste veel vertrouwen schenken.
" Hij moet hem afzonderlijk bij zich roepen en hem, bijvoorbeeld-
" zeggen: - "Kijk, mijn beste, ik heb het nodig dat jij voor
" mij een werkje opknapt, je zou me dit blad eens moeten afschrij-
" ven (en het kan dan een nietigheid zijn, die we volstrekt niet nodig
" hebben) maar dat hoeft niemand te weten. Indien je meent het gedu-
" rende de studie te kunnen doen, terwijl de anderen er niet bij zijn
" of wanneer iemand anders het niet ziet, dan is het goed. Voor het overige,
" zet je op die plaats, spreek met die overste die je een plaats zal aan-
" wijzen en wanneer je dan het werk voltooid hebt, breng het me dan.
" - Dat schijnt een kleinigheid te zijn, maar het feit van hem
" afzonderlijk te roepen, er belang aan te hechten, dit soort van
" geheim, heeft als gevolg dat de jongen genegenheid opvat voor die
" overste en voor hem om het even welk offer zou brengen. Wie hem op
" die manier voor zich kan winnen, heeft zijn hart veroverd. Het zal
" ook helpen wanneer men bijvoorbeeld een jongen aanspreekt en hem
" zegt: - Ik heb dezer dagen een grote gunst van je nodig. Zou je in
" staat zijn een paar communies, maar werkelijk vurige communies voor
" mij op te dragen?
"
Hij zal antwoorden van ja.
"
- En welke dagen zou je hiervoor willen uitkiezen? Doe maar
" de keus die je bevalt. Als ik het maar weet, zodat we onze gebeden
" zouden kunnen verenigen.
"
- Ik zou die en die dagen kiezen.
"
- Goed, en als je de keuze gedaan hebt, kom het me dan zeg-
" gen en dan zal ik, als ik het kan, je er de reden van zeggen.-
"
- Die jongen blijft al half aangeworven door deze trek
" van vertrouwelijke genegenheid. Wanneer hij terugkomt na zijn com-
" munies kan men hem bijvoorbeeld het volgende zeggen:
"
- Weet je welke genade me zo nauw aan het hart gaat?
"
- Neen.
"
- Wil je het weten? Kijk, ik heb speciaal gebeden en heb ge-

8 Pages 71-80

▲back to top

8.1 Page 71

▲back to top
- XII/67 -
" wild dat ook jouw bidden met het mijne zou verenigd worden, omdat ik
" de Heer wou smeken mij en jou heilig te maken, zodat we beiden heilig
" worden en eens samen in de hemel zijn zoals we hier op aarde hopen
" samen te blijven. Ben je zo tevreden? Wil je jezelf inspannen opdat
" het aldus zou worden? Goede moed! Ik zal er mee voortgaan te bid-
" den, opdat onze onderneming die we thans begonnen zijn, voorspoedig
" zou vooruitgaan en ook jij zal voor dit doel bidden, nietwaar? -
"
Dit zijn maar kleine middeltjes, maar ze verrichten in onze
" huizen machtig werk. Men mag ervan zeggen dat het de bronnen zijn die
" onze congregatie voeden. Vele jongens nemen een besluit na zulke
" daden van speciale vertrouwelijkheid die men hun betuigt.
Op dat ogenblik verscheen een algemene glimlach op de lippen van de ver-
gaderde personen: - Het is waar, op die manier heeft hij mij gevangen... Men
mag zeggen dat hij op die manier ons allen op gelukkige wijze bedrogen
heeft... Aldus zouden wij ook vele anderen in onze netten kunnen vangen.
Na deze korte pauze ging Don Bosco verder.
"
4° Het is ook van zeer groot belang de ceremoniën goed te ver-
" richten, die aantonen met welke waardigheid en heiligheid men dient
" op te treden in de geestelijke staat, waartoe zij zich eventueel ge-
" roepen voelen.
"
5° Het bevorderen van de kleine clerus helpt ook op een onmete-
" lijke manier. Ik meen dat dit het zaaibed is van de priesterroepin-
" gen. Wie zich als jonge geestelijke kleedt, of merkt dat zijn gezel
" zich mooi aankleedt, dat hij goed de ceremoniën verricht, dat hij
" het op een waardige manier doet, dat hij een eigen plaats heeft bij het
" altaar, die kan niet anders dan ook een zekere neiging voelen voor
" deze staat. Op zijn minst zal dit schouwspel ertoe dienen om het ijs
" te breken bij iemand die geen priesters voor zijn ogen kan zien. Ook
" bij de jongens van onze huizen zijn er verscheidenen die, omdat ze
" thuis altijd kwaad hebben horen spreken over de priesters, er als het
" ware een misprijzen voor voelen als voor mensen die hebzuchtig zijn
" en het kan ook wel zijn dat ze hiervan voorbeelden onder ogen hebben
" gehad. Bij sommigen zal er ook een echte wrok tegen de priesters be-
" staan, omdat ze nooit van nabij met hen omgang gehad hebben. Maar
" hier zien ze dat de priesters zich uitsloven voor hun welzijn en dan
" merken ze dat hun betere kameraden het voorrecht genieten als pries-
" ter te mogen gekleed gaan; op deze wijze krijgen ze een hoge dunk van
" deze staat. Niet lang geleden gebeurde het volgende feit. Een goede
" jongen, maar dan werkelijk een goede jongen, had de wens uitgedrukt
" priester te worden in de eerste maanden van het Oratorio. Na enkele tijd,
" toen ik hem ondervroeg over zijn roeping, zei hij mij onomwonden: -
" Ik wil geen priester meer worden. - Oh! wat betekent dat? vroeg ik
" hem, jij had toch de roeping." - "Neen, ik wil geen priester meer
" worden", antwoordde hij mij beslist.
"
Ik was verbijsterd, des te meer omdat de jongen ermee voortging
" een echt model van goed gedrag te zijn. Toen vroeg ik hem dat hij mij
" een groot genoegen zou doen met te zeggen wat hem van besluit had
" doen veranderen. Na veel aarzeling zei hij mij: Kijk, die persoon
" heeft mij doen inzien dat al de priesters slechte mensen zijn. Wat

8.2 Page 72

▲back to top
- XII/68 -
" aan de buitenkant schijnt, is schijnheiligheid. Hij heeft een kanun-
" nik onder zijn verwanten en hij heeft van hem zelf horen vertellen
" dat vele pastoors een ergerlijk leven leiden... dat ze personen in
" huis nemen... dat ze slecht leven... Liever dan een slechte pries-
" ter te worden, zal ik nooit of nooit priester worden. Ik wil mijn
" ziel redden.
"
Ik moedigde hem aan, niet zo gemakkelijk aan zijn eigen roe-
" ping te verzaken. Ik deed hem het volstrekt valse van de zaak inzien en
" zonder verder nog aan te dringen, voegde ik eraan toe: - Doe al
" het mogelijke om dat te vergeten wat die bedorven persoon je verteld
" heeft, denk er niet langer aan. Van jouw kant kan je het volgende
" doen. Ga een ogenblik voor een kruisbeeld of voor het Allerheiligste
" Sacrament zitten en zeg bij jezelf: Indien ik mij op het ogenblik
" van sterven zou bevinden, wat zou ik wensen gedaan te hebben? Welke
" staat zou ik verlangen omhelsd te hebben om gemakkelijker mijn ziel
" te redden en het goede te doen? Denk daaraan en antwoord me dan.
" Deze jongen plaatste zich voor een kruisbeeld, bleef er een tijdje
" zitten en toen hij terug bij mij gekomen was, zei hij: Ik wil
" wel priester worden, maar niet in de wereld. Ik wil mij uit de
" wereld terugtrekken.
"
Dat was het wat ik wilde.
"
6° Het zal ook van groot belang zijn heel gemoedelijk met
" een jongen om te gaan. Hem dikwijls alleen met ons laten gaan wan-
" delen, vertellen, lachen, naar hem luisteren; hem laten vertellen
" over zijn leven thuis, over de akkers, over de weiden, over de wijn-
" gaarden, over de kaasmakerij enz. Wanneer zíj aldus gemoedelijk be-
" handeld worden, iets vragen over hun eigen roeping, raad hem dan aan
" erover te spreken in de biecht, waar men alle nodige gegevens kan
" kennen.
"
Men moet ze ook aanraden erover te spreken met Don Bosco wan-
" neer hij op bezoek komt.- Denk er goed aan, aan hem zal je het kun-
" nen zeggen. Denk na over je mening en je zult dan een eindbesluit
" kunnen nemen; je zult zien dat, wanneer je de raad van Don Bosco
" volgt, je voor gans het leven tevreden zult zijn.
"
Wanneer ik door de huizen trek om deze bezoeken af te leggen,
" vooral bij het einde van het jaar, dan is het de tijd om vele zaken
" te beslissen. Ik vraag dan altijd:
"
- Wat heeft je directeur je gezegd?
"
- Hij heeft me de raad gegeven het ook aan U te vragen om meer
" zekerheid te hebben, maar hij heeft mij gezegd dat hij geen enkele
" moeilijkheid zag en dat hij meende dat ik de geestelijke staat zou
" kunnen kiezen.
"
- Goed. En ik zal het overige doen zoals het mij voor jou
" best zal lijken.
"
Een ander zal me integendeel antwoorden: - De directeur
" heeft ontkennend geantwoord wegens die of die reden.-
"
Indien ik in dit geval het oordeel van de directeur zou wij-
" zigen, dan bezit ik meestal een middel om dat te doen zonder dat
" de leerling er iets van merkt. Ik zeg hem: - En jij moet de reden
" waarvan de directeur je gezegd heeft dat het een beletsel was,
" verwijderen. Ben je niet in staat om de duivel een poets te bak-
" ken? Kijk, leg het zo en zo aan boord en dan zal je zien. Indien
" je die of die raad volgt, kan je het nog gemakkelijk verhelpen. Van die

8.3 Page 73

▲back to top
- XII/69 -
" kant uit moet de directeur niets vrezen. Wanneer het besluit gewij-
" zigd moet worden, dan ga ik uiterst voorzichtig te werk.
"
Laten we nu tot een ander punt komen waarvan ik denk dat het
" zeer belangrijk is om de jongens goed de weg van hun zaligheid te doen
" opgaan. Een lange ervaring heeft er mij vast van overtuigd, dat het
" noodzakelijk is dat de jongens die naar onze colleges komen, een
" algemene biecht spreken en dat deze biecht hun zeer voordelig is.
"
Men kan de jongens op deze manier erop gereed maken:
"
- Heb je reeds een algemene biecht gesproken?
"
- Neen.
"
- Zou je geen tijd willen vaststellen om dat te doen? Denk er
" eens een ogenblik over na en zeg me in alle oprechtheid: indien
" je deze nacht zou moeten sterven, denk je dan niet dat je iets met de
" Heer zou moeten in regel brengen? Meen je dat je volkomen gerust
" kunt zijn?
"
- Neen.
"
- Welnu, wanneer zou je ze willen spreken?
"
- Wanneer U het mij zal zeggen.
"
- Wel dan zeg ik je dat je het moet doen op het ogenblik dat
" je me alles, maar dan ook alles durft zeggen...
"
Wanneer deze jongen dan komt om zijn biecht te spreken over
" gans zijn leven kan men hem zeggen:
"
- Ben je werkelijk gekomen met een open hart? Met het inzicht
" mij alles te zeggen, het kleine en het grote? Of is er iets dat je
" mij niet durft zeggen? - En uit de antwoorden die hij zal geven, kan
" men de normen halen om verder te gaan.
"
Jullie mogen me gerust geloven, al zal het overdreven schij-
" nen: van de honderd jongens zijn er misschien vijftig die bij hun
" intrede in onze colleges het nodig hebben een algemene biecht te
" spreken. En om te bereiken dat ze het goed zouden doen, is er christe-
" lijke liefde nodig, christelijke liefde en nog eens christelijke
" liefde. Men moet er bijna met geweld uit trekken wat ze niet zouden wil-
" len zeggen.
"
Nog iets. Iedere directeur in zijn eigen college moet een
" impuls geven, zoveel als hij maar kan, aan onze verenigingen van de
" Biblioteca en vooral van de Letture Cattoliche. Het is waar dat dit
" speciaal gedaan werd bij het begin van het jaar, op een ogenblik dat
" de jongens nog over geld beschikten, maar dan moge deze aansporing
" voor andere jaren dienstig zijn en ook nu moet men ze verspreiden
" en aanbevelen zoveel het mogelijk is.
Bij het einde van deze mooie conferentie werd er aan tafel een zeer ge-
moedelijk gesprek aangesneden waarbij verschillende zaken, die gedurende de
gewone zittingen besproken waren, nog eens opdoken. De aanwezigen maakten
van de gelegenheid gebruik om Don Bosco over verschillende onderwerpen aan
te spreken.
Zo werd, bijvoorbeeld, nog eens gesproken over het uitdelen aan de mede-
broeders van een exemplaar van elk nummer zowel van de Letture Catto- liche
als van de Biblioteca della gioventu italiana. In de colleges ging men
daarbij niet overal op dezelfde manier te werk. In het ene college werden
de boeken aan al de geprofesten gegeven, in een ander alleen aan de leraren,
in nog een ander gaf men aan de leraren de afleveringen van de Biblioteca en aan
de meesters de afleveringen van de Letture.

8.4 Page 74

▲back to top
- XII/70 -
Het was onbehaaglijk te horen hoe medebroeders, die van het ene huis
naar het andere verhuisd waren, begonnen met hatelijke vergelijkingen te ma-
ken, door te zeggen: - Hier doet men het zo en waar ik vroeger was, deed
men het anders.- Er ontstond dan gemakkelijk de verdenking dat de direc-
teurs willekeurig te werk gingen.
Hoe diende dit dan geregeld te worden? Het gebruik van de algemene ver-
deling kortweg afschaffen, scheen een nog al drastische maatregel. De
boekdeeltjes aan al de Salesianen toestaan, was iets dat met de voortdu-
rende aangroei van de colleges een te zware uitgave zou meegebracht heb-
ben voor de congregatie aan de leraren de Biblioteca geven en aan de
meesters de Letture, stootte op deze moeilijkheid dat, daar in bepaalde
colleges de abonnees op de Biblioteca talrijker waren in de lagere scho-
len dan in de klassen van het gymnasium, de meesters geen kennis zouden
gehad hebben van deze publicaties en ze niet zouden kunnen aanbevelen heb-
ben. Men vroeg aan Don Bosco wat zijn mening hierover was.
Het idee van een zo groot mogelijke verspreiding lachte Don Bosco
toe, maar met zijn praktische geest stelde hij een oplossing volgens gra-
den voor: 1° Waar het gebruik bestond de boeken aan het onderwijzend personeel te
geven, zou men daarmee voortgaan, maar men diende erop te letten op ieder
boek de stempel of zegel van het college of van de bibliotheek aan te
brengen. Hierdoor zou worden aangeduid dat de boeken enkel ad usum en niet
in eigendom gegeven werden. Aldus kon de leraar of onderwijzer ze niet aan
de jongens ten geschenke geven of ook niet aan andere personen en wanneer
hij naar een ander college verhuisde, kon hij ze niet met zich meenemen.
2° Waar het gebruik bestond de boeken aan alle Salesianen uit te delen -
en dat was het geval in het merendeel van de huizen - zou men ze op aan-
vraag en zonder enige moeilijkheid ter hand stellen aan iedereen die ze zou
vragen omdat hij ze nodig had. 3° De volgende jaren zou overal de gewoonte
worden ingevoerd deze boeken alleen te geven, maar zonder enige moeilijkheid,
aan wie ze vroegen voor hun studie. Op deze manier zou men de oorzaken tot
klachten uitroeien en zou ieder kunnen tevreden gesteld worden zonder grote
kosten. In de regel zou men de Biblioteca enkel geven aan de leraren Latijn
of Italiaans.
Terloops werd aangestipt dat het aantal abonnees op de Letture Cattoli-
che toch reeds zeer groot was, nog voortdurend steeg. Daarentegen waren
er op de Biblioteca maar tweeduizend abonnees, wat amper voldoende was om
de onderneming voort te zetten. Nochtans bestond er een grote afzet van de
afzonderlijke boekdelen. Er was onlangs een aflevering gedrukt met onuitge-
geven brieven van Pellico in drieduizend exemplaren en ze werden aan de man
gebracht op een maand tijd.
Don Bosco zegde: - Tot zolang er op de Biblioteca duizend abonnees
zijn behoort men ermee voort te gaan, want we zullen altijd het voordeel
hebben van de verkoop van de afzonderlijke boekdelen.
Don Bosco hief de zitting 's middags op met de gebruikelijke gebe-
den. Hij wenste een goede reis aan de directeurs en gelastte hen de beste
groeten te doen aan de jongens van hun colleges vanwege hem zelf, vanwege
de oversten en ook vanwege de jongens van het Oratorio van Turijn.
In onze archieven vinden wij elf goede uitwerkselen van deze confe-
renties van de directeurs opgesomd. Daar het hier gaat over opmerkingen gedic-
teerd al dan niet onder ingeving dan toch onder invloed van Don Bosco en gedu-

8.5 Page 75

▲back to top
- XII/71 -
rende de dagen van de hier voor vermelde conferenties zullen wij dit kapit-
tel besluiten door dit document in zijn geheel aan te halen. - "Deze conferen-
ties met de directeurs doen volgende goede gevolgen ontstaan:
1° Deze reizen zijn gewettigd zodat in bepaalde omstandigheden de mede-
broeders van het eigen huis niet in de verdenking komen dat een of andere
moeilijkheid moet worden opgelost. - 2° De oplossing van verschillende
kwesties kan tot die tijd worden uitgesteld zodat men reizen kan besparen.
- 3° Ze bewerken bij de directeurs overeenstemming over verscheidene pun-
ten. - 4° De directeurs bewijzen door hun aanwezigheid de vorderingen van
de Congregatie. - 5° Ze zetten er grotendeels toe aan zich te laten in-
schrijven in de congregatie en erin te volharden. - 6° Ze stichten een
buitengewoon gevoel van broederlijkheid tussen de directeurs die ander-
zijds weinig gelegenheid zouden hebben om elkaar te leren kennen. - 7°
Door de woorden van Don Bosco komt men tot een steeds grotere eenheid van
geest. - 8° Het Reglement wordt beter uitgelegd en begrepen. - 9° Samen
worden wanordelijkheden verholpen die hier of daar zouden opduiken. - 1O° Het
is het ogenblik waarop de directeurs, die iets belangrijks hebben voor te
stellen, dat ook doen. - 11° De verslagen over de colleges worden met bui-
tengewoon genoegen aanhoord en onder de medebroeders wordt er nog heel het jaar
door over gesproken.

8.6 Page 76

▲back to top
- XII/72 -
H O O F D S T U K IV
DE VESTIGING VAN DE SALESIANEN IN ARGENTINIE.
De missionarissen kwamen op 14 december te Buenos Aires aan. Vanaf
het schip tot aan het huis waar ze voorlopig zouden verblijven, ondervon-
den ze voortdurend dat ze in de hoofdstad van Argentinië toekwamen midden
een gespannen verwachting.
Toen het stoomschip de haven invoer, hoorden ze een luide ontplof-
fing als het schieten van kanonnen. Ze waren beducht omdat ze zich wie
weet welke duistere bedreiging inbeelden. Maar de ontsteltenis van het
ogenblik werd in vreugde omgezet, zodra ze de ware oorzaak van de slag ve rn a-
me n. - U hoeft niet bang te zi jn v er klaar de d e ka pitei n - het is een
groet die men aan de missionarissen van de Salesianen brengt. -
Wanneer de ankers waren uitgeworpen, kwam er een stoombootje op het
schip toegestevend. Een priester kwam eruit geklommen, wierp zich op de touw-
ladder en steeg vlug aan boord. Het was Don Ceccarelli die de Salesianen
was komen halen om ze naar de stad te leiden. De wederzijdse wens elkaar
persoonlijk te leren kennen had als gevolg dat er geen einde kwam aan de
begroetingen. Met hem trokken ze naar het havenhoofd.
Daar werden ze verwacht door tweehonderd Italianen, waarbij ver-
schillende oud-leerlingen waren van het Oratorio van Turijn. Het applaus
en de kreten weergalmden ver en geruime tijd. Terwijl ze per rijtuig door
de straten reden, bleven vele personen staan om eerbiedig te groeten.
Wanneer ze aan hun tijdelijk verblijf waren aangekomen, troffen
ze er tot hun zeer grote verbazing de aartsbisschop, Monseigneur Federico
Aneyros aan, die hen ongeduldig opwachtte om hen welkom te heten. De
waardige prelaat ontving hen met de grootste minzaamheid, omarmde ze allen,
ging midden onder hen zitten, ondervroeg ze over Don Bosco en over allerlei
zaken en drukte zijn levendig verlangen uit ze nog te mogen terugzien.
Op een gepast uur begaven ze zich daarna naar het aartsbisschoppe-
lijk paleis om het bezoek te beantwoorden. Daar waren met Monseigneur de Vica-
rissen-Generaal en de ganse curie samengekomen Zijne Excellentie ging hen
tegemoet en stelde ze aan deze geestelijken voor. Met een innemende vriende-
lijkheid en voorkomendheid leidde hij ze rond om alles te bezichtigen.
Daarna bracht hij ze naar de grote zaal om ze te horen spelen en zingen.
Meer dan eens noemde hij de bisdommen gelukkig waar er Salesiaanse huizen
bestonden en hij dankte God van ganser harte, dat Hij hem die weldaad
geschonken had.
Ook al de oversten van de kloostercommuniteiten haastten zich om de

8.7 Page 77

▲back to top
- XII/73 -
nieuw aangekomenen te begroeten en betoonden hun veel achting en sympathie.
De pastoors wilden bij de anderen niet ten achter blijven en boden de Sa-
lesianen vriendelijk hun steun aan.
Tussen de particuliere personen die de Zonen van Don Bosco hartelijk ont-
haalden, verdient een speciale vermelding Don Francisco Benitez, de eerbiedwaar-
dige grijsaard die onze lezers al kennen en die, ondanks zijn tachtig jaar,
opzettelijk hiervoor vertrokken was uit S. Nicolas de los Arroyos om hen te-
gemoet te komen.(1) Nederig, vol christelijke liefde, uiterst hartelijk be-
tuigde hij dat hij hun vriend was, terwijl zij onmiddellijk in hem zoveel
vertrouwen stelden dat zij hem de naam van Vader schonken.
De weergalm van dit eervolle en blije onthaal vernam Don Bosco uit
vier brieven die verzonden waren enkele dagen na hun aankomst, zonder te
spreken van de brieven die hem toegezonden waren door Don Cagliero en door
anderen. Dr. Ceccarelli wees op het mooie samentreffen van hun reis, van
14 november tot 14 december, met daar de maand van Maria, zodat men mocht zeg-
gen dat deze reis "op wonderbare wijze door de Allerheiligste Maagd was
geleid" en hij verheugde zich met hem over de eer die aan de zonen van Don
Bosco in Argentinië werd gedaan. Dr. Espinosa, de Vicaris-Generaal sprak
over de grote hoop die de goede mensen koesterden dank zij de ijver welke
ze al in de Salesianen bewonderden. De Aartsbisschop die tevreden was, en-
thousiast en vol goede moed, gaf aan de missionarissen al de machten die
ze nodig hadden in hun heilig ambt. Hij verzekerde hun dat ze aan hem "een
liefhebbende vader, vol ijver voor hun stoffelijk en geestelijk welzijn"
zouden hebben. Eindelijk schreef Don Benitez, die geen Italiaans maar zeer
goed Latijn kende aan Don Bosco in deze taal een brief die overvloeide van
genegenheid, dankbaarheid en achting. Het valt niet te zeggen hoe deze
warme getuigenissen een grote troost waren voor het hart van de goede Vader.
De missionarissen dachten dat hen te Buenos-Aires enkel een pied-
á-terre wachtte om dan weldra naar S. Nicolas te vertrekken, maar de Aarts-
bisschop had beschikt dat ze ook in die stad een verblijfplaats zouden op-
richten en de dienst zouden op zich nemen van de kerk van de Mater Miseri-
cordiae ook genoemd "Iglesia de los Italianos", de Kerk van de Italianen.
Alleen al in de hoofdstad waren er niet minder dan dertigduizend Italia-
nen. Het aanbod mocht als providentieel aangezien worden, omdat het ons
dadelijk de middelen bood om werkzaam te zijn bij de mensen van ons eigen
volk, die het bijzondere voorwerp zouden uitmaken van de missies. Het voor-
stel werd graag aanvaard. Men verdeelde zich in twee groepen, regelde al-
les zo goed als men kon, in afwachting dat er vanuit Turijn goede verster-
kingen zouden aankomen.
Deze kerk was gebouwd door een comité van goede Italianen, dank
zij de bijdragen van giften uit het volk. Toen het terrein was aangekocht,
bouwde men er met de formele machtiging van de aartsbisschoppelijke curie
de capilla Italiana (Spaans, spreek uit 7 kapielja italiana). Naar hier
werd ook het Broederschap Mater Misericordiae, dat gesticht was in de kerk van
Sint-Dominicus en vandaar naar de Calle Moreno was overgegaan, overgebracht.
Deze overbrenging gaf aan de Capilla de naam die ze nu nog bewaard heeft.
(1) Zie boekdeel XI, blz. 110.

8.8 Page 78

▲back to top
- XII/74 -
Toen echter de kerk was opgericht, ontbrak er een kapelaan. De katholieke vreem-
delingen uit Frankrijk, Duitsland en Engeland hadden er een. Alleen de
Italianen, talrijker dan al de anderen samen slaagden er niet in een pries-
ter te hebben die zich ernstig met hun geestelijke noden kon bezighouden.
Ze waren dan ook zeer blij toen ze hun wensen in vervulling zagen gaan. Ze
toonden het dan ook wel op het ogenblik van hun aankomst, want het Broe-
derschap had besloten met verschillende honderden van de leden de Paters te
gaan verzoeken geen andere taken op zich te nemen en ze hadden ze in pro-
cessie willen naar de kerk brengen. Maar volgens de voorzichtige raad van
Don Ceccarelli, beperkten ze er zich toe enkel een comité te zenden.
De Aartsbisschop verlangde vurig eindelijk te kunnen zorg dragen voor
zoveel zielen en schreef over deze aangelegenheid in de reeds aangehaalde
brief aan Don Bosco in deze termen: "(Uwe zonen) zullen zeker veel goed doen,
niet enkel te S. Nicolas, maar ook in deze hoofdstad; daar zou het zeer
passend zijn dat ze een huis hebben, niet enkel om de verbinding met U te
vergemakkelijken, maar eveneens omdat het goede dat ze hier zullen doen
veel groter zal zijn dan te S. Nicolas. De Iatalianen alleen al zijn een
dertigduizend in aantal te Buenos Aires en de meerderheid van de Italiaanse
priesters - ik zeg het U met pijn in het hart - komen hier om centen te
verdienen en voor niets anders. Ik meen dat het dan ook zeer passend is dat
uw zonen de leiding op zich zouden nemen van de Italiaanse kerk, die deze
goede medebroeders aanbieden. Aldus zullen ze een onmetelijke dienst be-
wijzen niet enkel aan de Italianen, maar ook aan onze mensen."
Don Cagliero bleef er niet met gekruiste armen bijstaan. Hij begon onver-
wijld te prediken in de kerk van de Barmhartigheid en deed er de noveen van
Kerstmis onder buitengewone toeloop van gelovigen. Deze prediking nam
onder het triduüm het aspect aan van een echte missie, zoals wij die in
onze streken kennen. Hij werd geholpen door Don Baccino, die samen met de
coadjuteur Belmonte te Buenos-Ayres gebleven was. Het aantal biechtelingen
was overgroot, zodat, om ze allemaal te kunnen voldoen, en omdat er maar
twee priesters waren, dit soort van missie gedurende het ganse octaaf van
Kerstmis voortgezet werd. Don Cagliero had zich van nu af door zijn ser-
moenen een grote naam verworven.(1)
Ook de titel van doctor in de godgeleerdheid en van "maestro" en muziek-
componist trokken de aandacht en de verering nog meer op de overste de los
Saleses.
Monseigneur Alberti, bisschop van La Plata, stelt er prijs op, wan-
neer hij met onze medebroeders spreekt, een gebeurtenis uit zijn kindsheid
aan te halen, die juist betrekking heeft op de intocht van de Salesianen
te Buenos Ayres. Kinderen in groot aantal die naar de kerk van de Moeder van
(1) De krant El Cattolico Argentino (De katholieke Argentijn) had in zijn nummer van 25
december een artikel met als titel "De priester D. Juan Cagliero" waarin men las: "Verleden
zondag predikte in de kerk van de Mater Misericordiae deze voorname priester, overste van
de Salesianen die onlangs uit Europa zijn gekomen...; het is een welsprekend redenaar, die
vlot, met veel energie en overredingsvermogen het woord voert. Het thema van zijn toespraak
was de weldoende invloed van de godsdienst op enkeling, familie en volk. Hij bewees ook dat
het katholicisme de enige bron is van beschaving en vooruitgang."

8.9 Page 79

▲back to top
- XII/75 -
Barmhartigheid toestroomden om er de mis te dienen en te helpen bij de ge-
wijde diensten maakten veel gedruis in de sacristie en brachten er alles
in wanorde. De Italianen van het Broederschap, gestoord door hun rumoer,
bedreigden ze meermaals en zegden: - Weldra komen de Paters Salesianen en dan
zullen jullie je stil moeten houden. Ze zullen jullie op de feestdagen wel
de les spellen. Het zal dan eens en voorgoed gedaan zijn met al dat geraas.
Door steeds maar diezelfde litanie te horen, hadden de knapen over de Sale-
sianen het idee opgevat dat het vreselijke priesters waren die wie weet welke
kastijdingen gingen toepassen. Door het voorafgaande, begrijpt men hoe
die arme jongens op 14 december geen aandeel hadden in de gemeenschappelijke
vreugde. Terwijl talloze Italianen de missionarissen tegemoet gingen, de
twee klokken van de kerk onophoudend luidden om de gelovigen te verwittigen
scheen het ons toe - zo placht Monseigneur Alberti, die toen een kind van
negen of tien jaar was, te herhalen - dat ze onze doodstrijd inluidden.
En wat gebeurde er nu? Een groep van de ergste schavuiten bekon-
kelden wat en besloten de touwen van de klokken los te maken. Ze klommen op de
klokkentoren en terwijl de klokkenluiders even uitrusten, maakten ze de
touwen los. Deze vielen op de grond zonder dat iemand er de oorzaak van
giste. Ondertussen kwamen de missionarissen toe. Ze waren er verbaasd over
noch op straat, noch bij de kerk jongens te ontmoeten. De jongens waren er
wel, maar ze hielden zich verscholen achter het volk of neergehurkt in de hoek-
jes. Eindelijk had Don Cagliero er enigen ontdekt en zachtjes bij zich
geroepen, ze bij de hand genomen, ze medailles geschonken, kortom, ze zo
liefdevol behandeld dat zij - en de kleine Alberti was daarbij - vast in
hun schoenen, aan de leden van het Broederschap zegden: Het zijn brave
mensen en ze houden van ons. - Het patronaat werd aldus vreugdevol ingehul-
digd. Een patronaat, waar de heldhaftige Don Baccino mirakels van christelijke
liefde en ijver zal verrichten, niet alleen tegenover de jongens maar ook
ten opzichte van de jonge arbeiders. Hij zal er de eerste roepingen voorbe-
reiden van coadjuteurs en jonge geestelijken, onder welke behalve Monseigneur
Francesco Alberti zelf, de goede pastoor Angelo Brasesco, de huidige direc-
teur van de Salesiaanse medewerkers, Monseigneur Carranza en de bisschop van S.
Juan de Cuyjo, Monseigneur Giuseppe A. Orzali.
Ook een Dochter van Maria, Hulp der Christenen, zuster Emilia Ma-
this, een Argentijnse heeft nog levendige herinneringen aan die dagen.
Toen ze de eerste missionarissen zag toekomen, was ze tien jaar
en ging ze naar de lekenschool. Thans, na een andere heel wat meer indruk-
wekkende stoet ter ere van de zalig verklaarde Don Bosco, voelde ze de
dwingende behoefte lucht te geven aan de gevoelens van haar hart en terwijl
ze deze verre herinneringen overliep, schreef ze aan de Algemeen Overste,
Don Filippo Rinaldi: "Wij, leerlingen van de openbare scholen, luisterden
naar de mooie sermoenen van Don Cagliero en van Don Baccino, gingen bij hen
te biechten en kwamen met veel genoegen naar de catechismusies. Zij gaven
ons veel nuttige raad en spoorden ons aan braaf en deugdzaam te zijn. Ze
leerden ons hoe we de gevaren moesten vermijden die ons omringden. Zij be-
reidden ons voor en lieten ons toe tot onze eerste communie. Ze hielden zich
met enkelen van ons bezig en legden de kiem van onze roeping tot we nederi-
ge Dochters van Maria, Hulp der Christenen en van Don Bosco werden. Wat
zijn die Paters toch goed zegden wij onder elkaar. Hoe zorgen ze voor onze
zielen! Wat al goed doen ze niet! Vroeger dacht niemand aan ons. Wanneer
dan de Zusters gekomen waren en hun college van Almagro geopend hadden in
1878, gingen wij erheen om postulant en novice te worden en zo waren wij de
eerste inlandse meisjes die hun professie deden. Zeer beminde Vader, deze zoete

8.10 Page 80

▲back to top
- XII/76 -
herinneringen kwamen ons zo voor de geest en deden ons wenen van vreugde en
dankbaarheid terwijl wij langs de rijen liepen van onze meisjes achter de
beeltenis van de Zalige Don Bosco."
Men mag echter niet denken dat alle Italianen die daar verbleven er
zo over dachten. Vrijmetselaarselementen, die de kolonie probeerden te beheersen,
waren tot zelfs in het Broederschap doorgedrongen om sluw en onophoudend met
hun collega's van het verre schiereiland samen te werken aan de laïcise-
ring van het kloosterinstituut. Maar ze hadden af te rekenen met iemand die
meer moed had dan zij en die over de nodige hulpmiddelen beschikte. Don
Cagliero, die het werk van de sektariërs bemerkt had en steun vond bij de
curie van het aartsbisdom, ging over tot een nieuwe bewerking van het re-
glement, hervormde de statuten, wierp de registers in het vuur. Hij deed
dit alles in volle daglicht. In een typisch Italiaans vlammende en wel-
sprekende redevoering zuiverde hij de naam van zijn vaderland van de eerloosheid
die er in de voorgaande maand april door wilde horden van de vrijmetselarij was
opgebracht door de Aartsbisschop en de kerk van Sint-Franciscus met stenen
te bekogelen en door het college van Salvador in brand te steken. Om het
ledental van het Broederschap te vernieuwen liet hij hoog van de kansel
weten, dat al wie er lid wou van worden, persoonlijk zijn paasbriefje moest
voorleggen. Dat was de enige ingang, de echte deur van de schaapstal van
Jezus Christus. Daarna zou hij dapper de verkiezingen voor de nieuwe raad
aankondigen. Wel zag men die dag op de muren opschriften met de woorden
Dood aan Cagliero. Wel ondervond de voorgestelde president een felle tegen-
stand, maar toch werd hij verkozen. Het was de heer Romolo Finocchio, een
overtuigde katholiek die niet bang was voor de vrijmetselaars. Op 15 janu-
ari 1876 kon de Aartsbisschop van Buenos Aires aan Don Bosco schrijven:
"De zegen van de Heilige Vader brengt reeds vruchten voort, vermits (uwe
zonen) zeer veel goed verrichten bij de Italianse bevolking van deze hoofd-
stad, een zeer talrijke bevolking zonder goede priesters uit hun vaderland."
De zeven Salesianen bestemd voor S. Nicolàs de los Arroyos namen af-
scheid van hun medebroeders op 21 december. Ze werden vergezeld door de pas-
toor Ceccarelli en door de eerwaardige Benitez. De bevolking ontving hen
met geestdrift. Vijf van hen namen hun intrek bij Dr. Ceccarelli in de pas-
torie en de andere twee bij Don Benitez. Er moest nog teveel werk worden
verricht vooraleer het college aan de beurt kwam. En hier is het nodig iets
te zeggen over de voorgeschiedenis.
De stichting van S. Nicolàs werd aan Don Bosco aangeboden door Don Cecca-
relli, pastoor van die stad, maar ze had geen stevige basis. Don Bosco had
bij de onderhandelingen niet zo nauw gekeken. Zijn bedoeling hic et nunc
was, ter plaatse een eerste post te vestigen, waar hij zijn tweevoudig ide-
aal kon verwezenlijken, namelijk, de missies bij de inboorlingen aanvatten
en hulp verschaffen aan de ingeweken Italianen die zonder bijstand, zonder
schoolmeesters en zonder priesters waren. San Nicolàs bood deze twee mogelijk-
heden omwille van de betrekkelijke nabijheid van de Indianen en het grote
aantal kolonisten uit Ligurië. Tussen de zestig en zeventig gezinnen van
quinteros of tuinders leidden er een patriarchaal bestaan en bewerkten er
gronden die ze zich door de vrucht van hun persoonlijke arbeid hadden verworven.
Ze mengden zich niet met de bevolking uit de streek. De huwelijken werden
tussen eigen landgenoten gesloten en de bruidjes liet men ook wel uit Li-
gurië komen, vooral uit het dal van Polcevera. De voornaamste was de familie Mon-

9 Pages 81-90

▲back to top

9.1 Page 81

▲back to top
- XII/77 -
taldo, met welke nauwe banden van bloedverwantschap hadden: de families
Campora, Lanza, Ponte, Vigo; allemaal namen die bekend en geliefd zijn bij
onze medebroeders wegens de weldaden die ze ervan ontvingen en wegens de
priester- en kloosterroepingen.
Toen dan de Salesianen vaste voet zetten te S. Nicolàs de los Arroyos
werden ze onaangenaam verrast door de bevinding dat het college, beloofd en toe-
gestaan door een Argentijns comité zonder tijdsbeperking, niet gemeubi-
leerd was en zich beperkte tot drie of vier grote kamers op de eerste ver-
dieping. Don Fagnano die zag dat alles lang ging aanslepen, zette zich aan
het werk met de hulp van de kolonisten en van Don Ceccarelli zelf om het
strikt nodige voor de communiteit te bezorgen. Intussen werd er ook wat
klas gegeven.
Het was niet zo erg dat het kleine kerkje erg bescheiden was. Een parti-
culier had het op zijn kosten gebouwd, de vrijgevige Francesco Benitez,
die de grootste en meest liefdadige van de Salesiaanse medewerkers was in
die streken. Hij had er een zeer mooi altaar van gebeeldhouwd hout laten
maken en had zich uit Barcelona een schoon houten beeld van de Onbevlekte
Ontvangenis kunnen aanschaffen. Het kerkje was iedere dag eivol met Italia-
nen en achter hen kwamen dan ook vlug de jongens uit de streek in de rij
staan. De diensten gebeurden er zoals te Turijn, met plechtige gezongen
missen, waarin de zonen van de kolonisten een koor vormden. Er werd voort-
durend gepreekt, en biechtvaders waren ter beschikking van iedereen op alle
uren van de dag.
Wanneer de kolonisten hun zonen kwamen aanbieden voor de school,
wilden ze hen graag daar laten als internen, maar waar had men ze kunnen
huisvesten? Om een nieuw gebouw op te richten verklaarden zij zelf zich
bereid om het geld te lenen, zoveel er nodig was en zonder intrest. Don
Fagnano, een zeer bedreven man in dergelijke zaken, die zich te Lanzo en
elders door de praktijk met bouwaangelegenheden vertrouwd had gemaakt, be-
gon onverwijld een reeks galerijen op te trekken. Boven deze galerijen en
boven het al bestaande gebouw liet hij een slaapzaal optrekken van zestig
meter lang en veertien breed. Wegens de geringe sterkte van de fundamenten
en de herfstregens (onze lente komt daar overeen met de herfst) waren enke-
le pijlers verzakt, zodat een gedeelte van het gebouw in elkaar stortte.
Maar Don Fagnano verloor er de moed niet bij: in 1877 was het college ge-
reed. De bevolking zond hem dadelijk jongens, zowel uit bemiddelde gezinnen
als uit de nederige stand, hetzij als internen hetzij als halve internen.
Men volgde er de methode van Alassio en van Lanzo voor de schoolregeling,
het lessenrooster en de wandelingen. Een zeer goed muziekkorps vrolijkte
de feesten, de ontspanningen en de uitstappen op. Een programma dat op
een zijde van een breed blad in vier kolommen gedrukt was, verspreidde
het nieuws in gans de streek. Op 10 juni schreef Monseigneur Ceccarelli
aan Don Bosco: " He t c o l l eg e va n San Nicolàs werkt uitstekend. De Paters
Salesianen zijn in goede gezondheid, worden in de stad zeer geacht en hun naam
weerklinkt al door heel Zuid-Amerika." (1) De oud-leerling Dr. Guido Laval-
le, Minister van het Hoogste Gerechtshof, schetste ín zijn toespraak van 2
juni 1929, dag van de zaligverklaring van Don Bosco, het leven van die tijd
in het college van S. Nicolàs en tekende met brio het portret van zijn
oversten, zijn makkers en de gewoonten van toen.
(1)Verder zegt hij: "Fagnano is onvermoeibaar, Tomatis onvervaard, Cassinis standvastig,
Allavana kloek, Molinari onvermoeibaar, Gioia niet te kennen, Scavini onverstocrbaar in
wetenschappelijk en religieus werk en in handarbeid."

9.2 Page 82

▲back to top
- XII/78 -
Om de geschiedenis van de beginperiode volledig te maken moeten wij
eraan toevoegen dat er geen enkele schenking, noch van een terrein, noch
van een gebouw, gedaan werd en dat er geen contract van dien aard bedongen
werd met het voornoemde comité waarop onze medebroeders al hun vertrouwen
gesteld hadden. Dit comité dat op het eerste ogenblik een cabana de ovejas
(schaapskooi) aangeboden had en andere zaken voor het onderhoud, gaf nooit
iets. De oppervlakte van drie hectaren behoorde toe aan de Regering die ons
amper het gebruik ervan toestond. Wie wel voortdurend de Salesianen hielp
en bereid zou geweest zijn er nog meer voor te doen, indien hij hierin
niet verhinderd was geweest, was de medewerker Francesco Benitez.
Wanneer later het comité ontbonden werd, gingen zijn voorgewende rechten
op het college over op het gemeentebestuur, dat vijandig gezind was en sa-
mengesteld uit vrijmetselaars. Haec olim meminisse juvabit.
Thans laten we plaats voor de briefwisseling van Don Bosco die men in
te gering aantal kunnen redden heeft uit de handen van de alles vernielende
tijd. In de eerste helft van februari ontving Don Bosco vijf omslagen die ver-
schillende brieven bevatten van medebroeders en vrienden. De brieven van
de medebroeders, eerst aangekondigd en nadien in het openbaar voorgelezen
deden bij velen de wil ontstaan om het missionarisleven te kiezen. "Onder de
Salesianen", - zegt naar aanleiding hiervan de kroniek - zijn er tachtig
per honderd bereid te vertrekken op het eerste woord van Don Bosco." Deze
brieven werden nadien gepubliceerd in de Unità Cattolica een beetje gewij-
zigd door Don Chiala. Op 12 februari schreef Don Bosco aan Don Cagliero:
"
Mijn beste D. Cagliero,
"
"
We hebben je brief en de brieven van onze andere mede-
" broeders ontvangen. Ze werden met groot genoegen voorgelezen en dan
" dadelijk gepubliceerd in de kranten. Ik dank God dat Hij jullie voor
" zijn meerdere glorie vooruit leidt.
"
Ik heb reeds een brief ontvangen van D. Fagnano vanuit S.
" Nicolàs, waarin hij mij nieuws schrijft over hun aankomst en hun
" huidige bezigheden. Volgens hem is het lokaal van het college zeer
" eng, maar hij voegt eraan toe dat het gemeentebestuur bereid schijnt
" te zijn het te laten vergroten en alle zaken goed ín orde te brengen.
" In meer dan een brief heb je me al gevraagd Salesianen en Zusters
" van Maria, Hulp der Christenen, tuiniers enz. te bezorgen, maar ik
" wacht op positieve gegevens die van jou moeten komen en dan zullen
" we ons aan het werk zetten. Sammori slaagt hier wonderwel in zijn
" prediking. Men spreekt erover als over een specialist en na een
" sermoen in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, bevestigden allen
" de geruchten of liever de verspreide faam. Misschien zou hij ge-
" schikt zijn voor de kerk van de Barmhartigheid. Hij zou geen ogen-
" blik aarzelen om erheen te komen. Zo ik ze op dit ogenblik daartoe
" vrijliet dan zouden alle Salesianen zich naar Buenos-Ayres spoeden.
"
Don Tomatis heeft een brief geschreven naar Varazze waarin hij
" schrijft dat hij het met een bepaalde persoon niet eens is. Deze
" brief aan D. Francesia gericht, heeft een slechte indruk gemaakt in
" dat college en te Turijn. Zeg hem twee zaken: 1° dat een missiona-
" ris moet gehoorzamen, lijden voor de glorie van God en zeer bezorgd
" moet zijn om de geloften te onderhouden, waarmee hij zich aan God
" heeft toegewijd; 2° dat wanneer er een reden tot ontevredenheid

9.3 Page 83

▲back to top
- XII/79 -
" zou bestaan, hij het zou zeggen aan zijn overste of het rechtstreeks
" aan mij zou schrijven om aldus een norm vast te stellen bij het werk.
" Eergisteren (10 februari) werden de twee kleine huizen van Ven-
" timiglia geopend. D. Cibrario is directeur, Cerruti is muziekmeester,
" Martino is econoom. In de sacristie zal D. Bodratto hem vervangen.
"
De zonen van Maria, Hulp der Christenen stijgen op wonderbare
" wijze in aantal en beloven veel. Dit is het werk dat met alle moge-
" lijke inspanningen moet worden bevorderd.
"
Men geeft mij zeer weinig nieuws over commandeur Gazzolo. Toch
" geen vuiltje aan de lucht?
"
De Dochters van Maria, Hulp der Christenen zullen naar Valdoc-
" co komen in het begin van maart. Moeten wij er klaarhouden voor Amerika?
"
Doe mijn eerbiedige groeten aan Monseigneur de Aartsbisschop,
" Dr. Spinosa, Dr. Ceccarelli en aan vadertje Benitez. Aan hem zal je
" zeggen dat zijn brief in het Latijn overal gelezen werd, te Lanfran-
" chi, Vallauri en in het openbaar in onze huizen. Allen bewonderden
" er de schoonheid, orde en zuiverheid van. Ik zal hem zodra mogelijk
" antwoorden. Wat al groeten moet ik je doen! De families Radicati,
" Appiani, Fassati, Calori, Corsi, Marengo, Margotti en zeer vele
" anderen, waarbij D. Picco, Prof. Bonzanino, Graaf Roasenda, laten je
" groeten.
"
Beste D. Cagliero, zorg voor je gezondheid en voor die van de
" anderen. Wij bevelen jou en al je gezellen aan de Heer aan en bid
" jij voor mij die voor jou altijd zal wezen in de Heer
"
" 12 februari 1876.
je toegenegen vriend,
"
priester Gio. Bosco.
" P.S. Laat me ook iets weten over de staat van jullie financiën.
"
Het huis van Nice is zeer goed op dreef.
"
D. Ronchail is er directeur, Rebagliati pianist, Peret zang-
"
meester, Capellano kok, Enrico Guelfi blijvende wachter.
"
Monseigneur Fratejacci, advocaat en thans kanunnik Menghini, die
"
beste Allessandro Sigismondi, Ridder Bersani, Kardinaal Anto-
"
nelli en Kardinaal Berardi laten je groeten enz.
"
Omnia in Nomine D.N.I.C. Amen.
De ijverige missionaris Don Tomatis, aan wie toen hij nog zeer
jong was Don Bosco voorzegd had, dat hij lange jaren met hem het brood zou
delen, verdroeg moeilijk de tegenkantingen van de coadjuteur Molinari, de
"maestro" van het muziekkorps. Deze maakte zich soms wegens zijn karak-
ter onverdraaglijk, zodat hij zelfs het volgende jaar uit het Instituut
trad. Don Bosco die door zijn lankmoedige en wijze christelijke naasten-
liefde ook zonderlinge personen voor zich wist te winnen om ze gedwee en
uiterst nuttig te maken, verlangde dat zijn zonen hem zouden navolgen in deze
geest van verdraagzaamheid. Daarom stelde hij zich niet tevreden met een
onrechtstreekse aanbeveling, maar schreef hij aan Don Tomatis persoonlijk
een zeer mooie brief over hetzelfde onderwerp.
"
Mijn beste D. Tomatis,
"
"
Ik heb je nieuws ontvangen en heb met groot genoegen vernomen
" dat je een goede reis gehad hebt en dat je vol goede wil bent om te

9.4 Page 84

▲back to top
- XII/80 -
" werken. Een van je brieven naar Varazze geschreven gaf te verstaan
" dat je niet in eensgezindheid leeft met een van je medebroeders. Dat
" heeft een slechte indruk gemaakt, vooral daar hij publiek werd voor-
" gelezen.
"
Luister naar mij, mijn beste D. Tomatis. Een missionaris moet
" bereid zijn zijn leven te geven voor de meerdere glorie van God;
" moet hij dan ook niet in staat zijn wat antipathie te verdragen voor
" een gezel ook wanneer deze grote gebreken heeft? Luister dan naar
" wat Sint-Paulus zegt: Alter alterius onera portate, et sic adimple-
" bitis legem Christi. Caritas benigna est, patiens est, omnia sustinet.
" Et si quis suorum et maxime domesticorum curam non habet, est infide-
" li deterior.
"
Dus, mijn beste, schenk me deze grote troost, ja, doe mij dit
" groot genoegen. Het is Don Bosco die het je vraagt. In de toekomst
" weze Molinari je grote vriend, en indien je hem niet kan beminnen
" omdat hij zovele gebreken heeft, bemin hem dan uit liefde tot God,
" bemin hem uit liefde voor mij. Je zal het doen, niet waar? Voor het
" overige ben ik tevreden over jou en iedere morgen in de Heilige Mis
" beveel ik je ziel en je inspanningen aan de Heer aan.
"
Vergeet niet het handboek van rekenkunde te vertalen en voeg
" er de maten en gewichten van de Argentijnse Republiek bij.
" Je zal aan de verdienstelijke Dr. Ceccarelli zeggen dat ik de
" catechismus van dat aartsbisdom nog niet ontvangen heb en dat ik hem
" wens te hebben om de akten van geloof in de Giovane Provveduto te kun-
" nen inlassen.
"
Moge God je zegenen, beste D. Tomatis, vergeet niet voor mij
" te bidden die voor jou altijd in J. Chr. zal blijven.
"
" Alassio, 7-3-76.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
De Giovane Provveduto die toen pas in het Frans gedrukt werd,(1) ging even-
eens in het Spaans verschijnen. Men wachtte enkel nog op deze catechismus, die
niet lang nadien toekwam.
We moeten nog een woord zeggen over een ander punt van de brief aan Don
Cagliero, die een van die uitdrukkingen bevat die Don Bosco niet op goed geluk
af zo maar neerschreef. "Toch geen vuiltje aan de lucht?" vroeg hij over Gazzolo.
Daar we ons met dit personage nog meer zullen moeten bezighouden, is het
nodig dat we onze lezers een waarheid zouden herinneren die niet zelden voorkomt
in de menselijke wederwaardigheden. De goddelijke Voorzienigheid heeft bij het
vervullen van haar werken, ook van zeer belangrijke werken, meermaals gebruik
gemaakt van mensen die nu juist niet de glorie van God en het welzijn van de
zielen zochten, maar hun eigen eer en het belang van hun zaak, wat deze ook mocht
zijn. Terwijl ze zo te werk gingen, bemerkten ze niet dat anderen, door tegen-
overgestelde motieven bewogen, hen tegemoet kwamen, hun werkzaamheid gebruikten
(1) Abbé Jean BOSCO, La Jeunesse instruite de la pratique de ses devoirs et des exercices
de la piété chrétienne, suivie de ]'Office de la Sainte Vierge et des Morts. In— 32, pag. 511
Turin, 1876.

9.5 Page 85

▲back to top
- XII/81 -
en de bedoelingen ervan tot heel wat hogere doeleinden deden samenvallen.
Ook in de loop van deze Gedenkschriften zal de historische waarheid ons
soms verplichten schaduwen te tonen daar waar alles in een zuiver licht
schijnt te baden, maar door het licht van onze Don Bosco werden deze
nevels onzichtbaar. We mogen nochtans aannemen dat voor deze categorie
van medewerkers het gebed van Don Bosco doeltreffend genoeg was om op het
opportune ogenblik hemelse verlichting te bekomen.
Gazzolo was niet tevreden. Het mishaagde hem dat er zoveel over de mis-
sionarissen gesproken werd en zo weinig over zijn werk. Zijn briefwisse-
ling maakt het mogelijk te lezen wat in zijn hart omging.
Vooral één bevestiging moeten we hier recht zetten en dat niet al-
leen in het belang van de geschiedenis. In een brief beweert hij rotundis
verbis dat de kerk van de Barmhartigheid door hem "gesticht en opgericht
werd. De waarheid is dat hij door het Broederschap gelast werd het terrein
aan te kopen om er een kerk te bouwen. Bij die gelegenheid deed hij er een
goede zaak aan, vermits hij, zonder het Broederschap te bedriegen zoveel
terrein verwierf als er nodig was voor de kerk maar ook voor hem zelf, voor
eigen rekening. Alleen was er dit, dat hij de kerk naar de achtergrond
schoof en voor zich de twee zijpercelen, die langs de wegen lagen, behield
met het oog op de twee huizen die nadien door hem zouden gebouwd worden en
waarvan een door de Salesianen van zijn erfgenamen werd aangekocht tegen
een zeer hoge prijs.
Gelukkig ontving Don Bosco uit andere bronnen berichten die heel wat
meer bemoedigend waren. Aldus schreef hem de Vicaris, Monseigneur Espinosa
met dezelfde post.(1) "Uw zonen verrichten een onmete1ijk goed in de stad.
Ze prediken en geven catechismus dat het een werkelijke vertroosting is. De
arme Italianen hadden hier niemand die zich met hen bezighield en thans zit
de kerk vol... Wat zou nodig zijn is, dat de heer Gazzolo het terrein
dat hij naast de kerk heeft, aan de Paters zou geven.
Het huis dat ze thans hebben is zeer klein en er is geen terrein
om het te vergroten". Ook Don Ceccarelli had al veel lof gezongen over de
Salesianen van S. Nicolàs (2 ): "De gezondheid van allen is uitstekend, de
goede wil om te werken in de wijngaard des Heren is voorbeeldig, het ver-
langen om eer te doen aan het Instituut is bewonderenswaardig, hun handelwijze
is missionarissen waardig die het martelaarschap in het verschiet hebben."
Deze laatste uitdrukking moet niet worden toegeschreven aan oratorische
gezwollenheid. Don Fagnano, bijvoorbeeld, deed lange apostolische tochten
waarbij hij veel goed verrichtte, maar ook veel te lijden had.
Wij moeten nog twee brieven aanhalen, die Don Bosco schreef aan Don
Cagliero, en die getuigenissen zijn van zijn vaderlijke genegenheid voor
zijn beste zonen in de missielanden.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
De Heer Kanunnik Vogliotti heeft een neef die naar Buenos
" Aires vertrekt en hij verlangt dat ik hem aan jou zou aanbevelen.
" Ik zend je zijn eigen brief opdat je er beter kennis zou kunnen van
(1) Brief van 15 januari 1876.
(2) Brief van 25 december 1875.

9.6 Page 86

▲back to top
- XII/82 -
" nemen. Help hem in alles wat je kan, vooral voor wat de godsdienst betreft.
"
Gisteren (13) werd er aan toneel gedaan en werd het befaamde
" Twistgesprek tussen een Advocaat en een protestantse dominee opge-
" voerd. Het was schitterend. Mino 1) zong De zoon van de Banneling en had
" veel succes, maar de gedachte dat de componist zo ver weg was, heeft
" me diep ontroerd. Daarom heb ik, zolang de zang en de voorstel-
" ling zelf duurden, niet opgehouden aan mijn beste Salesianen van
" Amerika te denken. D. Cibrario en D. Ronchail schrijven mij dat hun
" huizen een goede start hebben gekend en goed op dreef zijn met het
" vooruitzicht op een waarachtige groei.
"
Mijn gewone groeten aan mijn gewone vrienden en zonen en ande-
" ren.
"
Steeds in Jezus Christus
"
je toegenegen vriend,
" 16-2-1876.
Priester Gio. Bosco.
"
"
Beste D. Cagliero,
"
"
Ik voeg een woord toe aan wat de anderen geschreven hebben,
"
Vandaag werd de kapel ingezegend voor de Zusters in het Huis
" Cattelino en ze zijn thans zeven in aantal. Zuster Elisa is Moeder
" Overste. Ook Moeder Jozefa is hier. Allen samen laten ze jou vele
" groeten geworden. De theoloog Molinari, Marengo, Baron Bianco, Graaf
" Sigismondi, Markies Fassati, Monseigneur Fratejacci, Advocaat
" Menghini, Mama Corsi en vele anderen laten je vele groeten geworden.
" Vandaag werd besloten een nieuw huis te stichten dat zal geopend worden
" met Allerheiligen te Trinità. Zeg het aan D. Tomatis.(2)Het is een
" refugium met een school.
"
Maandag vertrek ik naar Rome, waar ik verschillende zaken zal
" behandelen, waaronder het aankopen van een huis. Vandaar zal ik aan
" Dr. Ceccarelli en aan Papa Benitez schrijven. Groet al onze zeer
" dierbare Salesianen en zeg aan allen Alter alterius onera portate
" et sic implebitis legem Christi. Bemin mij en bid voor mij die
" voor jou steeds zal zijn in Jezus Christus.
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 30 maart 1876.
Priester Gio. Bosco.
Naargelang de faam van de Salesianen zich verspreidde in de Argen-
tijnse Republiek en ook in de aanpalende Republieken, volgden de aanvragen
om huizen te openen elkaar op, zoals men zal zien in het verloop van deze ge-
schiedenis. Don Bosco, die dat alles wist, verzamelde reeds zijn gedachten
om weldra een tweede expeditie uit te rusten. Hij gaf inderdaad op 30 maart
aan Don Chiala volgend briefje dat als leidraad dienen moest om aan Don
Cagliero te schrijven: "In uw brieven laat U ons zien dat er een dringende
behoefte is aan personeel. Wij zijn vol goede wil om er U te zenden, maar het is
(1) Deze zeer voorname jongeling van Camandona bij Biella, nam het geestelijke kleed aan in
een Instituut geopend een zekere Pater Gurgo, van de Congregatie St.—Philippus
Neri, om goede priesters aan het bisdom te bezorgen, Priester gewijd bleef hij daar als
lesgever van de hogere klassen van het gymnasium en als onderdirecteur. Een waardige
leerling van Don Bosco en uitermate natuurlijk begaafd leidde hij een heel voorbeeldig
leven. Een kwade ziekte stelde een einde aan zijn bestaan in de bloei van zijn leven, na
drie of vier jaar priesterschap. Don Bosco, díe zeer veel van hem hield, deed door bemidde-
ling van Don Barberis, verschillende ijdele pogingen om hem met nog andere van zijn gezel
len in de Congregatie te doen blijven.
(2) Don Tomatis was van Trinità.

9.7 Page 87

▲back to top
- XII/83 -
nodig dat D. Cagliero zou specificeren hoeveel personen hij verlangt en
voor welke taken. In de verscheidene brieven vraagt men nu eens twee, dan
vier en een andermaal dertig missionarissen... Zodra we deze inlichtingen
ontvangen hebben, zal er dadelijk gedacht worden aan de expeditie en
zullen we ze laten vertrekken."
Over één zaak werden verkeerde beoordelingen gedaan, namelijk over
het plan dat in de geest van Don Bosco was opgekomen en door hem was bekend
gemaakt na de eerste expeditie van de missionarissen. Hij koesterde het
idee de Italiaanse regering ertoe te bewegen in het zuiden van Argentinië
een kolonie te stichten die volledig zou afhangen van het moederland. Dit was
een niet te verwezenlijken droom die echter niets met een politieke beweging te
maken had.
Dat zijn plan slechts een hersenschim was, vermoedde hij niet, om-
dat hij ervan overtuigd was dat daar onmetelijke streken bestonden die aan
geen enkele burgerlijke staat toebehoorden. Zo verklaart men inderdaad dat
hij er tot tweemaal toe in deze zin over sprak. De eerste maal op 5 februa-
ri 1876, verwijst hij naar "deze gebieden van Patagonië, nog niet onderworpen
aan de Argentijnse Republiek"; een tweede maal, op de 19de van dezelfde
maand zegt hij dat daar zoveel "terreinen primi occupantis" zijn. Dezelf-
de overtuiging wordt geformuleerd in een memorandum aan de Minister van
Buitenlandse Zaken, Melegari, waarin hij verwijst naar een zone die zich
uitstrekt "van de Rio Negro tot aan de zeeëngte van Magelhaan" waar "noch
een nederzetting, noch een haven, noch een regering is die enig recht zou
kunnen doen gelden." Op dat dwaalspoor was hij gebracht door verkeerd ingelich-
te Italiaanse auteurs, door oppervlakkige encyclopedieën en door aardrijks-
kundige kaarten met fantastische aanduidingen. De aardrijkskundige studies
moesten in Italië nog een veertigtal jaren wachten alvorens zich tot een
hogere wetenschappelijke waarde op te werken. Maar zodra hij wist dat in
die streken geen handbreed grond meer was waarover de soevereiniteit van Argen-
tinië of Chili zich niet uitstrekte, sprak hij natuurlijk geen woord meer over
deze onderneming.(1)
Trouwens, deze onderneming was door hem opgevat als het meest doelmatige
middel om zijn dubbel doel te bereiken: aan de Indianen het Evangelie en de be-
schaving brengen en onze uitwijking wijselijk kanaliseren. Hij zag dat
deze van jaar tot jaar zou aangroeien, hij zag hoe onze arme uitwijkelingen
blootgesteld waren aan de elementen van de natuur en aan hebzuchtige uit-
buiters. Omdat hij voorzag wat er met de tijd zou gebeuren, voelde hij
aan dat de Regering er verkeerd aan deed er geen belang in te stellen. Vooral
echter deed het hem hartzeer, wanneer hij las hoe onze landgenoten in deze
verlatenheid het geloof van hun voorvaders verloren. Omdat hij gewend was zijn
voordeel te halen uit alle slag van organismen en personen om het goede
te doen, wou hij eveneens voor zo zuivere idealen ook bij de Regering van zijn
land gaan aan- kl oppe n om er hulp v an los te k ri jg en . I n pl aa ts van hem
du s te laken moeten wij hem er de hoogste lof voor toezwaaien; minstens voor
zijn heilige inzichten.
In magnis et voluisse sat est.(2)
(1) We mogen niet verzwijgen dat nog ín 1896 Theodor Herzl, in zijn beroemd boek l ' E t a t j u i f ,
Essai d’une solution de la question juive, niet onuitvoerbaar achtte het plan van
de Grote Mogendheden voor de Joden te bekomen "la souveraineté dun morceau de la
sur face t erres t re en rappo rt av ec le u ze lé g itimes de soims de peuple" in Palestina of in
Argentinië. (Cfr.. Etudes, 5 augustus 1930, blz. 328)
(2) Propertius, Eleg. III, 1.

9.8 Page 88

▲back to top
- XII/84 -
HOOFDSTUK
V
NAAR DE COLLEGES EN IN HET ORATORIO
Wanneer we Don Bosco uit het Oratorio zien weggaan om zich naar de
colleges te begeven, komen de woorden van het Evangelie: exit, qui semi-
nat, seminare semen suum, spontaan voor onze geest. Wat zou een overvloed aan
berichten over dit wijze uitzaaien ons duurbaar en voordelig zijn! De eer-
ste directeurs bewezen wel degelijk daarvan een intuïtie te hebben, toen ze
zich eensgezind uitspraken voor het bijhouden van plaatselijke kronieken
waarin zou worden opgetekend alles wat Don Bosco deed en zei gedurende
zijn bezoeken aan de huizen. Wat een rijke oogst aan voorbeelden en onder-
richtingen zouden wij nu hebben, indien deze plaatselijke kronieken geen
vrome wens waren gebleven! Door het weinige dat we links en rechts hebben
kunnen samenscharrelen over de maanden februari en maart, hebben wij ge-
tracht de uiterlijke schaarsheid te vergoeden door tevens grote en kleine
kronieken van het Oratorio te benutten.
Van 20 februari tot 11 maart benuttigde Don Bosco, die telegrafisch
naar Nice geroepen was, zijn reis om de colleges van Ligurië te bezoeken.
Laten we hem nu rechtstreeks naar zijn einddoel volgen, hoewel hij te Sampier-
darena een oponthoud heeft gehad waarvan wij niets afwisten.
Het Patronage St. Pierre bevond zich aan de vooravond van een mooie om-
vorming. Het werk was noch leefbaar, noch vatbaar voor verdere ontwikke-
ling nu het aldus opgekruld als in een schelp zat op de eerste verdieping
en in het souterrain van de vroegere spinnerij. En dan onder de onbe-
schaamde ogen die vanuit de vensters van de omliggende gebouwen alles
afspiedden wat er in huis gedaan werd, leefde men daar in een afhankelijk-
heid die veel weg had van slavernij. De directeur, die naar Turijn was ge-
komen voor het feest van de H. Franciscus, sprak met Don Bosco over een
villa Gautier in de nabijheid van de Place d'Armes, die te koop stond en
die volledig voor het doel geschikt leek te zijn. Het was een ruim ge-
bouw. De tuin kon men tot een speelplaats omvormen. De villa lag buiten
het stadsgewoel, maar dicht genoeg bij de stad voor de externen. Haar lig-
ging was heel gezond en bekoorlijk. Alleen was de prijs niet in overeen-
stemming met de financies van Don Bosco. Er was honderdduizend frank voor
nodig! Maar wanneer hij de noodzakelijkheid ervan gezien had, aarzelde
hij niet. Op 3 februari gaf hij aan Don Ronchail de opdracht over te gaan
tot de aankoop. De Voorzienigheid zou immers niet te kort schieten. Don
Ronchail zou eerst een schrijven richten aan sommige verdienstelijke mensen
van Nice.
Toen kreeg abbé Roetti uit Nice een geniaal idee. De kranten kon-
digden aan dat Monseigneur Mermillod, Apostolisch Vicaris van Genève,
afkomstig van Marseille en op weg naar Rome, langs Nice zou komen. Deze wel-

9.9 Page 89

▲back to top
- XII/85 -
sprekende Prelaat met wereldfaam, ook omdat hij sinds drie jaar in balling-
schap was als slachtoffer van de dwingelandij van ketters en sektariërs,
ging naar de Eeuwige Stad zowel om nieuwe moed op te doen, bij het graf
van Sint-Pieter en aan de voeten van de grote Pius IX, als ter bevordering van
de "causa" van de H. Franciscus van Sales die tot kerkelijke doctor moest
uitgeroepen worden. De abbé stelde dus aan de leden van de Conferentie van Sint-
Vincentius voor, Monseigneur te smeken, zich te Nice te willen ophouden om er
een sermon de charité te prediken of, zoals wij zouden zeggen, een confe-
rentie te houden ten bate van het werk van Don Bosco. Toen de voorzit-
ter, Advocaat Michel, baron Héraud en nog andere leden het voorstel gehoord
hadden, nodigden zij Monseigneur uit. Na een uitwisseling van brieven en
telegrammen stemde deze eindelijk erin toe voor de namiddag van 23 februa-
ri, gedurende de tussentijd van aankomst en vertrek van de volgende trein.
Een keurgroep van vurige katholieken stond de waardige herder op te
wachten, die om 1 uur aankwam. De toespraak die om 3 uur moest plaatsheb-
ben, werd om 2 uur gehouden in het kerkje van Sint-Franciscus da Paola,
dat zo volgepropt zat met toehoorders dat vele personen er moesten in be-
rusten terug te keren. In de sacristie vroeg de redenaar over welk onder-
werp hij moest prediken. Toen hij vernomen had dat het ging om een werk ten
voordele van kleine wezen bestuurd door de Salesianen, was hij daar uiterst
tevreden over, omdat, zoals hij zei, het goed was dat de opvolger van de H.
Franciscus van Sales zou prediken ten voordele van een werk dat toever-
trouwd was aan een Congregatie die de heilige Bisschop van Genève als Pa-
troon had. Enkele minuten nadien besteeg hij de kansel. Het edele en ontzag-
wekkende auditorium, voorgezeten door Monseigneur Sola, bisschop van Nice,
wachtte met spanning op het woord van de grote vervolgde.
Monseigneur Mermillod nam als thema de tekst van David: Tibi dere-
lictus est pauper, orphano tu eris adjutor.(1) Hij wees dan op het verband
dat er bestaat tussen het moederschap van de vrouw en het moederschap
van de Kerk. Hij deed dan uitschijnen hoe de Kerk de moeder ter hulp
kwam, wanneer zij zich in de onmogelijkheid bevond om haar kroost op te
voeden. Op het einde legde hij de nadruk op de gemeenschappelijke verplich-
ting ons te verenigen met de Moederkerk om de arme wezen te onderhouden en
als goede mensen te laten opgroeien. Worden ze door de godsdienst geholpen,
dan worden ze de steun van de maatschappij, maar wanneer ze aan zich zelf
worden overgelaten, zonder de hulpmiddelen van deze Moeder, dan willen
ze niet berusten in de staat waarin de goddelijke Voorzienigheid hen ge-
plaatst heeft, in plaats van in de rijke de broeder en de weldoener te
zien, aanzien ze hem als een dwingeland en aldus worden ze meegesleept
naar het communisme. De ontroering die zijn woorden teweegbrachten was zo
groot dat de verzamelde aalmoezen tot een som opliepen van 4.500 fr.
Franse en Italiaanse kranten schreven erover en hadden voor de con-
ferencier niets dan lof over, maar meteen deelde in de lof de "bewonde-
renswaardige priester van Turijn van wie de naam al onsterfelijk was."(2)
Het uitwerksel van zoveel publiciteit veroorzaakte een regen van formele
(1) Ps. IX, 34.
(2) Semaine Religieuse van Nice, Zondag 27 februari 1876.

9.10 Page 90

▲back to top
- XII/86 -
aanvragen uit alle delen van Frankrijk, zowel uit Lyon en Parijs als Annecy.
Meer in het bijzonder rees de gedachte op van een huis van de Salesianen te
Marseille. De Bisschop van Aix zond opzettelijk een vertrouwensman om met
Don Bosco te gaan spreken en een stichting in zijn bisdom te bekomen. Don
Bosco antwoordde op al die voorstellen dat zij overeenstemden met zijn
inzichten, dat hij ze graag aanvaardde, maar dat hij echter niet over vol-
doende personeel beschikte en dat men dus op het ogenblik de zaak moest uit-
stellen. Intussen zou hij zien wat er kon gedaan worden.
Woonde Don Bosco de conferentie bij? Zeker, maar men vertelt dat hij
rustig sliep terwijl de toehoorders de mirakels van zijn naastenliefde be-
wonderden, zo zeker voelde hij zich van de goddelijke Voorzienigheid. Dit ver-
trouwen werd ons door Don Bosco het best getoond bij twee bijzondere omstandig-
heden, die ons dus de man Gods beter leren kennen.
Notaris Sajetto, die kosteloos de diensten van zijn ambt verleende,
liet hem opmerken dat de registratie van de akte voor de Regering het recht
meebracht er meer dan zesduizend F registratierechten op te heffen. Daarop ant-
woordde Don Bosco dat, vermits de omhaling ternauwernood vierduizend fr.
had opgebracht, hij er zich bij neerlegde de koop op het woord alleen van de
verkopers aan te gaan. De voorzitter van de Sociëteit van Sint-Vincentius
die daarin louter een daad van verfoeilijke roekeloosheid zag, kon zich niet
weerhouden te zeggen dat het een dwaasheid was. - Mens van klein geloof! - ant-
woordde hem Don Bosco. U zult zien dat we over drie maanden meer dan acht-
tienduizend fr. hier in dit land zullen gevonden hebben en dat we het con-
tract zullen kunnen ondertekenen. Schrijf in de eerste plaats aan Pius IX,
Zijn naam zal zijn uitwerksel niet missen boven op de inschrijvingslijst. -
De raad werd aanvaard en Zijne Heiligheid zond dadelijk door bemiddeling
van Kardinaal Antonelli een bedrag van twee duizend fr. Dan zond de Alge-
mene Raad van de Sociëteit van Sint-Vincentius er duizend. Monseigneur So-
la gaf er nog eens duizend. Verschillende leden schonken elk duizend Fr.
Een lid, de minst gegoede, maar die het Patronage wellicht het meest gene-
gen was, verkocht enkele van zijn acties, bekwam er achtduizend Fr. voor
en overhandigde ze aan Don Bosco. Bij het verlopen van de drie maanden wa-
ren de achttienduizend fr. gevonden en werd het contract ondertekend.
Bij nog een andere gelegenheid bewees Don Bosco welk vertrouwen
hij in de goddelijke Voorzienigheid stelde. Toen dezelfde voorzitter hem
gevraagd had of hij niet meende dat het huis te duur was voor het doel
waarvoor het bestemd was, onderbrak Don Bosco hem en antwoordde hem: God
verricht zijn werken met luister. Bekijk in de hemel het aantal ster-
re n, i n de z ee de diepten van de afgronden en het grote aantal vissen, op
aarde wat een verscheidenheid, rijkdom en schoonheid van allerlei soort.
Welnu, ook dit is Zijn werk. Laten we niet zo klein zien. Indien de midde-
len om dit mooie huis te kopen ons ontbreken, dan zal God erin voorzien.
Laten we thans een sprong vooruit doen en ons naar het Oratorio be-
geven op de avond zelf van zijn terugkeer, om er te genieten van een van
die gemoedelijke samenspraken die Don Barberis, laten we zeggen door inge-
ving, in zijn kleine, eenvoudige kroniek heeft neergelegd. Hij heeft op die
wijze het levende woord van Don Bosco aan ons overgemaakt.
Met verscheidene van zijn priesters besprak hij na het avondmaal,
volgens zijn gewoonte allerlei zaken, meestal als antwoord op vragen en
opmerkingen door zijn gesprekpartners gesteld. Zo vroeg hem iemand:
- Hebt U het sermoen van Monseigneur Mermillod bijgewoond?

10 Pages 91-100

▲back to top

10.1 Page 91

▲back to top
- XII/87 -
"Of ik het bijgewoond heb! De Bisschop van Nice riep me in zijn nabij-
heid. Er was voor hem een grote zetel geplaatst in het priesterkoor en hij
wou dat ook ik naast hem zou gaan zitten, omgeven door al de kanunniken, in
tegenwoordigheid van het volk.
"Kende U Monseigneur Mermillod al?"
"Jawel, ik kende hem al geruime tijd en wij bleven steeds in be-
trekking door briefwisseling." Hij is het Oratorio zeer genegen. Hij kwam
hier voorbij om me te ontmoeten, zag het Oratorio en het behaagde hem.
- "Die kerk van de H. Franciscus was toch wel klein? Anders zou de
aalmoes wel groter geweest zijn."
"Ze was klein en zo eivol dat de inzamelaars er niet door ge-
raakten. Bij velen kon het zakje niet geraken. Men zegt terecht dat
men geen vierduizend, maar vijftienduizend fr. zou hebben ingezameld, was
het een grote kerk geweest. Vele heren deden nadien wat ze bij de inzamling
niet hadden kunnen doen, zodat op ieder ogenblik bezoekers en brieven aan-
kwamen met veertig, vijftig, honderd fr. als aalmoes voor het bestaan van
het Oratorio. Te Nice zijn we werkelijk goed gezien. Ook de burgerlijke
overheden beschermen ons. Tot zelfs de Prefect, die een protestant is,
ondersteunt ons met de daad. Er was een protestant bij hem gekomen om te-
gen Don Bosco een protest in te dienen. Twee jongens, gevlucht uit het
protestantse tehuis, waren overgekomen naar onze Patronage en daar, zo be-
weerde die persoon, werd hun geweten geweld aangedaan en werden de jongens
gedwongen katholiek te worden. Hij wou dan ook dat de Prefect de twee jongens
bij ons zou laten weghalen. Maar de prefect antwoordde hem: "Ze zijn bij U
weggevlucht omdat ze er niet wilden blijven.
Hoe kunt U ze dan doen terugkeren? Zoiets noemt men werkelijk geweld
aandoen. Aan Don Bosco niet toelaten de twee kinderen te aanvaarden die bij
hem gekomen zijn in gezelschap van hun ouders en met de vereiste vormen,
dat kan ik niet. Ga maar heen. Ze zullen daar zo goed zijn als bij U."
Zo zijn de twee vluchtelingen gebleven."
Daarna beschreef Don Bosco in volgende bewoordingen de nieuwe ver-
blijfplaats en de staat van zaken: - Wanneer men het nieuwe huis dat pas aan-
gekocht is, zal kunnen openen zal men een prachtig gebouw hebben. Het is
gelegen aanpalend aan de Place d'Armes. Het is negenduizend vierkante meter
groot en heeft speelplaatsen zo ruim dat ze volstaan voor een duizendtal
externen. Wanneer we voor de internen de plaats nemen zoals we dat gewend
zijn te doen, dan kunnen er honderdvijftig plaats vinden. En dan bestaat
er ook een middel om het gebouw te vergroten. Het gebouw is zelfs te mooi.
Het heeft trappen van wit marmer en een vloer die eveneens van marmer is. We
hebben het aangekocht voor negentigduizend fr. en dadelijk daarop heeft men
mij nog eens zoveel aangeboden voor de verkoop van het terrein van de tuin
alleen zonder het gebouw. De totale prijs zal tot honderduizend fr. belo-
pen, wanneer men het verlijden van de akte, het gezegelde papier en de
taks, die in Frankrijk meer bedraagt dan bij ons, bijrekent. Maar met de
aalmoezen die men mij gebracht heeft met andere die ik gaan vragen ben en
nog andere die mij beloofd werden tegen de tijd van de betaling, is de volle-
dige aankoopsom bereikt. Ook de volmachtdrager doet zijn best om de verschil-
lende hypotheken die het goed bezwaren, te lichten en hij doet dat alles
spontaan zonder enig belang. Hij en de advocaat hebben mij al gezegd dat
ze geen cent vergoeding willen, omdat ook zij op een of andere manier wil-
len bijdragen tot de stichting. De Heer weze geloofd! Ik heb stappen ge-
daan, ik bleef niet werkeloos, maar ik heb de zaken zover kunnen brengen dat
ze thans uit zich zelf verder kunnen gaan. Ik zal U ook zeggen dat we bovendien

10.2 Page 92

▲back to top
- XII/88 -
te Nice overeengekomen zijn om een tweede Oratorio voor zon- en feestdagen
te openen, in de nabijheid van de kerk waar onze Don Guelfi de mis gaat op-
dragen. - Om te besluiten zei Don Durando met reden: - Daar in Frankrijk
begrijpen ze tenminste wat goed is, en wanneer ze zien dat een instituut
dienstbaar is, dan zijn ze mild met hun aalmoezen.
De zaken konden weliswaar uit zich zelf verder gaan - had Don Bosco gezegd
- maar daarom sloot hij geen waardevolle medewerking uit. Daarom zal hij
twee maanden later aan de directeur schrijven en hem zeer concreet aan-
tonen op welke manier hij de nodige middelen zal kunnen vinden. Het is een
brief die ons de beginselen onthult, volgens welke Don Bosco te werk ging
om zijn ondernemingen op dreef te krijgen. "Nu we toch naar het bal gegaan
zijn, moeten we zorgen dat we tot het einde toe kunnen dansen." Ziedaar de
man van de volharding die, wanneer hij eens tot een onderneming besloten
heeft, geen indien of geen maar meer kent. "God wil dit werk en we kunnen
het niet weigeren zonder zijn heilige wil te krenken en wanneer wij ermee
samen werken, dan zijn we zeker van de goede uitslag." Ziedaar de heilige
man die, eens dat hij de wil van God kent, zijn plicht volledig aanpakt en
alles doet wat menselijkerwijze mogelijk is om de plannen van de Voorzie-
nigheid te verwezenlijken.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
Nu we toch naar het bal gegaan zijn, moeten we zorgen dat we
" tot het einde toe kunnen dansen. Daarom moeten we de moeilijkheden
" oplossen die voor ons patronaat van Sint-Pieter oprijzen. Indien
" daarom de verdienstelijke notaris Sajetto de som van 60.000 fr. als
" lening kan vinden, dan zullen we ons allen inspannen om de andere
" 30.000 fr. te vinden die nodig zijn voor de contante betaling van
" het huis Gautier. Dus:
"
1° Je zal zeggen aan de Heer Advocaat Michel en aan Baron
" Héraud dat ze ubique terrarum zouden zoeken om de ene zaak bij de
" andere, namelijk centen bij centen te voegen. Ze moeten hiervoor
" speciaal lastig vallen de Markiezin Villeneuve, de Engelsman die
" in het huis van de heer Baron verblijft, Graaf Aspromonte en al
" diegenen die ons zouden kunnen helpen bij het verdelen van het
" geld dat voor liefdadige doeleinden door het Carnaval werd opge-
" bracht. Vermits de burgemeester herhaaldelijk gezegd heeft dat hij
" belang stelde in ons geval en als burger en als hoofd van het ge-
" meentebestuur, dat trouwens ook zou bijgedragen hebben, is het
" goed hiervoor een memorandum op te stellen en een bijdrage te
" vragen van 30.000 lire die contant zouden moeten betaald worden
" en nog wel voor een werk dat stellig betrekking heeft op het deel
" van de bevolking dat meest de aandacht verdient, namelijk de ver-
" laten kinderen van Nice. Wie weet of de heer Dellepiane ook niet zal
" helpen?
"
2° Bewerk de heer Pirone, kanunnik Daidero en ook de heer kanun-
" nik Bres opdat ze in dit uitzonderlijke geval een inspanning zou-
" den doen.
"
Zeg aan de heer Audoli dat hij al zijn geduld, zijn liefda-
" digheid en ook zijn beurs zou inzetten.

10.3 Page 93

▲back to top
- XII/89 -
"
Wellicht kan pater Giordano (1) ons ook helpen.
"
De bisschop zal er nog wat aan toevoegen, maar ik zal hem te
" zijner tijd schrijven.
"
3° Inmiddels moeten de zaken goed afgehandeld worden. Men moet
" het compromis opstellen en de datum van het verlijden van de akte
" op ongeveer twee maanden stellen. Op het einde van deze maand ga ik
" naar Rome en vandaar zal ik doen wat ik kan.
"
Veertien dagen voor de datum vastgesteld voor het opstellen
" van de notariële akte, zal je me schrijven hoeveel er nog ontbreekt en
" ik zal ervoor zorgen dat het je gezonden wordt, zelfs als ik er te
" Turijn een lening moet voor aangaan.
"
God wil dit werk en we kunnen het niet weigeren zonder zijn heilige
" wil te krenken en wanneer wij ermee samen werken, dan zijn we zeker van
" de goede uitslag. Voorzeker zal de duivel er zijn staart tussen
" steken, maar wij zullen ons in gemeenschappelijk overleg ertoe in-
" spannen om hem af te snijden. Het zal ook goed zijn de zaak mee te
" delen aan de bisschop zonder hem nochtans iets te vragen.
"
Groet bovengenoemde heren, laten we bidden met geloof en Gods
" bijstand zal ons niet ontbreken.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof mij in J.-Chr.
"
""(zonder datum)
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco haastte zich ook de directeur op de hoogte te brengen
van de geestelijke gunsten die door de Paus verleend werden aan de wel-
doeners van de Salesiaanse werken. Later kon hij misschien vanuit Rome
meedelen dat andere individuele gunsten verleend werden aan de personen die
zich het meest verdienstelijk hadden gemaakt.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
Ik zend je een deel van de gunsten die ik van de Heilige Vader
" bekwam voor onze weldoeners, opdat zij er zouden kunnen beginnen
" gebruik van maken. Rabagliati zal de woorden weten te zeggen die op
" ieder blad moeten geschreven worden. De andere geestelijke gunsten
" zal ik je weldra toezenden, maar begin reeds met deze uit te delen
" en zeg aan allen dat we hun liefdadigheid nodig hebben. Hebben ka-
" nunnik Dondero, de heer Pirone, de heer Dellepiane enz niets gedaan?
"
Gedurende de voorbije dagen was het mij onmogelijk mij met de
" nieuwe aankoop bezig te houden. Maandag zal ik daarmee beginnen.
" Maar jij, zoek waar het te vinden is en waar men het U niet kan
" weigeren. Wat zeggen de Baron en de heer Audoli ervan?
"
"
(Origineel van D. Bosco zonder handtekening).
Er verliep niet veel tijd of Don Ronchail had raad nodig in een kies geval dat de
(1) Van de Oblaten van de Heilige Maagd Maria (Cfr. boekdeel XI, blz, 404).

10.4 Page 94

▲back to top
- XII/90 -
vrede van het bisdom verstoorde. In een ver afgelegen en eenzame plaats
was er een heiligdom dat del Laghetto heette en eindpunt was van veelvul-
dige vrome bedevaarten. De bisschop, zoals we al gezien hebben(1) wilde het
toevertrouwen aan de Salesianen, maar Don Bosco vond het niet opportuun dat
te aanvaarden. Toch bleef men aandringen.
Het is nodig iets te weten van de geschiedenis van deze heilige
plaats. Voor de Franse Revolutie hoorde het toe aan de Ongeschoeide Kar-
melieten. Verdreven gedurende de wervelwind van de revolutie evenals de andere
kloosterlingen, keerden ze terug in de tijd van de restauratie, maar
hun kerk en hun klooster werden nadien staatseigendom door de wet op de
inbeslagneming van 1855. Wanneer het Graafschap Nice bij Frankrijk genaast
was, stelde de Regering al deze onroerende goederen in hun geheel te koop. De
Karmelieten wilden het aankopen om er zich opnieuw te vestigen, maar het
Kapittel van Nice verzette er zich tegen, deed een hoger aanbod, werd
eigenaar, plaatste er een wereldlijke priester, die, na een kamer te heb-
ben bezet in het klooster, zorg droeg voor het beheer van het heiligdom
zonder zich te bekommeren om de protesten van de Karmelieten.
De zaken stonden op dat punt, toen men probeerde met Don Bosco er
over te onderhandelen. Er bestond een ernstige kloof bij de clerus zelf,
tussen clerus en leken, bij de leken zelf. "Ik ben neutraal, schreef Don
Ronchail (2) - en moet mij wel aldus houden wegens de omstandigheden waarin
ik mij bevind. Ik zit in nesten en durf overdag geen bezoeken afleggen,
want er is altijd iemand die nakijkt waarheen men gaat, om eruit te be-
sluiten bij welke partij men aansluit en daarom ga ik 's nachts. Het schijnt
belachelijk, maar het is ernstig. Er wordt in de Kamer van Volksvertegen-
woordigers over gesproken en ik weet niet hoe dat zal aflopen... Ook
de leden van de Conferentie zijn erover verdeeld en ik moet goed op mijn
hoede zijn om bij niemand in ongenade te vallen. Uw brief met een raad
hierover zou me veel helpen." Don Bosco, die hem niet dadelijk kon ant-
woorden, schreef hem vanuit Rome.
"
Beste Don Ronchail,
"
"
Ik heb te zijner tijd het nieuws dat je mij meegedeeld hebt,
" ontvangen en ik antwoord je vanuit Rome, waar ik mij sinds enkele
" dagen bevind.
"
Het doet me veel genoegen dat de heer Audoli zijn gedachten
" en zijn eigen persoon begint in te stellen op ons klein patronage.
" Bejegen hem met alle mogelijke consideratie. Verzoek hem je te zeg-
" gen hoeveel hij nodig heeft en bezorg het. Je zal hem ook van mij-
" nentwege groeten en ik zal hem op een bijzondere wijze in de Heili-
" ge Mis aanbevelen als vriend en als broeder; ik zal voor hem een
" speciale zegen vragen wanneer ik mij voor de Heilige Vader zal aanbieden.
"
Wat onze zaak Gautier betreft, keur ik alles goed. Ga ermee
" voort geld bijeen te zoeken en aan de kant te leggen voor het tijdstip
(1) Boekdeel XI, blz. 330.
(2) Brief aan Don Bosco, Nice, 19 maart 1876.

10.5 Page 95

▲back to top
- XII/91 -
" waarop de notariële akte zal moeten verleden worden. We zullen een
" lijst aanleggen waarin we de namen zullen schrijven van al de wel-
" doeners die in enige mate giften geschonken hebben voor dit doel.
" Aan het hoofd van de lijst zullen de heer Baron Héraud en Advocaat
" Michel staan en zolang ons instituut zal bestaan zullen er ’s mor-
" gens en 's avonds speciale gebeden voor hen worden gedaan.
"
Wat de zaak del Laghetto betreft, schijnt het mij toe dat ze
" elke dag nog meer verward geraakt. Hou je aan volgende regels:
"
1° Er nooit ad hoc over spreken.
"
2° Wanneer er over gesproken wordt, doe alsof je er weinig
" van op de hoogte bent en laat blijken dat je niet veel zin hebt er-
" over te praten.
"
3° Wanneer je er volstrekt iets moet over zeggen, beperk je dan
" tot het volgende: Ik lees geen enkele krant van welke aard ook.
" Ik bemin ze allemaal en heb ze allemaal nodig en_ben niet in staat er
" over te oordelen. Maar wanneer de Heilige Kerk er zich zal over uit-
" spreken dan zal ik onmiddellijk akkoord gaan met elk van
" h a a r b e slissingen, enz.
" Je zal aan de pastoor van S. Giovanni di Villafranca zeggen dat ik
" hem bedank voor het aandeel dat hij neemt in onze noden. Ik hoop echter
" dat hij zeer tevreden zal zijn over de gunsten die ik hem zal meede-
" len, zodra de zaken hier zullen afgehandeld zijn. Je zal hetzelfde
" zeggen aan de heer Dellepiane, mijn oude en geliefde collega.
"
De heer Kanunnik Daidero zal de medaille hebben, zoals hij
" dat wenst en met de medaille zal hij ook talrijke geestelijke gun-
" sten ontvangen, maar ik beveel mij aan opdat hij ook 'n steentje zou
" bijdragen voor de villa Gautier.
"
Wat Perret aangaat zal het beter zijn de zaken bij hun naam
" te noemen en bij gelegenheid van het maandelijkse rendiconto hem recht-
" streeks te ondervragen over de twijfels die je hebt. Indien hij ont-
" kent, doe alsof je voldaan bent en dan zullen we later zien wat er
" dient gedaan te worden.
"
Na de audiëntie bij de H. Vader zal ik je opnieuw schrijven.
" Bemin mij in Jezus Christus. Groet onze beste jongens en je moe-
" der. Bid voor mij die voor jou in de Heer ben
"
" Rome, 12-4-76
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" P S. Speelt Rabagliatti muziek? Worden Peracchio en de timmerman
"
Ronchail Salesiaan?
Onze eerbiedwaardige Don Cartier, die een groot deel van zijn le-
ven te Nice sleet, is de mening toegedaan dat de weigering van Don Bosco,
ingegeven door zijn zin voor rechtvaardigheid, christelijke liefde en vre-
delievendheid die hem steeds eigen was, de terugkeer van de Karmelieten
te Langhetto mogelijk gemaakt heeft.(1) Inderdaad, deze kloosterlingen
herkregen niet alleen hun rechten, maar wisten ook de vriendschappelijke
betrekkingen met het Kapittel van de kathedraal te herstellen, tot de wet van
(1) Brief aan de auteur van deze Gedenkschriften, Nice, 5 feb. 1930.

10.6 Page 96

▲back to top
- XII/92 -
1901 tegen de kloostercongregaties hen opnieuw van hun nestje verjoeg.
Don Bosco hield de belofte die hij aan Don Ronchail deed om hem nog
eens te schrijven vanuit Rome, na de audiëntie van de Heilige Vader,
"
Mijn beste D. Ronchail,
"
"
Alles wat je mij geschreven hebt is goed. Daarom:
"
1° Data occasione, deel een speciale zegen van de H. Vader
" mee aan allen die op enigerlei wijze een weldaad aan ons patronaat
" bewezen hebben.
"
Er werden ook nog veel speciale gunsten verleend die nu han-
" gende zijn bij de Heilige Congregaties en die ik je zal meedelen,
" zodra de formaliteiten ten einde zijn.
"
2° Schrijf aan Barali (1) dat hij je een 50 exemplaren zendt van
" de Giovane Provveduto in het Frans, fraai ingebonden zodat ze als
" geschenk kunnen gegeven worden. Jij laat dan een briefje drukken,
" zoals het bijgevoegde model, dat op de eerste bladzijde van ieder
" exemplaar kan geplakt worden.
"
3° Aanvaard het Patronaat van Sint-Aloysius en vraag te Tu-
" rijn wat je nodig hebt.
"
4° En speciale groeten aan de heer Baron Héraud, Audoli en
" aan gans de familie van het Patronage.
"
De H. Vader zegent jullie allen. Bid voor mij die steeds in
" J. Chr. zijn zal
"
" Rome, 22-4-76.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. De tijd voor het verlijden van de akte nadert. Zorg daarom
"
voor centen. Draag echter goed zorg voor je gezondheid.
Dit moge voorlopig volstaan voor Nice. We zullen hier echter vijf aanbe-
velingen plaatsen die we gevonden hebben in een eigenhandig geschreven blad
zonder enige aanduiding; we weten niet waar we ze een betere plaats kunnen
geven. Het zijn vijf praktische normen voor het goed bestuur van het
huis.(2) "Volstrekt noodzakelijk: 1° het maandelijks rendiconto; 2° iedere
week een deel van de Regel of een deel van de besluiten van het Kapittel
lezen; 3° de ambten verdelen, maar de prefect zorge voor de tucht en voor
het nodige aan tafel; 4° een ceremoniemeester voor de kleine en de grote
clerus; 5° iemand moet zo goed mogelijk de scholen besturen."
Na het bezoek aan Nice was het bezoek aan Vallecrosia het belang-
rijkste. In werkelijkheid was het eerder een vluchtige doortocht dan een
bezoek, maar zijn belangrijkheid ligt in de vaststellingen die er gedaan werden
(1) Directeur van de boekhandel van het Oratorio.
(2) Dit zijn de besluiten genomen op de conferenties van de directeurs met de leden van het
Hoofdkapittel. Deze vergaderingen werden ook Algemene Kapittels genoemd.

10.7 Page 97

▲back to top
- XII/93 -
en in de getroffen beslissingen.
Om tijd te winnen hield hij een eerste bijeenkomst met deze directeur in
het station van Ventimiglia, langs waar hij moest doorreizen bij zijn reis van
Genua naar Nice.
"
Beste D. Cibrario,
"
"
Ik heb met echt genoegen je twee brieven ontvangen. De za-
" ken zijn gestart en God zal ons helpen ze voort te zetten. Zeker is de
" onderneming die we om handen hebben heel zwaar, vooral bij haar begin
" en juist om die reden ben ik verplicht geweest de rector van de Kerk
" van Maria, Hulp der Christenen te doen verhuizen en hem aan het hoofd
" te stellen van de kleine karavaan, die met de zegen van de Heer een
" goed geordend leger moet worden. Ik begrijp zeer goed dat het lokaal
" eng wordt en steeds enger zal worden, maar wij smeken God dat Hij het
" groter zou maken. Ik ontvang op dit ogenblik een telegram uit Nice,
" dat mij dadelijk daarheen roept. Vrijdagmiddag (20) zal ik in het
" station te Ventimiglia zijn. Indien jij daar bent, zullen we met el-
" kaar kunnen praten. Zo niet zal ik bij mijn terugkeer daar halt hou-
" den zolang het nodig zal zijn,
"
Doe mijn groeten aan Prof. Cerruti, aan Martino, zijn plaats-
" vervanger, aan onze kloosterzusters en aan gans het huis Lavagnino.
" Aan allen wens ik graag de zegen van de Heer toe. Bid voor mij die
" voor jou in J.-Chr. ben
"
" Turijn, 19-2-76.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
De ontmoeting had plaats, zoals gemakkelijk valt op te maken uit een zin
in een ander briefje, waarin hij hem uitnodigde opnieuw bij hem te komen op zijn
terugreis.
"
Beste D. Cibrario,
"
"
De 2de maart zal ik met de trein van omstreeks 11 uur in de
" voormiddag, als het God belieft, aankomen en dan ga ik onmiddellijk
" bij de Bisschop om zijn bevelen te ontvangen en te zien wat er moet
" gedaan worden. Indien je kunt, kom jij dan ook en dan zal ik beter
" de zaken uiteenzetten waarmee rekening dient gehouden te worden.
"
Hierbij sluit ik een brief in die ik vergeten heb_je te
" overhandigen. Moge God aan jou en aan al onze families van Valle-
" crosia alle goed schenken.
"
id voor hem die in J. Chr. is
"
" Nice, 29-2-76
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Ook aan Don Rua deelde hij bij het vertrek uit Nice mee dat hij naar Ven-
timiglia zou terugkeren. De eigenhandig geschreven brief is niet gedateerd maar

10.8 Page 98

▲back to top
- XII/94 -
vermits erin gesproken wordt over de wanhopige toestand van de jonge Seghe-
sio, die volgens de registers van het Oratorio gestorven is op 17 maart,
werd de brief zeker in dat jaar geschreven en wel vanuit Nice op 2 maart.
"
Beste D. Rua,
"
"
Ik vertrek naar Ventimiglia en ik hoop te Turijn te zijn op
" de avond van de 11de. Ik zal echter schrijven of vanuit Alassio of
" vanuit S. Pierdarena.
"
We hebben het contract opgesteld. Een nietigheid van 100.000.
" Maar het is een mooi gebouw, maak centen klaar.
"
Wanneer we naar Turijn, komen, zullen we spreken over de
" kerk van de H. Secondo.(1)0 Stuur het briefje dat hierbij is aan D.
" Lemoyne.
"
Indien Seghesio nog inter vivos is, groet hem dan en zeg hem
" dat ik voor hem bid.
"
Moge God ons allen zegenen. Amen.
"
"
je toegenegen G. Bosco.
Ook het "briefje" voor Don Lemoyne draagt geen datum. Hij antwoordt
schertsend op zijn aanvraag om naar Amerika te gaan. Dit antwoord roept ons
een ander op van dezelfde aard. Ook Don Francesia had schriftelijk aan Don
Bosco gevraagd om naar de missies te worden gezonden. Don Bosco liet de
tijd erover heen gaan en wanneer hij hem op een dag ontmoette zei hij hem:
- Weet je het al? Ik heb wel degelijk je poëzie gelezen...
"
Beste D. Lemoyne,
"
"
Zodra ik je brief ontving, heb ik onmiddellijk een speciale
" zegen met een bijzonder gebed gezonden aan de jonge Martino,
" die misschien op dit uur al rust in de Heer. Fiat voluntas tua.
"
Zodra men mij vanuit de Argentijnse Republiek om een goed
" dichter vraagt, zal je eerbiedwaardige persoon in beweging gezet
" worden.
"
Je zal allerhartelijkste groeten doen aan onze beste jongens
" en zeg hun dat ik ze ook in Frankrijk niet vergeet en dat ik elke dag
" een bijzonder memento doe in de H. Mis. Zij mogen dan niet verge-
" ten te bidden voor de arme Don Bosco die altijd in J. Chr. zijn
" zal jouw en hun
"
toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. We hebben te Nice een prachtig huis aangekocht dat de kleinig-11
"
heid van 100.000 fr. kost. Zorg daarom voor centen.
Ver verwijderd en door zoveel zorgen omringd bewaarde Don Bosco nog een zo vol-
(1) Over de zaak van S. Secondo zal gesproken worden in boekdeel XIII.

10.9 Page 99

▲back to top
- XII/95 -
maakte kalmte en sereniteit, dat hij evenmin de individuele no-
den van zijn zonen, waar ze zich ook mochten bevinden, uit het oog ver-
loor. Hiervan vinden we een mooi staaltje in volgende brief, gedateerd
vanuit Ventimiglia.
"
Beste D. Bonetti,
"
"
Je zal aan Villanis zeggen dat hij zich gereed zou maken en
" dat indien de Bisschop van Casale geen wijdingen toedient op Siti-
" entes, hij zou vragen dit eenvoudig te verklaren en dan zal hij naar
" Vigevano of naar Alexandrië gaan met de gepaste wijdingsbrief.
"
Voor Rocca zal ik naar Rome schrijven en ik zal je het ant-
" woord tot uw naricht meedelen.
"
Wat de overplaatsing van de leerlingen betreft, doe wat je
" het beste lijkt.
"
Doe alles wat je het beste lijkt voor Giolitto en indien de
" lucht van de Riviera of van Lanzo hem kan helpen, fiat. Maar ik hoop
" dat zijn uur nog niet gekomen is.
"
Mijn beste groeten voor jou en voor jouw dierbaren. Amen.
"
" Ventimiglia, 3 maart 1876.
"
je toegenegen Priester Bosco.
Vanuit Ventimiglia daalde Don Bosco af naar Vallecrosia, waar hij
met eigen ogen vaststelde dat het niet alleen nodig was, maar dat de tijd
drong om de hand te slaan aan het bouwen van een huis en een kerk. De
schoolbevolking groeide met de dag aan. Om iedereen tevreden te stellen
waren de arme Zusters ertoe verplicht tegen avond afzonderlijk onderricht
te geven voor de oudere meisjes die zich beter wilden laten onderrichten
in het schrijven en in vrouwelijke handwerken. Uit de scholen van de protes-
tanten trokken de leerlingen weg. Ook bij de Salesianen zag men voortdurend
de schoolgaande jeugd in aantal aangroeien, omdat de jongens graag bij hen
kwamen. Daarom vroegen ze versterking van hun personeel.
De persoon van de directeur, Don Cibrario, werd met de meest eer-
biedige achting omringd. Ook de bisschop had er een hoge dunk over door hem
aan het volk met de vinger aan te wijzen en onomwonden te zeggen: - 2"Daar
heb je een heilige priester." - Drie personen moesten er werken voor acht,
Don Bosco deed dat altijd. Wanneer hij geen personeel in groot aantal had,
dan zond hij naar de nieuwe stichtingen de personen die voldoende waren om
te kunnen beginnen. God zegende de inspanningen van die enkelingen tot Don
Bosco langzamerhand alle mensen kon zenden die er nodig waren. Maar inmid-
dels moesten de pioniers zich afsloven, steeds met de hoop dat er hulp zou
komen opdagen. Aldus leerden ze op eigen kosten en werden ze mannen.
Daar was men erop gebrand Don Bosco te leren kennen en zelfs de pro-
testanten waren benieuwd. Don Bosco echter had geen haast om zich te tonen.
Het huis gaf uit op de openbare weg en het heen en weer gaan van de mensen
duurde er van 's morgens tot ’s avonds. Maar hij kwam en vertrok in geslo-
ten rijtuig. Zo waren er weinig vreemden die hem zagen. Gereserveerd als
hij was wou Don Bosco zeker alles vermijden wat op een uitdaging zou kunnen
lijken. Hij ging er weg met de vaste hoop dat onze medebroeders met de tijd de

10.10 Page 100

▲back to top
- XII/96 -
streek zouden redden uit de klauwen van het protestantisme. In deze hoop
werd hij gesterkt wanneer hij zag hoe de families van de plaats met sym-
pathie de nieuwe scholen bekeken en hoe er van overal giften voor de Sa-
lesianen toevloeiden.
Door deze gevoelens bezield was hij nog maar pas terug of hij
gaf bevel aan Don Ghivarello een plan gereed te maken voor de gebouwen die
moesten opgericht worden. Op een terrein van dertig op veertig meter moest
een kerk van bescheiden afmetingen opgetrokken worden, met aan de ene kant
de woning van de medebroeders met de scholen voor de jongens en aan de
andere kant de woning voor de zusters met de scholen voor de meisjes.
Beide woningen moesten twee verdiepingen hebben, maar zodanig dat de zij-
muren van de kerk tevens als muren voor de woningen konden dienen zonder
echter de grote ramen van de kerk te hinderen. Op de hoogste verdieping
omvatte het huis langs weerszijden zes kamers. De eerste verdieping werd
voorbehouden aan de scholen, de refter en de keuken. De toegang gaf niet uit
op de grote weg, maar opzij, dicht bij de tempel van de protestanten.
"Oh Don Bosco!" riep toen Don Barberis uit, die naar zijn onderrich-
tingen aan het luisteren was. "U houdt werkelijk van de protestanten. Hier
te Turijn probeert U al jaren u in hun buurt te vestigen.(1) Te Bordighera kunt
U er zich niet van verwijderen. Ook te Pinerolo zou het nodig zijn naast hen
te gaan wonen."
"Wel zeker, juist in hun flanken! antwoordde Don Bosco. Op het ogen-
blik wordt zelfs te Rome de tempel van de protestanten te koop gesteld
en ik heb er al iemand mee belast onderhandelingen aan te knopen om deze
aan te kopen." -
In feite hadden de protestanten te Rome de bouw van hun tempel in aanbe-
steding gegeven, maar op het einde van het werk ontstond er een meningsverschil
en daarom weigerden ze het te aanvaarden. Over deze zaak hebben wij, wat Don
Bosco betreft, geen andere inlichtingen.
Een brief van Don Bosco aan Don Cagliero, geschreven vanuit Varazze,
is een kostbare herinnering van zijn bezoek aan Vallecrosia.
"
Beste Don Cagliero,
"
"
Nu ze van hieruit een pak brieven verzenden, schrijf ik ook een
" briefje voor jou. Ik ben op bezoek langs de Riviera en onze hui-
" zen gaan vooruit tot grote voldoening. Het huis in de nabijheid van
" van Bordighera is uitstekend op dreef gebracht. Er werden al hon-
" derd meisjes en even zoveel jongens uit de greep van de protestan-
" ten gehaald. Sinds twee zondagen zijn er in hun tempel nog twee
" toehoorders. Heel de bevolking gaat naar D. Cibrario. De razernij
" van de ketters keert zich tegen Don Bosco, die overal de gewetens
" in onrust brengt.
"
Ze hebben gelijk.
"
Misschien zal je, alvorens deze brief te ontvangen, al op
" mijn vorige brief geantwoord hebben. Geef me in ieder geval positief
(1) Hij zinspeelt op de moeilijkheden bij het bouwen van de kerk van Sint—Jan Baptist, zoals
we het zullen zeggen in boekdeel XIII (Cfr. boekdeel XI, hoofdstuk XXIII, blz. 380).

11 Pages 101-110

▲back to top

11.1 Page 101

▲back to top
- XII/97 -
" nieuws over de stoffelijke, zedelijke toestand van onze huizen en
" over de gezondheidstoestand van onze mensen. Ik ga de maand april door-
" brengen te Rome, waar ik hoop iets te kunnen doen voor D. Cecarel-
" li. Vandaar zal ik je schrijven. Bemin mij in de Heer en bid voor
" mij die voor jou ben in J. Chr.
"
" Varazze, 13-3(sic)76.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Mijn beste groet aan onze medebroeders.
Van zijn doortocht langs Alassio getuigt een brief aan Don Barberis.
Deze was aan het einde van zijn werk: Studie van het Oosten en van Grieken-
land. Don Bosco had hem voor dit werk opdracht gegeven. Op de avond van 20
januari, gedurende het gewone keuvelen na het avondmaal, had hij hem ge-
zegd: - Ik wens, hoofdstuk na hoofdstuk, geheel je werk na te zien en om
het goed in periodes in te delen zal je het aan professor Lanfranchi geven. -
"
Beste Don Barberis,
"
"
Het is goed dat enkele hoofdstukken voltooid zijn. Begin met
" er een aan Ridder Lanfranchi te geven met wie we overeengekomen
" zijn. Wanneer deze beëindigd zijn, kan je hem de andere overhandi-
" gen. Inmiddels kan men met het drukken beginnen. Het is me aangenaam
" dat je de retraite gaat leiden, maar... wat Chiara betreft, zeg aan
" D. Rua hem bezig te houden met wat hem het meest nodig lijkt. Wat
" Veronesi Soldi aangaat is het goed, maar we moeten ook daarover
" toch eens praten.
"
Groet Pioton, Giovanetti en anderen die mij geschreven hebben
" en wiens brieven ik met een waar genoegen gelezen heb.
"
Messis nostra de die in diem crescit et centuplicatur. Perfice
" operarios sanctos atque strenuos.
"
God zegene jou, je kandidaten en mijn beste zonen. Groet D.
" Guanella en Antonio Bruno, de kok. Bid voor mij die steeds in Jezus
" Christus zijn zal
"
" Alassio, 5-3-1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Op gevaar af zaken te herhalen waarnaar al verwezen werd in het
voorgaande boekdeel, zullen we hier een kronieknota overschrijven, die be-
trekking heeft op de afwezigheid van Don Bosco in het Oratorio gedurende
zijn rondreis door Ligurië en elders: "Wanneer Don Bosco voor korte tijd
ver van Turijn moet verblijven, denkt hij toch aan alles, herinnert zich
alles en laat eveneens alle zaken of projecten vooruitgaan. Hij schreef
verscheidene brieven aan Don Rua over vele schikkingen die moesten geno-
men worden, aan Don Barberis over de novicen en aan Don Durando over de
school van Maria, Hulp der Christenen. Daarbij laat hij steeds iemand
groeten alsof hij aan deze personen en aan al de anderen voortdurend op
een bijzondere wijze dacht. Zoals hij altijd doet, schrijft hij aan ve-
le weldoeners van het Oratorio, vraagt hij over alles inlichtingen en laat
hij aan vele personen zijn eerbiedige groeten geworden".

11.2 Page 102

▲back to top
- XII/98 -
Wat spijt het ons in het duister te moeten tasten voor wat hij deed en zei
bij zijn bezoek aan de andere huizen van Ligurië! Dat moge dan in geringe mate
verholpen worden door het avondwoordje dat hij aan de jongens van het Oratorio gaf
de derde avond na zijn terugkeer. Toen ze hem zagen binnenkomen brachten die goede
jongens hem een zeer geestdriftige ovatie.
"Goede avond! goede avond!" - riep hij glimlachend uit.
"Dank U, dank U"! - riepen allen als met één stem, terwijl er een nieuw
handgeklap losbarstte.
Het was de gewoonte dat men een gevonden voorwerp bij Don Bosco bracht
opdat hij in zijn avondwoordje zou kunnen aankondigen dat een of ander voorwerp
teruggevonden was en de bezitter het dus bij hem kon terughalen. Ditmaal had een
jongen hem een rood potlood gegeven dat hij op de speelplaats gevonden had. Don
Bosco zei: - Een rood potlood! Daar wil ik minstens drie lire voor. Wie koopt het?
- Na een algemeen gelach begon Don Bosco:
"
Mijn beste zonen, ik ben dezer dagen onze colleges van Ligurië
" gaan bezoeken. Wat valt er daar op iedere plaats veel te werken! Er
" is daar zeer veel goed te doen! En men weet niet meer waar het eerst
" aan te pakken, want van overal wordt hulp en versterking gevraagd.
"
Toen ik dat zag, zei ik bij mezelf: - Waren al mijn jongens
" van het Oratorio al priesters en in staat om grote werken te ver-
" richten als echte arbeiders voor het Evangelie, dan zou er voor al-
" len plaats en werk zijn. - Ik kan jullie de verzekering geven, mijn
" beste jongens, dat ik geen last zou hebben om jullie aan het werk te
" zetten. Kijk hoe de Heer onze inspanningen zegent. Jullie hebben ge-
" zien dat iets minder dan een maand geleden uit het Oratorio ver-
" trokken zijn: Don Cibrario, de jonge geestelijke Cerruti en een ze-
" kere Martino, coadjuteur, om zich naar Bordighera te begeven, een
" streek vol protestanten. Slechts drie personen, een leek, een priester
" en een jonge geestelijke, wat zullen ze daar kunnen doen? Ze hadden
" nog maar twee weken de scholen geopend op het ogenblik dat ik er mij
" naartoe begaf. Bijna honderd meisjes kwamen al naar de scholen
" van de kloosterzusters en bijna evenveel jongens naar de school van
" de jonge geestelijke Cerruti. Allemaal kinderen die tevoren naar de
" school van de protestanten gingen. En de anderen waren verplicht
" thuis te blijven zonder iets te leren omdat er geen katholieke scho-
" len waren. 's Zondags trokken ze dan naar de tempel van de protestan-
" ten. Maar nu ons klein kerkje geopend is, heeft de protestantse do-
" minee zich twee zondagen uitgesloofd om voor slechts vier personen
" te prediken. Alle schuld hiervoor legt hij op Don Bosco en zijn
" priesters die zijn instituten doen leeglopen, en het is duidelijk,
" dat wanneer het zo voortgaat zoals ik hoop, de protestanten ge-
" dwongen zullen zijn zich failliet te verklaren en hun matten op te
" rollen. Zien jullie nu wat het betekent over twee of drie arbeiders
" voor het Evangelie te kunnen beschikken? En bedenk eens dat zonder
" onze scholen, zonder ons kerkje niet enkel langzamerhand vele fami-
" lies protestant zouden geworden zijn, maar dat bovendien de protes-
" tanten in staat zouden geweest zijn in deze streek een vast centrum

11.3 Page 103

▲back to top
- XII/99 -
" op te richten van waaruit men ze onmogelijk nog kon verwijderen tenzij
" met veel moeite en inspanning. Thans gaat het erom daar iemand anders
" als hulp te zenden, vermits Cerruti er zijn beklag over doet dat hij
" alleen niet aan iedereen klas kan geven en daarom de klassen moet
" verdelen, zodat het aangroeiende werk een groter aantal personen
" noodzakelijk maakt. Thans zal ik eens zien wie zou kunnen uitgekozen
" worden om daarheen te gaan.
"
Ik zeg jullie dit, mijn beste zonen, om jullie aan te moedi-
" gen, omdat ik jullie allemaal priester zou willen zien, en dat zo gauw
" mogelijk, om te werken in de wijngaard des Heren als ijverige pries-
" ters die enkel maar denken aan het redden van zielen en zich daardoor
" een mooie gloriekroon in het paradijs willen veroveren. Ik moet jullie
" nog zeggen dat ik op mijn terugreis iets gezien heb dat mij zeer be-
" langrijk toescheen om jullie te vertellen: namelijk dat de zee zeer
" woelig was. En ze was dat gedurende vijf dagen.
"
Ik had iets dergelijks nooit gezien. Terwijl ik vanaf het
" strand naar de zee keek, bemerkte ik hoge golven, zo hoog als ons
" huis, die zich naar beneden stortten en middenin een groot diep dal
" vormden. De ene golf haalde dan de andere vlug in en het gebeurde dat
" twee van deze vloedgolven de ene tegen de andere botsten met een
" gedruis alsof twee of drie kanonnen tegelijkertijd werden afgevuurd.
" Uit die schok ontstond een helderwit schuim dat zeer hoog de hemel
" werd ingeslingerd. Ik geloof dat een schip tussen deze twee golven
" die zich zo de ene tegen de andere opwierpen, zo hoog zou geworpen
" worden dat de matrozen tijd hadden om in de lucht te sterven (gelach).
" Maar er was toen geen enkel schip op zee te zien. Op het strand was
" het een voortdurend op elkaar volgend breken van reusachtige golven
" met weergalmend geraas en op gans de volle zee zag men niets anders
" dan duizenden kammen van vloedgolven en witte strepen schuim. Ik be-
" vond mij op ongeveer driehonderd meter van de zee en ik heb me dik-
" wijls moeten terugtrekken om niet doornat te worden.
"
Bij het zien van dit schouwspel bewonderde ik de Almacht
" van God die met één enkel woord de zee kan bedaren zodat men erop kan
" lopen. Maar met één woord kan Hij ze ook in beweging brengen, zodat
" het zien alleen al schrik inboezemt. Indien senatoren en volksverte-
" genwoordigers ernaar toe zouden gegaan zijn om tot de zee te roepen
" dat ze stil moest staan, dan zou men gezien hebben tot waar hun macht
" reikt.
"
Maar, toen ik aldus naar de zee keek, kwam mij dadelijk een
" andere gedachte voor de geest. Deze bewogenheid van vloedgolven deed
" me denken aan de gewetenstoestand van een jongen die de zonde in zijn
" ziel heeft. Nooit kent hij het gevoel van rust of vrede. Geef me een
" goede jongen. Die is rustig en tevreden, omdat zijn geweten hem niets
" verwijt. Kijk nu naar een ander die zware zonden op zijn geweten
" heeft. Die is nooit stil of rustig. Hij is woelig als de zee. Soms
" stijgt hij in hoogmoed als de golf die zich verheft, dan verlaagt hij
" zich als de golf die neerstort, dan vervalt hij in wanhoop als de
" golf die een andere golf ontmoet en met zoveel geweld schuim opspat
" dat wie hem nadert, zegt: - Die jongen heeft geen gerust geweten.- Is
" het niet waar dat een jongen met een zonde op zijn geweten bij het
" kleinste ongenoegen dadelijk razend wordt en opbruist? Dat wanneer
" iemand hem om een gunst verzoekt, hij zonder welwillendheid antwoordt?
" Dat wanneer men hem berispt over een gebrek, hij met veel aanmatiging
" een antwoord geeft?

11.4 Page 104

▲back to top
- XII/100 -
"
Geef me een jongen die het ongeluk gehad heeft geen goede
" biecht te spreken, die iets in de biecht verzwegen heeft, die ook
" wel een heiligschennende communie gedaan heeft en jullie zien hoe
" zijn geweten werkelijk ongerust is.
"
Nu neemt hij wat recreatie, maar zijn lach is aarzelend,
" zijn opgeruimdheid niet oprecht; dan weer trekt hij zich droefgeestig
" terug en gaat hij op zijn eentje wandelen. Zijn makkers nodigen hem
" uit om te spelen, maar hij haalt de schouders op en antwoordt:
" - Ik heb er geen zin in.- Hij begeeft zich aan de studie, maar kan
" niet studeren omdat hij voelt dat zijn geweten hem zegt: - Jij
" bent de vijand van God!- Hij gaat naar de kerk, maar hij bidt niet,
" hij heeft er geen zin in, omdat hij weinig vertrouwen heeft verhoord
" te zullen worden, omdat hij in zijn hart steeds de heilloze stem
" hoort weerklinken: - Jij bent Gods vriend niet! - En het is om
" deze stem te verstikken dat hij dan zijn makkers lastig valt, dat
" hij spreekt en lacht, maar op een gedwongen manier. Hij gaat naar
" het middag- en avondmaal, probeert het met smaak te gebruiken, tracht
" vrolijk te zijn, wil iedere gedachte die hem kwelt, verdrijven,
" maar ondertussen zegt zijn hart hem: - En indien je nu, terwijl je
" eet, zou sterven, dan zou jij uit het paradijs gesloten zijn en de
" hel zou voor jou klaar staan.
"
In het donker begint hij te beven, durft niet verder gaan en
" blijft staan. Bij het slapengaan denkt hij: - Ik ga me te slapen leg-
" gen; in de slaap zal ik tenminste bevrijd zijn van deze kwellende
" gedachten. - Maar intussen komt in zijn kamertje bij hem de ge-
" dachte op: - Indien ik nu niet meer zou wakker worden? Indien ik deze
" nacht zou sterven. De eeuwigheid ingaan in vijandschap met God!
" en terwijl hij zich neervlijt, denkt hij dat zijn bed in de hel gloei-
".ende kolen zullen zijn, Wanneer hij niet inslaapt, dan wordt hij
" gekweld door de herinneringen aan het verleden. Wanneer hij indut,
" dan schijnt het hem toe dat de duivels hem naar de hel willen sle-
" pen. Wanneer hij 's nachts wakker wordt, dan zal hij de Heer horen
" zeggen: Hac nocte morieris et non vives. Zien jullie hoe zijn hart
" een echte stormzee is? Alles wat ik jullie zeg, is niets anders
" dan jullie duidelijk maken wat er in de Heilige Schrift staat, die
" ons leert: Non est pax impiis, voor wie niet met God in vrede leeft
" is er geen vrede.
"
Deze zaken was ik aan het overwegen in de voorbije dagen en
" terwijl ik de stormende zee bekeek, dacht ik bij mezelf: - Ik zal
" deze indrukken aan mijn jongens vertellen, opdat ze hun goed zouden
" kunnen doen.
"
Houd dus steeds voor ogen, dat indien jullie willen blij en rus-
" tig leven, jullie in de genade Gods moeten blijven, want het hart
" van een jongen in staat van zonde is als een zee in voortdurende
" beroering. En wanneer jullie lang willen leven, dan moeten jullie
" altijd in staat van genade leven, want de zonde is een prikkel die
" ons de dood op het lijf jaagt: stimulus mortis peccatum est. En zo-
" als op een andere plaats de Heilige Geest ons vermaant, bereiken
" de goddelozen de helft van hun dagen niet: impii non dimidiabunt
" dies suos.
"
Ik heb jullie dit willen zeggen om de ijver bij het verrichten
" van het goede te doen groeien door het zuiveren van jullie geweten,
" opdat jullie weldra echte, goeie priesters zouden zijn. De oogst is

11.5 Page 105

▲back to top
- XII/101 -
" groot en staat gereed.
"
Wij zullen ons met veel devotie tijdens deze noveen aan
" Sint-Jozef aanbevelen en hij zal voor ons bekomen dat wij, na de
" dagen van ons leven in vrede te hebben doorgebracht, daarna ook
" daarboven in de hemel de Heer voor gans de eeuwigheid kunnen loven.
Op 29 februari eindigde carnaval en vanaf 1 maart begon de vasten.
Met carnaval toneelvoorstellingen en in de vasten catechismuslessen.
Van al de voorstellingen van 1876 vermeldt de kroniek meer in het
bijzonder één die plaats had op donderdag 17 februari om 2 uur in de
namiddag ter ere van de weldoeners van het huis. Vele aanzienlijke personen
kwamen erheen. Ook de beroemde journalist-theoloog Margotti, de direc-
teur van de Unità Cattolica, was aanwezig. Ook de leerlingen van Valsali-
ce kwamen er voltallig heen. Men voerde De Verborgen Parel van Kardinaal
Wiseman op met liederen in de tussenpozen. De vertoning oogstte grote bij-
val en de uitvoering werd zeer geprezen.
Voor de opvoeringen werd dan de studiezaal omgevormd, maar de ver-
toningen hadden niet altijd op dat uur plaats. Wanneer vele personen wa-
ren uitgenodigd, kwamen de jongens om 17.30 u. in de klaslokalen samen en
gingen in rij naar de opvoering, die om zes uur begon. Om negen uur was al-
les gedaan. Daarna volgde het avondmaal, wat recreatie, de gebeden en de
nachtrust. Dat jaar dreigde de studiezaal in te vallen. Don Bosco liet ze
zo goed mogelijk stutten en onderschragen, maar voor geen enkele reden liet
hij toe dat er toneel zou gespeeld worden.
Omdat we niet weten of er verder daartoe een betere gelegenheid
zal zijn, zullen we hier nu nog iets meer over dit onderwerp zeggen. Don
Bosco verlangde dat de toneelspelers tijdens de herhalingen goed zouden
geassisteerd worden. Nooit liet hij toe dat er voor hen na de uitvoering
een afzonderlijk avondmaal werd opgediend. Wat de stukken betrof, hij wou
dat ze goed, eenvoudig en kort zouden zijn. Hij stond soms toe dat de
avond doorgebracht werd met declamaties of dialogen, afgewisseld met liederen.
Het is zeker niet zo gema kk el ij k ee n gep as te s to f te v in d en v oo r on s mi -
lieu, maar hij was van oordeel dat men met een dozijn drama's een reper-
torium had voor een drietal jaren, mits de stukken die het meest in de
smaak vielen gedurende eenzelfde seizoen meermaals konden opgevoerd wor-
den. Wanneer vallen in de colleges eenvoudige dingen niet in de smaak?
Doorgaans in twee gevallen: wanneer ze slecht worden uitgevoerd of wanneer
de smaak van de jongens verdorven is door opgeschroefde vertoningen. In de
dialogen is weinig afwisseling, maar hij zei dat men ze aantrekkelijk kon
maken door de hulpmiddelen van het toneel en door de kleding van de spelers.
In het begin van februari vroeg Don Paglia aan Don Bosco of hij het
goed vond dat de jonge geestelijken Caius Gracchus zouden opvoeren, maar in
priestertoog, eenvoudig als oefening voor het geheugen en als voordracht.
Ze hadden dit treurspel al bestudeerd. Don Bosco wou er niet van horen en voer-
de verschillende redenen hiervoor aan. Het scheen hem ongepast dat zij als
jonge geestelijken de rol van een vrouw zouden spelen. Vervolgens zou dat
volkomen werelds stuk te veel afsteken bij de jongens, die zopas Sint-
Alexius, een gewijd drama, hadden opgevoerd. Ook voerde Don Bosco aan dat het
stuk eindigde met een zelfmoord op het toneel, en ook nog dat hij er kort-
om niet van hield dat jonge geestelijken op het toneel verschenen. De Aartsbis-

11.6 Page 106

▲back to top
- XII/102 -
schop - zo voegde hij eraan toe - zou nog diezelfde avond over de opvoe-
ring naar Rome schrijven. - Wat zijn afkeuring betreft dat jonge geeste-
lijken als toneelspelers optraden had deze natuurlijk betrekking op het
Oratorio en niet op de huizen waar alleen maar jonge geestelijken verble-
ven en waar hij altijd opvoeringen toeliet.
De magere kroniek van Don Lazzero wijst hier op een nieuwigheid voor
het jaar 1876. Voor de eerste maal traden de ambachtsjongens zelf op met
een stuk en vertoonden Het Huis van het Geluk en de klucht van De Gans. Ze
trokken zich zo goed uit de slag dat ook nadien hun groep op het toneel
bleef verschijnen.
Het zal onze lezers zeker niet mishagen de mening over het toneel te
vernemen van hen die door een langdurige en intieme omgang met Don Bosco
meer dan anderen in staat waren om getrouw zijn mening daarover weer te
geven. In de kleine kroniek van Don Barberis treffen we onder de datum van 17
februari een lange uitweiding aan die, besnoeid van onnuttige herhalingen,
het volgende zegt: - "Wanneer de keuze van de stukken goed gedaan is, dan
is het toneel een voedingsbodem voor hoger zedelijk en maatschappelijk le-
ven, ontwikkelt het ten zeerste de geest van de toneelspelers, die zich
vlot en ongedwongen leren uitdrukken, en is het voor alle jongens een bron
van blijvende vreugde. Sommigen werden daardoor ertoe aangezet in de Congregatie
te blijven. Verder is het toneel een krachtig middel om de geest bezig
te houden en de slechte gesprekken te vermijden, maar ook als propagandamiddel
is het niet af te wijzen doordat veel jongens tijdens de vakantie aan hun
kameraden vertellen hoe vrolijk het er in onze huizen aan toegaat en op
deze manier die jongens in onze huizen brengen.
De bekommernis om aan de geest en de fantasie van de jongens een
afgewisseld voedsel te verschaffen en hun gedachten van minder goede zaken af te
leiden was bij de heilige opvoeder voortdurend aanwezig. Evenals voor de toneel-
vertoningen had hij ook voor de feesten in en buiten de kerk hetzelfde doel.
Hij zorgde ervoor dat ze niet alleen met luister en in een blijde feeststemming
gevierd werden, maar ook dat ze met zekere tussenpozen verspreid lagen,
zodat na de indruk van het ene de verwachting naar het andere feest weldra
ontstond. Met hetzelfde inzicht wist hij heel behendig toespraken over
indrukwekkende feiten en verschijnselen in te lassen, vertelde hij ge-
heimzinnige dromen en wekte hij de gedachten op voor de examens. Soms
bracht hij verstrooiing door zijn avondwoordjes en maakte daarbij ge-
bruik van omstandigheden binnen of buiten het huis. En na het vertrek van
de missionarissen beschikte hij over een rijke schat aan nieuwtjes, tref-
fende anekdoten en inlichtingen die stof gaven tot fantasie en gesprek.
Voor de groten richtte hij ook litteraire wedstrijden in om hun
vorming te stimuleren en hun geest voor edele zaken open te stellen. Zo
bijvoorbeeld knoopte hij goede betrekkingen aan met Monseigneur Ciccolini,
Algemene Voorzitter van de "Arcadia" en trof vanaf 1876 een overeenkomst met
hem om in het Oratorio een Letterkundige Genootschap op te richten, die in brief-
wisseling zou blijven met de Kweekschool van Rome. Voor de akten die betrekking
hadden op de stichting van een nieuwe letterkundige groep moest het voor-
stel hiervoor gedaan worden op een algemene vergadering van het bestuur van
de Arcadia. Dergelijke vergaderingen werden zelden gehouden en het schijnt
nooit tot een beslissing te zijn gekomen over de "Arcadische Kring van Tu-
rijn bij de Salesianen". Nochtans waren gedurende een zekere tijd de aca-
demische zittingen met voorlezingen van proza en verzen onder de leiding van Don

11.7 Page 107

▲back to top
- XII/103 -
Bertello een welgekomen en nuttige afleiding.
Een andere goede afleiding, voor wie er de geschiktheid toe had,
was de koormuziek, waarin een aanzienlijk aantal jongens betrokken waren. De
componisten die in het huis rondliepen, met aan hun hoofd Don Cagliero en
Dogliani, om van de andere minder begaafde te zwijgen, deelden aan allen
hun geestdrift mee en vulden het Oratorio met zang en muziek. Bij de ambachts-
jongens maakte het muziekkorps opgang. Die duivelse muzikanten hadden aan
Don Bosco ongenoegen veroorzaakt. Zoals we in het vorige boekdeel gezien
hebben, ontbond hij de groep, sloot de lastposten eruit en richtte ze
op nieuwe voet op tot ieders voldoening. Aan maëstro Dogliani stond hij in
1876 toe piano te leren aan enkele leerlingen die daartoe geschikt waren.
Kortom, Don Bosco wou, als een wijze opvoeder, het Oratorio vrijmaken van
dat eentonig op elkaar volgen van grijze dagen, wat zo schadelijk inwerkt
op het gemoed van de jongens en bij hen de vadsigheid en de ontwikkeling
van ongezonde neigingen in de hand werkt.
We willen ook nog zeggen dat hij met speciale bezorgdheid de leerlingen
van de hoogste klas omringde. Wanneer de ontevredenheid zich van de grotere jon-
gens meester maakt, dan heeft men goed praten, maar men zal niet beletten dat het
kwade humeur door gans het huis sluipt. Op 13 maart had hij hun brave leraar
Don Pietro Guidazio bij zich ontboden. Hij liet zich door hem een uitvoe-
rig verslag geven over de klas in het algemeen en over iedere leerling in
het bijzonder. Hij vroeg hem wat hij dacht over d e waarschijn lijke uit-
slag van de afzonderlijke leerlingen en gaf hem voor ieder geval praktische nor-
men om iedereen te leiden volgens zijn eigen karakter en op zo een manier
dat de besten zich tot de Congregatie zouden aangetrokken voelen. Boven-
dien vanaf 1869 zaten de leerlingen van de vijfde klas (1) die meest
hadden uitgeblonken door hun studie en hun gedrag iedere zondag aan de ta-
fel van de Oversten aan. Een nota van de kroniek geeft ons voor een zon-
dag in maart vijf namen op, die velen van ons zich nog zullen herinneren
omdat zij ze persoonlijk gekend hebben: Bima, Botto, Dompè, Gresino, Nes-
poli. Don Bosco was ten zeerste verheugd wanneer hij dergelijke jongens zag
en daarom hield hij zo sterk vast aan het gebruik van deze beloning, ook wanneer
er tegenstand oprees. Hun plaats was nochtans niet in de nabijheid van Don
Bosco, behalve gedurende het avondmaal van Witte Donderdag voor de jongens
die uitgekozen waren voor de voetwassing. Na het middagmaal gingen de
beloonde jongens hem groeten en naar een woordje van hem luisteren. Dat was
zeer doeltreffend, vooral wat de keuze van hun staat betrof. Men begrijpt
dan ook hoe al enkele dagen tevoren de jongens over dit geluk spraken, er-
naar verlangden, plannen maakten en het zich bleven herinneren, niet ge-
durende enkele dagen maar geruime tijd nadien, zolang ze in het Oratorio
verbleven en ook nog wanneer ze vertrokken waren.
We hebben gesproken over de catechismuslessen gedurende de vasten.
De studenten hadden al tweemaal per week en iedere zondag catechismus,
daarbij legden ze tegen het einde van de vasten een eerste examen af. In
1876 werd bij dit examen ook een zekere uiterlijke plechtigheid gevoegd,
Er werden examinatoren uitgenodigd bij de geestelijken van de stad en ook
de pastoor van de plaats werd uitgenodigd.
(1) d.w.z. vijfde gymnasiale klas. Cfr. Deal I blz. 333.

11.8 Page 108

▲back to top
- XII/104 -
Gedurende de vasten werd aan de arbeidersjeugd een speciale catechismus-
leergang gegeven. De jonge geestelijken van het Oratorio zorgden daarvoor
met veel vurigheid. In 1876 werd het uur van deze catechismusleergang, dat
in de namiddag viel, 's avonds om acht uur gesteld en door deze wijziging
in het uur kwamen er nog meer jongens. Het was mooi om zien hoe ongeveer
tweehonderd leerjongens met hun zwart gezicht en met hun vettige en sme-
rige kiel iedere avond een groepje vormden rond hun catechisten die na een
korte recreatie met de jongens naar de kerk trokken om ze daar gedurende
drie kwartier te onderhouden over de meest essentiële punten van de christelijke
lering. Zonder acht te geven op uitgaven en inspanningen, bezorgde Don
Bosco hun dan drie dagen retraite ter voorbereiding van de paastijd. Zes-
tig werden voorbereid op het vormsel dat ze gingen ontvangen op het
aartsbisdom. Het waren bijna allemaal leerjongens van de werkhuizen van
Valdocco tussen twaalf en veertien jaar oud. Niet weinigen gingen dan voor
hun eerste maal te biechten, maar ze beloofden geregeld naar het Oratorio
te komen. Hun ingetogenheid op straat en in de kerk waar ze het vormsel ontvin-
gen, werd zeer opgemerkt.
Het plechtigste feest in deze periode van het schooljaar was het
feest van Sint-Jozef. Het werd voorafgegaan door een maand die gewijd
was aan de voedstervader van Jezus, en deze geestelijke oefening werd
sinds vier jaar in het Oratorio met veel godsvrucht gehouden. Dit vrome ge-
bruik was toen niet verspreid. Don Bosco voerde het in voor de ambachts-
jongens, die er langzamerhand aan gehecht raakten. Maar ook de studenten
namen er deel aan. Iedere morgen steeg het aantal communies. 's Avonds zong
men in plaats van het Ave Maris Stella, het Te Joseph celebrent. De gewone open-
bare voorlezingen in de kerk hadden betrekking op Sint-Jozef. Zeer vele stu-
denten bezochten gedurende de recreatie van het vieruurtje het altaar van
Sint-Jozef. De ambachtsjongens brachten dat bezoek na het avondmaal. Nie-
mand verplichtte hen daartoe en toch waren er weinigen die het niet deden.
Deze voorbereiding maakte de harten open voor de noveen die werd
afgesloten door een plechtig triduüm met sermoen en uitvoering van muziek.
De laatste dag na het middagmaal zei Don Bosco tot enkele priesters het
volgende: - "Men merkt werkelijk dat Sint-Jozef van ons houdt. Gedurende
deze noveen zijn er heel wat zegeningen over ons huis gekomen. Sommigen
die hun toevlucht namen tot de Allerheiligste Maagd, Hulp der Christenen
ontvingen door tussenkomst van Sint-Jozef buitengewone genaden. Verschil-
lende van die genaden gebeurden in mijn kamer onder mijn ogen. De toe-
stand van onze financies was erbarmelijk en deze week hebben we enorme
bedragen ontvangen. Weinige weken waren zo vruchtbaar aan gunsten en
aalmoezen als deze week. Indien we nog twee of drie dergelijke weken
zouden hebben, dan zou er niet veel meer nodig zijn om al onze schulden
te kunnen voldoen. Bijna iedere dag ontving ik duizend, vijftien honderd en
zelfs meer lire."
Het feest bracht de ambachtsjongens in beweging. Op de vooravond al
hielden ze een vergadering waaraan men de naam van conferentie gaf en waarvan het
doel bestond in het aanvaarden van nieuwe leden in de Compagnie met de naam van
de heilige. Naast het gelegenheidswoordje werd er op de bijeenkomst gezongen,
gespeeld en voorgedragen. Op de dag van de plechtigheid werd een mis uitge-
voerd, gecomponeerd voor die gelegenheid door een oud-leerling van het Orato-
rio, Giovanni Pelazza, die ze opdroeg aan Don Bosco. De uitvoering was prima,
de compositie die van een beginneling. Voor de zegen liet de jonge maëstro Giu-
seppe Dogliani zijn eerste Tantum Ergo horen die door de kenners zeer geloofd

11.9 Page 109

▲back to top
- XII/105 -
werd. Men begrijpt hoe deze, we zouden haast zeggen, huiselijke producties
allen, meesters, zangers en toehoorders moesten interesseren.
Toen het laat geworden was, verenigde de gebruikelijke academi-
sche zitting de ambachtsjongens, de leerlingen van de avondscholen en de
oversten voor een fraai verlicht altaar waarop het beeld van Sint-Jozef
prijkte. Dat jaar vierde men eveneens het naamfeest van Don Lazzero,
vroeger directeur van de ambachtsjongens, zoals men toen hun catechist
noemde en nadien onderdirecteur van het Oratorio in de plaats van Don Rua.
Om de overgang van het gewijde gedeelte naar het andere aan te duiden liet
men een doek zakken dat het altaar en het beeld verborg en waarop men
geschreven had: Leve D. Giuseppe Lazzero, D. Bologna, D. Bertello Buz-
zetti, Doglian. L e v e a l d i e genen die Jozef heten.Op het verhoog kwamen
achter elkaar al de vertegenwoordigers van de avondscholen en van de werk-
huizen op, ofwel om een lied te zingen ter ere van de heilige, ofwel om
eer te bewijzen aan de overste. Zeker, om dat alles klaar te maken was er
veel inspanning nodig geweest, maar de vruchten beloonden ruimschoots die
moeite. We zullen nu luisteren hoe de goede kroniekschrijver er zijn commen-
taar bij geeft: "Ik heb mij van twee zaken overtuigd, namelijk dat deze
soort van godsdienstige academische zittingen, wanneer ze goed voorbereid
worden, zeer mooi en leerrijk kunnen zijn en veel goed doen aan de jon-
gens, en vervolgens dat deze academische zitting een heel gevoelige voor-
uitgang aan belangstelling bij de ambachtsjongens van het Oratorio heeft
laten blijken. Er was een tijd dat ze het niet eens zouden aangedurfd heb-
ben in het midden te komen om een openbaar gebed tot Sint-Jozef te bidden,
nog veel minder om neer te knielen, zoals sommigen op een bepaald ogenblik
deden om hulp en vergiffenis van God af te smeken door de tussenkomst van
zijn heilige. Om deze laatste opmerking goed te begrijpen, moet men zich
herinneren dat Don Bosco als ambachtsjongens vele arme straatjongens aannam,
door iedereen verlaten of die hem door de politie toevertrouwd waren.
Dit alles volstond om de dag heuglijk te maken, maar Don Bosco zette werke-
lijk het vuur aan de lont van het feest. Don Rua was gewend op die dag een
conferentie te houden voor de geprofeste leden van het Oratorio, maar op
dat ogenblik deed hij juist de ronde van de colleges om het zesmaande-
lijks examen van godgeleerdheid bij de jonge geestelijken af te nemen. Don
Bosco aanvaardde het dus om de conferentie te houden, na het avondmaal, in
de kerk van de H. Franciscus, voor de novicen, de aspiranten en voor al de lief-
hebbers, zowel van de Zonen van Maria en van de "vuurschool" als van de
vierde en vijfde klas van het gymnasium. Er werd plechtig bericht van ge-
geven in de vier centra waar de studenten, de ambachtsjongens, de fami-
lies en de novicen hun gebeden verrichten. Dit nieuws elektriseerde het
merendeel van de jongens. Naar Don Bosco gaan luisteren was steeds een
oorzaak van levendige vreugde. Er waren 205 personen opgekomen. Hij nam als
onderwerp de tekst uit het Evangelie: Messis guidem multa, operarii autem
pauci. Don Barberis schrijft: Don Bosco had met veel vuur gesproken. Zijn
eenvoudige gedachten had hij op een heel vatbare wijze voorgedragen en in
de loop van de volgende dagen waren er verscheidenen gekomen om een aan-
vraag te doen en zich te laten inschrijven en wie weet hoeveel het nog zul-
len doen. Het is wonderbaar om zien hoe Don Bosco ieder jaar en zelfs meer-
maals per jaar nieuwe middelen vindt om aan de jongens de Congregatie te
doen kennen." Don Barberis zelf schreef onmiddellijk daags nadien de con-
ferentie op, waarbij hij gebruik maakte van de enkele notities die hij geno-
men had terwijl Don Bosco aan het spreken was. Hoewel hij zegt dat hij meer de

11.10 Page 110

▲back to top
- XII/106 -
draad van de gedachten dan de woorden weergeeft, toch heeft hij ons een
kostbare dienst bewezen, waarvoor wij hem dankbaar zijn.
Nog iets moeten we in herinnering brengen. Tegen zijn gewoonte in
om de feesten door te brengen te midden van de zijnen, ging Don Bosco die
keer het middagmaal nemen in de Ambachtsschool bij de kleine ambachts-
jongens voor wie het feest van Sint-Jozef het plechtigste feest was. Tus-
sen het Oratorio en dit huis heersten zeer hartelijke betrekkingen. De
directeur Don Murialdo beschouwde zich zelf als een leerling van Don Bosco. Twee
salesianen gingen er iedere zaterdag heen om de biecht te horen van de jon-
gens. Don Bosco, die zich al verscheidene jaren achtereen had laten verontschul-
digen, oordeelde het goed deze keer de uitnodiging te aanvaarden.
"Wat is de theoloog Murialdo een heilige man!" roept Don Barberis uit. Ook
hij werkt om een kleine geestelijke Congregatie te vormen met het speciale
doel de burgerlijke en godsdienstige opvoeding te bevorderen van de arme
kleine ambachtsjongens en de onwetenden te onderrichten in de christelijke cate-
chismus door de leiding te nemen van de Oratoria van zon- en feestdagen."
Hij bereidde de bloeiende Congregatie van de Jozefieten voor.
De laatste drie dagen van de maand maart hield Don Bosco het avond-
woordje. Het zijn drie avondwoordjes die uit de verloren gegane schat gered
werden en ook thans nog met nut en liefde gelezen worden om hun frisse vorm
en hun wijze inhoud.
Toen hij de 26ste het avondwoordje kwam geven, werd hij op vreugde-
kreten onthaald. Een jongen was de kleine kansel genaderd en legde er twee halve
stuivers op, die hij op de speelplaats gevonden had. Toen allen zwegen,
kondigde Don Bosco met humoristische ernst aan: - Tien centiemen! Ze zul-
len dienen om de schulden van het Oratorio te betalen.- Er ging een alge-
mene schaterlach op. Dan ging hij verder:
"
En thans moeten we U enkele zaken meedelen. Op de eerste plaats
" zullen we morgen na de middag een lange en mooie wandeling doen (alge-
" mene uitroep van vreugde). Dat is rechtvaardig, want zaterdag-
" dagmorgen waren de semestriële examens beëindigd en omdat het na
" het middagmaal regende konden we niet gaan wandelen.
"
En indien jullie nog geen kreten van verwondering uitroepen
" dan zal ik jullie nog meer zeggen. Ik heb het plan opgevat voor een
" heel wat belangrijker wandeling.
"
Ik wens dat we allen samen uit het Oratorio zouden vertrek-
" ken, niemand uitgesloten, van de hoogste tot de laagste, zowel Don
" Bosco als de portier. als die brave man de portier en ook hij die de
" macaroni laat koken (gelach); wij zullen er op uittrekken samen met
" het muziekkorps en met alles wat ons opgeruimd kan houden. We zul-
" len een speciale trein nemen en 's morgens bij het krieken van de dag
" vertrekken om naar Lanzo te gaan (opnieuw applaus en langdurige
" kreten). Maar jullie laten me niet uitspreken! Het voornaamste heb
" ik nog niet gezegd. We zullen een bezoek gaan brengen aan het colle-
" ge van Lanzo en daar zullen we de ganse dag doorbrengen. Don Lemoy-
" ne, de directeur, belooft me al het mogelijke te doen opdat we een
" mooie dag zouden hebben en ons aan tafel goed te verzorgen. 's Avonds
" laat zullen we terugkeren naar Turijn et unusquisque redibit ad locum
" suum. Deze wandeling zullen we houden zodra de spoorweg gelegd is (gemom-
" pel) waaraan men flink aan het werken is. We hopen dat hij zal

12 Pages 111-120

▲back to top

12.1 Page 111

▲back to top
- XII/107 -
" klaar zijn in de helft van de maand juni. Deze uitstap, mijn beste jon-
" gens, zal de inspanning van het jaar verdrijven en uw lichaam weer
" fit maken. Nochtans, dat is niet het enige doel van de wandeling,
" we maken ons lichaam meer soepel om het des te gemakkelijker te kunnen
" onderwerpen aan de geest en het te doen dienen tot glorie van de Heer.
"
Laat nooit toe, mijn beste zonen, dat het lichaam beveelt en
" gedurende deze helft van de vasten die we nog moeten doorbrengen, moe-
" ten wij het versterven en onderworpen maken. Sint-Paulus zegt wat
" hij deed om het lichaam ondergeschikt te maken aan de geest: Casti-
" go corpus meum et in servitutem redigo, ut spiritui inserviat. Ik be-
" doel daarmee niet dat jullie strenge boete of een lange vasten moe-
" ten doen en het lichaam met gesels kneuzen, zoals zovele heiligen
" gedaan hebben. Neen! Jullie lichaam is nog teer en het zou dat niet
" kunnen verdragen. Zouden jullie echter willen dat ik iets voorstel
" om ook jullie wat penitentie te laten doen, aangepast aan je leeftijd
" en staat? Ziehier mijn voorstel. Het bestaat in een vasten die jul-
" lie allemaal kunnen onderhouden, namelijk door hart en zintuigen te
" bewaken. Laat de duivel vasten, door geen zonde te doen. Jullie zul-
" len letten op je uitwendige zintuigen en vooral op je ogen, De ogen
" worden de ramen genoemd waarlangs de duivel in de ziel komt. En wat
" zullen we doen omdat te verhinderen? Sluit deze ramen wanneer ze
" moeten gesloten worden. Laat nooit toe dat de ogen, hoe dan ook zou-
" den gericht blijven op zaken, schilderijen of foto's die niet in
" overeenstemming zijn met de deugd van zuiverheid. Wend dadelijk je
" blikken af, wanneer ze gevaarlijke voorwerpen ontmoeten. Een andere
" versterving van de ogen bestaat in het beteugelen van de nieuwsgie-
" righeid. Nooit of nimmer boeken lezen die tegen de godsdienst
" schrijven of die onzedelijk zijn of ook alleen maar gevaarlijk voor
" je leeftijd. Zoals ik jullie reeds meermaals gezegd heb en herhaald,
" moeten jullie deze boeken in de vlammen werpen wanneer ze je in han-
" den vallen of aan de oversten overhandigen. Het ligt me zo ter har-
" te dat jullie met alle gestrengheid zouden uitvoeren wat ik je in-
" prent, want slechte boeken zijn een pest.
"
Jullie moeten ook je gehoor versterven door nooit te blijven
" luisteren naar gesprekken die de schone deugd kunnen kwetsen of mor-
" ren tegen een of andere overste of kameraad.
"
De tong laten vasten door haar ieder woord te verbieden dat erger-
" nis zou kunnen geven en door jullie te onthouden van ieder bijtend
" woordenspel tegen een van je kameraden en door te weigeren over
" iemand kwaad te spreken, kortom nooit een gesprek voeren dat jullie
" niet zouden durven houden in aanwezigheid van een overste.
"
Versterf de smaak, door niet zoveel op zoek te gaan naar wat
" het gehemelte kan strelen, maar te nemen wat voorgezet wordt, wees
" niet zoals die mensen die altijd wensen en ervoor zorgen dat ze
" een speciaal voedsel of een glas wijn voorgezet krijgen.
"
Jullie kunnen ook wat versterving doen door met geduid wat
" tegenslag, koude of warmte te verdragen zonder te klagen. Zeg niet
" dadelijk zoals sommigen dat doen: - Ik zal naar huis schrijven om
" me dit of dat op te sturen.- Wanneer het niet echt nodig is, moeten
" jullie wat geduld oefenen en normaal voortdoen. Weg met de kwade buien,
" de lange gezichten, maar ook met de uitgelatenheid. Met christe-
" lijke liefde en vrede een klein gebrek van je makkers verdragen,
" een ongemak op je kamer of in je klas, is een uitstekende versterving.

12.2 Page 112

▲back to top
- XII/108 -
" Om te besluiten, jullie zullen een goede versterving doen door niet
" te luisteren, niets te zeggen en niets te doen wat op een of andere
" manier in tegenstrijd is met het goede voorbeeld. Wanneer jullie
" zo handelen in al deze dingen die van gering belang zijn, zullen
" jullie een grotere zin voor boetvaardigheid aankweken die aan jullie
" aangepast is. Ze zullen jullie geen schade berokkenen, maar jullie
" veeleer het doel laten bereiken waarvoor de vastentijd ingesteld werd:
" je slechte neigingen overwinnen en grote verdiensten verwerven
" voor je ziel.
"
Ik wil jullie nog één zaak aanbevelen. Doe dikwijls een vurige
" communie. Wanneer jullie Jezus vaak ontvangen, zal je ziel aldus
" versterkt worden door de genade en het lichaam zal verplicht wor-
" den aan de geest te gehoorzamen. Goede nacht!
Op 30 maart beklaagt hij zich over een wanordelijkheid die gedurende
een wandeling gebeurde. Na een uiteenzetting over dat feit, waarin hij met
vaderlijke energie op de onbetamelijkheid ervan wees, spoorde hij aan
tot het onderhouden van het reglement en het volgen van de raad van de
oversten. Het ging vooral om het feit dat men geen geld bij zich zou heb-
ben. Men moet weten dat Don Bosco vroeger al wijselijk hierover een maat-
regel getroffen had en op punt gesteld had in het begin van de maand janua-
ri, omdat de zaken niet gedaan werden zoals hij wilde. Hij wou dat iemand
"van het huis" iedere dag op een vast uur aan de jongens voor enkele stui-
vers toespijs zou verkopen. Het bleef echter wel verstaan dat men als geld
enkel "punten" (1) zou ontvangen. Volgens zijn bedoeling moest een derge-
lijke inschikkelijkheid studenten en ambachtsjongens ertoe aanzetten om
het geld aan de prefect te overhandigen en voorkomen dat ze onder elkaar
iets zouden verhandelen. Ook wilde hij bij sommigen de begeerte uitroeien
om iets buiten het huis te kopen of om hun ouders lastig te vallen door
naar snoepgoed te vragen.
"
Vandaag donderdag was het wandeling en heerste er opgewektheid,
" ik geloof dat de zaken goed verlopen zijn en ik ben er tevreden over.
" Ook maandag was er wandeling en meestal verliep ze goed, hoewel wij
" op regenbuien werden onthaald. Maar de wandeling, mijn beste jongens,
" was schadelijk voor de ziel. Ik zeg nu niet dat dit voor iedereen het
" geval was, want velen hebben niets gedaan dat een afkeuring verdiende.
" Niettemin heb ik tot mijn groot verdriet gehoord dat enkelen de re-
" gels niet onderhielden en zich niet goed hebben kunnen gedragen.
" Sommigen gingen uit de rij, bleven staan en gingen fruit kopen.
" Anderen gingen drinken en, indien ik mag geloven wat men mij verteld
" heeft, hebben ze in het terugkeren de weg in zijn breedte gemeten.
" Anderen kochten sigaren en rookten. Ik wil niet onderzoeken wie deze
" jongens waren, maar ik zal hun enkel zeggen: weten jullie niet dat
" de regels verbieden dat men geld bij zich zou hebben? Wat een dwaas-
" heid is het iets te doen wat verboden is? Me dunkt dat jullie met je
" scherp verstand toch allen zouden moeten weten dat de regels voor
" jullie voordeel werden opgesteld.
(1) Cfr. boekdeel XI, blz. 185.

12.3 Page 113

▲back to top
- XII/109 -
"
- Maar geld - zal iemand zeggen - dat heb ik niet, maar ik geef
" het aan een ander.-
"
En menen jullie hierdoor de regel te onderhouden? Jullie over-
" handigen het geld aan anderen die het voor jullie bewaren en de an-
" deren op hun beurt overhandigen jullie hun geld. Zo menen jullie in
" waarheid te kunnen zeggen dat jullie geen geld hebben, als jullie
" daarmee bedoelen: geen eigen geld. En denken jullie hierdoor
" rechtzinnig te zijn?
"
- Ik geef aan niemand mijn geld - zal een andere zeggen. - Ik
" verberg het onder in mijn koffer en zo kan ik zeggen dat ik er geen
" heb. Het is waar dat het verboden is geld bij zich te hebben en ze
" mogen mijn zakken aftasten, ze zullen er geen vinden. Ik neem er en-
" kel van wanneer ik iets wil uitgeven. -
"
Jullie zien tot welke dwaasheden men dan komt. Maar iemand anders
" zou zich aldus kunnen uitdrukken en dat is beter. - Luister, ik wil mijn
" geld niet afgeven, maar het bij mij houden. Nu ik echter bemerk dat
" dit in het Oratorio niet toegelaten wordt, ga ik daarom weg en keer
" terug naar mijn dorp.-
" En ik antwoord hem: Ga maar en we blijven altijd dezelfde vrienden.
" Ik begrijp niet hoe deze jongens alle dagen te communie kunnen gaan
" en met vertrouwen bidden om te bekomen wat zij vragen.
"
- Maar dat is toch maar een uiterst kleine zonde!
" En ik herhaal dat ik niet begrijp hoe zij tot de sacramenten
" kunnen naderen met dergelijke zware ongehoorzaamheid op hun geweten.
" Ik ben gewend van te zeggen dat het voor hen beter zou zijn als
" ze niet gingen. Welke vrucht kan iemand uit de Heilige Communie
" halen die Jezus gaat ontvangen en hem bijna zou zeggen: - Ik
" wil er mee voortgaan U te beledigen? - Het feit van geld bij
" zich te hebben is de wortel van de gewone wanordelijkheden die
" zich gedurende de wandelingen voordoen.
" Er moet nu voor eens en altijd goed begrepen worden wat ik al
" meer dan eens herhaald heb en wat een regel is die vastgesteld
" werd voor de wandeling. Een wandeling moet een wandeling zijn en
" geen blijven hangen. Men vertrekt uit het Oratorio, men gaat tot
" het vastgestelde punt en dan keert men terug. Er is geen kwestie
" van ergens op een bepaalde plaats te blijven hangen. Zo zal men
" een van de wanordelijkheden kunnen uitroeien. Wanneer men gaat
" w a n delen, gaat m e n n i e t h a l f w e g z i t t e n . A n d e r s k o n m e n
" ook thuis blijven.
"
Een andere zaak die volstrekt moet onderhouden worden is dat
" op de wandeling zich niemand uit de rij mag verwijderen. Dat is de voor-
" naamste regel voor een wandeling en indien men hieraan trouw bleef,
" zouden alle wanordelijkheden van de baan zijn. Het is hier nu de
" gepaste gelegenheid om de assistenten erop te wijzen dat ze niet het min-
" ste gezag hebben om uit de rijen te laten weggaan, voor geen enkele
" reden. Dat gezag werd hun nooit verleend en zal hun nooit verleend
" worden omdat het de bron is van zeer groot kwaad. De bevoegdheid van de
" assistent is de volgende: de jongens vergezellen, ze naar de vast-
" gestelde plaats leiden, ervoor zorgen dat niemand onze jongens bele-
" digt en dat zij zelf niemand beledigen, ervoor zorgen dat er overal
" orde heerst, maar nooit of nimmer mogen ze willekeurig aan een of
" andere jongen toestaan uit de rij te gaan. En jullie, mijn beste
" jongens, hoeven niet eens deze toelating aan de assistent te vragen,
" omdat deze anders voortdurend lastig gevallen wordt door jongens die

12.4 Page 114

▲back to top
- XII/110 -
" wat te vragen hebben. Hij zou gedurende de wandeling geen ogenblik
" meer op adem kunnen komen.
"
Laten we dus deze punten kort herhalen: De wandeling mag
" geen stilstaan zijn. - Niemand mag uit de rij gaan. De assistenten
" mogen nooit de toelating daartoe geven. - En nog het voornaamste,
" men mag geen geld bij zich hebben, want dat is de oorzaak van al
" die wanordelijkheden.
"
Ik heb jullie gezegd dat al wie geld heeft en het niet
" wil afgeven, niet tot de sacramenten zou naderen. Er zal wel altijd
" iemand zijn om op te werpen: - Maar is het soms voorgeschreven in
" de geboden van God of van de Kerk dat men geen geld mag hebben?
" Die verplichting hebben wij nooit gelezen.
" Staat het er niet in? Maar ik zeg jullie: is het misschien de Heilige
" Geest niet die zegt: Obedite praepositis vestris et subiacete
" eis? Gehoorzaam aan je oversten en wees hun onderdanig? Is het
" misschien Jezus Christus niet die, sprekend over de oversten, gezegd
" heeft: Qui vos audit, me audit? Wie naar U luistert, luistert
" tert naar mij? En wat al andere passages uit de Heilige Schrift zou
" ik jullie nog kunnen aanhalen, maar dat zou ons te ver brengen!
" Welnu, wanneer de oversten het nuttig geacht hebben deze regel vast
" te leggen, dan hebben ze het recht om gehoorzaamd te worden en
" jullie hebben de strikte plicht te gehoorzamen.
"
Denken jullie misschien dat de zaken uit loutere grillig-
" heid worden gedaan? Alvorens een beslissing te nemen stelt een
" overste zich eerst in de aanwezigheid van God, onderzoekt hij zijn
" geweten, bidt hij opdat de Heer hem zou willen verlichten en hem
" doen inzien of de schikking die hij wil treffen voor het goed is
" van zijn onderdanen. Alles tegen elkaar afwegend, onderzoekt hij
" de zaak en spreekt dan zoals de Heer het hem ingeeft.
"
Ik weet niet hoe sommigen niet snappen - en bij jullie zitten
" toch geen marmotten, bijgevolg zouden jullie het dus goed moeten
" begrijpen - dat het de Heer is die de oversten aanstelt en hun de
" nodige genaden schenkt voor een goed bestuur van hun onderhorigen.
" Omnis potestas a Deo. Ik weet niet hoe sommigen niet vatten dat de
" gehoorzaamheid zo aangenaam is aan God en dat hij die gehoorzaamt,
" zich nooit vergist, maar wie niet gehoorzaamt vergist zich echter
" altijd. Houd deze grote waarheid steeds diep in je geest gebei-
" teld. Vaak zeggen de oversten iets, geven ze een raad en die lijkt
" ongepast en zelfs onredelijk, te zijn. Nochtans zien zij de
" algemene gang van zaken en wie naar hen luistert, is op het goede
" pad, maar wie dat niet doet, geraakt van de rechte baan. Het valt soms
" voor dat de raad die de oversten geven geen uitstaans of verband
" schijnt te hebben met dingen die vroeger gezegd werden en met din-
" gen die nadien moeten gebeuren. Personen die niet kundig zijn ter
" zake, zullen zeggen: - Maar dat heeft niets te maken met wat ik
" vroeg! - Schenk vertrouwen aan je oversten, volg trouw hun raad op,
" zonder erover te redeneren en jullie zullen er tevreden over zijn.
" Ze zijn wat ouder, ze hebben meer praktijk, ervaring en kennis dan
" jullie. En daarbij ze houden van jullie.
"
Ik zal jullie naar aanleiding hiervan een feit verhalen dat enke-
" le jaren geleden overkomen is aan een student van de vierde klas
" van het gymnasium. Ik kan vrijuit spreken, want niemand van jullie
" kent de persoon op wie het feit betrekking heeft.

12.5 Page 115

▲back to top
- XII/111 -
"
Op een zekere dag komt er een jongen in mijn kamer en zegt mij:
" - Geef mij een raad over mijn roeping. Ik ben bereid mij blindelings aan
" uw raad te onderwerpen en ik zal alles doen wat U mij zult zeggen.
"
Ik bekijk hem met een glimlach en toon daarbij dat ik aan zijn
" woorden niet al te veel geloof hecht, maar hij geeft mij de verzeke-
" ring en zegt:
"
- Jawel, ik leg me geheel in uw handen. Zegt U mij maar iets en
" ik zal het doen.-
"
Wel, als het zo is, zei ik hem, beëindig de vierde klas alsook
" deze vakantie, en nadat je het examen voor de inkleding afgelegd
" hebt, kun je met Allerheiligen het gewaad van jonge geestelijke nemen.
"
- En waar zal ik de studies van wijsbegeerte en godgeleerd-
" heid doen?
"
- Hier in het Oratorio.
"
- Maar... maar... mijn ouders, mijn pastoor willen dat ik naar
" het seminarie ga.
"
- Niet naar het seminarie. Word geen priester in dat geval.
" Doe dan maar de vijfde klas en indien je daartoe geen zin hebt, ga
" dan elders, maar word geen priester. Kies een andere loopbaan.-
"
De jongen boog het hoofd en zei: - Goed, ik zal het zo doen.
" Ik zal je raad volgen. Ik heb gezegd dat ik zou gehoorzamen en ik
" zal gehoorzamen.
"
Maar die arme jongen was zo een boon dat hij heel ons gesprek
" naar zijn ouders en naar zijn pastoor schreef. Toen het vakantie was,
" vertrok hij uit het Oratorio, maar de pastoor liet hem niet terug-
" keren. Hij zei: - Welk verschil is er tussen hier en daar? Indien de
" vierde klas van het gymnasium voldoende is om het kleed te dragen in
" het Oratorio zal dit examen misschien ook wel voldoende zijn om in
" het seminarie te treden! Indien je de roeping hebt om priester te
" worden, dan kan je even goed hier als daar priester worden.
"
En onze jongen trok in die vakantie het kleed van jonge gees-
" telijke aan en trad in het seminarie. Maar zijn gedrag in dat jaar
" was erbarmelijk en thuis legde hij gedurende de vakantie het gewaad
" van jonge geestelijke weer af. Men kan de wanhoop van de ouders ra-
" den. Zijn pastoor was het die hem in het Oratorio geplaatst had en
" die uit eigen beurs het kostgeld betaalde waartoe hij zich verplicht
" had. Maar het hart van de jongen was in wrok ontstoken tegen hem en
" toen hij hem ontmoette zei hij hem: - Ik ben verloren en U bent het
" die mij verknoeid hebt door mij niet de raad te laten opvolgen die
" Don Bosco mij gegeven had. Don Bosco had het mij wel gezegd: indien
" jij een verborgen leven leidt, zal het je goed gaan, maar midden in de
" wereld zul je verloren lopen. Je dient als maatstaf te nemen je
" gedrag in het Oratorio. Hier is je gedrag vrij goed. Kijk maar eens
" naar je gedrag gedurende de vakantie. Uw ziel vindt er geen baat bij.
" En U bent het, Mijnheer Pastoor, die niet gewild hebt dat ik mij
" aansloot bij Don Bosco en thans ben ik een verloren man.
"
En die ongelukkige ging steeds hals over kop verder en werd allen
" tot ergernis. Hij zocht ruzie met de pastoor, bracht hem om zo te
" zeggen, tot wanhoop en de plagerijen gingen zover dat door zijn schuld
" de pastoor uit die plaats moest wegvluchten, zijn parochie in de
" steek laten, zonder dat deze jongen echter naliet hem zodanig
" lastig te vallen als hij maar kon. Aldus vergold hij zijn weldoener
" met een zwarte ondankbaarheid. Hij leeft nog steeds, ik heb hem enkele

12.6 Page 116

▲back to top
- XII/112 -
" dagen geleden nog ontmoet. Hij sprak mij aan en zei dat hij zijn le-
" ven volkomen verknoeid had door mijn raad niet op te volgen. Ik heb ge-
" tracht hem een goed woord te laten horen, maar hij liet zijn hoofd
" hangen en gaf geen enkele blijk dat hij bereid was mijn raad te volgen.
" Deze ongelukkige zou nochtans in het Oratorio, ver van de geva-
" ren en de gelegenheden, zijn roeping hebben bewaard en een goed leven
" hebben geleid.
"
Het feit dat ik thans verteld heb, heb ik jullie nog niet
" verteld om over de roeping te spreken. We hebben tijd om daar la-
" ter over te spreken. Het is enkel om jullie te laten inzien hoe
" iemand die de raadgevingen van zijn oversten opvolgt en zijn ge-
" drag regelt volgens hun vermaningen, steeds gelukkig zal zijn. Wie
" integendeel wil ingaan tegen alles wat de oversten zeggen, zal van
" het goede afdwalen. En dat komt omdat de Heer de oversten in zijn
" plaats gesteld heeft en ze met zijn genaden helpt om goede raad te
" geven tot heil van hen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. Zo
" wil Hij dat de ondergeschikten gehoorzamen aan Zijn stem die Hij
" hen door hun bemiddeling laat horen.
"
Niemand moge echter geloven dat de oversten door hun taak van
" raad geven hun eigen belang zoeken. Ook wanneer het er de schijn van
" heeft dat de overste er enig belang bij heeft, dan mogen jullie ge-
" rust zijn dat het nooit dat is wat hem tot regel strekt. Zouden jullie
" willen dat ze hun eigen ziel in gevaar brengen door jullie een raad
" te geven die niet de wil van de Heer, maar hun eigen belangen zou
" aanwijzen?
"
Hecht geloof aan de raad van de oversten en wanneer ze een
" regel voorschrijven, tracht hem dan uit te voeren. Ik herhaal dat
" ik niet weet en niet eens wil onderzoeken wie van jullie onlangs
" de regel van het huis overschreden heeft, omdat ik ervan overtuigd
" ben dat jullie het allen eens zijn om dit niet meer te doen.
"
Indien jullie dan willen dat ik één zaak bekend maak die mij
" na aan het hart ligt en die de oorzaak was waarom enkelen op dit
" halfjaarlijkse examen geen tien op tien hadden voor gedrag, dan zal
" ik het jullie zeggen. Het zijn de verboden boeken. Deze lage punten
" werden gegeven omdat sommigen een boek dat niet goed was, wensten
" te behouden en het niet inleverden, wanneer ze het lijstje moesten
" geven van de boeken die ieder bij zich heeft. Houd dit goed voor
" ogen: lees nooit boeken waarvan jullie niet met zekerheid weten of
" het wel goede boeken zijn zonder raad te vragen aan iemand die
" jullie die raad volgens een juiste maatstaf kan geven. Lees om de
" liefde Gods geen boeken die niet goed zijn of die niet passen voor jul-
" lie leeftijd en voor de omstandigheden waarin jullie verkeren en die
" bijgevolg voor jullie gevaarlijk kunnen zijn. Ik weet dat sommigen, ook
" na mijn jongste verwittiging, ermee voortgaan deze boeken die de ziel
" doden en ook aan het lichaam kwaad doen, te behouden en te lezen.
" Neem een besluit: ofwel dragen jullie ze bij de overste ofwel wer-
" pen jullie ze dadelijk in het vuur.
"
Deze drie vermaningen, namelijk, niet uit de rij gaan bij de
" wandelingen en niet blijven staan, geen geld bij jullie hebben en de
" slechte boeken inleveren, moeten jullie diep in je geest prenten. Dat
" is het wat ik jullie vanavond wou zeggen. Goede nacht.

12.7 Page 117

▲back to top
- XII/113 -
De derde maal, op het einde van de maand, sprak hij alleen voor de am-
bachtsjongens. Die kleine toespraak heeft een groter belang dan op het
eerste gezicht wel schijnt. De hoofdgedachte is de roeping tot coadju-
teurs en een uitnodiging aan de ambachtsjongens van goede wil om erover na te
denken of zij niet geroepen zijn om tot de Congregatie toe te treden als
coadjuteurs. Nooit tevoren had Don Bosco zich zo klaar in het openbaar uitge-
sproken over dit onderwerp. Op de conferentie gehouden op Sint-Jozefsdag
had hij waarschijnlijk de bedoeling de weg daartoe open te maken. In
ieder geval is het zeker dat de indruk van zijn woorden toén hem het terrein
zeer goed had voorbereid.
"
Het is al lang geleden dat wij elkaar zo van persoon tot persoon
" gesproken hebben hier in jullie spreekzaal na het gebed. Sinds de
" laatste maal dat ik hier gekomen ben om jullie een avondwoordje te
" geven, zijn er bij jullie veel veranderingen gebeurd. Onder meer de
" ontbinding en de hervorming van het muziekkorps. Men zal jullie
" hiervan de reden al wel bekend gemaakt hebben. De voornaamste, zelfs
" de enige reden was dat enkele jongens heel goed hun plicht deden,
" maar dat velen niet de taak vervulden van de goede muzikant, die
" erin bestaat de ziel van de mensen opgewekt te houden en ze deel te
" laten nemen aan de muziek die we nadien in het paradijs zullen
" horen. Dezen echter vervulden de taak van de slechte muzikant, die
" de duivel in de hel willen plezier doen. Welnu, omdat ik verlang dat de
" muzikanten later hun symfonieën in de hemel zouden kunnen voortzetten,
" is dat de reden waarom het muziekkorps werd ontbonden, opdat nie-
" mand de muziek zou voortzetten met Satan. Thans hoop ik dat het mu-
" ziekkorps op een betere basis ingericht is, omdat ik wil dat mijn
" muzikanten hun partij zouden kunnen verder spelen in het paradijs.
"
Eén zaak die bij jullie een ontzaglijke schade aanrichtte,
" mij buitengewoon verdriet deed en er de oorzaak van was dat velen uit
" het huis moesten weggaan, was het feit dat men bij jullie dieven,
" criticasters en jongens die onzedige gesprekken hielden, ontdekt heeft.
" Het spijt me erg verplicht te zijn geweest ze te doen weggaan
" vooral omdat sommigen die hier weggingen, niet wisten waarheen en zo
" maar op straat moesten blijven rondlopen om een aalmoes te bedelen.
" Maar wat willen jullie! Wanneer iemand te midden van zijn makkers
" de rol van de verscheurende wolf speelt, dan kan ik hem in geweten
" niet hier houden om kwaad te doen aan de anderen. Jullie weten dat
" er in dat geval geen vergelijk mogelijk is. Wanneer er ergernis ge-
" geven wordt aan de makkers, dan kan ik dat niet dulden. Hiervoor
" moeten jullie oppassen en zij die tot hun ongeluk reeds in een van
" de opgesomde tekortkomingen gevallen zijn, mogen om de liefde Gods
" er niet mee voortgaan, maar dienen zich te beteren. Ze moeten zelfs
" zorgen dat hun afkeurenswaardige daden goed verborgen blijven, want
" anders zullen ze hun goede naam en de achting bij de anderen verlie-
" zen en zullen ze zich in het gevaar stellen uit het Oratorio te wor-
" den verwijderd. Indien iemand niet besloten is zich te beteren, na-
" melijk zich te houden aan de regels, weten jullie wat ik hem dan
" aanraad? Dat hij mij zou komen zeggen dat hij niet graag meer in het
" huis verblijft en dat hij elders een plaats zal zoeken, We zullen
" hem dan nog een goed getuigschrift ter hand stellen. En dan zullen
" die zaken in gemeen overleg geregeld worden. Zoals we tevoren
" vrienden waren, blijven we het ook nadien. Want indien de oversten de
" tekortkomingen ontdekken,

12.8 Page 118

▲back to top
- XII/114 -
" dan zal hij nog die schande moeten dragen uit het Oratorio te wor-
" den weggejaagd. Hij zal natuurlijk niet terechtkomen op een plaats waar
" hij zijn brood zal kunnen verdienen, want de goede getuigschriften
" om aanvaard te worden zullen hem vanzelfsprekend geweigerd worden
" wegens zijn gedrag. En deze getuigschriften worden overal vereist
" waar iemand zich aanbiedt om werk te vragen.
"
Maar vanavond ben ik niet enkel gekomen om jullie vervelende
" dingen te vertellen, maar eveneens om blijk te geven van mijn spe-
" ciale tevredenheid aan diegenen die mij vaak komen opzoeken en dat niet
" enkel in de biechtstoel, maar ook op de speelplaats en op mijn ka-
" mer. Het is niet meer zoals het enige tijd geleden was, dat velen
" Don Bosco beschouwden als een vogelschrik en voor hem altijd op de
" vlucht sloegen. Toen zag ik rondom mij een grote menigte studenten, voor-
" al op zaterdagavond en op zondagmorgen, om hun biecht te spreken,
" maar wat de ambachtsjongens betrof, ik mocht doen of zeggen wat ik
" wou, er kwamen weinigen of geen te biechten. Thans echter gaat dat
" beter, hoewel om de waarheid te zeggen, sommigen nog geruime tijd
" laten voorbijgaan alvorens te komen.
"
Houd dus goed voor ogen, dat ik altijd uiterst tevreden ben
" wanneer jullie komen om me op te zoeken en niet alleen in de kerk maar
" ook daarbuiten. Wat ik verlang is dat jullie niet enkel bij mij
" zouden komen om mij genoegen te doen, maar ook opdat jullie van Don
" Bosco een goede raad zouden krijgen. Ik ben gewend deze te geven
" aan wie bij mij komen.
"
Een andere zaak die ik jullie wou zeggen is deze, dat eer-
" gisteren en vandaag sommigen mij kwamen vragen of ook zij zich kon-
" den laten inschrijven in de Congregatie van de H. Franciscus van
" Sales. Aan verschillenden heb ik al persoonlijk geantwoord, maar om-
" dat ik weet dat er ook anderen verlangen mij deze vraag te stellen,
" daarom antwoord ik jullie met enkele woorden hier in het openbaar
" aan allen tegelijk. Ik meen dat jullie bijna allen weten wat de
" Congregatie van de H. Franciscus van Sales is. Deze werd niet al-
" leen voor de priesters en voor de studenten opgericht, maar ook nog
" voor vaklui. Het is een vereniging van priesters, jonge geestelijken,
" leken, vooral ambachtslui, die verlangen aaneen te sluiten en op die
" manier trachten elkaar goed te doen en ook goed te doen aan de an-
" deren. Bedenk daarom dat niet alleen zij die priester wensen te wor-
" den, deel kunnen uitmaken van de Congregatie, maar dat ook een aan-
" zienlijk deel van de leden uit leken bestaat. Ieder die verlangt
" zijn ziel te redden kan er deel van uitmaken. Wanneer er daarom ie-
" mand bij jullie is die zou zeggen: - Ik heb werkelijk dit verlangen
" en ik ben ervan overtuigd dat buiten het Oratorio mijn zieleheil
" in gevaar is - zo iemand mag vragen om deel uit te maken van de Congre-
" gatie.
"
En zal me dan niet het nodige voor voedsel en kleren ont-
" breken? zal iemand vragen.
"
Steeds vol betrouwen op de goddelijke Voorzienigheid, die een
" liefderijke moeder is, kan ik jullie de verzekering geven dat je nooit
" het noodzakelijke zal ontbreken, zowel nu als later, bij ziekte of
" hoge leeftijd. Deze beweegreden deed zelfs verscheidenen ertoe
" besluiten bij de Congregatie te blijven. Ook deze gedachte leidde hen
" nog, dat ze in de wereld bij ziekte zouden verlaten zijn en mis-
" prezen worden. Integendeel, wanneer ze hier zijn, zal hun niets
" ontbreken. Wie dus zou verlangen een vaste positie te zoeken, waar hem

12.9 Page 119

▲back to top
- XII/115 -
" gans zijn leven niets zal ontbreken, noch brood, noch een woning, noch
" een bed, noch kleren, die mag zijn aanvraag doen in deze Congrega-
" tie. Ook hij die de gevaren van de wereld wil vermijden zoals de slech-
" te lectuur en de gevaarlijke omgang, kan zich in de Vrome Sociëteit
" laten inschrijven met het oog op zijn zieleheil. Noteer ook dat er
" onder de leden van de Congregatie geen enkel onderscheid bestaat.
" Ze worden allen op dezelfde wijze behandeld, of ze nu ambachtslui,
" jonge geestelijken of priesters zijn. Wij achten elkaar allemaal
" als broeders en de soep die ik eet, eten ook de anderen en de wijn die
" dient voor Don Bosco, voor Don Lazzero, voor Don Chiala, uw direc-
" teur wordt aan iedereen gegeven die deel uitmaakt van de Congregatie.
" Nu zal iemand zeggen: - Don Bosco verlangt toch zo zeer dat wij
" deel uitmaken van deze Sociëteit. Zullen we hem geen genoegen doen
" door binnen te treden? Neen, mijn beste vrienden, niemand van jullie
" mag denken dat hij in de Sociëteit treedt om hiermee genoegen te
" doen aan Don Bosco. Neen, ik raad jullie niet aan hier te blijven. Ik heb
" jullie deze zaken gezegd om erover ingelicht te zijn, opdat jullie
" goed zouden weten hoe het met de zaken staat en jullie zouden onder-
" zoeken hoe er voordeel uit te halen. Voor het overige wil ik nu nie-
" mand met klem daartoe aansporen. Wie meent het te moeten doen; doet
" het; de rest heeft geen belang.
"
Wie verlangt naar Amerika te gaan, zal in de Congregatie
" daartoe de gelegenheid krijgen. Men notere echter dat de Congregatie
" niemand naar Amerika stuurt die daartoe geen zin heeft, ze laat enkel die-
" genen vertrekken die het heel sterke verlangen, Jullie hebben ge-
" zien dat hier verleden jaar enkelen van uw makkers waren die thans daar
" missionarissen zijn en er veel goed doen. Zolang zij hier waren onder-
" scheidden zij zich door niets van jullie, ze waren als jullie. Nu
" ze daar zijn leven ze heel tevreden. Jullie kennen allemaal zeer goed
" Gioia die een schoenmaker was. Welnu, dezer dagen hebben we nieuws gekre-
" gen dat hij allerlei zaken opknapt, hij is kok, schoenmaker, ca-
" techist. Jullie hebben ook Scavini, de timmerman gekend die hier eens
" een kleine knaap was. Nu staat hij aan het hoofd van een werkhuis met
" circa twintig leerjongens onder zijn gezag en we weten dat hij op de korte
" tijd dat hij daar is, reeds zeer veel gedaan heeft. En Belmonte?
" Hij scheen niets bijzonders in zich te hebben wat persoonlijke be-
" gaafdheden betreft toen hij bij ons was. Thans weten we over hem veel
" mooie dingen: hij is koster, muzikant, catechist en we mogen zeggen
" dat hij de spil van het huis van Buenos Ayres is. En indien jullie wil-
" len, kunnen jullie er nog Molinaro aan toevoegen, hoewel hij zich met mu-
" ziek bezig houdt. Zij waren verleden jaar allemaal bij ons als eenvoudi-
" ge ambachtslui en nu zijn ze geachte en vereerde kampioenen. Kort-
" om, wie het wenst, heeft voor zich het open veld, en wie het niet wenst,
" blijve rustig op de plaats waar hij zich thans bevindt. Vooraleer
" ik naar Rome vertrek, zal ik tot de Paus een schriftelijk verzoek
" richten om voor u, mijn dierbare jongens, een speciale zegen te vragen.
" God moge jullie zegenen om ijverig op de goede weg voort te gaan, steeds
" gezond en krachtig te blijven, maar vooral om bestand te zijn tegen de
" gevaren van de duivel. Heel speciaal zou ik dan willen dat jullie, door
" middel van deze zegen, allemaal, maar werkelijk allemaal, grote inspan-
" ningen zouden doen om de bekoringen te overwinnen die in tegenstrijd
" zijn met de deugd van zuiverheid. Ik zou willen dat noch in gedachten,
" woorden of oogopslagen de Heer

12.10 Page 120

▲back to top
- XII/116 -
" door U beledigd wordt.
"
Schep goede moed en jullie zullen merken dat de genade van de
" Heer, versterkt door de zegen van zijn Plaatsvervanger, jullie over
" ieder voorstel van de duivel meester zal laten worden. Trouwens, wat
" willen jullie dat ik nog zou zeggen?
Op dit punt gekomen, hield hij op met spreken en met een liefdevolle
glimlach wierp hij een blik vol onbeschrijflijke goedheid op al de jongens,
die aan zijn lippen hingen. Op dat ogenblik scheen zich op zijn gelaat de
ziel van een vader te openbaren die zijn zonen teder bemint. Na korte ogen-
blikken van stilzwijgen ging hij verder:
"
Terwijl ik ver van hier zal zijn, zullen jullie tot de Heer
" voor mij bidden, opdat ik zou slagen voor de aangelegenheden waarvoor
" ik naar Rome ga. Jullie weten immers dat, wanneer ik naar Rome ga, ik
" steeds grote zaken heb af te handelen en dat zwaarwichtige redenen er
" mij heen leiden. Ze hebben betrekking op het welzijn van het huis
" en daarom eveneens op jullie welzijn. Wanneer ik terugkom en alles goed
" zal verlopen zijn, dan zal ik zeggen dat jullie goed gebeden hebben.
" Of anders zal ik jullie voor spelbrekers moeten houden die met jul-
" lie gebeden niet in staat zijn geweest te bekomen wat ik wenste.
" Maar ik hoop dat met jullie gebeden de zaken een goed verloop zul-
" len kennen, vooral wanneer jullie daarbij nog communies opdragen.
" Ik ben er zeker van dat jullie heilige communies zullen doen opdat
" onze aangelegenheden te Rome voorspoedig zouden verlopen.
"
Ondertussen moge de Heer jullie gezondheid, heiligheid en
" volharding in het goede geven, opdat jullie altijd gelukkig zouden
" mogen leven.
"
Als jullie thans willen dat ik een boodschap naar Rome meedraag
" dan sta ik tot jullie dienst. Wie een briefje voor de Paus wil mee-
" geven, kan het nu schrijven. Alleen raad ik jullie aan het goed te schrij-
" ven en zonder fouten. Verleden keer heb ik er enkele meegedragen en
" de Paus heeft ze gelezen. Hij liet me zelfs opmerken dat er fouten
" tegen de spraakkunst en tegen de spelling in stonden en zei mij: -
" Men kan wel merken dat het vakjongens zijn die dit geschreven hebben.
" Zeg maar aan die en die dat hier twee s's en hier twee r's moeten
" staan enz.
"
Ik eindig nu. Jullie hebben onlangs het feest van Sint-Jozef ge-
" vierd en ik ben niet aanwezig kunnen zijn op de academische zitting.
" Maar ik hoor dat jullie op zijn Patroonfeest een andere academische
" zitting zullen houden en dan zal ik al terug zijn uit Rome; ik ver-
" lang er zo zeer naar te kunnen komen opdat ook ik een actief aan-
" deel aan jullie feest zou kunnen hebben.
Door deze toespraken prentte Don Bosco, op het punt om naar Rome te ver-
trekken, in hun geest de indruk dat, hoewel hij veraf zou zijn, hij haast
niet afwezig zou schijnen.
Hij deelde ook zijn aanstaande vertrek mee aan twee echte moeders
van het Oratorio. Don Bosco placht ze de titel van moeder te geven wegens hun
eerbiedwaardige leeftijd en wegens de heiligheid van hun levenswandel. Aan gra-

13 Pages 121-130

▲back to top

13.1 Page 121

▲back to top
- XII/117 -
vin Callori schreef hij: "Mijn goede moeder. Alvorens naar Rome te ver-
trekken schrijf ik U in telegramstijl. Vanavond vertrek ik naar Rome. Adres: Tor-
re de'Specchi. Verblijf: drie weken Ik hoop U te komen begroeten. Goede reis
aan U en aan gans uw familie, Amen." Dit briefje kon een wenk zijn opdat de
edele vrouw naar de stad zou komen om er haar godsvruchtoefeningen te doen
vooraleer hij zou weggaan. Aan Mevrouw Eurosia Monti zond hij door bemid-
deling van Don Barberis volgende regels: "Beste Moeder. Uw zoon gaat
naar Rome vertrekken. Hij zal morgenochtend om 7 uur weggaan, maar indien U
hem zo laat vertrekken, zal hij zijn plannen niet kunnen uitvoeren, omdat
hij geen geld heeft." Nadat de dame de brief had gelezen en een antwoord had ge-
schreven, voegde zij er drie briefjes van honderd bij.- Toen hij de envelop
geopend had, riep Don Bosco uit: - Mevrouw Monti is toch een goede moeder!
Aan een andere dame uit Rome had hij pas tevoren tweemaal zijn reis aange-
kondigd, namelijk aan mevrouw Mathilde, de echtgenote van de heer Sigismondi,
apostolisch expeditionarius. Het was een zeer vrome vrouw, gehecht aan Don
Bosco en ook zij was al op jaren. Zoals wij gezien hebben, had Don Bosco
in deze zeer goede Romeinse familie een gastvrijheid gevonden die hem even
hartelijk als voordelig was zowel omwille van het gebruik van de huiskapel als
omwille van de ervaring die de heer Alessandro had inzake de Romeinse Cu-
rie. De eerste maal sc hr ee f hij haar bi j gelegenhei d van haar vaders
dood.
"
Vereerde Mevrouw Mathilde,
"
"
Herhaalde malen hebben wij over U gesproken, Mevrouw Mathilde,
" en meermaals wilde ik U schrijven om U de verzekering te geven dat
" midden de vele zaken die U in beroering brachten, wij U nooit hebben
" vergeten in onze gemeenschappelijke en persoonlijke gebeden, zoals
" wij ermee zullen voortgaan dit te doen voor U en voor die goede Heer
" Alessandro, uw echtgenoot. Thans blijft mij wat tijd vrij midden onze
" niet ophoudende beslommeringen en ik maak er graag gebruik van om mij
" te onderhouden met mijn welwillende en verdienstelijke gastheer en
" gastvrouw.
"
Ik verzeker U dat ik deel genomen heb in het smartelijk ver-
" lies van uw vader en ik heb niet verzuimd speciale gebeden te laten
" opdragen voor hem, die God tot zich geroepen heeft, voor U, voor Uw
" zuster, opdat God uw geduld en onderwerping aan Zijn goddelijke wil
" zou willen schenken.
"
Hetzelfde hebben wij gedaan bij het onverwachte verlies van de
" betreurde Moeder Galeffi. Het was ons dan een grote troost te ver-
" nemen dat deze lieve afgestorvenen de tijd hadden gehad om zich te voor-
" zien van al de troostmiddelen van onze godsdienst en dat door een
" waardevolle dood te sterven in het aanschijn van God, zij weggevlo-
" gen zijn om te gaan genieten van de beloning die de goddelijke Goedheid
" in de hemel bereid houdt voor allen die in zijn heilige genade sterven.
"
In de maand april zal ik mij naar Rome moeten begeven om er
" een compilatie te gaan lezen in de Arcadische Academie van Goede
" Vrijdag. De eerste deur waar ik zal gaan aankloppen is zeker, via
" Sistina 104, waar wij sinds zo lange tijd een echt luilekkerland
" aantreffen. Maar omdat ik wens de last voor U en de Heer Alessandro
" te verminderen in de mate dat dit mij mogelijk is, vraag ik U mij
" in alle vrijheid te zeggen of U op dat tijdstip ermee kunt voort-

13.2 Page 122

▲back to top
- XII/118 -
" gaan mij uw gewone christelijke liefde te bewijzen. Indien dit niet
" het geval zou zijn dan zal U mij wel een eerbare familie kunnen aan-
" duiden waar ik mijn intrek zal kunnen nemen.
"
Een persoon van Turijn moet zich binnenkort naar Rome bege-
" vzn en ik heb hem gelast mijn schulden te betalen voor de onkosten die
" de goede Alessandro gedaan heeft wegens verschillende rescripten
" die ik stipt ontvangen heb.
"
De tiende van deze maand openen wij twee nieuwe huizen. Drie
" andere huizen zullen in de maand maart aanstaande geopend worden.
" Zoals U ziet, zegent de Heer onze arme Congregatie en U zult wel voor
" ons bidden opdat wij aan zijn genaden en zegeningen zouden be-
" antwoorden.
"
In een brief zo pas uit de Argentijnse Republiek ontvangen stu-
" ren onze Salesianen hartelijke groeten aan U en aan uw goede echt-
" genoot en bevelen zij zich aan de christelijke liefde van uw gebeden
" aan.
"
D. Berto, D. Lemoyne, D. Bonetti en anderen van ons huis be-
" tuigen U en uw gemaal hun eerbiedige groeten en ik die voor U alle zegen
" van de hemel afsmeek, heb de eer mij met kinderlijke achting en
" verering te betuigen
"
uw ootmoedige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
" Turijn, 5-2-76.
" P.S. Vele groeten aan mevrouw uw zuster en aan de goede Luigino.
De tweede brief dateert van een maand later bij gelegenheid van de
naamdag van de dame. Het jaar tevoren had hij bij die gelegenheid zijn
"plicht" gedaan door aanwezig te zijn. Door haar nu te vragen of hij opnieuw
in persoon mocht aanwezig zijn, hoewel het wat later is, bewijst hij dat
hij een gunstig antwoord ontvangen heeft op de wens die hij uitgedrukt had
in zijn brief van februari. Gedurende de enkele uren van zijn oponthoud te Sam-
pierdarena zal hij aan Don Rua laten schrijven aan Don Durando een fles
wijn van 1815 te overhandigen, opdat hij ze mee zou brengen naar Rome. Het
is een geschenk - zal hij aan de secretaris uitleggen - dat Don Bosco
wenst te geven aan Mevrouw Mathilde."
"
Vereerde Mevrouw Mathilde,
"
"
Overmorgen is het me niet mogelijk het genoegen te hebben in
" uw huis het feest van Sint-Mathilde te vieren, maar ik verzoek U
" het feest naar een latere datum te willen verschuiven tot in de
" eerste dagen van april en dan zal ik mijn plicht doen en aanwezig zijn.
"
Ik kan U echter de verzekering geven dat wij U bij de Heer
" niet zullen vergeten en juist de 14de van deze maand zal de Heilige
" Mis worden opgedragen aan het altaar van Maria, Hulp der Christenen,
" en zullen onze jongens hun communie opdragen voor uw vrome intentie.
"
Moge God U zegenen, Mevrouw Mathilde, en moge Hij samen met
" U ook de Heer Alessandro zegenen en aan beiden een duurzame gezond-
" heid verlenen met nog vele gelukkige jaren.

13.3 Page 123

▲back to top
- XII/119 -
"
Bid ook voor deze arme mens die steeds in J. Chr. zal zijn
"
" Turijn, 12-3-76.
uw nederige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco
Belangrijke zaken wachtten hem te Rome, tal van zaken had hij in han-
den te Turijn en buiten Turijn. - Alles zal wel voor elkaar komen, het ene
na het andere - zei hij, wanneer hij tot de zijnen sprak. In de namiddag,
daags voor zijn vertrek schreef hij meer dan twintig brieven, waarvan som-
mige naar Frankrijk werden gezonden. Na het avondmaal, toen voor hem de
tijd wel was gekomen voor het grote verslag, trof hij een akkoord met de
verschillende Oversten over de zovele zaken die moesten aangepakt wor-
den. Toen hij hiermee gedaan had, werd hij omringd door enkele priesters
en leraren. Aan Don Cipriano gaf hij de raad het half uur niet te over-
schrijden bij het celebreren van de Mis, behalve dan wanneer er vele gebe-
den zijn. Het was goed dat de Mis doorgaans tussen tweeëntwintig en vijf-
entwintig minuten zou duren. Tot de jonge geestelijke Obertiglio die hem
om de toelating gevraagd had voor een paar dagen verblijf bij zijn
ouders, zei hij dat hij dat moest regelen met Don Rua en Don Lazzero.
Hij gaf nooit een weigerend antwoord en Don Rua lette er wel op dat hij
geen hatelijke rol te spelen kreeg. Tot ieder zei hij een gepast woord.
Daarna groette hij een voor een de aanwezigen in liefdevolle bewoordingen en
ging rustig naar zijn kamer.

13.4 Page 124

▲back to top
- XII/120 -
H O O F D S T U K VI
REIS VAN DON BOSCO NAAR ROME
Over deze reis schreef de medereiziger van Don Bosco uiterst wei-
nig in zijn dagboek. Misschien had hij zich voorgenomen het aan te vul-
len wanneer hij daartoe meer tijd had of aan andere personen meer details
moest bezorgen, maar deze magere aantekeningen zijn gebleven zoals ze
neergeschreven werden. Andere inlichtingen hierover hebben we uit brief-
wisseling, waarvan we gebruik zullen maken, of uit toespraken van Don Bos-
co, die we zullen weergeven zoals getuigen ze voor ons bewaard hebben.
In ons verhaal zullen we, liever dan een chronologische orde te volgen,
eerder de logische orde volgen, die vrij zichtbaar zal zijn, zonder dat
het nodig zal zijn deze te laten voorafgaan door speciale aanduidingen om ze
op te helderen.
Zou Don Bosco, die zo vurig wenste dat zijn priesters Rome en de
Paus zouden zien, dit niet hebben kunnen vergemakkelijken door telkens als
hij zich naar de Eeuwige Stad begaf, een andere secretaris te nemen? Ja
zeker, indien het vele werk dat er moest gedaan worden en de schrap toege-
meten tijd hem niet verplicht hadden voortdurend gebruik te maken van het
werk van zijn secretaris thuis en daarbuiten. Het gebeurde inderdaad dat
Don Bosco voor de Romeinse Congregaties of voor de Kardinalen geschreven
memories moest gereedmaken die langs de gewone weg een maand of twee werk
zouden gevraagd hebben. Hij, echter, verplichtte zich alles op twee of drie
dagen af te werken, hoewel zij die dat hoorden, het niet konden geloven.
Hij stelde dus zeer vlug op en liet het kopiëren door zijn kalligraaf die
hij hiervoor uren aan een stuk aan zijn schrijftafel vasthield. Soms ge-
beurde het dat Don Bosco ophield met opstellen om tien uur 's avonds en
dat de andere hem hiervan een mooi afschrift moest bezorgen tegen de vol-
gende morgen. Zo gebeurde het dan dat hij, wanneer hij zijn Mis ging lezen, de
onvermoeibare kopiist terugvond zoals hij hem 's avonds verlaten had. We
zullen ook maar niets zeggen over de reizen die hij hem doorheen de stad
liet doen op alle uren van de dag. Deze harde en waardevolle diensten kon
niemand hem beter bewijzen dan Don Gioachino Berto.
Een bijkomende reden die ditmaal Don Bosco naar Rome riep, was een
taak welke hij daar het jaar tevoren op zich had genomen. Vanaf 1874 be-
hoorde hij door de goede diensten van zijn Romeinse bewonderaars tot de
Academie van de Arcadia met zijn academische naam van Clistene Cassiopeo,
die reeds door Kardinaal Altieri gedragen werd.(1)
(1) Als curiosum geven wij hierna de lijst en de academische namen van de Salesianen die samen
met Don Bosco leden waren van de Academie van de Arcadia:
(vervolg op p. 121).

13.5 Page 125

▲back to top
- XII/121 -
Omdat hij aan de Algemene Custos, Monseigneur Ciccolini aangenaam
wou zijn, had hij hem beloofd bij een of andere gelegenheid een opstel van
zijn hand voor te lezen en deze gelegenheid deed zich nu voor. Op de
avond van Goede Vrijdag hadden de leden van de Arcadia de gewoonte een plechtige
samenkomst te houden in de grote zaal van de Serbatoio in het huis Altemps
om er het Lijden van Ons Heer te vieren. Daarom had de Custos aan Don Bosco voor-
gesteld als inleiding een stuk te komen voorlezen op de zitting van 14
april, Goede Vrijdag van het jaar 1876. Met het meedelen van de uitnodiging
werd het lid van de Academie, Monseigneur Fratejacci, gelast die hem hier-
over met vurigheid schreef en hem zei: "Mijn bescheiden advies zou zijn dat
u aan deze uitnodiging gevolg geeft omdat uw aankomst te Rome op dat tijd-
stip opportuun is en nuttig onder alle opzichten. Het gewijde onderwerp
zou passend en tegelijkertijd lofwaardig zijn."(1) Voor eenmaal aan-
vaardde Don Bosco op te treden als lid van de Academie. Wij zullen weldra
zien op welke manier de Heiligen dit doen kunnen.
Zijn aanvaarding werd bestempeld als een groot geschenk dat aan allen
zeer aangenaam was.(2) "Maar meer dan in wat anders zag Don Bosco in deze zaak
een aantal waardevolle voordelen. In zijn situatie voelde hij steeds meer de
noodzaak aan om in alle milieus door te dringen en zich alle slag van per-
sonen tot vriend te maken. Bovendien had hij vele en zeer zwaarwichtige re-
denen om naar Rome te gaan. Zijn aanwezigheid was vooral nodig om privile-
gies te vragen, het ene na het andere, nu de weg om ze allen tegelijk te
verkrijgen voor hem afgesloten was. Men zal zich de aanvragen herinneren
welke hij ingediend had op het einde van het jaar 1875. Welnu, zijn ver-
schijnen aldaar, dat niet volgens eigen willekeur, maar op formele uitno-
diging gebeurde, kon zijn reis verrechtvaardigen in de ogen van ieder die
te Turijn op de loer lag en van diegenen die tegenover Rome wantrouwen koester-
(1) vervolg van p. 120.
1. D. Bonetti = Geriseo Temidense.
2. D. Cagliero = Egisco Sponadico.
3. D. Durando = Mirbauro Ascreo.
4. D. Rua
= Tindaro Stinfalico.
5. D. Albera = Vatilio Driopeo.
6. D. Lemoyne = Ersíndo Geresteo.
7. D. Cerruti = Mirtale Amicleo.
8. D. Dalmazzo = Celauro Grileo.
9. D. Francesia = Nigazio Pirgense.
10. D. Bertello = Podarce Pleuronio.
11. D. Ronchail = Elcippo Corintio
12. D. Guidazio = Fidamante Alfeíano.
13. D. Barberis = Melisso Larisseo
14. D. Tamietti = Nastone Efesio,
15. D. Vota Dom. = Arcloane Eubeo.
16. D. Daghero = Anceo Pallanzio.
17. D. Rossi Fr. = Etilo Ortigio.
18. D. Monateri = Licofonte Macaonio.
19. D. Scappini = Almindo Cidonio.
20. D.Garino = Fídippo Cidonio.
21. D. Borío
= Agastene Pelopideo.
(1) Brief van 5 december 1875.
(2) Brief van dezelfde op 9 januari 1876.

13.6 Page 126

▲back to top
- XII/122 -
den, hij zou nu trouwens ook gemakkelijker toegang verkrijgen bij de pre-
laten van de Curie. Dezelfde omstandigheid beschermde hem tegen de verden-
kingen van hen die hem als pion gebruikten in zijn betrekkingen met de
mannen van de regering.
Hij kwam te Rome toe omstreeks twee uur in de namiddag van 5
april. Hij werd er ontvangen "door zijn beminde weldoener", de heer Alessandro
Sigismondi , di e hem naar z ij n hu is in d e vi a Sistina b ra cht en hem d aa r
zonder plichtplegingen, een gerieflijk verblijf aanwees, op de hoogste
verdieping, van waaruit hij kon genieten van het heerlijke panorama van de
stad. Hij zette zich onmiddellijk aan het werk en begon dadelijk aan zijn
rondtochten door de stad die niet louter beleefdheidsbezoeken waren, maar
eerder een zakelijk karakter hadden.
Alvorens verder te gaan, willen we een proeve geven uit het dagboek
dat hoger vermeld staat. Het zijn aantekeningen over de eerste vier dagen:
"Vandaag 6 donderdag. Mis in het huis; dan omstreeks 10 uur bij Kard. Antonelli,
dan bij de kamerheer Mgr. Macchi, dan thuis. Rond 4 uur bij Mgr. Sbarretti,
secretaris van de Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere Geestelijken.
(Volgt dan nieuws over Kardinaal Berardi, over wie we het op een andere
plaats zullen hebben). - Vrijdag 7. Mis in huis, dan werk tot aan het middagmaal.
We begaven ons bij P. Gio. Batta uit Genua in het klooster van de Kapu-
cijnen, nabij de piazza Barberini, om te onderhandelen over de aankoop van
een huis tussen Sint-Jan van Lateranen en het Colosseum. -Zaterdag 8
april. Mis in huis, dan naar Torre de'Specchi, middagmaal thuis. Omstreeks
vier uur namen we met de heer Vigliani en ingenieur Moglia een rijtuig en
gingen we het lokaal tussen Sint-Jan van Lateranen en het Colosseum bezoe-
ken. - Palmzondag. De ganse dag thuis aan het werk." Zoals men ziet, heb-
ben we hier een index rerum, maar zonder dat de zaken aangeduid worden.
Zijn bezigheden te Rome hielden Don Bosco niet zo in beslag dat ze
hem zouden belet hebben zijn gedachten naar Turijn te laten gaan. Hier
zullen we slechts twee zaken aanraken.
Toen hij uit het Oratorio vertrok had hij met spijt moeten vaststellen dat
er nog geen uitkomst was voor een zaak die hem zeer ter harte ging. Twee van
zijn subdiakens waren sinds het begin van de vasten aan de aartsbisschop voorge-
steld voor de nog ver afliggende wijdingen die gewoonlijk op Goede Zaterdag
gebeurden. Hij had echter als antwoord gekregen dat er op die dag geen wij-
dingen zouden plaatshebben en daarom had hij de aartsbisschop verzocht een
schriftelijke verklaring te geven voor een andere bisschop die er wel zou
willen in toestemmen aan de twee zonen van Don Bosco de wijdingen toe te
dienen. Maar nu ging de vasten naar zijn einde, de Goede Week was dichtbij.
Don Bosco vertrok naar Rome en de Ordinarius liet van zich niet horen. Don
Rua bevond zich tussen hamer en aambeeld. Hij kon aandringen bij de Curie en
misschien de verontwaardiging opwekken van de kerkelijke overste, ofwel kon hij
afwachten op gevaar af dat de wijdingen niet zouden gebeuren tot misnoegen van
Don Bosco. Daarom verkoos hij onderrichtingen te vragen, zodra Don Bosco te
Roma was. Don Bosco liet hem op Palmzondag het volgende antwoorden: "Wat de
wijdingen betreft van de jonge geestelijken Vota en Veronesi op Goede Za-
terdag is het de wil van Don Bosco dat ze zich zouden aanbieden. U dient
een beslissing te nemen. Hierbij zult U samen de twee ondertekende wijdings-
brieven vinden. Indien U meent ze naar Vigevano te moeten zenden, dan betaamt
het dat U de bisschop vooraf zou verwittigen en dat U zoudt weten of er wij-
dingen plaatshebben. Verder is er de verklaring nodig van de Aartsbisschop van

13.7 Page 127

▲back to top
- XII/123 -
Turijn, van iemand van de Curie, zoals van de theoloog Gaude, dat er op goede
Zaterdag geen wijdingen in Turijn plaat shebben en deze verklaring moet da n
naar Vigevano worden gezonden. Indien U ze naar Susa zoudt willen zenden, dan
is er geen verklaring meer nodig, omdat de Bisschop van Susa deze al in zijn be-
zit heeft. Het is dan enkel nodig de bisschop vooraf te verwittigen door een
brief van U. Bovendien zou men kosten gespaard hebben. Ik laat het aan uwe
wijsheid over welke keuze U zult doen."(1)
Eindelijk kwam het lang verwachte antwoord van de ordinarius toe
om één uur in de namiddag van Goede Vrijdag en het luidde als volgt: "De
kandidaten Moysè Veronesi van Bovisio en Michele Vota van Rivarolo kun-
nen noch van de Aartsbisschop van Turijn, noch van iemand van zijn Curie de
brief ontvangen voor de wijding tot het diaconaat die ze morgen wensen
te ontvangen, indien ze op vandaag 14 april zich niet aanbieden bij kanun-
nik Peyretti of bij kanunnik Zanotti om een examen af te leggen over twee
traktaten verschillend van deze die ze gekozen hebben voor het examen van
het subdiaconaat en bovendien over het diaconaat. Ze moeten dan aan de Aarts-
bisschop het schriftelijk getuigschrift brengen dat ze dit examen met lof hebben
afgelegd."
De twee wijdelingen verloren geen tijd met te gaan klagen. Hals over kop
liepen ze naar de kanselier van de Aartsbisschop om de delegatie van de examens
te krijgen. Inderhaast liepen ze op zoek naar de examinatoren, legden het
examen af, vlogen weer terug naar de Curie om het puntenaantal te dragen en om
het getuigschrift dat ze met lof geslaagd waren te gaan halen. Daarna boden
ze het dan aan de Aartsbisschop aan voor de verklaring. Ze snelden naar het
station en vertrokken naar Susa. De vaderlijke ontvangst van deze heilige bis-
schop bracht vrede in hun hart. Ze zagen echter weer nieuwe onweerswolken
opdoemen wanneer ze hem het certificaat van het examen overhandigden, daar
het recht om een examen van de wijdelingen af te nemen aan de bisschop toe-
komt die de wijding toedient en niet aan de bisschop van hun verblijfplaats. In
ieder geval ontvingen ze toch hun wijdingen. Er was toch een onaangenaam
gevolg verbonden aan dat heen en weer geloop. De arme Don Vota, die zeer
tenger was, werd ziek en bleef dat voor een gans jaar.
Het schijnt ons hier niet ongepast melding te maken van een feit dat
bewijst tot hoever de onbaatzuchtigheid van Don Bosco ging, die zo vaak
verplicht was tot uitgaven die hem niet onverschillig konden laten, wanneer
hij de zijnen ver moest wegzenden om de heilige orden te ontvangen. Het
koninklijk economaat van de vacante beneficiën verleende hem een jaarbedrag
van duizend lire, maar omdat het op het budget van de Aartsbisschop ge-
bracht werd, wilde Don Bosco, om de Aartsbisschop te ontzien, het nooit
ontvangen. Aldus bleef dit bedrag gedurende achtentwintig jaar ter beschikking
van de ordinarius.
De tweede zaak die toen vanuit Rome de aandacht vroeg van Don Bosco was
(1) De manier waarop de secretaris zich uitdrukte, wijst er duidelijk op dat Don Bosco hem
niets had meegedeeld over de onaangenaamheden die waren voorafgegaan. Over bepaalde zaken
zei Don Bosco niet meer dan wat strikt noodzakelijk was. Nochtans zeggen zekere zinnen die
door hem gedicteerd waren aan Don Rua veel meer dan ze nu schijnen uit te drukken: Het is
de wil van Don Bosco... U dient een beslissing te nemen... ik laat aan uwe wijsheid over
welke keuze U zult doen."

13.8 Page 128

▲back to top
- XII/124 -
van een gans andere aard. Hij wist dat Don Barberis op Palmzondag de ser-
moenen moest beginnen voor de retraite aan de jongens van het college van
Borgo S. Martino. Hij haastte zich dan ook om hem twee aanbevelingen te
laten toekomen, namelijk dat hij ervoor zou zorgen vriendschap te sluiten
met de leerlingen van de vierde en de vijfde klas van het gymnasium om te
zien of er wellicht onder hen geen "baksteen was die geschikt zou zijn voor
het gebouw van Turijn", en een tweede aanbeveling was dat hij op de "ex-novicen"
zou letten om te zien of er geen moest aangewakkerd en gesterkt worden in
zijn roeping. Door "ex-novicen" dient men sommige leden te verstaan, die,
nadat ze hun noviciaat onder Don Barberis in het Oratorio onderbroken hadden,
het voortzetten onder de plaatselijke directeur, waarbij ze de oefeningen
voor novicen met een of andere bezigheid afwisselden. In deze toestand be-
vonden zich daar twee jonge geestelijken en twee coadjuteurs. "Ik deed wat
ik kon, maar de ex-novicen schenen mij allen reeds versterkt", schreef Don
Barberis in zijn kroniek. Wat de leerlingen betreft, meende hij dat "in
weinig colleges ter wereld" men "meer vroomheid, een groter geloof en meer
zuiverheid van zeden" zou kunnen ontmoeten. Over de roepingen tenslotte had
hij iets op te merken en schreef er zelfs over aan Don Bosco. Voor ons zal
het beter uitkomen er binnenkort over te spreken. De audiëntie bij de Paus
werd aangevraagd voor maandagochtend in de Goede Week. Gedurende de dagen
van afwachting vond Don Bosco de tijd om enkele smeekschriften op te stel-
len die hij nadien aan de Heilige Vader zou overhandigen. Hij vergat nooit
de weldoeners van zijn instituten en daarom wou hij van de Paus milde gees-
telijke gunsten bekomen die zouden dienen om zijn eigen dankbaarheid tegen-
over zijn vrienden in Amerika en Italië te betuigen. Hij schreef dus op de
eerste plaats een memorie ten gunste van de heer Benetez en van Don Ceccarelli.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Giovanni Bosco, nederig voor U neergeknield, heeft
" de hoge eer aan uwe goedertierenheid twee verdienstelijke katholie-
" ken van de Argentijnse Republiek aan te wijzen, namelijk Francesco
" Giuseppe Benitez en Dr. Pietro Giovanni Battista Ceccarelli.
"
De heer Benitez, een man die uiterst beslagen is in de gewijde
" en de profane wetenschap, werkt nog steeds onvermoeid hoewel hij
" bijna 81 jaar oud is, en hij besteedt zijn groot vermogen voor
" het welzijn van de godsdienst, die hij op een voorbeeldige wijze
" beoefent. Steeds bereid alle werken van christelijke liefde te ver-
" vullen, bevorderde hij de komst van de Salesianen in dat land en
" liet hij met vele kosten een college en een kerk bouwen te S. Nico-
" làs de los Arroyos. Hij bezorgde de nodige meubilering en steunt de
" zeven Salesiaanse missionarissen die zorgen voor het onderricht aan
" de leerlingen van het college, internen en externen. Zeer gehecht
" aan de Heilige Stoel, vooral aan de heilige en verheven persoon van
" de Paus van Rome zou hij op zijn hoge leeftijd de grootste opbeuring
" genieten indien hij vereerd zou worden met de titel van commandeur
" in een Orde die aan Uwe Heiligheid het best geschikt zou lijken.
"
Dr. Pietro Gio. Batt. Ceccarelli, een Italiaans priester,
" heeft zijn studies te Rome gedaan en begaf zich als missionaris naar
" de Argentijnse Republiek. Thans is hij pastoor-deken van de enige

13.9 Page 129

▲back to top
- XII/125 -
" maar zeer bevolkte parochie van S. Nicolàs. Door zijn zorgen werden
" verschillende scholen en tehuizen gesticht die hij met veel ijver
" ondersteunt. Hij nam het initiatief voor de verwezenlijking van de
" komst van de Salesianen naar S. Nicolàs. Door zijn zorgen werden de
" onderhandelingen met de gemeentelijke en kerkelijke overheid alsook
" met de regering tot een goed einde gebracht. Zijn Aartsbisschop,
" Leone Federico Aneyros spreekt er met veel lof over. Door zijn bij-
" zondere zorg werd de kerk van de Barmhartigheid te Buenos Ayres aan
" de Salesianen toevertrouwd, waar ze reeds met drie hun heilig minis-
" terie uitoefenen. Met dezelfde vlijt zette hij zich in opdat aan
" dezelfde Salesianen het gebruik van het college voor altijd zou
" worden toegestaan evenals van de openbare kapel ten voordele van de
" volwassenen en vooral van de jeugd, die te S. Nicolàs grote behoefte
" heeft aan opvoeding en christelijk onderricht. Als een liefderijke vader
" houdt hij niet op de Salesiaanse missionarissen bij te staan en samen
" met hen spant hij zich in om een college te stichten in de buurt van
" de wilde stammen, en aldus de weg vrij te maken naar Patagonië, het
" voornaamste oogmerk van de missie van de Salesianen.
"
Voor deze waardige priester smeek ik dat Uwe Heiligheid hem de
" hoedanigheid zou willen verlenen van ere-kapelaan of ere-kamerheer
" of hem een andere titel toe te kennen die aan Uwe Heiligheid het
" meest gepast zal lijken.
"
Deze twee daden van Uwe Soevereine Goedertierenheid zouden
" zeker dienstig zijn om deze twee ijverige katholieken aan te moedi-
" gen in hun werk ten voordele van de godsdienst en om ze in de toe-
" komst de beschermers van de Salesiaanse Congregatie te laten blijven.
"
Met diepe dankbaarheid werpt zich voor Uwe Heiligheid neer
"
" 9 april 1876
uw nederige zoon,
"
Priester Gio. Bosco.
" Plechtigheid van
"
Palmzondag.
Een tweede memorie had betrekking op commandeur Gazzolo. In
deze memorie is er sprake van "geldelijke offers", maar aan de kant van de
Argentijnse consul werden er geen gebracht. In het begin scheen het wel
alsof dat het geval was. Dit kwam omdat hij de bijdragen van andere perso-
nen, vooral de zeer grote milddadigheid van Don Ceccarelli, in het voordeel van
de missionarissen wist te doen uitdraaien en het dan zo aan boord legde als-
of alles van hem zelf scheen te komen. Later zal de schranderheid van
Don Lasagna dit opsporen en hen op hun hoede stellen. Maar wie zou in het
begin maar ooit kunnen vermoeden hebben dat tot zelfs het deftige uniform
met de erbij behorende decoraties maar een foefje was? Don Bosco nochtans
kalmeerde het ziedende gemoed van sommigen van zijn mensen en stond nooit
aan iemand toe hem te behandelen met een tekort aan christelijke liefde en
hoofsheid. Wij die aan geschiedenis doen, zullen de menselijke zwakheden
beklagen en zullen er niet mee ophouden de Voorzienigheid te bewonderen,
die, ondanks deze zwakheden, in sua dispositione non fallitur. De toespe-
ling die hier gedaan wordt over Uruguay moet hier verstaan worden in de
zin van reeds ver gevorderde onderhandelingen voor de stichting van Colón.

13.10 Page 130

▲back to top
- XII/126 -
"
Heilige Vader,
"
"
Bij de vurige katholieken die zich dezer dagen lieten opmerken
" ken door hun ijver voor de persoon van het Opperhoofd van de Kerk,
" meen ik met recht te mogen noemen de heer Commandeur Giovanni Gazzo-
" lo, Consul van Argentinië te Savona. Volgens twee inlichtingen
" die ik kon verkrijgen uit zekere en vertrouwelijke bron, blijkt
" dat deze man vele verdienstelijke daden op zijn naam geschreven heeft.
" Terwijl ik deze titels aan het goed hart van Uwe Heiligheid
" voorleg, ben ik enkel zo vrij de belangrijke dienst te noteren die
" aan de Salesiaanse Congregatie werd verstrekt, vooral in de missie
" die nog maar onlangs geopend werd in de Argentijnse Republiek en in
" Uruguay. Talrijke en grote moeilijkheden waren opgerezen, maar door
" zijn bezorgdheid, zijn volharding, zijn reizen en ook vele geldelijke
" offers slaagde hij erin alles te effenen. Toen alles in orde was,
" is hij zelf begonnen met het aanleren van de Spaanse taal aan onze
" missionarissen. Hij stond ze bij, was hun leidsman te Rome en bege-
" leidde ze ook op eigen kosten naar Amerika, waar hij bij hen bleef
" tot hij zag dat het werk voor het Evangelie bloeiend geworden was
" en de gewenste vruchten beloofde af te werpen.
"
Hoewel bovengenoemde commandeur Gazzolo, Heilige Vader, als
" goede christen geen tijdelijke eer betracht heeft en deze ook nu
" nog niet zoekt, zou het nochtans een kostbare schat zijn voor de
" katholieke Regering van Argentinië, die hij in Italië vertegenwoordigt,
" wegens de grote verering die hij koestert tegenover de persoon van
" Uwe Heiligheid en wegens zijn verlangen aan zijn eigen familie een
" document na te laten van zijne gehechtheid aan de Stoel van Petrus, in-
" dien de hoge goedertierenheid van Uwe Heiligheid zich zou gewaar-
" digen hem een ereteken te verlenen met de graad die het Uwe Hei-
" ligheid zou goeddunken.
"
Dit zou ook dienstig zijn om hem steeds meer aan te zetten
" andere werken van christelijke liefde te bevorderen vooral voor de mis-
" sies van Chili in het westen van Patagonie, waarvoor nu al werken
" begonnen zijn met de gegronde hoop dat ze weldra tot een goed
" einde zullen gebracht worden.
" Aldus zullen de Salesianen een reden te meer hebben om hun diepe
" dankbaarheid tegenover Uwe Heiligheid te betuigen en zal daar-
" door ook het aantal weldoeners aangroeien die ons hulp verschaf-
" fen in onze vrome ondernemingen.
"
Met de meeste eerbied en dankbaarheid en met de diepste
" verering vraag ik U nederig aan uw voeten uitgestrekt uw aposto-
" lische zegen.
"
Priester Gio. Bosco.
In een derde smeekbrief vroeg hij aan de Paus eervolle titels voor
twee voorname weldoeners van het tehuis van Sampierdarena.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Giovanni Bosco nederig uitgestrekt aan de voeten van
" Uwe Heiligheid, in naam van en met de aanbevelingen van Monseigneur

14 Pages 131-140

▲back to top

14.1 Page 131

▲back to top
- XII/127 -
" Salvatore Magnasco, Aartsbisschop van Genua en van talrijke vrome insti-
" tuten, heeft de hoge eer Uwe Soevereine Goedertierenheid opmerk-
" zaam te maken op twee voorbeeldige en rijke katholieken, die sinds
" geruime tijd er hun genot in vinden hun goederen aan te wenden voor het
" stichten en ondersteunen van instituten die speciaal gericht zijn
" op het voordeel van de jeugd die in gevaar verkeert. Hun naam is
" Angelo Borgo en Giovanni Battista Conti, beiden van de stad en het
" bisdom Genua. Zij zijn het die, aangezet door het bewonderenswaardige
" voorbeeld van Uwe Heiligheid, zich hebben ingespannen om het tehuis
" van Sint-Vincentius te Sampierdarena tot een goed einde te brengen.
" Daar is bijna een gebouw voltooid dat weldra aan niet minder dan
" 300 arme kinderen een onderkomen zal kunnen verschaffen.
"
Voor deze twee deugdzame burgers verzoek ik ootmoedig dat Uwe
" Heiligheid zich zou verwaardigen hun een blijk van welwillendheid te
" verlenen, door hun een ereteken te verlenen van een pauselijke orde,
" volgens het goeddunken van Uwe Heiligheid.
"
Deze eerbetuiging zal zeker de grootste troost brengen aan
" de betrokken kloosterfamilies en zal hen ten zeerste aansporen om hun
" werken van christelijke liefde voort te zetten, omdat ze gezegend en
" vereerd werden door de Plaatsvervanger van Jezus Christus, tegenover
" wie zij de hoogste verering koesteren.
"
Priester Gio. Bosco.
Een vierde aanvraag had rechtstreeks betrekking op het tehuis van Sam-
pierdarena. Don Bosco had deze waarschijnlijk te Rome achtergelaten toen
hij daar vertrok. Het past dus ze bij de vorige te voegen. Hij wenste te
bekomen dat de pastoors van het aartsbisdom Genua de aalmoezen die ze in de
zondagsmissen omhaalden, ten voordele van dit huis zouden mogen afstaan.
Het ging hier niet over de aalmoezen die omgehaald werden in de missen op
de afgeschafte heiligdagen, omdat deze reeds toekwamen aan het aartsbis-
schoppelijk seminarie. Evenals bij de andere smeekschriften kwam ook op
dit laatste een gunstig antwoord, hoewel onder een speciale vorm, want de
gunst werd toegestaan aan de Aartsbisschop, Monseigneur Magnasco, en
dat nominaal ten voordele van het klein seminarie van Chiapeto met het
oog op de priesterroepingen. Welnu, Don Bosco had vooral de zonen van Maria
op het oog die hun voornaamste verblijfplaats moesten krijgen in het tehuis
van Sint-Vincentius de Paoli. In deze zaak waren de Aartsbisschop en Don Bosco
het volkomen eens.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Giovanni Bosco, aan de voeten van Uwe Heiligheid, zet
" nederig uiteen hoe te S. Pier d'Arena in de buurt van Genua sinds vier
" jaar begonnen werd met een toevluchtsoord voor arme kinderen die van
" uit vele richtingen in deze stad terechtkomen. Men begon met een
" klein aantal, maar de menigte van hen die ieder ogenblik om brood en
" onderdak kwamen verzoeken, dwong ertoe een ander terrein te zoeken
" en aan de bouw van een nieuw huis te beginnen. Thans zijn er onge-
" veer 300 jongens opgenomen, waarvan 130 grotere jongens zich op de
" studie toeleggen en zich gereedmaken voor de geestelijke staat. De
" anderen leggen zich toe op het aanleren van kunsten en ambachten.
" Maar om aan te kopen, te bouwen, de meubilering te verschaf-

14.2 Page 132

▲back to top
- XII/128 -
" fen, brood en kleren te bezorgen aan hen die reeds onderdak kregen,
" moesten er schulden worden gemaakt die nog niet afbetaald zijn. Het
" zijn nu nog meer dan zeventigduizend frank die thans nog het arme
" Instituut of liever de arme mens die U dit uiteenzet, belasten.
"
In deze buitengewone nood doen ze een beroep op de onuit-
" puttelijke bron van de liefdadigheid, op Uwe Heiligheid, die allen de
" vader van de ongelukkigen noemen.
"
De toelage die wij hier afsmeken hangt af van uw hoogste -
" gezag en bestaat erin aan de pastoors van het bisdom Genua, waarvoor
" dit instituut speciaal bestemd werd, toe te staan dat zij op de
" verplichte heiligdagen wanneer ze pro populo de Heilige Mis celebre-
" ren, de aalmoezen zouden mogen afstaan ten voordele van dit wees-
" huis. Het voordeel wordt beperkt tot de verplichte heiligdagen, omdat de
" aalmoezen van de niet verplichte heiligdagen al door de Ordinarius
" van het diocees bestemd werden voor de verschillende behoeften van
" de jonge clerus. Deze gunst, waarvan men zegt dat ze al voor an-
" dere zware behoeften werd toegestaan, zou enkel voor drie jaar zijn.
" Alles werd al besproken met de Aartsbisschop van Genua die graag
" bij de heren pastoors hiervoor zal optreden en zelfs zijn verzoek
" bij het mijne voegt om bij Uwe Heiligheid deze genade af te smeken,
" steeds wanneer de Opperherder er aldus zou over denken.
"
Met de diepste dankbaarheid vanwege de aanvrager en vanwege
" de jongens die de voordelen zullen ontvangen, verzekeren wij U dat
" wij dagelijks zullen bidden opdat God Uwe Heiligheid lang in leven
" zou behouden tot welzijn van de Kerk en ter ondersteuning van zovele
" noden. Ondertussen smeken wij, neergestrekt aan uw voeten, uwe
" apostolische zegen af.
"
D. Giovanni Bosco.
Op dinsdag van de Goede Week kwamen Don Durando en leraar Don
Pechenino te Rome aan. Thans moeten we wat teruggaan. De avond waarop Don
Durando aan Don Bosco het tweede deel van zijn Latijns woordenboek (1) aan-
bood, drukte de goede vader hem zijn dankbaarheid er voor uit en voegde
er dadelijk aan toe: - Ga nu wat rusten, te zijner tijd zal je er een
exemplaar van aan de Paus gaan aanbieden.- En het waren geen ijdele woor-
den. Met hem kwam ook de theoloog Pechenino om zijn Grieks woordenboek aan
te bieden dat toen uitgegeven en verzameld was op wens van Don Bosco vol-
gens zijn morele opvattingen en gedrukt in de drukkerij van het Orato-
rio. Don Bosco deed ze niet dadelijk met hem meegaan, ofwel omdat ze
de halfjaarlijkse examens moesten afnemen in de gymnasia van Sampierdare-
na en Varazze, ofwel omdat hij wilde dat ze over Lucca en Firenze zouden
gaan. Pechenino nam zijn intrek bij zijn zuster en Don Durando bij de
he er C ol on na , a post olische expeditionarius en sinds lang vriend van Don Bosco.
De eerste gedachte van Don Durando was Don Bosco te gaan opzoeken,
die hij aantrof "volledig in beslag genomen door de aangelegenheden van onze
Congregatie" (2) zonder echter het Oratorio te vergeten. Inderdaad hij kreeg van
(1) Cfr. boekdeel XII, Hfdst, XV.
(2) Brief van D. Durando aan D. Rua, 11 april 1876.

14.3 Page 133

▲back to top
- XII/129 -
hij kreeg van hem het bevel om aan Don Rua mee te delen dat het in zijn
bedoeling lag de retraite, zowel voor de studenten als voor de vakjongens,
uit te stellen tot na zijn terugkeer. Wanneer hij deze mededeling deed,
liet de zoon van Don Bosco blijken met welke geest de mensen van de school
van Don Bosco bezield zijn. Om het je ronduit te zeggen - schreef hij -
voel ik in mij steeds een droevige gedachte, een soort wroeging, die mij al
de dingen met tegenzin doet bekijken. Het is het feit dat ik zo aan het
lanterfanten ben als een luilak en ook nog geld uitgeef, terwijl er daar
toch zoveel werk is. Wat me gerust maakt is de gedachte dat het Don Bosco
is die het aldus beschikt heeft en ik laat er hem de zorg voor over."(1)
Door dezelfde worden we ingelicht dat Don Bosco voor hem bij het
vicariaat een aanvraag deed om te mogen biecht horen in Rome. Dus ging hij
op een vastgestelde dag in het huis van Sigismondi en sprak zijn biecht
bij Don Bosco die daarna bij hem zijn biecht sprak en hem, zoals hij zei
"wat in verlegenheid bracht."(2) Te Turijn was zijn biechtdag op maandag
omdat er dan 's morgens niet veel biechtelingen waren. Omstreeks acht uur
verscheen dan Don Giacomelli, die eerst bij Don Bosco biechtte en dan op
zijn beurt diens biecht hoorde.
Intussen had Don Bosco zijn lezing voor de Arcadia voorbereid. Het
was een tamelijk lang werk dat hem veel moeite moet gekost hebben, zo staat
het gevuld met aanhalingen en is het verzadigd van gedachten. Er heerste
een levendige verwachting al was het maar wegens het eigenaardige van het
geval dat een priester uit Piëmont, een priester die zich wijdde aan apos-
tolaatswerken en vreemd was aan de litteraire wereld en daarbij nog de naam
had een heilige te zijn, in dit Romeinse cultuurcentrum zou komen om een
van zijn opstellen te laten horen voor een publiek dat gewend was aan de litte-
ratuur van beroemde beroepslitteratoren. Don Bosco moest vooral door zijn op-
rechtheid de goedwilligheid van zijn toehoorders voor zich winnen. Zijn
taal was in de inleiding zeer oprecht, eenvoudig in haar uitdrukkingen maar
daarom niet minder voortreffelijk. De stijl was zeer direct zonder de minste ge-
zochtheid. Oprechtheid bleek ook uit de keuze van het thema, dat nooit in
iemands geest voor deze gelegenheid zou opgekomen zijn, maar zoals geen
ander aangepast was aan het godsdienstige karakter van die dag; de "Zeven woor-
den door Jezus op het Kruis uitgesproken", een voor de hand liggend onder-
werp voor een man Gods, die op de namiddag van Goede Vrijdag niets beters
te doen vond dan op die manier de aldus genoemde drie uren van de doodstrijd
door te brengen. Oprechtheid lag er in gans de verhandeling die vorderde
zoals men mocht verwachten van iemand die overal en altijd eraan dacht priester
te zijn en zich als priester te tonen. Het was één grote gewijde verhande-
ling die zonder omwegen of eufemismen op het geestelijk heil van de toe-
hoorders gericht was. Oprechtheid ook in het slot waar de gehechtheid van
Don Bosco aan de Paus krachtig tot uiting komt.
Met een natuurlijke en mooie overgang komt hij ertoe te spreken
over de vereniging van de ware gelovigen met Petrus en zijn opvolgers, en
na iedereen te hebben uitgenodigd "geschaard te blijven rondom de waardige
opvolger van Petrus, rond de grote, de moedige Plaatsvervanger van Jezus-
Christus, de sterke onvergelijkbare Pius IX" gaat hij verder: "Laten wij
in iedere twijfel, in ieder gevaar onze toevlucht tot hem nemen, als
tot een reddend anker, als tot een onfeilbaar orakel. Nooit mag iemand
vergeten dat in deze wonderbare Paus, het fundament, het centrum van iedere
(1) aangehaalde brief.
(2) Brief aan D. Rua, 18 april 1876.

14.4 Page 134

▲back to top
- XII/130 -
waarheid, de redding van de wereld ligt. Wie met hem verzamelt, bouwt op tot in
de Hemel; wie niet met hem bouwt, baant zich een weg naar de afgrond. Qui mecum
non colligit, dispergit. Indien ooit op dit ogenblik mijn stem zou kunnen
geraken tot deze troostende engel, dan zou ik zeggen: Heilige Vader, luis-
ter naar en aanvaard de woorden van een arme maar zeer liefhebbende zoon. Wij
willen ons de veilige weg verzekeren die leidt naar het bezit van het ware
geluk. Daarom verzamelen wij ons rondom U als rond een beminnende vader en
een onfeilbare meester. Uw woorden zullen een gids zijn voor onze schreden, een
norm voor onze daden. Uw gedachten, uw geschriften zullen met de grootste
verering worden onthaald en met een levendige bezorgdheid verspreid in onze
gezinnen, tussen onze bloedverwanten en, zo mogelijk, doorheen gans de
wereld. Uw vreugden zullen ook die van uw zonen zijn en uw smarten zullen
eveneens met ons worden gedeeld. En zoals het de soldaat tot roem strekt dat hij
op het slagveld sterft voor zijn soeverein, zo zal het ook de mooiste dag
van ons leven zijn, als wij voor U, Heilige Vader, onze goederen en ons
leven zullen kunnen geven, omdat wij, door ons leven voor U te geven een
zeker pand hebben dat wij sterven voor die God die de voorbijgaande
pijnen van deze aarde kroont met de eeuwige vreugde van de Hemel."
Van deze toespraak bezitten wij het origineel niet meer. God weet
hoe slordig hij was. We kunnen het afleiden uit zekere andere oospronkelijke
stukken die wij voor ogen hebben. Wij bezitten echter het afschrift dat
hij gebruikte en dat met een eindeloos geduld door de brave kalligraaf Don
Berto duidelijk werd overgeschreven en hier en daar door zijn hand bij-
gewerkt. Van deze aanvullingen is er een die ons speciaal opvalt. Wel
viermaal verving hij het woord "Zaligmaker" door het woord "Jezus" dat er
toch al ongewoon veel in voorkwam.(1)
Het effect was drievoudig: goed bij de goede mensen, ontgooche-
ling bij enkele dilettanten voor louter literatuur, spot bij een zeld-
zame persoon die met slechte inzichten bezield was. Laat ons toe naar twee
ooggetuigen te luisteren. Don Durando schrijft:(2 )" G i s t e r e n g i n g i k
n a a r d e Arcadia om te luisteren naar de toespraak van onze zeer beminde
D. Bosco. De zaal was prachtig versierd en verlicht, er was een talrijk
auditorium. Niet minder dan vierhonderd personen waren in een religieuze
stilte aan het luisteren naar de eenvoudige en tegelijkertijd geleerde
toespraak van D. Bosco, die zeer toegejuicht werd." En Don Berto schrijft
op zijn beurt:(3)"De avondzitting begon om acht uur... Voorname personages...
ze waren hier samengekomen aangetrokken door de faam van de persoon die het
inleidingsproza zou voorlezen. Mijn arm persoontje werd binnengeleid door
de minzame Custos van de Arcadia tot op een van de eerste rijen en zwij-
gend merkte ik de indrukken op van het auditorium dat ongeduldig was per-
soonlijk het nieuwe lid van de Arcadia te zien. Pas was hij aan de deur
verschenen of alle ogen keerden zich naar hem toe en begeleidden hem met
hun blik tot op het verhoog. Het gepraat viel stil en hij begon. Men luisterde
naar hem met veel aandacht.
(1) Voor andere bemerkingen over deze toespraak, veroorloven wij ons te verwijzen naar ons werk
Don Bosco con Dio, deel II, hfdst. VII.
(2) Brief aan D. Rua, 15 april 1876.
(3) Brief aan D. Bologna, 20 april 1876.

14.5 Page 135

▲back to top
- XII/131 -
Zijn eenvoudige en gemakkelijke manier van redeneren over de moeilijk-
ste zaken vond behagen. In de loop van zijn voorlezing hoorde ik midden in
de menigte meer dan één bravo en bene. Ik zag meer dan een, vooral pries-
ters, hem een kushand toewerpen. Hij werd herhaaldelijk toegejuicht. Op het
einde van de zitting, om kwart over elf, kwamen vele voorname personages
hem de hand drukken... Het is echter goed aan te stippen dat bij die grote
menigte vrienden van onze zeer geliefde Vader, te midden van al deze bewon-
deraars van de naam en de werken van Don Bosco enkele farizeeërs niet
ontbraken, die, zoals ten tijde van de Zaligmaker, probeerden hem in zijn
woorden te vangen, ut accusarent eum... Zij waren naar Don Bosco komen
luisteren om iets te kunnen aantekenen dat ze dan aan het Heilig Officie
zouden kunnen overmaken... Maar de redenaar, die op de hoogte gebracht
was van deze valstrik, steunde elk van zijn gedachten, ieder woord mag men
wel zeggen, op het gezag van de Heilige Vaders, van het Evangelie en van de
Kerk. Op die manier moesten die twee die hem wilden vangen later aan iemand
bekennen: - Don Bosco is sluwer dan wij. - Het besluit van de lezing had op
iedereen een heilzame indruk gemaakt en Monseigneur Sanminiatelli, Aalmoe-
zenier van Zijne Heiligheid, zei hem na het eindigen van de verhandeling:
- U hebt ons allen een goede dienst bewezen!" Wij weten bovendien dat Pater
Saccheri, dominicaan, secretaris van de Index, enkele dagen nadien zei dat
de toespraak hem zeer bevallen had, dat allen er iets hadden kunnen uit leren
en dat zij zeker mocht gedrukt worden. We weten echter ook dat sommigen oor-
deelden: - Hij heeft eigenlijk niets gezegd. Er zit geen concept in. Dat is
niet voor ons geschikt, maar is goed onder priesters.- Er waren er ook die
de lengte van zijn voordracht afkeurden, omdat de voorlezing ruim drie
kwartier geduurd had. Er was hierbij niets te verzwijgen.
Toen ze omstreeks middernacht terug thuis kwamen vonden ze het brief-
je voor de audiëntie bij de Heilige Vader. De vertraging om het hem te doen
toekomen was aangeraden geweest, omdat men het opportuun vond Don Bosco
niet te storen gedurende de voorbereiding van zijn lezing. De audiëntie
was vastgesteld op 's anderendaags om zeven uur 's avonds. Hij had goed en
wel zijn gewoon lijstje van zaken die hij moest uiteenzetten of vragen.
Ditmaal waren er zeven in totaal. We kunnen ze hier niet aanhalen omdat ze
uitgedrukt waren in weinig verstaanbare formules.
Liever zullen wij uit de kleine kroniek van Don Barberis een inter-
mezzo halen dat niet zonder belang is en het hier inlassen. Op de avond van 22
januari van dat jaar was het gesprek gevallen op de manier waarop Don Bosco
door de Heilige Vader behandeld werd en de opmerking werd gemaakt dat de
Paus hem steeds graag scheen te ontvangen. - Zeker is het - antwoordde Don
Bosco - dat ik alles doe om mijn zaken zo vlug mogelijk af te handelen.
Wanneer men gaat is het nodig dat men zich goed heeft voorbereid wat de
zaken betreft die men wil vragen. Er zijn mensen die, wanneer ze iets aan
de Paus gaan vragen, hem heel de geschiedenis beginnen te vertellen, ze
verhalen en herhalen ze in het lang en in het breed. Gewoonlijk onderbreekt de
Paus hen en zegt hun: - Om te besluiten, wat vraagt U? Ik ga er altijd heen
met een heel pak zaken die ik hem te vragen heb, maar alvorens erheen te gaan
neem ik er nauwkeurig notitie van en bereid ik mij voor. Wanneer ik bij de
Paus aangekomen ben, zet ik mijn wens in een paar woorden uiteen. Wanneer
het over speciale aangelegenheden gaat, zoals mij dikwijls voorvalt, dan voeg
ik er ook wel aan toe: die en die Paus, door die en die Bulle, bij die en die
gelegenheid heeft dit en dat verleend. Dan regelt hij alles in een paar woorden,
lacht dan en zegt: - "U gebruikt weinig woorden om mij niet te vermoeien maar

14.6 Page 136

▲back to top
- XII/132 -
ik gebruik er nog minder dan U." Bij andere gelegenheden ziet hij dat ik
mijn papiertje in mijn handen heb en vraagt hij mij:
- "Aan welk nummer bent U al?"
- "Aan de twaalfde vraag die ik aan Uwe Heiligheid wil stellen."
- "En hoeveel hebt U er genoteerd?"
- "Achttien, Heilige Vader."
- "Oh, dan zijn we al goed gevorderd."
- "Die keer geloof ik dat ik achttien belangrijke vragen, die tijd
en overdenking vragen en waarvan de uiteenzetting bij anderen tien minuten
voor elk zou gevraagd hebben, in tien of twaalf minuten allen heb afgewerkt.
Soms, wanneer ik gedaan heb met spreken, stelt hij mij een reeks vragen. In
die gevallen gaat het natuurlijk wel wat trager vooruit. Wat het meest aan
de Heilige Vader behaagt, is dat ik mij nooit verzet of aandring. Indien het
hem goeddunkt het toe te staan, dan is het goed en meent hij het niet te
moeten doen, dan zeg ik niets meer. Vraagt hij mij eenvoudig wat ophelde-
ring, dan geef ik die. Trouwens, ook wanneer de gevraagde zaak mij zeer
goed toeschijnt, dan rep ik er niet meer over, wanneer ik merk dat hij niet
erg geneigd is om ze mij toe te staan.-
De welwillendheid, waarmee Pius IX hem ontving, kon werkelijk niet
groter zijn. Zodra hij hem zag, zei hij hem: - Men heeft mij verteld dat
uw toespraak ten zeerste is meegevallen en dat ook uw wijze van spreken in
de smaak viel. Ik lees ook met genoegen de brieven van uw missionarissen
die U publiceert in de Unità Cattolica.(1) In de loop van het gesprek kwam
de grote Paus ertoe hem te vragen wat hij zou kunnen doen voor de Congre-
gatie van de Salesianen. Geen twijfel dat Don Bosco zijn voordeel zal gedaan
hebben met zoveel goedheid, daar hij wel wist hoe die te gebruiken. Andere bij-
zonderheden over de audiëntie zullen we vernemen uit zijn toespraken na
zijn terugkomst. Hier zullen we putten uit het nieuws dat ons bezorgd wordt
door een klein aantal brieven, die Don Bosco daags na de audiëntie, name-
lijk op de plechtige hoogdag van Pasen, verzond.
Twee van deze brieven zijn aan Don Rua gericht. Een van die brieven
is meer laconisch en persoonlijk, de andere is vrij uitgebreid en bestemd
om in het publiek te worden voorgelezen. De spanning te Rome, waarnaar hij in
zijn eerste brief verwijst, ging over de betrekkingen tussen Kerk en Staat
die heel wat meer gespannen waren na de pas gebeurde val van de rechtse
regering.
"
Beste Don Rua,
"
"
Gisteren heb ik met de Heilige Vader gesproken en mij met hem
" ongeveer een uur onderhouden. Hij betuigde zich als onze waarachtige
(1) Pius IX las of liet zich dagelijks de bijzonderste artikels uit deze krant voorlezen.

14.7 Page 137

▲back to top
- XII/133-
" beschermer. Hij is bereid ons te begunstigen en eindigde met te zeg-
" gen: Zeg mij wat ik voor jullie doen kan en ik zal het graag doen.
"
Over het huis van Rome wordt onderhandeld, maar de zaken
" hier te Rome zijn zo gespannen dat ik niet weet of het al dan niet past
" mij voor deze onderneming in te zetten. We zullen zien... Bid. De
" brief welke je hierbij aantreft, mag je voorlezen aan alle jongens
" ofwel in de kleine kapel ofwel in de grote kerk, zoals je verkiest.
"
Het is goed te denken aan de noveen van Maria, Hulp der
" Christenen. Probeer eens een brief te schrijven van mijnentwege
" aan Monseigneur di Pinerolo, en ook aan de Bisschop van Alba, die
" vermoedelijk niet zullen komen. Daarna kom je erover beraadslagen
" met de leden van het kapittel en een besluit nemen wie je zal vragen.(1)
"
Ik moet op de hoogte worden gehouden van de toestand van Me-
" vrouw Monti.(2) Ze heeft mij dikwijls haar testament, dat in ons voor-
" deel was, laten zien. Ik weet niet of zij het gewijzigd heeft of
" een ander gemaakt heeft. De heer ridder Bacchialoni (3) is over al-
" les ingelicht.
"
Er is een zekere Clara Castelli die een oog heeft op de na-
" latenschap. Mevrouw Monti heeft mij gezegd dat zij dit volstrekt
" niet wil.
"
Nochtans, indien ik bij mijn thuiskomst alles zo terugvind zo-
" als ik vertrok, dan zal ik handelen op een manier dat je er zeer
" tevreden over zal zijn.
"
Je mag de brief waarover hierboven gesproken wordt, laten
" afschrijven en hem dan, mutatis mutandis, naar Lanzo zenden, en als
" je dit goedvindt, ook elders.(4)
"
Groet Dogliani, Audisio en Macagno, de magazijnmeester. Ik
" zal weldra opnieuw schrijven.
"
D. Berto, D. Pechenino, D. Durando stellen het wel. Ze be-
" zoeken Rome. Zodra de Griekse woordenboeken (5) aangekomen zijn,
" zullen ze bij de audiëntie aan de Paus aangeboden worden.
"
God moge ons allen zegenen en acht mij in J.-Chr.
"
" Pasen, 16-76.
als je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
Beste Don Rua,
"
"
Goed nieuws voor jou en voor alle jongens van het Oratorio.
" Ik meen dat het je niet zal mishagen wanneer ik je een beschrijving
" geef van de audiëntie die ik gisterenavond om 7 uur (zaterdag voor
(1) Het gaat hier zeker over het vinden van een bisschop voor een pontificale dienst op het
feest van Maria, Hulp der Christenen.
(2) Zuster van de theoloog Golzio, seminariemakker van Don Bosco. Ze was in die dagen gestorven.
(3) De testamentuitvoerder.
(4) De brief die hier volgt.
(5) Van Pechenino, in het Oratorio gedrukt.

14.8 Page 138

▲back to top
- XII/134 -
" Pasen) met de Heilige Vader gehad heb. Ze duurde ongeveer een uur.
" Met een werkelijke vaderlijke goedheid las hij het adres van Markies
" Fassati, van Don Barberis en zijn novicen, en van de zonen van Maria.
" Dan begon hij alle brieven, grote en kleine, te lezen.
" De laatste brief was die van Garrone, waarin de Paus vele taal-
" en spelfouten noteerde.- Deze - zei al schertsend de Heilige Vader
" zal zich nog wat moeten voorbereiden alvorens zich voor het letter-
" kundig examen aan te bieden.-
" Hij vroeg mij of er vele goede jongens waren zoals Domenico Savio en
" ik heb hem geantwoord van ja.
"
- Zijn er vele?
"
- Ik geloof dat er wel enkelen zijn, maar een groot aantal
" probeert te wedijveren met die vroegere leerling en hem in de deugd
" te evenaren.
"
- Zijn er veel novicen?
"
- 61 jonge geestelijken, 35 coadjuteurs.
"
- Dat is een mirakel van de goedheid van ons Heer! En zijn
" er veel zonen van Maria?
"
- In al de huizen samen zijn er circa honderd, we hopen dat
" verscheidenen het kleed van jonge geestelijke zullen aantrekken in
" de maand oktober aanstaande.
"
- Zijn er in de andere huizen roepingen tot de geestelijke
" staat?
"
- Er zijn er velen in al de andere huizen, maar die uit
" Turijn hebben de gewoonte een definitieve beslissing te nemen ge-
" durende de retraite, waaraan naar ik hoop, ik ook zal deelnemen.
"
- Zijn er bij de arbeidsjongens ook die vragen om Salesiaan te
" worden?
"
- Er zijn er geweest en er zijn er nog. Sommigen zijn reeds
" vol moed naar de Argentijnse Republiek vertrokken, niet weinigen
" vragen om erheen te gaan, anderen om in het huis te mogen blijven.
"
- Wat de missionarissen betreft, ik heb met veel genoegen de
" brieven van de Salesianen gelezen en ik zegen de Heer die hen een
" zo overvloedige oogst bereid heeft. In deze tijd is dat een werke-
" lijke zegen van de Heer. Maar hoe moet U thans voorzien in een zo
" groot aantal, nu er tien Salesianen en dertig zusters gevraagd worden?
"
- Vele zusters en vele Salesianen hebben mij al gevraagd om
" bij hun broeders en zusters te mogen gaan in die uitgestrekte en
" woeste streken van de Pampa's en van Patagonië.
"
- Maar in Australië, in India, in China is er een zeer grote
" nood aan missionarissen. Er zijn missies die op het punt staan te
" verdwijnen door een tekort aan arbeiders voor het Evangelie. Een
" bisschop in Japan heeft drie miljoen zielen met slechts zes pries-
" ters. Zouden de Salesianen een of meer missies in die landen kun-
" nen aanvaarden?
"
- Indien Uwe Heiligheid onze leerlingen zegent en voor ons zal
" bidden hopen we binnenkort een of andere nieuwe missie in die lan-
" den te kunnen aanvaarden. Met dit doel hebben we reeds een priester,
" D. Bologna, met nog anderen die Engels leren en ze kennen al be-
" hoorlijk Spaans en Frans.
"
- Van ganser harte zegen ik uw jongens en roep ik over hen
" het licht van de Heer af, opdat zij die de roeping hebben tot de
" geestelijke staat, ze zouden kunnen volgen en de nodige wetenschap en

14.9 Page 139

▲back to top
- XII/135 -
" deugd verwerven. Met dit doel verleen ik aan allen een speciale
" volle aflaat op de dag waarop ze zullen te biechten en te communie gaan.-
" Hier begon de Paus geruime tijd te spreken over de zonen van
" Maria, over de novicen waarover ik afzonderlijk geschreven heb.
" Hij liet zich dan nauwkeurig de bijzonderheden vertellen over het huis
" van Nice, van Ventimiglia en van Sampierdarena, over een huis dat
" te Rome zou geopend worden enz. Nu is dat te lang om uiteen te zet-
" ten, maar ik zal jullie daarover spreken wanneer ik in Turijn zal
" terug zijn.
"
Ondertussen, mijn beste jongens, gaan jullie er mee voort mij
" genegen te zijn en bidden jullie voor mij. Op beloken Pasen zal ik
" de mis voor jullie opdragen en doen jullie dan een heilige communie
" voor mijn intentie. Allen zullen jullie dat doen, niet waar? Goede
" avond, mijn beste zonen, en de genade van Onze Heer Jezus Christus
" weze altijd met jullie en moge jullie helpen het echte kwaad dat de
" zonde is te vluchten. Zo weze het.
"
" Rome, Pasen, 16-4-1876
jullie toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Op de audiëntie bracht Don Bosco, samen met de bovengenoemde smeek-
schriften, ook vier collectieve brieven mee van het Oratorio, in naam van
de novicen, van de zonen van Maria, van de studenten en van de vakjongens.
Op de drie laatstgenoemden stond enkel de handtekening van wie ze verte-
genwoordigde, maar op die van de novicen meende Don Bosco dat het goed zou
zijn ze door allen bij naam te laten ondertekenen, ook door Don Barberis en
dit met zijn hoedanigheid van "directeur van de novicen." De reden hiervan
was dat bij de andere beschuldigingen die naar Rome waren gezonden tegen de Con-
gresgatie ook voorkwam dat er geen noviciaat bestond. De paus zou dus met
eigen ogen de voornamen en de familienamen zien van de novicen en de hand-
tekening van hun directeur. Van deze brief gaf Don Bosco zelf aan Don Bar-
beris een mondelinge schets en wanneer hij dan opgesteld was, keek hij het
na en bracht er wijzigingen aan toe. Er waren zesennegentig handtekeningen.
Hierna geeft Don Bosco een relaas van de overhandiging.
"
Beste D. Barberis,
"
"
Ik breng goed nieuws en jij bent de eerste om het te horen.
" Gisteren om 7 u. had ik een audiëntie bij de Heilige Vader en kon
" ik mij ongeveer een uur met hem onderhouden. Er werd veel gesproken
" over onze Congregatie en over onze goede novicen. Dan las hij van
" het begin tot het einde hun brief en de handtekeningen die erop
" stonden. Daarbij vroeg hij naar de hoedanigheden van de ene of de andere
" en wou hij weten of er iemand was met een buitengewone deugd. Ik
" heb gepoogd hem tevreden te stellen. Hij was er uiterst tevreden
" over en zei dat hun aantal een mirakel is van de goedheid van de
" Heer. Nadien voegde hij er tekstueel deze woorden aan toe: - Het
" zijn nieuwe olijfbomen die men moet aankweken. Het is echter nodig
" dat de jonge planten aan de kweker zouden toelaten hun wortels,
" onnuttige en schadelijke scheuten af te snijden en het hondsgras
" en de molm die de planten zouden ten onder brengen, te verwijderen. U
" begrijpt het wel

14.10 Page 140

▲back to top
- XII/136 -
" maar U zult het aan hen wat uitvoeriger verklaren. Deze tengere planten
" moeten uit zichzelf groeien en dan vruchten geven voor hun meester. Wee
" u wanneer de plant onwerkzaam blijft en geen vruchten oplevert! Dan
" wordt ze inderdaad zonder nut voor haar meester. Moge God deze jonge
" planten zegenen, ze leiden en ze vruchten laten opbrengen voor zijn
" meerdere eer. - Daarna nam hij een pen en schreef hij eigenhandig
" onder uw adres: Dominus vos benedicat enz. zoals je zien kan op de
" brief die ik je terugzend omdat hij de handtekening draagt van de
" Heilige Vader.
"
Groet namens mij speciaal Peloso, Schiapino, Tosello enz.
" Op een ander ogenblik zal ik je nog wat anders schrijven.
"
Moge God je allen zegenen en geloof me in J. Chr.
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Ik heb je brief ontvangen en wat je me schrijft is goed. Het is goed
"
dat de novicen wandelingen maken.
Laten we hier een parenthesis openen om het postscriptum te verkla-
ren. De twee zinnetjes schijnen over hetzelfde te handelen maar dat is niet
zo. Want het eerste "het is goed" is het antwoord op een vraag die door Don
Barberis enkele dagen voor Pasen werd gesteld. Deze had gedurende zijn
laatste sermoenen te Borgo S. Martino vastgesteld dat daar gedurende het
jaar weinig of niets aan de jongens gezegd werd over hun roeping. Hij oor-
deelde het passend de jongens goed te onderrichten over de volgende drie
punten: 1° dat ze over hun roeping niet alleen mogen beslissen, maar met de
hulp van hun biechtvader; 2° dat men de grotere leerlingen niet moet laten
wachten tot het einde van het schooljaar om een beslissing te nemen, maar
dat de tijd van de retraite als de meest geschikte tijd moest worden aange-
zien voor de studie van het probleem; 3° dat de leerlingen van de hogere
klassen over dit probleem in de biecht moeten spreken. Don Barberis was
bovendien de mening toegedaan dat men in onze colleges aan de jongens van
de laatste lagere klassen fundamentele begrippen over deze kwestie diende
voor te houden, wanneer ze namelijk de tweesprong naderden of ze de klas-
sieke of de technische leergangen zouden volgen. Dat waren de punten waarover
hij verlangde met nauwkeurigheid de gedachte van Don Bosco te kennen. Hij
vroeg hem tevens eens te willen overwegen of men in dit geval er de al-
gemene aandacht niet zou op vestigen door een omzendbrief van zijn hand.
De volledige goedkeuring laconisch door Don Bosco geformuleerd door zijn
"wat je me schrijft is goed" sloeg op de zo-even opgesomde punten.
De laatste van de paasbrieven die inlichtingen bevatten over de pau-
selijke audiëntie, was bestemd voor gravin Corsi, schoonmoeder van Cesare
Balbo.
"
Mevrouw de Gravin,
"
"
Gisteren ben ik op audiëntie geweest bij de Heilige Vader en
" was ik in de gelegenheid geruime tijd te spreken over U en over uw fami-
" lie. Hij herinnerde zich het vroegere bezoek van de Deputatie en
" vroeg nieuws over uw nieuwe kleine familie. Toen ik hem een bijzon-
" dere zegen gevraagd had, antwoordde hij mij: - Van harte, deel hem

15 Pages 141-150

▲back to top

15.1 Page 141

▲back to top
- XII/137 -
" aan allen mee van mijnentwege.
"
God zegene en overstelpe met Zijn gunsten de Gravin Corsi over
" wie U spreekt. Hij moge ze sterken in de geest van de christelijke
" liefde. Moge haar familie aangroeien in gezondheid en steeds rijker
" worden in ware rijkdommen, in de heilige vrees des Heren.
"
Ik haast mij U deze zegen mee te delen om hem niet te verge-
" ten. Komt U intussen naar Rome? Ik blijf hier nog twee weken.
"
Ik ontving het nieuws dat Mevrouw Monti gestorven is. Dit spijt
" me zeer. Het was een persoon die ons stoffelijk en geestelijk
" veel hielp. Ik beveel haar uit ganser hart aan in uw gebeden. Bid
" ook uit christelijke liefde voor deze arme mens die, terwijl hij U
" verzekert van zijn zwakke gebeden, steeds voor U in J. Chr. zijn zal.
"
" Rome, Pasen, 76.
uw nederige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco,
" P.S. Ik verzoek U mijn eerbiedige groeten te willen overmaken en hun
"
de zegen van de Heilige Vader te willen meedelen aan Graaf
"
Cesare, Gravin Maria, aan heel het huis Balbo, aan de heer Dr.
"
Fissore. Zend de hierbij ingesloten brief aan D. Rua maar slechts
"
wanneer U daartoe gelegenheid hebt.
Het "vroegere bezoek van de Deputatie" vraagt om een opheldering.
In 1871 vierden de katholieken het pauselijke jubileum van Pius IX en bij die
gelegenheid werden de akten van eerbetuiging aan de Plaatsvervanger van
Jezus Christus vermenigvuldigd met het inzicht hem eerherstel te brengen
voor de smaad die hij onlangs geleden had. Uit verschillende landen kwamen
toen speciale deputaties naar Rome, en ook uit de voornaamste steden van
Italië ging men naar Rome op pelgrimstocht. Het katholieke Turijn, dat
zich al had laten opmerken door openbare plaatselijke betogingen die de
woede en het geweld van de sektariërs opwekten, zond ook zijn eigen af-
vaardiging. Bij die gelegenheid verdiende de oude hoofdstad van Piëmont de
eer van een vl eiende lo frede v an de P aus , di e i n zijn to espra ak op 19
juni tot alle Italiaanse afvaardigingen zich uitdrukte als volgt: "Ieder
deel van Italië gaf mij waardevolle bewijzen van gehechtheid, maar het
moge U geen leed doen dat ik hierbij op de eerste plaats Turijn vernoem. Van
daaruit kwamen de eerste beledigingen en die kwalen welke naderhand gans Ita-
lië overstroomden. Maar vanwaar het kwaad kwam, daarvandaan kwam ook het goed
en levendig waren de betuigingen van vroomheid en van genegenheid die mij
van daaruit toekwamen." Op een lustrumafstand riep de Paus de herinne-
ring weer op aan deze kinder lijke betogingen van de mensen van Turijn. In dat
jaar had Don Bosco laten aankondigen dat juist "wegens deze redenen" het
feest van Maria, Hulp der Christenen, "met meer luister dan in de voor-
bije jaren" zou gevierd worden. Een oproep van de Unità Cattolica had
de gelovigen uitgenodigd tot de "plechtige noveen" gepredikt door Pater
Secondo Franco, jezuïet. Ook dergelijke diensten droegen ertoe bij de harten
bereid te maken.
Van een ietwat latere datum, maar met een onderwerp dat verwant is
met het vorige, is ook deze andere brief, gericht aan graaf Eugenio De
Maistre. (1)
(1) Vermits de leden van de edele familie De Maistre in nauwe betrekking verkeerden met Don
Bosco en hun namen dikwijls zullen terugkeren in zijn briefwisseling, geven wij hier het
deel van de familieboom die aanvangt bij de beroemde voorvader die bij iedereen bekend is.

15.2 Page 142

▲back to top
- XII/138 -
"
Beste Heer Graaf Eugenio,
"
"
Ik heb nieuws ontvangen van Beaumesnil dat moeder ernstig ziek
" is. Ik heb onmiddellijk naar Turijn geschreven dat men 's mor-
" gens en 's avonds speciale gebeden zou verrichten aan het altaar van
" Maria, Hulp der Christenen, om de genade van de genezing te bekomen.
" Dan heb ik mij op paaszaterdag om zeven uur 's avonds bij de Heilige
" Vader begeven, heb hem een speciale zegen gevraagd die ik U van
" harte zend, terwijl ik U de verzekering geef dat ook hij voor U zal
" gebeden hebben. Ik heb dadelijk alles aan de heer Carlo geschreven.
" Thans weet ik geen ander nieuws meer en indien U mij iets zoudt kun-
" nen melden zou U mij een groot genoegen doen.
"
Bij dezelfde gelegenheid vroeg de Heilige Vader mij nauwkeurig
" nieuws over U, Mevrouw uwe echtgenote en uwe talrijke familie en
" toonde zich zeer getroost wanneer hij vernam dat de voorvaderlijke
" katholieke geest in het heilig huis De Maistre zich voortzet in de
" kinderen en de kleinkinderen van de komende generatie. Hij vroeg ook
" speciaal nieuws over Mevrouw de Hertogin en zei al schertsend dat
(1) vervolg van p. 137.
GIUSEPPE DE MAISTRE
RODOLFO
huwde Carlotta
du plan de Sieyès
MARIA
Huwde markies
Fassati
BENEDETTA
huwde graaf
Medolago
STANISLAS
CONSTANZA
huwde de hertog van
Montmorency—Laval
EUGENIO
huwde dochter
van De Menthon
EMANUELE
BENEDETTA
AZELIA
Huwde baron
Ricci diFerres
ADELE
huwde graaf
Terray
FILOMENA
huwde, na de dood
van Benedetta
Graaf Medolago en
Werd, na de opvoe-
Ding van Stanislas
Zuster bij de
dochters van het
H.Hart van Jezus;
stierf te Rome.
1924
ZAVERIO
Huidige heer
Van Borgo
Cornalense
FRANCESCA
gravin van
Bournazel
PIETRO e PAOLO
jezuïeten
Paolo werd door Don
Bosco genezen 1867
MARIA
deed te Borges
vaak schrijfwerk
voor Don Bosco
MAURIZIO
Graaf Rodolfo had behalve de vier kinderen hierboven aangeduid, er nog zeven andere : Maria
Teresa, Emanuele, Giuseppe, Carlo, Saverina (Karnelites), Francesca,
Beaumesnil is een dorp in Normandië, waar de De Maistre's een kasteel hadden,

15.3 Page 143

▲back to top
- XII/139 -
" hij tevreden was iemand te hebben die hem vergezelde op zijn tach-
" tigste jaar. Aan allen schonk hij dan een speciale zegen met enkele
" geestelijke gunsten die ik mij voorbehoud schriftelijk mee te delen
" aan U, aan uwe familie, aan de familie van de Heer Graaf Francesco,
" aan de Heer Agostini en bij name aan Mevrouw de Hertogin.
"
Op de eerste dagen van mei vertrek ik uit Rome en wanneer ik
" te Turijn zal terug zijn, hoop ik eens even langs Borgo te komen.
"
De Heilige Vader geniet van een goede gezondheid en behandelt
" al de zaken van de Kerk op een manier die de secretarissen van de
" Congregatie onthutst. Maar Kardinaal Antonelli is sinds verschillen-
" de maanden ernstig ziek. Indien er geen beterschap komt zal hij
" verplicht zijn af te zien van het staatssecretariaat.
"
Ik ben U zeer dankbaar voor de blijken van christelijke liefde
" die U ons bewijst. God moge het U vergelden in de tijd en later in
" het paradijs. Nederige eerbetuigingen aan allen. Bid ook voor mij die
" uit ganser harte in J.-Chr. ben
"
" Rome, 21-4-1876.
" Via Sistina 104
uw verplichte en nederige dienaar,
Priester Gio. Bosco.
Na de brief aan Graaf De Maistre is het goed dat we een briefje zou-
den vermelden dat gericht was aan barones Ricci, omdat de ene brief sterk
verband houdt met de andere.
"
Geachte Mevrouw Azelia,
"
"
Zodra ik uw brief ontvangen had, heb ik dadelijk een speciale
" zegen gevraagd aan de Heilige Vader die deze graag verleend heeft
" aan de goede grootmoeder, gravin De Maistre. Ik heb dat dadelijk
" meegedeeld aan Beaumesnil en ik hoop dat dit zal geholpen hebben voor
" de verbetering van de gezondheid van de vereerde zieke. Indien U mij wat
" ander nieuws zoudt bezorgen, dan zou ik dat als een echte gunst aan-
" zien.
"
Ik heb eveneens een speciale zegen gevraagd voor U, Mevrouw
" de Barones en voor de ganse familie Ricci, aan wie ik U eerbiedig
" verzoek mijn huldebetuiging te willen meedelen.
"
Ik beveel mij van ganser harte aan in de christelijke liefde
" van uw gebeden, terwijl ik mijzelf met alle eerbied betuig van uwe
" verdienstelijke persoonlijkheid
"
de nederige dienaar,
" Rome, Via Sistina, 104, 21-4-1876
Priester Gio. Bosco.
Wij wensen hier voor eens en altijd op een bijzonderheid te wijzen,
namelijk dat Don Bosco in zijn briefwisseling nooit gebruik maakt van
devotissimo (zeer dienstwillig) voor zijn handtekening. Wij zijn de ver-
klaring hiervoor verschuldigd aan een herinnering van Don Giuseppe Ves-
pignani, van wie wij ze zelf vernomen hebben. Don Vespignani die secreta-
ris was van Don Rua vanaf het einde van 1876 tot een heel eind in 1877,
had in een officiële brief deze zo gebruikelijke superlatief aangewend,
maar Don Rua stelde hem voor deze te vervangen door obligatisimo (zeer ver-

15.4 Page 144

▲back to top
- XII/140 -
plichte) of iets dergelijks, met de opmerking dat voor Don Bosco devozione,
devoto en devotissimo zo gewijde termen schijnen te zijn (in de betekenis
van vroomheid, vroom en zeer vroom) dat men ze niet zou mogen gebruiken in
hun profane betekenis. Hij wees hem er eveneens op dat hij weigerde ge-
bruik te maken van het adjectief divino (goddelijk), toegekend aan zaken
die met de Godheid niets te maken hadden.
In het Oratorio werden de brieven van Don Bosco, Don Durando en Don
Berto in het openbaar voorgelezen, met weglating van de gedeelten waar-
in kiese punten werden aangeraakt, zoals meningsverschillen met een of an-
der personage die aan zeer weinigen toch bekend waren in het huis. De oor-
spronkelijke stukken dragen nog de sporen van aantekeningen met de pen om
aan de lezer of de kopiist aan te duiden wat moest overgeslagen worden.
Men kan niet beschrijven hoe dergelijke voorlezingen de harten bewogen.
Velen schreven hierover aan Don Bosco, anderen richtten zich tot de Heili-
ge Vader. De novicen dankten Don Bosco en de Paus met heel wat brieven. Don
Barberis schreef: "Wij zijn vol vreugde. We hebben dadelijk de novicen in
conferentie bijeengeroepen en uit uw brief de woorden voorgelezen die de
Heilige Vader ons toestuurde. Men las nog eens in tegenwoordigheid van
allen de brief die aan Zijne Heiligheid werd gezonden, opdat allen steeds
meer in de beloften die ze gedaan hadden zouden bevestigd worden.
Gedurende een nieuwe audiëntie zult U de Heilige Vader van onzentwege be-
danken." Bij de nieuwe brieven was er één die door jongens die lid waren
van de Compagnie van de Onbevlekte Ontvangenis ondertekend was met eenen-
dertig namen. We doen hier graag een keuze om de meest bekende namen aan te
halen: Albino Carmagnola, Giuseppe Gamba, Secondo Marchisio, Giuseppe Isnar-
di, Luigi Molinari, Francesco Piccolo, Carlo Peretto, Bernardo Vacchina,
Al deze jongens en zij niet alleen zijn later Salesiaan geworden. Men ziet
hieraan hoe Don Bosco het doel bereikte dat hij zich voorstelde met deze
Compagnie. Dit wordt door Don Barberis in zijn kroniek onder datum van 23 april
aldus verklaard: "Het is zijn opzet, vooral de oudere jongens en zij die
weldra een beslissing over hun eigen roeping zullen moeten nemen uit te
kiezen vermits in de geest van Don Bosco dit als de laatste trede moet
zijn, zonder dat ze er iets van weten of er ook maar aan denken, om in de
Congregatie te treden. Dit is een van de geheimen van het Oratorio, name-
lijk ze door verschillende graden van conferenties en compagnies te laten
gaan, zonder dat zij er enig idee van hebben om zich dan van velen onder
hen meester te maken en ze naar het goede te wenden steeds met volle gene-
genheid en alsof men enkel hun verlangens inwilligde."
Om steeds ordelijk vooruit te gaan, zullen we thans in vier hoofd-
stukken een groot gedeelte groeperen van de zaken die wij nog moeten zeggen.
Dat zijn: de gebeurtenissen van Turijn, de contacten met politieke per-
soonlijkheden, de voorstellen tot stichting en de geestelijke gunsten van de
Heilige Vader.
Immers "de vervelende dingen" van Turijn volgden Don Bosco ook naar
Rome. Op 12 april schreef Don Berto aan Don Rua: "De Aartsbisschop van
Turijn heeft mij werk bezorgd. Wij bouwen op en hij probeert af te breken."
En Don Durando gaat voort op de 15de: "De oorlog tegen onze sociëteit wordt
vreselijk voortgezet, maar met Gods hulp en de gunst van Pius IX zullen wij
alles overwinnen!" En Don Berto nogmaals op de 26ste: "Hier in Rome mag
men zeggen dat de vijandelijkheden van de Aartsbisschop van Turijn bij alle Con-
gregaties bekend zijn en met goedheid waarschuwen ze Don Bosco om op zijn
hoede te zijn en zich in staat van verdediging te stellen."

15.5 Page 145

▲back to top
- XII/141 -
In het "werk" aan de secretaris van Don Bosco door deze "vervelende
zaken" bezorgd, was heel waarschijnlijk begrepen de voorbereiding van een
officieel antwoord op de beschuldiging dat Don Bosco op verschillende plaatsen
willekeurig de authentieke tekst van de Regel zou hebben gewijzigd en zelfs
vervalst hebben.(1) Een andere beslommering was deze: de elementen verza-
melen om de hindernissen uit de weg ruimen die door Turijn tegen het verle-
nen van de privilegies werden opgeworpen. Hiervoor verwijzen wij naar
Hoofdstuk XXI van het elfde boekdeel. In ieder geval voegen wij bij die
tekst de volgende zinnen van de Aartsbisschop aan zijn advocaat,(2) die
tevens de advocaat van Don Bosco was bij de Congregatie van de Bisschoppen en
Reguliere Geestelijken: "Ik heb aan de Heilige Congregatie van de Bis-
schoppen en Reguliere Geestelijken een brief geschreven, waarin ik verzoek
mij kennis te geven van de privilegies die Don Bosco voor zijn Congregatie
vraagt. Ik heb ernstige redenen om te vrezen dat Don Bosco in deze aan-
vraag: 1° beweegredenen aanvoert waarin hij zich over mij beklaagt; 2° dat
mijn bisschoppelijke jurisdictie in het gedrang zou kunnen gebracht worden.
Ik heb geen antwoord ontvangen. Ik zou er graag een ontvangen om te weten
wat mij te doen staat, want ik zou hierover aan de Heilige Vader willen
schrijven. Morgen begeeft Don Bosco zich naar Rome voor deze aangelegenheid...".
Dat de gunst van Pius IX, waarin Don Durando zijn vertrouwen stelde,
niet denkbeeldig, was, wordt ook nog bewezen door een getuigenis van Mon-
seigneur Andrea Scotton. Gedurende een private audiëntie sprak de Paus
hem geruime tijd over de zaken van de Salesianen en over de betreurens-
waardige onenigheid. Daarbij maakte hij melding van de pogingen van Mon-
seigneur Gastaldi om het Rosminianisme weer op te werken en zei dan tekstueel:
- Zeker, de Rosminianen verrichten werkelijk veel goed, maar geloof me
vrij, mijn beste, ze zijn aan de Heilige Stoel niet zo gehecht als Don
Bosco en zijn priesters.(3)
Monseigneur Gastaldi voerde zijn plan uit en schreef aan de Paus
dat het zijn inzicht was afstand te doen van zijn bisschopsambt.(4) De Paus
antwoordde hem dat hij het hem niet aanraadde. Hij moest er goed over na-
denken, raad vragen en bidden alvorens een besluit te nemen. In dezelf-
de brief deed hij zijn beklag dat de Paus niet van hem hield. Ik weet
niet wat ik tegen de Aartsbisschop van Turijn zou gedaan hebben - zei Pius IX
aan Monseigneur Sbaretti, tenzij dan dat ik hem geschreven heb dat hij
niet zo vlug te werk zou gaan bij het suspenderen.- Dezelfde secretaris
van de Bisschoppen en Reguliere Geestelijken maakte aan de secretaris van
Don Bosco de volgende opmerking: "Het is daarom dat de Paus aan Don Bos-
co deze bevoegdheid toestond die hij vraagt, ad tempus, voor drie jaar
in Italië en vijf jaar daarbuiten, maar zonder het rescript te formuleren,
op de eerste plaats omdat de Congregaties nog gesloten zijn wegens de paas-
feesten en vervolgens opdat de Aartsbisschop het niet zou te weten komen.
Dat ze er zo gebruik van maken zoals het door mij al ondertekend is. De
bevoegdheid waarop hier gezinspeeld wordt, is die van de extra tempora. Met nog
grotere omzichtigheid werd hem om diezelfde reden het privilegie van de vrij-
(1) Brief van Menghini aan Don Bosco, 7-2-1876.
(2) Brief van 2 april 1876.
(3) Brief van Don Durando aan Don Rua, 2 mei 1876.
(4) Zie M.B. vol, 12, Document 9.

15.6 Page 146

▲back to top
- XII/142 -
stelling van de getuigschriften verleend. We zullen er weldra over spreken.
Het was toen dat een edelmoedige poging van Monseigneur Galletti,
Bisschop van Alba, om de vrede met Monseigneur Gastaldi te bewerken, Don
Bosco ter ore kwam. De goede prelaat zelf moest het hem zeggen, omdat hij
verplicht was een reden op te geven voor een weigering. De brief schijnt
ons van niet gering belang te zijn en daarom laten wij hem hier volgen.
"
Mijn Weleerwaarde en beste D. Bosco,
"
"
In alle vertrouwelijkheid moet ik U in antwoord op uw brief
" zeggen, dat het op dit ogenblik van mijnentwege niet opportuun en voor-
" zichtig zou zijn weer eens te moeten verschijnen te Turijn voor
" onze Zeer Eerwaardige Monseigneur de Aartsbisschop om mij aan te
" kondigen als predikant van de noveen en van het Feest van Maria,
" Hulp der Christenen. Ik zou het werkelijk niet zover durven laten
" komen. Slechts enkele weken geleden heb ik, zonder twijfel met
" teveel vertrouwen in mezelf en in mijn zwakke krachten getracht per
" brief de verdediging op mij te nemen van de beminde Don Bosco en een
" middel te vinden om de harten van deze twee grote Godsmannen tot
" elkaar te brengen. Misschien zijn ze niet in de juiste gesteltenis
" om elkaar te begrijpen en te kennen. Maar de Heer heeft mij verne-
" derd en ik kon er niets anders bij winnen dan hem, die ik tot vrede
" had willen bewegen, te verstoren en bitter te ontstemmen. Aldus heb
" ik meer en meer het kluwen van de onenigheid, die niet in het hart maar
" in het verstand ligt, verward. Bonum mihi, Domine, quia humiliasti,
" me, ut discam justificationes tuas. En dit in het grootste geheim.
" Misschien zou de Bisschop van Pavia het zeer goed doen voor de
" noveen en de feestdag. Ik groet U in Domino.
"
" Alba, 28 april 1876.
Uw verknochte dienaar,
"
Eugenio, bisschop.
Van dezelfde datum is een brief van advocaat Menghini, waarin hij aan
Don Bosco een uiterst waardevolle getuigenis geeft. Men herinnere zich dat
te Rome Menghini ook de advocaat van Monseigneur was en dus verplicht was
zijn belangen te behartigen steeds binnen de grenzen die hem door zijn ge-
weten en zijn eergevoel werden opgelegd. Aldus schreef hij aan de Aarts-
bisschop van Turijn op 28 april in een brief die over gans andere aangele-
genheden handelde.(1) "Don Bosco maakt zich sterk en houdt vol dat hij in
zijn geschriften nooit de aartsbisschop gekrenkt heeft. Om de waarheid te
zeggen, hij heeft in de geschriften aan Rome gericht steeds de grootste
reserve in acht genomen. Dat heeft bij meer dan een Eminentie een goede
indruk gemaakt." - Don Bosco verdedigt zich, en krenkt niet - zei hij zelf
eens aan Don Francesia, die hem sprak over iemand die hem aanzette om het
offensief op te nemen.
Als slot van deze nieuwe reeks ongelukkige zaken vertellen we nog een
(1) Het origineel bevindt zich bij de theoloog Franchelli van Turijn.

15.7 Page 147

▲back to top
- XII/143 -
ander incident over wijdingsaangelegenheden. Don Rua bood aan de Curie een
lijst aan van jonge geestelijken met het verzoek dat ze zouden toegelaten
worden tot de orden gedurende de Pinkstertijd. Er werd bevonden dat de
lijst niet in regel was, omdat er bepaalde aanduidingen ontbraken. Don Rua
stelde de vraag opnieuw op en hield daarbij goed rekening met de gewenste
formaliteiten. Het volstond niet. Het antwoord was ontkennend. Men kan
best begrijpen hoe deze weigering Don Bosco bitter moest stemmen.
Twee verwittigingsdromen vertelde Don Bosco in de maand april aan de se-
cretaris, die ze more solito op schrift bracht. De sluier de innerlijke
betekenis van bedekt, is vrij doorzichtig. Wij menen dat deze hier op hun
plaats zijn.
In de nacht van 7 april hoorde Don Berto dat Don Bosco in zijn slaap uit-
riep: - Antonio! Antonio! - 's Morgens vroeg hij hem of hij geslapen had en sprak
hem over de kreet. Toen vertelde Don Bosco hem het volgende, dat wij over-
schrijven van de secretaris: "Ik meende dat ik mij in de nabijheid bevond van
een ladder, op een smalle plaats en dat ik bleef staan voor een hyena die
mij geen stap verder liet verzetten. Daar ik niet wist hoe ik mij hiervan
kon bevrijden, riep ik Antonio, mijn broeder, die al zoveel jaar gestorven
is. Eindelijk bewoog de hyena zich en kwam op mij toe met haar muil wijd
open gesperd. Daar ik geen andere weg zag om te ontsnappen stak ik mijn
hand in haar keel. Ik was erg bevreesd, en niemand kwam mij helpen. Ein-
delijk kwam er vanuit de bergen een herder naar omlaag die mij zei: -
De hulp moet van boven komen, maar om ze te verkrijgen moet ge zeer laag
dalen. Hoe lager men zich bevindt, van des te hoger zal de hulp komen. Dit
dier doet maar alleen kwaad aan wie niet oplet, aan wie dat wil. - Op dat
ogenblik werd ik wakker."
Op een andere nacht droomde hij nogmaals en gaf over de droom vol-
gend verhaal: "Het scheen mij toe dat ik mij in mijn geboortestreek bevond
en daar zag ik de Paus aankomen. Ik kon mij niet overtuigen dat hij het was
en daarom vroeg ik hem:
- "Wat nu? Hebt U geen rijtuig, Heilige Vader?"
- "Ja, ja, ik zal er wel aan denken. Mijn rijtuig is de trouw, de
sterkte en de zachtmoedigheid."
- "Maar hij was de uitputting nabij en zei: - "Ik ga sterven."
- "Neen, neen, Heilige Vader", zei ik. "Zolang de zaken van onze Congrega-
tie niet beëindigd zijn, zult U niet sterven."-
Toen verscheen er een rijtuig, maar zonder paarden. En wie zal het
trekken? Daar kwamen toen drie dieren vooruit: een hond, een geit en een
schaap die het rijtuig van de Paus trokken. Maar op een bepaald punt aan-
gekomen konden deze drie dieren het rijtuig niet meer in beweging brengen
en de Paus werd steeds meer en meer afgemat. Het speet mij dat ik hem niet
in mijn huis genodigd had en er niet aan gedacht had hem een verfrissing
aan te bieden. Maar - zei ik bij mezelf - zodra we aan het huis van de ka-
pelaan van Murialdo aankomen, zullen we alles in orde brengen. Ondertussen
echter bleef het rijtuig stilstaan. Toen hief ik een soort wielas op die aan de
achterkant de grond raakte. Toen de Paus dat zag, nam hij weer het woord en zei:
"Indien ze U in Rome dit werk zouden zien doen, zouden ze werkelijk een goede
reden hebben om te lachen." - Terwijl ik de zaken trachtte te beredderen ont-
waakte ik."

15.8 Page 148

▲back to top
- XII/144 -
Deze keer ging Don Bosco in Rome niet veel aankloppen bij de mensen
van de regering. Hij bracht enkel een bezoek aan Melegari, Minister van Buiten-
landse Zaken, die hem zeer goed ontving. Don Bosco sprak hem over zijn mis-
sies die goed begonnen waren en de andere die hij zou beginnen. Hij kreeg
mooie beloften, maar in feite kreeg hij geen steun. Bij gelegenheid van de
fameuze ontmoeting met Depretis te Lanzo enkele maanden later, liet hij
zich de gelegenheid niet ontsnappen terug te komen op het onderwerp. De
President van de Raad deed hem beloften, zei hem dat hij zijn aanvraag
voor subsidies zou gesteund hebben, dat hij bevelen zou rondzenden aan de
consuls, dat hij er zou over spreken met zijn collega van Buitenlandse Za-
ken, maar daarna, wanneer Don Bosco kwam aankloppen en hem om toelagen
verzocht, ontving hij in de plaats lof en verontschuldigingen en werd er
verder over die zaak niet meer gesproken.
Don Bosco zond nadien Don Durando om zijn opwachting te maken bij
Coppino, Minister van Openbaar Onderwijs, die zeer hoofs was. Hoewel hij
wist dat vele personen in de wachtkamer hun beurt afwachtten om tot de au-
diëntie te worden toegelaten, onderhield hij zich circa twintig minuten met
hem. Hij sprak met veel lof over het Oratorio en over de colleges van de
Salesianen, die hij zeer goed kende. Hij prees ook ten zeerste de woorden-
boeken die hem werden aangeboden, doorbladerde ze, las het voorwoord en be-
wonderde het sierlijke Latijn." Zaken die mij genoegen deden - schrijft Don
Durando - maar we betwijfelen of ze wel echt uit het hart komen." Immers,
in die droeve tijden van sektariërpolitiek mocht men er zich altijd aan
verwachten dat de feiten kwalijk met de woorden zouden overeenstemmen.
Nochtans herhaalde Don Bosco steeds dat het gezag van de Staat zou geëer-
biedigd worden, omdat hij oordeelde dat hij er veel kon mee winnen zelfs al
kon hij maar de poort sluiten voor een ongunstige vooringenomenheid tegen
zijn persoon en zijn werken. Deze verzoeningsgezinde geest hielp hem meer-
maals om zaken recht te zetten en meningsverschillen te effenen, die de
heilzame werking van de Kerk in Italië tegenhielden. Voor een radicale
regeling waren de tijden nog niet rijp. Integendeel, de verdachtmakingen
die het gevolg waren van zijn pogingen om de zaken op orde te brengen,
brachten beide tegen elkaar staande kampen in beroering. Vele goede mensen
glimlachten er toen om alsof het naïef was.
Gedurende zijn verblijf te Rome ontving hij verschillende voor-
stellen om in de stad of in de omtrek nieuwe stichtingen te beginnen. We
zullen thans niet spreken over de Concettini, noch over de Romeinse kaste-
len, noch over Montefiascone. We zullen het alleen hebben over voorstellen,
die, hoewel ze in rook zijn opgegaan, een bewijs zijn van het vertrouwen dat
men in Don Bosco stelde.
Men zal zich herinneren dat er in 1875 sprake van was het bestuur
van het College te Ceceano toe te vertrouwen aan de Salesianen.(1)Tussen-
persoon was Kardinaal Berardi, maar de uitnodiging kwam van zijn broer. Men
liet het idee vallen, omdat, zodra het uitgelekt was, het slapende honden
had gewekt. Het werd een heen en weer geloop van priesters die kwamen pro-
testeren tegen die zogenaamde kaakslag voor de Romeinse clerus. Men moet
zich steeds in de tijd stellen waarover gesproken wordt en de zaken van
toen niet beoordelen met de maatstaven van thans.
(1) Zie boekdeel XI, blz. 171.

15.9 Page 149

▲back to top
- XII/145 -
Op zo korte afstand van de 20ste september waren de Piëmontezen voor de roma-
ni cives niets anders dan buzzuri,(1) die van het noorden van het schier-
eiland in huis gevallen waren. Het gewone volk vond er genoegen in het de
nieuw aangekomenen naar hun zin te maken, maar in sommige milieus ging het
werkelijk zoals tussen Joden en Samaritanen. In diezelfde dagen vertrouwde
de prinses Altieri, die Don Bosco een grote verering toedroeg, hem toe
dat, toen op een vergadering van de Vereniging voor de katholieke belangen
het voorstel gedaan werd Don Bosco naar Rome te roepen om hem de pauselij-
ke scholen toe te vertrouwen, men er niet wou horen over spreken omdat
zijn aanwezigheid de autonomie van de Romeinse clerus zou geschaad hebben.
Nog in 1880 zal het gebeuren dat we een betuiging van dezelfde
aard in een plechtiger vorm bijwonen. Toen dan de broer van de kardi-
naal de slechte ontvangst gezien had, riep hij de Scolopi. Toen hij
merkte dat ze slechts het belachelijke getal van zeven leerlingen hadden, wou
hij weer de onderhandelingen met Don Bosco aanknopen en liet daarom het
terrein voorbereiden door de Kardinaal. Maar Don Bosco hield zich op zijn
qui-vive en zei dat hij al te veel in handen had.
Sinds verschillende jaren koesterde Don Bosco de wens en voelde de
noodzaak van een residentie te Rome, Verschillende pogingen waren al mis-
lukt en vele anderen moesten ook nog faliekant uitvallen. Bij een gesprek
over de missies vroeg de Prefect van de Propaganda hem op de man af:
- "Waarom denkt Don Bosco aan ver afgelegen landen en denkt hij er
niet aan naar Rome te komen?"
"En waarom", antwoordde Don Bosco, "denkt Uwe Eminentie er niet
aan mij hier een verblijf te zoeken? Ik vraag enkel maar een dak boven mijn
hoofd om de jongens bijeen te brengen.
- "Indien dat genoeg is, laat me dan maar begaan, dat zal ik wel voor U
vinden. Ik meende dat U een groot kapitaal zou vragen, maar als het slechts
daarover gaat, dan zal ik het vinden.
"Anderen hebben dit ook al gezegd, maar tot heden toe waren het
woorden en niets meer."
"Wat nu? Twijfelt U aan mijn woord?"
"Niet dat ik aan uw goede wil zou twijfelen, maar U hebt zoveel te
doen, dat het uit uw geheugen zal gaan. U zult het vergeten en er geen tijd
voor hebben...".
"Ik zal eraan denken, U moogt er zeker van zijn."
Het verliep echter zoals Don Bosco het voorzegd had en er werd niet
meer over gesproken.
De hierboven vermelde prinses Altieri kwam voor eigen rekening op
de zaak terug. Bij gelegenheid van een bezoek zei ze hem:
(1) Het woordenboek van Crusca zegt hierover: "Deze naam pleegt men in Toscana te geven aan de Zwit-
sers die in het winterseizoen komen om hun ambt uit te oefenen nl. geroosterde kastanjes, gekook-
te kastanjes, kastanjekoeken enz, te verkopen." Komt misschien van het Duitse Putzer, poetser en,
aanvankelijk, schoorsteenveger.

15.10 Page 150

▲back to top
- XII/146 -
- "Indien Don Bosco hier in Rome een huis wil stichten, dan staan
mijn beurs en mijn persoon te zijner beschikking."
"In het begin of op het einde van de maand? vroeg Don Bosco.
"Dat komt toch op hetzelfde neer!"
"Neen, want in het begin is de beurs gevuld, maar op het einde heeft
Uwe Excellentie zoveel aalmoezen uitgedeeld dat ze leeg is."
"In het begin, in het midden, op het einde...".
"Oh, als het zo is, is alles goed."
Men mene nu niet dat het aanbod van de prinses een mooi woord was.
Ook nadien schreef ze hem hierover en bevestigde ze hem haar goede wil.
Maar Don Bosco wist hoeveel werken ze al mild steunde, zodat het niet te ver-
wachten viel dat ze voor hem nog merkelijke en blijvende steun zou over-
hebben. Dat verklaart zijn ontwijkend antwoord.
Niet minder beslist om Don Bosco een verblijf in Rome te bezorgen
toonde zich prins Mario Chigi di Campagnano, maar voorlopig werd er niets
besloten. Don Bosco ging in deze zaken zoals in alle zaken nooit overhaast
te werk. Zolang de Voorzienigheid geen duidelijke aanwijzingen gaf, ging hij
met tegenzin vooruit.
Kardinaal Franchi, Prefect van de Propaganda, deed een heftige aan-
val op hem voor de missies van het Oosten. Alleen in China waren er toen drie
apostolische vicariaten vacant. Over enkele jaren zou dit aantal tot vijf-
tien stijgen, zodra hij arbeiders voor het Evangelie klaar had, moest Don
Bosco hem dat laten weten. Hij zou geen cent van zijn eigen geld moeten
uitgeven. De Congregatie van de Propaganda zou aan alles denken. De Paus
wenste het vurig. Don Bosco beloofde dat hij weldra zijn zonen naar het
Verre Oosten zou kunnen zenden, maar ondertussen werd het dringend nodig
de missies die hij reeds ondernomen had, te versterken en te ontwikkelen en
hierover zette hij zijn nauwkeurige plannen uiteen, zowel bij de Prefect
van de Propaganda als bij de Paus. Hij vroeg de oprichting van een apos-
tolische prefectuur in Patagonië en vorderde ruime subsidies om het binnendrin-
gen van de missionarissen in het gebied van de Indianen te bespoedigen.
Doeltreffende middelen hiertoe zouden o.a. zijn: op de grenzen van dit gebied
een net van colleges, kostscholen oprichten, de zonen van de wilden aantrekken,
in betrekking komen met hun ouders en met hun stamhoofden, inboorlingen vormen
die op hun stam konden inwerken. Don Bosco had een lange gedachtewisseling met de
kardinaal. Hij overhandigde hem een schriftelijk relaas voorzien van historische
en geografische inlichtingen. Hij had inderdaad al bemerkt dat men te Rome
over die landen haast geen noties bezat. Wat het Oosten betrof was het hem
niet mogelijk iets beters te doen dan op lange termijn wat te beloven.
De meeste moeite getroostte Don Bosco zich voor de zaak van de pri-
vileges, maar juist over dit werk zijn de inlichtingen schaars, zo omzich-
tig ging hij te werk zonder wie ook dan op de hoogte te stellen van de
stappen die hij deed. Teleurgesteld in zijn pogingen om de mededeling van
de privileges in massa te bekomen, liet hij niets onbeproefd om speciale
bevoegdheden en talrijke aflaten te bekomen. Aldus bekwam hij twee Bre-
ven van goedkeuring voor het Werk van Maria, Hulp der Christenen, en voor
de Vrome Unie van de Medewerkers. Hiervoor is het nuttig hoofdstuk III en
IV van het vorig boekdeel te herlezen. Hij bekwam de voor altijd verleende be-

16 Pages 151-160

▲back to top

16.1 Page 151

▲back to top
- XII/147 -
voegdheid die toegestaan werd aan de Algemeen Overste van de Congregatie om
vergunning te verlenen aan iedereen om verboden boeken te mogen lezen.
Maar hij bekwam vooral op de audiëntie van 3 mei, dat al diegenen die
zich in de colleges van de Vrome Sociëteit bevonden, ontslagen werden van
de verplichting om aan de bisschoppen de getuigschriften te vragen. Dit
privilege werd nadien, op een andere audiëntie van 10 november van dat
jaar uitgebreid tot allen die in de Congregatie wilden treden. Van het
grootste belang, hoewel van tijdelijke aard, was eveneens het privilege van
de extra tempora dat hem de aanbieding van zijn jonge geestelijken voor de
heilige wijdingen ten zeerste vergemakkelijkte, zonder steeds met handen en voe-
ten te moeten werken om de hindernissen te overkomen. Dit verleende hem de
Paus, zoals we zopas gezegd hebben, bijna onderduims op 21 april. Van de
andere gunsten kan men een lijst vinden in volgende brief aan Don Cagliero.
"
Mijn beste Don Cagliero,
"
"
Ik schrijf je vanuit Rome en heb je veel zaken te schrijven
" die ik, om het je gemakkelijk te maken, een nummer zal geven.
"
1° De Heilige Vader vernam met veel genoegen nieuws over
" onze missie in Argentinië. Tegenover mij en anderen loofde hij
" de katholieke geest van de Salesianen,
"
- Ik lees - zei hij mij - al de brieven die ze vandaar zenden
" en ik vind er een groot genoegen in. Hij zond aan allen zijn aposto-
" lische zegen en moedigde hen aan steeds zijn toevlucht tot hem te ne-
" men.
"
2° Hij heeft vele privileges en geestelijke gunsten verleend,
" leend, o.a. de parochierechten aan al onze huizen. De biechtvaders
" die in een diocees zijn goedgekeurd, kunnen in elk van onze huizen
" biechthoren, ook op reis. Het extra tempus werd verleend. Van alles
" zal je een lijst ontvangen.
"
3° Hierbij heb je een brief voor de heer Benitez, waarin ik
" hem de zegen van de Heilige Vader meedeel die hem commandeur ge-
" maakt heeft. De breve hierover wordt gereedgemaakt en zal op jouw
" adres vertrekken op de vijftiende mei aanstaande.
"
4° De brief aan Dr. Ceccarelli kondigt hem de mooie uit-
" drukkingen aan die door de Heilige Vader in zijn voordeel gezegd
" werden uitgesproken. Hij wordt hierdoor voor deze keer aangesteld
" als zijn geheime kamerheer. Dus wordt hij Eerbiedwaardige Excellentie.
"
Doe alsof je dit dubbele nieuws niet kent en daarom zal er
" geen enkele ruchtbaarheid, tenzij heel bescheiden, aan gegeven wor-
" den. Wanneer je de breve voor Benitez en het diploma voor de heer
" Ceccarelli zal ontvangen hebben, dan zal je een afspraak maken met
" D. Fagnano. Je zal alles persoonlijk doen. Je zal de commissie van
" het college en de vrienden van beiden uitnodigen. D. Tomatis moet een
" mooie dialoog klaarmaken die dan bij die gelegenheid zal opgezegd
" worden. Twee jongetjes zullen op een schaal de breve van commandeur
" dragen en op een andere schaal het diploma. Jij echter en D. Fagnano
" zullen de leerlingen begeleiden, jullie zullen ze nemen enz. en in
" de handen geven van de betrokkenen. Het zijn zaken waaraan men hun
" belang moet hechten.(1) Zodra die documenten zullen aan-
(1) Dit gebeurde met een mooie plechtigheid op 15 augustus met godsdienstige cere-
m o ni eë n en e en o p e nb ar e academische zitting.

16.2 Page 152

▲back to top
- XII/148 -
" gekomen zijn, zal ik ze opsturen en er een brief voor jou bijvoegen.
"
5° De Heilige Vader sprak veel over de Aartsbisschop van Bue-
" nos Aires. Hij toonde zich zeer tevreden over hem en hij schijnt
" met hem een plan te hebben. Dit schrijf ik ook aan hem zelf.
"
6° De Heilige Vader biedt ons drie apostolische vicariaten
" aan: één in Indië, één in China, een ander in Australië. Ik heb er
" een aanvaard in Indië, maar ik heb niet minder dan achttien maanden
" tijd gevraagd om het geschikte personeel te vinden. Kardinaal Franchi
" heeft mij verzekerd dat hij niet wil dat de uitgaven hiervoor op ons
" zouden drukken.
"
7° Dit brengt de noodzakelijkheid mee dat jij naar Europa
" moet terugkeren. Zorg daarom dat je me zou kunnen zeggen hoeveel per-
" soneel er nodig is, Salesianen en Zusters, en ik zal trachten ze
" zo gauw mogelijk te laten komen, opdat, wanneer de zaken geregeld
" zijn, jij terug zou kunnen keren naar Valdocco om een huis te
" beginnen te Rome en dan een tocht te maken naar Indië.
"
8° Aangaande het huis te Rome is er besloten dat het zal
" geopend worden en misschien zal je bij je aankomst al onder ons
" dak kunnen logeren. Langzaam aan. Bougianen.(1)
"
9° Vermits het in onze bedoeling ligt een blik te gaan werpen
" in Patagonië, zal het goed zijn in mijn naam bij de Aartsbisschop
" te gaan, aan wie ik ook zal schrijven en hem vanwege de Heilige
" Vader te vragen of hij het stichten van colleges en tehuizen oppor-
" tuun acht, wanneer en hoe. Denk steeds hieraan, in de nabijheid
" van wilde stammen.
"
10° Mevrouw Felicita Orselli is overleden. Teresa (2)
" verblijft bij onze Zusters in Valdocco, die het zeer goed stellen.
" Ook Mevrouw Monti is gestorven. Toen ik afwezig was, hebben ze haar
" testament doen wijzigen. Zo schrijft me D. Rua.
"
11° Er is nu overeengekomen dat in oktober onze Zusters de
" zorg zullen hebben over het Seminarie van Biella en drie Salesianen
" zullen een tehuis openen in de streek van Trinità.
"
12° We hebben een hele reeks plannen in gang die prietpraat
" schijnen te zijn in de ogen van de wereld. Maar amper worden ze wer-
" kelijkheid of God zegent ze, zodat alles met volle zeilen vooruit-
" gaat. Een reden om te bidden, te bedanken, te hopen en te waken.
"
13° Geef me een overzicht van jullie financiële toestand en
" vermeld ook of jullie het meegenomene konden gebruiken en of jullie
" ontvangen hebben wat nadien gezonden werd.
"
14° Het heeft geen nut je te zeggen hoeveel groeten ik aan
" jou en en jouw gezellen moet overmaken. Kardinaal Antonelli, Berardi,
" Sbarretti, Fratejacci, Menghini, Alessandro en Matilde Sigismondi,
(1) Van de Piëmontezen wordt gezegd dat ze Bougianen zijn, of mensen die zich niet bewegen of
traag vooruitgaan en volgelingen zijn van "Langzaam gaat zeker."
2) Een oude jonge dochter die eerst samen met anderen het linnen in het Oratorio kwam verstel-
len en nadien ging samenwonen met enkele brave vrouwen die bij de Zusters logeerden en zich
met het zelfde werk bezighielden.

16.3 Page 153

▲back to top
- XII/149 -
" Ridder Bersani en vele anderen wensen jullie geluk en zegenen jullie.
" D. Berto is mijn gewone secretaris. D. Durando en D. Pechenino zijn
" hier te Rome. Ze hebben exemplaren van hun woordenboeken bij de
" Heilige Vader gebracht. Morgenavond zullen ze de audiëntie hebben.
" Ze laten jullie groeten.
"
15° Wat ik aan jou schrijf, wens ik dat ook aan D Fagnano en
" pro rata parte aan al de anderen zou gezegd worden.
"
Groet dan van mijnentwege al de vrienden, verwanten en weldoeners,
" geef allen de zegen van de H. Vader met vele geestelijke gunsten, die
" zodra mogelijk zullen meegedeeld worden.
"
16° Wanneer je tot de Salesianen alleen zal kunnen spreken,
" zeg hun dan dat ik ze zeer bemin in J. Chr. en dat ik iedere dag voor
" hen bid. Zeg hun elkaar wederkerig te beminnen en alles te doen wat
" mogelijk is om zich vrienden te maken en iedere reden van geschil of
" ongenoegen voor anderen coram Domino te verminderen.
"
17° Wij wachten steeds met spanning op jullie brieven. De ge-
" nade van Onze-Heer-Jezus-Christus weze altijd met ons. Amen.
" Bid voor hen die voor jou altijd zal zijn in J.Chr.
"
" Rome, 27 april 1876.
een toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. In het begin van de volgende maand zal ik, als het God belieft,
"
terug vertrekken naar Turijn. De Heilige Vader zelf heeft het
"
Ridderkruis verleend aan de heren Angelo Borgo en Gio. Battis-
"
ta Conti, voorname weldoeners van S. Pier d'Arena.
Op de audiëntie van 3 mei werd hij vergezeld, door zijn secretaris,
en ook nog door Don Durando en Don Pechenino, die twee mooi ingebonden
exemplaren van hun woordenboeken bij zich hadden. Don Berto overhandigde
aan de Heilige Vader twee naamlijsten, een van de compagnie van het Aller-
heiligste Sacrament en een andere van de kleine clerus. De Paus bekeek ze,
las enkele regels, legde ze op zijn bureau en zei: - Morgen bij klare dag
zal ik ze beter kunnen lezen. - Toen hij het doel van deze verenigingen
gehoord had, riep hij uit: - Bravo, dat zijn nu eens middelen om de
vroomheid bij de jongens te doen aangroeien! - Nadat hij aan alle drie
zijn zegen had gegeven en hun enkele aangename dingen gezegd had, liet
hij hen gaan, terwijl hij Don Bosco bijna een uur bij zich hield.
De derde en laatste audiëntie had plaats om 1u. in de namiddag van de
11de mei. Terwijl men aan het wachten was, zei Monseigneur Sanminiatelli
aan Don Bosco dat de Heilige Vader hem naar de Arcadia gezonden had en dat
hij alles had willen weten. Alles was goed, liet Monseigneur opmerken -
maar het slot was prachtig, viel in de smaak en de Paus was er zeer tevre-
den over. In het gevolg van Pius IX kwamen de Kardinalen Franchi en Barto-
lini. Verschillende personages wachtten in de zaal. Tussen hen was de Aarts-
bisschop van Barcelona. Hier is een bloem uit uw tuin - zei de Paus aan Don
Bosco en wees naar zijn secretaris. Don Bosco sprak aldus: - Heilige Vader,
laat me toe U de eerbetuigingen en de gelukwensen van gans de Congregatie
van de Salesianen aan te bieden. U gewaardige zich de gebeden te aanvaarden
die de Salesianen voor uw behoud doen en dit nog voor vele jaren. Op deze
gelukwens antwoordde de Paus: - Fiat, fiat, om onze plannen te kunnen uitvoeren.-
Daarna, wanneer hij de aanwezigen gezegend had, ging hij zeer traag weg, terwijl

16.4 Page 154

▲back to top
- XII/150 -
Don Bosco, die hem volgde, enige woorden wisselde met Kardinaal Bartolini,
dan met Kardinaal Franchi, die volgens de wil van de Heilige Vader met hem
een afspraak vaststelde, waarbij de voorstellen betreffende de missies
zouden onderzocht worden. Don Bosco onderhield zich met hem in de namid-
dag en overhandigde hem het bovengenoemde Pro Memoria, wat Zijne Eminentie
beloofde te zullen onderwerpen aan het onderzoek van de kardinalen om er na-
dien relaas over uit te brengen bij de Paus.
Na de afscheidsaudiëntie die wij verhaald hebben, bereidde Don Bos-
co zich voor op het vertrek. We zullen het echter niet dadelijk hebben
over zijn terugkeer, maar zullen hier in chronologische volgorde enkele
andere brieven aanhalen die we hebben kunnen opsporen en die vanuit Rome
verzonden werden. Ze behelzen heel wat bijzonderheden over personen en
zaken en eveneens over Don Bosco persoonlijk.
1. Aan Don Lemoyne.
Op Palmzondag 9 april was te Lanzo een jeugdige kostschooljongen
gestorven zonder de sacramenten te kunnen ontvangen. De directeur kon er
zich niet overheen zetten.
"
Mijn beste Don Lemoyne,
"
"
Ik heb je mooie brief gelezen en heb er niet dadelijk kun-
" nen op antwoorden. Het geval van de jonge Arisio doet je verdriet en je
" hebt gelijk, maar wat helpt het verdriet na het feit? Trouwens, kort
" tevoren had hij gebiecht, het was een goede jongen en dus dient men
" iedere twijfel uit te sluiten dat hij niet zou gestorven zijn in de
" barmhartigheid van de Heer. Er drukt geen last op jouw geweten en
" uit christelijke liefde zal je voor hem bidden.
"
Ik heb nu te Rome vele zaken geregeld, andere ga ik regelen
" en ik vraag je te bidden en te doen bidden opdat alles zou verlopen
" tot meerdere glorie van God. D. Rua zal je een brief hebben meege-
" deeld voor jou, voor jouw en mijne beste jongens.
"
Mijnheer en Mevrouw Alessandro en Mathilde Sigismondi spre-
" ken op ieder ogenblik over jou, over je avondbezoeken. Ze ontvan-
" gen met groot genoegen je groeten en zenden ze je wederkerig terug.
"
Zeg ondertussen aan onze goede meesters, aan de prefect,
" aan de catechist, aan de assistenten, aan de jongens van al de klassen
" dat ik voor hen aan de Heilige Vader een speciale zegen gevraagd heb,
" met tal van gunsten eraan verbonden, die ik hun zal meedelen bij
" mijn terugkeer te Turijn.
"
Volgende donderdag zal ik de heilige Mis opdragen voor jullie
" allen en ik beveel mij aan opdat al diegenen die mijn vrienden zijn,
" hun communie zouden opdragen volgens mijne intentie nl. voor een
" zaak van groot belang.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze altijd met ons.
" Geloof me, je toegenegen vriend,
"
" Rome 22-4-76
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Groet van mijnentwege Bonomi en Trione.

16.5 Page 155

▲back to top
- XII/151 -
2. Aan Don Rua en aan Don Lazzero.
Don Bosco hoopte in Turijn te zijn voor de plechtigheid van St-
Jozef, die op 7 mei viel, maar hij kon niet. Het waren speciaal de vakjon-
gens die dit feest vierden. Gastini, een extern, meester van de boekbinders
en president van de oud-leerlingen, moest "zijn vrienden" naar het Oratorio
leiden om er hun devotie te doen. Gedurende de afwezigheid van Don Bos-
co, waren er, buiten de leerling van Lanzo, nog drie studenten en een
coadjuteur in het Oratorio gestorven. De catechist van de vakjongens, Don
Chiala, was zwaar ziek en had maar een paar maanden meer te leven. Om de
lof te verstaan die aan de coadjuteur Barale, hoofd van de boekerij, toe-
kwam volstaat het te weten wat Don Barberis in die tijd over hem schreef,
namelijk dat hij te midden van de vakjongens het werk deed van zes assistenten.
"Fare un carrozzino" (een coupé maken) is een uitdrukking die in Piëmont
gebruikt wordt in de betekenis van versuram facere wat eigenlijk betekent
een ongeoorloofde lening in geld tegen zeer zware voorwaarden toestaan.
Figuurlijk kon het betekenen: een goede of een slechte zaak doen, naarge-
lang van het standpunt. Te Turijn echter wordt het gebruikt in de slechte
betekenis. Don Bosco met zijn "quante cose (fatte)" (zovele gedane zaken)
schijnt de zaken te beduiden die goed gelukt zijn en met zijn "quanti car-
rozzini fatti e in corso da farsi" zaken die niet gelukt zijn volgens zijn
wens, ofwel zaken die in gang gezet zijn maar veel kosten.
"
Mijn beste D. Rua en D. Lazzero,
"
"
1° Men zorge ervoor dat Gastini met zijn vrienden het feest
" van Sint-Jozef in het Oratorio zou kunnen vieren, maar ik zou daar
" bij twee zaken willen: 1° dat ze mij mee aan het middagmaal laten
" aanzitten, natuurlijk zal ik mijn deel betalen;
"
dat zij die het kunnen, hun devotie doen.
"
2° Men stelle Dogliani tevreden door het Tantum ergo en de
" Polka te laten drukken, maar op voorwaarde dat hij zo goed zou zijn
" als Barale.
"
3° Neem D. Cesare Chiala bij jou, geef hem de geschikte beve-
" len, zend hem naar Valsalice of in om het even welke andere plaats
" die hem bevalt. Men spare niets dat hem kan helpen of genoegen doen.
"
4° Men houde zich nog niet met het brevier bezig zonder mijn
" uitdrukkelijk bevel.
"
5° Op Sint-Jozefsdag hoop ik bij jullie te zijn, si Dominus
" dederit.
"
6° Het schijnt dat de dood misbruik maakt van mijn afwezig-
" heid. Het is werkelijk nodig dat ik probeer weldra te komen om te zien
" wat er gaande is en persoonlijk de apostolische zegen te brengen.
"
7° Wat al zaken, wat al mislukkingen en zaken die onder be-
" zwarende voorwaarden op dreef zijn. Het schijnen fabels te zijn.
" Later meer daarover.
"
Ik zal je weldra de dag en het uur van mijn aankomst zeggen.
" D. Berto, D. Durando, D. Pechenino genieten een goede gezondheid. Ze
" laten jullie groeten en wensen jullie met mij alle goed toe.
"
Groet van mijnentwege D. Bertello, D. Guidazio, Febbraro en
" Giuseppe Buzzetti en geloof mij in J. Chr.
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.

16.6 Page 156

▲back to top
- XII/152 -
" P.S. Vergeet niet mijn groeten aan Antonio Bruna.
3. Aan Don Rua.
De "zaken die aan gang zijn" zijn de onderhandelingen voor de privileges.
Bij de haast waarmee hij dit briefje heeft neergekrabbeld is hem een bekentenis
ontsnapt die een openbaring is, namelijk "dat het werk hem gek maakt." "Zich de
handen insmeren" wordt volks gezegd van iemand die zich met goede wil aan iets
aanzet. Vooraleer de arbeider de hand aan het werk slaat, smeert en wrijft hij zich
eens goed in. De studenten waren bezig aan de voorbereiding van de Phasmatonices
van Rosini, herwerkt door Pater Palumbo. We zullen er nog over spreken.
"
Beste Don Rua,
"
"
Niets nieuws. De zaken zijn aan gang, wij stellen het allen
" goed. Het werk maakt me gek. Bid veel voor mij. Ik heb aan M. te
" Bricherasio geschreven opdat ze de leidster zou zijn van het feest
" van Maria, Hulp der Christenen. Ik verwacht een antwoord.
"
Zeg aan Dogliani, Buzzetti en D. Lazzero dat ze zich goed
" voorbereiden voor de muziek van die dag. Men vergete het Latijns
" toneelstuk niet. Zeg aan Dompè (1) dat ik zou willen dat hij een D.D.
" S.S. zou zijn. Hij krijgt een mooie medaille, wanneer hij het raadt.
" Moge God ons allen zegenen. Amen.
"
Priester Gio. Bosco.
4. Aan dezelfde.
Don Bosco ging ermee voort goede zielen te vinden, die in hun huis Salesi-
anen opnamen om rust of een speciale behandeling te laten genieten. De jonge
geestelijke Vigliocco stierf in augustus. Don Giulitto overleed in september na
enkele maanden priesterschap.
"
Beste D. Rua,
"
"
Indien ooit de gezondheid van Vigliocco het nodig zou maken
" dat hij bij Mevrouw Agnelli op rust gaat, dan ben ik het daarmee
" volledig eens. Het is een zeer vrome persoon. Na hem kan Massimelli
" daarheen gaan en dan Giulitto, die zich echter voor de Mis moet voor-
" bereiden op Pinksteren indien hij gezond is.
"
Wat Bruna betreft vrage men het advies van D. Albera of
" minstens een getuigschrift van zijn pastoor.
"
Ik heb zoveel te doen. Ik weet niet of ik op de plechtigheid
" van Sint-Jozef aanwezig zal kunnen zijn. Wie weet of men het niet op
" een andere zondag zou kunnen uitstellen. Ik zal er dan zeker zijn.
" Maar doe het zoals het goeddunkt. Schrijf me nieuws. In de helft
(1) Emanuele Dompè, leerling van de vijfde, nadien Salesiaan geworden. Het raadseltje dat volgt
is een van de middelen waardoor Don Bosco iemand dwong tot nadenken en de harten voorbe-
reidde op een goede raad van hem.

16.7 Page 157

▲back to top
- XII/153 -
" van deze week zal ik jou de dag van ons vertrek laten weten. We zijn
" allen in goede gezondheid. Bid veel. Groet D. Bertello, die mij nog
" geen enkele brief geschreven heeft. Zeg aan de vakjongens van het
" tuintje, dat ik hun brief aan de Heilige Vader zal geven. Daarna zal
" ik erover schrijven. Moge God ons allen zegenen. Amen.
"
" 30-4-76
Priester Gio. Bosco.
Aan Don Perino.
Hij was een oud-leerling van het Oratorio. Wat een kostbaar programma voor
de nieuwe pastoor van Piedicavallo in de streek van Biella! Wanneer hij het Orato-
rio verliet, had Don Bosco hem voorzegd dat hij pastoor zou worden, maar dat zijn
parochie zou vernield worden. Inderdaad, toen hij te Piedicavallo pastoor was,
speelden de Protestanten de populo barbaro.
"
Beste D. Perino,
"
"
Ik verheug mij zeer over je bevordering tot pastoor van
" Piedicavallo. Je zult een ruimer veld hebben om zielen voor God te
" winnen. Het fundament van je welslagen in de parochie is: zorg dra-
" gen voor de kinderen, de zieken bijstaan, van de oude mensen houden.
"
Voor jezelf: vaak te biechten gaan, iedere dag wat mediteren
" en eens per maand de oefening van de goede dood houden.
" Voor Don Bosco: de Letture Cattoliche verspreiden en in het Orato-
" rio het middagmaal komen nemen telkens als je naar Turijn komt. Het
" overige mondeling.
"
God zegene je, je werk, je toekomstige parochie en bid voor
" mij die voor jou steeds in J. Chr. zijn zal
"
" Rome, 8-5-1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
6. Aan Don Dalmazzo.
De medebroeders uit Valsalice vertrokken naar Rome in de herfst van het jaar
1874. Hierover hebben we het ook gehad in het vorige boekdeel. De dispensatie van
tien maanden werd verleend voor de diaken Michele Vota samen met twee andere dis-
pensaties, een van zestien maanden voor de diaken Giuseppe Giulitto en de tweede
van zeventien maanden voor de diaken Pietro Perrot. Monseigneur Sbarretti, secre-
taris van de Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere Geestelijken, verkreeg ze
op 3 mei ex audientia Sanctissimi. Het rescript draagt de handtekening van Kardi-
naal Ferrieri, die Kardinaal Bizzarri als Prefect van deze Congregatie opgevolgd
had.
"
Beste D. Dalmazzo,
"
"
De Heilige Vader sprak veel over het college van Valsalice en
" over de leerlingen die hem bezocht hebben. Hij zendt op deze manier

16.8 Page 158

▲back to top
- XII/154 -
" aan allen zijn apostolische zegen, aan de leerlingen en aan hun
" ouders: apostolische zegen met een volle aflaat in articulo mortis;
" een andere volle aflaat in de loop van hun leven naar hun goeddunken.
"
Vele gebeurtenissen, vele en gewichtige zaken zullen wij je
" mondeling meedelen.
"
Ik zal te Turijn zijn op het einde van de volgende week. Groet
" de Prefect, D. Daghero, en al onze beminde Salesianen en al jouwe
" en mijn beste leerlingen. Je zal aan Vota zeggen dat zijn dispensa-
" tie wegens zijn leeftijd bekomen werd. Hij make zich daarom gereed
" om een heilige te worden. Groet eveneens je moeder en Molinari. Be-
" min mij in J. Chr. en geloof Mij
"
" Rome, 5-5-1876.
je toegenegen vriend,
Priester Gio. Bosco.
7. Aan Don Lemoyne.
Een afschrift van de brief door Don Bosco geschreven voor de jongens
van het Oratorio was naar het college van Lanzo gezonden. Het nieuws dat
erin stond deed het plan ontstaan om een brief te sturen aan de Heilige
Vader, vergezeld van een geschenk voor Sint-Pieterspenning.
"
Beste D. Lemoyne,
"
"
De brief van het college van Lanzo met het geschenk van 100 fr.
" die ik aan de Heilige Vader met eigen handen gegeven heb, was hem
" zeer aangenaam. Daar het avond was en hij wat treuzelde om hem te
" lezen, nam ik hem in het halfduister uit zijn handen om voor te
" lezen en hij luisterde met grote voldoening. Daarna voegde hij er
" tekstueel volgende woorden aan toe:
"
- Bedankt van mijnentwege die goede leerlingen van Lanzo, zegt
" hun dat ze de goede God voor mij zouden bidden. Ik zegen ze uit
" ganser harte en verleen hun, namelijk aan de Salesianen en aan de
" andere personen in het college van Lanzo: 1° mijn apostolische
" zegen; 2° een volle aflaat naar goeddunken op de dag dat ze tot
" de Heilige Sacramenten zullen naderen.
" Toen ik hem vroeg of hij zich gewaardigde ook deze gunsten
" uit te breiden tot de ouders van de jongens en van de Salesianen,
" tot de Vicarius van Lanzo, (aan) D. Foeri, tot de kapelaan, tot
" aan de externen, antwoordde hij zeer graag bevestigend.
"
Vele andere zaken zullen op hun tijd worden meegedeeld.
"
Ik bedank onze beste leerlingen die voor mij gebeden hebben.
" Ook ik zal er mee voortgaan voor hen te bidden.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze steeds met
" ons.
"
Als het God belieft zal ik op de 16de van deze maand te
" Turijn zijn. Amen.
"
toegenegen in J. Chr.
" Rome, 7-5-76.
Priester Gio. Bosco.
8. Aan Don Rua.
De "zaak voor de heer Rua, machinebouwer" had betrekking op de reeds

16.9 Page 159

▲back to top
- XII/155 -
beschreven uitvinding, die nadien aan Don Bosco zoveel last bezorgde.(1)
"
Beste D. Rua,
"
"
Ik heb een speciale zegen aan de Heilige Vader gevraagd en
" verkregen voor de heer Dupraz, voor Mevrouw Chilardi, voor Juffrouw
" Mandilla, voor het huis Gonella bij de kerk van S. Carlo, voor het
" convent van S. Anna, van de Vigna della Regina (Wijngaard van de
" Koningin), van het Refugium, van de Magdalenen, van onze Zusters van
" Maria, Hulp der Christenen, van Mevrouw Giussano en van Juffrouw
" Bonica. Jij mag het hun meedelen, want wellicht kan het je nuttig
" zijn. Je zal hun zeggen dat ik hun bij mijn terugkeer de nota zal
" overhandigen met de speciale gunsten die de Paus aan hen verleend heeft.
"
Te zijner tijd heb ik ook de apostolische zegen gevraagd voor
" de heer Valle, schoonzoon van de heer Asinara.
"
De zaak voor de heer Rua machinebouwer werd in gang gezet vanaf
" de eerste dagen en wij hopen zodra mogelijk een antwoord te ontvangen.
"
Onze zaken staan goed, ik hoop woensdagmorgen naar Turijn te
" kunnen vertrekken. Indien ik kan zal ik een dag te Florentië vertoe-
" ven en nog een dag te Genua om het diploma van prelaat voor de heer
" Ceccarelli en de breve van commandeur in de orde van Sint-Gregorius
" voor Benitez te posten.
"
Ik had het zeer druk, kon vele zaken doen, maar geen geld ver-
" zamelen. Denk jij daaraan.
"
Vale in Domino. Tot ziens.
"
Toegenegen in J. Chr.
"
Priester Gio. Bosco.
9. Aan dezelfde.
De "aanbevelingsbrief" om te overhandigen aan Monseigneur Macchi, Kamerheer,
moest dienen om te worden toegelaten tot de pauselijke auditiëntie. We bezitten in
het eigen geschrift van Don Bosco een ontwerp van dergelijke aanbevelingen, aldus
opgevat: "De ondergetekende verklaart Mijnheer en Mevrouw Tommaso Frascara en
Margherita Carelli goed te kennen. Ze gaan naar Rome om er hun devotie te volbren-
gen. Als goede katholieken en voorbeeldige christenen menen ze dat hun grootste
geluk er zou in bestaan de zegen van de Heilige Vader te mogen ontvangen. Hier-
voor rekenen ze nederig op een aanbeveling van wie hen in dit vroom opzet zou kun-
nen helpen. Turijn, mei 1876. Priester Gio. Bosco." Het is zeer waarschijnlijk dat
dit het eigenlijk origineel is van de "aanbevelingsbrief" die door hem werd gezon-
den kort voor zijn vertrek uit Rome. Inderdaad, "de namen van de twee reizigers"
zijn door een andere hand geschreven en vullen de open plaatsen die door hem
werden aangeduid.
"
Beste D. Rua,
"
"
Ik zend je de gevraagde aanbevelingsbrief. Jij zal de blanco's
(1) Boekdeel XI, blz. 163.

16.10 Page 160

▲back to top
- XII/156 -
" invullen met de namen van de twee reizigers, dan zal je de brief
" in een omslag steken en er de naam van Monseigneur Macchi opschrijven.
"
Deel aan de jongens volgend goed nieuws mee
onder de vele
" mooie dingen die de Heilige Vader aan onze jongens en hun ouders ver-
" leend heeft, aan de Salesianen en aan hun respectievelijke ouders
" was ook een volle aflaat in articulo mortis met apostolische zegen.
" Iedereen denke eraan dit mee te delen aan wie er voordeel bij heeft.
" Idem een volle aflaat naar goeddunken op die dag waarop ze te com-
" munie zullen gaan.
"
Onze zaken zullen beëindigd zijn voor dinsdag en daags daar-
" na (10) zullen we naar Turijn vertrekken. Een dag te Florentië, een
" andere te Pisa, twee te Sampierdarena, dan te Turijn.
"
Na de 9de zullen de brieven naar Sampierdarena verzonden
" worden. Ik weet dat je het druk hebt, maar laten we elkaar troosten,
" ik heb het ook druk. Te Turijn zullen we elkaar sterken.
"
Ik zend de brieven terug (1) opdat D. Chiala, indien hij
" kan één of meer voor de Unità Cattolica zou klaarmaken.
"
Bij mijn doortocht te S. Pierdarena zal ik verschillende
" zaken moeten posten voor de Argentijnse Republiek. Indien je van
" Turijn iets zendt, laten we het dan samenvoegen voor de 14de.
"
Ik uit meen je al gezegd te hebben dat Benitez tot comman-
" deur, Ceccarelli tot Kamerheer van Zijn Heiligheid, Angelo Borgo en
" Graaf Gio. Batt. tot ridders zijn benoemd. Zij weten het nog niet.
"
"
Don Gio. Bosco.
10. Aan dezelfde,
De juiste schrijfwijze van de naam van de gewezen clericus hier
vermeld was Bodrati. Het thema voor Don Guidazio, leraar van de vijfde
klas van het gymnasium, bestond erin sommige pauselijke breven die men
onlangs bekomen had, in het Italiaans te vertalen.
"
Beste D. Rua,
"
"
Morgen vertrek ik naar Pisa. Ik zal te Salviati blijven
" tot maandag. Vanaf maandagavond tot woensdag zal ik te S. Pierdarena
" zijn. Indien je op die woensdagmorgen daar kon komen, dan zouden
" we de reis samen doen en zouden we wat kunnen praten. Zo niet zul-
" len we elkaar te Turijn spreken.
"
Ik schrijf aan Bodratto. Ik weet niet of hij nog daar is.
" Zorg er in ieder geval voor dat hij geen zaken uit ons huis weg-
" draagt en dat hij het kleed van jonge geestelijke niet draagt bui-
" ten onze Congregatie zonder er van elders de toelating voor te hebben.
"
Multa facta, multa sunt opere complenda.
"
Zorg voor je gezondheid, voor die van Chiala en die van D.
___________________________
(1) De brieven van de missionarissen die hem overhandigd werden door Don Rua en vrij herbewerkt
werden door Don Chiala voor de krant.

17 Pages 161-170

▲back to top

17.1 Page 161

▲back to top
- XII/157 -
" Guidazio, Ik heb voor hem een thema klaargemaakt dat hij van het Latijn
" in het Italiaans zal moeten vertalen. Moge God ons allen zegenen.
" Amen.
"
Zeer genegen in J. Chr.
" Rome, 12-5-76.
Priester Gio. Bosco.
11. Aan Don Barberis.
Don Bosco had een compilatie nodig voor een monografie over Patago-
nië om ze naar de Congregatie van de Propaganda te sturen. De zaak was
dringend daar het er toen om ging er een apostolische prefectuur op te
richten die aan de Salesianen zou toevertrouwd worden. Don Barberis, die
gedurende verschillende jaren leraar in aardrijkskunde geweest was, was
voor Don Bosco de meest geschikte persoon om dit werk gereed te maken.
De "recente auteur" wiens naam hij zich niet herinnerde moet Daly geweest
zijn die in 1875 te Buenos Aires een werk publiceerde met als titel: La
Patagonia y las tierras australes del continente Americano. (Patagonië en
het zuidelijke grondgebied van het Amerikaanse vasteland).
"
Beste Don Barberis,
"
"
Ik begin je deze brief te schrijven om je een werk aan te kondi-
" gen dat ik nodig heb, namelijk een verslag over Patagonië waarin
" alles wat men er kan over weten verzameld wordt: 1° over zijn uit-
" gestrektheid, grenzen, volkeren die de grensstreken bewonen op de lijn
" die gaat van de Stille naar de Atlantische Oceaan; 2° gebruiken, ze-
" den, toestand van de Patagoniërs en hun bezigheden; 3° godsdienst,
" tradities en vooral pogingen door de missionarissen gedaan om bij
" deze wilden binnen te dringen.
"
Je kan Ferrario raadplegen Zeden en gebruiken van alle
" volkeren van Amerika, de Encyclopedie van Cesare Cantù en nog een
" recente auteur wiens naam ik zal kennen wanneer ik te Turijn aankom.
"
Verder vraag ik je mijn groeten over te brengen aan D.
" Chiala en al jouw en mijn dierbare novicen, die ik allen woensdag hoop
" te zien en te groeten. Moge God ons allen zegenen en geloof me in J. Chr.
"
" Pisa, 14-5-1876
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
En thans zullen we Don Bosco niet dadelijk naar Turijn vergezellen
zonder eerst te verhalen hoe de zaken gedurende zijn afwezigheid in het
Oratorio verlopen zijn. Zoveel mogelijk gegevens betreffende het oude
Oratorio aan de vergetelheid ontrukken schijnt ons nuttig en noodzakelijk.
Nuttig, omdat het ons altijd zal helpen ons te spiegelen aan dat midden dat
van Don Bosco leefde en waaruit Don Bosco de eerste generaties van Salesi-
anen haalde. Noodzakelijk omdat, indien zoveel waardevolle gegevens niet zo
vlug mogelijk in veiligheid worden gebracht, het met de tijd zeer moeilijk
zal worden, om niet te zeggen een ijdele moeite, deze op te sporen en in
een waar daglicht te plaatsen.
Don Barberis herhaalt in zijn kroniek op 24 april een opmerking die hij

17.2 Page 162

▲back to top
- XII/158 -
reeds elders gemaakt heeft: "Het Oratorio gaat rustig vooruit hoewel Don
Bosco hier ontbreekt. Het is niet zo dat wij het niet zouden merken,
maar hij zelf heeft de dingen van het Oratorio zo geordend dat men verder
kan gaan zonder hem. Ik zeg wel zonder dat hij op dat ogenblik aanwezig is in het
Oratorio, niet echter zonder zijn persoonlijkheid, zonder zijn geest". Laten
we dat nu aan de praktijk toetsen.
Gedurende dit tijdsverloop werden twee feesten gevierd, Pasen en de
plechtigheid van Sint-Jozef en tussen het ene en het andere feest lag het
begin van de maand van Maria, Hulp der Christenen, die toen voor de eerste
maal geopend werd op 23 april van het jaar 1876.
Wat de paasplicht betreft, alles ging volgens gewoonte. De vakjon-
gens hielden hun Pasen op dinsdag in de Goede Week, de studenten op woens-
dag, de jonge geestelijken en de priesters op donderdag, na zich hierop
voorbereid te hebben door een triduüm van sermoenen zonder het werk en de stu-
die te onderbreken. Van de externen hielden de scholieren hun Pasen op
paaszaterdag, de arbeiders op de zondag van de Verrijzenis, en zij die hun
eerste communie deden op tweede paasdag. De kleine jongens die nog niet
te communie mochten gaan, gingen biechten op een dag van de week van het
octaaf. Behalve de catechismus gedurende de vastentijd namen de externen
deel aan een retraite waarbij vijfmaal per dag gepredikt werd, ter-
w i j l i e d e r e e n verplicht was drie sermoenen bij te wonen: de vakjongens om
half zes ’s morgens, om halfeen en om acht uur 's avonds; de scholieren een
van deze sermoenen en dan nog twee uitsluitend voor hen gepredikt om half-
tien voormiddag en om vier uur in de namiddag. De zondag van Pasen werd
besloten met de opvoering van het interessante drama Christoffel Colombus van
Don Lemoyne.
Al dit buitengewone werk ontsloeg de priesters van het Oratorio niet
van hun gewone bezigheden. Neemt Don Bosco niet teveel hooi op zijn vork?
vroeg eens Markiezin Fassati aan Don Barberis. Uit het antwoord dat deze
laatste haar gaf op 2 april hebben wij het volgende gehaald: "Zeker is er
veel te doen en wij werken onvermoeid tot we bijna bezwijken onder het
gewicht van onze arbeid. Welnu, zolang dit werk zonder verpozen voort-
gezet wordt, meent Don Bosco dat de zaken goed gaan. Er heerst een goede
geest bij ons allen, men weet zich op allerlei gebied verdienstelijk te
maken. Wie niet geschikt is voor grote ondernemingen, maar als jonge
geestelijke al veel zaken opgeknapt heeft, zal daardoor wel handig worden.
Don Bosco is ook van oordeel dat er voor de Heer zoveel werk zou kunnen
gedaan worden door anderen en nu niet gedaan wordt. Daarom, in plaats van
toe te laten dat er niets gedaan wordt, wil hij dat er dan toch iets ge-
daan wordt. Het schijnt een vergissing te zijn van vele mensen, ook van
kloosterlingen, dat, wanneer ze zien dat ze niet volledig kunnen slagen
voor een zaak, deze helemaal ongedaan laten, in plaats van de hand aan het
werk te slaan. Bij ons wordt geen acht gegeven op uiterlijke glorie noch op
wat de anderen er zullen over zeggen. Wanneer men niet het volledige alfa-
bet kan afwerken, maar wel A B C D, waarom dan nalaten dit weinige te doen
met de verontschuldiging dat men toch niet tot Z kan raken."
Het was bij Don Bosco een regel dat, waar men alles niet kon doen,
men tenminste het weinige zou doen dat kon gedaan worden. Daarom keurde hij
het gedrag van de goede mensen af, die zegden: of alles of niets. Voor
die reden deed het hem veel pijn wanneer hij zag dat Franse katholieke magistra-
ten en officieren midden de antiklerikale afdwalingen van de Derde Republiek hun
ontslag gaven. Hij zou gewild hebben dat ze hun post niet verlieten, al ware het

17.3 Page 163

▲back to top
- XII/159 -
maar om het kwaad te verminderen door te verhinderen dat alles in de handen
van de sektariërs overging.
Onze lezers zullen ons toelaten nog meer aanhalingen te doen uit
onze kroniek. Zekere afwijkingen van Don Barberis gaan buiten de kroniek,
maar geven ons een inzicht in hun leven. Hij schrijft verder: "Anderzijds,
Mevrouw de Markiezin, werd er in het Oratorio eerder in het verborgen ge-
werkt, maar toch op die manier dat men mag zeggen: onder de korenmaat werden er
vele materialen klaargemaakt. Don Bosco ziet thans een zeer talrijke fa-
milie met een zeer uitnemende geest aangroeien. We zijn nog allen jong,
omdat we allen door Don Bosco werden opgevoed, maar jaar na jaar, verwerven
we meer kracht, ervaring en groeien we in aantal... Langzamerhand vormt Don
Bosco zich een staf die voldoende is om vele huizen te openen... Het is
waar dat het tijd vraagt vooraleer de jonge geestelijken gevormd zijn;
maar wanneer ze bij ons het tweede jaar wijsbegeerte beëindigd hebben,
beginnen ze ons te helpen en zodoende verwerven ze meer vaardigheid en
wijsheid, ze worden een jaartje ouder, ze groeien in deugd en vroomheid en
worden stilaan tot hogere ambten geroepen.
De eerste dag van de maand van Maria, Hulp der Christenen gingen bij-
na al de jongens te communie; nadien was het een crescendo van vurigheid
in het huis. De goede stroming die in het Oratorio placht te overheersen,
sleepte in deze omstandigheden ook hen mee die zich aan de rand vasthiel-
den. Weerspanningen waren er altijd. Ze waren echter zeer weinig in aantal.
Ze waren bekend bij de Oversten, werden geholpen en tot het goede gestuwd
ofwel werden ze uitgesloten.
In het begin van de Mariamaand trad de zomeruurregeling in voege.
Opstaan, een half uur vroeger; om vijf uur; om halftwee worden de kamers
gereinigd; om twee uur vrije studie en zangles; om halfacht sermoen. Het
was nu gedaan met de herhaling ’s avonds. Wandeling 's morgens, dadelijk
na de mis, tot aan het ontbijt.
Daarna werd het heel druk omwille van de voorbereidingen voor
het grote feest. De zangers kregen meer muzieklessen. Toen Don Cagliero
vertrok vreesde men het ergste voor de muziek, maar Dogliani kon hem op
waardige wijze vervangen. Ook het muziekkorps was weer begonnen met een dertig-
tal instrumenten. Het jaar voordien werd het ontbonden door Don Bosco,
omdat zij die erbij gingen geen tucht meer kenden, maar nu werd het terug
op een nieuwe basis opgericht en de nieuwelingen deden het al vrij goed.
Terloops zullen we aanmerken dat de ontbinding met de stille trom plaats had,
zonder schandalen, door een geleidelijke uitsluiting van de jongens. Er ont-
stond toen ook een gezelschap van een twaalftal vioolspelers, die de besten
waren in gedrag. Zang en muziek namen aldus een groot deel van de recrea-
ties in beslag en bezorgden aan dit seizoen een aangename afwisseling. Er
was werkelijk geen enkel gevaar dat op het Oratorio de loden kap zou druk-
ken, door Faber genoemd "de eentonigheid van de vroomheid."
Om de vakjongens goed te stemmen voor de maand van Maria had hun
catechist een academie sui generis uitgedacht, die gehouden werd in de zaal
onder de kerk. Men gaf haar de naam van academie van de catechist. We wil-
len er een beschrijving van geven. In deze academie zaten op een verhoog
met het gezicht naar de vergadering gekeerd Don Rua, Don Chiala en andere
oversten. Aan de ene kant het muziekkorps, de meesters van de ambachten, enige
jonge geestelijken en coadjuteurs, aan de andere kant de jongens, die de
zaal tot in de diepte vulden; in het midden een rechthoekige lege plaats en dan

17.4 Page 164

▲back to top
- XII/160 -
opzij een tafeltje. Aan het tafeltje zat de coadjuteur Burale, met een beurs
die op briefjes de vragen van de christelijke leer bevatte. In de rechthoek
van het centrum kwamen de jongens vooruit die moesten ondervraagd worden,
vijf of zes tegelijk. Om het kwartier kwamen er nieuwe. Barale trok de
briefjes uit de beurs en ondervroeg. De Oversten noteerden ieder voor zich
wie het best antwoordde. Daarna werden er verzen gedeclameerd en muziek-
stukken uitgevoerd, om de gelegenheid te geven de punten op te tellen. On-
middellijk nadien werden de prijzen en eervolle vermeldingen uitgedeeld.
We hebben hierbij een bijzonderheid vergeten. Hij die het laatst
ondervraagd werd, vroeg aan Barale om een voorbeeld te vertellen zoals het
de gewoonte was op het einde van de catechismuslessen. Barale stemde erin
toe en verwees in het kort naar het leven van Cesare de Bus, met doorschijnende
zinspelingen op Don Cesare Chiala. Applaus barstte los voor de directeur
van de vakjongens en omdat hij steeds ziekelijk was, werden in poëzie
en proza wensen tot de Heer gericht voor zijn genezing, Op het einde van de
academie werd hem dan een ruiker met ingebeelde bloemen overhandigd,
waarvan de bloembladeren de namen droegen van de jongens die voor hem com-
munies hadden opgedragen. De vakjongens toonden zich vol geestdrift voor
hun directeur of catechist. In die dagen kwamen er veel vragen binnen om te wor-
den ingeschreven in de Congregatie. Omdat men zag dat dit het gunstige
ogenblik was, werden er ook daartoe geschikte conferenties gehouden. Don
Bosco, die de nood voelde aan goede coadjuteurs, was er zeer door getroost.
Deze grote belangstelling van de jongens van het Oratorio voor hun
zieke oversten was ongetwijfeld mooi. Ook de studenten gaven er een helder
bewijs van. Don Guidazio was vrij ziek. Daar hij echter een man was met een
energiek karakter en zeer werkzaam, wou hij zijn klas, de vijfde van het gymna-
sium, niet laten varen. De leerlingen die hierover zeer bedroefd waren, wedij-
verden met elkaar om voor hem te communie te gaan. Iedere dag kwamen ze na
het vieruurtje alle veertig samen in het koor van de kerk van Maria, Hulp
der Christenen, om de rozenkrans van het Heilig Hart van Jezus te bidden.
Dergelijke toneeltjes werden ieder jaar hernieuwd, niet alleen voor een
Overste, maar ook voor kameraden of voor de noden van het huis.
We spraken nog onlangs over de ongewone sterfte. De kroniek stipt
het feit aan en maakt van de gelegenheid gebruik om een beschrijving te
geven van de uitvaart. "Sinds twee of drie jaar hebben wij de toelating om
hier in ons huis de lijkdienst te doen. Het lijk wordt in een daartoe pas-
sende plaats gebracht en op een bepaald uur komen alle jongens samen, twee
aan twee, voorafgegaan door jonge geestelijken in koorhemd die het kruis
dragen. De lijkstoet schrijdt voort onder het zingen van het Miserere. Het
is een ontroerende plechtigheid. Ongeveer achthonderd jongens die hun afge-
storven makker omringen, hij die kort tevoren nog met hen speelde, met hen
in de klas zat, in de refter, overal. Ze komen in de kerk pas nadat ze
allen de ommegang van de speelplaatsen gemaakt hebben en daar wordt de ge-
wone uitvaart gedaan met een of ander passend gebed. De jongens gaan dan
naar de studie of naar de klas of naar de werkplaats en het lijk wordt
weggedragen om begraven te worden."
Het jaar nadien was daar een priester-novice die voor de eerste maal
de overbrenging van het lijk van een overledene in het Oratorio bijwoonde.
Hij droeg er een zo diepe indruk van mee dat hij meer dan een halve eeuw
later hierover schreef: "Die processie van jongens, de clerus die psalmen
zong, de leden van de Compagnie van Sint-Aloysius en van het Allerheiligste Sa-

17.5 Page 165

▲back to top
- XII/161 -
crament die de gestorven vriend begeleidden en droegen, gaven mij een ge-
voel van bewogen vroomheid. Het was een van de daden van echte christelijke
en Salesiaanse opvoeding."(1)
Rond het midden van de maand van Maria, Hulp der Christenen werd het pa-
troonschap van Sint-Jozef, zoals gewoonlijk met grote plechtigheid vooral door
de vakjongens gevierd. "Men hoopte onze lieve Vader bij ons te hebben" zegt de
kroniek, maar, toen hij niet kwam, werd de uitwendige plechtigheid naar een an-
dere zondag uitgesteld. Nochtans ontbrak er in de kerk geen praal. Die dag
kwam er een nieuwigheid van buiten uit, namelijk het bezoek van de algemene
voorzitters van de conferenties van Sint-Vincentius in Italië. Zoals
Don Lemoyne al verteld heeft, bloeide er in het Oratorio een conferentie
van Sint-Vincentius die geregeld verbonden was met deze van Parijs. Haar
bijzonderste doel bestond erin de arme jongens, die de catechismus volg-
den, onder haar eigen bescherming te nemen. Haar leden zorgden ervoor dat
dit gebeurde. Daar ze internen waren, konden ze de jongens niet aan huis
gaan vinden om hun bijstand te verlenen, volgens de regel van de statuten. Daar-
om deden ze dat in het Oratorio en de bijstand bestond in aanwezigheids-
prijzen, vooral in kleren.
Dus op zondag 7 mei kondigden deze heren, die allen samen een in
spectie- en propagandatocht deden, hun bezoek aan bij de conferentie van
het Oratorio. Er kwamen Pater Alfieri, algemeen overste van de "Fatebene-
fratelli", voorzitter van de Hoge Raad in de voormalige Pauselijke Staten,
ridder Rocco Bianchi, president van de Hoge Raad van Genua, genaamd "de
grootvader" omdat hij als eerste vanaf 1852 de conferenties in Italië invoerde.
Markies Bevilacqua, voorzitter van de Hoge Raad van Bologna, graaf Lurani,
voorzitter van de Hoge Raad van Milaan en de voorzitters van Venetië, Flo-
rentië en Napels, kortom een keurgezelschap van voorname personages. Ze
werden geleid door de heer Falconnet, voorzitter van de Hoge Raad van
Turijn en Graaf Cays die voor Falconnet voorzitter was geweest, en "va-
der" genoemd werd, omdat hij promotor en speciaal raadsheer van de conferen-
ties in Piëmont was.
Onze conferentie kwam bijeen om twee uur in de namiddag, in aanwe-
zigheid van deze heren, die zich op het einde zeer tevreden toonden en
enkel deze aanbeveling hadden, dat men in de mate die verenigbaar was met
de regels van ons Instituut, het algemeen reglement zou naleven. Ze waren
zeer verheugd te horen dat oud-leden, uit het Oratorio vertrokken, elders
conferenties hadden gesticht en dat Don Cassinis te S. Nicolàs de los
Arroyos zich inspande om daar de conferentie die in verval geraakt was te
doen herleven. Wanneer de vergadering opgeheven was, gingen de gasten de
jongens, internen en externen, opzoeken in de respectieve kerken en brach-
ten een bezoek aan de studiezaal, de werkhuizen en andere lokalen van het huis.
Ondertussen was iedereen in het Oratorio in beweging om het feest
van Maria, Hulp der Christenen, voor te bereiden. De dagelijkse verha-
len over ontvangen genaden wakkerden de vroomheid aan. Zangers en bespelers van
muziekinstrumenten hielden de ene herhaling na de andere. In de kerk werd
een verhoog voor hen gebouwd. In het huis werden de muren gewit. De recre-
aties waren zeer geanimeerd. Men mene echter niet dat al die drukte scha-
delijk was voor de studie, mits, indien de kroniek althans de waarheid zegt, de
leraren de wedijver onder de scholieren zo hadden aangevuurd, dat het dikwijls
(1) G. VESPIGNANI: Un anno alla scuala del Beato Don Besco (1876-1877, blz. 60. S.
Benigno Canavese, Scuola tip.sal., 1930.

17.6 Page 166

▲back to top
- XII/162 -
nodig was hun vurigheid te temperen. Ook de vakjongens deden hun best om
tegen de aankomst van Don Bosco de uitgestelde academische zitting ter ere
van Sint-Jozef in gereedheid te brengen.
Zijn terugkeer was heel nabij, toen plotseling een ongeval verwar-
ring bracht in gans het huis. De jongens waren rustig bezig met hun mariale
avondoefeningen in de kerk - het liep naar het einde toe - toen men
langs de ramen een scherpe brandreuk gewaar werd en men de lucht zonderling zag
verduisteren. Bij het verlaten van de kerk zag men plots zonder ophouden
onmetelijk hoge vuurtongen opschieten en verdwijnen in een wervelzuil van
rook achter de pakhuizen van het Oratorio. De fabriek van Tensi, tussen
het Oratorio en het Refugium stond in vlammen; de brand was op een afstand
van drie meter van onze gebouwen en de wind blies in die richting. Akelige blik-
semschichten verlichtten nu en dan de gebouwen en de speelplaatsen. Het
eerste wat men deed was gauw al de ramen sluiten om het binnenvliegen van
vonken, die naar omhoog werden gejaagd en door de wind tot op een afstand
van honderd meter werden gebracht, te verhinderen. Iedere assistent be-
waakte zijn slaapzaal en liet de bedden naar de tegenovergestelde kant sle-
pen, en ze in met water doordrenkte dekens wikkelen. Tweehonderd goed nat
gemaakte dekens werden op de pannen gelegd en achter de ramen gehangen waar-
van de vlammen de ruiten deden barsten.
Don Bertello, met de koelbloedigheid en het gezag die hem eigen wa-
ren, begon de operaties te leiden. Hij plaatste twintig van de grotere jon-
gens op het dak en beval veertig andere jongens hun voortdurend water te geven
om over de dekens te gieten. Het mag een mirakel heten dat kruiken en pan-
nen die van daarboven vielen niemand van hen die daaronder stonden kwetste.
De jongens die er niet nodig waren deed hij de omtrek ontruimen en weer
anderen trokken de kerk binnen om er de litanie van alle heiligen te bid-
den. Toen ze hiermee klaar waren, draaide de wind en blies naar de kant
waar er geen huizen stonden. Eindelijk kwam de brandweer en kon op een
kwartier tijd het vuur meester worden aan de kant waar het Oratorio be-
dreigd werd. De herrie duurde bijna een uur. Onze schade aan gebroken pan-
nen, gesprongen vensters en beschadigde kleren bedroeg geen duizend lire.
Dat er geen ongelukken waren voorgevallen scheen men aan de speciale
bescherming van de Madonna te moeten toeschrijven.
Don Barberis die gans deze verwarring zag, hoorde uit de mond van de
jongens zekere bedenkingen die hij optekende. Deze waren spontaan en onvoorzien.
Ze illustreren uitstekend de goede geest die er toen in het Oratorio heers-
te. We schrijven ze over zoals ze er staan. - " De ene zei tot de andere: -
Dat komt ervan als men op de feestdagen wil werken - Werk maar op een
feestdag en ze zullen je wel vinden - Wij hadden het gezegd dat de Heer op
een vreselijke manier dit schandaal zou straffen - Ze zouden beschaamd
moeten zijn! Tussen twee huizen in waar de feestdagen onderhouden worden, al-
dus te willen volharden in het overtreden van de wet van God! Kijk, dat valt
hen niet mee op de feestdagen te willen werken! - Hij betaalt weer eens de
gebroken potten!"
Op zaterdag 13 mei - drie dagen na die ramp - vatte Don Bosco de
terugreis naar het Oratorio aan. De heer en mevrouw Sigismondi, die hem op
een delicate manier alle diensten hadden bewezen, begeleidden hem. Hij deed
echter de reis niet in één keer, maar had twee pleisterplaatsen. Hij ver-
bleef eerst te Migliarino bij Pisa, als gast van de hertog Salviati, vanaf de

17.7 Page 167

▲back to top
- XII/163 -
avond van de 13de tot de middag van de 15de. Te Genua werd hij opgewacht
door Don Albera, advocaat Scala, de directeur van de Cittadino en door
de heer Varetto die hen allen naar zijn huis bracht om er te middagmalen.
Op de late avond was hij te Sampierdarena waar hij de volgende dag door-
bracht. Hij werd er wat gevierd door lezing van verzen en het opzeggen van
een kleine dialoog. Tijdens deze plechtigheid boden de sprekers de Rid-
derkruisen aan aan de heren Conte en Borgo, opzettelijk hiervoor uitgeno-
digd en niet op de hoogte van de verrassing die hun wachtte. Op de 17de vertrok
hij naar Turijn.
Don Durando was vier dagen voor hem te Turijn aangekomen. De jongens
die met spanning op Don Bosco wachtten, meenden dat ook Don Bosco aan-
gekomen was en uitten een kreet van vreugde, toen ze uit de kerk kwamen en
Don Durando zagen terwijl ze naar de refter gingen. Het gerucht ver-
spreidde zich snel, de rijen werden verbroken en het werd een onstuimig
gedrang naar de portiersloge. Zij die al naar de refter waren afgedaald,
die toen in een souterrain was, haastten zich naar boven en vlogen ach-
ter hun makkers aan. Hoe vuriger het verlangen geweest was, des te bitter-
der werd de ontgoocheling. Maar in de namiddag van de 17de kwam daar wer-
kelijk Don Bosco aan die na een afwezigheid van een maand en twaalf dagen
terugkeerde in zijn rijk. De muzikanten bliezen op de trompetten zodra hij
zich aan de portiersloge liet zien. Al de jongens aan weerszijden ge-
schaard, zouden bij zijn doortocht de haag moeten vormen hebben. Maar
wie kon ze weerhouden? Ze hielden het niet meer uit en wierpen zich in
massa op hem. Omringd door die menigte die hem wou zien en zijn hand wou
kussen, had hij toch voor iedereen een glimlach en een lief woordje. Hij had
een goed half uur nodig om over de speelplaats te gaan. Ondertussen hadden de
muzikanten onder de galerijen plaatsgenomen. Don Bosco trad op hen toe, groette
hen hartelijk en ging middagmalen. Hier werd hij door de ouderen met vra-
gen bestormd: de Paus, Rome, de missies, de privileges, de aflaten...
een storm van vragen. Kalm en sereen als altijd sprak hij meer dan een uur
lang. Wanneer hij zich terugtrok voelde hij zich zeer moe en had hij zware
hoofdpijn. Toch zette hij zich dadelijk aan zijn tafeltje om aan achterstal-
lige briefwisseling te beginnen.
Hij bleef daar tot halfzes. Dan kon hij niet meer en ging hij wat
over en weer wandelen in de bibliotheek, terwijl hij een gesprek voerde met
Don Barberis. Hij sprak over Patagonië. Don Barberis bemerkte met ver-
stomming dat hij deze streken tot in bijzonderheden kende, alsof hij er
lange studies over gemaakt had, zodat hij meermaals de vergissingen en de
onwetendheid van Don Barberis zelf, die zich nochtans sinds geruime tijd
intens met deze zaak bezighield, verbeterde. Hij zei: - Ik ben nu meer
dan zestig jaar oud geworden zonder dat ik dikwijls de naam van Patagonië
gehoord heb. Wie zou er ooit gedacht hebben dat er een ogenblik zou komen
dat ik het stap voor stap in al zijn bijzonderheden zou moeten bestude-
ren? toen plooide hij aardrijkskundige kaarten van Patagonië en van Zuid-
Amerika open en begon ze met veel aandacht te bekijken, maar zijn hoofd hield
het niet meer vol en hij kreeg duizelingen. Na nog eens wat heen en weer
gewandeld te hebben keerde hij terug naar zijn werk.
Hoewel dit hoofdstuk al te lang is, past het toch niet er drie documen-
ten uit weg te laten, die ons het beste slot toeschijnen: een "avondwoord-
je", een omzendbrief en een conferentie.
De avond zelf van de 17de sprak hij na de gebeden tot de jongens.
Hij gaf eerst het "bloempje" voor de noveen van Maria, Hulp der Christe-

17.8 Page 168

▲back to top
- XII/164 -
nen. Daarna begon hij over zijn reis te spreken. Er was veel aandacht.
"
Bloempje: Ik zal nazien welke gelegenheid mij in zonde deed
" vallen en ik zal er mij ver van houden. Dit komt hierop neer: de
" gelegenheden vluchten die mij in het verleden tot zonde brachten.
" Ieder zal dus een ogenblik overwegen welke gelegenheid in zijn
" voorbije leven de droevige oorzaak was dat hij de genade Gods ver-
" loor en dat hij de hel verdiend heeft. Hij zal er dan voor zorgen
" ze te vluchten. Voor de enen zal het een boek zijn, voor de anderen
" een gezel, voor de anderen de onmatigheid enz.
"
Maar laten we over mijn reis spreken. Ik ben naar Rome gegaan
" om er de Paus te spreken. Ik ben er lang geweest en ik heb lang ge-
" wacht dat jullie er mij een bezoek zouden gebracht hebben, maar te-
" vergeefs. D. Durando kwam en hiervoor verdient hij een bravo! maar
" van jullie heb ik niemand gezien! Tot daar toe. Nu wil ik jullie
" iets zeggen over de verschillende zaken die te Rome verricht werden.
" Over vele zaken heb ik telkens geschreven en ik geloof dat ze jullie
" werden verteld. Deze avond moet ik bekennen dat ik tweemaal door de
" Paus ontvangen werd. De eerste maal onderhield ik mij ongeveer een
" uur met hem, de tweede maal drie kwartier. Daarom heb ik lang met
" hem kunnen spreken. We spraken over de zaken van het Oratorio, over
" de zonen van Maria, Hulp der Christenen, en over de jongens. Ja, over
" jullie vraagt de Heilige Vader mij altijd nieuws.
"
- Hebt U goede jongens?
"
- Zeker, Heilige Vader.
"
- Zijn er ook bij met een sterke deugd?
"
- Heilige Vader, ze zijn allen zeer goed. Aan de ene en de
" andere zou men toch sommige vermaningen moeten doen. Die laatste
" opmerking heb ik echter binnensmonds gedaan opdat hij mij niet zou
" horen.
"
- En hoe is het met de gezondheid van uw jongens gesteld?
" ging Pius IX verder.
"
- - Goed.
"
Dan sprak hij over de missies. Hij toonde zich zeer tevreden
" en hij stelde me voor ze nog verder uit te breiden aan de andere
" kant van S. Nicolàs, en in de Pampa's en tussen de bewoners van
" Patagonië, waar over een ruim grondgebied bijna zo groot als gans
" Europa het licht van het Evangelie nog niet doorgedrongen is. Hij
" bood me ook een vicariaat aan in Indië, waar ruime oogstvelden te
" bewerken zijn en nog andere missies hier en daar. Ik onderbrak hem e n
" zei: - Maar, Heilige Vader, hiervoor zouden er duizenden missio-
" narissen nodig zijn. Mijn jongens zijn goed, gedwee, moedig, tot
" alles bereid, maar ze zijn klein en we zouden moeten wachten tot
" ze opgroeien, een baard en een snor krijgen en de nodige wetenschap
" en kennis opdoen om naar de missies te gaan. Allen zouden bereid
" zijn om zich aan ieder gevaar bloot te stellen, als ze maar zielen
" kunnen redden. Maar we moeten wachten.
"
- Welnu dan, antwoordde de Heilige Vader, laat ze dan gauw
" groeien en weldra volwassen worden.
"
- De Heer echter - voegde ik eraan toe - komt ons zeer dik-
" wijls in het Oratorio bezoeken en roept dan een van de onzen tot
" zich. Dit jaar waren er al enkelen, die het paradijs wilden gaan
" bezoeken en anderen zullen er nog heen gaan voor het einde van
" de maand december.
"
- En hebben de stervenden U vertroosting gegeven? Lieten ze

17.9 Page 169

▲back to top
- XII/165 -
" U goede hoop voor hun zaligheid? Waren erbij die niet tevreden waren
" om de sacramenten te ontvangen?
"
- U kunt wel begrijpen, Heilige Vader, dat jongens die gedu-
" rende hun leven geregeld en vaak tot de heilige sacramenten naderen,
" wanneer ze ziek worden zelf vragen om te biechten en te communie te
" gaan. Hoeveel te meer dan op het ogenblik van de dood. En indien de een
" of de andere het niet zou vragen dan zijn er de oversten zelf, die,
" wanneer ze zien dat hun toestand enigszins ernstig is, hun omzich-
" tig laten verstaan dat ze dit nodig hebben. Zodra dan de zieke de
" stem hoort van een overste die hem daartoe uitnodigt, maakt hij zich
" dadelijk en gewillig bereid om de sacramenten te ontvangen. - Op die
" manier vroeg de Heilige Vader mij vele andere zaken over jullie en
" bleef hij met genoegen naar mij luisteren alsof er in gans de wereld
" niets anders bestond dan Valdocco. En hij zei mij: - In deze zeer
" rampspoedige tijden voor de Kerk zullen uw jongens veel goed kunnen
" doen. Dat ze intussen bidden voor de noden van de Kerk die zo aange-
" vallen wordt. Beveel hen aan voor mij te bidden, opdat de Heer mij
" de kracht en de standvastigheid zou geven te weerstaan aan ieder ge-
" vaar dat ik zal moeten trotseren als hoofd van de familie van Jezus
" Christus.
"
Kort daarna gingen wij uit elkaar.
"
De tweede maal dat ik hem bezocht, onderhield hij zich met
" mij weer over de missies, de jongens en de colleges. Hij verleende
" mij dan talrijke aflaten die ik aan jullie allen moest meedelen. We
" moeten deze geestelijke schatten die de Heilige Vader ons gegeven
" heeft ten zeerste naar waarde schatten. Deze aflaten zullen gedrukt
" worden en aan iedereen zal bekend gemaakt worden welke aflaten hij kan
" verdienen.
"
Welnu, om van de zaken van Rome over te stappen naar onze
" zaken, moet ik bekennen dat ik zeer tevreden ben mij weer te midden
" van mijn zonen te bevinden. Ik heb vurig verlangd naar jullie en
" ginds ver weg telde ik de dagen, de uren en de minuten af. En hier
" ben ik dan eindelijk.
"
Wat zal ik jullie nog zeggen?
" Het is onnodig dat ik jullie zou spreken over de Pampa's en over Indië.
" We zullen niet zover gaan. Laten we in de plaats hiervan spreken
" over zaken die dichterbij liggen, namelijk de retraites die zul-
" len plaatshebben na het feest van Maria, Hulp der Christenen, zowel
" voor de vakjongens als voor de studenten en voor de anderen die er
" deel zouden willen aan nemen. Ik zet jullie aan ze goed te doen,
" vooral zij die zich in de laatste klassen van het gymnasium bevinden en
" die een beroep moeten gaan kiezen. Zij moeten er ernstig aan denken
" om deze retraite op een speciale manier te houden met het doel een
" beslissing te kunnen nemen over hun roeping. Laten we veel tot de Heer
" bidden, opdat we waarlijk zijn heilige wil zouden kennen tot welke
" staat we geroepen worden en welke loopbaan we zullen inslaan. Over
" deze kwestie zal ik later nog spreken en raad geven in het openbaar
" en persoonlijk.
"
Maar ik wens een andere zaak. Het is nodig dat wij wat aan
" turnen doen in de refter! Op de speelplaats is het goed dat men
" loopt zoveel men wil, maar het is ook goed dat in de refter iedereen
" zijn speciale bezigheid zou hebben. Ik zeg niet dat jullie er zou-
" den op losgaan in cymbalis bene sonantibus maar dat jullie iets meer
" zouden hebben dan het gewone, zowel wat het eten als wat de drank betreft,

17.10 Page 170

▲back to top
- XII/166 -
" dat we kortom zouden doen zoals het spreekwoord of liever de Heilige
" Schrift zegt: Servite Domino in laetitia. Daarom zullen wij aan
" Don Lazzero zeggen dat hij zelf een dag die hij verkiest voor deze
" turnoefeningen zou aanduiden. We zullen dan vrolijk zijn en het lichaam
" bevredigen in dat wat het met recht wenst. Het is echter nodig dat
" het dan ook zou bereid zijn aan de ziel te gehoorzamen en alles te
" doen wat voor haar goed is.
" We zijn thans in de noveen van Maria, Hulp der Christenen, en
" voor ieder van jullie een speciale genade gereedgemaakt als jullie
" ze maar uit ganser harte vragen.
" Ik heb jullie nog veel te vertellen en over Rome en over de
" zeker genoegen doen. Goede avond.
Op 24 mei richtte hij een woord tot de weldoeners van het huis van
Nice, die edelmoedig dit werk steunden. Ten teken van dankbaarheid deel-
de hij hun de geestelijke gunsten mee, die hij ook voor hen van de Opper-
herder bekomen had.
"
Aan de weldoeners en weldoenster
"
van het Patronaat van Sint-Pieter te Nice-aan-Zee.
"
"
De mildheid welke U, liefdadige weldoeners en weldoensters
" hebt getoond ten voordele van het patronaat van Sint-Pieter, dat on-
" langs in deze stad werd gesticht, heeft mij werkelijk ontroerd en
" deed mij trachten naar een gunstige gelegenheid om u minstens een
" klein teken van onze diepe dankbaarheid te geven. Deze gelegenheid
" liet niet lang op zich wachten, want op de 3de van deze maand, be-
" vond ik mij in de tegenwoordigheid van onze goede en roemrijke Paus
" Pius IX.
"
Hij luisterde dus met vaderlijke vreugde naar de uiteenzet-
" ting van alles wat U in uw ijver hebt gedaan bij het ontstaan van
" het Instituut dat hijzelf reeds zo welwillend had geholpen. Hij
" verleende graag volgende geestelijke gunsten:
"
1° De pauselijke zegen met een volle aflaat in articulo mor-
" tis aan allen die door hun liefdadigheid bijdragen tot de stichting
" en het onderhoud van dit patronaat, dat ernaar streeft verbetering
" te brengen in het lot van de klasse van de burgerlijke maatschappij
" die onze aandacht het meest verdient. Deze gunsten strekken zich uit
" tot al de respectieve families van de weldoeners.
"
2° Aan U dan in het bijzonder, Geachte Heer... verleent Zij-
" ne Heiligheid bij decreet van 9 mei 1876 een volle aflaat telkens
" als U tot het sacrament van de Heilige Communie zult naderen. Aan de
" priesters verleent hij dezelfde aflaat telkens zij de Heilige Mis
" celebreren.
"
3° Deze aflaten kunnen naar goeddunken toegepast worden op de
" zielen van het vagevuur, behalve de aflaat in articulo mortis die uit-
" sluitend persoonlijk is en enkel kan verdiend worden op het ogen-
" blik dat de ziel van dit leven naar het eeuwige leven overgaat.

18 Pages 171-180

▲back to top

18.1 Page 171

▲back to top
- XII/167 -
"
4° De Paus verleende welwillend nog andere gunsten die U zul-
" len meegedeeld worden zodra de lijst zal samengesteld en gedrukt zijn.
"
Ik ben tevreden U op deze manier een uiterlijk bewijs te kun-
" nen geven van onze dankbaarheid en ik beveel mij bij U aan opdat U
" er zoudt mee voortgaan het patronaat van Sint-Pieter te beschermen
" en te ondersteunen, terwijl ik van mijn kant U de verzekering geef
" dat ik samen met de jongens die van uw weldaden genoten hebben, ie-
" dere dag de weldaden van de Hemel over U en over al de personen die
" U dierbaar zijn, zal afroepen. Intussen betuig ik mij eerbiedig te
"
"
zijn uw nederige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
Op Pinksteren hield hij na het avondgebed een conferentie in de kerk
van de H. Franciscus. Er waren geprofesten, novicen en aspiranten aanwezig.
Het was tien uur toen hij begon, een ongemakkelijk uur. Hij had al gezegd
dat hij dat zou veranderen en het brengen op halfzeven, omdat de jongens
op dat uur in de studiezaal waren en een enkele jonge geestelijke of pries-
ter voldoende was om assistentie te doen. Maar op dat ogenblik moest het
toneelstuk Phasmatonices gerepeteerd worden in de studiezaal waar het thea-
ter was opgetimmerd. De jongens bleven dan in de klassen studeren zodat er
minstens zeven assistenten nodig waren. Daarom was het nogmaals noodzake-
lijk de algemene conferentie te houden op een gevorderd avonduur.
Er waren 170 personen opgekomen. Don Bosco, die uiterst vermoeid
was, sprak moeilijk en zo stil dat men kon vrezen dat zijn stem op ieder
ogenblik zou begeven. Hij sprak aldus:
"
Het is goed, mijn beste zonen, dat wij van tijd tot tijd sa-
" menkomen om jullie mijn gedachten en mijn verlangens mee te delen,
" die toch deze zijn van een vader. Ik had jullie al verschillende ma-
" len willen samenbrengen, speciaal alvorens naar Rome te gaan of wel
" dadelijk na mijn terugkeer. Ik acht het goed dat wij elkaar vaak
" zien. Toen echter ontbrak mij de tijd, toen ontbrak mij ook, laten
" ze het maar zeggen, de gezondheid... en daarom zullen we enkel doen
" wat we kunnen.
"
Deze avond moet ik jullie het werkelijke doel van mijn reis naar
" Rome meedelen en de uitslagen die ik er bekomen heb. Op de eerste
" plaats zal ik jullie zeggen dat we te Rome werkelijk goed gezien
" zijn en we werden er dan ook zeer goed ontvangen. Ik was naar Rome
" gegaan om van de Heilige Stoel voor onze Congregatie de privileges
" te bekomen die noodzakelijk zijn om vrij te kunnen werken tot voor-
" deel van de zielen; we hebben veel meer bekomen dan we hadden kun-
" nen verwachten. Al wat ik vroeg werd mij toegestaan. Ik zeg jullie
" rechtuit dat ik zelf verstomd sta als ik zie hoe de Heer ons met
" zijn zegeningen overstroomt, ik zou bijna zeggen ons met zijn genaden
" overlaadt.
"
Om nu niet alles te zeggen, ziehier enkele van de voornaam-
" ste zaken die wij bekomen hebben:
"
1° Er wordt aan al de directeurs van onze huizen de bevoegd-
" heid verleend niet enkel verboden boeken bij zich te houden en ze
" te lezen, maar ook dit toe te laten aan ieder van hun onderdanen.
" Als dus een lid van de Congregatie een verboden boek moet lezen of ge-

18.2 Page 172

▲back to top
- XII/168 -
" bruiken, dan kan hij dat doen zonder een geestelijke straf op te lopen.
"
2° De bevoegdheid aan de directeur van ieder huis om medail-
" les, rozenkransen en kruisen te zegenen en er de aflaten aan te
" hechten.
"
3° De bevoegdheid aan al de priesters om de pauselijke zegen
" te verlenen met volle aflaat in articulo mortis.
"
4° Wat het privé altaar, het geprivilegieerde altaar enz. be-
" treft, dat hadden we reeds verleden jaar ontvangen.
"
5° Van nu af mag ieder van onze priesters, ook van een vreemde
" " natie die de goedkeuring ontving om biecht te horen in een bisdom, ook
" biecht horen en de mis opdragen, zonder enige vergunningsforma-
" liteit in elk van onze huizen, colleges, tehuizen van onze Congre-
" gatie. Bijv. Indien hier te Turijn een priester uit Genua zou komen,
" dan mag hij in onze huizen, hier en elders, in de Oratoria voor
" zon- en feestdagen van Sint-Aloysius, van Sint-Jozef, vrij al de
" priesterlijke ambten uitoefenen.
"
6° De Paus verleende ons eveneens het recht om de wijdingen
" te laten toedienen extra tempus. Wanneer aldus een persoon de bevoegd-
" heid zou dienen te verkrijgen om de mis te celebreren en men op
" dat ogenblik niet in de tijd van de wijdingen is, dan zou het vol-
" doende zijn hem bij een bisschop te zenden en op drie zondagen,
" zonder naar Rome te schrijven om een dispensatie te krijgen, zouden
" wij hem als priester hebben. Natuurlijk zou hij hiervoor de nodige
" geschiktheden moeten hebben.
"
7° Ieder van onze huizen heeft de rechten van een parochie
" voor wat het inwendige betreft. Daarom de machtiging om te prediken,
" de sacramenten toe te dienen, de Heilige Teerspijs te brengen, een
" uitvaart te doen, met al de andere rechten die de parochies op eni-
" gerlei wijze en tijd betreffen. Wanneer we nu bij deze gunsten deze
" nog voegen welke reeds vroeger bekomen werden, dan merken wij hoe
" waardevol ze zijn. Kortom, zonder enig onderscheid werden ons alle
" rechten van de andere Congregaties toegekend.
"
Voeg er thans de aflaten aan toe. In deze aangelegenheid heeft
" de Heilige Vader zich zeer edelmoedig getoond en heeft er ons
" barun (Piëmontees woord voor stapels); in overvloed verleend. Ons
" werden al de privileges toegestaan die de derde ordelingen van St.-
" Franciscus van Assisi hebben en aan onze kerken al de privileges
" van de kerken van de Franciscanen, natuurlijk ook de aflaat van
" Portiuncola. En noteer met hoeveel andere aflaten wij al verrijkt
" werden. Een volle aflaat wanneer men zich laat inschrijven in de
" Congregatie, wanneer men de driejaarlijkse geloften aflegt, wanneer
" men de retraite doet en wanneer men na drie jaar de driejaarlijkse
" geloften hernieuwt. En dan een volle aflaat aan allen in articulo
" mortis.
"
Er is de volle aflaat telkens als wij de oefening van de
" goede dood doen, namelijk eens per maand, de volle aflaat op al de
" feesten van de Madonna en er zijn er meer dan dertig, op alle fees-
" ten van Ons Heer en van de apostelen. Er zijn nog andere volle af-
" laten die in andere omstandigheden kunnen verdiend worden. Ik sla
" ze nu over om kort te zijn. Nog een wil ik vermelden: ieder lid
" van de Congregatie kan 's zondags, op voorwaarde van biecht en com-
" munie, een volle aflaat verdienen. Al deze aflaten zullen gedrukt
" worden in een handig boekje, waarvan aan iedereen een exemplaar zal

18.3 Page 173

▲back to top
- XII/169 -
" worden uitgedeeld opdat wij ze zouden kennen en waarderen.
"
We stellen deze schatten die de Opperherder ons zo kwistig
" verleent op hoge prijs. Ik geloof zelfs dat wat aflaten en geestelijke
" gunsten betreft, geen enkele kloosterorde of congregatie zo overstelpt
" werd als de onze en wij zijn nog maar in de beginperiode.
" Bovendien verleende de Paus aan verschillende van onze weldoe-
" ners titels van Commandeur, Ridder, Monseigneur, enz.
"
Te Rome wordt ook de laatste hand gelegd aan de onderhande-
" lingen over het Werk van Maria, Hulp der Christenen, waarop de Paus
" zo grote hoop stelt, en over het Werk van de Salesiaanse Medewer-
" kers, waarvan het reglement gedrukt wordt en dat weldra aan allen
" zal bekend zijn. De Heilige Vader houdt zoveel vanonze werken en is
" zoveel om ons bekommerd dat het ongelooflijk schijnt. Hoeveel
" andere dingen zou ik jullie in dat opzicht moeten vertellen! Pas
" had ik mij bij hem aan geboden of hij zei mij op een feestelijke toon:
"
- Ik ben zeer tevreden, weet U. Ik weet dat door uwe zonen
" gewerkt wordt, ik laat mij steeds al de brieven van uwe missionarissen
" in Amerika voorlezen die in de Unità Cattolica afgedrukt staan. Ik
" zie dat ze goed doen en ik beleef er een groot genoegen aan.
"
Toen ik hem dan gevraagd had of hij om onze kerkelijke zaken te
" Rome te ontwarren ons een kardinaal-beschermer wou aanwijzen die
" onze zaken zou voorspreken bij de Heilige Stoel, zoals alle Orden en Con-
" gregaties er een hebben, zei hij mij al glimlachend: - M aar hoe -
" veel beschermheren wilt U dan? Hebt U er niet genoeg met één? - Ik
" zal me doen verstaan: ik wil uw kardinaal-beschermer zijn. Wilt U er
" nog andere? Toen ik hem met zoveel goedheid hoorde spreken, dankte
" ik hem van ganser harte en zei hem: - Heilige Vader, wanneer U
" dit zegt, dan zoek ik geen andere verdediger meer.-
"
Hij sprak nog lang over de missies en bood ons verschillende
" apostolische vicariaten aan in Indië, die omwille van het tekort aan
" evangelische arbeiders op het punt staan te verdwijnen. Hij bood er
" mij twaalf aan waar een bisschop en priesters nodig zijn.
"
- Maar Heilige Vader - zei ik hem - mijn priesters zijn al-
" lemaal nog zeer jong en voor deze zaken zijn oudere personen nodig.
" Nochtans dient U te weten dat de jongeren, ook als ze niet tot wat
" anders geschikt zijn, zich in de refter toch altijd het best uit de
" slag trekken.
"
Daar de Paus aandrong om een van deze vicariaten te aanvaarden,
" dacht ik wat na over dit voorstel en zei hem dan: - Vermits U het zo
" wilt, Heilige Vader, aanvaard ik, maar ik zal wel twintig maanden
" nodig hebben om in het nodige personeel te voorzien. En deze twin-
" tig maanden zullen beginnen te lopen vanaf het ogenblik waarop mij
" alle documenten over dit vicariaat zullen toegestuurd zijn.-
"
De Paus keurde dat goed en door zijn secretaris liet hij het
" ontwerp overmaken aan Kardinaal Franchi, Prefect van de Congregatie
" van de Propaganda, die, na andere kardinalen te hebben geraadpleegd,
" besliste dat mij deze documenten dadelijk zouden toegezonden worden.
"
Wie van jullie dus naar Indië wil vertrekken, heeft nog twin-
" tig maanden tijd. Letten jullie er nochtans op dat deze maanden nu nog
" niet beginnen te lopen maar vanaf het ogenblik waarop mij alle no-
" dige documenten zullen toegestuurd zijn. Deze zullen zeker niet
" aankomen voor september. Wij hebben dus twee jaar tijd om ons voor
" te bereiden en we zullen ons ternauwernood kunnen bezighouden met de

18.4 Page 174

▲back to top
- XII/170 -
" andere vicariaten, of deze zullen al klaar zijn en ons verwachten.
"
Nu ik jullie over de Congregatie aan het spreken ben, moet
" ik jullie zeggen dat hier de echte kloostergeest groeit, dat het aan-
" tal leden, zoals jullie zien, vermeerdert, dat ook de wil tot wer-
" ken nog aangroeit en dat aldus ook de oogst groter wordt. Amper is
" er iemand bekwaam, of de goddelijke Voorzienigheid biedt hem dade-
" lijk een post aan, waar hij de gelegenheid krijgt zijn verstand en
" de verworven kennis te benutten. Hoevelen echter zijn er niet die
" uit het seminarie komen en niet weten wat doen. Hoevelen beginnen
" er met een onderneming en komen er niet toe ze te voltrekken. Hoeve-
" len zijn er niet die, met al hun goede wil, toch wegens verschillende
" redenen van hun ideale werkkring worden weggetrokken die toch de
" glorie van God tot doel had. Hun ministerie wordt onvruchtbaar ge-
" maakt door het kwaadspreken en de laster. Niet weinigen worden met
" geweld weggedreven van het werk dat ze begonnen waren. Ze worden
" verplicht weg te vluchten van het terrein waar ze hun werk reeds
" zo goed hadden ingezet. Dit komt in zovele kloosterorden voor. Wij,
" integendeel, gaan steeds crescendo en van overal wenst men de Salesi-
" anen, overal worden ze geroepen. Het is iets wat ons doet verstommen.
" Geen enkele hindernis, geen enkele moeilijkheid wordt ons in de weg
" gelegd. Onze-Lieve-Heer wil ons werkelijk beschaamd maken met zijn
" gaven. Ik zeg nog eens dat het iets is wat ons doet verbluft staan.
"
De Heer wil ons werkelijk zegenen. Hij wil ons aanmoedigen en
" ons de weg aanduiden; en wij moeten trachten hem dank te zeggen en
" waardig zovele gunsten te beantwoorden, welke hij zich verwaardigt
" ons mee te delen.
"
Toen ik daarna met de Paus over Patagonië sprak, zei ik hem hoe
" men zou kunnen proberen Patagonië te omringen met een gordel van colle-
" ges, zodat het zo gezegd gescheiden zou zijn van het overige ge-
" deelte van Amerika. We zouden er vele zonen van de wilden kunnen
" opnemen en als dezen priesters zouden geworden zijn, zou men ze kunnen
" uitsturen om hun ouders, broeders en vrienden te bekeren. Dan gaf ik hem
" nauwkeuriger informatie over onze missie en meer in het bijzonder
" 1° hoe in ons college van S. Nicolàs al verschillende jongens
" van inlandse families waren aanvaard, waarvan sommigen reeds dui-
" delijk de roeping voor de geestelijke staat vertoonden; 2° dat men
" reeds bezig was met een huis te bouwen en klaar te maken in de
" laatste stad van de Republiek op de grenzen van Patagonië, werkelijk
" te midden van de wilden.(1) De Heilige Vader toonde zich buitengewoon
" tevreden over dit nieuws en terwijl hij de handen ten hemel verhief,
" riep hij uit: - God weze gezegend! Aldus zal Patagonië aan Patagonië,
" nië het Evangelie brengen. Aldus zal men de moeilijkheid kunnen
" omzeilen dat men missionarissen moet sturen naar plaatsen waar de
" taal, de zeden en gebruiken volledig anders zijn. Zodra er verschillende
" priesters uit de wilde families zullen zijn, geloof ik dat de beke-
(1) De term "wilden" moet hier en elders cum granulo salis worden verstaan. Niet alle inboorlingen
noch het grootste gedeelte van hen leefden in een wilde staat of waren ongelovigen in
Patagonië. Dit verklaart hoe het kwam dat er zo vlug zonen van Patagoniërs gevonden werden
die de hoop wekten op een priesterroeping.

18.5 Page 175

▲back to top
- XII/171 -
" ring van Patagonië verzekerd is. Ik heb jullie al deze dingen zeer
" bondig verteld. Ik zou nog voor enkele uren kunnen bezig blijven
" met jullie nog maar het voornaamste van alles te verhalen, maar
" dat kan ik nu niet doen.
"
Maar alvorens deze avond op te houden heb ik jullie nog twee
" zeer belangrijke woorden te zeggen. We worden beschermd door de Heilige
" Vader, we worden door iedereen graag gezien. We worden overstelpt met
" genaden en gunsten, met privileges van allerlei aard. Dat weze ook
" onze eer. Letten jullie er echter op dat de Heer zich zolang van
" ons zal bedienen als wij aan zijn wil beantwoorden, als wij zijn
" gunsten zullen verdienen. Ik kan op dit ogenblik niet anders dan
" jullie aan te sporen echte Salesianen te zijn. Wij moeten vruchten
" van iedere deugd voortbrengen en er ons hart mee versieren. Eén zaak
" van het allergrootste belang die we eensgezind moeten volbrengen is
" ons volkomen en altijd verenigd te weten door de banden van een vol-
" maakte gehoorzaamheid. Ja, beste zonen, wezen jullie gehoorzaam.
" Deze gehoorzaamheid mag niet enkel bestaan in de dingen van iedere
" dag die door jullie oversten worden bevolen, maar het moet een gehoor-
" zaamheid zijn aan alle regels, een steeds bereide, spontane gehoor-
" zaamheid, non coac te sed sponte, een opgewekte, blijde gehoorzaam-
" heid. Jullie mogen nooit iets doen wat hiermee in tegenstrijd is. Het
" mag nooit gebeuren dat er onder ons personen zijn die, zoals de
" Apostel zegt, gehoorzamen op een manier die de overste doet zuchten
" en weeklagen. Ik verlang dus dat al de Salesianen zouden gehoorzamen
" uit liefde voor onze Heer Jezus Christus.
"
Nog één zaak waarvoor ik zou wensen dat jullie mij een speciale
" aandacht verlenen. Wat ons van de anderen moet onderscheiden, wat het
" eigenlijk karakter van onze Congregatie moet zijn is de deugd van
" zuiverheid. Allen moeten wij ons inspannen deze deugd op een volmaak-
" te wijze te bezitten, ze in te prenten en in te planten in het hart
" van de anderen. Wat mij betreft, ik geloof op deze deugd te mogen
" toepassen wat men in de Bijbel leest: Venerunt mihi omnia bona pa-
" riter cum illa. Indien men deze deugd heeft, dan zal men al de ande-
" re deugden bezitten. Zij trekt al de andere aan. Indien men deze
" deugd niet heeft, verdwijnen alle andere deugden. Zij moet het schar-
" nier zijn van al onze handelingen. Houden wij ze diep ingeprent in onze
" geest. Laten we ons op ieder ogenblik beijveren om het goede voobeeld
" te geven aan onze jongens. Dat het in gans ons leven nooit moge ge-
" beuren dat een jongen zich ergert door iemand van onze Congregatie.
" Nooit mag het gebeuren dat een Salesiaan deze deugd van zuiverheid
" verliest en dat hij hierin een steen des aanstoots wordt voor de an-
" deren door zijn woorden, zijn geschriften, zijn boeken, door zijn hande-
" lingen. In de tijden die wij beleven is er in ons een onoverwinne-
" lijke zuiverheid nodig en een grote kuisheid. Indien jullie deze
" deugd, die zo delicaat, zo lieflijk is, beminnen, eritis sicut an-
" geli Dei. De engelen beminnen God, aanbidden Hem, dienen Hem. Wan-
" neer jullie deze deugd liefhebben zal de heilige vrees van God, de
" vrede des harten in jullie zijn. Geen kwellingen meer, geen knaging
" van het geweten, maar een grote vervoering voor alles wat de dienst
" van God betreft. Jullie zullen steeds bereid zijn alles voor hem te
" lijden. Indien wij deze deugd bezitten, dan zijn we zeker op de
" rechte weg. Wij zullen onmetelijke verdiensten vergaren en we zul-
" len de zekerheid hebben dat we tot de onsterfelijke beloning van het
" hemelse vaderland, tot het volledig genieten van God geraken.

18.6 Page 176

▲back to top
- XII/172 -
"
Laten we dus al onze krachten inspannen om iedere gedachte die
" deze deugd ook maar zou kunnen krenken, iedere blik, iedere stre-
" ling bij ons zelf en bij anderen, ver van ons verwijderd te houden.
" Want, ik herhaal het, alle andere goederen zijn aan deze deugd ver-
" bonden. En wat het meest zal helpen om ze angstvallig te bewaren is
" de gehoorzaamheid in alle dingen. Deze twee deugden vullen elkaar
" aan en wie nauwgezet gehoorzaam is, die mag er ook zeker van zijn
" de onwaardeerbare schat van de zuiverheid te zullen behouden.
"
Bidden we vurig tot de Heer om deze deugd en indien Hij ze
" ons verleent, zullen we niets anders meer nodig hebben. Alle goed,
" alle vertroosting zal ons uit de hemel toekomen alleen met haar te
" beoefenen. Dat zal de triomf zijn van onze Congregatie en de manier
" om God te bedanken voor al de gunsten die Hij ons verleend heeft.
Laten we nog een laatste blik werpen op het dagboek van Don Berto.
Hieruit blijkt dat Don Bosco gedurende zijn verblijf te Rome drie audiën-
ties bij de Paus had. Hij legde tien bezoeken af bij kardinalen, negentien
bij prelaten van lagere rang, dertien bij kloosterlingen of kloostercommu-
niteiten, twaalf bij diocesane priesters van verschillende rang. Tweemaal
ging hij een lokaal bekijken dat hij wou aankopen maar dat hij toch niet
aankocht. Slechts twee kerken bezocht hij: de kleine kerk van Sint-Bene-
dictus en de vernieuwde Miniemen kerk van Sint-Andreas "alle Fratte". Hij
ontving zeven uitnodigingen tot een middagmaal. Welke zaken behandeld
werden bij zijn bezoeken aan kardinalen en prelaten, die soms twee tot drie
uur duurden, konden we niet opmaken uit het zeer schematische dagboek.
Over zijn betrekkingen was Don Bosco doorgaans uiterst gereserveerd. Eens
zei hij dat men nooit alles zal weten wat hij te Rome gedaan had. Een
andere keer, na zijn laatste reis naar Parijs, zei hij dat hij daar ge-
vallen van zo groot belang had moeten oplossen dat één van hen zijn
reis van Turijn naar de Franse hoofdstad zou gerechtvaardigd hebben. In
zijn brieven of in zijn toespraken maakte hij enkel de zaken bekend die een
goede en heilzame indruk konden nalaten. De conferentie van 4 juni had een
heilzame uitwerking op zijn toehoorders. Ze ontvlamden in geestdrift en dat
zowel door de zaken die Don Bosco verteld had als door zijn gemoedelijke
manier van spreken. Hij sprak als een vader die aan zijn zonen de roemrijke
daden van het huis vertelt.
Toen zijn terugkeer bekend was, kwamen vele aanzienlijke personen Don
Bosco opzoeken. Het waren niet altijd loutere beleefdheidsbezoeken. Dit kan
men tenminste opmaken uit sommige bezoeken die plaats hadden in aanwezig-
heid van medebroeders. Op de 18de kwam Monseigneur Durio, kanunnik van No-
vara, een letterkundige die de naam had liberaalgezind te zijn, op het
einde van het middagmaal aan en zoals dat de gewoonte was voor iemand die
op dat uur kwam, werd hij in de refter ontvangen. Hij onderhield zich lang
met Don Bosco terwijl zij heen en weer onder de galerijen wandelden. Wat
later kwam de bisschop van Susa, die wel gedurende drie uur met Don Bosco in ge-
sprek bleef. Het zullen wel zwaarwichtige aangelegenheden geweest zijn, want
Don Bosco placht vlug te werk te gaan bij het afhandelen van de zaken, wan-
neer het erom ging een beslissing te nemen of raad te geven. Dat had als
gevolg dat hij voor die avond van zijn voorgenomen bezoeken in de stad
moest afzien.
Op de 19de, na het middagmaal, kwam een zeer intieme vriend van Don Bosco,

18.7 Page 177

▲back to top
- XII/173 -
professor Bacchialoni, van de Koninklijke Universiteit. Gedurende de afwezigheid
van Don Bosco was de zo verdienstelijke Mevrouw Eurosia Monti overleden. Ze
had een aanzienlijk deel van haar goederen aan het Oratorio nagelaten en
Bacchialoni als haar testamentuitvoerder aangeduid. Wie zou er zich niet aan
verwacht hebben dat Don Bosco hem dadelijk audiëntie zou verlenen? Maar
het was het tegenovergestelde. Nadat ze samen een kopje koffie hadden ge-
dronken, begon hij met hem en met al de aanwezigen te spreken over de tevreden-
heid van de Paus en over de missies van Patagonië. Hij liet zich meeslepen
door zijn onderwerp en sprak over de aardrijkskunde, over de astronomische
ligging, over de natuurlijke toestanden, over de geschiedenis van de ontdekking,
over de inwoners, hun zeden en gebruiken, over zijn plannen en ging hiermee
bijna een uur door met zoveel bijzonderheden, alsof hij nooit iets anders
gedaan had dan zich bezig gehouden met studies over Patagonië. Deze heer kon
wel veronderstellen dat Don Bosco in gespannen verwachting verkeerde om het
testament te kennen, ook al wegens de onverwachte wijzigingen die er op
het laatste uur aangebracht waren en die men aan Don Bosco had meegedeeld.
In die veronderstelling echter had de professor al de gelegenheid om in te
zien, indien hij er nog niet van overtuigd was, hoezeer het hart van Don
Bosco zich onthechtte van al de goederen van deze aarde.
De kroniekschrijver slaat hier geen acht op, maar, als vergoeding,
vergast hij ons met volgende opmerking: "Het bewonderenswaardige hierbij
is dat wanneer Don Bosco een zaak wil doen, het de schijn heeft of hij al-
leen maar deze zaak te doen heeft, terwijl hij zoveel ander werk heeft. En
deze zaak doorvorst hij, doorpluist hij, doorlicht hij, spreekt erover,
luistert naar de adviezen, voegt zijn kennis bij die van de anderen. Ge-
durende de recreaties spreekt hij over niets anders, ook om zijn gedachten
ingang te doen vinden en tegelijkertijd om het onderhoud geanimeerd en nut-
tig te houden... Welnu, hij is amper in zijn studeerkamer of hij laat volkomen
de overheersende idee die hem kort tevoren nog bezighield opzij en begint
rustig aan honderd verschillende andere zaken."
Eerst toen de tijd van de recreatie voorbij was en hij alleen bleef
met de professor kon deze over de ingewikkelde zaak praten, waarvoor hij
gekomen was. Nogmaals noteert de kroniekschrijver: "Don Bosco wil zich met alle
zaken bezighouden. Niemand van zijn priesters, met uitzondering een beetje
van Don Rua, mengt zich ooit in de zaken."
Om 6 uur in de namiddag vertrok hij voor de eerste maal uit het
Oratorio om een bezoek te brengen aan Gravin Callori die herstelde van een
ziekte. Hij ging er niet alleen heen. Zoals zijn gewoonte was wanneer hij
eens bezadigd wou praten met iemand van het huis, riep hij de coadjuteur
Pelazza, de chef van de drukkerij en de coadjuteur Barale, de chef van de
boekbinderij bij zich en zo al wandelend praatte hij met hen over uitge-
verszaken. Hij hernam langzamerhand in het Oratorio zijn persoonlijke con-
tacten van biechtvader, vader en vriend die door zijn afwezigheid onder-
broken waren en door niets of niemand te vervangen waren.

18.8 Page 178

▲back to top
- XII/174 -
HOOFDSTUK
VII
GEDURENDE DE NOVEEN EN HET FEEST VAN
MARIA, HULP DER CHRISTENEN
De noveen van Maria, Hulp der Christenen, werd gepredikt door Don
Fogliano, een zeer vrome priester van Biella, en die ook door Don Bosco
graag gehoord werd. Gedreven door een zekere nieuwsgierigheid om te weten
welke de gaven waren die Don Bosco zo prees in de predikant, gingen we over
Don Fogliano spreken met de betreurde pater Caracciolo, de overste van de
Paters van Sint-Filippus Neri van Turijn. Hij had nog maar pas die naam
gehoord en zonder dat ik hem het doel had bekend gemaakt waarom ik hem
vernoemd had, riep hij uit: - Oh! Don Fogliano! Ik herinner mij hem heel
goed. Toen ik nog een jongen was hoorde ik hem prediken en bleef ik met veel
genoegen naar hem luisteren, omdat hij duidelijk de lering uiteenzette,
steeds gepaste voorbeelden vertelde en met grote kalmte sprak, zoals Don
Bosco. Dat was juist de methode van prediken die Don Bosco verlangde.
Toen hij eens over deze sermoenen aan het spreken was, toonde Don
Bosco zich zeer tevreden omdat er altijd een verhaal tussenkwam van een of
andere genade die bekomen was door de bemiddeling van Maria, Hulp der
Christenen. Naar aanleiding hiervan zei hij dat hij te Rome eens toevallig
een kerk binnenging, waar het sermoen juist op zijn einde liep. De pre-
dikant had hij de naam van Don Bosco horen vernoemen en een van de feiten
horen verhalen die gepubliceerd staan in zijn boek: Maria, Hulp der
Christenen met het verhaal van sommige genaden. Hier in Turijn merkte
Don Barberis op - wordt er weinig gesproken over deze feiten, waarvan we
mogen zeggen dat het de onze zijn. Nochtans acht ik het passend dat er
veel zou over gezegd worden zowel in gesprekken als in sermoenen. We be-
zitten een schat en we laten hem niet zien. En of ze hem lieten zien!
Dit werkje zou een storm verwekken die we beschreven hebben in het negen-
tiende hoofdstuk van het elfde boekdeel. Vermits het feit van de Romeinse
predikant tot de biografie van Don Bosco behoort, is het opportuun het hier
uiteen te zetten.
Er kwam eens bij Don Bosco een zeer kundige doch ongelovige arts die
tot hem zei:
- "Ik hoor dat U alle soorten van ziekten geneest?"
- "Ik? Neen!"
- "Men heeft het mij nochtans verzekerd en men heeft mij ook de namen
van de personen en de aard van de ziekten aangehaald."
- "Dan hebben ze U bedrogen° Wel zijn er bij mij personen gekomen die
verlangden dergelijke genaden te bekomen voor zich zelf of voor hun

18.9 Page 179

▲back to top
- XII/175 -
kennissen, door de bemiddeling van Maria, Hulp der Christenen, door tridu-
ums, novenen of gebeden. Maar in die gevallen gebeuren de genezingen door
het werk van Maria, Hulp der Christenen en niet door mijn kracht.
- "Welnu, genees ook mij dan en ook ik zal aan die mirakels geloven."
- "Door welke ziekte bent U getroffen?"
De arts leed aan vallende ziekte. De aanvallen volgden elkaar zo
dikwijls op dat hij het niet waagde uit te gaan zonder iemand die hem be-
geleidde. De kuren hielpen niets. Daar hij zich iedere dag meer voelde ver-
vallen, kwam hij bij Don Bosco met de hoop eindelijk de genezing te bekomen
waarnaar hij innig verlangde.
- "Welnu", zei hem Don Bosco, "doe dan ook zoals de anderen."
Kniel hier neer, bid met mij enige gebeden, maak u gereed om uw ziel
te reinigen door het sacrament van de biecht en van de communie en U zult
zien dat de Madonna u zal troosten.
- "Beveel mij wat anders, want wat U me zegt kan ik niet doen."
- "Waarom?"
- "Omdat het voor mij een schijnheiligheid zou zijn. Ik geloof noch
aan God, noch aan de Madonna, noch aan gebeden, noch aan mirakels."
Don Bosco was er door ontsteld. Toch legde hij het zo aan boord dat,
dank zij de goddelijke genade, de ongelovige neerknielde, het kruisteken
maakte en dan bekende terwijl hij rechtstond: "Het verbaast mij dat ik dit
teken nog kan maken, daar ik het sinds veertig jaar niet meer gemaakt
heb." - Bovendien beloofde hij zich voor te bereiden om zijn biecht te spreken.
En hij hield woord. Pas had hij gebiecht of hij had het gevoel ge-
nezen te zijn. In feite kreeg hij nooit meer aanvallen van epilepsie, ter-
wijl ze vroeger, naar het zeggen van zijn huisgenoten zo veelvuldig voor-
kwamen en zo vreselijk waren dat men steeds voor een erge afloop vreesde.
Wat later kwam hij naar de kerk van Maria, Hulp der Christenen, naderde ter
Heilige Tafel en wou zijn tevredenheid niet verbergen dat hij op die manier
aan zijn ongeloof had verzaakt.
Op de avond voor het triduüm ging Don Bosco, na lange tijd biecht
te hebben gehoord, laat souperen. Zijn avondmaal - noteert hier de kro-
niekschrijver - was "een soort avondmaal" dat voor hem bestond" in het eten
van een schotel soep en het drinken van een half glas wijn." Nadien hield
hij zich bezig tot omstreeks 11.30 u. met te spreken over het grote feest
dat nabij was en over Patagonië.
Op de eerste dag van het triduüm, een zondag, was het een dubbel feest.
Samen met de plechtigheid van Sint-Jozef, waarvan de uiterlijke plechtig-
heden, zoals we gezegd hebben, verschoven werden, vierde men ook de terugkeer
van Don Bosco. Bij het middagmaal, dat opgediend werd in de biblio-
theek, waren buiten de chefs van de vakjongens, ook verschillende personen
uitgen odi gd, o. a. de le raren Pec hen ino , T er ren o, All iev o, Lan fra n-
chi en Bacchialoni". Ze doen veel goed - zo noteert de kroniek - deze
middagmalen in familie." Ze werden vrij talrijk ingericht juist omdat ze
ertoe bijdroegen voorname personen, vooral geestelijken en leraren aan het
huis gehecht te houden. Tot deze laatsten werden speciale uitnodigingen
gericht, wanneer het erom ging een keuze te doen van auteurs voor de biblio-

18.10 Page 180

▲back to top
- XII/176 -
theek. Deze middagmalen waren zonder krenterigheid klaargemaakt, hoewel er
geen sprake was van luxe of verspilling, maar zo dat de disgenoten die men
uitgenodigd had, toch tevreden heengingen.
Op die avond zat Don Bosco de academische zitting van de vakjongens
voor, die ook uitgesteld was omdat men de aanwezigheid van hun goede Vader
verlangde. Ingelast tussen muziekstukken en het voordragen van poëzie wa-
ren er ook enige heel mooie dialogen, waarin de sprekers de verschillende
vakken voorstelden. Men begon met de schoenmakers. Er kwam er een met een
paar stuk gelopen schoenen in zijn hand en hij ontmoette er een andere met
een paar nieuwe schoenen. Ze groetten elkaar en dan begon de eerste, hier-
over ondervraagd, uit te leggen hoe men het moet doen om de schoenen te lap-
pen, waarbij hij de geijkte Italiaanse termen gebruikte. Dan zag deze de
nieuwe schoenen en vroeg uitleg, waarop op dezelfde manier geantwoord werd,
totdat, - dat moest er immers bijkomen - een derde kwam om de dialoog wat
levendiger en wat grappiger te maken en een besluit eruit te trekken. Een
tweede groep stelde de kleermakers voor, een derde de smeden enz. De zeden-
les gaf de beklemtoning bij iedere dialoog, waarbij de luiwammes dan het
besluit nam wat harder te gaan werken of wat meer aandacht te hebben en de
kletskous wat gematigder te zijn bij het spreken. Christelijke gevoelens
kwamen tot uiting om het gesprek wat rijker te maken, zoals bij voorbeeld:
Wel, kijk, Sint-Jozef moest op zijn vlucht naar Egypte heel wat meer lijden
dan jij. - Wat moest Sint-Jozef zich in zijn werkwinkel afsloven. - Jezus ge-
hoorzaamde heel wat vlugger dan wij aan Sint-Jozef. - Het slottafereel
was steeds een gebed tot de heilige, geknield voor zijn beeld.
Don Bosco was er zo tevreden over dat hij in zijn slotwoordje iets
zei, wat ik hem maar zelden hoorde zeggen: - Ik zou willen dat men deze aca-
demische zittingen met dergelijke dialogen alle dagen houdt. Indien het mij
mogelijk was zou ik ze telkens komen bijwonen. Ik ben er zo tevreden over
dat ik het jullie niet zeggen kan. Houden jullie er nog maar en ik zal
ervoor zorgen dat ik er bij aanwezig kan zijn. - Dan gaf hij aan Don Lazze-
ro de raad deze dialogen te bewaren om ze op een andere keer te herhalen.
Dezelfde dag liep hij een ontgoocheling op. Omdat hij de jongens
van Alassio verlangde op het feest van Maria, Hulp der Christenen, had hij
aan de Directeur-Generaal van de Spoorwegen van Boven-Italië geschreven
met het verzoek voor de heen- en terugreis een vermindering van 75% toe
te staan. Het antwoord was ontkennend, omdat ze al een vermindering van
50% genoten en dat moest volstaan.
De toestanden van de Kerk en de Paus werden steeds harder in Italië,
zodat de goede mensen de noodzakelijkheid aanvoelden hun gebeden tot de Aller-
heiligste Maagd te verdubbelen om haar machtige hulp af te smeken. Daarom
was het dat in 1876 Kardinaal Patrizi, Vicaris van Zijne Heiligheid door
een speciale herderlijke brief in Rome de gelovigen aanspoorde met vurig-
heid het triduüm en het feest van Maria, Hulp der Christenen te vieren in
de kerk van 0.-L.-Vrouw op de Minerva, bediend door de Dominicanen. Na een be-
schrijving te hebben gegeven van de afdwalingen van de goddelozen, wendde
hij zich tot "deze Romeinen" die "goede katholieken naar het geloof en naar
de werken" waren en zei hun: "Wij hebben thans de gelegenheid om te bidden
en berouw te hebben, en de hulp af te smeken van de Allerheiligste Maagd,
waarvan de jaarlijkse feestelijkheid onder de titel van Auxilium Christia-
norum nabij is. Deze omstandigheid herinnert er ons aan dat haar bescherming

19 Pages 181-190

▲back to top

19.1 Page 181

▲back to top
- XII/177 -
nooit heeft ontbroken aan de Kerk en aan de Paus van Rome." Na een opsomming van
de vrome oefeningen van het triduüm en van de speciale aflaten door de Hei-
lige Vader daaraan verleend, besloot hij: "Weze dit gebed een klein herstel
tenminste voor de zeer zware beledigingen en godslasteringen die tot afgrijzen
van iedereen tegen de Allerheiligste Maagd worden uitgebracht."
In de gedenkschriften van die tijd vinden wij een ander document, onder-
tekend door Markies Andrea Lezzani met de datum in deze vorm aangeduid: Ro-
me, op de dag van 24 mei, toegewijd aan Maria, Onbevlekt Ontvangen onder de ti-
tel van Hulp der Christenen, 1876." Het was een brief waarin de Romeinse katho-
lieke jeugd aan al de Italiaanse katholieken voorstelde het feest te
vieren van 17 januari 1877. Dat was het vijfde eeuwfeest sinds de terug-
keer van de Pausen uit Avignon. Ook de Unità Cattolica, heraut van de Italiaanse
katholieken, bevatte een oproep op dezelfde toon, waarin eraan herinnerd
werd hoe op een zo "mooie dag" voor gans de katholieke wereld de vreugde
diende hernieuwd te worden toen op de 24ste mei van het jaar 1814 Paus Pius
VII "na vijf jaar gevangenschap" terugkeerde "naar zijn stad Rome, als Paus en
Koning."
Te Turijn werd de herdenking ieder jaar meer populair en werd ze met
een groeiende vurigheid gevierd. Bij het triduüm kende Don Bosco een bui-
tengewone volkstoeloop, Velen boden zich in de sacristie aan om, zoals ze
gewoonlijk zegden, de zegen van Don Bosco te ontvangen of om, zoals hij zegde,
de zegen van Maria, Hulp der Christenen te ontvangen. Tot Maria, Hulp der
Christenen kwamen er mensen om haar te bedanken voor de ontvangen gunsten,
anderen om haar te smeken voor gunsten die zij hoopten te ontvangen; hoe-
velen werden er niet verhoord! In twee afleveringen van de Letture Catto-
liche, een van mei 1877 en het andere van mei 1878 leest men wel 59
ve rs la ge n ov er verh oringen in 1876 maar hoevele andere genaden werden er niet
te boek gesteld.
We zullen er een van vertellen waarin Don Bosco een rol speelde. Ge-
durende de maand mei werd een zekere heer Mazzucco van Turijn, 82 jaar
oud, zo zwaar ziek, dat de arts zijn genezing voor onmogelijk verklaarde.
Zijn dochter Marcellina begaf zich in haar angstvol verdriet naar de kerk
van Maria, Hulp der Christenen, bad tot de Madonna en vroeg aan Don Bosco
zijn zegen voor haar vader. Don Bosco stemde graag daarin toe en wanneer
hij haar liet vertrekken zei hij: - Ik zegen U in de plaats van uw
vader. U zult vanaf vandaag tot aan Sacramentsdag iedere dag drie Onze
Vaders, drie Wees Gegroeten en het Glorie zij de Vader ter ere van het Al-
lerheiligste Sacra-ment bidden en een Salve Regina tot de Allerheiligste
Maagd. Dan moogt U zeker zijn dat de Madonna voor U die genade zal beko-
men.- Het meisje keerde tevreden naar huis terug, maar omdat de verlangde
beterschap niet intrad, kwam ze zeer bedroefd bij Don Bosco, terug die haar
antwoordde: - Maar de tijd van onze gebeden is nog niet voorbij. Er komt
nog de noveen van het Sacrament die eerst vandaag begint. Laten wij dus met
vurigheid en hoop bidden. Heb vertrouwen en laat de Madonna maar doen. -
Zoals hij het aangekondigd had, zo gebeurde het en op de morgen van Sa-
cramentsdag was de oude man volkomen genezen.
Te dien tijde was het Oratorio zoals men dat in huishoudelijk jargon
zegt, werkelijk platzak. Men bevond zich in de grootste financiële moei-
lijkheden. Sinds anderhalve maand had Don Bosco geen aalmoezen meer ingeza-
meld. Noch te Turijn, noch te Rome had hij de tijd gehad of het gepast
geacht om een collecte te laten houden. En toch moest hij erin voorzien.
Hij herbegon met terug uit te gaan 's morgens op de tweede dag voor het
feest. Rond tien uur kwam baron Bianco di Barbania hem met het rijtuig halen.

19.2 Page 182

▲back to top
- XII/178 -
Die baron was een mooi type van een edelman. Hij was een van de meest adel-
lijke heren van Piëmont, groot van gestalte en kloek van persoon, openhar-
tig en joviaal van karakter, die geen blad voor de mond hield met om het
even wie hij iets te maken had. Hij koesterde een oprechte vriendschap voor
Don Bosco. Die morgen voerde hij Don Bosco zeker niet zo maar voor een wan-
deling mee, want hij kwam eerst 's avonds naar huis en niet met lege handen.
Wie zou de stijgende drukte in het huis kunnen beschrijven bij het
naderen van het grote feest? De vocale en instrumentale muziek vergde
lange herhalingen en dat nog in de late avond. De ceremoniemeesters oefen-
den de kleine clerus gedurende de uren van de recreatie en op de andere ogen-
blikken oefenden ze de talrijke groep jonge geestelijken om goed hun aandeel
bij de gewijde diensten te vervullen. Geïmproviseerde secretarissen schre-
ven adressen op de uitnodigingsbrieven die aan een groot aantal personen van
aanzien en aan weldoeners werden verzonden. Dan was het een komen en gaan
van witters, van werklieden van de gasfabriek, van personen die de kerk gin-
gen versieren, van timmerlieden die weldadigheidsbanken klaarmaakten. Don Rua
riep meermaals de oversten van het Oratorio samen, om alles vooraf zo te
schikken dat wanordelijkheden vermeden werden. De kroniek merkt hierbij
aan: "Wanneer er een feest op komst is of iets belangrijks gaat gebeuren,
dan houden wij altijd eerst kapittel of conferentie, zoals men het noemen
wil." Tot deze zittingen werden ook die coadjuteurs uitgenodigd die merkelij-
ke bevoegdheden of opdrachten hadden.
Na alles wat we hier gezegd hebben is het zeker onnodig eraan toe
te voegen dat op de vooravond de opgetogenheid van de jongens een dolle uitgela-
tenheid nabij was. Die avond moest er een lectio brevis zijn, maar men kon
ze met last en moeite tot een brevissima maken. Directeurs en vertege nw oo rd i -
gers van de colleges kwamen aan, ook Monseigneur Masnini, secretaris
van de Bisschop van Casale, en Consul Gazzolo, zo pas uit Amerika te-
rug. Het zien van vele seculiere geestelijken en het nieuws dat er som-mige
heren uit Zwitserland waren aangekomen, enkel met het doel om hun devotie
te verrichten in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, deed de goede kro-
niekschrijver noteren: "Het zou me niet verbazen indien over enkele jaren
(deze kerk) een centrum van grote bedevaarten wordt."
Don Bosco verleende audiëntie aan een massa mensen zonder zich hier-
van te kunnen vrijmaken voor één uur in de namiddag. Toen vernam hij door
een telegram uit Genua dat twee adellijke dames om twee uur zouden aankomen
en het middagmaal zouden nemen in het Oratorio. Hij wachtte ze op, steeds
rustig en uiterst minzaam.
Hij ging souperen na het biechthoren en toen was het al heel laat. Daar
stond Gazzolo hem op te wachten. De Argentijnse consul had in de Unità
Cattolica de correspondentie van de missionarissen gelezen. Hij had ook andere
gelijkaardige publicaties gevolgd, maar hij was er ongemakkelijk bij geworden en
moest zijn gemoed eens luchten. Weinig, veel te weinig had men van hem melding
gemaakt! Met Don Francesia had hij er al over gesproken, maar dat was on-
voldoende. Zodra Don Bosco hem zag, ontblootte hij het hoofd, omhelsde hem,
kuste hem. Wanneer had hij ooit op zijn eigen initiatief dergelijke betuigin-
gen van ontboezeming gegeven? Daarna deed hij hem neerzitten in zijn nabij-
heid, noemde hem met de lieflijkste titels, schreef aan hem gans de verdienste
toe van de zo gelukkig geslaagde onderneming en hoewel hij reeds onzeglijk moe
was liet hij het onderhoud nog voor meer dan een uur duren. Don Bosco wou

19.3 Page 183

▲back to top
- XII/179 -
niet dat iemand van hem wegging met nog een druppel bitterheid in zijn hart.
Op de dag van het feest begonnen de missen en het uitreiken van de
communie reeds heel vroeg en dat duurde tot omstreeks tien uur. Naar de
mis met de algemene communie kwamen ook de jongens van Valsalice. De
muziek, merkt de kroniek op, was rustiger dan in vroegere jaren, maar werd
ook met grotere nauwkeurigheid uitgevoerd." De muziekklas die werd opge-
richt door Don Cagliero, bracht het er met eer vanaf ook in afwezigheid van
de maëstro, zo goed was hij erin geslaagd de leerlingen te drillen en in
Doglianí een flinke plaatsvervanger te bereiden. Merkwaardig is wel wat men
leest in de Herderlijke brief "In de Hymne "Saepe dum Christi" was het de
bedoeling door middel van de muziek de beroemde zeeslag van Lepanto door
de Christenen gewonnen met de hulp van Maria, Hulp der Christenen, voor te stel-
len." In werkelijkheid werd deze dramatische uitvoering door het volk kort-
weg de zeeslag van Lepanto genoemd. Het was de gewijde muziekstijl van
toen. Hetzelfde muziekstuk werd in zijn geheel opnieuw uitgevoerd op de
25ste de feestdag van 0.-H.-Hemelvaart. Daar het een verplichte feestdag
was, was er veel volk en veel communies.
Don Bosco had nauwelijks zijn mis beëindigd of hij werd omringd door
een vijftigtal personen die zijn zegen wilden ontvangen en hem een anderhalf
uur bezighielden. Vermoeid als hij was door de inspanningen van de vorige
dagen, kon hij bijna niet meer en had het zelfs lastig bij het spreken,
maar toch ging hij ernstig en sereen verder. Wie hem gedurende die dagen
van dichtbij zag, moest wel verwonderd zijn over de manier waarop hij het
vermocht aan alle gesprekken deel te nemen, ze levendig en geanimeerd te
houden en, wat meer is, zelfs beuzelachtige onderwerpen tot iets goeds om
te werken, omdat hij steeds een meester was om ieder onderhoud naar zijn
zin te plooien. Zijn verhalen schenen volkomen spontaan te zijn en enkel
gesuggereerd door de woorden van andere personen, maar in feite waren ze
wel degelijk gewild om de gedachten te belichamen die hij diep in de ziel
van zijn toehoorder wenste te prenten. Niemand bemerkte het en aldus bleek
ook hierin de handigheid van de oude goochelaar, die het geheim bezat om de
geesten tot zich te trekken en in hen het heilzame uit te werken.
Toch verliep deze plechtige dag niet zonder wolken. In de ochtend-
diensten had de bovengenoemde Monseigneur Masnini gecelebreerd. Men had
de aartsbisschop uitgenodigd, maar hij had geweigerd. Men had hem ge-
vraagd de toelating te willen verlenen om een andere bisschop uit te nodigen,
maar hij had niet toegestemd. Het volk trouwens, dat niets wist en niets kon
vermoeden, bemerkte niet eens de afwezigheid van een bisschop omdat men
gewoon dacht dat de celebrant die het paarse gewaad droeg en een kaars ge-
bruikte, een bisschop was. Maar de zaak zou niet zo glad verlopen. Er kwam in-
derdaad een bliksemsnel verbod dat deze tussenkomst van de prelaat zich zou
herhalen in de vespers. 's Anderendaags kwam er dan aan het adres van "de
heer prefect van het huis van het Oratorio van Don Bosco" een brief toe, waar-
in het volgende gezegd werd: "Zijne Excellentie Monseigneur de Aartsbisschop
gelast mij U te verwittigen dat het hem zeer mishaagd heeft te vernemen dat
er gisteren in de Kerk van Maria, Hulp der Christenen, aan een vreemde priester
toelating is gegeven om een plechtige dienst te celebreren en dit met de kenmer-
ken van een prelaat zonder hiervoor vooraf een uitdrukkelijke vergunning
te hebben bekomen van Monseigneur de Aartsbisschop, zoals dat nodig is om
de kerkelijke wetten niet te overtreden. Dit geldt des te meer omdat het tegen de

19.4 Page 184

▲back to top
- XII/180 -
vaste gewoonte is van dit aartsbisdom, dat een geestelijke die geen bis-
schop is bij het celebreren zou gebruik maken van de kenmerken van een pre-
laat, zoals dit blijkt uit het feit dat verschillende priesters van dit
aartsbisdom, bekleed met de titel van monseigneur er nooit gebruik van maken
omdat hun de toestemming van de Aartsbisschop ontbreekt. Daarom brengt
Monseigneur aan U en Uw medebroeders ter herinnering (dat) melior est obe-
dientia quam victimae: - Rg. 1,15, en hij hoopt dat hij voortaan zich tegenover
U in deze aangelegenheid niet meer zal moeten beklagen." Om volledig te zijn
over deze gebeurtenis moeten wij er nog aan toevoegen dat Monseigneur Santo
Masnini, als eerbiedige eerbetuiging aan het gezag, zich had aangeboden om
de toelating aan te vragen, maar dat hij geen audiëntie bekomen had.(1).
Met dit document gaat samen een ordonnantie van 2 juni, waarin aan
Don Bosco zal bevolen worden "dat geen enkel van de nieuwe priesters leden
van de (Salesiaanse) Congregatie en gedomicilieerd in haar huizen, de ver-
gunning bezit noch hun eerste mis, noch de volgende, tenminste voor veer-
tien dagen, in een van de parochies van het aartsbisdom Turijn te celebre-
ren."
Terwijl Don Bosco deze "onverkwikkelijke zaken" te dragen had, kreeg
de Ordinarius van Turijn vanwege een bisschop uit het Zuiden het verzoek om
Don Bosco in zijn naam een teken van achting te geven. Het was de bisschop
van Sinte-Agatha van de Goten. Hij had van de bisschop van Castellamare
vernomen dat "de eerwaarde priester D. Giovanni Bosco een compendium van
kerkgeschiedenis had gepubliceerd." Hij kende het adres niet "van deze
ijverige priester" en verzocht daarom de Aartsbisschop hem te willen beve-
len een minimum van twintig exemplaren toe te zenden. Hij had het inzicht
zijn jonge priesters aan te zetten om het te lezen en in zijn bisdom te
verspreiden. De Aartsbisschop voerde langs zijn secretaris deze boodschap stipt
uit.
De vrome ijver die allen gedurende de noveen van Maria, Hulp der Chris-
tenen bezielde had een heilzame invloed op het hart van een protestant, die
te gast was in het Oratorio. Het deed zijn verlangen rijpen om zich te
bekeren. Zijn geschiedenis is niet zonder belang, ook omdat ze ons de ge-
legenheid schenkt een nieuw facet van de veelvormige ijver van Don Bosco te
leren kennen.
William Hudson, uit protestantse ouders geboren en opgevoed in het Calvi-
nisme, begaf zich naar Zwitserland om er de moderne talen te bestuderen. Hij was
ongeveer twintig jaar oud. De aanklachten die hij voortdurend tegen het ka-
tholicisme hoorde, wekten bij hem de nieuwsgierigheid op om de katholieke leer
van binnenuit te leren kennen. Hoe meer hij deze bestudeerde, hoe meer hem
onzekerheid overviel over de waarde van het protestantisme. God in zijn
goedheid zorgde ervoor dat hij vriendschap sloot met een vurige katholiek
aan wie hij zijn godsdienstige weifelingen toevertrouwde en aan wie hij
ook zijn inzicht bekend maakte om de beoefening van het katholicisme in Italië
te leren kennen. Er werd daarom uitgezien naar een familie waar hij als pre-
ceptor kon gaan, maar de brieven naar hier en daar brachten niets op. Zijn
vriend sprak hem dan over Don Bosco en zei hem dat hij door hem gemakkelijk zou
(1) Monseigneur Masnini zond vanuit Casale enkele dagen nadien zijn legitimatiebewijzen (Zie
Vol. 12, Doc. 14).

19.5 Page 185

▲back to top
- XII/181 -
aanvaard worden. Hij schreef, vroeg de voorwaarden, vertrok en trad in het
Oratorio binnen. Hier wachtte Gods genade hem op.
Toch was de overwinning niet onmiddellijk. Na de eerste twee weken
van goede wil, viel hij zelfs terug in zijn onverschilligheid. Hij vergat de
oorzaak waarom hij naar het Oratorio gekomen was en vergenoegde er zich
enkel mee zich daar te bevinden om een andere taal te leren. Hij verdiepte
zich in de studie van het Italiaans zonder nog aan godsdienst te denken. Don
Bosco echter die hem van nabij bestudeerd had, verwachtte er veel goeds van,
hoewel hij vermeed overijld te werk te gaan.
Op 28 maart sprak hij over hem met Don Bologna, de prefect van de
externen en zei hem: - Ik heb hem met alle duidelijkheid gesproken en hem ge-
zegd dat niemand hier hem dwong van godsdienst te veranderen en dat wij hem
altijd met christelijke liefde zouden bejegenen, ongeacht de beslissing wel-
ke hij zou nemen. Indien hij katholiek werd, dan zouden we hem als een broe-
der aanzien en zou hem niets ontbroken hebben, zolang hij bij ons ver-
bleef. Als hij wegging uit het Oratorio, dan was hij tot niets verplicht.
Ik zei hem dat opdat hij er zich daarna niet zou over beklagen dat de ka-
tholieken hem in de steek gelaten hadden. In dit geval zou hij zijn eigen
keuze doen en zou hij in zijn vorige situatie terugkeren. De jongen luister-
de naar wat ik hem zei en antwoordde mij op een manier die mij volle bevre-
diging schonk. Nu moet jij, Bologna, achter hem staan opdat hij goed de ca-
techismus zou bestuderen en steeds zou aanwezig zijn bij de gemeenschappe-
lijke gebeden. Geef hem de uitleg die hij je vraagt.
De feiten gaven Don Bosco gelijk. De goddelijke genade schudde de
jongen uit zijn lethargie en hij gaf zich gewonnen, Het was op een mor-
gen van de noveen. Hij bevond zich alleen in een klas en was zich aan het
oefenen op de viool, toen zijn blikken op een beeldje van Maria, Hulp der
Christenen, vielen. Hij had het vroeger ook nog wel gezien, maar zonder
er acht op te slaan. Nu kwamen er nieuwe gedachten in zijn hoofd op.
Twijfel en zekerheid, geloof en ongeloof wisselden elkaar af in zijn
bewogen geest tot hij zich zelf de vraag stelde: - Maar waarom is er zoveel
liefde, zoveel devotie, wordt er zoveel gebeden, wordt er zoveel gepredikt,
worden er zoveel boeken geschreven, zoveel geloften gedaan aan de Allerheilig-
ste Maagd? - Gedurende verschillende dagen bidt hij, overweegt hij. Steeds
meer schijnt hem de vroomheid tot de Maagd aantrekkelijk. Het lijkt hem
dat hij door haar uitgenodigd wordt om katholiek te worden. Eindelijk
begeeft hij zich bij Don Bosco, maakt hem alles bekend en geeft hem zijn
inzicht te kennen dat hij elk ogenblik wil gedoopt worden. De toestemming
liet niet op zich wachten. Dan bereidde hij zich met alle ernst voor tot
de verlangde dag er was. Monseigneur Gastaldi verleende aan Don Bosco
door een rescript de nodige bevoegdheden. Toen de neofiet op 4 juni het heilig
doopsel ontvangen had, schreef hij: "Vandaag werden al mijn vroegere fouten
uitgewist. Vandaag werd ik vernieuwd door het water van het heilig doopsel,
werd ik sterk en moedig gemaakt, bereid sereen en onversaagd het hoofd te
bieden aan alle ongelovigen, schismatieken, ketters en heidenen die mij
zullen aanvallen. Vandaag heeft de Maagd Maria mij als haar zoon erkend.
Vandaag heb ik beloofd haar te beminnen en haar als mijn tedere moeder te
aanroepen. Vandaag heb ik haar Jezus ontvangen en heb ik beloofd hem in
ieder gevaar te zullen volgen. Met Gods genade zal ik vaststaan in het katho-
lieke geloof, gehecht aan de Plaatsvervanger van Jezus Christus, de onfeil-
bare Pius IX, en verkies ik liever de wreedste dood dan mij ook maar in het

19.6 Page 186

▲back to top
- XII/182 -
minst te verwijderen van de beloften die ik vandaag heb afgelegd."(1)
En het was geen strovuur. Toen hij zich naar Amerika had begeven en
zich daar een mooie betrekking had verworven, wou hij in een Iers katho-
liek college gaan als leraar van Engelse literatuur. Hiervoor had hij een
getuigschrift nodig dat hij zich tot het katholicisme bekeerd had. Hij deed
hiervoor een aanvraag door bemiddeling van een oom, die op 17 november 1892
aan Don Rua schreef vanuit Brunswick. Hij herinnerde eraan hoe zijn neef
"onder de leiding van de heilige D. Giovanni Bosco", "zich tot het katholi-
cisme bekeerd had zonder door een priester of kloosterling hiertoe overge-
haald te zijn" maar na "een visioen" te hebben gehad.
De gevallen van protestanten die naar het Oratorio kwamen om er
zich te bekeren waren niet zo zeldzaam, en al keerden ze niet allemaal
tot de schaapstal terug, toch droegen ze er steeds wat goeds van mee. Dit
thema van protestanten en bekeringen brengt er ons toe hier een kleine
bijzonderheid te verhalen die bijdraagt tot de kennis van de geest van
Don Bosco. Een protestant uit Florentië vroeg op het einde van de maand maart
het protestantisme te mogen afzweren en daar te blijven, maar de toon
van de brief deed vrezen dat hij uit eigenbelang handelde en dat er een
of ander bedrog onder verborgen zat. Don Rua, die de opdracht had gekre-
gen hem een antwoord te sturen, gebruikte wat te sterke bewoordingen. De
protestant schreef opnieuw aan Don Bosco in termen waaruit bleek dat hij
zich geraakt gevoelde. Hij gaf hem ook de verzekering van zijn goede wil.
Toen dan Don Bosco, na het middagmaal met Don Rua in de refter heen en
weer ging en zijn advies over verschillende zaken gegeven had, zei hij
hem: - A a n h e n d i e nog novice zijn in godsdienstige zaken en die onbe-
kwaam zijn een akte van deugd te stellen wanneer ze wat gekrenkt worden,
is het nodig steeds zachtaardig te antwoorden, ook wanneer men met reden
beducht is dat ze een bijbedoeling hebben of dat ze ons willen bedriegen.-
Dan gaf hij hem een schets van een brief die hem moest geschreven worden.
Daarin was hij bewonderenswaardig, want telkens wanneer hij het bevel
gaf aan iemand te schrijven duidde hij voor de vuist het concept aan, de
manier van het te ontwikkelen en tot zelfs de uitdrukkingen.
Toen de weergalm van het feest uitgedeind was, de zaken weer op hun
gewoon beloop waren gekomen en de regelmaat weer zijn intrede had gedaan
in het Oratorio, verzamelde Don Rua, zoals dat het gebruik was, al degenen
die meegeholpen hadden aan de organisatie van het feest. Iedereen kon dan
de genoteerde bezwaren uiteenzetten en de hulpmiddelen suggereren om deze
in de toekomst te verhelpen. Er werd volgens gewoonte een bondig proces-
verbaal van opgesteld, dat nadien, in mei 1877 zou worden voorgelezen.
Deze bijzonderheden zouden volstaan om hem de mond te snoeren die de
zaken enkel aan de buitenkant zou bekijken, daarbij methodes zou ontwaren
zo verschillend van de gebruikelijke methodes en daarom over wanorde zou
gaan gewagen. Er was beweging en drukte, maar steeds onder het waakzame oog
van verstandige en beminde oversten. Dezen beheersten deze schijnbare wan-
orde en hielden de vrolijkheid in goede banen. Zo werden uitspattingen
voorkomen. Uit de opmerkingen die wij in het proces-verbaal aantreffen
halen wij enkel deze twee aan: "3° Voor de kerk zou men de manier moeten be-
(1) Unità Cattolica, n. 136, 10 juni 1876.

19.7 Page 187

▲back to top
- XII/183 -
studeren om de jongens klas per klas te assisteren en een overste aanwezig
te laten zijn bij de aanduiding van de plaatsen op de vooravond. 4° Don
Bosco drukte de wens uit dat de personen die vreemd waren aan het huis, in
de sacristie en in het koor zouden worden gelaten, opdat ieder deel van de
kerk met volk zou gevuld zijn."
Nog iets. Don Bonetti uit Borgo S. Martino, de streek van de aard-
beien, had aan Don Bosco voor het feest van Maria, Hulp der Christenen, een
geschenk van deze zoete en geurrijke vrucht van het seizoen gezonden. Dat
verzenden werd nadien traditioneel en wordt ook thans nog voortgezet door
de directeurs van dit college. Don Bosco bedankte hem in een brief, waarin
hij van de gelegenheid gebruik maakte om een goed woord te zeggen aan allen
en eindelijk belangrijk nieuws te geven over het mooie feest.
"
Beste D. Bonetti,
"
"
Je brief is in orde. In een kleine hoeveelheid zijn de aard-
" beien smakelijker, maar groot was hun betekenis. We zullen zien. De
" jonge geestelijke Anzini (1) heeft mij geschreven. Zeg hem maar dat
" hij zou doen zoals hij geschreven heeft en ik zal zeer tevreden over
" hem zijn, omdat hij weldra mirakels zal kunnen verrichten. Groet hem
" van mijnentwege.
"
In juni hoop ik een rondreis te kunnen maken om mij, minstens
" voor enkele dagen, te kunnen onderhouden met mijn dierbare zonen van
" S. Martino, over wie ik zoveel met de Heilige Vader gesproken heb en
" met wie ik hoop mij te kunnen vertroosten, omdat ik overtuigd ben,
" volgens wat jij mij zegt, hen voor de helft als heiligen en voor de
" andere helft op de weg naar de heiligheid te zullen aantreffen.
"
Maar ik zeg je dat het nieuws dat mij het meest troost ver-
" schaft hierin bestaat dat je mij meedeelt dat vele van onze jongens
" deugdzaam en leergierig zijn.
"
Je zal inmiddels aan mijn vriend Adamo (2) zeggen dat de tijd
" van de meloenen nadert en dat zodra hij er mij een kan klaarmaken,
" hij mij zou schrijven, ik zal dan dadelijk komen.
"
Zeg aan Tamietti, dat ik over hem niet tevreden zal zijn zolang
" hij mij geen drie S (3) met een hoofdletter heeft verworven. Groet hem
(1) Zie boekdeel XI, blz. 346.
(2) Het was de kok van het college, voor wie het woord "zuccotti" in plaats van "zuchette"
(meloenen) als een Piëmontese dialectvorm goed paste. Voor de afschaffing van de
kloosterorden was hij lekenbroeder geweest bij de Kapucijnen. Hij pronkte ermee dat hij
de meloenen op zeventien verschillende manieren kon klaarmaken, maar het schijnt dat hij
van die kennis misbruik maakte door altijd maar meloenen en steeds meloenen op te dienen.
Daaruit ontstond bij allen misnoegen en eindelijk kwam het zo ver dat men 's nachts deze
vruchten vernielde. Pro bono pacis werd deze echter wel toegelaten. Men begrijpt dan ook
het inzicht van Don Bosco wanneer hij hem dit compliment toestuurt.
(3) Santítà, Scienza, Sanità (Heiligheid, Wetenschap, Gezondheid).

19.8 Page 188

▲back to top
- XII/184 -
" genegen.
"
Aan alle priesters, jonge geestelijken, assistenten, enz.
" wens ik de gaven van de Heilige Geest,(1) vooral de sterkte toe.
"
Zeg aan de leerlingen van de 4de en 5de klas van het gymnasi-
" um dat ik veel genegenheid voor hen heb. Ik ben tevreden over het
" goede nieuws dat mij over hen werd meegedeeld. Ik zal hun een ge-
" schenk geven en ik verlang met elk van hen eens te spreken over hun roe-
" ping.
"
Aan de andere leerlingen wens ik dat ze allen rijk zouden
" worden, maar - het zijn woorden van Pius IX - met de waarachtige
" rijkdommen van de heilige Vrees des Heren.
"
Ik schrijf in het kort, jij zal er aan toevoegen wat er nog
" aan ontbreekt om mijn gedachten volledig te maken. Het feest van
" Maria, Hulp der Christenen was prachtig. Er gebeurden niet weinig
" mirakelen. Indien D. Giulitto (2) ze niet vertelt, zal ik ze later
" zelf vertellen. We hebben ook gebeden voor jou, voor de Zusters en
" voor gans het college. Amen.
"
Een van de buitengewone genaden was de plotselinge genezing
" van de novice Laurentoni van onze Zusters te Mornese.(3)
"
God moge ons allen zegenen en bidden jullie voor mij die voor
" jou in J. Chr. ben
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 26-5-1876
Priester Gio. Bosco.
(1) Men was in de noveen van Pinksteren (4 juni).
(2) Kroniek van D. Barberis (23 mei): "Vanuit Borgo S. Martino kwam Giulitto om het college
te vertegenwoordigen. Hij is subdiaken. Ziekelijk en vermoeid door het vele werk, hebben
de artsen hem volstrekte rust voorgeschreven en kon hij dus zonder ongemak het college
verlaten."
(3) Zie verder op het einde van hoofdstuk X.

19.9 Page 189

▲back to top
- XII/185 -
H O O F D S T U K VIII
MANIEREN EN TAAL VAN DON BOSCO
BIJ SOMMIGE ONTMOETINGEN
Het woord "sommige" van de titel houdt een begrenzing in die we niet
aldus onbepaald mogen laten. Deze beperkende term betekent hier dus bepaalde
tijdsgrenzen. Wij blijven immers meestal trouw aan het chronologische stel-
sel van de eerste biograaf en daarom willen wij nu bepaalde ontmoetingen,
die de moeite waard zijn om te worden vermeld en die allemaal gebeurd zijn
tussen februari en juni 1876, gedetailleerd verhalen.
Bij de hoedanigheden welke wij in de gesprekken van Don Bosco be-
wonderen, is zijn buitengewone handigheid om het onderhoud te drijven naar
zaken die een geestelijk nut hebben. Een andere hoedanigheid is ook zijn
vrijmoedige ongegeneerdheid om zekere ietwat bittere waarheden te zeggen
zonder zich de wrok op de hals te halen die er doorgaans mee gepaard gaat.
Hiervan gaf hij een mooi bewijs op 19 februari. Hij had de gewoon-
te eens per jaar te gaan middagmalen bij de twee oude jongejuffrouwen Bon-
nié die te Turijn woonden. Die dag ging hij er heen in gezelschap van Don
Rua en Don Barberis. Toen men van tafel opstond, kwamen er verre verwanten
op bezoek bij de twee zusters. Op het gebied van godsdienst kwamen ze he-
lemaal niet met hen overeen. Het waren de heer en mevrouw Tovaglia, zeer
rijke, kinderloze lui, die echter nooit een cent aan aalmoezen uitgaven
en een kwalijke verborgen antipathie voor kerkelijke zaken hadden. Toen
ze in de spreekkamer waren binnengeleid kwam ook Don Bosco, vergezeld van
zijn twee begeleiders daar binnen. Na de eerste plichtplegingen kwam het
gesprek toevallig op een zekere heer Turletti, een persoon die goed bekend
was aan de Tovaglia's.
- "Dat is echt een goede heer!" riep Don Bosco uit.
- "Ja zeker", antwoordde de andere. "Het is werkelijk zeldzaam fami-
lies als de zijne in deze tijden aan te treffen."
- "Het is waarachtig troostvol nog dergelijke families met zoveel vroom-
heid aan te treffen. Hij gaat dikwijls naar de kerk, nadert tot de sacra-
menten, gaat luisteren naar de sermoenen, ondanks zijn vele bezigheden."
"En ook thuis", ging de heer Tovaglia verder, "is hij minzaam met
iedereen. Hij ontvangt iedereen hoffelijk en wanneer hij aan iemand een
genoegen kan doen, dan doet hij het."
"En dan", hernam Don Bosco, "stelt hij angstvallig in praktijk
wat de Heer zegt in het Heilig Evangelie:Quod superest, date pauperibus.
Het is waar dat een talrijke familie, en de zijne is niet klein, de bijzondere

19.10 Page 190

▲back to top
- XII/186 -
hulp van Ons Heer krijgt. Zoals in de tijd toen hij nog te Florentië woonde,
zo komt hij ook thans, wanneer hij wat geld heeft, mij in het Oratorio op-
zoeken. Don Bosco, zo zei hij mij eens: nu het gaat winter worden, zult U
zich in nood bevinden. U zult kousen moeten kopen voor uw jongens. Neemt U
dit en koopt er ook een dozijn voor mijn rekening. U zult zeker hemden
moeten kopen - zei hij mij op een andere keer. Neemt dit maar en koopt
U er een dozijn voor mijn rekening. Het schijnt dat het Seizoen dit jaar
zeer hard zal zijn - kwam hij mij een andere keer zeggen - U zult truien
moeten hebben om uw jongens warm te kleden, neemt dit en koopt er ook enke-
le voor mijn rekening. Aldus komt hij mij van tijd tot tijd bezoeken met
een of andere gift. Eens vreesde ik dat hij teveel deed en dat hij het no-
dige aan zijn familie zou laten ontbreken. Ik zei hem dat hij, ondanks mijn
grote nood, toch moest zorgen dat hij niet overdreef bij het geven van
aalmoezen. Wel, mijn brave Don Bosco - antwoordde hij - wilt U alleen met
de uwen het paradijs winnen? Indien ik het aldus niet doe, hoe zal ik dan
in praktijk stellen wat Jezus Christus zegt: Quod superest, date paupe-
ribus? Ik liet hem opmerken dat dit enkel een raad was en geen voor-
schrift. Of het raad of een voorschrift is - drong hij aan - toch ken ik
die andere woorden van de Heer: Het is gemakkelijker voor een kameel
door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke zalig te worden.
Deze woorden mogen niet in de wind geslagen worden. Ik wil mezelf redden
en daarom moet ik mijn hart steeds meer onthechten van de zaken van deze
aarde Spijtig genoeg zie ik wel in dat wie zich gaat verliezen in bereke-
ningen voor zichzelf, altijd vindt dat hij voor zichzelf wat moet uitgeven en
dat er hem nooit iets overtolligs overschiet voor de anderen. Hoe rijker men is,
hoe meer men het noodzakelijk acht om uitgaven te doen om zijn eigen stand
op te houden voor het heden en voor de toekomst en dan is er altijd hier of
daar wat te doen. Maar al die behoeften zijn maar voorwendsels die voort-
spruiten uit het feit dat zijn hart gehecht is aan de rijkdom. Op derge-
lijke opmerkingen heb ik niet meer geantwoord maar ik heb altijd in hem de
man erkend met een groot hart, goed onderlegd in godsdienstige zaken."
"Zeker, zeker. Reeds als jongen had hij gestudeerd om priester te
worden. Ik geloof zelfs dat hij al jonge geestelijke was."
"Deze bijzonderheid wist ik niet, maar ik heb hem altijd gekend als
een heilig mens, onbaatzuchtig en goed onderlegd."
Men begon dan te spreken over de Salesiaanse missionarissen die zo
hard werkten en zoveel goed deden in Amerika waar een groot tekort aan
priesters was. Men sprak over de noodzakelijkheid daarheen nog vele andere
priesters te sturen om aan de mensen de weg naar de hemel aan te leren.
Maar hiervoor - liet Don Bosco opmerken - zijn er zoveel uitgaven nodig
dat het een zeer ernstige zaak wordt!
"En ook de personen daartoe ontbreken", merkte een van de juf-
frouwen Bonnié op.
- "Ja, ging Don Bosco verder, "ook de personen zijn schaars. Maar
wanneer men over geldmiddelen beschikt, dan kan men op de eerste plaats
jongens in groter getal hiervoor opleiden en nadien kan men ze zenden.
Op dit ogenblik zouden wij een nieuwe expeditie moeten klaarmaken, maar hoe
moeten wij dat doen? We voelen nog de gevolgen van de eerste die ons ten
minste 36.000 lire gekost heeft. Men zal allicht verstaan dat voor een
arme priester zonder middelen, die alleen gesteund wordt door de openbare liefda-
digheid, dit een gewicht is dat doorweegt. Gelukkig wanneer de goddelijke Voor-

20 Pages 191-200

▲back to top

20.1 Page 191

▲back to top
- XII/187 -
zienigheid een werk wil, dan beweegt ze ook het hart van de ene of de ande-
re, zodat het volbracht wordt. Wij bevinden ons allen in de handen van de
goddelijke Voorzienigheid."
Daarna viel het gesprek over de recente zelfmoord van een zekere
ridder Monti. Tovaglia zei dat het een zeer lafhartige daad is, als men niet
in staat is de kwalen van het leven te dragen. Waar er geen godsdienst is -
onderbrak iemand - is het natuurlijk dat zo iets gebeurt. Men hoeft er zich
niet over te verbazen. En men sprak verder over de dood.
Aan mevrouw Tovaglia was dit spreken over de dood niet welgevallig.
Ze voelde zich niet in haar schik en zei dat dit iets was waarover men niet
veel moest spreken. Men moest er evenmin voor beducht zijn. Als ze kwam,
goed... elk zijn beurt... maar voordien moest men er niet teveel van onder
de indruk van zijn.
"Het is waar", hernam Don Bosco. "Een raad die ik vaak hoorde
herhalen door die goede ziel van Don Cafasso, een zeer voorbeeldige
priester van Turijn, was deze: men moet zich altijd gereed houden op de
dood, alsof men elke dag moet sterven, dan hoeft men zich geen vrees te la-
ten aanjagen door de dood. Wanneer iemand een zuiver geweten heeft, omdat
hij, ofwel geen zonden gedaan heeft, ofwel een goede biecht gesproken heeft
en er een waardige penitentie voor gedaan heeft, wat heeft die van de dood
te duchten? Alleen zij die slecht leven en nooit of zelden de sacramenten
ontvangen, moeten de dood vrezen. Deze beven wanneer zij eraan denken, om-
dat hun geweten wroeging gevoelt. De gedachte om zich goed bereid te hou-
den, leest men dikwijls in het Heilig Evangelie. Estote_parati - beveelt
ons de goddelijke Heiland aan - quia, qua hora non putatis, Filius homi-
nis, veniet. Venit tamquam fur, enz. enz. Bij het afscheid nodigde Don
Bosco zeer lieftallig de heer en mevrouw Tovaglia uit om het Oratorio, dat
ze nog nooit gezien hadden, te bezoeken. Zij die nooit naar een sermoen
gingen luisteren, zullen zich deze ontmoeting wel geruime tijd herinnerd heb-
ben.
Wanneer Don Bosco in huis nieuwe mensen ontmoette, vergenoegde hij
er zich niet mee hun groet te beantwoorden, maar dadelijk bracht hij het
gesprek op de zaken van hun ziel door ze, ofwel voor een bezoek aan de
Congregatie uit te nodigen, ofwel door ze tot het goede aan te moedigen,
wie ze dan ook waren. In maart werd hem de koffie gebracht door een kamer-
knecht van om en bij de dertig jaar, die slechts sinds een paar weken in
het Oratorio was. Don Bosco bekeek hem een ogenblik en vroeg hem dan:
"Hoe is uw naam?"
- "Pesce."
"Uit welke streek komt U?"
"Uit de omgeving van Mondovi."
"Wat deed U vooraleer U naar het Oratorio gekomen bent?"
"Ik was kamerknecht in het college van Mondovi. Ik heb hier een ge-
tuigschrift van goede dienst, ondertekend door de burgemeester en door ka-
nunnik Ighina."
- "Wilt U het eens voorlezen?"
Hij las bescheiden het briefje voor. Dan ging Don Bosco verder:
- "Bent U hier gekomen om er te blijven of om een betere plaats af

20.2 Page 192

▲back to top
- XII/188 -
te wachten?"
"Oh, werkelijk, ik zal hier blijven...".
- "Bent U thans tevreden dat U hier bent of denkt U dat dit hier
uw plaats niet is?"
"Het mishaagt me niet. Wel zou ik wensen naar een van de andere colle-
ges te worden gezonden. Het verblijf te Turijn schijnt niet iets voor mij te
zijn."
"Waarin zou U willen te werk gesteld worden?"
"In dat wat mij thans werd aangewezen: kamerknecht, knecht in de
refter of iets dergelijks."
"Indien U enkel dit wenst, dan hebben we andere colleges en dan
kunnen we U naar elders zenden. Wat ik nog zou willen weten is of U ver-
langt centen te verdienen, ofwel of U bij uzelf op de volgende manier hebt gere-
deneerd: als mij maar het nodige voor het lichaam en de ziel niet ont-
breekt, dan blijf ik hier. Want indien U gekomen bent om geld te verdienen,
dan is hier uw plaats niet."
"Voor mij heeft dat geen belang. Ik ben bijna alleen op de wereld."
"Welnu, kijk dan. Indien U wenst dat U niets zou ontbreken voor
het lichaam en voor de ziel, zowel wanneer U ziek zijt als wanneer U ge-
zond zijt, indien U dus wenst een goede positie te hebben zowel in dit
leven als in het andere, blijf dan maar hier want, wat mij betreft, een
dergelijke positie kan ik U wel geven en U moogt hier gerust blijven. Maar
U moet een besluit nemen en me zeggen: Ik heb werkelijk de wil mijn ziel te
redden. Wel, wat zegt U me, Pesce? Bevalt het U zowel in deze wereld als in
de andere een goede plaats te hebben?"
"Ja, het bevalt me... bijna, bijna... Maar kom, voor het ogenblik
ben ik tevreden."
- "Wel, hier hebt U Don Barberis. Ik laat het aan hem over er met U
over te spreken. Kom met hem overeen. Ik ben het er mee eens.
Ook de huisgenoten konden hem moeilijk voorbijgaan in zijn nabijheid zon-
der een minzaam woord te horen. Op een avond ontmoette hij er zes achter elkaar
en aan elk van hen wist hij zijn woordje te zeggen. Aan Don Monateri - Aha, Don
Monateri wil Don Bosco verbazen door de wondere dingen en mirakels die hij gaat
doen, nietwaar? - Aan een jonge geestelijke die Podestà heette zei hij:
Tremunt Potestates. P o t e s t a s e t i m p e r i u m in manu ejus. - En daarbij een
streling en een glimlach. Aan de jonge geestelijke Gigliotto, die van Varazze,
zei hij eens: - Maar jij hebt me nog niet over je toekomstig leven gesproken.
Je moet eens een dag hiervoor uitkiezen en me dan alles zeggen wat je van
heden af zal doen. - Aan de coadjuteur Giuseppe Rossi: - Kijk, kijk, hier heb-
ben we Graaf Rossi, de grote vriend van Don Bosco. - Wat houdt Don Bosco
veel van een kwinkslag! - riep Rossi uit. - Ik van een kwinkslag houden?
Maar is het dan niet waar dat je meer tevreden bent dat ik je dit gezegd heb
dan wanneer ik je een klap om de oren zou gegeven hebben? - Aan een jonge
geestelijke, Bodrati genaamd, die onderricht moest geven in de vuurklas: -
Maak je klaar, want ik wil je zoveel leerlingen bezorgen dat je er verstomd
zal over staan en jij met je meesterhand zal er even zovele uitgekozen planten
van maken voor de wijngaard des Heren. - Tot een andere jonge geestelijke: -
Laat mij maar doen!

20.3 Page 193

▲back to top
- XII/189 -
Thans zullen we naar Amerika gaan om Don Cagliero te helpen, Jij zal Pata-
gonië bekeren.- Wie het geluk niet gehad heeft Don Bosco te kennen, kan zich
niet inbeelden wat een goed deze manier van handelen deed aan wie er het
voorwerp van was.
Men moest dan Don Bosco eens zien wanneer hij aan het redeneren
was met personen die niet dachten zoals hij over de zaken die men ging on-
dernemen. Hij bestreed de tegenovergestelde mening niet, maar luisterde vol
goedheid, toonde dat hij de mening van anderen in beschouwing nam, gaf goede
hoop, kortom, hij liet zijn gesprekspartner met de indruk achter dat er
tussen hem en Don Bosco geen meningsverschil was. Maar wanneer het op de
praktijk aankwam, lette Don Bosco erop dat gedaan werd wat kon gedaan worden
en niet wat men wou doen. Hij week geen duim af van wat hij beslist
had, dacht met zijn eigen hoofd en niet met dat van een ander. Wanneer hij
het terrein vrijliet om overvloedige suggesties te geven, dan was dat niet
zonder bedoeling. Dat was hem zeer dienstig om de aard van de zaak, de
moeilijkheden die zich voordeden en de middelen van verwezenlijking beter
in te zien. Men kan dat merken in zijn lange samenspraken met Gazzolo. Don
Bosco sprak hem over de noodzakelijkheid om het Evangelie te gaan prediken in
Patagonië en stelde daarbij ook het verlangen van de Heilige Vader op de
voorgrond. De andere echter wou langs die kant niet horen en kwam steeds terug
op de volstrekte wenselijkheid elke inspanning tot Buenos Aires te beperken
en daar een groot huis te openen zoals te Turijn om zorg te kunnen dragen
voor de kerk van de Italianen. Don Bosco deed geen enkele poging om hem
deze idee uit het hoofd te praten. Hij bleef naar hem luisteren, deed hier
en daar een opmerking en wierp nu en dan een twijfel op zonder hem eigen-
lijk tegen te spreken. Nadien bracht hij stilletjes de plannen die hij al goed
gevormd had, op tafel.
Thans moeten we Don Bosco volgen op een van zijn korte rondreizen
buiten Turijn. Op 31 mei nam hij als gezel Don Barberis met zich mee op
zijn reis naar Villafranca d'Asti om er een priester, Don Messidonio, een
gewezen leerling van het Oratorio te gaan bezoeken die toen ernstig ziek was. De
ontmoetingen die hij had bij het gaan en komen, zijn gewoon, maar het
gewone voor Don Bosco gaat buiten het alledaagse gewone.
Hij vertrok om acht uur ’s morgens. Hij had werkelijk tot op
het ogenblik van zijn vertrek biecht gehoord, zodat hij zelfs niet eens
de tijd had om een kopje koffie te drinken. Toen hij in de trein was ge-
stapt ontmoette hij daar een van zijn oude vrienden, Don Dassano, kapelaan
te Cambiano. Dadelijk ontstond een hartelijk en verheven gesprek. Hij no-
digde hem uit om het Latijnse toneelstuk te komen bijwonen dat daags na-
dien in het Oratorio zou opgevoerd worden, maar de goede priester veront-
schuldigde zich en zei dat hij zieken moest gaan bezoeken. Don Bosco ver-
heugde zich over de zorgen die hij aan de zieken besteedde en herinnerde
daarbij aan een onderrichting van Don Guala, de stichter van het Convict:
"De priester die wil dat zijn biechtstoel druk bezocht wordt, moet veel
zorg dragen voor de zieken. Men mag zeggen dat de liefdevolle bijstand die
aan een zieke wordt verleend, de ganse familie zal aantrekken om te biechten."
Van de ijver voor de zieken ging het gesprek over naar een familie
waarin iemand naar de eeuwigheid was gegaan. Op een zeker punt riep Don
Dassano met droefheid uit: - Ook onze familie sterft met ons uit. Wij
zijn nog maar met twee, ik en mijn broeder, de overste van de missionaris-
sen te Chieri. Als wij gestorven zijn dan is het gedaan met de Dassano's.
Er blijft ons niet eens een neef, aan wie we onze geringe goederen kunnen over-
laten.

20.4 Page 194

▲back to top
- XII/190 -
- "Indien U ooit een erfgenaam zoudt wensen", voegde Don Bosco er glim-
lachend aan toe, "indien U werkelijk begaan bent wegens deze ontstentenis,
dan zou ik er U kunnen bezorgen zoveel als U er maar wilt. Ik kan U de ver-
zekering geven dat uw patrimonium vruchten zal dragen en vele! "Onlangs
luchtte Baron Catella bij mij zijn spijt dat hij niemand had aan wie hij
zijn goederen kon overlaten. Laat mij maar doen - zei ik hem - en op
enkele dagen zult U merken dat uw goederen honderdvoudig zullen opbrengen.
Wij zullen alles omzetten in broden voor onze jongens en zullen een groot
aantal lakens, hemden, ondergoed aankopen... En U, Don Dassano, probeert
U maar eens te raden hoeveel men onlangs heeft moeten uitgeven om een paar
lakens voor iedere persoon in het huis te kopen. Het zijn fabelachtige be-
dragen, gelooft U me vrij, die niemand zou kunnen raden."
"Zeshonderd of achthonderd lire", antwoordde Don Dassano die meende
hiermee een hoog cijfer te noemen.
"Oh! luister maar eens! Een beddenlaken kost ongeveer acht lire. Ik
heb er voor achthonderd jongens gekocht, en maak nu maar mijn rekening op.
Dat is tussen twaalf- en veertienduizend lire. Voegt U daarbij dan nog de
andere noodzakelijke dingen waarin moet voorzien worden, zoals broeken,
truien, hemden en dan zult U het merken."
Dit was de kunst van Don Bosco om de financiële behoeften van het
Oratorio als het ware tastbaar te maken vooral wanneer hij personen ont-
moette van wie hij wist dat ze er warm in zaten. Hij had het dan over de-
kens, kleren, graan, naargelang van de persoon en het seizoen. Hij maakte
zeer eenvoudige berekeningen, waaruit onverwacht onthutsende cijfers opre-
zen.
Hij vermeed echter ineens en zo zonder inleiding daarover te spre-
ken op de manier van iemand die subsidies en hulpgeld zou vragen, maar hij
placht zijn vertrekpunt te nemen bij de woorden van zijn gesprekspartner
en leidde hem dan zachtjes verder om daar te eindigen als tot een natuur-
lijk besluit van de redenering.
Toen de priester te Cambiano was aangekomen stapte hij uit de trein.
Daarna begon Don Bosco, nu er niemand meer was met wie hij op een nuttige
manier een gesprek kon aanknopen, schriften over de geschiedenis van de
oudheid, door Don Barberis geschreven en hem daags tevoren ter hand ge-
steld, te verbeteren. Nu en dan noteerde hij ongepaste uitdrukkingen, onzekere
hypothesen en andere gebreken en hij eindigde met dit werk niet voor het
station van Villafranca.
Hier zag men hoe Don Bosco bemind en vereerd werd door de priesters
van die streek. Allen kwamen hem tegemoet en gaven talloze blijken van
diepe eerbied. Vooral de dienstdoende pastoor, die meer dan zestig jaar
oud was, bleek buiten zich zelf van vreugde en vertelde van Don Bosco, van
het Oratorio, van Buenos Aires waarbij hij toonde dat hij goed ingelicht
was en een oprechte bewonderaar van Don Bosco. Ook de kapelaan en de onder-
wijzer van de gemeenteschool, zeer bevoegde priesters, begeleidden hem met
de grootste eerbied.
In hun gezelschap ging Don Bosco bij Don Messidonio binnen en bleef
er tot vier uur steeds in een levendig en gevarieerd gesprek gewikkeld. Hij liet
aan de aanwezigen het Werk van Maria, Hulp der Christenen, kennen. Dit was zeer
opportuun gedaan om hem goede late roepingen te kunnen zenden. En alsof hij het
opzettelijk zou gedaan hebben, was daar de knecht van de pastoor, die reeds vrij

20.5 Page 195

▲back to top
- XII/191 -
was van de militaire dienstplicht, en als zijn vurige wens te kennen gaf te
mogen studeren voor priester. Don Bosco luisterde naar hem, moedigde hem
aan, maar wou niet onmiddellijk een beslissing nemen. De pastoor zelf ver-
wees naar twee andere van zijn parochianen die al volwassen en vol goede
wil waren. Ook voor hen stelde Don Bosco zijn beslissing tot op een meer
geschikt ogenblik uit, nl, als de tijd voor de aanvaardingen zou gekomen
zijn. Toen was het grote twistpunt nog hangende, en het zou eindigen met het
overbrengen van de zetel van het Werk naar Sampierdarena.
Dan kwamen aan bod de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, waar-
van hij het doel verklaarde, het leven en de voortdurende vooruitgang be-
schreef. Een jong meisje dat er al had horen over spreken en er zich toe
aangetrokken voelde, werd dadelijk aanvaard. Anderen, waarbij twee kost-
schoolmeisjes, verlangden naar Mornese te gaan.
Nog tijdens het middagmaal kwam een vader zijn zoon aanbieden die
naar het Oratorio wilde gaan. De pastoor gaf er de beste inlichtingen over
en ook de meester kon hem warm aanbevelen. Don Bosco aanvaardde hem zonder ver-
dere formaliteiten.
Hij had nog niets gezegd over de Medewerkers, een onderwerp dat
toen voor hem zeer actueel was. Hij leidde het gesprek dadelijk in die
richting, liet uitschijnen hoe het Werk de Heilige Vader ter harte ging,
gaf een idee van het apostolaat dat deze instelling in de Kerk moest uit-
oefenen, verheerlijkte de geestelijke gunsten die het onlangs bekomen had
en van daaruit was het gemakkelijk om over te gaan tot het bespreken van
andere gunsten die door Pius IX waren verleend bij zijn laatste reis naar
Rome. Hier bleek de behendigheid van Don Bosco om de dingen in hun volle
waarde te plaatsen. Te Rome had hij, zoals hij dat gewoon was, bijzondere
aflaten gevraagd, o.a. een volle aflaat voor al de weldoeners van het Ora-
torio telkens als ze zouden communiceren of de mis celebreren. Dan keerde
hij zich tot de pastoor die het wel verdiende onder de weldoeners te wor-
den gerekend en hij zei hem dat hij te Rome aan hem gedacht had en dat
hij voor hem aan de Paus gevraagd had hem een volle aflaat te willen ver-
lenen telkens als hij de mis opdroeg. Hij deed hetzelfde voor Don Messidonio
en voegde eraan toe dat hij voor hem en zijn familie een tweede volle aflaat
had bekomen die hij kon verdienen in articulo mortis. Het is begrijpelijk
hoe aangenaam verrast beiden waren bij de gedachte dat Don Bosco te
Rome bij de Paus aan hen gedacht had en zich zo met hen had bezig gehou-
den. Wat hij collectief bekomen had, stelde Don Bosco aan de afzonderlij-
ke betrokkenen voor als een persoonlijke gunst: sic totum omnibus quod totum
singulis.
De arme Don Messidonio werd verteerd door de tbc. De kwaal was al in
het laatste stadium en liet hem niet meer toe het bed te verlaten. Wanneer
Don Bosco tot hem naderde, deed de zieke in een uiterste inspanning een
poging om recht te komen. Hij zei hem dat hij Don Bosco wou vergezellen naar
Turijn, dat hij in de Congregatie wou treden, omdat dit sinds geruime
tijd zijn enige gedachte was. Zonder in het minste van toon te veranderen
en zonder hem tegen te spreken, zei Don Bosco hem dit: - Ik aanvaard je van-
af dit ogenblik en zodra ik terug te Turijn ben, laat ik je inschrijven bij
het getal van onze broeders. Wanneer je uit het bed kan zonder nochtans gen-
ezen te zijn, dan kom je naar het Oratorio en we zullen je met open armen
ontvangen. Je zal niets anders te doen hebben dan ons een halve dag vooruit te
laten verwittigen om je kamer in gereedheid te brengen. Kijk, doe het zo:
wanneer je begint op te staan en je kan je bewegen, probeer dan of je alleen

20.6 Page 196

▲back to top
- XII/192 -
naar het station kan gaan. Zodra je deze wandeling kan doen - en het is
maar één kilometer - dan is mij dat voldoende en dan verwacht ik je onder
onze broeders te Turijn. Wie van de omstanders, Don Bosco inbegrepen, was
er niet van overtuigd dat om de arme t.b.c.-lijder te genezen er een groot
mirakel nodig was? Maar Don Bosco was zeer verheugd hem op die manier te
kunnen opwekken en om hem nog meer op te beuren gaf hij hem de verzekering
dat hij en zijn jongens voor hem zouden bidden.
Nu is hij weer in de trein, waar hij echter wegens zijn zware
hoofdpijn niet kan werken, maar de tijd gaat toch niet onbenut voorbij. Hij
spreekt over de novicen, noemt de namen van de jongens van de vierde en
van de vijfde klas van het gymnasium, haalt de begaafdheden van elk van
hen aan en zegt ook wie geschikt is voor de Congregatie en wie niet. Hij
heeft het over huizen die al geopend zijn en over huizen die nog moeten
geopend worden en leert op welke manier men de jongens tot zich moet trek-
ken. Hierbij liet hij iets zeer moois doorschijnen. Hij zei: - B i j o n s
zijn de jongens even zovele zonen van het gezin. De belangen van de Con-
gregatie gaan hun werkelijk ter harte. Ze hebben het over "onze kerk, ons
college van Lanzo, van Alassio, van Nice." Alles wat de Salesianen aangaat,
noemen ze het onze. Zolang men hun de vrije loop laat om te spreken over
missies, huizen, kloosteraangelegenheden, stellen ze er belang in alsof het
van hen is en ze zullen er hun hart aan hechten. Wanneer ze dan steeds maar
horen zeggen dat het nodig is naar die of die plaats te gaan, dat de weg
open ligt voor die andere plaats, dat we van overal worden gevraagd vanuit
Italië, Frankrijk, Engeland, Amerika, dan krijgen ze wel de indruk dat ze
de meesters van de wereld zijn. Dit deel van het gesprek eindigde met de
eigen geest van de Salesiaanse Sociëteit te beklemtonen. Deze bestaat erin
actief te zijn, nooit de tegenstanders in hun front aan te vallen, niet hard-
nekkig willen blijven werken waar men niets kan uitrichten, maar integen-
deel zich ergens te begeven waar men zijn krachten nuttig kan gebruiken.
Don Barberis genoot ervan en deed een rijke schat op, maar bij Don
Bosco verminderde de hoofdpijn niet. Toen ze te Turijn waren aangekomen
bracht Don Bosco hem langs een zijdeur, in een openbare drankgelegenheid om
er een kopje koffie te gaan nemen. Nota van de kroniekschrijver: "Dit
toont de geest van de Congregatie aan: geen gezochtheden noch gerieflijk-
heden, maar als de noodzaak het eiste vrij handelen." Op dat uur was de
plaats nog verlaten. Don Bosco begon te spreken over de vakjongens die in
het Oratorio verbleven. Ik geloof dat de zaken in het Oratorio thans zo
goed gaan, dat geen enkel college, zelfs geen enkel seminarie wat de goede
geest betreft er mee pronken kan het beter te doen. Toen ik jonge geeste-
lijke was, zag ik hoe de zaken stonden en ze stonden er niet zo goed voor
als thans bij ons het geval is.
Wanneer ze uit de drankgelegenheid weggingen, redeneerde hij over
de tekens van de roeping. Hij sprak weer over zaken die hij graag in het
privé en in het openbaar herhaalde. Kijk, dit is een belangrijk teken om
te weten of een jongen voor de Congregatie gemaakt is, of men hem dient
aan te raden erin te treden of men iets goeds kan voorspellen over zijn
volharding. Wanneer een jongen zeer openhartig is in de biecht, een vaste biecht-
vader heeft en steeds na de vakantie of een zekere afwezigheid bij hem te
biechten gaat, dan is dit de beste aanwijzing dat hij in de Congregatie
zal blijven. Ook nog, wanneer een jongen zich in het Oratorio goed gedraagt
en thuis in zware zonden valt en bij zijn terugkeer opnieuw orde op zaken
stelt voor zijn ziel om het ganse jaar door zich weer goed te gedragen, dan meen

20.7 Page 197

▲back to top
- XII/193 -
ik ronduit en duidelijk te mogen zeggen: die jongen mag in de Congregatie
treden en priester worden, maar buiten de Congregatie geestelijke worden,
zou ik hem ten sterkste afraden. Inderdaad, indien hij zich zo ellendig
door het kwaad laat meeslepen gedurende de korte tijd van de vakantie, wat
zal hij dan doen wanneer hij helemaal meester van zich zelf zal zijn? Zeg niet:
dan zal hij meer kracht hebben! Integendeel, ik zeg u dat hij zich in groter
gevaar zal bevinden. De ervaring heeft mij geleerd dat degenen die zich
gedurende de vakantie niet op het rechte pad houden, er zich ook niet zullen
op houden als priesters die midden in de wereld staan.
Hij had nog twee andere ontmoetingen op zijn weg van het station naar
het Oratorio. Eerst kwam nog bij hem de theoloog Giuganino, kapelaan van
San Carlo. Don Barberis, die bemerkt had dat ze een ernstig en kies onder-
werp hadden aangesneden, oordeelde dat het zijn plicht was zich wat terug
te trekken, zodat hij achter hen aan en zo goed en zo kwaad als hij kon wat
aan het lezen ging. Toen ze voorbij het tehuis van de jonge arbeiders
gingen, kwam de directeur van dit Werk, de theoloog Murialdo hem tegemoet
en begeleidde hem tot aan huis. Hun gesprek liep over de zgn. Mole-Anto-
nelli-zaak of de synagoog van de Joden. De communiteit van de Israëlieten
waar onenigheid was ontstaan wegens financiële redenen betreffende dit nog
niet voltooid gebouw, vond geen betere uitweg dan er zich van te ontdoen.
Aan Don Bosco werd het voorstel gedaan om het te kopen, nadat het Gemeente-
bestuur beslist had op eigen kosten het buitengedeelte af te werken. Samen
met de theoloog Murialdo onderzocht hij de meest gepaste manier om de sy-
nagoog over te nemen en hoe men ze zou kunnen gebruiken. Eerst in september
werd hem formeel het voorstel gedaan door ingenieur Antonelli (1) zelf die
zich als tussenpersoon aanbood tussen hem en de leiding van de Israëlitische
administratie.
Don Bosco had de onderhandelingen moeten beginnen met een aanbod van
250.000 lire. De ingenieur was de mening toegedaan dat het een behoorlijke
zaak was en vanwege de Israëlieten kon men zo goed als zeker zijn dat zij
dat aanvaardden. Don Bosco zond iemand om gaan te zien. Toen de zaak van
alle kanten bekeken was, kreeg men de overtuiging dat het onmogelijk was
er volgens zijn plannen gebruik van te maken, namelijk er een kerk van te
maken en Don Bosco verzaakte er dan ook definitief aan.
De ontmoetingen, waarbij men het best zekere karakteristieke houdin-
gen van Don Bosco kan bewonderen, blijven nog steeds deze, waarbij hij zich
tegenover personen bevond die in hun manier van denken zijn tegenstanders of te-
genhangers waren. Dit was het geval met zijn ontmoeting met Ridder Provera
te San Salvatore nel Monferrato. Don Bosco trok doorheen de streek, met
rondom hem verschillende heren, o.a. de pastoor. Men sprak over de bevolking die
(1) De Unità Cattolica publiceerde in haar nummer 226 (29 september) een brief van een
Israëlitische heer, die, na de geschiedenis te hebben verhaald van de synagoog, aan de
katholieken het voorstel deed om ze aan te kopen. Als nota bij dit artikel schreef de
krant: Wie voor de eerste maal naar Turijn komt is diep en pijnlijk verrast te zien hoe
de stad van het Heilig Sacrament en van de H. Maagd, Troosteres der bedrukten, beheerst
wordt door een synagoog van de Joden, die zich brutaal ten hemel verheft en als de toren
van Babel haar schijnt uit te dagen. Maan deze synagoog of Israëlitische tempel, zoals
dat gebouw genoemd wordt, gelijkt op het Joodse volk dat zichzelf niet terug kan vinden,
maar ook niet sterven kan. Sinds vele jaren is dit beruchte gebouw half afgewerkt en men
weet niet hoe men het moet voltooien. Van alle kanten rijzen hindernissen op en de tempel
blijft daar maar altijd staan en men kan hem noch vc1tooien, noch vernielen."

20.8 Page 198

▲back to top
- XII/194 -
zo goed was, zo vol verering voor Don Bosco en zo verlangde om daar een
college van de Salesianen te hebben. Er is maar een enkele tegenstander -
zei men aan Don Bosco - een enkele is een tegenstander van Don Bosco, de
rijkste man van de streek, een man die sinds jaren geen voet meer in de kerk
zet, ridder Provera, vermoedelijk een vrijmetselaar. Deze woorden waren
nog maar pas uitgesproken of kijk, als men over de duivel spreekt ziet men
zijn staart, daar komt de ridder in persoon langs dezelfde weg aan.
"Daar heb je de priesterhater!" zei iemand uit het gevolg. Don Bosco
liet hem maar zeggen.
Toen ze elkaar genaderd waren, groette Don Bosco hem heel beleefd
door zijn hoed af te nemen. De ridder beantwoordde zijn groet en bleef
staan. Nadien, zoals men dat pleegt te doen onder fatsoenlijke lui, drukte
men elkaar de hand, werden er woorden van wederkerige achting gewis- seld
en drukte men wederzijds het genoegen uit elkaar te leren kennen.
"Ik hoor dat uwe Hoogwelgeboren, Ridder Provera is."
- "Om u te dienen."
"Bij ons wordt deze naam zeer vereerd en bemind, omdat hij ons herin-
nert aan de naam van een heilige priester die ons daar te Turijn veel hielp
en ons allen stichtte door zijn deugden. Bent u misschien van de Provera's
van Mirabello?"
- "Inderdaad. Mijn grootvader kwam naar hier vanuit Mirabello en was
een lid van die familie."
Het gesprek ging gedurende enkele minuten op die toon en met zoveel har-
telijkheid voort, dat de Ridder Don Bosco uitnodigde bij hem binnen te ko-
men en een verfrissing te nemen. De omstanders haastten zich te zeggen: -
Oh, maar deze keer kan hij niet komen. Hij wordt met aandrang hier en gin-
der verwacht! - Maar Don Bosco vroeg aan zijn ijverige vrienden om van hen
afscheid te mogen nemen en begeleidde de Ridder naar zijn huis, waar hij
hem steeds met de grootste achting verschillende prettige dingen vertelde
die hem zeer opvrolijkten. Bij het afscheid toonde hij dat hij naar zijn vriend-
schap verlangde en hij zei hem openlijk: - Kijk, Mijnheer, op dit ogenblik
is het mijn inzicht mij onder uw bescherming te stellen. Ik heb ondervon-
den dat U zo goedertieren tegenover mij bent, dat ik het waag U om een genoegen
te verzoeken. Ik zal U onomwonden zeggen dat ik naar San Salvatore gekomen ben
om te zien of ik er geen huis kan vinden dat geschikt is om er een college te
openen. Ik wens dat dit college onder uw bescherming zou staan en daarom heb
ik uw steun en uw hulp nodig.
"Dat kan men zich voorstellen, Mijnheer Don Bosco", antwoordde de
Ridder, in de wolken over deze handelwijze. "Het zal mij een zeer groot
genoegen zijn. Ja zelfs, daar U mij in alle oprechtheid gesproken hebt, zal
ik U ook oprecht en met de hand op het hart een aanbod doen. Bezoek mijn
huis, kijk alles goed na. Indien het voor uw plan kan dienen, dan sta ik het
U op dit ogenblik nog af."
Don Bosco bedankte hem, verontschuldigde zich door te zeggen dat hij
op het ogenblik een zo vriendelijk aanbod niet kon aanvaarden en liet hem
tevreden achter over deze ontmoeting.

20.9 Page 199

▲back to top
- XII/195 -
H O O F D S T U K IX
MISSIONARISSEN EN MISSIES
Met zijn zending van de missionarissen beoogde Don Bosco een dub-
bel doel te bereiken: te zorgen voor het geestelijke welzijn van de Ita-
liaanse inwijkelingen en een stap te wagen bij de Indianen van de Pampa's
en van Patagonië. Voor het eerste doel was men al aan het werk; voor het
tweede moest nog alles gedaan worden en Don Bosco dacht er voortdurend aan.
Ondertussen kwamen er van alle kanten voorstellen aan, die bewijzen hoe
groot de verering was voor de eerste Salesianen die de voet zetten in Latijns
Amerika.
De Aartsbisschop van Buenos Aires wilde aan de Salesianen een
parochie geven te Carmen de Patagones, de laatste parochie van zijn uitge-
breid diocees in het zuiden en palende aan het noorden van Patagonië; een
tehuis daar kon dan een aantrekkingscentrum worden voor de Indianen van Rio Ne-
gro.
De heer Antonio Oneto, van Genua, commissaris van de kolonie van de Wels-
hmen, zo genoemd omdat ze bestond uit kolonisten afkomstig uit het Land van Wa-
les, onderhandelde met Don Cagliero om twee Salesianen te hebben die
zich in die buurt zouden vestigen en zich aan de Chubut-Indianen konden
wijden. We zijn in het bezit van een lange brief van 1 maart 1876, waarin deze
heer de toestand van de kolonie beschrijft en de omstandigheden bekend maakt
waarin de streek zich bevindt. Hij bezorgde daarbij aan Don Cagliero onder meer
ook volgende belangrijke informaties: "Waar de stroom ontspringt, namelijk
aan de voet van de uitlopers van de Cordilleras, ligt er een zeer vruchtbare
grond bewoond door inboorlingen van de Pampa-familie. Omstreeks het mid-
den van februari waren hier 41 personen van dit volk of deze stam samen
met hun hoofdman (cachique), Foiel genaamd, om ons guanaco- of vossenhui-
den te verkopen. Dit volk is half-beschaafd en schijnt een afschuw te
hebben voor misdaden waarbij bloedvergieten aan te pas komt. Ik heb aan
de cachique uiteengezet welke de welwillende inzichten van de Argentijn-
se regering te hunnen opzichte waren en ik heb hem gevraagd of hij graag katho-
lieke missionarissen op zijn grondgebied zou ontvangen, waarop hij mij bevesti-
gend heeft geantwoord. Deze stam is zeer talrijk en vertoont de neiging om het
zwerversleven vaarwel te zeggen. Vanaf hun grondgebied tot aan de Chubut-
kolonie moeten ze 13 dagen reizen. Tegen 20 mijl per dag zou dat neer-
komen op 260 mijlen, dus eigenlijk wel niet gelegen aan de voet van de Cor-
dilleras zoals ze het verklaarden. Velen van hen spreken Spaans en voeden zich
goed, betrekkelijk gesproken.
"We hebben hier op 50 à 60 mijl van de kolonie een zwerversstam van een volk
dat half tot Patagonië, half tot de Pampa's behoort. Hun hoofdman is een
zekere Ciquecian en het is een beste mens. Indien men het hart van deze
hoofdman voor zich zou kunnen winnen, dan zou men heel veel kunnen doen.

20.10 Page 200

▲back to top
- XII/196 -
Hij is liefdadig en komt reeds de kolonie van de Welshmen met levensmidde-
len te hulp. Laat twee van uw paters komen en we zullen wonderen verrich-
ten en de Chubut zal voor het geloof en de beschaving veroverd worden door
de afstammelingen of de stam van de ontdekker van de Nieuwe Wereld. Moed
en geloof en we zullen de zegepraal behalen.
"De Regering is ons genegen. De presidentsvrouw is door en door katho-
liek en dat is ook het geval met de heer Juan Dillon, Commissaris-Generaal voor
de inwijking. Anderzijds zegt de wet op de inwijking in haar artikel 103,
het volgende: "El Poder Ejecutivo procurarà por todos los medios posibles el
establecimiento en las Secciones, de las tribus Indigenas, creando misiones
para traerlas gradualmente à la vida civilizada, auxiliandolas en la forma
que crean màs conveniente y establecièndolas por familias en lotes de cien
hectáreas, a medida_que vayan manifestando aptitudes para el trabajo."
(De uitvoerende macht zal er door alle mogelijke middelen voor zorgen dat
de stammen van de inboorlingen zich in de sectoren zullen kunnen vestigen,
door missies tot stand te brengen om ze geleidelijk tot een beschaafde
levenswijze te brengen, door ze te helpen in de vorm die ze daartoe het
meest gepast achten en ze te vestigen per families in percelen van honderd
hectaren, naarmate ze geschiktheid voor het werk blijken te geven).
"Kortom, zoals U het merkt, is alles gunstig en voor U ook is de
tijd gunstig om U te onderscheiden als een nieuwe Sociëteit of een nieuwe Con-
gregatie. U kunt door de feiten bewijzen dat de Sociëteit van de H. Fran-
ciscus van Sales, onder de auspiciën van de liefdadige Eerwaarde Heer Don
Bosco, in enkele jaren in staat is om de stammen tussen de Desiderato de
Chubut en de Rio Negro tot de beschaving te leiden."
De bewoners van de kolonie waren, van oorsprong protestanten. Ze
waren in vier sekten verdeeld, met vier dominees voor achthonderd personen.
De heer Oneto bood zich zelf aan om de weg en de missie voor de Salesianen op
alle manieren te vergemakkelijken.
De Argentijnse regering zelf had het plan om een kolonie te stich-
ten in de uiterst zuidelijke grens van de streek van Patagonië, in de
nabijheid van de Rio Santa Cruz. Zij zou aan de missionarissen voldoende
middelen bezorgen om ook de Patagoniërs van die plaatsen te verzamelen en te
beschaven. Op 3 juli schreef Don Cagliero vanuit Buenos Aires aan Don Bosco:
"Al deze Indianen kunnen gemakkelijk zachtmoedig zijn, maar ook heel vlug vol
wantrouwen en dan doden ze onverbiddelijk. Wat er ook van zij, maak het
personeel voor de Patagoniërs gereed en dat zij, die ervoor bestemd zijn
zich van heden af wapenen met geduld, studies, voorzichtigheid en moed. Wan-
neer men met Indianen niet omzichtig te werk gaat, dan vernielt men op
één dag het werk van vele jaren. Indien de missionaris hun spreekt over onder-
werping aan Buenos Aires dan wordt hij gedood, indien hij hen met geweld
bedreigt, dan wordt hij gedood. Om in een stam goed te kunnen doen, moet
men de vriend worden van de hoofdman, hem geschenken geven en hem tot de
beschaving brengen door hem goed te doen en hem in contact brengen met
een goede christen. Daarna kan men hem spreken over de Regering om er gun-
sten van te verkrijgen, nooit om er zich aan te onderwerpen. De rest zal
de Voorzienigheid dan wel doen."
De aartsbisschop wenste ook van de Salesiaanse missionarissen ge-
bruik te maken om een zeer nuttig werk tot stand te brengen te Dolores,
ten zuiden van Buenos Aires, aan de overkant van de Rio Salado. De aan-
zienlijkste personen van deze plaats begunstigden deze stichting. In het begin

21 Pages 201-210

▲back to top

21.1 Page 201

▲back to top
- XII/197 -
meende men verkeerdelijk dat Dolores" de laatste stad van dat deel van Pa-
tagonië was dat het dichtst bij de wilden lag."(1) Het lag er integendeel
op een enorme afstand van verwijderd. Deze vergissing legt ons uit waarom
Don Bosco aldus aandrong bij Don Cagliero om gauw die statie in gereedheid
te brengen. Ook vanuit Cordoba, in het hartje van de republiek, vroeg
men de opening van een college van de Salesianen. Wat zei en wat deed de
heer Poulson, professor van de universiteit, al niet om aan Don Cagliero
de verlangde toestemming te ontrukken. Maar naar Cordoba kon men niet gaan
voor het jaar 1905.
Uit wat we hier op het einde zeggen wordt het gemakkelijker de brief
te begrijpen die Don Bosco op het einde van mei aan Don Cagliero schreef.
"
Beste Cagliero,
"
"
Ik heb de breven uit Rome nog niet ontvangen.(2) Ik heb enkel
" deze van D. Ceccarelli, die ik wens samen te voegen met die van de
" heer Benitez, die iedere dag kan aankomen. Zij is misschien onderweg.
"
Ik zend je hier nieuws over wat de Heilige Vader mij gevraagd
" heeft. Hij is vol ijver om iets te beproeven in Patagonië en in de
" Pampa's. De Heilige Vader wil zelf deze onderneming leiden en zegt
" dat hij niets zal sparen om zo vlug mogelijk een college of tehuis
" te laten openen te Dolores.
"
Commandeur Gazzolo maakt een speciaal verslag op voor de
" Heilige Stoel, maar het is volledig gesteund op het ontwerp dat ik
" hier bijvoeg. Het is goed dat D. Fagnano dit kent. Slechts als wij al-
" len het erover eens zijn mag men de grondslagen ervan wijzigen.
" Zodra ik een beslissing van Rome ontvang, zal ik je zeggen waarin
" ze bestaat.
"
Dezelfde Commandeur Gazzolo stuurde mij de tweehonderd frank
" in goud terug welke je hem geschonken had en dan nog tweeduizend
" frank. Hij meent dat we een besluit moeten nemen wat de Kerk van de
" Barmhartigheid betreft en hij is bereid zijn terrein af te staan
" voor ieder aanbod dat D. Bosco hem wil doen. Laat me nadien weten
" hoeveel iedere meter waard kan zijn.
"
Hij dringt aan op de noodzakelijkheid van een nieuwe zending en
" ik heb berekend er een dozijn gereed te maken, waarvan vijf pries-
" ters, drie leken, meesters die in staat zijn om klas te geven, en
" vier die op de hoogte zijn van de keuken, van de sacristie, van de
" huishoudelijke zaken en eveneens van de tuin.
"
Twee van die priesters voor de kerk van de Barmhartigheid,
" twee voor S. Nicolàs en één voor wat nodig zou zijn. D. Bazzani (3) zou
(1) Barberis, La Repubblica Argentina e la Patagonia, blz. 114 Turijn, Salesiaanao Drukkerij,
1877.
(2) Voor de pauselijke eretekens.
(3) Don Riccardo Bazzani van Modena, kapelaan van het ziekenhuls van San Nicolàs, gesticht
door Mgr. Ceccarelli was sinds enkele maanden naar Italië teruggekeerd. Don Bosco hoopte
dat hij en Don Bodrato de nieuwe expeditie zouden kunnen leiden.

21.2 Page 202

▲back to top
- XII/198 -
" officieel de kapitein zijn; D. Bodrato de Salesiaanse kapitein. Wat
" zeg je ervan?
"
Het feest van Maria, Hulp der Christenen, werd met veel gods-
" vrucht gevierd. Er was een grote toeloop, er werden vele genaden
" verkregen. De wijn van Mendoza bracht de bekroning op het werk. Er
" was een langdurig applaus voor de Salesiaanse missionarissen. Er
" werd een brief opgesteld die D. Chiala je zal zenden. Iedereen
" zegt me dat Sammori overal een uitstekende predikant zou zijn.
"
Een andere keer over wat anders. De nieuwe expeditie zal waar-
" schijnlijk voor de laatste dagen van september aanstaande zijn. Wan-
" neer ze geïnstalleerd zijn, zou jij terugkeren naar Valdocco om ...(sic).
"
De heer Gazzolo geeft mij de positieve verzekering dat
" de President van het Genootschap van de Heilige Vincentius de'Paoli
" 80.000 fr. tot je beschikking stelt voor een gebouw of huis
" voor arme vakjongens. Zeg me ook hierover een woordje.
" Maar hij zegt me eveneens dat jij zeer vermoeid bent en niet al te
" goed gezond. Zorg voor jezelf en voor de anderen en maak in ieder geval
" "je boeltje klaar" (1) en ik denk eraan je dadelijk een plaatsvervan-
" ger te zenden.
"
Groet al onze beminde zonen en geloof me steeds in J. Chr.
"
" 30-5-76.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Wanneer de droom van één ogenblik nl. een Italiaanse kolonie te
stichten op vrije grond verzwonden was, omdat die vrije gronden alleen maar
bestonden in de fantasie van slecht ingelichte Europese schrijvers, ging Don
Bosco op zoek naar een plaats waar hij een veilig centrum kon tot stand
brengen om er een doeltreffende activiteit te ontwikkelen tot redding van de
bewoners van de Pampa's en van Patagonië en dat vooral dank zij de oprichting
van een Apostolische Prefectuur. Wanneer men het zich goed herinnert, had
hij dit op het oog met zijn pro memoria van mei aan Kardinaal Franchi, Pre-
fect van de Propaganda, pro memoria dat dan het "project" is dat gevoegd
werd bij de hierboven vermelde brief. Wat het verslag betreft waaraan Gaz-
zolo enkel zijn naam verleende, treffen wij er niets nieuws in aan, zodat
het niet de moeite loont het te vermelden. We mogen echter niet verzwijgen dat
het passend was dat de Paus langs officiële weg kennis kreeg van wat er
gedaan was, zowel opdat hij zou zien dat de zaken in alle ernst werden
gedaan, als opdat hij voor het vele dat nog moest gedaan worden een gun-
stig oog zou hebben. Onze lezers moeten dan ook het geschenk van Don Caglie-
ro aan Gazzolo niet in de letterlijke betekenis van het woord opvatten en
de teruggave van Gazzolo aan Don Bosco is een loutere diplomatische formule om te
(1) In het Italiaans staat er "intasca i burattini" een uitdrukking die men in Piëmonte al
schertsend gebruikt voor "far fagotto, andarsene via" (zijn pakje maken, weggaan).

21.3 Page 203

▲back to top
- XII/199 -
te kennen te geven dat de Consul van Argentinië de reiskosten die hem wer-
den voorgeschoten door Don Cagliero, terugbetaald had. Hoe hij tot die daad
gekomen was, weten wij niet.
We zijn echter beter ingelicht nopens de zaak van het terrein of
liever van de terreinen, want er waren er twee, zoals wij op een andere
plaats gezegd hebben. Om aan Don Bosco een antwoord te kunnen geven over
hun waarde liet Don Cagliero de schatting doen door een bevoegd en onbaat-
zuchtige persoon. Deze verklaarde dat de twee percelen konden geschat wor-
den op een bedrag in pesos, gangbaar geld, gelijk aan 18.000 lire.
Don Bosco deed hem dus dit aanbod. Gazzolo vond het belachelijk. Hij
bracht van zijn kant de basissom op een minimum van 40.000 Italiaanse lire,
door middel van een reeks argumenten die Don Cagliero zonder moeite de bo-
dem kon inslaan.(1) Het werd dan nooit meer mogelijk de draad weer op te
nemen om tot een overeenkomst te geraken.
Don Cagliero overdreef wel iets wanneer hij toen aan Don Bosco
schreef dat hij, na zijn aanbevelingen bijna Buenos Aires vergeten had om
zich met Patagonië bezig te houden. Hij was er inderdaad mee aan gang daar
een school voor Kunsten en Ambachten naar het model van het Oratorio in ge-
reedheid te br en g e n . D r . E d o ar do C a rr a n z a, P re si d e n t v a n d e Co nf e -
renties van St.-Vincentius zette op een geniale manier het eerste begin
van het Werk uiteen, op een vergadering van deze Conferenties die in 1880
ge houden werd in aanwezigheid van de Apostolische Nuntius, Monseigneur
Matera.(2) Op een dag van het jaar 1876 - zo zei hij in grote trekken -
gingen twee mensen door de voornaamste straat van Buenos Aires en dachten
eraan een groot werk te stichten ten voordele van de arme en verlaten
jeugd die op de pleinen en in de omgeving van de hoofdstad letterlijk
krioelde. Beiden dachten aan een tehuis, maar geen van beiden bezat
voldoende middelen voor dit doel. Een van hen, een priester, kwam van
Turijn en was daarheen gezonden door de stichter van een nieuwe in-
stelling bestemd om hulp te bieden aan de in gevaar verkerende jeugd.
Samen met hem waren leermeesters in Kunsten en Ambachten en ook enkele be-
kwame priesters om een instituut te leiden meegekomen, Hij had echter noch
een huis, noch geld om zijn groot plan te verwezenlijken. Deze was Don
Cagliero. De andere was hij zelf, de president van de Conferenties. Hij
had van een brave dame een legaat ontvangen voor het stichten van een
asiel voor arme jongens. Het bedrag was onvoldoende voor de oprichting
van een gebouw en voor het onderhoud van de wezen. Het bedroeg ternau-
wernood 600.000 pesos van de oude muntwaarde, wat gelijk stond met om
en bij 60.000 Italiaanse lire. Men kon enkel een huis huren om ermee te
beginnen. Het was de wil van de goddelijke Voorzienigheid dat deze twee
mensen elkaar zouden ontmoeten, elkaar de hand zouden reiken en als uit één
mond zouden zeggen: komaan, laten we beginnen in de naam des Heren!
En ze begonnen inderdaad. Er werd een vrij gerieflijk huis gehuurd in de
Tacuari y San Juan-straat, nabij de parochie van de Conceptión. De eerste 25 we-
(1) Brief van Gazzolo aan D. Cagliero van 13 februari 1877 en brief van D. Cagliero naar Gazzolo
van 20 maart 1877.
(2) Wij schrijven dit volgens het getuigenis van Don Giuseppe Vespignaní, die erbij aanwezig was.

21.4 Page 204

▲back to top
- XII/200 -
zen werden gehaald uit het asiel van de Zusters van de Kindertuin in de
Maxicostraat. Hun ouders waren slachtoffers geworden van de gele koorts die
Buenos Aires in 1871 getroffen had, zodat ze op reeds te gevorderde leef-
tijd waren om door de goede zusters nog te worden opgevoed. Ondertussen
hadden zij dat verholpen, door betaalde mensen in dienst te nemen die aan
de wezen een nuttig vak moesten aanleren. Nog 25 andere jongens werden
bijeengebracht uit arme families die door de Conferenties gesteund werden.
Aldus werd er begonnen met werkhuizen voor kleermakers, schoenmakers, tim-
merlieden en boekbinders, terwijl de klassen werden ingericht volgens het
stelsel van de Salesianen, met muziekkorps, zangkoor en al het overige. De
zaken werden in gang gezet op basis van een gebrekkige overeenkomst, die
noodzakelijkerwijze met de tijd aanleiding moest geven tot ernstige onge-
makken. De leiding van de school van Tacuari zal worden toevertrouwd aan
Don Bodrato, die eveneens de kerk van de Mater Misericordiae en nog een
andere parochie, waarover we het dadelijk zullen hebben, zal bedienen.
Ondertussen was de onvergelijkbare Don Baccino de rechterarm van Don Cagli-
ero geworden. Aan diens ijver en offers waren de Salesiaanse Werken van
Buenos Aires veel verschuldigd. Al vanaf het begin hadden deze een duurzame
stabiliteit gekend.
De onvermoeibare Don Cagliero legde de hand aan een andere onder-
neming. Zodra ze te Buenos Aires waren aangekomen waren de Salesianen
verschrikt blijven staan bij het zien van een bepaalde wijk uit de stad die
de Boca genoemd werd en bewoond was door mensen uit Ligurië. Aan deze Itali-
anen werd de sektarische betoging toegeschreven, die vooral de Jezuïeten
als mikpunt genomen had, toen ze het grote college Salvador (1) in brand
staken. Don Cagliero die voor de Italianen predikte in de kerk van de
Barmhartigheid ging tekeer tegen de schande die daardoor op de naam van Ita-
lië viel. In zijn apostolische ijver deed hij meer: hij wou zien wat die
Boca was waarover zoveel kwaad gesproken werd. Met zijn zakken vol medail-
les van Maria, Hulp der Christenen, trok hij op zijn eentje doorheen de
weilanden die toen de wijk van de stad scheidden. Plotseling zag hij
tussen die houten krotwoningen een groot aantal rakkers en straatjongens
heen en weer lopen, die het niet konden geloven dat daar een ellendige
priester opdook op wie ze hun baldadigheden konden uitwerken. Ze waren niet
weinig verbaasd toen ze hem heel mooi het dialect van Genua hoorden praten
en heel vriendelijk op hen toekwam. Don Cagliero koos het geschikte ogenblik
uit, trok uit zijn zak een handvol medailles en wierp ze zo ver hij maar
kon. Terwijl zij zich op de gewaande geldstukken stortten, verdween hij,
deed haastig de ronde van de haven, spoedde zich snel door de voornaam-
ste straten en zaaide maar steeds medailles. De jongens raapten ze op,
droegen ze naar huis en toonden ze aan heel de familie. In de huisjes en
op de binnenplaatsen werd er over niets anders meer gesproken dan over de
priester, die ze de priester met de medailles noemden. Maar na zijn ver-
schijning die zo kort geweest was, was de priester verdwenen.
Don Cagliero ging daags daarna bij de Aartsbisschop en zei hem:
- Gisteren, Monseigneur, heb ik een mooie wandeling gedaan. Ik ben naar la
Boca geweest en ik ben de wijk in alle richtingen doorgetrokken.
- "U hebt een zware onvoorzichtigheid begaan. Ik ben er nooit ge-
weest en ik laat aan geen enkele van mijn priesters ooit toe daarheen te gaan,
(1) Zie boekdeel XI, blz. 111.

21.5 Page 205

▲back to top
- XII/201 -
want ze zouden zich aan een ernstig gevaar blootstellen en er zelfs op ste-
nen onthaald worden."
- "En ik voel nochtans de bekoring om er opnieuw heen te gaan om het uit-
werksel van mijn eerste bezoek te zien. Weet U, Monseigneur, dat ik gezaaid
heb... en dat ik nu moet gaan oogsten?"
- "Wees maar op uw hoede, stel U niet aan gevaren bloot!"
Zonder zich te verontrusten vertrok Don Cagliero. Twee of drie dagen
nadien keerde hij terug naar dezelfde plaats langs dezelfde straten.
De jongens liepen achter hem aan en riepen in het dialect van Genua: - De
priester met de medailles! - Toen herhaalden zich de vroegere tonelen met Don
Bosco: - Wie is de braafste? ... Wie is de stoutste?... Kunnen jullie
het kruisteken maken?... Kunnen jullie het Wees Gegroet opzeggen? -
Ze spanden zich in om te tonen dat ze iets kenden. Velen droegen de medail-
le om hun hals en wilden er nog andere om mee naar huis te nemen. Don Cag-
liero luisterde, deelde er hier en daar uit, zei aan ieder van hen iets
grappigs. Kortom, die tweede rondtocht was werkelijk een kleine triomf-
tocht. Mannen en vrouwen kwamen naar buiten om de priester te zien die de
genegenheid gewonnen had van al die kleine schelmen en die een grote
speelplaats beloofde met veel spelen, zang, muziek en vermaak.
Toen de aartsbisschop vernam van Don Cagliero wat in la Boca gebeurd
was, stond hij er verwonderd over en in een uitbarsting van geestdrift zei
hij hem: - Vermits U zo hardnekkig bent om naar la Boca te gaan, zal ik U
deze parochie geven waar het tot heden toe onmogelijk was om de uitoefening
van de eredienst en van het heilig ministerie te vestigen. Don Cagliero
bedankte en zei: - Het is juist voor onze Italianen en zonen van Italianen
dat Don Bosco ons gezonden heeft. In naam van onze Stichter en Vader dank
ik uwe Excellentie en zal ik aan Turijn laten weten wat een mooi geschenk
U mij geven wil.
Zoals de aartsbisschop het gezegd had, deed hij het. Don Bodrato die
aan het hoofd zou staan van de tweede expeditie van de missionarissen en
overste zou blijven van de missie, na het vertrek van Don Cagliero, zou dan
ook het bestuur op zich nemen van de parochie van Sint-Jan Baptist te la
Boca, waar hij de wonderlijke omvorming zou bewerken, die we later zullen
bewonderen. De school van Don Bosco bevolkte de eerste Salesiaanse institu-
ten met deze reuzenwerkers. Sommigen van hen zijn in ruime kring bekend, vele
anderen volbrachten hun werk in stilte, maar allen zijn ze onze eeuwige
gedachtenis en onze edelmoedige navolging waardig.
Het vaderlijke woord van Don Bosco bereikte nu en dan Don Cagliero
met nieuws, onderrichtingen en aanmoedigingen. Op 29 juni schreef hij hem
het volgende:
"
Mijn beste D. Cagliero,
"
"
1°. Ik begin met je nieuws te geven over je verwanten. Je moeder
" kwam naar hier, dan je broer en ze zijn vol spanning om ook naar Amerika
" te gaan, zo genieten ze van je missie. Ze zijn allen in goede ge-
" zondheid. Een van je kleine neven had een kwaal aan zijn ogen maar
" na een maand in behandeling bij Dr. Sperini was hij goed genezen.

21.6 Page 206

▲back to top
- XII/202 -
"
2°. Te Feletto ontsliep gisterenmorgen in de Heer onze
" dierbare D. Chiala en liet ons allen in diepe droefheid na. Het is een
" ongeluk voor onze Sociëteit dat we sinds lang vreesden. Toch stemt het
" ons allen bitter. Zijn moeder was bij hem. De dag voor zijn over-
" lijden, eergisteren, was hij van bed opgestaan. De longen hebben
" het volgehouden zolang ze maar konden.
"
3°. Ik zend je de twee diploma's voor Benitez en Ceccarelli.
" Indien het mogelijk is moeten ze aan hen plechtig worden overhandigd.
" Men dient er het gepaste belang aan te hechten, op de manier die ik
" jou vanuit Rome beschreven heb. Monseigneur de Bisschop werd vooraf ver-
" wittigd, maar het is goed dat jijzelf er hem kennis van geeft. Het
" zal ook goed zijn dat de goede pers erover ingelicht wordt.
"
4°. Markies Spinola, Italiaans Minister te Buenos Aires zal
" jullie een kalotje en deze brief bezorgen. Hij is een goede chris-
" tenmens en een goede katholiek. Met hem kan je vertrouwelijk spreken.
" Het is zijn doel zoveel mogelijk goed te doen. Hij verlangt de scho-
" len van de Italianen te bevorderen. Zeg wat jullie te Buenos Aires
" en te S. Nicolàs verrichten. Maak met hem hierover voorstellen. Hij werd
" er door de regering mee gelast ook geldelijke hulp te verschaffen
" waar dit nodig mocht zijn. Dring er op aan dat hij zou beginnen
" met ons te helpen bij onze overtochten en bij het zoeken naar loka-
" len voor onze scholen en tehuizen. Het zal ook goed zijn de aarts-
" bisschop te verwittigen om, waar het nodig is, vertrouwen te kunnen stel-
" len in de eerlijkheid en de katholieke overtuiging van de Markies
" Minister.
"
5°. De Heilige Vader verlangde ten zeerste dat wij een
" proefneming zouden doen zoals die door ons uitgedacht werd, in de
" richting van de Pampa's en Patagonië. Ik denk dat een huis te Do-
" lores zeer opportuun zou zijn. Een ander te Cordoba en ook nog an-
" dere huizen in de richting van de wilden.
"
Schrijf ondertussen nog deze week naar de bisschop van Con-
" cepción in Chili om na te gaan of ook in die streek andere institu-
" ten kunnen opgericht worden. Dat wil de Heer van ons op dit ogenblik
" huizen en colleges voor jongens uit de lagere volksklas, asielen
" waar wilden of halve wilden, zo mogelijk, kunnen opgenomen worden.
" Een grote inspanning om roepingen aan te kweken.
"
6°. Ik maak een dozijn Salesianen klaar waarbij niet minder
" dan vijf priesters zullen zijn met Sammory, Fassio en D. Bodrato
" aan het hoofd. Bestaat er hoop dat wij tenminste voor de meerder-
" heid een reisbiljet krijgen?
"
7°. Onze kloosterzusters zijn reeds 150 in getal. We zullen
" voor hen twee reeksen van retraites moeten houden. Sestri, Levante,
" Trinità di Mondovi, Biella zullen huizen krijgen van ons, enz. enz.
" Wat een beweging!
" Dit jaar zullen we niet minder dan 75 inkledingen van jonge
" geestelijken voor de Congregatie hebben. In het geheel zullen er
" 200 roepingen zijn.
"
Ik verwacht nieuws over het tehuis van Buenos Ayres, over de
" Oratoria, over het College van Montevideo.
"
Geef mijn nieuws door aan D. Baccino, a D. Belmonte en a los
" otros, want de tijd ontbreekt me nu om hun te schrijven.
"
Ik reikhals naar het ogenblik van je terugkeer.

21.7 Page 207

▲back to top
- XII/203 -
"
God moge ons allen zegenen en geloof me steeds in J. Chr.
"
" Turijn, Sint-Pieter 1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Maak ook toebereidselen voor een noviciaatshuis in Amerika. Ik
"
ben reeds met de zaak begonnen te Rome en ik geloof dat we geen
"
moeilijkheden zullen hebben.
Don Bosco had goed geraden toen hij meende dat de zaak voor het ope-
nen van een noviciaat te Rome op geen moeilijkheden zou stuiten. Een huis
hiervoor bestond nog niet en kon ook zo maar niet geïmproviseerd worden, maar
ondertussen wekte het voorbeeld van de nieuwe apostelen sympathieën op voor
hun manier van kloosterleven en er waren aanvragen om Salesiaan te mogen
worden. Kon men verlangen dat de postulanten naar Europa moesten vertrek-
ken om er hun noviciaat te doen? Of moest men kostbare kiemen van roepingen on-
vruchtbaar laten worden? Daarom vroeg Don Bosco om een noviciaat te ope-
nen, zonder de naam van een bepaald college te vernoemen. Hij was meer dan
alles bedacht op de mogelijkheid om het goede te doen in afwachting van het
betere en van het beste. Men zou dan maar voor een korte tijd zich voort-
helpen, zoals men gedurende verschillende jaren voor het Oratorio gedaan
had, dank zij de uitzonderlijke bevoegdheden, die Pius IX aan de Stichter
toestond. De eerbiedwaardige Don Cartier zei ons dat in zijn tijd het novi-
ciaat er grotendeels op neerkwam te biechten te gaan bij Don Bosco en op
ieder ogenblik met hem te gaan spreken. Het staat vast dat geen enkele ge-
wone novicemeester er toen zou in geslaagd zijn zo volmaakte kloosterlin-
gen te boetseren als Don Bosco, die niet enkel begaafd was met zeldzame
vormingskundigheden maar ook met speciale charismata. Alle canonieke for-
maliteiten traden in voege vanaf het ogenblik dat de grondslagen stevig
gelegd waren en de geest van Don Bosco, voortaan goed omschreven en goed be-
grepen, werkte door bemiddeling van zijn thans meerderjarige zonen. Het
smeekschrift aan de Paus gericht luidde aldus:
"
Heilige Vader,
"
"
De zegen die Uwe Heiligheid zich verwaardigd heeft te verlenen
" aan de Salesiaanse missionarissen voor hun vertrek naar Argentinië
" heeft reeds goede resultaten opgebracht ten voordele van de zielen.
" Het laatste nieuws, vandaar uit verzonden op 1 juni en ontvangen op
" 1 juli van dit jaar, meldt dat er reeds vijf huizen of instituten
" in Zuid-Amerika konden opgericht worden. Een college te Montevideo; de
" kerk van de Mater Misericordiae de los Italianos in Buenos Aires; een
" tehuis voor verlaten kinderen in dezelfde hoofdstad, een college te
" S. Nicolàs de los Arroyos dat reeds meer dan honderd leerlingen telt.
" Naast het college werd een openbare kerk ingehuldigd ten voordele van
" de volwassenen die graag komen luisteren naar het woord Gods, er de
" mis komen horen en tot de heilige sacramenten van de biecht en van
" de communie naderen.
"
In een eigen rapport dat hiervoor werd opgemaakt, zal ik aan
" de hoge wijsheid van Uwe Heiligheid datgene voorstellen dat mij nut-
" tig toeschijnt om verder te gaan naar de wilden en het Evangelie bij
" hen te verspreiden.

21.8 Page 208

▲back to top
- XII/204 -
"
Op dit ogenblik moet vooral voorzien worden in een huis
" voor een noviciaat. Gedurende de vijf maanden van hun verblijf in die
" streken ontmoetten de Salesianen verschillende jongens die de wil
" te kennen gaven de kloosterlijke staat te omhelzen en zeven van
" hen werden na hun aanvraag in de Salesiaanse Congregatie aanvaard.
" Het is hun wens om missionarissen te worden en zich naar de wilden
" te begeven om er te prediken. Daar echter de reis om naar Europa te ko-
" men te lang duurt om er hun noviciaat te doen, smeek ik Uwe Hei-
" ligheid te willen toestaan dat er daar een noviciaathuis zou ge-
" opend worden in overeenstemming met de Salesiaanse Constituties
" door Uwe Heiligheid goedgekeurd.
"
Aangezien plaatsen en personen de verplaatsing van het no-
" viciaat of de opening van nog meer bijhuizen kunnen raadzaam maken,
" wil ik Uwe Heiligheid smeken de toelating hiervoor te willen geven.
" Dit huis of deze huizen zouden dan geopend worden waar het klimaat en
" de gemakkelijkheid van materiële en andere middelen een doelmatige
" werking tot Gods glorie toelaten.
"
Heilige Vader, deze missie werd ontworpen en begonnen onder
" Uw auspiciën en met Uw raadgevingen, voortgezet onder Uw bescher-
" ming en met Uw ondersteuning en wij zijn er zeker van dat ze met
" Gods hulp vele vruchten zal voortbrengen.
"
De tien missionarissen die reeds in Amerika zijn en de twaalf
" die zich gereed maken voor hun vertrek in de tweede helft van
" september geven aan Uwe Heiligheid de verzekering dat ze gewillig hun
" leven offeren door te werken voor Uwe Heiligheid, wat er op neer-
" komt te zeggen voor de godsdienst van Jezus-Christus. Ootmoedig aan uw
" voeten neergestrekt bevelen ze zich eensgezind aan de gebeden van
" Uwe Heiligheid aan en smeken ze Uw apostolische zegen af
"
Van Uwe Heiligheid
"
de verplichte zoon en nederige
"
smekeling,
"
Priester Gio. Bosco, Overste.
Hij had nog maar enkele dagen dit smeekschrift opgezonden of weer
schreef hij opnieuw aan Don Cagliero, zo waren zijn geest en zijn hart voort-
durend gericht op de missionarissen en op de huidige en toekomstige mis-
sies.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
De zaken zijn in beweging. De aanvraag tot de Heilige Vader
" voor een noviciaat in Amerika werd opgestuurd en er zijn geen moei-
" lijkheden. Twintig Salesianen maken zich klaar en zullen in oktober
" aanstaande ongeveer kunnen vertrekken.
"
Verlies Dolores niet uit het oog en ik geloof dat het in het
" belang is van de regering daar een huis te openen zoals dat van
" Turijn of van S. Pier d'Arena. Onderhandel op een positieve manier
" met Monseigneur de Aartsbisschop en met die goede Mgr. Ceccarelli.
" Dit gaat de H. Vader zeer ter harte.
"
In de brief die op deze zal volgen zal je de zegen van de Paus voor
" het Colombuscollege geschreven vinden, wat een zeer goede

21.9 Page 209

▲back to top
- XII/205 -
" zaak zal zijn.
"
Jij bent musicus, ik dichter van beroep, daarom zullen we
" zo handelen dat de zaken van Indië en Australië die van Argentinië
" niet komen storen. Jij zal er blijven tot alles geregeld is en je
" zal volgens je diepe wijsheid zelf oordelen wanneer je zonder
" stoornis terug naar Valdocco kan komen.
"
Je zal vele groeten doen aan de heer Dr. Carranza en je
" zal hem zeggen dat ik een kleinigheid zal opzenden die hem, als goede
" christen, genoegen zal doen. Doe wat je kan om enkele arme jongens op
" te nemen, maar ik geef de voorkeur aan deze, indien mogelijk, die
" van de wilden voortkomen. Indien het ooit zou mogelijk zijn er en-
" kele naar Valdocco te sturen, dan zou ik ze zeer graag ontvangen.
"
We hebben hier Kardinaal Berardi te Turijn en wanneer ik
" deze brief zal voltooid hebben, ga ik hem bezoeken en zal ik hem
" ook over de missionarissen van de Nieuwe Wereld spreken.
"
Ik weet niet waar deze brief je zal overhandigd worden,
" maar het is mijn bedoeling dat je onze bekenden, vrienden en
" zonen groet alsof ik ze je ieder in het bijzonder zou opnoemen.
"
Zorg ervoor dat we bijtijds de reisbiljetten kunnen hebben,
" maar indien je kan bekomen dat het reisgeld zelf ons toegezonden wordt,
" dan is dat veel beter, vermits we dan beter alles kunnen bereke-
" nen.
"
Wanneer je D. Tomatis ziet, zeg hem dan dat met Allerheili-
" gen, Trinità, waar hij geboren is, een Salesiaans huis voor kin-
" deren zal hebben.
"
Moge God je allen zegenen en geloof me geheel te zijn in
" J.-Chr.
"
" Turijn, 13-7-1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. In oktober zullen de dochters van Maria, Hulp der Christenen,
"
de zorg op zich nemen van het seminarie van Biella.
De spoed waarmee een gunstig antwoord werd ontvangen toont aan hoe
de aanvraag om in Argentinië een noviciaat te openen te Rome in goede aar-
de was gevallen. Reeds op 6 juli gaf Kardinaal Franchi, Prefect van de
Heilige Congregatie van de Propaganda aan Don Bosco de "bevoegdheid een
ander noviciaat op te richten... in de Republiek van Argentinië, na voor-
afgaande toestemming van de Ordinarius van de plaats." In de mededeling volg-
den de gebruikelijke voorwaarden die vereist werden voor de definitieve ca-
nonieke oprichting. Don Bosco was er uiterst tevreden over. Bij het meede-
len van het blijde nieuws aan Don Cagliero gaf hij voor de vuist een ander
zeer welsprekend document van zijn veelvuldige bezorgdheid voor de missies
en voor de missionarissen.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
Ik heb je laatste brief ontvangen, gelezen en herlezen. Deze
" geschriften die meestal in alle kranten gepubliceerd worden doen
" veel goed bij onze Salesianen en bij iedereen.
"
Wanneer je met onze mensen omgaat, zeg en beveel hun steeds
" aan nooit de maandelijkse oefeningen van de goede dood te verwaarlozen.

21.10 Page 210

▲back to top
- XII/206 -
" Ze is de sleutel van alles.
"
Ik bereid de expeditie van de twintig helden voor de Nieuwe
" Wereld voor. Indien het nodig is, zal ik er ook nog meer zenden, en
" ik hoop dat je er tevreden over bent, maar je moet me het tijdstip
" voor het vertrek bepalen. Wanneer er voor Villa Colon een overeen-
" komst tot stand komt, zal ik directeur D. Daghero of D. Tamietti of
" D. Lasagna of D. Belmonte zenden, allen doctors in de Letteren, de
" laatstgenoemde doctor in de wijsbegeerte. Ze zijn allen volledig
" klaar.
"
Denk er steeds aan dat God wil dat onze inspanningen zouden
" gericht zijn op de Pampa's, op Patagonië en op de arme en verlaten
" kinderen.
"
Ik heb het antwoord van Monseigneur de Aartsbisschop nog niet
" ontvangen. Kardinaal Franchi verwacht het met veel spanning, maar
" toch met gerustheid.
"
Ik zend je een paar exemplaren van de Cooperatori Salesiani die
" pas zijn uitgekomen. Je zal ze lezen en er dan een exemplaar van
" brengen aan Zijne Excellentie de Aartsbisschop. Je zal hem zeggen
" dat ik wens dat hij in de lijst de eerste na de H. Vader bij de
" Salesiaanse Medewerkers zal verschijnen, maar ik wil niets doen
" zonder dat hij mij zijn goedkeuring geeft.
"
Na de Aartsbisschop zal het zijn Vicaris-Generaal zijn,
" daarna Dr. Spinoza, Carranza, Monseigneur Ceccarelli, D. Benitez,
" enz. Indien er boekjes nodig zijn, laat het me dan weten.
"
Gelieve te noteren dat alle daar vermelde aflaten ook door alle
" Salesianen kunnen verdiend worden. We hebben van Rome een ruime
" bevoegdheid ontvangen om een noviciaat en een studiehuis in Ame-
" rika op te richten, om het even op welke plaats, maar de consen-
" su Ordinarii Dioecesani, zoals je uit bijgaand decreet zal zien.
"
Vergeet niet dat in het geval men ons de reisbiljetten opstuurt,
" men ons bij voorkeur het reisgeld daartoe laat geworden. Het zou
" voor ons een merkelijk voordeel zijn en we zouden veel beter de
" berekening kunnen opmaken.
"
Beste D. Cagliero, wat is er toch veel te doen! Anderen
" zullen je wat anders schrijven.
"
Doe mijn beste groeten aan D. Baccino en zeg hem dat ik over
" hem zeer tevreden ben en dat hij zo moet voortgaan.
"
D. Bazzani bevindt zich hier in mijn kamer, terwijl ik aan het
" schrijven ben. Hij laat je zijn groeten geworden en wacht op het
" bevel om de Salesianen naar Amerika te vergezellen.
"
Ik ben de mening toegedaan dat minstens één van hen die te
" S. Nicolàs zijn en die goed Spaans kent, zou kunnen overgeplaatst wor-
" den naar Montevideo voor het toekomstige college dat we er willen
" oprichten.
"
De genade van Onze-Heer-Jezus Christus weze steeds met ons.
" Groet al onze medebroeders en vrienden en indien het je mogelijk is
" een tiental jongens uit de Pampa's of uit Patagonië of iets wat
" er op gelijkt naar Europa te zenden, stuur ze dan maar.
"
Geloof me geheel in J.-Chr. te zijn
"
" Turijn, 1 augustus 1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.

22 Pages 211-220

▲back to top

22.1 Page 211

▲back to top
- XII/207 -
Bij de brief voegde hij een biljet, waarin hij afzonderlijk de ze-
gen van de Paus voor de eerste Salesiaanse stichting buiten Argentinië mee-
deelde. Want het is hoog tijd dat wij spreken over het nieuwe werk dat we al
meer dan eens vermeld hebben.
"
De Heilige Vader heeft een groot genoegen ervaren bij het
" vernemen van het nieuws over een katholiek college in Uruguay. Het
" is hem zeer aangenaam dat het zal genoemd worden: Piuscollege. Hij
" zendt zijn apostolische zegen aan het Werk, aan allen die het bevor-
" deren en allen die er in de toekomst willen aan medewerken. Kardinaal
" Berardi, die mij deze mededeling doet, voegt eraan toe: Zijne
" Heiligheid zal steeds meer blijk geven van zijn_grote voldoening.
" Daarom, wanneer het college in werking gesteld wordt, zal hij alle
" geestelijke gunsten verlenen die men opportuun zal achten voor de
" meerdere glorie van God.
"
" Turijn, 1 augustus 1876.
Priester Gio. Bosco.
Het korte oponthoud van de eerste missionarissen te Montevideo, on-
der de leiding van Don Cagliero, was niet zonder vrucht gebleven. De geestelij-
ke autoriteiten van de hoofdstad waren opgetogen met het nieuws dat hij over de
Congregatie bracht. Het nieuws dat ze nadien ontvingen over de stichtingen van
Buenos Aires en San Nicolàs bevestigde de goede mening die ze over de Sa-
lesianen hadden opgedaan. Daarom begon de bisschoppelijke curie van Mon-
tevideo vanaf de eerste maanden van 1876 de nodige maatregelen te tref-
fen om de zonen van Don Bosco in die stad te krijgen.
Uruguay, dat zich pas had losgemaakt van de Republiek van Argentinië,
was op het punt een eigen staat te worden. De kerkelijke hiërarchie was er
eenvoudig vertegenwoordigd door een apostolische vicaris in de persoon van Mon-
seigneur Vera, een zeer ijverige prelaat, die zich inspande om er de ka-
tholieke godsdienst te doen bloeien door het stichten van ziekenhuizen,
asielen en scholen. Men voelde er zeer sterk de volstrekte afwezigheid aan
van colleges voor de christelijke opvoeding van de jeugd en dat tekort wou
men verhelpen door een beroep te doen op de Salesianen. De gelegenheid die
zich aanbood was buitengewoon gunstig. Men kon een onroerend goed verwerven
dat prachtig gelegen was en dat werkelijk geschikt scheen te zijn voor het
gewenste doel. Het was een beschikking van de goddelijke Voorzienigheid om
de dringende bedreiging te bezweren dat de protestanten met alle middelen
dit gebied zouden invallen.
In 1868 hadden de gebroeders Cornelio, Adolfo en Alessandro Guer-
ra een Villa of wijk gesticht die de naam droeg van Villa Colón of Stad van
Colombus. Later, in 1873 was de wijk met haar gronden overgegaan in het
bezit van een andere Vennootschap Lezica, Lamis en Fynn van Montevideo die
in 1868 gesticht was om drinkbaar water te bezorgen aan de hoofdstad. Deze
onderneming kende een volledig welslagen bij de inwijding van de water-
leiding in 1871. Maar de economische toestand van de Vennootschap werd
sterk geschokt vooral door de politieke beroeringen van 1875 in Uruguay,
zodat de Vennootschap haar goederen moest vereffenen en zich in ontbinding ver-
klaren.
Het was toen dat de heer Fynn, die zich in betrekking had gesteld met Mon-
seigneur Vera en met zijn secretaris don Raffaele Yeregui, de broer van de toe-

22.2 Page 212

▲back to top
- XII/208 -
komstige aartsbisschop van Montevideo, aan Don Cagliero in naam van de
Vennootschap de kerk aanbood die toegewijd was aan de Heilige Rosa van
Lima, met het aanpalende college, op voorwaarde dat de Salesianen deze kerk
voor het publiek zouden open houden en een gymnasium en lyceum in het col-
lege zelf zouden inrichten in overeenstemming met de reglementen en pro-
gramma's van de Salesiaanse Sociëteit. De overname van de onroerende goe-
deren en van de terreinen werd ondertekend op 24 mei 1876. Daarna zocht Don
Bosco tien Salesianen om naar Uruguay te zenden met de eerstkomende twee
expedities van de missionarissen.
Zoals in al zijn andere zaken, bleef Don Bosco ook voor de missies
niet bij de bestaande toestanden staan. Integendeel, hij breidde zijn
plannen uit naarmate de ondernomen werken een vaste vorm kregen en hoop
gaven op stabiliteit. Daarom richt hij zijn blik ook naar de andere kant van
de Cordilleras om er een steunpunt te brengen voor de evangelisatie van de
Indianen. Zijn brief gericht aan de Chileense bisschop van Concepción om
hem raad en hulp te vragen bij zijn plan, dateert van juli 1876. Hij
spreekt hem niet met zijn persoonlijke naam aan, omdat hij niet eens
weet hoe hij heet. Hij schrijft hem in het Latijn, omdat hij niet weet
welke taal in dat land gesproken wordt. De stijl, die van zijn talrijke
Italiaanse brieven die onze lezers zo goed kennen.(1) Na zichzelf en zijn Con-
gregatie te hebben voorgesteld, zet hij hem zijn eigen idee uiteen, om na-
melijk aan die kant een poging te doen om de wilden te bereiken. Daarom
vraagt hij hem of er mogelijkheid van welslagen bestaat en waar men het
best zou beginnen. Hij informeert de houding van de regering tegenover deze on-
derneming en of de prelaat hierbij zijn goede diensten zou willen aanbie-
den.
Het is niet bekend welk lot deze brief beschoren werd, maar het ant-
woord kon niet bemoedigend zijn, vermits in dat gebied de Paters Kapucij-
nen al hun zorgen besteedden aan de Indianen van de Cordilleras. De stad
Concepción zou de eerste stichting van de Salesianen in Chili krijgen in
1887, toen Don Bosco nog in leven was.
Te San Nicolàs kon worden overgegaan tot de plechtige inwijding van het
college op de dag van Maria Boodschap. Zelfs alle burgerlijke autoriteiten
namen er deel aan. Monseigneur de Aartsbisschop, die de mis celebreerde,
weende van ontroering toen hij zag hoeveel jongens tot de Heilige Tafel naderden.
Nooit had men in die streken iets dergelijks gezien. Don Cagliero, die geruime
tijd tevoren daar was aangekomen, zorgde op uitstekende wijze voor de mu-
ziekuitvoering. De feesten duurden twee dagen. Op de godsdienstige ceremoniën
van de 25ste volgde de burgerlijke viering van de 26ste met een grote academi-
sche zitting, voorgezeten door de Aartsbisschop omringd door de voornaamste
burgers van de stad. Het vrolijke gedeelte bestond uit zang, muziekuitvoe-
ringen, voordrachten; het ernstige gedeelte uit toespraken. Er was een toe-
spraak van Don Tomatis, die officieel werd voorgesteld door de tachtig-
jarige heer Benitez, die het meest invloedrijke lid was van de commissie
die de komst van de Salesianen voorbereid had.(2)
(1) Bij de stichtingen wordt ook Dolores vernoemd. In de loop van de jaren kwamen vandaar
herhaaldelijk aanvragen, maar men ging er nooit heen. Deze stichting, die van verschillende
zijden zo vurig verlangd werd, mocht men toen al zo zeker beschouwen alsof ze al bestond.
(2) Deze sympathieke grijsaard, zo liefdadig tegenover de Salesianen, koesterde een diepe ver-
ering voor Don Bosco, aan wie hij nog een tweede brief in het Latijn schreef in het begin van
april.

22.3 Page 213

▲back to top
- XII/209 -
Er was een toespraak van Monseigneur Ceccarelli, de factotum van de on-
derneming. Er waren verscheidene toespraken van aanzienlijke personages
en een slottoespraak van de Aartsbisschop. De goede Herder wenste het volk
van de Arroyos geluk omdat het een tempel had opgericht voor het christelij-
ke onderricht en de christelijke opvoeding van de jeugd, en bedankte de
Salesianen die hij uitriep tot "zijn voorhoede in het bewerken van het goede
en de redding van de zielen." De jongens die gedurende twee dagen de blijd-
schap waren geweest van de Aartsbisschop wonnen voor hem de sympathie van
de bevolking door hem met hun feestelijke toejuichingen te begeleiden
wanneer hij ging inschepen in de haven van Paranà.
De Salesianen van San Nicolàs beperkten hun eigen werk niet tot het
college en de stad. De godsdienstige verlatenheid van zovele Italianen die
verspreid leefden op onmetelijke afstanden doorheen de eindeloze velden,
had vanaf de eerste dagen het hart bewogen van directeur Don Fagnano en van zijn
medebroeders, die bij gelegenheid van enkele uitstappen de zedelijke ellen-
de van zovele arme zielen hadden kunnen meten. Daarom werd vanaf de eerste
juni de missie aanvaard van de estancias of boerderijen, die de onzen ten
koste van geweldige ongemakken nu en dan bezochten om er de weldaden van hun
priesterlijk ministerie te brengen.
Een mooi voorval deed bij vele mensen in de stad en op de buiten het in-
gesluimerde geloof weer ontwaken. Een van de raadgevingen die Don Bosco aan
de missionarissen gaf, was deze: "In welke ernstige noodtoestand jullie
zich ook mogen bevinden, neem je toevlucht tot Jezus in het Heilig Sacra-
ment en tot Maria, Hulp der Christenen en dan mogen jullie zeker zijn dat
je verwachtingen niet zullen bedrogen worden." De medebroeders van S. Ni-
colàs hebben hieraan op een opportuun ogenblik gedacht. Het land werd ge-
teisterd door de verschrikkelijke plaag van de sprinkhanen. In dichte
wolken vielen ze neer, vernielden op enkele dagen de oogst van dat jaar
en brachten de oogst van het volgende jaar in gevaar. Gedurende drie ach-
tereenvolgende jaren hernieuwde zich het onheil en bracht de bewoners tot
de diepste ellende. Ook in 1876 kwam het nieuws dat de plaag woedde op niet
veraf gelegen plaatsen. Toen de Salesianen de algemene paniek zagen, dachten
ze eraan de mensen uit te nodigen zich onder de bescherming van Maria, Hulp
der Christenen te plaatsen. Daarom kondigden ze een plechtig triduüm af in
hun kerk. Vrijdenkers verzuimden niet de spot te drijven met het geloof.
Vooral de Italianen kwamen in massa toegelopen. Drie dagen nadien waren er de
sprinkhanen. Op een half uur tijd waren stad en platteland ermee overdekt:
bomen, weilanden, straten, huizen, muren alles verdween onder de roodgrijze
wriemelende sprinkhanen. Hun aantal was veel groter dan dat van de vorige
verwoestende invallen. Waren ze hier een paar dagen gebleven, dan was er
geen blad van een boom, geen sprietje gras op heel het grondgebied overge-
bleven. Het gespot van de twijfelaars werd honender, maar de gelovigen ver-
dubbelden hun gebeden en voegden er beloften aan toe. Daags nadien, op een
ogenblik dat niemand eraan dacht, hernam het noodlottige leger zijn vlucht
naar andere streken. Er bleef nochtans een achterhoede die nog enorme schade
kon toebrengen. Maar 's nachts staken er regenvlagen op en scherpe koude, zodat
ook deze op de vlucht werd gejaagd. De schade was gering, zodat de planten
weer op krachten kwamen en de akkers zelfs op wonderbare wijze gedijden.
Een omhaling voor de kerk van Maria, Hulp der Christenen, bracht op een
oogwenk het bedrag op van 50.000 pesos gelijkwaardig aan 10.000 Italiaanse
lire, zo groot was de dankbaarheid van deze brave mensen. Men kan zich heel
goed het uitwerksel voorstellen van deze voorspoedige gebeurtenis.

22.4 Page 214

▲back to top
- XII/210-
Bij gelegenheid van het naamfeest van Don Bosco, zonden zowel de Salesi-
anen van S. Nicolàs als hun leerlingen aan hun verre vader zeer genegen
brieven. Aan de leerlingen antwoordde Don Bosco het volgende:
"
Beste Zonen,
"
"
Met grote vreugde heb ik jullie wensen en groeten ontvangen
" en ik zegen God dat hij D. Fagnano met de andere Salesianen gezonden
" heeft om dit college te openen, waar, naar ik hoop, jullie met de weten-
" schap de heilige vrees des Heren zult aanleren. Jullie oversten
" zeggen mij dat jullie zeer braaf zijn en dat schenkt me grote
" troost. Gaan jullie verder op de weg van de deugd en jullie zul-
" len steeds de vrede des harten, de welwillendheid van de mensen
" en de zegen van de Heer genieten.
"
Thans wil ik jullie een goed nieuws melden. Toen ik naar
" Rome geweest ben heb ik veel over jullie met de Paus gesproken en deze
" heeft graag geluisterd naar wat ik hem vertelde over jullie goed
" gedrag.
"
Tot slot zei hij mij: - Ik zend graag mijn apostolische ze-
" gen aan uw jongens van het College van S. Nicolàs, zowel internen als
" externen, ik verleen hun een volle aflaat op het ogenblik van de
" dood en een andere volle aflaat die ze kunnen verdienen op een dag
" naar keuze. Deze gunst zal worden uitgebreid tot al hun verwanten
" tot de derde graad inbegrepen.
"
Jullie zullen dus deze gunst laten uitleggen door jullie
" oversten en haar dan meedelen aan jullie verwanten.
"
God moge jullie allen zegenen, mijn beste zonen, wees blij, maar
" vlucht de beledigingen van de Heer, ga dikwijls te Communie, zend
" mij al eens een brief en bid voor mij die voor jullie steeds in
" J.-Chr. zijn zal
"
jullie toegenegen vriend,
" Turijn, 1 juli 1876.
Priester Gio. Bosco.
"Sinds veertien dagen weet Don Bosco over niets anders te spreken
dan over de missies en Patagonië", schrijft Don Barberis in zijn kroniek
op 12 augustus. Don Bosco legde er zich op toe het missieprobleem in al
zijn aspecten op te lossen. Zo was zijn geest reeds bekommerd met het pro-
bleem van de inlandse clerus, dat thans meer dan ooit dwingend opdaagt, wan-
neer hij nog maar nauwelijks aan het begin van zijn missieactiviteit was.
Vanaf toen stelde hij zich de oprichting voor van deze clerus als een doel
dat zo snel mogelijk moest bereikt worden. Hij meende daarin in zeven
jaar te zullen slagen. Daarom verzuchtte hij naar de dag waarop men inland-
se priesters naar de ongelovigen van hun land zou kunnen zenden en hij be-
schouwde deze dag als een mijlpaal in de geschiedenis van de missies. Om te be-
ginnen met de opvoeding van de inboorlingen oordeelde hij het goed zijn missio-
narissen niet in de handen van de wilden te werpen met het ernstige gevaar
dat hieraan verbonden was, maar huizen te stichten in de grensstreken. Hij
voorzag zelfs dat men na verloop van tijd overal op die manier zou te
werk gaan. Geen enkele alleenstaande priester was in staat dit uit te wer-
ken, maar een kloostercongregatie bezat er de middelen toe. En hij haalde
het voorbeeld aan van Monseigneur Comboni, die zich inspande om in het centrum

22.5 Page 215

▲back to top
- XII/211 -
van Afrika dit stelsel toe te passen, maar wat kon het baten, daar hij al-
leen was? In dergelijke gevallen zijn de opvoeders van de jeugd ofwel onbe-
kwaam, ofwel passen ze de aangepaste methode niet toe en hebben ze de ver-
eiste geest niet. En wat aanzienlijke uitgaven waren er niet vereist? Om
enkele priesters te vormen vond hij dat het noodzakelijk was een vijftigtal
jongens te verzamelen in een klein seminarie en ze van alles te voorzien.
Een particuliere persoon zou daarin nooit slagen. "Wij echter - zei hij -
en ik heb het in een droom gezien - weten dat het vooruit gaat en dat de
missionaris die door een aanzienlijke groep van jongens omringd is, veel
goed kan doen."
En juist hier vond zijn hoop op een rooskleurige toekomst voor de
eigen missies voedsel in het feit dat de onzen zich bezig hielden met de
arme jeugd: "wie zich op deze weg begeeft - bevestigde Don Bosco - gaat
niet meer achteruit." Hij verwees hierbij naar zekere kloosterlingen die
eens zoveel deden spreken van hun missies in China, waar ze werkelijk veel
goed deden, maar hij was ervan overtuigd, dat ze nooit hadden moeten ach-
teruitgaan in hun apostolaat, hadden ze zich tot de volksmassa gericht met
de opvoeding van de arme jeugd.
Bij het werk in de missies, zoals trouwens in iedere andere onder-
neming, scheidde Don Bosco nooit de menselijke berekeningen van het volstrekte
vertrouwen in de goddelijke hulp. Ziehier zijn woorden die in die dagen
werden opgetekend door Don Barberis: "Laten wij op de Heer hopen en ook in
deze onderneming doen zoals in al de andere. Al ons vertrouwen moet op God
berusten, alles moeten we van Hem verhopen, maar tegelijkertijd moeten wij
onze volledige activiteit ontplooien. Men verzuime geen enkel middel, men
spare geen moeite, men late geen heilige listigheid achterwege, men sla
geen acht op onkosten om het te doen lukken. Alles wat de menselijke wijs-
heid zou kunnen suggereren, dient men in praktijk om ze zetten. Men zoeke alle
mogelijke veiligheidsmiddelen op om zijn leven niet bloot te stellen aan
de handen van de wilden. Het is waar dat hij die als martelaar sterft in
de dood zijn geluk vindt, want hij vliegt recht naar de hemel, maar onder-
tussen kan men niet overgaan tot de bekering van misschien duizenden zie-
len, die men zou kunnen redden hebben door wat meer voorzorgen te nemen.
Het is ook waar dat het bloed van de martelaars het zaad is van nieuwe
christenen, maar dat wil zeggen dat, wanneer het niet anders kan, wij, liever
dan ons geloof te verloochenen, gereed moeten zijn om ons leven te geven
zonder de vrees dat de goede zaak daaronder zou lijden. In dit geval zal
de Heer erin voorzien en daarom zullen we niet moeten achteruitgaan."
Over dit onderwerp redeneerde Don Bosco eveneens met de jongens. Inder-
daad, veertien jaar voordien, toen hij in een sermoen een beschrijving gaf
van de listen die Sint-Athanasius gebruikte om te ontsnappen aan de hin-
derlagen van zijn vervolgers, had hij op het einde gezegd: Ik zou willen
dat jullie allemaal heiligen van dat soort worden. Ja, mijn beste jongens,
trachten jullie ernstig om heiligen te worden, maar zulke heiligen, die,
wanneer het erom gaat het goede te doen, de middelen willen opzoeken, de vervol-
ging niet vrezen, de moeite niet sparen, heilige listigaards dus die voorzichtig
alle manieren zoeken om in hun inzicht te slagen.

22.6 Page 216

▲back to top
- XII/212 -
HOOFDSTUK X
DE GEEST VAN MORNESE
Don Bosco zette zijn zonen aan om de Voorzienigheid te bedanken voor
de wonderbare uitbreiding en groei die het Instituut van de Dochters van
Maria, Hulp der Christenen, in zoveel moeilijkheden kende.(1)Het meest
tastbare bewijs van deze goddelijke tussenkomst lag in het feit dat, hoe-
wel er bruidskorven bij de intrede in het klooster ontbraken, toch nooit
voor zovele monden het dagelijkse brood ontbrak. Menselijkerwijze gespro-
ken kan een zo talrijke familie zich niet in stand houden zonder een ge-
paste financiële basis die toelaat met gerustheid de toekomst tegemoet
te zien. In andere Instituten heeft men minstens de bruidschat van de
postulanten om te voorzien in de behoeften van de novicen. Hier integen-
deel, waren negentig maal op honderd, de meisjes die om toelating vroegen zon-
der enig patrimoniaal goed en er waren er zelfs niet weinigen bij die zich
aanboden en nog geen persoonlijke uitrusting hadden. En toch werden ze
aanvaard en trok men zich uit de slag. Aldus werd ongetwijfeld bewaar-
heid de belofte van de Heer, dat aan hem die enkel het rijk Gods zoekt
en zijn rechtvaardigheid, de zaken die nodig zijn voor het stoffelijke
bestaan op de koop toe worden gegeven.
Hierover bezitten we een mooi woord van Don Bosco. Eens had hij te Bor-
go S. Martino Moeder Petronilla, algemeen assistente en daarom verant-
woordelijk voor de economische administratie, ontmoet en hij vroeg haar of er
postulanten kwamen. Postulanten komen er wel, beste Vader – antwoordde de
zuster – maar allen of bijna allen met lege handen. Hoe moet men het aan boord
leggen om ze te onderhouden? — Don Bosco hief de ogen ten hemel, zoals hij
dit placht te doen wanneer hij moest antwoorden of een raad geven en gaf
dit bovennatuurlijke antwoord: — Oh! wist U wat een grote zaak een roeping
is! Laten we nooit een meisje afstoten omdat ze arm is. Wanneer wij aan
de roepingen denken, zal de goddelijke Voorzienigheid aan ons denken. Wel-
licht zullen wij soms aarzelen, maar God zal ons nooit verlaten. Zeg dit te
Mornese, zeg het aan allen: de roepingen, ook de arme roepingen zullen het
Instituut rijk maken.
Het aangroeien van hun aantal schaadde de geest niet, daar armoedig
leven, hard werken en vurig bidden steeds de drie overheersende kenmerken van het
(1) Kroniek van D. Barberis, 28 maart 1876.

22.7 Page 217

▲back to top
- XII/213 -
huis bleven. Juffrouwen uit rijke en zelfs adellijke families ontbraken er
niet bij dit harde begin. Ze werden bij voorkeur aan de studie gezet opdat
ze zich zouden voorbereiden op publieke examens en diploma's van leraressen
zouden verkrijgen. Maar ook zij leefden het gemeenschapsleven met al de
anderen mee, onttrokken zich niet aan de gewone diensten en gehoorzaamden
met genegenheid aan Moeder Mazzarello, die als meisje van het platte-
land, zonder te kunnen lezen of schrijven met haar eenvoudige en nederige
goedheid wonderen bewerkte. Vervuld met de geest van God, beoefende zij voor
zich zelf en leerde ze aan haar dochters een zeer strenge ascese. Hier volgt
een klein staaltje. Ze zei dikwijls: - Zolang er verwaandheid is bij het
spreken en het luisteren, zal er nooit echte vroomheid zijn. Benijden jullie
diegenen niet die in de kerk zitten te zuchten en tranen vergieten voor de
Heer en ondertussen geen klein offertje kunnen brengen en zich niet kun-
nen aanpassen aan een nederig werk. Weten jullie wie jullie moeten benijden?
Die anderen die met echte nederigheid zich aan alles kunnen aanpassen en
er tevreden mee zijn als de bezem van het huis te zijn. Nederigheid,
versterving, liefde tot het offer, ligt daarin niet de essentie van de goede
kloosterascese?
Over de geest van Mornese bezitten wij een getuigenis die er honderd
waard is. Monseigneur Andrea Scotton predikte in 1876 in het huis van Mor-
nese de retraite voor de dames. Alvorens weg te gaan voelde hij dat het
nodig was zijn vroegere mening te herzien. Drie jaar tevoren bij zijn bezoek
aan het Instituut had hij er de indruk van meegenomen dat men moeilijk aldus
de zaken kon laten voortgaan, wilde men een gelukkig resultaat bekomen.
Door zo ernstige twijfels verontrust, had hij ook aan Don Bosco kennis ge-
geven van zijn weinig rooskleurige pronostieken. Don Bosco had er zich toe be-
perkt hem te antwoorden: - We zullen zien wat de Madonna er zal van maken.
- Maar drie jaar later, wanneer hij ter plaatse de zedelijke waarde had
vastgesteld van haar die hem in het begin als ongeschikt voor het bestuur
was voorgekomen en hij het mooie aantal van de zusters gezien had en
vooral hun geest, herriep hij zijn mening en drukte als zijn overtuiging
uit dat Don Bosco met dat antwoord in de toekomst had gelezen.
Onze lezers zullen zich herinneren hoe Don Bosco in augustus van het
jaar 1875 gedurende een verblijf te Ovada een definitieve vorm gegeven had
aan de Regel (1) en hem dan aangeboden had aan de bisschoppelijke curie van
Acqui voor het canoniek onderzoek. Nadat hij van de revisoren een gunstig
advies ontvangen had, zond hij aan Monseigneur de Bisschop het vereiste smeek-
schrift om de bisschoppelijke goedkeuring van het Instituut te bekomen.
"
Excellentie,
"
"
Het is aan Uwe Excellentie bekend hoe in Mornese door de ijve-
" rige priester D. Domenico Pestarino, zaliger gedachtenis, een In-
" stituut begonnen werd onder de benaming van Huis of College van Maria,
" Hulp der Christenen, met het doel meisjes die niet rijk zijn, maar
" arm en verlaten, christelijk op te voeden en ze vooruit te helpen
" op de weg van de zedelijkheid, de wetenschap en de godsdienst
(1) Boekdeel XI, hoofdstuk XV.

22.8 Page 218

▲back to top
- XII/214 -
" onder de leiding van de Zusters genoemd: de Dochters van Maria, Hulp
" der Christenen.
"
Uwe Excellentie had zich in haar grote goedheid gewaardigd de
" beschermer te worden van dit nieuwe Instituut en op 5 augustus 1872
" heeft het U behaagd de regel door te lezen, de gepaste opmerkingen
" in te lassen, de eerste inkledingen te doen en de eerste professies
" af te nemen. Korte tijd nadien verrijkte U het Instituut met verscheide-
" ne gunsten en kostbare voorrechten, dank zij dewelke de morele per-
" soon in feite ten aanzien van de Kerk opgericht werd.
"
Dat was het mosterdzaadje dat Uwe Excellentie zaaide en dat won-
" derbaar opgroeide. Het huidige aantal ingeschreven kloosterlingen
" bedraagt meer dan honderd. Aan de zusters werden de publieke scho-
" len voor meisjes van de lokaliteit toevertrouwd. Bij het klooster
" is een opvoedingsinstituut voor meisjes uit de middenstand gevoegd
" zoals blijkt uit het hierbij gevoegd programma.
"
Een tweede huis werd al geopend te Borgo S. Martino, nog
" een ander te Alassio.(1) Het vierde huis zal dit jaar geopend wor-
" den te Lanzo, nabij Turijn. Er komen vele aanvragen toe om nieuwe
" huizen te openen in andere streken.
"
Dit instituut zou echter zeker zijn ware grondslag missen ao-
" lang het niet de kerkelijke goedkeuring ontvangen heeft: deze wijst
" immers aan de kloosterinstituten de zekere weg aan die tot meerdere
" eer en glorie van God leidt. Het is om deze voorname gunst te beko-
" men dat ik vol eerbied aan Uwe Excellentie de regel van het Insti-
" tuut van Maria, Hulp der Christenen, aanbied zoals deze sinds ver-
" schillende jaren toegepast wordt. Ik smeek U hem te willen onder-
" zoeken en er de wijzigingen aan toe te brengen, welke U in uw ver-
" lichte wijsheid nodig zult oordelen om nadien, indien God U dit in-
" geeft, aan het Instituut en aan zijn constituties de diocesane
" goedkeuring te geven. Met mij verenigen zich priester Giacomo Costa-
" magna, Directeur en alle vrouwelijke kloosterlingen om deze voorname
" gunst te vragen. Dit zal een reden te meer zijn voor onze onuitwis-
" bare dankbaarheid. Wij geven U de verzekering dat wij iedere dag tot
" de goedertieren God en tot zijn verheven Moeder, de Maagd die de
" Hulp der Christenen is, zullen bidden opdat Hij Uwe Excellentie nog
" vele jaren een gelukkig leven zou verlenen en U zo nog overvloedige
" vruchten zou laten zien van dit werk dat U welwillend hebt gezegend,
" met geestelijke genaden verrijkt, beschermd en, we mogen wel zeggen,
" hebt opgericht en tot heden toe gesteund. Met de diepste dankbaar-
" heid heb ik de eer mijzelf te betuigen van Uwe Excellentie
"
"
de zeer verplichte dienaar,
"
Priester Giovanni Bosco,
"
Don Giacomo Costamagna,
"
Zuster Maria Mazzarello,
"
Overste.
(1) Te Alassio was het huis bijna in gereedheid, zodat de stichting reeds als verwezenlijkt
mocht aanzien worden.

22.9 Page 219

▲back to top
- XII/215 -
De uitdrukking "een Instituut begonnen onder de benaming van huis
of college van Maria, Hulp der Christenen" is letterlijk genomen een bondi-
ge zinsnede en psychologisch een daad van nederigheid. De zin moet worden
hernomen en volledig gemaakt met de betekenis dat Don Pestarino een werk
begon, waaruit Don Bosco de eerste elementen haalde om een kloosterinsti-
tuut te stichten dat genoemd werd naar Maria, Hulp der Christenen, en
dat bestemd was voor de christelijke opvoeding van de vrouwelijke jeugd
van de ganse wereld. Aan deze titel en dat doel zou de goede Don Pestarino, zon-
der zijn providentiële ontmoeting met Don Bosco, nooit gedacht hebben.
Trouwens, wie het terrein en de bouwmaterialen verschaft om iemand anders
de grondslagen te laten leggen van een gebouw volgens eigen plan en met
eigen bedoelingen, kan met recht en reden aangezien worden als de initia-
tiefnemer. Dat Don Bosco zich dan op een zekere manier verschuilt en al-
leen de waardige priester van Mornese in het volle licht stelt, moet ons
niet verrassen, want dat is de stijl van de heiligen. We zullen er aan toe-
voegen dat, om spoediger de diocesane goedkeuring te verkrijgen, het hem
opportuun kon toeschijnen het Instituut voor te stellen niet alleen als
een werk dat ontstaan was binnen de grenzen van het bisdom, maar ook door
de verdiensten van een priester van het bisdom. In ieder geval het decreet
van goedkeuring, door de bisschop uitgevaardigd op 23 januari, zet de dingen
op hun plaats. In zijn positief gedeelte, dat de beslissing voorafgaat en
rechtvaardigt en zich dus op de werkelijkheid moet steunen wordt historisch het
feit van de stichting bevestigd door aan Don Bosco het eerste plan van de
stichting te Mornese van de Congregatie genaamd de Dochters van Maria,
Hulp der Christenen, toe te schrijven. Dit wordt inderdaad aldus verstaan
waar er sprake is van een voorstel door de eerwaarde Heer Priester Joannes
Bosco van Turijn, Overste van de godvruchtige Salesiaanse Sociëteit, opgevat
om in ons bisdom nl. te Mornese de Congrega- tie van de Dochters van Maria,
Hulp der Christenen te stichten.
Bij de inkleding van augustus van dat jaar werd de laatste wijziging
aan het habijt toegebracht. De sluier, vroeger rechthoekig, werd iets of
wat rond gemaakt zodat hij op ieders hoofd zou passen en door middel van
een paar spelden aan de boord van de kap zou kunnen bevestigd worden. Deze
ronde vorm liet ook toe de voorboord te plooien om hem beter rond het ge-
zicht en op de schouders te laten vallen. Rond werd ook het manteltje met
wit halsboordje, zoals het aanvaard werd vanaf de inkleding in mei 1875;
eindelijk werd er een bovenmouw aan toegevoegd die breed en lang genoeg was
om er ruim in te kunnen bewegen. Deze laatste wijziging was erbij gekomen
omdat men in de steden onder de drang van een zekere godsdienstige zedig-
heid de zusters op straat en in de spreekkamer met de handen in de mouwen
had zien lopen en zij zelfs overal te communie gingen met hun mouwen tot op
hun vingers.
Zeventien postulanten ontvingen het habijt bij deze inkleding, die
gedaan werd na de retraite van de dames. Don Rua vertegenwoordigde er Don
Bosco, die niet kon komen. Maar Don Rua verrichtte niet alleen deze korte
ceremonie, hij hoorde er ook biecht, en verklaarde de gedachte van Don
Bosco over verschillende punten van het leven binnen en buiten het huis en over
de aanvaarding van het werk, voorgesteld door de bisschop van Biella. Hij
zegde zijn mening over het al dan niet gepaste van sommige overplaatsingen, nam
inlichtingen over de morele gang van zaken van de communiteit en onderzocht
in het bijzonder de financiële toestand. Met dit doel ging hij na op welke
manier de boekhouding verzorgd werd en hoe de keuken en de wasserij func-
tioneerden, op welke manier de wijngaard bebouwd werd, hoe het ging in de
scholen en in het werkhuis. Hij gaf overvloedige aanduidingen om de zwaarste

22.10 Page 220

▲back to top
- XII/216 -
moeilijkheden te boven te komen en moedigde aan om met liefde de gevol-
gen van hun zeer grote armoede te dragen. De schaarste in huis moest op
hem wel een diepe indruk gemaakt hebben, vermits hij op zekere dag een
aangeboden versnapering gladweg weigerde. Hij toonde zich zelfs be-
droefd voor alles wat hem meer of beter door die brave zusters werd aan-
geboden. Alvorens het huis te verlaten bracht hij een bezoek aan een ar-
me zuster, die leed aan een zware aanval van tyfus. Hij bezorgde haar de
verlangde troost van de eeuwige geloften en diende haar het Heilig Olie-
sel toe. Hij vertrok met de predikanten die we al vernoemd hebben: Mon-
seigneur Scotton en de theoloog Ascabio Savio. Deze laatste was de broer
van Don Angelo, Salesiaan, beiden waren kozijns van Domenico Savio.
In 1876 vertrokken er uit Mornese negenentwintig zusters, novicen en
postulanten, verdeeld over zes verschillende plaatsen om het begin te
worden van even zovele nieuwe families. Het ordewoord van hun moeder was
voor allen:2 de Regel onderhouden, de geest bewaren, de meisjes voor zich
winnen, maar om ze naar de Heer te brengen.
Eerst gingen er drie naar Vallecrosia op 9 februari. Voor hen en
voor hun medezusters scheen dit een reis te zijn naar het einde van de we-
reld, maar meer nog dan de verre afstand werd er in het huis druk over ge-
sproken dat ze in de muil liepen van de protestanten. De communiteit was
des te meer onder de indruk omdat de directeur, Don Costamagna, besloten
had door een triduüm van aanbidding voor het Heilig Sacrament in de aard
dus van een veertigurengebed, voor de "missionarissen" speciale genaden van
de Heer af te smeken; dit was in het Instituut iets volstrekt nieuws. De
Algemeen Overste en de Moeder Vicaris wilden, niettegenstaande de weg met
sneeuw bedekt was, de zusters tot Gavi begeleiden, waar ze bij dit heilig-
dom van de Madonna allen samen een laatste gebed lieten opstijgen tot de Aller-
heiligste Maagd en niet zonder tranen afscheid namen. Don Costamagna leid-
de het kleine gezelschap tot Sampierdarena, waar hij het overliet aan de
directeur van Vallecrosia Don Cibrario, die ook tot daar gekomen was.
Het vaderlijke onthaal van Monseigneur Biale, bisschop van Ventimi-
glia, die ook de zusters in het bisschoppelijke paleis op het middagmaal
weerhield en ze dan begeleidde om bezit te nemen van hun verblijfplaats,
was hun een grote troost. Op zondag 13 februari zegende de Vicaris-Gene-
raal, kanunnik Viale, het voorlopige kerkje in waar ze begonnen met het
inrichten van een Oratorio voor zon- en feestdagen. Op de 14de werden de
scholen geopend. Voor het Oratorio was er noch een tuin, noch een speel-
plaats. Daarom deden de zusters zoals Moeder Mazzarello vooraleer ze
kloosterlinge was te Mornese al gedaan had: ze brachten de meisjes bij
elkaar zo goed ze konden, gaven hun wat catechismusles, leidden hen dan
uit wandelen en op een daartoe geschikte plaats werd wat gerust om er te
zingen en te spelen. Van daar keerden ze terug naar het kerkje voor de
zondagdiensten. Bij het invallen van de schemering, werden de meisjes met
wat geschenkjes naar huis gestuurd. Dit was het nederige begin van wat op
vandaag het grootse Werk is van de Dochters van Maria, Hulp der Christe-
nen te Vallecrosia.
Op 29 maart kwamen onder leiding van Don Rua, te Valdocco zeven zus-
ters aan die bestemd waren om in dit beruchte huis hun verblijf te nemen,
dat Don Bosco voor hen had aangekocht nabij de kerk van Maria, Hulp der
Christenen.(1) Daags tevoren had de Aartsbisschop het plechtige decreet uitge-
(1) Boekdeel XI, blz. 284-287.

23 Pages 221-230

▲back to top

23.1 Page 221

▲back to top
- XII/217 -
vaardigd, waarin hij de aanvraag inwilligde die hem het jaar voordien door
Don Bosco was aangeboden. Hoewel híj tot dan toe geen enkel zeker nieuws
had over de nieuwe zusters, liet hij ze toe om hun residentie naar Valdocco
te brengen, waarbij hij zich verliet op de wijsheid van Monseigneur Scian-
dra, bisschop van Acqui, die ze in zijn diocees goedgekeurd had. In het-
zelfde document verklaarde hij dat hij door deze machtiging wel niet het
inzicht had de Congregatie in zijn diocees goed te keuren, maar dat hij
zich het recht voorbehield dat slechts te doen na een behoorlijke proefneming.
De kroniek van het Instituut zegt dat de uitverkorenen benijd wer-
den door hun medezusters omdat zij het geluk hadden te mogen werken in de
nabijheid van Don Bosco. Aan het station van Turijn verwelkomde hen de moe-
der van Don Rua. Don Bosco zelf stelde ze voor aan de zo verdienste-
lijke Gravin Callori, die hem zoveel geholpen had om de duivel te verjagen
uit de plaats die bestemd was voor de Dochters van Maria, Hulp der Christe-
nen, zoals wij dat in het vorige boekdeel verteld hebben. De vrome edele
dame wou hen met eigen handen bij het middagmaal bedienen in tegenwoordig-
heid van Don Bosco. Nadien geleidde zij hen naar hun woning. Het huis was
zo armoedig dat het zelfs geen keuken had, zodat de Salesianen hun het nodige
bezorgden voor de levensmiddelen. De huidige bewoonsters van het grote alge-
mene huis kunnen, wanneer ze een blik werpen naar de overkant van het
plein van Maria, Hulp der Christenen, naar een groep oude gebouwen, uit-
roepen: - D a a r w a s e e n s een tijd geleden ons Bethlehem!-
Wat het geestelijke betrof, ging men discreet te werk. Op de dertig-
ste werd door de pastoor de binnenkapel gewijd na uitdrukkelijke delega-
tie door de Aartsbisschop. Een lofwaardig tactgevoel suggereerde aan deze
geestelijke de delegatie verder door te geven aan Don Bosco, maar deze ver-
koos dat men naar de letter de beschikking van zijn Overste zou uitvoeren.
Don Rua was de gewone biechtvader van de Zusters, Don Bosco stond hen op
alle wijzen bij met het hart van een Vader en hield soms ook voor hen de
maandelijkse conferentie.
Ze waren nog maar pas geïnstalleerd of ze bleven niet met de handen
in de schoot zitten. Ze begonnen immers dadelijk met het Oratorio voor
zon- en feestdagen, met de kosteloze school, met een klein werkhuis en met
het geven van catechismuslessen in de week en 's zondags. Don Bosco leerde
hun de middeltjes om de meisjes aan te spreken en er een gesprek mee aan
te knopen, door ze nl. prentjes, sinaasappelen of karamellen te geven,
om ze tot vriend te maken en ze naar het Oratorio te trekken. Don Bosco
wilde dat ze aan de jonge meisjes zouden spreken over de dankbaarheid die
ze verschuldigd waren aan de twee weldoeners die hun dit voordeel verschaft
hadden op twee manieren. Er was op de eerste plaats de benaming. Hij gaf
het huis de naam van de Heilige Angela Merici om te herinneren aan Me-
vr ou w Angela Bianco, die zeer edelmoedig zijn omzendbrief van het jaar voordien
beantwoord had. Dan was er nog een mooi schilderij van Sint-Carolus Borro-
meus, die hij in de kapel had laten hangen ter ere van Gravin Callori, die
met haar voornaam Carlotta heette.
Biella kreeg de derde stichting. Gedurende een van zijn reizen ont-
moette Don Bosco dat jaar Monseigneur Basilio Leto, Bisschop van Biella,
en nadat hij van hem vernomen had dat hij op zoek was naar zusters voor
zijn seminarie, zei hij hem:
- "Ik zend U de mijn!"
- "Maar hebt U dan zusters?"

23.2 Page 222

▲back to top
- XII/218 -
- "Ja, Monseigneur en ik meen dat ze voor Uwe Excellentie geschikt zullen
zijn."
Aldus werd ijlings besloten een huis in deze stad te openen. De zeven zus-
ters die hiervoor bestemd waren, verlieten Mornese op 7 september. De Bisschop
zelf stond hen aan het station op te wachten. Vaderlijk had hij zich bezig ge-
houden met het huis dat hun was aangewezen door ervoor te zorgen dat het hy-
giënisch, vrolijk van uitzicht en goed van al het noodzakelijke voorzien was. Hij
wilde ook dat zij een eigen kapel in huis hadden, al woonden ze maar op enkele
stappen van de dom. De Zusters zochten overal tevergeefs een beeld van hun lieve
0.-L.-Vrouw, Hulp der Christenen. Toen de Bisschop dat vernam stelde hij onmiddel-
lijk een jonge schilder van de stad aan om een schilderij op doek te zetten die
haar zou voorstellen op de manier door de Zusters zelf aangewezen. Gedurende een
zekere tijd waren de Zusters van Biella de enigen die geen assistentie hadden van
de Salesianen, maar de vaderlijke goedheid van Monseigneur voorzag hierin. In
maart 1877 ging Moeder Mazzarello ze bezoeken. De Bisschop sprak haar met veel
lof over de communiteit, maar de goede Overste vertrok met een doorn in het hart,
omdat het haar toescheen dat haar dochters het er te goed hadden. Er was werk in
overvloed, maar het voedsel en het huis waren volgens haar te luxueus, wat niet
overeenstemde met de armoede en met de geest van Mornese. Ze vertrok natuurlijk
niet uit Biella zonder haar passende vroomheid te gaan betuigen aan de Madonna
van Oropa in haar oud heiligdom in de bergen, dat ook Don Bosco zo duurbaar was.
De zaken van Biella waren nog maar pas in orde of het was de beurt aan
Alassio. Zeven zusters begaven er zich heen op 12 oktober in gezelschap van Don
Costamagna. Ze werden er ontvangen in een klein, weinig geschikt huis, zonder
enige gerieflijkheid, ja, zonder zelfs een tafeltje. Ze zagen wel dat hun over-
haastige komst niet de tijd gelaten had om in alles te voorzien, maar dat be-
lette niet dat hun goede wil in het begin zeer hard op de proef gesteld werd.
Op 8 november opende een groepje van drie Zusters het huis van Lu Monferrato. De
heer en mevrouw Giuseppe Rota en Maria Ribaldone achtten zich zeer gelukkig omdat
ze van Don Bosco na veel aandringen bekomen hadden dat de Dochters van Maria,
Hulp der Christenen, naar hun lokaliteit kwamen om er een asiel voor kinderen,
een werkhuis en een Oratorio voor zon- en feestdagen te openen. Ze boden hun
alles aan wat voor het werk kon nodig zijn.
Nederiger dan elders was in december het begin van het huis van Lanzo.
Twee Zusters trokken de heuvels in en namen hun intrek bij een weldoenster. Ze
leefden in die omstandigheden verder tot september van het jaar nadien, toen
een volledige communiteit kon gevestigd worden in een woonhuis dat hiertoe opzet-
telijk in orde was gebracht. De nabijheid echter van Turijn, waarheen ze bijna
iedere week terugkeerden, maakte het afgelegen zijn van de eerste twee huizen
minder gevoelig. Daar Lanzo deel uitmaakte van het aartsbisdom Turijn had Don
Bosco vooraf de goedkeuring gevraagd van Monseigneur Gastaldi en hem hiertoe
volgend smeekschrift gezonden.
"
Excellentie,
"
"
De grote zedelijke en stoffelijke voordelen die men in de semina-
" ries of in andere opvoedingshuizen bekwam door er kloosterzusters in te
" brengen voor het werk en de bezigheden die aangepast

23.3 Page 223

▲back to top
- XII/219 -
" zijn aan hun staat, hebben mij aangemoedigd om hetzelfde te doen
" voor het college voor internen van Lanzo.
"
Daarom smeek ik Uwe Excellentie mij te willen toelaten dat en-
" kele Zusters van het Instituut van Maria, Hulp der Christenen, met
" dit doel naar bovengenoemd college zouden gezonden worden, in een
" hiertoe opzettelijk voorbereid gebouw, onder dezelfde voorwaarden
" waarin U toegelaten hebt dat andere Zusters van hetzelfde Instituut
" onderricht gaven voor de arme meisjes te Valdocco.
"
U gelieve te noteren dat de bezigheden van deze klooster-
" zusters uitsluitend in het college en voor het college plaatsheb-
" ben en dat, voor wat de godsdienstige oefeningen betreft, ze aan-
" wezig zijn bij deze welke geregeld plaatshebben voor de leerlingen
" zelf van het college.
"
Vol vertrouwen dat U mijn vraag zult inwilligen, heb ik de
" eer mij met diepe dankbaarheid te betuigen
"
Van uwe Excellentie
"
de nederige smekeling,
" Turijn, 10 september 1876.
Priester Gio. Bosco.
Het feit dat ze erheen gingen, bewijst dat de goedkeuring werd toe-
gekend, maar we hebben er niet het minste document over gevonden.
Op het einde van deze stichtingen schreef de Algemeen Moeder-Overste
aan Don Cagliero. Ze gaf een opsomming van de huizen die geopend werden en
maakte daarbij een onschuldige kwinkslag wanneer ze aan haar secretaresse
dicteerde: "Ik vergat het huis dat we in het paradijs hebben en dat steeds
open staat. De Directeur hiervan ontziet noch de oversten, noch het Kapit-
tel. Hij neemt wie hij wil. Hij heeft er al zeven." Uit de gedenkschriften
van die tijd blijkt niet dat zovele sterfgevallen in de loop van een jaar bij de
overblijvenden vrees zouden hebben verwekt. Men spreekt er alleen over
de goede voorbeelden die de afgestorvenen gedurende hun leven gegeven
hebben en over hun stichtende laatste ogenblikken.
Gedurende de zomer van 1876 gaven de Dochters van Maria, Hulp der Chris-
tenen, een staaltje van zichzelf bij een bezigheid die buiten de eigenlij-
ke diensten van het Instituut scheen te gaan. Zij deden assistentie bij
jongens en meisjes die aangetast waren door kliergezwellen op de kusten van
Ligurië, te Sestri Levante. Moeder Mazzarello nam het voorstel niet aan
alvorens Don Bosco geraadpleegd te hebben. Vanaf de eerste dagen van juni
tot de laatste van september wijdden zeven Zusters zich aan dit werk van
christelijke naastenliefde. De geest van de beheerders, zeer bekwame men-
sen, maar afkerig van de godsdienst, was zuiver filantropisch. De Zusters
echter leerden, zonder menselijk opzicht, aan de kleinen de catechismus
aan, hielpen ze hun morgen- en avondgebeden opzeggen, deden ze gewijde
hymnen zingen, brachten ze naar de H. Mis en naar de Heilige Tafel. De ziel van
dat alles was de invloedrijke Zuster Enrichetta Sorbone, waakzaam, moedig en
behoorlijk op de hoogte van de dingen van deze wereld. Wat waren er kwa-
jongensstreken in het begin vanwege de jongens en meisjes. Maar na hun
verzorging waren ze zelfs moreel niet meer te herkennen. De beheerders ver-
klaarden zich zeer tevreden over het werk van de Zusters en de Zusters
trokken zeer tevreden over hun eigen werk terug naar hun huis.
Gedurende het jaar 1876 was het huis van Mornese het toneel van buitenge-

23.4 Page 224

▲back to top
- XII/220 -
wone verschijnselen die verscheidene maanden de vrede verstoorden. Een geheim-
zinnige postulante, Agostina Simbeni genaamd, was er aanvaard op aanbeve-
ling van Don Bosco. Ze kwam uit Rome. Men vertelde dat het de dochter was
van een politiek weggevoerde naar Siberië. Ze beroemde er zich op prelaten
te kennen en beweerde koffie te hebben gedronken uit het eigen kopje van de
Paus. Ze was aan Don Bosco aanbevolen door een van die hooggeplaatste per-
sonages aan wie men niet neen kan zeggen en niemand had haar aan hem voorge-
steld. Ze had een zachte stem, aangename manieren en blonde haren. Hoewel ze
niet erg bekoorlijk was, betoverde ze iedereen die haar naderde.
Ze scheen verstandig en gezond te zijn. Iedereen in huis hield van haar en som-
migen hielden haar voor een heilige. Ook de directeur, Don Costamagna,
was de mening toegedaan dat ze door bovenaardse charismata begenadigd was.
Moeder Mazzarello nam alles waar en zweeg. Haar ingeboren gezond verstand en de
goede intuïtie die ze had van de geestelijke zaken, deden haar op haar
hoede zijn. Ook Monseigneur Bonelli, pastoor van Rosignano, aan wie bepaal-
de houdingen van Simbeni niet bevielen, had haar hierop gewezen. Aan wie
hem de opwerping maakte dat de directeur een gunstige mening over haar had,
antwoordde hij: - De directeur kan nog niet al de ervaring hebben van een
oude man en hij heeft altijd in een heilig milieu geleefd.
In het archief van de Zusters berust een lang verslag van die tijd, op-
gesteld door onze Don Fassio, die toen schoolmeester was in de gemeente-
school van Mornese. Welke wonderbare feiten! Agostina maakte de geheimen
van het geweten bekend, raadde zaken die op veraf gelegen plaatsen waren
gebeurd, scheen soms weggerukt te zijn in extase terwijl ze, van de aarde
opgelicht, met een engelenstem in het Italiaans en het Frans begon te zin-
gen. Aangetast door een geheimzinnige ziekte en tot op de rand van de dood
gebracht, was zij plots genezen. Haar verscheen een klein meisje dat zij
haar kleintje noemde en dat haar geheimzinnige zaken van allerlei aard open-
baarde. Eindelijk voorspelde ze dat er dat jaar te Rome grote rampen zou-
den gebeuren omwille van een oorlog die onvermijdelijk moest uitbreken.
Deze voorspelling werd overgebracht naar het Oratorio en verwekte er een onbe-
schrijflijke beroering. De zienster schreef er zelfs over aan Don Bosco en
kondigde hem aan, als bewijs van de waarheid van haar profetie, dat zij, die
in blakende gezondheid verkeerde, binnen drie dagen onverwachts zou dood
zijn. In dezelfde brief nodigde ze Don Bosco uit te willen aanwezig zijn bij haar
laatste ogenblik. Heel de communiteit verkeerde in rep en roer.
Don Bosco bleef onbewogen en aan Don Costamagna die hem vroeg of
hij haar bij haar overgang naar de eeuwigheid moest bijstaan, antwoordde hij
zelfs dat hij niets moest doen. De derde dag kwam, maar Agostina stierf niet. Zij
zei dat ze, nu ze niet gestorven was, de oorzaak hiervan te wijten was aan
het feit dat Don Bosco, aan wie ze belangrijke mededelingen te doen had,
niet gekomen was. Ze drong daarom aan om haar naar Don Bosco te brengen en
dat zo vlug mogelijk. Kortom, ze ging zo te werk dat men haar naar Borgo S.
Martino bracht waar Don Bosco zich toen bevond. Hij zei haar zonder veel
omhaal in tegenwoordigheid van vele personen: - "Het schijnt onwaarschijn-
lijk dat zoveel boosaardigheid en zoveel hoogmoed in een zo jonge vrouw
kunnen huizen. Ga maar heen want God deelt zich nooit mee aan een ongehoorzaam
persoon zoals U bent. En tot hen die haar begeleidden: - "Vergezel - haar
naar huis", beval hij, "en dat ze niet meer verschijne noch voor Don Bosco,
noch in een van onze huizen."
Agostina wou nog iets zeggen, zich verontschuldigen en nieuwe voor-
zeggingen doen, maar Don Bosco weigerde verder naar haar te luisteren. Dan vroeg

23.5 Page 225

▲back to top
- XII/221 -
zij geld om naar Rome te gaan en zich bij de Paus aan te bieden. Don Bosco,
die zag dat ze niet ophield met aandringen, gaf het bevel dat men haar
reis zou betalen, maar dat men haar het geld niet zou geven. Men zou voor
haar een spoorkaartje nemen.
Toen ze dat hoorde wou Agostina niet meer vertrekken, zodat het
nodig was haar met geweld weg te brengen. Men betaalde haar een kaartje tot
Rome, maar in Sampierdarena vond ze het middel om terug te keren naar
Mornese. Ze vertrok, kwam terug tot ze eindelijk voor altijd wegging en men
van haar geen nieuws meer hoorde. Was het een werk van de duivel of was het
een complot om het Instituut ten onder te helpen? Er was zeker een gevaar
voor collectieve suggestie, wat een onherstelbaar onheil had kunnen ver-
oorzaken. Ondanks een enkel ogenblik van aarzeling toonde Moeder Mazza-
rello over het geheel een helderziendheid die heilzaam bleek. Don Bosco
stelde dan door zijn beslistheid een einde aan het incident.
Wanneer hij over dergelijke mensen sprak, zei Don Bosco: Men moet
op zijn hoede zijn. Er bestaan werkelijk oplichters die zoveel middeltjes
en uitvluchten kennen dat ze ook de meest voorzichtige mens er zouden
laten inlopen. Het schijnt werkelijk of de duivel van hen bezit heeft geno-
men en hun aangeleerd heeft alles wat hij weet. Tegen hen baat geen gesle-
penheid. Wanneer ze op een punt betrapt worden, vinden ze duizend veront-
schuldigingen en drogredenen om nog heiliger te schijnen. Wanneer men be-
vonden heeft dat ze in een zaak gelogen hebben, weten ze zich zo uit de
moeilijkheid te trekken dat ze de meest waarheidlievende lieden ter wereld
schijnen te zijn. De wijste mens en zelfs de priester komen er niet toe
een wapen tegen hen te vinden dat afdoende is. Er blijft maar enkel de er-
varing over die ons leert dat er altijd van deze slechte vrouwen geweest
zijn en dat er nog altijd zijn en dat ze geen enkele arglist, geen enkel
bedrog onverlet laten, wanneer ze de Heer hebben verlaten en zich aan de
duivel hebben begeven. Wanneer zulke schepsels zich werkelijk of hoogmoe-
dig of ongehoorzaam of leugenachtig gaan tonen, dan mag men hen in niets
meer vertrouwen, geen enkele van hun redenen aanhoren, zelfs indien ze mi-
rakels verrichten. Er bestaat geen bedrog dat men redelijkerwijs niet heeft
te vrezen.
En inderdaad hij die zich altijd aan deze regel hield, liet zich
nooit bedriegen. Omstreeks 1880 zegde een jong meisje dat ze door de dui-
vel bezeten was en dat God dit toeliet om haar deugd op de proef te stellen. Ook
toen gebeurden er vreemde en onverklaarbare zaken. Toen Don Bosco de om-
standigheden onderzocht had, antwoordde hij dat er in alles wat ze beves-
tigde niets bovennatuurlijks was. Zij die over haar gezag hadden, betuigden
haar integendeel veel achting en een volledig vertrouwen en daarom stel-
den ze haar aan Don Bosco voor om haar te zegenen. Don Bosco ondervroeg
haar en bevestigde wat hij gezegd had over haar. Men wou zich niet houden
aan zijn mening. Zij loog met zulke onbeschaamdheid dat ze zelfs de
meest klaarblijkelijke bewijzen loochende. Met een subtiele scherpzinnig-
heid van geest wist ze zelfs de aanklachten tegen haar in haar voordeel te
verdraaien en door middel van denkbeeldige argumenten liet ze zich door-
gaan als het slachtoffer van lastertaal, zodat ze voor nog heiliger door-
ging. Indien echter haar bewonderaars wat nauwer hadden toegekeken, zouden
ze hebben kunnen bemerken wat Don Bosco zag, namelijk haar tekort aan ne-
derigheid en gehoorzaamheid; dan zouden ze zich de schande bespaard hebben
die gewoonlijk met dergelijke overdreven ingenomenheid samengaat.
Terwijl deze feiten voorvielen gaf de Madonna een zeker bewijs van haar

23.6 Page 226

▲back to top
- XII/222 -
moederlijke bescherming voor haar dochters van Mornese. Het was de eerste dag
van het triduüm van Maria, Hulp der Christenen. Zuster Teresa Laurentoni was
sinds geruime tijd ziek. Om te gehoorzamen aan Moeder Mazzarello was ze zittend
in een soort wagentje achteraan in de kerk gevoerd en nam deel aan de
dienst. Zij zat naast Zuster Agnese Ricci. Op het ogenblik van de uitstel-
ling van Jezus in het Heilig Sacrament begint de zieke zich te bewegen,
ze wordt rood en beeft. Zuster Agnese roept verschrikt op Moeder. Moeder
keert zich naar zuster Laurentoni toe en zegt haar op bevelende toon: -
Vlug! Sta op, neem de trap en ga je aankleden. Zuster Teresa staat op zonder
dat men haar moet helpen, gaat heen en komt weer terug, vrolijk en levendig
zoals voor haar ziekte. Op 8 juli schreef Moeder aan Don Cagliero: "Zuster
Teresa Laurentoni is volkomen genezen." Ze was zo goed genezen dat haar later
de leiding van het huis van Turijn toevertrouwd werd en dat ze leefde tot 1920.
Ze was in 1857 geboren te Massignano di Fermo, als dochter van een pauselijke
kolonel.
Toen het manoeuvre van de duivel binnen het huis verijdeld was, lag er
een ander tegen het Instituut in de ketel te pruttelen buiten het huis. De hei-
melijke vijandigheid van de inwoners van Mornese tegen de bestemming van
het werk ontwapende niet. Ditmaal trad de gemeenteraad in actie. De onmiddellij-
ke oorzaak van de aangelegenheid was zo kleingeestig als maar mogelijk was.
Alles droeg er toe bij om de afkeer van de weldenkende mensen te doen aan-
groeien en de uittocht te versnellen van de Zusters van wie het Instituut
een vaste vorm had genomen en een stevige aanloop naar de toekomst.
Een zekere heer Pastore, gemeenteraadslid van Mornese en daarbij een
oud-leerling van het Oratorio had de eerzucht om we weten niet welk ambt
te bekleden en wendde zich tot Don Bosco om hem te helpen bij dit doel. De
goede Vader deed zijn best om aan zijn wens te voldoen, maar ook bij hem
was ieder schot geen roos. De ondankbare, alsof Don Bosco schuld had aan
de mislukking, maakte zich kwaad en daar hij er een erekwestie van maakte,
stelde hij in de gemeenteraad voor de Salesiaanse meester en de zuster-
meesteres uit te nodigen om te bewijzen dat ze wettelijk les gaven in de ge-
meentescholen. Het voorstel stootte op geen ernstige tegenstand. Brave
mensen die niet begrepen hoe gemakkelijk de Salesianen en de Zusters zich
zouden terugtrekken, niet enkel uit de scholen maar ook uit de streek,
en die ook niet inzagen hoe groot de stoffelijke en zedelijke schade zou
zijn voor de gemeente. Don Bodrato, econoom-generaal van de Congregatie
van de Salesianen en afkomstig van Mornese, werd door Don Bosco ge-
stuurd en kon het geschil bijleggen. Hij liet echter duidelijk verstaan
dat ze moesten oppassen voor zulke eigenzinnige streken, omdat Don Bos-
co bij herhaling van een dergelijke vijandige houding zijn matten te
Mornese zou oprollen. De gemeenten Gavi en Serravalle boden heel wat gro-
tere gerieflijkheden. Ook Novi stond hem wegens verschillende redenen ten
zeerste aan. Uit die afgelegen plaats die zo ongeschikt en zo lastig was,
had hij reeds redenen genoeg om weg te gaan zonder dat er nog allerlei
ongemakken van andere aard moesten bijkomen. Ze moesten maar opletten dat
het laatste loodje de balans niet zou doen overslaan.
Toen Don Bosco het verslag gehoord had, dacht hij dat het nodig
was om maatregelen te treffen. Daarom vroeg hij aan Don Bodrato eens te
schrijven aan advocaat Traverso, een zeer welwillend en invloedrijk man,
om eens uit te kijken waar hij in het uiterste geval beter zijn perso-
neel kon overbrengen. Maar het gerucht dat de Zusters waarschijnlijk Mornese

23.7 Page 227

▲back to top
- XII/223 -
gingen verlaten had reeds zijn omloop gedaan bij de notabelen van de
streek. Daarom was het dat bovengenoemde heer, gemeenteraadslid te Gavi, hem
voorkwam, vol genegenheid zijn goedkeuring uitdrukte en hem spontaan zijn
diensten aanbood. Terwijl de Voorzienigheid zo op lange termijn de ge-
beurtenissen schikte die de oplossing van het probleem zouden brengen,
rijpte in de bakermat van het Instituut steeds meer deze goede geest, die
de eerste generatie van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, zou
bezielen en bij de volgende generaties de "geest van Mornese" zou genoemd
worden. Hij zou dan tenslotte beschouwd worden als het blijvende ideaal
van de geest van gans de Congregatie. Geleid door deze geest gedroeg men zich
in de pas gestichte huizen zo uitmuntend dat ze verdienden van Don Bosco de-
ze eenvoudig te benijden lof te ontvangen: "De Dochters van Maria, Hulp der
Christenen, doen het overal waar ze gaan zeer goed."(1)
(1) Brief aan Don Cagliero van 13/10/76.

23.8 Page 228

▲back to top
- XII/224 -
H O O F D S T U K XI
VOORBEREIDING VOOR DE TWEEDE EXPEDITIE
VAN DE MISSIONARISSEN
De gang van zaken in Amerika verplichtte Don Bosco zonder uitstel
een nieuw contingent missionarissen voor te bereiden dat nog talrijker
moest zijn dan het eerste. Don Cagliero vroeg er minstens een twintigtal.
Om zoveel personen samen te krijgen moest hij aan de colleges van Italië
personeel onttrekken en men kan licht begrijpen dat dit de directeurs, die
al zo weinig personeel hadden, verontrustte. Op een dag dat Don Bosco op
reis was met Don Cerruti van Alassio naar Albenga, sprak hij met geest-
drift over het eindeloze gebied dat de Heer voor de Salesianen opengesteld
had, niet enkel in Amerika, maar ook in Oceanië, in Afrika en elders. Hij
noemde de namen op van de veelvuldige missieposten die men in die ver-
schillende streken zou oprichten. Maar, in plaats van hierover in geestdrift te
ontvlammen liet Don Cerruti duidelijk zijn verstrooidheid blijken. Toen
Don Bosco dat gemerkt had, onderbrak hij zich zelf en vroeg hem:
- "Maar begrijp je het wel?"
- "Een beetje, maar...".
- "Jawel, maar je wil er niet over nadenken en daarom begrijp je
het niet."
Maar Don Bosco die heel anders te werk ging dan iemand die met zijn
hoofd in een zak loopt, hield rekening met deze gemoedsgesteltenissen. Daar-
om bewerkte hij geruime tijd zijn regelingen zo dat het tekort aan perso-
neel zo min mogelijk werd aangevoeld. Tegelijkertijd bemoedigde hem de
zekerheid dat hij steeds een beroep kon doen op de goede wil en op de of-
fergeest die hij zelf in zijn directeurs had aangewakkerd. Waren ze niet
als kleine jongens in het Oratorio opgegroeid? Naar aanleiding daarvan
zei hij eens: - Het is een groot voordeel dat wij hen die Salesianen worden
merendeels bij ons opnemen als ze nog klein zijn. Ze worden groot en zon-
der het zelf te merken geraken ze gewoon aan een werkzaam leven, ze ken-
nen volledig de werkwijze van de congregatie en ze weten gemakkelijk al-
les praktisch op te lossen. Het zijn dadelijk goede assistenten en goede
meesters, met dezelfde geest en dezelfde methode, zonder dat het nodig was
dat iemand hun onze methode aanleerde, omdat ze deze geleerd hebben toen
ze nog leerlingen waren. Daarom geven ze ons een groot vertrouwen dat de-
ze geest onder ons zal blijven voortbestaan en dat er geen scheuren noch be-
hoeften aan hervormingen zullen ontstaan. Wanneer in een congregatie ie-
mand binnenkomt met veel kennis en gezag, maar geen grote heilige is, na-
melijk wanneer hij in bijzondere gevallen zijn wil niet altijd kan aanpassen

23.9 Page 229

▲back to top
- XII/225 -
aan de wil van zijn oversten, dan zal hij meer kwaad dan goed doen. Het is
wel zeer moeilijk zich volledig te ontdoen van de oude Adam, vooral wanneer
het niet gaat over erge ondeugden of zondige daden, maar over zaken waarbij
ieder die ze verricht een rein geweten bewaart. Door zijn voorbeeld wijkt
hij af van de oude geest en brengt hij zeer zware gevolgen teweeg voor de
handelwijze van de anderen. Ik geloof dat tot in onze tijd er nog geen con-
gregatie of kloosterorde ontstaan is die het zo gemakkelijk heeft gehad bij
de keuze van de personen die voor haar het best geschikt waren... Een an-
dere zaak die mij laat hopen dat onze geest ook in de toekomst en in verre
streken zal bewaard worden, ligt in het feit dat tot oversten van de hui-
zen diegenen benoemd worden die lang in de congregatie geleefd hebben en
langs verschillende ambten zijn gegaan... Er zullen vele huizen worden
geopend, maar zonder er verder aan te denken zullen diegenen tot direc-
teurs benoemd worden die nu als priesters en jonge geestelijken van hieruit
zullen gezonden worden, vooraleer dat zij die thans op deze plaatsen op-
groeien, zich tot dit ambt bekwaam zullen achten. Zij die geruime tijd bij
ons hebben gewoond zullen bij de anderen onze geest inplanten en voor-
aleer er onder de Amerikanen iemand gevonden wordt met veel gezag, zal de
Salesiaanse geest reeds genaturaliseerd zijn en stevige wortels geschoten heb-
ben in de nieuwe wereld.(1)
De voorbereiding voor de tweede expeditie was niet minder zwaar dan
die voor de eerste, maar ze is veel minder bekend. Men kan ze enkel af-
leiden uit de schaarse briefwisseling van Don Bosco gedurende de drie
maanden van augustus, september en oktober. Hij gaf melding van deze
voorbereiding aan Don Cagliero omstreeks 0.-L.-Vrouw Tenhemelopneming.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
Alles heeft zijn gewoon verloop. Er wordt gewerkt aan de uitrus-
" ting. Het twintigtal maakt zich klaar. Het is nodig dat alles vol-
" tooid is voor het vertrek. We hebben overtochtbiljetten nodig. Omwille
" van een aanzienlijke uitgave die we voor het huis van Nice gedaan
" hebben, bevinden we ons in de grootste ellende. Maar met horten en
" stoten slaan we er ons wel doorheen.
"
Er zijn er ongeveer tweehonderd die aanvragen om naar Pata-
" gonië te mogen gaan. Heel Italië en gans het politieke en religieuze
" Europa spreekt over ons plan voor Patagonië. God wil het en moge Hij
" ons dan ook helpen bij het verrichten van ons aandeel.
"
Ik verwacht positief nieuws.
"
Zeg aan al onze beste mensen dat ze altijd zullen zijn gaudium
" meum et corona mea. Moge God ons zegenen.
"
Ik heb de brief van de Aartsbisschop ontvangen en zal hem over de-
" ze aangelegenheid de gedachte van de Heilige Vader schriftelijk mee-
" delen. Amen.
"
Moge God ons allen zegenen en geloven jullie mij steeds in
" Jezus-Christus,
"
jullie toegenegen vriend,
" Turijn, 13-8-1876.
Priester Gio. Bosco.
(1) Kroniek van Don Berberis, 12 augustus 1876.

23.10 Page 230

▲back to top
- XII/226 -
Don Cagliero onderhandelde over de overtochtbiljetten met de curie
van Montevideo. Dank zij de hulp van de regering werden er tien bekomen,
namelijk het aantal Salesianen bestemd voor het College van Villa Colón,
hoewel later nog twee anderen bij de eersten zouden komen. De zaken wer-
den afgehandeld tussen de agent van de Maatschappij van de Stille Oceaan
te Montevideo en de agent te Bordeaux. Wie de onderhandelingen zeer goed
leidde, was de secretaris van de apostolische Vicaris, die wij al kennen.
De ijver van deze goede vrienden deed lokale tegenwerkingen ontstaan,
maar, in plaats van hen te ontmoedigen, vuurden ze hun moed nog aan, omdat
ze overtuigd waren dat dit het werk van God was en dat tegenwerkingen de
gewone bezegeling zijn van Gods werk.
In de brief van de Aartsbisschop van Buenos Aires, waarop Don Bosco
van plan was te antwoorden, zien we hoe de sympathie van de ijverige pre-
laat voor de Salesianen niet verflauwd was. Integendeel, om de plannen van
Don Bosco in het voordeel van de wilden in de hand te werken, had hij het
inzicht een reis te ondernemen naar het verre Carmen de Patagónes in ge-
zelschap van Don Cagliero, om daar alles te gaan bestuderen wat voor dit
doel kon gedaan worden.
Wat de rangorde van de voorbereidsels betreft, daarin ging Don Bosco
systematisch te werk. Hij interesseerde er de openbare mening voor, wend-
de zich tot de hogere kringen en deed individueel een beroep op de lief-
dadigheid van personen die er warm in zaten.
Inderdaad, in de maand augustus begonnen de twee grootste katholie-
ke kranten van Italië, met een zekere tussenruimte tussen de ene en de an-
dere, door middel van lange en nauwkeurige artikels de idealen van Don
Bosco over de evangelisatie van Patagonië te illustreren.(1) Beiden gaven eerst
een uiteenzetting van wat er in hoofdzaak al gedaan was, waarbij ze de re-
denen lieten uitschijnen waarom er goede hoop bestond voor de toekomst. Ze
stelden hun lezers op de hoogte van de geplande trapsgewijze ontwikkeling,
en van de middelen die voor de verwezenlijking van dit inzicht nodig waren.
Van de ene of van de andere krant namen de kleinere organen hun inlichtin-
gen over om zich ook met de zaak bezig te houden, zodat ze de kennis ervan
in alle klassen van de bevolking verspreidden. Op het geschikte ogen-
blik zond Don Bosco aan de dagbladen een omzendbrief, die bijgevolg ook
langs de posterijen een zeer groot aantal personen bereikte, en waarin hij
een beroep deed op de edelmoedigheid van allen. Hij zelf hield zich gedurende
verscheidene dagen bezig met het schrijven van adressen. Wie zijn hand-
schrift kende en het drukwerk rechtstreeks van hem ontving stelde dit nog
meer op prijs. Er bestaan twee redacties van deze omzendbrief. In de laat-
ste vinden we, niet alleen enkele verbeteringen wat de vorm betreft, maar ook
verschillende bijkomende nieuwtjes die Don Bosco na de publicatie van de
eerste brief ontvangen had. In de eerste redactie wordt het vertrek aan-
gekondigd van twaalf missionarissen met een uitgave van niet minder dan veer-
tigduizend frank. In de tweede redactie stijgt dit bedrag tot, circa zesenzes-
tigduizend frank. Het aantal van hen die vertrekken zal in de laatste re-
dactie verhoogd worden. We geven hierna de definitieve tekst waarin de onder-
lijnde zinnen de bijgevoegde tekst aanduiden.
(1) Osservatore Romano van 9 aug., Unità Cattolica van 23 aug.

24 Pages 231-240

▲back to top

24.1 Page 231

▲back to top
- XII/227 -
"
Geachte Heer,
"
"
De goede God, die rijk is aan barmhartigheid, heeft zich ge-
" waardigd de gedachte te zegenen van een missie in de Republiek van Ar-
" gentinië en op enkele maanden konden de Salesiaanse missionarissen
" een college stichten te Montevideo, een tehuis tot stand brengen voor
" verlaten kinderen, de Kerk, genaamd de Moeder van Barmhartigheid,
" opnieuw openen, scholen en Oratoria voor zon- en feestdagen begin-
" nen in Buenos Aires voor de talrijke Italianen die daar gehuisvest zijn.
"
Men voltooide en opende reeds een college te S. Nicolàs de
" los Arroyos, waar al meer dan honderdtwintig jongens werden opgeno-
" men, waarbij er verscheidene afkomstig zijn uit families die onder
" de wilde volksstammen leven. Nabij dit college hebben ze eveneens 'n
" openbare kerk geopend waar de volwassenen naartoe komen om te luis-
" teren naar het woord van God, de mis te horen en tot de heilige sa-
" cramenten van biecht en communie te naderen. Met het openen van deze
" huizen is de weg aangeduid om vooruitgang te maken bij de wilden.
" De Heilige Vader heeft zich verwaardigd deze vrome onderneming te
" zegenen en aan te bevelen. Nu gaat het erom een nieuw instituut tot
" stand te brengen in de stad Dolores, nog een ander te Carmen, het
" verste gebied van de Argentijnse Republiek tussen de Atlantische
" Oceaan en Patagonië. Uit brieven welke wij op dit ogenblik van de
" missionarissen ontvangen hebben, wordt ons de grote troost gegeven
" dat in drie gebieden de wilden de missionarissen vragen om bij hen het
" rijk des hemels te gaan aankondigen. Andere huizen, andere asielen van
" dezelfde aard werden ontworpen in de Republiek Chili. Te Santiago,
" de hoofdstad, werd ons aangeboden een asiel te openen voor de grote
" massa's van verlaten kinderen, die daar leven zonder enig onderricht
" en feitelijk zonder de middelen om God te kennen. Te Valparaiso,
" tweede stad van deze Republiek, werd ons een college aangeboden en
" een klein seminarie in de stad Concepción het laatste diocees in het
" Zuiden dat grenst aan de wilden van Patagonië. Wanneer deze huizen
" geopend zijn en deze asielen in werking gesteld zijn, wordt er ge-
" zorgd voor de menselijke waardigheid en de godsdienst onder deze in-
" boorlingen. Men kan een wetenschappelijke en christelijke opvoeding
" geven aan de kinderen van iedere volksklas en inmiddels worden de
" roepingen tot het priesterschap aangekweekt die eventueel bij de
" leerlingen tot uiting zouden komen. Op deze manier hoopt men missi-
" onarissen te kunnen voor bereiden voor de Pampa's en voor Patago-
" nië, zodat de wilden het Evangelie zullen brengen aan de wilden zelf
" zonder het gevaar dat vroegere moordpartijen hernieuwd worden. Het
" plan om inboorlingen tot missionaris te vormen, schijnt door de Heer
" gezegend te worden, vermits er al tien grotere jongens van de inboor-
" lingen zijn die een aanvraag gedaan hebben en bij de missionarissen
" werden opgenomen. Het is hun levendige wens eens priester te worden
" en het Evangelie te gaan prediken bij de wilden.
"
Maar de Salesianen die erheen werden gezonden en die zich al
" op de evangelische akker bevinden die hun door de goddelijke Voorzienig-
" heid werd aangewezen, zijn in onvoldoende aantal voor het werk dat
" ze nu al in handen hebben en voor het werk dat hun steeds meer wordt
" aangeboden.
"
En opdat zij niet zouden bezwijken onder het gewicht van hun
" zwoegen, is het onontbeerlijk dat weldra niet minder dan twintig

24.2 Page 232

▲back to top
- XII/228 -
" nieuwe medewerkers ter hulp zouden gezonden worden. Dit is juist
" het aantal dat vandaar gevraagd wordt en dat wij aan het klaarmaken
" zijn. Ze zijn allen bereid aan alle gevaar het hoofd te bieden om
" zich bij hun medebroeders te begeven en samen met hen te werken om
" zielen voor God te winnen. Maar zoals ik verleden jaar een beroep heb
" moeten doen op de liefdadigheid van de gelovigen voor de eerste ex-
" peditie, zo moet ik het thans ook doen. Er moet gezorgd worden voor
" boeken, een persoonlijke uitrusting, gewijde voorwerpen, schoolbeno-
" digdheden, huisgerief en reisgeld. Veel voorwerpen worden ook gevraagd
" door hen, die zich reeds op de plaats van de missies bevinden.
" Ik moet ze hun bezorgen. In die afgelegen landen ontbreekt immers al-
" les. De onkosten van de nieuwe missie bedragen niet minder dan zesen-
" zestigduizend frank. Om deze som bijeen te krijgen heb ik geen ander
" middel dan mijn toevlucht te nemen tot de hulpvaardigheid van de goe-
" de katholieken en vooral van U.
"
Terwijl de Salesianen graag hun leven aanbieden om zielen
" te redden, richten ze zich vanuit de missies tot uw liefdadigheid
" zn smeken ze U hen bij te staan door uwe weldadigheid. Doe wat U kunt en
" wil ze aanbevelen aan de liefdadige personen met wie U bijzondere
" betrekkingen hebt. Iedere gift hoe klein ook mag aan ondergeteken-
" de worden toegezonden op de manier die het gemakkelijkst is voor
" de verdienstelijke gever.
"
Moge onze liefderijke goddelijke Zaligmaker, die op het kruis
" stierf voor ons gemeenschappelijk heil al onze weldoeners zegenen en
" ruim vergelden. De missionarissen aan hun kant, zowel zij die reeds
" in Amerika zijn als zij die zich gereed maken om te vertrekken, ge-
" ven de verzekering dat ze iedere dag voor hun weldoeners zullen bid-
" den en ik, in naam van allen, betuig de levendigste en diepste dank-
" baarheid en heb de hoge eer te mogen ondertekenen,
" van U
"
de verplichte dienaar,
" Turijn, 25 augustus 1876.
Priester Giovanni Bosco.
Hij wou ditmaal meer direct de aandacht van de Italiaanse regering
opeisen om haar morele en stoffelijke steun te genieten. Hij maakte zich
geen begoochelingen over de uitslag en zei zelfs openhartig dat hij
voorzag dat het op niets zou uitlopen, daar tot dan toe zovele brieven en mon-
delinge verklaringen niets geholpen hadden. Maar dat was voor hem van
geen belang omdat minstens twee resultaten zeker waren. Op de eerste plaats
kwam de regering aldus te weten wat zijn medebroeders deden, zodat zij de over-
tuiging kon hebben dat er niet achterbaks gewerkt werd, maar in het vol-
le daglicht. De regeringsautoriteiten hadden dan ook de gelegenheid er
steeds meer van doordrongen te geraken dat het enige doel van Don Bosco erin
bestond, goed te doen aan Italië en aan de Italianen, ook dan wanneer de
steven naar verre stranden werd gewend. Wanneer zij zullen zien – drong hij
aan - dat onze inzichten en ons werk klaar en duidelijk zijn, zullen zij
zich tevreden houden en niet verder gaan zoeken. Dat is de bedoeling van
het feest in het college van Lanzo voor de spoorwegen en zo zal ik het
overal en altijd doen. Wanneer de gelegenheid zich aanbiedt is het goed
voor ons te spreken, ons werk te tonen en bekend te maken, want thans gaan
die hooggeplaatsten in alles te werk met angst en wantrouwen. Het is vol-
doende dat ze weten dat een congregatie aan het werk is zonder dat ze echter we-

24.3 Page 233

▲back to top
- XII/229 -
ter weten wat ze doet, opdat ze dadelijk vol schrik zijn en zich op hun
hoede stellen. Met ons heeft men geen bril nodig om alles beter te zien,
want wij zeggen alles aan wie het verlangt te weten en zelfs aan wie het
niet wil weten. Het is zeker waar dat men vele dingen moet laten weten en
horen, omdat ze doorgaans aan het publiek genoegen doen. Andere zaken moet
men niet zo licht openbaar te maken, omdat ze de gevoeligheid kunnen kwet-
sen van andere kloostercongregaties en de neus kunnen doen ophalen van sommige
voorzichtige en gekunstelde mensen. Zeggen we het maar: we zijn werkelijk
iets te veel expansief.
De meest geschikte zetel om bij de regering te gaan onderhandelen
over de missies was het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wanneer Don Bosco
met dit ministerie in voeling was, dan maakte hij gebruik van commandeur
Malvano, de secretaris-generaal, een Israëliet uit Piëmont die altijd
tegenover hem uiterst welwillend was en het ook bewees. Door zijn bemid-
deling dan zond Don Bosco aan Minister Melegari het volgende geschrift.
"
Excellentie,
"
"
In de maand april jongstleden had ik de eer U uiteen te
" zetten hoe ellendig de toestand is van de Italianen die verspreid
" leven in de Republiek van Argentinië en in andere landen van Zuid-
" Amerika, wegens het ontbreken van onderwijs en moreel onderricht.
" Ik heb dan ook enkele middelen genoteerd door middel waarvan het mij
" toescheen deze nood te kunnen verhelpen. Als proef heb ik al tien
" leden van de Salesiaanse Sociëteit, of leden van de Vereniging voor
" weldadigheid, die onder de naam van de H. Franciscus van Sales als
" doel heeft zich bezig te houden met de armste kinderen die door de
" maatschappij verlaten zijn, daarheen gestuurd.
"
Uwe Excellentie toonde zich gevoelig voor deze uiteenzetting,
" loofde het project en terwijl hij mij de steun van de regering be-
" loofde, verwees hij mij naar markies Spinola die op het punt stond
" naar Buenos Aires te vertrekken als Italiaans minister. Deze ver-
" standige heer wist de ernst van de feiten te waarderen, beloofde
" mij zich met deze aangelegenheid bezig te houden, zodra hij zijn
" ambt zou opnemen, en raadde mij aan ondertussen in Italië bij U
" de zaak voort te zetten.
"
Nu heb ik de eer aan Uwe Excellentie bekend te maken dat met
" veel succes reeds enkele scholen tot stand kwamen en dat er een re-
" ligieuze dienst werd ingericht in de kerk "de los Italianos" te Bue-
" nos Aires.
"
Er werd een college geopend te S. Nicolás de los Arroyos waar
" internen vertoeven. Ook leerlingen die niet als kostgangers konden
" worden aangenomen, komen als externen naar de school.
"
Zodra mogelijk zal er ook een tehuis voor de armste kinderen
" van de hoofdstad worden opgericht evenals een college te Montevideo
" met hetzelfde doel als dat van S. Nicolas.
"
Wat de voorzieningen betreft die dienen genomen te worden om
" deze scholen te onderhouden, zal ik, indien het Uwe Excellentie be-
" haagt er kunnen over spreken wanneer hij het verslag zal ontvangen hebben
" van de heer markies Spinola. In de huidige stand van zaken beveel ik mij
" enkel aan opdat Uwe Excellentie mij een subsidie zou willen verlenen om
" te voorzien in de uitrustingskosten en in de

24.4 Page 234

▲back to top
- XII/230 -
" reiskosten van twintig Salesianen, die zodra mogelijk hun gezellen
" moeten gaan hulp bieden, omdat zij zien dat zij het vele en steeds
" aangroeiende werk niet baas kunnen.
"
Ik heb een levendig vertrouwen dat Uwe Excellentie mij zijn doel-
" treffende steun zal verlenen in dit werk dat op de eerste plaats
" nationaal is en bovendien speciaal gericht is op de lotsverbetering
" van de meest noodlijdende klasse van de maatschappij, de in gevaar
" verkerende kinderen van de Italiaanse families.
"
Gelieve U mij de eer te verlenen mij met alle achting te mogen
" betuigen
"
" van Uwe Excellentie
"
de zeer verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco verzond dit geschrift aan Malvano voor zijn minister en
liet het vergezeld gaan van volgende brief.
"
Geachte Heer Commandeur,
"
"
Ik betuig U mijn diepe dankbaarheid voor de vele last die
" U zich voor mij getroost hebt, vooral voor de suggesties die U mij
" gegeven hebt betreffende Patagonië en de auteurs die erover
" schrijven.
"
Thans reken ik verder op het edelmoedige aanbod van uw krach-
" tige steun en beveel ik mij aan uwe goedheid aan opdat U de hierbij-
" gevoegde brieven aan Zijne Excellentie de minister van buitenlandse
" zaken, gericht zoudt willen lezen en ze onder uwe machtige bescher-
" ming nemen opdat ze gevolg zouden hebben.
"
Het is een lastige onderneming die een particulier niet kan
" op zich nemen, maar het is een noodzakelijke onderneming die tot voor-
" deel strekt van duizenden Italiaanse families, die bij hun terug-
" keer naar het vaderland ofwel losbandige kinderen ofwel eerzame
" burgers zullen hebben naargelang van de opvoeding die ze genoten
" hebben.
"
Het zou ook Italië tot roem strekken, indien het de eerste
" zou zijn van de naties die doeltreffend hebben meegewerkt aan de
" beschaving van Patagonië en van de andere wilden die in de buurt
" wonen.
"
Gelieve het verzoek te willen aanvaarden van een nederige pries-
" ter, die U vanwege de hemel alle geluk en een lang leven toewenst,
" terwijl ik de eer heb mij met dankbaarheid te mogen betuigen
"
"
uw zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 12 augustus 1876.
Priester Gio. Bosco.
Het antwoord van de secretaris van de minister stelde de zaak tot
later uit, hoewel het de verlegenheid van zijn chef niet verraadde. Be-
windslieden die de kerkelijke personages op zijn minst niet als een hin-
derlijke rook voor de ogen beschouwden, waren toen wel witte raven.

24.5 Page 235

▲back to top
- XII/231 -
Hij antwoordde dus, dat wat het samenbrengen van de Italianen in een
bepaald punt in Patagonië betrof, er nog eens moest aan gedacht worden,
daar in de jongste tijd een oud geschil tussen Chili en Argentinië over de
verdeling van de respectieve soevereiniteit in deze streken weer in scherp-
te had toegenomen. Het zou dus voorzichtig zijn ieder plan tot betere tij-
den uit te stellen. Hij behield zich het recht voor er zelf mondeling over
te komen spreken in het Oratorio te Valdocco, wanneer Turken en Serviërs
hem wat vrijheid zouden gegeven hebben om zich naar Piëmont te begeven en
er wat frisse lucht in te ademen.(1) Het is niet overbodig hier te herhalen
hoe de hersenschimmige idee van een Italiaanse kolonie die zou afgestaan
worden en onder het dominion zou staan van de metropool, de plaats ging
ruimen voor het te verwezenlijken plan van een kolonie zoals deze van de
Welshmen van de Chubut, dus bestaande uit Italiaanse inwijkelingen, bevoor-
deligd door Italië en volledig bestuurd volgens de Argentijnse wetgeving.
Malvano voegde eraan toe: "Wat de zaak betreft van de subsidie voor het
overbrengen van de jongens die dienen gezonden te worden naar de nieuwe
instituten door U gesticht of bevoordeligd in Argentinië, heeft de minister
gewild (in dergelijke gevallen is het de gewoonte ze bij te staan) dat men
op de eerste plaats zou schrijven aan de koninklijke minister te Buenos
Aires om zijn advies te vernemen. We zullen een eerste antwoord afwachten
van markies Spinola die op de laatste dagen van de voorbije maand juli op
zijn post moet gekomen zijn." Hier, "om hem niet teveel van zijn kostbare
tijd te beroven", hield hij op en beval zich aan zijn welwillendheid aan. En
ook voor gans deze zaak werd er een punt achter gezet, hoewel Don Bosco twee
maanden later weer ten aanval trok door middel van volgende brief.
"
Geachte Heer Commandeur,
"
"
De tijd nadert waarop mijn missionarissen naar de republiek
" van Argentinië zouden moeten vertrekken en ik heb werkelijk hulp nodig
" voor deze reis. De regering van deze republiek betaalt de overtocht
" van 8 missionarissen; er blijven er dan nog 12 over en ik weet niet
" op welke manier ik voor hun reiskosten moet zorgen. Wees liefdadig
" tegenover mij en tegenover de arme Italianen die verspreid leven
" over de republiek of liever over de republieken van Zuid-Amerika.
" Steun mij opdat ik deze expeditie zou kunnen doorvoeren. Ik vraag
" geen toelagen voor de scholen welke reeds begonnen zijn en die reeds
" tot stand kwamen. Hiervan zullen we de praktische resultaten afwach-
" ten. - Ik geloof dat markies Spinola hierover reeds zal geschreven
" hebben en dat hij een uiteenzetting zal gegeven hebben over deze
" zaken op dezelfde manier als ik reeds de eer had het hem mondeling
" en schriftelijk te vertellen.
"
Ik bid God dat hij U een gelukkig leven zou verlenen en ge-
" loof mij dat ik met waarachtige dankbaarheid van U ben
"
"
de nederige dienaar,
" Turijn, 12 oktober 1876.
Priester Gio. Bosco.
(1) In 1876 kwam Servië in opstand tegen Turkije. Het werd verslagen, maar door de gewapende tussenkomst van
Rusland verkreeg het zijn volledige onafhankelijkheid. (Traktaat van Berlijn, 1878).

24.6 Page 236

▲back to top
- XII/232 -
Uit deze brief vernemen we de vrijgevige toelage voor acht over-
tochten die door de Argentijnse regering werd verleend. Don Bosco kon toen
nog niet weten dat de regering van Uruguay ging bijdragen voor nog eens
tien overtochten. De Italiaanse regering schonk hem duizend lires "met diep
spijt niets meer te kunnen doen", zal Don Bosco later zeggen.
Het was zeer natuurlijk dat Don Bosco ook bij de propaganda ging aanklop-
pen. Dit werd beoogd door volgende lange brief aan kardinaal Franchi, de
prefect van deze congregatie, die hem reeds bijzonderheden over Patagonië
gevraagd had. Bij die omstandigheid had hij hem de compilatie die samenge-
steld was door Don Barberis, toegezonden. Op het grondgebied van Patagonië
had de Heilige Stoel het inzicht, zoals we hierboven reeds hebben aange-
duid, een Apostolische Prefectuur te stichten die aan de Salesianen zou worden
toevertrouwd.
"
Eminentie,
"
"
Ik ben in vertraging om aan Uwe Eminentie het nieuws te zen-
" den dat ik over Patagonië heb kunnen verzamelen en daarom vraag ik
" U mij te willen verontschuldigen. Verschillende zaken die ik niet
" heb kunnen uitstellen, het feit dat er weinig auteurs over ge-
" schreven hebben en het schaarse nieuws dat ze over deze uitgestrekte
" gebieden geven, hebben mij hiervoor meer tijd doen gebruiken dan ik
" gedacht had.
"
Dit dunne boekje is niet af en indien er ooit sprake zou van
" zijn het te drukken, dan zou ik wat tijd nodig hebben om het rustig
" te herzien. Het was echter niet mogelijk de geschiedenis te vinden
" van de pogingen die gedaan werden voor de evangelisatie van Pata-
" gonië. We hebben zoveel we konden moeten halen uit wat we vonden bij
" de auteurs die enkel terloops over de missies gewagen.
"
Het voornaamste punt is thans de stoffelijke middelen samen
" te brengen voor deze tweede expeditie, voor de behoeften waarvan
" ik mij aan Uwe Eminentie aanbeveel.
"
De secretaris van wijlen de hertog van Modena heeft mij ge-
" schreven dat deze soeverein bij zijn sterven aan de paus een aanzien-
" lijke som heeft nagelaten, die moet gebruikt worden ten voordele
" van de missies.(1)
"
Uwe Eminentie moge zich gewaardigen liefdadig tegenover mij te
" zijn, erover te spreken met de Heilige Vader en indien U nog iets
" beschikbaar zoudt hebben, dan smeek ik U uwe weldadigheid dit uit
" te breiden tot de Salesianen die veel goede wil hebben, maar aan
" wie de stoffelijke middelen ontbreken. Zijne Heiligheid heeft steeds
" zijn grote edelmoedigheid voor deze vrome onderneming betoond.
"
De roepingen te S. Nicolás en te Buenos Aires beginnen zich
" reeds tussen de inboorlingen bekend te maken en ik hoop dat over
" enkele jaren nog maar zeldzame expedities nodig zullen zijn.
"
Ik beveel mij aan de liefdadigheid van Uwe Eminentie aan en
" ik smeek U om ieder voorwerp waarover U voor deze missies zoudt
" kunnen beschikken zoals missalen, antiphonaria, graduales, tekst-
(1) Francesco V, laatste hertog van Modena, stierf te Wenen, op 20 november 1875. Zeer godsdienstig was hij
steeds verknocht aan Pius IX.

24.7 Page 237

▲back to top
- XII/233 -
" boeken voor de zegen met het Allerheiligste en voor de requiemmissen
" of voorwerpen of gewijde vaten van alle mogelijke hoedanigheid te laten
" geworden. Dit alles wordt door onze missionarissen aangevraagd
" vooral voor de huizen die gaan geopend worden op de grensgebieden
" van Patagonië. Uit de gedrukte brief die ik hierbij voeg zal Uwe
" Eminentie kunnen opmaken in welke netelige toestand de Salesiaanse
" missie zich bevindt en hoe dit een wel zeer geschikt ogenblik blijkt
" te zijn om enige stappen te zetten bij de wilde bewoners van Pata-
" gonië en ook bij die van de Pampa's.
"
Om het werk van Uwe Eminentie zoveel mogelijk te verlichten,
" heb ik opdracht gegeven aan de heer Alessandro Sigismondi, mijn al-
" gemene procurator, die in de buurt van het paleis van de propaganda
" woont. Hij zal iedere beschikking die over deze aangelegenheid moet
" getroffen worden uitvoeren. Het is een vrome heer die zeer graag werkt
" voor het welzijn van de Kerk zonder eigenbelang.
"
Uwe Eminentie gedoge de vrijmoedigheid waarmee ik schrijf,
" maar ik ben overtuigd dat het slagen van dit plan, na God, afhangt
" van de steun die Uwe Eminentie er zal aan geven.
"
Volgens uw voorstel heb ik de scholen van Aricia en vaar-
" schijnlijk ook die van Albano aanvaard.
"
Nederig geknield smeek ik uw heilige zegen af terwijl ik met
" diepe dankbaarheid de eer heb mijzelf te mogen betuigen van Uwe
" Excellentie
"
de zeer nederige dienaar,
" Turijn, 23 augustus 1876.
Priester Gio. Bosco.
Wat een uitwerking dit smeekschrift mag gehad hebben, weten wij niet. Wij
weten echter wel dat een gelijkaardig verzoek tot de Heilige Vader gericht
een zeer gunstig gevolg had. Inderdaad drukte de Heilige Vader niet enkel
zijn grote voldoening voor deze nieuwe expeditie uit, maar overhandigde
hem ook nog vijfduizend lire, "een zeer aanzienlijk bedrag" laat de kardi-
naal zelf opmerken, wanneer men rekening houdt met de ontzaglijke uitgaven
waaraan toen meer dan ooit de paus het hoofd moest bieden.(1)
Andere informaties betreffende de bezorgdheid van Don Bosco om de missio-
narissen uit te rusten en het nodige geld bijeen te krijgen, worden ons
meegedeeld door twee briefjes die hij aan Don Cagliero schreef in de eerste
helft van september.
"
Beste Don Cagliero,
"
" 11
Indien je kunt, zorg dan dat de overtochten hier betaald wor-
" den en dat men ons ook het geld opstuurt. De Consul-Generaal van Argenti-
" nië verzekert ons dat er aanzienlijke reducties zullen toegestaan
" worden. Hij zei dat hij met D. Bazzani was overeengekomen dat de
" plaatsen in de eerste klas vijfhonderd frank zouden bedragen.
(1) Brief van kardinaal Bilio aan Don Bosco, 29 oktober 1876.

24.8 Page 238

▲back to top
- XII/234 -
"
En dan verwachten we iets van de regering en iets van de Paus.
"
Ik ontvang op dit ogenblik je brief uit S. Nicolás. Ik zal er
" gevolg aan geven. Maar zou D. Daghero niet beter hier passen dan
" D. Tamietti? Ik hoop je tegen 15 september het personeel voor
" Villa Colón te kunnen bekend maken.
"
" Turijn, 1 september 1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
We bevinden ons hier te Lanzo, waar we ons bezighouden met
" het uitkiezen van het personeel voor Italië, Europa en Amerika. Ik hoop
" dat de zaken goed zullen georganiseerd worden. Om een personeel
" in regel te hebben zouden er minstens vijfentwintig moeten zijn,
" maar het geld voor de reis blijft de moeilijkheid. In ieder geval
" zal je tegen 1 oktober de lijst hebben van de namen met hun hoe-
" danigheid. Voor de kloosterzusters zullen we moeten wachten tot april.
"
De waardevolle jonge geestelijke Vigliocco is naar het pa-
" radijs gevlogen. Laten we voor hem bidden.
"
Een grote gisting om naar de missies te gaan advocaten, nota-
" rissen, pastoors, leraren vragen om Salesianen ad hoc te worden.
"
Span je in om leerlingen of volwassenen te hebben die bij de
" wilden hebben geleefd. Als zij naar Europa willen komen om hun
" studies te doen of een vak te leren, stuur ze maar.
"
Je zal me nadien schrijven over het bezoek dat je aan de
" Aartsbisschop zal brengen te Carmen of Patagones. Je zal hem zeggen
" dat de Heilige Vader wenst dat er nieuwe pogingen bij de wilden ge-
" daan worden en dat hij onze inspanningen toejuicht om opvoedings-
" huizen te openen aan hun grenzen en op die manier een eigenlandse
" clerus te vormen.
"
Duizend groeten aan de vrienden en weldoeners, zoals gewoon-
" lijk en aan al onze zonen D. Baccino, D. Belmonte, enz.
"
Ik ben je in J. Chr.
"
toegenegen vriend,
" Lanzo, 12 september 1876.
Priester Gio. Bosco.
Alles wat er moest gedaan worden, en het was zeer veel, voor de
vrome Vereniging van de Salesiaanse Medewerkers en voor het Werk van
Maria, Hulp der Christenen, de nieuwe stichtingen in beide kloosterfami-
lies, het gewone bestuur van de Congregatie en van het Oratorio, het begin van
het schooljaar, de voorbereiding voor de tweede expeditie en nog andere
zaken namen Don Bosco in beslag en bezorgden hem beslommeringen maar niet
zo dat zijn gedachte niet vaak de Oceaan overstak om aan de evangelische
werkers van het eerste uur de bezorgdheid van zijn vaderlijke genegenheid
te laten horen. Dit leest men tussen de regels van zijn briefwisseling en
de menselijke wederwaardigheden konden deze niet doen verflauwen. In de
briefwisseling van de maand oktober vinden we deze brief aan zijn dierbare
Don Cagliero gericht:

24.9 Page 239

▲back to top
- XII/235 -
"
Mijn beste D. Cagliero,
"
"
Ik bevind mij te Vignale en Gravin Callori, die hersteld is van
" haar lange ziekte zal je wat schrijven.
"
Wij houden ons thans volop bezig met de voorbereiding voor het
" vertrek dat, behoudens tegenbericht, voor veertien november zal
" zijn. Ik reken op acht overtochtbiljetten van de Argentijnse regering.
" Voor de rest zal ik het op de een of andere manier wel regelen. Ik
" heb aan de minister van buitenlandse zaken geschreven die me gouden
" bergen beloofd heeft. We zullen zien of hij iets zal bezorgen voor
" de overtochten en dan mag hij zijn gouden bergen voor zich zelf be-
" houden. Zodra ik zijn antwoord ontvangen heb, zal ik je onmiddel-
" lijk schrijven.
" Uit de nota over het personeel die ik je in het begin van deze maand
" heb toegezonden, zal je kunnen beginnen je een idee te vormen hoe je
" het moet verdelen. Met mijn brief van 1 november aanstaande, zal je de
" positieve informatie over het volledige personeel en over de aange-
" brachte wijzigingen ontvangen en ik hoop dat het voldoening
" zal geven. Er zullen er meer dan twintig zijn, waarschijnlijk
" drieëntwintig.
"
We hebben in ons huis drie priesters die hun proeftijd door-
" maken om naar de missies te gaan. Ze tonen zich vol goede moed. Een
" van hen, Stefano Bourlot, zal reeds kunnen gezonden worden; de an-
" deren zullen nog gewogen worden. Met Allerheiligen zullen er nog
" vier komen. We zullen zien.
"
Kardinaal Bilio vraagt, langs de Heilige Vader, onze meesters
" voor zijn Sabijns seminarie; idem Kardinaal Franchi voor Aricia;
" idem Kardinaal Di Pietro voor het klein seminarie van Albano; idem
" het gemeentebestuur van Albano voor zijn gymnasium; idem het semi-
" narie van Novara te Miasino. Wil je alles weten? Dit jaar zullen
" we in de oude en in de nieuwe wereld 20 huizen openen, wanneer wij
" die van de dochters van Maria, Hulp der Christenen, die het zeer goed
" doen overal waar ze gaan, erbij rekenen.
"
Te Nice-aan-Zee hebben wij een prachtig gebouw aangekocht waar
" wij honderd vakjongens met evenveel zonen van Maria zullen kunnen
" opnemen. Indien je met eigen ogen kon zien wat onze congregatie
" doet, dan zou je zeggen dat het vertelsels zijn. Moge God ons hel-
" pen eraan te beantwoorden.
"
Je wissel van vierduizend frank in goud heb ik ontvangen. Hij
" zal voor het aangeduide doel dienen.
" De missionarissen studeren Spaans. Verscheidenen zijn goed op weg,
" anderen secundum quid, maar ik geloof dat ze na korte tijd ter
" plaatse te hebben gestudeerd, bekwaam zullen zijn om klas te geven.
"
Je zal een exemplaar ontvangen van de gedrukte brieven. Het is
" goed dat ieder van ons ze zou lezen, opdat ze zouden weten wat
" gedrukt werd en, wanneer het nodig is, zij er zouden over ingelicht zijn
" en dit zouden bewijzen. Ik heb de brief van de heer Benitez ont-
" vangen en ik zal er een volgende maal op antwoorden.(1)
(1) De Heer Benitez dankte voor de eer hem door de paus bewezen en deed een merkwaardige zinspeling
op de "proyectos de establecer casas para educación de ninas." (de plannen voor het op-
richten van opvoedingshuizen voor meisjes).

24.10 Page 240

▲back to top
- XII/236 -
"
Gravin Callori bevindt zich in vrij goede gezondheid, maar kan
" nog niet schrijven en gelast mij je te danken voor de twee brie-
" ven die je haar gezonden hebt. Ze hebben haar groot genoegen gedaan
" en ze zal erop antwoorden zodra haar gezondheid, of liever haar
" hoofd, haar dit toelaat.
"
De nieuwe pastoor van Lanzo zal Monseigneur Dalfi zijn, pas-
" toor van Casanova, mijn kameraad op het seminarie. Ik hoop dat wij
" er een echte vriend blijven in behouden.(1)
"
Gravin Bricherasio is bezig met het klaarmaken van een won-
" dermooi en volledig misgewaad in het wit. Het is bijna voltooid.
" Het zal deel uitmaken van de uitrusting van de aanstaande expeditie.
"
Ik heb geen tijd om naar andere personen te schrijven. Laat aan al-
" len ons nieuws weten en zeg hun dat ik ze allen bemin in Jezus Chris-
" tus en dat ik veel voor hen bid. Ze moeten echter vast staan als zui-
" len en heiligen worden zoals onze patroon.
"
Moge God jullie allen zegenen en geloof mij gans de jouwe en
" die van de anderen
"
je toegenegen vriend,
" Vignale, 13 oktober 1876.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. De gewone groeten en eerbetuigingen aan Monseigneur de Aarts-
"
bisschop enz.
Op de laatste van de maand komt er een vierde brief: het zijn acht
korte punten met nieuws, mededelingen en onderrichtingen.
"
Mijn beste Don Cagliero,
"
"
1° Wij gaan ermee door ons voor te bereiden op het vertrek
" van 14 november aanstaande met het aangeduide aantal en het vermelde
(1) Toen Don Dalfi op het punt stond de parochie van Casanova te verlaten om naar Lanzo te
vertrekken, schreef Don Bosco hem:
"
Mijn beste vriend,
"
Ga maar vooruit met je onderneming. Het college staat volledig tot je be-
" schikking. Aan mijn kant, indien ik je op enigerlei wijze kan helpen als vermolmd
" hout (Bosco = ook hout) dan sta ik geheel voor jou bereid. Ik hoop dat we in gemeen-
" schappelijk akkoord iets zullen kunnen doen. Ik verheug mij over het nieuws van het
" ontvangen en aanvaard voorstel. Vooruit, God zal doen wat wij niet kunnen doen.
"
Het is waar dat er vele doornen zijn, maar zou jij, die zo wel ter tale bent,
" niet bekwaam zijn om de hamer van het geduld en van het vertrouwen te nemen en er
" de punt van af te breken?
"
Tot ziens, beste kapelaan van Lanzo. Wij zijn allen voor jou, maar jij zal
" alles voor ons zijn, nietwaar? Moge God ons allen zegenen en geloof me
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester G. Bosco.
" Op de trein, 12 oktober 1876.

25 Pages 241-250

▲back to top

25.1 Page 241

▲back to top
- XII/237 -
" personeel, nochtans met enkele kleine wijzigingen. Bij hun aankomst
" zal je een beschrijvende nota ontvangen over ieders hoedanigheid en
" de bezigheden die ze vroeger uitgeoefend hebben.
"
2° Het feit van de uitdrijving van de vijfhonderd is ernstig.
" Ga hierbij rustig te werk en hou je zoveel mogelijk aan de kant. Mis-
" schien was dit de oorzaak van de revolutionaire beweging te Buenos
" Aires?
"
3° Je zal reeds mijn toestemming ontvangen hebben voor de
" Bocca del diavolo (de muil van de duivel) en voor de Parrochia di S.
" Carlo (De parochie van Sint-Cárolus). Ik heb reeds drie gladjanussen
" (1), waarvan twee voor deze plaatsen en de andere voor Patagones. Ze
" verlangen ernaar en ik geloof dat ze zeer ad hoc zijn. Zal de aarts-
" bisschop samen met jou een bezoek brengen aan Patagones?
"
4° Je zou het werkelijk nodig hebben in 1877 een overtocht naar
" Europa te maken om daarna af te reizen naar Ceylon in Indië om er een
" zeer belangrijke missie te openen, waar men juist iemand van Castel-
" nuovo wenst. Maar ook de "muilen" (2) van Buenos Aires moeten stevig
" zijn en goed geregeld.
"
5° Een huis of een gedeelte van een huis, bestemd voor een
" noviciaat is onmisbaar. Indien het nodig is, heb ik een novicemeester
" klaar.
"
6° In het jaar 1877 zal je vier jonge geestelijken hebben die
" tot de wijdingen kunnen toegelaten worden. Je zal het me bijtijds
" zeggen. De Heilige Vader verleent ons de dispensatie voor 21 maanden.
"
7° Ik heb de wissel van vierduizend frank ontvangen en ver-
" wacht die van negenduizend frank.
" Men maakt zich klaar: fervet opus: de financies zijn uitgeput.
"
8° Gisterenavond (de 29ste) vertrokken zes Salesianen die de
" scholen van Ariccia en van Magliano in Sabina gaan besturen. Op zon-
" dag de vijfde zullen zes anderen naar Albano vertrekken. Dadelijk
" daarna die van Trinità, dan de Argentijnen, die eerst de zegen van
" de Heilige Vader zullen gaan ontvangen.
"
De tijd om te schrijven ontbreekt mij, tot een andere keer.
" Moge God jullie allen zegenen. Tot heden toe heb ik noch brief noch
" wissel ontvangen, maar ik zal me houden aan de bevelen die ik zal
" ontvangen. Aanzie mij in Jezus-Christus als
"
" Turijn, 31 oktober 1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Op 4 juli waren zeer ernstige onlusten te Buenos Aires uitgebroken onder
de kreet van Viva la libertà (Leve de vrijheid!) Men wou een volksvergadering
(1) Hij bedoelt drie brave personen.
(2) Namelijk de werken. De term werd hem ingegeven door het werk van La Boca (de muil), kort tevoren
vermeld.

25.2 Page 242

▲back to top
- XII/238 -
beletten ten voordele van de Verenigde Staten, georganiseerd door de meest
verspreide kranten van de stad.
Don Bosco schreef de oorzaak van deze beweging toe aan de poging tot
wraakmaatregelen tegen de Argentijnse regering wegens de uitdrijving van vijf-
honderd vreemdelingen die de openbare rust verstoord hadden. Daar deze vreemde-
lingen grotendeels Italianen waren, moest Don Cagliero zeer voorzichtig
zijn om het niet te verbrodden bij de ene of bij de andere partij. Vandaar
de aanbeveling van Don Bosco.
De idee van de "reis" naar Ceylon had haar oorsprong in het volgen-
de feit. In augustus 1876 kwam een zekere Don Luigi Piccinelli uit Bergamo, mis-
sionaris in dat eiland naar het Oratorio bij Don Bosco. Nadat men geruime
tijd over de buitenlandse missies en in het bijzonder over Ceylon geproken
had, liet Don Bosco aan zijn gesprekspartner de gegronde hoop dat hij in
1878 enkele missionarissen daarheen zou zenden met als voorwaarde dat ze
op één enkele plaats konden samenblijven. Don Piccinelli, die door niemand
gemachtigd was dit voorbehoud te aanvaarden, schreef hierover aan zijn
eigen bisschop, die hem antwoordde dat het zijn vurige wens was enkele
priesters te mogen ontvangen die bekwaam waren om in het Engels, Latijn,
Grieks, natuurkunde en andere vakken aan te leren. Hij hoopte dat hij ze
ook nog voor het jaar 1878 zou mogen ontvangen. Hij zou ze bij zich samen-
brengen in het bisschoppelijk paleis, ze zouden zijn disgenoten zijn en ze
zouden als leraren onderricht geven in het druk bezochte college dat reeds
te Colombo opgericht was, nabij het bisschoppelijk paleis. Het werd toen
bestuurd door de broeders van de christelijke scholen onder zijn onmiddel-
lijk toezicht. Om andere mogelijke moeilijkheden te effenen zou Monseigneur
in persoonlijke briefwisseling treden met Don Bosco. Nu de voorwaarde door
Don Bosco gesteld, vervuld was, verzocht de missionaris van Bergamo hem
zonder veel omhaal zijn belofte te willen bevestigen. Voor hem was de zaak
reeds besloten en afgedaan.
We zullen nog meer zeggen. Hij deed nog een stap vooruit en zou
gewild hebben dat Don Bosco hem dadelijk twee missionarissen meegaf om met
hem naar Ceylon af te reizen. Om ze te bekomen zou hij desnoods zijn ver-
trek wel enkele maanden uitgesteld hebben. Ze zouden in de missie blijven
die aan hem was toevertrouwd. Daar leefden achtduizend katholieken ver-
spreid tussen een veel groter aantal Turken, boeddhisten en protestanten.
Hij zei: - "We zullen in gemeenschap leven en ik zal zorgen ook mijzelf aan
te passen aan de regel van de congregatie. Ze zouden vanzelfsprekend hun
reis betaald krijgen, evenals hun voedsel en hun kleding en er zou hun
niets noodzakelijks ontbreken. Indien U wilt, dan ben ik zo goed als zeker
dat U het kunt doen. Zegt U me dus dat U het kunt en wilt doen en ik zal er
de Heer voor zegenen."(1) Bovenaan deze brief lezen we de volgende woorden
door Don Bosco eigenhandig geschreven: ó "Geantwoord, grotendeels aan-
vaard." Omdat het niet in zijn gewoonte lag met overijling te werk te gaan,
beperkte hij er zich toe het voorstel welwillend in overweging te nemen en
was hij van plan Don Cagliero ter plaatse te zenden om alles goed van dicht-
bij te onderzoeken.
Aan zijn voornaamste weldoeners wilde Don Bosco niet enkel de omzendbrief
(1) Brief aan Don Bosco van 24 oktober 1876.

25.3 Page 243

▲back to top
- XII/239 -
laten geworden. Hij schreef persoonlijk om hun liefdadigheid te vragen. We bezitten
twee brieven in die trant, gericht aan het adellijke echtpaar Fassati, op wie hij
zijn vertrouwen stelde telkens hij speciale hulp nodig had. Toen hij de eerste
omzendbrief zond, schreef hij aan de markies:
"
Beste Heer Markies,
"
"
De jonge geestelijke Bonora bracht mij nieuws van U, waaruit
" blijkt dat uw gezondheid beter is. Ik dank de Heer en ik bid Hem U
" nog lange tijd in leven te willen behouden.
"
Ik zend aan U en aan Mevrouw de Markiezin de aansluiting bij
" de salesiaanse medewerkers, waarover ik U meermaals gesproken heb.
" Aldus zult U kunnen genieten van de talrijke aflaten en geestelijke
" genaden die verleend werden door de zeer verdienstelijke regerende
" Paus Pius IX.
"
Ik voeg hierbij ook het afschrift van een brief waarmee ik een
" collecte doe voor de missionarissen die ik naar Amerika zal moeten
" zenden. Doe wat U kunt en de goede God zal U betalen met het paradijs
" dat Hij zal geven aan wie zijn leven geeft voor de zielen en eveneens
" aan hen die de missionarissen, die twintig in aantal zijn, ter hulp
" komen.
"
God verlene aan U en aan Mevrouw de markiezin een goede ge-
" zondheid, een goed zomerverblijf waar ik hoop U mijn opwachting te
" kunnen komen maken. Morgen vertrek ik naar Alassio voor een dringende
" aangelegenheid. Ik beveel mij in uwe gebeden aan en onderteken als
" zijnde van U de verplichte dienaar
"
" Turijn, 16 juli 1876.
Priester Gio. Bosco.
Tot mevrouw de markiezin wendde hij zich omstreeks drie maanden later in
een brief, waarin men niet weet wat meest te bewonderen valt: de eenvoud van de man
Gods of de ongegeneerdheid waarmee hij geldelijke offers ten titel van liefdadig-
heid vroeg.
"
Geachte Mevrouw de Markiezin,
"
"
Verleden jaar toen ik U het vrome werk van Maria, Hulp der
" Christenen tot steun aan onze missies heb aanbevolen, had U de goed-
" heid mij te zeggen dat zowel U zelf als de Heer markies zich tot geen
" enkele jaarlijkse bijdrage wilde verplichten, maar, dat wanneer ik
" mij in een noodgeval bevond, ik tot U mijn toevlucht mocht nemen en
" dat U mij de hulp zoudt gegeven hebben die uw liefdadigheid U zou
" ingeven. Thans neem ik mijn toevlucht tot U omdat ik tussen twee
" noden geprangd word. Ik heb nog vijftig jonge geestelijken die nog
" allemaal in burgerpak rondlopen en die van de Voorzienigheid hulp
" verwachten om zich als priester te kleden en zo regelmatig hun stu-
" dies te kunnen beginnen hij het aanstaande schooljaar.
"
De andere behoefte is die voor de missie van Argentinië. Zo
" goed ik kon, ben ik erin geslaagd wat voor hun uitrusting bijeen te
" zoeken, maar ik beschik over geen middelen voor de reis. De regering

25.4 Page 244

▲back to top
- XII/240 -
" van Argentinië betaalt de kosten voor acht van hen, maar het geld
" voor vijftien ontbreken mij nog, wat neerkomt op een bedrag van
" twaalfduizend frank. Ik heb thans eens rondgekeken met dit doel,
" maar ik heb niets kunnen verzamelen. Ik heb aan de Heilige Vader
" geschreven en hij laat mij antwoorden dat hij het op een andere
" keer zal doen, want dat het voor hem thans onmogelijk is.
"
Ik weet dat ook U vele uitgaven hebt, maar toch neem ik
" mijn toevlucht tot U als tot een reddingsanker voor deze arme zie-
" len die nog altijd gedompeld zijn in het heidendom en wachten op
" iemand die hun het licht van het heilig evangelie zal brengen om
" ze te kunnen redden.
"
Ik zal niet nalaten te bidden en te laten bidden voor U,
" Mevrouw de markiezin en voor de Heer Markies, uw gemaal, opdat God
" U beiden lange jaren zou behouden in een gelukkig leven met op
" zijn tijd de beloning voor de rechtvaardigen in de hemel.
"
Met de diepste dankbaarheid heb ik de eer te verblijven
"
" Turijn, 21 oktober 1876.
uw zeer verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
Men ziet dat de Heilige Vader nadien van gedachte veranderd was. We kunnen
zelfs met goede grond het waarom hiervan gissen. De doorluchtige opperherder ver-
langde van Don Bosco een belangrijke dienst. Acht dagen nadat Don Bosco aan mar-
kiezin Fassati geschreven had schreef kardinaal Bilio aan Don Bosco en kondigde hem
het aanbod van de paus aan, maar verwittigde hem: "Bij dit aanbod echter heeft de
Heilige Vader een voorwaarde willen voegen, die een bewijs is van de grote achting
welke hij voor U heeft en van het vertrouwen dat hij in U stelt. Ik hoop dat dit
U nog aangenamer zal zijn dan het aanbod zelf." De voorwaarde bestond erin dat Don
Bosco de leiding zou op zich nemen van de Conceptienen, maar over deze aangelegen-
heid kunnen we beter op een andere plaats spreken.
Een weldoener die hem nooit op kritieke ogenblikken placht te vergeten en
op wie hij nooit tevergeefs een beroep deed, was de goede advocaat Galvagno uit
Marene.
"
Beste Heer Advocaat,
"
"
Ik weet niet of men U reeds de omzendbrief voor mijn missio-
" narissen heeft toegezonden. Ik zend U er in ieder geval een afschrift
" van en volgens uw liefdadigheid zult U doen wat U kunt.
"
De aflaten en de geestelijke gunsten waarover ik U reeds
" vroeger gesproken heb, zijn gedrukt.
"
Indien ik iemand van Marene te zien krijg, zal ik ze U laten
" bezorgen.
"
Moge God U en gans uw gezin zegenen en geloof mij in Jezus
" Christus
"
uw verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
" Feestdag van de heilige Bernardus, doctor, 20 augustus 1876.

25.5 Page 245

▲back to top
- XII/241 -
Voor de gewone giften die hem toekwamen meldde hij ontvangst en dankte hij
onverwijld. Hij liet dan aan de schenker of schenkster volgend gedrukt biljet
geworden:
"
Mijnheer, Mevrouw,
"
"
Wij ontvingen de gift die het U behaagd heeft ons te zenden
" voor onze missionarissen. Ik ben er U zeer dankbaar voor. De Heer
" gelieve U hiervoor te belonen met zijn meest uitgelezen hemelse
" zegeningen.
"
De missionarissen zullen een onuitwisbare gedachtenis aan de
" ontvangen weldaad bewaren, terwijl ik met alle achting van U in
" Jezus Christus altijd zijn zal,
"
de verplichte dienaar,
" Turijn, 1876.
Priester Gio. Bosco.
Wanneer echter de gift aanzienlijk was of de hoedanigheid van de persoon
speciale aandacht verdiende dan schreef hij een eigenhandig briefje in de trant
van het volgende, dat gericht was aan gravin Olimpia di Pamparato, geboren
markiezin Natta van Alfiano en gehuisvest te Turijn.
"
Geachte Mevrouw Gravin,
"
"
Met ware dankbaarheid ontvang ik de honderd frank voor onze
" missionarissen die zich klaar maken voor Amerika.
"
Ik dank U, God zal betalen. Ik zal niet nalaten ook speciale
" gebeden te doen voor de heer Graaf, uw Gemaal en nog meer voor Me-
" vrouw uwe Moeder, de markiezin Natta, waarover U me schrijft dat ze
" wat ziek is.
"
Nederige eerbetuiging aan allen en geloof mij van U vol eer-
" bied te zijn.
"
de nederige dienaar,
" Turijn, 22 augustus 1876.
Priester Gio. Bosco.
Wat zullen we dan zeggen over de liturgische gewaden en kledingstukken die
door de vrouwelijke kloostercommuniteiten gemaakt werden? In zekere kloosters
brachten de zusters ganse nachten slapeloos door om de uitrusting van de missiona-
rissen klaar te krijgen. Als eretitel en ten titel van eeuwige dankbaarheid zullen
we melding maken van de dochters van het Refugium, van Sint-Anna, van de weesmeis-
jes, en de dochters van Sint-Petrus. Het was een plicht voor Don Bosco hun op een
of andere manier zijn dankbaarheid te betuigen. De ene stelde hem voor geschenken
te zenden, de andere hun een bezoek te brengen. Don Bosco gaf bevel dat men voor
hen aangename giften zou zoeken en ze hun in zijn naam zou zenden. Hoe zou hij tijd
hebben gevonden om ieder instituut te gaan bezoeken, wanneer hij steeds op zijn
kamer moest blijven om zijn zaken af te handelen? Sinds één jaar verbleven de
dochters van Maria, Hulp der Christenen, op een boogscheut van het Oratorio en
hij was ze nog niet éénmaal gaan bezoeken.
Het vertrek van de missionarissen was vastgesteld voor november. Op het

25.6 Page 246

▲back to top
- XII/242 -
laatste ogenblik werd hun aantal op drieëntwintig gebracht. Van hen moesten
er acht het college openen van Villa Colon, twee een tehuis beginnen voor
de arme Italiaanse kinderen te Buenos Aires, twee zich bezighouden met de
Oratorio’s in de hoofdstad zelf, twee zich bij hun medebroeders voegen
die de kerk van de barmhartigheid bedienden, twee zouden de zorg voor de
parochie van La Boca op zich nemen, vier zouden hulp gaan bieden te S.
Nicolas, terwijl de andere drie zich zouden gereed houden om toenadering te
beproeven met de wilden op de grenzen van Patagonië te Carmen de Patagones.
Te midden van al deze bezorgdheid kon de arme Don Bosco werkelijk niet
meer, "maar het heeft geen belang, God helpt ons" zal hij op 19 november
aan Don Cagliero schrijven.

25.7 Page 247

▲back to top
- XII/243 -
H O O F D S T U K XII
GEBEURTENISSEN IN HET ORATORIO VANAF DE RETRAITES TOT
DE PRIJSUITDELING OP HET EINDE VAN HET SCHOOLJAAR.
Ieder jaar vermindert de dood het reeds geringe aantal van hen die het
leven van het oude Oratorio meeleefden, in de tijd toen Don Bosco nog persoonlijk
de teugels in handen hield. Het is altijd mooi uit de mond van de overlevenden
het met bijzonderheden opgesmukt verhaal te horen van de dingen uit die tijd,
hoewel het waar is dat, wanneer men een daarvan gehoord heeft, men ze allemaal
heeft gehoord wat het wezenlijke van de feiten betreft. Salesianen en niet-salesi-
anen, priesters en leken, zien we dan terug jong worden onder de last van hun
jaren, wanneer ze het geluk bezingen dat ze toen in het huis van Don Bosco
genoten hebben. Zeker kende men toen niet de gerieflijkheden van vandaag, maar
wie gaf er wat om? De vrolijkheid heerste er soeverein, een vrolijkheid getemperd
door vroomheid en studie, onder de blik en de vaderlijke glimlach van Don Bosco,
wiens goedheid was als die van de zon, die in ieder hoekje haar heilzame invloed
laat gevoelen. De nieuwen hadden nog maar pas een voet in het Oratorio gezet of ze
ondergingen er de betovering van, die overal in de lucht verspreid scheen te
hangen. Als bewijs hiervan moge gelden wat ons onlangs de eerbiedwaardige Don
Cartier vertelde, een Salesiaan te Nice-aan-Zee, vergrijsd en daar zo bewonderd en
bemind. Hij was in het Oratorio terecht gekomen zonder ook maar een woordje
Italiaans te kennen en in het begin voelde hij er zich bijna verloren. Maar
Don Bosco kreeg de jongen bij zich en op een oogwenk had hij zijn vertrouwen
gewonnen, niet enkel door de minzaamheid waarmee hij hem behandelde, maar door
hem uit te vragen over zijn familie en over de dingen die hem het liefst waren.
Aldus klom de arme jongen, gedurende enige tijd, tot zolang het voor Don
Bosco niet meer mogelijk was gemakkelijk met iedereen omgang te hebben, iedere
dag en zelfs meermaals per dag de trap op tot bij hem. Onveranderlijk ontving hij
hem als een echte vader en onderhield hij zich met hem juist alsof niets ter
wereld hem meer aan het hart lag dan hem daar te staan ondervragen en naar hem te
luisteren. In dit hoofdstuk zullen we vertellen over het leven van het Oratorio
gedurende de drie zomermaanden van 1876. Gedurende dat gedeelte van het school-
jaar was het de gewoonte van Don Bosco van zijn jongens niet weg te gaan, omdat
toen de retraites plaats hadden en ook omdat de vakantie naderde.
De retraites werden voorafgegaan door een toneelvoorstelling die als een
gebeurtenis begroet werd, niet enkel in het Oratorio, maar ook in de stad. In de
namiddag van donderdag 1 juni voerden de studenten een Latijns blijspel op, iets
wat men sinds lang niet meer gezien had en waarvan niemand ooit gedroomd had zo

25.8 Page 248

▲back to top
- XII/244 -
iets te Valdocco te zien. Men had dit blijspel reeds moeten opvoeren op 11
mei, was Don Bosco, die zich toen te Rome bevond, niet afwezig geweest.
Zolang hij weg was zou er niemand ook maar aan gedacht hebben het blijspel
voor het voetlicht te brengen.
Het blijspel heette Phasmatonices of Larvarum victor, de Overwin-
naar van de Hersenschimmen. Het was een werk van Monseigneur Carlo Maria
Rosini, de geleerde bisschop van Pozzuoli, gestorven in 1836. Een andere
waardevolle latinist, Pater Luigi Palumbo, s.j. had het zeer gepast op en-
kele plaatsen herwerkt. Ziehier het thema. Cremeto, een rijke, Romeinse
patriciër, vertrekt naar verre streken en vertrouwt zijn goederen en de
voogdij over zijn zoon Callidoro aan zijn oude vriend Simone toe. De
jongen, die van vermaken houdt, wordt door de vrekkige voogd kort gehou-
den. Om er geld van los te krijgen wordt hem de raad gegeven aan de voogd
te doen geloven dat het huis van zijn vader behekst is en aldus de toe-
lating te geven om het te verkopen. Een geheim akkoord met de toekomstige
koper verzekert aan de zoon van Cremeto een mooi sommetje.
Eerst echter, om de voogd nog beter in de waan te kunnen brengen,
veinst men de huisgoden te willen sussen door hen een plechtig offerte
brengen. Intussen is de familievader in het verborgen teruggekeerd. Hij
ontdekt het complot, verschijnt onverwachts op het ogenblik dat men het leugen-
achtige vroomheid voor de valse goden aan het offeren is en verwijt aan
iedereen zijn schuld. Daarna geeft hij toe aan het herhaalde verzoek van
zijn onervaren zoon en van de oude bedrogen voogd en vergeeft hij iedereen.
De voorbereiding liep stipt van stapel en werd zodanig geleid dat
de spelers van hun rol gingen houden en belang gingen stellen in de goe-
de afloop van dit niet lichte werk.(1) Een algemene repetitie, de avond tevo-
(1) Vanuit Rome stelde ook Don Durando belang in de voorbereiding. Op 18 april schreef hij aan
Don Rua: - "Zeg aan leraar Bonora dat ik reeds een mooie kroon heb klaargemaakt voor ieder
van het gezelschap dat het Latijns blijspel opvoert, zodat hij er moet voor zorgen met
moed vooruit te gaan bij de repetities voor de Phasmatonices."
Wij hebben in een ontwerp voor de uitnodigingskaart de namen gevonden van de acteurs naast
deze van de personages. Van deze namen zijn er ons nog verscheidene bekend; minstens twee
van de hier genoemden zijn nog in leven.
Dramatis personae
Chremes, pater Callídori
Callidorus, filius Chremetis
Simo, Callidori curator
Toxilius, servus domesticus
Saturio, parasitus
Mnesilochus
Saturionis natii
Pamphilippus
Agent
Secundus Marchisius
IV class. gymn. alumnus
Albinus Carmagnola
V. class. gymn. alumnus
Ludovicus Figinius
Philisophiae alumnus
Joseph Carolius
IV class. gymn. alumnus
Carolus Spattinius
V class. gymn. alumnus
Thomas Pentorius
V class. gymn. alumnus
Jacobus Gresinus
V class; gymn. alumnus
(vervolg op p. 245).

25.9 Page 249

▲back to top
- XII/245 -
ren voor de studenten uitgevoerd, gaf reden tot hoop en deze hoop werd niet ont-
goocheld, want het resultaat overtrof de verwachting. Er was een uitge-le-
zen publiek opgekomen waarbij vele uitstekende leraren van het middelbaar
onderwijs en universiteitsprofessoren, die dadelijk blijk gaven van hun
bewondering. Korte tijd nadien verschenen in de stedelijke pers artikels met be-
oordelingen die het Oratorio veel eer aandeden. De Unità Cattolica bij-
voorbeeld van 4 juni had zeer veel lof over voor de uitvoerders. De krant
noemde de vertoning een "Academie van Plautus", academie wellicht omdat men
er meer dan iets anders een staaltje in zag van de vorderingen die deze
jongens in de klassieke studies hadden gemaakt en "van Plautus" omdat de
verzen werkelijk gelijkenis vertoonden met de manier eigen aan de
dichter van Sàrsina, van wiens taal ze echter alleen de bloesem vertoon-
den. Wat de uitvoering betreft liet de krant opmerken: "Deze vlijtige jon-
gens kunnen hun rol interpreteren met de ongedwongenheid van iemand die
zijn moedertaal spreekt." Ook het tijdschrift Baretti, een letterkundig
schooltijdschrift van professor Perosino, had in zijn nummer van 8 juni
een lang artikel van de hand van zijn directeur, waarin hij met lof sprak over
de "onberispelijke nauwkeurigheid" van de spelers en het volgende schreef:
"Het van buiten kennen van meer dan vijftig bladzijden in het Latijn, het
opzeggen van dit Latijn met zwier, met een los gebaar, vlug en nauwkeurig zon-
der ooit te strompelen over de uitspraak of zich te vergissen in de proso-
die, wat allemaal zeer gemakkelijk had kunnen gebeuren, was zeker geen
lichte opdracht. En nochtans mag het gezegd worden tot lof van deze moedi-
ge leerlingen en van hun moedige meesters, dat alles zo goed verliep dat
velen van het talrijk en uitgelezen auditorium hun tevredenheid niet ver-
borgen, dat ze een zo aangenaam schouwspel hadden mogen bijwonen. De mees-
ten hadden het boek met het blijspel van Rosini bij zich, maar het was on-
nodig voor het juist begrip van de tekst, omdat de acteurs zo goed hun rol
speelden, hun stem zo ongedwongen was en hun gebaar zo lieflijk, dat het
veel voordeliger en aangenamer was zijn aandacht op het toneel te concentreren
dan in het boek te kijken."
Van overal in de omtrek gingen er stemmen op voor een tweede opvoe-
ring nl. op donderdag 8 juni. Priesters en leraren kwamen er in massa
naartoe. Professor Allievo van de koninklijke universiteit stapte door de
theaterzaal om aanzienlijke personen naar voren te brengen die zich op de
ban-ken bevonden bij de andere genodigden en die door de leden van het huis
niet gekend waren. Na de voorstelling zei iedereen dat dit staaltje volstond om
(1) vervolg van blz. 244.
Dordalus, lanista
Joannes Alessus
V class. gymn. alumnus
De uitnodiging bestond in een epigram in volgende termen:
PHASMATONIKHE
seu
Larvarum Victor
Rosiniana Comoedia
Plautino stilo exarata
agetur
Ab alumnis Asceterii Salesiani
Calendis iun.
Hora secunda de meridie.
Un adsies rogo
Jo. Bosco Sac.

25.10 Page 250

▲back to top
- XII/246 -
allen de mond te stoppen, die uitflapten dat in het Oratorio de studies
werden verwaarloosd of onaanzienlijke resultaten opleverden. Over deze op-
voering had het de Emporio popolare "universeel dagblad" in het nummer van
de volgende dag, waarin onder meer genoteerd werd "het plezierige toneel-
stuk, een echt literair meesterwerk, werd op een volmaakte wijze geïnter-
preteerd door de flinke leerlingen-studenten van het gymnasium en het ge-
cultiveerde auditorium toonde er zich onzeglijk tevreden over."
Zowel op de eerste als op de tweede avond brachten vrolijke muziekuitvoe-
ringen en enkele zangen gedurende de pauzen ontspanning voor de kijkers.
De Marinaio van Don Cagliero wekte bij vrienden en kennissen de genegen
herinnering op aan de afwezige componist. Don Bosco, die de eerste maal
belet was, woonde de tweede opvoering bij en was er, zoals de kroniek het
geboekt heeft, "uiterst tevreden" over. Over de algemene tevredenheid leg-
gen de drie bovengenoemde kranten getuigenis af en in de laatste besluit de
directeur zijn artikel door feestelijk te schrijven: "Mijn gelukwensen à
tout le monde." Feitelijk was het niet moeilijk zich voor te stellen aan
hoevelen de verdienste voor deze roemrijke onderneming moest toegeschreven
worden.
Wanneer alles weer zijn gewoon dagelijks verloop kende, wat ook
thans nog in het Oratorio gebeurt met de grootste snelheid en natuurlijk-
heid na voorbijgaande verstrooiingen, begon men met de retraites. Ondanks
de beslissing die men genomen had om de retraites niet langer te doen duren
dan tot de laatste fase van het schooljaar, moest men wel van de nood een
deugd maken, wegens de lange afwezigheid van Don Bosco die er natuurlijk
bij wou zijn. Gelukkig was het weer van de partij. Het bleef regenachtig
en fris en werkte niet weinig de inspanningen van de Oversten en de
goede wil van de jongens in de hand. Op één week, van de 11de tot de 18de
juni werd alles in orde gebracht, zowel voor de studenten als voor de vak-
jongens. Voor de studenten en voor de anderen predikte viermaal daags de
theoloog Belasio, apostolisch missionaris, die toen zeer befaamd was wegens
de oorspronkelijkheid van zijn sermoenen. In beide reeksen van sermoe-
nen hield hij ook een aantrekkelijke onderrichting over de heilige mis,
waarbij hij voet voor voet de celebrant aan het altaar volgde. Tussen het
ene sermoen en het andere hoorde hij biecht en begaf hij zich rechtstreeks
van de kansel naar het koor van de kleine kerk, waar de retraites plaats
hadden. Al de salesianen die hem gekend hebben, legden getuigenis af van
zijn buitengewone genegenheid voor Don Bosco. Don Barberis schrijft in zijn
kroniek: "Wat een brave man! Ik had de gelegenheid hem van dichtbij te
leren kennen. Wat houdt hij van Don Bosco! Hij is aan hem gehecht als een
zoon aan zijn vader. Hij is zeer tevreden, omdat Don Bosco hem ingeschreven
heeft bij de eerste Salesiaanse Medewerkers, een nieuw werk dat nu
ontstaat en waarvan Don Bosco oneindig veel verwacht."
Na de avondgebeden van de 11de sprak Don Bosco in dezer voege tot de stu-
denten.
"
Ik ben blij dat ik jullie allen samen kan groeten in de Heer.
" Deze avond begon de retraite. Wij hebben zo gewenst dat ze zou
" gehouden worden door de heer theoloog Belasio en nu is hij bij
" ons. Wij zijn nu tevreden. Het is een groot geluk de retraite te
" mogen doen, want men kan er het paradijs door verdienen. Ik wens
" dat deze heilige retraite door een groot gedeelte van jullie zou ge-
" daan wor-

26 Pages 251-260

▲back to top

26.1 Page 251

▲back to top
- XII/247 -
" den met het oog op de keus van jullie levensstaat. Sommigen van jullie
" zijn reeds in de hogere leergangen en zijn bijna aan het einde van hun
" gymnasium, zodat ze ernstig aan hun roeping moeten beginnen denken.
" Anderen moeten nog één jaar doen om het gymnasium te beëindigen, maar
" denken eraan de vijfde klas over te slaan. Ook zij moeten goed onder-
" zoeken tot welke staat de Heer hen roept. Vragen jullie vurig aan de
" Heer deze genade en Hij zal ze jullie toestaan. Ik laat de rest over
" aan de eerwaarde heer theoloog Belasio die jullie de richting zal
" aanwijzen en jullie zal helpen je roeping te kennen. Hij zal ook de
" middelen aangeven om erin te volharden. Ieder van jullie moet zich
" in de handen geven van zijn eigen geestelijke leider. Trachten jullie
" zeer ingetogen te zijn om een goed onderzoek te kunnen doen. Sommigen
" verlangen naar de geestelijke staat, anderen naar een andere staat.
" De staat waarin de Heer jullie wil hebben, werd door hem met veel ge-
" naden bezaaid om jullie eeuwig geluk te vergemakkelijken. Alles hangt
" ervan af hoe jullie de keus moeten raden.
"
Ik sta hier niet om bijzondere regels te geven hoe jullie zich
" goed moeten gedragen gedurende deze retraite, want dat zal in de ser-
" moenen gezegd worden. Ik wil alleen maar zeggen dat jullie deze re-
" gels, vooral het stilzwijgen op de vastgestelde tijden moeten nale-
" ven, zoals bijvoorbeeld in de studiezaal, voor de mis en na de avond-
" gebeden.
"
Thans wil ik jullie onthullen waaraan ik aan het denken ben en
" zelfs een feit verhalen dat vandaag omstreeks halfvier is voorgeval-
" len. Een zoon van de schatrijke familie Callori, weldoeners van ons
" huis ging er prat op een duchtige paardentemmer te zijn en was dat
" inderdaad. Ook de wildste paarden werden door hem met meesterhand be-
" dwongen. Het volstond dat hij vernam dat een paard ontembaar was of
" hij kocht het aan. In werkelijkheid had hij alle paarden die onder
" zijn handen waren gekomen, getemd. Toen men hem was komen zeggen dat
" er te Saluzzo een paard was, dat wegens zijn wildheid niemand had
" willen kopen, ging hij erheen, kocht het en slaagde erin het te lei-
" den zoals hij wou. Op een dag spande hij het voor de sjees, sprong
" erop en terwijl hij het met de breidel stuurde en het de zweep gaf,
" deed hij het hard galopperen. Het feit viel voor te Saluzzo. Enige
" ogenblikken later, toen het paard een harde slag van de zweep kreeg,
" springt het op, slaat op hol en vliegt door de velden in een razende
" vaart. Toen de jonge heer zag dat hij in gevaar verkeerde, sprong
" hij uit het rijtuig, maar wegens de snelheid van de wagen bleef hij
" een ogenblik met zijn been tussen het rad hangen zodat zijn been
" brak. Hij werd tegen de grond geslingerd. Er komt volk toegelopen,
" men dient hem de eerste zorgen toe en men spalkt zijn been om hem
" te kunnen vervoeren. Van Saluzzo werd hij naar Turijn gebracht. Maar
" was het nu wegens het feit dat het been niet goed op zijn plaats
" werd gezet, of was het omdat door de reis de wonde weer terug was
" opengegaan, het is een feit dat men zijn been moest afzetten. Maar
" daarmee was hij niet gered. Daar men teveel tijd had verloren met
" consulten te houden en om de tegenstand van de jongen en van de
" familie te overwinnen was het koud vuur erin gekomen, het had zich
" uitgebreid en toen was er geen enkel hulpmiddel meer tegen de dood.
" Juist vandaag om halfvier vloog de ziel van deze jongen naar de Heer,
" na voorzien te zijn van de troostmiddelen van onze heilige godsdienst.
"
Ze waren met drie gebroeders van wie er één een tijdje geleden

26.2 Page 252

▲back to top
- XII/248 -
" gestorven is aan t.b.c. op de leeftijd van 20 jaar, de andere is van-
" daag gestorven op de leeftijd van 23 jaar; de laatste overlevende
" heeft een zeer zwakke gezondheid. Het verdriet van de familie is
" onmetelijk, omdat hun enig overblijvende hoop berustte op deze
" zoon wiens verlies ze niet kunnen dragen en waarvoor ze geen
" troost vinden.
"
Het enige wat dit grote leed kan verzachten is de gedachte
" dat deze zoon gestorven is als een goede christen en dat er grote
" hoop bestaat voor zijn eeuwige zaligheid. Deze familie is schatrijk,
" maar de rijkdom kan haar niet troosten en dit bewijst eens te meer
" dat de rijkdom de mens niet gelukkig maakt. Deze overdenking beves-
" tigt mij steeds meer in de grote waarheid dat alleen de godsdienst
" in staat is troost te brengen in de tegenspoed en de ziel tot rust
" kan brengen.
"
Laten we tot de Heer bidden dat Hij zich gewaardige een
" welwillende blik op deze familie te werpen en haar te troosten in haar
" verdriet.
"
Onthouden jullie, mijn beste zonen, dat de rijkdommen het men-
" selijk hart niet kunnen opbeuren noch bevredigen. Alleen de gods-
" dienst kan dit. Ik zeg jullie dat opdat jullie de goederen van de
" aarde zouden waarderen voor wat ze waard zijn. Alleen de goede
" werken zijn de echte rijkdommen die ons in de hemel een plaats
" bereiden. Goede nacht.
De adellijke jongeling zo tragisch omgekomen was de jonge graaf
Emanuele Callori, wiens naam vaak voorkomt in de briefwisseling met zijn
vrome moeder, de gravin. Don Bosco die hem de laatste sacramenten toege-
diend had en zijn ziel had aanbevolen, sloot hem de ogen.(1)
De overblijvende broeder is graaf Ranieri, toen wat geschokt in zijn ge-
zondheid maar thans nog altijd in leven, een kloeke grijsaard, vader van
een talrijke en schone familie. Tussen Don Bosco en de familie Callori werd
na dit droevig verlies een overeenkomst gesloten om ten eeuwigen dage een
jaargetijde op te dragen in de kerk van Maria, Hulp der Christenen.
(1) De 11de juni, octaaf van Pinksteren, was de laatste dag van de paastijd. Deze bijzonderheid
en de assistentie van Don Bosco, samen met andere omstandigheden, brengen er ons toe de
hypothese te formuleren dat Don Bosco juist deze dood aankondigde in de droom die door hem
verhaald werd op de avond van 23 januari. Het blijkt niet dat hij gedurende de paastijd
andere jongens zou bijgestaan hebben, evenmin dat in deze periode leerlingen van het
Oratorio zouden gestorven zijn. In deze veronderstelling zou de datum van 26 mei hem
door de gids aangetoond in de kalender zonder enige precieze verwijzing, de dag kunnen
aanduiden van de noodlottige val van het paard, dat de dood veroorzaakte. Inderdaad,
Monseigneur Federico Callori, prelaat aan het pauselijk hof en zoon van graaf Ranieri,
schreef, zonder dat iemand iets van deze datum wist, als een zaak die zeker was, dat de
jongen nog ongeveer veertien dagen die val zou overleven. Tot heden toe zijn wij er echter
niet in geslaagd uit documenten op te maken op welke juiste dag hij gevallen is. Misschien
zullen andere personen daarin meer geluk hebben. Met deze verwachting hebben wij gemeend
hier onze twijfels te moeten uitdrukken, waarin ons de omstandigheid bevestigd wordt dat de
dode uit de droom niet in het Oratorio verbleef.

26.3 Page 253

▲back to top
- XII/249 -
De studenten moeten de retraite goed gedaan hebben, want we weten
dat Don Bosco er uiterst tevreden over was. Het punt dat hem gewoonlijk het
dichtst aan het hart lag in dergelijke omstandigheid was de roeping en we
hebben dit juist aangetroffen in het begin van het "avondwoordje" van de
11de. Bovendien mag gezegd worden dat dit onderwerp gewoonlijk op de dag-
orde van het Oratorio stond. Aldus had Don Barberis die de godsdienstleer-
gang gaf in de hogere klassen van het gymnasium, erover gesproken in de
laatste les, terwijl hij aan zijn leerlingen voor de retraite deze twee
punten voorstelde: 1° de retraite niet te eindigen zonder dat ze allen
over hun roeping een beslissing zouden nemen. Indien ze nog langer zouden
wachten zou dat een ramp zijn en een oorzaak van kruisen voor het ganse
leven; 2° dat het een dwaasheid zou zijn hierover andere biechtvaders dan hun
gewone biechtvader te gaan raadplegen. Don Bosco kende hen reeds en had van de
Heer een bijzondere ver-lichting ontvangen. Ze moesten zich dus alleen van de
eerste tot de laatste bij hem aanbieden. Wat een zalige tijd! Het besluit
was dat van de vierde en vijfde klas van het gymnasium wel een veertigtal
zich lieten inschrijven en vanaf dan vast besloten waren tot de vrome
sociëteit toe te treden, terwijl een twaalftal bleven dobberen tussen al
dan niet aansluiten, ofwel wegens familieredenen ofwel omdat ze verlang-
den er nog iemand over te horen. Ook het werk van Maria, Hulp der Christe-
nen, kon rekenen op een toetreding van een twintigtal. Indien, zoals men
hoopte, bij al dezen zich nog anderen zouden voegen uit de colleges, dan
gingen de vooruitzichten van de oversten voor het volgende jaar stijgen tot
een tachtigtal nieuwe jonge geestelijken. Welnu, dit vooruitzicht werd nog
door de feiten overtroffen zoals we te gelegener tijd zullen zeggen.
De congregatie ging er dus snel op vooruit. Don Bosco schreef deze
aangroei toe aan de omstandigheid dat men niet wachtte tot deze personen bij de
congregatie kwamen als bij hen de idee van hun roeping reeds tot rijpheid
was gekomen. "Wij gaan ze opzoeken" - zei hij - "we zoeken ze op zonder van
huis weg te gaan. Ze komen zonder een eigenlijk inzicht naar onze colle-
ges en Oratorio’s, onze levenswijze staat hen aan en ze vragen om te mogen
blijven.
Wij moeten enkel denken aan een keuze. Indien het ons toeschijnt dat
er voor iemand hoop bestaat dat hij zal slagen, dan houden wij hem, zo niet,
dan kan hij elders gaan." Uit elementen van dien trant nam Don Bosco deze
die het meest geschikt waren voor zijn congregatie. Want - liet hij ook
opmerken - onze congregatie is er niet op gericht de gewoonten te hervor-
men, zoals bij andere kloosterorden. Neen, wij gaan uit van de veronder-
stelling dat de gewoonten van iemand die salesiaan wenst te worden, reeds
hervormd zijn of liever dat iemand die bij ons komt, nooit in grote ondeugden of
wanordelijkheden gevallen is.(1)
Een klein feitje uit die dagen bevestigt wat we in het andere boek-
deel zegden over de manier waarop de jongens in het Oratorio de roeping tot
het kloosterleven beschouwden.(2) Een leerling van de vijfde (gymnasium)
klas, levendig maar bedachtzaam, wandelde met enkelen van zijn gezellen in
(1) Kroniek van Don Barberis 12 augustus 1876.
(2) Boekdeel XI, blz. 172, 209-211 en 223-224.

26.4 Page 254

▲back to top
- XII/250 -
de buurt van Don Bosco onder de galerijen. Het scheen alsof hij over
iets aan het nadenken was en of hij graag iets wou zeggen. Don Bosco
bemerkte het en ondervroeg hem:
"Jij zou me iets willen zeggen, niet waar?"
"U hebt het geraden, ja, Mijnheer."
"En wat zou je mij willen zeggen?"
"Wel... Ik zou niet willen dat de anderen het horen. En terwijl hij
dit zei, trok hij Don Bosco wat opzij en fluisterde hem in het oor: "Ik zou
U een geschenk willen geven dat U genoegen zal doen."
"En welk geschenk wil je me geven?"
"Kijk", hernam hij, terwijl hij op zijn tenen ging staan, de armen
breed uitstrekte en zijn gelaat een ernstige uitdrukking gaf: ik zou je
mezelf willen geven, opdat U van heden af met mij zoudt doen wat U wilt en
mij altijd bij U zoudt houden."
"Werkelijk", antwoordde hem Don Bosco, "U zoudt me geen aangenamer
geschenk kunnen doen. Ik aanvaard het, niet voor mij maar om je aan de Heer
aan te bieden en je gans aan de Heer toe te wijden."
Deze zelfde jongen had gedurende één van de voorgaande jaren ten
gevolge van een misverstand gemeend te begrijpen dat de prefect eraan
dacht om hem naar huis te sturen, omdat zijn moeder, die weduwe was, in vertra-
ging was met het uitbetalen van de geringe overeengekomen som voor het
kostgeld. Daarom was hij bij Don Bosco gelopen en had hij hem de twijfel
die hem kwelde meegedeeld. Don Bosco had hem een ogenblik aangekeken, in
zijn ogen het diepe leed gemerkt en hem gerustgesteld met zijn vaderlijke
goedaardigheid: - "Wel, kijk, indien de prefect je naar huis zendt, ga je
naar buiten langs de portiersloge en dan kom je terug binnen langs de
kerk en kom je bij Don Bosco." De jongen kuste zijn hand, gerustgesteld en
beloofde hem zo te handelen. Maar het was onnodig.
Dit was een jongen, over wie Don Barberis na een kort bezoek aan de
familie van de nieuwe ingeschrevenen voor ze als jonge geestelijke werden
ingekleed, ons in zijn waardevolle kroniek, die we al zo dikwijls hebben
aangehaald, volgende inlichting verschaft: "Wie volstrekt niet naar huis
wou gaan was alleen maar Picollo, een wat losbollig baasje, maar die ern-
stig vreesde dat hij thuis zonden zou bedrijven. Om die reden wou hij niet
naar huis gaan." We zullen hierbij aanstippen dat in Piëmont het woord
"birichinetto" (kleine schelm) niet betekent "deugniet" of "onbeschaamde
vlegel" maar eenvoudig "kapoentje". Het blijkt inderdaad uit de schoolregisters
dat ons "kapoentje" op het einde van het schooljaar de eerste prijs voor de
studies behaalde en tien op tien voor gedrag.
Tot dezelfde jongen heeft Don Bosco op het beslissende ogenblik van
zijn roeping de volgende woorden gezegd: "Kijk, je hebt nu twee wegen
voor jou, deze waar je familieleden je zouden willen hebben, namelijk een
beroep in de wereld, als advocaat bij voorbeeld, en de weg die Don Bosco
voor jou openstelt. In de wereld kan je een mooie loopbaan hebben en veel
geld verdienen, maar met gevaar je ziel niet te redden. Met Don Bosco zal
je moeten werken en op zijn tijd ook veel moeten lij- den, maar je zal
rijk worden aan verdiensten voor het paradijs. Don Francesco Picollo, oud-
inspecteur in Sicilië, heeft gedurende drieëntwintig jaar de juistheid ervaren

26.5 Page 255

▲back to top
- XII/251 -
van deze voorspelling waarvan het aandenken hem een zoete steun was in zijn
dagelijks lijden.(1)
Op zijn tijd hadden hem nochtans geen verlokkelijke voorstellen ont-
broken. Monseigneur Gastaldi, die over hem zeer gunstig had horen spreken,
liet hem door de theoloog Angelo Rho, zijn dorpsgenoot van Pecetto en zijn
kozijn, zeggen dat hij indien hij Don Bosco wou verlaten, hij hem niet
enkel kosteloos in het seminarie zou gehouden hebben, maar hem ook nog zou
voorzien hebben van kleren en boeken. Hij antwoordde dat hij hiervoor te
goed was bij Don Bosco en dat hij hem nooit zou verraden die hem tot dan
toe opgevoed en onderricht had en die hem beminde als een vader.
Ook de broeder van de theoloog, de koninklijke provisor bij de stu-
dies te Turijn, deed een gevaarlijke aanval op hem. Aan Picollo, die al
sinds enkele jaren jonge geestelijke was, liet hij zeggen door tussenkomst
van zijn moeder dat hij, wanneer hij bij Don Bosco wegging, hem een leer-
stoel in een publiek gymnasium zou aanwijzen en dat hij na een paar jaren
hem een wettelijk diploma van leraar zou bezorgen. De jonge geestelij-
ke gaf hetzelfde antwoord als aan diens broeder. Sarcastisch zei de andere
tot zijn moeder: - "Goed. Zeg aan uw zoon dat hij bij Don Bosco blijve en
zeker zal hij dan kardinaal worden." Toen Don Bosco kennis had gekregen van
deze twee incidenten deed het hem enerzijds wel leed wanneer hij zag welke
pogingen gedaan werden om hem zijn jonge geestelijken te ontfutselen,
maar aan de andere kant ver- heugde hij zich over de blijken van getrouw-
heid die hem door zijn zonen die nog zo jong waren, werden gegeven.
Wat het thema van de roeping betreft en van het op zoek gaan naar
personen, verdient het geval te worden vermeld van een andere jongen over
wie we reeds hiervoor gesproken hebben:(2) we bedoelen Giuseppe Mino,
leerling van de vijfde klas van het gymnasium.
Op vijf jaar tijd had hij nooit een reden tot klachten gegeven. Als
goede zanger en zeer sympathieke jongen was hij in omstandigheden en geva-
ren geweest die groter waren dan voor iemand anders, omdat hij naar ver-
makelijkheden en maaltijden moest gaan, waar hij door allen bewonderd
werd. En nochtans was hij altijd braaf gebleven zodat hij er enkel aan
dacht priester te worden. Nu zegde Don Bosco dadelijk na de retraite aan
verscheidene priesters, waaronder Don Barberis, die zijn woorden in zijn
kroniek opschreef: - "Mocht Mino toch in het Oratorio blijven als jonge
geestelijke en deel uitmaken van onze congregatie! Wat wens ik toch dat
hij zou blijven! Ik heb hem alle zorgen verleend die men aan een jongen
maar kan verlenen, ik heb hard voor hem gewerkt en ik mag zeggen dat
hij er altijd aan beantwoord heeft. Het is nooit gebeurd dat ik hem een
woord zei of hem een raad gaf en dat deze raad of dit woord ijdel zijn ge-
bleven. Ik heb dan ook geen enkele gelegenheid daartoe laten voorbijgaan; ook
wanneer ik er groot ongemak door ondervond, wat ik meende in de Heer te moeten
doen voor zijn welzijn. En thans nu hij de vijfde klas van het gymnasium beëin-
(1) Laten wij de tijden van de werkwoorden in de drukproeven wijzigen, want Don Picollo
overleed te Rome op 8 december 1930.
(2) Zie hiervoor, hfdst. IV.

26.6 Page 256

▲back to top
- XII/252 -
digd heeft en hij het kleed van jonge geestelijke zou moeten aantrekken,
zou ik zeer tevreden zijn dat hij bij ons bleef. Maar het zal niet zo gemakke-
lijk zijn, want hij wordt lastig gevallen door zijn ouders en door zijn
pastoor en de bisschop wil hem in zijn seminarie. Feitelijk ging hij naar
zijn bisdom van Biella zonder dat Don Bosco nog iets zei of deed dat kon
uitgelegd worden als een aanslag op zijn vrijheid. Als zeer jonge priester werd
hij door een gewelddadige ziekte uit het leven gerukt, kort na de dood van
Don Bosco. Een brave pastoor van Biella zei dat hij van Don Bosco was gaan
houden, wanneer hij Don Mino gekend had, omdat hij het voor zeker hield dat zijn
handelwijze die zo verschilde van de gewone handelwijze, door hem was aan-
geleerd in de school van Don Bosco.
Er was in die tijd een analoog geval waarbij Don Bosco echter op
een heel verschillende manier te werk ging. Toen echter nam de jongen dui-
delijk positie in tegenover zijn tegenstanders, zodat het er voor Don Bosco
om ging de vrijheid te doen eerbiedigen. Giacomo Cresino, ook een leerling
van de vijfde klas, toonde het ernstige inzicht bij Don Bosco te blijven.
Zijn oom kwam de nodige getuigschriften halen, opdat zijn neef de examens
in het seminarie zou kunnen afleggen. Arme jongen! Zelfs zijn vader was
tegen hem en zei hem zelfs van tijd tot tijd: - "Indien jij bij Don Bosco
wilt blijven, dan verloochen ik je als mijn zoon!" - De pastoor heulde op
zijn beurt met de vader. Alsof dit nog niet genoeg was, was er een priester
van Turijn, die hem in verschillende omstandigheden geholpen had, die nu
meer dan al de anderen aanwakkerde. Eindelijk was er nog een zuster, al op
rijpere leeftijd en met veel invloed in die streek, die het huis met wee-
klachten vulde wanneer ze ook maar hoorde zeggen dat haar broeder in de
congregatie wou blijven.
Don Bosco antwoordde dus aan de oom dat hij hem geen getuigschriften
kon geven, omdat reeds met de jongen overeengekomen was dat hij niet naar
het seminarie zou gaan, maar dat hij naar het Oratorio zou terugkeren. Hij
verklaarde zich echter bereid deze getuigschriften te bezorgen vanaf het
ogenblik zelf dat zijn neef het bewijs gaf dat hij van mening veranderd
was. De oom drong aan zoveel hij maar kon, maar Don Bosco gaf niet toe. Dat
de jongen hier in persoon kome - herhaalde Don Bosco - dat hij er blijk van
geve dat hij van mening veranderd is en dan zal ik de gevraagde papieren opmaken.
De jongen kwam inderdaad. Hij was bezweken. De aanval was te hevig
geweest. Hij zei aan Don Bosco dat hij naar het seminarie zou gaan. Daarna on-
dertekende Don Bosco dadelijk de getuigschriften en overhandigde ze. Op
die leeftijd zonder ervaring, omgeven door mensen die slechts aan tijde-
lijke goederen dachten, ver van personen die hen konden raad geven, gaven
de jongens soms toe. Toch waren er niet weinigen, die ondanks de kamp
die ze te strijden hadden, triomfeerden en terugkwamen naar het Oratorio.
In 1876 waren er enkelen die hun overwinning duur betaalden. Zo was
er, bijvoorbeeld één, die aan zijn broer moest beloven hem zijn aandeel in
de ouderlijke goederen af te staan, een ander werd door zijn vader niet
meer als zoon erkend, een derde kwam terug nadat hij van zijn in woede
ontstoken vader een opdonder had gekregen.
Voor Gresino was het een tijdelijke zwakheid geweest. Toen hij na
zijn licentiaat in het gymnasium naar huis was gegaan had hij er spijt van
aldus zijn wapens te hebben afgegeven en reikhalsde hij ernaar terug te gaan.

26.7 Page 257

▲back to top
- XII/253 -
Hij had het vormsel nog niet ontvangen. In het Oratorio moest men op het
einde van de maand augustus dit sacrament ontvangen. Don Bosco liet hem
schrijven dat hij zou komen om het te ontvangen. Zijn ouders konden hem de
toelating niet weigeren, want, zonder vormsel, kon hij niet ingeschreven
worden bij de jonge geestelijken van het bisdom. Hij kwam, maar dan was er
geen sprake meer van dat hij nog wou teruggaan. Niemand was nog in staat
hem van zijn voornemen af te brengen, zodat hij ingekleed werd samen met
zijn gezellen en nog op de dag van vandaag een goede salesiaan is.
Episoden als deze, waarin de genegenheid van de jongens voor Don
Bosco en de spontaneïteit waarmee ze hem volgden tot uiting kwamen, waren
in het Oratorio niet zeldzaam. "Van hoeveel dergelijke gevallen zijn wij
n i et g e tu i g e g e w e es t"! r o e p t D o n B a r be ri s i n z i j n k r o ni ek ui t e n D o n
Lemoyne bevestigt dit in sommige van zijn gedenkschriften. Voor hen die
deze bladzijden lezen, zullen wij eraan toevoegen: wat zou het nuttig zijn
dat de gelukkige overlevenden van toen ons een verslag toezenden van der-
gelijke feiten die hun bekend zijn en die misschien aan hen voorgevallen zijn!
Maar over het onderwerp van de roepingen hebben wij nog iets te zeg-
gen. Niet altijd ontmoetten de vaderlijke raadgevingen van Don Bosco
over deze stof bij de jongens de gewenste gedweeheid, zelfs wanneer verzet
van buiten uit ontbrak. En hiervan moesten ze vroeg of laat de gevolgen
beklagen. Er waren zeer onlangs drie voorbeelden daarvan geweest. In
1875 had Don Bosco aan een jongen van de vierde klas van het gymnasium die
nog wat onbeslist was zo maar gesuggereerd het kleed van jonge geestelijke
aan te trekken, maar hij had er de voorkeur aan gegeven nog een jaar te
wachten. Hij deed dan zijn vijfde klas uit, keerde naar huis terug na de
examens en dacht er niet meer aan priester te worden. Een andere jon-
gen, één van de besten, had eveneens van Don Bosco de raad gekregen de
vijfde niet te doen, maar hij meende dat het beter was nog wat te wachten.
Hij ging in de vijfde klas, maar quantum mutatus ab illo! Reeds in novem-
ber merkten zijn oversten dat het weldra nodig was hem aan de deur te zet-
ten. Een derde jongen, aan wie hij de raad had gegeven over te gaan naar de
stoomcursus omdat hij reeds gevorderd was in leeftijd, stemde daarin toe,
maar nadien, toen hij bij anderen om raad was geweest, keerde hij terug
naar de gewone school en eindigde slecht. Wanneer Don Bosco zag dat een
jongen in plaats van zijn advies te volgen, andere raadslieden ging opzoe-
ken, verloor hij dadelijk alle hoop. Hij hield van hem als tevoren, maar
liet hem niet w et en wat hij over hem dacht en hoedde er zich wel voor hem
nog raadgevingen van dien aard te geven.
Een of andere gelukkige verloren zoon vond nog de weg terug naar het
vaderlijke huis dat hij zo jammerlijk verlaten had. Dit gebeurde met
een jongen, die Coccero heette en zich bij Don Bosco aanbood op de avond
van 19 november bijna acht jaar nadat hij onbedacht het Oratorio verlaten
had. Toen hij het gymnasium beëindigd had, had Don Bosco hem gezegd: - "Jij
bent niet voor de wereld gemaakt; jij hebt het nodig rustig en terugge-
trokken te leven." Maar de andere antwoordde dat hij verlangde naar het
seminarie te gaan, vooral om zijn ouders genoegen te doen. "Je kunt doen
wat je wil", hernam Don Bosco, "maar je zal alleen dan in de geestelijke
staat slagen, wanneer je teruggetrokken leeft in een kloostercongregatie."
Hij ging naar het seminarie waar hij zich inspande om zich goed te
gedragen, opdat zijn oversten over hem tevreden zouden zijn. Zo geraak-
te hij tot in het vierde jaar van de godgeleerdheid, toen op een goede dag
de Rector, die hem had laten roepen, op de man af zei dat hij geen roeping had

26.8 Page 258

▲back to top
- XII/254 -
voor de geestelijke staat. De beklagenswaardige jonge geestelijke die terug
naar zijn familie werd gestuurd, voelde zich daar buiten zijn eigen milieu.
Hij woonde daar gedurende twee jaar zonder de vrede te kennen, totdat
hij zich de woorden van Don Bosco herinnerde bij zijn vertrek uit het Ora-
torio. Nadat Don Bosco over zijn gedrag de nodige inlichtingen had ingewonnen,
aanvaardde hij hem in de congregatie. - "Wat al gelijkaardige gevallen!" -
riepen de priesters uit, die uit de mond van Don Bosco zelf het verhaal van
dit avontuur gehoord hadden. En waarom is dit zo? - hernam Don Bosco.
Men kan het begrijpen ook als men de natuurlijke rede te hulp roept. Het
zijn brave, eenvoudige jongens met een zacht karakter. De wereld is te be-
drieglijk, ze kennen haar niet en menen dat iedereen zo eenvoudig is als
zij. Wanneer ze dan overal bedrog aantreffen, bieden zij geen weerstand.
Deze jongens staan tegenover de wereld zoals hun eenvoud zich tegenover de
schranderheid van de wereld bevindt. Het is zeker dat deze arme jongens er
nooit op hun plaats zullen zijn. Ik ken ze, geef hun openlijk mijn advies
en ook na vele jaren herinneren ze zich mijn woorden en deze zullen hen
naar hier terugroepen.
Ook de retraite van de vakjongens verliep goed. Een goede aanwijzing
van haar vruchten was het mooie aantal van hen die hun aanvraag deden om te
worden aanvaard als coadjuteur-novice. Don Bosco die verlangde deze tak van
de congregatie te verstevigen, was er buitenmate door getroost.
Maar in het leven van Don Bosco gingen de vertroostingen altijd gepaard
met kruisen. Ditmaal hield zijn eigen gezondheid en die van sommige van
zijn medehelpers hem in voortdurend leed. Na zijn terugkeer uit Rome was
hij niet één enkele dag zonder ongemakken gebleven. De dood van de zoon van
graaf Callori veroorzaakte hem nieuwe beroering. Terwijl hij, nat van het
zweet terug naar huis keerde, had hij kou gevat. In de nacht van de 14de
werd hij overvallen door hevige krampen die hem van zijn bed deden op-
springen. Hij moest op een sofa gaan liggen. Hij vroeg geen hulp omdat hij
's nachts nooit iemand zou lastig vallen. De nacht daarop had hij koortsen en
gedurende de dag zweette hij overvloedig en zonder ophouden. Daarenboven
waren er drie priesters ziek. Dit waren Don Barberis, die nog altijd klas
gaf, God weet hoe, vermits hij zich met moeite recht kon houden en alleen
door zijn krachtige wil opstond, omdat hij niemand had die hem kon vervan-
gen; Don Guidazio, die hoewel uiterst sterk en een onvermoeibare werker,
toch op van vermoeidheid zo dikwijls in bezwijming viel dat de dokter hem
bevel gaf zijn geliefde vijfde klas van het gymnasium te laten varen om
volstrekte rust te nemen. Daarom begaf hij zich naar Nizza Monferrato bij
de moeder van het Oratorio, gravin Corsi. Het ergst van allen was de arme
Don Chiala, de ijverige catechist van de vakjongens.
Deze waardige zoon van Don Bosco werkte werkelijk tot hij niet meer
kon. Opeens werd zijn kwaal zoveel ernstiger dat zij hem noodzaakte de raad
te aanvaarden om zich naar een dorpje in het bisdom Ivrea in de buurt van
Feletto te begeven bij een oom van hem die pastoor was. Hier wachtte hem
een pijnlijke verassing: hij kreeg de toelating niet om de mis te celebre-
ren. Een decreet van de bisschop, Monseigneur Moreno, verbood de mis te
lezen aan alle priesters die, afkomstig of geboortig van het bisdom, er
zouden terugkeren na eerst elders hun domicilie te hebben gevestigd. Zoals
bekend, stond deze Ordinarius vol wantrouwen tegenover Don Bosco en zijn
werk. In deze aangelegenheid hadden de twee gebroeders Cuffia, eerst Don
Bosco verbitterd door hun desertie, en dan ook nog Monseigneur redenen tot
beklag in handen gegeven, die dan zijn toevlucht nam tot deze voorziening die wel

26.9 Page 259

▲back to top
- XII/255 -
die wel in algemene termen gegeven werd, maar zonder enige twijfel op het
oog had de priesters van Don Bosco te treffen.
Niettemin gaf Don Bosco aan Don Rua het bevel het celebret te zen-
den aan Don Chiala die erom gevraagd had. Bij deze gelegenheid hoorde men
hem het volgende zeggen: - Indien de Bisschop ermee voortgaat hem de toelating
om te celebreren te weigeren, dan zal ik tot mijn spijt gedwongen zijn naar
Rome te schrijven. Het is niet geoorloofd een priester a divinis te suspen-
deren, alleen maar omdat hij tot een kloostercongregatie behoort. Indien er
een ernstige reden tegen die priester bestaat, dat hij het dan maar doet,
want dan heeft hij er het volste recht toe, doch hem enkel suspenderen omdat
hij tot die of die congregatie behoort die niet in de gunst valt, dat is
iets wat hij niet mag doen. Steeds bereid elke tekortkoming tegenover zijn
eigen persoon onverlet te laten, toonde Don Bosco de uiterste krachtdadig-
heid wanneer de rechten van zijn congregatie op het spel stonden.
De retraite van de vakjongens werd gesloten op de morgen van zondag
18 juni en op die dag moest nog een plechtiger ceremonie gevierd worden. Hoe
meer de vijand van het goede te keer ging door haat te zaaien tegen de paus,
des te meer maakten de katholieken van iedere gelegenheid gebruik om hulde
te brengen aan de plaatsvervanger van Jezus Christus. De Heilige Vader ein-
digde het dertigste jaar van zijn pontificaat en zo een lange regeringsduur
scheen een gegronde reden te zijn om de goede mensen samen te roepen en van
overal in de wereld de Allerhoogste te bedanken. Het eenendertigste jaar
begon eigenlijk op de 16de, maar de herdenking werd door de bisschoppen
verschoven op zondag 18 om de samenkomst van de gelovigen te vergemakkelij-
ken. Een brief van de Aartsbisschop van Turijn waarbij de clerus en het
volk uitgenodigd werden te bidden voor de paus zegde onder meer: "De hand
Gods ondersteunt, zou men zeggen, op een zichtbare wijze deze grote
paus, wiens naam één van de voornaamste tijdperken van de geschiedenis van
de Kerk zal tekenen. Hij is de enige lichtstraal die glanst in de dichte
duisternis die steeds meer over deze eeuw samentrekt, de enige hoop die
ons overblijft in de zichtbare vervolgingen die tegen de Kerk worden in-
gezet, de vuurtoren waarop wij de ogen gericht houden tijdens de stormen die
dreigen ons te overspoelen." In het Oratorio was er een groot feest met een alge-
mene communie. Om 10 uur werd er een mis gezongen met uitgelezen muziek. Na
de plechtige vespers predikte de theoloog Belasio. Hij bracht zijn toehoor-
ders in geestdrift en ontroerde op het einde van de preek de jongens door zijn
afscheidswoorden die hij tot hen richtte.
Gedurende zijn verblijf in het Oratorio had de theoloog Belasio
een edel plan opgevat. De verering die hij Don Bosco toedroeg, bracht hem
ertoe een poging te wagen hem dichter bij het hart van zijn aartsbisschop te
brengen. Met de aartsbisschop had de brave theoloog in andere tijden
vriendschappelijke betrekkingen gehad en daarom dacht hij dat de deur voor hem
open stond. Het onderhoud had plaats, ofwel op het ogenblik dat hij uit
Turijn ging vertrekken of kort daarna. Het is in ieder geval zeker dat hij
na het gesprek Don Bosco niet meer zag. Bij deze ontmoeting begreep hij
voldoende waar de knoop van de moeilijkheid lag. Monseigneur meende dat
zijn gezag niet voldoende door Don Bosco geëerbiedigd werd en vreesde zich
voor te doen als de uitvoerder van zijn wil, zodanig dat hij zou vervallen
tot een soort vicaris van Don Bosco. De theoloog meende zich gemachtigd om
over de zaak met Don Bosco te confereren. Teruggekeerd naar Sartirana waar
hem waarschijnlijk zijn plicht dringend riep, haastte hij zich om bij Don
Bosco te gaan. Toen hij hem te Borgo S. Martino ontmoette, kon hij er vrij met

26.10 Page 260

▲back to top
- XII/256 -
hem over spreken en zette hij voor Don Bosco uiteen wat hij van Zijne Excel-
lentie vernomen had. Bij deze uiteenzetting toonde Don Bosco zich zeer be-
droefd en zei hem: "Is het mogelijk dat dergelijke twijfels kunnen ontstaan
bij personen die enkel op Gods glorie bedacht zijn? Ik zal nooit voor het
bisdom Turijn en voor mijn aartsbisschop iemand worden die hem last zou
kunnen veroorzaken en nog veel minder zou ik aan mijn aartsbisschop willen
mishagen. Ik verzoek hem alleen maar te willen inzien dat ik in mijn hoe-
danigheid van overste van een definitief goedgekeurde congregatie die iede-
re dag meer uitbreiding neemt, ook moet zorgen dat ze zich kan verstevigen
en dat ze autonomie kan bewaren die onontbeerlijk is voor haar bestaan
zoals dat bij alle kloostercongregaties het geval is. Mijn beste Belasio,
indien het kon gebeuren of indien U op enigerlei wijze kon bekomen dat ik
volkomen akkoord zou gaan met mijn aartsbisschop, die weet hoe ik van hem
houd, zoals ik heel goede betrekkingen heb met de andere bisschoppen... dan
zou ik de Heer hiervoor altijd zegenen." Theoloog Belasio bracht dadelijk
Monseigneur Gastaldi op de hoogte van zijn bezoek bij Don Bosco en van de
zaken die er gezegd werden. Maar het antwoord van de aartsbisschop was
niet wat men verwacht had.
Ondertussen naderden twee plechtigheden van groot belang voor het Ora-
torio: het feest van Sint-Aloysius van Gonzaga en de naamdag van Don Bosco.
Zonder een beschrijving te willen geven van de voorbereiding die min of meer
altijd dezelfde zijn, zullen we toch enkele kleine zaakjes niet overslaan
die in een grote geschiedenis alleen maar als onbeduidende aanvulling of
als misplaatst zouden aangezien worden, maar die integendeel volkomen op
hun plaats zijn in deze gedenkschriften waarvan het voornaamste doel is de
vader te doen herleven zoals hij was bij zijn zonen.
De oversten van het Oratorio hadden bijna beslist het feest van Sint-Alo-
ysius te verschuiven naar de 25ste van de maand, maar Don Bosco verzette er
zich tegen omwille van een reden die wel typerend voor hem was. Op de 24ste
was het Sint-Jan, voor Turijn een plechtige en geboden feestdag. Wanneer
men Sint-Aloysius onmiddellijk daags nadien zou vieren, dan was er geen
gelegenheid meer tot biechten, op de vooravond van dit feest. "Voor de jon-
gens", zei hij, "is deze plechtigheid zeer belangrijk en dan gaan ze graag
te communie."(1) Toen stelde iemand het feest van Sint-Pieter voor."
Volstrekt niet, viel Don Bosco daarop in. Ik wil dat Sint-Pieter een groot
feest is, enkel te zijner eer. Er moet een eigen lofrede zijn en eigen mu-
ziek en er moet veel gepredikt worden over de devotie tot hem. Des te meer
omdat wij in onze kerk een altaar hebben dat aan hem toegewijd is. In onze
dagen is het bijzonder nodig deze heilige plechtig te vieren en het volk over
zijn waardigheid te onderrichten. Wij moeten iedere gelegenheid aangrijpen om
de mensen met de Heilige Stoel te verbinden." Aldus werd er overeenge-
komen dat het feest van Sint-Aloysius op de eerste zondag van juli zou ge-
vierd worden.
Maar bij het vaststellen van deze datum was het onderwerp voor Don
Bosco nog niet uitgeput. Na deze gedachtewisseling moest hij nog zijn ge-
dachte uitdrukken en tegelijkertijd op een beminnelijke wijze een lesje
geven aan zijn medewerkers. Volgens onze kroniek zou hij in deze zin hebben ge-
(1) Kroniek van Don Barberis, 16 juni 1876.

27 Pages 261-270

▲back to top

27.1 Page 261

▲back to top
- XII/257 -
hebben geredeneerd: "Dat de zaken gebeuren zonder er mij iets over te zeggen, dat
is een handelwijze die mij niet bevalt, maar, wanneer men iets wil doen, dan moeten
jullie er eerst zelf aan denken, de middelen zoeken en mij dan komen verwittigen: -
"Er wordt aan gedacht dit of dat te doen op die of die manier, zodat we zus of zo
zullen slagen - zo iets bevalt mij. Heb ik dan een moeilijkheid, dan is alles nog
gemakkelijk te wijzigen, maar meestal blijven de voorstellen ongewijzigd. Dergelij-
ke handelwijze is voor mij heel gemakkelijk; in het tegenovergestelde geval moet ik
zelf het initiatief nemen en een plan opmaken en dat is voor mij moeilijker."
Bij dit onderhoud was de theoloog Belasio aanwezig wat aan Don Bosco de ge-
legenheid gaf een feit bekend te maken dat zeer merkwaardig is voor wie het leven
van het Oratorio grondig wenst te kennen. Daar de ijverige priester was beginnen
spreken over zekere profetieën die de ronde deden over niet ver meer af zijnde ge-
beurtenissen, begon Don Bosco, ook om het gesprek af te leiden, het volgende te
zeggen: - "Van tijd tot tijd hebben wij in ons huis jongens gehad die in het ge-
bed werkelijk buitengewone genaden ontvingen en mij kwamen vertellen over hun
samenspraken met het Allerheiligste Sacrament of met het Kruis of met de Heilige
Maagd. Ook dit jaar zie ik bij de jongens speciale zaken, niet één maar meerdere.
De theoloog Belasio vroeg of die jongens hem toekomstige zaken meedeelden, maar
Don Bosco hernam: "Oh, het zijn geen zaken van dien aard. Ze komen mij bijvoor-
beeld zeggen: Don Bosco, U moet die en die jongens in het oog houden, want het
zijn verscheurende wolven die ergernis geven. En andere dergelijke verwittigin-
gen voor de goede gang van het huis die ik daarna zeer juist vind. We hebben ook
priesters die, terwijl zij de communie uitreikten, zien wie niet in goede gestel-
tenis zijn en zich daarbij niet vergissen. Dit feit is meer dan eens voorgeval-
len.
Een dergelijk onderhoud hield Don Bosco met Don Giuseppe Vespignani in
1877, waarbij hij sprak over jongens uit het verleden en het heden die met Domenico
Savio wedijverden. Don Vespignani verhaalt een feit waarvan we goed doen het
verhaal hier wat vooruit te lopen. In 1877 bezocht Monseigneur Pietro Lacerda,
bisschop van Rio de Janeiro het Oratorio. De vrome prelaat kwam Don Bosco raad-
plegen om zich te bevrijden van gewetensangsten. Daarmee niet tevreden wou hij dat
Don Bosco vijf van de braafste jongens, navolgers van Domenico Savio, zou roepen,
omdat hij hun enige vragen wenste te stellen. Don Bosco voldeed aan zijn verlan-
gen. Er kwamen dus vijf jongens sereen van uiterlijk, vol eerbied voor de bisschop
en vol vertrouwen in Don Bosco, die hun zei: - "Deze uitnemende Amerikaanse bis-
schop wenst te weten wat jullie over zekere zaken die hij jullie zal uitleggen
denken. Spreken jullie met hem in volle vrijheid, zoals jullie dat met Don Bosco
zouden doen. Dan trok hij zich terug, terwijl hij een enkele jongen ter plaatse
achter- liet en de andere vier naar een wachtkamertje leidde. Aan allen en aan
iedereen afzonderlijk deed de Prelaat dezelfde uiteenzetting. Op zijn geweten
drukte de verantwoordelijkheid voor de redding van een groot aantal zielen die aan
hem waren toevertrouwd. Hij kon echter niets doen om hen te redden wegens de lis-
ten van de duivel en van zijn trawanten en het ontbreken van goede priesters. De
gedachte aan zovele zielen die dagelijks naar de hel gingen joeg hem vrees aan.
Zou hij er geen verantwoording voor verschuldigd zijn voor God? En zou hij zelf
wel zalig worden? Men kan zich best indenken welk een indruk het op de jongens
maakte toen ze zoiets te horen kregen. Toen hij er bij hen op aandrong hun gevoe-
lens daarover te uiten, zeiden ze hem ongekunsteld dat, wanneer hij van zover
gekomen was om priesters van Don Bosco te zoeken, dit wel een teken was dat hij
grote zorg droeg voor de zielen. Uiteindelijk vroeg de bisschop aan elk van

27.2 Page 262

▲back to top
- XII/258 -
hen te bidden tot Maria, Hulp der Christenen, en tot Domenico Savio, opdat Don
Bosco hem missionarissen zou geven. En jij, - voegde hij eraan toe - zou jij
graag komen om me te helpen? Hij moest niet op het antwoord wachten. Hij zou
er met Don Bosco over gesproken hebben, opdat hij hen zou voorbereiden. Allen
spraken me vrij van iedere schuld - zei de goede prelaat enige jaren later
aan Don Vespignani te Rio de Janeiro - en beloofden mij te zullen bidden, op-
dat Don Bosco weldra zijn missionarissen naar Brazilië zou sturen.(1) -
Dit feit herinnert er ons aan hoe Sint-Benedictus in zijn Regel voor-
schrijft dat men in ernstige zaken ook het oordeel van de allerjongsten
moet vragen "omdat het vaak gebeurt dat de Heer aan jonge geesten rijpe raad
openbaart." (2)
Laten we nu terugkeren tot de samenspraak die Don Bosco met de zij-
nen had. Van het ene gesprek tot het andere overgaande werd er gespro-
ken over de gezondheidstoestand van de jongens in het Oratorio, die be-
vredigend was. Het is nuttig zijn woorden te noteren, ook omdat ze op
een of andere manier onze biografie verrijken." De beweging, zei hij, be-
vordert vooral de gezondheid. U zult dit toegeven uit wat ik U thans ga ver-
tellen. Toen ik nog een jonge geestelijke was en gedurende de eerste jaren van
mijn priesterschap was ik steeds ziekelijk. Nadien was ik veel in bewe-
ging en werd ik weer gezond. Ik herinner me nog goed dat ik eens met Don
Giacomelli op één dag meer dan twintig Piëmontese mijlen gelopen heb.
(3)We zijn vertrokken te S. Genesio om boodschappen te gaan doen in Tu-
rijn en dan terug te keren naar Avigliana. Op een andere keer vertrok ik van
Turijn en ging naar de B ec chi op zes u ur tijd en ik d ee d d ez e tw aa lf mijl
te voet, bijna zonder een ogenblik te rusten. Ook thans wanneer ik mij zo
moe gevoel en helemaal gedrukt, dan ga ik naar buiten om een zieke te be-
zoeken zelfs in de nabijheid van de Po of van de Porta Nuova. Nooit neem ik
een rijtuig, tenzij wanneer het noodzakelijk is wegens de belangrijkheid van
mijn werk, omdat het geval dringend is of omdat het gevaar bestaat dat
ik niet bijtijds op een afspraak zou zijn. Ik ben van mening dat een niet
onbelangrijke oorzaak van het verslappen van de gezondheidstoestand op onze
dagen te wijten is aan het feit dat men niet meer zoveel beweging neemt
als men dat vroeger deed. De gerieflijkheid van de omnibus, van het rij-
tuig, van de spoorweg ontneemt zeer vele gelegenheden om zelfs maar kor-
te wandelingen te maken, terwijl men vijftig jaar geleden het feit van
vanuit Turijn naar Lanzo te voet te gaan als een wandeling beschouwde.
Het schijnt me toe dat de beweging per trein of per rijtuig niet vol-
doende is voor de mens om zich fit te houden. Het is, bijvoorbeeld,
voordelig het zweten van de voeten aan te wakkeren en dit effect bekomt
men niet als men blijft zitten. De beweging die vanuit de voeten vertrekt,
de kleine schok die men aan het lichaam geeft door de voeten tegen de
grond te drukken, prikkelt gans het lichaam en versterkt het.
Na de retraite heerste er in het huis een volmaakte vrede en rust. Bij
(1) Priester Giuseppe Vespignani. Un anno alla scuola del Beato Don Bosco (Een jaar in de
school van de Zalige Don Bosco) blz. 29-30, S. Benigno Canavese, Salesiaanse Drukkerij,
1930.
(2) C.III, De adhibendis ad consilium fratribus.
(3) Een Piemontese mijl was gelijk aan 2,5 km.

27.3 Page 263

▲back to top
- XII/259 -
Bij vele jongens bemerkte men een liefde tot de vroomheid die, om het met
de kroniek te zeggen, naar het bovennatuurlijke zweemde. Dit alles werkte de
voorbereiding tot de eindexamens in de hand. De aldus genoemde "rederijkers"
of leerlingen van de retoricaklas, aan wie de kroniekschrijver "een ver-
stand dat ver boven hun leeftijd uitsteeg", toekent, studeerden zelfs 's nachts.
De gedachte aan de examens stoorde toch niet de feestelijkheden
voor het naamfeest van hun vader, maar wel het slechte weer. Dat werd dadelijk
gedeeltelijk verholpen, gedeeltelijk daags nadien. Op de avond voor het
feest verliep alles op de speelplaats, maar op Sint-Jansdag zelf was het
onmogelijk iets in open lucht te doen. 's Morgens kwamen de oud-leer-
lingen Don Bosco begroeten. Hij wachtte op hen in de refter en ze boden
hem mooie kandelabers aan om het altaar van 0.-L.-Vrouw, Hulp der Chris-
tenen, te versieren. Ze boden hem volgens traditie de "bocchetto" aan, een
Piëmontese uitdrukking die men gemakkelijk verstaat. De symbolische tuil
met symbolische bloemen betekende de gevoelens van de vroegere zonen voor
hun steeds beminde Vader.(1) Maar in 1876, bij gelegenheid van het middag-
maal dat hun later door Don Bosco werd aangeboden, kwam de gedachte op de
zielen van hun overleden makkers, die in het verleden aan deze voorstel-
ling hadden deelgenomen, te herdenken. Deze christelijke gedachte gekiemd uit
de levendige vroomheid die deze oud-leerlingen hadden meegedragen uit het Ora-
torio, verblijdde Don Bosco zo zeer, dat hij dadelijk schikkingen nam voor
het celebreren van een plechtige lijkmis met katafalk en muziek. Zij die
deze gedachte hadden opgevat zorgden ook op hun beurt voor het voltrekken
van het werk, door hun collega's uit te nodigen ertoe bij te dragen door
een aalmoes. Men verzamelde dadelijk het bedrag van 20,50 lire, een getuige-
nis van slecht voorziene beurzen, maar van edelmoedige harten. Ook de internen
brachten hem hun gaven.
Bij de gebruikelijke inzameling gaven de leerlingen 107 lire en de vak-
jongens 90 lire, die allemaal dienden voor het aankopen van tapijtwerken
voor de kerk. We hebben al verwezen naar de brieven die voor deze gelegen-
heid uit Amerika aankwamen. De manifestaties die door de regen verhinderd
waren, werden uitgesteld tot in de namiddag van Sint-Pietersdag. Tussen de-
ze twee data gaf Don Bosco aan alle jongens van het Oratorio het volgende "avond-
woordje" van de 28ste.
"
Eindelijk kunnen we eens met elkaar spreken! Jullie zullen
" me zeggen: - "Zien we elkaar dan niet de ganse dag en spreken we
" dan niet met elkaar? - Jawel, maar wanneer we elkaar daar buiten zien,
" dan is dit inderhaast en over één of andere kleinigheid. Hier in-
" tegendeel kunnen we vrijuit en langer spreken.
"
Op de eerste plaats dus moet ik jullie met groot genoegen
" zeggen dat de retraite vrij goed verlopen is, dat ik er zeer tevre-
" den over ben, dat men gedurende de retraite ingetogen was en zich goed
" gedragen heeft, zoals ook de theoloog Belasio over jullie zeer te-
" vreden geweest is. Het heeft mij speciaal genoegen gedaan, omdat
" velen van de hogere klassen ernstig gedacht hebben aan hun roeping, na-
(1) Wanneer Don Rua soms aan de internen zei Don Bosco een "boeket" aan te bieden op zijn
naamdag, dan bedoelde hij hiermee iets anders, namelijk een kroon van heilige communies.

27.4 Page 264

▲back to top
- XII/260 -
" melijk aan de staat waartoe de Heer iedereen roept. Ze hebben een
" onderzoek ingesteld over hun persoonlijke hoedanigheden, neigingen,
" begaafdheden van ziel en ook van lichaam om te weten welke staat ze
" onder de vele moesten kiezen. Dat werd niet enkel gedaan door de
" jongens van de hogere klassen, maar ook deze van de lagere klassen.
" Vanaf heden hebben velen het besluit genomen Salesiaan te worden om
" nadien naar Patagonië, naar de Pampa's en naar andere streken te
" gaan. Maar staat de wereld dan wel voor ons open om vrij te kunnen
" gaan waarheen we willen? Ja, dat is zo. En zoals jullie merken,
" worden wij door allen geroepen. Daarbij is de Roomse Kerk toch uni-
" verseel en kan er in alle delen van de wereld gepredikt worden.
" Iedereen bijgevolg, naargelang van zijn moed en zijn eigen krachten,
" zal naar nabije of verre streken kunnen vertrekken.
"
Om nu over te gaan naar het feest van Sint-Jan, moet ik jul-
" lie zeggen dat het schitterend en duister was. Het was schitterend
" omdat wij het voor de eerste maal in open lucht konden vieren. Het
" was schitterend door de versieringen, door de geschenken, door de
" gelukwensen en feestwensen die tot mij gericht werden bij gelegenheid
" van mijn naamfeest. Het was duister omdat het weer regenachtig
" werd, onze viering onderbrak, een nieuwe versiering moest geïmpro-
" viseerd worden in de studiezaal en omdat wij in plaats van het feest
" bij heldere dag te kunnen voortzetten, ons in de zaal moesten te-
" rugtrekken en jullie daar, waar het donkerder was, jullie opstellen
" moesten lezen. Jullie mogen er echter zeker van zijn dat jullie
" wensen en jullie genegenheid me even dierbaar waren en mij evenveel
" genoegen hebben gedaan. Ik dank allen die tot deze manifestatie
" hebben bijgedragen door hun giften, door hun zangen en hun geschrif-
" ten. Ja, ik ben zeer voldaan omdat jullie gevoelens uitgingen van
" harten die mij beminnen en die ik als een vader bemin. Velen waagden
" het niet of dachten het niet geschikt mij iets in het publiek voor
" te lezen, voor velen ontbrak de tijd daartoe, maar dan hebben ze mij
" persoonlijk geschreven en mij hun brieven overhandigd. Ik heb al de-
" ze brieven aandachtig gelezen om te zien of er iets belangrijks in
" stond en diegene die een antwoord nodig hadden heb ik apart gelegd
" om dat schriftelijk of mondeling te doen. Er werden mij vele goede
" dingen gezegd en, wat mij meest beviel, het bleef niet enkel bij
" woorden, maar er werden ook goede gevoelens in uitgedrukt. Ik wenste
" er schriftelijk te kunnen op antwoorden en wel aan hen die mij
" brieven toezonden, maar dat zou mij wel een half jaar hebben bezig
" gehouden en van de andere zaken hebben afgehouden. Ik meen echter
" dat niemand van jullie zo een antwoord zal vragen. Ik zal echter
" een antwoord in het algemeen geven, door hier te zeggen dat al de
" gunsten die mij gevraagd werden ruim zullen worden verleend in zover
" de toestand van Don Bosco en die van het Oratorio het zullen toela-
" ten. Ik heb dit gezegd opdat iedereen overtuigd zou zijn dat met
" al de brieven die mij geschreven worden, passend rekening wordt
" gehouden. Enkele van hen zal ik bewaren om ernstig te overwegen
" wat erin gezegd wordt en er gebruik van te maken als het nodig is.
"
Aanstaande zondag zal het feest van Sint-Aloysius gevierd worden.
" Dan kan men een volle aflaat verdienen door te biechten en te
" communie te gaan zoals men dat ook verleden zondag en vandaag kon
" doen. Deze aflaat kan verdiend worden niet enkel door de jongens
" van het Oratorio, maar ook door al de externen die, na gebiecht en

27.5 Page 265

▲back to top
- XII/261 -
" gecommuniceerd te hebben, die dag een bezoek zullen brengen aan de kerk
" van Maria, Hulp der Christenen. Iedereen van jullie moet trachten
" deze grote schat te verdienen in het voordeel van zijn eigen ziel
" en als model van deugd Sint-Aloysius navolgen, die de beschermer
" is van de jeugd.
"
Eindelijk om te spreken over het grote en pijnlijke verlies dat
" dezer dagen het Oratorio geleden heeft, zonder er lang over uit te wei-
" den, omdat dit nieuws jullie gisterenavond al werd meegedeeld, zal
" ik jullie zeggen dat Don Cesare Chiala een priester was die een hei-
" lig leven leidde en die veel van werken hield. Hij zwoegde onophou-
" delijk voor de congregatie zonder één minuut van zijn tijd te ver-
" liezen. Hij zou graag zijn leven hebben opgeofferd voor het welvaren
" van zijn naaste. Wij allen bewonderden zijn grote stiptheid en ge-
" makkelijkheid bij het afwerken van de zaken van het Oratorio. Een
" longkwaal die hij had vanaf de tijd dat hij in de congregatie trad
" en die maar een beuzelarij scheen te zijn, is de laatste jaren ver-
" ergerd en heeft hem gedwongen zijn taak te laten staan en zijn ge-
" zondheid te verzorgen. Ik heb hem dan moeten bevelen, tot zijn grote
" spijt, van lucht te veranderen om beter te kunnen herstellen, maar
" alles was nutteloos. Nog maar pas drie dagen geleden was hij nog
" uit bed. Daags voor zijn dood was hij opgestaan, had wat voedsel
" genomen en scheen zich wat beter te voelen. Gisteren dan in de
" vroege morgen heeft de Heer hem tot zich geroepen. Moge nu ieder-
" een bidden voor hem die het zo verdient om zijn offers en om zijn
" onafgebroken werk waarmee hij zich voor ons heeft beziggehouden.
" Morgen zullen we voor hem te communie gaan en bezoeken brengen bij
" het Allerheiligste voor het geval dat hij zich nog in het vagevuur
" zou moeten reinigen. Het is een kloeke strijder die uit onze gele-
" deren verdwenen is. Hij heeft nu al zijn eeuwige beloning ontvangen,
" maar hij laat bij ons een grote leemte na. Laten we dus werken en
" flink werken. Zeker moeten wij veel zorg dragen voor onze gezond-
" heid om zielen voor God te winnen en voor ons zelf het paradijs te
" veroveren, maar hiervoor moet ook hij die jong sterft niet vrezen.
" Zeker niet. Indien de Heer ons laat sterven, dan is dat een teken
" dat Hij ons waardig acht voor het paradijs zoals Hij met onze Don
" Chiala gedaan heeft.
"
Ik heb iets vergeten, namelijk, jullie een droom te vertellen.
" Ik zou hem nog deze avond vertellen, maar het is al 9 uur en daar-
" om zou ik hem te veel in het kort moeten vertellen (algemeen geroep:
" vertellen, vertellen!). Hij is wat ingewikkeld en lang en daarom
" moet ik hem rustig en in zijn geheel met al zijn bijzonderheden
" kunnen vertellen. Ik heb deze avond al veel gesproken en daarom zal
" ik morgenavond, zonder over andere onderwerpen uit te weiden, alleen
" hierover spreken. Hij zal jullie wat doen lachen, wat doen schrikken,
" want dat heeft hij mij ook aangedaan. Voor het overige geve men hem
" de waarde van een droom. We zullen het dus uitstellen tot morgen en
" nu wens ik jullie goede nacht.
In de Salesiaanse huizen pleegt men als epiloog van godsdienstige fees-
telijkheden 's avonds een academische zitting te houden of toneel op te
voeren zodat de dag in een vrolijke stemming eindigt. De jongens kwamen
samen in de studiezaal. Geen enkele andere academische zitting had hun
ooit zo bevallen. In de voorgelezen opstellen weerklonk voor het eerst de har-

27.6 Page 266

▲back to top
- XII/262 -
monieuze Spaanse taal. De voorlezingen liepen ordevol van stapel: eerst
de novicen, dan de leerlingen, daarna de vakjongens. Men trok het niet
te lang. Tussen de ene en de andere groep van voorlezers voerde het mu-
ziekkorps een aria uit. De vondst van de boekdrukkers was geniaal. Ze boden aan
Don Bosco een lijstje aan van de boeken die ze gedrukt hadden en tevens bij
benadering het aantal van de verspreide exemplaren. Het volstaat eraan te
denken hoe Don Bosco aan de goede pers groot belang hechtte, om zijn innige
voldoening te begrijpen en hoe in zijn hart ongeveer hetzelfde moet gezegd
hebben wat Pius XI zei ten overstaan van apostolaatswerken - Steeds meer en
steeds beter!
Van zijn eindtoespraak is ons alleen een magere samenvatting toe-
gekomen. Hij dankte in het bijzonder iedereen voor alles, de muzikanten,
de zangers, de dichters en zij die geschenken hadden gegeven. Nadat hij
de lof die hem was toegezwaaid, toegeschreven had aan de hulp van de
Heer, aan het goede hart van de jongens, aan de medewerking van zijn pries-
ters, beschreef hij het ruime werkgebied dat de Voorzienigheid de jongste
tijd voor de Salesianen had opengesteld. Er was nog een nieuw gebied dat
nog veel uitgebreider was en dat op het punt stond te worden opengesteld
in de echte missies bij de wilden van Patagonië en dat weldra zou opge-
richt worden als apostolische prefectuur. Dan was er Indië waar miljoenen
en nog eens miljoenen schepsels de armen uitstrekten naar de Salesianen
en van hen het licht van het evangelie verwachtten. Ook in Oceanië open-
den er zich nieuwe horizonten voor de Salesianen. Daarna sprak hij de
jongens moed in opdat ze standvastig zouden blijven in hun roeping. Hij
begon hun te spreken over de redding van de zielen met een zo trillend
accent en met zo een krachtige uitdrukking dat hij al de aanwezigen met ont-
roering en geestdrift vervulde. Hij eindigde zijn toespraak met te zeggen:
- Goede moed! Het komende jaar zal zijn doornen, maar ook zijn mooie rozen
hebben en wanneer tranen niet zullen ontbreken, toch zal er ook vreugde zijn.
De jongens en zij niet alleen wachtten gretig op het verhaal van de
droom. Don Bosco hield zijn belofte, maar met een dag vertraging, geduren-
de zijn "avondwoordje" van 30 juni, plechtigheid van Sacramentsdag. Hij be-
gon aldus: "Het verheugt mij jullie te zien. Wat al engelachtige gezich-
ten die allen naar mij toekijken! (algemeen gelach). Ik heb eraan gedacht
dat ik door jullie die droom te vertellen schrik zou aanjagen. Indien ik
zelf ook het voorkomen van een engel zou hebben, dan zou ik jullie kunnen
zeg- gen: kijken jullie mij aan. En dan zou al uw vrees verzwonden zijn.
Maar jammer genoeg ben ik enkel maar stof en as, zoals jullie ook zijn. We
zijn echter het maaksel van God en met Sint-Paulus kan ik zeggen dat jul-
lie gaudium meum et corona mea zijn: jullie zijn mijn vertroosting en mijn
kroon. Jullie zullen er echter niet verwonderd moeten over zijn dat er
in de kroon of rozenkrans al eens een Gloria Patri is, die wat ruw klinkt.
Maar nu de droom. Ik wou hem eerst niet vertellen uit vrees jullie bang
te maken en dan heb ik gedacht dat een vader niets voor zijn zonen heeft te ver-
bergen. Daarom heb ik besloten hem te vertellen in al zijn bijzonderheden. Ik
vraag jullie echter er niet meer belang aan te hechten dan het belang dat men
aan een droom hecht en ieder kan er uit nemen wat hem aanstaat en wat
heilzaam voor hem is. Jullie mogen dus weten dat men droomt terwijl men slaapt
(algemeen gelach). Jullie moeten echter ook weten dat ik deze droom niet nu ge-
had heb, maar veertien dagen geleden juist op het ogenblik dat jullie de re-
traite beëindigd hebben. Al geruime tijd vroeg ik de Heer dat hij mij de zie-
lenstaat van mijn zonen zou leren kennen en wat er kon gedaan worden om ze

27.7 Page 267

▲back to top
- XII/263 -
zo groot -mogelijke vorderingen te laten maken in de deugd. Vooral geduren-
de deze retraite was ik in gedachten daarmee bezig. Wij danken de Heer
omdat de retraite werkelijk goed verlopen is, zowel bij de studenten als
bij de vakjongens. Maar de Heer heeft zich niet tot deze barmhartigheid
beperkt. Hij wou mij zo begunstigen dat ik kon lezen in het geweten van de
jongens, juist zoals men in een boek leest. En wat nog wonderbaarder is,
ik zag niet enkel de huidige staat van elk van hen, maar ook wat hun in
de toekomst zou overkomen. En dit op een manier die ook voor mij buitenge-
woon was, want nooit is het bij mij voorgevallen dat ik het op zo een ma-
nier zag, zo goed, zo helder, zo ongesluierd, de toekomstige zaken en wat
er in de gewetens van de jongens zal omgaan. Dit is de eerste maal geweest.
Ik had ook veel tot de Allerheiligste Maagd gebeden opdat ze mij de gena-
de zou willen verlenen dat niemand van jullie de duivel in zijn hart zou
hebben en ik hoop dat ook dit mij zal verleend zijn, want ik heb redenen om
te geloven dat jullie allen mij je hart geheel hebben blootgelegd. Toen ik
dus met deze gedachten bezig was en de Heer vroeg mij te laten weten wat
aan het zielenheil van mijn beste jongens zou kunnen baten of schaden,
ging ik te bed en dadelijk begon ik de droom te dromen die ik jullie zal vertel-
len."
Het verhaal begint zoals altijd met een gevoel van diepe ootmoed,
maar ditmaal eindigde het met een bevestiging van dergelijke aard, dat ie-
dere twijfel over het bovennatuurlijk karakter van het verschijnsel moet
uitgesloten worden. Men zou de droom kunnen betitelen: Het geloof: ons
schild en onze zege.
"
Het scheen me toe dat ik mij met mijn jongens, die mijn roem
" en mijn kroon zijn, in het Oratorio bevond. Het was valavond. Men
" kon nog zien maar niet meer zo duidelijk. Ik kwam uit de galerij en
" ik begaf mij naar het portiershuisje, maar een ontelbaar aantal jon-
" gens omringde mij, zoals jullie dat gewend zijn te doen, omdat we
" vrienden zijn. De enen waren gekomen om mij te groeten, de anderen
" om mij iets te zeggen. Ik richtte een woord tot de ene en tot de
" andere. Zo was ik langzaam tot op de speelplaats aangekomen. Toen
" hoorde ik een jammerlijk weeklagen dat bleef duren en een groot la-
" waai, vermengd met hoge kreten van de jongens en een wild gehuil die
" van de kant van de portiersloge kwamen. Wanneer de leerlingen dit
" ongewoon tumult horen, gaan ze kijken, maar weldra zie ik ze, samen met
" de verschrikte vakjongens op de vlucht slaan, hals over kop, ter-
" wijl ze roepen en naar ons komen gelopen. Tal van vakjongens waren
" aan de deur naar de uiterste kant van de speelplaats gelopen.
"
Maar toen de weeklachten en wanhoopskreten steeds toenamen,
" vroeg ik angstig en bezorgd aan allen wat er voorgevallen was en poog-
" de ik vooruit te gaan om hulp te bieden waar het nodig mocht zijn.
" Maar de jongens die mij als uitzinnig omringden, hielden mij terug.
" Toen zei ik:
"
- Maar laten jullie me toch gaan zien wat het is dat zoveel
" schrik inboezemt.
"
- Neen, neen, om de liefde Gods niet, zeiden allen tot mij,
" ga niet vooruit, ga achteruit. Daar is een monster dat u zal ver-
" scheuren. Vlucht, vlucht met ons, ga er niet heen.
"
Ik wou echter zien wat het was en nadat ik mij van de jon-
" gens had losgerukt, ging ik wat vooruit naar de speelplaats van de

27.8 Page 268

▲back to top
- XII/264 -
" vakjongens, terwijl alle jongens riepen: - Kijk, kijk!
"
- Wat is het?
"
- Kijk daar achteraan!
"
Ik draaide mij naar die kant toe en zag een monster dat
" mij eerst toescheen als een reusachtige leeuw want iets dergelijks
" bestaat zeker niet op aarde. Ik bekeek het aandachtig. Het was een
" lelijk beest, het had bijna het uitzicht van een beer, maar het was
" wilder en zag er gruwelijk uit. Zijn achterste gedeelte was in ver-
" houding met zijn andere ledematen eerder klein, maar aan de voorkant
" waren zijn schouders heel breed, evenals zijn buik. Zijn kop was
" enorm en zijn muil was zo groot en zo ver open gesperd dat het ge-
" maakt scheen te zijn om de mensen met één hap te verslinden. Uit
" zijn muil staken twee dikke, scherpe en zeer lange tanden als snij-
" dende dolken.
"
Ik trok me dadelijk terug bij de jongens, die mij ang-
" stig om raad vroegen, maar ook ik was niet zonder vrees en ik was niet
" weinig in verlegenheid. Toch antwoordde ik: - Ik zou jullie willen
" zeggen wat jullie moeten doen, maar ik weet het niet. Laten we
" inmiddels samen komen onder de galerijen.
"
Terwijl ik dit zei, kwam de beer op de tweede speelplaats
" en kwam naar ons toe met trage en zware stap, als iemand die zeker
" is van de prooi die hij wil buitmaken. Wij trokken ons met afgrijzen te-
" rug, tot wij ons hier onder de galerij bevonden. De jongens waren
" rond mij samengeschoold. Alle ogen waren op mij gericht: - Don
" Bosco, wat moeten we doen? - zeiden ze mij. En ook ik keek naar de
" jongens, maar stilzwijgend, terwijl ik niet wist wat ik moest doen.
" Eindelijk riep ik uit: - Laten we ons daar naar de achterkant van de
" galerij wenden, naar het beeld van de Madonna, laten we neerknie-
" len, vurig bidden, met meer godsvrucht dan gewoonlijk, opdat zij
" ons zou zeggen wat wij op dit ogenblik doen moeten, opdat zij ons
" zou laten weten wie dit monster is en ons zou helpen en bevrij-
" den. Indien het een wild dier is, zullen we het allen samen op
" een of andere manier zoeken te doden, indien het een duivel is
" zal Maria ons te hulp komen. Vrezen jullie niet! De hemelse Moe-
" der zal voor onze redding zorgen!-
"
Inmiddels kwam de beer langzaam nader en hij deed bijna
" alsof hij tegen de grond zou gaan liggen om een aanloop te nemen
" en zich op ons te werpen.
"
We zijn gaan knielen en beginnen te bidden. Er verliepen en-
" kele minuten van grote verslagenheid. Het wilde dier was zo dicht-
" bij gekomen dat het met één sprong op ons kon neerploffen. En kijk,
" ik weet niet hoe of wanneer het gebeurde, maar opeens zagen we
" ons verplaatst over de muur en bevonden we ons allen in de refter
" van de jonge geestelijken.
"
Middenin zagen we de Madonna die veel geleek, ik weet niet
" goed, op het beeld dat zich hier onder de galerij bevindt, of op dat
" van de refter, of op dat van de koepel, ofwel op dat van de kerk.
" Wat er ook van zij, het was een feit dat het volledig straalde met
" een zeer helder licht en de ganse refter verlichtte. Daarbij was het
" honderdmaal zo breed en hoog geworden, als een zon op het volle
" middaguur. Het was omringd van heiligen en engelen, zodat onze eetzaal
" een zaal van de hemel scheen te zijn. Haar lippen bewogen alsof ze
" spreken wilde om ons iets te zeggen.

27.9 Page 269

▲back to top
- XII/265 -
"
Wij waren in die refter in buitengewoon groot aantal. In onze
" harten volgde de verstomming op de vrees. Alle ogen waren op de
" Madonna gericht, die ons met zeer vriendelijke stem gerust stelde:
" Vrezen jullie niet - zei ze, jullie moeten vertrouwen; dit is enkel
" een beproeving die mijn goddelijke Zoon op jullie wil laten neerkomen.
" Ik bekeek dan aandachtig allen die glanzend van glorie de Heilige
" Maagd omringden en ik herkende Don Alasonatti, Don Rufino, een zekere
" Michele,(1) een broeder van de christelijke scholen, die enkelen onder
" jullie wel zullen gekend hebben, en mijn broer Giuseppe en nog
" anderen die vroeger in ons Oratorio waren, tot de congregatie
" behoorden en thans in het paradijs zijn. Ik zag nog enkele ande-
" ren die nu nog in leven zijn.
"
"
Toen riep er een van de stoet van Onze-Lieve-Vrouw met luide
" stem: Surgamus!
"
Wij stonden al recht en wisten niet wat dit bevel te bete-
" kenen had en wij zeiden: - Wat betekent dat surgamus? We staan
" toch al rechtop!
"
- Surgamus! herhaalde dezelfde stem nog luider. De jongens die
" stil stonden en verbaasd waren, keerden zich naar mij toe en ver-
" wachtten een teken van mij en wisten niet wat doen. Ik keerde mij
" naar de kant vanwaar het geluid kwam en zei: - Maar wat moeten we
" doen? Wat betekent surgamus, wanneer we al allen rechtop staan?
"
En deze stem antwoordde mij met nog meer kracht: Surgamus!
" Ik kon me geen rekenschap geven van dit bevel, dat ik niet begreep.
"
Toen was er een andere van hen die zich rondom de heilige Maagd
" bevonden die zich tot mij richtte. Hij stond boven op een tafel
" om de menigte te overschouwen. Hij sprak met een forse stem terwijl
" de jongens aandachtig luisterden. - Jij die priester bent, jij zou
" dit surgamus moeten begrijpen! Wanneer je de mis opdraagt, zeg je
" dan niet iedere dag sursum corda? Bedoel je daar misschien mee, je in
" stoffelijke zin op te richten, ofwel de gevoelens van het hart naar de
" hemel, naar God, te verheffen? Dadelijk riep ik: - Komaan, vooruit
" jongens, laten we ons inspannen om onze harten in geloof tot God te
" verheffen in een akte van liefde en van berouw. Doen we een inspan-
" ning om met levendige ijver te bidden, laten we betrouwen hebben op
" God.- " En ik deed een teken en allen knielden we neer.
"
Een ogenblik nadien terwijl wij onderworpen baden met een
" opwelling van vertrouwen hoorden we opnieuw een stem: Surgite! En we
" stonden allen op en voelden ons werkelijk van de aarde opgelicht
" door een bovennatuurlijke kracht. We stegen, ik weet niet hoe hoog,
" maar ik weet wel dat we ons allen zeer hoog bevonden. Ik zou zelfs
" niet kunnen zeggen waarop wij onze voeten lieten rusten. Ik herinner
" mij dat ik mij geklemd hield aan het kozijn of aan de borstwering van
" een raam. Alle jongens klampten zich dan vast en hingen aan de ramen
" en aan de deuren. De ene hing hier aan, de andere daar, de ene aan ijzeren
" staven, de andere aan kloeke spijkers, de andere aan de kroonlijst van
(1) Romano, directeur van het noviciaat van de broeders te Turijn.

27.10 Page 270

▲back to top
- XII/266 -
" het gewelf. We werden allen in de lucht opgelicht en ik stond er
" verstomd over dat we niet op de grond vielen.
"
En kijk, nu kwam dat monster dat wij op de speelplaats gezien
" hadden, in de zaal binnen, gevolgd door een ontelbare menigte wil-
" de dieren van allerlei slag. Ze liepen heen en weer door de refter,
" stootten een vreselijk gehuil uit, schenen tuk op vechten en het
" was alsof ze zich ieder ogenblik met een sprong op ons gingen wer-
" pen. Maar ze waagden het nog niet ons aan te vallen. Toch beloerden
" ze ons met van bloed doorlopen ogen en hieven ze de muil op. Wij
" bekeken ze vanuit de hoogte en terwijl ik mij kort tegen het raam hield
" dacht ik bij mezelf: - Indien ik zou vallen, wat zouden ze van mij
" een vreselijk gehakt maken!-
"
"
Terwijl wij ons in deze zonderlinge positie bevonden, hoorden
" we opeens de stem van de Madonna, die de woorden zong van Sint-Paulus:
" Sumite ergo scutum fidei inexpugnabile. De zang was z o h a r m o n i -
" e u s , zo gebonden, de melodie was zo verheven dat wij als het ware
" in verrukking geraakten. Men hoorde alle noten van de laagste tot
" de hoogste en het was alsof honderd stemmen met één stem zongen.
"
Wij stonden naar die zang van het paradijs te luisteren
" toen we naast de Madonna vele heerlijk stralende jongens zagen vertrek-
" ken, voorzien van vleugels en uit de hemel neergedaald. Ze naderden
" ons met schilden in de hand. Ze legden er één neer op het hart van
" ieder van onze jongens. Al die schilden waren groot, mooi en glanzend.
" In hen weerkaatste het licht van de Madonna dat werkelijk iets he-
" mels scheen te zijn. In het midden was ieder schild van ijzer, dan
" kwam er een grote kring van diamant en op de boord was er een kring
" van zuiver goud. Dit schild was het symbool van het geloof. Wanneer
" we dan allen aldus gewapend waren, begonnen diegenen die rond de
" heilige Maagd stonden een duet te zingen en ze zongen met zo mooie
" eenstemmigheid dat ik niet weet welke woorden een dergelijke zoet-
" heid kunnen uitdrukken. Het was het mooiste, het lieflijkste, het
" welluidendste dat men zich kan voorstellen.
"
Terwijl ik dit schouwspel bekeek en in deze muziek verslonden
" was, werd ik geschokt door een machtige stem die riep: Ad pugnam!
" Al die wilde dieren begonnen als razend te keer te gaan.
"
Op een oogwenk vielen we allen neer en bleven rechtstaan op
" de grond. Terstond was ieder in een gevecht gewikkeld met de wilde
" dieren, beschermd toch door het goddelijk schild. Ik kan niet zeggen
" of we aan de slag gegaan zijn in de refter of op de speelplaats.
" Het hemelse koor zong zijn welluidende zang verder. De monsters
" sprongen op ons toe, terwijl damp uit hun muil opschoot en ze bedien-
" den zich van loden ballen, van lansen, van pijlen en andere werp-
" tuigen van alle slag, maar die wapens bereikten ons niet of raakten
" onze schilden en botsten er op terug. Maar onze vijanden wilden ons
" in ieder geval kwetsen en doden en trokken voortdurend ten aanval.
" Ze konden echter geen van ons kwetsen. Al hun slagen stootten met
" geweld op onze schilden, ze braken er hun tanden op en sloegen op
" de vlucht. Zoals zeegolven volgden die massa's van vreselijke die-
" ren elkaar op om ons aan te vallen, maar allen ondergingen hetzelf-
" de lot.
"
Het gevecht duurde lang. Eindelijk hoorde men de stem van de
" Madonna: Haec est victoria vestra, quae vincit mundum, fides vestra.

28 Pages 271-280

▲back to top

28.1 Page 271

▲back to top
- XII/267 -
"
Bij het horen van die woorden begaf zich die menigte van wil-
" de dieren opgeschrikt plotseling op de vlucht en verdween. Wij ble-
" ven vrij, gered, overwinnaars in deze onmetelijke zaal van de ref-
" ter, die steeds bestraald werd door het levendige licht dat van de
" Madonna uitging.
"
Dan bekeek ik aandachtig de strijders die dat schild droegen.
" Er waren er vele duizenden. Ik zag o.a. Don Alasonatti, Don Ruffino,
" mijn broer Giuseppe en de broeder van de christelijke scholen die
" met ons hadden meegevochten.
"
Maar de ogen van al de jongens konden zich niet afwenden van
" de Allerheiligste Maagd. Ze begon een nieuwe zang die in ons nieuwe
" vreugde en een nieuwe onbeschrijfelijke verrukking opwekte. Ik weet
" niet of men in het paradijs een mooier gezang kan horen.
"
"
Maar onze blijdschap werd onvoorzien gestoord door kreten en
" hartverscheurende weeklachten met wild gehuil. Het was alsof onze jon-
" gens verscheurd werden door deze wilde dieren, die korte ogenblik-
" ken tevoren van die plaats waren weggevlucht. Ik wou dadelijk naar
" buiten gaan om te zien wat er voorviel en hulp te bieden aan mijn
" zonen, maar ik kon niet buitengaan omdat er bij de deur jongens
" stonden die mij tegenhielden en tot geen prijs wilden dat ik buiten-
" ging. Ik deed alle inspanning om mij te bevrijden en zei hun: Maar
" laat me toch gaan om hulp te brengen. Ik wil mijn jongens zien en indien
" ze gekwetst of door de dood getroffen worden, dan wil ik met hen ster-
" ven. Ik wil gaan zelfs al moest ik er het leven bij laten. Ik rukte
" mij uit hun handen los en ging onder de galerij. Wat was het daar
" een droevig schouwspel! De speelplaats lag bezaaid met doden, ster-
" venden en gekwetsten.
"
De jongens, door grote schrik bevangen, probeerden naar alle kan-
" ten te vluchten en al die monsters waren hun op de hielen, wierpen
" zich op hen, plantten hun tanden in hun ledematen en verscheurden
" ze. Op ieder ogenblik waren er jongens die vielen en hun laatste
" adem uitbliezen, terwijl ze smartelijke kreten uitstootten.
"
Maar wie de meest verschrikkelijke slachting aanrichtte was
" die beer die eerst op de speelplaats van de vakjongens verschenen
" was. Met zijn twee lange tanden die leken op dolkmessen doorboorde
" hij van rechts en links de borst van de jongens en dan nog eens van
" links naar rechts, zodat ze met een dubbele wonde ellendig dood vielen.
"
Ik begon met beslistheid te roepen: - "Moed houden, mijn bes-
" te jongens!" - Vele jongens kwamen zich in mijn nabijheid verschui-
" len. Maar bij mijn verschijnen liep de beer op mij toe. Moedig deed ik
" enkele stappen in zijn richting. Ondertussen kwamen enkele jongens
" uit de refter waar ze de dieren al overwonnen hadden en verenigden
" zich met mij. De prins van de duivels wierp zich tegen mij en tegen
" de jongens, maar hij kon ons niet kwetsen, omdat wij door de schil-
" den beschermd waren. Hij raakte ons niet eens aan, omdat hij bij het
" zien van onze schilden, verschrikt en bijna vol eerbied achteruit
" deinsde. Toen was het dat ik bij het bekijken van die tanden zo
" lang als echte dolken, twee woorden las met grote letters erop
" geschreven: op de ene stond: Vadsigheid, op de andere Gulzigheid.
"
Ik stond er versteld van en zei bij mezelf: - Is het mogelijk
" dat in ons huis, waar allen zo hun bezigheid hebben, waar er zoveel
" te doen is dat men niet weet waar zijn hoofd staat om al de zaken af

28.2 Page 272

▲back to top
- XII/268 -
" te handelen dat er iemand is die door vadsigheid zou zondigen?
" En wat de jongens betreft schijnt het me toe dat ze werken, dat ze
" studeren op tijd en stond en dat ze bij de recreatie geen tijd
" verliezen. En ik kon die zaak niet uitleggen.
"
Maar men antwoordde mij: - En toch worden er halve uren
" verloren!
"
- En zonden van gulzigheid dan? ging ik verder. Het schijnt
" mij toe dat bij ons, ook wanneer men het zou willen, niet veel
" zon den van gulzigheid kunnen bedreven worden. Wij hebben bijna
" geen gelegenheid om aan overdaad te doen. Hier zijn geen uitge-
" zochte spijzen en met de dranken is het evenzo. Men geeft ons
" amper het noodzakelijke. Hoe kan er dan onmatigheid zijn die naar
" de hel voert?
"
Opnieuw werd mij geantwoord: 0, priester! Jij meent een diepe
" kennis te hebben van de moraal en al veel ervaring te hebben maar
" daarvan weet je niets. In dat alles ben je een nieuweling. Weet je
" dan niet dat men gulzig kan zijn, onmatig zelfs bij het drinken
" van water?
"
Ik was hiermee niet tevreden en wou een duidelijker verkla-
" ring hebben. De refter was nog altijd verlicht door de Onze-Lieve-
" Vrouw, en ik ging droevig bij broeder Michele om mijn twijfel te
" willen oplossen. Michele antwoordde mij: - Wel, eerwaarde, daarin
" ben jij nog novice. Ik zal je alles uitleggen wat je vraagt.
"
- Wat de gulzigheid betreft, men kan door onmatigheid zondi-
" gen ook wanneer men aan tafel meer eet of meer drinkt dan nodig is.
" Men begaat een onmatigheid bij het slapen of telkens men iets voor
" het lichaam doet dat boven het noodzakelijke uitgaat, dat onnodig is.
" Wat de vadsigheid betreft, je dient te weten dat men door dit woord
" niet alleen verstaat dat men niet werkt of dat men gedurende de re-
" creatie zich niet vermaakt, maar ook dat men gedurende die tijd zijn
" verbeelding de vrije teugel geeft bij het denken aan zaken die ge-
" vaarlijk zijn. Er is ook vadsigheid wanneer men zich gedurende de
" studie vermaakt en een ander last veroorzaakt, wanneer men licht-
" zinnige lezingen doet op verloren uurtjes, op de anderen staat te
" letten en zelf niets doet. Men laat zich dan overwinnen door dat
" ogenblik van luiheid. Vooral dan wanneer men in de kerk niet bidt
" en zaken die met vroomheid wat te maken hebben je gaan vervelen.
" De ledigheid is de bron van zovele slechte verlokkingen en van alle
" kwalen. De directeur van deze jongens moet ervoor zorgen hen ver te
" houden van deze twee zonden door te bewerken dat het geloof in hen
" levendig blijft. Indien je van je jongens kon bekomen dat ze matig
" zouden zijn in de kleine zaken die ik je vernoemd heb, dan zullen
" ze altijd de duivel overwinnen en samen met de matigheid komen de
" nederigheid, de zuiverheid en de andere deugden. En indien ze hun
" tijd gebruiken zoals het moet, dan zullen ze nooit in de bekoringen
" vallen van de helse vijand en zullen ze leven en sterven als heili-
" ge christenen.-
"
"
Toen ik deze zaken gehoord had, bedankte ik hem voor dit zo
" mooi onderricht en daarna, om mij ervan te vergewissen dat datgene wat
" ik gezien had werkelijkheid was of alleen maar een droom, probeerde ik
" zijn hand te raken, maar ik kon niet. Ik probeerde een tweede maal en
" een derde maal zijn hand te drukken, maar het was

28.3 Page 273

▲back to top
- XII/269 -
" nutteloos, ik drukte alleen maar de lucht. En nochtans had ik al de-
" ze personen gezien, ze hadden gesproken, ze schenen te leven. Ik na-
" derde Don Alasonatti, Don Rufino, mijn broer Jozef, maar het was mij
" niet mogelijk hun hand aan te raken.
"
Ik was buiten mezelf en riep uit: - Maar is het waar of niet,
" alles wat ik zie? Maar schijnen deze dan geen personen te zijn? Heb
" ik ze niet horen spreken?
"
Broeder Michele antwoordde mij: - Jij zou het moeten weten en
" je hebt het gestudeerd dat, zolang de ziel niet opnieuw met het lichaam
" verenigd is, het nutteloos is te proberen mij aan te raken. Zuivere
" geesten kan je niet aanraken. Alleen om ons door de stervelingen te
" laten zien, moeten wij onze figuur aannemen. Maar wanneer wij allen
" terug zullen opstaan voor de Rechter, dan zullen we onze onsterfe-
" lijke en vergeestelijkte lichamen opnieuw aannemen.
"
Toen wou ik de Madonna naderen die mij iets scheen te willen
" zeggen. Ik was bijna in haar nabijheid toen ik opnieuw een nieuw ge-
" luid hoorde en nieuwe scherpe kreten die van buiten kwamen. Dadelijk wou
" ik voor de tweede maal uit de refter gaan, maar bij het naar buiten
" gaan, ontwaakte ik.
Toen hij zijn verhaal beëindigd had, voegde hij er volgende opmer-
kingen en aanbevelingen aan toe: "Wat het ook moge wezen met deze zo ver-
scheiden ineengevlochten droom, het blijft een feit dat de woorden van
Sint-Paulus erin herhaald en uitgelegd worden. Maar zo groot was de verslagen-
heid en de uitputting van mijn krachten door deze droom veroorzaakt, dat ik
tot de Heer bad niet toe te laten dat een dergelijke droom mij nog voor de
geest zou komen. Maar, kijk, de volgende nacht had ik nog eens dezelfde
droom en nu zou ik er ook het einde van zien, dat ik de vorige nacht niet
gezien had. En ik ging zo te keer en riep zo luid dat Don Berto het gerucht
hoorde en mij 's morgens kwam vragen waarom ik geroepen had en of ik de nacht
slapeloos had doorgebracht. Deze dromen hebben mij veel meer afgemat dan
indien ik gans de nacht al wakend en werkend zou hebben doorgebracht. Zoals
jullie zien, is het een droom en ik wil er geen enkel gezag aan toekennen,
maar er enkel gewag van maken als van een droom zonder er verder op in te
gaan. Ik zou dan ook niet willen dat jullie hierover naar huis schrijven of
naar hier of daar, opdat de mensen daarbuiten, die de zaken van het Oratorio
niet kennen, niet zouden zeggen, zoals ze al gezegd hebben, dat Don Bosco
zijn jongens van dromen doet leven. Dat heeft echter weinig belang, dat ze
zeggen wat ze willen. Ieder moet echter uit de droom halen wat voor hem
past. Thans geef ik er jullie geen uitleg over, want allen kunnen het zo
gemakkelijk begrijpen. Wat ik jullie ten zeerste aanbeveel is, dat jullie
je geloof zouden verlevendigen. Het geloof wordt extra bewaard door de matig-
heid en het vluchten van de ledigheid. Van deze laatstgenoemde moeten jullie
vijanden zijn, maar vrienden van wat ik eerst noemde. Op andere avonden zal
ik op dít onderwerp terugkomen. Nu wens ik jullie goede nacht."
Het zo dicht op elkaar vallen van feesten verminderde hun vlijt niet, in-
tegendeel het vuurde hen aan, zowel omdat de oversten bijtijds de teugels
wisten te vieren en aan te halen, als omdat een vrolijkheid die zo met vroom-
heid was doordesemd, bezadigd en sereen was. Dan kwam op 2 juli het zo vurig
verlangde feest van Sint-Aloysius met zijn traditionele plechtige processie
en de prijsuitdeling van de vakjongens na de vespers.

28.4 Page 274

▲back to top
- XII/270 -
De prijs van de vakjongens was een beloning voor drie dingen: de
vooruitgang die ze maakten in de avondschool, die gedurende de maand van
Maria, Hulp der Christenen onderbroken werd, hun zedelijk gedrag en de volhar-
ding in het werk over gans het jaar. Om grotere luister te geven aan de
ceremonie nodigde Don Bosco een aanzienlijk personage uit die dan de ope-
ning deed met een gelegenheidstoespraak. In 1876 deed het professor Lanchi,
in 1875 had professor Alessandro Fabre (1) het woord gevoerd.
Twee podia waren op de speelplaats opgericht. Aan de ene kant na-
men de muzikanten plaats en aan de andere kant de genodigden bij wie Don
Bosco steeds zat. Aan zijn rechterkant zat de voornaamste genodigde van het
feest (2) en rondom hem een talrijke kring van heren. Al de jongens van het
Oratorio, zowel vakjongens als studenten, vormden aan de kant van de twee
verhogen twee halve kringen, met het gezicht naar elkaar gericht. Het in-
drukwekkende zelf van het uiterlijke gedoe trof de verbeelding van de jon-
gens, die een groot opvoedkundig idee kregen van de verdienste en van haar
beloning.
Er heerste in die dagen een drukkende warmte. Don Bosco die uit de
meest heterogene dingen beschouwingen van een hogere orde wist te halen,
zei aan zijn jongens in zijn "avondwoordje" van 5 juli: "Het is absoluut
nodig diegene die 's morgens de kachel aansteekt, te verwittigen dat hij
er wat minder hout in doet, anders verbranden wij nog allemaal! Indien er
echter iemand van jullie een dikke wollen deken of een sprei zou nodig heb-
ben, dan moet hij dat maar zeggen en hij zal ze krijgen (algemeen gelach).
Wij echter, mijn beste jongens, moeten er ons aan gewend maken alles uit de
handen van God aan te nemen - de koude, de dorst en alle andere ongemakken
die verbonden zijn aan dit ellendige leven.
Laten we daarom vredig de warmte verdragen om verdiensten te ver-
werven die ons zullen helpen om op te stijgen naar het paradijs..."
De ijver van Don Bosco voor het welzijn van de jeugd bleef steeds op
dezelfde wijze vurig in ieder jaargetijde van het jaar. Bij het eindigen
van de openbare scholen, opende hij gedurende verscheidene jaren voor de
externen elementaire leergangen gedurende de vakanties in het Oratorio van de H.
Franciscus en in dat van Sint-Aloysius en Sint-Jozef. De jongens kwamen er-
heen in groot aantal en in 1876 waren er meer dan zeshonderd. In een groot-
stad als Turijn was dit werkelijk providentieel voor de gezinnen die hun
kinderen thuis niet konden binnen houden en ze ook niet van de straat kon-
den houden, maar het was vooral een zegen voor de jongens zelf. Dit was dan
gewoonlijk het ogenblik om "visjes" te vangen die nooit te biechten gingen.
Hoevelen trof men er niet aan die nooit tot het sacrament van de boetvaardigheid
genaderd waren! Het merendeel van hen aan wie men vroeg sinds wanneer ze niet
(1) Te laat hebben wij er het manuscript van gevonden, zodat het ons onmogelijk was er verslag
over uít te brengen in het elfde boekdeel. Fabre, oud—leerling van het Oratorio sprak
in zijn aanhef over Don Bosco, in bewoordingen die verdienen aangehaald te worden. Na erop
gewezen te hebben "de vriendelijke uitnodiging bijna als een bevel" te hebber ontvangen,
omdat ze hem de plechtige gelegenheid gaf zich nog eens tussen deze muren te bevinden,
voegde híj er aan toe: "Bovendien achtte ik het een grove ondankbaarheid de uitnodiging te
weigeren van iemand die voor mij gedurende acht jaar geweest is het brood in de mond, het
onderricht voor de geest, de raadgeving bij twijfels, de opbeuring in het verdriet, een
veilige gids voor het geweten, in alles een wijze opvoeder, een onbaatzuchtige vriend, een
toegenegen vader."
(2) In '76 was het graaf Giuseppe Corbetta.

28.5 Page 275

▲back to top
- XII/271 -
meer biechten waren geweest, antwoordden: - Sinds Pasen - zodat ze zonder
deze vakantiescholen er niet zouden aan gedacht hebben tot de sacramenten
te naderen voor de volgende Pasen. Op deze manier echter kregen ze allen
verschillende gelegenheden voor een communie en zij die niet gevormd wa-
ren, bereidden zich op een behoorlijke manier op het ontvangen van het
vormsel voor. Het is waar dat enige maanden later vele van de jongens die
men daar gezien had nooit meer zou terugzien en dat deze geïmproviseerde
leerlingen weldra opnieuw meester zouden zijn van zich zelf. Maar ondertussen
hadden ze toch wat godsdienstonderricht gehad, hadden de heilzame gewoonte
aangenomen tot de sacramenten te naderen, hadden geen menselijk opzicht
meer en geen ijdele vrees voor de biechtvader. Daarom was het dat Don Bosco,
zolang de omstandigheden het hem toelieten, deze vakantiescholen ook ten
prijze van een of ander offer, bleef steunen.
Het gemeentebestuur van Turijn placht hem voor deze vakantiewerking
een toelage te verstrekken, maar in 1876 werd ze geweigerd. Toen deze heren uit-
genodigd waren om een bezoek te brengen aan zijn werken, kwamen ze niet.
Don Bosco verlangde de reden van deze nieuwigheid te kennen en begaf zich
daarom naar de burgemeester. Op het geschikte ogenblik zei hij hem: - Wij
doen wat we kunnen om in een behoefte van de stad te voorzien. De uitgaven
zijn echter te zwaar voor een particuliere burger en toch voor de geringe
hulp die de heren mij geven, ben ik bereid dit offer te brengen.-
De burgemeester scheen verlegen te zijn om te antwoorden, maar toen
Don Bosco aandrong, beloofde hij hem een bezoek te gaan afleggen bij graaf
Riccardi, die ermee gelast was hem een antwoord te geven.
- "Maar kan ik in uw naam gaan?" vroeg Don Bosco.
- "Gaat maar in mijn naam, want hij moet U dit antwoord van ambtswege
geven."
"Hebt U niemand die mij zou kunnen vergezellen, opdat de graaf
ervan overtuigd zou zijn dat ik bij hem kom als door iemand van het gezag
gezonden?"
"En wie zoudt U willen dat ik met U zou meezenden?"
"Een deurwaarder is al genoeg."
De burgemeester zond een deurwaarder. Toen Don Bosco aankwam, was
de graaf juist in een vergadering. Toen men hem echter riep, schorste hij de
vergadering en ging naar buiten. Don Bosco zei hem:
- "Ik ben uitdrukkelijk door de burgemeester gemandateerd en door zijn
deurwaarder vergezeld om een antwoord te krijgen op een smeekschrift dat
ik al herhaalde malen gedaan heb, opdat men zich zou verwaardigen onze va-
kantiescholen te bezoeken en mij een subsidie te verlenen."
- "Maar ziet U", zei de graaf, terwijl hij bedachtzaam zijn woorden
uitkoos, "thans ben ik met een vergadering bezig - ik heb nu geen tijd...
kom een andere keer... of liever, schrijf mij."
- "Ik heb al teveel geschreven en ik heb geen antwoord ontvangen.
Ik zou geen tweede maal willen terugkomen. Ik kom in naam van de burgemees-
ter om mij een antwoord te geven, vermits U hiermee gelast bent."
"Maar thans... op het ogenblik zelf... hier op staande voet!..."
"Er zijn maar weinig woorden voor nodig. Ik wil alleen de beweeg-
reden kennen om deze zaak met het gemeentebestuur te kunnen regelen. Ik heb ande-

28.6 Page 276

▲back to top
- XII/272 -
re zaken te doen en ik moet weten of dit een blijk van wantrouwen tegen-
over mij is ofwel of er een andere reden voor bestaat."
"Vermits U het dan toch wilt weten, zal ik het U klaar en duide-
lijk in enkele woorden zeggen. Kijk, U bent een katholieke priester, de meer-
derheid van het gemeentebestuur bestaat uit vrijmetselaars. U begrijpt
voldoende dat..."
"Ik begrijp het maar al te wel en ik verlang niets meer te weten.
Langs een andere weg kende ik al deze beweegreden, maar ik wou ze uit
een officiële mond vernemen. Dit zal mij als regel dienen. Toch verwondert
het mij dat een gemeente die een meerderheid heeft van katholieken en het
geld beheert van een katholieke bevolking, zich tegenover een katholiek
tenminste niet gedraagt zoals ze dat doet tegenover de Waldenzen en de jo-
den. Daar aan deze laatsten subsidies worden verleend, kan ik niet begrij-
pen waarom men weigert ze aan een katholieke medeburger te verlenen."
Openlijk viel het gemeentebestuur het Oratorio niet aan en liet
het begaan, maar nooit verleende het iets wat het wettelijk kon weigeren.
Indien echter geen openlijke oorlog uitbrak, dan was dat te danken aan de
grote wijsheid van Don Bosco. We willen nu niet opzoeken of andere heili-
gen zich in dergelijke omstandigheden bevonden hebben, maar zeker is het
dat zijn geduld, zijn gelatenheid en zijn zachtheid steeds bewonderens-
waardig waren. Hij ging ermee voort weldaden te bewijzen aan de stad en de
jongens op te nemen die hem waren aanbevolen door diezelfde heren, zonder
zich ooit gekrenkt te voelen.
Tegen 0.-L.-Vrouw tenhemelopneming waren er reeds veertig nieuwe
leerlingen die de plaats innamen van de leerlingen van de vijfde gymnasi-
umklas die, na hun examen in de koninklijke gymnasia of in het seminarie
of in het Oratorio enkele weken vakantie genoten. Het valt niet te zeggen wat
een aangename indruk dit feest op hen naliet met zijn diensten, zijn zan-
gen, zijn muziekstukken. Don Barberis, een ooggetuige, schrijft hierover:
"Wat is het mooi te zien met welke eenvoud en vertrouwen ze graag te
biechten gaan en ongekunsteld hun hart gaan blootleggen bij hem die zich
zo bezorgd toont voor hun eeuwige zaligheid." Voor de tweede maal herdacht men
de veronderstelde verjaardag van Don Bosco. Aan de tafel zaten enkele
heren aan. De kroniekschrijver, zeker bewogen door het gevoel van dank-
baarheid dat Don Bosco gewoonlijk in zijn hart koesterde en dat hij bij
de zijnen tegenover hun weldoeners trachtte in te prenten, vond er behagen
in onder andere afzonderlijk de tandarts Dr. Sistelli te vermelden, die
kosteloos in het Oratorio zijn beroep uitoefende. Het is jammer dat wij van
het "avondwoordje" van die avond amper het onderwerp kennen. De goede vader
gaf uiting aan de gevoelens die zijn hart bezielden bij het eindigen van
zijn eenenzestigste jaar en het begin van zijn tweeënzestigste en drukte
de hoop uit dit met zijn jongens te kunnen voortzetten door alles tot hun
voordeel te verrichten.
Ook bij deze blijde omstandigheden liet de Heer toe dat zijn goede die-
naar enkele druppels bitterheid moest slikken. Sinds drie jaar verlangde hij
zozeer dat Mgr. Gastaldi aan de jongens van het Oratorio het heilig Vormsel zou
kunnen toedienen. Ook thans hernieuwde hij het verzoek enkele weken voor Onze-
Lieve-Vrouw-tenhemelopneming. Mgr. scheen geneigd te zijn erin toe te stemmen,
maar hij stelde de dienst altijd maar uit tot hij een weigering zond. Het speet
Don Bosco geweldig vele tientallen jongens in vakantie te moeten laten gaan,

28.7 Page 277

▲back to top
- XII/273 -
zonder dat ze dit sacrament ontvangen hadden,des te meer omdat twee jongens
van de vijfde en sommigen van de vierde klas van het gymnasium, die het
kleed van jonge geestelijke moesten aantrekken, nog niet gevormd waren.
Daarom dacht hij er goed aan te doen de aartsbisschop van Vercelli te ver-
zoeken of hij, contrariis non obstantibus, zich zou willen verwaardigen ze
te komen vormen. Monseigneur Fissore antwoordde hem bevestigend. Toen richt-
te Don Bosco aan de ordinarius volgende brief:
"
Excellentie,
"
"
Monseigneur de Aartsbisschop van Vercelli zou erin toestem-
" men het sacrament van het vormsel te komen toedienen aan de jongens
" van dit huis op de zevenentwintigste van deze maand.
"
Vermits dit reeds het derde jaar is dat dit sacrament niet
" meer toegediend werd, verzoek ik nederig Uwe Excellentie te willen
" toelaten dat bovengenoemde aartsbisschop deze belangrijke religieuze
" dienst zou komen verrichten.
"
U veroorlove mij de eer te hebben met de meeste dankbaarheid
" mijzelf te betuigen van uwe Excellentie
"
" In ons huis, 12 augustus 1876.
de verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
Op deze brief werd op O.-L.-Vr.—tenhemelopneming door de secretaris
van de aartsbisschop aldus geantwoord:
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Zijne Excellentie gelast mij U te schrijven dat hij het niet
" oneens is dat Zijne Excellentie de aartsbisschop van Vercelli het vorm-
" sel zou toedienen aan de jonge leerlingen van het Oratorio van de H.
" Franciscus van Sales, maar hij laat opmerken dat het een openbare akte
" van eerbied voor het gezag van de aartsbisschop zou geweest zijn,
" indien deze leerlingen dit sacrament kwamen ontvangen in de kerk
" van het aartsbisdom uit de handen van hun eigen herder.
"
Bij het uiteenzetten van de inzichten van mijn aartsbisschop
" is het mij een eer met diepe achting van U te zijn
"
" Aan de Heer D.G. Bosco—Turijn.
de verknochte dienaar,
"
Theoloog Kanunnik Chiuso, secr.
Daar het hem onmogelijk was Zijne Excellentie naar het Oratorio te
laten komen om zijn kleine diocesanen te vormen, liet Don Bosco de leerlingen—
externen naar het aartsbisdom brengen, maar voor de internen, buiten het
feit dat het verbazing en last zou verwekt hebben, stelde hij er prijs
op bij zekere gelegenheden mooie familiefeesten met plechtige ceremoniën
te organiseren met tussenkomst van bisschoppen, omdat hij wist dat het bij-
wonen van deze feesten voor de jongens van groot nut was. Dat hij verkeerd
begrepen werd deed hem bitter leed. De ceremonie had plaats op 27 augustus.

28.8 Page 278

▲back to top
- XII/274 -
In die tijd gebeurde het sluiten van het schooljaar doorgaans op donder-
dag in de noveen van Maria's geboorte. Don Bosco stelde het zo lang uit
om de duur van de vakantie tot een minimum te beperken, want de vakantie
noemde hij gewoonlijk "de wijnoogst van de duivel". Op twee achtereen-
volgende avonden gaf hij aan de jongens heilzame raadgevingen voor die
gevaarlijke tijd.
" 23 augustus. Twee oorzaken van kwaad gedurende de vakantie en de
" manier om er zich tegen te beschutten.
"
"
We naderen de grote vakantie en het is goed dat ik ermee zou
" beginnen jullie wat raad te geven, om jullie te helpen gedurende
" die gevaarlijke tijd in de heilige vrees van de Heer te leven. Het
" zal jullie met een beetje tegelijk gezegd worden om er op de laat-
" ste dag niet te lang te moeten over uitweiden.
"
Velen vragen mij: - Hoe komt het dat vele jongens,
" zelfs bijna allemaal gedurende het schooljaar braaf, gedwee,
" godvrezend blijven en dat ze daarna gedurende de vakantie op
" korte tijd al de vruchten van zoveel inspanningen verliezen
" en niet alleen losbandig en ongehoorzaam aan hun eigen ouders
" worden, maar ook wel in lelijke dingen vallen en ondeugend worden?
"
Het antwoord is gauw gereed. De vogel buiten zijn kooi
" geniet van zijn vrijheid, dat is wel juist, maar wanneer hij er
" zich het minst aan verwacht komt de sperwer en verslindt hij
" hem. Jullie zijn zoals de vogels. Zolang jullie in het Oratorio
" zijn gaat alles goed, maar wanneer jullie hierbuiten komen,
" dan staat de dui vel aan de deur jullie op te wachten en doet
" jullie vallen.
"
Maar hoe komt het dat dit ongeluk gebeurt? Kijk, er zijn twee
" dingen. Hierbuiten zijn er sterkere aanlokkingen en minder hulpmid-
" delen om jullie op de rechte weg te ondersteunen. Aanlokkingen
" tot het kwaad zijn de kameraden die soms werkelijk verdorven en mis-
" dadig zijn. Er zijn ook nog slechte gelegenheden, ergernissen. Onop-
" zettelijk hoort men godslasteringen, lichtzinnige en vaak ongods-
" dienstige en onzedelijke gesprekken. Hier ziet men een persoon die on-
" behoorlijk aangekleed is, daar heeft men te maken met personen
" van het andere geslacht. En dan zeggen de ouders en de vrienden
" zelf: - Eet maar, vooruit, drink maar! - En hoe het aan boord
" leggen om, omringd door al die gevaren stand te houden? Vooral de
" jongens, bij wie meestal een ontzaglijk menselijk opzicht de baas is,
" hoe zullen zij weerstaan?
"
En dan is er nog iets anders. Er zijn thuis minder hulpmid-
" delen om jullie in de dienst van God te houden. Wanneer jullie hier
" iets op jullie geweten hebben, dan gaan jullie dadelijk biechten en
" jullie hebben er iedere dag de gelegenheid toe, maar daar niet. Hier
" hebben jullie de gelegenheid om te communie te gaan, de kerk te be-
" zoeken, alle dagen mis te horen, allemaal machtige middelen om de
" genade van God te behouden, maar daar niet. Hier wordt er 's morgens
" en 's avonds gebeden, is er wat meditatie, tegen de avond aan wordt
" de zegen gegeven. En thuis? Velen van jullie eens thuis aangekomen,
" laten enkele van deze praktijken in de steek en dan is het duide-
" lijk dat ze gemakkelijker in zonde vallen.
"
Ziehier dan de besluiten die jullie er moeten uit halen.

28.9 Page 279

▲back to top
- XII/275 -
" Wie hier in het Oratorio wil blijven, en jullie weten dat ik dat
" toesta, kan hier zijn vakantie doorbrengen. Het Oratorio wordt nooit
" gesloten en wie hier wil blijven is vrij. Wie naar huis wil gaan, kan
" dat doen, ik ben er tevreden mee. Maar dat hij om de liefde Gods zo-
" veel hij kan zich verwijdere van de gevaren en de gelegenheden tot
" zonde, de bedorven gezelschappen die hij zal aantreffen en dat hij
" toch ook al het mogelijke doet om regelmatig voort te gaan met zijn
" godsdienstige praktijken, zoals hij dat in het Oratorio zou doen.
" Welke moeilijkheid hebben jullie om 's morgens en 's avonds jullie
" gebeden op te zeggen? Zeg ze dus op en zeg ze goed op. Ik geloof dat
" jullie ook allemaal iedere morgen de mis kunnen bijwonen en wat nog
" beter is, ze dienen. Doen jullie het en doen jullie het graag. En wie
" belet er jullie ook 's morgens wat aan meditatie te doen, wat gees-
" telijke lezing, een bezoek aan het Allerheiligste gedurende de dag?
" Houden jullie dan ook de grote praktijk in ere om de week, om de tien
" of veertien dagen te biechten te gaan. Indien jullie het zo doen, dan
" meen ik dat de vakantie jullie geen kwaad zal doen.
"
Indien jullie dus braaf willen blijven thuis, zoals jullie dat
" in het Oratorio waren, houden jullie dan de vrome praktijken hoog in
" ere en volbrengen jullie ze zoals in het Oratorio.
"
Dan is er nog een grote zaak die ik jullie ten zeerste aanbeveel.
" Het is de ingetogenheid. Jullie moeten graag thuis zijn bij je ouders
" en trachten niet overal heen te gaan, naar alle feesten en markten.
" Maken jullie het voornemen, mijn beste zonen, deze enkele zaken die
" ik jullie voorgesteld heb te beoefenen, maken jullie van heden af dit
" voornemen en dan mogen jullie zeker zijn bij het einde van de vakan-
" tie dat jullie God niet zult beledigd hebben.
" 24 augustus. Op welke manier de aanbeveling om gedurende de vakantie
" teruggetrokken te leven, moet opgevat worden. Ik zal nog een paar
" woorden voegen bij wat ik gisterenavond gezegd heb. Ik heb dus ge-
" zegd dat wie gedurende de vakantie thuis braaf wil blijven, daar de-
" zelfde godsdienstige praktijken moet blijven beoefenen, die hij in
" het Oratorio beoefent. Thans leg ik de woorden uit: teruggetrokken
" leven. Dat wil zeggen: zich verwijderd houden van personen, plaatsen
" en zaken die een oorzaak van zonde kunnen zijn. Wanneer ik zeg: t e -
" ruggetrokken leven, dan bedoel ik niet dat jullie de ganse dag zouden
" neergehurkt blijven in een hoekje van de haard en dat jullie zouden
" wachten tot de gebakken kastanjes jullie in de mond vliegen. Maar wel:
" 1° zich teruggetrokken houden van de personen. Het gebeurt al te dik-
" wijls dat velen thuis kameraden hebben met wie ze onbehoorlijke gesprek-
" ken houden en zaken doen die niet door de beugel kunnen. Indien jullie
" nog omgang hebben met deze kameraden, dan zullen jullie in een be-
" treurenswaardig verval geraken. Er zullen er zijn die in jullie aan-
" wezigheid een gesprek zullen beginnen tegen de godsdienst of tegen de
" goede zeden. Welnu, jullie moeten ze verlaten, vluchten, ze laten staan
" waar ze staan. Is dat misschien onopgevoed? Neen, maar degene die in
" jullie aanwezigheid iets zegt wat jullie onaangenaam is, hij is onop-
" gevoed. Hij zal zeggen: - Je bent een schijnheilige, een bedrieger!
" En jullie weten dat het juist andersom is. Hij is de bedrieger, hij
" is de schijnheilige. Belijden dat men christen is en nadien niet han-
" delen als een christen, dat is schijnheiligheid. Dus, ofwel moet men
" niet beweren christen te zijn, ofwel moet men de geboden van het

28.10 Page 280

▲back to top
- XII/276 -
" christendom naleven. Zeg maar ronduit aan die persoon: - Ik wil de
" naam van christen mens niet verloochenen en daarom, om geen be-
" drieger te zijn, wil ik zulke gesprekken niet houden, En jullie moeten
" hetzelfde zeggen over alle ander kwaad of zonde. Hij die belijdt een
" christen mens te zijn en niet als dusdanig handelt, is een bedrieger.
" 2° Niet alleen de personen vluchten, maar ook de gevaarlijke plaat-
" sen. Bijvoorbeeld: de feestjes, de bals, de schouwburgen, de kermissen.
" Het is bijna onmogelijk deel te nemen aan al die bijeenkomsten
" waar er zoveel uitbundigheid is en niet gekwetst te worden in
" een of andere christelijke deugd. In al deze plaatsen hoort men
" vloeken, slechte en soms werkelijk schunnige woorden die slechte
" gedachten kunnen wekken. Meestal zijn er onbehoorlijk geklede per-
" sonen, mannen en vrouwen en geloven jullie maar mijn eigen ervaring,
" er zijn altijd ernstige gevaren.
"
Men gaat naar een feestje en men brengt een bezoek: daar
" drinkt men een glas wijn, dan meestal nog een tweede en soms nog meer.
" Dat prikkelt de fantasie, er ontstaan gedachten en verlangens en
" wie weet waar dat eindigt, want in die gelegenheden komen met de
" wijn en met de verbeelding ook de gesprekken en het ene brengt het ande-
" re mee. Ook ik ben jong geweest zoals jullie en tot mijn ongeluk
" heb ik mij ook in de gevaren bevonden waarin jullie zich nu bevinden.
" Geloven jullie mijn ervaring, mijn woorden. Gelukkig wanneer jullie,
" geleerd door mijn ervaring, zoveel mogelijk teruggetrokken zullen
" leven. Jullie zullen aan onmetelijke gevaren ontsnappen en jullie
" op de goede weg begeven vooraleer de slechte weg te hebben beproefd.
" Jullie mogen geloven dat het een groot geluk is te kunnen leren van
" andermans ervaring, op eigen kosten, is een groot ongeluk.
De natuurlijke ongedurigheid van de jongens op het einde van het school-
jaar kan men ook gedurende de godsvruchtoefeningen bemerken. Het "avondwoordje"
van 25 augustus beoogt, zonder het te zeggen, dit op enige wijze te ver-
helpen, des te meer omdat de nieuw gekomenen er een slecht voorbeeld zouden
kunnen uit halen. Hij zei dan ook het volgende:
"
Ik moet de ouden en ook de nieuwelingen van dit jaar verwit-
" tigen de eerste akte van ons heilig geloof, ik bedoel daarmee het
" kruisteken, goed in praktijk te brengen. Bij sommigen zou men zeg-
" gen dat ze de vliegen wegjagen, anderen vergeten de hand van de ene
" schouder naar de andere te brengen, anderen trekken een lijn van
" het voorhoofd naar de borst. Zo moet men het niet doen. Men moet
" eerst de uitgespreide hand op het voorhoofd leggen en niet alleen
" het met de toppen van de vingers aanraken, en zeggen: In de naam
" van de Vader, dan op de borst terwijl men zegt: en van de Zoon, dan
" brengt men de hand naar de linkerschouder en vandaar naar de rech-
" terschouder, terwijl men zegt: van de Heilige Geest. Daarna voegt
" men de handen samen en zegt: Amen.
"
Ik moet jullie bovendien verwittigen dat jullie moeten trachten
" de gebeden goed uit te spreken en met gelijkvormigheid van stem.
" Ik bedoel daarmee dat men de gebeden moet opzeggen op dezelfde
" stemtoon waarmee men begonnen is. Morgen zullen we nog raadgevingen
" geven voor de vakantie. Ik weet dat er al zijn die hier wensen te

29 Pages 281-290

▲back to top

29.1 Page 281

▲back to top
- XII/277 -
" blijven, maar ik weet ook dat er anderen zijn die nog enkel maar
" wachten op het ogenblik van het vertrek. Dus morgen zullen we el-
" kaar spreken. Voor deze avond neem ik er genoegen mee jullie een
" goede nacht te wensen.
Uiteindelijk op 31 augustus was er prijsuitdeling voor de studenten
en voor de eerste maal ontvingen de muzikanten een speciale prijs. De toe-
spraak werd gehouden door Don Dalmazzo, de directeur van Valsalice. Ook
kwamen de leerlingen van de vijfde klas om hun prijs te ontvangen. Ze waren
al een maand afwezig geweest en gingen bij Don Bosco biechten. Op dezelfde
dag zorgde Don Bosco ervoor dat de oefening van de goede dood zou gedaan
worden. 's Anderendaags, dag waarop ze naar huis gingen, was er een mooie
algemene communie, "bijna een teerspijs" zegt de kroniek, die hen op hun reis
zou vergezellen. Toen de mis gedaan was, kwam Don Bosco vooruit tot bij de
communiebank en deed hij zijn vaderlijk vaarwel aan zijn beste zonen met
volgende kleine toespraak.
"
Het is geen sermoen dat ik voor jullie wil houden. Ik geef je
" alleen maar enkele raadgevingen die jullie zullen moeten begeleiden
" in de vakantie en waarvan jullie groot voordeel zullen hebben, indien
" jullie ze in praktijk brengen. Ik heb niet de bedoeling om jullie
" van de vakantie verwijderd te houden, dat niet, want ook de vakan-
" tie is een beloning voor jullie werk. Zoals de reiziger vermoeid
" door de lange weg wat rust neemt om zich dan met meer kracht terug
" op reis te begeven, zo ook zullen jullie naar huis gaan om er te
" gaan uitrusten van de vermoeienis van het jaar en krachten op te
" doen voor nieuwe studies.
"
Moge het echter Gods wil zijn dat deze rust geen verderfelij-
" ke gevolgen zou hebben voor velen onder jullie! Ik vrees dat ten
" zeerste en daarom wil ik jullie wat raad geven. Ik vat alles samen
" in dit gezegde: Diverte a malo et fac bonum. Diverte a malo. Vlucht
" alles wat jullie ziel kan schaden: et fac bonum, en doe het goede.
" En menen jullie dat ons Heer veel verlangt met dit fac bonum? 0,
" neen, want kijk, Onze-Lieve-Heer stelt zich met weinig tevreden.
" Goed doen wat jullie moeten doen. In een enkel woord: Jullie ziel
" bewaken. Jullie dragen die kostbare ziel overal mee. Indien het mo-
" gelijk ware die ziel hier achter te laten, dan zouden jullie in
" alle gerustheid kunnen weggaan en zeggen: Don Bosco zal er zorg
" voor dragen. Maar de ziel kan niet van het lichaam gescheiden zijn
" en daarom moeten jullie je ziel meedragen. Zullen jullie er met de
" grootste zorg over waken? Zullen jullie waken dat de duivel deze
" grote schat niet kan roven? En de middelen om ze te bewaren? Hebben
" jullie ze?
"
Jullie moeten dikwijls lezen in het boekje met de raadgevin-
" gen dat men uitgedeeld heeft, zo mogelijk alle dagen lezen en over-
" wegen en het in praktijk brengen.
"
Sommigen zullen mij zeggen: - Maar wij kunnen niet zo dik-
" wijls als we dat gewoon zijn naar de mis gaan, tot de sacramenten
" naderen! Als jullie dat niet de hele week kunnen, zorgen jullie er
" dan voor minstens 's zondags wat tijd te hebben om naar de mis te
" gaan en tot de heilige sacramenten van biecht en communie te nade-
" ren. Kunnen jullie niet alle zondagen gaan? Ik wijs jullie geen enkele

29.2 Page 282

▲back to top
- XII/278 -
" vaste tijd aan. Jullie moeten de tijd zoeken, op een donderdag of op
" een andere dag, om te biechten en te communie te gaan. Indien er zijn die
" geen schuld op hun geweten hebben, die gaan dan niet te biechten, want ze
" hebben het niet nodig. Dat ze de gebruikelijke gebeden opzeggen en het
" allerheiligste sacrament ontvangen, maar dan mag er werkelijk niets
" zijn dat wroeging verwekt in hun geweten. Maar als er iets is
" waarover ze twijfelen, dan zeg ik hun duidelijk met de woorden van
" de catechismus, dat ze te biechten gaan zodra ze kunnen.
"
Indien ik aan ieder van jullie vraag: Wil je de vakantie
" goed doorbrengen? - dan antwoordt iedereen mij bevestigend, en - Kijk,
" Don Bosco, wees maar gerust, ik zal mij niet in de luren laten
" leggen door mijn ouders of door mijn vrienden. - Goed, goed. We
" zullen zien! - antwoord ik.
"
Sommigen gaan naar huis, luisteren naar een makker, die iets
" onbetamelijks zegt, al gebruikt hij mooie zinnen, en zij glimlachen,
" en als het nu niet is, dan zal het een andere keer zijn, maar ook
" zij doen mee aan het gesprek van de vuilbek. Met die eerste glim-
" lach hebben ze zich overgegeven aan de vijand. Er valt hun een lelijk
" boek in handen en ze beginnen met de voorbladzijde te bekijken,
" dan de eerste regels te lezen. 's Anderdaags doorlopen ze één blad-
" zijde, een andere dag begint hun hoofd te gloeien en dan lezen ze
" het helemaal uit. Bij deze lectuur brengen ze vele nachtelijke uren
" door. Daaruit volgt dan dat hij 's morgens een gat in de dag slaapt
" en daarom niet meer iedere dag naar de mis kan gaan. Dan begint hij
" omgang te hebben met makkers en vrienden, omdat hij niet bidt, omdat
" hij de vrees voor de zonde verloren heeft, omdat hij zich laat over-
" winnen door het menselijke opzicht. Kortom, met een beetje tegelijk
" valt hij tenslotte in een ellendige toestand.
"
Zijn dergelijke vakanties goed doorgebracht?
"
Helemaal niet. Anderen komen terug naar het Oratorio en hun
" eerste woord is:
"
- Waar is Don Bosco?
"
- Hij is daar, wordt hem geantwoord.
"
- Goed. Ik mag mij niet laten zien.
"
- Maar waarom?
"
- Dat weet ik wel, waarom. Zeg me eens, zondag komt er mis-
" schien een vreemde biechtvader?
"
- Jawel, maar waarom?
"
- Ik moet iets in orde brengen en met hem wat in het geheim
" gaan bespreken.
"
- En waarom ga je niet bij Don Bosco?
"
- Omdat, omdat...
"
Al die omdat's zal ik jullie uitleggen: omdat hij zijn va-
" kantie niet goed heeft doorgebracht.
" Opdat jullie die schaamte niet zouden moeten uitstaan, geef ik jullie
" een goede raad. Wanneer jullie veertien dagen thuis zijn, schrij-
" ven jullie me dan. Zullen jullie dat doen? Ik herinner me dat ik
" verleden jaar notitie genomen had van een veertigtal van deze leer-
" lingen voor wie ik weinig hoop had dat ze in het goede zouden vol-
" harden. Schrijven jullie mij - zei ik hun - om de veertien dagen,
" hoe jullie je leven geregeld hebben thuis, zoals ik het jullie zal
" aanraden en jullie zullen de kracht vinden om de goede voornemens

29.3 Page 283

▲back to top
- XII/279 -
" te houden. Het schijnt ongelooflijk te zijn! Van de veertig die ik
" genoteerd had, heeft er mij geen enkele geschreven. Bij hun terug-
" keer ondervroeg ik hen waarom ze mij niet geschreven hadden, zoals
" ze mij beloofd hadden. Ze antwoordden mij:
"
- Met ons was het niet te best, we hadden schrik.
"
- Zo! jullie hadden schrik! Maar weten jullie niet dat dit
" een bedrog is van de duivel? Hij profiteert van jullie stilzwijgen,
" van jullie weerzin om te doen wat nodig is om het kwaad te overwin-
" nen of te voorkomen en hij zegt: jij werkt niet? Ik zal werken.
" Jij zwijgt? Ik zal spreken. En zo sluit hij jullie mond om dan je
" schaamte te vermeerderen.
"
Ik moet jullie bovendien een andere raad geven en ik meen dat
" hij uiterst belangrijk is. Er zijn sommige jongens die bij hen thuis
" komen, naar binnen gaan, hun ouders groeten en zich in een hoekje van
" het huis gaan neerzetten zonder nog een woord te zeggen. Het heeft de
" schijn of jullie naar het Oratorio gekomen zijn om stijfkoppen te
" worden en om te mokken. Dit schijnt zonderling te zijn en toch is het
" niet zeldzaam. En dat gaat niet op. Samen met de kennis hebben jullie
" hier een goede opvoeding ontvangen. Daarom, wanneer jullie thuis
" binnenkomen, moeten jullie heel vriendelijk jullie ouders groeten,
" vragen of de oogst goed gelukt is, of de handelszaak bloeit, of die
" verwante of vriend in goede gezondheid verkeert. Op hun beurt zullen
" jullie ouders nieuws vragen over jullie gezondheid, ze zullen jul-
" lie vragen of jullie voor de examens geslaagd zijn en jullie zul-
" len kunnen antwoorden: Zeker, hier heb je mijn eerste prijs! Hier de ver-
" melding die ik gehad heb voor mijn goed gedrag en vlijt. Een ander
" zal kunnen zeggen: - Ik ben er niet toe gekomen een prijs te behalen,
" maar ik bied jullie deze goede punten aan, waaruit tenminste blijkt
" dat ik al het mogelijke gedaan heb om jullie tevreden te stellen. Of
" misschien zal een ander zeggen: - Ik heb het moeilijk gehad: het
" was een echte veldslag, ik heb gestreden, maar ik ben gewond gewor-
" den. Maar ik beloof jullie gedurende deze vakantie te studeren om
" gereed te zijn voor de examens van Allerheiligen en op gelijke voet
" te staan met al mijn andere kameraden. Wanneer jullie op die manier
" spreken, zullen jullie ouders tevreden zijn of tenminste voldaan
" bij de gedachte dat hun geld niet verloren gegooid werd.
"
Dezelfde manier als tegenover jullie ouders moeten jullie in
" acht nemen tegenover de personen die jullie zeker moeten bezoeken
" zoals de pastoor, de onderwijzer, de vrienden van jullie familie.
" Overhandig aan de pastoor het briefje dat jullie ontvangen hebben,
" zeg hem dat Don Bosco hem laat groeten en dat hij hem verzoekt het
" briefje te willen ondertekenen wanneer jullie naar het Oratorio
" terugkeren.
"
Er zijn er die bang zijn dat ze thuis, een briefje zullen
" ontvangen met het verzoek voor het volgende jaar thuis te blijven.
" Iedereen moge zekerheid hebben en moet eraan denken dat de oversten
" geen slechte mensen zijn en dat ze enkel op jullie welzijn bedacht
" zijn. Zij die braaf waren kunnen gerust in vakantie gaan zonder te
" moeten vrezen dat hun dat gevreesde bericht zal worden toegezonden.
" De anderen dan die weten dat ze zo een briefje verdiend hebben en
" dat het hun zal opgezonden worden (maar gelukkig ging het dit jaar
" veel beter dan de vorige jaren) om hun slecht gedrag en luiheid bij
" de studie, hebben nog één middel om het te voorkomen en kunnen zeggen: -

29.4 Page 284

▲back to top
- XII/280 -
" Wie weet of mijn oversten, wanneer ik een vast besluit neem om
" mijn leven en gedrag te veranderen, mij niet opnieuw zullen aan-
" vaarden? Welnu, laten ze dat doen en dan zullen ook zij hun va-
" kantie met gerustheid kunnen doorbrengen.
"
En dat ook zij die hier in het Oratorio zullen blijven rus-
" tig en goed hun vakantie doorbrengen. Ik bedoel dus de jongens die
" voor de eerste keer hier blijven, zij die zich moeten opwerken in hun
" studie, omdat deze in de loop van het jaar wat verwaarloosd werd,
" zij die in een hogere klas willen overgaan en zij die het gewaad
" van jonge geestelijke zullen aantrekken. We zullen wel een middel
" vinden om een aangename vakantie door te brengen.
"
Ik heb al gezegd, maar ik moet nog iets zeggen over de
" terugkeer na de vakantie. Zij die over één of andere stof opnieuw
" examen moeten afleggen, komen op 16 oktober en zij die niets meer
" moeten in orde brengen met de examinatoren op 19 oktober. Ik moet
" jullie wel niet zeggen dat het nodig is op de aangeduide tijd te komen,
" wil men nog plaats vinden in het Oratorio. Want ieder jaar gebeurt het
" dat er velen die nadien komen, wegens die reden verplicht werden
" opnieuw naar huis te vertrekken. Ik wil daarmee echter niet zeg-
" gen dat iemand die om een zwaarwichtige reden thuis weerhouden
" werd, niet zou mogen komen. Zeker niet! Indien bijvoorbeeld ie-
" mand van jullie een vader of een moeder hebben die zwaar ziek was,
" of wanneer hijzelf ziek is, of thuis moeten blijven om een ern-
" stige reden, dan mag hij zonder vrees thuis blijven. Hij moet dan
" door de pastoor of door een ander eerbiedwaardige persoon aan de
" oversten van het Oratorio laten schrijven. Maar hij zelf zou beter
" niet schrijven omdat - indien hij dat toch doet... men zou kunnen
" vermoeden... Genoeg daarover!
"
Dat is het wat ik in het kort wou zeggen en indien jullie dat
" in praktijk willen brengen, dan mogen jullie zeker zijn dat jullie
" de vakantie goed zullen doorbrengen. Lezen jullie vaak het boekje
" met de raadgevingen (1) en indien jullie er nog andere willen heb-
" ben, dragen jullie dan de Giovane Provveduto mee en daarin zullen
" jullie vele mooie onderrichtingen aantreffen die Don Bosco geeft
" aan de jongens om goed hun vakantie door te brengen.
"
Ik heb jullie ook nog een droevig nieuws mee te delen. De jonge
" geestelijke Vigliocco is zwaar ziek en Onze-Lieve-Heer schijnt hem
" bij Hem in het paradijs te willen hebben, want er is maar weinig
" hoop dat hij nog gezond zal worden. Hij beveelt zich vurig aan in
" jullie gebeden. Laten we dus allen de Heer bidden die naar het
" schijnt hem bij Zich wil hebben, maar die hem toch, wanneer Hij
" dat wil, hem de gezondheid van vroeger kan teruggeven.
"
Jullie moeten zorgen voor je gezondheid, maar jullie moe-
" ten er goed op letten niet alleen aan het lichaam rust en voedsel te
" geven, maar ook aan de ziel. Dat wil zeggen, blijven jullie weg van
(1) Gedurende verscheidene jaren deelde men aan de jongens die vertrokken een dubbel blaadje
uit, waarop enkele vermaningen stonden en een reeks gewijde teksten. Er was eveneens een
begeleidingsbrief bij die aan de pastoor moest aangeboden worden.

29.5 Page 285

▲back to top
- XII/281 -
" de feesten, bals en ontspanningen die op één of andere wijze schade
" kunnen toebrengen aan je eeuwig heil. Indien jullie het zo doen,
" dan mogen jullie er zeker van zijn dat jullie de vakantie in de heilige
" vrede van de Heer doorbrengen.
"
Zoals jullie het al zullen gehoord hebben, vertrekt er in
" november van dit jaar een nieuwe expeditie naar Patagonië. Als jul-
" lie allen terugkomen, dan zullen jullie het prachtige feest dat al een-
" maal heeft plaats gehad opnieuw kunnen bijwonen. Ze zullen daar ook
" plaats voor jullie laten, wanneer jullie daarheen zullen gaan. Werk
" is er genoeg en de ogen van allen zijn op jullie gericht. Jullie mogen
" zeggen aan jullie ouders dat Don Bosco hen groet, dat hij hen zal
" aanbevelen in de heilige mis, dat zij voor hem zouden bidden.
" Hetzelfde moeten jullie zeggen aan de pastoor die jullie van mij-
" nentwege zullen willen groeten. Ik zal steeds in de mis mijn dier-
" bare kinderen aanbevelen, opdat ze binnenkort opnieuw zouden mo-
" gen samenkomen onder dit dak dat ons zo dierbaar is. Een goede vakantie!
Er vertrokken vierhonderd jongens op enkele uren tijd. Hierbij no-
teert de kroniek: "Het vertrek is vandaag zeer ordelijk verlopen. Alles
was voorzien en vooraf geregeld. Men had de spoorbiljetten genomen, alles
in orde gebracht voor het verzenden van de koffers, de groepen gevormd vol-
gens de trein die moest genomen worden." Velen belegerden Don Bosco om nog
één van zijn woorden te horen. Ook de ouders stonden rondom hem samengepakt
om hem te groeten of om een raad te vragen.
Wanneer de jongens heengegaan waren, verscheen er op het gelaat van
Don Bosco steeds een kleine trek van droefheid. Zijn hart beefde voor het
lot van deze kinderen, die sinds tien en meer maanden het voorwerp waren
geweest van zijn zorg en bezorgdheid.
De indruk welke Don Bosco verwekte in het hart van de jongens
werd door hen niet volledig bemerkt zolang ze het leven van het Oratorio
meeleefden, maar de jaren en de ervaring deden het nadenken en begrijpen.
Don Francesco Picollo die we hoger vernoemd hebben als, de levendige
leerling van de vijfde klas van het gymnasium, vond een grote opbeuring
in al zijn grote ongemakken wanneer hij zich in gedachten of soms op
papier de dingen van die tijd opnieuw trachtte voor te stellen. In een
handschrift dat wij voor ogen hebben, beschrijft hij Don Bosco zoals hij
hem vooral in 1876 zag. Bij het sluiten van dit hoofdstuk zullen we twee
van zijn indrukken aanhalen en ze samenvatten met zijn eigen woorden. Op
de eerste plaats, zegt hij "zijn persoon was en is nog voor mij omgeven met
een volstrekt maagdelijke kuisheid. De glans van deze deugd straalde door
elk van zijn gebaren heen, door elk van zijn woorden. Hij was een engel in
een lichaam. Wanneer hij van dit leven sprak, bezong hij er de heerlijk-
heden van zoals doorgaans de mensen het niet kunnen doen. Wanneer hij
zijn blik op ons richtte, dan deed hij het met zo een bescheidenheid dat
wij ternauwernood zijn wondermooie ogen konden zien. Indien hij ons aan-
raakte (en daarbij was het enige wat hij zich veroorloofde zijn hand op
ons hoofd leggen, alsof hij ons zegende), dan was het of bij zijn aanra-
king de adem van een hemelse geest ons met liefde voor de zuiverheid
vervulde". De tweede indruk van Don Picollo was dat "Don Bosco altijd aan
he t bi d d en w a s . B i j h e m wa s de v er en ig in g me t G o d blijvend. Wie hem na-
derde ervoer dadelijk de tegenwoordigheid van een serafijn.

29.6 Page 286

▲back to top
- XII/282 -
Zo was hij, wanneer hij op zijn knieën aan het bidden was, zo was hij wan-
neer hij de Heilige Mis opdroeg, zo was hij bij het gaan, ernstig maar se-
reen, zo was hij wanneer hij ons - bij de besprekingen van de meest gewone on-
derwerpen - tot God liet opstijgen en dat zonder vervelend of zwaarwichtig
te worden, maar met een ongelooflijke natuurlijkheid. Rondom het hoofd van
Don Bosco zou men in lichtletters hebben kunnen schrijven: Conversatio nostra in
caelis est."

29.7 Page 287

▲back to top
- XII/283 -
H O O F D S T U K XIII
FAMILIEZAKEN
Wat behoort er meer tot de familiezaken dan de res familiaris? De econo-
mische kwestie gaf altijd in het Oratorio ernstig stof tot nadenken. Om-
streeks midden augustus ontbrak het geld zodanig in huis dat, wanneer een mede-
broeder zich naar Borgo S. Martino moest begeven, in het centrale huis
van de prefectuur geen geld gevonden werd om de reis te betalen. Coadju-
teur Pelazza, directeur van de drukkerij, stond bij de papierfabriek in
de schuld voor dertigduizend lire en de fabriek weigerde hem nog papier
te zenden. Coadjuteur Rossi, chef van de linnenkamer, moest alleen al aan
de lakenfabriek zestigduizend lire en deze dreigde ermee geen waren meer
te zullen sturen. Hij durfde zich niet meer laten zien bij zijn schuld-
eisers. Wanneer hij Don Bosco zag, bleef hij zoals de anderen in zijn na-
bijheid, maar hij vroeg hem nooit iets, omdat hij wel wist in welke wa-
tertjes hij aan het varen was. Op een avond brak Don Bosco het ijs en zei
hem: - Het is werkelijk nodig dat wij er nu eens ernstig gaan aan denken.
Kijk, Rossi, al het geld dat we zullen ontvangen, zal ik naar jou zenden.
Ik heb al verscheidene brieven geschreven en ik hoop dat ze vrucht zullen
opbrengen. Op het ogenblik echter zullen we niets doen omdat al de heren
zich op hun buitenverblijf bevinden, er is geen enkele meer te Turijn. Op
de laatste dag van oktober schreef hij aan Don Cagliero "dat de financies
uitgeput" waren en veertien dagen later herhaalde hij hem: "Deze expeditie
heeft ons tot aan de hals er laten inzakken." Deze droevige financiële
noodtoestand verschrikte hem evenwel niet. "God helpt ons", zei hij (1)
waardoor hij geen hoop op de toekomst uitdrukte, maar een vaste zekerheid
alsof het om een aanwezige werkelijkheid ging.
Gesteund door zo een groot bovennatuurlijk vertrouwen was Don Bosco
niet zuinig telkens als het over roepingen ging. Iemand stelde voor de
nieuwe clerici te verplichten zelf zorg te dragen voor hun priestergewaad,
dat omtrent tweehonderd lire kostte. Het zelf betalen, zei degene die het
voorstel deed, maakte dat zij geen cent hiervoor meer zouden bezorgen,
want eens dat de jonge geestelijken door het Oratorio uitgerust zijn be-
kommeren zij zich hier niet meer over. Don Bosco gaf zich volkomen reken-
schap van het grote bedrag want volgens de vooruitzichten zou het aantal
in te kleden clerici tachtig belopen. Maar voor zich zelf verborg hij ook niet
(1) Brief aan Don Cagliero, 14 november '76.

29.8 Page 288

▲back to top
- XII/284 -
een paar schaduwzijden. De eerste was dat men niet weinig personen ging
verliezen. Sommigen immers, om daarover met hun familieleden niet te
moeten kibbelen, zouden naar huis terugkeren en anderen zouden niet weer-
staan aan de druk van hun ouders die er niets zouden voor voelen dat te
betalen. De tweede schaduwzijde van psychologische aard. De meesten van
hen die zouden blijven, zouden zien wat al ongemakken hun ouders zich moes-
ten getroosten om bij stukjes en brokjes dit bedrag bij elkaar te krijgen.
Dat zou hun veel leed doen en dat zou schadelijk zijn voor hun vorming. Het
is juist, zei hij, dat onze financies zich in een betreurenswaardige toe-
stand bevinden, maar op de ene of andere manier zullen we toch zorgen uit
het slop te geraken. Er zal een groter goed uit voortkomen. Wanneer een
jongen een goede priester wordt, moeten we ons dan niet ruim betaald voe-
len voor onze offers? Wanneer die dan in de Congregatie blijft, dan zal
hij voor velen betalen. Wij hebben hier in huis jongen wiens pensioen
betaald wordt door de Dominicanen, de Jezuïeten, de paters van Sint-Philippus
Neri, de Oblaten. Ik merk dat deze congregaties met deze uitgaven genoegen
nemen, alleen maar omdat ze hopen dat de jongens die deze weldaden genie-
ten, misschien daarna leden van hun instituut zullen worden. Welnu, meestal
treden ze niet toe tot die congregatie ofwel, wanneer ze het toch doen,
gaan ze daarna weer weg. Hoeveel beter kunnen wij het dan niet doen. Ze
kosten ons niet zoveel en we merken ternauwernood dat er een leerling, een
broodeter min of meer is.
Een ander stelde voor dat men om verbetering te brengen in de toe-
stand van de financies, het aantal colleges zou vermeerderen, waarvan men
meer inkomsten zou kunnen genieten. Niet minder streng was daarbij het
antwoord van Don Bosco: - We moeten ons in grote mate met de arme jon-
gens bezig houden. We hebben ook wel colleges nodig, maar de Oratoria, de
tehuizen, de huizen voor verlaten kinderen zijn een kweekbodem van vele
roepingen. Het grootste goed dat men kan doen is een groot aantal huizen
oprichten zoals het Oratorio van Turijn, zoals het tehuis van S. Pier
d'Arena, zoals het Patronaat van Nice-aan-Zee, waar studenten en vakjon-
gens verblijven, die werkelijk arm zijn of tot een lagere klas dan de mid-
denstand behoren. Daar kan iedereen, wie hij ook mag zijn, een plaats
vinden die voor hem geschikt is. Wanneer wij onze huizen aldus beginnen
met weinig, door verlaten kinderen op te nemen, dan worden we door allen,
goeden en kwaden, goed gezien en dan legt niemand ons een hindernis in de
weg. We zullen ook wel zonder zoveel diploma's en programma's klas kunnen
geven en daarbij jongens opvoeden die goed onderricht en ons zeer ver-
knocht zullen zijn. Als de boze mensen ons niet zullen beschermen, dan
zullen we tenminste mogen hopen dat ze ons geen stokken in de wielen steken.
Dit waren nu ook de maanden van de koortsachtige voorbereiding
voor de tweede expeditie van de missionarissen die reusachtige hulpmidde-
len nodig hadden. Het was ook de tijd waarop men een uitrusting moest
bezorgen aan medebroeders die voor nieuwe stichtingen bestemd waren. Aan
kleren had men in het Oratorio meestal alleen het strikt noodzakelijke,
maar Don Bosco wou niet dat men hierbij krenterig zou zijn, omdat het niet
betaamde dat in de nieuwe huizen de medebroeders een sjofel en vrekkig
voorkomen zouden hebben. Om de waarheid te zeggen kwam er nu en dan wel wat
kleerstof toe in het Oratorio. Het werd door liefdadige personen bezorgd
maar wanneer er toekwam voor één, dan was men wel genoodzaakt het te verde-
len voor twee personen, zodat men van kwaad tot erger kwam. Deo gratias! roept
onze kroniekschrijver uit, wanneer hij deze stand van zaken vermeldt, alsof
dat zijn commentaar was.

29.9 Page 289

▲back to top
- XII/285 -
Hoewel men aldus van vele kanten in het nauw zat, liet hij toe dat
men zou beginnen met een bouwwerk dat wel niet zo aanzienlijk was, maar
toch altijd veel zou kosten. Op de eerste speelplaats van het Oratorio,
waar het blok vooruitsteekt van het gebouw dat als achtergrond dienst doet
voor het bronzen standbeeld van Don Bosco, strekte zich reeds een eenvoudi-
ge galerij uit die nadien werd omgevormd tot een ruime zaal door middel
van een muur die de ruimten tussen de zuilen afsloot. Daarna werd er een
bovenbouw opgemaakt met twee verdiepingen dat dan reikte tot waar thans de lui-
fel die de bovengaanderij beschermt, eindigt. Verder strekte zich dan een
terras uit, bijna vijf meter breed, bekroond met een balkon dat steunde op bak-
stenen pilastertjes waarop bloemenvazen stonden. Bij de muur waren er enke-
le wijnstokken, die men geplant had in bakken gevuld met teelaarde en die
zich omhoog slingerden tot hun ranken rondom de vensters van Don Bosco's
kamertjes reikten. Op 18 oktober 1876 ging men verder met op dit terras
twee verdiepingen te bouwen, zodat Don Bosco hier een gang kreeg met een
loggia. Hier kon hij dan wat beweging nemen, wanneer het voor hem zeer
moeilijk werd om de trappen op en neer te gaan. Om de waarheid te zeggen,
de toelating hiervoor werd aan Don Bosco ontfutseld door de genegenheid
van zijn zonen. Men had hem voorgespiegeld dat het werk niet veel tijd en
geen grote uitgaven zou vergen. Don Bosco wou echter niet dat men de wijn-
stokken zou vernietigen. Ze werden daarom van het terras weggenomen en in
de grond overgeplant. Ze gaven het verblijf een vrolijk uitzicht en ze lie-
ten hem toe een mooie gewoonte van hem in eer te houden. Immers in de
herfst oogstte hij er de rijpe druiven van die hij dan als eerbetuiging
zond aan de weldoeners, en soms ten geschenke gaf aan de jongens van de
vierde en vijfde klas van het gymnasium.(1)
Betreffende de huishouding had Don Bosco als norm het neque largius neque
parcius van Sint-Thomas: geen overtollige uitgaven, maar ook geen schrape-
rige vrekkigheid. Hij vreesde dat het geen te rechtvaardigen uitgave was
wanneer men ieder jaar de helft van het huis liet witten. Hij beklaagde
er zich dan ook over op 31 mei tegenover enkele oversten en voegde er aan
toe: Het is nodig dat jullie me helpen. Jullie moeten zeggen en steeds
herhalen dat iedere dag waarop we geen metselaar in huis hebben een gou-
den dag is. Het zal overigens nodig zijn dat ik er mij zelf ga mee bemoeien
en dat men geen werk, hoe klein ook, laat uitvoeren, zonder dat men er mij voor
ieder geval afzonderlijk de toelating om vraagt. Wanneer hem echter een uitgave
noodzakelijk toescheen, dan kon hij zelfs iets prachtig afwerken. Een van zijn
grondstellingen die hij dikwijls herhaalde was de volgende: - Ik vrees niet dat de
Voorzienigheid ons in de steek zal laten, hoe groot ook het aantal zal zijn van de
jongens die we kosteloos opnemen of hoe groot ook de sommen die onze werken ver-
gen, als wij ze maar afstemmen op het geestelijk welzijn van de naaste. We
zullen echter niet meer mogen rekenen op de bijstand van de goddelijke
Voorzienigheid de dag waarop we ons geld steken in zaken die overtollig of
niet noodzakelijk zijn.
Rei familiaris procurator, algemeen beheerder van het huis, zelfs
van de huizen, was Don Michele Rua. Het was een man die een buitengewone
werkkracht bezat en deze volledig ter beschikking stelde van het Oratorio en
(1) F. GIRAUDI, L'Oratorio di Don Bosco blz. 131-32. Turijn S.E.I.
Wanneer in 1876 de laatste wijnoogst op de oorspronkelijke plaats gebeurde, zond Don
Bosco, ie afwezig was, aan Don Rua een lange lijst met namen van de weldoeners, aan wie men, op
het gepaste uur, door hem aangeduid, enkele trossen druiven van zijn wijnstokken moest brengen
samen met het boekje van de medewerkers.

29.10 Page 290

▲back to top
- XII/286 -
van de Congregatie. Hij was toen negenendertig jaar oud en had heel
zijn leven naast Don Bosco doorgebracht. Van toen hij nog een kind was had
hij besloten bij hem te blijven. Zijn volgeling geworden, was hij hem
steeds behulpzaam en liet hij zich, met gebonden handen en voeten, zoals
men dat leest over Xaverius tegenover Sint-Ignatius, aan de leiding van Don
Bosco over. Met een trouwe en bewonderenswaardige volharding trachtte hij
steeds nauwgezet de wil, het verlangen, het inzicht van Don Bosco te inter-
preteren en tot in de puntjes uit te voeren. Zelden in de geschiedenis heb-
ben twee mensen elkaar ontmoet die met hart en ziel zo overeenkwamen dat
zij als het ware één hart en één ziel vormden, zodanig kwamen zij overeen in op-
vattingen, maatstaven, methoden, bedoelingen en middelen. De houding waarin
Don Giuseppe Vespignani hem verraste op een avond in de maand november
1876, de eerste keer dat hij hem zag, was zijn voortdurende houding tegen-
over Don Bosco. Hij stond recht bij de goede Vader die aan tafel zat, alsof
hij van hem een woord, een bevel, een raad verwachtte. Don Bosco reikte
hem de voorstellingsbrief van de nieuw aangekomene over opdat hij hem zou lezen,
er zijn commentaar zou over geven en dan vertrouwde hij die persoon aan
zijn zorgen toe. Don Vespignani begreep onmiddellijk dat Don Bosco in alles
en voor allen handelde door de tussenkomst van Don Rua en hij stelde wel-
dra vast dat in werkelijkheid het Oratorio en de ganse Congregatie rechtstreeks
afhankelijk was van deze jonge, vriendelijke en bedachtzame priester. Hij
noteerde uiteindelijk dat hij niets deed dat niet de schijn had dat het
aldus gewild was of ingegeven werd door Don Bosco of op een of andere ma-
nier uitgevoerd werd in zijn naam, met uitzondering dan van de onaangename be-
schikkingen.
Don Vespignani zelf is onze getuige voor andere zaken die hij dan van
dag tot dag met eigen ogen kon waarnemen bij deze grote zoon van Don Bosco.
Bij het leven in gemeenschap zag hij hem altijd zeer precies op zijn post,
zo precies dat hij soms, om de avondgebeden te gaan lezen met zijn mede
broeders en met de jongens, het onderhoud met Don Bosco, dat hem toch zo
dierbaar was, onderbrak. Hij zag dat hij met een redelijke tact ervoor
zorgde dat in de eetzaal een voorlezing gedaan werd en dat ze goed gedaan
werd. Dit jaar was men aan tafel aan het einde van de voorlezing van de Kerke-
lijke Geschiedenis van Rohrbacher. Er waren negen jaar nodig geweest om
deze vijftien dikke boekdelen voor te lezen, maar er werden andere lezin-
gen tussengelast. Trouwens, Don Bosco wilde dat vanaf augustus tot novem-
ber deze voorlezing zou onderbroken worden, minstens bij de lijvige werken.
De reden hiervan was dat in die periode veel personeel aankwam en weer weg-
ging, zodat de meeste personen in het huis het voortgezette verhaal van de
feiten niet konden beluisteren. We moeten eraan toevoegen dat het Don
Bosco toescheen dat Rohrbacher de meest geschikte auteur was om aan ta-
fel voor te lezen, met uitzondering van enkele bladzijden, waarbij hij
dan aanraadde ze over te slaan omdat er aan tafel ook jonge geestelijken
en coadjuteurs waren. Bovendien zag Don Vespignani hoe hij na het avondge-
bed langzaam en alleen onder de galerijen wandelde, terwijl hij zeer god-
vruchtig zijn rozenhoedje bad en op een hoffelijke manier vermaningen gaf
aan hen die het stilzwijgen door de Regel opgelegd, niet beoefenden of die
wat traag waren om zich terug te trekken. Daarna deed hij zijn ronde door-
heen gans het Oratorio. Onze getuige wist dat hij dit onderzoek midden in
de nacht herhaalde en het ging beëindigen in de kerk voor het Allerhei-
ligste.
Hij was één van de gewone biechtvaders. Don Vespignani weet ons te zeggen

30 Pages 291-300

▲back to top

30.1 Page 291

▲back to top
- XII/287 -
op welke manier hij biecht hoorde. Hij deed het met vurigheid. Bij het vermanen
van de boeteling bracht hij de lippen dichtbij zijn oor, terwijl hij hem over-
wegingen en uiterst rake raadgevingen voorstelde. Wie bij hem biechten
ging, ondervond zijn grote ijver om in de zielen de liefde tot God en het
verlangen tot de volmaaktheid te doen ontvlammen. Uit hoofde van zijn ambt was
hij verplicht te verwittigen en te bevelen. Onze zegsman verschaft ons
hierover berichten die het noteren waard zijn. Don Rua hield het oog op
alles gericht, zonder nochtans het vermoeden te doen ontstaan dat hij
wantrouwig was of spioneerde, zo lieflijk en zacht ging hij te werk. Maar
op zijn schrijftafel had hij gewoonlijk strookjes papier, die de boekbin-
der voor hem had gereed gemaakt en samengenaaid tot een notaboekje. Bij
gelegenheid nam hij er een blaadje van, schreef er een woord, een naam of
een teken op. Gedurende de recreatie na de middag naderde hij dan iemand met dit
pro memoria in handen, bleef dan weer bij een andere jongen staan, riep een derde bij
zich. Het waren de jongens aan wie hij iets te zeggen had en wanneer hij
het hun zegde, gebruikte hij de uitdrukkingen van Don Bosco: - Wil je mij
een genoegen doen?... Zou je bereid zijn naar die plaats te gaan?... Zou je mij
kunnen zeggen hoe het met je studies gesteld is?... Heb je soms moeilijk-
heden bij je werk?.., Wil je dat we over dit of dat spreken?... Hij ein-
digde eveneens op de manier van Don Bosco: - Wees opgeruimd!... Laten we
altijd vrienden zijn!... Schep moed!... - Don Vespignani herinnert zich dat
men niet enkel deze bezorgdheid bewonderde, maar dat men er bijna genoegen in
vond op zijn briefjes aangetekend te staan om de gelegenheid te hebben zich
een poosje met hem te kunnen onderhouden en hij zegt dat zijn oproepen goed
deden, de medebroeders waakzaam hielden in het vervullen van hun plicht en
hen aanspoorden tot edelmoedige gevoelens.
Don Rua had bij zich enkele secretarissen aan wie hij niet enkel het
werk uitdeelde, maar wiens houdingen hij navorste om ze voor verschillende
ambten bekwaam te maken, vooral om het bestuur van onze prefecturen op zich
te nemen. Met dat doel had hij zich een reeks handboekjes, handschriften en in-
gebonden werkjes laten gereed maken, waarin de methodes van boekhouding
die men in onze huizen moest gebruiken, waren uiteengezet. Het waren re-
gisters voor missen en de betaling ervan, boeken voor boekhouding en kost-
gelden, schriften voor het aanleggen van lijsten van medewerkers en aante-
keningen van giften alsook nog registers voor elke tak van het inwendige en
uitwendige beheer, zoals de sacristie, het werkhuis, de boekbinderij, de keuken,
de provisiekamer, de opslagplaatsen, het wasgoed, enz. Met een onoverwinlijk
geduld en een bewonderenswaardige duidelijkheid leerde hij aan de nieuwe-
lingen de manier aan om de verschillende administratieve bewerkingen uit te
voeren en om de verschillende posten aan te tekenen en ze over te brengen
naar het grootboek. Aldus kweekte hij in hen de zorg aan om nauwkeurigheid
en juistheid te betrachten in de huishoudelijke economie.
Don Rua gelastte hij met het grootste gedeelte van de briefwisse-
ling. Terwijl hij de brieven schiftte, maakte hij er kanttekeningen op en
verdeelde ze aan de secretarissen. Hij kon door hen het antwoord laten
opstellen, zodat hij er alleen maar zijn handtekening moest onder plaatsen.
Vele brieven met korte aanduidingen in de rand placht Don Bosco aan het
oordeel van Don Rua over te laten nl. als het ging over boodschappen, kos-
teloos opnemen van jongens, bedankingen voor kleinere giften, aanvragen van
aspiranten. Don Vespignani die vanaf de eerste dagen van zijn aankomst door
Don Rua werd opgenomen bij zijn secretarissen, schrijft: "Ik kan in waar-

30.2 Page 292

▲back to top
- XII/288 -
heid bevestigen dat de kamer en het bureau van Don Rua voor mij een hoge
waarnemingspost waren, van waaruit ik de ganse karakteristieke beweging van de
Salesiaanse Congregatie kon zien."
Don Rua besteedde liefdevolle zorgen aan de theologanten die hij el-
ke week een las gaf over het Nieuwe Testament. Voortdurend was hij bedacht
op hun verstandelijke en godsdienstige vorming. Hij hielp de nieuwe leraren
hun eerste stappen zetten. Hij eiste dat de priesters stipt de rubrieken
naleefden. Hij gaf persoonlijk het voorbeeld van een grote eerbied voor de
kloosterarmoede door met de grootst mogelijke spaarzaamheid gebruik te ma-
ken ook van de kleinste zaken met zeer geringe waarde, zoals het papier,
pennenstokken en pennen, maar hij deed dat met een zeker decorum en zonder
bij diegenen die hem observeerden de indruk na te laten van een schraperige
vrekkigheid.
Don Vespignani kreeg van hem tweemaal een vriendelijk lesje te ho-
ren, waaruit wij kunnen vatten welke de gevoelens waren van Don Rua te-
genover Don Bosco, Een priester vroeg om opgenomen te worden in de Congre-
gatie. Don Bosco schreef het antwoord en gaf het aan Don Vespignani, een
stadsgenoot van de aanvrager, om dit antwoord als bijlage in zijn brief
op te zenden. Don Vespignani ging bij Don Rua en liet hem weten dat deze
voorbeeldige priester zich in een toestand van gevorderde tbc bevond en
omdat hij vreesde dat Don Bosco hem wilde aanvaarden, stelde hij aan
Don Rua voor ofwel de brief niet door te sturen ofwel aan Don Bosco het
gevaar uit te leggen. Don Rua werd ernstig en terwijl hij hem verbluft
aankeek, zei hij: En zou jij het aandurven een brief van Don Bosco te
onderscheppen? Zou jij het wagen je te verzetten tegen de plannen die
O.-L.-Heer en Maria, Hulp der Christenen kunnen hebben met deze priester, van
wie je denkt dat hij ongeschikt is en opgegeven werd door de artsen? Weet je
dan niet dat Don Bosco op goede voet staat met de Madonna? Op dergelijke
dringende vragen kon men zelfs niets anders doen dan zich verontschuldigen
en de brief posten, wat Don Vespignani dan ook deed.
Op een morgen kwam Don Rua stilletjes bij hem zoals het zijn ge-
woonte was, terwijl hij een papiertje in de hand hield en hem op geheimzin-
nige toon zegde: - Ik heb je een mooi werk toe te vertrouwen, maar je moet
in staat van genade met God zijn, en eerst een goed akte van berouw opzeg-
gen, want het schoonschrift van Don Bosco kan je moeilijk ontcijferen. Het
zijn de reglementen van de hulzen die door hem herzien, verbeterd en bij-
na helemaal opnieuw gemaakt werden. Ze moeten nu definitief gedrukt wor-
den. Je moet ze dus goed kopiëren. Toen hij gedaan had met ze over te
schrijven, vroeg de secretaris als vergoeding aan Don Rua een bladzijde
van het oorspronkelijk stuk te mogen behouden om iets te bezitten als
relikwie dat door Don Bosco eigenhandig geschreven was. Don Rua snauwde
hem bijna toe: Wat zeg je me daar? Weet je dan niet dat ieder geschriftje
van Don Bosco zorgvuldig bewaard wordt in de archieven van de Congregatie?
Des te meer dit stuk dat het wetboek van het salesiaanse leven zal worden!
- De andere begreep dat zijn vraag ongelegen was en tevens ook welke
grote verering zijn overste voor Don Bosco koesterde.
In het kantoor van Don Rua werd het werk geheiligd door vroomheid
en gebed. Pas binnengekomen, zei hij met zijn secretarissen het Actiones
en het Weesgegroet en dan las hij een gedachte voor van de H. Franciscus
van Sales. Toen het tijd was om weg te gaan, las hij een andere grondstel-
ling van de heilige en bad hij het Agimus met een Weesgegroet. Kortom, dit kan-

30.3 Page 293

▲back to top
- XII/289 -
toor was een echte school voor iedere deugd, een katheder van geloof en heilig-
heid, een oefenperk van Salesiaanse vorming. Maar zowel binnen als buiten
zijn kantoor was Don Rua steeds de man die de zaken op volmaakte wijze verrich-
te. Dat was het gevoel en het oordeel van allen die het geluk hadden meer
met hem in contact te leven. Daarom kon de reeds zo vaak vernoemde Don Vespig-
nani, die zich toentertijd in de gelegenheid bevond hem van de morgen tot
de avond in het oog te houden, over hem schrijven: "Steeds meer bewonderde ik in
Don Rua de stiptheid, de onvermoeibare volharding, de kloosterlijke volmaaktheid,
de onthechting die gepaard ging met een minzame zachtheid. Wat een christelij-
ke liefde, wat een hoofse handelwijze om een van zijn onderhorigen in te
leiden in het ambt dat hij hem wou toevertrouwen! Wat een kiese studie, wat
een scherpzinnigheid om de houding te kennen en na te gaan van hen die hij wou
opvoeden op zo een manier dat ze voor het werk van Don Bosco nuttig konden
zijn!"
Zo was de alter ego die Don Bosco uitgezocht en gevormd had en die de
Voorzienigheid voorbestemde om zijn eerste opvolger te zijn.(1)
De bedrijvigheid van Don Bosco en van zijn trouwe volgeling onder-
streepte hun mondelinge aansporingen en bezielde het personeel. In augustus
en bij de warmte die er te Turijn heerste, verlieten de leraren, hoewel ze
bijna uitgeput waren, hun leerstoelen nog niet. De arts schreef het ne-
men van baden voor, maar aan die kant wou Don Bosco niet luisteren. Zelfs
dan, wanneer sommigen van het college van Varazze, dat op enkele stappen
van de zee ligt, aandrongen opdat men hun zou toestaan deze verfrissing te
genieten, antwoordde Don Bosco ontkennend. Er werd gewerkt, onvermoeid gewerkt en
over zoveel werkzaamheid werd er ook gesproken. Op de avond van 14 augus-
tus na het avondmaal ontstond er aan tafel een discussie over het thema
of het waar was dat het werk de Salesianen voor hun tijd doodde. Iedereen
zei er zijn mening over. Don Bosco luisterde naar het voor en het tegen, nam
toen het woord en begon dan voor de vuist gedurende bijna een kwartier zijn
gedachte uiteen te zetten. Het leek wel een conferentie over het onderwerp
en hij hield het niet enkel bij theoretische beschouwingen, maar hij gaf
ook voorbeelden uit het huis. Wat hij hoorde, scheen Don Barberis merkwaar-
dig genoeg om zich te haasten het op te schrift te stellen.
- "Ieder van ons", zei hij,"die door te veel werk zou sterven trekt
er honderd anderen naar de Congregatie. Ja, het is waar en ik ben er te-
vreden over en ga er prat op dat er bij ons hard gewerkt wordt. Maar dat,
zoals ik door sommigen hoorde zeggen, de priesters die in huis gestorven
zijn, werkelijk slachtoffer van het werk waren, dat schijnt me echt niet
waar te zijn. Ze werkten veel, het waren moedige kampers en indien ze meer
gerust hadden dan zouden ze wel hun leven kunnen verlengen hebben, maar
allen hadden ze toch reeds een ziekte die door de artsen als ongeneeslijk
werd aangezien."
"Don Alasonatti had een abces in de keel. Hij had reeds tot alle
remedies zijn toevlucht genomen om te genezen, vele door hem geraadpleegde
artsen beloofden hem steeds dat hij zou genezen, maar daarna kwam het nooit
tot iets. In het laatste jaar van zijn leven gaf ik hem opnieuw het bevel
dat hij zich uit gehoorzaamheid zou laten verzorgen, zonder op kosten te zien.
(1) De voornaamste bronnen hiervan zijn het reeds vernoemde werkje van Don Vespignani en een
kort met de hand geschreven verslag.

30.4 Page 294

▲back to top
- XII/290 -
Hij gehoorzaamde, maar het was allemaal nutteloos, het abces deed hem stik-
ken. Don Ruffino werkte ook buitengewoon hard, maar de oorzaak van zijn
ziekte en van zijn dood was een zware verkoudheid. Hij was van Turijn naar
Lanzo gekomen in een plassende regen, was met zijn doorweekte kleren gaan
biecht horen in de parochie, bleef lang in de biechtstoel, want het was in de
goede Week, en haalde zich een hevige hoest op het lijf, zodat zijn longen
werden aangetast en hij ervan stierf. Don Croserio gaf klas en werkte hard,
dat is waar, maar vanaf de tijd dat hij nog een jongen was leed hij aan te
snelle hartkloppingen en dat was de kwaal die hem naar het graf bracht. Van
Don Chiala weten wij allemaal dat de regering zijn ontslag als directeur
van de posterijen aanvaardde wegens zijn zwakke gezondheid. En hetzelfde
kan gezegd worden van de anderen die hard werkten. Het was het werk niet
dat hen eigenlijk gedood heeft. Wie men werkelijk een slachtoffer van het
werk zou kunnen noemen, is Don Rua en toch zien we dat tot heden toe de Heer
hem voldoende bij krachten bewaard heeft."
- "Maar laten we veronderstellen dat het waar zou zijn wat men zegt,
wat zou het dan roemrijk zijn te sterven door te hard te werken! Voor der-
gelijke offers bewaart God kostbare beloningen, niet enkel in de hemel voor
de persoon die er bij neervalt, maar ook op aarde voor de Congregatie, aan
wie hij, wanneer hij een lid wegneemt, er honderd andere in zijn
pl aa ts zendt. Onze Congregatie zal nooit in ledental verminderen, integendeel
haar ledenaantal zal steeds stijgen, zolang er hard gewerkt wordt en de
matigheid in acht wordt genomen. Ik ben de mening toegedaan dat ze over
vijftig jaar tienduizend leden zal tellen!... Ik bemerk echter ook een neiging
tot gemakzucht die me schrik aanjaagt. Toen ik ermee begon de Oratoria en de
Congregatie te stichten, toen stond ik er alleen voor, en toch werd alles
gedaan. Thans wordt het werk verdeeld en onderverdeeld. Zeker, wat er moet
gedaan worden is onmetelijk aangegroeid en wie zich aan het werk zet, is
meestal nog jong en nog zonder ervaring en doorgaans moet hij nog voor
zichzelf studeren omdat hij het examen voor het biechthoren nog moet afleg-
gen... Maar toch bemerk ik die neiging! Er is zeker ook wel wat anders.
Zolang zij nog zullen leven die lang met Don Bosco hebben samengeleefd
en deze tijden van de Congregatie gekend hebben zullen de zaken goed
ve rl op en , Daarna... zullen we ons vertrouwen op de Heer moeten stellen."
- "Er zijn drie oorzaken die de kloostercongregaties te gronde
richten. De eerste is deze waar we naar verwezen hebben, namelijk de ledig-
heid, het te weinig werken. Het is inderdaad nodig dat wij meer werk heb-
ben dan onze krachten normaal veroorloven en dan zullen we er, wie weet
het, toe komen al te doen wat we kunnen."
- "De tweede oorzaak is het uitgezochte of het overvloedige aan
spijs en drank. Wee ons, wanneer de gewoonte wordt ingevoerd op ons eigen
kamer een fles wijn, een fles likeur, koekjes of snoep te hebben... Wee
ons wanneer men ermee begint aan tafel dit te willen en dat te zoeken! Op
die weg zijn we al ver gegaan en dat boezemt me grote vrees in. Men begint
met te zeggen: het noodzakelijke mag niet ontbreken. Nadien: het zou pas-
send zijn dit of dat te hebben omdat we steeds vreemdelingen aan tafel heb-
ben. Er wordt vandaag een stap gezet, morgen nog één, vooral wat de wijn
betreft. Na goed te hebben gegeten en gedronken, begrijpt men dat men moet
uitrusten. Het lichaam zal wel rusten maar niet de fantasie, en de driften
hebben vrije loop...".
- "De derde oorzaak van ondergang kan men zelfzucht noemen of hervor-

30.5 Page 295

▲back to top
- XII/291 -
mingsgeest of kritiek, want voor mij is dat allemaal hetzelfde. Wanneer de
ondergeschikte niet graag ziet wat door de overste gedaan wordt, dan
gaat hij er zich over beklagen, stelt hij voor het anders te doen, verlangt
hij dat er schikkingen zouden getroffen worden die hem behagen... En
ik spreek hier van een ondergeschikte, niet om een novice te bedoelen of
iemand die zich met de zaken niet te bemoeien heeft, maar lagere oversten.
Onthoud het goed dat wanneer er bij ons wat onenigheid doorsijpelt, de
Congregatie niet meer goed zal bloeien. Wanneer we verenigd zijn, alsof we
maar één enkel hart hadden, dan zullen we tienmaal zoveel werk verrichten
en beter werken.
Wanneer Don Bosco tot het werk aanvuurde, dan ontkende hij niet
dat de zijnen ook rust nodig hadden. Rond het midden van augustus keerden
veertien jonge geestelijken die van Pinerolo kwamen terug naar het Orato-
rio. Ze hadden er zich heen begeven om er hun examen van de licentiekweek-
school, of zoals men toen placht te zeggen, van schoolmeester af te leggen.
Gedurende de vorige jaren ging men hiervoor naar een gelijkaardige nor-
maalschool van Novara. Hier deden de Salesiaanse kandidaten veel over zich
spreken wegens hun goede voorbereiding, zodat Don Bosco er private en pu-
blieke gelukwensen voor ontving. In 1876 duidde het ministerie als enige zetel
voor de afzonderlijke studenten de koninklijke scholen aan, zoals juist
de school van Pinerolo er een was. Daar verleende de bisschop aan de jonge
geestelijken van Don Bosco edelmoedige gastvrijheid in zijn seminarie. Ze
hadden hard gezwoegd om zich voor te bereiden, want het was hun taak, zoals
men in het Italiaans zegt, tegelijkertijd, "te zingen en het processiekruis
te dragen", namelijk te studeren en te werken. Maar de uitslag was een ver-
goeding voor hun zweet, want allen waren ze geslaagd en hadden ze de lof
verdiend, niet enkel van de voorzitter van de examencommissie, maar ook van
de Inspecteur van Onderwijs. Begeleid door Don Cipriano, die hen te Pinero-
lo assistentie had verleend, kwamen ze met heel wat gerucht door de deur
van de reeds verlaten refter gestroomd om de hand te gaan kussen van Don
Bosco, die zijn schamele maaltijd beëindigde. Don Bosco, die zeer blij was
met hun lauwerkrans, zei dat het in zijn bedoeling lag dat ze na O.-L.-
Vrouw-tenhemelopneming een wel verdiende vakantie zouden gaan genieten. Van één
van hen was de gezondheidstoestand bijzonder slecht, namelijk van de jonge
geestelijke Giovanni Rinaldi, de toekomstige stichter van het huis van
Faenza. - Kijk, zei hem Don Bosco - nu heb je gedaan met je herculesarbeid,
je bent moe en half ziek. Welnu, ik verlang dat je echt vakantie zou hebben
maar zoals dat werkelijk in je smaak valt. Denk er daarom over na in welke
van onze huizen je deze het liefst zou doorbrengen en welke lucht je het
meest zou bevallen. Ga er dadelijk heen, neem er je vakantie. Ik laat je
volledige vrijheid van keuze. - De brave jonge geestelijke gaf de voor-
keur aan Turijn om steeds bij Don Bosco te kunnen zijn.
Wat Don Bosco niet kon verdragen was dat de jonge geestelijken hem
erover spraken om hun vakantie thuis te gaan doorbrengen. Anderzijds moest
men ook op dit gebied voorzichtig te werk gaan. Hij zag wel dat het nood-
zakelijk was eens en voor goed hiermee gedaan te maken, maar hij zag even-
eens in dat drastische optreden meer dan één roeping een schok zou geven.
- Nieuwigheden - zei hij - moet men langzamerhand invoeren, bijna zonder
dat men het voelt. Wanneer ze op die manier worden ingevoerd dan zijn ze
voor de nieuw gekomenen al goed gevestigd en denken ze er niet zozeer meer
aan, en de ouderen blijven er niet ontevreden over.
Nu er zovele huizen waren bijgekomen werd het gemakkelijk om aan de

30.6 Page 296

▲back to top
- XII/292 -
medebroeders de nodige ontspanning te bezorgen. Men kon ze hierheen ofwel
daarheen zenden, naar de bergen of naar de zee, volgens ieders behoefte.
Aldus had hij beslist dat de ingeschreven clerici voor een maand naar Lanzo
zouden gaan. Maar opdat die periode rust zou betekenen en geen ledigheid,
gaf hij het bevel dat er wat klas zou worden gegeven en wat bezigheden die
samen konden gaan met de gewenste ontspanning. De volgende brief, geschre-
ven door Don Barberis aan Don Lemoyne, directeur van dat college, deelde
wat dat betreft, zijn precieze wil mee.
"
Zeereerwaarde Heer Directeur,
"
"
Don Bosco gelast mij ermee U het volgende te schrijven
" betreffende de vakantie van onze jonge geestelijken te Lanzo. U zult
" deze schikkingen willen voorlezen aan de verzamelde jonge geeste-
" lijken.
"
1°. Vermits in ieder huis de noodzaak bestaat dat er iemand
" zou zijn die beveelt en iemand die gehoorzaamt, opdat er orde zou heer-
" sen, zo beslist Don Bosco dat de directeur van het college de hoogste
" leiding heeft over de jonge geestelijken en ook over de beschik-
" kingen die moeten genomen worden met het oog op de vakantie.
"
2°. Leraar D. Rossi wordt bijzonder belast met de uitvoering
" van alles en van hem zal iedereen afhangen. Hij zal ervoor moeten zor-
" gen zich altijd in gezelschap te bevinden van de vakantiegangers.
" Don Bosco denkt dat hij dat zal kunnen doen omdat het klas geven
" voor hem gedaan is.(1)
"
3°. Opdat het herstel van het lichaam de ziel niet zou scha-
" den en zelfs het versterken van het lichaam ook de ziel zou stalen,
" moeten onze gebruikelijke vrome oefeningen steeds in gemeenschap
" worden gedaan, op de uren die hiervoor het best geschikt zijn.
"
4°. Opdat iedereen eveneens zich genoodzaakt zou voelen om vol-
" ledig onderworpen te zijn en om de vrome oefeningen stipt uit te
" voeren, wordt Don Rossi ermee belast iedere avond een aantekening
" op te maken van het gedrag van iedereen in het bijzonder en deze
" brief elke dag aan Don Bosco op te zenden.
"
Iedereen spanne zich in om lux mundi et sal terrae te zijn.
" Er mag geen ogenblik in ons leven voorkomen waarop wij in de prak-
" tijk dit voorschrift vergeten dat onze goddelijke Meester aan de
" priesters gegeven heeft en aan allen die verlangen priester te
" worden. Men beijvere zich integendeel opdat onze lamp steeds meer
" licht zou uitstralen, opdat ze helderheid zou brengen en het ganse
" huis zou verlichten waarin wij ons bevinden.
"
Men legge het zo aan boord dat ons zout steeds meer bewaren-
" de kracht zou hebben en steeds een hoger vermogen zou verwerven om
" smaak te geven en hen die in onze nabijheid komen tegen het bederf
" te vrijwaren.
"
Dit zijn de zaken, Zeereerwaarde Heer Directeur, die onze
" goede Vader Don Bosco mij heeft opgedragen U te schrijven. Ik heb
(1) Don Francesco Rossi, studieleider te Lanzo.

30.7 Page 297

▲back to top
- XII/293 -
" dit met groot genoegen en veel zorg gedaan, omdat er niets is dat
" mij meer aan het hart ligt dan dadelijk te gehoorzamen aan hem die
" voor mij en voor ons allen de vertegenwoordiger van God zelf is. 11
"
Geloof me steeds, Heer Directeur, te zijn
"
" Turijn, 17 augustus 1876.
uw verplichte dienaar en broeder in
"
Jezus-Christus,
"
Priester Giulio Barberis.
Ondertussen naderde de tijd voor de herfstretraite, wanneer voor de
novicen het uur zou slaan om een beslissing te nemen over het grote pro-
bleem of ze al dan niet hun aanvraag zouden doen om hun geloften af te leg-
gen. Met het inzicht om ze te helpen in een zaak van zo groot belang en om
al het nodige gereed te maken voor hen die hun retraite gingen doen, begaf
Don Barberis er zich heen en van daaruit schreef hij onmiddellijk aan Don
Bosco om hem op de hoogte te stellen van de staat waarin ze verkeerden.
Hij nodigde hem eveneens uit om er eens zijn ronde te komen doen. De
waakzame novicemeester was wat bedroefd, omdat sommigen waren weggegaan. Don
Bosco zond hem volgende zeer belangrijke brief als antwoord.
"
Mijn beste Don Barberis,
"
"
Je brief stemt overeen met de genegen woorden van de mij steeds
" dierbare Don Lemoyne om eens mijn ronde naar Lanzo te komen doen,
" maar de zaken die wij hier moeten verrichten en de zorgen die ik zo
" node aan mijn gezondheid moet verlenen, verhinderen mij dat, tenmin-
" ste op dit ogenblik. Iedere novice mag mij echter schrijven en even-
" eens naar Turijn komen, indien dat nodig is. Het schijnt echter dat
" de moeilijkheden eerder moeten oprijzen, wanneer iemand vraagt om novice
" te worden, dan wanneer hij zijn professie van kloosterling doet, die
" volledig van zijn eigen wil afhangt.
"
Je zult er goed aan doen te zeggen dat de aanvraag om zijn
" geloften af te leggen nog geen band betekent en dat na de retraite
" iedereen nog volkomen vrij is. Hierover moest eerder in de loop van
" het jaar worden nagedacht, zoals velen dat wijselijk gedaan hebben.
" Thans schijnt er niets anders meer te moeten worden gedaan dan de
" wereld een voetschop te geven en met Sint-Alfonsus te zeggen:
"
Wereld, je bent er niet meer voor mij,
"
Ik ben er niet meer voor jou:
"
Al mijn genegenheden
"
Gaf ik aan mijn Jezus.
"
Hij maakte mij zo verliefd
"
Op zijn beminnelijke goedheid
"
Dat naar geen ander geschapen goed
"
Mijn ziel nog enig verlangen heeft.
"
Thans wil ik je een droom, een fabel of een geschiedenis
" vertellen die in mijn geest vorm nam in de nacht van het feest van
" Sint-Anna.
"
Ik heb een herder gezien die arbeidde om zijn schapen te
" voeden, te laten grazen, verwijderd te houden van het gevaar. Hij
" werkte sinds een jaar en had er veel zweet bij gelaten. Hij was heel

30.8 Page 298

▲back to top
- XII/294 -
" tevreden over zijn zwoegen, want al de schapen werden heel vet, had-
" den een dikke wollen vacht en gaven veel melk.
"
Toen de tijd gekomen was voor het scheren, stelde hij hier-
" voor een dag vast en nodigde hij al zijn vrienden uit om wat feest
" te vieren.
"
De goede herder kwam bijtijds naar de schaapstal en bemerkte
" dat sommige schapen ontbraken. Waar zijn de ontbrekende schapen heen?
" begon hij te vragen.
"
Er werd hem geantwoord! Er kwam een man, hij stelde hun voor
" naar beter weiland te gaan en aldus meegelokt vertrokken ze met hem.
" Wij weten er niets meer over.
"
Wat ben ik te beklagen! zei de herder bedroefd. Ook voor deze
" schapen heb ik gewerkt en zweet gelaten, ik dacht eraan wat wol van
" hen te krijgen en ook wat kaas en nu zie ik dat ik tevergeefs ge-
" werkt heb. Opera et impensa periit.
"
Neen, antwoordden al de schapen, in een taal die door allen
" begrepen werd, neen, ze hebben de wol weggedragen, maar wij zullen
" je dat vergoeden, niet enkel met onze wol, maar ook nog met heel
" onze vacht.
"
De herder was er heel tevreden over en streelde dankbaar de
" schapen die getrouw aan de schaapskooi in de beemd gebleven waren en
" zich niet hadden laten verleiden door verlokkelijke uitnodigingen.
"
Ik geef een mooie beloning aan wie mij de uitleg geeft van
" wat hier uiteengezet werd.
"
God moge ons allen zegenen en bidt voor mij die voor jullie
" in Jezus-Christus ben
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Een klein intermezzo, dat niet uit de toon valt met de titel van dit
hoofdstuk zal wel aangenaam zijn. We hebben een briefje kunnen opsporen en
wij menen dat het gepast is het hier weer te geven. Het is geschreven door
een zekere Luigi Piasco uit Sampeyre, een leerling van de vijfde klas van
het gymnasium in het Oratorio. Het volgende jaar verschijnt zijn naam op de
lijst van de ingeschreven jonge geestelijken.
Hij richt zich tot een "overste" die vermoedelijk Don Barberis was.
Het briefje is inderdaad op de zijkanten vol gekribbeld met aantekenin-
gen. Men weet met zekerheid dat deze van zijn hand zijn. Ze moesten dienen als
herinnering bij het samenstellen van zijn kleine kroniek. In de maand juni
voelde de jongen, wellicht ongesteld geworden, de noodzaak aan om herstel
te gaan zoeken. Hij drukte dan ook het verlangen uit de frisse lucht van
Lanzo te gaan inademen. Don Bosco stemde erin toe en van daaruit bedankt
hij hem. Uit het zinsverband blijkt dat hij niet de enige was om van dit
voordeel te genieten. Het eenvoudige document, overvloeiend van dankbaar-
heid, toont ons o.a. aan hoe het leven van de jongens in het Oratorio
veel weg had van een leven in gezinsverband.
"
Heer Overste,
"
"
Ik bedank U omdat U alles in het werk hebt gesteld, opdat

30.9 Page 299

▲back to top
- XII/295 -
" mijn verlangen hier te Lanzo enkele dagen te komen doorbrengen, zo vlug
" mogelijk zou in vervulling gaan. Zelfs ouders zouden zich niet
" zo haasten voor hun kinderen en zouden niet zo gemakkelijk hun wen-
" sen inwilligen. Het is een bewijs van de liefde die de oversten voor
" ons voelen. Ook hier worden we behandeld met alle mogelijke voorko-
" mendheid en let men erop ons te bevredigen waar het maar mogelijk
" is, zodat wij niets meer kunnen verlangen.
"
En wat kunnen wij doen voor hen die zo goed voor ons zor-
" gen? Het antwoord hierop kan zonder aarzelen gegeven worden, we
" zullen erop letten hun verlangens te beantwoorden. Zeg dan aan
" Don Bosco dat ik van hem houd en dat ik hem mijn dankbetuigingen aan-
" bied, want door hem ben ik in een toestand die niets te wensen over-
" laat. Ondertussen betuig ik hem mijn gevoelens van genegenheid en dank-
" baarheid.
"
" Lanzo 12-6-1876.
Luigi Piasco.
Bij zekere episoden gaat het zoals bij het plukken van kersen: men
plukt de ene kers na de ander. Antonio Aime was een jongen van elf jaar,
een wees, een leerling van de tweede klas van het gymnasium, door de goddelijke
Voorzienigheid aan Don Bosco toevertrouwd. Zoals anderen die niemand had-
den om ze gedurende de vakantie te onderhouden, bleef hij ook in het Orato-
rio. Don Bosco, die zich te Lanzo bevond voor de retraite van de Salesia-
nen, dacht aan hem en schreef aan zijn secretaris, Don Berto, dat hij hem
met sommige anderen daarheen zou brengen om er enkele dagen door te bren-
gen. Hij ging erheen met Pietro Furno van de eerste klas. Toen die twee
brave jongens te Lanzo waren aangekomen wilden ze ook de retraite volgen,
maar de predikant van de onderrichtingen, Don Dalmazzo verzette er zich
tegen, omdat dit geen retraite was voor jongens. Ze deden er hun beklag
over bij Don Bosco, die hun al glimlachend zei: - Welnu, indien Don Dalmazzo
jullie de geestelijke oefeningen niet laat doen, dan zal Don Bosco jullie li-
chamelijke oefeningen laten doen. Ga bij de prefect van het college en zeg
hem van mijnentwege dat hij jullie iedere dag vier stuivers per persoon,
een stuk brood 's morgens en een stuk brood in de namiddag moet geven
en dan zullen jullie, zolang jullie te Lanzo blijven, het ontbijt en het
vieruurtje in de bergen kunnen doen met brood en verse melk. Bovendien
stelde hij zelf de dagindeling op voor hun vakantie, die, zoals Don Aime in
naam van beiden bevestigde, niet aangenamer kon zijn. Hij werd inspecteur,
eerst in Spanje en daarna in Amerika; overal waar hij verbleef, wordt zijn
aandenken gezegend. Ook Furno werd Salesiaan en werd de eerste directeur van
het huis van Turijn.
In de maand september en in de herfstmaanden hadden gewoonlijk de in-
schrijvingen in het noviciaat plaats. De weinige feiten die aan de verge-
telheid ontsnapt zijn werpen, ook in dit boekdeel zoals in het vorige, een
licht op de maatstaven, waardoor Don Bosco zich liet inspireren bij het al
dan niet toelaten van leden tot zijn steeds groeiende familie.
Er waren in het Oratorio drie vakjongens, die, gedreven door hun genegen-
heid voor ons, vurig verlangden aanwezig te mogen zijn bij de meditaties
en conferenties van de novicen. Het waren Borghi, Chiglione en Garbellone.
Het zijn brave en bekende jongens - zei Don Bosco. Ik stem er mee in dat ze
zouden deelnemen aan alles wat de novicen gemeenschappelijk doen. Wat mij be-
treft, ik zou zelfs willen dat de twee derde van de jongens er zouden aan
deelnemen. In feite wordt er niets meer gedaan dan wat ieder goede christen mens

30.10 Page 300

▲back to top
- XII/296 -
zou moeten doen, met uitzondering dan dat bij ons gedurende de conferen-
ties de gebreken met wat meer vrijmoedigheid onder handen worden genomen.
Om niet te spreken over de eerste twee, wie van ons heeft tenminste de
derde niet gekend? Welnu, hij was een levend bewijs van het buitengewone
vormingsvermogen van Don Bosco. Spijts zijn natuurlijke neiging naar het
excentrieke die elders van hem een speelbal zou gemaakt hebben, waarmee men
weinig of geen rekening houdt, werd hij toch in de handen van Don Bosco zo
geboetseerd, dat hij, zelfs door de gebreken van zijn temperament te be-
nutten, gedurende vijftig jaar onberekenbaar veel goed verrichte in het
patronaat van de H. Franciscus van Sales en aan de Congregatie talrijke
en soms voorname diensten bewees. Voor Don Bosco zou hij zich in het vuur
geworpen hebben en Don Bosco waardeerde zijn getrouwheid zozeer dat hij hem
eens dertigduizend lire gaf om een betaling te gaan doen, en wat meer is,
hem deze openlijk en met de grootste onverschilligheid ter hand stelde. En
Garbellone, die toen bijna dertig jaar was, bleef er niet onverschillig
voor: bij het zien van dat vertrouwen kon hij zijn tranen niet bedwingen
en later herinnerde hij zich steeds dit feit met ontroering.
Er kwamen zich twee seminaristen aanbieden, die uit verschillende bisdom-
men kwamen en vroegen om als novicen te worden aangenomen. Ze schenen
braaf en beslist te zijn, maar ze werden als eenvoudige aspiranten aan-
vaard. Don Bosco ging toen zeer behoedzaam te werk bij het inschrijven van
personen die hun eerste studies niet in onze huizen hadden gedaan en hij
wou de zekerheid hebben dat ze wel ontvankelijk waren voor een echte Sale-
siaanse vorming.
Er wenste iemand binnen te treden als coadjuteur, die wel vrij ver-
standig was, maar het ongeluk had een wanstaltig uiterlijk te hebben, Don
Bosco dacht dat het niet goed was hem te aanvaarden en aan Don Barberis sugge-
reerde hij de woorden, waarmee hij hem de weigering zou meedelen, zoals
hij gewoon was te doen bij het toevertrouwen van mondelinge opdrachten.
Hij moest hem het volgende antwoorden: - Kijk, al de oversten houden van
jou en zullen je nooit wegzenden, ze zijn het er volkomen mee eens dat je
bij ons zou blijven. Nochtans, ten overstaan van de vreemde personen is
het niet goed dat je zou binnentreden om lid te worden van onze Congrega-
tie. Immers, volgens het doel van ons instituut moeten we veel uitgaan,
moeten we ons te midden van de wereld bevinden, moeten we gaan en komen om
boodschappen te doen en zaken af te handelen. Onze Sociëteit zou er nadeel
kunnen van ondervinden. Maar wees gerust, tegenover jou zullen we steeds de
nodige voorkomendheid in acht nemen. Feitelijk bracht hij gans zijn leven
in het Oratorio door. Hij heette Doda en was bekend bij allen die ooit in
het Oratorio vertoefden.
Drie priesters, die nochtans wisten dat Don Bosco in beginsel nooit
weigerde om de duur van de proeftijd te verkorten, zouden hun eeuwige ge-
loften willen afleggen hebben op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis
na slechts drie maanden noviciaat. Hoewel ze heel goed waren en bezield
met een geest gelijkvormig aan de onze, werden ze toch niet aanvaard door het
hoofdkapittel. De deskundigen in het kerkelijke recht van die tijd wa-
ren niet allen eensgezind over dit punt, wanneer het ging over de eenvoudi-
ge geloften. Wel raadden ze af te breed te zijn bij het verlenen van de
dispensatie, omdat in de meeste gevallen dit tot schade was van de con-
gregaties, maar in de grond liet men de beslissing toch afhangen van de
vrije wil van de Algemeen Overste, die hiervoor niet de verplichting had
om zich tot Rome te wenden. Hoewel Don Bosco van dit alles goed op de hoogte

31 Pages 301-310

▲back to top

31.1 Page 301

▲back to top
- XII/297 -
was en bovendien nog speciale bevoegdheden van Pius IX ontvangen had, keur-
de in deze omstandigheid toch de beslissing van het kapittel goed.
Bij dit plotseling toenemen van personeel was de hand van de Voor-
zienigheid zichtbaar. In het begin van de maand november vertrokken er
drieëntwintig personen, coadjuteurs, jonge geestelijken en priesters naar
de missie en evenveel priesters, jonge geestelijken en coadjuteurs kwamen
vanuit hun huis in het Oratorio toe. Een andere bijzondere providentiële
trek was ook het volgende. Don Bosco had mondelinge onderhandelingen met
Rome geopend om zekere vrijstellingen of vergunningen te bekomen in het
voordeel van de Sociëteit. Hij voelde er werkelijk de dwingende noodzaak
van. Op een zekere dag zette hij zich voor zijn schrijftafel en bracht er
veel tijd door om een brief aan de Heilige Vader voor te bereiden. Hierin
zei hij dat, nu de Heilige Vader hem bepaalde opdrachten had toevertrouwd,
deze hem ook de onontbeerlijke middelen zou willen verlenen om zijn door-
luchtige wensen in daden om te zetten. Op de morgen dan van 19 november had
hij de brief geplooid en in een envelop gestoken en hij stond op het punt
hem te verzegelen en weg te zenden, toen er uit Rome een brief van de Paus
kwam die alle vragen beantwoordde en hem al de zaken die hij gevraagd had,
van de eerste tot de laatste toestond. Dit is werkelijk eigenaardig! riep
Don Bosco uit. De Paus leeft werkelijk in een hogere en wonderbare atmosfeer.
De goede naam van de Congregatie verspreidde zich steeds meer zodat pries-
ters, pastoors, monseigneurs kwamen overleg plegen of schreven met het verlangen
zich te laten inschrijven. Maar Don Bosco toonde zich helemaal niet bereidwil-
lig om ze aan te moedigen. Hij was gewoon te zeggen: - Zij die reeds in
hun bisdom een post hebben, stoten op duizend en één moeilijkheden om de-
ze te verlaten en daarom denk ik dat velen niet zullen komen. Wanneer ze
dan beslist hebben te komen en daarbij iedere hinderpaal overwinnen, be-
ginnen ze meestal na korte tijd een tegenzin te krijgen, omdat ze met hun
gewoonten niet kunnen voortgaan en een nieuw leven moeten beginnen. An-
derzijds zijn wij genoodzaakt er strikt op te waken de gewoonten die in
tegenstrijd zijn met onze regels en tradities, niet te dulden. Deze onte-
vredenheid aan hun kant en die beslistheid aan onze kant zullen als ge-
volg hebben dat heel weinigen zullen blijven. Ik ben de mening toegedaan
dat, vermits ze goede priesters zijn, ze heel veel goed kunnen verrichten
op de plaats waar ze zich bevinden, vooral in deze tijd, waarin er zo
groot gebrek is aan priesters. Moge de Heer hen zegenen op de plaats waar
ze staan. Ik sluit wel niet de deuren van onze huizen voor de volwassenen,
maar ik zoek ze toch ook niet op.
Een van de priesters die in 1876 uit Lugo waren gekomen, was onze studie-
leider van de vakjongens Don Giuseppe Vespignani. Zodra hij in het Oratorio
kwam, begreep hij de aard van het nieuwe milieu. Het was al zeer laat. Don
Bosco had tot omstreeks tien uur biecht gehoord, omdat daags nadien de
oefening van de goede dood moest plaatshebben en de missionarissen gingen
vertrekken. Don Vespignani trof hem aan bij het avondmaal, omgeven door
vier of vijf priesters, die stonden of zaten en met hem vol vertrouwen in
gesprek waren. Nadat men hem aan zijn rechterkant had laten plaats nemen, over-
handigde hij hem een aanbevelingsbrief geschreven door Don Cerruti, ver-
mits deze juist zijn medebroeders naar het college van Alassio vergezeld had.
Don Bosco maakte de brief over aan Don Rua, die naast hem stond. Wanneer
deze de brief geopend had en kennis had genomen van zijn inhoud, deelde hij
Don Bosco mee:
- "Dit is een nieuwgewijde priester uit de Romagna die naar hier komt om

31.2 Page 302

▲back to top
- XII/298 -
bij Don Bosco te blijven."
- "Ja, ja", zei Don Bosco, "terwijl hij hem glimlachend bekeek, U
komt om een tijdje bij ons te blijven, misschien één jaar en aldus na te
kijken, hoe wij in onze colleges optreden om dan terug naar uw woonplaats
te gaan en het daar ook zo te doen."
Don Vespignani viel uit de wolken. Wanneer hij uit Lugo vertrokken
was, had zijn deken, toen deze het doel van zijn reis vernomen had, hem gesug-
gereerd letterlijk te doen wat Don Bosco hem op dat ogenblik zei. Toen hij
bekomen was van zijn eerste verbazing door deze geheimzinnige uitval,
haastte hij zich om te protesteren en te zeggen dat dit niet waar was, dat
hij dat niet zou doen, maar dat hij altijd bij Don Bosco zou blijven. Don
Bosco antwoordde: - Goed, vandaag zien we elkaar bij het licht van deze
lamp, maar morgen zullen wij elkaar terugzien bij vol zonnelicht en dan
zullen we elkaar kennen. U bent dus een nieuwgewijde priester? Morgenvroeg
zult U de mis van de communiteit opdragen voor onze missionarissen, die op
het punt staan om naar Argentinië te vertrekken. - Na hem goede nacht te
hebben gewenst, vertrouwde hij hem toe aan Don Rua, die hem met grote
minzaamheid naar zijn kamer bracht, voor hem het bed liet klaarmaken, hem
op een tekst wees, die te lezen was op een porseleinen medaillon dat bij
het wijwaterbakje hing. Daarna wenste hij hem een goede rust en trok zich te-
rug. De tekst luidde: "God moge kosten zoveel men maar wil, nooit is Hij
te duur." Een gouden spreuk, die voor hem vlug zou te pas komen.
Voor de jonge geestelijken en de priesters die in de Congregatie wil-
den treden, werden altijd de getuigschriften van hun bisschop gevergd, maar
meestal werden ze door de bisschoppen niet gegeven. Daarom besliste Don
Bosco de methode te gebruiken van de Barnabieten. Hij deed dus formulieren
drukken zoals zij er hadden en hij zond er één aan ieder postulant, om het
te ondertekenen en het aan zijn eigen Ordinarius te zenden. Of deze nu ant-
woordde of niet, toch was er dan niets meer dat de aanvaarding verhinder-
de. Wat de jongens betrof die in de Salesiaanse colleges hun studies deden,
weten wij dat Don Bosco een ruime bevoegdheid had om ze te aanvaarden,
ongeacht hun leeftijd. Ondanks dergelijke voorzorgsmaatregelen ontving hij
vanwege Kardinaal Ferrieri, toen prefect van de Heilige Congregatie van de
Bisschoppen en Reguliere Geestelijken, een berisping in deze bewoordingen:
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Het is ter kennis gekomen van deze Heilige Congregatie van
" de Bisschoppen en Reguliere Geestelijken dat U steeds in uw Insti-
" tuut van de H. Franciscus van Sales jongens aanvaardt, zonder van hen
" de getuigschriften te verlangen van hun respectieve bisschoppen,
" overeenkomstig het decreet Romani Pontifices uitgevaardigd door de
" Heilige Congregatie super statu Regularium op datum van 25 januari 1848.
" Dat is, volgens klachten hierover ontvangen, de oorzaak geweest dat
" er door u jongens werden aanvaard en nadien voor de priesterwij-
" ding werden voorgesteld, die door het seminarie wegens onzedelijk
" gedrag waren doorgezonden. Daarom is het dat de Heilige Congrega-
" tie u verzoekt te laten weten of U een of andere speciale vrijstel-
" ling hebt bekomen voor het naleven van bovengenoemd decreet. Anders
" zult U, wat uw Instituut betreft, u zich moeten gedragen volgens dit de-

31.3 Page 303

▲back to top
- XII/299 -
" creet, waarin geen uitzondering wordt gemaakt voor een congregatie,
" een sociëteit, een instituut of een huis, zelfs wanneer het over
" eenvoudige geloften gaat. Dit moest U meedelen voor uw norm en richt-
" lijnen.
"
Kardinaal Ferrieri, pro-prefect
"
Enea Sbarretti, secretaries.
" Rome, 28 november 1876.
Don Bosco antwoordde aan zijn Eminentie met een vertraging, waarvan
we de reden niet kennen.
"
Eminentie,
"
"
Ik heb het bezwaar ontvangen dat Uwe Eminentie zien gewaardigd
" heeft mij toe te sturen en ik dank U voor de vaderlijke wijze waar-
" op U het mij meegedeeld hebt. Er worden mij twee zaken gevraagd:
" of ik een dispensatie heb bekomen van de getuigschriften van de ordina-
" rii in overeenstemming met het decreet Romani Pontifices (25 januari
" 1848); of ik jongens heb aanvaard die uit het seminarie van Turijn
" waren verjaagd.
"
Wat het eerste betreft, antwoord ik bevestigend. Zodra in de
" Salesiaanse Congregatie vastgesteld was dat al de postulanten jongens
" waren die in onze huizen opgenomen waren om er hun letterkundige
" studies te doen, en dus weinig of niet bekend stonden bij hun res-
" pestieve Ordinarii, temeer daar ze meestal behoorden tot een ander
" rechtsgebied, hebben wij de raad gevraagd van een hooggeplaatste
" persoon. Wij hebben dan aan de Heilige Vader gevraagd en in zijne
" goedertierenheid heeft hij er in toegestemd dat al diegenen die in
" onze huizen, tehuizen, kostscholen waren opgenomen, een aanvraag
" deden om lid te worden van onze Vrome Salesiaanse Sociëteit, zouden
" vrijgesteld worden van de bovengenoemde getuigschriften. Dit werd
" ons verleend vivae vocis oraculo gedurende de audiëntie van 3 mei 1876.
" Wanneer dan later priesters een aanvraag deden om zich te laten
" inschrijven in deze Congregatie werd dezelfde dispensatie uitgebreid aan
" allen zonder enig onderscheid (10 november 1876, vivae vocis oracu-
" lo). Nochtans met de wens niet in botsing te komen met de Ordinarii
" van de bisdommen, aan wiens steun zich deze Congregatie gewijd heeft,
" hebben wij telkens als het de aanvaarding van jonge geestelijken of
" priesters betrof die al ingeschreven waren in Albo Clericorum van
" een bisdom, aan de eigen Ordinarius gevraagd om deze getuigschriften
" wel te willen geven. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de
" Aartsbisschop van Turijn. Daar deze van oordeel is ze niet te moe-
" ten verlenen, hebben wij het tweede gedeelte van hetzelfde decreet
" toegepast, waarin gezegd wordt aan de Heilige Stoel te schrijven.
"
Wat het tweede bezwaar betreft dat wij seminaristen die van
" het seminarie verjaagd waren zouden aanvaard hebben en ze voorgesteld
" hebben voor de heilige wijdingen, daarop moet ik ontkennend antwoor-
" den, zoals ik dit reeds gedaan heb aan onze Aartsbisschop en dit
" zelf eens in aanwezigheid van de Aartsbisschop van Vercelli. Tenzij
" men een klacht zou willen indienen, omdat ik tijdelijk enige arme
" jonge geestelijken heb aanvaard die uit het seminarie waren weggejaagd en

31.4 Page 304

▲back to top
- XII/300 -
" die zich op straat bevonden. Uit christelijke naastenliefde werden ze
" opgenomen, niet om Salesianen te worden, maar om in hun behoeften
" te voorzien en te beletten dat ze geestelijk en materieel zouden
" ten onder gaan. Daarom verzoek ik eerbiedig onze steeds vereerde
" Aartsbisschop de naam te willen opgeven van één enkele jonge
" geestelijke die uit het seminarie werd gejaagd wegens onzedig ge-
" drag en die opgenomen werd in de Congregatie van de H. Franciscus
" van Sales. Na te hebben geantwoord op deze klachten ben ik zo
" vrij uwe Eminentie te willen smeken van mijnentwege aan de Aarts-
" bisschop van Turijn te willen vragen de reden te willen bekend
" maken van zekere strenge maatregelen tegen de Salesianen getroffen.
" Bijvoorbeeld:
"
1°. Hij heeft de arme schrijver van deze brief gesuspendeerd
" van biechthoren door een beperkte jurisdictie te geven en te wei-
" geren ze te bevestigen, zonder er ooit tevoren of nadien een oor-
" zaak voor aan te duiden.(1).
"
2°. Hij belet dat in onze huizen retraites worden gegeven aan
" sommige wereldlijke onderwijzers die gedurende de herfstvakantie
" bij ons willen komen om zich gedurende enkele dagen in afzondering
" terug te trekken.
"
3°. Hij weigerde de bevoegdheid tot prediken te verlenen aan
" enige van onze priesters die in de Oratoria voor zon- en feestda-
" gen aan het werk zijn ten voordele van de verwaarloosde kinderen.
"
4°. Wanneer hij uitgenodigd wordt om te komen deelnemen aan
" een kerkelijke dienst, weigert hij te komen en laat hij niet toe
" dat anderen uitgenodigd worden.
"
5°. Hij wil het sacrament van het vormsel niet komen toedie-
" nen en hij laat niet toe dat een ander het toedient.
"
Deze en vele andere maatregelen van dien aard laten gewich-
" tige motieven veronderstellen die wij nooit hebben mogen kennen.
"
Bij het uiteenzetten van deze zaken is het mijn bedoeling niet
" om klachten neer te leggen, maar enkel om kennis te mogen nemen van
" wat op deze manier het welzijn van de zielen kan belemmeren.
" Dat men mij de zaken klaar en duidelijk zegt en dan beloof ik bij
" voorbaat de getrouwe uitvoering van alles wat de Heilige Stoel aan-
" raadt dat tot de meerdere eer van God zou kunnen strekken. Ik voeg
" er nog een verzoek bij. Telkens uwe Eminentie een reden heeft om
" mij een vermaning, een verbetering, een raad te geven, dan zal hij
" aan de Salesianen een groot werk van christelijke naastenliefde
" bewijzen door het ons mee te delen. We mogen zeggen dat de Heilige
" Vader onze stichter is en ons bijna persoonlijk geleid heeft en
" daarom verlangen wij allen vurig te werken tot aan onze laatste
" ademtocht voor de glorie van de Kerk. Iedere gedachte van de Opper-
" herder of van een Heilige Congregatie zal voor ons een werkelijk
" bevel zijn dat wij nooit mogen overtreden. Met de diepste dankbaar-
" heid en met de meest eerbiedige verering heb ik de hoge eer mij
(1) Wij hebben dit spijtige incident verhaald in hoofdstuk XXII van boekdeel XI, maar we heb-
ben daar vergeten een opmerking bij te maken. Wat Don Bosco toen diep beangstigde, was de
twijfel of deze zonderlinge maatregel was ingegeven door een lasterlijke aanklacht van kiese
aard.

31.5 Page 305

▲back to top
- XII/301 -
" neer te buigen en mij van u te betuigen
"
" Turijn, 16 december 1876.
Priester Gio. Bosco.
Ook vanuit de vrije beroepen werd er een blik geworpen naar het
Oratorio: advocaten, notarissen, ambtenaren, tot zelfs artsen verlangden
ernaar als naar een toevluchtsoord waar ze zich konden verschuilen en de
wereld verlaten. Er was zelfs een ogenblik waarop Don Bosco, door dit ver-
schijnsel getroffen, het plan koesterde om een huis op te richten speciaal
voor dergelijke klas van personen, omdat ze het doorgaans nodig hadden in
theorie en praktijk te leren wat de kloostergeest was. Dit plan werd echter
nooit uitgewerkt omdat de ervaring aantoonde dat het onnodig was, want
weinig in aantal waren steeds de volwassenen die in de Congregatie bleven.
Maar veel meer dan de volwassenen nam Don Bosco de jeugdige hoop
van de Congregatie ter harte. Gedurende de loop van het schooljaar verloor
hij vooral de ingeschreven jonge geestelijken niet uit het oog. Aan hun
vorderingen naar het betere had hij in het begin van het schooljaar een
krachtige stoot gegeven. In het noviciaat nam de profane studie nog wat
teveel plaats in. Voor het Latijn moest men zich beperken tot de vertaling
en de uitleg van de psalmen en enige van de levens die geschreven waren
door Sint-Hiëronymus, voor het Italiaans tot een zang van Dante, voor de
wijsbegeerte tot de logica en de ontologie. Hij meende dat men op deze
manier nog alle mogelijkheid bezat om de novicen zich ernstig te laten
toeleggen op de bezigheden en de oefeningen die eigen waren aan het proefjaar.
Dan was hij ook nog bekommerd over de klas van opvoedkunde, want
daar moest gestudeerd worden op een manier die meer voor ons aangepast
was. Hij wilde dat men daar vooral sprak over de kwestie: De Salesiaanse
leraar en assistent, onderverdeeld in hoofdstukken van volgende aard:
hoe moet de assistent zich gedragen op de slaapzaal; de assistent gedurende
de wandeling; de assistent in de kerk; de assistent in de klas; hoe moet
de Salesiaanse meester zich gedragen ten aanzien van de stiptheid om zich
in de klas te bevinden, ten aanzien van de tucht, van de beloningen,
van de straffen en zo verder op deze wijze. Deze lessen zouden moeten
gegeven worden gedurende het proefjaar en dan gedrukt worden om als tekst-
boek te dienen voor ons gebruik.
Aan de reeds opgerichte afdelingen moest er nog een worden toege-
voegd: de afscheiding van de novicen van de geprofesten in de eetzaal.-
Steeds en overal - zei hij - moeten de novicen de regel voor ogen hebben.
Wanneer ze samen zijn met de geprofesten, die uit noodzaak uitzonderingen
maken op de regel of uit slordigheid hem overtreden, verliezen de novicen
het absolute verlangen om deze levenswijze te omhelzen, die nochtans bij
getrouwe naleving hun tot grote voldoening en voordeel zou strekken.-
Nog iets anders moest volgens hem in de refter veranderd worden. Tot dan
toe waren er eveneens de hogere oversten aanwezig geweest, maar het scheen
hem niet behoorlijk toe dat jongens die pas gekleed waren als jonge geeste-
lijken aan tafel op gelijke rang geplaatst werden met Don Bosco, met Don
Rua, en met de anderen. Ze zouden gelijk behandeld worden als de oversten,
maar wanneer er voor de ouderen iets speciaals werd gedaan, dan was het
redelijk dat dezen er gebruik konden van maken zonder dat de jongeren er
getuigen van waren of in ieder geval het verschil opmerkten. Hij zei zelfs
dat het wenselijk zou zijn dat de leden van het hoofdkapittel hun tafel in een

31.6 Page 306

▲back to top
- XII/302 -
aparte zaal zouden hebben, waar ze, onder meer, meer vrijheid tot spreken
zouden hebben zon- der gevaar voor onbescheidenheid vanwege hun disgenoten.
Zoals onze lezers hebben kunnen opmerken zijn we nog in de tijd dat
Don Bosco persoonlijk de grote en kleine zaken in betrekking met het per-
soneel van de Salesiaanse familie regelde. Een bewijs hiervan is eveneens
volgend briefje dat teruggevonden werd bij de brieven van Don Lemoyne, di-
recteur van het college van Lanzo. Toen de datum voor het toedienen van de
heilige wijdingen naderde, schreef hij hem: "Beste Don Lemoyne. Varaja moet
dadelijk zijn retraite beginnen en naar Borgo S. Martino gaan. Wijdingen
op 3 september." De wijbisschop was dus de zo welwillende bisschop van
Casale, Monseigneur Ferrè. In deze familienota's zal een woordje over onze
wijdeling wel op zijn plaats zijn. In 1868 moest Antonio Varaja, leerling
te Lanzo, het college verlaten wegens familieredenen. Vol droefheid, had
hij, daags voor zijn vertrek, een droom. Het scheen hem toe dat hij in de
spreekkamer binnenging, in de nabijheid waarvan zich een kleine schommel
bevond om zich te vermaken, maar tot zijn verbazing en schrik vond hij
daar Jezus-Christus. Door het heldere licht en de goddelijke majesteit werd
hij zo bevangen dat het hem toescheen of hij in bezwijming op de grond
viel. De goddelijke Zaligmaker nam hem bij de hand, hief hem op en terwijl hij
hem aldus vasthield zei hij hem: - Vrees niet, ik zelf zal je Vader zijn (de
jongen was een wees), nu de mensen je verlaten. Heb vertrouwen in mij.
Varaja zat geknield in zijn nabijheid: - "0 Heer, zei hij, geef mij
de genade dat ik priester en missionaris zou worden. Jezus keek naar hem met
onuitsprekelijke goedheid en antwoordde hem dan met een glimlach: - Het ene en
het andere! - Ja, Heer, hernam de jongen, maak van mij een priester en een
missionaris. En Jezus herhaalde steeds met dezelfde glimlach: - Het ene en
het andere! - De belofte werd bewaarheid. Twee jaar later trad hij terug
in het college en werd er zonder onkosten aanvaard. In 1876 werd hij tot
priester gewijd, dan werd hij als directeur van het huis van Saint-Cyr naar
Frankrijk gezonden en eindelijk in december 1891 zonden zijn oversten hem
naar de missies van Palestina waar hij heilig stierf op 19 oktober 1913.
Tussen de familiezaken past ook datgene wat we thans gaan verhalen.
In de psalmen en gezangen van de Bijbel heffen de geïnspireerde schrijvers
soms tot God een hymne aan, waarin ze blij en vol dankbaarheid de weldaden
opsommen door de goddelijke Goedheid aan het uitverkoren volk geschonken en
waarin ze alle schepsels uitnodigen met hen de Gever van alle goed te lo-
ven. Het was een hymne van dien aard die Don Bosco tot God verhief met een
dankbaar hart op de avond van 25 november. Het was het gewone intieme
uur, na het biechthoren bij het avondmaal, in een kring van tien of twaalf
priesters. Terwijl hij het verre en nabije verleden overliep, begon hij te
spreken over de genaden waarmee de Heer het Oratorio begunstigd had en nog be-
gunstigde. Hij bleef niet staan bij een algemene vermelding, maar riep
een lange reeks van feiten op, terwijl de aanwezigen hem in koor bijvielen
ofwel door nieuwe punten aan te duiden ofwel door God te danken. Wij menen
er goed aan te doen deze sliert van herinneringen weer te geven terwijl wij
het woord aan Don Bosco geven, maar niet vooraleer wij, eveneens met zijn
eigen woorden, een opmerking hebben gemaakt.
Don Bosco stelde er prijs op terug te komen op voorbije dingen op
een ogenblik dat zijn familie zo groeide en zich zo uitbreidde. De reden
hiervan werd door hem herhaald, maar speciaal verklaard en opgetekend door de

31.7 Page 307

▲back to top
- XII/303 -
de kroniekschrijver op 21 december. In aanwezigheid van professor Bacchi-
aloni, ordinarius in Griekse letteren aan de koninklijke universiteit, en van
verscheidene Salesianen drukte hij zich op deze manier uit: - Ik vind er
behagen in oude zaken van het Oratorio te vertellen. Soms zijn het ook
feiten die betrekking hebben op Don Bosco. Ik vertel ze echter niet uit
ijdele glorie. Zeker niet! God zij dank is dat er voor niets in betrokken.
Het is enkel mijn doel de luister van Gods macht te verhalen en te doen in-
zien dat wanneer God iets wil, hij zich van om het even welk middel, ook het
zwakste en het meest onzinnige, bedient om iedere hinderpaal te overwinnen.-
We komen thans tot het Cantemus Domino, waar we naar verwezen hebben,
en waarin Don Bosco liet blijken hoe God in zovele omstandigheden getoond
had dat hij goed wou doen aan het Oratorio, door zijn bewoners te behoeden
voor een tragische of een voortijdige dood.
- "Twee jaar geleden", begon hij te zeggen, "op Sint-Jozefsdag ter-
wijl de grote klok aan het luiden was en een menigte jongens aan het
keuvelen waren onder de klokkentoren, trokken onverwachts allen tege-
lijk zich te- rug zonder het waarom te weten en kijk, de klepel stortte
naar beneden. Hij brak de portiek aan stukken en botste een paar malen van
de grond zonder iemand kwaad te doen. Don Lazzero die in de buurt was,
keerde zich op dat lawaai en het geroep van de jongens om en zag hoe Don
Ghione heel opgewekt, het grote ijzer als een trofee op zijn schouders
tilde. Don Ghivarello die wat van mechanica kent, verzekerde dat bij het
vallen dit gewicht de stootkracht had van een kanonbal."
- "Het volgende jaar, op de 19de februari, op de eerste dag van de Sint-
Jozefsmaand, hoorden Don Rua en Buzzetti midden in de nacht een vreemd ge-
rucht van de kant van de speelplaats dicht bij de tuin. Ze stonden op en
gingen naar beneden, omdat ze vreesden dat dieven in huis waren binnenge-
broken. Buzzetti wees met de vinger aan Don Rua op de bodem een brede vlek
aan, die een put scheen te zijn en deed hem dadelijk achteruitgaan. Ze waren am-
per enkele stappen achteruit gegaan of de bodem waarop ze enkele ogenblikken
gestaan hadden, begaf. Het was het gewelf van de aalput dat instortte. De
put was drie meter diep en gevuld tot aan de rand. Nog een ogenblik en Don
Rua en Buzzetti zouden er op een ellendige wijze in omgekomen zijn."
- "In de eerste vleugel van het nieuwe huis stortte de middenmuur in,
de drie gewelven van de drie verdiepingen in de nabijheid van de kerk
vielen op elkaar, de bliksem viel op de slaapzaal van Sint-Aloysius en in
geen enkel van de drie gevallen liep iemand een letsel op."
"Aldroandi, een jongen van Guastalla, aanbevolen door Monseigneur
Rota, viel van het hoge balkon op het plein waar aan lichaamsoefeningen
werd gedaan. De hoogte was zeven meter. Toen de arme jongen tegen de grond
sloeg, kwetste hij zich aan de buik, maar na enkele minuten stond hij op en
lachte. De arts kwam toegelopen en bemerkte dat hij een brede wonde moest
toenaaien. Drie dagen later was er een algemene wandeling naar Superga. Ook
hij wou meegaan en liep zo hard dat de naad losging. Zonder ongerust te
worden ging hij naar de omnibus en toen hij er afstapte, ging hij kalm
naar huis. De arts had de wonde nog maar pas opnieuw genaaid en het verband
hernieuwd, of hij schilde opgeruimd een appel en at hem op. Hij genas volkomen."
"Enkele dagen geleden was er een jongen van de eerste klas van het gym-
nasium die zich ging verbergen, terwijl ze verstoppertje speelden. Hij trapte in

31.8 Page 308

▲back to top
- XII/304 -
de opening die bestemd was voor de lift van de nieuwe refter en viel hals
over kop in de kelder. Hij was echter maar pas gevallen of zonder zelfs te
denken aan het gevaar dat hij gelopen had, ontsnapte hij weer om zich niet
te laten vangen door wie hem achterna zat."
"Een grote zijdeur van de kerk van Maria, Hulp der Christenen viel
op het plaveisel van de galerijen waar de jongens in groepjes aan het spe-
len waren zonder dat iemand een letsel opliep, hoewel er evengoed een
twintigtal jongens hadden kunnen verpletterd zijn."
"Een jongen, in het spel van gendarme en dief, ging zich verschui-
len in een uitholling van de muur bestemd om het vuil naar buiten te vegen.
Een andere jongen springt hem na, volgt hem in dat hol en roept: Pas op,
ik ben een slang die je verslindt! De bangerik bezwijmt van schrik. Men
trekt hem eruit en brengt hem naar de ziekenzaal. Hij geeft geen teken van
leven meer. De dokter komt, weet niet wat zeggen en terwijl men de voorbe-
reiding maakt om op hem een krachtige reactie toe te passen en anderen aan
het laatste oliesel denken, springt hij op, wrijft zich de ogen uit en
zegt: - Nu voel ik me goed, terwijl hij uit de ziekenzaal wegloopt en de omstan-
ders verstomd achterlaat."
"Toen enkele jongens hun vakantie waren gaan doorbrengen in het
huis van Trofarello, viel Fiore in een diepe visvijver. Finocchio sprong
erin om hem te redden. De eerste maal slaagde hij er niet in. Nadat hij was
opgedoken om te ademen, ging hij weer onder en verscheen aan de oppervlakte
terwijl hij zijn makker naar boven duwde. Dadelijk werd hij door de anderen
eruit getrokken. Er was heel wat tijd nodig om hem weer bij kennis te
brengen. Niemand kon de verslagenheid en de schrik beschrijven van zijn
medeleerlingen en van leraar Francesia."
"Bij de opbouw van de kerk van Maria, Hulp der Christenen, viel er
geen enkel ongeval voor. Dat was werkelijk een wonder. Toen Don Savio eens
over de bruggen ging op de hoogte van de koepel, zette hij zijn voet op een
plank die opsloeg, maar hij kon zich vastklampen aan een staak en viel niet."
- "Tweemaal stortten de tegengewichten van het uurwerk in de kleine
kerk naar omlaag, braken een trede, maar bezorgden niemand een letsel."
- "En het vuur? Het ontstond in de kamer van de tweede verdieping
naast die van Don Bosco, maar Don Cagliero slaagde erin het uit te doven.
Het smeulde in de matras van Menzio gedurende enkele uren zonder dat een
vlam opsloeg. De vlam sloeg maar op toen iemand de deur opende, maar toen
was het op een oogwenk geblust. En toen de jongens koffie aan het zetten
waren in een koffer op de slaapzaal? Bij het verschijnen van de assistent,
cm niet op heterdaad betrapt te worden sloegen ze het deksel dicht en gin-
gen van de slaapzaal weg terwijl ze de spirituslamp lieten branden. En
nooit ontstond er een vuurhaard. En dit jaar, wanneer bij het blussen van
het vuur in de fabriek van Tensi de waterkruiken van de pannen naar bene-
den vielen zonder iemand kwaad te doen, hoewel juist daaronder de speel-
plaats vol jongens stond?"
- "En de jongens die voortdurend vallen zonder zich te bezeren?
Eén van hen stootte zijn hoofd met zoveel geweld tegen een zuiltje dat
hij door de terugslag wel drie stappen achteruit vloog en dood scheen te
zijn. Zijn voorhoofd was gekloven en drie dagen later speelde hij rustig
met de anderen. Twee jongens ontmoetten elkaar bij het lopen en stootten met

31.9 Page 309

▲back to top
- XII/305 -
zulk geweld op elkaar dat ze beiden in tegenovergestelde richting achter-
over sloegen. Hun tegenstrever in het spel liep vooruit om ze gevangen te
verklaren, maar zij sprongen op en ontsnapten, alsof er niets geweest was.
Eén met het been op twee plaatsen gebroken, liep nog een eindje verder om
zich niet te laten vangen, tot hij afgemat neerviel. Verzorgd en genezen
was hij weer het haantje vooruit gedurende de recreatie. Wat een geestdrift op
de speelplaats! Het is werkelijk schoon om zien."
- "En dan is daar de genezing van Don Bosco te Varazze. Wanneer hij
terug naar het Oratorio kwam, waren jullie allemaal ontroerd. Maar hij zei
tot Don Rua en Don Bonetti dat hij honger had en dat ze hem te eten zouden
geven. En wanneer hij tot de jongens kwam spreken en zijn stem nog zwak
was en wat aarzelend, durfde niemand op dat ogenblik zijn ogen vestigen
op het gelaat van Don Bosco, omdat ze bij allemaal vol tranen stonden."
- "En de ontploffing van de poederfabriek? En de cholera die twee-
maal te Turijn uitbrak en die geen kwaad deed in het Oratorio, hoewel
priesters en jonge geestelijken een werkzaam aandeel hadden in de bijstand
aan de choleralijders? En het leven van Don Bosco dat zo dikwijls belaagd
werd?"
- "In 1864 werd Don Cerruti ziek te Mirabello. Don Bosco liet
hem zeggen dat hij moest klas geven voor de jongens van de vierde en de
vijfde klas van het gymnasium. Hij gehoorzaamt, maar hervalt zo ernstig
dat men voor zijn leven vreest. Don Rua zendt dan iemand om Don Bosco te
bezweren Don Cerruti te ontslaan van dat klas geven dat voor hem zo
zwaar is. Don Bosco antwoordt hem: Cerruti moet voortgaan met klas ge-
ven. En Don Cerruti gaat ermee verder. Op de avond van de eerste dag
voelt hij zich uitgeput, maar de tweede dag gaat hij voort met klas te
geven en op de derde dag is hij bijna volkomen genezen. Op het woord van
Don Bosco doet hij iedere week de reis naar Turijn om een les aan de uni-
versiteit te gaan bijwonen en lijdt hij er niet onder. Later, wanneer hij
gezonden werd om het nieuwe huis van Alassio te gaan openen, was hij zo
zwak dat hij vreesde onderweg te zullen sterven. Ga, - zei Don Bosco hem -
wanneer hij zijn gerechtvaardigde opmerkingen had aanhoord. Don Cerruti
vertrok! Gedurende de eerste uren scheen het hem toe alsof hij in be-
zwijming zou vallen, maar hij kwam te Alassio aan in volle gezondheid.
Wanneer hij zal moeten vertellen hoe vir obediens loquetur victorias, dan zal
hij naar geen voorbeelden moeten gaan zoeken in de boeken!"
Was de jonge geestelijke Erminio Borio aanwezig geweest, dan zou hij
aan zijn gezellen het geval hebben kunnen vertellen dat hem in de herfst over-
komen was. De driedaagse koorts die hij te Borgo S. Martino in de zomer-
maanden van 1876 had opgedaan, had hem half dood gemaakt. Naar Alassio ge-
zonden om er baden te nemen werd het maar erger. Hij probeerde het met de
lucht van zijn geboortestreek, maar er was niet de minste beterschap. Bij
dat alles kreeg hij het bevel om zich voor te bereiden op het examen voor
het licentiaat van het gymnasium en daarom kwam hij naar Turijn in het
college van Valsalice. Maar de bezorgdheid en de vermoeidheid door de stu-
die deed de koorts nog stijgen en hardnekkiger worden. Eens, rond twee uur in de
namiddag, voelde hij de gewone rillingen opkomen. Hij voelde zich terneer-
geslagen en om wat opbeuring te krijgen van zijn oversten, ging hij te
voet naar het Oratorio. Hij kon amper de straat zien en zijn stappen rich-
ten. Zo goed en zo kwaad als het ging in het Oratorio aangekomen, stond hij
opeens voor Don Bosco die onder de galerijen aan het wandelen was, en hij ging

31.10 Page 310

▲back to top
- XII/306 -
zijn hand kussen. Don Bosco, ziende hoe moe en bleek hij was, vroeg hem
met genegenheid wat hem scheelde, legde hem de hand op het hoofd en na een
ogenblik te hebben nagedacht zei hij hem ter opbeuring: - "Goede moed
houden." Hij liet de jonge geestelijke naar boven gaan om wat uit te rus-
ten. Terwijl hij aldus in het zaaltje zat naast het kantoor van de prefect,
ging de koorts over en kwam niet meer terug. Hij bleef inderdaad nog vier
jaar te Borgo S. Martino en had niet meer te lijden van stoornissen van die
aard.
Tussen de familieaangelegenheden hadden de geestelijke schatten een
voornaam aandeel. In de maand september waren twee pauselijke breven aan-
gekomen om de kloosterfamilie van Don Bosco met geestelijke gunsten te
verrijken. De eerste breve beschikte dat bepaalde bevoegdheden die aan het
voornaamste huis waren toegekend, zouden uitgebreid worden tot al de huizen
van de Congregatie. Krachtens deze bevoegdheden konden er dus huiskapellen
worden opgericht ten voordele van de Salesianen en van allen die op eniger-
lei wijze van deze huizen deel uitmaakten. Bij alle plechtigheden van het
jaar kon men er voldoen aan de zondagsplicht. De tweede breve verleende
voor alle kerken en kapellen van de Congregatie de bevoegdheid om er de
heilige Mis op te dragen, de heilige communie uit te reiken aan alle gelo-
vigen, het woord Gods uiteen te zetten en te prediken, catechismus te geven
aan de kinderen, het Allerheiligste te bewaren, het plechtig uit te stellen
ter verering van de gelovigen en er de zegen mee te geven. Deze bevoegdhe-
den werden reeds aan Don Bosco verleend voor zijn kapellen van Turijn door Mon-
seigneur Fransoni en Riccardi, maar de twee pauselijke breven breidden die-
zelfde gunsten uit tot alle huizen van Don Bosco in welk bisdom ze ook zou-
den geopend worden. Op deze manier bekwam Don Bosco met een beetje tege-
lijk iets van de privileges die hij niet in een andere vorm had kunnen be-
komen, zoals wij dit al uitvoerig hebben uiteengezet in het elfde boekdeel.

32 Pages 311-320

▲back to top

32.1 Page 311

▲back to top
- XII/307 -
HOOFDSTUK XIV
NIEUWS OVER DE COLLEGES
Nieuws over de colleges hebben we heel weinig te vertellen voor de
tweede helft van het jaar. We zullen beginnen met Ligurië. Don Bosco ging
tweemaal naar die streek, eerst in juli en daarna bij gelegenheid van het
vertrek van de missionarissen. De tweede maal was eerder een doortocht en
we zullen het er over hebben wanneer we over de missionarissen spreken. In
juli was het echter een echt bezoek, maar wij zijn verplicht er de spo-
ren van te volgen aan de hand van schaarse documenten.
Op donderdag 20 juli treffen wij hem aan te Alassio en wij weten dat
door twee brieven die hij van daar schreef naar Nice—aan—Zee en naar Turijn.
Te Nice waren de onderhandelingen aan de gang over het aankopen van een
nieuw huis. Don Ronchail had de leiding in handen, maar steeds volgens de
richtlijnen van Don Bosco die reeds in de maand juni hem volgende precieze,
duidelijke en vaste onderrichtingen had gegeven.
"
Beste Don Ronchail,
"
"
Eerst heb ik mij wat bezig gehouden met de voornaamste en
" dringendste zaken en nu ga ik over naar onze zaken van Nice die
" mij ook zeer ter harte gaan. Ik zeg je dus het volgende:
"
1° De aflaten die ik heb aangekondigd en die ik je moest mee-
" delen op het blad dat ik je gezonden heb, strekken zich uit tot de
" inzamelaars en de weldoeners van het patronaat van Sint—Pieter, in
" het verleden, in het heden en in de toekomst. Zelfs kunnen allen
" die onze weldoeners zullen worden van deze en andere gunsten waarvan
" ik je de gedrukte tekst zal toesturen, genieten. Je zult het mer-
" ken volgens de breve die men aan het drukken is.
"
2° Voor het huis Gautier moet je gaan spreken met onze goede
" baron Héraud, die ons moet helpen het grote mirakel te verrichten
" om de vereiste middelen bijeen te krijgen. Je zal hem van mijnen-
" twege verzoeken dat hij met jou bij de heer notaris Sajeto zou gaan
" om hem te vragen of het niet mogelijk zou zijn mits het stellen van
" een voldoende hypotheek de som te vinden die noodzakelijk is. Wan-
" neer er onroerende goederen nodig zijn tot waarborg van een lening,
" dan kunnen wij die verlenen op onze huizen en landerijen tot het
" bedrag dat verlangd wordt. Ik geef er de voorkeur aan de lening in
" Frankrijk aan te gaan, omdat we een grote vermindering hebben wan-
" neer we ons papier in goudmunt kunnen omzetten.
"
3° Indien het nu volstrekt onmogelijk zou zijn deze lening aan
" te gaan, vraag dan aan de heer Sajeto of hij in onze behoeften kan

32.2 Page 312

▲back to top
- XII/308 -
" voorzien op voorwaarde van hypothecaire kredieten, die ik ter mijner
" beschikking kan hebben tot een bedrag van vijftigduizend frank
" en waarvan de vervaldag niet ver meer verwijderd is.
"
4° Indien het volstrekt onmogelijk is één van deze projecten
" uit te voeren, dat men mij dan formeel twee maanden tijd geeft en
" ik zal dan hier zorgen daarin te voorzien wat daar onmogelijk
" kan gedaan worden.
"
Maar voor alles is het onontbeerlijk dat het onroerend goed
" een veilig pand zou zijn en dat de betalingen zouden gewaarborgd
" worden of door een hypotheek ter plaatse of door een ander pand.
"
De bisschop betuigt al zijn goede wil en mochten er ons nog
" enkele duizenden franken ontbreken, dan geloof ik niet dat hij
" ons in moeilijkheden zou laten.
"
Is advocaat Michel nog niet aangekomen? Ik reken sterk op
" hem en ik weet dat hij in grote nood zich ook krachtdadig zal
" inspannen.
"
Heeft Prins Sanguskhi iets gedaan? Kan het stadsbestuur, de
" regering langs de prefect ook niet iets doen?
"
Vaarwel, beste Don Ronchail, groet al onze goede medebroeders
" en leerlingen. Vraag aan Rabagliati of hij bereid is als organist
" naar Buenos Aires te gaan. Don Cagliero verwacht hem daar.
"
Bid voor mij, doe mijn eerbiedige groeten aan de heer baron
" Héraud en aan de heer Audoli. Geloof mij in Jezus Christus
"
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 5-6-76.
Priester Gio. Bosco.
Nu men dus zover was dat de knoop ging doorgehakt worden, zond hij
vanuit Alassio aan Don Ronchail de nodige normen, terwijl hij de zakelijke mede-
delingen met familienieuws opsmukte.
"
Mijn beste Don Ronchail,
"
"
Je brief bereikt mij te Alassio waar ik vandaag en morgen
" verblijf om dan terug te keren naar Sampierdarena, waar men mij
" naartoe roept. Ik had eraan gedacht eens tot Nice te komen, maar
" gewichtige zaken beletten me dat.
"
Je zal het nieuws vernomen hebben van het overlijden van
" Don Giulitto. Eergisteren stierf Piacentino te Alassio. D. Gui-
" dazio is zwaar ziek te Nizza Monferrato. De jonge geestelijke
" Vigliocco en Giovannetti zijn ook ziek. Kijk hoe de Heer ons
" bezoekt! Laten we bidden en veel bidden!
"
Als een goede Vader, zegent God ons in andere zaken. De hui-
" zen in Amerika doen het zeer goed. Dit jaar hebben we ongeveer
" 200 inkledingen waarvan nagenoeg tachtig voor de Congregatie.
"
Ik zal bidden en laten bidden voor de heer prins Sanghuski
" en voor de prinses zijn moeder die zeker zwaar bedroefd zal zijn.
" Maar hij stierf een heilige dood...
"
Thans over onze zaken. Naast wat D. Rua je vanuit Turijn
" zal geschreven hebben kan je als basis het volgende nemen:
"
1° Een overeenkomst aangaan voor de aankoop van het huis

32.3 Page 313

▲back to top
- XII/309 -
" Gautier met een maand tijd vanaf de datum van de overeenkomst om de
" ganse som te betalen. Vrijstelling van hypotheek.
"
2° Gedurende die tijd zal ik zorgen de dertigduizend frank en
" zelfs meer te uwer beschikking te stellen, mocht het nodig zijn.
"
Breng op deze basis de heren advocaat Michel en baron Héraud
" samen of liever vraag hun om samen te komen en zeg hun dat, daar
" ze de zaak gezamenlijk hebben aangepakt, ze deze ook tot het einde
" toe moeten afwerken, het moge hun dan ook veel inspanning, zweet,
" slapeloze nachten en zelfs meer kosten.
" God wil het en dat volstaat. Ik heb lang met Monseigneur Sola gespro-
" ken. Hij toonde zich vol goede moed. Hij zei mij dat, wanneer hij
" thuis zou komen, misschien vandaag of morgen, hij zich totis viribus
" zou bezig houden met het huis Gautier. Hij zelf wil met een
" nieuw bedrag ertoe bijdragen. Hij hoopt dat ook anderen nog iets
" zullen bijdragen. Hij nodigt ze uit dit mee te delen aan jou,
" aan de heer baron en aan advocaat Michel.
"
Gelieve te noteren dat wij zekere vervaldagen hadden waarop ik re-
" kende. Het zijn veilige schuldvorderingen, maar nu rijst er een moeilijk-
" heid op wat de tijd betreft. Toch heb ik mij al elders voorzien en
" op het ogenblik dat ik je zal aanduiden, zullen we aan aan onze ver-
" plichtingen voldoen.
"
Bedank speciaal onze twee bovengenoemde kampioenen. Ik heb
" voor hen een diploma bereid dat hun genoegen zal doen. Ik zal het
" hun zenden zodra iemand van hieruit zich persoonlijk daarheen begeeft.
"
Het is eveneens goed te noteren, dat alvorens te betalen handlich-
" ting zou worden gegeven van elke hypotheek die ons onroerend goed
" bezwaart.
"
Zorg goed voor je gezondheid, doe mijn nederige eerbetuiging
" aan de bovengenoemde heren en aan onze andere voorname weldoeners.
"
Hier zenden allen jou hun broederlijke groeten en ik zal
" voor jou steeds zijn in Jezus Christus
"
" Alassio, 20 juli 1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
De andere brief op dezelfde datum aan Don Rua geschreven heeft meer
dan één verband met de vorige.
"
Beste Don Rua,
"
"
Ik heb aan D. Ronchail geschreven dat hij de overeenkomst
" voor het huis Gautier zou ondertekenen met verplichting tot betalen
" binnen de maand. Op één of andere manier zullen we het geld vinden.
"
Ik laat je weten dat al onze colleges op droog zaad zitten,
" zodat we vandaar niets mogen verwachten.
"
Op zaterdagavond zal ik te Varazze zijn en daar de zondag
" doorbrengen. Maandag zal ik te Sampierdarena zijn. Ik zal er vier
" dagen blijven om quibus (1) te voorzien voor D. Albera. Zaterdag
(1) De juiste vorm is conquibus of cumquibus, eronder verstaan nummis en betekent letterlijk "met
welke middelen, de middelen waarmee" iets te doen. Maar die vorm wordt gebruikt in de
betekenis van "geldmiddelen".

32.4 Page 314

▲back to top
- XII/310 -
" daarop zal ik te Turijn zijn, tenzij de ziekte van D. Guidazio mij
" een andere reisweg zou doen nemen.
"
Zend me zes of zeven omzendbrieven voor de missionarissen te
" Sampierdarena.
"
De dood van deze laatste medebroeders heeft bij allen grote
" neerslachtigheid verwekt. Laten we voor hen bidden.
"
Zou D. Belmonte het goed doen als directeur te Montevideo?
"
En D. Bruna te Trinità?(1)
"
Moge God ons allen zegenen.
"
Je zal aan de jonge geestelijken en zij die zich daarop
" voorbereiden zeggen dat men eraan denkt in Chili drie grote stich-
" tingen te doen, waar ze duizenden zielen voor God kunnen winnen.
"
Ik ben voor jou in Jezus Christus
"
" Alassio, 20-7-76.
je zeer genegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Vanuit Alassio of bij het reizen naar Alassio deed Don Bosco een be-
zoek aan Albissola om mevrouw Susanna Saettone, over wie we al elders ge-
sproken hebben (2) moed in te spreken. Het is onbeschrijflijk hoe deze hei-
lige weldoenster een grote verering had voor Don Bosco en hoe zij zich in-
spande voor het college van Varazze. Van één van haar bezoeken daar bij
Don Bosco afgelegd is ons een onuitgegeven verslag gebleven, dat wij wil-
len aanhalen. Dit document klimt op tot 1871, wanneer Don Bosco zwaar ziek
viel in dit college. In een brief van een coadjuteur die hem bijstond,
lezen wij: "Gisterenochtend kwam hier een oude dame aan die van huis half
ziek vertrokken was, alleen maar om Don Bosco te zien. Had je dit ontroe-
rende tafereel, dit bewijs van genegenheid maar kunnen zien! Ik die er bij tegen-
woordig was, kon mijn tranen niet weerhouden."(3)
Deze bezoekster was juist mevrouw Susanna, zoals de onzen haar fa-
miliaar noemden. Van uit haar huis schreef Don Bosco aan gravin Corsi, dat
zij in haar villa bij Nizza Monferrato Don Guidazio weerhield omdat hij
zorgen nodig had die men hem onmogelijk in het Oratorio kon verlenen.
(1) Het ging over een stichting te Trinità, in de omgeving van Mondovi. Don Domenico Bruna was
zo een voorbeeldige zoon van Don Bosco, dat hij een speciale vermelding verdient. We schrij-
ven ze over van de reeds aangehaalde memorie van Don Picollo, die hem van zeer dichtbij ken-
de. Bij het opsommen van de categorieën van mensen die nutteloos of verloren zouden geweest
zijn, indien ze Don Bosco niet hadden ontmoet die hen aanvaardde, vormde en tot iets goeds
maakte, kwam hij in de vierde klas, die hij deze van de "geweigerden" noemde, omdat ze door
andere instituten waren geweerd. Hiervan gaf hij verschillende merkwaardige voorbeelden,
waarbij dit van Don Bruna nog het minst merkwaardig is. Hij zegt over hem: "Omdat hij op de
trap enkele treden tegelijk nam en ongemanierd scheen te zijn, werd hij uit het seminarie
van Turijn verjaagd. Bij Don Bosco werd hij leraar—titularis met een brede cultuur. Hij was
een noeste werker en een voorbeeld van volharding. Toen hij stierf liet hij te Randazzo een
faam van heiligheid na". Wie dit schrijft en daar naast hem gedurende negen jaar heeft ge-
leefd, bevestigt dit getuigenis volledig.
(2) Boekdeel XI, blz, 96.
(3) Brief van Pietro Enria G. Buzzetti, Varazze, 22 december 1871.

32.5 Page 315

▲back to top
- XII/311 -
"
Geachte Mevrouw de Gravin,
"
"
Er werd mij gezegd dat de toestand van onze goede D. Guidazio
" vrij ernstig is wegens zijn slepende ziekte. Ik twijfel echter hele-
" maal niet aan uwe grote christelijke liefde voor ons en daarom hoef
" ik hem niet aan U aan te bevelen. Ik zou echter hierover positieve gege-
" vens willen bezitten en daarom zou U mij een groot genoegen doen
" door mij te zeggen:
"
1) Welk de juiste toestand is van zijn kwaal en of hij de H.
" Mis opdraagt.
"
2) Hem te verbieden ook maar het kleinste stukje van zijn
" brevier te bidden. Indien U mij zou schrijven dan verblijf ik als
" volgt: tot zaterdag te Alassio, zondag te Varazze, maandag tot vrij-
" dag te S. Pierdarena.
"
Ik schrijf U vanuit Albissola vanuit het huis van de vrome
" Sucanna die wij onze goede moeder van deze streek kunnen noemen. Ze
" groet U en gravin Maria hartelijk.
"
Gelieve ook vele groeten te doen aan mijn D. Guidazio en hem de
" verzekering te geven dat ik veel voor hem bid. Hij moet niet denken
" aan zijn klas, noch aan enig ander werk. Hij moet er enkel maar aan
" denken zich te herstellen en dan zullen we met Gods hulp wel in al-
" les voorzien.
"
Moge God jullie allen zegenen en terwijl ik mijn eerbiedige groe-
" ten doe aan uw achtbare familie, heb ik het genoegen mij te mogen
" betuigen
"
uw zeer verplichte zoon,
"
Priester Gio. Bosco.
De directeur van Nice kwam te Alassio bij Don Bosco voor een be-
spreking, zoals blijkt uit volgende brief.
"
Beste D. Rua,
"
"
1° De brief door jou verzonden, ontvangen.
"
2° Ik sprak met D. Ronchail. Hij bereidt en hoopt (1) op
" 20.000 lire vanuit Turijn.
"
3° De huizen hebben volstrekt geen geld. Ik breng 3.000 frank
" in geld opgenomen op de wissel van D. Fagnano. Elders zoeken.
"
4° Spreek eens met Comm. Duprez om hem raad te vragen over het
" te gelde maken van de onderhandse hypothecaire akte van D. Turco.
"
5° Zaterdag zal ik, als het God belieft, te Turijn zijn.
" Ik hoop in het voorbijgaan D. Guidazio te komen opzoeken.
"
6° Ik zoek quibus voor het tehuis van Sint-Vincentius.
" Je mag aan al onze jongens laten weten dat twee Kasjieken of stam-
" hoofden van Patagonië een aanvraag hebben gericht aan D. Cagliero
" om een groep Salesianen bij hen te zenden. Zij geven ons de verzeke-
" ring dat ze niet alleen niet zullen opgegeten worden, maar dat ze met
(1) Om nl. het bedrag van 30.000 F volgens het compromis bijeen te krijgen.

32.6 Page 316

▲back to top
- XII/312 -
" grote toewijding zullen geëerbiedigd en aanhoord worden. D. Caglïero
" houdt zich met de grootste bezorgdheid met deze aangelegenheid bezig
" en we zullen er de resultaten van vernemen.(1)
"
Groeten voor jou en voor al onze dierbaren en beschouw me
" steeds in Jezus Christus als je toegenegen vriend,
"
"
Priester Gio. Bosco.
Vanuit Alassio keerde Don Bosco terug naar S. Pier d'Arena, waar hij
naartoe getrokken was. De brief hiervoor zegt ons genoeg over de behoefte
die Don Bosco had om geld bijeen te krijgen voor het tehuis van Sint-Vin-
centius de'Paoli. Er werd daar gebouwd en ook moesten de zonen van Maria
onderhouden worden, die daar overgebracht werden als naar hun centrale ze-
tel. Bovendien voelde hij de noodzaak aan daar gauw een drukkerij op te
richten, waar zaken zouden kunnen gedrukt worden die men te Turijn moei-
lijk kon publiceren. Het nazicht van de boeken die in het Oratorio moesten
gedrukt worden deed vervelende hinderpalen ontstaan om de periodieke publi-
caties regelmatig te laten verschijnen. Don Durando, die de leiding had van de
bibliotheek van de Italiaanse Jeugd, had aan de curie twee afleveringen
gestuurd, die weldra moesten gepubliceerd worden, maar de ordinarius wou
ze zelf nazien en na werkelijk lang wachten zond hij ze terug met de opmer-
king dat, omdat er uittreksels in stonden uit werken die op de Index waren
geplaatst, het nodig was zijn toevlucht tot Rome te nemen. Feitelijk was
dit onnodig, omdat zijn goedkeuring voldoende was. Gelukkig kon Don Durando
die van stiptheid hield tegenover de abonnees, zich uit de moeilijkheden
redden omdat hij voor iedere gebeurlijkheid nog een ander werk in reserve
hield. Aangaande deze twee boekjes zei Don Bosco hem dat hij moest schrij-
ven aan Kardinaal De Luca, prefect van de Heilige Congregatie van de Index,
een prelaat die zo welwillend was dat, zodra hij de herkomst van de boeken
kende, hij er niets zou tegen inbrengen. Zoals het in dergelijke geval-
len zijn gewoonte was, maakte hij voor Don Durando het klad op van een
brief, aldus gesteld: "Aangezien dergelijk boek in de scholen zeer wense-
lijk was heeft men eraan gedacht, om niet zijn toevlucht te moeten nemen tot
het oorspronkelijke boek dat op de Index staat, er een uittreksel van te
maken dat kon dienen om te voldoen aan de eisen van de leraren en dat te-
gelijkertijd niets slechts zou bevatten. Men heeft het hier voorgelegd
voor nazicht en het werd ons teruggezonden met de opmerking dat het boek
niets slechts inhield maar dat, vermits de auteur op de Index staat, men
een beroep moest doen op Rome. Daar ik weet hoe Uwe Eminentie, enz."
Don Durando voerde het aldus uit, maar, omdat hij uit die beroerde
toestand wou geraken, drong hij er sterk op aan dat Don Bosco zich zou
haasten om te S. Pier d'Arena een drukkerij op te richten. Daar konden dan
de boeken voor nazicht naar Genua worden gezonden, waar men er zeker van
was alle mogelijke tegemoetkomingen te vinden. Te Turijn kwam één van de onover-
komelijke moeilijkheden hieruit voort dat er verschillen bestonden betref-
fende wijsgerige theorieën. Verscheidene professoren die anders hun boeken
hadden laten drukken in het Oratorio, gaven ze nu aan drukkerijen die zich
(1) Hier zinspeelt hij op de mededeling in de brief vanuit Chubut (Hoofdstuk 8).

32.7 Page 317

▲back to top
- XII/313 -
niet bekommerden om het kerkelijk imprimatur of zonden ze buiten Turijn.
Zo was er professor Allievo, professor-titularis Opvoedkunde aan de Koninklijke
Universiteit die zich tot Milaan richtte, omdat men te Turijn zijn ge-
schriften verminkte als zijn meningen niet overeenstemden met de leerstel-
sels van Rosmini.
Twee akten van het aartsbisdom dateren van 27 en 28 juni, waarin de ordi-
narius twee afgevaardigden benoemt voor het nazicht van de afleveringen
van de Letture Cattoliche en van de Bibliotheek van de Italiaanse Klassie-
ken. Hun inhoud wijkt echter iets af van de gewone vormen. En daar de stof
er ons toe brengt, zullen wij hier eraan toevoegen dat vanaf april Don Bos-
co van Rome de bevoegdheid had ontvangen om aan zijn kloosterlingen het
lezen van de verboden boeken toe te staan volgens het hem passend zou lijken.
Na de verhuizing van Marassi naar S. Pier d'Arena, was het tehuis in
voortdurende vooruitgang. Van veertig jongens waren het er nu tweehonderd
geworden. Niemand zou er enkele jaren tevoren zoveel verwacht hebben, nie-
mand buiten Don Bosco en wie hem van dichtbij hielp. Bij één van deze be-
zoeken terwijl enkele weldoeners rond de tafel zaten, drukte iemand zijn
bewondering uit voor een zo gelukkige aangroei. Don Bosco zei nadrukke-
lijk: - Het aantal jongens zal aangroeien en er zullen er eens driehon-
derd, vierhonderd en nog meer zijn. Dit huis zal wat het aantal en de be-
langrijkheid betreft niet onderdoen voor het Oratorio van Turijn.
Van de vier dagen die Don Bosco te S. Pier d'Arena doorbracht,
blijven ons maar twee onaanzienlijke herinneringen over, vervat in twee
briefjes door hem geschreven naar Lanzo en naar Turijn. Aan Don Lemoyne
schreef hij over een zaak, waarmee wij ons in het grootste gedeelte van
dit hoofdstuk zullen bezighouden.
"
Beste D. Lemoyne,
"
"
Doe alles wat je kan voor het feest van de spoorwegen. Ik
" hoop dat het niet het octaaf zal zijn van de gemeenteverkiezingen.(1)
" Maak ook te Turijn alles in orde voor het muziekkorps in de ver-
" onderstelling dat het stadsbestuur een uitnodiging zendt. Indien ik
" op dat ogenblik te Turijn zal zijn, dan zal ik er graag heen gaan.
"
Ik stuur je een brief van Monseigneur Ceccarelli die ik zo-
" even ontvangen heb. Ook D. Cagliero schrijft een zeer mooie en lange
" brief.
"
Ik verzoek je D. Barberis te willen groeten en aan de novicen
" (2) en aan al de Salesianen te zeggen, dat twee kasjieken of stamhoofden
(1) Hij zinspeelt hier op gebeurlijke naweeën van wanordelijkheden zoals ze zijn voorgevallen
gedurende de jongste gemeenteraadsverkiezingen door het op elkaar stoten van partijgan-
gers van tegenstrijdige politieke strekkingen.
(2) Don Barberis had de novicen die weldra hun noviciaat gingen beëindigen, naar Lanzo begeleid.

32.8 Page 318

▲back to top
- XII/314 -
" van Patagonië een formele aanvraag hebben gericht aan D. Cagliero
" om hun Salesiaanse missionarissen te zenden die er goed zullen ont-
" vangen worden. D. Cagliero onderhandelt met de regering over deze
" zeer belangrijke zaak. Het schijnt werkelijk dat God iets groots
" verlangt van de Salesianen. God moge gans onze beminde familie van
" Lanzo zegenen en bid voor je in Jezus Christus toegenegen vriend.
"
" S. Pier d'Arena, 25-7-76.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Wat D. Barberis mij gestuurd heeft, heb ik ontvangen.
Het andere briefje is aan Don Rua gericht. Hij schreef het hem twee
dagen alvorens zich op weg te begeven naar Turijn, waar hij op zaterdag 29
aankwam. Wanneer hij van zijn reizen te Turijn 's middags aankwam, ging hij
dineren bij zijn beste vriend Don Vallauri omdat hij geen stoornis wou bren-
gen in het Oratorio door te laat komen.
"
Beste D. Rua,
"
"
Ik zend je de brief van Prins Chigi (1) opdat je ervoor zou
" zorgen gevolg te geven aan zijn inhoud, namelijk te zorgen voor de
" certificaten van D. Cipriano en D. Bodratto.
"
Ook de brief van D. Ronchail is er bijgevoegd. Doe wat je kan
" om het geld bijeen te krijgen en dan zullen we het maandag zenden.
"
Ik kan niet langs Nice komen om er D. Guidazio te bezoeken.
" Misschien zal ik eens even uit Turijn daarheen gaan.
"
Zaterdag zal ik gaan dineren bij D. Vallauri. Indien je kan,
" kom jij dan ook. Maar schrijf hem een briefje dat hij wat soep zou
" overhouden want ik zal aankomen te half één.
"
" S. Pier d'Arena, 27-7-76.
je toegenegen in J. Chr.
"
Priester Gio. Bosco.
Kort nadat hij teruggekeerd was in het Oratorio ontving Don Bosco
uit Rome een schrijven van Kardinaal Giacomo Antonelli dat hem een grote ver-
troosting bracht, zo hartelijk was de inhoud ervan. Het was de laatste
blijk van welwillendheid die hem geschonken werd door de befaamde staats-
secretaris, want op 6 november schonk hij zijn ziel aan zijn Schepper terug.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Aan de goedheid van uw hart en aan de grote minzaamheid die
" U mij toedraagt, schrijf ik de wensen toe die mij toegestuurd wer-
" den bij gelegenheid van mijn naamdag. Ze waren mij zeer lief omdat
" ik niet twijfel aan de oprechtheid waarmee ze gedicteerd werden. Voor
(1) We zullen verder zien over wie het hier gaat.

32.9 Page 319

▲back to top
- XII/315 -
" deze wensen en vooral voor de gebeden die U bij diezelfde gelegen-
" heid hebt laten opstijgen tot de Heer door de jongens aan uw zorgen
" toevertrouwd, dank ik U uit ganser harte en terwijl ik U de verzeke-
" ring geef van mijne voortdurende welwillendheid ten uwen opzichte
" verlang ik de gevoelens van mijn hoogachting voor U te bevestigen.
"
" Rome, 29 juli 187 6
Uw toegenegene om U te dienen,
"
H. Kardinaal Antonelli
Don Bosco hield er steeds van in de colleges te verschijnen tegen
het einde van het schooljaar, vooral om zich vertrouwelijk te onderhouden
met de leerlingen van de hogere klassen en ze voor te lichten over hun
roeping.
Ook daarom was hij naar Ligurië gegaan, maar eerst had hij nog de
colleges van Piëmont bezocht. In het college van Borgo S. Martino vierde
hij inderdaad het feest mee van Sint-Aloysius op de dag zelf. Hij kwam er
echter niet onverwacht toe. Om de harten voor te bereiden schreef hij
enkele dagen tevoren aan deze jongens en kondigde hun aan dat hij zich met
hen over grote zaken moest onderhouden. Hoewel we de brief niet bezitten,
staat het toch vast dat hij hun dit nieuws, goed toebereid zoals hij dat
kon, in aangename bewoordingen toezond, zodat velen hem persoonlijk ant-
woordden en hem bedankten omdat hij nog zo een goede herinnering aan hen
bewaard had. Ze ontvingen hem met grote uitbundigheid beneden aan de mooie
stationslaan. De leerlingen van de vierde en van de vijfde klas van het gymna-
sium kregen de gelegenheid om hem te gaan spreken. Eén van de hoogste klas
drukte hem de wens uit tot de Congregatie te mogen behoren. Het was Pietro
Rota van Lu, die in de volgende herfst zijn noviciaat begon. Hij bestuurde
lange tijd een belangrijke inspectie in Brazilië en zet thans zijn werk
voort in Portugal. Don Rota gaf ons onlangs een beschrijving van de opbeu-
ring die de oudere jongens genoten bij het naderen tot Don Bosco wanneer ze
hem hun hart openden gedurende zijn bezoeken aan hun college. "Grote gevolgen
hadden deze korte gesprekken, onuitwisbaar bleven de indrukken van een woord
of misschien van een kwinkslag als bij toeval er uit geflapt! Don Bosco
leidde ons langs de weg die de Heer voor ons uitgestippeld had bijna zon-
der dat wij het merkten. En zo kon ik mij, aan het einde van de vijfde
klas van het gymnasium niet overtuigen van de mogelijkheid Don Bosco te ver-
laten..."(1)
Bij deze gelegenheid bracht Don Bosco een bezoek aan de streek van
Lu, waar een heilige pastoor de Letture Cattoliche verspreidde en Don Bos-
co zeer bekend was. In het begin van de maand was een jonge moeder,
een zekere Isabella Grossetti, door bekwame artsen van de stad die in
consult samengeroepen waren, opgegeven. Dan had zij haar toevlucht geno-
men tot Maria, Hulp der Christenen, en tot de gebeden van Don Bosco. Tot
verbazing van iedereen, was zij die toen reeds in doodstrijd lag, van de
dood tot het leven teruggekeerd.(2) Daarom werd Don Bosco er met geestdrift
(1) Al Beato D. Bosco. Enig nummer van het College van Borgo S. Martino in het jaar van de
zaligverklaring, blz. 23 Casale Monf.; Unione Tip. Pop, 1930.
(2) G.B. Lemoyne, L'Arca dell'alleanza, blz. 77; S. Pier d’Arena, Tip. Sal. 1879. Uit dit verslag
vernemen wij dat Don Bosco de begenadigde voor het eerst ontmoette en zegende in de maand
augustus daaropvolgend gedurende een tweede bezoek aan Lu, waarover we geen andere bijzonder-
heden weten.

32.10 Page 320

▲back to top
- XII/316 -
onthaald en vele families betwistten elkaar de eer om hem hun gastvrijheid
aan te bieden, maar hij had reeds beloofd bij Rota te gaan dineren. Toen
hadden die families onder elkaar een akkoord gesloten en zonden ze elk een
schotel die in hun eigen huis klaargemaakt was.
Zoals voor Borgo S. Martino zo deed hij ook voor Lanzo. Hij ver-
wittigde ze vooraf per brief en gaf dan particuliere audiënties aan de
rederijkers, laten we zeggen aan de leerlingen van de vierde en de vijfde
klas van het gymnasium. Dat gebeurde op 26 juni. Voor het overige zwijgen de
gedenkschriften van die tijd in alle talen.
Het college van Valsalice deed ook dat jaar van zich spreken door
een incident dat voorviel op het feest van Sint-Aloysius. De directeur nodigde
Monseigneur Manacorda, bisschop van Fossano, uit om er de plechtige dien-
sten te komen doen. Zodra de aartsbisschop van Turijn dit vernomen had,
deed hij zijn secretaris aan Don Dalmazzo een brief schrijven vol ver-
wijten. Hij verzocht om uitleg en wilde dat men zich verontschuldigde voor
die overtreding van de kerkelijke wetgeving. Don Dalmazzo bracht dadelijk
de bisschop hiervan op de hoogte en drukte daarbij zijn spijt uit voor
het geval dat dit aan Zijne Excellentie enige last zou bezorgen. Mon-
seigneur Manacorda een zeer openhartige man, stelde hem gerust over wat er
ook zou kunnen gebeuren, omdat hij zich in zijn goed recht voelde.
Hij verwees hem naar het gezag van zeer beslagen kenners van het
canoniek recht en de machtiging die de subalpijnse bisschoppen zich we-
derkerig hadden verleend om vrij een pontificale dienst te verrichten in
elkanders bisdom. Wij weten niet of deze zaak verdere gevolgen heeft ge-
had. Dit viel voor toen het grote probleem van het handboek van de Sale-
siaanse Medewerkers behandeld werd.(1)
En nu keren we terug naar Lanzo, waar ons een gebeurtenis wacht die
een poosje een zekere beroemdheid had, zoals we het zullen zeggen in de rest
van dit hoofdstuk en ook nog verder.
Een naamloze vennootschap van Canavi, opgericht in 1865, had het leggen van
een spoorweg van Turijn naar Lanzo, 32 kilometer lang, ondernomen. Langzamerhand
werden de verschillende baanvakken opengesteld. H e t e e r s t e van Turijn
naar Venaria en het tweede van Venaria naar Caselle in 1868. Het derde van
Caselle naar S. Maurizio en het vierde tot Ciriè in 1869. Dan bleef nog
het laatste baanvak over van Ciriè naar Lanzo, dat eerst in 1876 werd afge-
werkt. Om dit laatste vak in te wijden, dat slechts 11 kilometer bedroeg
maar het gelukkige einde betekende van een onderneming die tien jaar ge-
duurd had, wou men een grote politieke demonstratie op touw zetten. On-
langs was de overgang gebeurd van een rechtse naar een linkse parlementaire
regering, waarvan de leden, die optraden als vurige partijgangers van de
ideeën van vooruitgang en vrijheid, aan de macht kwamen met niet enkel de-
mocratische, maar ook uitgesproken antiklerikale bedoelingen. De gele-
genheid scheen uiterst geschikt voor een verheerlijking van de nieuwe
stand van zaken in het hartje van het oude Piëmont. Men vroeg dan ook de
komst van de minister toen de hand werd gelegd aan grootse voorbereidin-
gen die de aandacht van gans Italië op Turijn moesten trekken. Op het programma
(1) Boekdeel XI, blz. 56.

33 Pages 321-330

▲back to top

33.1 Page 321

▲back to top
- XII/317 -
was de ceremonie van Lanzo natuurlijk het voornaamste nummer, omdat dit de be-
staansreden moest uitmaken van de partijbetoging in de oude hoofdstad. De
naam van Don Bosco werd in de gebeurtenis gemengd, maar ook bij deze om-
standigheid wist hij met zijn voorzichtigheid incedere per ignes supposi-
tos cineri doloso, tot bij het vuur te komen zonder zich te laten verschroeien.
Op de laatste dagen van juli brachten de beide burgemeesters van
Turijn en van Lanzo een bezoek aan de directeur van het college en ver-
zochten hem de ministers van de regering en de uitgenodigden op de inhuldi-
ging te willen ontvangen onder de galerijen van zijn ruim gebouw, vermits het
plaatselijke gemeentebestuur het inzicht had hun een ere-vermout aan te
bieden. De burgemeester van Turijn, Rignon, deed ook het woord in naam van
de prefect Bargoni, en van de ministers zelf en de burgemeester van Lanzo
wees erop in naam van het gemeentebestuur dat er buiten het college geen
andere plaats was die passend kon dienen om zoveel hoge personaliteiten
gedurende enige tijd op te houden. Don Lemoyne leidde de heren rond om de
plaats en de tuin die er rond lag te laten zien. Hij zei dat, vermits hij
niet de eigenaar was, hij hierover zou schrijven aan Don Bosco die on-
getwijfeld de toestemming zou verlenen. Hij kon dus geen definitief antwoord
geven. Beiden vonden zijn opmerking redelijk. Zodra ze afscheid hadden
genomen stelde hij Don Bosco, die zich te S. Pier d'Arena bevond, van
alles op de hoogte en van daaruit kreeg hij per kerende post vrije hand in
deze zaak. Hij beloofde hem zelfs dat, wanneer hij dan te Turijn zou zijn, hij
zelf ook zou komen.(1)
De inhuldiging had plaats op zondag 6 augustus. Don Bosco was er van
daags tevoren en met hem het muziekkorps van het Oratorio. Hij was op reis
gegaan samen met de coadjuteur Barale. Deze herinnert zich nog heel goed
hoe Don Bosco hem gedurende de reis voortdurend sprak over de christelijke
plicht om de gevestigde autoriteit te eerbiedigen. Op zo korte afstand van
de feiten van 1870 was het gemakkelijk de contacten tussen mensen van de
Kerk en mensen van de regering als motief of voorwendsel te gebruiken om
kritiek uit te oefenen en er een verkeerde interpretatie aan te geven!
Het college werd zo goed mogelijk versierd. Aan iedere zuil hing een
vaandel zoals dat van de kruisvaarders; rode en witte draperieën bedek-
ten de ruimte tussen de zuilen. In het midden van de galerij stond er een
verhoog met het portret van Koning Vittorio Emanuele II tussen driekleuri-
ge vlaggen. Onder het portret stond er op een mooi pijlertje een prachtige
bloemtuil van anderhalve meter doorsnee. De bloemen vormden het wapenschild
van Lanzo. Op het randvlak, tegen een achtergrond van rode geraniums prijk-
te deze tekst, bestaande uit witte margrieten: HET COLLEGE. GELUK AAN AL-
LEN. Links en rechts van de bloemen waren verscheidene zetels gerangschikt.
Brede tapijten bedekten het plaveisel. Langs de zetels heen stonden twee
lange rijen tafels opgesteld, bedekt met helderblanke tafellakens voor de
vermout door het gemeentebestuur aangeboden. De kiosk voor het muziekkorps
was opgericht aan de voet van de grote trap naar het Sint-Pietersplein.
Een officieel aanplakbiljet liet verwachten dat Prins Amedeo, Hertog van
(1) Zie hierboven: Brief aan Don Lemoyne. Het volgende verhaal stellen wij samen aan de hand
van Turijnse kranten en documenten van ons archief.

33.2 Page 322

▲back to top
- XII/318 -
Aosta, zou komen, maar op het laatste ogenblik was hij belet.
Aan de voet van de heuvel waarop de gemeente zich bevindt en tussen
het groen van de bomen, had het gemeentebestuur in hout een grote zaal
laten opbouwen bedekt met zeildoek met witte en luchtblauwe strepen voor
de maaltijd.
De dag begon schitterend. Om half negen kwam de trein aan, die drie
ministers bracht. Het waren Depretis, voorzitter van de Ministerraad, Nico-
tera, van Binnenlandse Zaken en Zanardelli van openbare werken, vertegenwoordi-
ger van de koning. De kapelaan van de parochie, theoloog Federico Albert
met acht geestelijken van het college, allen in koorhemd, stonden in rij opge-
steld bij de aankomst te wachten. Een bataljon van de genietroepen van
het spoor presenteerde het geweer. De ministers en de genodigden, bijna
vierhonderd in aantal, stapten uit. De kapelaan zegende de trein, en als geleer-
de en vrome priester die hij was, sprak hij enkele korte, maar welsprekende en
heilige woorden uit. Dan trok de clerus zich terug terwijl de soldaten de haag
vormden voor de stoet, die ordelijk in de richting van de gemeente vooruit
trok onder een majestueuze triomfboog. De lange rij werd geopend door een
eskadron carabinieri te paard, gevolgd door een troep carabinieri te voet.
Daarna kwam het muziekkorps van de gemeente en de burgemeester die de groep
van de drie ministers voorafgingen. Na hen kwamen de prefect van de provincie
en de burgemeester van Turijn en nadien gemeenteraadsleden, senatoren,
volksvertegenwoordigers, journalisten, een waarachtig leger van persona-
liteiten ook uit verre streken van Italië samengekomen. Voor het ziekenhuis
bleef de kop van de stoet staan, de ministers traden er binnen en bleven er
een vijftal minuten, waarna weer werd voortgestapt. Op het Sint-Pieters-
plein, zwart van volk, stond de kapelaan onder een paviljoen met de jongens van
zijn landbouwkolonie, het asiel voor kinderen, het tehuis voor meisjes en het
college voor meisjes te wachten op de vertegenwoordiger van de Koning. Na een
welkomstwoord dat maar een oogwenk duurde, kwam men aan de poort van het college.
Het gemeentelijke muziekkorps ging verder met spelen, maar wan-
neer dan het tromgeroffel van het muziekkorps van de Salesianen klonk, hield
het korps dadelijk op. Toen zette dit muziekkorps de koningsmars in. Het stond
te wachten bij de ingang van het instituut. De ca ra binieri te paard
gingen langs één kant van de ingangsdeur plaats nemen, terwijl de carabinieri
te voet naar binnen trokken en de haag vormden. Onze muzikanten bega-
ven zich met een keurig manoeuvre naar de speelplaats. Don Bosco en Don
Lemoyne, met hun mantel aan, stonden op de drempel te wachten. Op het
ogenblik dat Zanardelli de drempel ging overschrijden, keerde hij zich tot Don
Bosco en vroeg hem:
- "Pardon, mijnheer, is Don Bosco hier?"
- "Ik ben het", antwoordde Don Bosco.
En dadelijk werden er wederzijds eerbetuigingen en handdrukken met
de ministers gewisseld. Hunne Excellenties hielden zich wat gereserveerd.
Ze kwamen de binnenplaats op. De jongens in uniform, mooi gerangschikt in
vier afdelingen, stonden van de ene kant tot de andere van de speelplaats
opgesteld, in een dubbele rij met de rug naar de galerijen gekeerd. Tus-
sen de twee groepen van het midden was een doorgang opengelaten. Op bevel
van de turnmeester namen al de jongens hun muts van het hoofd en riepen
een formidabel "evviva!" De ministers groetten en gingen onder de galerijen.

33.3 Page 323

▲back to top
- XII/319 -
Het uitzicht van de hele opstelling was zo mooi dat er een algemene kreet
van bewondering opsteeg. De autoriteiten van de plaats talmden niet om de
directeur te gaan opzoeken, hem de hand te drukken en hem te bedanken voor
alles wat hij gedaan had voor de eer van Lanzo. Alle ogen bewonderden de
prachtige bloemtuil. Ondertussen had de turnmeester aan de jongens het be-
vel gegeven: front achteruit! en de vier afdelingen voerden deze beweging
met een zo volmaakte gelijktijdigheid en nauwkeurigheid uit dat de officie-
ren van de carabinieri hun een bravo toeriepen.
Het muziekkorps dat opnieuw zijn plaats was gaan innemen en de zan-
gers die ervoor stonden, begonnen dan aan de uitvoering van de zang, op
woorden van Don Lemoyne en op muziek van Dogliani. Bij de eerste begintonen de-
den de ministers teken aan de aanwezigen om te zwijgen. Om beter te kunnen horen,
gingen ze tot bij de zangers. Een wonderbare uitwerking had een vierstemmig lied
dat uitgevoerd werd door Don Lazzero, de coadjuteur Pelazza en door twee
jongens. Een lang applaus barstte los bij de toeschouwers. Nadat de vermout was
opgediend gingen bijna allen naar de tuin met Don Bosco vooraan die vergezeld was
van de ministers. Zij verlieten hem niet meer tot aan hun vertrek.
In het zuidelijk deel van de tuin, juist in de benedenhoek waar de
Stura stroomt, kon men op een kleine vierkante plaats met in het midden een
stenen tafel wat rusten en van het heerlijke panorama genieten. Daar hiel-
den de voornaamste persoonlijkheden halt. De ene zat op het lage gedeelte
van de omheiningsmuur, een andere op het tafeltje, nog anderen op het gras.
Het waren Nicotera, Depretis, Zanardelli, Spantigati, Ercole, Ricotti en
vele anderen en in hun midden Don Bosco. De rest van het luidruchtige ge-
zelschap wandelde doorheen de paden of stond wat te keuvelen onder de ga-
lerij. Ondertussen ontstond er in het hoekje van de generale staf bij al
dat vrolijk gelach een samenspraak waarbij korte en stekelige opmerkingen
niet gespaard werden. Deze samenspraak is waard te worden vermeld.
Nicotera was het die het vuur opende en het woord richtte tot Don
Bosco:
- "Wel, Don Bosco, U gaat vrij veel op reis."
- "Zeker", antwoordde Don Bosco. "Ik ben verplicht twee- of drie-
maal per jaar een bezoek te brengen in mijn colleges."
- "En ook naar Rome gaat U dikwijls?"
- "Zeker, ik ben er verscheidene malen geweest."
- "Wij weten dat U ook naar het Vaticaan gaat."
- "En waarom niet? Het is toch de plaats van de priesters. Waarheen
zoudt U willen dat ik te Rome ga?"
- "Men zegt dat U vrij intieme betrekkingen hebt met de Paus."
- "Ik ga de Opperherder bezoeken, en Hij ontvangt mij steeds met grote
goedheid. Ik heb min of meer diepgaande betrekkingen met hem, naarge-
lang Zijne Heiligheid zich verwaardigt mij deze toe te staan. Anderzijds
heb ik eveneens vrije toegang tot de ministeries. Ik ging mijn boodschap-
pen verrichten en de ministers lieten mij niet wachten, maar ik werd dade-
lijk binnengeleid. Toen ik uit het ministerie vertrok, keerde ik onmiddel-
lijk bij de Heilige Vader terug en zonder te moeten wachten, kon ik met hem
over zekere zaken spreken, zodat verschillende zaken in orde konden gebracht

33.4 Page 324

▲back to top
- XII/320 -
worden. Ik kan eveneens zeggen dat Zijne Heiligheid in mij bijzonder ver-
trouwen stelde en binnen de vastgestelde perken gaf hij mij alle volmacht
om te onderhandelen. Ook Zijne Excellentie Minister Vigliani had een bui-
tengewoon vertrouwen in mij en liet mij in vele zaken een bijna volledige vrij-
heid, hoewel hij wist dat ik meer pauselijk gezind was dan de paus zelf."
Hier onderbrak volksvertegenwoordiger Ferraris hem door te zeggen:
- Dat is waar! Dat is waar! Ik kan getuigenis afleggen over de woorden die
hij sprak, toen hij het ministerie verliet. "Dat ze Don Bosco blijven waar-
deren. Het is misschien de man die aan de Staat de grootste diensten kan
bewijzen."
- "Ik dan", vervolgde Don Bosco "aanvaardde ik boodschappen van al-
lerlei aard en ik kan eveneens zeggen dat de paus mij liet uitspreken zon-
der mij te onderbreken, ook in die zaken die hem het meest tegenstonden.
Ik wou enkel geen officiële boodschappen verrichten. Toch werden vele za-
ken ondernomen in verstandhouding met Vigliani, maar door de onvoorzichtig-
heid van een bepaalde persoon konden ze niet verwezenlijkt worden."
De woorden van Don Bosco, die met zo grote eenvoud sprak over zeer
gewichtige aangelegenheden, werden in algemeen stilzwijgen aanhoord.
- "Ja, ja", zei Nicotera, "Don Bosco zegt niet alles wat hij denkt..."
"Ik? en waarom?"
"Omdat U uitgeslapen bent!"
- "En waarin zou mijn geslepenheid dan wel bestaan? Wat ik op mijn
hart heb, dat heb ik op mijn lippen. Er bestaat geen geheim dat ik niet
aan iedereen zeg. Alles wat ik wil doen is gekend door de laatste jongen
van onze huizen. Als de geslepenheid daarin bestaat, dan mag ik aannemen
werkelijk geslepen te zijn. Wat de godsdienst betreft, houd ik het met de
paus en ik roem erop."
- "En voor wat de moderne aangelegenheden betreft?" insinueerde Nicotera.
- "Ik gehoorzaam aan de gevestigde machten!"
- "En toch schijnt het mij toe dat U, Don Bosco, niet alles zegt."
- "Pardon, Mijnheer. Op de manier waarop ik spreek kan men afleiden
dat ik hier niet ben om te vleien, maar als openhartig en loyaal man laat ik
steeds mijn gevoelens blijken. Iedereen weet hoe Don Bosco erover denkt."
Op dat ogenblik nam Senator Ricotti, de historicus, het woord en
zei tot Don Bosco: - Alles goed en wel, maar Don Bosco heeft twee zwarte
vlekken ten overstaan van het linkse ministerie.
- "Wilt U ze mij aanduiden? Dan zal ik kunnen zien of het een fout
is waaraan ik iets kan verbeteren."
- "Ten eerste, dat hij te veel priesters maakt."
- "En ten tweede?"
- "Te veel leraren."
- "Maar, Heer Senator, ik vind niet dat ik hierin ongelijk heb."
Wat het eerste punt betreft, zal ik niets tot mijn verdediging zeggen. Zij
die ik priester maak, zijn er niet teveel. Ze zijn zelfs gering in aantal wan-

33.5 Page 325

▲back to top
- XII/321 -
neer U ze vergelijkt met het zeer groot aantal van hen die in de kantoren
van de Staat treden, in het leger, bij de geleerde beroepen, bij kunsten en
ambachten. Ik begrijp echter niet hoe U kunt zeggen dat een priester scha-
de berokkent, wanneer hij poogt aan de anderen onderricht te geven opdat ze
hem in zijn ambt zouden helpen. Ik geloof dat van de eerste tot de laatste
van de heren die zich hier bevinden en die naar mij luisteren zouden wensen
bij velen deze geest in te prenten en, in het grootst mogelijk aantal, men-
sen die op hen gelijken op te voeden, die zich speciaal op het algemene
welzijn toeleggen. Daarom is het ook natuurlijk dat een priester andere
priesters wil maken. Wat zoudt U zeggen van een militair die niet zou
trachten goede militairen te vormen? Een arts wenst vele knappe artsen te
vormen. Zo is het ook voor een advocaat. Daarom, heer Professor, mag U het
me niet als een fout aanrekenen, wanneer ik tracht mijn geest bij anderen
in te prenten, door mensen op te kweken die op mij gelijken, en die er
enkel op uit zijn in onze nederige sfeer goed te doen aan onze naaste, U
zelf zou het mij verwijten, indien ik op dit punt ongevoelig zou blijven.
Indien ik zou verzuimen priesters te vormen, dan zou men zeggen dat ik
niet van mijn uniform houd."
- "Don Bosco heeft gelijk", antwoordden in koor al de ministers,
steeds meer bekoord door deze zo onbevangen taal en vooral door de toon
waaruit de grootste oprechtheid bleek.
- "Wat het tweede punt betreft, ben ik het dan die teveel lera-
ren maak? Wie dwingt mij dat te doen? U, Heer Ricotti, die, wanneer U in
het parlement de wetten op de diploma's steunt mij bij mijn oren trekt.
Ik tracht niets anders te doen dan te kunnen gehoorzamen aan een wet die mij
wordt opgelegd. Indien men een college wil openhouden, dan moet men
zich goede diploma's of doctoraatstitels bezorgen. Indien U meent dat,
wanneer ik me zoveel als ik maar kan inspan om een staatswet toe te pas-
sen, ik daarbij ongelijk heb, dan zal ik er werkelijk te veel prat op gaan
dit ongelijk te hebben en ik ben er ten volle van overtuigd dat iedereen
het met mij over dit punt eens zal zijn. En dan is dit toch ook een echte
noodzakelijkheid. Wee mij, indien men in mijn colleges geen diploma's zou
bezitten! Deze heren (en met een glimlach wees hij naar de ministers) zouden me
wel mores leren!"
- "Don Bosco stopt ons de mond", antwoordden de ministers, "Don
Bosco heeft gelijk!"
Dan werd er wat gegekscheerd. "Zeg nu eens, Don Bosco", viel volksverte-
genwoordiger Ercole in, "U die in de harten leest, wie is nu de grootste
zondaar, Nicotera of Zanardelli?"
- "Wat wil men mij doen zeggen? Als ik moet antwoorden voortgaande op
de schijn, dan kan die dikwijls bedriegen. Daarom is die dan ook geen vaste
maatstaf waarop men zich kan baseren. Kijk ik naar het innerlijke, dan ken
ik ze niet en daarom kan ik het ook niet zeggen."
- "Maar zeg het maar. Wat denkt U over ons beiden?"
- "Wel, Mijne Heren, ik denk dat U fatsoenlijke mensen bent."
- " Maar meer in bijzonderheden?"
- "Ik heb achting voor allebei. Mijnheer Zanardelli is een knappe advo-
caat, wiens faam in gans Italië gekend is. U dan bent beroemd wegens werken
over statistiek, die ik heb leren waarderen."
- "U zult me niet ontsnappen, Don Bosco", begon Ercole weer te zeggen,

33.6 Page 326

▲back to top
- XII/322 -
"antwoord op mijn vraag: wie is de grootste zondaar?"
"U brengt mij in verlegenheid. Wat wil U? Ik herhaal dat wanneer
ik ze bekijk van de kant van de wetenschap beiden beroemd zijn wegens hun
goede naam, wanneer ik ze bekijk voor wat hun werkzaamheid betreft en hun
praktijk bij het afhandelen van de zaken, dat moet ik zeggen dat ze wer-
kelijk zeldzaamheden zijn en dat men er moeilijk zal vinden die op hen
gelijken. Maar wanneer U het mij vraagt voor wat hun zedelijke kant aan-
gaat, dan zou ik nu niet weten hoe ik mij uit de slag moet trekken om er
een antwoord op te geven, want ik ken ze niet."
Toen riep Nicotera uit, terwijl hij zich tot Ercole wendde:
- "Waarom wilt U mij als term voor een vergelijking stellen? Ik
doe niet mee. Vraag liever aan Don Bosco of U geen grotere zondaar bent dan de
anderen."
- "Ik ben helemaal niet van plan mij te bekeren!" antwoordde Ercole.
- "Welnu, antwoordde Nicotera, dan bent U een grotere zondaar dan
ik, vermits U het kwaad kent en het toch doet. Weet U dan niet wat in de
Bijbel geschreven staat? Desiderium peccatorum peribit. Wat zegt Don Bosco
hierover?"
- "Wat zou men willen dat ik er nog aan toevoeg, wanneer men mij de
woorden uit de mond neemt? Trouwens, om iemand te kennen, is het nodig dat
hij naar hier komt, niet voor een uurtje, maar om er een retraite te doen.
Hij zou aan zijn verleden moeten denken, aan de dood waarmee het tafereel
van deze wereld een einde neemt, aan de ijdelheid van de aardse zaken
en aan de waarde van de hemelse zaken, aan Gods oordeel, aan de eeuwig-
heid... Hij zou er moeten aan denken dat datgene wat hem op het ogen-
blik van de dood het meest tevreden zal stellen, het goede zal zijn dat
hij tijdens zijn leven gedaan heeft... Nadat hij na al deze overdenkin-
gen een oprechte algemene biecht zou gesproken hebben, dan zou ik een
oordeel kunnen vellen over zijn innerlijke gesteltenis."
- "Maar zeg nu eens, gelooft U dat wij zullen zalig worden?" onder-
vroeg hem iemand op de toon van iemand die er een kwinkslag wil uitslaan.
- "Wel, ik wil het hopen omdat de genade en de barmhartigheid van de
Heer zo groot zijn..."
- "Maar wij zijn niet zo haastig om ons te bekeren!"
- "U bedoelt daarmee dat U wel zoudt wensen u te bekeren, maar dat
U toch maar voortgaat... ofwel dat U het zou wensen, maar U niet genegen
voelt..."
- "Ja, juist, dat is het."
- "In dat geval zou ik U niets anders kunnen zeggen dan wat die heer
daareven gezegd heeft: desiderium... met wat erop volgt."
- "Dat is nu helemaal wat voor U, Nicotera", zei iemand.
- "Zelfs voor U", antwoordde daarop een ander.
Eindelijk kwam er een einde aan dit gesprek en begon men te praten
over allerlei onderwerpen, die niet bewaard zijn gebleven, maar waarbij wij
weten dat Don Bosco de gelegenheid niet verzuimde om op het geschikte ogen-
blik een heilzame en zelfs schrijnende waarheid te zeggen. Toch sloot zijn
minzaam woord, de eenvoud van zijn gedragswijze iedere wrangheid of persoonlijke

33.7 Page 327

▲back to top
- XII/323 -
belediging uit, zodat ze aandachtig rondom hem stonden, wel schertsend maar
zonder dat men daarbij een beweging of een trek van misprijzen kon be-
speuren. Kortom, Don Bosco had ze volledig in bedwang. Zanardelli was die
dag ziekelijk, maar het bleek niet of dit voortkwam uit een innerlijke
angst die hem kwelde of wegens een fysische kwaal die hem aangetast had.
- "U voelt zich niet al te best?" vroeg hem Don Bosco.
- "Wel, neen Mijnheer", antwoordde Zanardelli hem met een zucht.
- "Zorg er dan voor te genezen!" Deze woorden van Don Bosco, hadden
zoals Don Lemoyne die daarbij tegenwoordig was en het bemerkte, op Zanardel-
li een vreemd effect. De blik van Don Bosco, zo merkt dezelfde Don Lemoyne
op, zegde in die omstandigheden meer dan wat de mond uitbracht.
Nicotera had een bloem geplukt en in het knoopsgat van zijn jas ge-
stoken. De ganse dag liet hij ze erin steken. Het feit werd genoteerd door de
journalisten, die zeiden dat hierdoor de minister zijn genegenheid en ach-
ting voor Don Bosco had willen betuigen.
Langzamerhand hadden volksvertegenwoordigers, senatoren en anderen
in groot aantal de plaats gevuld en brachten ze sympathiek commentaar uit
op de gemoedelijkheid en de lieflijkheid van de gedragingen, waarmee Don
Bosco zich met de ministers onderhield. Hij was inderdaad de enige die
toen te Lanzo een merkwaardig deel van de stad vertegenwoordigde, vermits
de gezaghebbers van de plaats volledig verdwenen waren.
Terwijl men zich aldus in de tuin in een kringetje hield, werden
op de speelplaats de muziekstukken door het muziekkorps opgevoerd, afgewis-
seld met de turnoefeningen van de leerlingen. De avond tevoren had men de jon-
gens aangespoord de eer van het college hoog te houden en vooral de rijen
niet te verlaten alvorens het bevel daartoe te ontvangen, omdat dit aan Don
Bosco genoegen deed. Ze hielden zich op een onberispelijke manier aan het
wachtwoord, hoewel vele ouders die naar het feest gekomen waren, probeer-
den om hun zonen uit de rij te halen, maar gedurende anderhalf uur konden
de vaders en moeders geen enkele van de jongens van hun post weg krijgen.
De doorluchtige gasten wandelden over de speelplaats, bekeken de jongens
met speciale aandacht, probeerden die van hun streek te herkennen en groet-
ten ze minzaam. Op het einde kwamen de ministers naar beneden gevolgd door
de ganse stoet en met hen Don Bosco die aan de ene kant geflankeerd was
door Nicotera en aan de andere kant door Zanardelli. Depretis kwam achter-
aan. Hij had zijn mond bijna niet open gedaan.
De groep trok in de richting van de plaats waar de zetels in een
halve kring stonden opgesteld. De ministers lieten Don Bosco in het midden
zitten. Naast hem aan weerskanten zaten Nicotera, Ercole en Ricotti. Depre-
tis stond op de zetel van Don Bosco geleund. Zanardelli ging een stoel ha-
len en ging zich ervoor plaatsen, zodat de kring daarmee gesloten werd. Al-
dus scheen Don Bosco de koning van het feest te zijn. De feestcommissie had
geregeld dat de ministers een twintigtal minuten in het college zouden blij-
ven, maar ze bleven er integendeel anderhalf uur. Meermaals kwam de burge-
meester zeggen dat het tijd was, maar ze antwoordden: - "Nog een ogenblik!"
Omstreeks elf uur stonden de ministers recht en nodigden Don Bosco met de
meest hartelijke aandrang uit op het middagmaal, maar hij weigerde en be-
dankte hen. Ze waren uitbundig, heel vrolijk en bijna vrienden geworden. Ze
toonden zich ten zeerste voldaan over het genoten onthaal. Zanardelli gaf blijk

33.8 Page 328

▲back to top
- XII/324 -
van zijn groot genoegen. Nicotera zei luidop bij het afscheid, dat allen het
konden horen: - Het was mij een groot genoegen. Werkelijk een voldoening zoals
men misschien maar eens in zijn leven ervaart.-
- "Behalve dan", hernam Zanardelli, "wanneer we nog eens zouden
onthaald worden in een college van Don Bosco". Zanardelli zag bij het naar
buiten gaan uit het college de Salesiaanse leraar Don Albano bij de menigte.
Hij legde zijn handen op diens schouder alsof hij hem wou omhelzen en ter-
wijl hij zich voorover boog, zei hij hem in het oor: - "Zeg aan Don Bosco
dat ik niet méér zou kunnen tevreden zijn dan dat ik nu ben over de ont-
vangst die wij in het college gehad hebben. Zeg het hem en U zult er mij
een genoegen mee doen. Groet van mijnentwege die goede jongens, Zeg hun
dat ik ze nooit of nimmer zal vergeten. Bedank de oversten, de leerlingen,
de muzikanten, de zangers namens ons allen. Ik heb reeds de eerste verzen
van het lied van buiten geleerd en ik zal het mij als een plicht aanrekenen
de andere ook te leren. Ik wil ze niet meer vergeten en ik zal ze in mijn
hart bewaren. Zeg dat alles en vergeet het niet. Ik zal voor het college
alles doen wat ik kan. - Daarna voegde hij zich bij zijn collega's die zich
gereed maakten om naar buiten te gaan. Don Bosco vergezelde hen tot midden
op het plein en na een herhaalde verzekering dat ze van elkaar een goed aandenken
zouden bewaren, buigingen en handdrukken, keerde hij terug.
Hij was zichtbaar tevreden. Na het middagmaal zat hij in de grote
zetel onder de galerij, omgeven van jonge geestelijken en priesters, en
hij gaf zijn indrukken weer die opgetekend en bewaard werden. Enige ver-
dienen zeker in onze biografie te worden opgenomen.
"Ik geloof", zei hij "dat deze ministers en volksvertegenwoordigers
sinds lang niet zoveel sermoenen gehoord hebben als zij er te Lanzo te ho-
ren gekregen hebben. Het zijn toch ook wel beklagenswaardige mensen die
nooit een woord uit het hart vernemen of een waarheid die zo uitgedrukt
wordt dat zij niet verbitterd zijn. Ik heb ze hartelijk ontvangen en ik
heb hun met de hand op het hart gezegd wat de gelegenheid mij ingaf, en
ook die waarheden welke ik, zonder ze te beledigen kon zeggen, heb ik alle-
maal gezegd en op een duidelijke manier. Misschien hebben ze nooit een
retraite gedaan maar ditmaal, ook zonder naar Sint-Ignatius te gaan hebben
ze een retraite gehouden."
- "Voor het overige had ik me niet kunnen voorstellen dat dit feest
op zo een indrukwekkende wijze zou geslaagd zijn en dat er zich iemand zou
over bezorgd gemaakt hebben. Wat mij betreft, ik werd er door niet méér van
de wijs gebracht dan dat ik mij temidden van mijn jongens zou bevonden
hebben en ik heb met die heren met dezelfde eenvoud en gemoedelijkheid ge-
sproken. Ze stelden mij vele vragen, de ene vraag volgde op de andere en ik
lachte. Zij geloofden dat ik lachte wegens de vele vreemde vragen die ze
mij stelden, terwijl ik mijn lachen niet kon weerhouden omdat ik daar me
zelf zag tussen zoveel volk als een Jan-weetal. Terwijl ik naar hun vragen
luisterde en er een antwoord op gaf, was ik voortdurend aan het denken aan
mijn zonderlinge positie."
- "En ik vond dat ik er goed aan gedaan had naar Lanzo te komen. Arme
directeur! In welk een verlegenheid zou hij zich bevonden hebben! Hoe zou
hij hebben kunnen antwoorden op zovele listige, boosaardige en ook uitdagende
vragen, die ze hem zouden gesteld hebben? Ofwel zou hij in verwarring zijn ge-

33.9 Page 329

▲back to top
- XII/325 -
raakt, of hij zou hun speelbal zijn geworden, of hij zou zich boos hebben
gemaakt en dat zou niet behoorlijk geweest zijn. Het is moeilijk voor wie er
niet aan gewend is, een gezonde voorzichtigheid te betrachten te midden
van hen, die gewoon zijn de priester te aanzien voor iemand met wie
volstrekt geen rekening moet worden gehouden. Daarom ben ik gekomen, nu dit
bezoek toch niet kon vermeden worden, omdat alleen Don Bosco in staat was
deze samenspraken te houden. Hoe zou men bijvoorbeeld gastvrijheid kunnen
weigeren hebben aan de ministers, nu ze deze zelf hadden aangevraagd? Denk
eraan hoeveel stof een weigering van onze kant zou hebben opgejaagd! Ze
konden als gevolg hiervan het college wel sluiten. Wij hadden echter geen
enkele reden om hun dit te weigeren. We zijn hier in de oude Staten; Hertog
Amadeo werd verwacht. Zanardelli kwam als vertegenwoordiger van de Koning.
Nu wij hem toch moesten ontvangen, was het noodzakelijk hem op een pas-
sende manier te ontvangen. Daarom was het muziekkorps hier dan ook op
zijn plaats. Het feest had geen enkel karakter van een vijandige betoging
tegen de Kerk en er is geen enkele verklaring in die zin afgelegd. Wij
hebben in het evangelie deze woorden: Geef aan Cesar wat aan Cesar toe-
komt. En ook dat hebben we nagevolgd. We hebben niets anders gedaan dan
eerbied betuigd aan een gevestigde macht."
- "We hebben - naar ik hoop - ook nog een ander voordeel bekomen. Ik
geloof dat deze mensen nooit meer verbitterde vijanden van de priesters
zullen zijn. Nu ze.bemerkt hebben dat ik ze hartelijk heb bejegend, zullen
ze er gemakkelijk van overtuigd worden dat vele andere priesters niets an-
ders verlangen dan het welzijn van allen. Ik geloof dat zij op het ogenblik
van hun dood allen een priester bij hun bed zullen wensen."
En inderdaad, op het banket waar zovele toespraken gehouden werden,
werd geen woord gezegd dat ook maar in het minst de godsdienst kon kren-
ken. De gedachtenis aan Don Bosco werd nooit meer uitgewist uit het ge-
heugen van de ministers, zoals men er een bewijs zal van zien bij sommige ge-
legenheden.
Het gerucht over deze gebeurtenis kwam de goede naam van het colle-
ge ten goede en bij het volgende schooljaar werden er tweehonderd acht in-
ternen opgenomen.
We zijn echter verplicht eraan toe te voegen dat de directeur Don
Lemoyne volledig de achting en het vertrouwen van de ouders genoot. De
leerlingen hielden van hem als van een vader. Bij een plechtige gelegen-
heid werd hij door een oud-leerling herdacht in tedere bewoordingen en
daarbij toonde hij onder de galerij van de kleine bovenspeelplaats het
rustieke bankje, waar de goede directeur, omgeven van de jongens, gewoonlijk
neerzat terwijl hij aangenaam aan het vertellen was, wat iedereen hem ten zeer-
ste beneed.

33.10 Page 330

▲back to top
- XII/326 -
HOOFDSTUK XV
AFGESTORVEN LEDEN IN 1876
Wanneer we het hebben over de afgestorven leden in 1876, dan denken
we niet dat wij in deze gedenkschriften uit het spoor lopen. Dezen hebben
inderdaad allemaal, de enen in meerdere mate, de anderen in mindere mate
in betrekking gestaan met Don Bosco, zodat het onmogelijk is over één van
hen te spreken zonder terecht te komen bij hem. Bovendien verschaffen ons
de gegevens die wij over hun leven konden verzamelen een juist oordeel over
de geest van de leden van de Congregatie, die dan ook in wezen de geest van
Don Bosco was. We mogen immers niet vergeten dat in die tijd Don Bosco zijn
mantel nog aan geen enkele Elizeus had afgestaan en wij hebben hierboven
genoeg gezien hoe hij in zijn groeiende familie ermee voortging de grote
animator te zijn en hoe allen van hem rechtstreeks of onrechtstreeks hun
inspiratie en hun impuls ontvingen. Daarom schijnt het ons geen verloren
tijd toe een poosje te spreken over drie jonge geestelijken en twee Sa-
lesiaanse priesters die door God in de loop van dat jaar naar de eeuwig-
heid geroepen werden.
De jonge geestelijken waren alle drie afkomstig uit onze colleges
waar ze hun gymnasium voltooid hadden tot de vijfde klas inbegrepen. De
eerste, Giacomo Piacentino, geboortig van Rochetta Tanaro, studeerde te
Lanzo en werd ingekleed in 1870, op de leeftijd van 18 jaar. In die begin-
periode koos Don Bosco reeds gevormde en bekwame jonge geestelijken uit om
ze dan na hun inkleding in de huizen toe te vertrouwen aan de directeurs.
Dezen moesten hun een of andere bezigheid geven en ze helpen om hun novi-
ciaat en hun studies te doen. Hij verloor ze echter niet uit het oog,
maar zorgde ervoor dat ze zich steeds onder zijn heilzame invloed voelden.
Aldus werd Piacentino bijna dadelijk naar Borgo gezonden, het eerste jaar
als assistent en het tweede jaar als onderwijzer van de derde lagere klas.
Daarna werd hij terug naar het Oratorio geroepen en bleef er tot zijn
laatste dagen assistent van de vakjongens. Het was aan zijn vernuftige wer-
king te danken dat in 1876 de vakjongens bij machte waren op hun eentje de
strijd aan te binden met de studenten bij de toneelopvoeringen, iets wat men
vroeger nooit geprobeerd had. Op het ogenblik dat zijn theologische studies
al vrij ver gevorderd waren en de tijd aanbrak voor de heilige wijdingen
poogden ouders en vrienden herhaalde malen om hem uit de congregatie weg
te halen door hem namelijk een gemakkelijkere toekomst voor te stellen. Hij
bood echter krachtig weerstand en zelfs, om aan ieder gevaar te ontsnap-
pen, wou hij, na zijn kloosterprofessie niet meer naar zijn geboorteplaats
terugkeren.
In mei 1876 werd hij aangetast door een kwaal die zijn algemene toestand

34 Pages 331-340

▲back to top

34.1 Page 331

▲back to top
- XII/327 -
ongunstig beïnvloedde en die dreigde zijn krachten volledig te verzwakken.
Zijn oversten zonden hem naar Alassio met de hoop dat de goede lucht van de
Riviera hem zou helpen om zijn gezondheid te herwinnen, maar in de maand
juli daaropvolgend vloog hij, gelouterd door zijn lijden, naar het para-
dijs. De gedachtenis aan zijn onvermoeibare ijver voor het welzijn van de
vakjongens overleefde hem nog lang in het Oratorio.
Uit de stad en uit het college van Alassio was een andere jonge geestelijke,
Antonio Vallega, overleden te Noli in Ligurië bij zijn ouders, drie maand
voor Piacentino. Op de leeftijd van zeven jaar werd hij door de tussenkomst van
Maria, Onbevlekt Ontvangen, genezen van een zeer zware ziekte. Deze gunst
droeg ertoe bij om hem heel vroom en toegewijd te maken aan de dingen van
de Heer. Hij slaagde schitterend in zijn studies. Bij de examens voor het
licentiaat uitgeschreven in het koninklijk gymnasium Monviso van Turijn,
behaalde hij de overwinning op al de talrijke kandidaten, internen en ex-
ternen. Ingeschreven in de congregatie legde hij zich met vurigheid toe op
zijn eigen vorderingen in de volmaaktheid en in de wetenschap. In een
boekje, dat Don Barberis bewaarde, tekende hij iedere maand zijn tekortko-
mingen en voornemens aan. Daarin schreef hij na zijn professie na de goed-
keuring van de regel, het volgende:
"Door mijn geloften heb ik van mijn ziel en van mijn lichaam de le-
vende tempels van de Heilige Geest gemaakt. Ik wil dan ook dat deze tem-
pel altijd zuiver en rein zou blijven." In januari 1875 verslechtte
een kwaal, waaraan hij al leed voor zijn intrede in de congregatie en
die hem onverbiddelijk naar het graf bracht. Nog op de avond voor zijn dood
dankte hij de Heer in aanwezigheid van Don Cerruti, omdat hij hem tot de congre-
gatie geroepen had. Hij verzocht de directeur met nadruk dit aan Don Bosco
te zeggen en erbij te voegen dat hij steeds gereed was om zijn bevelen op
te volgen en naar de missies te gaan, indien het God zou behagen hem in
leven te houden.
Op 8 september vertrok de "waardevolle" jonge geestelijke Giacomo Vigliocco
naar de eeuwigheid. Aldus betitelde hem Don Bosco, wanneer hij aan Don
Cagliero zijn verlies meedeelde.(1) Hij was van Barone, een dorp in het
bisdom Ivrea. Hij bezat van toen hij nog een jonge knaap was, een zeldzame
geest van gebed. Thuis en in het college van Caluso, waar hij zijn Latijnse
studies begon, zag men hem zowel overdag als 's nachts in afzondering en in
het gebed verslonden.
Hij verlangde priester te worden. Toen hij één van zijn onderwijzers
had horen spreken over het Oratorio, was hij er zo mee ingenomen, dat hij erheen
wou gaan om er zijn gymnasium te beëindigen. Hij was bijna zestien jaar oud. Zijn
gestalte was eerder middelmatig, zijn gezicht nogal bleek, zijn voorkomen een-
oudig en eerder aan de kleine kant; zijn kledij was bescheiden, maar net-
jes. De directeur meende dan ook dat het iemand was die de leergangen van
het gymnasium nog moest beginnen. Zonder hem dan ook te ondervragen werd hij
naar de lagere afdeling van de eerste klas gezonden. Hij gebaarde van niets,
maar bleef daar rustig de ganse dag. Eerst daags nadien bleek de vergissing uit
zijn schooltaak. Wakker van verstand was hij de eerste in de vijfde klas. Zijn
(1) Zie hiervoor hoofdstuk XI, Brief van 12 september.

34.2 Page 332

▲back to top
- XII/328 -
vroomheid opende weldra voor hem de deuren van de compagnies van Sint-Aloy-
sius en van het Allerheiligste Sacrament en deed hem dan aansluiten bij de
compagnie van de Onbevlekte Ontvangenis, voorbehouden aan de besten. Toen het
uur gekomen was om over zijn roeping te beslissen, twijfelde hij geen
ogenblik. Aan voorname en invloedrijke personen die bij hem kwamen om hem
daarin tegen te werken, zei hij dat men in roepingaangelegenheden enkel
luistert naar de stem van zijn geweten en naar het woord van zijn eigen
geestelijke leider. Als novice plaatste hij zich volledig in de handen van
de novicemeester, die in een schriftelijk rapport over hem aan Don Bosco,
niet aarzelde van hem te zeggen dat hij "het goede voorbeeld van het novi-
ciaat" en "een echte Sint-Aloysius" was.
Eén van zijn eerste gedachten was te leren mediteren. Hij las veel
en hield zich aan volgende methode. In het begin, wanneer hij zich in aan-
wezigheid van God stelde, verbeeldde hij zich dat de gekruisigde Jezus zich
voor hem bevond en hij van op het kruis vol liefde naar hem keek. In de
loop van de meditatie bekeek hij van tijd tot tijd in de geest de gekrui-
sigde en beeldde zich in van Hem aanmoedigingen te ontvangen om de waarhe-
den welke hij overwoog goed te beschouwen. Op het einde bad hij tot Jezus
dat Hij enkele druppels van zijn allerkostbaarste bloed op hem zou laten
vallen, als onderpand van vergiffenis en genade. Hij besloot de meditatie
door het vormen van goede voornemens. Door dit voortdurend denken aan
Jezus de gekruisigde gedurende zijn meditatie voelde hij zich gesteund om
zeer goed zijn hart te doorvorsen en vaste voornemens te maken.
Hij kende ten volle de waarde van de gehoorzaamheid. Een gezel liet
hem zijn antipathie blijken voor een onmiddellijke overste. Vigliocco be-
gon hem de lering uiteen te zetten van Sint-Alfonsus, dat het meestal een
groot geluk is wanneer men een overste heeft die vol gebreken schijnt te
zijn, omdat men dan kon merken of men werkelijk gehoorzaam is of niet, na-
melijk of men aan de mens gehoorzaamt omdat hij ons aanstaat ofwel aan God
wiens plaatsvervanger hij is. Inzake gehoorzaamheid bestonden er voor hem
geen kleine dingen. Wanneer het hem gebeurde dat hij in zaken zonder enig
belang tekort schoot, dan ging hij zich hierover bij zijn overste beschul-
digen. Hij wist ook hoe waardevol de tijd was. Hij hield er niet van over
onnutte zaken te spreken. Hij zei dat hij zijn behagen en zijn ontspannin-
gen in de studie vond en hij legde er zich zo intens op toe dat hij niet
bemerkte wat er rondom hem gebeurde. Don Bosco die voor de Zonen van Maria
een goede en brave leermeester nodig had, liet de ogen op hem vallen en
vergiste zich niet in zijn keuze. Hij deed hem veel genoegen en maakte de grond-
stelling van Don Bosco tot de zijne, dat deze nl. veel doet die weinig
doet, maar doet wat hij moet doen, terwijl deze weinig doet, die veel doet,
maar niet doet wat hij moet doen.
Wat hem het meest tot de congregatie aantrok en er hem aan gehecht
maakte, was het feit dat hij zag dat haar voornaamste doelstelling was
zich bezig te houden met de arme en verlaten jeugd. Hij hield er vurig van de
onwetenden te onderrichten in de godsdienst en naar het goede te leiden.
Gedurende twee achtereenvolgende vastentijden, liep hij na de klas iedere
dag naar het Oratorio van Sint-Aloysius bij de Porta Nuova om er catechis-
muslessen te geven. Hij bereidde deze zeer zorgvuldig voor. De jongens
hielden zoveel van hem dat de leden van zijn afdeling bij de meest regel-
matigen waren wat de opkomst betreft en tussen de meest tuchtvolle en
zwijgzame gedurende de les. Niet tevreden met zijn werk in de kerk, ver-
zamelde hij iedere zondag van het jaar, op het ogenblik dat de andere catechis-

34.3 Page 333

▲back to top
- XII/329 -
ten naar buiten gingen om wat op krachten te komen, de meest gewillige jongens en
leerde hun hoe ze de mis moesten dienen. Don Guanella, die de leider was
van de Zonen van Maria en van het Oratorio van Sint-Aloysius en die dus als
medewerker de clericus Vigliocco had, zegt over hem in een verslag, dat
handelt over de tijd die hij met Don Bosco doorbracht, maar na diens dood
geschreven werd, dat hij "een zeer deugdzame jongen" was.
Zijn ijver om catechismusles te geven steeg, wanneer Don Bosco be-
gon te spreken over missies en missionarissen. Vol verlangen als missiona-
ris te kunnen vertrekken dacht hij in het Oratorio voor zon- en feestdagen
zijn stage te kunnen doen. Hij deed bij Don Bosco zijn formele aanvraag
om te mogen deelnemen aan de eerste expeditie. In zijn brief, die dateert
van 2 februari 1875, schreef hij: "Wel ken ik mijn geringheid en weet ik
hoe weinig ik zal kunnen helpen, maar indien God mij bijstaat zal ook ik
wel iets kunnen doen. Hoewel ik de laatste ben van uw zonen, wil ik min-
stens de eerste zijn om U mijn groot verlangen te betuigen. De wil om het
goede te doen aan de naaste is in mij, Eerwaarde Vader, buitengewoon
sterk. Ongemakken en zwaar werk schrikken mij niet af en op uw stem ben
ik bereid om tot aan het einde van de wereld te gaan."
Maar de goddelijke Voorzienigheid beschikte anders over hem. Zijn gezond-
heidstoestand die gevoelig verslechtte, wekte ernstige ongerustheid. Ont-
slagen van klas te geven werd hij voor een rustkuur naar de heuvels van
Superga gezonden. Daarna ging hij op verlangen van zijn familieleden
de lucht van zijn geboortestreek inademen. Daar verzamelde hij de jon-
gens van die plaats en van het omliggende om hun in de christelijke leer
te onderrichten en hij hield er niet mee op tot de kwaal hem veroordeelde
om zijn bed te houden. Don Bosco die hem teder beminde, maar hem niet per-
soonlijk kon gaan bezoeken, zond Don Rua naar hem. Hij overleed op de mor-
gen van het feest van Maria's Geboorte. Toen zijn pastoor hem enkele dagen
tevoren vroeg of hij de dood niet vreesde, kreeg hij ten antwoord: "Ik
hoop wel dat ik de dood niet zal vrezen wanneer ze nadert want ik heb elke
maand de oefening van de goede dood gedaan."(1) Hij was amper in zijn twintig-
ste jaar getreden.
Van de twee priesters die aan de congregatie ontrukt werden in 1876
was de ene, Don Giuseppe Giulitto, in het Oratorio opgegroeid, waar hij
intrad in 1866, toen hij twaalf jaar werd. We bezitten van hem een bondige le-
vensbeschrijving, misschien een verkorting van een lijkrede, gepubli-
ceerd door Don Giovanni Bonetti in de Letture Cattoliche en voorafgegaan
door een kort voorwoord van de clericus Carlo Cays (2) die in deze bewoordingen
een voorstelling geeft van de overledene: "Nog velen van hen, die hem als
gezel en leraar hadden, herinneren zich zijn minzame houding, zijn jovi-
aal karakter, zijn opgewekt gezelschap en tegelijkertijd zijn stichtend
gedrag, de eenvoud van zijn zeden, de vurigheid van zijn vroomheid, de ijver
voor het heil van de zielen."
(1) Brief van Don Pietro Botta, pastoor—deken aan D. Bosco 8.9.1876.
(2) Deze levensbeschrijving verscheen als aanhangsel in aflevering 303, jaar 1878, met als titel: Gli
ultimi giorni ed ore di Pio IX (De laatste dagen en uren van Pius IX). Graaf Cays, toen Salesiaans
student in de godgeleerdheid, deed de dienst van secretaris bij het bestuur van de Letture
Cattoliche.

34.4 Page 334

▲back to top
- XII/330 -
Hij kwam van Solero, een gemeente in de omgeving van Alessandria.
Hij was aan Don Bosco aanbevolen door de markiezin Emilia Imperiali di So-
lero. Op slechts vier jaar tijd deed hij het gymnasium uit en liet zich
gedwee leiden door Don Bosco. Een engelachtige zuiverheid straalde uit die
jongen. Ook hem zouden ze met alle middelen geholpen hebben, indien hij
zijn studies had voortgezet in het seminarie, maar hij kon er niet in
berusten zich van Don Bosco los te maken.
Lichamelijk verwijderde hij zich een jaar nadien van zijn geliefde
vader, die hem als leraar naar het college van Borgo S. Martino zond.
Hij was daar nog maar enkele dagen, wanneer hij, familiaar geworden
met de clericus Luigi Nai, hem verzocht om hem opmerkzaam te maken op
iedere fout of tekortkoming die hij in zijn gedrag bespeurde. Don Nai,
die ons vandaag deze stichtende bijzonderheid meedeelt, herinnert zich
ook hoe goedwillig zijn jonge gezel zijn eerste vermaning aanvaardde. De
verplichting om assitentie te doen bij de leerlingen gedurende de recre-
atie maakte dat allen 's morgens vlug koffie dronken en zich haastten om
naar de speelplaats te gaan. De jonge geestelijke, die aan dit manoeuvre
nog niet gewend was, bleef soms wat achter. Toen hem hierover een opmer-
king gemaakt werd, toonde hij zich hiervoor zeer dankbaar en bleef geen
ogenblik langer meer dan het noodzakelijk was. Don Nai herinnert zich nog
zeer goed iets anders. Onverpoosde lezer van Rodriguez kende hij hem bijna
van buiten. Bij sommige gelegenheden zoals bij het einde stellen aan be-
twistingen, zekere ascesekwesties ophelderen en verkeerde ideeën recht-
zetten, deed hij zonder aarzelen een beroep op een Ipse dixit, zoals: -
Rodriguez zegt het zus, Rodriguez zegt het zo. Ook Don Bonetti verwijst er-
naar wanneer hij twee feiten aanhaalt die voorgaande getuigenis bevestigen.
Iemand beklaagde zich tegenover hem over een taak die enigszins tot zijn te-
leurstelling zwaar scheen te zijn. Giulitto antwoordde hem: - "Ga, lees het
eerste hoofdstuk van het tweede deel van Rodriguez en wat je nu zwaar
weegt, zal je licht worden als een stropijltje." Een andere was wat weer-
spannig in het gehoorzamen. Hij gaf hem de raad om gedurende enkele dagen
het vijfde hoofdstuk van het derde deel te lezen en op acht dagen tijd -
zo verzekerde hij hem - zou hij de meest gehoorzame van het ganse huis
zijn.
Toen hij in zijn nieuwe residentie aankwam, was het eerste wat hij
deed een dagindeling opstellen waarin ieder deel van de dag zijn bezig-
heid kreeg toegewezen, zodat hij geen kruimeltje tijd erbij verloor. Onder
geen enkel voorwendsel ontsloeg hij zich zelf van de meditatie of van de
geestelijke lezing. Uit zijn diepe vroomheid tegenover Jezus in het Hei-
lig Sacrament putte hij zo een jovialiteit en een sereniteit dat allen
hem ten zeerste liefhadden. Ook de arts die hem gedurende zijn laatste
ziekte verzorgde, was erover opgetogen.
In september van het jaar 1875, op een ogenblik dat hij er zich niet
aan verwachtte, zei Don Bosco hem dat hij zich moest voorbereiden op het
ontvangen van de lagere wijdingen, om dan met korte onderbrekingen de ho-
gere wijdingen te ontvangen. De jonge geestelijke was nog maar tweeëntwin-
tig jaar, maar omdat Don Bosco priesters nodig had vermeed hij zoveel mo-
gelijk het wachten. Die onvoorziene aankondiging bracht hem in beroering.
Don Bosco, die hem grondig kende, stak hem een hart onder de riem, vroeg
de nodige dispensaties aan en vroeg dan aan Monseigneur Ferrè, Bisschop van
Casale die steeds zo goed was voor Don Bosco, hem te wijden. De wijdeling
had in december het subdiaconaat ontvangen, toen bij hem een grote zwakte

34.5 Page 335

▲back to top
- XII/331 -
in de borst optrad, eerst gevolgd door een hardnekkige hoest en dan door bloed-
spuwingen. Het was als een bliksemslag bij heldere hemel! Naar het college van
Alassio gezonden om er de winter door te brengen, herstelde hij er zover
dat hij naar Borgo kon terugkeren om zich op het priesterschap voor te
bereiden. Hij deed zijn eerste heilige mis op het feest van de Allerheiligste -
Drievuldigheid. Bij zijn handschriften vond men een blaadje terug, waarop
onder de titel Gedenkenis aan mijn eerste mis te lezen staat: " 1 ° Heer,
moge ik een priester zijn, zoals U mij wilt, volgens uw hart. - 2° Dat ik U moge
beminnen zoals en zoveel U wilt. - 3° Dat ik niet voor eeuwig zou verloren
gaan. - 4° Dat geen enkele ziel door mijn schuld zou verloren gaan, maar
dat ik er veel zou mogen redden." Maar toch zou de mooie hoop welke hij
zelf koesterde en die men over hem koesterde, weldra in rook vervliegen.
Er was pas een maand verlopen sinds de vurigheid van zijn priesterwijding
of, in dezelfde kapel die weergalmd had van de melodieën van honderden
stemmen die het hosanna hadden aangeheven rondom het altaar van de
nieuwe leviet, weerklonk het doodse gezang van het Requiem en van het Dies
irae voor zijn lijkbaar. Bitter was de rouw van zijn nabije en verre mede-
broeders. De gedachtenis aan zijn heilige voorbeelden werd niet meer uit-
gewist uit het geheugen van allen die hem gekend hadden. De weinige over-
blijvenden spreken er nog altijd over met een oprechte en tedere bewondering.
Slechts enkele weken was de priester Cesare Chiala, reeds voldoende be-
kend bij de lezers van deze gedenkschriften, hem naar het graf voorafge-
gaan. Eens zegde Don Bosco over hem aan enige Salesiaanse priesters: "Hij is in
alle opzichten een kostbare parel."(1) Hij werd op rijpe leeftijd Salesiaan, maar
hij kende Don Bosco sinds lang. Hij wordt vermeld in een eigenhandig geschrift
van Don Bosco, waarin de namen en de leeftijd staan aangetekend van honderd
jongens die hij in 1850 naar Turijn bracht om er een retraite te doen in
het kleine seminarie van Giaveno. Daar vinden we inderdaad op ongeveer het
midden van het blad "Cesare Chiala 16 (jaar)." Dit bewijst dat de betrekkin-
gen met Don Bosco al een tijdje duurden.
Hij werd geboren te Ivrea in 1837 uit een aanzienlijke familie.
Toen hij met zijn familie naar Turijn kwam naderde hij Don Bosco op het
ogenblik dat het rondtrekkende Oratorio voor zon- en feestdagen uiteinde-
lijk zijn tenten te Valdocco kwam opslaan. Don Bosco benaderen en hem be-
minnen, was een en hetzelfde en daarom koos hij hem uit als biechtvader en
leider om voortaan niets belangrijks te doen zonder zijn raad. Op de
leeftijd van 26 jaar was hij al directeur van de koninklijke posterijen
van Piëmont. Omdat de manier die door Don Bosco aangewend werd om de kin-
deren bezig te houden en te onderrichten hem zeer beviel gaf Chiala en als
student en als ambtenaar gaarne catechismusles. Samen met de jonge gees-
telijke Rua ging hij op de zondagen naar het Oratorio van de Engelbewaar-
der te Vanchiglia, waar hij de klas van de schouwvegers voor zijn rekening
nam. Groot van gestalte, gekleed als een heer, met fijne manieren, was het
een mooi gezicht om hem te zien zitten te midden van een dertigtal sjofel
geklede jongens van Valdocco, volledig in beslag genomen door het on-
derrichten over de dingen van God. In 1864 was hij verplicht omwille van
het overbrengen van de hoofdstad naar een andere plaats, te scheiden van
zijn beminde Don Bosco en zich naar Florentië te begeven, vanwaar hij in
1870 overging naar Sicilië als directeur van de posterijen van de provincie
(1) Kroniek van Don Barberis, 11 maart 1876.

34.6 Page 336

▲back to top
- XII/332 -
Caltanissetta. Daar waren zijn ondergeschikten en zijn medeburgers zo ge-
sticht en in bewondering voor zijn deugdzaam gedrag en zijn oprechte gods-
dienstigheid, dat zij bij het vernemen van zijn dood een plechtige lijk-
dienst lieten doen, hoewel hij reeds vier jaar hun stad verlaten had.
Hij verliet deze stad omdat hij vaarwel zei aan zijn ambt. In 1872 nam
hij het besluit de wereld te verlaten om met de vader van zijn ziel te gaan
leven. Het kostte hem niet weinig moeite de huiselijke hinderpalen te over-
winnen, maar eindelijk deed hij triomfantelijk zijn intrede in het Oratorio
en begon er zijn noviciaat als jonge geestelijke. Zijn moeder, die wedu-
we was, en zijn broer konden het zich niet voorstellen dat hun Cesare het
ernstig meende, toen hij een zo nederige en arme levensstaat wou gaan omhelzen.(1)
De vier jaar die hij in de congregatie was, bracht hij zeer goed
door. Dadelijk zette hij zich aan de studie van de godgeleerdheid en op
minder dan drie jaar was hij klaar voor de heilige wijdingen. Hij vond
altijd zijn genot in het Oratorio van de Engelbewaarder. Don Barberis, toen
directeur van dit Oratorio, schreef hierover: "Ik kan met voldoening be-
vestigen dat ik nooit een andere medewerker gevonden heb die zo verstandig
en zo ijverig was." Hij bezat inderdaad de kunst om zekere losbandige jon-
gens, die ongetemde muilezels schenen te zijn, volledig om te vormen.
In april 1875 werd hij priester gewijd. En hier luisteren wij opnieuw
naar Don Barberis: "Zijn deugd die reeds zo uitnemend was, werd nu volkomen held-
haftig... Ik heb hem meer dan eens bewonderd, wanneer hij als prefect over-
laden met werk, op het einde van sommige dagen, waarvan we mogen zeggen dat
ze stormachtig waren, 's avonds, ook na tien uur, zich inspande om zijn me-
ditatie te doen... Hij zegde bedaard en zeer godvruchtig de heilige mis,
die steeds werd voorafgegaan door een lange voorbereiding en gevolgd werd
door een vurige dankzegging... Hij was gewoon te zeggen dat het geluk van
in huis het Allerheiligste te mogen bezitten datgene was, wat hem het meest
opbeurde."
Hij hield zich gewoonlijk op de achtergrond. Vernederende of onaan-
gename bezigheden, die men liefst ontvluchtte, werden hem toevertrouwd. Hij
onderwierp zich met de grootste gedweeheid en werkte ze met een zeer fij-
ne tact af. We zullen hier niet opnieuw zeggen hoe zijn werk waardevol
was voor de vakjongens. Hij had ook de leiding van de Letture Cattoliche,
waarbij hij reeds Don Bosco niet weinig geholpen had alvorens naar het
Oratorio te komen door drukproeven te verbeteren en uit het Frans te ver-
talen. Sommige naamloze werkjes die steeds met zorg werden nagezien door
Don Bosco, zijn van hem. Zolang hij te Turijn verbleef, ging hij vaak, na-
dat hij 's avonds met zijn moeder het avondmaal had genomen, naar Don Bosco,
(1) Zijn broer is Luigi Chiala, schrijver en politicus, senator geworden in 1892. Hij publi-
ceerde Lettere edite ed inedite di Camillo Cavour (Uitgegeven en onuitgegeven brieven
van Camillo Cavour). Hij stierf in 1904. Toen hij vernam dat men het inzicht had om een
levensbeschrijving van Cesare uit te geven, wou hij hier niet van weten. Zijn moeder,
die beloofd had een leven van haar zoon voor te bereiden, deed het niet. Don Barberis wou
een uitbreiding geven van een zeer korte nota die hij over hem gegeven had in La Republica
Argentina e la Patagonia (afleveringen 291-2 van de Letture Cattoliche, jaar 1877) en wijdde
aan de nagedachtenis van Don Chiala elf korte bladzijden van zijn Vademecum degli
ascritti salesiani (Vademecum van de Salesiaanse ingeschreven) blz. 126-127 (S. Benigno
Canavese, Tip. Sal., 1901).

34.7 Page 337

▲back to top
- XII/333 -
trok zich daar terug in een kamertje dat te zijner beschikking was ge-
steld en werkte er tot op een gevorderd uur. Soms bleef hij in het Orato-
rio overnachten. 's Morgens dan, deed hij voorbeeldig zijn godsvruchtoefe-
ningen bij de jongens, knabbelde in gezelschap van de jonge geestelij-
ken wat droog brood op (toen dronken de jonge geestelijken geen koffie)
en ging daarna naar zijn kantoor in de posterijen. Don Lemoyne schrijft:
"Soms vergezelde hij Don Bosco naar de Becchi om onder geleide van zijn
meester deze composities voort te zetten, maar ook daar vergenoegde hij er
zich mee 's morgens droog brood te eten en wou hij van geen ander weten."
(1) De kwaal die hem reeds had aangetast, toen hij nog bij de posterijen
was, verergerde zodanig dat zij hem in de zomer van 1876 naar het graf
bracht. Zijn dood bracht iedereen in verlegenheid die het geluk hadden hem te
kennen. Met oprechte overtuiging werd door allen herhaald: - Er is een
heilige gestorven! - Zijn stoffelijk overschot rust te Feletto in het kleine
familiegraf.
In zijn droom over het paradijs zal Don Bosco weldra Don Giullitto
en aan Chiala met andere Salesianen in het gevolg van Domenico Savio zien.
(1) Zie Gedenkschriften, boekdeel V, blz. 494.

34.8 Page 338

▲back to top
- XII/334 -
HOOFDSTUK
XVI
DE GEESTELIJKE OEFENINGEN TE LANZO
In 1876 werden, zoals beslist was door het hoofdkapittel op een
zitting van 18 juni, de retraites te Lanzo in drie beurten gehouden met
weinig of geen tussenruimten. In al deze retraites was het Don Bosco die
voorzat en het woord voerde, maar wat wij er van te weten konden komen is be-
trekkelijk weinig.
De eerste retraite, geopend op zondagavond 10 september, werd ge-
sloten op de morgen van maandag de 18de, zodat ze zeven volle dagen duurde.
Er kwamen enkele medebroeders naar toe en een groot aantal clerici en co-
adjuteurs, die hun driejaarlijkse of eeuwige geloften moesten afleggen. Don
Bonetti predikte de onderrichtingen en de theoloog Ascanio Savio de medi-
taties. Don Bosco, voor zoveel we erover weten, gaf zesmaal het "avond-
woordje" en predikte driemaal.
Na de gebeden van de eerste avond richtte hij tot de retraitanten
de nodige of nuttige aanbevelingen voor het goede verloop van de retraite.
Hij beval de ingetogenheid en het stilzwijgen aan en dat ze met alles te-
vreden moesten zijn en zich niet mochten beklagen, wanneer ze iets te kort
hadden wat het bed of de keuken of de stiptheid van de dienst aan tafel be-
trof. "Het zijn ongemakken", zei hij, "welke men niet kan vermijden bij
dergelijke plotselinge veranderingen van lokalen en dat dicht bij het ein-
de van het schooljaar. Men mag niets beschadigen, vooral niet in de tuin,
geen druiven noch andere vruchten aanraken, want dat zou een teken zijn
van onmatigheid en van gulzigheid. Wat de dagindeling betreft - besloot hij
- jullie zullen die op verscheidene plaatsen aangeplakt vinden. Wat ik ge-
wend ben vanaf het begin aan te bevelen, is dat deze dagindeling zeer
stipt zou worden onderhouden. Iedereen moet zich dan beschouwen alsof hij
alleen hier was en voor de laatste maal om de retraite te doen. Het op-
staan zal morgen met een half uur verlaat worden, omdat iedereen vermoeid
is.- De vermoeidheid was toe te schrijven aan het feit dat een groot aan-
tal van de aanwezigen lang op reis was geweest vanaf vroeg in de morgen.
De volgende dag om halftien hield Don Bosco zijn inleidende confe-
rentie. In een schrift van Don Barberis vinden wij er volgende vrij goede samen-
vatting van.
"Een rentmeester van een rijke heer roept bij het begin van het jaar
allen bij zich die zich in zijn dienst willen stellen en aan elk van hen
geeft hij een taak die ze gedurende dat jaar moeten uitvoeren. Aan de ene
geeft hij het bevel om het terrein te bewerken, aan de andere vertrouwt hij de

34.9 Page 339

▲back to top
- XII/335 -
zorg voor de planten toe, enz. Daarna, alvorens ze weg te zenden, geeft
hij hun de passende vingerwijzingen, opdat ze goed hun ambt zouden vervul-
len. Iedereen zet zich dan aan zijn opdracht en begint er met ganser harte
aan te werken. De ene spit het terrein, de andere zaait erop, nog een ande-
re zorgt voor de veestapel en weer een ander houdt zich met de bomen bezig,
kortom, iedereen vervult met vlijt de taak die hem door de rentmeester aan-
gewezen werd.
Ondertussen gaat het jaar voorbij en de tijd komt waarop de arbei-
ders van de rentmeester moeten samenkomen om rekenschap te geven over hun
beheer. Ditmaal echter wil de rentmeester niet zelf oordelen over het werk
van de arbeiders en daarom zendt hij ze allen naar de heer zelf, opdat hij
een onderzoek zou instellen en een oordeel zou vellen.
De heer ondervraagt ze dus de ene na de andere en vraagt hun op wel-
ke manier ze de taak vervuld hebben die hun door de rentmeester werd aan-
gewezen, en de vruchten die ze ermee behaald hebben. Aan de ene vraagt hij
op welke manier hij de grond bewerkt heeft, aan de andere welke zorgen hij
aan de planten besteed heeft, of hij ze op het gepaste ogenblik bemest
heeft en besproeid wanneer het nodig was, of hij hun nutteloze takken ge-
snoeid heeft, kortom of hij de zorgen gegeven heeft die voor hen nuttig
waren. Aan een ander vraagt hij of hij het vee dat hem toevertrouwd was,
goed gevoed heeft, of hij er de nodige zorg voor gehad heeft en op een gelijk-
aardige wijze laat hij zich rekenschap geven van alles wat ze gedaan en verdiend
hebben.
Het kan gebeuren dat een of andere van de arbeiders bij zijn reken-
schap aan de rentmeester deze wellicht in de ene of andere zaak bedrogen
heeft. Nu hij echter aan de baas zelf rekenschap moet geven, aan wie
hij toch niets verborgen kan houden omdat deze goed van de zaken op de
hoogte is, wordt hij bedroefd omwille van het kwaad dat hij bedreven heeft
en maakt hij het voornemen voortaan beter te werken.
Om nu tot ons geval over te gaan zeg ik dat jullie allen arbeiders
zijn die in het begin van het jaar hier zijn samengekomen en een taak
hebben gekregen. Ik ben de rentmeester. Nu het jaar ten einde is, roept de
rentmeester allen bij zich opdat jullie rekenschap zouden geven van het be-
heer gedurende het verlopen jaar.
Ik ben dus de rentmeester, maar jullie begrijpen best dat men Don
Bosco kan bedriegen en dat men iets voor hem kan verzwijgen. Nu is het wel
niet zo dat Don Bosco een knul is en zich laat bedriegen, maar jullie weten
wel dat men de inwendige dingen ook kan verbergen voor de mens die enkel
het uitwendige ziet. Maar niet aan mij moeten jullie rekenschap geven over
de manier waarop jullie je ambt vervuld hebben, maar aan God die men niet
kan bedriegen en die ieder van jullie daden en inzichten kent.
Jullie zijn hier dus samengekomen om te onderzoeken wat jullie
dit jaar gedaan hebben. Hierover moeten jullie rekenschap geven aan God en jul-
lie voorbereiden om het beter te doen volgend jaar, indien jullie in het
verleden nalatig geweest zijn.
Een andere grote zaak moet ik jullie op dit ogenblik zeggen en dat
is dat wij het meest nodig hebben onze rekeningen met God te herzien,
vooral omdat het ieder jaar de laatste retraite kan zijn die iemand doen
kan. Jaar voor jaar sterven er verscheidenen en wee hun, indien ze het

34.10 Page 340

▲back to top
- XII/336 -
niet goed gedaan hebben, want dan zullen ze de genade niet hebben om nog-
maals de rekeningen in orde te brengen.
Ook dit jaar zal het de laatste retraite zijn voor verscheidenen die
hier zijn en naar mij luisteren. Ze waren hier in deze zelfde kerk, ze za-
ten naar ditzelfde sermoen te luisteren verleden jaar: de jonge geestelij-
ken Vallega, Piacentino en Vigliocco, en D. Chiala en D. Giulitto. Ze baden
toen voor de overledenen van het jaar tevoren en thans bidden wij voor hen,
zoals het volgende jaar anderen voor sommigen onder jullie zullen bidden.
Om die reden ook heeft het dus zijn belang dat we het goede doen.
Nu we op het punt staan de retraite te beginnen, zou ik wat moeten
blijven stilstaan om jullie vingerwijzingen te geven. Ik zal er mij toe
beperken jullie enkele vermaningen te geven, die van groot nut zijn om deze
heilige teruggetrokkenheid goed door te brengen. Andere vermaningen hoop
ik niet te geven voor jullie.
Een zeer belangrijke die aan allen dienstig kan zijn is, dat jullie
gedurende deze heilige retraite niemand ergernis mogen geven, maar dat
jullie erop bedacht moeten zijn om het goede voorbeeld te geven. Indien men
deze vermaning in praktijk brengt, zoals ik dat hoop, dan zullen de predi-
kanten alleen maar moeten spreken en zullen hun woorden dadelijk worden
opgevolgd. Geen andere vermaning zal nog nodig zijn en de heilige retrai-
te zal goed verlopen tot voordeel van onze zielen.
Ik ga me nu niet verder ophouden om andere vermaningen te geven en
ik herinner er enkel aan dat men op de vastgestelde tijd het stilzwijgen
moet bewaren. Het stilzwijgen is de grondslag van het goede verloop van een
heilige retraite, omdat de geest meer ruimte krijgt om na te denken over
de sermoenen en over de punten die erin behandeld werden. Men zwijge dus
op de vastgestelde tijden zoals 's avonds na het gebed tot 's morgens voor
het ontbijt en ook tijdens het vieruurtje. Nochtans ook dan wanneer men het
stilzwijgen niet moet bewaren, is het goed dat men lawaai zou vermijden bij
alles wat een grote stoornis en verstrooiing zou kunnen verwekken.
Ik eindig deze woorden met jullie aan te bevelen, elkaar het goede
voorbeeld te geven en het stilzwijgen te bewaren op de hiervoor vastge-
stelde uren. Op die manier zal de retraite goed verlopen en zullen wij er
groot voordeel uithalen voor onze zielen."
We zullen nu achter elkaar de vijf andere "avondwoordjes", zoals ze
werden uitgesproken, aanhalen. We zullen ons enkel veroorloven aan elk een
titel te geven, die in het kort het thema aanduidt.
Tweede avond. - Een fatsoenlijke houding in de kerk: knielen zonder te steunen.
- Er bestaat op verschillende plaatsen een gewoonte die ik niet
bij ons zou willen ingevoerd zien en waarbij velen, die de spraakkunst niet
goed hebben bestudeerd, het werkwoord knielen verwarren met het werkwoord
zitten om er één woord van te maken. Neen, mijne dierbaren, dat is vol-
strekt een vergissing zowel in de spraakkunst als in de taalkunde en men
vindt het verschil vooral in het woordenboek van de synoniemen, waar deze
twee woorden nooit met elkaar verward worden. Het zijn vooral de bewoners
van Ligurië die bij ons deze vergissing hebben ingevoerd en ik vind het
gepast dat we dit nu zouden rechtzetten.
Men ziet vaak gebeuren dat niet weinigen tegelijkertijd knielen,
maar ook zitten en zich op die manier steunen. Toen ik eens met een bis-

35 Pages 341-350

▲back to top

35.1 Page 341

▲back to top
- XII/337 -
schop van Genua en daarna met nog andere personen sprak, liet ik deze hin-
derlijke houding opmerken en het schijnt me toe dat het algemene gebruik niet
als reden kan gelden. Het is een slecht gebruik en het moet uitgeroeid wor-
den. Laten we er dus mee beginnen het bij ons uit te roeien. Wanneer men
moet gaan zitten, ga dan zitten met fatsoen, wanneer men moet knielen, dan
moet men goed knielen, door zijn lichaam rechtop te houden zonder ook maar
in het minste achterover te leunen. Moge mijn vermaning volstaan op dit
ogenblik. De directeurs van de colleges moeten ervoor zorgen dat ze deze
goede gewoonte in de kerk invoeren. Geloven jullie mij vrij: de uitwendige
fatsoenlijke houding van het lichaam zal helpen bij de inwendige bezinning.
Derde avond. - Geen slechte of onverschillige, maar schadelijke gewoonte aanne-
men. - Ik wou jullie deze avond iets speciaals aanbevelen, namelijk dat
jullie zich ver van alle gewoonten zouden willen houden. Ik spreek over
gewoonten, niet om goede gebruiken of godsdienstige praktijken die ie-
der pleegt te doen, daarmee aan te duiden. Dit zijn zeer goede zaken en
ieder moet zich zelfs inspannen om vele goede gewoonten te verwerven, om-
dat men op die manier veel gemakkelijker de deugd kan beoefenen. Het is
mijn bedoeling te spreken over iedere slechte of onverschillige, maar op
één of andere manier, schadelijke gewoonte.
Er zullen hier personen zijn die de gewoonte hebben niet dadelijk
uit hun bed te komen bij het opstaan of ze zullen minstens zeggen: - I k
kan me vlug aankleden, ik gebruik het eerste kwartier om nog wat te domme-
len en gedurende het tweede kwartier heb ik tijd om alles te doen. - Neen,
dat is geen goede gewoonte en wanneer men er zich vaak aan overgeeft, zal
men er zware ongemakken van dragen.
Er zijn er anderen die de gewoonte hebben van te roken. Hiervan moet
men zich werkelijk onthouden omdat dit te schadelijk is voor de lichamelij-
ke gezondheid, want indien men niet zeer vet is, dan zal men er geen weer-
stand kunnen aan bieden zonder langzamerhand een vreselijke ontsteking in
de darmen te krijgen.
Een ander heeft de gewoonte tabak te snuiven, ook een zeer schade-
lijke en uiterst gevaarlijke gewoonte. Ik ken een heer die enkel aan ta-
bak meer dan drie lire per dag uitgeeft. En die gewoonte verwerft men
bijna zonder het te merken. Men neemt een snuifje hier en een snuifje
daar, bij den ene en bij de andere. Men begint met de pink in een doos te
steken en laat dan al schertsend de wijsvinger opsnuiven. Dan laat men wat
poeder aan de wijsvinger kleven, men snuift het voorzichtig met de neus op
en men heeft er genoeg van. Dan neemt men er enkele korreltjes van met twee
vingers. Daarna, wegens beuzelachtige redenen, koopt men snuif voor een
stuiver en omdat men geen snuifdoos heeft, bewaart men de snuif in een stuk
papier en zegt tot zich zelf: - Een stuiver snuif gaat drie maanden mee.
Dan voegt men eraan toe: - Of liever dan het poeder in wat papier te bewaren
kan ik mij ook een snuifdoos aanschaffen. Ik zal er langer mee rondkomen en
het zal verser blijven. Daarom moet ieder die het werkelijk niet nodig
heeft, zich onthouden van het snuiven. Wanneer de dokter het aan iemand
voorschrijft tegen hoofdpijn of wegens een kwaal aan de ogen, laat het dan
in Gods naam gebeuren, maar wegens een andere reden doet men het niet.
Nochtans zijn er verschillende gewoonten waaraan wij verplicht zijn te
voldoen. Laten we er echter uit ons zelf geen andere aan toe voegen, la-
ten wij de behoefte niet scheppen. Het zou anders een mooie zaak zijn de

35.2 Page 342

▲back to top
- XII/338 -
gewoonte te hebben van niet te slapen, van niet te eten. Het zou veel beter
zijn! Wat al tijdverlies minder! Wat al werk meer dat men zou kunnen doen!
Maar wat willen jullie? Daarvan kunnen wij ons niet beroven. We kunnen ech-
ter wel laten van teveel te slapen, buiten de uren, van op ieder ogenblik
te eten of te drinken...
Vierde avond. - De geloften: hun waarde, verschillen, nut.
- Morgen is het de dag om een aanvraag in te dienen om te worden inge-
schreven in de congregatie voor wie dit nog niet regelmatig is en om zijn
geloften af te leggen voor wie dat wil doen. Deze aanvragen moeten worden
gedaan bij Don Barberis, voor zover mogelijk, gedurende het ontbijt en voor
wie het dan niet kan doen, ook na het middagmaal.
Velen vragen mij welk verschil er bestaat tussen een werk dat men
doet wanneer men de geloften heeft afgelegd en een werk dat men doet zonder
de geloften te hebben afgelegd. Het is goed dat jullie allen mijn antwoord
kennen. Een werk dat gedaan wordt nadat men de geloften afgelegd heeft,
bezit een dubbele verdienste. De eerste is de verdienste die het goede werk
uit zichzelf heeft, de tweede is de verdienste van de daad van de geloften
te hebben afgelegd. Sint-Bernardus stelt zich ook deze vraag en antwoordt
erop dat tussen hem die goede werken doet met de geloften en hem die ze
doet zonder de geloften, hetzelfde verschil is als tussen iemand die de
vruchten van zijn wijngaard wegschenkt en iemand die de wijngaard zelf weg-
geeft. Wie goede werken doet zonder geloften schenkt aan God de vruchten
van zijn wijngaard, maar de wijngaard die in hem zelf ligt, in zijn wil,
houdt hij voor zich. Integendeel, wie door geloften zichzelf aan God offert,
die schenkt niet enkel de vruchten, maar de wijngaard zelf.
Men heeft mij ook gevraagd welk verschil er bestaat tussen de
driejaarlijkse geloften en de eeuwige geloften. Kijk, ik zeg jullie dat
ze beide aangenaam zijn aan God. Wat er positief in ligt is dit: hij
die wenst de Heer te dienen en goed te doen aan zijn ziel, moet niet bang
zijn noch voor de ene, noch voor de andere. - Maar, zal iemand zeggen,
wanneer ooit de omstandigheden, de voorwaarden zouden veranderen, dan kan
iemand die gebonden is door eeuwige geloften niet meer achteruit. Daarom
zal het beter zijn driejaarlijkse geloften af te leggen.
Dat is een vergissing. De driejaarlijkse geloften geven nog aan-
leiding tot veel kommer, tot veel bezorgdheid, tot kwellingen vanwege de
duivel en vanwege de ouders. Wie echter eeuwige geloften aflegt, snijdt
dadelijk alle betrekkingen met daarbuiten af en is geruster. Wat nu de
zaak betreft dat men spijt zou hebben over de stap die men gezet heeft, omdat de
omstandigheden gewijzigd zijn, zal dit zich niet voordoen, omdat, wan-
neer het over echte motieven zou gaan, de overste het volste gezag heeft
zowel van de eeuwige als van de driejaarlijks geloften te ontslaan.
Daarom kan deze vrees achterwege blijven en wie ervoor voelt de eeuwige
geloften af te leggen kan vrij de aanvraag doen.
Men zal nog vragen: wat nut bestaat erin de geloften af te leggen? Het is
veelzijdig. Ik zal het hier niet hebben over het tijdelijke nut, zoals,
dat men zeker mag zijn dat jullie nooit iets zal ontbreken noch voor het voed-
sel, noch voor de kledij, noch voor de huisvesting. Ik zal hier enkel
spreken over twee geestelijke voordelen die de ziel rechtstreeks ontvangt
door het uitspreken van de geloften. Wie deze geloften uitspreekt, brengt zijn
ziel opnieuw in staat van onschuld alsof hij het doopsel ontvangen heeft

35.3 Page 343

▲back to top
- XII/339 -
en verwerft voor de Heer de verdienste van iemand die zijn bloed geeft voor het
geloof. Hij wordt als een heilige martelaar voor de Heer. Dat is de algeme-
ne lering van de Heilige Vaders. We hebben bovendien de volle aflaat, die
ook op de zielen van het vagevuur toepasselijk is...
Vijfde avond. - Intenties voor de overleden medebroeders.
- Morgen zal er een lijkdienst zijn ter intentie van de zielen uit het va-
gevuur. Het staat in onze regel geschreven dat op één van de laatste dagen
van onze retraite er speciale godsdienstige oefeningen moeten gehouden
worden tot lafenis van de zielen van onze overleden medebroeders. Dit
jaar zijn er vijf overgegaan naar de eeuwigheid. Het is waar dat ze al-
len vlekkeloos goed waren en wij hebben dan ook de vaste hoop dat de
Heer ze al bij zich heeft. Nochtans zullen wij voor dit doel bidden. De
Heer ontnam ons de jonge geestelijken: Vallega, Piacentino, Don Chiala,
D. Giulitto en ook deze laatste dagen Vigliocco. Al de communies, de
rozenkrans en de andere vrome oefeningen zullen morgen met dit doel tot
de Heer worden gericht. Mogen de priesters deze zielen aan de Heer in de
Heilige Mis aanbevelen en zo hopen wij dat, indien ze nog een rekening
met de Heer te vereffenen hebben, ze morgen zullen verlost worden.
Zesde avond. Wie is de priester. De Congregatie niet b e d r i e g e n .
Vandaag werden de aanvragen ingediend voor het afleggen van de geloften.
Wat is het mooi en troostvol zich door een gelofte aan de Heer toe te wij-
den! Er is hier echter een moeilijkheid. Er zijn er die zich op deze manier
aan God willen toewijden, maar toch denken aan thuis, denken aan hun ou-
ders, denken aan geld verdienen. Mijn beste medebroeders, moge alle be-
kommernis ver van jullie verwijderd zijn. Dezelfde Heer die de leliën van
het veld kleedt en de vogels van de lucht voedt, laat niets ontbreken aan
iemand die in Hem zijn hoop stelt. Wat we moeten doen, is ons volledig aan de
Heer geven, zonder enig voorbehoud. Niemand mag zeggen: Indien ik priester of
leraar wordt, zal ik gaan, zal ik komen, zal ik verdienen, enz. Wie dit in-
zicht heeft, worde geen priester. Priester wil zeggen dienaar van God en
geen koopman. Een priester is iemand die de zaligheid van vele zielen moet
zoeken en niet zijn tijdelijke zaken moet laten bloeien.
Wat dan ook niemand mag doen is zeggen: - Ik blijf hier wat in de congre-
gatie, bijvoorbeeld, voor drie jaar. Die zou zich werkelijk plichtig maken
aan diefstal tegenover de Heer en tegenover onze Sociëteit. Je zou geld la-
ten uitgeven en moeite laten doen en daarna wanneer je dan in de gelegen-
heid bent om de congregatie enigszins te vergoeden voor de uitgaven welke ze
voor jou gedaan heeft, dan zou jij ze verlaten? Bijvoorbeeld: iemand studeert, is
arm en kan geen uitgaven doen. De congregatie, in de vaste verwachting dat hij
haar nadien op enigerlei wijze zal kunnen behulpzaam zijn, laat hem op alle
manieren vooruitgaan in zijn studies, ze betaalt voor hem leraren, kost-
geld en inschrijvingsgeld voor de examens, tot hij leraar is met een di-
ploma of met een titel. En nadat wij al die offers gebracht hebben, zegt
die man: - Ik heb de congregatie niet meer nodig! En hij gaat weg. Ik weet
niet hoe deze persoon een gerust geweten kan hebben voor God. Hij heeft een
werkelijke diefstal begaan en de zonde kan hem niet worden vergeven indien
hij geen restitutie doet. En toch gebeurt het ook bij ons van tijd tot tijd
dat er iemand zo ondankbaar is. Maar ik laat het aan hem over om aan
zijn geweten te denken. De ouders mogen dan ook zeggen en herhalen wat
ze maar willen, de pastoor mag hen geruststellen, zelfs de bisschop mag hen
tot zich roepen, maar die persoon mag op een dergelijke manier de con-
gregatie niet verlaten.

35.4 Page 344

▲back to top
- XII/340 -
Laten we dus doen zoals de Zaligmaker het zegt: Niemand die
de hand aan de ploeg slaat, mag nadien achterom kijken, want hij zou niet
geschikt zijn voor het Rijk des Hemels. Laten we dus goede moed heb-
ben, laten we ons allen aan de Heer wijden, maar volledig en zonder voorbehoud.
Dit is maar een povere samenvatting van het avondwoordje van de
zesde avond. Het staat inderdaad vast dat Don Bosco zijn woorden versterk-
te door zinspelingen op voorgevallen zaken en omstandigheden van dat
ogenblik en dat hij zo vurig sprak dat hij op al zijn toehoorders een die-
pe indruk naliet. Zijn woorden beoogden in het bijzonder de verbetering van twee
jonge geestelijken, wier driejaarlijkse geloften al verstreken waren en er
niet aan dachten de vernieuwing ervan aan te vragen. Beiden waren meer dan
gewoon begaafd en er scheen geen enkel redelijk motief te bestaan om weer-
barstig te blijven voor Gods roep. Wanneer de morgen nadien het hoofdka-
pittel vergaderde en er over dit onderwerp gesproken werd, zei Don Bos-
co dat hij gemerkt had dat hij wat sterk gesproken had, maar dat de nood-
zaak hem daartoe gedwongen had, omdat het niet enkel ging over het welzijn van
die twee jonge geestelijken, maar ook over dat van sommige anderen. Deze
twee echter konden niet weten dat hij hen bedoeld had, wanneer hij in zijn
vaderlijke toespraak vooral hen op het oog had gehad, vermits noch de ene
noch de andere tot dan toe tegenover hem zijn mond had opengedaan of hij
zou blijven of weggaan. Ze konden zelfs niet eens veronderstellen of hij
erover ingelicht was of ze al dan niet hun aanvraag hadden gedaan. Maar
Don Bosco had geen woorden in de wind gesproken. Het gevolg was dat ze er
samen 's nachts over redetwistten en één van hen daags nadien zijn aan-
vraag deed en de andere zich geneigd voelde om het te doen en het later
ook werkelijk deed. We zullen eraan toevoegen dat deze laatste in zijn
geboorteplaats werkelijk vervolgd werd. Niet enkel zijn ouders hadden
zich tegen hem verzet, maar ook de pastoor spande zich in om hem af te
raden bij Don Bosco te blijven. Zelfs de aartsbisschop had zich naar het
geboortedorp van de jonge geestelijke begeven, was hem in huis gaan op-
zoeken, had eerst met zachtheid geprobeerd om hem van zijn voornemen af
te brengen en was eindelijk tot gewelddadige middelen overgegaan door hem
ermee te bedreigen dat hij nooit tot priester zou gewijd worden. Toen
bleef iedereen op zijn standpunt, maar de jonge geestelijke schrok er zo-
danig van dat wij er de fatale gevolgen van gezien hebben.
De 17de was de dag van de kloostergeloften. De ceremonie verliep
als volgt. Om halftien woonden al de retraitanten, omdat het zondag was,
een tweede mis bij en tegelijkertijd zongen ze het gebruikelijke officie,
daarna werd voorlezing gegeven van de regel. Daarna werd het Veni Creator
ingezet, en allen die tot de professie waren toegelaten kwamen samen in de
sacristie. Er waren er vijfendertig, namelijk eenentwintig voor de eeuwige
geloften en veertien voor de driejaarlijkse geloften. In het priesterkoor
stond een knielbank gereed, waarop de ene na de andere zou komen knielen
om de formule uit te spreken. Op de hoogste trap van het altaar in cornu evange-
lii stond een zetel voor Don Bosco, die de geloften zou ontvangen. Eerst
kwamen diegenen binnen die de eeuwige geloften gingen afleggen. Toen zij
zich teruggetrokken hadden, kwamen de anderen uit de sacristie en aan hen
stelde Don Bosco dezelfde vragen. Don Barberis merkt in zijn kroniek op:
- "Ik noteerde dat jaar een bijzondere vastheid bij het lezen van de for-
mule. Allen lazen ze met luide en duidelijke stem voor, zonder aarzelin-
gen en zonder vergissingen." Na de formule te hebben gelezen, ging ieder-
een de gebruikelijke tekst ondertekenen om dan terug in de kerk te komen
op zijn plaats. Toen de geloften gedaan waren, deed Don Bosco van op zijn zetel

35.5 Page 345

▲back to top
- XII/341 -
"een mooi sermoentje", zegt Don Barberis, waarvan hij ons volgende aantekeningen
heeft overgemaakt.
- Wanneer een legergeneraal ziet dat de gelederen van zijn strijders aan-
groeien, geniet hij ervan, omdat hij hoopt met hen gemakkelijker zijn vij-
anden te kunnen bestrijden zonder iets van hen te vrezen te hebben. Even-
zo geniet ik op dit ogenblik, omdat ik de gelederen heb zien aangroeien van
mijn zonen, van deze strijders die de duivel willen bevechten. Deze strij-
ders zullen mij de hand reiken, om zoveel ze kunnen, zijn rijk op deze aar-
de te bestrijden en zich een mooie plaats in de hemel voor te bereiden.
- Weten jullie wat de heilige geloften betekenen? Dat wil zeggen dat
men zich in de voorste gelederen geplaatst heeft van de troepen van de goddelij-
ke Zaligmaker om op alle manieren onder zijn banier te strijden.
- Maar wat ik op dit ogenblik wil zeggen is dit: het is niet voldoen-
de zijn geloften af te leggen, men moet zich ook inspannen om dat te doen
wat men in de gelofte aan God belooft.
- Wij hebben ons dus door onze heilige geloften geheel en gans aan
Hem toegewijd. Laten we nooit iets terugnemen van wat wij Hem eens gegeven
hebben. We hebben onze ogen aan Hem gewijd. Laten we dus die onnuttige of
onverschillige lezingen, die ijdele of slechte blikken vermijden. We
hebben onze oren gans aan God toegewijd. Laten we dus niet blijven luiste-
ren naar iemand die kritiek voort of ontevredenheid zaait. Laten we niet
meer toegeven aan gemakzucht. Laten we niet meer verlangen om ons te be-
vinden in die bijeenkomsten, waar, hoewel het gesprek niet slecht is, het
toch volledig werelds en aan de dingen van deze wereld gewijd is. We heb-
ben onze tong aan de Heer toegewijd. Dus geen bijtende of scherpe woorden
meer voor onze gezellen, geen antwoorden aan onze oversten, geen ontevre-
denheid meer zaaien. Neen, nu we onze tong aan Hem hebben toegewijd, mogen
we ze niet meer bezoedelen. Ze moet integendeel steeds bezig zijn met
Gods lof te zingen, goede voorbeelden te verhalen, de anderen tot het
goede aan te zetten. We hebben onze smaak aan de Heer toegewijd. Daarom ver
van ons een overdreven kieskeurigheid voor de spijzen, maar een grote zui-
nigheid met de wijn, ons nooit door onze eet- en dranklust laten verlokken
om maaltijden, drankjes of zaken van dien aard te aanvaarden.
We hebben onze handen op een speciale manier aan de Heer toegewijd.
Daarom mogen ze niet ledig blijven. Wij mogen het niet als een oneer be-
schouwen, te werken aan schijnbaar nederige taken, als ze maar dienstig zijn tot
meerdere glorie van God. Onze voeten zijn volledig aan de Heer toegewijd. Hier
kom ik in een uitgestrekt gebied. Daarom laten we deze voeten niet gebruiken
om terug te keren naar de wereld die wij verlaten hebben.
- Ja, het is nodig dat ik op dit ogenblik hier wat zou blijven
stilstaan om dit onderwerp te behandelen. De Heer heeft ons een grote ge-
nade bewezen, wanneer Hij ons geroepen heeft tot zijn gevolg. Deze wereld
is te bedorven en bederft ons. Laten we dus de genade volgen en keren we
niet terug om bedorven te worden. Kijk, de Heilige Geest onderricht ons
duidelijk dat de wereld volledig op het kwade berust: mundus in maligno
positus est totus. We moeten er dus voor zorgen dat onze voeten ons niet
opnieuw zouden brengen waar we ontsnapt zijn. De voornaamste hinderpaal,
de grootste moeilijkheid welke wij er vinden, zijn de ouders. Maar de Heer
zegt, dat wanneer zij ons een beletsel zijn voor ons hoger welzijn, wij er
niet naar moeten luisteren, ze zelfs niet bezien en Hij zegt zelfs dat wij ze

35.6 Page 346

▲back to top
- XII/342 -
moeten haten. Het is dus nodig dat wij ons werkelijk van hen zouden losruk-
ken, vermits God ons de grote gunst heeft gegeven ons in zijn gevolg te
roepen. En dan door de geloften welke wij afgelegd hebben, hebben wij ons
van hen losgerukt om ons op een bijzondere manier aan God te binden. Waar-
om zouden we ons dan opnieuw in het gevaar begeven ons van God los te maken
om hun tegenslagen, hun bekommernis en hun wensen te gaan aanhoren? Ik heb
tot heden toe nog niemand aangetroffen, die bij zijn terugkeer uit de
vakantie kon zeggen: Wat heeft dit bezoek aan mijn familieleden, wat heeft
deze vakantie goed gedaan aan mijn ziel! - Ik kan jullie de verzekering
geven dat nog niemand tot hiertoe, op zovele jaren tijd, een diep gewor-
telde deugd heeft aangekweekt gedurende de vakantie met zijn ouders. Er
is nog niemand geweest aan wie de vakantie enig goed gedaan heeft. Wanneer
men naar huis gaat, verwerft men er niets goeds, zelfs wanneer men op
vakantie gaat met de beste en heiligste inzichten.
- Ik zal jullie volgend feit vertellen dat mij nog niet lang gele-
den is overkomen. Een brave jongen vroeg mij voor korte tijd om naar huis
te mogen gaan. Ik ga naar huis, zei hij, ik zal mijn broer de wens in-
fluisteren om naar de congregatie te komen, ik zal mijn zuster naar Mor-
nese brengen en aldus zal gans mijn familie onder de vleugels terechtkomen
van Maria, Hulp der Christenen. Ik, die de onstandvastige aard van de jon-
gen kende, probeerde hem dat af te raden, maar hij wou er absoluut
heengaan. Ik wachtte tevergeefs op zijn terugkeer tot ik iemand van zijn
streek ontmoette en nieuws over hem vroeg. Deze zei dat hij in zijn dorp
zonder werk rondliep en dat hij er niet meer aan dacht terug te komen. Ik
liet hem groeten en allerlei zaken van mijnentwege zeggen. Een weinig la-
ter kwam er een brief die ik nog bewaar. Ziehier zijn inhoud: - Volgens
men mij in het Oratorio liet geloven, moesten alle bedorven mensen
zich in de wereld bevinden. Thans heb ik bevonden dat het er helemaal an-
ders mee gesteld is. Er zijn overal brave mensen en nu ik zie dat ik ook
hier als een goede christen kan leven, terwijl ik hoop daarbij mijn ouders
behulpzaam te kunnen zijn, geloof ik er goed aan te doen te blijven en
niet meer naar het Oratorio terug te keren.
- Ik zuchtte, want hij was een van de voorbeeldigste jongens uit het
Oratorio geweest en ik herinner mij hem meer dan eens te hebben voorge-
steld als model voor de anderen en gezegd te hebben: - Indien jullie de za-
ken werkelijk goed willen doen, doe ze dan zoals hij, terwijl ik hem aan-
wees. Deze brief welke hij mij schreef, onthulde al een groot gebrek: gedu-
rende jaren had hij zoveel weldaden ontvangen en nu, zonder een woord van
erkentelijkheid en dankbaarheid, zelfs zonder iemand te groeten nam hij
kortaf van het Oratorio afscheid. Er bestond dus gegronde vrees wat hem
betrof. Onlangs viel het voor dat ik hem bij toeval ontmoette op een plaats
waar hij mij niet kon vermijden en hoewel hij probeerde mij op alle ma-
nieren te vluchten, wou ik hem toch spreken. Hij eindigde met mij openhartig te
zeggen: - Wat wilt U? Ik ben helemaal van mening veranderd. Het zijn de
tijden niet meer dat men de hand van de priesters gaat kussen.- Ik drong
aan en vroeg hem of hij dan tenminste nog zijn Pasen had gehouden en hij
negeerde het. Ik vroeg hem of hij aldus gerust kon leven, of hij niet door
wroeging verscheurd werd... Hij keek me lelijk aan en eindigde met mij te zeg-
gen: - Kijk, we hebben elk ons idee. Goed! Houdt U zich met uw zaken be-
zig en ik met de mijne. - En hoewel ik hem nog trachtte te weerhouden, ging
hij heen. Een dorpsgenoot van hem zei me nadien dat hij verschillende dagen fel
geschokt was geweest en dat hij hem gezegd had: - Vervloekt de dag waarop

35.7 Page 347

▲back to top
- XII/343 -
ik Don Bosco heb ontmoet! - omdat in zijn hart toen de vreselijke strijd
was ontstaan door hem te doen denken aan de vroegere vrede van het Oratorio
en de huidige wanhoop. Hij zei, dat hij om die indruk te doen voorbijgaan, moest
vloeken, drinken en beestigheden begaan.
- Dit was dus één van de beste jongens, die naar huis ging met het
inzicht zijn familieleden te bekeren... En kijk hoe het eindigde... Hij wou
naar huis gaan, gehoorzaamde niet aan zijn oversten... Laten we dat ook
voor ons vrezen.-
Daarna weidde Don Bosco lange tijd uit bij het geven van een com-
mentaar op de woorden van Jezus Christus, die ons overtuigen om aan alles
vaarwel te zeggen, ook aan onze ouders, en ons aan Hem toe te wijden. Hij
haalde het voorbeeld aan van Abraham, de woorden waarmee Mozes zijn Deute-
ronomium beëindigt en door deze te vergelijken met de woorden van Jezus,
liet hij duidelijk inzien dat de natuurwet verpersoonlijkt in Abraham, de
geschreven wet en de wet van de genade, blijkbaar niets op het oog schijnt
te hebben dan ons los te maken van de gehechtheid aan het vaderland en aan
de verwanten.(1) Daarna ging hij verder:
- Ik bemerk dat ik wat afgeweken ben van het onderwerp dat ik wou
behandelen, namelijk dat, nu we ons op een bijzondere wijze aan God hebben
toegewijd, wij Hem gans ons leven, al onze werken, geheel ons zelf ver-
schuldigd zijn. Wij moeten ons hard inspannen opdat in werkelijkheid onze
werken aan dit doel zouden beantwoorden. Geloven jullie me maar dat er
nooit iemand geweest is die op het ogenblik van zijn dood ontevreden is
geweest dat hij zich aan God heeft toegewijd en zijn leven heeft doorge-
bracht in zijn heilige dienst. Talloos echter zijn diegenen die het zich
op dat ogenblik beklagen Hem niet te hebben gediend en bemind. Dan wenen
deze beklagenswaardige mensen, maar ze komen te laat. Daar de Heer in
zijn grote barmhartigheid ons op tijd wil vermanen en ons tot Zich roepen,
moeten we ons overgeven en werken verrichten die deze roeping waardig zijn.-
Nog een derde sermoen hield Don Bosco gedurende deze retraite, na-
melijk op de morgen van de 18de, vooraleer de plechtige sluiting gebeurde.
Hij gaf dan de aldus genoemde herinneringen aan de retraite en spoorde
allen aan tot het beoefenen van het geduld, van de hoop en van de gehoor-
zaamheid. Ditmaal is de bron waar wij gaan uit putten wat rijker. Don
Bosco sprak aldus:
- We staan op het punt uit elkaar te gaan en ieder zal zich bege-
ven naar de plaats waar de Heer geschikt heeft dat wij zijn heilig ambt
zullen uitoefenen. Wat zal ik jullie op dit ogenblik zeggen als orde-
woord? Het zijn drie eenvoudige woorden die ik op dit ogenblik beschouw
als van het grootste belang. Het is goed dat wij er zouden op letten met al
de mogelijke kracht van onze ziel. Hier zijn ze: GEDULD, HOOP, GEHOORZAAMHEID.
- En op de eerste plaats beveel ik jullie veel geduld aan. Het is de
Heilige Geest zelf die ons vermaant. Patientia vobis necessaria est, zegt
Hij ons op een plaats van de Heilige Schrift. In patientia vestra, zegt
Hij ons elders, possidebitis animas vestras. Patientia opus perfectum
habet. Het is niet mijn bedoeling hier te spreken over het geduld dat no-
dig is om grote lasten of buitengewone vervolgingen te dragen. Het gaat niet
(1) De kroniekschrijver verhaalt ons de ontwikkeling van deze concepten niet. We kunnen er
echter een verklaring van vinden in een andere conferentie gepubliceerd in boekdeel 11, blz.
578-9, 7.(Ital.tekst).

35.8 Page 348

▲back to top
- XII/344 -
over het geduld dat vereist is om het martelaarschap te verdragen, noch
over het geduld dat men moet hebben bij zware ziekten. In deze gevallen is
er zeker geduld nodig en dat in een heldhaftige graad, maar omdat deze ge-
vallen zelden voorkomen en God toch in deze omstandigheden buitengewone
genaden verleent, bedoel ik jullie te spreken over het geduld dat noodzake-
lijk is om goed onze plichten te vervullen. Het geduld dat we moeten heb-
ben om onze reglementen volledig op te volgen, om onze verplichtingen met
nauwgezetheid na te komen. Daarover wou ik jullie spreken. Zowel oversten
als ondergeschikten hebben dit geduld nodig en er kunnen duizend omstandig-
heden voorkomen om er gebruik van te maken. Daarom moeten wij dit geduld dan
ook bezitten.
Je hebt het geval van iemand die overbelast is met bezigheden en
indien men er nog iets wil aan toevoegen, dan zal hij boos zijn op diegene
die hem nog wat meer bezorgt, ofwel omdat hij zijn andere taken niet kent
ofwel omdat hij denkt dat hij er nog wat kan bijnemen. Daar is geduld nodig.
Een ander zou graag klas geven en ze laten hem assistentie doen. Een
ander integendeel zou uit de klas willen weggaan en ze laten hem les geven,
ofwel zou hij in een bepaalde plaats willen zijn en ze doen hem naar een
andere plaats gaan. In al deze gevallen is er geduld nodig.
Er is iemand die gelooft dat de overste tegen hem is, hem met geen
goed oog bekijkt en hem altijd de laagste taken geeft. Wanneer hij geen
geduld heeft en dadelijk begint te morren en te tonen dat hij mistevreden
is, wat zal er uit voortvloeien? Een ander heeft een bezigheid waarvoor hij
antipathie voelt, hij kan op die plaats geen goed doen. Duizendmaal komt de
lust bij hem op alles te laten staan en wie weet waar naartoe te gaan. Pas
op voor een verkeerde stap, want hier is het meer dan ooit nodig het geduld
te bewaren. Het zal ook voorkomen dat iemand zal zeggen: - "De overste
haat mij.- Het zal wel meer verbeelding zijn dan wat anders, maar laat het
nu zo wezen: zal het je geoorloofd zijn erover te klagen, kwaad over hem te
spreken, openlijk te tonen dat je beledigd bent? Zeker niet.
- Daarom zei ik jullie dat je het geduld als een onafscheidelijke
gezel moet hebben.
- En de overste dan, wat zal hij er nog veel meer nodig hebben! Want
wanneer hij de anderen geduld laat oefenen, kunnen de ondergeschikten zeg-
gen: - Wij zijn met velen. Hij is alleen en wij oefenen wat geduld voor
iedereen, maar de overste blijf alleen tegenover allen en hij moet met
allen geduld oefenen.
- En zie, dat is de reden waarom de oversten, ook wanneer ze nog jong
zijn al met een gebogen rug moeten lopen. Ze moeten rekening houden met de
ene, ze moeten rekening houden met de andere, soms moeten ze wat verbijten
ofwel omdat hij niet bekwaam is, ofwel omdat ze merken dat er niet veel
goede wil en spontaneïteit aan de dag gelegd wordt, ofwel ook omdat er
werkelijk kwade wil mee gemoeid is. Maar moeten ze daarom een einde maken
aan iedere betrekking met die persoon of met die zaak en de zaken laten
staan zoals ze zijn? Ik weet dat hij er dikwijls zin zal in hebben om er
korte metten mee te maken, hen weg te zenden of om iets anders te doen,
maar het is juist hier dat men veel geduld zal moeten hebben of beter,
veel christelijke liefde gekruid volgens het recept van de H. Franciscus
van Sales: de zachtmoedigheid.
- Ook een leraar, een assistent zou elke kwestie kunnen doorhakken
met hier een oorveeg te geven en daar een stamp , maar, laten we dit goed ont-

35.9 Page 349

▲back to top
- XII/345 -
houden: het kan soms een einde stellen aan wanordelijkheden, maar nooit
zal het enig goed doen, nooit zal het de deugd doen beminnen en ze in ie-
mands hart ingang doen vinden. Het weze dan nog de echte ijver, men mag
dan nog trachten op alle manieren het goede te doen, maar altijd rustig,
met zachtheid, met geduld.
- Iemand zal me zeggen: - Men heeft goed praten, maar het kost moei-
te niet geprikkeld te worden, wanneer men ziet... - Of het moeite kost?
Ik weet ook dat het moeite kost, maar weten jullie vanwaar het woord "ge-
duld" komt? Van patior, patéris, passus sum, pati d.i. lijden, verdragen,
ondergaan, zich zelf geweld aandoen. Indien het geen last kost, dan is
het geen geduld meer. En het is juist omdat het veel last kost dat ik
het zo aanbeveel en dat de Heer het met zoveel nadruk inprent in de Heilige
Schrift.
Ook ik merk dat het kost. En geloven jullie maar niet dat het nu
juist het grootste plezier van de wereld is heel de morgen vastgenageld te
zitten om audiëntie te verlenen of de ganse avond stil aan een tafeltje te
zitten om de lopende zaken af te handelen, brieven te schrijven en derge-
lijke dingen meer te doen. Ik kan jullie verzekeren dat ik vaak graag
naar buiten zou gaan om wat lucht te scheppen en misschien zou ik het
ook wel echt nodig hebben, maar het is noodzakelijk dat ik gewillig geduld
oefen. Indien we het niet zo doen, dan zullen veel zaken hun verloop niet
krijgen, dan zal er zoveel goed ongedaan blijven en zullen vele belangrijke za-
ken gedwarsboomd worden. Daarom dus: geduld.
Hij heeft mooi praten, zal iemand uitroepen, hij heeft mooi praten
Don Bosco: Geduld, geduld! Alles goed en wel, maar er zijn er... -
- Geloven jullie maar niet dat het mij niets kost nadat ik iemand met
een zaak heb gelast, of na hem een opdracht te hebben gegeven die of be-
langrijk, of kies, of dringend is, te moeten vaststellen dat het niet
op tijd of verkeerd werd uitgevoerd, dat het mij dan niets kost me kalm
te houden. Ik kan jullie de verzekering geven dat mijn bloed soms in
mijn aders kookt en dat een mierenhoop door al mijn zintuigen krieuwelt.(1)
- Maar wat dan?... zich ongeduldig maken?... Daardoor bekomt men
niet dat die ongedane zaak nu ineens volbracht wordt en door zijn ra-
zernij kan men zijn ondergeschikte ook niet verbeteren. Men geve rustig
zijn vermaningen, men schrijve gepaste normen voor, men spore aan en ook
wanneer er wat moet geschreeuwd worden, dan schreeuwe men maar, doch
een enkel ogenblik moet men dan bedenken: Hoe zou de H. Franciscus van
Sales zich in dit geval gedragen hebben? - Ik kan jullie verzekeren, dat
we, wanneer we het zo doen zullen bekomen wat de Heilige Geest zegt: In
patientia vestra possidebitis animas vestras. En daarna? Er is dan ook dit ge-
duld nodig dat bestaat in standvastigheid en volharding om steeds onze re-
gel na te komen. Er zal een dag komen dat iemand verzwakt is, zich
verveeld gevoelt of laat het ons maar zeggen, geen lust heeft om te medi-
(1) Deze belijdenis, die ons de woorden herinnert van de H. Franciscus van Sales over zijn
opvliegend temperament en over de twintig jaar die nodig waren om het te bedwingen, is
zeer kostbaar om de gewone kalmte van Don Bosco te waarderen ook in ogenblikken en om-
standigheden, waarin het onmogelijk schijnt rustig te blijven.

35.10 Page 350

▲back to top
- XII/346 -
teren, zijn rozenkrans te bidden, tot de sacramenten te naderen, voort te gaan met
die dorre assistentie. En dan is het juist het ogenblik om met standvastigheid, met
volharding aan de Heer en aan de zalige Maagd geduld te vragen.
- Kijken jullie maar wat al zorgen een tuinier besteedt om een kasplantje op
te kweken. Hij weet echter dat dit serreplantje hem met de tijd veel zal opbrengen
en daarom slaat hij geen acht op het zware werk. Hij zal beginnen te werken en te
zweten om het terrein voor te bereiden. Hier graaft hij, daar spit hij, dan
brengt hij er mest op, dan gaat hij wieden, dan plant hij of zaait hij. Daarna,
alsof dit alles maar een kleinigheid zou geweest zijn, moet hij heel wat zorg
dragen en erop letten dat de plaats waar hij gezaaid heeft niet zou belopen wor-
den, dat de vogels en de kippen het zaad niet zouden oppikken. Wanneer hij het
ziet ontspruiten, bekijkt hij het met welgevallen: - Het is uitgebot, het heeft
al twee, drie blaadjes... - Daarna denkt hij aan het uitplanten en met welke
zorg zoekt hij hiervoor de beste plant van zijn tuin. Hij snijdt een scheut af,
dekt hem toe, zorgt dat de koude of de vochtigheid hem niet doen afsterven. Wan-
neer dan de plant groeit en zich naar één kant draait of plooit, zorgt hij er da-
delijk voor ze een stut te geven om ze recht te laten opgroeien. Wanneer hij vreest
dat de stengel of de stam te zwak is, dat de wind of de storm hem tegen de grond
zal slaan, dan plaatst hij er een stevige paal naast, bindt hem eraan vast,
omwikkelt ze beiden, opdat het gevreesde gevaar de plant niet zou raken. Maar
waarom, tuinier, zoveel zorg voor een plant? Omdat, indien ik dit verwaarloos, ze
mij geen vruchten zal geven. Indien ik er vele en goede vruchten wil van hebben,
dan moet ik het volstrekt zo doen. En nochtans, noteren jullie dit maar, on-
danks dat alles, gaat de plant vaak verloren, maar met de hoop dat ze zich zal
herstellen wordt al dat werk gedaan.
- Ook wij, mijn beste medebroeders, zijn tuiniers, landbouwers in de wijn-
gaard van de Heer. Indien wij willen dat ons werk rendeert, dan moeten wij veel
zorg dragen voor de kiemplantjes die wij moeten opkweken. En nochtans, niette-
genstaande al die arbeid en zorgen, zal de ent verdrogen en de plant verkwijnen,
maar indien deze zorgen er inderdaad aan besteed worden, dan zal in de meeste ge-
vallen de kiemplant gedijen... En mochten we niet slagen, dan zal de Heer van
de wijngaard, die toch zo goed is, ons even goed belonen. Houden jullie dit
goed voor ogen: een razende woede helpt niet, plots driftig worden evenmin. Er
is onafgebroken geduld nodig, standvastigheid, volharding, arbeid.
- Maar de landbouwer hoopt tenminste dat hij zal betaald worden, dat hij
zal beloond worden, en wij? Wie zal ons betalen? Hierbij kom ik dan aan het twee-
de punt waarbij ik jullie over de "hoop" moet spreken. Wat het geduld steunt,
moet de hoop op een beloning zijn.
- Laten we werken, want de hoop op de beloning lacht ons vol vertroosting
toe. Wij hebben het geluk een goede baas te hebben. Noteren jullie hoe vertroos-
tend volgende woorden zijn: Quia super pauca fuisti fidelis, super multa te con-
stituam, omdat je in een kleine zaak trouw bent geweest, zal ik je over grote za-
ken aanstellen. Wij armzalige mensen kunnen maar weinig doen, we hebben niet
veel kracht, we zijn niet zeer bedreven. Het heeft alles geen belang. Laten we
trouw zijn in het weinige wat we kunnen doen en de Heer zal ons een grote belo-
ning geven. Wanneer jij daar, leraar, vermoeid bent en je bezigheden wilt laten
staan, let dan op en zorg ervoor getrouw te zijn in deze kleine zaak, indien je
wilt dat de Heer je over veel zou aanstellen. Een directeur heeft reeds veel

36 Pages 351-360

▲back to top

36.1 Page 351

▲back to top
- XII/347 -
vermaningen gegeven, veel gezegd, veel aanbevelingen gedaan en nu is het
zover dat hij aan zijn geduld de brui zou willen geven, alles laten staan
opdat het zou verlopen zoals het wil of een razende uitval zou willen doen.
Laat hij erop letten getrouw te zijn in het kleine, indien hij over veel wil
aangesteld worden.
- Een punt waarin we nog veel geduld moeten oefenen met een blik op
de hoop, is het overwinnen van onszelf. Het gaat erom onze gewoonten, on-
ze slechte neigingen, de bekoringen die ons voortdurend kwellen te over-
winnen. Het kost ons heel wat die gewoonte achterwege te laten, die lauw-
heid waaraan we gewend zijn, die gemakzucht, die slordigheid in onze kleine
oefeningen van ge hoor zaamheid of vr oo mheid. En t oc h is he t oo k hier no-
dig voortdurend geduld te hebben, ook op een buitengewone manier iets
te kunnen verdragen, maar in ieder geval niet toe te laten aan de duivel
dat hij ons zou overwinnen. Zowel bij dag als bij nacht, zowel bij het
waken als bij het rusten, zowel gedurende de recreatie als gedurende het
werk moeten wij steeds trachten onze slechte neigingen te overwinnen. Dat is
het wat ik geduld of lankmoedigheid noem. En indien wij om de zege te beha-
len hard moeten kampen, laten we dan denken aan de grote beloning, de grote
prijs die voor ons gereed staat en dan zullen we ons niet laten overwinnen.
In patientia vestra possidebitis animas vestras. En Sint-Paulus voegt er
aan toe: Si vos delectat magnitudo praemiorum, non vos terreat magnitudo laborum.
- Ik ga hier niet zeggen hoe gegrond onze hoop is. Jullie weten
dat onze barmhartige Heer het ons beloofd heeft en dat Hij voor het
weinige waarin wij getrouw zijn, ons het vele belooft. Hij zelf noemt za-
lig diegenen die zijn wet onderhouden, omdat Hij weet hoe groot hun belo-
ning zal zijn. En op een andere plaats zegt Hij, dat één enkel glas fris
water in Zijn naam gegeven, zal beloond worden. Laten we dus moed scheppen!
Moge de hoop ons steunen wanneer het geduld ons in de steek zou willen laten.
Hier vertelde hij dan de gebeurtenis van de eremijt die in zijn
tegenspoed door een spleet naar de hemel keek en hoe dat voldoende was om
hem altijd opgeruimd en tevreden te houden. Aan wie hem ondervroeg, zei
hij: -Uit deze spleet komt al mijn vertroosting.
- Nu is er nog een deugd nodig die de twee vorige omvat en ze vere-
nigd houdt. Deze deugd is de gehoorzaamheid. Ik zal er niet veel over zeg-
gen, vermits men in de loop van deze retraite het traktaat over de gehoor-
zaamheid in het handboek van Rodriguez gelezen heeft en men er eveneens
in enige sermoenen over gesproken heeft.
- Ik beveel jullie ten zeerste aan geduld te hebben bij het gehoor-
zamen en ik zou willen dat, wanneer deze gehoorzaamheid niet komen wil,
wanneer ons hoofd veraf staat van de gehoorzaamheid, wij de hemel zouden
bekijken en daar onze hoop zouden vinden.
- De goed onderhouden gehoorzaamheid is de ziel van kloostercongre-
gaties en dat wat ze samenhoudt. Wat al goed kan er verricht worden wan-
neer al de leden volstrekt van één enkel persoon afhangen, die om reden
zelf van zijn positie een ruime visie heeft, die in het groot ziet wat
er goed gaat en wat er moet gedaan worden en aan de ene zegt: kom hier,
en hij komt, doe dit en hij doet het, ga daarheen en dadelijk begeeft
die zich op weg. Het goede wordt vermenigvuldigd en dat kan niet gedaan
worden, indien er geen volstrekte gehoorzaamheid is.
- De gehoorzaamheid bewerkt nog een ander groot goed. Ze doet alle daden

36.2 Page 352

▲back to top
- XII/348 -
in verdienste stijgen. Ik bedoel hier handenarbeid. Er kan iemand zijn die
voor weinig of voor niets goed is. Hij stelt zich dan onder de gehoor-
zaamheid en de overste laat hem het huis uitvegen of laat hem kok spelen.
Die persoon kan dezelfde verdiensten hebben als iemand die zich de hele dag
bezighoudt en zich afslooft op zijn bank, in de biechtstoel of in de klas.
Dit is het grote goed dat ons van de gehoorzaamheid toekomt. Ieder-
een moet geduld hebben in de opdracht die hij heeft: hij volbrenge ze
zo goed hij kan en denke er verder niet aan. De Heer aanvaardt het wel en zegent
het.
Nu heb ik nog een gedachte die ik jullie vandaag ten zeerste zou
willen aanbevelen. Deze gedachte zal de drie vorige gedachten samensnoeren.
Ze bestaat in het goed verrichten van de oefening van de goede dood. Dat
wil zeggen dat we iedere maand werkelijk een dag moeten reserveren, waarop
wij, voor zover dat mogelijk is, alle andere bezigheden opzij zetten en er
moeten aan denken de zaken van onze ziel goed in orde te brengen. Daarbij
zal het nuttig zijn een vergelijking te maken tussen de ene maand en de
andere:- Heb ik deze maand vooruitgang geboekt of was er achteruitgang?
- Daarna gaat men over tot bijzonderheden: - Hoe heb ik mij gedragen ten op-
zichte van deze of gene deugd? - Men doe dan speciaal een overzicht over wat
het voorw er p ui tm aak t va n onze geloft en en onze v ro me oefeni ng en - H oe
heb ik mij gedragen wat de gehoorzaamheid betreft? Heb ik vooruitgang
gemaakt? Heb ik ze nauwgezet beoefend? Bijvoorbeeld, die bepaalde assis-
tentie, hoe heb ik die volbracht? Hoe heb ik mij in die klas van mijn
taak gekweten? Wat de geest van armoede betreft in mijn kledij, in mijn
voedsel en in mijn cel, heb ik mij daarin niets te verwijten, dat in
tegenstrijd is met deze geest van armoede? Heb ik de wens gehad gulzig te kun-
nen zijn? Heb ik mij beklaagd wanneer mij iets ontbrak? - Dan komt men tot de
deugd van kuisheid: Heb ik geen slechte gedachten laten opkomen? Heb ik mij
steeds meer onthecht van de liefde tot mijn verwanten? Heb ik mij ver-
storven wat mijn lust tot eten en drinken, wat mijn oogslagen betreft? -
En aldus gaat men over tot de oefeningen van godsvrucht en noteert men
speciaal of men doorgaans lauw is geweest, of men deze oefeningen zonder
enige vurigheid heeft gedaan. Dit onderzoek moet steeds gebeuren, of men er nu
korte of lange tijd aan besteedt.
Daar er verscheidene personen zijn die bezigheden hebben waarvan
ze zich niet kunnen vrijmaken op geen enkele dag van de maand, zal het
geoorloofd zijn deze te verrichten, maar iedereen moet op die dag ervoor
zorgen deze beschouwingen te doen en goede en speciale voornemens te maken.
Nu nog een andere kleine gedachte.
Aan de jongeling die aan de Heer gevraagd had, wat hij moest doen
om zalig te worden, verwees Hij naar de wet en zei: - Fac hoc et vives,
doe dit en je zal leven. Zo zeg ik het jullie eveneens: jullie hebben de
regel, het is de Heer die hem gegeven heeft. Laten we hem onderhouden
en wij zullen leven. Iedereen bestudere hem en bestudere tegelijkertijd
de manier om hem in praktijk te brengen,
Ieder voor zich, overste of onderdaan, priester of coadjuteur, al-
len moeten ervoor zorgen hem na te leven. Wat zullen wij op het ogenblik
van onze dood tevreden zijn en erdoor getroost dat wij de regel hebben na-
geleefd. Jullie mogen er zeker van zijn dat onze hoop, zoals we zegden,
niet zal beschaamd worden. De Heer is trouw in zijn beloften en zoveel als
Hij ons laat verhopen, zoveel zal Hij ons geven. Hij is zelfs vol goedheid
en mededogen: Hij zal ons heel wat meer geven dan wij ons kunnen voorstellen.

36.3 Page 353

▲back to top
- XII/349 -
- Laten we dus moed scheppen. Indien er iets moet geleden, iets moet
verdragen worden om alles uit te voeren wat de Heer ons vraagt, laten we ons
niet terugtrekken. Hij zal al onze inspanningen weten te belonen. Hij zal
al onze inspanningen weten te belonen. Hij zal ons bevredigen in tijd en
eeuwigheid met een beloning die onze verwachtingen zal overtreffen.
Toen het sermoen geëindigd was en het Veni Creator gezongen, her-
nieuwden de geprofesten hun geloften voor Jezus in het Heilig Sacrament op
het altaar uitgesteld. Met dit doel steeg Don Rua op de kansel, las er sa-
men met de aanwezigen de litanie van O.-L.-Vrouw van Loretto en een Pater,
Ave en Gloria ter ere van de H. Franciscus van Sales en daarna las hij
luidop de formule die door de anderen herhaald werd.
Het Te Deum en de zegen met het Allerheiligste maakten een einde aan
de dienst en aan de retraite. 's Middags kreeg men bij het diner iets meer
dan gebruikelijk en dadelijk nadien vertrokken ze naar huis. De medebroe-
ders van de colleges in Piëmont vertrokken dadelijk, terwijl die uit
Ligurië wegens gemakkelijk te begrijpen redenen nog een nacht te Lanzo
doorbrachten. Don Barberis noteert, dat vanaf het begin tot het einde de
zaken in grote kalmte verliepen.
De duur van de tweede retraite was iets korter, van 21 tot 28 sep-
tember. Ongeveer tweehonderd vijftig retraitanten namen eraan deel, bijna
allen novicen of aspiranten. De enige predikant was pater Gaspare Olmi,
een zeer bekende apostolische missionaris, zeer vereerd vooral in Noord-
Italië wegens zijn deugd, ijver en oratorische doeltreffendheid. Don Laz-
zero laat ons in zijn microscopisch kroniekje weten dat hij "zeer beviel".
Twintig dagen tevoren had Don Bosco een gedrukt briefje rondge-
stuurd, aldus opgevat dat het als een verwittiging kon gelden voor de le-
den die verplicht waren naar de tweede retraite te komen en als een uitno-
diging voor jongens of vrienden, die zouden wensen ernaar toe te komen.
Ziehier de inhoud van dit briefje:
Beste vriend in Jezus-Christus,
Ik laat je met genoegen weten dat onze retraite vastgesteld is op
de twintigste van deze maand, zoals dit in ons college van Lanzo de ge-
woonte is.
Indien je, zoals je hiervoor het verlangen hebt uitgedrukt, er wilt
aan deelnemen, zorg er dan voor wat vroeger te Turijn te zijn voor de nodige
reisschikkingen en andere zaken die ons betreffen.
Moge God je zegenen en bid voor mij die voor jou steeds in Jezus
Christus zal zijn
Turijn, 1 september 1876
je toegenegen vriend,
Priester Gio. Bosco.
De vorm van de uitnodiging verschilde heel wat van de vorm in de
vorige jaren gebruikt, maar vermits deze goed bedoelde handeling in 1874
aanleiding had gegeven tot onaangename incidenten, wou Don Bosco de kool én
de geit sparen, namelijk misverstanden vermijden en niet nalaten het goede te
doen en daarom verzond hij de kleine circulaire op die manier.
Op het einde van de retraite waren er achttien eeuwige geloften en acht-

36.4 Page 354

▲back to top
- XII/350 -
tien driejaarlijkse geloften.(1) Daarna weten we over het verloop van deze
retraite niets meer, tenzij een eigenaardige episode en een zeer eigen-
aardige droom.
De episode heeft betrekking op Don Michele Unia, de apostel van de
melaatsen in het lazaret van Agua de Dios. Hij was van zijn geboortedorp
Roccaforte Mondovi naar het Oratorio gekomen juist in het begin van deze
tweede retraite en werd zomaar naar Lanzo gezonden. Don Bosco kende hem
helemaal niet. Op de laatste dagen van de retraite zag Unia dat allen te
biechten gingen bij Don Bosco en ging ook bij hem te biechten. Terwijl hij
het inzicht had zijn biecht te spreken enkel vanaf de laatste maal dat hij
tot de sacramenten was genaderd, zei hem Don Bosco:
- "Zou je het niet goed vinden een algemene biecht te spreken?"
"Maar ik ben er niet op voorbereid en ik voel me op dit ogenblik
niet in staat om het onderzoek te doen."
"En wat belang heeft dat? Ik zal je al je zonden opnoemen en jij
zal op mijn vragen maar enkel met een ja moeten antwoorden".
Na dit gezegd te hebben begon hij van naaldje tot draadje heel zijn
leven te verhalen met de omstandigheden en het aantal van zijn fouten en dit
met zoveel nauwkeurigheid dat Unia, die meer dan vierentwintig jaar was, er
helemaal onder de indruk van was. Het volstond inderdaad voor hem met dat eenvou-
dig eenlettergrepig woord te antwoorden zonder andere uitleg te moeten geven.
Toen hij de absolutie ontvangen had, vroeg hij vol vreugde aan Don Bosco:
- "Maar hoe komt het dat U mij zo goed kent?"
- "Ik heb je altijd gekend van toen je nog een knaap was. Wil je er
een bewijs van hebben? Je was twaalf jaar oud en je bevond je in de kerk
van je dorp, in het koor, gedurende de vespers. Naast jou bevond zich je
neef, die met open mond aan het slapen was. Toen jij hem in die hou-
ding zag, haalde je uit je zak een pruim en stak hem die in de mond, zo-
dat de arme kerel er een ogenblik door verstikt werd."
Dit feit was waar, Don Unia gaf de verzekering dat hij het onder eed
zou kunnen bevestigd hebben. Gezaghebbende Salesianen hoorden het verhaal
van zijn eigen lippen.
Bij het sluiten en als herinnering aan de retraite vertelde Don
Bosco een symbolische droom, één van de meest leerrijke die hij tot dan toe
gehad had. Don Lemoyne nam er notitie van terwijl hij sprak. Daarna zet-
te hij alles op schrift en liet Don Bosco de tekst lezen, die er enkele
lichte wijzigingen aan toebracht. Voor een grotere duidelijkheid zullen we
ons verhaal in vier delen verdelen.
Deel I
Men zegt dat men op dromen geen acht moet slaan en ik zeg jullie in
waarheid dat ik in de meeste gevallen ook die mening toegedaan ben. Nochtans soms
(1) In de loop van het jaar 1876 werden er in de colleges nog vier andere driejaarlijkse en
neg achttien andere eeuwige geloften afgelegd. Velen hiervan zijn nog in leven en van de
overledenen is de gedachtenis niet gans uitgewist.

36.5 Page 355

▲back to top
- XII/351 -
tans soms, hoewel ze ons geen toekomstige zaken openbaren, zijn ze ons dienstig
om ons te laten weten op welke manier we zeer ingewikkelde zaken kunnen ontwarren
en ons doen handelen met echte voorzichtigheid bij verschillende wederwaardighe-
den. Dan kunnen wij ze weerhouden voor dat gedeelte dat ons goed doet.
Ik wil nu juist een droom vertellen die mij, mag ik wel zeggen, bezig ge-
houden heeft gedurende gans deze retraite en die mij vooral verleden nacht heeft
bezocht. Ik zal hem vertellen zoals hij mij overkomen is en alleen hier en
daar er wat van weglaten om niet te lang uit te weiden, omdat hij mij rijk
schijnt te zijn aan vele en ernstige onderrichtingen.
Het scheen me toe dat wij allen samen waren en dat wij van Lanzo naar Tu-
rijn trokken. Wij bevonden ons allen in een voertuig, maar ik zou jullie niet kun-
nen zeggen of het een trein was of een bus, maar we waren niet te voet. Toen we
op een bepaald punt van de weg waren gekomen - ik herinner mij niet meer waar -
bleef het voertuig staan. Ik stapte af om te zien wat er gebeurde en ik bevond mij
tegenover een personage, waarvan ik de beschrijving niet zou kunnen geven. Hij
scheen mij tegelijkertijd groot en klein van gestalte. Hij was dik en mager en
terwijl hij wit was, was hij ook rood. Hij ging over de grond en door de lucht. Ik
was helemaal verstomd en kon mij hierover geen rekenschap geven, toen ik, na me-
zelf moed te hebben ingesproken, hem vroeg: - Jij, wie ben jij? -
Hij, zonder mij wat anders te zeggen, antwoordde: - Kom! - Ik wou eerst we-
ten wie hij was, wat hij wou, maar hij hernam: - Kom vlug, laten we de voertuigen
in dit veld draaien. Het wonderbare was dat hij tegelijkertijd en met verschillen-
de stemmen stil en luid sprak en ik kon maar niet ophouden mij hierover te ver-
wonderen.
Het veld was zeer ver uitgestrekt, werkelijk zover het oog kon reiken en
volledig vlak. Er waren geen voren in te zien, maar het was werkelijk plat ge-
slagen alsof het een dorsvloer was. Niet wetende wat te zeggen en ziende dat dit
personage zo een besliste houding aannam, lieten we de voertuigen zwenken zodat
ze het veld opreden. Daarna riepen wij tot allen die er zich in bevonden dat ze
moesten uitstappen. Allen stapten op korte tijd uit en zodra ze uitgestapt waren,
zagen wij de voertuigen verdwijnen, zonder te weten waarheen ze waren gegaan.
- "Nu wij uitgestapt zijn, zal je me zeggen... zult U me zeggen... zul
je me zeggen... fluisterde ik in de onzekerheid hoe ik mij tegenover dit personage
moest gedragen - waarom U ons op deze plaats hebt doen stoppen.
Hij antwoordde: - "De reden is ernstig, het is om jullie een groot gevaar
te doen vermijden".
"Welk gevaar?"
"Het gevaar van een woedende stier, die niemand op zijn doortocht in le-
ven laat. Taurus rugiens quaerens quem devoret."
"Zachtjes aan, mijn beste, jij schrijft aan de stier toe wat Sint-Pie-
ter in de Heilige Schrift van de leeuw zegt: leo rugiens!
"Het heeft geen belang. Daar was het leo rugiens, en hier is het taurus
rugiens. Het is een feit dat jullie op je hoede moeten zijn. Roep al diegenen die
je vergezellen. Kondig hun plechtig aan en met grote aandrang dat ze moeten oplet-
ten, hard moeten opletten en zodra ze het geloei horen, dat ze zich onmiddellijk

36.6 Page 356

▲back to top
- XII/352 -
op de grond moeten werpen en daar plat op de grond met hun gelaat naar de aarde
moeten blijven liggen tot de stier voorbijgerend is. Wee hem die niet naar je stem
zal luisteren, die zich niet plat op de grond zal werpen zoals je hem gezegd hebt.
Hij zal een verloren man zijn, vermits men in de heilige Schrift leest dat, wie
zich vernedert zal verheven en wie zich verheft, zal vernederd worden: qui se hu-
miliat exaltabitur, et qui se exaltat humiliabitur.
Dan voegde hij er opnieuw aan toe: - Vlug, vlug! de stier zal gaan komen!
Roep hard dat ze gaan neerliggen.
Ik riep, maar hij zei: - Vooruit! roep harder, nog harder!
Ik heb zo hard geroepen geloof ik dat ik D. Lemoyne, die in de aanpalen-
de kamer slaapt schrik heb aangejaagd, maar harder kon ik niet roepen.
En nu horen we opeens het geloei van de stier: - P a s o p ! p a s o p !
roept die persoon, plaats ze op een rechte lijn met een doortocht in het midden,
waarlangs de stier kan doortrekken! Ik roep en geef die bevelen. Op een oogwenk
liggen allen tegen de grond en wij zien van heel ver de stier woedend aankomen.
Hoewel de meerderheid tegen de grond lag, waren er toch enkelen die wilden blij-
ven rechtstaan om te zien wat die stier was. Er waren er maar weinigen.
Deze persoon zei mij: - Nu zal je zien wat er met diegenen zal gebeuren,
je zult zien wat ze zullen krijgen, omdat ze zich niet willen neerleggen.
Ik wou ze nog verwittigen, roepen, naar hen toe lopen, maar de andere liet
het me niet toe. Ik drong aan dat hij mij bij hen zou laten gaan. Hij antwoordde
mij kortaf: - Ook jij moet gehoorzamen: leg je neer!
Ik lag nog maar juist tegen de grond of een verschrikkelijk en angstwek-
kend geloei liet zich horen. De stier was al dicht bij ons. Allen rilden en
vroegen: - wie weet?... wie weet?...
- "Vrezen jullie niet, op de grond!" schreeuwde ik.
En diezelfde persoon ging voort met te roepen: - Qui se humiliat, exalta-
bitur, et qui se exaltat, humiliabitur... qui se humiliat... qui se humiliat...
Iets vreemds dat ook mij zeer verbaasde, was het feit dat ik, hoewel ik
mijn hoofd tegen de grond hield en bijna volledig met de ogen in het stof lag,
toch zeer goed de dingen zag die rondom mij gebeurden. De stier had zeven horens
bijna in de vorm van een cirkel. Twee stonden er op zijn neus, twee op de plaats
van zijn ogen, twee op de gewone plaats van de horens en één bovenop. Maar dit
was vreemd! Deze horens waren uiterst krachtig, beweeglijk, hij kon ze draaien
waarheen hij wou, zodat hij om iemand neer te stoten en tegen de grond te smak-
ken zich bij het lopen niet naar hier of naar daar moest wenden. Het was ge-
noeg dat hij vooruit liep zonder te zwenken en iedereen die hij ontmoette sloeg
hij neer. De horens op de neus waren langer en hij richtte er werkelijk een ver-
rassende slachting mee aan.
De stier was al dicht bij ons gekomen. Dan riep die andere: Nu zul je het
uitwerksel van de nederigheid zien. En op een enkel ogenblik, o wonder!, werden
we allen in de lucht opgetild, op een aanzienlijke hoogte, zodat het voor de
stier onmogelijk was ons te bereiken. De weinige personen die niet waren gaan
neerliggen, werden niet opgetild. De stier komt aan en verscheurt ze in een

36.7 Page 357

▲back to top
- XII/353 -
enkel ogenblik. Niemand van hen werd gered. Wij die ondertussen in de
lucht opgeheven waren, hadden schrik en zeiden: - I n d i e n wij naar bene-
den vallen, dan zijn wij reddeloos verloren! Wat zijn wij te beklagen! Wat
zal er van ons geworden? Ondertussen zagen wij hoe de woedende stier pro-
beerde ons te bereiken. Hij deed verschrikkelijke sprongen om ons met zijn ho-
rens een steek te kunnen toebrengen, maar hij kon ons niet het minste kwaad
doen. Dan meer dan ooit in woede ontstoken doet hij teken dat hij wil weg-
gaan om gezellen te zoeken, bijna alsof hij zeggen wou: -Dan zal de ene
de andere kunnen helpen, we zullen een ladder vormen... - En aldus habens
iram magnam, ging hij weg.
Dan stonden we weer terug op de grond en die persoon begon te roe-
pen: Laten we ons naar de zuidkant wenden.
Deel II
En kijk, zonder te begrijpen hoe het gebeurde, veranderde het tafe-
reel volledig voor ons. Toen wij ons naar de zuidkant gewend hadden, zagen
wij er het Allerheiligste Sacrament uitgesteld. Vele kaarsen aan beide zij-
den en nu zagen we geen weide meer, maar het scheen of wij ons in een zeer
grote kerk bevonden die mooi versierd was. Terwijl wij ons in aanbidding
voor het Allerheiligste Sacrament bevonden, kwamen er in razende woede vele
stieren aangelopen, allen met vreselijke horens en verschrikkelijk van uit-
zicht. Ze kwamen, maar omdat wij in aanbidding waren voor het Allerheilig-
ste Sacrament, konden ze ons niet het minste kwaad doen. Wij waren onder-
tussen de rozenkrans voor het Allerheiligste Hart van Jezus beginnen bid-
den. Na een tijdje, ik weet niet hoe lang, keken we op en de stieren waren
er niet meer. Toen we ons dan opnieuw naar de kant van het altaar hadden
gekeerd, zagen we dat de lichten waren verdwenen, dat het Sacrament niet
meer uitgesteld was, dat de kerk verdwenen was: maar waar zijn we? We be-
vinden ons in het veld waar we eerst geweest waren.
Jullie begrijpen best dat de stier de vijand is van de zielen, de
duivel, die zeer boos op ons is en ons voortdurend zoekt kwaad te doen. De
zeven horens zijn de zeven hoofdzonden. Wie ons kan behoeden voor de horens
van deze stier, namelijk voor de aanvallen van de duivel, om niet in on-
deugden te vallen, dat is vooral de nederigheid, grondslag en fundament
van de deugd.
Deel III
Wij stonden verstomd en verwonderd te kijken. Niemand sprak een
woord, we wisten niet wat zeggen. Men wachtte tot Don Bosco zou spreken
of tot die andere iets zou zeggen. Die nam mij toen opzij en sprak: Kom,
ik zal je de triomf laten zien van de congregatie van de H. Franciscus van
Sales. Stijg op deze rots en je zult het zien.
Het was een groot rotsblok te midden van deze eindeloze vlakte en ik
klom erop. Wat een eindeloos gezicht strekte zich uit voor mijn ogen! Dit
veld dat ik niet zo ruim zou gedacht hebben, scheen wel heel de aarde te
omvatten. Mensen van alle kleur, in alle klederdracht, van alle naties,
stonden er samen. Ik zag zoveel mensen dat ik niet wist dat de aarde er
zoveel bezat. Ik begon de eerste die voor onze blikken kwamen, te bekij-
ken. Ze waren gekleed zoals wij, Italianen. Ik kende die van de eerste rijen en

36.8 Page 358

▲back to top
- XII/354 -
het waren even zoveel Salesianen die bij de hand groepen van jongens en meisjes
leidden. Dan kwamen er andere, met andere groepen. Dan nog anderen en steeds maar
anderen die ik niet meer kende en niet meer kon onderscheiden, maar ze waren in
een onbeschrijflijk groot aantal. Naar het zuiden toe verschenen voor mijn ogen
Sicilianen, Afrikanen en een eindeloze hoop volk dat ik niet kende. Steeds werden
ze aangevoerd door Salesianen onder wie ik diegenen van de eerste gelederen ken-
de, maar dan niet meer.
- "Draai je om", zei mij die andere. Nu zag ik voor mijn ogen andere vol-
keren eindeloos in aantal, anders gekleed dan wij. Ze droegen bontjassen, een
soort mantels die behaard leken te zijn, allen in een verschillende kleur. Hij
deed mij naar de vier windstreken wenden. Ik zag, onder andere, in het oosten
vrouwen met zo kleine voetjes dat ze er bijna niet konden op staan en bijna niet
konden lopen. Het eigenaardige daarbij was dat men overal Salesianen zag die
scharen jongens en meisjes aanvoerden en bij hen veel volk. In de eerste rijen
herkende ik ze steeds. Wanneer ze dan verder gingen kende ik ze niet meer, niet
eens meer de missionarissen. Hier kan ik vele zaken niet in het lang en het
breed verhalen, want dan zou het te lang duren.
Dan nam degene, die mij tot dan toe geleid had en mij raad had gegeven
weer het woord en voegde er nog bij: - Kijk goed! Thans zal je niet alles be-
grijpen wat ik je zeg, maar let op.
Alles wat je gezien hebt, is de oogst die bereid is voor de Salesianen. Zie je hoe
onmetelijk die oogst is? Dit eindeloos uitgestrekte veld waarop jij je bevindt,
is het veld waarop de Salesianen moeten werken. De Salesianen die je ziet, zijn
de arbeiders van deze wijngaard des Heren. Velen werken er en jij kent ze. De ho-
rizon breidt zich dan uit zover het oog reikt met mensen die jij nog niet kent
en dat betekent dat niet enkel gedurende deze eeuw, maar ook in de volgende
eeuw en in de toekomstige eeuwen de Salesianen op hun eigen veld zullen werken.
Maar weet je tegen welke voorwaarden men ertoe zal komen om uit te voeren wat
je ziet? Ik zal het je zeggen. Kijk, het is noodzakelijk dat je volgende woor-
den zou laten drukken, die als jullie wapenschild, jullie ordewoord, jullie
onderscheidingsteken zullen zijn. Noteer ze goed: De arbeid en de matigheid zul-
len de Salesiaanse Congregatie doen bloeien. Je zal deze woorden laten uitleg-
gen, laten herhalen, er de nadruk laten op leggen. Je zal het handboek laten druk-
ken dat zal uitleggen en goed doen begrijpen dat het werk en de matigheid een na-
latenschap is aan de congregatie. Tegelijkertijd zal het ook haar roem zijn.
Ik antwoordde: - Dat zal ik zeer graag doen, dat ligt helemaal in de lijn
van onze bedoeling en dat beveel ik reeds iedere dag aan. Ik dring erop aan tel-
kens als ik er de gelegenheid toe heb.
- Ben je dan volledig overtuigd? Heb je me dus goed begrepen? Dit is het
nalatenschap. Zeg hun ook duidelijk, dat zolang je zonen hieraan zullen beant-
woorden, ze navolgers zullen hebben in het Zuiden, in het Noorden, in het Oos-
ten en in het Westen. Schei nu uit met de retraite en leid ze naar hun bestem-
ming. Zij zullen als norm dienen en dan zullen de anderen komen.
En nu verschijnen er opnieuw bussen om ons allen naar Turijn terug te
brengen. Ik kijk en kijk maar. Het waren alle bussen sui generis, zo vreemd mo-
gelijk. Onze mensen begonnen in te stijgen, maar nu hadden die bussen geen en-
kele armleuning aan geen van beide kanten en ik vreesde dat de jongens er zou-
den afvallen en ik wilde hen daarom niet laten vertrekken.

36.9 Page 359

▲back to top
- XII/355 -
Maar die persoon zei me: - Laat ze maar gaan, laat ze maar gaan, ze hebben geen
armleuning nodig, als ze maar goed deze woorden opvolgen: Sobrii estote et vi-
gilate. Als zij deze paar woorden goed opvolgen zullen ze er niet afvallen, al
zijn er dan ook geen armleuningen en al rijdt het voertuig snel.
Deel IV
Zij vertrokken dus en ik bleef alleen met die persoon - Kom, voegde hij mij
dadelijk toe, kom. Ik wens je het belangrijkste gedeelte te laten zien. Je zal er
veel uit te leren hebben. Zie je daar dat rijtuig?
- "Ik zie het."
- "Weet je wat dat is? "
- "Ik zie het niet goed."
- "Indien je het goed wil zien, kom dan naderbij. Zie je daar dat aanplak-
biljet? Kom nader, bekijk het. Op dit aanplakbiljet bevindt zich het kenteken,
daardoor zal je het kennen."
Ik nader en zie op dat aanplakbiljet vier dikke spijkers. Ik keer me tot
hem en zeg:
- "Maar ik begrijp er niets van, als U het mij niet uitlegt."
- "Zie je deze vier spijkers niet? Bekijk ze goed. Het zijn de vier spij-
kers die de persoon van onze goddelijke Zaligmaker zo wreed doorboorden en folter-
den."
- "En dan?"
- "Het zijn vier spijkers die de kloostercongregaties folteren. Indien je
deze vier spijkers vermijdt, indien je zorgt dat je congregatie er niet door ge-
folterd wordt, wanneer je ze ver weet te houden, dan zullen de zaken goed gaan en
dan zullen jullie veilig zijn."
- "Maar ik weet er niet meer van dan vroeger, antwoordde ik. "Wat beteke-
nen deze spijkers?"
- "Indien je het beter wenst te weten, bezoek dan wat beter dit rijtuig
dat de spijkers als embleem heeft. Kijk, dit rijtuig heeft vier afdelingen en
elk van hen komt overeen met een spijker."
- "En die afdelingen, wat betekenen ze?"
- "Bekijk de eerste afdeling." Ik kijk en lees het opschrift: Quorum De-
us venter est. Nu begin ik er iets van te begrijpen. Die persoon antwoordde mij:
- "Dit is de eerste spijker die de kloostercongregaties foltert en ze naar hun
verderf brengt. Ook bij jullie zal hij een bloedbad aanrichten als je er niet op
let. Bestrijd hem en je zal merken dat jullie zaken zullen bloeien."
- "Nu komen wij aan de tweede afdeling. Lees het opschrift van de tweede
spijker: Quaerunt quae sua sunt, non quae Jesu Christi. Hier zijn diegenen die
zichzelf of het voordeel voor hun familie zoeken en niet van de Congregatie, die
het erfdeel van Jezus Christus is. Tracht dus goed deze plaag te vermijden en de
Congregatie zal bloeien."
Derde afdeling: ik bekijk het opschrift van de derde spijker en het was:
Aspidis lingua eorum.- Noodlottige spijkers voor de congregatie zijn de moppe-
raars, de fluisteraars. Ze zoeken altijd maar kritiek uit te oefenen, zo maar
lukraak.
Vierde afdeling: Cubiculum otiositatis.- Hier zijn de lediggangers in
groot aantal en wanneer ledigheid wordt ingevoerd dan wordt de communiteit ten

36.10 Page 360

▲back to top
- XII/356 -
gronde gericht. Integendeel zolang er hard gewerkt wordt zal er voor jullie
geen gevaar zijn. Kijk nu nog eens naar iets wat zich hier in dit rijtuig
bevindt en waarop men zeer dikwijls geen acht slaat en ik wens dat je het
met zeer bijzondere aandacht bekijkt. Zie je dat verborgen hoekje dat van
geen enkele afdeling deel uitmaakt, maar zich over allen uitstrekt? Het
is als een halve afdeling of een vernielde afdeling.
"Ik zie het, maar het is alleen maar een samenraapsel van wat
bladeren, hoog opgeschoten gras en daar beneden wat verstrengelde grasgewassen."
"Juist, juist. Dat is het dat ik je zou willen doen bekijken."
"Maar wat kan ik daaruit opmaken?"
"Kijk goed naar het opschrift dat er bijna verborgen op te lezen
staat."
Ik keek goed toe en zag er op geschreven staan: Latet anguis in
herba.
"En wat is dit?'
"Pas op, er zijn zekere personen die zich verborgen houden. Ze
spreken niet. Nooit leggen ze hun hart open voor hun oversten. Ze piekeren
maar steeds over hun geheimen in hun hart. Pas op! latet anguis in herba.
Het zijn echte gesels, een echte pest voor de congregaties. Al zijn zij
slecht, toch zouden zij kunnen verbeterd worden zo zij aan het licht werden
gebracht, maar neen, zij blijven verborgen, wij bemerken er niets van en onder-
tussen wordt het kwaad ernstig, vermenigvuldigt zich het vergift in hun
hart en wanneer zij bekend zijn, dan zal er geen tijd meer zijn om het
kwaad te herstellen dat zij al berokkend hebben. Leer dus goed de zaken
die je ver verwijderd moet houden van je congregatie, houd goed voor ogen
wat je gehoord hebt. Zorg ervoor dat deze zaken worden uitgelegd en op-
nieuw in het lang en het breed worden uitgelegd. Wanneer je het aldus doet,
dan mag je gerust zijn in je congregatie, want dan zullen de zaken de ene
dag nog beter gaan dan de andere."
Toen vroeg ik die persoon, om geen enkele van de zaken te vergeten
die hij mij toevertrouwd had, of hij mij wat tijd wou laten om ze neer te
schrijven.
"Indien je het wil proberen", antwoordde hij mij, "schrijf ze dan
maar op, maar ik vrees dat je de tijd daartoe zal ontbreken en let nu op."
Terwijl hij mij deze zaken zei en ik mij gereed maakte om te
schrijven, scheen het mij toe of ik een verward gerucht hoorde, een grote
beroering rondom mij. Het scheen dat de bodem van dit veld in beweging
kwam. Toen draaide ik me om en ik zag de jongens die kort tevoren ver-
trokken waren, allen vol angst van alle kanten naar mij teruglopen en da-
delijk daarna hoorde ik het geloei van de stier en zag ik de stier zelf
die hen achtervolgde. Toen de stier opnieuw verscheen, was ik zo ver-
schrikt dat ik bij het zicht ervan wakker schoot.
Ik heb jullie deze droom verteld alvorens afscheid te nemen, omdat
ik overtuigd ben in volle waarheid te kunnen zeggen dat het een waardig
besluit is van onze retraite, als wij het voornemen maken om ons te houden aan
onze wapenspreuk: Arbeid en matigheid en als wij ervoor zorgen aan ieder
mens de vier grote spijkers te besparen die de congregaties martelen: de
ondeugd van de gulzigheid, het zoeken van een gemakkelijke levenswijze, de
kritiek en de ledigheid. Hieraan moeten we toevoegen dat iedereen steeds open,

37 Pages 361-370

▲back to top

37.1 Page 361

▲back to top
- XII/357 -
oprecht en vol vertrouwen t.o.v. zijn eigen oversten moet staan. Op deze
manier zullen wij goed doen aan onze zielen en tegelijkertijd zullen we ook
die zielen kunnen redden die de goddelijke Voorzienigheid aan onze zorgen
zal toevertrouwen.
Don Bosco had eraan gedacht en ook beloofd in de loop van zijn ver-
haal op het laatste beter het onderwerp van de matigheid uit te leggen
als hij een aanhangsel van zijn droom zou vertellen. Maar nadien, bij het
overgaan naar het tweede gedeelte van zijn toespraak, dat wij binnenkort
zullen zien, had hij dat vergeten te doen. Gewekt, zoals hij gezegd
heeft, door het opnieuw verschijnen van het woedende dier, wenste hij nog
iets te weten te komen. Dat werd hem gegund zodra hij opnieuw in slaap
was gevallen. Wat hij toen zag, werd door hem later te Chieri verteld. Don
Berto die daarbij aanwezig was, schreef het op en overhandigde het aan Don
Lemoyne die het afschreef als aanvulling van wat al op papier stond.
"
Ik verlangde de uitwerking te kennen van de matigheid en van de
" onmatigheid en met deze gedachte ging ik naar bed. Maar, kijk, pas
" was ik ingeslapen of daar verschijnt weer ons personage en nodigt me
" uit om hem te volgen en de uitwerking van de matigheid te gaan zien.
" Hij bracht me in een lieflijke tuin, vol geneugten en bloemen van
" allerlei soort. Hier bemerkte ik een hoeveelheid van de prachtigste
" rozen, symbool van de naastenliefde, daar een anjer, daar verder seringen,
" hier een lelie, daar een viooltje, daar nog een strobloem, een zonne-
" loem en een eindeloos aantal bloemen die allen het symbool van een
" deugd waren.
"
- Let nu op - zei me de leider. De tuinier verdween en ik
" hoorde een groot gerucht.
"
- Wat is dat? Vanwaar komt dit lawaai?
"
- Draai je om en zie.
"
Ik draaide me om en zag een ongehoord tafereel ik zag een
" vierkante kar getrokken door een zwijn en een pad die enorm dik waren.
"
- Kom nader en zie wat er in de kar ligt.
"
Ik kwam naar voren om de inhoud van de kar te bekijken, Ze
" was gevuld en liep over met de meest walgelijke dieren á raven; slangen,
" schorpioenen, basilisken, slakken, vleermuizen, krokodillen, sala-
" manders. Ik kon aan dit zien geen weerstand bieden en terwijl ik
" vol afgrijzen de blik afwendde wegens de stank van deze walgelijke
" dieren, kreeg ik een schok en ontwaakte. Nog geruime tijd werd ik
" dezelfde reuk gewaar. Mijn geest was nog zo beroerd door de gruwel
" van dit gezicht dat, omdat het mij toescheen dat ik het nog altijd
" voor ogen had, het mij niet meer mogelijk was gedurende die nacht
" nog in te slapen.
Don Lemoyne, die zich uitsluitend bezig hield met deze droom,
dacht er niet aan het tweede deel van het sermoen te schrijven. We vinden
er daarentegen een samenvatting van bij Don Barberis die schrijft als volgt:
"
Als ik nu een bijzondere herinnering zou willen geven voor
" de retraite van dit jaar, dan zou ik het volgende zeggen. Men zoeke
" alle middelen op om de koninklijke deugd te bewaren, de deugd die alle

37.2 Page 362

▲back to top
- XII/358 -
" andere behoedt. Als we die deugd bezitten, dan zal zij nooit alleen
" zijn, maar steeds begeleid door al de andere deugden. En wanneer wij
" haar verliezen, dan hebben we de andere deugden niet of dan zullen
" wij ze weldra verliezen.
"
Beminnen jullie deze deugd, beminnen jullie ze ten zeerste,
" denken jullie eraan dat wij, om ze te bewaren, moeten werken en
" bidden non eicitur nisi in_dedunio et oratione. Ja, gebed en ver-
" sterving in onze blikken, in onze slaap, in ons voedsel en vooral in
" het gebruik van wijn. Voor ons lichaam moeten we geen gemakkelijkhe-
" den zoeken, integendeel, ik zou bijna zeggen dat wij het ontberingen
" moeten opleggen. Er niet te veel om bekommerd zijn tenzij uit nood-
" zaak. Wanneer de gezondheid het vergt, dan wel. Voor het overige moet
" men aan het lichaam het strikt nodige geven en niets meer, vermits
" de Heilige Geest zegt: Corpus hoc quod corrumpitur aggravat animam.
" Is dat waar? Wat deed dan Sint-Paulus? Castigo corpus meum et in
" servitutem redigo, ut spiritui inserviat.
"
Ik beveel dan hier aan wat ik aanbevolen heb in de andere
" retraite, namelijk GEHOORZAAMHEID, GEDULD, VERTROUWEN...
"
De andere zaak is de nederigheid die wij moeten trachten zelf
" te bezitten en in te planten aan onze jongens en bij iedereen, een
" deugd die doorgaans het fundament van het christelijk leven en van
" de volmaaktheid genoemd wordt.
"
Iets wat soms beweerd wordt, maar wat ik niet zou willen dat
" het ooit gebeurt, is dat men de zaken alleen zou doen om genoegen te
" verschaffen aan Don Bosco. Neen, mijn dierbaren, probeer mij niet te
" behagen, maar probeer de Heer te behagen. Beklagenswaardige mensen!
" Welke beloning zou ik jullie kunnen geven, indien jullie alleen zoe-
" ken mij te behagen. Ik zou jullie mijn ellende kunnen geven. Tracht
" te werken met de waarachtige geest om aan de Heer te behagen en wan-
" neer jullie soms een taak wordt toevertrouwd waaraan je een hekel
" hebt, doe ze dan toch maar, doe ze gewillig en denk daarbij dat jul-
" lie aldus de liefde van Onze Heer Jezus Christus en een eeuwige be-
" loning in de hemel zullen verdienen.
"
Jullie bezitten nu allen een afschrift van de Regel. Lees hem,
" bestudeer hem. Hij weze voor jullie als ons wetboek, waaraan wij trach-
" ten ons leven volledig gelijkvormig te maken.
"
In de Regel moeten jullie vooral de vrome oefeningen naleven.
" En als speciale herinnering, wens ik dat jullie alles wat betrekking
" heeft op de oefening van de goede dood goed zouden doen. Ik kan
" jullie de verzekering geven dat wie deze maandelijkse oefening goed
" volbrengt, gerust mag zijn in de zaligheid van zijn ziel en zeker
" dat hij steeds de weg zal bewandelen van zijn eigen roeping. Het zal
" gebeuren bij sommigen dat zij geen dag zullen vinden om zich van ie-
" dere bezigheid te ontdoen, maar dat heeft geen belang. Laat zij dan
" maar doen wat voor hun ambt strikt noodzakelijk is. Er zal echter
" niemand zijn die op die dag geen ruim halfuurtje vrij zal hebben om
" eens goed na te denken over volgende punten: 1° Indien ik op dit
" ogenblik zou sterven, zou ik dan geen verwarde zaken meer in mijn
" ziel hebben? 2° Welke zijn gedurende deze maand mijn voornaamste
" gebreken geweest? 3° Wanneer ik de vergelijking maak tussen deze
" maand en de vorige, in welke maand ging het dan best? 4° Indien ik
" thans zou sterven, zou ik dan in mijn beheer of in mijn ambten geen
" ingewikkelde zaken nalaten? Zou ik mijn oversten niet in moeilijk-

37.3 Page 363

▲back to top
- XII/359 -
" heden laten ten aanzien van wat ik bezit? En in het materieel beheer
" dat mij aangaat? - Wanneer wij die beschouwingen maken, dan moeten
" wij er werkelijk voor zorgen alles wat wij nog niet in orde hebben,
" in orde te brengen.
"
Nog één gedachte aangaande de twijfel die iemand zou kunnen heb-
" ben over zijn roeping. Zou ik wel geroepen zijn om in deze Congre-
" gatie te blijven? Ben ik er zeker van dat het leven dat ik omhelsd
" heb, het leven is dat de Heer van mij vraagt?
"
Op de eerste plaats zeg ik jullie, en houden jullie dat goed
" voor ogen, dat ik nooit iemand aanvaard heb van wie ik niet zeker
" was, dat hij door de Heer was geroepen.
"
Denken jullie dan ook aan het volgende: ik ben van mening
" dat het feit dat jullie allen naar hier gekomen zijn om bijeen te
" komen te Lanzo, de ene van deze streek, de andere van gene streek waar-
" bij de ene hinderpalen van die soort, de andere hinderpalen van
" een andere soort heeft moeten overwinnen, het feit dat jullie je
" bezigheden hebben in de steek gelaten en de bijzondere gelegenheid
" dat jullie zich op dit ogenblik hier bevinden, dat alleen al meen
" ik een voornaam teken te zijn dat God jullie roept om deze staat te om-
" helzen. En op dit ogenblik vrees ik niet te zeggen dat jullie alle-
" maal, zovelen als jullie zijn, dat jullie allen door de Heer geroe-
" pen zijn. Er ontbreekt enkel nog maar aan dat jullie hieraan zou-
" den beantwoorden door van ganser harte de regel te gaan naleven.
" Zeer zeker zal ik aan iedereen antwoorden wat de goddelijke Zalig-
" maker antwoordde aan die andere persoon: Si vis ad vitam ingredi,
" serva mandata... Hoc fac et vives. (Lucas, X, 28)
"
... Hoc fac et vives. Leef de regel na. En het andere dan?
" Doe dat en je zal leven. Weten jullie op welk ogenblik de roeping twij-
" felachtig begint te worden? Ze zal in jullie beginnen twijfel-
" achtig te worden, wanneer jullie zullen beginnen met de regel te over-
" treden. Dan ja, dan zal er twijfel ontstaan en indien men voort-
" gaat met die overtredingen, dan bestaat er ernstig gevaar de roe-
" ping te verliezen.
"
Jullie mogen dus vertrouwen hebben en stipt onze regel onder-
" houden. Moge dit de herinnering zijn die als een zegel op al de an-
" dere herinneringen geslagen wordt, op de herinneringen die de flinke
" predikant jullie de ene na de andere gesuggereerd heeft, als een ze-
" gel tenslotte op alles wat uw vroomheid jullie suggereerde gedurende
" de overwegingen, gedurende het gewetensonderzoek en bij het ontvan-
" gen van de Heilige Communie. Het weze ook een zegel op wat ik jullie
" deze conferentie heb gesuggereerd en leven jullie gelukkig!
De tweede reeks van retraites werd door een tragisch ongeluk
getroffen. Terwijl in de kapel van het college de retraitanten aan de lip-
pen hingen van Don Boscowas de kapelaan van de parochie, de theoloog Fede-
rico Albert, een geleerde priester, een ondernemende man, een kunstenaar en
een heilige, ermee bezig de laatste penseeltrekken te geven aan een schil-
derij tegen het gewelf van een kerkje dat gebouwd was ten dienste van zijn land-
bouwerskolonie en voor het Oratorio van zon- en feestdagen. Zijn voet gleed
uit, hij viel van een hoogte van circa acht meter, sloeg met gans het
lichaam en vooral met het hoofd op een stapel dikke stenen en bleef daar
bewusteloos liggen. Die morgen had hij juist een maand gevast en had hij
opgewekt aan Don Lemoyne gezegd dat hij een grote genade verwachtte.

37.4 Page 364

▲back to top
- XII/360 -
De eerste gedachte van wie hem zag vallen was naar het college
te lopen om Don Bosco, intieme en oude vriend van de kapelaan, te roepen.
Maar omdat Don Bosco nog aan het prediken was, liepen Don Rua en Don Le-
moyne ter plaatse. De geneesheren van het dorp lieten hem naar het huis
van de kanunniken vervoeren en verleenden hem de eerste zorgen. Ook kwam
de befaamde dokter Bruno,(1) telegrafisch uit Turijn ontboden, maar de
wetenschap bleek hier onmachtig te zijn. Hij leefde nog twee dagen, zonder
een enkel woord te zeggen, zonder ook maar de geringste beweging te maken,
zonder taal of teken van erkenning voor zovele mensen die zich haastten
om hem te bezoeken. Wanneer echter Don Bosco hem naderde, merkten alle om-
standers twee dingen op: zolang Don Bosco tot hem sprak, hield de zieke op
met reutelen en zodra hij zweeg, liet hij een lange zucht ontsnappen. Toen
Don Bosco hem bij de hand had genomen, scheen hij een inspanning te doen
om ze te drukken zonder er echter in te slagen. De twee heiligen hielden
misschien een stilzwijgend gesprek over het paradijs op de drempel van de dood.
Er kwamen vele pastoors en andere priesters toegelopen die wanneer ze hem
in die toestand zagen, in tranen uitbarstten. Velen bezochten Don Bosco in het
college en alsof ze het met elkaar afgesproken hadden, herhaalden ze hem: - Men-
selijkerwijze gesproken bestaat er geen hoop op genezing, maar U moet hem
aan de Madonna aanbevelen. Indien U bidt, zal hij herstellen. Don Bosco,
die meer dan iedereen verdriet had over het aanstaande verlies, antwoordde:
- Indien men menselijkerwijze gesproken in een geval mag zeggen dat het nodig is
dat de Madonna een mirakel doet, dan is dit zulk een geval. Maar wat kun-
nen wij eraan doen! Wij moeten ons onderwerpen aan de wil van de Heer. -
Nooit sprak hij een woord van hoop uit tegenover wie dan ook.
In huis zegde hij: - Indien er iemand is die spijt heeft over dit ver-
lies, dan ben ik het, want niemand heeft zoals ik zijn christelijke lief-
de ervaren. Er was niets dat hij voor ons kon doen of hij deed het op
staande voet en graag. Wanneer wij hier te Lanzo moeilijkheden hadden, dan
namen wij steeds onze toevlucht tot hem. Het is meermaals voorgevallen dat wij
geen predikant hadden daags voor een retraite en wanneer hij uitgenodigd
werd predikte hij gewillig en met veel ijver. Hij heeft ons ook geldelijk
geholpen, vooraleer hij zijn tehuis begon. Ook van mijnentwege herinner
ik mij niet dat de kapelaan iets van ons verlangd heeft zonder dat hij het
bekomen heeft. Dat wij het college van Lanzo aanvaard hebben, is grotendeels
zijn ve rd ie n s t e . T h an s wa re n zi jn b et ra ch t i ng en s p e c i aa l ge ri c h t op
het Oratorio voor zon- en feestdagen, iets wat wij ook ten zeerste
wensten. Er was zelfs al iemand van onze priesters aangewezen om het te
leiden, er te prediken en catechismusles te geven, Juist nu hij gedaan
had met het gewelf te schilderen van de kapel, wat hij zo zeer gewenst
had, oordeelt de Heer het ogenblik gekomen om hem de kroon te verlenen.
Voor Lanzo en voor ons is dit zeker een uiterst pijnlijk verlies.
Toen was het dat Don Bosco vertelde op welke wijze ze zovele jaren
tevoren met elkaar kennis hadden aangeknoopt. In 1844, op zeer ernstige ogen-
blikken voor het Oratorium kwam hem op een zondag een jonge priester tegemoet,
(1) Lorenzo Bruno van Murazzano (Cuneo) chirurg, stichter van de Colonie Alpine (Alpijnse
koloniër) voor arme en ziekelijke kinderen (1831-1890).

37.5 Page 365

▲back to top
- XII/361 -
tegemoet, die na de gebruikelijke begroeting hem zei
- "Ik hoor dat U een priester nodig hebt om U te helpen bij het
geven van catechismuslessen en om van die knapen brave jongens te maken.
Indien U meent dat ik voor iets bekwaam ben, hier ben ik, ik zal U graag
ten dienste staan."
- "Hoe heet U?"
- "Ik ben de theoloog Albert."
- "Hebt U reeds gepredikt?"
- "Ja, enige keren, maar indien het nodig is, zal ik mij erop voor-
bereiden. En indien het niet nodig is om te prediken, dan zult U wel
iemand nodig hebben om catechismusles te geven, om te schrijven, af te schrij-
ven...
- "Hebt U reeds een retraite geleid?"
- "Nog niet, maar indien U mij wat tijd daartoe geeft, zal ik er mij
op toeleggen."
- "Goed. Ik heb hier jongens, ziet U. Enigen verblijven reeds bij
mij en anderen zouden nog kunnen komen en het schijnt mij toe dat het zeer
goed zou zijn voor hen een retraite te houden. Bereid U er op voor tegen
die en die dag en dan zullen we zien."
Hij kwam. Don Bosco verzamelde een twintigtal jongens en dat werd
dan de eerste retraite die er in het Oratorio gehouden werd. Sindsdien
bleven Don Bosco en de theoloog steeds met elkaar in betrekking.
Hij stierf in de vroege morgen van de 30ste. Hij was zesenvijftig
jaar oud. Sterk als hij was, zou hij wel een hoge leeftijd kunnen bereikt
hebben. Hij leidde een leven van versterving, van ijver en van arbeid. In
zijn aangelegenheden ging hij gewoonlijk met voorzichtigheid en waakzaam-
heid te werk. Hij stichtte een tehuis voor arme meisjes en restaureerde en
verfraaide de parochiekerk, twee werken die met zijn gedachtenis verbonden
blijven. In het aartsbisdom muntte hij uit als één van de aanzienlijkste predi-
kanten. Zijn lijk werd opgebaard in het tehuis van de Dochters van Sint-Vincen-
tius, door hem gesticht. Don Bosco liet de komst van de jonge geestelijken en
de priesters die zich naar Lanzo moesten begeven voor de derde retraite,
vervroegen om aan zijn uitvaart te kunnen deelnemen.
De derde retraite, van 1 tot 7 oktober werd gepredikt door pa-
ter Bruno, van de Paters van Sint-Philippus Neri van het Oratorio van Tu-
rijn, een groot zielenherder. Alleen priesters en oudere clerici namen er-
aan deel. De berichten hierover zijn heel wat schaarser dan die over de
vorige retraites en indien op het einde geen droom verhaald werd, dan zou-
den we het hier moeten bij laten. Van overal moeten wij de gegevens ervan
verzamelen, omdat ons het verhaal niet is meegedeeld in de gewone gesproken
vorm. In de gedenkschriften van die tijd vinden we het verhaal aangeduid
onder de titel "De druifluis".(1)
Het scheen Don Bosco toe dat hij zich in een ruime zaal bevond in de wijk
(1) In Italië werd de druifluis eerst ontdekt in 1879, maar in Frankrijk begon de plaag al
eerder en ook bij ons werd er veel over gesproken, hoewel met vele onjuistheden omdat men haar
nog niet goed kende.

37.6 Page 366

▲back to top
- XII/362 -
S. Salvario te Turijn. Kloosterlingen en kloosterzusters in groot aantal,
behorende tot verschillende orden en congregaties, waren daar verzameld.
Toen Don Bosco binnenkwam, vestigden alle blikken zich op hem, alsof hij
door allen verwacht werd.
Temidden van hen zag hij een man met een vreemd uiterlijk, wiens
hoofd omzwachteld was met een wit verband terwijl zijn lichaam gewikkeld
was in een soort laken dat hem tot mantel diende. Don Bosco wou weten
wie die man met het vreemde hoofd was en hem werd geantwoord dat dit
vreemde hoofd hijzelf was, Don Bosco... Misschien stelde hij Don Bosco
voor die aan het dromen was.
Hij kwam dus vooruit midden deze menigte van kloosterlingen, die
rondom gingen staan, in een brede kring, terwijl ze hem glimlachend beke-
ken, maar niemand zei een woord. Hij bekeek hen, verrast, maar allen gin-
gen ermee voort hem lachend te bezien zonder iets te zeggen. Eindelijk
ve rbrak hij het stilzwijgen en zei:
"Waarom lachen jullie zo? Het schijnt dat jullie met mij de spot
willen drijven!"
"Met jou de spot drijven? Je vergist je. Wij lachen omdat wij de
reden hebben geraden die je hier gebracht heeft."
"Hoe kunnen jullie dat raden, wanneer ikzelf niet zou kunnen
zeggen waarom ik hier gekomen ben? Ik geef jullie de verzekering dat jul-
lie gelach mij verrast."
"De reden die je hier heeft gebracht", zeiden de kloosterlin-
gen, "is deze: jij hebt een retraite gegeven aan uw jonge geestelijken te
Lanzo."
"En dan?"
"Nu kom je zoeken wat je hun zal zeggen in het sluitingssermoen."
- "Het weze dan maar zoals jullie zeggen. Suggereren jullie mij dan
maar wat ik moet zeggen, welke aanwijzing kan helpen om de congregatie van de H.
Franciscus van Sales steeds meer tot grotere bloei te brengen. Ik zal er
jullie dankbaar voor zijn".
"Wij suggereren je één enkele zaak: zeg aan je zonen dat ze moeten
oppassen voor de druifluis".
"De druifluis?! Wat komt die hier bij te pas?"
"Indien jij de druifluis ver verwijderd houdt van je congregatie,
dan zal ze een lang leven hebben en zeer veel goed doen aan de zielen."
"Maar ik begrijp jullie niet."
"Hoe nu, begrijp je dat niet? De druifluis is de gesel die zovele
kloosterorden verwoest heeft en de oorzaak is dat zovelen thans hun hoog-
ste doel niet meer bereiken."
- "Deze aanwijzing is nutteloos, indien jullie het mij niet beter
uitleggen. Ik begrijp er niets van."
- "Dan was het de moeite niet waard zoveel godgeleerdheid te be-
studeren."
"Wat er ook van moge zijn, het schijnt me toe dat ik mijn plicht
heb gedaan, maar in de traktaten over godgeleerdheid heb ik nooit gevonden

37.7 Page 367

▲back to top
- XII/363-
dat er over de druifluis gesproken werd."
"En toch wordt erover gesproken. Je moet dit woord tot zijn zede-
lijke en geestelijke betekenis herleiden."
- "In de woordafleiding van druifluis zie ik niet eens een verre
betekenis die zou kunnen herleid worden tot een geestelijke zin."
"Vermits jij niet bekwaam bent het geheim te verklaren, daarom komt
hier iemand die jou de verklaringen ervan zal geven."
Toen bemerkte Don Bosco een zekere beweging in de massa om aan ie-
mand vrije doortocht te verlenen en toen zag hij een nieuw personage op
hem toekomen. Hij bekeek hem goed, maar het scheen hem toe dat hij hem nog
nooit gezien had, hoewel hij door zijn ongedwongen wijze van doen aantoonde
dat hij een oude kennis van hem was. Pas was hij tot bij hem of Don
Bosco zei hem:
- "U komt juist van pas om mij te helpen uit een moeilijkheid waar-
in deze heren mij gebracht hebben. Zij beweren dat de druifluis dreigt de
kloosterhuizen te vernietigen en zij zouden willen dat ik de druifluis als
thema neem voor het sluiten van onze retraite."
"En weet Don Bosco, die meent zo wijs te zijn, die zaken dan niet?
Het staat vast dat indien jij uit al je macht deze druifluis bestrijdt
en aan je zonen leert hoe men ze naar behoren moet bekampen, je Sociëteit
zeker zal bloeien. Weet jij wat de druifluis is?"
"Ik weet dat het een ziekte is die de planten aantast en ze ver-
nielt door ze te doen verkwijnen."
"En waaruit komt deze ziekte voort?"
"Zij vindt haar oorsprong in een ontelbare massa kleine diertjes
die bezit nemen van een plant."
"Hoe doet men het om de planten die in de buurt staan van de ver-
nieling te redden?"
"Kijk, dat versta ik niet meer."
"Luister goed naar wat ik je zeggen zal. De druifluis begint te ver-
schijnen op een enkele plant en het duurt niet lang of al de planten die
in de buurt staan, worden erdoor aangetast, ook wanneer zij op een zekere
afstand staan. Wanneer nu in een wijngaard, in een boomgaard, in een
tuin de ziekte verschijnt, dan verspreidt de besmetting zich snel en de
mooie vruchten waarop men gehoopt had, worden vernield. Weet jij op wel-
ke manier de kwaal zich verspreid? Niet door aanraking vermits de afstand
dit belet, niet omdat de diertjes zich op de grond laten zakken en naar
de andere planten overlopen. De ervaring bewijst het. Het is de wind die
deze plaag optilt en ze over de takken van de planten die nog gezond zijn,
verspreidt. En deze grote ramp gebeurt zeer snel. Welnu, weet dan dat de
wind van de kritiek de druifluis van de ongehoorzaamheid ver meedraagt. Snap
je het?"
"Ik begin het te begrijpen."
Gedreven door de wind, verwekt deze druifluis een onberekenbare
schade. In de meest bloeiende huizen doet zij eerst de wederzijdse naas-
tenliefde verslappen, daarna de ijver voor het heil van de zielen, dan
verwekt ze een algemene luiheid, dan ontneemt ze alle andere kloosterdeugden
en uiteindelijk maakt de ergernis ze tot een voorwerp van afkeuring vanwege God

37.8 Page 368

▲back to top
- XII/364 -
en vanwege de mensen. Het is niet nodig dat deze verdorven mensen van het
ene college naar het andere worden overgeplaatst. Het volstaat dat die wind
van ver waait. Je mag er jezelf van overtuigen dat dit de oorzaak was van
de ondergang van zekere kloosterorden."
"Je hebt gelijk. Ik erken de waarheid van wat je zegt. Maar hoe dit
grote ongeluk verhelpen?"
"Halve maatregelen zijn onvoldoende, het is nodig zijn toevlucht
tot de uiterste maatregelen te nemen. Om de stoffelijke druifluis in
te dijken, probeert men de besmette planten met zwavel te besproeien,
neemt men zijn toevlucht tot kalkwater, worden er nog andere hulpmiddelen
uitgedacht, maar dat alles helpt niets omdat vanuit één enkele plant de
druifluis op één enkel ogenblik de ganse wijngaard vernielt. Daarna ver-
spreidt zij zich van een wijngaard naar de naburige wijngaarden en van deze
naar andere, zodat ze vanuit één streek zich over gans de provincie ver-
spreidt en van daar over gans het land en zo verder. Wil je dan het enige
middel kennen om de kwaal vanaf het begin doeltreffend de pas af te snij-
den? Zodra de druifluis verschijnt op een plant, moet men de plant zorgvuldig
afsnijden, ook de wijnstokken afkappen die er rondom staan en alles in het
vuur werpen. Indien de ganse wijngaard besmet is, moet men alle planten
afkappen en alles tot as verbranden om de naburige wijngaarden te redden.
Alleen het vuur verdelgt een dergelijke ziekte. Wanneer het daarom blijkt
dat in een huis de druifluis verschijnt van het verzet tegen de wil van de
oversten, de hoogmoedige veronachtzaming van de regel, het misprijzen van
de verplichtingen van het leven in gemeenschap, draal dan niet, maar breek
dat huis af tot op zijn fundament, werpt zijn leden weg zonder je te laten
overmeesteren door een noodlottige verdraagzaamheid. Zoals met het huis,
zo zal je het ook met de persoon doen. Soms zal het je toeschijnen dat een
afzonderlijke persoon genezen kan en dat hij terug op het goede pad kan
worden gebracht, ofwel zal je er spijt van hebben wegens de genegenheid die
je hem toedraagt of eveneens omwille van zijn speciale begaafdheid of we-
tenschap die volgens U tot luister van de Congregatie moet bijdragen. Laat
je niet door dergelijke overwegingen leiden. Personen van dat slag veran-
deren moeilijk hun gewoonten. Ik zeg niet dat hun bekering onmogelijk is,
maar ik houd vol dat dit zelden gebeurt en wel zo zelden dat deze waar-
schijnlijkheid niet voldoende is om een overste tot een milder oordeel te
stemmen. Sommigen, zal men zeggen, zullen het nog erger maken in de wereld.
Dat weze voor hun rekening, zij zullen al het gewicht te dragen hebben
voor hun gedrag, maar je congregatie zal er niet onder te lijden hebben."
- "En indien men ze werkelijk, door ze in de Sociëteit te behouden,
door verdraagzaamheid tot het goede kon brengen?"
- "Deze veronderstelling houdt geen steek. Het is beter één van deze hoog-
moedigen weg te zenden dan ze te behouden met de twijfel dat hij zou kunnen
voortgaan met onkruid te zaaien in de wijngaard des Heren. Onthoud goed
deze grondstelling, breng het beslist in praktijk telkens als het nodig
is, maak er het onderwerp van voor een conferentie voor je directeurs en
deze stof weze ook het thema voor het sluiten van je retraite."
- "Ja, dat zal ik doen. Dank je voor je aanwijzingen. Maar zeg me
nu eens, wie ben jij?"
- "Ken je me dan niet meer? Herinner jij je niet hoe dikwijls wij
elkaar gezien hebben?"

37.9 Page 369

▲back to top
- XII/365 -
Terwijl de onbekende dit zei, waren al de omstanders aan het glim-
lachen. Toen werd er gebeld voor het opstaan en Don Bosco ontwaakte. Hij
voegde eraan toe dat deze droom drie achtereenvolgende nachten aanhield en
deze bijzonderheid ontneemt alle grond aan de twijfel dat het verhaal een
soort gelijkenis zou geweest zijn, door hem uitgedacht om zijn idee met wat
fantasie in te kleden. De zaak van het "vreemde hoofd" verschafte hem het ver-
trekpunt, waardoor hij, volgens zijn gewoonte, zich in het begin wou ver-
nederen om uit de geest van de toehoorders de indruk te weren dat het hier
ging om buitengewoon charismata. In de meeste van zijn dromen ontmoette
Don Bosco een personage dat voor hem de functie vervulde van een gids en
van een vertolker.

37.10 Page 370

▲back to top
- XII/366 -
H O O F D S T U K XVII
VOORGENOMEN EN VERWEZENLIJKTE STICHTINGEN
Ook de stichtingen die eenvoudig werden voorgenomen en die nooit of niet zo
vlug werden verwezenlijkt, verdienen een plaats in deze bladzijden en dit om een
dubbele reden. Zij zijn even zoveel bewijzen van het vertrouwen dat, ondanks de
ongunstige tijden, de naam van Don Bosco inboezemde aan ijverige geestelijken en
aan leken die erop bedacht waren maatregelen te treffen voor de christelijke op-
voeding van de jeugd. En dan deed of zegde Don Bosco in de loop van de afgebroken
of onderbroken onderhandelingen noodzakelijkerwijze zaken, die de geschiedenis met
volle recht mag en ook moet verzamelen als een nuttige bijdrage voor de volledige
kennis van de mens en van de heilige.
Vanuit Chiavari stelde kanunnik Giuseppe Guerello aan Don Bosco voor de
leiding en de uitbreiding op zich te nemen van zijn tehuis en wezenhuis voor jon-
gens. Ter ondersteuning van deze aanvraag bood de rector van het seminarie, Don
Stefano Rumi (1) zijn goede diensten aan.
Deze vroeg in zijn brief wat Don Bosco zou vragen voor het onderhoud van
de zijnen. Op het blad leest men deze eigenhandige aantekening van Don Bosco als
antwoord: "Niets meer dan om als een arme mens te kunnen leven." Maar het plan
steunde, mag men wel zeggen, enkel op een reeks mogelijkheden: 1° men hoopte van
het stadsbestuur, na voorafgaand akkoord met de kerkelijke overheid, een klooster
van de Kapucijnen, dat toen leeg stond, te zullen bekomen; 2° men hoopte dat de
Kapucijnen hun rechten niet zouden doen gelden; 3° men hoopte dat een plaatselijk
economisch vennootschap het werk zou bevorderd en gesteund hebben en 4° men hoop-
te dat particulieren financieel zouden bijgedragen hebben. Don Bosco geloofde
nochtans dat het opportuun was de onderhandelingen niet af te breken, omdat hij
goed wou doen aan de stad. Daarom liet hij antwoorden dat de Salesianen zeer graag
naar Chiavari zouden komen, maar dat, indien men verlangde dat de onderhandelin-
gen zouden voortgezet worden, twee hinderpalen volstrekt moesten uit de weg worden
geruimd, namelijk, de Salesianen zouden nooit een huis bewonen dat aan een kloos-
terorde behoorde en ze zouden nooit voorwaarden aanvaarden, die onverenigbaar waren
met de autonomie die een kloostercorporatie toekwam. De briefwisseling werd trou-
wens voortgezet Don Cerruti, directeur van het college van Alassio, bezocht het
kleine tehuis van de brave kanunnik, maar iets concreets kwam er niet van te-
(1) Brieven van beiden aan Don Bosco op 9 juni 1876.

38 Pages 371-380

▲back to top

38.1 Page 371

▲back to top
- XII/367 -
recht. De besprekingen, gedurende bijna drie jaar geschorst, werden hervat en
sleepten aan van 1879 tot 1884. Toen nu de voornaamste spelers van het toneel wa-
ren verdwenen, verviel alles in de vergetelheid. In 1895 zal de bisschop van Chia-
vari proberen van Don Rua een ander soort jeugdwerk te bekomen, maar er ontstonden
nooit goede voorwaarden die tot een overeenkomst leidden. Wanneer men een uitzonde-
ring maakt voor de goede wil van beide partijen, blijven er van heel die lang
aanslepende wederwaardigheden geen sporen over. Ook op vandaag is er te Chiavari
geen enkel Salesiaans werk.
Vanuit Bologna kwam er in het begin van de maand juni een voorstel van mar-
kies Prospero Bevilacqua. Deze zeer katholieke edelman was een maand voor-
dien uit Bologna naar Turijn gekomen voor de jaarlijkse samenkomst van de hoge raad
van de Conferenties van Sint-Vincentius. Hij had het toen reeds bekende Oratorio
bezocht op een zondag gedurende de vespers. Het ontroerde hem geweldig en als ge-
volg zette hij aan Don Bosco in een brief zijn idee uiteen. "Het is een feit",
schreef hij, "dat men overal meer zorg draagt voor de opvoeding van de meisjes dan
voor die van de jongens. Alleen Turijn is daarbij een uitzondering, juist door
het bestaan van het weldadigheidsinstituut dat door U bestuurd wordt - ik heb
het over de arme volksklasse. - Ook in onze stad zijn de instituten voor de op-
voeding van de jongens gering in aantal en ik geloof werkelijk dat ze in de
praktijk, zowel om ze te stichten als om ze te leiden en ze in leven te hou-
den, grotere moeilijkheden opleveren dan de instituten die voor meisjes gesticht
worden. Dit alles komt erop neer dat Bologna zich in de noodzakelijkheid bevindt
om een instituut voor jongens te bezitten dat in deze nood voorziet." Hij besloot
dan ook met te vragen in welke voorwaarden Don Bosco een huis in dien aard te Bo-
logna zou kunnen openen.
Voor een salesiaanse stichting te Bologna en te Modessa interesseerde zich
ook markiezin Zambeccari. Aan haar kant verplichtte ze zich voor ieder college een
jaarlijkse rente te betalen van dertigduizend lire, terwijl ze borg stond voor een
krachtige ondersteuning, niet enkel van de markies Bevilacqua, maar ook van andere
heren uit Bologna.
Don Bosco oordeelde dat de twee voorstellen geschikt waren, zowel we-
gens de mogelijkheid goed te kunnen doen in deze twee zeer belangrijke cen-
tra, als door het feit dat de aangeboden geldelijke hulp toereikend was, daar het
bekend was dat hij de materiële middelen niet bezat die onontbeerlijk waren om de
zielen te helpen. We zullen er nog aan toevoegen dat hij er een derde voordeel in
zag. De markiezin gaf er inderdaad de voorkeur aan dat alles bedekt zou gebeu-
ren, zodat het niet zou uitkomen dat zij de Salesianen geroepen had. Dit liet aan
Don Bosco meer vrijheid van actie. Don Bosco was er voortdurend mee begaan zijn
werken in die zin op te richten dat er geen hinderpalen, van welke aard dan ook,
zouden ontstaan. Dus geen zedelijke rechtspersoonlijkheden, geen administratieve
commissies, geen inmenging van private personen, zelfs niet van weldoeners. Hij
schetste dan ook het antwoord in drie punten: 1° geen moeilijkheden om aan te
nemen; 2° het was zijn bedoeling te beginnen met het Oratorio voor zon- en
feestdagen, dat dan stilaan ook scholen en tehuizen zou doen ontstaan; 3° wat de
bestaansmiddelen betreft, moest men enkel zorgen voor wat nodig was om ervan
te leven. Maar Don Bosco zag met zijn sterfelijke ogen geen van beide werken. Zo-
wel te Bologna als te Modena zetten zijn zonen slechts hun voet na de dood van hun
Vader.

38.2 Page 372

▲back to top
- XII/368 -
Vanuit Saluzzo kwam de bisschop persoonlijk naar het Oratorium om
aan Don Bosco het instituut Gianotti, dat in deze stad bestond, aan te bie-
den. Tussen hen was er al een briefwisseling over deze aangelegenheid ge-
voerd. In de loop van hun gesprek stelden zij er zich over akkoord dat
Don Bosco een schema voor een overeenkomst zou opstellen, die dan als ba-
sis zou dienen voor een verdere verstandhouding. Wanneer Don Bosco voor het ka-
pittel de artikels van de overeenkomsten en van de voorwaarden voorlas, bewonder-
den de oversten er de voorzichtige scherpzinnigheid van. Op het eerste ge-
zicht zou men gezegd hebben dat men alleen bedacht was op de belangen van
de personen die op dat ogenblik de leiding van het instituut hadden, maar,
wanneer men de bewoordingen goed overwoog, bemerkte men de fijnheid van
Don Bosco bij het inlassen van zekere korte tussenzinnen die men gemak-
kelijk niet bemerkte bij een eenvoudige lezing, maar die voor de Salesianen een
waarborg ware n te gen gebeurli jk e ve rr ass in ge n. H et schi jn t dat door de
schuld van het stadsbestuur de plannen van de bisschop alleen op papier
bleven bestaan.
Ook te San Remo, de lieflijke stad aan de riviera van West-Ligu-
rië, was er iemand die aan Don Bosco dacht. In juli had Don Giulio Barberis,
novicemeester, zich daarheen begeven om aanwezig te zijn bij de profes-
sie van een tante van hem die kloosterzuster was bij de Zusters van
de Visitatie. Deze zusters hadden als geestelijk directeur de priester Don
Luca Calvi, vroeger gezel van Don Bosco in het Convict van Turijn. Deze
omstandigheid leidde ertoe dat Don Barberis met hem meer gemeenzaam werd.
Don Calvi deed er zijn beklag over dat in gans Ligurië, met uitzonde-
ring van S. Pier d' Arena, geen enkel huis bestond, waar de verlaten jon-
gens konden opgenomen worden. Hij zei dat Don Bosco er zeer goed zou aan
gedaan hebben er één te openen te San Remo, vooral omdat de protestanten
er terrein wonnen en het geloof van de bevolking bedreigden. Een salesi-
aans huis met een Oratorio voor zon- en feestdagen zou een wal kunnen op-
werpen tegen het binnenstromen van de ketterij.
Voor dit laatste argument was Don Bosco altijd uiterst gevoelig.
Don Barberis zette hem uiteen wat hij van Don Calvi vernomen had. Schrijf
hem dadelijk, antwoordde Don Bosco, dat ik mij voorstel een huis te San
Remo te openen. Dat hij mij een plaats uitzoekt, eens rondkijkt of daar
een gebouw te huren of te verkopen is dat aan ons doel beantwoordt en
mij het resultaat meedeelt van zijn opzoekingen. Dan zal ik dadelijk ko-
men om het na te zien of om de hand aan het werk te slaan. Enkele dagen
later antwoordde Don Calvi dat hij een huis gevonden had, dat een honderd-
tal jongens kon bevatten en dat de eigenares een huurgeld vroeg van drie-
duizend lire. Tegelijkertijd was er een heer die lid was van de conferen-
tie van Sint-Vincentius de 'Paoli, maar die niets wist van de onderhande-
lingen van Don Bosco. Hij drong bij Don Bosco aan om te San Remo een huis
voor vakjongens te komen stichten. Don Bosco voelde er zich door aange-
trokken, ook omdat hij hoopte door bemiddeling van de Engelsen, die daar
talrijk waren, zich gemakkelijk in betrekking te kunnen stellen met hun
eiland om er goed te kunnen doen. Maar de feiten waren zijn goede inzichten
niet gunstig. Ook een ander begin van verwezenlijking dat zich in 1912 aftekende,
draaide op niets uit.
Sinds geruime tijd probeerde Don Bosco een voet te zetten te Rome.
Naarmate de congregatie vooruitgang maakte, werd dit een noodzakelijkheid,
omdat er zovele zaken moesten afgehandeld worden met de hoogste gezagdra-
gers van Kerk en Staat. Kardinalen en patriciërs moedigden hem aan om er een
residentie te vestigen. In de maand september werd hem een hartelijk voorstel ge-

38.3 Page 373

▲back to top
- XII/369 -
daan. Op de rechteroever van de Tiber, in de nabijheid van de Garibaldibrug, daar
waar thans het prachtig gerestaureerde kasteel van de Anguillara oprijst, was
de historische residentie van deze hoogadellijke en in vroegere tijden
machtige familie vervallen tot de nederige staat van gebouw voor pakhui-
zen. Nu kwam er een ogenblik waarop het ruime gebouw scheen te kunnen die-
nen voor het doel dat Don Bosco wilde. Het was een dubbel doel. Hij wou er
enkele honderden jongens, leerlingen en vakjongens, in opnemen en er een
studiehuis van maken voor zijn jonge geestelijken. De brave Monseigneur
Fratejacci nam de toegeworpen bal in de vlucht op, ging er over praten, was
in de weer, schreef erover, liep met zijn vurige fantasie overal heen, waar
zijn grote genegenheid voor Don Bosco hem ook bracht. Het plan om dit voor-
stel te doen was bij hem opgekomen, omdat hij had horen zeggen, dat Pius
IX aan Don Bosco de kerk wou schenken van de heilige Bonosa daar vlakbij,
één van de meest historische en oudste kerken van Trastevere, die ech-
ter enkele jaren nadien werd afgebroken. Maar Don Bosco, die niet gewoon
was de zaken met overhaasting te doen, nam tijd om de zaak te bestude-
ren. Toen hij in de maand november naar Rome gegaan was, had hij geen
tijd om zich met deze zaak bezig te houden, ofwel omdat hij er maar een
zeer korte tijd vertoefde, ofwel omdat hij andere, meer dringende zaken te
regelen had. Daardoor kwam het dat de eigenaar van het onroerend goed,
het talmen moe, zich ging bezig houden met andere aanvragen van gebeurlijke
kopers.
Indien voor Rome het uur van de Voorzienigheid nog niet geslagen
was, meende Don Bosco toch te moeten luisteren naar aanvragen die van Rome
uitgingen en betrekking hadden op plaatsen die niet ver van Rome verwijderd
waren. We bedoelen hier Albano en Ariccia, twee van de oudste Romeinse
burchten.
Voor Ariccia werd het ingezet door prins Mario Chigi di Campagna-
no, die er al in de maand mei te Rome met Don Bosco over gesproken had. Het ge-
meentebestuur van Ariccia, verbonden met de prins die daar een paleis en
bezittingen had, drong er voortdurend op aan dat men van woorden naar da-
den zou overgaan. Het ging erom het onderricht te aanvaarden in de lagere
scholen en de dienst in een kerk. Er waren twee onderwijzers en een
priester nodig. De koninklijke studieprovisor had het ontslag van de vroegere
onderrichtgevers al goedgekeurd. Het was dus nodig aan de gemeenteraad en aan de
prefectuur van de provincie de namen en titels voor te stellen van twee Salesi-
aanse onderwijzers. In het begin zou de wedde 1320 lire bedragen voor beide
onderwijzers, te vermeerderen met een gratificatie van 200 lire. De huisvesting
zou kosteloos zijn. Na het eerste jaar zou men een contract bedingen vol-
gens billijkheid. Don Bosco liet antwoorden dat men de jaarwedde op twee-
duizend lire zou vaststellen en gaf daarbij de verzekering van zijn goede
wil om bij te dragen tot de christelijke opvoeding van de jeugd te Ariccia.
Tegelijkertijd liet hij de octrooien opzenden van Don Carlo Cipriano en van
Don Francesco Bodrato. Hoewel er zich vijandelijke invloeden hadden laten
gelden, liet de meerderheid van de raadslieden zich toch niet op sleeptouw
nemen, maar hield voet bij stuk en keurde het voorstel goed. Aan de protestanten
die in deze scholen hun klauwen hadden geslagen, bleef niets anders over dan
met de stille trom te vertrekken.
Nu de zaken met de schoolautoriteiten en met de burgerlijke auto-
riteiten geregeld waren, moest er voorzien worden in de canonieke regeling voor
de medebroeders die bestemd waren om daarheen te gaan. Er rezen twee moei-
lijkheden van canonieke aard op. De regel wil dat iedere communiteit uit
minstens zes kloosterlingen zou bestaan, terwijl er voor Ariccia maar drie nodig

38.4 Page 374

▲back to top
- XII/370 -
waren. Daarenboven behoorde het gebouw dat hun als woning was aangewezen
toe aan de paters Doctrinariërs waarvan er nog één verbleef als rector van
de aanpalende kerk en, wanneer deze staat van zaken niet kon ongedaan ge-
maakt worden, was het onmogelijk om het te aanvaarden. Don Bosco zond daarom
een smeekschrift aan het opperste gezag om de nodige dispensaties te ver-
krijgen. De Heilige Vader liet hem weten, door bemiddeling van de audi-
teur, Monseigneur Latoni, dat hij voor ditmaal van de aangeduide regel af-
week en hem machtigde naar Ariccia slechts drie personen te zenden en in-
formeerde hem dat hij de nodige voorzieningen had getroffen, opdat de drie
Salesianen de enigen zouden zijn om het college dat aan de paters Doctrina-
riërs behoorde, te bewonen. Bij diezelfde gelegenheid liet de paus merken
dat hij graag zou gehad hebben, hoewel hij met grote bezorgdheid de wensen
bijtrad van de inwoners van Ariccia en van Prins Chigi, dat Don Bosco
toch ook zou denken aan Albano.
Deze bedekte, maar duidelijke wens van de Heilige Vader had zijn
oorsprong in een mededeling die hem gedaan werd door kardinaal Di Pietro,
bisschop van dit suburbicair bisdom, waarvan ook Ariccia afhing. Toen Zij-
ne Eminentie gehoord had dat er onderhandelingen aan gang waren over deze
gemeente, vroeg hij aan Don Bosco het gemeentelijke gymnasium te willen
aanvaarden dat in zijn bisschoppelijke jurisdictie lag en waar ook de
leerlingen van het seminarie zouden naartoe komen. Vermits Albano en Aric-
cia in elkanders buurt liggen en enkel gescheiden zijn door de prachtige
brug die de naam van Aricciabrug draagt, was de Kardinaal van mening dat
de onderwijzers van beide plaatsen in hetzelfde gebouw konden wonen. Don
Bosco die al twee weken zijn antwoord had uitgesteld, antwoordde, zodra
hij de gedachte van de paus kende, bevestigend aan Zijne Eminentie en was
zelfs nog wat toegeeflijker.
Terwijl immers de Kardinaal, wellicht niet voldoende op de hoog-
te van de schoolwetgeving, zich vergenoegde met twee leraren voorzien van
een octrooi, beloofde Don Bosco er hem nog vier anderen om het minimum,
door de wet gewild, te bereiken. Van dit alles gaf hij mededeling aan
monseigneur de auditeur.
"
Excellentie,
"
"
Ik kon geen meer troostend nieuws ontvangen dan wat Uwe
" Eminentie de goedheid had mij mee te delen in naam van Zijne Hei-
" ligheid. Daarom betuig ik op de eerste plaats aan Uwe Excellentie
" mijn nederige dank en verzoek ik U aan Zijne Heiligheid te willen
" meedelen dat ik een nieuwe akte van zijn soevereine goedertierenheid
" erken in het feit dat hij toestaat dat de Salesianen te Ariccia
" slechts met drie in plaats van zes, overeenkomstig onze constitu-
" tuties, moeten zijn, dat ze mogen gaan wonen in het college van
" de Doctrinariërs, en de aanpalende kerk bedienen. Daarom sluit ik
" me graag aan bij de wensen van de Heilige Vader en telkens als ze
" dit zullen kunnen doen, zal dit steeds tot echte glorie strekken
" van alle Salesianen. Ik aanvaard dus eenvoudig de voorstellen van de
" burgers van Ariccia die geformuleerd werden door de heer Prins Chigi
" di Campagnano en ik zal ervoor zorgen dat bij het volgende school-
" jaar de onderwijzers op hun post zijn.
"
Om dan ook de steeds vereerde gedachten van de Heilige Vader

38.5 Page 375

▲back to top
- XII/371 -
" te steunen heb ik vandaag aan de heer Kardinaal di Pietro in bevestigen-
" de zin geschreven in de zaak van het gymnasium van Albano. Men wou
" er enkel maar twee leraren met octrooi hebben wegens het beperkte aantal
" leerlingen, maar vermits deze scholen de vorm hebben van een publiek
" gymnasium is het nodig dat er niet minder dan vier leraren zouden
" aan toegevoegd worden en dit om het gevaar te verhinderen plagerij-
" en te moeten verduren, wat wij moeten trachten te vermijden. Dat
" is de betekenis van het voorstel dat ik vandaag aan Zijne Eminentie
" Kardinaal Di Pietro gezonden heb.
" Wanneer mijn Salesianen naar de vastgestelde plaats zullen gaan,
" komen ze op doortocht te Rome en ze branden van verlangen de ze-
" gen van de Heilige Vader te mogen ontvangen, alvorens het schooljaar
" te beginnen, terwijl ze eveneens een kort bezoek aan Uwe Excellentie
" zullen brengen als verschuldigde akte van eerbetuiging en hoge
" verering.
"
Maar vermits Uwe Excellentie zich zo welwillend ten onzen op-
" zichte toont, verzoek ik U ook de Heilige Vader te willen smeken zijn
" apostolische zegen te willen verlenen aan alle Salesianen en vooral
" aan drie huizen die in september aanstaande zullen geopend worden:
" één in de stad Trinità in Mondovi, een ander te Lanzo en een derde
" te Biella.
"
Uiteindelijk vraag ik U mij te willen verontschuldigen voor de
" de vertrouwelijkheid waarmede ik U geschreven heb. Ik geef U de
" verzekering dat wij onze gebeden tot God zullen laten opstijgen voor
" uw kostbaar behoud en ik heb de hoge eer van U te zijn
"
" Turijn, 26 augustus 1876.
D. Gio. Bosco.
Een andere bisschop van de voorsteden, Kardinaal Luigi Bilio, een
Barnabiet uit Piëmont wou van Don Bosco twee Salesiaanse onderwijzers heb-
ben voor het seminarie van Magliano in zijn bisdom Sabina. Er waren zeer
weinig seminaristen en de kardinaal hoopte dat de aanwezigheid van de Sa-
lesianen er een groter aantal zou naartoe trekken. Don Bosco talmde met
zijn antwoord, maar uiteindelijk nam hij ook deze opoffering van perso-
neel op zich, omdat hij wist dat hij veilig staat kon maken op de ijver van zijn
medebroeders die nooit zegden dat ze nu genoeg werk hadden.
Bij de keuze van zijn personeel voor de drie nieuwe residenties
deed de man die de wereld kende, aan de leden van het kapittel opmerken dat
men in zekere delen van Italië erg lette op het uiterlijke van de persoon,
zodat een goede tegenwoordigheid daar op zichzelf al een goede aanbeve-
ling was. Toch hechtte hij geen overdreven belang aan deze bijkomstige
beschouwing, vermits hem dit niet weerhield in de volgende jaren daar ook
enkele van zijn "baardeloze" jonge mannen heen te sturen, die hij ge-
vormd had en die bekwaam waren massa's jongens te beheersen, niet enkel
in de Oratorio’s voor zon- en feestdagen, maar ook in de scholen. De
jonge geestelijke Picollo was één van hen. Wanneer Don Bosco hem in 1878
naar Ariccia zond, zag hij er van gestalte en voorkomen nog zo jong uit dat,
wanneer hij op straat ging, de moeders van de plaats, met de onbevangen en
sympathieke vrijmoedigheid eigen aan de mensen van Latium hem toeriepen: -
Don Kleuter, waar heb je je voedster gelaten? - En nochtans wist hij in zijn
eerste graad van de lagere school een vijftigtal en meer dreumesen te be-
sturen dat men er verbaasd over stond. Op een dag dat de koninklijke school-

38.6 Page 376

▲back to top
- XII/372 -
inspecteur, vooringenomen en anti klerikaal, bij verrassing in de klas kwam,
stond hij verstomd wanneer hij zag wat een tucht er heerste en hoe de tal-
rijke leerlingen het stilzwijgen wisten te bewaren. Hij deed hem zijn les
voortzetten, ondervroeg zelf de jonge leerlingen, stelde vast dat hij een
octrooi bezat dat hij te Mondovi met een mooie vermelding bekomen had en
vertrok nadat hij de flinke kleine onderwijzer had gelukgewenst. Met zijn
"knapen" - laten we ze zo maar noemen - bewerkte Don Bosco echte mirakels.
De brief waarmee de goede Vader Picollo terugriep van Borgo S. Martino om
hem te bevelen naar Ariccia te gaan, is zeer mooi.
"
Mijn beste Picollo,
"
"
Je bestemming is gewijzigd. Je zal met D. Gallo naar Rome
" gaan, er een bezoek brengen aan de Heilige Vader, hem van mijnent-
" wege de voeten kussen, zijn zegen vragen en dan zal je vertrekken
" om diegenen die te Albano en te Ariccia wonen, te gaan heilig maken.
"
Je zult jezelf heiligen door het stipt onderhouden van onze re-
" gel, door het maandelijkse "rendiconto" en door de punctuele oefe-
" ning van de goede dood. Indien je er moeilijkheden zouden overko-
" men, schrijf me dan dadelijk, waarbij je mij je leven, je deugden
" en je mirakels zal uiteenzetten.
"
Moge God je zegenen, mijn beste Picollo, en bid voor mij,
" die steeds voor jou zal zijn in Jezus Christus
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio.Bosco.
De leden die voor die plaatsen bestemd waren, vertrokken uit Turijn
in drie groepen: op 29 oktober enigen voor Albano en twee voor Magliano,
op 7 november die voor Ariccia en anderen voor Albano en op het einde
van de maand november de twee overblijvenden.(1) De eerste groep was ver-
gezeld door Don Antonio Sala, de econoom van het Oratorio, een man met
de gestalte van een atleet en het hart van een kind, maar die zich vrij
goed kon gedragen zoals het behoorde. Te Rome konden ze de paus zien.
Toen hij voorbijging in het gezelschap van de twee kardinalen Bilio en
Mertel, riep hij uit: - "Kijk, hier heb je Don Bosco". Hij zag Don Bosco
in zijn zonen. Hij richtte dan tot elk van hen een vaderlijk woord, ter-
wijl Kardinaal Bilio hen voorstelde. Tenslotte zei hij hun: - "Ik zegen
jullie allen, jullie verwanten, de Congregatie en jullie leerlingen bij
het werk dat jullie zullen ondernemen. Eindelijk trok hij zich terug en
liet hen zeer getroost achter.
Te Albano waren reeds de nieuwe aangekomen leden overlast met werk
in de school en in het heilig ministerie. Daarom smeekten zij met gevou-
wen handen dat de verwachte missionarissen weldra zouden aankomen. Toen Don
(1) Waren bestemd voor Ariccia: priester Carlo Monliglio, de jonge geestelijke Gaspare Seita,
de coadjuteur Luigi Falco. Voor Albano: de priester Giuseppe Monateri, directeur van
de twee communiteiten; de priester Gio. Batt. Sammori, de jonge geestelijke Pavia, de
jonge geestelijke Ermenegildo Musso, de jonge geestelijke Giovanni Rinaldi, de jonge
geestelijke Stefano Trione, de jonge geestelijke Francesco Varvello, Er waren ook nog
twee novicen—coadjuteurs: Fiorenzo Bono en Felice Bussa. Voor Magliano: de priester Giu-
seppe Daghero en de jonge geestelijke Biagio Glacomuzzi.

38.7 Page 377

▲back to top
- XII/373 -
Bosco de smeekbeden van één van hen gelezen had, nam hij een stukje pa-
pier, zo maar het eerste het beste en schreef er, improviserend, terwijl
hij kapittel hield, de volgende verzen op. Al is het geen uitgelezen dicht-
kunst, toch brachten deze verzen bemoedigende sereniteit.
"
Beste Rinaldi,
"
"
- Wees vredig en rustig
"
Want Don Bosco denkt aan jou:
"
Je onrust is de zijn,
"
Prompte hulp zal hij brengen.
"
- Twee kampioenen zal ik zenden
"
Gerini (1) en Varvello,
"
Zowel de ene als de andere
"
Zal deugd en wetenschap aanleren.
"
- Mathematicus is de ene
"
Literator de andere,
"
Maar met steeds blij gelaat
"
- Zal elk ons eer aandoen.
"
- Een priester zal er gaan voor de Mis
"
Om Montiglio te ontlasten,
"
Die, al is hij een brave jongen,
"
Toch reeds begint te grommelen.
"
- Maar jullie zijn allen braaf,
"
Steeds opgeruimde en goede vrienden
"
Denken jullie eraan dat allen
"
Het goed werken gelukkig maakt.
Don Bosco had opdracht gegeven aan Don Celestino Durando, raadslid
van het hoofdkapittel, te onderhandelen met Kardinaal Bilio voor Maglia-
no. De Salesianen werkten daar wat minder dan een maand, toen Zijne Emi-
nentie een brief schreef aan Don Durando, die Don Bosco ten zeerste moest
verheugen en waarvan we denken dat we er goed aan doen hem in zijn geheel
weer te geven.
"
Eerwaarde Heer,
"
" Het zal U niet onaangenaam zijn van mij wat nieuws te ontvan-
" gen over de leraar D. Gius. Daghero en over de onderwijzer-cleri-
" cus Biagio Giacomuzzi. Volgens de verslagen welke ik geregeld ont-
" vang van de hoofdinspecteur en van de heer rector van het semina-
" rie, weet ik dat ze zich zeer goed gedragen hebben. Ik ben er zeer
" tevreden over en ik bedank van harte én Don Bosco én U die ze mij
" bezorgd hebben. Zij zelf, volgens zij geschreven hebben, zijn te-
" vreden over het seminarie en over de stad en wederkerig zijn het se-
" minarie en alle medeburgers
(1) Deze jonge geestelijke werd integendeel vervangen door Don Sammori.

38.8 Page 378

▲back to top
- XII/374 -
" over hen volkomen tevreden. Weze onze Heer God ervoor bedankt.
" Misschien is het kleine aantal leerlingen dit jaar niet in over-
" eenstemming met hun zeer grote ijver, maar ik hoop dat de proef-
" neming van dit jaar het aantal leerlingen zal doen aangroeien.
" De bovengenoemde twee onderwijzers helpen niet enkel het seminarie
" door hun lessen, maar bovendien strekken ze ook tot stichting door hun
" goed voorbeeld aan gans de stad. Daarom hoop ik dat ook Giacomuzzi
" weldra zal bevorderd worden tot het ontvangen van de priesterwij-
" ding. Indien U meent er te kunnen over spreken met Don Bosco, ben
" ik volgaarne bereid hem priester te wijden.
"
Ontvang mijn gevoelens van oprechte dankbaarheid, terwijl
" ik met alle achting onderteken
"
"
uw toegenegene in J. Chr.
"
Kardinaal Luigi Bilio,
"
Bisschop van Sabina.
Laten we nu terugkeren naar Piëmont. Te Trinità bij Mondovi bewo-
gen commandeur Dupraz en zijn echtgenote hemel en aarde om de zonen
van Don Bosco naar de plaats van hun zomerverblijf te doen komen. Men voorzag
er tegenkantingen, zowel vanwege de burgerlijke autoriteiten als van de
bevolking, die eerder koel was in haar godsdienstige praktijken. Noch-
tans vatte Don Bosco, na de hartelijke instemming van de bisschop te
hebben verkregen, het plan op erheen te gaan, maar er vertraagd te werk
te gaan. Er zou eerst een eenvoudig Oratorio voor zon- en feestdagen wor-
den opgericht. Dan zouden er enkele klassen worden gegeven tot er regel-
matige scholen zouden komen; eindelijk, zou men onderdak verlenen aan
wat kinderen die het meest behoeftig waren en aldus zou men geleidelijk
komen tot het stichten van een tehuis zonder dat er bij het begin iets
zou van uitlekken. Het begin was tamelijk belovend, maar het vervolg
was niet gelukkig. Het huis werd geopend in de maand november in een ge-
bouw afgestaan in bruikleen door de commandeur en onder de leiding van Don
Luigi Guanella. Don Bosco ging in gezelschap van Don Durando om het Orato-
rio voor zon- en feestdagen in te wijden. Hij toonde zich noch tevreden,
noch ontevreden. Daar aangekomen daags tevoren ging hij het huis binnen en
na enkele ogenblikken van stijve ceremonieën vanwege de gastheer en de
gastvrouw, trok hij zijn kamermutsje uit de zak en zei: - Nu zet ik mijn
muts op het hoofd. - Met deze woorden wou hij te kennen geven dat hij,
om het werk te kunnen beginnen, zich meester van het huis moest maken.
Het werk scheen onder een goed gesternte geboren te zijn. Tegen de
helft van de maand december, hadden de scholen Dupraz, zoals men overeen-
gekomen was ze te noemen, drie dagscholen met honderdtwintig leerlingen,
de armsten van de plaats, van acht tot zestien jaar oud, en drie avondklas-
sen voor volwassenen. Van deze laatsten waren er een honderdtal, in drie
groepen verdeeld volgens de leeftijd van 16 tot 20 jaar, van 20 tot 30
jaar en van 30 tot 50 jaar. In het Oratorio voor zon- en feestdagen waren
er niet minder dan tweehonderd jongens.(1) Spijtig dat een werk dat zo goed
gestart was geen lang leven beschoren zou zijn! Don Bosco bij gelegenheid van een
(1) Unità Cattolica, 1876, n, 296 (22 dec).

38.9 Page 379

▲back to top
- XII/375 -
van zijn bezoeken, liet zich de opmerking ontvallen, gedurende een receptie
in het huis van de commandeur, dat de giften die van harte geschonken wer-
den, zijn werken deden bloeien. De vermaning was gericht tot de verstandi-
ge dame, die al te gehecht was aan haar bezit, maar zij deed of zij het
niet hoorde. Deze gehechtheid was de voornaamste reden waarom na drie jaar
het huis moest gesloten worden. En omdat het zeer waarschijnlijk is dat
ons op een andere plaats de gelegenheid zal ontbreken, zullen we hier
voor onze lezers de belangrijke brief geven door Don Bosco aan Don Gua-
nella geschreven in april van het jaar 1877 om hem richtlijnen te geven.
"
Beste D. Luigi,
"
"
Ik heb meermaals brieven van jou ontvangen en het heeft mij
" steeds genoegen gedaan.
"
Ik bedank de Heer dat Hij ons op korte tijd geholpen heeft om te
" doen wat gedaan werd en wat ik hoop dat in de toekomst nog meer zal
" gedaan worden.
"
Daar ik niet de gelegenheid zal hebben je veel te zien en te
" spreken, zal ik je hierna enkele regels geven die ik pleeg te geven aan
" de directeurs van onze huizen.
"
1° Waak over de goede geest van de Salesianen en over de
" leerlingen die hun toevertrouwd zijn.
"
Tracht ze eens per maand bij jou te roepen voor hun "rendicon-
" to" en zorg ervoor dat iedereen eens per maand de oefening van de
" goede dood doet.
"
2° Age quod agis. Alle andere zaken waarbij men de eeuwige za-
" ken vergeet zijn van bijkomstig belang. Bovendien moet je trachten
" onze aangelegenheden te vervolmaken en de personen moet je zoveel
" mogelijk helpen bij moeilijkheden en ziekten.
"
3° Je moet de materiële administratie zo inrichten dat ieder
" huis op zichzelf kan bestaan en zelfs, indien het mogelijk is, moet
" je wat hulp laten geworden aan het centrale huis dat zovele uitgaven
" te dragen heeft voor het geheel van de Congregatie.
"
4° Je moet de sermoenen voorbereiden en ze schrijven, de Salesia-
" nen helpen in hun studies door hun de geschikte boeken te bezorgen
" of aan te duiden.
"
5° Je moet de regel van de Congregatie lezen, bemediteren,
" onderhouden en zorgen dat de anderen hem onderhouden.
"
Doe wat je kan om gevolg te geven aan deze vriendschappelijke
" suggesties en ze uit te voeren. Groet genegen in de Heer al onze
" Salesianen, namelijk Traversino, Deppert, Lidovani en Boassi.
"
Dat ze allen bidden voor mij die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
"
hun toegenegen vriend,
" Turijn, 10-4-1877.
Priester Gio. Bosco.
We zullen dit hoofdstuk eindigen met het verhaal over een veel
grootsere onderneming, maar die ook onvoltooid bleef. Dit mag zeker niet
toegeschreven worden aan een tekort van goede wil vanwege Don Bosco, die
er zelfs zijn beste zorgen aan besteedde.
Het vertrouwen van Pius IX werd op Don Bosco gesteld voor een hervormings-

38.10 Page 380

▲back to top
- XII/376 -
werk dat hem zeer ter harte ging en waarvoor naastenliefde, geduld en tact
vereist waren. Om er te kunnen over onderhandelen zoals de belangrijkheid
van de zaak dit vergde, liet de paus Don Bosco duidelijk verstaan dat hij
wenste dat hij naar Rome kwam. Inderdaad, toen hij aan kardinaal Bilio de vijf-
duizend lire overhandigde die door hem aan Don Bosco moesten gegeven wor-
den om de kosten te dekken van de aanstaande missie-expeditie, had hij er
glimlachend aan toegevoegd: "Indien Don Bosco komt, zeg hem dan dat ik hem
zijn reiskosten zal betalen." Don Bosco had het begrepen en aarzelde geen
ogenblik, maar nam kortweg het besluit de missionarissen naar Rome te bege-
leiden.
Ziehier nu de kern van de zaak. In 1857 vatte een inwoner van Cre-
mona, Cipriano Pezzini het plan op, ter verering van de Onbevlekte
Ontvangenis korte tijd voor het uitroepen van het dogma, een religieus
instituut voor leken op te richten met als benaming "Hospitaalbroeders van
de Allerheiligste Maagd, Onbevlekt Ontvangen", derde ordelingen van de Ka-
pucijnen of eenvoudiger en meer mondgemeen "Concettini", die als doel had-
den bijstand te verlenen aan de behoeftige zieken in de ziekenhuizen. Maar
hij die aan het instituut werkelijk zijn vorm gaf, was een zekere broe-
der Monti, die we verder zullen aantreffen. De paus van de Onbevlekte
Ontvangenis gewaardigde zich hem zijn speciale welwillendheid en be-
scherming te betuigen. In het begin bloeide het instituut, maar met de
tijd hadden inwendige beroeringen het aantal van zijn leden aanzienlijk ver-
minderd en nu dreigden bijna alle overblijvenden het instituut te verlaten.
In 1876 waren er nog maar ternauwernood vijftig, over drie huizen ver-
deeld: tweeënveertig te Rome in de nabijheid van het ho spitaal van de He i-
lige Geest, waar de paus hun een mooie woning had laten optrekken, drie
te Orte en vijf te Civita Castellana. De geestelijke leiding van de broe-
ders was van bij het ontstaan van het instituut in de handen van de Kapucij-
nen. Nu had de ervaring bewezen dat het noodzakelijk was hierin een verande-
ring te brengen, en dat er trouwens ook elders verscheidene wijzigingen
moesten ingevoerd worden. De Heilige Vader dacht dat de man ad hoc Don
Bosco was. Daarom gaf hij aan kardinaal Bilio het bevel hem te schrijven
dat het aan Zijne Heiligheid zeer aangenaam zou zijn indien hij deze op-
dracht zo gauw mogelijk op zich zou nemen. Hij moest dan persoonlijk voor
enkele dagen naar Rome komen of hij moest een bekwaam lid van zijn congre-
gatie sturen. Don Bosco besliste, in de eerste plaats om beter de wens van
de paus te kunnen involgen en ook om zich de visu te gaan vergewissen hoe de
zaken in werkelijkheid stonden, zelf naar Rome te gaan. Wanneer hij er
verslag over uitbracht bij het hoofdkapittel op 5 november, vergat hij
niet erop te wijzen welke grote stap de congregatie zou zetten als gevolg
van deze soevereine welwillendheid van de Roomse Opperherder. Het is echter
juist, voegde hij er dadelijk aan toe, dat het aantal van onze priesters
thans zeer beperkt is. Indien wij de beslissing van de Heilige Vader
kunnen uitstellen, dan zullen wij dat doen, maar indien hij ons een bevel
geeft, dan zullen wij eraan beantwoorden. Wij zijn maar nederige dienaars.
Het zal onze roem zijn hem te kunnen gehoorzamen, ook met ernstig ongemak
tot in zijn laatste verlangen toe.
Hij ging dus naar Rome met de missionarissen. Toen de paus hem
bij zich had, zei hij hem: - Ik verlang dat U zoudt zorgen voor de "Con-
cettini", die een verheven zending hebben en ten zeerste de zieken kun-
nen helpen om een goede dood te sterven. U moet echter geen hervormingen
of verbeteringen aanbrengen, maar de constituties van de "Concettini" scheppen

39 Pages 381-390

▲back to top

39.1 Page 381

▲back to top
- XII/377 -
of liever ze integreren met deze van de Salesianen.(1) Gedwee als altijd,
voor de stem van de Plaatsvervanger van Christus, vroeg hij alleen als
een gunst dat Zijne Heiligheid zich zou gewaardigen zijn gedachte op
schrift te zetten om ze te overwegen en ze beter te kunnen uitvoeren.
Ondertussen verloor hij geen tijd. Hij hield meermaals besprekingen
met Monseigneur Luigi Fiorani, commandeur van de Heilige Geest (2) en be-
schermer van het instituut, waarbij hij zich door hem liet informeren over
de toestand van het instituut zelf, over zijn precedenten en over zijn
constituties, die voor vijf jaar waren goedgekeurd als proefneming. Nadat
hij zich op die besprekingen een voldoende idee had gevormd van wat er kon
gedaan worden om aan de wil van de paus te beantwoorden, stelde hij samen met
monseigneur volgend memoriaal op dat zou aangeboden worden aan de Heilige
Vader, terwijl hij het hiervoor toevertrouwde aan bovengenoemde prelaat,
daar hij uit Rome vertrekken moest.
"
Het instituut van de Hospitaalbroeders van Maria, Onbevlekt
" Ontvangen, derde ordelingen van de Kapucijnen gaat thans een nieuwe
" impuls in zijn geest en in zijn liefdadige werken ontvangen, dank zij
" de vaderlijke zorgen van Uwe Heiligheid die zich uit eigen aan-
" drang gewaardigd heeft het te willen toevertrouwen aan de leiding
" van de priesters van de Salesiaanse Congregatie van Turijn, aangeslo-
" ten bij dit instituut. De Algemeen Overste van deze priestercon-
" gregatie, Giovanni Bosco door Uwe Heiligheid vereerd met de opdracht
" deze verandering door te voeren en ze te besturen voor het grotere
" goed van het instituut en voor het doel waarop het gericht is, heeft zich
" dadelijk in verbinding gesteld met de ondergetekende, commandeur van
" de Heilige Geest in overeenstemming met de bevelen van Uwe Heilig-
" heid. Zij hebben samen verscheidene bijeenkomsten gehad en nadat de
" bovengenoemde Algemeen Overste volledig op de hoogte werd gebracht van
" de huidige toestand van het instituut en van al zijn precedenten, en
" na grondige studie van de huidige constituties die goedgekeurd wer-
" den ten titel van proefneming, heeft hij zich een voldoende idee
" kunnen maken van wat er kan gedaan worden om te beantwoorden aan
" zijn soevereine wil. En om de grondslagen te leggen smeekt hij
" thans Uwe Heiligheid hem de volgende bevoegdheden te willen verlenen:
"
1° de huidige constituties van de broeders "Concettini" te
" wijzigen en te herleiden volgens de geest van de constituties van de
" Salesiaanse Congregatie behoudens altijd het doel en de bestemming
" waarop het instituut van de "Concettini" gericht is,
"
2° het leven in gemeenschap vast te leggen zoals het voor-
" geschreven is door artikel van hoofdstuk V,
"
3° een regelmatig noviciaat op te richten waar de broeders
" postulanten, alvorens actief over te gaan naar de ziekenhuizen, hun
" proeftijd zullen doorbrengen;
(1) Brief van Don Bosco aan Kardinaal Bilio, Turijn 29 november 1877.
(2) Titel van een Romeins prelaat, aan wie de kerk van de Heilige Geest in Sassia, verenigd
met het hospitaal van de Heilige Geest, is toevertrouwd. Vroeger werd de grootmeester van
de hospitaalorde van de reguliere kanunniken van de Heilige Geest, afgeschaft door Pius
IX, aldus genoemd. Het hospitaal van de Heilige Geest werd gesticht door Innocentius III
in 1200 en bleef lange tijd het grootste hospitaal ter wereld. Het rees op in de nabijheid
van het Vaticaan op de rechteroever van de Tiber.

39.2 Page 382

▲back to top
- XII/378 -
"
4° de levenswijze van de broeders aldus te mogen regelen
" dat ze midden hun verschillende liefdadige bezigheden ten voordele
" van de zieken, ook zonder stoornis de vrome praktijken kunnen vol-
" brengen in overeenstemming met hoofdstuk drie van dezelfde constituties;
"
5° zich van deze bevoegdheden te mogen bedienen steeds in
" verstandhouding met een vertrouwenspersoon van Uwe Heiligheid die
" hij U vraagt te dien einde te willen benoemen.
"
Dit alles wordt afgesmeekt door de bovengenoemde Algemeen
" Overste. De ondergetekende commandeur van de Heilige Geest, die er-
" kent dat dit alles leidt tot het doel door Uwe Heiligheid gewild,
" stelt aan Uwe Heiligheid voor dat U zich zou willen gewaardigen de hier-
" voor vermelde en thans aangevraagde bevoegdheden te willen ver-
" lenen en de persoon te benoemen met wie de bovengenoemde overste
" zich moet verstaan om de opdracht uit te voeren die hem toevertrouwd is
"
Luigi Fiorani
Het memoriaal werd aan de Heilige Vader aangeboden op 14 november.
Op 17 november werd het gevolgd door een rescript, dat, als antwoord op de
wens die uitgedrukt werd door Don Bosco op de hierboven vermelde audiëntie,
al de gevraagde bevoegdheden verleende. Volgens de bevelen van de Heilige
Stoel werd het origineel overgemaakt aan de Congregatie van de Bisschoppen
en Reguliere Geestelijken voor kennisgeving en leidraad. Aan Don Bosco
werd er een officiële mededeling van gegeven door Monseigneur Fiorani in
de volgende bewoordingen: "Zijne Heiligheid heeft zich goedgunstig gewaar-
digd aan priester Giovanni Bosco al de hoger vermelde bevoegdheden te ver-
lenen. Hij zal ervan gebruik maken in verstandhouding met de ondergetekende
commandeur van de Heilige Geest, beschermer van het instituut. Er wordt dus
hierdoor afgeweken wat dit betreft, van alles wat de statuten van de Hos-
pitaalbroeders, goedgekeurd bij wijze van proef, tegenstrijdig zouden kun-
nen bevatten en van alle voorgaande andere beschikkingen. Luigi Fiorani,
commandeur van de Heilige Geest." Wat het laatste artikel van de verleende be-
voegdheden betrof, liet de Heilige Vader aan Don Bosco weten dat hij zich
kon verstaan met Monseigneur Fiorani, maar dat, indien hij nog een andere
geestelijke verlangde, hij deze op zijn verzoek zou benoemd hebben.
Don Bosco ontving deze mededelingen bij zijn terugkeer te Turijn, van
waaruit hij in zijn brief van 18 november aan de paus onder meer het vol-
gende schreef: "Ondertussen heb ik ervoor gezorgd de regel te lezen
van de "Concettini". Ik heb bevonden dat hij een grote gelijkenis ver-
toont met die van de Salesiaanse Congregatie, zodat op weinige wijzi-
gingen na beide kunnen geïntegreerd worden. Misschien zal het wat moeite kos-
ten de "Concettini" ertoe te brengen de geloften van armoede en van het leven
in gemeenschap, die in hun constituties geschreven staan, te doen onder-
houden, maar met geduld en met de raad van Uwe Heiligheid hoop ik dit
doel te kunnen bereiken. Uwe Heiligheid had zich gewaardigd de wens te
kennen te geven dat deze vrome onderneming zo gauw mogelijk een werkelijk-
heid zou worden. Daar bestaat wel reden toe, omdat deze kloosterlingen,
hoewel ze bezield zijn met goede wil, zonder een noviciaat waarin de pos-
tulanten zouden geoefend worden in het naleven van de constituties, een
beroep zullen uitoefenen, dat ze zonder kennis hiervan slechts op een
onvolmaakte wijze geleerd hebben. Iedere vertraging kan zelfs schadelijk
zijn voor het instituut. Het zal nodig zijn voor mij dat Uwe Heiligheid aan

39.3 Page 383

▲back to top
- XII/379 -
Monseigneur Fiorani zou vragen mij het aantal van de "Concettini" mee te
delen evenals de huizen waar ze hun dienst verrichten en andere zaken die
hun morele en materiële toestand aangaan, en dat enkel als een richtlijn
voor mij. Hiervoor ben ik bereid op ieder ogenblik de wil van Uwe Heilig-
heid uit te voeren. Het is voor de Salesianen een algemene vertroosting
wanneer zij bedenken dat deze welwillende en verdienstelijke Opperherder,
die wij terecht de stichter en de steun noemen van onze nederige congrega-
tie, dezelfde is die voor haar het eerste asiel in de stad Rome opent. Moge
Uwe Heiligheid mij verontschuldigen dat ik U met dit kinderlijke vertrouwen
schrijf. U moge mij ook veroorloven dat ik hierbij gebruik maak van de
dienst van mijn secretaris om de lezing van alles wat ik schrijf te vergemak-
kelijken."
Hij liet deze brief geworden langs Monseigneur Fiorani. Hij zond hem
samen met de brief een schema van inleidende artikels, die als basis zouden
dienen voor het werk dat nadien moest gedaan worden. De paus las de brief
in aanwezigheid van monseigneur en liet hem nadien door hem lezen. Hij zag
het schema, had er woorden van lof voor over en was uiterst tevreden over
zijn ijver in dit werk, waarvan Zijne Heiligheid zoveel verwachtte.
Het schema van Don Bosco, die het opvatte als een toevoegsel bij de con-
stituties van de "Concettini", luidde zo.
"
Bijvoegsel bij de constituties van de Hospitaalbroeders van
" Maria Onbevlekt, "Concettini" genaamd.
"
Daar de huidige toestand van de kloosterorden niet meer aan
" de eerwaarde paters Kapucijnen toelaat de leiding te behouden van de
" hospitaalbroeders zoals ze dat met ijver gedurende vele jaren gedaan
" hebben, heeft Zijne Heiligheid zich gewaardigd dit ambt toe te ver-
" trouwen aan de overste van de Salesiaanse Congregatie. Opdat tussen
" de twee instituten eenheid van commando, van geest en van beheer zou
" kunnen bestaan die het fundament zijn van de kloostercommuniteiten,
" heeft Zijne Heiligheid bij rescript (17 november 1876) aan priester
" Giovanni Bosco het volgende toegestaan:
"
1° de huidige constituties van de broeders "Concettini" te
" wijzigen en te herleiden, volgens de geest van de constituties van
" de Salesiaanse Congregatie, behoudens altijd het inzicht en het
" doel waarop het instituut van de "Concettini" gericht is,
"
2° het leven in gemeenschap vast te stellen, zoals voor-
" geschreven is in artikel I° van hoofdstuk V,
"
3° een regelmatig noviciaat op te richten, waarin de broe-
" ders postulanten een proeftijd moeten doorbrengen alvorens tot het
" actieve leven in de ziekenhuizen over te gaan,
"
4° de levenswijze van de broeders aldus te mogen regelen dat
" ze midden hun verschillende liefdadige bezigheden ten voordele van
" de zieken ook zonder stoornis de vrome praktijken kunnen volbrengen
" overeenkomstig hoofdstuk III van dezelfde constituties,
"
5° zich van deze bevoegdheden te mogen bedienen steeds in
" verstandhouding met een vertrouwensman van Uwe Heiligheid die hij
" U vraagt te dien einde te willen benoemen.
"
Vermits dergelijk werk een zekere tijd vergt om het te vol-
" brengen en dit nog meer wegens de verplichte stappen welke moeten
" gedaan worden bij de heilige Stoel en het aan de andere kant Zijne
" Heiligheid zeer aan het hart ligt dat beide instituten zich zodra mo-

39.4 Page 384

▲back to top
- XII/380 -
" gelijk in een stabiele en normale toestand zouden bevinden, worden
" de volgende schikkingen aan de basis gelegd:
"
1° Het instituut van de "Concettini" houdt ermee op te beho-
" ren tot de derde orde van Sint-Franciscus van Assisi en te worden
" bestuurd in de geest van de eerwaarde paters Kapucijnen en wordt in
" de plaats hiervan voor altijd aangesloten bij de sociëteit van de H.
" Franciscus van Sales te Turijn.
"
2° De geestelijke leiding van de broeders "Concettini", zowel
" van de geprofesten als van de novicen wordt voor altijd toevertrouwd
" aan de priesters van bovengenoemde Salesiaanse congregatie die
" daartoe zullen benoemd worden door de Algemeen Overste van deze congre-
" gatie.
"
3° Het ambt van Algemeen Overste van de "Concettini" zal ver-
" vuld worden door de Algemeen Overste van de Salesiaanse congrega-
" tie. Hij kan eveneens zijn vertegenwoordiger benoemen onder de
" salesianen die te Rome verblijven.
"
4° De Algemeen Overste van de Salesiaanse congregatie zal
" zorgen voor alles wat de "Concettini" nodig hebben, zowel wanneer
" ze gezond zijn als bij ziekte. Maar vermits beide instituten niets ge-
" meenschappelijk bezitten, zal hun onderhoud volledig worden toevertrouwd
" aan de goddelijke Voorzienigheid die er dagelijks zorg voor draagt, aan
" het werk van de kloosterlingen en aan de onuitputtelijke liefdadig-
" heid van de Heilige Vader, die steeds van beide instituten de
" hoge geestelijke en tijdelijke beschermer geweest is.
"
5° Alle "Concettini" worden aangezien, zoals ze in feite
" zijn, als echte Salesiaanse Medewerkers. Aldus kunnen ze genieten van
" alle geestelijke gunsten en van de aflaten welke de opperherder
" zich gewaardigd heeft te verlenen aan de Salesianen en aan de Salesi-
" aanse Medewerkers door vele breven en meer in het bijzonder door
" deze van 9 mei 1876.
"
6° De overste van de Salesiaanse congregatie zal naargelang
" van de behoeften een voldoende aantal priesters zenden, zowel naar
" het noviciaat als naar de huizen die reeds toevertrouwd zijn aan de
" "Concettini", maar op zo een manier dat het materiële en discipli-
" naire werk steeds zal toevertrouwd worden aan een broeder van de
" "Concettini".
"
7° In het noviciaat zal eveneens een broeder van de "Con-
" cettini" gekozen worden die aan de novicen assistentie zal verlenen.
" Hij zal ervoor zorgen dat zij worden onderricht in de godsdienst,
" in het onderhouden van hun constituties en in de regels van een
" goede opvoeding. Hij zal zijn advies geven om te beslissen wanneer een
" medebroeder zal mogen toegelaten worden tot de kloosterprofessie,
" en beschouwd mag worden als voldoende onderricht in zijn verplich-
" tingen om een morele zekerheid te kunnen bieden in zijn ambt tot
" glorie van God en tot welzijn van de zielen.
"
8° De verdeling van de opdrachten, de aanvaarding, de toe-
" lating tot het noviciaat en tot de kloosterprofessie worden voorbe-
" houden aan de overste van de Salesiaanse Congregatie, maar steeds
" na het advies te hebben gehoord van de directeur en van de prefect
" of econoom van de "Concettini" van het huis waar de postulant ver-
" blijft.
"
Deze acht artikels worden definitief zodra Zijne Heiligheid
" er zijn opperste sanctie wil aan verlenen. In het rescript van 17

39.5 Page 385

▲back to top
- XII/381 -
" november 1870 zijn verscheidene zaken vervat, die ernaar streven
" de constituties van de "Concettini" gelijkvormig te maken aan deze van
" de Salesianen. Dit moet nog gebeuren en zodra dit werk zal volbracht
" zijn, zal het aangeboden worden aan de Heilige Stoel opdat het zou onder-
" zocht en gewijzigd worden zoals dit het meest geschikt zal blijken
" voor de eer van God.
"
Dit gelijkvormig maken van de twee instituten zal gebeuren
" in volledig akkoord en met de toestemming van Zijne Excellentie
" Monseigneur Fiorani, commandeur van de Heilige Geest, opdat hij al-
" dus in de gelegenheid zou zijn er Zijne Heiligheid, die zich gewaardigd
" heeft belang te stellen in de voorspoed van deze twee instituten,
" op de hoogte ervan te houden.
Don Bosco bestudeerde aandachtig gedurende een maand en meer de re-
gel van de "Concettini", maar terwijl hij daarmee bezig was, meende hij
dat het nuttig zou zijn ofwel de overste ofwel een andere geschikte "Con-
cettino" voor enkele dagen bij zich in het Oratorio te hebben, zodat hij
zich ter plaatse zou kunnen vergewissen van de geest van de Salesiaanse
Congregatie. Het zal wel onnodig zijn hieraan toe te voegen dat de tegen-
woordigheid van die kloosterling ook voor hem, die zoveel informatie nodig
had, nuttig was. Nadat Monseigneur Fiorani het verlangen van Don Bosco ver-
nomen had, liet hij vanuit Rome broeder Gregorio da Jenne, gewezen over-
ste, vertrekken. "Ik heb hieraan de voorkeur gegeven - schreef hij op 23
november - omdat de huidige overste wegens zijn gezondheid met verlof is
buiten Rome en omdat broeder Gregorio zich hard inspant voor het insti-
tuut. Hij is vol goede wil om mee te werken en daar hij al overste ge-
weest is, is hij over alles goed ingelicht. De Heilige Vader keurde het goed
dat de gewezen overste zou gaan.
Monseigneur Fiorani gaf hem een brief mee voor Don Bosco waarin hij ant-
woordde op enkele opmerkingen die Don Bosco had gemaakt omtrent het ge-
bouw dat bestemd was als woning voor de Salesianen. Hij gaf enkele verdui-
delijkingen over zaken die gezegd waren in de brief die aan de paus werd
aangeboden. "In uw brief aan de Heilige Vader heb ik gelezen dat U vreest dat er
moeilijkheden zouden oprijzen om de "Concettini" tot de beoefening van de
gelofte van armoede en van het leven in gemeenschap zoals dit beschre-
ven staat in constituties te brengen. Ik meen echter dat er feitelijk
hierbij geen moeilijkheden zullen zijn, omdat de constituties geen nieu-
wigheid invoeren, maar enkel expliciteren wat al in feite sinds twintig
jaar door hen wordt toegepast. De "Concettini" zelf hebben geen enkele
aanmerking nopens dit punt gemaakt en alles zou goed verlopen zijn, zon-
der die nieuwe accidenten die alles bedorven hebben en waarnaar ik al
verwezen heb. Dit neemt nochtans niet weg dat U wijzigingen zoals U die
gepast acht, moogt toebrengen om ze te integreren met de regel van de Sa-
lesianen, steeds echter mits het doel en de bestemming van het instituut
veilig te stellen. Ik zou echter wensen dat de "Concettini" zowel hun
naam, die herinnert aan de Onbevlekte, onder wiens naam zij speciaal
hun strijd voeren en ook aan het begin van het instituut, nl. ten tijde
van het afkondigen van het dogma, als hun huidig habijt zouden bewaren,
ook opdat uiterlijke veranderingen niet al te veel zouden opvallen aan de
huidige overheid van het hospitaal. Ik verneem ook dat U de stoffelijke toe-
stand van de huizen en hospitalen waar de kloosterlingen werken, hun aantal
en of de eventuele vakantieambten wenst te kennen. Wat dit betreft, zult
U beter dan door een schriftelijke informatie volledig mondeling ingelicht

39.6 Page 386

▲back to top
- XII/382 -
worden door voornoemde broeder Gregorio, in wie U volkomen vertrouwen moogt heb-
ben. Zoals U zult horen, waren de "Concettini" in voldoende aantal en groeide
hun aantal aan, maar op dit ogenblik zijn er nog maar enkelen, daar er ver-
scheidene vertrokken zijn als gevolg van de boven vermelde incidenten. En
zoals ik thans vernomen heb, zouden ze in december bijna allen vertrokken
zijn wegens een nieuwe schikking die buiten mijn weten ging genomen worden
door hem die ze dan bestuurde. Dit zal nu niet meer gebeuren, maar ik beken dat
de idee van de Heilige Vader zich tot U en tot uw congregatie te wenden een
werkelijke ingeving van God geweest is, die niet heeft willen toelaten dat
dit instituut volledig zou verspreid worden. Zoals ik hoop zal dit het
doen aangroeien en opbloeien volgens zijn echte geest."
Broeder Gregorio kwam te Turijn aan op 26 november. Nog jong en
levenslustig scheen hij toch een wijze en voorzichtige persoon te zijn.
Daags nadien kwam hij op audiëntie bij Don Bosco op een ogenblik dat de
leden van het hoofdkapittel binnentraden. Don Bosco zei tot de "Concet-
tino": - Het voornaamste punt dat U onder de ogen van uw medebroeders
moet brengen is dit, dat ze er overtuigd mogen van zijn dat wij alles wat
wij zullen kunnen doen, graag zullen doen voor hun welzijn. Wij trachten
niet hun instituut op te slorpen. Wij willen het behouden, volmaken,
doen groeien. Wat de Heilige Vader ook zal beschikken, U moogt ervan
overtuigd zijn dat wij enkel op het oog hebben zijn inzichten te bevorde-
ren. Wij willen geen nieuwigheden invoeren, maar enkel wat reeds opge-
richt werd, verstevigen. – Daarna trok de kloosterling zich terug.
Toen de zitting van het kapittel geopend was, deed Don Bosco een
uitvoerige uiteenzetting van de zaak.
Vermits zijn woorden opgetekend werden (1) zullen wij, liever dan
hieruit ons verhaal op te bouwen, onze lezers de eigen woorden van Don
Bosco laten horen. Hij zou dus het volgende hebben gezegd: - Het grote ge-
brek bij de "Concettini" is, dat ze nooit een regelmatig noviciaat hebben
gehad. Ze hebben een regel die mij zeer degelijk schijnt te zijn, maar ze
hebben hem nooit opgevolgd. Er kwamen en er komen personen binnen die van
vroeger een bezwaard geweten hebben en als ze maar een getuigschrift van
goed gedrag van hun pastoor kunnen voorleggen, worden ze aanvaard. Het is
onmogelijk dat een congregatie die aldus opgebouwd wordt, vooruitgang kan
maken. Hier konden wij het stellen zonder een regelmatig noviciaat, omdat
wij nooit iemand aanvaardden die van buiten kwam. Het waren altijd jongens die
wij al sinds verscheidene jaren kenden en die, om zo te zeggen, onder onze
ogen opgegroeid waren. Nu komen er echter ook vreemdelingen bij ons en
daarom is het ook voor ons noodzakelijk een regelmatig noviciaat op te
richten, want zonder dat zouden wij niet kunnen vooruitgaan.
- "Nu is de grote zaak die zij duchten dat wij er Salesianen zullen
van maken en hun Instituut zullen doen verdwijnen. Daarom vragen zij dat
zij een volstrekt zelfbestuur mogen behouden met hun eigen onafhankelijke
oversten. Als slotsom zouden zij willen dat wij niet anders zouden zijn dan
oversten bij naam, ik zou bijna zeggen huisaalmoezeniers. De Kapucijnen sto-
ken hen daartoe op. Ze zeggen hun: thans willen jullie niet meer van ons
weten. Welnu, kijk wat er gebeuren zal. Don Bosco zal komen en jullie die geen
(1) Kroniek van Don Barberis, 27 november 1876.

39.7 Page 387

▲back to top
- XII/383 -
Franciscanen willen zijn, zullen nu gedwongen worden Salesianen te worden.
Hij zal jullie in de pas doen marcheren, nieuwe regels invoeren enz. Dit
zegt ons Monseigneur Fiorani en de "Concettini" zelf noteren het in de
brief die ze aan deze medebroeder sturen, waarin ze hem machtiging verlenen
met mij te onderhandelen. Ik heb hun geantwoord dat ik hun het zelfbestuur
laat als wij maar een volstrekt gezag hebben voor wat de leiding, het be-
stuur en de zedelijke aangelegenheden betreft.
- "Maar wat laat U ons dan"? hebben ze mij gevraagd.
- "Het doel van uw instituut, uw habijt, uw naam, enz."
- "De kwestie op de keper beschouwd zit hem zo. De Kapucijnen die er-
van de leiding hadden, stonden hun niet aan. Het werd hun werkelijk on-
aangenaam gemaakt wanneer zij hen wilden dwingen geen "Concettini", maar
Kapucijnen te zijn. Daarom hebben zij onlangs opnieuw en als geheel hun
toevlucht genomen tot de paus. Ze hebben geprotesteerd tegen de verdruk-
king en zij hebben zich in zijn handen gesteld met het verzoek hun een
leiding te geven die hun zou aanstaan, maar op zo een manier dat het be-
staan en de bloei van hun orde verzekerd zijn. De Heilige Vader heeft nu
alles in onze handen gegeven, opdat ik het best mogelijke middel zou zoeken
om de zaken in orde te brengen. Ik heb er veel over nagedacht, ik heb er-
voor gebeden en dan heb ik een verhandeling op schrift gesteld die als
basis zou dienen voor wat volgens mij moest gedaan worden. Ik heb ze aan
de Heilige Vader gezonden, Hij was er uiterst tevreden over. Hij heeft
ze goedgekeurd en me laten zeggen dat ik op die basis mocht voortgaan.
Monseigneur Fiorani schrijft me zelfs dat de Heilige Vader, eerst het plan
heeft gelezen dat ik gemaakt had en het hem dan overhandigde, hij die de
beschermer van het instituut is en dat hij hem zei: - Lees dit meester-
werk! Ik kon werkelijk niets beters verwachten.- Voor ons is de zaak dus
bijna afgehandeld, maar de "Concettini" weten er nog niets van. Nu moeten
wij het meest gepaste middel vinden om handelend op te treden en het plan te
verwezenlijken tot genoegen van beide partijen. De verhandeling die ik aan de
Heilige Vader gezonden heb, is om zo te zeggen, de ontwikkeling van vol-
gend beginsel: "De Concettini aanvaarden onze regel en voeren hem inte-
graal uit. De Algemeen Overste van de Salesianen zal ook hun overste
zijn." Voor hen zal er dan een toevoegsel aan ons reglement worden ge-
maakt, waarin de normen voor een goed bestuur van de ziekenhuizen zullen
worden gegeven.
Nochtans heeft het voor deze avond geen nut hiermee verder te
gaan en dit onderwerp nog verder te bespreken, vermits we nog tot geen
enkel besluit kunnen komen.
In de loop van zijn samenspraken met de "Concettino" werkte Don
Bosco een tweede schema van fundamentele artikel uit, deels ontleend aan
het vorig schema en deels nieuw en zond het aan Monseigneur Fiorani, met
verzoek het te willen overhandigen aan de Heilige Vader.
"
Bijvoegsel aan de constituties van de Hospitaalbroeders van
" Maria, Onbevlekt Ontvangen, genaamd "Concettini".
"
"
De constituties van de broeders "Concettini" die thans ad
" quinquennium bij wijze van proef zijn goedgekeurd, zullen, hoewel
" ze grotendeels blijven bestaan, worden nageleefd met volgende
" wijzigingen.

39.8 Page 388

▲back to top
- XII/384 -
"
1° Het instituut van de "Concettini" houdt op te behoren tot
" de derde orde van Sint-Franciscus van Assissië en te worden bestuurd
" in de geest van de eerwaarde paters Kapucijnen en wordt in de plaats
" daarvan voor altijd aangesloten bij de sociëteit van de H. Francis-
" cus van Sales opgericht te Turijn.
" 2° De geestelijke leiding van de broeders "Concettini" zowel "
geprofesten als novicen wordt voor altijd toevertrouwd aan de
" priesters van bovenvermelde Salesiaanse Congregatie die hiervoor
" zullen benoemd worden door de Algemeen Overste van deze Congregatie.
"
Buiten deze voor altijd genomen schikkingen zal men op het
" ogenblik, tot er nieuwe beschikkingen door de Heilige Stoel zullen
" genomen worden, het volgende onderhouden:
"
1° Het ambt van Algemeen Overste van de "Concettini" zal
" waargenomen worden door de Algemeen Overste van de Salesianen, die ook
" een vertegenwoordiger zal kunnen benoemen bij de te Rome verblij-
" vende Salesianen.
"
2° In het hoofdhuis van de Heilige Geest zullen twee Sale-
" siaanse priesters verblijven, waarvan de ene de biechtvader en de
" directeur van de "Concettini" zal zijn en de andere, met de titel
" van algemene econoom de leiding zal hebben van de overste van de
" "Concetni" en over het algemeen van alles wat de tijdelijke administra-
" tie en de discipline van het ganse Instituut betreft.
"
3° In het noviciaat zullen er eveneens twee andere pries-
" ters Salesianen worden benoemd, waarvan de ene biechtvader en directeur
" van de novicen zal zijn en de andere de leiding zal hebben van de
" huishoudelijke aangelegenheden.
"
4° De ambten van de broeders "Concettini" te Rome zijn op
" het ogenblik als volgt beperkt: In het hoofdhuis zullen er zich bevin-
" den: 1° De overste van het huis; 2° zijn plaatsvervanger; 3° drie
" raadsleden. Het noviciaat is afhankelijk van de overste van het
" huis. Er zal ook een overste blijven in de ziekenhuizen van Orte
" en Civita Castellana, waar de "Concettini" verblijven. Al deze of-
" ficialen van de "Concettini" hebben een raadgevende stem en worden
" dus geroepen om hun mening te horen. De duur van hun ambt is drie jaar.
"
5° De overste van het hoofdhuis wordt gekozen door de Alge-
" meen Overste onder drie personen voorgesteld door verkiezing van
" alle geprofeste "Concettini" die te Rome hun verblijf hebben. De
" overste zal zijn plaatsvervanger kunnen kiezen. Alle andere ambten
" van raadsman, novicemeester en van de overste voor de "Concettini"
" die te Orte en te Civita Castellana verblijven worden absoluut door
" de Algemeen Overste benoemd.
"
6° De toelating van de novicen en hun doorzending voór hun pro-
" fessie hangt uitsluitend af van de Salesiaan die directeur is van
" het noviciaat.
"
7° De bevoegdheid om de geprofeste "Concettini" te verwij-
" deren nadat zij zonder enig nut vermaand en berispt werden, hangt
" uitsluitend af van de algemene econoom van het hoofdhuis.
"
8° De Algemeen Overste van de Salesiaanse congregatie bezit
" de volledige bevoegdheid om de vrome oefeningen voor te schrijven die
" door de "Concettini" moeten onderhouden worden, om hun habijt op
" één of andere manier te wijzigen, om hun voeding te regelen en te
" verbeteren en om in het algemeen die schikkingen te treffen die hij

39.9 Page 389

▲back to top
- XII/385 -
" meer gepast zal oordelen voor de goede gang van het Instituut en voor
" het doel waarnaar het streeft, zowel wat het geestelijke als het
" tijdelijke betreft.
"
9° De vier Salesiaanse priesters hangen af van de Aalgemeen
" Overste en het is aan hem of aan zijn plaatsvervanger, dat zij re-
" kenschap moeten geven van hun ambt.
"
Maar terwijl de hoedanigheid van beschermer van het Instituut
" steeds zal blijven berusten bij monseigneur de commandeur van de Heilige
" Geest, zullen de Salesianen zelf, vooral wanneer het hun gevraagd
" wordt, hem op de hoogte houden van de gang van zaken van het Instituut
" en zijn administratie, opdat hij in staat zou zijn dit mee te delen
" aan Zijne Heiligheid die zich gewaardigt zoveel belang te stellen
" in de voorspoed van dit Instituut.
Het aanbieden van dit document gebeurde op 12 december. Monseig-
neur gaf twee dagen nadien aan Don Bosco het bericht van de audiëntie en
Don Bosco sprak erover aan het hoofdkapittel op 17 december. Ook dit relaas
zullen we uit de kroniek van Don Barberis putten. Don Bosco zei:
"Sinds een week is de "Concettino" die bij ons verbleef, vertrok-
ken. Thans schrijft Monseigneur Fiorani mij een mooie brief, die, wat het
wezenlijke betreft, het volgende zegt: "Ik ging bij Zijne Heiligheid die
mij zei dat hij uiterst tevreden was over uw projecten ten aanzien van de
"Concettini". Hij had echter hierover zijn eigen ideeën, die hij uitdrukte
opdat ik ze U zou meedelen. Dit kan echter maar mondeling gebeuren. Zijne
Heiligheid nodigt U uit om naar Rome te komen en daar alles af te sluiten.
Kom niet alleen, maar breng een priester mee die dadelijk de leiding van
het hospitaal van de Heilige Geest op zich kan nemen". Ik heb er al veel
over nagedacht en ervoor gebeden. Nu gaat het nog alleen maar om de zaak
uit te voeren, vermits het de Heilige Vader is die spreekt. Ik heb al ge-
antwoord dat ik in het begin van januari zal vertrekken, dat ik samen met
een priester zal komen en dat wij ons erop voorbereiden de mening van Zij-
ne Heiligheid te horen en ze uit te voeren. Het gaat er dus niet om daar-
heen te gaan om iets voor te stellen, maar om uit te voeren wat ons zal voor-
gesteld worden, De enige moeilijkheid is deze: wie zal ik naar Rome meenemen
als directeur? Ik heb al naar Lanzo geschreven, ik heb met Don Lemoyne
gesproken. Zijn prefect, Don Scappini schijnt heel geschikt te zijn voor
dit ambt. Hij is heel actief, heeft fijne manieren en dan hebben we te Rome
toch volstrekt een priester nodig die voor ons, wat ik zou noemen, een
algemene procurator zou zijn. Aldus kunnen we dadelijk de Romeinse pro-
vincie oprichten. Met Don Lemoyne zijn we het reeds eens om daar de za-
ken in orde te brengen. Ik zal in het begin van januari naar Rome ver-
trekken en daar blijven tot alles volledig in orde is, omdat ik in deze
aangelegenheid de zaken niet halverwege wil laten. Daarna zal ik voor of
na het feest van de H. Franciscus naar Ligurië, naar Frankrijk en naar
Marseille gaan. Voor het hospitaal van de Heilige Geest vraagt men mij
enkel één priester en één kamerknecht, terwijl men zegt dat voor de di-
recteur of aalmoezenier er slechts twee kamers zijn. Ik zal eveneens
zien met welke gevoelens de commissie die dit hospitaal bestuurt, be-
zield is. Wanneer wij hen welwillend kunnen maken door hen tot ons te
trekken, dan kan zij ons geen twee maar vijftig kamers ter beschikking
stellen. En dan zullen wij ook beter kunnen zien, wat het inzicht van de
Heilige Vader is. Dit moeten wij in acht nemen alvorens een stap te
zetten, want wij gaan daar niet heen om te discussiëren of om te suggereren,

39.10 Page 390

▲back to top
- XII/386 -
maar om te luisteren en dan te werken.
Dus alles welbeschouwd, is de Heilige Vader met alles ingenomen,
gaat alles best volgens Monseigneur Fiorani en is er niet méér nodig dan
een korte samenspraak om het uiteindelijk eens te worden. Ondertussen kan
Don Bosco een priester met zich nemen die dadelijk de leiding van de
"Concettini" op zich kan nemen. Alles is duidelijk en het loopt als ge-
smeerd. - Nu gebeurt het tegenovergestelde wanneer Don Bosco in januari
1877 te Rome zal aankomen met een Salesiaans priester voor de leiding van
de "Concettini", dan zal wat helder was, troebel worden en wat zo vlot ver-
liep op tegenstand stoten. Op het ogenblik echter willen we niet verder
doorgaan dan tot het jaar 1876. We zullen er de epiloog van zien in het
XIIIde boekdeel.
De bedrijvigheid van dit jaar deed enige vrees ontstaan in het hart
van de intiemste vrienden van Don Bosco. Waren er niet te veel zaken die
men tegelijkertijd begon? Pater Secondo Franco van het Gezelschap van
Jezus, die zeer geacht werd te Turijn en heel veel van Don Bosco hield,
ging hem op zekere dag bezoeken met het inzicht zijn twijfel te kennen te
geven, dat het openen van zoveel nieuwe huizen ieder jaar aan de Congre-
gatie veel ongemakken kon berokkenen.
Zodra Don Bosco hem voor zich zag staan, bekeek hij hem met de
glimlach die doorgaans om zijn lippen speelde bij zekere speciale gelegen-
heden en zonder hem de tijd te geven zijn mond te openen, legde hij hem de
sterke beweegredenen uit die hem dwongen nieuwe stichtingen te ondernemen. Zijn
gesprekspartner bleef daar verbaasd staan zonder een woord uit te brengen,
overtuigd dat Don Bosco in zijn hart gelezen had. Wanneer hij daarna
aan Don Francesia het feit verhaalde besloot hij: - Juist zoals het aan
Sint-Ignatius van Loyala voorviel!

40 Pages 391-400

▲back to top

40.1 Page 391

▲back to top
- XII/387 -
H O O F D S T U K XVIII
HET VERTREK VAN DE TWEEDE EXPEDITIE VAN MISSIONARISSEN
Het vertrek van de drieëntwintig (1) missionarissen van de tweede expeditie
was vastgesteld voor 7 november. Don Bosco verspreidde in ruime mate het nieuws
door een omzendbrief. In zijn rustige stijl, die hem wel zeer eigen was, al ver-
wijst hij terloops naar de behoeften "voor de uitrusting en voor de reis", laat
hij toch niet de minste angst of bezorgdheid van materiële aard doorschemeren.
" Oratorio van de Salesianen
" Via Cottolengo, 32
"
"
"
Geachte Heer,
Turijn, 4 november 1876.
"
Tot mijn grote troost heb ik de eer U mee te delen dat de
" plechtigheid voor het vertrek van onze missionarissen zal plaats
" hebben dinsdagavond in de kerk van Maria, Hulp der Christenen.
"
Om vijf uur zullen de vespers beginnen en daarna zal een
" kort gelegenheidssermoen worden gehouden. Na de zegen met het Allerhei-
" ligste en de aanroeping van de verheven Moeder Gods, zal de zegen
" worden gegeven aan de missionarissen. Een broederlijk vaarwel zal een
" einde brengen aan deze vrome plechtigheid.
"
Om zeven uur zullen de missionarissen de kerk verlaten en zich
" rechtstreeks naar het spoorwegstation begeven om naar Rome te ver-
" trekken.
"
Het vertrek uit Genua is vastgesteld op de morgen van de
" veertiende van deze maand.
"
Er ontbreken nog veel zaken voor de uitrusting en voor de
" reis, en de collecte die bij deze gelegenheid in de kerk zal gehou-
" den worden, zal voor dit doel bestemd worden.
(1) Priesters: 1. D. Francesco Bodrato. 2. D. Luigi Lasagna. 3. D. Stefano Bourlot. 4.
D. Taddeo Remotti. 5. D. Michele Fassio. 6. D. Agostino Mazzarello. — Jonge geestelij-
ken: 7. Spirito Scavini. 8. Raimondo Daniele. 9. Emilio Rizzo. 10. Marcellino
Scagliola. 11. Carlo Ghisalbertis. 12. Luigi Farina. 13. Evasio Rabagliati. —
Coadjuteurs: 14. Giovanni Barberis. 15. Antonio Bruna. 16. Giuseppe Bassino. 17. Giuseppe
Viola. 18. Giacomo Ceva. 19. Felice Caprioglio. 20. Antonio Maria Tardini. 21. Antonio Roggero.
22. Francesco Frascarolo. 23. Pietro Sappa. Soms zal men van 24 spreken. Dan omvat men in
dit aantal Adamo over wie wij op het einde van hfdst. VII gesproken hebben. Zijn nog in
leven: D. Fassio, D. Remotti en D. Caprioglio.

40.2 Page 392

▲back to top
- XII/388 -
"
U zult ons een groot genoegen doen door deze dienst met uw
" aanwezigheid te vereren. Terwijl wij alle goed van de hemel over U
" afsmeken, is het mij een genoegen te kunnen tekenen als
"
"
uw verplichte dienaar,
"
Priester Giovanni Bosco.
In een zitting van het kapittel van 5 november werd bij de genomen beraad-
slagingen aangaande de ceremonie van de afreis beslist een eerbiedige uitnodiging
te richten aan Monseigneur de Aartsbisschop opdat hij zich zou gewaardigen zijn
zegen te komen geven. Don Durando werd met deze stap gelast. Maar voor het geval
dat Monseigneur niet zou kunnen komen, zei Don Bosco dat hij hem zou vragen aan
de missionarissen tenminste toe te laten dat zij hem een bezoek zouden brengen
alvorens te vertrekken. De uitslag was zoals men verwacht had. Daarom gingen de
missionarissen in de voormiddag van de zevende om half elf naar het bisdom, waar
Zijne Excellentie hen beleefd ontving en hun een gedenkenis gaf. Voor de zegen
werd Monseigneur Anglesio, overste van Cottolengo uitgenodigd.
Die morgen deden de jongens, evenals het jaar voordien, de oefening van de
goede dood. De leerlingen hadden dan de ganse dag vrijaf en de vakjongens slechts
in de namiddag. Het diner van de missionarissen, opgevrolijkt door muziek en door
de aanwezigheid van aanzienlijke genodigden, werd uitgesteld tot drie uur. Om-
streeks vijf uur vulde een dichte menigte de kerk. Al de leerlingen van het
Oratorio waren aanwezig.
Om vijf uur kwamen de missionarissen in rij uit de sacristie, trokken naar
het priesterkoor en gingen knielen op de zeer lange bank die men voor hen had
klaar gezet.
De priesters en de jonge geestelijken droegen mantel en hoed op zijn
Spaans. Vespers, een toespraak van Don Bosco, een motet, Tantum ergo met muziek-
begeleiding, zegen met het Allerheiligste, Itinerarium clericorum, omhelzing en
vaarwel aan de medebroeders bij de trappen van het altaar, vertrek tussen twee
rijen jongens en mensen doorheen de kerk en dan per rijtuig naar het station,
alles zoals we dat reeds beschreven hebben in het elfde boekdeel. De ontroerende
taferelen van het jaar tevoren herhaalden zich. Over de broederlijke omhelzing
schreef een krant:(1) "Het is onmogelijk dit verheven tafereel te beschrijven.
Alleen hij kan het begrijpen die weet wat het zeggen wil lange jaren samen te
leven en dan te scheiden met de idee elkaar misschien nooit meer op deze aarde
terug te zien." Ze kwamen aan het station aan juist één minuut voor het vertrek
van de trein. Daar voegden zich bij de missionarissen de Salesianen die bestemd
waren voor Ariccia en een deel van hen die naar Albano moesten gaan. De kleine
kroniek van Don Lazzero zegt laconiek: "De goede Don Bosco begeleidde hen alle-
maal." Kort tevoren had hij in deze bewoordingen gesproken tot een dicht opeen-
gepakt auditorium in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, waarbij hij zich
speciaal tot de jongens en tot zijn medebroeders wendde:
"
Een jaar geleden op deze dagen, mijn beminde zonen, vanuit deze
" zelfde kerk van Maria, Hulp der Christenen, vertrok een eerste
(1) U nità Cattolica, 10 november 1876.

40.3 Page 393

▲back to top
- XII/389 -
" schare van Salesiaanse missionarissen in de richting van de Argentijn-
" se Republiek, om aan deze volkeren het Evangelie te brengen, en
" eveneens om zich een weg te banen naar de wilde en uiterst woeste
" stammen van de Pampa's en van Patagonië. Wij waren tegenwoordig bij
" dit vertrek en hebben hen begroet onder tranen van ontroering en
" vaarwel. Of liever, het waren tranen van geluk omwille van het
" goed dat ze gingen verrichten.
"
Van deze zelfde kansel werden hun toegenegen woorden van aan-
" moediging en van afscheid toegestuurd, waarbij herdacht werd hoe zij
" niets anders deden dan gehoorzamen aan de woorden die de goddelijke
" Zaligmaker tot zijn apostelen richtte: Euntes in mundum universum
" praedicate evangelium omni creaturae en aldus volgden zij stipt het
" werk van de apostelen op. Tegelijkertijd werd hun gezegd: - Jullie
" vertrekken, maar jullie zullen niet alleen zijn. Wij zullen jullie
" altijd vergezellen in gedachte en door ons gebed. Anderen en nog anderen
" zullen jullie volgen in jullie edele onderneming en ze zullen gezel-
" len worden en indien het nodig zal zijn, staan wij allen bereid om
" te vertrekken.
"
Wat dan als een vrome wens gezegd werd, wordt nu in werke-
" lijkheid omgezet. En zie, op dit ogenblik sta ik voor een nederig
" troepje, een kleine schare van Salesianen, die met deze zelfde be-
" zieling vertrekken als die eerste missionarissen en vol spanning
" zijn om zo vlug mogelijk de gelederen van hun makkers te gaan versterken.
"
Op deze avond waarop ik mij voorgenomen heb een kort sermoen-
" tje te houden, zal ik al de onderwerpen achterwege laten die tranen
" zouden oproepen bij de spreker en bij de toehoorders, want dat zou
" mij in deze omstandigheid beletten mijn toespraak voort te zetten.
" En zelfs niet op dit ogenblik, mijn beste zonen, oordeel ik het
" geschikt levens- en voorzichtigheidsregels te suggereren, die nut-
" tig kunnen schijnen voor hen die zich naar die verre streken begeven.
"
Het ligt in mijn bedoeling jullie enkel twee gedachten uit- "
" een te zetten. De eerste gedachte betreft dit wat onze tien gezel-
" len gedaan hebben, na die heuglijke avond waarop zij elkaar het broe-
" derlijk vaarwel zeiden, in aanwezigheid van Jezus in het Heilig Sa-
" crament, voor het beeld van Maria. Ik zal jullie er een bericht over
" geven, opdat men zou merken hoe buitengewoon groot het goed is dat
" men kan doen en hoe diegenen die bezield zijn door de echte ijver
" voor het heil van de zielen, door de Heer gezegend en beschermd en
" door de mensen geëerd en bemind worden.
"
De tweede gedachte bestaat erin te verwijzen naar de oogst
" die God ons in Zuid-Amerika bereid heeft. Er zijn in die streken heel wat
" zaken te doen. Het goed dat er kan volbracht worden is uiterst groot,
" het land is zeer uitgestrekt. Jullie kunnen dus steeds voortgaan met
" het werk van de apostelen door opgewekt te werken in de wijngaard
" van de Heer.
"
Beminde zonen, luister: God ziet jullie, God luistert naar
" jullie en daarom mag slechts aan Hem eer en glorie toekomen. Wanneer
" er iets betrekking heeft op onze arme persoonlijkheden, als nederige
" werktuigen waarvan Hij zich wil bedienen, zullen wij steeds zeggen: dit
" werd gedaan door de genade Gods en daarom moet enkel aan Hem eer en
" glorie worden toegekend: soli Deo honor et gloria!
"
Nadat zij eerst naar Rome gegaan waren om er de zegen van de
" heilige Vader te ontvangen, genoten ze bij de Plaatsvervanger van

40.4 Page 394

▲back to top
- XII/390 -
" Jezus Christus de meest hartelijke ontvangst en nadat ze hun zen-
" ding van hem ontvangen hadden, keerden ze terug naar Turijn, vertrokken
" er opnieuw op elf november en op veertien november staken ze vanuit
" Genua in zee met bestemming de Argentijnse Republiek. Na een lange en
" gelukkige reis, waarvan de bijzonderheden beschreven staan in een
" hiervoor geschreven boek, landden ze te Buenos Aires. Daar kregen
" ze een buitengewoon goede ontvangst, die ze ternauwernood van hun
" beste vrienden hadden mogen verwachten, speciaal van de vrome en geleer-
" de Aartsbisschop die hen behandelde als een liefderijke vader. Toen de
" roep van hun aankomst zich verspreid had, kwamen er al dadelijk
" velen in beweging en vooral de Italianen, die, in zeer groot aantal,
" hen tegemoet kwamen om hun eerbied te betuigen en hen te verzoeken in
" die stad te blijven om er te zorgen voor hun families en voor hun land-
" genoten. De missionarissen hadden beslist allen naar S. Nicolàs
" de los Arroyos te gaan om in die wijngaard te werken, die eerst
" scheen ontgonnen te moeten worden, maar de mensen van Buenos Aires
" drongen er zo op aan en de nood scheen er zo groot voor predikan-
" ten van het Evangelie, dat men ze moest tevreden stellen en het perso-
" neel in twee groepen verdelen, zodat er drie te Buenos Aires bleven.
"
Het is nuttig hier te herhalen dat het doel van deze missie
" was, zedelijke hulp te gaan verlenen aan de Italianen die in groot
" aantal in Zuid-Amerika wonen, en een nieuwe proefneming te doen om
" de wilden van de Pampa's en van Patagonië te benaderen. Niet wei-
" nig vroegere jongens van het Oratorio die zich in deze stad en in de
" provincieplaatsen gevestigd hadden, kwamen met echte geestdrift
" daarheen, vol spanning om hun makkers te zien met wie ze samen hun
" vak hadden geleerd, gestudeerd en zich vermaakt hadden.
"
Daarom werd hun al dadelijk te Buenos Aires de dienst aange-
" boden van de kerk gewijd aan de Moeder van Barmhartigheid ook ge-
" noemd de kerk van de Italianen, en Don Cagliero begon er onmiddel-
" lijk een reeks sermoenen als voorbereidingsnoveen van Kerstmis. De vruch-
" ten waren talrijk en de mensen kwamen toegelopen om naar hem te -
" luisteren van twintig of dertig mijl ver. De kerk was altijd stamp-
" vol, zowel voor de Italiaanse als voor de Spaanse sermoenen die af-
" wisselend 's morgens en 's avonds werden gehouden. Vele uren van de
" dag waren gewijd aan biechthoren, en omdat men er niet in slaagde
" dit voor alle mensen die zich aanboden te doen, daar de plaats te
" klein was en de tijd te kort, moest men, na het feest van Kerstmis,
" in de octaaf ermee voortgaan. En deze toeloop hield niet op, het
" schijnt zelfs dat hij steeds vermeerdert, zodat er steeds nog andere
" missionarissen bijgevraagd worden opdat zij, die zich op dit ogen-
" blik daar bevinden, niet zouden bezwijken onder de inspanningen.
"
Ondertussen trokken de andere zeven verder op hun reis tot aan
" S. Nicolàs, dat op vierentwintig uur afstand per stoomboot langs
" de stroom gelegen is, waar ze meenden, volgens hun informatie, het
" college te vinden met zijn kerk, gereed om een honderdtal leerlin-
" gen te ontvangen. Het werk was echter pas begonnen en was er maar
" plaats voor zes of acht jongens. Maar de Salesianen raakten hier-
" door niet in de war. Ook geholpen door brave mensen van die plaats zet-
" ten ze zich zelf aan het werk. Het was mooi om zien hoe ieder te-
" gelijkertijd als hij begon klas te geven, ook een meester werd in
" alles wat er moest gedaan worden. Zij werkten zelf als ondernemer,
" als meestergast, als metselaars, als smid en als schrijnwerker. Dat

40.5 Page 395

▲back to top
- XII/391 -
" werk ging er dapper op vooruit.
"
Naarmate een plaatsje of een zaal gereed kwam, werd alles da-
" delijk bezet en het aanvaarden van jongens ging steeds door. Zouden
" jullie het kunnen geloven? Op zes maanden tijd was dit bouwwerk zo
" ver gevorderd dat het college 130 leerlingen kon bevatten. Ze zijn
" er en geven de meest bevredigende bewijzen van studiegeest, van goede
" geest en van tucht. De jongens behoren tot de meest aanzienlijke
" families.
"
Terwijl de lagere en klassieke scholen begonnen, werd te S.
" Nicolàs nog een openbare kerk geopend met een Oratorio voor zon-
" en feestdagen en ook hier was de oogst overvloedig, zodat de Sale-
" sianen die daarheen gegaan waren in te klein aantal waren en weldra
" smeekten om nieuwe gezellen daarheen te zenden.
"
S. Nicolàs is gelegen op de grenzen van de provincie Buenos
" Aires op geringe afstand van de primitieve volksstammen en de Heer
" heeft gewild dat bij de talrijke jongens die hun aanvraag deden om
" in het college te worden opgenomen ook enkelen waren van die wilde
" stammen. Dat was de vervulling van één van onze vurigste wensen,
" wanneer we ons naar die verre streken hebben begeven, namelijk, langza-
" merhand onze weg te maken om tot in de gewesten van de wilden te
" geraken. Deze weg schijnt nu gebaand te zijn, vermits die jongens
" van die wilden na hun opvoeding in de christelijke godsdienst,
" zelf het geloof in Jezus Christus zullen gaan aanleren aan de stam-
" men waaruit ze gekomen zijn. Zo zal ons plan het Evangelie te laten
" brengen aan de wilden door de wilden zelf verwezenlijkt worden.
"
Terwijl er te Buenos Aires en te S. Nicolàs op deze manier
" gewerkt werd, verspreidde zich in Amerika het nieuws van de aankomst
" van de Salesianen. Daar de geestelijke nood in deze streken onmetelijk
" groot was en de middelen om erin te voorzien schaars, wendde men
" zich van alle kanten tot Don Cagliero, overste van de Salesianen, om
" missionarissen te bekomen voor het openen van avondscholen, Oratoria
" voor zon- en feestdagen, asielen voor arme knapen, colleges, klein-
" seminaries. Dit gebeurde eerst vanuit enkele steden van de republiek
" zelf, zoals Cordova, Mendoza en nadien vanuit Chili, waar de onder-
" handelingen voor drie steden reeds ver gevorderd zijn. Te Santiago,
" de hoofdstad van deze andere republiek biedt men ons een openbare
" kerk aan, een huis voor kunsten en ambachten, een college en Orato-
" ria voor zon- en feestdagen. Hetzelfde gebeurt te Valparaiso en te
" Concepción, de laatste stad van Chili in de richting van de wilden,
" waar men ons het bestuur van het kleinseminarie aanbiedt. Er ont-
" breekt nog enkel dit dat de missionarissen zich naar hun post zou-
" den begeven. We hopen op de goddelijke Voorzienigheid en zodra moge-
" lijk zullen we dan een nieuwe, derde expeditie inrichten.
"
Maar ondertussen merkt men in Montevideo dat het hoogdringend is
" om de jeugd ter hulp te komen. Dit is de hoofdstad van de republiek
" van Uruguay, een zeer bevolkte provincie, waar er echter noch semi-
" narie, noch katholiek college, noch een enkele jonge geestelijke is
" in heel de republiek, zonder dat er hoop bestaat dat er in de toe-
" komst zullen zijn. De apostolische vicaris, Monseigneur Vera, wendde
" zich smekend tot Don Cagliero om hem te vragen of hij geen moge-
" lijkheid zag om een Salesiaans college in deze hoofdstad op te
" richten. Na lange onderhandelingen en na het overwinnen van vele
" duivelse mogelijkheden en verzet, kon de zaak tot een goed einde worden
" gebracht.

40.6 Page 396

▲back to top
- XII/392 -
" Immers, verscheidene aanzienlijke en welwillende christelijke mensen
" (want ook daar zijn er) lieten het oog vallen op een prachtig gebouw
" dat voor dit doel kon gebruikt worden, in een heerlijke voorstad, ge-
" naamd Villa Colón. Ze kochten het aan en schonken het ons met de eni-
" ge verplichting de jongens die de Voorzienigheid ons zou zenden te
" aanvaarden, te onderrichten en op te voeden. En nu is een deel van de
" missionarissen die vandaag vertrekken juist bestemd om een college,
" het enige katholieke college in die republiek te openen. Het werd
" Piuscollege genoemd om te herinneren aan de doortocht die de grote
" Paus Pius IX er deed, wanneer hij in 1823 zich naar Chili begaf
" als zaakgelastigde van de Heilige Stoel.
"
Op het ogenblik nu dat ik tot jullie spreek gaat een ander groot
" feit de geschiedenis in of is althans op het punt daartoe. De wilden
" van Patagonië waren zulke woeste mensen dat ze tot hiertoe aan
" geen enkele Europeaan toestonden in hun gebied door te dringen, maar na-
" dat zij hadden horen spreken over de missionarissen, wiens enig doel
" het was de jeugd op te voeden en te onderrichten en de noodlijdenden
" bij, te staan, waren ook zij ervan overtuigd dat deze mensen aan hun
" stam geen kwaad zouden doen en zij zonden iemand om Don Cagliero uit
" te nodigen. Wat een wonderbaar geval! Terwijl men een huis gaat
" openen te Dolores, een nog wat onbeschaafde stad aan de ene kant van
" de Argentijnse Republiek, wordt aan de andere kant, te Patagones of
" te Carmen, reeds te midden van de wilden, maar waar de blanken toch
" nog in veiligheid zijn, ons deze laatste parochie aangeboden. En
" inmiddels waren er twee machtige stamhoofden van de Kassieken, die
" iemand zonden om de Salesiaanse missionarissen te roepen. Ze gaven
" hun de verzekering dat ze hun geen kwaad zouden doen en dat ze
" integendeel graag naar hen zouden luisteren en naar de godsdienst
" die ze hun zouden verkondigen. En vanuit het diepste van Patagonië,
" van Santa Cruz en van Punta Arenas, dat zich in het midden van de
" straat van Magellaan bevindt, vraagt men Salesiaanse missionarissen.
"
Terwijl er over al deze zaken onderhandeld werd, zag men
" zich in Buenos Aires zelf genoodzaakt nieuwe huizen te openen. In
" een buitenwijk van deze stad, genaamd de Bocca (muil) van de duivel,
" met duizenden en duizenden Italianen die daar wonen, was er een kerk
" en een parochie nodig en meest van al bleek het noodzakelijk ook een
" huis voor kunsten en ambachten op te richten voor arme verlaten kin-
" deren en ook de zorg van andere kerken op zich te nemen.
"
Daar de behoeften zo groot en zo verscheiden waren en men zag
" dat de tien eerste missionarissen niet voldoende waren voor al dat
" werk, dacht men eraan anderen te zenden. In het begin vroeg Don Cagliero
" er zes, dan tien, daarna twintig, dan niet minder dan vierentwin-
" tig. Ik ben er zeker van dat, indien wij deze expeditie nog uit-
" stellen, wij andere brieven zullen ontvangen, waarin de uiterst
" dringende behoefte wordt aangetoond om anderen en nog anderen naar die
" streken te laten vertrekken. Het is een voortdurende roep die op-
" stijgt naar Europa en die ons zegt: - Kom ons ter hulp, zend ar-
" beiders!
"
Jullie dus, nieuwe missionarissen, vertrek naar die streken,
" in verschillende groepjes verdeeld. Een gedeelte van jullie zul-
" len te Buenos Aires zelf het huis van de vakjongens dat er gaat geopend
" worden, besturen en van nu af aan zullen de verlaten en in gevaar
" verkerende jongens een toevluchtsoord en een veilig tehuis vinden,

40.7 Page 397

▲back to top
- XII/393-
" zowel tegen de lichamelijke ellenden van het leven als tegen de bedor-
" ven lucht van de wereld. Zonder schade te lijden aan hun ziel zul-
" len ze een kunst of een vak kunnen aanleren waarmee ze gans hun leven
" op een eerlijke manier hun brood zullen kunnen verdienen. En daarom
" vertrekken met de geestelijken ook de meestergasten. Daar zullen ook
" nog Oratoria en speeltuinen voor kinderen voor zon- en feestdagen
" moeten opgericht worden en men zal een uiterst talrijke parochie van
" Italianen moeten besturen.
"
Een gedeelte van hen begeeft zich naar Montevideo om daar een wer-
" kelijk katholiek college op te richten, waar de wetenschap zal kun-
" nen worden aangeleerd zonder de onschuld van het leven en de zui-
" verheid van de zeden te verliezen. We hebben gegronde hoop dat dit
" college, op een heel speciale wijze door de Heilige Vader gezegend,
" heel vele goede vruchten zal voortbrengen en wie weet of verscheide-
" ne jonge plantjes weldra niet zullen kunnen overgeplant worden naar
" het heiligdom zodat men in deze uitgestrekte republiek niet meer
" zijn beklag zal moeten doen dat er zich geen enkele jonge geestelijke
" bevindt.
"
Een gedeelte van hen gaat erheen om de gelederen te gaan
" versterken van hen die reeds te S. Nicolàs aan het werk zijn, ver-
" mits dit college en die Oratoria zo gegroeid zijn dat diegenen die
" daar op het ogenblik werken, werkelijk onvoldoende in aantal zijn. Er
" moet daar ook grond verbouwd worden, een veestapel worden gebruikt, vak-
" jongens onderricht worden en dat alles vraagt op duizend en één ma-
" nieren de handen en de ervaring van moedige, onbaatzuchtige, vast
" beslis te en tot offers bekwame mannen.
"
Een vierde gedeelte zal dan, de stem van de Heer volgend, naar
" die plaatsen gaan waar men ze het meest nodig zal hebben, vooral om
" er te gaan preken. Ze zullen trachten zich een weg te banen tussen
" de mensen van de Pampa's en van Patagonië, want ik ben ervan overtuigd,
" mijn beste zonen, dat vooraleer jullie daar zullen aankomen, dan al
" verscheidene onderhandelingen zullen afgesloten zijn, zodat er nog enkel
" zal gewacht worden op een geschikte persoon om zich aan het hoofd
" te zetten van de evangelisatie van de wilden.
"
Op dit ogenblik ontbreekt er iets. Zeker ontbreekt er iets alvo-
" rens naar die verre landen te vertrekken. En wat ontbreekt er? Er
" ontbreekt nog aan dat jullie naar Rome gaan om de speciale zegen
" te halen van het opperhoofd van de Kerk, van de Plaatsvervanger
" van Jezus Christus. Er ontbreekt nog aan dat wij ons gaan neerwerpen aan
" aan de voeten van onze onvergelijkbare weldoener, en naar zijn aan-
" wijzingen luisteren en ze uitvoeren.
"
Ja, ik noem Pius IX, onze onvergelijkbare weldoener, omdat
" jullie dienen te weten, mijn beste jongens, jullie allen dienen te we-
" ten hoe Pius IX ons op zeer buitengewone manier bemint en niet de
" de kleinste gelegenheid laat voorbijgaan om ons te zegenen en ter
" hulp te komen. Hier zou ik jullie moeten zeggen wie de paus is, wie Pius
" IX is, maar mijn stem is er niet toe in staat, mijn hart wordt te
" erg ontroerd wanneer ik denk aan de goedheid van de paus van de
" Onbevlekte, aan dit levende beeld van Jezus Christus. Nog dezer dagen,
" toen hij onze dringende behoefte kende om de uitrusting voor onze
" missionarissen voor te bereiden en de grote nood waarin wij ons
" bevonden, zocht hij wat er nog aan waarden op zijn werktafel lag
" en toen hij nog 5.000 lire gevonden had, overhandigde hij ze aan
" Kardinaal Bilio die ze ons moest laten geworden, terwijl hij eraan
" toevoegde: - Zeg aan

40.8 Page 398

▲back to top
- XII/394 -
" Don Bosco dat dit maar een peulschilletje is in vergelijking met zijn
" behoeften, maar dat het alles is wat op dit ogenblik een goede vader
" bezit en dat hij dit alles aan zijn beminde zonen moet schenken. De
" Heer zal niet nalaten te voorzien in wat hun nog ontbreekt. Daarom
" zei ik en herhaal ik aan allen onze hoge weldoener, de paus, te
" zegenen, te beminnen en voor hem te bidden. Wij zullen ons aan zijn
" voeten neerwerpen en bedanken en hem zeggen: - Heilige Vader, wij
" zijn uw beminde zonen! Zegen ons. - Na zijn zegen zullen jullie dan
" vertrekken, mijn beste zonen.
"
En het is tot jullie dat ik me thans zal moeten wenden, mis-
" sionarissen van de vrede, om jullie enkele raadgevingen te geven.
" Maar welke raadgevingen zal ik jullie geven? De missionarissen die
" voor jullie vertrokken, hebben ze reeds gehad en ze werden neerge-
" schreven. Jullie hebben ze gelezen en jullie zullen gelegenheid heb-
" ben om ze te lezen. Andere raadgevingen heb ik al aan elk in het
" bijzonder gegeven, voor wat jullie persoonlijk aangaat. Maar welke
" andere raad zal er nog nodig zijn?
"
Het is zeker dat het de Heer is die jullie dit offer vraagt.
" Het is zeker dat het zware werk dat jullie op die plaatsen zullen
" uitvoeren de wil van de Heer is. Het is werkelijk de Heer die jullie
" zendt. Wat willen jullie nog meer? En dat het de Heer is die jullie
" roept, daarvan hebben we zovele en zo duidelijke tekens, dat men er
" niet kan aan twijfelen. Neen, vrezen jullie niet! De Heer en de
" Allerheiligste Maagd zullen jullie bij de hand nemen en zullen jul-
" lie leiden waar de nood het hoogst is en waar jullie het meest goed
" zullen kunnen doen.
"
Allen zullen jullie er veel werk vinden, want er zijn geeste-
" lijken nodig die klas geven, assistentie doen, catechismus geven, er
" zijn leken nodig om de boodschappen te verrichten, de boekhouding
" bij te houden, voor jullie zijn er kamerknechten nodig, portiers,
" tuiniers, herders om de schapen te hoeden, schrijnwerkers, smeden.
" Wezen jullie gerust, iedereen zal er zijn rol te vervullen krijgen.
"
Wezen jullie niet bang! Trouwens jullie gaan er nu niet meer
" heen zoals de eerste maal op goed geluk af, zonder er iemand te ken-
" nen of zonder te weten in welk huis jullie zullen opgenomen worden.
" Jullie zullen er al broeders aantreffen die jullie met welwillend-
" heid verwelkomen. Jullie zullen er een huis klaar vinden, een bed,
" een tafel en brood.
"
Ik koester het vaste vertrouwen dat wij allen, vroeg of laat,
" elkaar zullen terugzien. De afstand van hier naar Argentinië be-
" draagt maar enkele dagreizen. Maar indien het bij geval zou gebeuren
" dat wij de ene of de andere hier op aarde niet meer terugzien, dan
" zal er daarom toch geen gelegenheid ontbreken waarop wij, na deze
" levensdagen, elkaar nog kunnen weerzien. We zullen dan voor altijd
" verenigd zijn in de hemel!
Gedurende de reis van Turijn naar Rome gebeurde er voor onze reizigers
slechts een enkel incident dat mag aangestipt worden. Te Pisa eindigde in die
tijd de lijn van de spoorweguitbating voor Noord-Italië. Om de reis dus voort te
zetten had men nieuwe biljetten nodig. Don Bodrato kreeg het bevel het vervallen
collectieve biljet aan te bieden aan de daartoe bevoegde persoon en er een ander
te nemen tot Rome. Wanneer hij dan tot bij het winket gekomen was, hoorde hij

40.9 Page 399

▲back to top
- XII/395 -
dat dit 593 lire kostte. Don Bosco wachtte vergeefs op zijn terugkeer in de
wachtzaal en daar hij wel wist dat hij geen geld had, ging hij eens
zien. Toen hij hoorde hoeveel het beliep "bracht hij zachtjes zijn hand
aan het voorhoofd en met een glimlach op de lippen" zei hij: - Hoe zullen we
het nu aan boord leggen? Ik heb maar vijfhonderd lire. - Ondertussen tastte
hij in zijn rechterzak, dan in zijn linkerzak, keerde en draaide zijn por-
tefeuille, schudde deze omgekeerd uit op de afsluiting voor de uitgang en
doorsnuffelde al de verborgen hoekjes, maar er viel niets meer uit. Don
Bodrato volgde zijn voorbeeld na en had meer geluk. Er kwamen inderdaad
nog zestig lire te voorschijn. Don Lasagna die zag in welke hachelijke toe-
stand men zich bevond, ging eens rond om een collecte te doen bij al de
medebroeders en kwam dan terug met tweeëndertig lire. Don Bodrato voegde
de twee sommetjes triomfantelijk bij de som van Don Bosco, maar in zijn
haast had hij zich vergist: er ontbraken nog vier lire. Indien U ze niet
vindt - zegt hem koeltjes de kaartjesverkoper, dan vertrekken uw gezellen en U
blijft hier. Ondertussen was hun tegenslag aan iedereen bekend geraakt zonder
dat iemand in beroering werd gebracht door hun droevig geval. De stationschef
stond op het punt het sein voor het vertrek te geven. Wat moest er gedaan
worden? Don Bosco "kalm en steeds met een lach" (1) zei enkele woorden
aan de stationschef, die niet wilde luisteren. Eindelijk, na nog een andere
zak te hebben omgewoeld, komt er nog een geldbeugel uit die eerst ontsnapt
was aan de opzoekingen en daaruit komen de providentiële vier lire te voor-
schijn, maar in zilveren geldstukken van de vroegere regering. Het was dan
nog een geluk dat men geen moeilijkheden maakte om ze te aanvaarden. Het
is werkelijk waar dat niet ieder kwaad schadelijk is. Tot dan toe waren
de missionarissen nog niet ingestapt in afwachting hoe het zou aflopen.
Ondertussen hadden ook de reizigers bezit genomen van al de wagons. Men
moest dan wel met haast en spoed een wagon speciaal voor hen aanhaken,
zodat ze de voldoening hadden deze voor hen alleen te hebben.
De dag brak aan en, daar ze toch alleen waren in de wagen, konden ze
allen vrijuit en luidop de morgengebeden opzeggen. Daarna konden de pries-
ters samen in koor het heilig officie beginnen, terwijl de anderen gewijde
lofzangen neurieden. Met deze en dergelijk hulpmiddeltjes probeerden ze
eveneens zekere prikkelingen van hun maag te bedriegen, die eerder aange-
scherpt dan gekalmeerd werden door een schaarse beet brood die onderweg nog aan-
gekocht werd met de weinige stuivers die de ene of de andere nog in het
diepste van zijn zakken gevonden had. Zo kwamen ze te Rome aan zonder een
centiem maar met een verschrikkelijke eetlust. Aan het station wachtte Don
Sala de reizigers op met twee bussen om ze naar de Drievuldigheidskerk van
de Pelgrims te brengen en de geachte heer Sigismondi nam Don Bosco met zich
mee naar zijn huis waar hij hem de meest delicate attenties bewees.
Nauwelijks hadden ze zich wat hersteld van hun vasten van vieren-
twintig uur of een blij nieuws bracht hen in vervoering: de paus, Pius IX,
zou hen de dag nadien in audiëntie ontvangen. Ze konden zich niet meer houden.
(1) De woorden tussen aanhalingstekens werden ontleend aan een brief van Don Bodrato gericht aan Don Bar-
beris met als datum 9 november 1876, vanuit Rome.

40.10 Page 400

▲back to top
- XII/396 -
Om twaalf uur op 9 november stonden ze in een halve kring te wachten in de
zaal naast die andere zaal, waar Zijne Heiligheid de private audiënties
gewoonlijk hield. De Heilige Vader verscheen vergezeld van hunne Eminen-
ties Asquini, Caterini, Franchi en Di Pietro en van vele prelaten, bis-
schoppen en aartsbisschoppen.
"Kijk", zei hij op vaderlijke toon, "kijk, hier hebben we een troep-
je Salesianen die naar Amerika vertrekken. Moge God jullie zegenen mijn
zonen, en moge de Heilige Maagd jullie beschermen. - Op dat ogenblik, meege-
sleept door hun genegenheid en met de gedachte dat ze mochten doen zoals in
het Oratorio, sprongen ze allen op de Heilige Vader toe om hem de hand te
kussen. "Neen, neen", zei glimlachend de opperherder, servate ordinem. Ik zal
de ronde doen en iedereen zal zijn devotie kunnen voldoen."
Hij begon met de leider van de expeditie. "Deze, Heilige Vader, zei
Don Bosco, is de priester Bodrato, de leider van deze nieuwe expeditie. Zij
die hier volgen, vertrekken met hem naar Buenos Ayres."
- "Buenos Aires, stipte de Heilige Vader aan", is een goede stad
waar ik in 1823 geweest ben. Er is daar een zeer ijverige bisschop.
Moge God jullie overal begeleiden."
"Deze zijn bestemd voor S. Nicolás en staan onder de leiding van de
priester Remotti. Er zijn veel leerlingen in het college en het is hoog
tijd om daar het personeel aan te vullen,"
"S. Nicolàs de los Arroyos, hernam de Heilige Vader, "is een stad
waar ik doorgegaan ben. Daar zijn vele Italianen. Jullie zullen er veel te
doen hebben. Het is echter de laatste stad in de richting van de wilden.
Er zal veel geduld en veel voorzichtigheid nodig zijn."
- "Deze derde groep, geleid door leraar Don Luigi Lasagna, zal te Monte-
video, hoofdstad van Uruguay blijven. In deze stad is er noch een semina-
rie, noch een gewone bisschop, noch clerus. Te Villa Colón zal een college
worden geopend dat we, met goedvinden van Uwe Heiligheid, Piuscollege zul-
len laten noemen."
- "Ja", antwoordde de paus opgewekt, "dat is goed. Ik ben in die
stad geweest, ik heb die plaatsen gezien. Er zijn vele Italianen wier
kinderen een christelijke opvoeding en een gezond onderricht hard nodig
hebben. Een grote oogst, een grote oogst!"
- "Deze laatsten zijn bestemd voor Albano."
- "Ook te Albano zullen jullie een overvloedige oogst vinden, maar
de bevolking is er heel goed en godsdienstig. Daar zullen jullie ijver en
jullie christelijke naastenliefde veel goed doen. Moge God jullie verge-
zellen!"
Nadat hij zijn ronde volbracht had en aan iedereen een woord gezegd
had terwijl hij hun de hand liet kussen, ging hij terug naast de kardi-
nalen staan en terwijl hij jongensachtig met zijn linkerhand zijn stokje
bewoog, richtte hij de missionarissen volgende woorden toe: - Deze nieuwe
expeditie van de Salesianen doet me genoegen. Moge God jullie zegenen en
de Heilige Maagd jullie beschermen. Met Gods heilige hulp zullen jullie
veel goed doen. Men vertelt van Sint-Franciscus Solano dat hij te
voet heel Amerika van het ene einde tot het andere zou doorkruist hebben.
Dat kan niet gebeurd zijn op een natuurlijke manier. Ik denk dat de enge-
len van de Heer hem op die lange en vermoeiende tocht zullen gedragen hebben.

41 Pages 401-410

▲back to top

41.1 Page 401

▲back to top
- XII/397 -
Ik zeg niet dat jullie Amerika van de ene naar de andere kant moeten doorlo-
pen. Wat ik jullie wel kan verzekeren is dat jullie met Gods hulp veel
goed zullen kunnen doen. En wie weet welke uitgebreide streken en welke
overvloedige oogst de Heer voor jullie aan het bereiden is? Trachten jul-
lie maar te beantwoorden aan de liefderijke zorgen van de goddelijke Voor-
zienigheid en twijfelen jullie er niet aan dat jullie inspanningen vele
vruchten zullen voortbrengen. Ik bid God dat hij jullie vastberadenheid zou
verlenen in de goede voornemens. Moge God jullie allen zegenen en moge de
bewaarengel jullie vergezellen op de weg, op zee, op het werk en altijd.
God moge jullie zegenen, jullie missie, hen die reeds in Amerika zijn, Hij
zegene de Bisschop van Buenos Aires, de apostolische vicaris van Montevi-
deo. Hij zegene al jullie verwanten, vrienden en weldoeners. Dat God jul-
lie zegene in de tijd en jullie allen eens gelukkig make in de zalige
eeuwigheid. - Daarna verleende hij de apostolische zegen met volle aflaat
aan alle ouders, verwanten en bloedverwanten van de missionarissen tot de
derde graad inbegrepen. Toen de paus ophield met spreken, scheen hij zicht-
baar bewogen te zijn. Daarna was zijn aangezicht weer in zijn gewone plooi
en met zijn gebruikelijke opgeruimdheid ging hij omringd door zijn gevolg
naar een andere zaal. De missionarissen stonden daar opgetogen als in het
paradijs, zoals de apostelen toen ze Jezus op Hemelvaartsdag tussen de wolken
zagen verdwijnen.
Don Bosco werd opnieuw in private audiëntie ontvangen op 10 november.
Wij hebben hier het gebruikelijke velletje papier voor ons liggen,dat hem
als "pro memoria" diende voor de zaken welke hij aan de paus moest vra-
gen. Er zijn vier punten op aangetekend: "1° Mevrouw Marianna Mazé vraagt
aan Zijne Heiligheid soms iets te mogen drinken vooraleer te communie te
gaan. 2° Gevallen voor de penitentiaris voor kanunnik Molinari. 3° Be-
voegdheid om biecht te horen gedurende de reis van de missionarissen.
4° Getuigschriften waarbij dispensatie wordt verleend betreffende betwiste
zaken." Nadien tekende hij naast de drie eerste petities het telkens beko-
men resultaat aan. De bevoegdheid wordt verleend aan mevrou Mazé "onder
voorwaarde slechts een enkele slok te drinken"; "hernieuwde bevoegdheid"
aan kanunnik Molinari om absolutie te verlenen voor gevallen die gewoon-
lijk aan de paus zijn voorbehouden; bevoegdheid aan de missionarissen om
biecht te horen gedurende "gans hun reis". Bij het laatste punt vroeg
Don Bosco dispensatie om getuigschriften te vragen voor aspiranten, aan
wie de bisschop ze zou weigeren. Wat dat betreft vinden wij geen rand-
nota's, maar op het laatste leest men "Alles vivae vocis oraculo die 10
Novembris 1876." Dat dit "alles" ook op het laatste punt sloeg en welke
waarde men er moest aan hechten, zullen we binnenkort duidelijk zien.
Het voornaamste onderwerp van de audiëntie was de zaak van de
"Concettini", maar we kunnen er niet méér van te weten komen dan wat kan
opgemaakt worden uit de zaken die in het vorige hoofdstuk verteld werden.
Op het Mastaiplein, aan de overkant van de huidige Garibaldibrug, niet ver
van het oude kasteel van Anguillara waarover we het hierboven gehad heb-
ben, liet Pius IX een huis bouwen dat zou dienen als noviciaat voor de
"Concettini". Daarom had de paus hem gevraagd het te gaan bezichtigen.
Het gebouw rees op niet ver van de bovengenoemde kerk van de heilige Bo-
nosa. Daardoor kwam het dat het gerucht verspreid werd dat deze kerk aan Don
Bosco zou worden toevertrouwd. Don Bosco ging erheen kort voor hij Rome ver-
liet en gaf er bericht over aan de paus in volgende bewoordingen:( 1 ) " Ik
(1) Brief aan Pius IX, Turijn, 18 november 1876.

41.2 Page 402

▲back to top
- XII/398-
meen eveneens dat het mijn plicht is U een kort bericht te geven over mijn
bezoek aan het huis op het Mastaiplein, één van de vele werken die Uwe
Heiligheid thans laat volbrengen. Ik heb bevonden dat het voor het doel
geschikt is, en ik heb eenvoudig enkele zaken genoteerd die weinig om
het lijf hebben, maar die me nuttig toeschijnen voor hen die het zullen
bewonen. Het zal van 25 tot 30 personen kunnen herbergen. De aannemer
zegt dat binnen het jaar het werk van de metselaars zal gedaan zijn,
maar er zal nog wat tijd moeten verlopen om het te laten opdrogen en het te
kunnen meubileren."
Andere belangrijke zaken zouden er niet meer te vertellen zijn
over het zeer kort verblijf van Don Bosco te Rome, indien er geen brief
van hem aan Don Barberis gericht werd na de private audiëntie. Don
Bosco werd erg in beslag genomen door de conferenties met Monseigneur
Fiorani over de aangelegenheden van de "Concettini".
Op de eerste plaats dient men te weten waarom Don Bosco die brief
schreef. Pas was hij uit het Oratorio vertrokken of het particulier ka-
pittel van het huis voerde een voorlopige wijziging in. De avondzang-
school werd na het avondmaal gehouden. In de andere colleges werd daar-
in het voorbeeld van het Oratorio niet gevolgd, maar daar had dat plaats
voor het avondmaal en, volgens men zei, met meer voordeel. Op het voor-
stel het ook zo te doen zoals in het Oratorio had Don Bosco in het be-
gin geen aanmerkingen gemaakt, maar, toen het november werd, was hij er
tegen voor dat schooljaar. Hij was de mening toegedaan dat het zou helpen
voor de goede geest de jongens samen bezig te houden op dat uur waarop de
assistentie moeilijk werd, omdat het stilaan nacht werd. Nochtans had-
den de oversten van het Oratorio gemeend gedurende een maand een proef
te kunnen doen. Don Barberis, die ook voorstander was van de nieuwig-
heid, schreef erover aan Don Bosco toen het een voldongen feit was en
Don Bosco antwoordde hem met volgende brief waarin hij volgens zijn ge-
woonte hem over die zaak en over verschillende andere zaken sprak:
"
Beste D. Barberis,
"
"
1° Jij of een ander zal aan mevrouw Lorenzina Mazé meedelen:
" Facta facultate eius matri aliquid bibendi ante communionem.
" 2° Aan kanunnik professor Molinari is de bevoegdheid verleend
" van de gevallen aan de paus voorbehouden.
"
3° Onbeperkte dispensatie van de wijdingsbrieven.
"
4° Onbeperkte bevoegdheid om biecht te horen aan de missio-
" narissen gedurende hun ganse reis.
"
Haec omnia vivae vocis oraculo sub 10 novembris 1876.
"
5° Wat Daniël betreft die zijn studie als jonge geestelijke
" doet, laat ik alles over aan de "welwillende" D. Rua.
"
6° Het was mijn inzicht niet de stoomcursus op te heffen,
" des te me er o mda t wij overe en gekomen waren met D. Durando en met Zemo
" deze op punt te brengen. Het is waar dat er één te Sampierdarena
" bestaat, maar tenminste één klas zou er ongetwijfeld te Turijn
" moeten zijn.
"
7° Jullie hebben er goed aan gedaan gedurende mijn afwe-
" zigheid de avondklas voor het avondmaal te houden, want ik zou het niet
" toegelaten hebben, zoals ik reeds verleden jaar gedaan heb Manca
" 'l gat, i rat a balo (dit Piëmontees luidt in het Nederlands:
" Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel).

41.3 Page 403

▲back to top
- XII/399 -
"
8° De Heilige Vader heeft een algemene zegen gegeven aan gans
" de Salesiaanse Congregatie, maar een speciale zegen aan de novicen,
" omdat er met zoveel lof over gesproken werd. Hij zei ook nog iets
" anders voor alle aspiranten: - God moge jullie zegenen, tere plant-
" jes, groei maar, groei om een mooie vrucht te geven in de wijngaard
" des Heren.-
"
9° De missionarissen zijn allen welgezind en in goede ge-
" zondheid. Ze vertrekken morgen (zaterdag) om 10 uur in de voormid-
" dag. Ik zal zondag vertrekken op hetzelfde uur met D. Sala.
"
10° Onze zaken gaan opperbest hier te Rome. Leve Rome! Maar
" we zullen erover spreken te Turijn.
"
11° Groet D. Tonella, D. Capeletti, D. Porani, D. Santucci
" voor wie ik een speciale zegen gevraagd heb.
"
Groet eveneens D. Rua, D. Lazzero, D. Bertello, Botto de kok
" en D. Berto. Moge God ons allen in zijn heilige genade bewaren. Zo
" weze het.
"
Toegenegen in J. Chr.
" Rome, 10-11-1876.
Priester G. Bosco.
Deze brief vergt enig commentaar, die we zullen geven door punt voor
punt zijn inhoud te volgen.
1° Lorenzina Mazé was, de nicht van Aartsbisschop Gastaldi. In
het elfde boekdeel hebben wij haar interessante verklaring aangehaald ge-
durende het apostolisch proces. Wat hier verleend werd moest wel aan haar
worden meegedeeld, maar was niet voor haar bestemd, wel echter voor haar
moeder, zus- ter van de aartsbisschop.
2° Kanunnik Molinari, professor in de godgeleerdheid aan de univer-
siteit van Turijn, was één van de eerste vrienden van het Oratorio. Hij
kwam geregeld les geven in zijn vak aan de Salesiaanse jonge geestelijken
en had hierdoor veel last te verduren, maar hij zei dat hij bereid was te
verzaken aan zijn titel van kanunnik en aan het onderricht in het semina-
rie, liever dan het Oratorio zonder een leergang in de godgeleerdheid te laten.
3° Die getuigschriften waren wel een belangrijke aangelegenheid! On-
danks de bulle van 1848 over de staat van de reguliere geestelijken, wer-
den ze niet altijd graag door de bisschoppen verleend. Verscheidene kloos-
terorden hadden al een min of meer ruim privilege van vrijstelling beko-
men. Don Bosco genoot er eveneens van voor de jongens die hun studies deden
in de colleges van de Salesianen. Ze werden dan door de paus verruimd door
alle beperking te doen verdwijnen. Men moest zich tevreden stellen met dit
te bekomen vivae vocis oraculo, want men zou tevergeefs gehoopt hebben dit
door middel van een rescript te verkrijgen omdat het in 1848 anders gere-
geld was.
Als richtlijn voor de oversten van het kapittel schreef Don Bosco
volgende "mededelingen" die wij bewaren en door hem eigenhandig geschreven
zijn.
"1° Alle jongens die in onze huizen worden opgevoed, zijn vrijge-
steld van de getuigschriften. Dit werd toegestaan door Zijne Heiligheid
Pius IX vivae vocis oraculo. - 2° Voor de leken zijn er geen getuigschrif-
ten nodig, maar enkel voor hen die willen aanvaard worden als jonge gees-
telijke of als priester. Men raadplege de ouders. - 3° Gedurende de audi-
entie bij Onze Heilige Vader op 10 november 1876 bekwam ik vivae vocis oraculo

41.4 Page 404

▲back to top
- XII/400 -
dispensatie van de getuigschriften voor allen zonder onderscheid."
We gaan verder met onze commentaar. - 4° Bij de eerste expeditie was
deze bevoegdheid zeer nuttig geweest voor de missionarissen om goed te doen
aan de zielen. Thans wordt dit, evenals het vorige, geregeld door het al-
gemeen kerkelijk recht.(1) - 5° De leerling Giovanni Daniele had, na zijn
vierde klas in het gymnasium, niet meer over zijn roeping gesproken, maar
u had hij een brief geschreven aan Don Bosco en er ook over gesproken met
Don Barberis om in de Congregatie opgenomen te worden. Don Bosco liet de
beslissing over aan Don Rua, die, waarschijnlijk dit "welwillende" indach-
tig traag te werk ging en de zaak van de ene dag tot de andere uitstelde.
Toen Don Bosco uit Rome teruggekeerd was, schreef de jongen hem opnieuw.
Toen maakte hij de zaak over aan Don Barberis die hem "ipso facto" in het
noviciaat opnam. De reden bij Don Bosco en bij Don Rua was misschien dat
Daniele voor verscheidene vakken bij het eindexamen niet geslaagd was de
eerste maal en dat hij bij het herexamen niet geslaagd was voor Grieks,
zodat hij zijn klas nog eens moest overdoen, wat hij precies op dat ogen-
blik aan het doen was. Hij staat als clericus-novice vermeld in de twee
lijsten van 1877 en 1878 en daarna verdwijnt zijn naam. - 6° Over de
stoomcursus en de wederwaardigheden daarvan hebben we elders al (2) vol-
doende gesproken en we zijn daarbij zelfs verder gegaan dan het jaar 1875. - 7°
Het Piëmontees spreekwoord stemt overeen met het Italiaans: " Q u a n d o c ' è
l a gatta, i sorci ballano" (Als de kat van huis is, dansen de muizen op
tafel). De betekenis ligt voor de hand, Don Barberis mildert hierdoor er-
bij te noteren: "Dat dit geschreven is in een brief die niet in zijn geheel
ernstig was, betekende geen afkeuring en toen hij te Turijn aankwam, sprak hij
er niet meer over." - 10° "Onze zaken ... te Rome" zijn de aangelegenheden
van de "Concettini", het aanbod van een huis door de paus, de gemoedsge-
steltenis van de hoge heren. - 11° De hier genoemden waren priesters die
pas in het Oratorio waren aangekomen, ze deden er hun noviciaat.
De kiesheid van Don Bosco blijkt uit deze kleine attenties.
Toen de missionarissen uit Rome vertrokken waren, gaf Don Bosco aan
Don Rua, er wat nieuws over, terwijl hij hem zonder het te zeggen liet ver-
staan hoe tevreden hij in zijn hart was.
"
Beste D. Rua,
"
"
Nu de missionarissen vertrokken zijn naar S. Pierdarena, zal
" ik morgen op hetzelfde uur, tien uur in de voormiddag vertrekken.
"
Alles zal goed verlopen. Vandaag moet ik het huis bezoeken
" dat de Heilige Vader te onzer beschikking wil stellen. Dinsdag zal
" ik, als het God belieft, te Turijn zijn. Je zal een brief ontvangen
" vanuit Genua. D. Sala zal met mij vertrekken. De zaken te Albano
(1) Cod. juris can., 883. Voor de getuigschriften, 544, §§2-6; 545; 2411.
(2) Boekdeel XI, blz. 37-40 en 48.

41.5 Page 405

▲back to top
- XII/401 -
" Ariccia en Magliano zijn geregeld en goed op weg. Vale in Domino en
" valedic. Amen.
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Bosco.
Te Sampierdarena werden de missionarissen broederlijk ontvangen en behan-
deld. Er werden zangen en muziek uitgevoerd, gedichten voorgedragen, kor-
tom, er werd niets verwaarloosd om ze in vrolijke stemming te houden. Ze
konden dan ook de directeur Don Albera niet genoeg bedanken, die, als een
waardige zoon van Don Bosco zo goed zijn Vader navolgde. Er waren ruim twee
dagen nodig om al het nodige voor de inscheping te doen en de bagages in
orde te brengen, Don Bosco vergezelde hen overal. "Beklagenswaardige Don
Bosco, riep Don Bodrato in een brief aan Don Barberis uit, sinds acht da-
gen is hij op reis en slooft hij zich af zonder te rusten."
De missionarissen deelden zich in twee groepen in. Deze die
voor Buenos Aires bestemd waren, scheepten in te Genua op 14 november met
aan het hoofd Don Bodrato, terwijl de anderen, bestemd voor Montevideo la-
ter vertrokken naar Bordeaux, onder de leiding van Don Lasagna. Bij de
eersten waren er veertien. Don Bosco, die met hen aan boord van de Savoie
was gegaan, ontmoette er opnieuw kapitein Guiraud, die tegenover hem ui-
terst voorkomend was en hem onderhield over de zeer mooie reis van het jaar
tevoren met de anderen van de eerste expeditie. Hij bezocht tot in details
ieders kooi om zeker te zijn dat er niets ontbrak. Daarna deed hij aan de
kapitein de warmste aanbevelingen. Een verkoper van protestantse bijbels die
ondertussen binnengelopen was, begon het met Don Bosco aan de stok te krij-
gen, maar werd dadelijk op streng bevel van de kapitein van de boot ge-
zet. Om zijn zonen aan te moedigen aanvaardde Don Bosco de uitnodiging van
de kapitein en nam samen met hen het middagmaal, terwijl hij nu eens het
woord tot de ene en dan weer tot de andere richtte. Hij bleef twee uur
aan boord. Toen het ogenblik van scheiden gekomen was, verzamelde hij ze
rondom zich en na een laatste aanbeveling om enkel te werken voor Gods
glorie, voor de zaligheid van de zielen en voor de triomf van de Kerk en
van de heilige, katholieke, apostolische en roomse godsdienst, zegende hij
ze en zei: - Gaan jullie, maar zonder vrees, God is met jullie, Maria zal
jullie beschermen.- Wanneer hij van de boot ging, volgden ze hem met hun
blik en met hun hart tot hij uit het zicht verdween. Om twee uur in de na-
middag, vertrok het stoomschip naar Marseille. Pas terug thuis schreef Don
Bosco aan Don Rua:
"
Beste Don Rua,
"
"
Geef het geld in goudstukken aan Rossi, die het zal meenemen
" naar Bordeaux. De anderen bevinden zich aan boord, waar ik met hen het
" dejeuner (sic) genomen heb. Ze waren kalm, een paar tranen en dan
" waren ze weer opgewekt. Om twee uur zullen ze uit Genua vertrekken.
" Ze laten hun beste groeten geworden aan al hun broeders en vrienden van
" het Oratorio. Ze zullen schrijven vanuit Marseille. Ik zal vrijdag
" te Turijn zijn, si Dominus dederit, en ik zal gaan middagmalen bij
" D. Vallauri.(1) Laat het hem weten en indien je kan, kom dan ook
(1) Zie hierboven, hoofdstuk XIV.

41.6 Page 406

▲back to top
- XII/402 -
" zelf. Alles tot meerdere glorie van God. Amen.
"
" Sampierdarena, 14-11-1876.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Met de missionarissen reisden 5 passagiers van eerste klas, 22 van
tweede klas en 700 van derde klas, van wie er 400 Napolitanen waren. Ande-
ren vertrokken dan vanuit Marseille en Barcelona, zodat er voor de grote
overtocht aan boord 30 passagiers van eerste klas, 42 van tweede klas en
1.100 van derde klas waren. Onze medebroeders hadden volledige vrijheid om
de H Mis te celebreren, biecht te horen, te prediken, catechismusles te
geven en ze maakten er een ruim gebruik van zonder dat men hen hierom moest
verzoeken. Nadien, eens dat ze op verkenning waren gegaan, verdeelden ze
hun klanten onder elkaar en zetten ze zich met ijver aan het werk van hun
apostolaat. De coadjuteurs trokken vooral de aandacht van de leken, waarvan
velen stilaan begonnen met ze na te volgen in hun godsdienstige oefeningen.
Het groepje van Montevideo moest inschepen te Bordeaux omdat de
overtochten die hun door Uruguay waren toegestaan gecontracteerd waren met de
Maatschappij van de Stille Oceaan, die haar centrale zetel had in de na-
bijheid van die haven. Don Bosco vergezelde hen tot aan het station van
Sampierdarena op de morgen van 16 november en terwijl hij de aankomst van
de trein afwachtte en zich inspande om opgeruimd en grappig te zijn,
sprak hij vol liefde met hen en gaf hij hun gepaste inlichtingen en zegen-
de ze tenslotte zeer hartelijk. Het was een aandoenlijk tafereel ze aldus
neergeknield te zien in de wachtzaal, de ogen vol tranen. Daarna kusten ze
zijn hand en maakten ze zich van hem los. Ze hadden amper de tijd om hun
plaatsen in te nemen, want de trein zette zich al in beweging. Ze brach-
ten de nacht door te Nice, vanwaar ze daags nadien de reis voortzetten.(1)
Te Bordeaux wachtte hen een lelijke verrassing. Ze meenden te moeten ver-
trekken op 20 november met het stoomschip Poitou, maar bij hun aankomst was
dit schip al vertrokken. Ze gingen zich zo goed als ze konden vestigen in
een Hotel Toulouse, maar daar slonk hun geld onrustwekkend en namen ze het
wijze besluit elders verblijf te zoeken, des te meer omdat ze niet wisten
voor hoelang ze daar nog op eigen kosten zouden moeten blijven. Liefdadige
mensen stelden belang in hun lot, vooral de voorzitter van de conferentie
van Sint-Vincentius de'Paoli en de hulpbisschop. Dank zij hun tussenkomst
vonden de vijf geestelijken een plaats in het grootseminarie, twee coadjuteurs
bij de Passionisten en nog drie anderen bij de Karmelieten. Op deze drie
plaatsen werden ze met echte welwillendheid omgeven. Op 24 november, feest
van Sint-Jan van het Kruis, werden ze allen voor het middagmaal uitgenodigd bij
de Karmelieten. Don Lasagna zong er zelfs de Mis, met assistentie van de
aartsbisschop.(2) Ze zouden tot 2 december te Bordeaux verblijven. Wat al moei-
lijkheden om uit al die hinderpalen te geraken!
(1) Ook ditmaal waren er bij die wegens redenen van militiedienst hun paspoort niet konden
krijgen, Een telegram van 16 uur, 13, 36 meldde: "Bosco, Tehuis S. Gaetano, Sampierdarena.
Vrienden, toegekomen, gelukkige reis, vertrekken morgen. Vele groeten." De handtekening of
verkeerd overgemaakt of verkeerd overgeschreven of eerst veranderd, vermeldt de naam van Don
Ronchail, directeur van het huis van Nice.
(2) Brief van de heer Gazzolo aan Don Bosco, Bordeaux, 22 november 1876. Hij begeleidde de
missionarissen naar Bordeaux en bleef daar tot aan hun afreis.

41.7 Page 407

▲back to top
- XII/403 -
Eindelijk scheepten ze in op het grote Engelse stoomschip Iberia. Maar
hun wederwaardigheden waren nog niet ten einde. Een weinig later zouden ze onder-
vinden wat een geweldige storm in volle zee betekent.
Don Bosco bleef te Sampierdarena tot 17 november. Gedurende de dagen dat hij
daar was, schreef hij aan Don Cagliero twee brieven vol met nieuws.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
1° Vandaag 14 november vertrekken met de stoomboot Savoie
" veertien Salesianen vanuit Genua naar de republiek van Argentinië.
" De andere tien zullen op 20 november vanuit Bordeaux vertrekken naar
" Montevideo, waar ze op 19 december zullen aankomen.
"
2° Zes Salesianen en zes Zusters van Maria, Hulp der Christe-
" nen zullen in de maand april eerstkomende vertrekken en naar S. Nico-
" làs gaan. Twee van deze Zusters zijn de gezusters Borgna, geboren in
" Amerika en die daar nog gewoond hebben. Het Spaans is hun moedertaal.
"
3° Uit de nota over het personeel die D. Bodrato je zal geven,
" zal je kunnen zien hoe het personeel kan verdeeld worden.
"
4° In het jaar 1877 zal je er vier hebben die daar kunnen
" toegelaten worden tot de priesterwijding. Te zijner tijd, indien er
" dispensatie nodig is, verleent de Heilige Vader dispensatie voor de
" Salesianen voor meer dan 20 maanden. Denk eraan dat wij het extra
" tempus bezitten.
"
5° Bij de zaken die in het oog moeten gehouden worden, is een
" huis of plaats voor een noviciaat of studiehuis. Doe alles wat je
" kan om een Indiaan te hebben die kan opgevoed worden voor een pries-
" terroeping. Indien het nodig mocht zijn, zal ik je een goede novice-
" meester zenden.
"
6° Er is een algemene toeloop van pastoors en kapelaans om
" naar de Congregatie te komen. De priesters die met deze expeditie
" vertrekken, zijn reeds allen ruimschoots vervangen.
"
7° Je brief van 9 oktober kwam aan enkele uren voor het
" vertrek van de Savoie.
"
8° De Heilige Vader schenkt 5.000 F voor de missionarissen.
" Nadien voegde hij er nog duizend in goud bij, opdat ook ik op zijn
" uitnodiging naar Rome zou gaan. De Minister van Buitenlandse Zaken
" gaf er duizend en drukte zijn spijt uit niet meer te kunnen geven.
" L'è mei ch'un pugn an t'jeui (1) zoals Gianduia zegt.
"
9° Men deed de diploma's (2) in het Spaans en in het Italiaans
" drukken. Beveel aan dat men het aantal medewerkers zou bevorderen,
" wel te verstaan met de vereiste voorzichtigheid. Zend me op zijn tijd
" de lijst ervan.
"
10° Er zijn reeds Salesianen te Magliano, te Albano en te
" Ariccia. De Heilige Vader wil dat we naar Rome gaan voor één van zijn
" werken en laat voor ons een huis bouwen, dat bijna voltooid is en
" waar wij zullen kunnen beginnen. De missionarissen zullen je de bij-
" zonderheden vertellen.
(1) Piëmontees gezegde: 'Het is beter dan een vuistslag in het oog."
(2) De diploma's van de medewerkers.

41.8 Page 408

▲back to top
- XII/404 -
"
11° Ik heb definitief het vicariaat van Indië enz. aanvaard,
" we zullen erheen gaan in 1878. De Heilige Vader zei mij dat ik zou
" beginnen met maatregelen te treffen om te zien wie als bisschop van
" de nieuwe missie zou kunnen uitgekozen worden.
"
12° We hebben 136 novicen. Indien je nog wat wacht om te komen,
" zal je een nieuwe wereld aantreffen. Zou het mogelijk zijn zonder je
" zaken in Amerika in de war te sturen in 1877 naar Europa te komen?
"
13° Deze expeditie heeft ons tot aan de hals in de schuld ge-
" zet, maar God helpt ons en we zullen ons wel redden. De wissel van
" 9.000 fr. is nog niet aangekomen.
"
14° Er zal je een ordebriefje worden aangeboden voor 1.755 lire
" dat je zal betalen. Het betreft de eindbetaling voor de overtochten.
"
15° De andere zaken zullen je verteld worden door onze dier-
" bare medebroeders, die jullie zullen bezoeken.
"
16° Bij het aanwijzen van het personeel in ieder huis moet je
" ervoor zorgen dat de leden ingetogen zijn en dat men de jaarspreuk
" van het voorbije jaar voorleest en er een woordje aan toevoegt.
"
17° Het personeel is ingedeeld, maar je mag het wijzigen vol-
" gens noodzaak.
"
18° Zorg ervoor mij een lijstje op te zenden van de Salesia-
" nen van elk huis, van de novicen en van de aspiranten.
"
19° Wellicht zal ik niet kunnen schrijven aan Monseigneur
" Ceccarelli, maar je zal hem van mijnentwege zeggen dat ik over hem
" met de Heilige Vader gesproken heb en dat dit qui pro quo (die vergis-
" sing) zal geregeld worden aanstaande winter, wanneer ik terugga naar
" Rome. Wie weet of hij niet wat Engels kent?
"
Groet mijn zonen van mijnentwege en zowel aan hen als aan onze
" bekenden, vrienden en weldoeners zal je mijn eerbiedige groeten over-
" brengen, alsof ik ze jou één voor één opgenoemd heb.
"
Moge God je allen zegenen en geloof me in J. Chr.
"
"
je toegenegen vriend,
" S. Pierdarena, 14 november 1876. Priester Giovanni Bosco.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
Het laatste nieuws. De wissel van 9.000 lire werd tot heden
" toe nog niet ontvangen. D. Bourlot kan te Buenos Aires de dienst van
" pastoor pro interim doen. Hij heeft veel ervaring in het heilig mi-
" nisterie.
"
Ondertussen bereid ik het vertrek voor van de Zusters samen
" met de Salesianen voor de maand maart of rond die tijd, tenzij je
" mij andere bevelen geeft.
"
Kardinaal Simeoni, nuntius te Madrid, mijn intieme vriend en
" vertrouwelijke correspondent, heeft Monseigneur Antonelli opgevolgd.
" D. Lasagna vertrekt (1) op dit ogenblik naar Bordeaux en je zal van
(1) Namelijk, hij is op reis. Wellicht veronderstelde hij dat hij van uit Nice nog verder zou
reizen naar Bordeau de avond van zijn aankomst.

41.9 Page 409

▲back to top
- XII/405 -
" hem nieuws ontvangen vanuit Rome. Buiten de overtochtsommen kwam van-
" uit Montevideo ook een wissel van 1.535 goudfranken. Het is onvoldoen-
" de maar a l'è sempre mei ch'un pugn an t'jeui. Er was de moeilijk-
" heid van de bagage die niet meer kon verzonden worden naar Bordeaux
" (1) en dan moesten we het in orde brengen met de Savoie en met de
" kloosterzusters van de Barmhartigheid die op 1 december zullen ver-
" trekken met de Lavarello. De heer commandant Gazzolo (ajassin) (2)
" vergezelt de Salesianen naar Bordeaux, omdat ik de zekerheid wil
" hebben, voor zover het mogelijk is, dat alles goed verloopt.
"
De Heilige Vader dweept met de Pampa's en met Patagonië en is
" ook tevens bereid ons met stoffelijke middelen te helpen, indien het
" nodig zou zijn. Over de rest zullen we schrijven. I son mes ciuc (3)
" maar het heeft geen belang want God helpt ons en alles vordert zo-
" danig dat een wereldling het fabuleus zou vinden, maar wij zeggen dat
" het wonderbaar is. Moge God ermee voortgaan ons in zijn genade te
" bewaren, opdat wij ons zijn gunsten steeds waardiger zouden betonen.
"
Een bijzondere groet aan Dr. Espinosa en aan Pater Baccino.
" Groet eerbiedig Markies Spinola (4) en zeg hem dat wij in de kerk
" van Maria, Hulp der Christenen, speciale gebeden hebben gedaan voor
" de zielenrust van zijn vader.
"
God moge ons allen zegenen en geloof mij in J. Chr.
"
" S. Pier d'Arena, 19 november
je toegenegen vriend,
" 1876, 4 uur in de namiddag.
Priester Gio. Bosco.
Gedurende de terugreis, we weten niet juist of het op het traject
van Rome naar Genua of op dat van Genua naar Turijn was, leed de arme Don
Bosco zware hoofdpijn. Hij moest nochtans die tijd met belangrijke za-
ken bezig zijn. Bij dit gezicht verzocht hem Don Sala, die aan zijn zijde
zat, in alle eenvoud en oprechtheid om hem zijn kwaal over te laten. Welnu dan,
antwoordde hem Don Bosco, indien je dat wenst, weze het zo. Dadelijk voelde
Don Sala een zeer zware hoofdpijn, terwijl Don Bosco er volledig van
bevrijd was.
In het Oratorio was de spanning om nieuws te hebben over de missio-
narissen ten top gestegen bij jongens en medebroeders. Don Bosco voldeed de
algemene nieuwsgierigheid in zijn "avondwoordje" van 17 november. Wanneer
hij op het kleine verhoog geklommen was, scheen hij eerst de zaken wat in
het lang en het breed te willen trekken, maar hij deed dat met opzet om de ver-
(1) Er schijnt een verhoging geweest te zijn voor de verzendingskosten van de bagage die
afzonderlijk moest opgezonden worden. We zullen er hierna over spreken.
(2) Ajassin, een Piëmontees woord dat betekent "eelt". Het wordt gebruikt voor een persoon die
zich aan je vastklampt en maar last veroorzaakt.
(3) "Ik ben half dronken". Dit pleegt men in Piëmonte te zeggen voor iemand die niet meer weet
waar zijn hoofd staat en die als verdwaald is, omdat hij zijn geest teveel heeft afgemat.
(4) Minister van Italië bij de Argentijnse regering.

41.10 Page 410

▲back to top
- XII/406 -
wachting en de aandacht wat levendiger te maken.
"
Maar waarom, terwijl jullie bij andere gelegenheden van de
" frisse lucht daarbuiten onder de galerijen willen genieten, hebben
" jullie zich allen hier binnen opgesloten om je gebeden te zeggen in
" deze spreekzaal en zijn jullie allen zo dicht op elkaar geklemd dat
" jullie er kunnen bij stikken? Wie kan mij hierover uitleg verschaf-
" fen? Iemand zal me antwoorden: - Zolang het er maar om gaat wat
" frisse lucht te happen, gaat het wel, maar wanneer die frisse lucht
" koud wordt, dan wordt het een ander paar mouwen en dan valt het
" lelijk tegen.
"
Wel, wel, heb ook maar geduld met die koude, zolang het nog
" geen strenge koude is en ik hoop dat het ook zo niet zal worden. En
" hier is het dan toch niet koud, want we worden door dikke muren be-
" schermd. In de refter, met jullie groot aantal, met de dampende soep,
" voor een goede fles (witte, witte wijn: zei een stem met een kort
" lachje), dan kunnen jullie je voldoende en ook dadelijk verwarmen.
" En wanneer jullie te bed zijn, dan verwarmen jullie je toch ook?
" Zeker kunnen jullie zich daar verwarmen en ik ben er tevreden over,
" omdat ik wens dat jullie allen het nodige hebben. En mochten we dan
" toch een rukwind voelen of een ongemak van het seizoen, dan zijn we
" toch christen mensen genoeg om dit op te dragen aan de Heer. Maar
" laten we over een ander onderwerp spreken, dat belangwekkender zal
" zijn. Ik heb de missionarissen naar Rome vergezeld en ik heb ook
" meermalen met de Opperherder kunnen spreken. Hij heeft me nieuws ge-
" vraagd over allen en over alles en ik heb hem erover ingelicht. Ik
" heb hem gezegd hoevelen het priestergewaad hebben aangetrokken en ik
" heb hem gesproken over anderen die dit nog niet gedaan hebben, maar
" die ook heel braaf zijn. Ik heb hem gezegd dat jullie allen, de ene
" wat meer, de andere wat minder Sint-Aloysius in heiligheid benaderen.
" Dan ondervroeg de Heilige Vader mij:
"
- Maar zijn er bij uw jongens dan geen ontembaren?
"
- Dat niet, heb ik hem geantwoord. Werkelijk ontembaren zijn
" er niet, maar brave jongens zoals Sint-Aloysius, dat wel.
"
- Geef mij daarover wat meer uitleg, ik begrijp U niet, zei
" de paus.
"
- Ja, hernam ik, onder mijn jongens zijn er vele Sint-Aloy-
" siussen, maar ik, Heilige Vader, ik reken volgens wat ze zijn en
" volgens wat ze bedoelen te zijn.
"
- Nu begrijp ik het, zei de paus glimlachend en nadien ging
" hij verder. - Zeg aan uw jongens dat ik mijn hoop op hen stel, dat
" ik hun mijn apostolische zegen schenk met al de genegenheid van mijn
" hart.
"
- En ik breng jullie nu zijn zegen.
"
- Vanuit Rome heb ik de missionarissen begeleid tot Genua.
" We zijn enkele dagen te Sampierdarena gebleven, waar de mensen van ons
" tehuis ons met alle mogelijke hoofsheid hebben behandeld. En wat al
" moeilijkheden waren er daar niet! Bij de ene ontbrak er een forma-
" liteit voor zijn paspoort, een andere had geen hoed of geen manteltje;
" nog een ander had geen hemden of wat anders, er waren er die hun be-
" klag deden dat ze hun valies niet vonden, dat ze boeken hadden ach-
" tergelaten te Turijn. Het was daar een onbeschrijflijke verwarring

42 Pages 411-420

▲back to top

42.1 Page 411

▲back to top
- XII/407 -
" onder de missionarissen. Ze gingen te keer en wisten niet meer wat
" ze deden. Maar alles kon toch geregeld worden.
"
Gedurende de reis was iedereen tevreden. Nu eens babbelden ze
" onder elkaar, dan weer waren ze aan het praten met Don Bosco. Ze -
" waren allen opgewekt toen ze naar het schip gingen waarheen ik hen
" begeleidde. Van ver gezien scheen het schip een grote stapel hout te
" zijn, maar wanneer men er binnenin is, waant men zich in een plaats
" met alle mogelijk comfort. De commandant zei me dat er 1.200 perso-
" nen waren. De reizigers van de derde klas, om niet te spreken over
" deze van de vierde klas, die schapen, kalveren, ossen, kippen, enz,
" zijn, hebben genoeg te eten en stellen het goed. Ze mogen zich niet be-
" klagen. Kijk wat er met hen gebeurt. 's Morgens krijgen ze koffie of
" thee; soep, een gerecht en fruit bij de andere maaltijden en iedereen
" krijgt er van zoveel hij wil. Om te slapen hebben ze een lange grote
" kamer en iedereen heeft een grote deken en niets anders. Wie wil
" slapen wikkelt zich in die deken zoals het gaat, legt zich op een
" kant en wanneer hij voelt dat zijn benen wat stram beginnen te wor-
" den, dan draait hij zich op zijn andere zij en zo gaat het tot ’s mor-
" gens.
"
Maar die van de tweede en van de derde klas hebben het beter.
" Hun bedden zijn in kooien van anderhalve meter lang, maar er zijn er
" vier of vijf de ene boven de andere zoals een rek en daarom moet hij
" die boven ligt, wanneer hij gaat slapen goed uitzien en wanneer hij
" boven is, discreet zijn. (algemeen gelach) Ik zeg jullie dat hij
" moet uitzien want, wanneer hij niet goed oplet, kan hij zijn voet
" zetten op het hoofd of op het aangezicht van zijn buur die onder
" hem ligt. Wat er dient genoteerd te worden is, dat de zedigheid er
" beter wordt in acht genomen dan elders. Iedereen heeft zijn eigen
" dekens, lakens, gordijnen, enz. 's Morgens heeft men alle gelegen-
" held om zich te wassen en opschik te maken. Ik heb ervoor gezorgd dat
" aan onze zes priesters een afzonderlijke kajuit zou gegeven worden
" waar ze niet gestoord worden. Die van tweede klas (er zijn er zes van de
" onzen bij die in eerste klas geen plaats meer vonden) krijgen iets
" meer dan die van derde klas. Ze hebben koffie of thee 's morgens
" waarin ze een korst brood kunnen weken, en dan twee of drie soorten
" fruit. Bij het déjeunér (sic) soep, wijn, vlees, drie gerechten,
" drie of vier soorten fruit. Bij het avondmaal krijgen ze dan het
" dubbele. Overdag hebben ze dan te hunner beschikking fruit, dranken,
" glaasjes van iedere soort en alles wat ze nodig hebben. Die van
" eerste klas hebben zelfs eten teveel en konden ze al de overschot-
" ten van het avondmaal in een mand leggen en naar het Oratorio zenden,
" dan geloof ik dat er hier velen blij en voldaan mee zouden kunnen
" gemaakt worden. De eetzaal is tamelijk ruim, volledig met tapijten
" belegd en telkens er een ander gerecht komt, worden ook vork, bord
" enz. omgewisseld. Ik herinner mij dat het Adamo (1) was die, toen
" hij al die pracht zag, zei: - En worden die tapijten niet bevuild
" met die ruwe schoenen? - En toen hij zag dat hij voortdurend bediend
" werd,
(1) Het is de man van de meloenen (zie einde van Hoofdstuk VII en begin van Hoofdstuk XVIII).
Het was een gewezen lekenbroeder van de Kapucijnen. In Amerika aangekomen verliet hij de
Salesianen en ging terug naar zijn orde. Hij werd nooit geprofest en was nooit novice. Don
Bosco die hoopte hem in Amerika te kunnen gebruiken, zond hem met de missionarissen mee boven
het voorziene aantal.

42.2 Page 412

▲back to top
- XII/408 -
" riep hij uit: - Maar ik wil werken. Als ik niets doe, word ik ziek.
" En dan bij het avondmaal deed hij zijn beklag. Waarom vervangen
" ze mijn vork die ik al gebruikt heb? Dat is werkelijk omdat ze
" tijd te verliezen hebben en water in overvloed.
"
- Maar, antwoordde de kelner, deze vork is toch al gebruikt.
"
Buiten de overvloed op stoffelijk gebied, hebben onze mis-
" sionarissen alle gemak, de enen om de mis op te dragen, de anderen
" om de mis te horen en de Heilige Communie te ontvangen. Jullie mer-
" ken dus dat hun niets ontbreekt.
"
Tot dan toe waren allen opgeruimd, maar toen het ogenblik
" kwam om te zeggen: Goede reis! Vaarwel! Goede dag! Hou je goed!
" werd iedereen doodsbleek en barstte dan in tranen uit: Don Bosco,
" uw zegen! riepen ze allen en wierpen zich op de knieën.
"
En ik gans bewogen gaf hun mijn zegen en zei: - Goede moed!
" Laten wij aan God dit afscheid opdragen en vertrekken jullie.
" Maar de ene wou me nog wat zeggen, een andere wou me wat anders
" zeggen en er kwam geen einde meer aan. Dat echter waarover allen
" het eens waren om het mij te herhalen was: - Zeg aan allen en in het bij-
" zonder aan onze gezellen van het Oratorio dat wij uit onze vrije en spon-
" tane wil naar Amerika gaan en dat men ons niet gedwongen heeft.Wij
" doen het met de toestemming van onze oversten. Wij zijn het die ge-
" vraagd hebben om te mogen vertrekken. Wij gaan er niet heen uit
" grilligheid, maar met het enige doel om de wil van de Heer te doen
" en om onze ziel en die van de naaste te redden. Moedig onze jongens
" aan om ons te volgen, indien God ze tot die staat roept. We zullen
" hen die bij ons willen komen om ons te helpen daar verwachten.-
" Daarop ging elk zijn weg. Een gedeelte scheepte in te Genua zoals ik
" reeds gezegd heb. De anderen, tien in aantal vertrokken met de
" trein, gingen over de Mont Cenis en zetten vanavond hun reis verder
" naar Bordeaux. Daar zullen ze overmorgen inschepen voor Montevideo.
"
Ik zou jullie nog vele episoden moeten vertellen en over Sampier-
" darena en over de boot, maar om jullie niet te vermoeien en om vanavond
" niet alles te zeggen zal ik jullie er toekomende zondag enige van
" de voornaamste vertellen.(1)
De eerste gedachte die Don Bosco had toen hij pas te Turijn was
aangekomen, was een brief te zenden aan de paus, maar hij kon dit enkel
daags nadien doen. Wij hebben deze hierboven voor het grootste gedeelte
aangehaald. Daar hij nu te pas komt voor ons geval zullen wij er het begin
van geven: "Pas te Turijn aangekomen moet ik voor alles mijn levendige dank
betuigen namens mezelf en namens de Salesiaanse missionarissen. Ze hebben
de grootste vertroosting genoten hun eer te kunnen betuigen aan de plaats-
vervanger van Jezus Christus en zijn apostolische zegen te ontvangen. Ze
vertrokken enthousiast naar Zuid-Amerika en gaven daarbij de verzekering
dat ze overal de goedheid en de goedertierenheid zullen verkondigen van het
opperste hoofd van de Kerk. Bij iedere gelegenheid zullen ze zich als ver-
knochte zonen van de H. Kerk tonen, bereid om waar het nodig mocht zijn,
ook hun leven te geven voor de heilige, katholieke godsdienst, die alleen de mens
(1) Wij hebben geen enkel spoor van een tweede gesprek hierover gevonden.

42.3 Page 413

▲back to top
- XII/409 -
tot zijn zaligheid kan brengen."
Te Rome was de tijd te kort geweest enen er was zoveel te doen dat Don Bosco
verhinderd werd voor de nieuwe missionarissen de bevoegdheden te vragen die ver-
leend werden in 1875 aan de leden van de eerste expeditie en vervat waren in de
officiële verklaring van hun hoedanigheid van apostolische missionarissen. Hij
dacht eraan enkele weken na zijn terugkeer en schreef hierover aan Monseigneur
Ludovico Jacobini, secretaris van de Heilige Congregatie van de Propaganda. Tege-
lijkertijd vroeg hij een uitrusting en gewijde gebruiksvoorwerpen voor de kerken
die in Amerika geopend waren en nog zouden geopend worden.
"
Excellentie,
"
"
Enkele weken geleden had ik aan Zijne Eminentie de Kardinaal
" Prefect van de Propaganda gevraagd tot wie ik mij kon richten voor
" het regelen en afwerken van de zaken, welke betrekking hebben op de
" Salesiaanse missionarissen in Amerika. Bovengenoemde Eminentie heeft
" zich dan gewaardigd de naam van uwe Excellentie te vermelden en liet
" me daarbij hopen dat U ons deze belangrijke dienst zoudt willen be-
" wijzen en dat U er met Zijne Eminentie zoudt over spreken, telkens
" als dat nodig mocht zijn. Dat is de reden waarom ik mij tot U wend
" terwijl ik mijn vertrouwen stel in uwe bekende goedheid. Twee zaken
" heb ik thans nodig. Verleden jaar werden de bevoegdheden van aposto-
" lisch missionaris toegekend aan tien Salesianen die naar de Argen-
" tijnse Republiek vertrokken. Thans zijn dezelfde bevoegdheden vereist
" voor vierentwintig die reeds vertrokken zijn naar Uruguay, naar de
" Republiek van Argentinië en naar Patagonië. Maar om niet steeds het-
" zelfde werk te laten doen door deze verdienstelijke Congregatie van
" de Propaganda, smeek ik U de algemene bevoegdheid te willen verlenen
" volgens welke alle Salesianen die naar de buitenlandse missies
" zullen vertrekken de voorrechten en geestelijke gunsten kunnen genie-
" ten die gewoonlijk verleend worden aan de apostolische missionarissen.
"
Hierna volgt nog een tweede verzoek. Op dit ogenblik moeten
" onze missionarissen vijf kerken openen, meubileren en er de dienst
" verzekeren. Eén te Montevideo, drie te Buenos Aires, één te S. Nicolàs
" de Los Arroyos, waar ook een college geopend werd om arbeiders voor
" het Evangelie voor te bereiden voor de Pampa's en voor Patagonië.
"
Ik smeek ons wat uitrusting voor de kerk te willen verlenen,
" zoals missalen, antifonaria, gradualen, Spaanse of Engelse kerkboe-
" ken, kelken, cibories en dergelijke zaken meer, waarover de Propagan-
" da Fide zou kunnen beschikken en die Zijne Eminentie Kardinaal Franchi
" mij reeds laten verhopen heeft. Mijn algemene procurator, de heer
" Sigismondi woont in zijn eigen huis op de Via Sistina 104. Hij is
" onze hoge weldoener die, als het nodig is, zich bij U zal aanbieden
" voor één of andere boodschap en ook de kosten zal betalen die gebeur-
" lijk moeten betaald worden.
"
Dit is dus, Excellentie, nog een werk meer voor U. Ik ben niet
" in staat, zoals ik dit zou willen mijn dankbaarheid te betonen, maar
" ik geef U de verzekering dat van heden af alle Salesianen bijzondere
" gebeden voor U zullen verrichten opdat de goede God U met zijn hemel-
" se zegeningen zou overstelpen, U lange jaren van een gelukkig leven

42.4 Page 414

▲back to top
- XII/410 -
" zou verlenen en U op zijn tijd zou vergelden met het loon van de
" rechtvaardigen in de hemel.
"
Met de meeste achting en dankbaarheid heb ik de hoge eer
" mij van U te mogen betuigen
"
uw verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco die in de geest zijn zonen volgde, terwijl ze de oceaan over-
staken, schreef opnieuw aan Don Cagliero.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
1° Om je gerust te stellen schrijf ik jou dat de karavaan
" van Montevideo niet kon vertrekken op 20 november of liever dat deze
" boot niet van dezelfde maatschappij was en dat ze daarom te Bor-
" deaux moesten blijven tot 2 december om te Montevideo aan te komen
" op 29december, volgens anderen op 26 december, in plaats van op 19
" december.
"
2° Nieuws zal je gebracht worden door de Zusters van de
" Barmhartigheid. Zij hebben ook een gedeelte bij van de bagage die
" de missionarissen niet konden laden op de Savoie.
"
3° Je doet er goed aan Engels te studeren, maar samen met
" Spaans en een beetje tegelijk om naar Indië te gaan, nietwaar?
"
4° De Heilige Vader heeft bij een hiervoor speciaal uitge-
" vaardigd decreet gans het leger van de "Concettini" onder ons ge-
" zag geplaatst om er even zoveel Salesianen van te maken. Het is een
" nieuwe onderneming in de Kerk. We zullen afwachten of ze zal slagen.
"
5° Luister naar deze mooie geschiedenis. Zes priesters gaan
" naar Amerika, zes andere priesters treden in de Congregatie binnen.
" Zeven jonge geestelijken vertrekken met hen en zeven jonge geeste-
" lijken vragen om in te treden. Er zijn in feite twaalf coadjuteurs
" die naar Amerika moeten gaan, naar Albano, naar Trinità. Twaalf
" nieuwe coadjuteurs die heel ijverig zijn, hebben hun aanvraag gedaan
" en werden aanvaard. Zie je hoe God onze zaken bestuurt?
"
6° Ik zal onderhandelen over de aankoop van het terrein van
" de heer Consul Gazzolo, die dit heel graag wenst te verkopen. Maar is de
" overeenkomst voor de kerk de los Italianos afgesloten? Ik laat je
" weten dat de ster van commandeur Gazzolo wat begint te verbleken
" en toch scheen ze zo te schitteren.(1)
"
In het Oratorio bevindt zich D. Reyne, pastoor van Cas-
" telletto sopra Ticino. Hij smacht ernaar bij jou te mogen komen. Hij
" zegt dat je voor alle banknoodwendigheden je kan wenden tot één
" van zijn leerlingen, de heer Pollinini, bankier te Buenos Aires.
" Hij belooft grote zaken.
"
Op dit ogenblik bevindt zich op mijn kamer de algemene overste van
" de "Concettini", door de paus gezonden om te onderhandelen over de zware
" onderneming van samensmelting. We zullen het afwachten.
(1) Op zijn reis naar Bordeaux begon Don Lasagna er klaar in te zien.

42.5 Page 415

▲back to top
- XII/411 -
"
9° Voor de lente heb ik hier zes zusters en zes Salesianen ge-
" reed en als het nodig is, zal ik ze zenden. Anders zullen ze in hun
" nestje blijven.
"
10° Mevrouw Mazé is overleden en donderdag zullen we haar
" plechtige uitvaart houden.
"
Andere zaken zal je vernemen van onze medebroeders. Je zult
" tien miljoen groeten krijgen in een zak gesloten, die wel van dui-
" zend kanten komen.
"
Moge God ons allen zegenen, beste D. Cagliero en bid voor mij
" die steeds voor jou in J. Chr. zijn zal
"
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 30-11-1876
Priester G. Bosco.
"
" P.S. Bijzondere groeten aan de heer Dr. Edoardo Carranza en aan
"
Markies Spinola.
Die voor Montevideo hebben geen aangename reis op zee gehad. De zee was
woest, vooral in de omgeving van de Golf van Gascogne. Een geweldige en aanhouden-
de storm schudde het schip gedurende vier dagen dooreen. De beschrijving van de
orkaan vanuit Lissabon deed de jongens, in plaats van ze vrees aan te jagen, in
bewonderenswaardige vurigheid voor de missies ontvlammen. Ze hebben achttien dagen
gevaren. Met spanning verwacht, werden de zonen van Don Bosco met open armen ont-
vangen door de apostolische vicaris, Monseigneur Vera, door de kerkelijke en bur-
gerlijke autoriteiten en door de notabelen van de stad. Maar de hoofdstad van de
Republiek was hun doel niet. Villa Colon, zoals we hierboven verhaald hebben,
wachtte op hen. Ze vonden er de stad ternauwernood ontworpen. Sindsdien is ze
opgerezen en gegroeid. Al de brede, lange en rechte wegen begonnen aan de peri-
ferie van het college. Het waren zovele bouwwerven, die rondom de niet grote kerk
in gotische stijl lagen. De binnenwanden zowel van de kerk als van het huis waren
enkel maar gestukadoord en gewit. Voor het overige waren er geen versieringen
en was er niet de minste meubilering. Gras en doornstruiken meer dan een meter
hoog hadden het terrein overwoekerd en zich tot aan de voet van de muren uitge-
strekt. Er was heel wat tijd en werk nodig voor het reinigen, versieren, meubile-
ren en aanpassen. Hier moest iets afgebroken worden, daar moest er gebouwd worden
opdat het geheel van de gebouwen enige gelijkenis zou krijgen met een opvoedings-
instituut! Bij de aankomst van de Salesianen waren Don Cagliero, Don Tomatis en
de ploegbaas van de schrijnwerkers Scavini, die verscheidene weken tevoren uit Bu-
enos Aires gekomen waren, er onvermoeid aan het werk, maar er moest nog veel ge-
daan worden. Men was er nog maar nauwelijks mee begonnen of de kranten van Monte-
video en van elders zegden er openlijk hun mening over. Op de korte tijd van één
maand bereikte het aantal jongens voor de kostschool een honderdtal. Er werden
lagere scholen, een lager gymnasium, en een voorbereidende klas voor een lyceum
geopend. Lessen in zang en piano gaven de gelegenheid weldra plechtige diensten te
houden in de kerk en mooie academische zittingen. Don Lasagna herhaalde hier de
gang van zaken van het college van Alassio, vanwaar hij gekomen was. De leerlin-
gen studeerden, gehoorzaamden, hielden van vroomheid. De ouders die hen vaak
bezochten, lieten overal hun voldoening horen. De sektarische haat probeerde wel
zich te uiten in lasterlijke aanvallen in de kranten, maar deze had af te reke-
nen met een atletische kerel: Don Lasagna sprak en schreef met zoveel doeltref-

42.6 Page 416

▲back to top
- XII/412 -
fendheid dat de tegenstanders ermee ophielden. De jongens deden met hun
prachtige resultaten het overige. De faam van het instituut weerklonk door
gans de republiek en werkte aldus zijn aangroei in de hand die niet meer
te stuiten was. Thans is het Piuscollege (1) van Villa Colón, aldus door Don
Bosco genoemd als blijvende gedachtenis van dankbaarheid tegenover de on-
sterfelijke Pius IX groter geworden: het is omgeven door terreinen waar-
van men een tuin, een park en een wijngaard gemaakt heeft. Het is ver-
rijkt met een volledig observatorium en het is, kortom, een cultuurhaard
van de republiek geworden. Ook de kerk, gewijd aan Maria, Hulp der Christe-
nen, is tot een nationaal heiligdom uitgegroeid.
De missionarissen voor Argentinië kwamen in de hoofdstad van Brazilië
aan op 6 december, na een zeer voorspoedige reis. Aan land gestapt, be-
zochten ze, zoals hun voorgangers dit hadden gedaan, Monseigneur Lacerda,
Bisschop van Rio de Janeiro en boden hem de hartelijke en eerbiedige
groeten van Don Bosco aan. Deze waardige herder omarmde hen teder en
daarna, toen hij vernomen had dat ze naar Buenos Aires trokken, vroeg hij
met bevangenheid: - Steeds maar naar Buenos Aires? Ik heb in mijn bisdom
meer dan veertig uitgestrekte parochies zonder priesters. Hier wordt
men geboren, leeft men, God weet hoe. En waarom gaan ze allen naar Buenos
Aires?... Zeg me toch wat ik doen moet om één van jullie te hebben!... Ik
dacht eraan in deze stad een instituut voor vakjongens op te richten, maar
de Regering wil van geen broeders weten... De Heer gaf me de gedachte in
een beroep te doen op de Salesianen, die alleen hier kunnen aanvaard wor-
den, zowel omdat ze geschikt zijn om onderricht te geven aan de arme jeugd,
als wegens het feit dat hun stichter de heilige, de schrandere, de provi-
dentiële gedachte heeft gehad aan zijn zonen geen enkel distinctief te ge-
ven dat hen van wereldlijke priesters onderscheidt. - Don Bodrato troostte
hem door hem te beloven dat Don Cagliero op doortocht zou komen te Rio de
Janeiro en dat hij met hem onderhandelingen zou kunnen aanknopen. Wat U
zegt is goed - antwoordde hem de bisschop - maar ondertussen begin ik maar
te spreken met wie hier aanwezig is en hij zal, evenals Don Cagliero, ze-
ker moeten schrijven aan de Algemeen Overste van de Salesianen en aldus win
ik tijd. - Hij wou ze voor het diner aan zijn tafel hebben, maar zij moes-
ten aan boord zijn. Hij zag ze weggaan met een schreiend hart.
Te Montevideo, waar ze voet aan land zetten op 11 december gingen ze ge-volg
geven aan de uitnemende vriendelijkheid van de apostolische vicaris en
hadden dan nog maar juist de tijd om er wat bagage voor Villa Colón in
bewaring te geven. Op de morgen van 12 december kwamen ze aan voor Buenos
Aires. Ze bemerkten onmiddellijk een klein stoombootje dat zeer snel op de
Savoie afstevende. Op de brug zagen ze twee priesterfiguren staan.
Eindelijk herkenden ze in hen Don Cagliero en Don Fagnano. Beiden stegen
aan boord. Het was een ogenblik van echte ontroering. Maar gedurende
vierentwintig lange uren kon geen enkel van de passagiers aan wal gaan.
De stad Buenos Aires bezat toen nog niet haar prachtige haven zoals van-
daag. De grote schepen bleven stilliggen in volle zee op ongeveer tien
mijl afstand van het strand. Ze gingen aan wal op kleine stoombootjes en
vandaar stapten ze over op roeibootjes die tot aan de oever konden komen. Maar
(1) Vanaf het begin werd dit college, hoewel toegewijd aan Pius IX steeds eenvoudig Piuscollege
genoemd, in tegenstelling met dat andere college van Buenos Aires, ingehuldigd na de dood
van de grote paus en Pius IX—college genoemd.

42.7 Page 417

▲back to top
- XII/413 -
voor al deze manoeuvers moest het water in de Golf van La Plata rustig blij-
ven. Kwam er beroering, dan beletten de golven het aanmeren. En zo gebeurde het
die dag.
Op de morgen van 13 december wachtten de vrienden van Don Cagliero, bij de
ankerplaats, met ongeduld op de nieuw aangekomenen. Daarna veel bezoeken
en grootse ontvangsten gedurende gans de week. De Aartsbisschop, Monseig-
neur Aneiros gaf blijk van zijn vurig verlangen Don Bosco en het Oratorio
te zien en dat dit niet alleen maar woorden waren, zullen we in het volgen-
de boekdeel vernemen. Toen hij van hen afscheid nam, zei hij: - Met spijt
kan ik dezer dagen niet schrijven aan uw overste, omdat ik naar Paraguay
moet vertrekken, maar wat ik nu niet kan doen, zal ik nadien doen.
Ondertussen, wanneer U schrijft, zeg hem dan dat ik van hem houd, omdat
U het heil en het geluk van deze stad en van mijn uitgestrekt bisdom moet
zijn. Zeg hem dat ik U alle bevoegdheden en privileges die in mijn macht
zijn, verlee.(1) Men verwachtte grote dingen van de Salesianen. Een onzeg-
lijke achting genoten ze bij iedere klasse van burgers. De geschiedenis kan
reeds zeggen dat hun verwachtingen niet bedrogen werden.
Toen Don Chiala ziek werd, had hij de voorbereiding voltooid van een
lijvige missieaflevering van de Letture Cattoliche die na zijn dood ver-
scheen voor de maanden oktober en november. Na een historische schets over
de Salesiaanse missie, volgt een lange reeks van brieven van missionaris-
sen.(2) Deze brieven waren reeds grotendeels verschenen in de Unità Catto-
lica door toedoen van Don Chiala zelf, maar nu had hij ze wat omgewerkt.
Hij voegde er nieuwe brieven aan toe en laste er nieuwe bijzonderheden in
die hem na de eerste publicatie ter ore waren gekomen. Het boekdeel sluit
met een aanhangsel van documenten. Bij dit werk dient men vooral te let-
ten op het doel: toen Don Bosco het werk aan de schrijver toevertrouwde,
was het doel dubbel. Op de eerste plaats wou hij de bewondering opwekken
voor de goddelijke Voorzienigheid die zich vaak bedient van nederige werk-
tuigen om haar aanbiddelijke plannen uit te voeren, en op de tweede plaats
wou hij voldoening schenken aan allen die hadden bijgedragen tot de eerste
expeditie en anderen aanzetten om de arbeiders voor het Evangelie te helpen
door het gebed en stoffelijke middelen.
(1) Uit twee brieven van Don Bodrato aan Don Bosco, Rio de Janeiro 6 december en Buenos Aires 19
december 1876.
(2) Priester Cesare Chiala, Van Turijn naar de Argentijnse Republiek, Brieven van Salesiaanse
missionarissen, Turijn 1876, Drukkerij en Uitgeverij van de Salesianen.

42.8 Page 418

▲back to top
- XII/414 -
H O O F D S T U K XIX
OVERLAST DOOR DE PERS
Hoewel voor ons die de zaken op afstand bekijken, de last vanwege
de pers doorgaans van weinig betekenis schijnt, was dit in werkelijkheid
nochtans zwaar voor hem die het moest ondergaan. Ook deze soort moeilijk-
heden kwamen Don Bosco tot op het einde van zijn leven last berokkenen.
Het is juist dat zijn goede naam er niet het minste schrammetje door op-
liep en dat zelfs steeds het spreekwoord bewaarheid werd "dat wie naar om-
hoog spuwt, het spuugsel in zijn eigen gezicht krijgt", maar toch is het
zeker dat hij als priester en als vader van een zo talrijke en zo deugd-
zame familie, zich in het diepste van zijn ziel gekwetst voelde door die
gedrukte kwaadsprekerij en laster.
Wij zullen chronologisch te werk gaan en eerst eens uitpluizen wat
er geschreven werd in een humoristisch snertkrantje, dat te Turijn gepu-
bliceerd werd op dinsdag, donderdag en vrijdag. De Neuzelaar nl. hield
zich goed of slecht, maar eerder slecht ermee bezig zijn neus te steken
in andermans zaken. Zoals dit vanzelfsprekend gaat met dat slag van intri-
ganten kreeg het meer dan eens last op zijn kap, namelijk inbeslagnemingen,
rechtsgedingen, schorsingen, maar per slot van rekening werden deze geval-
len omgezet in grote voordelen, omdat het hierdoor bekendheid verwierf
en de nieuwsgierigheid van het publiek erdoor gescherpt werd. Het was ook
voltairiaans van geest en pronkte ermee, maar hoevelen zijn er niet die
niet het minste gewetensbezwaar voelen wanneer het gaat over humoristische
blaadjes, alsof de wens om eens schamper te kunnen lachen het lezen van derge-
lijk verfoeilijk drukwerk kon goed praten!
En in feite kon dit snertblaadje uitpakken met een oplage die pe-
riodieke publicaties met werkelijke verdienste in de schaduw liet en het
feit dat men aldus de ronde deed met naam, voornaam en al de rest mocht
vergeleken worden met wat vroeger gebeurde en waarbij men, vastgebonden
aan een paard door de stad werd gesleept.
In 1876 had dit snertblad volgens één van zijn gebruikelijke wederw aa r-
digheden zijn publicaties moeten schorsen, maar het hernam ze vrij
spoedig op de dag die aan Sint-Jozef gewijd was. Het was pas opnieuw ver-
schenen of het gaf duidelijk te verstaan dat het in zijn vernieuwd pro-
gramma ook het inzicht had Don Bosco aan te vallen en inderdaad op een
paar maanden tijd nam het hem driemaal tot mikpunt. Op zijn manier legde
het openlijk voor zijn lezers zijn boos opzet bloot, vermits het deed als-
of het na zijn hergeboorte Don Bosco een "hartelijke groet" toegestuurd
had en van hem een beleefde brief had ontvangen, waarin stond dat om "te be-

42.9 Page 419

▲back to top
- XII/415 -
antwoorden op een waardige manier aan zijn vriendelijkheid" hij zich voor-
stelde voor de toekomst zijn "buitengewoon medewerker" en "wapenbroeder" te
worden. Dan kondigde het aan dat de medewerking zou beginnen met het verha-
len "van een lange geschiedenis van de Succi-nalatenschap". Sarcastisch ver-
wachtte het dat hij "met zijn zalvende stijl" en "zijn uitnemende zacht-
heid" als priester zou spreken over vele grote pieten, advocaten, procu-
reurs, beheerders, die zich allen gemengd hadden in we weten niet welke
loense aangelegenheid. In naam van het publiek bedankte de directeur "bewo-
gen door een zo grote gunst" en wachtte met spanning op de "geschiedenis van die
erfenis".
Dit was niets anders dan een boosaardige insinuatie die echter bit-
ter het liefdevolle hart van Don Bosco verdriet deed. Advocaat Luigi Succi,
door een plotselinge dood weggerukt op één van de eerste dagen van het vo-
rige jaar had Don Bosco in een lastig parket gelaten. Bij een bank had Don
Bosco borg voor hem gestaan bij het afhalen van 40.000 lire en hij had dit
graag gedaan, ofwel omdat hij wist dat hij zeer rijk was, hoewel hij op dat
ogenblik niet voldoende geld in handen had, ofwel omdat hij zich tegenover
hem verplicht voelde wegens zijn vele weldaden. In alle rechtvaardigheid
zouden de erfgenamen de verplichting van de overledene moeten nakomen heb-
ben maar onder allerlei drogredenen trokken ze zich achteruit. Don Bosco
zag zich dus verplicht zijn handtekening eer aan te doen. Hoe daarna en op
welke manier andermans schraapzucht rondom deze nalatenschap aan het scher-
men gegaan was, heeft voor ons geen belang, maar hier kan het volstaan met
te zeggen dat het inzicht om Don Bosco rechtstreeks in zijn goede naam te
treffen, alsof hij medeplichtig zou geweest zijn aan een grote diefstal,
niet verder ging dan deze onderduimse, maar onvatbare algemene insinuatie,
die trouwens voldoende was om hem in diskrediet te brengen bij vele lezers
die niet in staat waren al het voorgaande te kennen noch de waarheid te achter-
halen.
Het blaadje van Turijn ging ermee voort zich te bemoeien met de zaken van
Don Bosco gedurende anderhalve maand. Ondertussen zou een fiscale maatre-
gel die veel stof opjoeg het blaadje tot zwijgen hebben gebracht, was het
niet opnieuw verschenen onder een andere titel. Vanaf zijn eerste nummer in de
maand mei, heette het nu De Lantaarn van de Neuzelaar, maar voor het overige
was er niets veranderd. In die dagen bevond Don Bosco zich te Rome. In het
nummer 2 van het jaar I, 6-7 mei viel het hem aan in twee artikels. We zullen
de substantie van de inhoud eruit halen en de lage en godslasterende schors
van de taal wegwerpen. Het eerste artikel droeg als titel: "Don Bosco te
Rome". Er gebeurde hierbij een verwarring, zoals die meer gebeurt wanneer
wereldlijke journalisten zich bezig houden met kerkelijke zaken. Bij de journa-
listen had men niet eens lucht gehad van de suspensie van Don Bosco, zo
groot was zijn gereserveerdheid geweest. Nu verspreidde zich het zonder-
linge nieuws dat Don Bosco toen direct de suspensio a divinis had opge-
lopen en zich daarom dadelijk naar Rome begeven had. Volgens het zeggen
van de krant zou Monseigneur de Aartsbisschop hem gesuspendeerd hebben van het
opdragen van de mis wegens drie redenen: 1° omdat hij teveel relaties had te
Rome; 2° omdat hij, gebruik makende van dit voordeel, pro- beerde zich te
onttrekken aan het gezag van zijn herder; 3° omdat hij het geweten van de
gelovigen in verwarring bracht om er erfenissen van af te persen. En de
schrijver van het artikel stelde het zo voor alsof Don Bosco "met armen en
benen" te Rome aan het werken was om zich vrij te maken van de canonieke
straf die hem door de ordinarius van zijn diocees opgelegd was, waarbij hij iro-
nisch besloot: "Ditmaal heeft Monseigneur de Aartsbisschop de zaken goed gedaan
en moet erom geprezen worden... We zullen zien wie het machtigst zal zijn, Don

42.10 Page 420

▲back to top
- XII/416 -
Bosco of Monseigneur Gastaldi". Wat al venijn!
Het tweede artikel had als titel: "Smerig fanatisme". Het centraal
gedeelte beantwoordt volledig aan de waarheid. We zullen het weergeven zo-
als het er staat, maar daarbij de commentaar erbij weglaten; daarin im-
mers worden de feiten verdraaid voorgesteld; worden gemene zaken over Don
Bosco gezegd en worden de onwetende lezers in dwaling gebracht. Men ver-
telt daarin het volgende: "Een tijdje geleden bieden zich drie heren aan
in de drukkerij van Sint-Franciscus en vragen om een werkje te willen druk-
ken. Allen weten dat die drukkerij voor rekening van Don Bosco werkt. Deze
aanvaardt de opdracht, maakt een overeenkomst en krijgt het manuscript.
Drie dagen nadien komen de opdrachtgevers terug om te zien hoever het
boekje gevorderd is. Mijne Heren, zegt hun Don Bosco, ik vraag u wel om
verontschuldiging, dood me indien U wilt, maar ik heb het handschrift
verbrand en dit werd mij door God ingegeven. En waarom? werd hem gevraagd.
"Omdat dit geschrift niet teveel goeds zei van onze geliefde aartsbisschop".
Het was wat anders dan een "werkje" of een "boekje"! Het was een manu-
script van minstens duizend bladzijden. Het was wat anders dan "niet te-
veel goeds zeggen". Er werd daarin een levensbeschrijving gegeven van de aarts-
bisschop, waardoor het boekdeel een volmaakt voorbeeld zou geweest zijn
van een eerloos schotschrift. Op het einde bekende de opsteller van het
artikel dat hij niet kon begrijpen waarom de drie auteurs van het vernielde
handschrift zich niet tot de rechtbanken hadden gewend. De uitleg was vrij
eenvoudig: Don Bosco had hun auri sacri fames gestild.
Een derde stormloop met twee gelijktijdige aanvallen gebeurde in
datzelfde krantje enkele dagen nadien in het nummer van 9-10 mei. Het
waren beide vermomde aanvallen, maar beide in een andere richting. De
eerste aanval zou het werkelijk objectief niet aan het licht hebben ge-
bracht, indien er de titel niet geweest was die het liet ontdekken.
Die titel luidde: "Zaken van Bra, of een leerling van Don Bosco". De
leerling zou een "Don P., pastoor te Bra" geweest zijn, het aangetegen
feit een erfenisbejag. Maar Don Bosco had geen enkele leerling die pas-
toor was te Bra, tenzij men aan het woord "leerling" een misdadige bete-
kenis wou geven: le er li ng e n vo lg eli ng in de kunst een erfenis te bejagen.
De tweede aanval was ogenschijnlijk gericht tegen Don Bosco, maar
had in werkelijkheid de aartsbisschop als mikpunt. Samen met nieuwe god-
deloosheden werd het grote nieuws van de suspensio a divinis weer eens opge-
warmd, de veronderstelde motieven werden nog eens opgehaald, weer werd er aan
toegevoegd dat de drijfveren van de strenge maatregel waren de geheime
afgunst van hem die de straf had opgelegd en de meedogenloze ijver van
de gestrafte in het najagen van erfenissen. Zoals men ziet is het in de
grond steeds dezelfde laster, waarvan de zwaarte en de hoeveelheid zelfs
diegenen doen twijfelen die de belasterde kent. Maar de laster beroert
eveneens de wijze, zoals de Schrift zegt, al komt ze er ook niet altijd
toe de kracht van zijn hart neer te slaan.(1) Het was dan ook voor Don
Bosco een ernstige reden van verdriet, te zien hoe men met deze duivels-
kunsten probeerde om hem hatelijk te maken in de ogen van het volk in
wiens milieu hij zijn apostolaat moest uitoefenen. Bij het volk was even-
eens een ander humoristisch krantje ruim verspreid dat we reeds kennen uit
(1) Eccles. VII, 8: Calumnia conturbat sapientem et perdet robur oordis illius.

43 Pages 421-430

▲back to top

43.1 Page 421

▲back to top
- XII/417 -
het voorgaande boekdeel, namelijk Het Fluitje. Het begon opnieuw venijn
te spuwen in zijn nummer 62 van de 2de mei. Een "Fra Giocondo" (Vrolijke
broeder), die noch broeder, noch vrolijk was, doopte zijn pen in de inkt van de
achterlijke Voltairianen en, vloekend als een Turk, wou hij zijn orakel uit-
brengen over de geheimzinnige oorsprong van "die bonte mengeling tussen deze
twee grote personages, voortaan welaan allen bekend" en "van oude datum".
We besparen aan onze lezers de dwaasheden over de suspensie en over de
insinuaties die van dezelfde aard zijn als deze die we kort tevoren gezien
hebben. Een nieuwigheid wordt hier aan hun lezers te grazen gegeven: Don
Bosco zou er ernstig aan denken zijn tenten op te breken aan de oevers
van de Dora om ze te gaan opslaan aan de riviera in Ligurië. Dit werd af-
geleid uit het feest dat op 18 mei te Sampierdarena was gevierd ter ere van
Don Bosco, bij zijn terugkeer uit Rome. De Cittadino (Burger) van Genua, die
het nieuws meedeelde, wees op "een soort academische zitting van kinderlijke
liefde, die met een lieflijke plechtigheid gehouden werd in een ruime zaal
van de nieuwe, zeer mooie woning, als bij toverslag opgerezen dank zij de
milde bijdragen van enkele weldoeners." Op het fait divers van de plaat-
selijke kroniek was de informatie geborduurd dat Don Bosco, die te Turijn
vervolgd werd, eraan dacht een rustiger verblijf in Ligurië te gaan opzoe-
ken. Maar al zou dit vertrek in de kaart gespeeld hebben van de vijanden
van de Kerk die gemeenschappelijk schenen te werken om zijn krediet te
ondermijnen en hem te dwingen van lucht te veranderen, dan maakte dit toch geen
deel uit van de plannen van de goddelijke Voorzienigheid.
Een spijtige zaak van een andere aard kwam Don Bosco vervelen in de
kranten. De inhuldiging van de spoorweg van Lanzo, die over hem meer deed spre-
ken dan hij zou gewild hebben, bezorgde hem die last. We moeten ons het
politieke ogenblik herinneren dat gekenmerkt was door de jongste overgang van de
regering uit de handen van de conservatieven in die van de democraten. De
partijkranten maakten zich van de gebeurtenissen te Lanzo meester om ze
voor te stellen naargelang de kleur van hun eigen strekking. Maar de rol die
Don Bosco daar speelde werd doorgaans met sympathie bekeken zowel door de orga-
nen van links en van rechts als door de aldus genoemde onafhankelijken die
in de Unità Cattolica voorhielden dat ze noch tot rechts noch tot links
wilden behoren. De kwestie van de parlementaire sector werd dan iedere dag
meer brandend, omdat er uitgebazuind werd dat er binnenkort politieke ver-
kiezingen gingen plaats hebben. De algemene eensgezindheid om het gebaar
van Don Bosco in een gunstig licht te stellen was een teken dat hij ook in die
conjunctuur trouw was gebleven aan zijn groot beginsel: - In de politiek
ben ik van niemand. - Het was nochtans juist wegens deze eenstemmigheid
dat een dissonant zou weerklinken.
We doen er goed aan op de eerste plaats zijn lof te horen. De Unità
Cattolica van 8 augustus schreef: "In het college van de Paters Salesia-
nen was onder de galerij, die sierlijk opgesmukt was, een verfrissing
klaargemaakt van blanke wijnen en van vermout voor dat talrijke gezelschap.
Het muziekkorps van de jongens van Don Bosco begeleidde een gelegenheids-
cantate die eveneens uitgevoerd werd door de leerlingen van de Salesianen,
die levendig applaus uitlokten. De drie ministers en de prefect brachten
een bezoek aan het college en prezen het zeer hoog. De Emporio popolare (Volks-
markt) eveneens met katholieke beginselen, had op 7 augustus geschreven: "Ik
moet zeggen dat het instituut van Don Bosco de bewondering heeft genoten van
allen en de meest levendige en gemeende gelukwensen van de drie ministers en van

43.2 Page 422

▲back to top
- XII/418 -
de prefect van de provincie mocht in ontvangst nemen. We moeten echter
zeggen dat het college dat onder alle opzichten verdient, want het
is een prachtig en volmaakt instituut." De krant Nuovo Torino (Nieuw
Turijn), een nijverheidsblad, dat zeker niet klerikaal was, schreef op
dezelfde dag: "Er werd een wande ling gedaan tot aan het college van Do n
Bosco. Daar bevond zich deze priester, die de bezoekers galant ont-
ving en zich lang onderhield met de ministers Nicotera en Zanardel-
li." Eindelijk schreef de Gazzetta del Popolo (Volkskrant) op 7 augus-
tus: "In het college was door de zorgen van h e t s t a d s be st u u r e e n ui t s t e ke n-
de verfrissing van witte wijnen en vermout in overvloed klaargemaakt.
De leerlingen van de kostschool voerden een sympathieke cantate uit
en oogstten verdiend applaus." Ondanks alles wat er verzwegen werd,
en dit zeker niet onopzettelijk, was dit weinige reeds veel, gelet
op de priesterhaat van de Turijnse krant die toen die titel had.
De wanklank waarover we spraken, had zijn oorsprong in een Mi-
nisterieel orgaan, de Bersagliere (De Scherpschutter) van Rome, die
meer dan zijn andere collega's met levend commentaar overvloedig uit-
pakte. De betwiste passage kon men lezen in het nummer van 9 augustus:
"Men treedt binnen in h et pr ac ht ig e col le ge v an Don Bosc o, van de wo nd er -
doener Don Bosco, die erin slaagt negenduizend kinderen in zijn ver-
scheidene instituten te onderhouden. En de kinderen groeten de minis-
ters door handgeklap en hoerageroep. En Don Bosco is daar persoonlijk
en drukt de hand van Zanardelli, van Nicotera, van Depretis. Onder de
ruime zuilengang die tegenover een mooie krans van asgrijze bergen
ligt, laat Don Bosco met ijs gekoelde vermout komen. Uitstekend! De
kinderen zingen, de muziekkapel van de kinderen zelf begint te spelen
en en troepjes kinderen doen militaire oefeningen, Hier komen geen
priesters bij te pas. Hier is de opvoeding mannelijk en wordt
het kind sterk als een rots. Op een zeker ogenblik is Don Bosco de
koning van het feest en zetelt hij in het midden van Nicotera, Za-
nardelli en de President van de Raad. De meest verbaasde van allen is
Minister Zanardelli, men merkt dat hij zijn ogen niet kan geloven.
Maar het is zo. De wonderbare priester die het uiterlijke heeft van
een koster vergezelt de President van de Raad tot aan het Grote
Plein. De twee personages drukken elkaar de hand, wensen elkaar het
beste met buigingen en hartelijke woorden."
En hier gaat de politiek er zich mee bemoeien om de harmonie
te verbrodden. Een correspondentie uit Rome van de Unità Cattoli-
ca, op die dag zelf nog geschreven en gepubliceerd in het nummer van
11 augustus, schreef: "Hij (Nicotera) is erin geslaagd in de noorde-
lijke provincies, waarvan men zei dat ze de burcht waren van de
rechtsgezinden, de knullen in zijn zak te steken, door de heilige
uit te hangen bij Don Bosco en Cottolengo en de koningsgezinde bij
Vittorio Emanuele... Je moet maar de Bersagliere van deze morgen le-
zen. Het is immers het orgaan van de baron uit Napels en men vindt er
de weergalm in van de genegenheid voor zijn meester. Hij beschrijft
hem hoe hij uit de inhuldigingstrein te Lanzo stapt, aanwezig is
wanneer de zegen wordt gegeven van de trein, en dan gaat plaats ne-
men in de rijen van de vrome stoet achter de koorknaap die het
kruis draagt. Hij is dezelfde man die eerst gisteren alle reli-
g i e u z e p r o c e s s i e s v e r b o d e n h e e f t e n n u d i e p buigt met eerbetuigin-
gen tegenover Don Bosco, de wonderbare en dan maar verder nog een hoop
dergelijke narigheden die zelfs een ijzersterke maag zouden doen walgen."

43.3 Page 423

▲back to top
- XII/419 -
Er ging een week voorbij en in dezelfde krant verscheen op 17 augustus
een artikel waarin de schrijver, die van zichzelf getuigt dat hij "een
zeer genegen zoon is van Don Bosco", zegde dat hij "zeer teleurgesteld
is door de slecht gestelde loftuitingen" die hem zo ruim verleend werden
door de krant uit Rome. Daarom, omdat hij vreesde dat anderen "een ongun-
stige indruk zouden krijgen van zijn beminde weldoener", verklaarde hij
dat dit schrijven "overdreven" was geweest, "weinig waarheid" en "veel
valsheid" bevatte. Daarom pleitte hij Don Bosco vrij van de mogelijke
aanklacht dat hij zijn geld zou hebben verspild "in wereldlijke versie-
ringen, in verfrissingen met wijn voor hunne Excellenties en hun gevolg".
Een heel ander gebruik zou hij gemaakt hebben van de "twaalfduizend lire
door het stadsbestuur uitgegeven voor het fameuze déjeuner! "Om te eindi-
gen besloot hij: "Of Don Bosco in zijn uitnemende vriendelijkheid dan de
hand zou gedrukt hebben van de heren ministers, kan ik niet zeggen, omdat
ik er niet aanwezig was. Maar indien dit aldus geweest is, dan zou het
minstens wenselijk zijn dat hunne Excellenties hem ook hun machtige hand
zouden toesteken om aan een steeds groter aantal kinderen deze wijze op-
voeding te kunnen verlenen, die niet anders dan mannelijk kan zijn, omdat
ze oprecht katholiek is." Tot daar de droevige correspondentie uit Rome.
Iedereen kan merken hoe inopportuun deze armtierige corresponden-
tie was, maar erger dan het artikel was de tekst waarmee de redacteur van
de krant het liet voorafgaan: "Zeer graag publiceren wij volgende brief
door een Salesiaan geschreven, betreffende de loftuitingen van de Bersag-
liere aan het adres van Don Bosco. Wij zouden hem voor de dag van 6 augus-
tus één van die voorbijgaande ziekten willen toewensen hebben, die bij
dergelijke omstandigheden steeds zeer gepast de diplomaten, erin begrepen
de pauselijke nuntiussen, overvallen." De directeur van de krant, theo-
loog Margotti die zich buiten Turijn bevond, liep, zodra hij terug was,
bij Don Bosco om hem zijn verontschuldigingen aan te bieden. Hij beves-
tigde dat hij hier niets van wist vooraleer deze regels gedrukt waren.
Daarom maakte hij van de gelegenheid gebruik en laste in het nummer van
23 augustus volgende rechtzetting in: "De Unità Cattolica is steeds vol
genegenheid en verering voor Don Bosco en weet dat hij in al zijn werk
enkel gedreven wordt door de glorie van God, de liefde tot Kerk en Paus
en de wens om zielen te winnen voor Jezus Christus. Wij zullen ons zeer
gelukkig achten telkens als wij door ons blad zijn werkelijk apostolische
inspanningen kunnen begunstigen."
Het past trouwens dat we zouden noteren dat dit ongelukkig arti-
kel, hoewel het ondertekend was "Een Salesiaan" geschreven was, naar het
schijnt, door Don Giuseppe Persi, gast van het Oratorio als predikant,
die echter geen Salesiaan was. Om volledig te zijn zullen we er nog aan
toevoegen dat dit handdrukken van de ministers, wat herhaaldelijk in het
ministerieel orgaan beklemtoond werd, bij sommige mensen op de zenuwen
ging werken.(1) Maar geen enkele goddelijke of menselijke wet verbood aan
Don Bosco te doen wat hij deed. Per slot van rekening ging het daar over
de ministers van zijn wettige soeverein, Zanardelli vertegenwoordigde dan
ook nog Prins Amedeo, die zelf had moeten komen, maar die niet kwam, omdat
hij in werkelijkheid daartoe verhinderd was door een diplomatische ziekte,
zoals blijkt uit de oppositiepers. In alle eerlijkheid kon ook niet be-
weerd worden dat dit feest enigermate antigodsdienstig zou geweest zijn.
Kon anderzijds Don Bosco weigeren zijn college open te zetten, op gevaar
(1) Aldus, bijvoorbeeld, schreef iemand in hetzelfde nummer van 23 augustus, met als hand-
tekening: "Een rooms-katholiek en apostolisch priester" met zeer duidelijke zinspeling:
"Wie dat wil doen kan de hand drukken van een Nacotera, een Depretis enz."

43.4 Page 424

▲back to top
- XII/420 -
af van zeer ernstige schade te zullen ondergaan? En wanneer hij eenmaal de
uitnodiging aanvaard had moest hij hen dan niet passend ontvangen? Tot di-
plomatische ziekten zou hij nooit zijn toevlucht hebben genomen, om zijn
jonge Salesianen niet in de steek te laten die blootgesteld waren aan een
ontmoeting waarbij enkel zijn voorzichtigheid het hoofd kon bieden aan
onvoorziene, vervelende en compromittante vragen.
Over dit artikel, dat een einde stelde aan de polemiek, toonde Don
Bosco zich zeer ontevreden en hij had er wel reden toe. Voor wie niet wist
dat hij nooit inging op polemieken in de kranten, was het gemak-kelijk
te gaan denken dat de schrijver ervan zo gehandeld had op zijn bevel en
onder zijn ingeving, terwijl hij er volstrekt niets mee te maken had. Over
het voeren van polemiek in de kranten verklaarde hij toen zijn beginsel: -
Dat is de manier om narigheden te laten duren. Het eindigt er steeds mee
dat beide partijen ontevreden zijn. Zaken die op zichzelf zeer gering zijn,
worden tot zware gevallen opgeblazen en men maakt aan gans de wereld bekend
wat geheim zou moeten blijven.(1) In dit geval wou hij zijn voorzorgen
verdubbelen en om gedaan te maken met het geroddel, liet hij zelfs niet
toe het gedicht dat voor die gelegenheid gemaakt was door Don Lemoyne en op
muziek gezet door Dogliani, te laten drukken. Hij zei dat er reeds al te
veel ruchtbaarheid was geschonken aan de gebeurtenissen van Lanzo, dat de
pers reeds te veel interpretaties gegeven had en nu men begon te zwijgen,
paste het niet dat men opnieuw eens olie op het vuur ging gieten, des te
meer omdat de gedrukte tekst van het gedicht de verkeerde mening zou kun-
nen bevestigen dat de ontvangst van zijnentwege een officieel karakter
had gehad en dat er politieke inzichten mee gemoeid waren geweest.
Ook de goddeloze Secolo van Milaan hield zich dat jaar met Don Bosco
bezig. Het gerucht had zich verspreid dat hij het plan koesterde om een
college te openen op de lieflijke glooiingen van Cassine, een gemeente in
de omgeving van Alexandrië. Maar de zaak was niet naar de zin van een naam-
loze sektariër die zijn eigen slechte humeur luchtte in de kolommen van de
krant uit Milaan. De bevolking van Cassine echter was diep verontwaardigd
en antwoordde op slag aan die ruziestoker door een protest over te maken
aan het blad met een lange lijst van ondertekenaars. Dan wilde men ook aan
Don Bosco een tastbaar bewijs geven van hun gevoelens en daarom werd hem
een brief gezonden, ondertekend door 1184 personen met een brief van de
lokale arts. Don Bosco liet het gebouw bezoeken dat men aan hem wilde ver-
kopen, maar er deden zich twee moeilijkheden voor die verhinderden dat de
Salesianen er konden heen gaan. De uitgestrektheid van het terrein dat er
naast lag, was te beperkt en liet geen plaats genoeg voor de speelplaat-
sen en dan voorzag men ook verwikkelingen voor het verwerven van het huis
dat men tot een college moest omvormen. Daarom werd na een vruchteloze
briefwisseling alles gelaten zoals het was.
Het beviel ook niet aan iedereen dat de Salesianen zich zouden
vestigen in de Castelli Romani.(2) Daarom werden in twee liberale kranten van
(1) Kroniek van Don Barberis, 15 augustus 1876. De kroniekschrijver heeft onder deze datum
ook twee zaken van een vroegere datum samengevoegd.
(2) De eigenlijke Castelli zijn 5 stadjes in de omstreken van Rome: Frascati, Grottaferrata,
Marino, Castelgandolfo en vooral Albano

43.5 Page 425

▲back to top
- XII/421 -
Rome, La Libertà en La Capitale, twee correspondenties gepubliceerd uit
Albano waarin in de tweede helft van oktober de alarmkreet werd geuit en
er wat gefantaseerd werd rondom het motief dat na 1870 te Rome in de mode
was, namelijk over de Witten en de Zwarten, zoals men de twee aristocra-
tieën onderscheidde, naargelang ze de voldongen feiten aanvaardden of zich
afzijdig hielden.
Kardinaal Di Pietro was er in het begin wat van uit zijn lood, maar
weldra nam hij het geval sereen op, wanneer hij merkte dat het maar een stro-
vuurtje was geweest. Het is waarschijnlijk dat van hogerhand een doel-
treffend woord werd gezegd, want de herinnering aan Lanzo was nog van jon-
ge datum. Wat hem door een vriend was voorzegd, werd helemaal niet bewaar-
heid: "De dwepers zullen niet zeggen dat U wit bent en de Witten zullen
uw Christelijke menselijkheid en weldadigheid niet zwart vinden."(1)
(1) Brief van kanunnik Menghini aan Don Bosco, Rome 24 oktober 1876. Dit wil zeggen: "De onverzoenlijken
zullen U niet als liberaal aanzien en de liberalen zullen U geen onverzoenlijke noemen."

43.6 Page 426

▲back to top
- XII/422 -
H O O F D S T U K XX
BEGIN VAN HET SCHOOLJAAR EN EINDE VAN
HET BURGERLIJK JAAR
Het kalmerende woord van Don Bosco zal voor een groot gedeelte de blad-
zijden van dit laatste hoofdstuk vullen. We halen het uit eigenhandig ge-
schreven bronnen, die in onze archieven bewaard worden.
Het schooljaar werd toen doorgaans geopend na het feest van Aller-
heiligen, maar Don Bosco stelde er prijs op dat de zijnen zich enkele we-
ken vóór deze plechtigheid in het Oratorio zouden bevinden. Op de avond
van 20 oktober toen al de nieuwelingen en twee derde van de ouderen aanwe-
zig waren, spoorde Don Bosco in zijn "avondwoordje" allen aan hun geweten
in orde te stellen.
"
Het doet me genoegen jullie terug te zien na een tijd van
" scheiding. Allen zijn nog in goede gezondheid en in groot aantal hoewel
" nog niet iedereen aangekomen is. Ik prijs degenen die stipt op de
" vastgestelde tijd gekomen zijn en vooral hen die hun komst ver-
" vroegd hebben. Zij werden begunstigd door goed weer en diegenen die
" nog wat wilden wachten, al was het maar één enkele dag, kregen
" slecht weer en het ziet er naar uit dat het zo zal voortduren.
"
Wat zal thans jullie eerste bezigheid zijn in het Oratorio?
"
Weten jullie wat een reiziger doet, zodra hij teruggekeerd is?
" Het eerste wat hij doet is zijn kostuum bekijken om te zien of er
" geen vlek op is, veroorzaakt door het stof of door het slijk of
" door wat anders. Dan begint hij te borstelen en neemt één voor één
" al die plekken weg tot zijn kleren gereinigd zijn. Als hij in een
" modderpoel gevallen is moet hij de grote was doen. Zo ook moeten
" jullie nu doen, nu jullie terugkeren van de reis van de vakantie.
" Bekijken jullie het kostuum van jullie geweten of alles goed rein
" is en of er geen vlek op zit. Indien jullie er ook maar de klein-
" ste vuil op vinden, nemen jullie dan dadelijk de borstel van de biecht
" en doen jullie ze verdwijnen. Vinden jullie er een grote vlek op,
" om de liefde Gods, doe ze verdwijnen!
"
Het kan zijn dat de een of andere gedurende de tijd dat hij
" in vakantie geweest is, zijn ziel met geen enkele vlek, ook niet
" met de kleinste vlek bevuild heeft, maar zeggen jullie me eens,
" zijn er bij jullie die kunnen zeggen terwijl ik in vakantie was,
" ben ik braver geworden dan wanneer ik in het Oratorio was? Ik ben
" vooruitgegaan in de deugd? Neen, neen! Nooit heb ik iemand dit horen

43.7 Page 427

▲back to top
- XII/423 -
" zeggen. Integendeel, zeer velen betreuren de tijd die ze in vakantie
" doorgebracht hebben. De ene zegt: - Een vriend van mij heeft mij te-
" gen mijn zin op een vrijdag vlees doen eten. Een ander voegt er-
" aan toe: Een verwante van mij heeft mij meer doen eten dan nodig
" was, heeft mij meer doen drinken dan wat noodzakelijk was. Die mak-
" kers hebben mij laten luisteren naar schunnige gesprekken, die ge-
" buur heeft mij een slecht boek laten lezen, heeft er mij toe ge-
" bracht een wandeling te gaan doen, en tijdens die wandeling heb ik
" lelijke zaken gezien. Kortom, het is onmogelijk al de schade op te
" sommen die sommigen onder de vakantie lijden.
"
Maar thans, nu jullie opnieuw teruggekeerd zijn naar het
" Oratorio, moeten jullie ervoor zorgen de zaken van de ziel in orde
" te brengen door een goede biecht en een heilige communie te doen.
" Laten we ons altijd bereid houden opdat, wanneer de Heer ons op om
" het even welk ogenblik tot zich zou willen roepen, wij bereid zou-
" den zijn om met Hem mee te gaan. Goede nacht.
Twee avonden daarna kwam hij opnieuw spreken. Gedurende die dagen
van afwachting waren er weinig lesuren. Daarom spoorde hij hen vurig
aan goed hun tijd te gebruiken. Hij legde er ook de nadruk op dat ze hun
gewesttaal moesten nalaten en allen zuiver Italiaans spreken.
"
Thans kunnen we nog geen regelmatig lessenrooster hebben,
" omdat een zeker aantal jongens, voor een of andere gerechtvaardig-
" de reden nog niet teruggekeerd zijn uit vakantie. Morgen echter
" beginnen we met de klassen, hoewel het nog niet zo streng zal zijn als
" op andere tijdstippen. Niettemin zal er 's morgens en 's avonds
" klas worden gegeven, opdat jullie je tijd zouden kunnen gebruiken
" door de stof te herzien die jullie gedurende de voorgaande jaren
" gestudeerd hebben. Ik heb reeds enige vlijtige jongens aangetroffen
" onder wie één mij zei: - Ik heb reeds heel mijn spraakkunst herhaald.
" Een ander: Ik heb reeds wat uit het Latijn vertaald. Een derde: -
" Ik heb reeds de precepten (1) van de vierde klas bestudeerd. Dat is,
" om het zo uit te drukken, een voorsprong die van groot nut zal zijn
" in de loop van het jaar.
"
" Wij zullen wachten om de klassen te openen tot na het feest van
" Allerheiligen wanneer allen teruggekeerd zijn. Dan zullen wij allen
" samenkomen in de kerk, het Veni Creator zingen, de zegen geven met
" het Allerheiligste, zoals men dat in de voorbije jaren gedaan heeft,
" terwijl wij tot de Heer zullen bidden opdat Hij ons een goed jaar zou
" laten doorbrengen.
"
Maar wat ik jullie meer speciaal bij deze gelegenheid zou willen
" aanbevelen is, dat jullie geen tijd zouden verliezen. Hoevelen zijn
" er niet die zich op het einde van het jaar beklagen dat ze tijd verloren
" hebben! Dan spijt het hun een slecht puntencijfer te behalen op het
" zesmaandelijkse examen en dan weten ze niet wat doen om de maanden in te
" halen die ze in ledigheid verbrod hebben. Ze willen dan de uren van de
" recreatie opofferen om zich met hun boeken bezig te houden, van hun bed
" opstaan vooraleer er gebeld wordt om te stude-
(1) Hij bedoelt de precepten van retorica en letterkunde, zoals men toen zei.

43.8 Page 428

▲back to top
- XII/424 -
" ren, ook al is het verboden, want volgens de regel moeten allen uitrus-
" ten en hun recreatie hebben. Ze proberen dan 's nachts te studeren
" en dat is de oorzaak dat ze hun gezondheid knakken. Ze zouden zoveel
" angst niet moeten uitstaan, indien ze zich van bij het begin met
" goede wil aan het werk hadden gezet.
"
Ik herinner mij dat men vooral verleden jaar hard moest op-
" letten dat niemand iets meer zou doen dan wat hij kon doen. Daarom was er
" assistentie nodig bij de recreatie, assistentie 's nachts opdat er
" geen dwaasheden zouden gebeuren. Gebruiken jullie dus nu goed jullie
" dagen in het begin van het jaar, zodat niemand zich moet beklagen een
" minuut te hebben verloren. Denken jullie eraan dat één enkele minuut
" van de tijd een kostbare schat is, een oneindige schat die God zelf
" waard is, zegt Sint-Augustinus, omdat men op dit klein tijdstippetje
" een goed werk kan doen en aldus God verwerven en het paradijs winnen.
"
Morgen begint de noveen van Allerheiligen. Iedereen moet
" trachten ze goed te doen en moet het voornemen maken dit jaar twee
" zaken te doen: op de eerste plaats ieder soort zonde vluchten,
" daarna ieder soort gedachten en gesprekken tegen de zedigheid te
" vermijden. Dit voornemen moet niet alleen dit jaar duren, maar ook
" het volgende jaar en voor altijd. Indien jullie dan voor deze noveen
" een oefening verlangen, een bloempje dat jullie aangepast is en dat
" voor gans de maand, ja voor gans het verloop van het jaar kan die-
" nen, dan geef ik jullie het volgende te doen. Weerhouden jullie er
" zich van ook maar één woord te zeggen in de gewesttaal van Piëmont.
" Het is een bloempje dat geen enkel nut schijnt te hebben, maar het
" zal jullie veel helpen om goed Italiaans te leren. Laat niemand van
" jullie nog een enkel woord in het Piëmontees zeggen. Jullie moeten
" spreken, spelen, werken, eten, drinken, slapen. Jullie moeten dat
" alles doen in het (Italiaans. Algemeen gelach).
"
En indien er vannacht iemand aan het snurken gaat, laat hem
" dan in het Italiaans snurken (weer wordt er gelachen). Dit bloempje
" vergt geen ingewikkelde boetedoeningen of een ander ongemakkelijk
" offer. Het is enkel nodig dat men op zichzelf wat zou waken. In-
" dien het iemand zeer moeilijk valt, zoveel te groter zal dan de
" beloning zijn die hem in de hemel bereid zal worden. Moge de Heer
" jullie allen zegenen en goede nacht aan allen.
De noveen van Allerheiligen suggereerde hem het thema voor de avond
van 27 oktober. De herinnering aan de tijd van Domenico Savio en een ver-
gelijking met de tijd van toen wordt door hem met veel eenvoud en doel-
treffendheid gemaakt.
" De noveen van Allerheiligen schrijdt voort, maar toch heb ik
" nog niet bemerkt dat jullie zeer braaf geworden zijn. Ik beweer niet
" dat er geen verbetering is, maar ik zie wel dat er nog geen mira-
" kels gebeurd zijn. Ik herinner mij sommige jongens, zoals Domenico Savio,
" Magone, Besucco en anderen die deze noveen deden met een buitenge-
" woon vurige inzet van krachten. Men kon werkelijk niets meer wensen.
" Ik wil daarmee niet zeggen dat ze thans slecht gedaan wordt. Er
" zijn brave jongens bij, maar die vervoering van toen is er niet.
" Er heerste toen een algemene vurigheid. Wij hadden zestig of ze-
" ventig jongens en iedere morgen gingen er zestig of zeventig te commu-

43.9 Page 429

▲back to top
- XII/425 -
" nie. Maar waaruit komt dat voort? zullen jullie zeggen. Is het misschien
" te wijten aan die arme Don Bosco, die niet meer tot zijn jongens weet te
" spreken en er niet meer in slaagt zich te doen verstaan zoals toen,
" of is het aan jullie te wijten die hem niet meer begrijpen of hem
" niet meer willen begrijpen zoals de vroegere jongens dat deden? Of
" het nu van één kant komt of van de andere kant ofwel van beide kan-
" ten tegelijk dat wil ik nu niet weten Maar wat van groot belang is,
" dat is dat jullie braaf zouden worden. Er is nog tijd. Hebben jullie
" ooit gezien hoe men de takkenbossen boven mekaar legt? Indien men aan
" een het vuur aansteekt, dan deelt de één de vlammen mee aan de andere
" en steken ze zich wederkerig aan. Aldus kunnen jullie dat ook doen.
" In deze noveen moet de één de ander aanvuren om het goede te doen.
" Bij het aansteken van een lucifer kan een stromijt vuur vatten en een
" grote vuurpoel veroorzaken. Aldus zou het voldoende zijn dat één met
" goede wil bezield is om heilig te worden, om de andere door zijn voor-
" beeld en door zijn heilige raadgevingen te doen vuur vatten. En in-
" dien jullie allen zich zouden inzetten? Wat een groot geluk zou dat
" zijn!
"
Iedereen van jullie denke aan het paradijs, waar de één broeders
" heeft, de andere zusters, nog een andere vrienden of makkers, de één
" oversten of ondergeschikten, de andere zijn vader of zijn moeder, die
" nu de beloning voor hun deugd genieten. Ze waren van vlees en bloed
" zoals wij en misschien waren ze niet zoals wij ver van de gevaren,
" hadden ze niet zoals wij alle gemak om hun godsdienst te beoefenen,
" niet zoals wij alle gelegenheid om hun eigen geweten te zuiveren. En
" wanneer zij heilig geworden zijn, waarom zouden wij het dan ook niet
" kunnen?
"
En wat wordt er van ons verlangd? Gods genade en anders niets.
" En ik geef jullie de verzekering dat de Heer ons zijn genade schenkt.
" Wat ontbreekt er ons? Wat goede wil. En indien jullie die goede wil
" niet hebben, indien jullie zelf die niet kunnen opbrengen, vragen
" jullie het dan aan de Heer, vragen jullie het met aandrang en Hij
" zal jullie die verlenen. En indien jullie gebeden dan niet volstaan,
" wenden jullie je dan tot de Heiligen en vooral tot de Allerheiligste
" Maagd, die in deze tijd bereid is jullie in alles te begunstigen.
" Zeggen jullie hun dat ze voor jullie een vurige liefde tot God zouden
" vragen, een blijvende liefde en zo de Heer jullie dit niet toestaat
" door jullie eigen gebeden, dan zal Hij dit niet kunnen weigeren om-
" wille van de gebeden van zovele heiligen,
"
Een goede nacht.
De gebeurtenissen van de Congregatie verliepen onder de ogen van
iedereen, zodat ook de jongens alles zagen en in alles belang stelden, zoals dit
gebeurt onder de leden van eenzelfde familie. Zo was het vertrek van de Salesia-
nen naar verscheidene landen het dankbaar thema van het "avondwoordje" van 29 ok-
tober, ook om de gedachte van de roeping ingang te doen vinden. Daar ook sprak
Don Bosco in het openbaar het woord uit van een algemene conferentie, die hij
meende te houden voor de leden. Dit deed hij niet alleen om het bekend te maken
aan deze laatsten, maar tevens om aan zekere grotere jongens het verlangen te
geven om erheen te komen.

43.10 Page 430

▲back to top
- XII/426 -
"
Enkele uren geleden vertrokken Salesianen naar Rome. Het zijn
" nog niet diegenen die naar Amerika moeten gaan, neen, zij gaan om er
" een klein college op te richten in een stadje nabij Rome dat Albano
" heet, juist aan de voet van de berg gelegen op wiens hellingen
" zich eens Alba Longa bevond dat voor Rome en ten tijde van Rome
" bestond.
"
Volgende zondag zal er weer een kleine expeditie vertrekken
" om een tweede klein college te stichten te Ariccia en van daar-
" uit zullen ze klas gaan geven in een seminarie van Sabina in de stad
" Magliano. Eindelijk zal er nog een derde groep zijn van drie of
" vier om een huis te stichten te Trinità. Dat zal op het einde van
" deze week of in het begin van de volgende week gebeuren. Onder-
" tussen zullen wij bidden, zoals wij in dergelijke omstandighe-
" den gewoonlijk doen, voor hen die zich vanavond op reis hebben
" begeven en die misschien niet eerder te Rome zullen zijn dan
" morgen om twee uur in de namiddag.
"
Ik zal jullie tevens zeggen dat wij, die in de noveen van
" Allerheiligen zijn, geen enkele van deze dagen mogen laten voor-
" bijgaan zonder voor hen te bidden die naar Amerika vertrekken. Ook de
" priesters moeten hen in de Heilige Mis aanbevelen. Onze missio-
" narissen zullen ditmaal met 24 zijn en ik weet niet of ze allen
" tegelijk zullen vertrekken. Maar het verschil in tijd zal ten
" hoogste één of twee weken belopen.
"
Nu de groteren weggaan, zal het nodig zijn dat de kleine-
" ren groeien en hun plaats innemen door even zovele apostels te worden.
" Het zou zo moeten zijn dat de broodjes die hier gebakken worden
" onder de bescherming van Maria, Hulp der Christenen telkens als iedere
" jongen er één eet, een meter doen groeien en zo zouden ze allen ineens
" groot zijn. (Iedereen lacht).
"
Maar wij stellen betrouwen in de goddelijke Voorzienigheid
" en ik hoop dat met haar hulp ook dit langzamerhand zal gebeuren,
" namelijk dat jullie goede missionarissen zullen worden om gans de we-
" reld te bekeren. Ik laat jullie ook weten dat morgenavond misschien
" om halfzes, zoals mij gezegd werd, er een conferentie zal gehouden
" worden voor de leden van de Congregatie en ik zeg dit hier in het
" openbaar opdat allen het zouden weten.
"
Laten we het steeds met de Heer houden die ieder van onze hande-
" lingen leidt en laten we ons zo gedragen dat Hij ons niets zal moeten
" verwijten op de dag waarop Hij alle mensen zal komen oordelen.
"
In deze noveen van Allerheiligen mag niemand een dag laten
" voorbijgaan zonder aan God een of andere genade te vragen. Laten
" we vooral trachten de volle aflaten te winnen die dezer dagen kun-
" nen verdiend worden. Laten we de zielen van het vagevuur niet verge-
" ten, de zielen van hen die hier op deze zelfde plaatsen gewoond heb-
" ben, die zich met ons op deze zelfde speelplaatsen vermaakt hebben,
" die dezelfde onderwijzer gehad hebben. Wie in deze wereld geen ouders,
" geen broer of geen andere verwanten meer heeft, mag niet zo slordig
" zijn deze afgestorvenen te vergeten. Dubbel is de verdienste die
" men bekomt door te bidden voor de zielen van het vagevuur: op de eerste
" plaats worden die arme zielen uit hun pijnen bevrijd en daarbij is
" de verdienste zeer groot die wij ons bezorgen en die de Heer ons
" in vergelding zal geven, wanneer wij Hem zullen gaan vinden.
" Goede nacht.

44 Pages 431-440

▲back to top

44.1 Page 431

▲back to top
- XII/427 -
De aangekondigde conferentie van 30 oktober had als doel de har-
ten van de geprofesten, van de novicen en van de aspiranten behoorlijk
voor te bereiden om het nieuwe schooljaar goed in te zetten. Er waren 228
personen aanwezig om naar hun goede Vader te luisteren. Zijn spreekbeurt
duurde van halfzes tot zeven uur met als onderwerp: de roeping. Nadat
hij al de aanwezigen de verzekering had gegeven dat God hen in deze staat
verlangde, sprak hij over de gevaren om hun roeping te verliezen door naar
hun streek te gaan. Sinds geruime tijd, zoals we gezien hebben, ging
het hem ter harte deze reizen naar huis af te schaffen, maar hij wou
zijn doel bereiken door overtuiging. Elders hebben we voldoende gezegd
met welke omzichtigheid men diende te werk te gaan om de regelmaat van
het kloosterleven bij zijn leden vaste vorm te geven. Telkens als hij het
had over het thema van de roeping, beval hij aan ingetogen te leven; had
hij het over de kloostergeloften dan moedigde hij hen aan vertrouwen te stel-
len in hun eigen biechtvader.
"
Wanneer wij de retraite te Lanzo hebben gehouden, dan werden
" er vele zaken behandeld nl. over de Congregatie, over de roeping,
" over de geloften van zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid. Deze
" retraite werd gehouden niet alleen tot mijn eigen voldoening, maar ook
" tot voldoening van hen die, door ze te leiden, meegewerkt hebben
" tot haar goed resultaat. Ik was zeer tevreden zowel over het aantal,
" als over de manier waarop ze gedaan werd. Ook over hen die hun
" geloften aflegden en over hen die zich voorbereidden om ze het
" volgende jaar af te leggen, sprak ik mijn genoegen uit.
"
Nu kom ik het jaar inluiden, niet het schooljaar, dat, in-
" dien het deze week niet kan beginnen, op maandag van de volgende
" week zal beginnen, maar het Salesiaanse jaar, een heuglijk jaar
" wegens de uitbreiding van de Congregatie in Italië, in de Repu-
" bliek van Argentinië en in Frankrijk te Nice. Dit jaar werden er wel
" 21 huizen geopend. Gisteren nog vertrokken enkelen van onze mede-
" broeders naar Ariccia en Magliano in de buurt van Rome en mis-
" schien knielen ze op dit ogenblik aan de voeten van de Heilige
" Vader neer om voor ons de apostolische zegen af te smeken. Ande-
" ren zullen binnenkort naar Albano vertrekken, een plaats die even-
" eens dicht bij Rome ligt. Wij hopen dat dit jaar niet minder vrucht-
" baar zal zijn dan het vorige jaar.
"
Maar om groot werk te verrichten moeten wij trouw onze roe-
" ping volgen.
"
Hier gaat het erom vaarwel te zeggen aan de wereld en velen
" hebben dit reeds gedaan door het geestelijk gewaad aan te trekken, dat
" op zichzelf het verzaken aan de wereld en aan haar verlokkingen vertegen-
" woordigt. Velen wensen in de Congregatie te treden als leken, maar
" allen met als voornaamste doel hun eigen ziel te redden. Dit juist
" inzicht geeft ons de verzekering dat we ons op de juiste weg bevin-
" den. De twijfels worden verjaagd. Wat jullie allen betreft die hier
" verzameld zijn, indien jullie mij zouden vragen of jullie allemaal be-
" stemd zijn om deel uit te maken van de Congregatie van de H. Fran-
" ciscus van Sales, dan meen ik bevestigend te mogen antwoorden.
"
Ja, allen zijn jullie geroepen tot de Congregatie van de Salesia-
" nen, tot de staat van geestelijke en tot de staat van kloosterling.
"
En ik kan jullie de verzekering geven in naam van de Heer dat
" allen die reeds hun professie deden, volstrekt zeker geroepen zijn,

44.2 Page 432

▲back to top
- XII/428 -
" omdat alvorens ze te aanvaarden, ik ze goed heb willen kennen en
" wanneer ik ze aanvaard heb, is dit een zeker teken dat ik ze geschikt
" geoordeeld heb voor de grote onderneming. Trouwens, de overste is op
" straf van zware zonde verplicht diegenen niet te aanvaarden die hij
" niet geroepen acht.
"
En de novicen die alleen maar novice zijn of aspirant? Ik
" meen over hen hetzelfde te kunnen zeggen.
"
- Hoe dan?
"
- Zeggen jullie me eens: ik lees in de Heilige Schrift dat
" heel de wereld in boosheid ligt, dat er alleen maar begeerlijkheid
" van het vlees, begeerlijkheid van de ogen en hoogmoed van het leven
" is. Welnu, de Heer wil dat wij ons redden. Hij wil dat wij zouden
" denken aan de eeuwigheid, dat wij enkel Hem zouden beminnen. En is
" de wereld geen grote hinderpaal voor deze liefde?
"
- Zeker.
"
- Doet hij er dus goed of kwaad aan die met één slag afbreekt
" met deze wereld en zich terugtrekt om aan God te denken?
"
- Wie zou eraan twijfelen? Hij doet er goed aan.
"
- Hebben jullie ermee gebroken ?
"
- Ja !
"
Wat doet hij die in de Congregatie binnentreedt? Hij handelt
" volgens het verlangen van Jezus Christus, hij doet de wil van God.
" En wanneer God ons hier gebracht heeft, wanneer wij naar hier zijn
" gekomen, wijst dit er misschien niet op dat Hijzelf ons de weg naar
" ons heil geopend heeft? Het feit dat wij een neiging gevoelen voor
" dit leven van de Salesianen, is dit geen teken van roeping? Wie
" heeft ons dat ingegeven? Omne optimum et omne donum perfectum de-
" sursum est, descendens a Patre luminum. Al het beste dat jullie
" gegeven werd en iedere volmaakte gave komt van boven en is neerge-
" daald van de Vader van het licht. Dus komt jullie roeping van God.
"
Maar indien er zich nu een gelegenheid voordoet die jullie een
" ander besluit zou doen nemen? In dit geval is de overste zelf,
" wanneer hij zou zien dat bij iemand de roeping aan het verdwijnen is,
" verplicht hem hiervan op de hoogte te brengen. Ik zal de eerste
" zijn om hem te zeggen: Jij bent niet geroepen tot de kloosterstaat
" en indien jij hier blijft, verkeert je eeuwige zaligheid in ge-
" vaar! Dan zullen we beiden het eens zijn om een bezigheid te zoe-
" ken die beter geschikt is voor het heil van zijn ziel. Indien het nodig
" is, zal ik ervoor zorgen voor hem een plaats te vinden buiten de Con-
" gregatie. Maar zolang dit teken niet verschijnt, zegt Sint-Thomas,
" moet men volharden in de staat die men omhelsd heeft. Manete in
" vocatione, qua vocati estis, zegt eveneens Sint-Paulus.
"
Maar velen zeggen: - Wanneer wij in de Congregatie zijn,
" mogen wij dan in het geheel niet onze ouders, onze vrienden thuis
" gaan opzoeken? Welke ouders? Welke vrienden? Deze zijn het voor
" wie wij inzake roeping het meest moeten op onze hoede zijn. Sint-Alfon-
" sus heeft gezegd: Parentes hostes animae sunt. En ook zij die
" met de beste bedoelingen bezield zijn, plaatsen degene die zich
" gans aan God wil wegschenken, door hun raadgevingen voor de zwaarste
" moeilijkheden. - Wij hebben zoveel voor jou gedaan, thans is het
" rechtvaardig dat jij ons helpt en dan staat er immers geschreven:
" eer vader en moeder. - Sint-Thomas antwoordt dat inzake roeping
" onze ouders ons niet begrijpen en dat ze onze vijanden zijn. In
" negotio vocationis parentes amici non sunt, sed inimici. En dit zei

44.3 Page 433

▲back to top
- XII/429 -
" hij als verklaring van volgende tekst uit het Evangelie: Inimici homi-
" nis domestici ejus. De huisgenoten zoeken meestal, quae sua sunt,
" non quae Jesu Christi. Ze spreken over aardse voordelen, ze denken
" aan de gerieflijkheid van de aarde en trachten ernaar. Iemand van
" de ouders komt een kloosterling bezoeken en zegt hem: - Waarom zou
" je hier blijven? Je zou naar huis kunnen komen bij je vader en je moeder,
" die je zo beminnen. In je streek zou je een gemakkelijker betrek-
" king kunnen zoeken en zou je ook in het bisdom eveneens geen goed
" kunnen doen? En zo zijn er nog andere praatjes die men ook hoort
" uit de mond van geachte personen die te goeder trouw zijn, maar die
" niets van een roeping begrijpen. Maar welk huis? welk huis? Ook ik
" ben naar huis geweest, ik ben er een dag of twee gebleven, ik heb er
" gedaan wat er moest gedaan worden en dan ben ik teruggekeerd naar
" het Oratorio. En mijn ouders zeggen mij: - Zou je niet wat langer
" kunnen blijven, ook hier zijn er jongens die opvoeding nodig hebben!
" Maar ik antwoord: - Mijn plicht roept mij naar het Oratorio. Indien
" hier jongens zijn die opvoeding nodig hebben dan zal ik er op een
" andere wijze in voorzien, maar ik moet verblijven waar de Heer mij
" geplaats heeft!
"
In dit geval moeten we doen zoals de goddelijke Zaligmaker, toen
" hij, als jongen van twaalf jaar, door zijn moeder Maria en door de
" bejaarde Jozef, zijn voedstervader, verloren was. Beminden ze hem
" misschien niet uit ganser harte? Wat zochten ze naar hem! Wat deden
" ze hun beklag! En wanneer ze hem na drie dagen terugvonden in de
" tempel, zegden ze hem: - Waarom heb je ons zolang laten zoeken?
" Weet je niet dat we jou vol droefheid zochten? En Jezus antwoordde
" hun: - Waarom zoeken jullie mij? Weten jullie niet wat de wil is van
" mijn Vader? Quid me quaerebatis? Nesciebatis, quia in iis, quae
" Patris mei sunt, oportet me esse?
"
Aldus moeten we antwoorden aan wie ons zou willen losrukken
" van de staat en van de plaats waar de Heer ons wil hebben. Weten
" jullie niet dat ik de wil moet doen van mijn hemelse Vader? Weten jullie
" niet dat ik moet denken aan de zaken die betrekking hebben op de
" grotere glorie van God en niet aan mijn vader en aan mijn moeder?
" De Heilige Maagd zweeg, zegt het Evangelie, bij dit antwoord en
" bewaarde deze woorden goed in haar hart om ze te kunnen overwegen.
"
Eens predikte Jezus voor een grote menigte en zijn moeder en
" broers, namelijk zijn neven, kwamen hem opzoeken om hem te spreken en
" hij lette niet op hen. Zijn heilige Moeder kon hem niet benaderen
" en liet hem verwittigen. Dan trok hem iemand bij zijn mantel en zei
" hem: Mater tua et fratres tui quaerunt te. Maar wie is mijn moeder
" en mijn verwanten? En, terwijl hij zijn handen uitstrekte over de massa
" die hem omringde, riep hij uit: Voorwaar,Ik zeg jullie dat zij die
" het woord van God horen en het beoefenen, mijn moeder en mijn
" broers zijn. - Een zeer welsprekende manier om aan te duiden dat
" hij die Jezus-Christus navolgt, zich van zijn ouders moet losrukken.
"
En dan zal ik aan sommigen zeggen: waarom soms denken aan een
" staat waaruit de Heer in zijn barmhartigheid jullie heeft wegge-
" trokken? Zeggen jullie me eens, mijn beste zonen! Zijn we hier niet
" verder van zekere gelegenheden tot zonde die zo overvloedig in de
" wereld voorkomen?
"
- Zeker!
"
- Dus, wanneer we een plaats willen die verder van de zonde

44.4 Page 434

▲back to top
- XII/430 -
" ligt, zoeken we dan het Oratorio op.
"
- Val ik hier ook nog in zekere wanordelijkheden, waarin
" ik viel toen ik nog in de wereld was?
"
- Neen.
"
- Laten we dus deze afgezonderde plaats opzoeken, ver van de
" slechte gezelschappen.
"
- Heb ik het hier niet gemakkelijker om het goede te doen,
" een bezoek aan de kerk te brengen, een half uur te mediteren, tot
" de heilige sacramenten te naderen?
"
- Zeker.
"
- Wanneer wij dus onze ziel willen redden, ons van de gevaren
" verwijderen, laten we dan naar onze Congregatie gaan die in werke-
" lijkheid een plaats is die afgezonderd is, een verdediging tegen de
" wereld en de meest geschikte plaats om ons het eeuwig leven te ver-
" zekeren.
"
Maar wanneer men zich in de Congregatie bevindt moet men op
" zijn hoede zijn om zijn roeping niet te verliezen, zijn voet niet
" terug te trekken van de weg die men ingeslagen is.
"
- En kan men zijn roeping verliezen? zal men vragen. Zeker kan
" men die verliezen, antwoord ik. De roeping is een kostbare parel.
" Het is de parel van het Evangelie. Iemand zoekt haar, vindt haar
" en om haar aan te kopen, verkoopt hij alles wat hij bezit. Wanneer ie-
" mand een parel bezit, een diamant, dan houdt hij hem goed in bewa-
" king om hem niet te verliezen. Wanneer iemand deze mooie "Margari-
" ta" of parel bezit, dan zal hij niet naar het zeestrand komen en hem in
" de golven werpen. Werpt deze zijn parel toch in het zand of in het
" grasperk om hem te laten vertrappen of te laten besmeuren, dan is
" het zijn eigen schuld en niemand zal er zich om bekommeren dat hij
" door eigen schuld zijn rijkdom verloren heeft. Aldus moeten wij
" ervoor zorgen onze roeping te beminnen, die door de Heilige Vaders
" genoemd wordt de parel die verborgen ligt in het kloosterleven en
" die men aantreft bij de kloosterling die goed zijn regel naleeft.
" We zouden een voorwerp van verachting voor God zijn, zo wij hem
" wegwerpen, want daardoor zouden we de kostbaarste schat misprijzen.
"
We moeten ook veel houden van het ingetogen leven.
"
Niet enkel mogen we onze parel niet wegwerpen, maar we moeten
" er ons voor hoeden hem bloot te stellen aan de wereld. We moeten hem
" goed bewaren om hem niet te verliezen. Indien iemand een zilveren of gou-
" den muntstuk van grote waarde heeft en dan midden op het dorpsplein
" gaat staan en begint te roepen: - Kijken jullie eens wat een mooi
" ding ik hier heb! - dan zal dadelijk één of andere schelm of gauw-
" dief er het zijne willen van maken. Maar indien hij aan niemand
" iets zegt en het ding zorgzaam in zijn klederen bewaart, dan weet
" niemand iets en dan kan hij gerust zijn. Hij loopt dan geen gevaar
" meer zijn kleine schat te verliezen. Depraedari desiderat, qui
" thesaurum publice portat in via. Zo moeten ook wij het doen. We
" moeten onze kloosterroeping goed bewaren, opdat de duivel, die
" enkel maar ons verderf zoekt, geen gelegenheid zou vinden om ze
" ons te doen verliezen. Niet links en rechts raad gaan vragen, ze
" niet bekend maken aan wie ze zou kunnen ontnemen. Het is zelfs
" nodig ze voor onze ouders verborgen te houden, indien het mogelijk
" is, vooral wanneer het erom gaat een beslissing te nemen, want ini-
" mici hominis domestici ejus. Maar vooral niet werelds zijn en houden

44.5 Page 435

▲back to top
- XII/431 -
" van gevoelige genegenheden en van zijn thuis.
"
Ik wens jullie nog enkele woorden te zeggen over de gelofte van
" armoede.
"
- Wel, wel... zal iemand zeggen, ik zou wel graag in de Con-
" gregatie zijn, indien ik een wat beter aangepaste kamer had, indien
" ik een bezigheid had naar mijn smaak enz. Maar zeggen jullie mij eens
" welke gelofte hebben jullie afgelegd bij de retraite? De gelofte van
" armoede. En wie zou het niet behagen op deze manier arm te zijn, na-
" melijk niets meer te kort te hebben? Dat zou spotten zijn met de Heer.
" Sommigen gaan er prat op arm te zijn.
"
Wel, ik heb mijn gelofte van armoede gedaan! - Maar wanneer
" jullie dan tot de gevolgen van deze armoede komen, dan willen jullie
" er niets meer van weten. Soms zal de wijn niet heel goed zijn, omdat
" er teveel water in is en dan heeft men geen geduld en wil men die
" versterving niet verdragen. Maar indien er geen water bij gedaan
" werd, dan zou hij beter zijn zeggen ze. Dat geef ik toe, maar indien
" wij arm willen zijn, dan moeten wij ons ook van iets kunnen onthouden.
" Een arme mens die altijd wijn zou kunnen drinken ook al was hij maar
" middelmatig, zou zich gelukkig achten. Komaan, laten we niet behoren
" tot hen die in woorden van de armoede houden, maar de gezellen van
" de armoede niet beminnen.
"
Wat de gelofte van gehoorzaamheid betreft. Maar er is die
" overste die me niet kan verdragen. Wanneer hij weet dat ik iets graag
" heb, dan geeft hij het mij niet en wanneer hij weet dat mij iets mis-
" haagt, dan zal het mij opzettelijk bevolen worden. En hebben jullie
" geen gelofte van gehoorzaamheid gedaan? Welnu, wanneer jullie deze
" gelofte gedaan hebben, dan hebben jullie je wil aan de Heer opgeof-
" ferd en dus moeten jullie alles doen wat de overste beveelt. Staat
" het je aan? Dan is het goed. Staat het je niet aan? Strookt het
" niet met je inborst en hebben jullie er een afkeer van? Dan is het
" nog beter, want dan hebben we nog meer verdiensten tegenover God.
" Maar we moeten niet gehoorzamen met een lang gezicht, zoals sommigen
" dit doen. We moeten alles doen met een opgewekt gelaat en heel graag
" omdat wij weten dat wanneer de oversten ons iets bevelen, dit hetzelf-
" de is alsof de Heer het ons zou bevelen. Let erop dat een goed ont-
" bijt uit gehoorzaamheid genoten beter is dan om het even welke ver-
" sterving uit eigen luim. Soms zal een overste iemand iets bevelen en
" zal hij het maar half doen. De overste komt kijken en komt tot de be-
" vinding dat het niet gedaan is en dat het ook niet meer moet gedaan
" worden. De beklagenswaardige directeur die zoveel om de oren heeft
" moet dan al zijn gedachten bijeen rapen omwille van een heertje die
" zijn eigen zin heeft willen uitwerken.
"
De derde gelofte die jullie gedaan hebben, is de gelofte van
" zuiverheid. Wat is dat een mooie deugd! Ik zou er ganse dagen aan
" een stuk willen over spreken, maar ik zie dat mij de tijd ontbreekt.
" Mochten alle Salesianen deze toch zonder het minste vlekje bewaren!
" Het is de liefste, de glansrijkste en tegelijkertijd de teerste deugd
" van allen. Het is zo gemakkelijk ze te verliezen, wanneer men de no-
" dige middelen niet aanwendt om ze te bewaren. Het is zo gemakkelijk
" ze te besmeuren wanneer men de voorzorgen niet neemt door de oversten
" en de regel gesuggereerd. We moeten ons ten zeerste beijveren om rein
" en heilig in het aanschijn van God te blijven. Let op de minste zweem
" van een bekoring, versterf jullie gevoelige karaktertrekken, wees

44.6 Page 436

▲back to top
- XII/432 -
" gereserveerd in zekere wat onbetamelijke woorden, verafschuw
" zekere vriendschappen die wat te gemoedelijk zijn, wees op je hoede
" voor zekere wat fantastische boeken. En dan geen vrije loop geven
" aan jullie zintuigen en wanneer de duivel gebruik wil maken van een
" ogenblik van ledigheid, van het verwaarlozen van een voorzorg, van
" een onvoorzichtigheid die we begaan hebben door de regel te over-
" treden en onverwachts een aanval op ons doet, laten we dan niet be-
" geven, laten we geen afstand doen van onze glorie door te zeggen:
" - Eenmaal slechts. Ik zal het nu maar eens doen. Ik weersta er al
" zolang aan. Daarna zal ik dat verhelpen. Aha, Abyssus abyssum invocat.
" En wanneer iemand zich door de duivel heeft laten overweldi-
" gen? Pas dan op niet de eerste verkeerde stap te zetten na die el-
" lende. Het is namelijk zeer verkeerd en noodlottig, wanneer iemand na
" een ongeluk bij een andere biechtvader gaat. Ik vind niets ergers,
" omdat het hier niet enkel gaat om de absolutie te ontvangen, maar
" omdat het hier jullie leiding betreft. Iedere biechtvader kan de
" absolutie geven, maar hoe willen jullie dat hij je zou kunnen lei-
" den aan wie jullie enkel de gewone zaken gaan vertellen maar een
" ernstiger zaak verzwijgt? Kan hij in dat geval juist oordelen?
" Zekere tekortkomingen weet hij niet en toch zijn ze de oorzaak van
" moeilijkheden die jullie last berokkenen. Welke geestelijke middelen
" zal hij jullie kunnen geven, wanneer hij, enkel vertrouwend op wat
" jullie hem komen zeggen, hij zal denken met een scrupule te doen te
" hebben. Hij zal het als een slordigheid aanzien juist omdat hij niet
" precies weet wat hij had moeten weten. Wat zouden jullie zeggen van
" een zieke die aan zijn gewone arts enkel een deel van de symptomen
" van zijn ziekte vertelt, maar niets zegt over de echte kwaal, over
" de echte kanker? Hij vertelt hem over wat vermoeienis, waardoor hij
" zich afgemat gevoelt, over wat hoofdpijn, maar over de hoge koorts
" die hem gisteren overviel, zwijgt hij. De arts zal hem een lapmid-
" del toedienen, maar morgen zal de koorts terugkeren en de zieke zal
" het hoekje om gaan. Welnu, luister goed! Het grote geneesmiddel in
" deze gevallen, de grote steun om verder niet meer te vallen bestaat
" erin bij zijn gewone biechtvader te gaan biechten.
"
Voor het overige zou ik willen dat jullie allemaal, jongens,
" jonge geestelijken en priesters geen enkele dag zouden doorbrengen,
" zonder op een bijzondere manier aan de Heer de genade te vragen deze
" mooie deugd te mogen bewaren. Jullie moeten dit vooral vragen na de
" heilige Communie of na de heilige Mis. Jullie moeten dit altijd als
" de grootste genade vragen. Wanneer wij het dan met zoveel aandrang
" zullen vragen, op een ogenblik dat wij Jezus in zijn sacrament in
" ons hebben, dan lijkt het mij bijna te mogen zeggen dat het Li-
" chaam van Jezus, dat het Bloed van Jezus één wordt met ons lichaam, zich
" met ons bloed vermengt en dat er niets ongeregelds in ons zal kunnen
" voorvallen.
Het "avondwoordje" van Allerzielen is waard op bijzondere wijze in
het licht gesteld te worden. Toen hij eindelijk het regelmatig hernemen
van de lessen had aangekondigd, stelde hij zijn jongens drie fundamentele
punten voor van zijn opvoedingsprogramma, het vluchten van de zonde, veel-
vuldig te biechten en te communie gaan. Over het veelvuldig ontvangen van
de sacramenten is het mooi te zien met welke rustige eenvoud en afdoende bewoor-

44.7 Page 437

▲back to top
- XII/433 -
dingen hij zijn mening laat kennen over dit toentertijd omstreden punt.
"
Ik moet jullie wat nieuws zeggen. Morgen zal het regelmatige
" lessenrooster voor de eerste maal worden toegepast. Sommigen hebben
" reeds hun beklag gedaan. - Teveel recreatie, teveel wandelingen, te
" weinig studie! - Morgen zullen ze dus allemaal tevreden mogen zijn.
" Maar speeltijd blijft er nog in overvloed en gedurende die tijd moet
" iedereen zich dan ook vermaken.
"
Het is echter niet voldoende dat het regelmatige lessenrooster
" een aanvang neemt. Herinneren jullie je waarom jullie naar hier ge-
" komen zijn, namelijk om te studeren. Men moet dus studeren. Iedereen
" zal zijn best doen. Dus te beginnen vanaf morgen zullen we ons zoveel
" mogelijk inzetten om de ledigheid en de zonde te vluchten, twee zaken
" die noodzakelijk zijn om te leren. Indien jullie wisten hoe kostbaar
" de tijd is! De wijzen zeggen dat de tijd een schat is. Wie dus een
" minuut van de tijd verliest, verliest een deel van die schat. Het is
" dus noodzakelijk dat wij er ons vanaf het begin met goede wil zouden
" aan zetten, zodat wij op het einde van het jaar ons niet zullen moe-
" ten beklagen over de tijd, die wij verloren hebben.
"
Nochtans weten jullie dat de echte wijsheid alleen van de
" Heer komt en het vluchten van de ledigheid en het goed gebruik maken
" van de tijd zou niets helpen, zo jullie in zonde blijven. Initium
" sapientiae timor Domini. Daarom moeten wij op de eerste plaats ons
" geweten goed in orde brengen. Sapientia non introibit in animam
" malevolam et non habitabit in corpore subdito peccatis. Deze
" spreuk stond geschreven op een bordje dat opgehangen was in de studie-
" zaal. Ik weet niet of het er nog hangt, maar als het er niet is, dan
" moet Don Durando er een ander laten uithangen.
"
En hier herhaal ik dezelfde raad die ik gewoonlijk geef in
" het begin van het jaar: veelvuldige biecht en veelvuldige communie.
" Wat de veelvuldige biecht betreft, ik kan jullie geen vaste dag aan-
" duiden. De Heilige Vaders spreken van een week, veertien dagen of eens
" per maand. Sint-Ambrosius, Sint-Augustinus zijn het eens om te zeggen:
" om de acht dagen. Wat mijn mening betreft, ik geef jullie geen spe-
" ciale raad, maar ik zal jullie enkel dit zeggen dat jullie bij je
" biechtvader moeten gaan telkens als je geweten je pijn doet wegens
" een zonde. Enigen kunnen acht dagen, tien dagen zonder enige fout
" blijven, anderen veertien dagen en nog anderen twintig dagen. Maar
" als iemand slechts drie of vier dagen zonder zonde kan blijven, dan
" moet die persoon nog veelvuldiger te biechten gaan tenzij het beuze-
" larijen zonder enige betekenis zijn. De catechismus zegt eens om de
" veertien dagen of eens om de maand te gaan. Sint-Philippus Neri raad-
" de aan alle weken te biechten te gaan. Zo ook Sint-Aloysius. Welnu,
" wie weinig aan zijn ziel wil denken kan om de maand gaan, wie zijn
" ziel wil redden, maar niet veel vurigheid voelt kan om de veer-
" tien dagen gaan, wie tot volmaaktheid wil geraken moet om de week
" gaan. Meer niet, tenzij iemand iets zou hebben dat zijn geweten
" bezwaart.
"
Wat de veelvuldige communie betreft, ik wil jullie geen tijd
" voorschrijven, maar jullie een feitje vertellen. Maar laten we eerst
" op ons uurwerk kijken, opdat het niet te laat zou worden... Het is

44.8 Page 438

▲back to top
- XII/434 -
" nog maar acht minuten over negen. Wat ik jullie wil vertellen, zijn
" feiten die op vijf minuten kunnen verteld worden. Er was iemand die
" gewend was zijn biecht te gaan spreken bij Sint-Vincentius de'Paoli,
" maar hij hield er niet van dikwijls bij die biechtvader te gaan,
" omdat deze aandrong om dikwijls per week te communie te gaan.
"
Die persoon werd het beu steeds hetzelfde te horen herha-
" len en dacht eraan van biechtvader te veranderen. Toen hij een andere
" gevonden had, zei hij hem: - U dient te weten dat ik de gewoonte
" had bij Pater Vincentius te biechten te gaan, maar hij gaf mij het bevel
" bijna iedere dag te communie te gaan. Dit staat me niet aan en nu ben
" ik bij U gekomen om uw raad te horen.
"
Deze biechtvader, die wellicht niet lette op het kwaad dat
" hij deed, antwoordde hem: - Je hebt gelijk, mijn zoon. Waarom zo
" dikwijls gaan? Begin met een beetje. Het is voldoende eenmaal per
" week te gaan.
"
Na enige tijd, gaf hij aan zijn biechteling de raad alleen
" maar om de veertien dagen te gaan, omdat hij zich dan beter kon voorbe-
" reiden. Eindelijk steeds voortgaande in zijn verkeerde leiding
" kwam hij zover, ik weet niet om welke reden, misschien omdat hij
" zag dat hij altijd maar in dezelfde gebreken verviel of wellicht
" omdat hij geloofde dat hij niet voldoende deugd verworven had,
" dat hij zijn biechteling de raad gaf nog slechts eens per maand
" te communie te gaan.
"
De arme man volgde deze raad. En wat gebeurde er? Op de eerste
" plaats liet hij na korte tijd na nog te communie te gaan en ging
" hij enkel te biechten. Dan begon hij de schouwburgen te bezoeken, dan
" de feesten, de bals en andere vermakelijkheden in die trant. Hij
" eindigde ermee vaarwel te zeggen aan de biecht en begon een los-
" bandig leven te leiden.
"
Toen hij enige tijd in die wanordelijkheden geleefd had,
" voelde hij zich niet meer tevreden zoals hij vroeger was en gekweld
" door de wroeging over zijn fouten, keerde hij terug naar Sint-Vin-
" centius en zei hem: - Het gaat slecht, Pater Vincentius, het gaat slecht!
"
- En waarom, mijn zoon, antwoordde hem Sint-Vincentius, bent
" U mij niet meer komen opzoeken?
"
- Omdat de veelvuldige communie mij verveelde en ik van
" biechtvader wou veranderen en minder te communie gaan.
"
- En hij ging te biechten bij Sint-Vincentius, begon een
" goed leven te leiden, ging stilaan meer de sacramenten ontvangen en werd
" weerom de vrome persoon die hij vroeger was.
"
Ik raad jullie hetzelfde aan. Iedereen heeft het nodig te com-
" munie te gaan: de goede mensen om goed te blijven en de slechte
" mensen om goed te worden en aldus zullen jullie de ware wijsheid
" die van de Heer komt verwerven. Daarom herhaal ik jullie dus:
" vlucht de ledigheid en de zonde, ga dikwijls te biechten en te
" communie. Goede avond.
In het begin van ieder schooljaar worden de schrandere opvoeders
pijnlijk verrast door de vaststelling dat de vakantie steeds haar slacht-
offers maakt. Het zijn jongens die door de slechte gezelschappen of andere ge-
vaarlijke gelegenheden helemaal veranderd zijn. Daarom moet men, om de er-
gernis te vermijden en een zalige vrees in te boezemen aan wie met geen goede

44.9 Page 439

▲back to top
- XII/435 -
inzichten bezield zijn, zijn eigen hart geweld aandoen en een plechtig voorbeeld
stellen. Dit voorbehoedmiddel maakte deel uit van de methode van Don Bosco.
Inderdaad werden gedurende de maand november drie van de grootsten van de vijfde
klas van het gymnasium, bij wie zich weinig aanmoedigende symptomen vertoonden,
van het Oratorio weggestuurd. Met hoeveel smeekschriften poogden die onvoorzich-
tigen het vonnis te doen herroepen. Eén uit Palazzolo sull'Olio, ging eerst met
Don Bosco spreken en ging zich dan aan de voeten werpen van de goede onderdirec-
teur, Don Lazzero, in wiens handen men de beslissing gelaten had. Hij bad en smeek-
te om hem te behouden als leerling, als vakjongen, als huisknecht: hij zei dat
hij bereid was alles te doen wat de oversten wilden, als hij maar in het Orato-
rio mocht blijven. Wat al tranen vergoot hij, wat al redenen voerde hij aan om de
overste te bewegen! Dan ging hij tot bij de prefect van de externen, Don Bologna,
waar hij die scène hernieuwde. Daar men zag dat hij oprecht berouw had, zond men
hem tenslotte naar Lanzo. Een tweede, uit Trinità, vertrok, maar kwam enkele dagen
nadien terug met zijn ouders, en er werd geweend en gejammerd. De vader, zoon op
die leeftijd werd weggezonden en het gevaar liep er ziek van te worden, omdat hij
weigerde te eten. Het medelijden behaalde de overhand, maar de jongen werd naar
Borgo S. Martino gezonden, nadat men de directeur over zijn voorgaande leven in-
gelicht had. De derde, uit Busca, was een tijdje thuis gebleven en schreef nut-
teloos enkele brieven, maar verscheen dan weer opnieuw half wanhopig in gezelschap
van zijn familie. Hem werd de toelating verleend naar Alassio te gaan, maar op
voorwaarde dat hij de rechte baan zou blijven bewandelen. Alleen bijzondere om-
standigheden, waarin die beklagenswaardige jongens verkeerden, inspireerden
deze verzachtingen van een regel die gewoonlijk streng werd toegepast.
Toch liet Don Bosco zich door de vele zorgen voor het Oratorio en andere be-
zigheden niet zo in beslag nemen dat hij niet meer aan de andere huizen kon denken.
Inderdaad ging hij op 21 november het college van Borgo S. Martino bezoeken, waar
hij deelnam aan het feest van hun patroon, Sint-Carolus, dat naar 23 november was
verschoven. Op 4 december bezocht hij het college van Lanzo en keerde vandaar te-
rug op de vooravond van 0.-L.-Vrouw Onbevlekt Ontvangen. Daar had hij een droom
"verschillend van de gewone dromen" zoals Don Lazzero in de aantekeningen van
zijn kroniek zal zeggen. Op 12 december was Don Bosco te Trinità om een bezoek te
brengen aan dat kleine huis dat er pas geopend was.
Een brief van het einde van de maand november toont ons Don Bosco vol drin-
gende bezorgdheid voor het huis del Torrione (Grote Toren) te Vallecrosia.
"
Mijn beste D. Cibrario,
"
"
Ik heb je brief en die van Prof. D. Boido ontvangen en je doet
" me een genoegen met dergelijk nieuws te sturen. Dit zal als norm dienen.
"
D. Rua zal er zich mee bezig houden en zo gauw mogelijk zal
" je een hulpmeester hebben. Dadelijk na Kerstmis zal ik naar Ligurië
" vertrekken en zal te Torrione wat langer verblijven. Mevrouw Letizia

44.10 Page 440

▲back to top
- XII/436 -
" zal om het even wanneer samen met haar zuster te Mornese aanvaard
" worden.(1)
"
Wat de intrest betreft, laat dat maar aan mij en vader Lavag-
" nino over. We zullen één van zijn uitgezochte flessen wijn drinken
" en nadien zullen alle zaken geregeld worden. Zeg aan Monseig-
" neur Viale dat hij het vuur moet aansteken om de kerk van Tor-
" rione op te bouwen; ik zal er wat "hout" (2) bijbrengen.
"
De ziekte van Monseigneur de Bisschop doet mij leed. In
" ons huis hier wordt voor hem gebeden en wij hopen dat God hem op zijn
" eerbiedwaardige leeftijd nog zal willen bewaren. Groet van mij-
" nentwege onze Zusters, de heer en mevrouw Lavagnino. Ik zal aan
" allen een bijzondere zegen vanwege de Heilige Vader meedelen.
"
Geloof me in J.-Chr.
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 29-11-1876.
Priester Gio. Bosco.
Voor Don Bosco die er steeds mee bezig was van alle zijden subsi-
dies te zoeken voor de behoeften van het Oratorio, waren de veelvuldige
reizen een reden om weer de vroegere verminderingen op het spoor voor hem
en voor zijn jongens te bekomen. Daarom schreef hij wegens dit dubbele
doel een brief aan de Minister van Openbare Werken en een andere brief aan de
Directeur-Generaal van de spoorwegen. Aan Zijne Excellentie Zanardelli
schreef hij:
"
Excellentie,
"
"
Ik neem mijn toevlucht tot Uwe Excellentie voor een aangelegen-
" heid die uitsluitend de behoeften van de meest noodlijdende volks-
" klas aangaat. Om giften te gaan zoeken waarmee ik de jongens van mijn
" tehuizen in leven kan houden (en ze zijn meer dan duizend in aantal),
" om ze te gaan halen of ze met het spoor naar hun respectieve geboorte-
" plaatsen te leiden, ben ik verplicht niet weinig geld uit te geven,
" dat ik zou kunnen gebruiken om voor hen het dagelijkse brood te kopen.
"
In vroegere tijden, toen de spoorwegen nog door de Staat be-
" heerd werden, stond de regering kosteloos vervoer toe voor mij en
" voor een persoon die mij vergezelde. Voor de jongens was het mogelijk
" aan halve prijs te reizen en dit voor allemaal, terwijl de reis
" volledig kosteloos was voor de jongens die door de regeringsauto-
" riteiten gezonden werden.
"
Daar deze gunsten nu volledig afgeschaft zijn, smeek ik dat
" tenminste voor mij en een persoon die mij vergezelt een vrijbiljet op
" de Italiaanse spoorwegen zou gegeven worden, om aldus te voorzien
" in een behoefte die zich iedere dag scherper laat voelen bij het
" groeiende aantal van verwaarloosde en verlaten kinderen.
(1) Mevrouw Letizia Lavagnino verbleef te Mornese als retraitante. Zij en haar jongere
zuster zullen later naar Nice gaan, de eerste als postulante, de tweede als leerlinge.
Het huis van Vallecrosia ontving de beste hulp van de familie Lavignano.
(2) Scherts over de dubbele betekenis: Bosco, betekent in veritalianiseerd Piëmontees: "hout".

45 Pages 441-450

▲back to top

45.1 Page 441

▲back to top
- XII/437 -
"
Ik kan U de verzekering geven dat het afgesmeekte voordeel
" volledig ten gunste zal komen aan deze jongens, die, wanneer ze niet
" doeltreffend geholpen worden, gevaar lopen klachten te doen oprijzen
" bij de openbare autoriteiten en misschien tot opsluiting in verbete-
" ringshuizen en strafinrichtingen zullen genoopt worden.
"
Met de overtuiging dat Uwe Excellentie zich zal gewaardigen
" wat ik hierboven heb uiteengezet welwillend in acht te nemen, bid ik
" God dat hij U gelukkig moge maken, terwijl ik de hoge eer heb mij van
" U te betuigen.
"
de nederige dienaar,
" Turijn, 4 december 1876
Priester Gio. Bosco.
Van de brief aan de Directeur-Generaal van de spoorwegen is ons enkel
volgend kladschrift overgebleven dat de secretaris dan in het net moest schrij-
ven en er de gebruikelijke formules aan toevoegen.
"
Zeer geachte Heer Commandeur,
"
"
De directie van de spoorwegen van Noord-Italië die rekening
" houdt met alles wat wij doen voor de behoeftige of verlaten kinderen,
" behorende tot werklieden of beambten van de spoorwegen pleegt een
" kosteloos abonnement toe te staan op de lijnen die geen eigendom zijn
" van de Staat, waarbij men dan enkel de staatstaks betaalt.
"
Ik hoop dat U zal willen voortgaan met deze liefdadige gunst
" te verlenen. Zelfs zou ik U willen verzoeken, gelet op de speciale
" noden van dit instituut en het groot aantal jongens die opgenomen
" werden, deze gunst uit te breiden tot het gehele net van Noord-Italië.
" Indien ik dit echter niet zou kunnen bekomen, dan zal ik met dankbaar-
" heid het voordeel dat mij andere jaren werd toegestaan, aanvaarden,
" terwijl ik U de verzekering geef dat, zoals in het verleden, de jon-
" gens aanbevolen door één van de leden van uw directie steeds goed
" zullen aanvaard worden...
"
uw nederige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
Laten we nu de draad hernemen van de aangelegenheden van het Oratorio.
Don Bosco wou persoonlijk aan gans de communiteit het begin van de noveen van
voorbereiding op het feest van de Onbevlekte meedelen. Voor de tweede maal ver-
noemde hij Domenico Savio, maar thans maakte hij gebruik van merkwaardige leven-
dige uitdrukkingen en vulde hij een bijzonderheid aan uit zijn leven die hij
maar vluchtig aangeraakt had in zijn Vita. Daar zegt Don Bosco in hoofdstuk
XVII: "Men mag zeggen dat gans het leven van Domenico één vrome oefening was
ten overstaan van de Heilige Maagd. Geen enkel ogenblik liet hij ontsnappen om
haar eer te bewijzen. In het jaar 1854 verkondigde de opperherder van de Kerk
het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Savio verlangde vurig bij
ons de gedachte van deze verheven titel door de Kerk aan de Koningin des
Hemels gegeven, levendig en duurzaam te houden. "Ik zou", zo zei hij steeds,
iets willen doen ter ere van Maria, maar ik moet het gauw doen, omdat ik
vrees dat mij de tijd daartoe zal ontbreken." Daarna gaat de biograaf over tot
het verhaal van de Compagnie van de Onbevlekte Ontvangenis, door Savio uitge-

45.2 Page 442

▲back to top
- XII/438 -
dacht en tot stand gebracht. Over dezelfde plechtigheid had Don Bosco in hoofd-
stuk VIII geschreven: "Savio was één van hen die brandden van vurigheid om dit
feest heilig te vieren.
Hij schreef negen "bloempjes" of negen daden van deugd die moesten be-
oefend worden en haalde er iedere dag één uit. Hij bereidde zich voor op zijn
algemene biecht en deed ze met genoegen. Met de grootste ingetogenheid naderde hij
tot de heilige sacramenten." Hier volgt dan zijn spreekbeurt op de avond van 28
november.
"
Morgen begint de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis en ik
" zou wensen dat ze door jullie naar best vermogen zou gebeuren. ’s Mor-
" gens en 's avonds horen jullie steeds zingen: "De Heilige Onbevlekte
" Ontvangenis van de Zalige Maagd Maria, Moeder van God, weze gezegend."
" Dit is een gebed dat de gelovigen bidden ter ere van de Allerheiligste
" Maagd, maar de Kerk, om haar Onbevlekte Ontvangenis te verheerlijken,
" stelde een plechtigheid in, waarvan wij morgen allen de noveen zullen
" beginnen en die wij, naar ik hoop dat de Heer het zal willen, niet
" zullen voltooien zonder een buitengewone genade van Hem.
"
Ik herinner me nog, alsof ik het nu voor mij zou zien, dat
" lachend, engelachtig gelaat van Domenico Savio, die zo gedwee en zo
" braaf was! Hij kwam bij mij daags voor de noveen van de Onbevlekte
" Ontvangenis en hield met mij een samenspraak die in zijn levensbe-
" schrijving staat, maar ingekort. Velen zullen deze reeds gelezen heb-
" ben en de anderen hebben gelegenheid om ze te lezen. Deze samenspraak
" was zeer lang. Hij zei mij: - Ik weet dat de Madonna grote genaden ver-
" leent aan wie goed haar novenen doet.
"
- En wat wil jij doen voor de Madonna gedurende deze noveen?"
" vroeg ik hem.
"
- Ik zou veel willen doen.
"
- En wat is dat?
"
- Eerst zou ik een algemene biecht willen spreken van mijn
" leven om mijn ziel goed voorbereid te houden. Dan wil ik trachten
" nauwkeurig de "bloempjes" uit te voeren, die voor iedere dag van de
" noveen 's avonds tevoren zullen gegeven worden. En dan zou ik gans
" die tijd mij willen in regel houden om iedere morgen te communie te
" gaan. - Hij zweeg dan, maar als iemand die nog niet gedaan heeft met
" spreken.
"
- Heb je niets anders meer? hernam ik.
"
- Ja, er is nog iets.
"
- En wat is dat?
"
- Ik wil een oorlog op leven en dood voeren tegen de doodzonde.
"
- En dan?
"
- Ik wil de Allerheiligste Maagd en ons Heer veel bidden, mij
" liever te laten streven dan ook maar één dagelijkse zonde tegen de
" zedigheid te begaan.
"
Hij gaf me dan een biljet waarop geschreven stond: "Ik wil als
" eerste zaak een algemene biecht spreken, dan tot de Heilige Maagd bidden
" opdat ze mij zonder vlek zou bewaren, zodat ik alle dagen ter heilige
" tafel kan naderen en opdat ze mij liever zou laten sterven dan in dood-
" zonde te vallen." En hij hield zijn beloften vermits Maria hem hielp.
" En hij, mijn dierbare zonen, was van jullie

45.3 Page 443

▲back to top
- XII/439 -
" leeftijd, van vlees en bloed als wij, hij had dezelfde slechte
" neigingen als wij allen, hij bevond zich in deze zelfde plaatsen, is
" hier opgevoed in hetzelfde Oratorio als jullie, sliep in jullie
" kamertjes, at hetzelfde brood als jullie. Hij was alleen maar wat
" braver dan wij en liet ons een goed voorbeeld na.
"
Daarmee wil ik nu niet zeggen dat jullie allen een algeme-
" ne biecht moeten spreken, neen, dat bedoel ik hiermee niet. Maar indien
" iemand het zou nodig hebben en zich een zonde zou herinneren die hij
" in zijn vroeger leven nog niet gebiecht heeft, die zet ik ertoe
" aan om ze te gaan biechten en, indien het een zware zonde is, dan is hij
" verplicht te beginnen met de laatste goede biecht en zo verder met al
" de zonden te biechten die al dan niet al gebiecht zijn tot heden
" toe. Er zijn er die zich beklagen dat zij altijd maar hetzelfde moe-
" ten biechten: dezelfde ongehoorzaamheden, dezelfde niet dadelijk
" bedwongen aanvallen van gramschap, hetzelfde tijdverlies, dezelfde
" niet onmiddellijk verjaagde slechte gedachten, dezelfde slechte
" kwinkslagen, gesprekken en daden. Kortom biechten en zonden, zonden
" en biechten. Dat die persoon eens zijn leven nagaat na de laatste
" biecht die hij gesproken heeft. Heeft hij er reeds enig nut uitge-
" haald? Men kent de boom aan de vruchten. Indien hij bemerkt dat
" hij er enig nut van gehad heeft, dan moet hij voortgaan in het goe-
" de, maar als hij er geen nut van gehad heeft, dan moet hij erkennen
" dat de biechten die hij gedaan heeft, geen goede biechten waren en
" dat de schuld bij hemzelf ligt. Hij moet dan proberen zich te bete-
" ren, zijn eigen geweten goed herzien, een algemene biecht spreken
" en zich dan volledig inzetten om het in de toekomst beter te doen.
"
Toch zou het goed zijn dat, indien niet allen, dan tenminste
" velen deze algemene biecht zouden spreken. Hierover zou veel kunnen
" gezegd worden: over de gesteltenissen en de manier van biechten, maar
" ik ben gewend alles in deze woorden samen te vatten: - Veronderstel dat
" het laatste ogenblik van je leven gekomen is, zeg me eens: wat zou
" je dan van plan zijn te doen? Welnu, onderzoek al de fouten die
" je begaan hebt, alsof je in doodstrijd zou liggen en weldra aan
" Onze-Lieve-Heer rekenschap zou moeten geven van al je daden en
" spreek dan je biecht.
"
Ik ben ervan overtuigd dat de meesten van jullie de zaken
" goed zouden doen, maar toch zou ik bij enkelen willen aandringen
" om zich zo goed mogelijk in te spannen en een goede biecht te spreken.
" Dit zijn dus de twee enige zaken die ik je aanraad voor deze
" noveen: een goede biecht en dan iedere dag een heilige communie,
" indien niet sacramenteel, dan toch geestelijk. Ze bestaat name-
" lijk in een vurig verlangen om Jezus Christus in ons hart te ont-
" vangen. Goede nacht.
Een bijzonder woord ging hij zeggen tot de vakjongens in de loop van de
noveen, op de avond van 3 december. Voor de derde maal riep hij de ge-
dachtenis van Domenico Savio op. Zijn woorden van aanmoediging moeten een goed
effect gehad hebben, vermits Don Lazzero in zijn mager kroniekje onder de datum
van 8 december schrijft: "Don Bosco toonde zich zeer voldaan over de vakjongens.
Hij schreef dit toe aan een bezoek dat hij hun gedurende de noveen bracht."

45.4 Page 444

▲back to top
- XII/440 -
"
Nu kunnen jullie zich niet meer beklagen dat Don Bosco
" jullie niet komt opzoeken. Jullie geloven dat ik iedere avond tot
" de studenten spreek. Dat is niet zo. Sinds augustus tot nu toe ben
" ik er tweemaal geweest. En dan is er een andere verontschuldiging en
" die is dat de klok reeds luidt voor het gebed op een ogenblik dat
" wij ons avondmaal nog moeten eindigen. Dan is er geen tijd meer om
" nog hierheen te komen. En dan hebben jullie Don Rua en Don Branda,
" die jullie heel wat te vertellen hebben, zoveel dat het voor je ogen
" begint te schemeren.
"
Maar indien ik niet kom om jullie op te zoeken, komen jullie
" mij dan opzoeken. De studenten komen me opzoeken in de sacristie en
" ik ben tevreden dat er ook enkele vakjongens komen, maar daarin ste-
" len de studenten de kaas van jullie brood, zoals men in Valdocco
" zegt. Welnu, nemen jullie deze wraak : Don Bosco wil ons niet komen
" opzoeken? Welnu, dan zullen wij hem wel gaan opzoeken.
"
Iets wat ik jullie wou zeggen is, dat wij ons in de noveen
" van de Onbevlekte Ontvangenis bevinden en dan zeg ik jullie wat ik
" reeds aan de studenten gezegd heb op de eerste dag van de noveen:
" dat allen, na dit feest, ervoor zouden zorgen de zaken van hun ziel
" goed in orde te brengen. Zo iemand een zware zonde op zijn geweten
" heeft, dan mag hij deze gelegenheid van het feest van de Onbevlekte
" Ontvangenis niet laten voorbijgaan. Ik wil daarmee niet zeggen dat
" jullie allemaal een algemene biecht moeten spreken. Dat is het niet.
" Hij die het eens gedaan heeft, moet het zelfs geen tweede maal doen,
" maar allen moeten biechten volgens de behoeften van hun eigen gewe-
" ten. Iemand die zich bij het biechten steeds van dezelfde fouten
" moet beschuldigen, zal zeker een algemene biecht nodig hebben. Iemand
" gaat te biechten en beschuldigt zich van een leugen en datzelfde komt
" altijd opnieuw voor. Of nog iets anders, telkens als iemand te biech-
" ten gaat moet hij zich beschuldigen van stoornis in de kerk, onge-
" hoorzaamheden of tekort aan eerbied tegenover de assistenten, slechte
" gesprekken, ergerniswekkende schertsen en kwinkslagen, slechte ge-
" woonten. En zouden die biechten altijd wel goed gedaan zijn? Ik
" antwoord met de woorden van het Evangelie. Aan de vruchten kent men
" de boom. Maar indien de biechten geen vrucht dragen, dan valt er erg
" voor te vrezen dat, indien ze niet heiligschennend zijn, ze dan toch
" nietig zijn. Men zal dan noodzakelijk zijn gedrag moeten onderzoeken
" en de oorzaak ervan nagaan. Men spreekt nadien een goede biecht en
" breekt dan meteen iedere band af die ons aan de duivel gekluisterd
" zou kunnen houden.
"
Er is nog een ander geval, waarin iemand een algemene biecht
" nodig heeft en dat is wanneer iemand tot zijn ongeluk opzettelijk
" een doodzonde in de biecht verzwegen heeft. In de volgende biechten
" verzwijgt hij ze weer en op die manier gaan Pasen, Kerstmis, Sacra-
" mentsdag en jaren achtereen voorbij met een reeks slechte biechten.
" Dit veronderstel ik bij geen enkele van jullie, maar indien er iemand
" in dat geval is, dan mag hij dit feest niet laten voorbijgaan zonder
" zijn geweten in orde te brengen, zo hij tenminste het gevaar niet wil
" lopen zich voor eeuwig te verdoemen. Hij biechte oprecht de verzwegen
" fout en herhale dan al de biechten die erop gevolgd zijn. Dan kan hij
" een nieuw leven beginnen.
"
Domenico kwam bij mij op de vooravond van de noveen van de
" Onbevlekte Ontvangenis en zei me: - Ik zou deze noveen goed willen

45.5 Page 445

▲back to top
- XII/441 -
" doen.
"
- En ik ben tevreden dat jij ze goed wilt doen, antwoordde ik.
"
- En wat zou ik moeten doen?
"
- Kijk, verricht je vrome oefeningen goed.
"
- Dat is goed, maar ik zou wat anders willen doen, hernam Savio.
"
- Ga meer te communie.
"
- Ook dat hoop ik te doen en met de hulp van de Heer hoop ik
" alle dagen te kunnen gaan, maar ik zou nog wat anders willen doen.
"
- En wat zou je willen doen voor de Madonna?
"
- Ik wil een algemene biecht spreken en dan aan de Madonna de
" belofte hernieuwen die ik reeds zo menigmaal herhaald heb, nl. nooit
" te blijven kijken naar of te denken aan iets dat in het minste tegen
" de deugd van zuiverheid strijdt.
"
Indien Domenico Savio in alles stipt was, dan was hij hierin
" zeer stipt. Hij deed zijn algemene biecht tot grote stichting van
" allen die hem zagen.
"
Zorgen ook jullie ervoor, zoveel jullie kunnen, deze noveen
" goed te doen naar het voorbeeld van Domenico Savio. Is het dus nood-
" zakelijk dat jullie allen een algemene biecht spreken? Neen, zoals
" ik in het begin reeds gezegd heb. Dat bedoel ik niet. Indien iemand
" echter het nodig zou hebben dit te doen, dan mag hij de gelegenheid
" van dit mooie feest niet laten voorbijgaan. En indien iemand op de
" dag van de Onbevlekte de zaken van zijn geweten niet goed in orde kan
" brengen dat hij dan op één van de dagen nadien komt, want ik zal al-
" tijd bereid zijn om hem in de sacristie te ontvangen. Maar dat er om
" de liefde Gods toch niemand de anderen afhoude van de biecht.
"
Een andere zaak die ik jullie wou zeggen is dat jullie allen
" van elkaar moeten houden, dat jullie graag elkaar het goede voorbeeld
" moeten geven, en helpen met goede raad. Maar nooit of nooit mogen er
" van die vriendschappen bestaan die al te veel gesloten worden om erger-
" nis te geven, om moordenaars te zijn van elkanders ziel. Het zijn juist
" die jongens die samen gaan om het kwaad te doen, om te gaan stelen,
" zoals ik vernomen heb, tot mijn groot ongenoegen, dat dit enkele tijd
" geleden voorgevallen is. Men steelt in de tuin, in de refter, in de
" keuken en tot zelfs de ziekenoppasser moet goed opletten dat men niets
" wegneemt wat hij voor de zieken bewaart. Men zou zelfs handdoeken,
" hemden, die zeker gestolen zijn, verkopen. Zijn wij dan in een huis
" van dieven? Voor deze zaken werden er reeds enkelen uit het Oratorio
" weggezonden. Niet dat ik thans over sommigen van jullie twijfels koes-
" ter, maar het is enkel om diegenen die het nodig hebben te verwitti-
" gen of te voorkomen.
"
Nog iets anders en dan verlaat ik jullie. Jullie beweren al-
" tijd dat jullie van Don Bosco houden, maar het gaat er om deze liefde
" door daden te bewijzen. Wanneer men jullie ondervraagt: Hou jij van
" Don Bosco? dan wordt er dadelijk geantwoord: - Twijfel daar maar niet
" aan! - Maar is het misschien dat wat Don Bosco wil? Neen, neen! Zij al-
" leen zijn de vrienden van Don Bosco en geen anderen: al diegenen die
" zich met hem inspannen om hun eigen ziel te redden. Deze en geen ande-
" ren zijn de echte vrienden van Don Bosco. Indien Don Bosco zich zo
" inspant om jullie zielen te redden, die nochtans niet de zijnen zijn,
" dan zal het wel nodig zijn dat jullie meewerken aan het heil van jul-
" lie zielen voor wie Don Bosco verantwoordelijk is tegenover de Heer.
" Ik zal steeds de Heer en de Heilige Maagd bidden dat

45.6 Page 446

▲back to top
- XII/442 -
" zij jullie allen naar het paradijs zouden leiden. Goede nacht.
Na het feest van de Onbevlekte was er een kleine nieuwigheid die aan Don
Bosco de gelegenheid schonk zijn begeerd woord te laten horen. Het grote aantal
novicen bracht mee dat zij een nieuwe ruimere studiezaal moesten krijgen. Daarin
werd een mooi beeld van de Allerheiligste Maagd geplaatst. Voor de inwijding van
de aula en voor de wijding van het heilig beeld bereidden de novicen een kleine
academische zitting voor waarop ze ook Don Bosco uitnodigden. Niet alleen nam hij
graag de uitnodiging aan, maar hij wou ook nog dat al de Salesianen van het
Oratorio voor een algemene conferentie zouden samenkomen. Op de avond dan van 10
december waren circa tweehonderd personen verenigd in de studiezaal van het novi-
ciaat, voor de Madonna, die men onder een mooie boog geplaatst had, omgeven van
lichten en bloemen. Het was het eerste feestje dat de novicen uit eigen initia-
tief inrichtten en daarom straalde op ieders gelaat een levendige vreugde. Nadat
Don Bosco binnengekomen was en men tot de Heilige Geest gebeden had, voerden de
zangers een gelegenheidszang uit. Daarna trok Don Bosco koorhemd en stool aan en
zegende het beeld. Dan ging hij neerzitten nabij het kleine altaar dat opgericht
was voor het beeld van de Zalige Maagd en sprak aldus:
"
Wij zijn geen knapen meer, maar wij studeren wijsbegeerte en
" we weten dus goed dat ik hier nu niet de Madonna gezegend heb, maar
" een voorwerp dat de Madonna voorstelt. Wij weten ook dat door dit
" beeld te vereren wij het inzicht hebben hulde te bewijzen aan de
" Maagd Maria, die door dit beeld voorgesteld wordt. De wereld beoor-
" deelt ons verkeerd en vooral de protestanten zijn gekant tegen deze
" praktijken die zij afgoderij noemen. Zij vallen ons aan met deze
" tekst van de Heilige Schriftuur: Je zal je noch beeld noch gelij-
" kenis maken. Maar wij zijn niet zo dom dat we knollen voor citroe-
" nen zouden nemen en daarom zijn wij ook bekwaam om te begrijpen en
" te oordelen. Wij stellen het beginsel: Bemin bovenal één God, en
" daardoor worden alle anderen uitgesloten. Wanneer wij dit als basis
" nemen, wat kunnen de protestanten dan nog tegen ons inbrengen?
"
Hoe zullen wij dan deze passage van de Heilige Schriftuur
" moeten interpreteren? Hij wordt aldus geïnterpreteerd: je zal je
" geen beeld maken noch gelijkenis van een dier of van iets anders om
" het te aanbidden. Dus, om het boven alles te beminnen d.w.z. aan-
" bidden en dit is dus heel wat anders dan vereren of eerbiedigen.
"
De aanbidding, die met een Grieks woord latreia genoemd wordt,
" is de hoogste cultus, de hoogste dienst, de diepste onderworpenheid
" en dat is een dienst die wij enkel aan God betuigen.
"
Daarentegen is de eerbied die wij tegenover de heiligen be-
" tuigen en die in het Grieks douleia, dienst, zoals doulos, dienst-
" knecht, genoemd wordt, een eerbetuiging die niets met aanbidding te
" maken heeft, omdat wij weten dat de heiligen mensen waren zoals wij
" en dat ook wij heiligen kunnen worden. De cultus dan welke wij aan
" de Heilige Maagd Maria betuigen, zij die de Moeder van God is, de
" Koningin van de hemel, het machtigste schepsel, heet in het Grieks
" hyperdouleia, dat is hogere dienst.
"
Dus aan God alleen de cultus van de latreia of van de aan-
" bidding en aan niemand anders. Indien men soms zegt dat men een

45.7 Page 447

▲back to top
- XII/443 -
" engel aanbidt, dan moet dat niet in letterlijke zin worden verstaan,
" maar wel als de aanduiding van een eerbetuiging, van een verering,
" maar niet als een aanbidding.
"
En om dan een antwoord te geven aan de protestanten met de
" Bijbel in de hand, zijn er in de Heilige Schrift geen voorbeelden
" van beelden? Zeker zijn er die. Vragen we maar aan de protestanten.
" - Daar in de tempel van Salomon, en nog wel in het heiligdom van de
" Heer, wat stond daar links en rechts? Jawel, daar waren twee che-
" rubijnen. En wie had ze daar geplaatst? Waren het misschien de afgo-
" dendienaars? Was het niet veeleer Salomon zelf op bevel van de Heer?
" Wanneer dit dus bevolen werd door God zelf, dan is dit geenszins
" tegenstrijdig met de wet van de Heer. Tegenover deze redenen geraken
" de protestanten in verlegenheid en kunnen niets anders zeggen
" dan: - Daar hadden we nooit op gelet.
"
En, zoals Sint-Paulus zegt, zijn deze beelden noodzakelijk
" voor de mens die steeds een neiging naar het stoffelijke heeft, om
" zijn geloof te verlevendigen. Hij zou niet kunnen blijven volharden
" in een abstracte godsdienst, zonder figuren en beelden. De christen
" mens zegt altijd: - Hier is de Heilige Maagd, hier is die of die
" heilige. En daarmee bedoelt hij niet dat het hout, de materie werke-
" lijk de Allerheiligste Maagd zou zijn of die of gene heilige, maar wel
" dat dit een voorwerp is dat de heilige vertegenwoordigt en er ons doet
" aan herinneren.
"
Laten we nu, wat ons betreft, tot datgene komen wat we zopas
" gedaan hebben. Ik ben tevreden over dit feestje en ik zou willen dat
" er nog dergelijke op andere plaatsen gevierd worden.
"
En wat moeten wij besluiten uit de zegening van het beeld, uit
" de gebeden welke wij gezegd hebben, uit deze conferentie?
"
Ik zou jullie zovele andere zaken kunnen zeggen over de bij-
" zondere bescherming die Maria ons en onze huizen betuigt. We mogen
" zeker zijn dat ze ons behoedt, dat ze ons uitnodigt om haar na te
" volgen. Zij wil dat wij hieraan zouden beantwoorden, dat wij haar
" zouden volgen langs de prachtige, met lelies versierde weg. En wan-
" neer zij ons onder haar bescherming neemt, wat voordeel zullen wij er
" dan niet uit halen? Indien het maar alleen woorden zijn, dan zal zij
" ons niet onder hare kinderen behouden, maar indien het werken zijn,
" indien wij werkelijk met hart en ziel aan haar verknocht zijn, dan
" is het zeker dat wij haar in het paradijs samen met alle heiligen
" zullen zien.
"
De Heer wil in deze zo verdorven tijd laten zien dat in het
" Allerheiligste Sacrament zijn Lichaam tegenwoordig is, dat de Maagd
" Maria de Koningin is van de hemel, dat de Onbevlekte zijn Moeder is,
" en dat zij langs haar goddelijke Zoon almachtig is. Het is door haar
" dat onze Congregatie bestaat en bloeit. Ik smeek jullie dan ook aan
" allen eerst de aanbidding van Jezus in het heilig Sacrament en dan
" de eerbetuiging aan de Allerheiligste Maagd aan te bevelen. Bevorder
" deze godsvrucht die veel goed zal doen. Wat de roeping betreft, Maria
" zal hiervoor veel helpen. Iemand die alleen weinig kan, doet veel
" met Maria’s hulp. Ik ben hier niet om voorbeelden aan te geven, maar
" ik heb gevallen gekend van roepingen, waarbij twijfels waren gere-
" zen of die zelfs volledig verknoeid waren, wat een groot ongeluk is,
" maar die door de tussenkomst van Maria volledig in orde werden ge-
" bracht.

45.8 Page 448

▲back to top
- XII/444 -
"
Zo was er onder meer iemand die, sedert vier jaar gebonden
" door de heilige wijdingen, een zeer slecht leven leidde en zich wer-
" kelijk in de voorkamer van de hel bevond. Hij kwam bij Don Bosco en
" vertrouwde hem alles toe. Don Bosco zei hem: - Laten we het nu niet
" hebben over godgeleerdheid, zedenleer, mystiek, ascese, maar antwoord
" mij oprecht: heb je de godsvrucht tot Maria?
"
- Om U de waarheid te zeggen, antwoordde hij mij, heb ik daar
" nooit ernstig aan gedacht.
"
- Bid dan drie Weesgegroeten 's morgens en 's avonds, maar
" vooral in de gevaren zal je volgend schietgebed zeggen: Maria, Auxi-
" lium Christianorum, ora pro me.
"
Hij beloofde het te doen en ging weg. Enkele jaren nadien
" ontmoetten wij elkaar bij toeval. Hij was zeer tevreden mij te zien
" en deelde mij mee hoe hij, vanaf de dag dat hij mij zijn gewetenstoe-
" stand had toevertrouwd, steeds met een rustig hart geleefd had: - U
" bezit een goed geneesmiddel, zei hij mij. Beveel steeds de godsvrucht
" tot Maria aan. Prent vooral de beginnelingen in de dienst van de Heer
" de godsvrucht tot de Madonna in om van alle gevaren bevrijd te worden.
" Met de hulp van Maria kan inderdaad iedereen alles, van haar bekomt
" hij alle gunsten. Zij is de almachtige door haar genade en wij moeten
" haar op ieder ogenblik aanroepen. Zij zal ons de kracht schenken die
" noodzakelijk is om al de vijanden van onze ziel te overwinnen.
"
Ik hoop dat jullie eerbied zullen hebben voor dit beeld en
" dat jullie iedere kwinkslag, ieder gesprek, iedere lezing, die aan
" onze Moeder Maria en haar goddelijke Zoon zou kunnen mishagen, zullen
" vermijden. Dan zal de Allerheiligste Maagd jullie zegenen, wat ik jul-
" lie van ganser harte toewens.
"
Ik beveel ook mezelf aan, opdat jullie aan de Allerheiligste
" Maagd zouden zeggen dat ze Don Bosco moet helpen. Hij is verantwoor-
" delijk voor jullie zielen en voor de zijne ten overstaan van de Heer.
" Ik hoop dat wij in de godsvrucht tot de Allerheiligste Maria zullen
" leven en allen zalig zullen sterven om eeuwig met haar in de hemel
" te gaan genieten.
Toen de conferentie ten einde was en de heilige gewaden waren afgelegd,
ging Don Bosco plaats nemen temidden van de oversten, tegenover het geïmprovi-
seerde altaar en woonde hij de kleine academische zitting bij. Ook de broeder
"Concettino", die daags nadien opnieuw naar Rome moest vertrekken, was aanwezig.
Nadat men de lofzang nog eens gezongen had, werden proza- en dichtstukken voorge-
lezen in het Latijn, het Italiaans, het Frans en het Duits. Een groep jonge
geestelijken zong het Ave Maria in het Chinees. Het was hun aangeleerd door een
oud-leerling van de apostolische scholen van Turijn. Alvorens buiten te gaan
bracht Don Bosco een nauwkeurig bezoek aan de zaal, waar zijn vorsend oog, waaraan
niets ontsnapte, tot de vaststelling kwam dat de gaslampen niet goed verdeeld
waren. Hij zei dan op welke manier ze moesten geplaatst worden, opdat het licht in
voldoende mate iedere hoek zou bereiken.
Men was gewoon elke week aan de jonge geestelijken punten voor goed gedrag
toe te kennen. Don Bosco liet zich in het begin van het jaar de aantekeningen
hiervan op zijn kamer brengen en onderzocht ze. Men was begonnen weer deze punten
toe te kennen acht dagen na de hiervoor beschreven ceremonie. Ze waren niet allen
bevredigend. Don Bosco zelf gaf er bericht

45.9 Page 449

▲back to top
- XII/445 -
van aan hen die het optime niet hadden gekregen en hij deed dit met een kort
woordje na de biecht: - Pas op, je hebt een ongunstige vermelding voor je gedrag
om die of die reden. Probeer je te beteren.- De indruk was buitengewoon. De cle-
rici die deze vermaningen ontvingen, liepen wenend bij de novicemeester Don Bar-
beris om er meer uitleg over te vernemen.
Gedurende het schooljaar 1875-76 had de klas voor de filosofen wat te wen-
sen over gelaten.(1) Daarom zocht men een nieuwe professor. Don Bosco liet zijn
oog vallen op de jonge theoloog, Agostino Richelmy, de toekomstige Kardinaal-Aarts-
bisschop van Turijn, die hem reeds als kind zeer genegen was. Daar hij niet aan de
verlangens van Don Bosco kon voldoen, vroeg hij hem op de zondagen onderricht te
willen geven aan de jongens van het Oratorio voor zon- en feestdagen van Sint-Alo-
ysius, waar Don Guanella niet meer aan het werk was. In de brief welke hij hem
schreef had de verwijzing naar de afmetingen van de kerk als enig doel de gebeur-
lijke moeilijkheden uit de weg te ruimen die voortkwamen vanwege de stembanden van
de predikant, die steeds zwak waren.
"
Beste Theoloog Richelmy,
"
"
Nu ik je niet kan hebben voor de klas van wijsbegeerte, zorg
" er dan tenminste voor mij te helpen bij het prediken in het Orato-
" rio van Sint-Aloysius. De kerk is niet zo ruim. Een korte onder-
" richting, ook een enkel voorbeeld wat opgesmukt met enkele zedeles-
" sen kan volstaan.
"
D. Durando zal je ophelderingen geven. Bid voor deze arme
" mens, die altijd voor jou in Jezus Christus zijn zal
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
In de geest van Don Bosco bleef de droom van Lanzo ingeplant. Hij had ge-
zegd dat hij hem wou vertellen, maar niet dadelijk, omdat hij hem teveel leed ge-
daan had. Maar men zag er de gevolgen van. Don Bosco was ter kennis gekomen van
al de wanordelijkheden in het Oratorio en van al wie er schuld aan had. Hij liet
de belhamels bij zich komen. Ze waren met twee, een vakjongen en een student.
Hij zei dat ze echte duivels waren.
Eerst werd de vakjongen binnengebracht. Don Bosco zei hem: Kijk, je moet
mij absoluut laten spreken en mij niet onderbreken. Daarna zal je zeggen of het
zo is of niet. Sinds zes maanden ben jij niet meer te biechten geweest en geduren-
de die tijd is er dit en dat gebeurd, op dat uur, in die plaats met deze en gene.
En op die toon ging hij verder zonder een ogenblik te onderbreken. Dan besloot
hij: - En nu moet je alles verantwoorden. Is het waar of niet? De jongen ant-
woordde, verslagen: - Het gaat er hier niet om mij van schuld vrij te pleiten.
Al wat U gezegd hebt, is waar. Na een ogenblik stilzwijgen ging hij verder: - Ik
kan enkel zeggen dat ik zeer zwaar schuldig ben. Indien U mij vergiffenis
(1) Zie boekdeel XI, blz. 226.

45.10 Page 450

▲back to top
- XII/446 -
wilt schenken en mij nog in huis houden, dan moogt U er zeker van zijn dat U
in mij een volledige verandering zult zien. Indien U mij wilt wegzenden, dan
kan ik mij daarover niet beklagen.- En omdat Don Bosco hem liet zeggen en
zweeg, zweeg ook de jongen en stond daar weer enkele ogenblikken zonder
iets te zeggen. Dan op het onverwachts, schoot hij in een schreeuw, wierp
zich aan de voeten van Don Bosco en voegde eraan toe: - Jawel, vergeef
mij! Ik had deze slag werkelijk nodig. Ik stond werkelijk niet goed met
God. Zelfs wanneer U mij uit het huis zoudt willen wegjagen, laat mij dan
tenminste toe vooraf mijn geweten in orde te brengen. Zend me zo niet
weg... Maar neen! Geef me nog een bewijs van christelijke liefde, doe de
proef met mij nog hier te houden en dan zult U zien of ik het kwaad niet
zal herstellen dat ik aan het Oratorio door mijn ergernis aangedaan heb! -
Toen je begon te spreken en ik zag dat je alleen het kwaad bekende en be-
terschap beloofde, terwijl je je bereid toonde hier te blijven of weg te
gaan, toen vreesde ik dat het een bedrog van de duivel was en dat je niet
zou volharden. Thans echter, nu ik je goede wil bemerk om de zaken van
je ziel in orde te brengen en door je goed voorbeeld de ergernis te her-
stellen, thans is het mij niet moeilijk je verzoek in te willigen. Op het
ogenblik kan je nog bij ons blijven.
Dan was het de beurt aan de student aan wie Don Bosco zei: - "Jij
hebt, vanaf die tijd, groot kwaad aangericht in huis. Het enige hulpmiddel
dat je overblijft om te bekomen dat ik je vergiffenis zou schenken, is, dat
jij me alles wat je gedaan hebt van naaldje tot draadje vertelt zonder mij
iets te verbergen." Deze ongelukkige bekende zijn wanordelijkheden, maar
enkel voor de helft en verscheidene zwaarwichtige zaken verzweeg hij. Don
Bosco maakte hem hierover enkele opmerkingen, maar toen de jongen probeer-
de zich te verontschuldigen door te liegen, brak Don Bosco het gesprek af.
Hij stuurde hem terug en schreef aan Don Lazzero een briefje, waarin hij
zei dat hij hem volgende morgen uit het Oratorio moest doen vertrekken.
Vele anderen werden in het geheim door Don Bosco op zijn kamer ge-
roepen. Wat al goed deden dergelijke mededelingen! Soms bracht de onver-
wachte vermaning bij de betrokken persoon een hele verandering teweeg.
Heel de communiteit, die nu wist dat het oog van de overste de geheimste
hoekjes doordrong, werd op wonderbare wijze in teugel gehouden.
Na deze voortekens verwachtten de meesten er zich aan dat Don Bosco wel-
dra iets buitengewoons zou gaan vertellen. Daarom, toen hij op 20 decem-
ber zijn "avondwoordje" kwam geven, dacht men dat het ogenblik gekomen was.
Maar hij zei nog niets. Hij sprak wel vrij lang. Eerst deed hij de plech-
tige voorstelling, hoewel in wat grappige bewoordingen, van Don Lazzero als on-
derdirecteur van het Oratorio, een ambt dat tot dan toe bekleed werd door
Don Rua, maar de laatste tijd in feite door Don Lazzero werd uitgeoe-
fend. Dan deelde hij de nieuwigheid mee van een directeur-generaal van de
Salesiaanse scholen in de persoon van Don Durando die aan Don Guidazio de
leiding van de scholen van het Oratorio afstond. Hij eindigde met een vuri-
ge aansporing tot de jongens om steeds braaf te zijn en om de zonde te
vluchten.
"
Ik heb jullie deze avond vele belangrijke dingen te zeggen.
" Ik zou jullie op de eerste plaats een mooie droom moeten vertellen,
" maar omdat het al laat is, zal ik jullie hem morgenavond vertel-

46 Pages 451-460

▲back to top

46.1 Page 451

▲back to top
- XII/447 -
" len, en we zullen het zo schikken dat ook de vakjongens aanwezig kun-
" nen zijn. Nu wens ik jullie zaken te vertellen die geen dromen zijn,
" maar werkelijkheid. Er is wat verandering in de leiding van het huis.
" Don Bosco is failliet gegaan. Don Rua was reeds bankroet gegaan, Don
" Lazzero zal daarna failliet gaan, we zullen allemaal over de kop gaan.
" Tot heden toe was de voornaamste persoon na de directeur-generaal die
" de voornaamste zaken van het huis leidde, Don Rua. Thans heeft Don
" Rua, die niet meer zo goed is, zijn post afgestaan aan Don Lazzero,
" omdat hij zich dikwijls buiten huis bevindt, nu eens hier, dan weer
" daar, en ook omdat hij zich niet meer met alle zaken hier in huis
" kan bezighouden. Vaak komen er mensen om hem op te zoeken en dan is
" hij er niet. Er moet voorzien worden in één of andere dringende zaak
" en hij is er niet. Iemand van jullie zou hem willen spreken en hij
" slaagt er niet in. Thans zal het Don Lazzero zijn, die, omdat hij
" niet zo dikwijls uit het huis ontsnapt, zijn ambt stipt zal kunnen
" waarnemen. Zo zal Don Rua, die zeer goed is, voor de andere ambten
" instaan en Don Lazzero, die beter is, zal zijn ambt van directeur
" innemen, zoals hij al deed, maar dat was nog niet bekendgemaakt en
" niet iedereen wist het. Zo zullen nu degenen die iets nodig hebben
" bij Don Lazzero gaan en hem ontmoeten, en jullie zullen meer vrijuit,
" met hem kunnen handelen. Een andere verandering werd er gedaan wat de
" inspecteur van de scholen betreft. Leraar Don Guidazio, die nu wat
" gezonder is, maar toch geen weerstand zou kunnen bieden aan de last
" van het geregeld klas geven, is misschien gezond genoeg om niet één
" school, maar alle scholen te leiden, omdat het leiden van de scholen
" minder ongemak meebrengt. Daarom, omdat hij wenst zich in jullie voor-
" deel bezig te houden, zal hij het ambt bekleden van inspecteur of van
" directeur van al de scholen van het Oratorio. Tot heden toe werd deze
" post bekleed door Don Durando, die wel vele deugden bezit, maar noch-
" tans niet genoeg om, wanneer hij te Lanzo is, zich tevens hier te
" Turijn te bevinden en wanneer hij hier is, tegelijkertijd te Sampier-
" darena of te Alassio te zijn. Daarom zal hij de directeur zijn van al
" de scholen van de Congregatie, zowel omdat hij bij de externen reeds
" beter bekend is, als omdat hij het anders hier op zijn post in het
" Oratorio reeds goed deed. Nochtans wie een getuigschrift nodig heeft,
" kan zich tot hem wenden. Dus zal Guidazio directeur zijn en ook over-
" ste wat de tucht betreft van al de scholen en ook van al de jonge
" geestelijken, met uitzondering echter van diegenen die onder leiding
" staan van D. Barberis. Ik wil niet dat men onder zijn duiven zou
" komen schieten...
"
Ik wens echter dat zij niet enkel bij naam, maar ook met de
" daad oversten zullen zijn en dat daarom allen hun zullen gehoorzamen
" en hen werkelijk als oversten zullen eerbiedigen. Zij zullen er dan
" voor zorgen hun ambt vlijtig te vervullen. Daarom, wanneer er enige
" wanordelijkheid is in de scholen of een andere ongepastheid, zal ik
" er rekenschap over vragen, niet aan Don Rua of aan Don Durando, maar
" wel aan Don Lazzero en aan Don Guidazio. Wanneer er wanorde heerst
" in het Oratorio of wanneer ik zie dat de zaken niet vlotten zoals
" het hoort, dan zal ik D. Lazzero aanklampen en hem een uitbrander ge-
" ven (1) voor zover dat nodig is. Zij zijn het die moeten rekenschap
(1) In Piëmontees dialect "perruchero" zoiets als: iemand bij zijn haar trekken.

46.2 Page 452

▲back to top
- XII/448 -
" geven van wat er kan gebeuren zowel wat de jongens, als wat de jonge
" geestelijken betreft en niet enkel zij, maar ook de andere oversten
" en ondergeschikten hebben de verplichting rekenschap te geven over
" al het onbetamelijke dat zou kunnen gebeuren om dat te verhelpen.
"
En nu zullen wij ons meer in het bijzonder met jullie, mijn
" beste zonen, gaan bezighouden. Men mag het nog zo goed willen doen,
" iets ongepast zal er toch altijd gebeuren. Ik weet dat velen onder
" jullie zich als 'n echte Sint-Aloysius gedragen, maar ik weet even-
" eens dat er velen zijn die niet te goed in orde zijn. Pas gisteren
" moesten wij er enkelen doorsturen, zoals jullie al zullen weten.
" Dat is iets dat allen mishaagt en het zal vooral hun ouders geen ge-
" noegen doen, wanneer hun zoon thuis komt. Hij zal noch hier noch
" elders meer kunnen aanvaard worden, omdat, wanneer men te weten komt
" om welke reden hij uit het Oratorio werd weggejaagd, het vast staat
" dat geen enkel college hem onder de leerlingen wil opnemen. Herin-
" neren jullie je op welke manier God die ongelukkige strafte die de
" eerste was om een zonde te begaan tegen het zesde gebod. Dat kan men
" lezen in de Bijbel. Daarom moet iedereen zich in acht nemen en wel
" speciaal voor de onzedigheid in daden en woorden. Dat is de ondeugd
" die aan de jeugd het meest schade berokkent...
"
De goedheid wordt ook op prijs gesteld door bedorven mensen,
" hoewel zij zelf ze niet in praktijk brengen. Kijken jullie maar:
" er zijn ouders die van zichzelf weten dat ze slechte mensen zijn,
" maar die willen dat hun kinderen goed blijven of goed worden. Zij
" zijn eveneens tevreden dat hun kinderen in de godsdienst worden op-
" gevoed. Er zijn vaders die zich overgeven aan de wijn, echte dronken-
" lappen, maar pas op, wanneer ze te weten komen dat hun kinderen een
" voet in de herberg zetten! Hij is misschien een gokker die al het
" zijne, en ook wat het zijne niet is, zal verspelen, maar pas op als
" hij zoonlief bij het spelen betrapt! Hij zelf zal in zijn gesprek-
" ken schunnigheden vertellen, maar pas op wanneer hij te weten komt
" dat er in aanwezigheid van zijn zoon ook maar een enkel schandelijk
" woord gezegd wordt! En waarom is dat zo? Zij weten welke ernstige
" schade deze ondeugden kunnen berokkenen. Ik herinner me, om een
" voorbeeld te geven, dat een man, al op rijpere leeftijd, met grijze
" haren, eerbiedwaardig maar zonder godsdienst, mij voor enkele da-
" gen volgende aanbeveling kwam geven: - Zorg ervoor dat mijn zoon
" de vrome oefeningen van het college vervult, dat hij naar de mis gaat,
" te biechten en te communie, dat hij zich voorbereidt op het vormsel,
" dat hij zich goed gedraagt.
"
- Maar, zei ik hem, kent U het belang van deze dingen?
"
- Zeker ken ik dat.
"
- En U brengt ze in praktijk?
"
- Het is juist, voegde hij eraan toe, dat ik een slecht mens
" ben, dat ik ongelukkig ben, maar juist daarom wil ik niet dat mijn
" zoon zo wordt.
"
Toen zei ik hem: - Indien U zo bezorgd bent dat uw zoon
" godsdienstig opgevoed wordt, waarom wilt U dan zelf niet veranderen?
"
- Dat is onmogelijk, antwoordde hij mij, tenminste nu niet...
" op die leeftijd... en daar in mijn streek gaat het niet gemakkelijk...
" Ik leid al zolang datzelfde leven en ik kan geen besluit nemen...
" en... dan... dan... wie weet? Wanneer ik ziek word, misschien dat
" ik de zaken van mijn ziel dan in orde zal kunnen brengen.

46.3 Page 453

▲back to top
- XII/449 -
"
- Maar, voegde ik eraan toe, er zijn er velen die langs de
" weg sterven, ook terwijl ze aan het eten zijn of moppen aan het ver-
" tellen zijn. Er overvalt hen een onvoorzien ongeval en ze gaan over
" naar een ander leven. Indien U ook een dergelijk geval overkomt, wat
" dan?
"
- Dan maar geduld ermee.
"
- Geduld? geduld? en hoe zult U het aan boord leggen om ge-
" durende gans de eeuwigheid geduld te hebben in de hel, terwijl U nu
" niet eens het geduld kunt opbrengen om een kleine inspanning te doen
" en de zaken van uw ziel in orde te brengen?
"
Hij bleef stom staan en ik hield op met spreken. Een ogenblik
" later (ze waren met twee) zei hij tot zijn gezel: - Trek u wat terug
" in de voorkamer, ik moet met Don Bosco onder vier ogen spreken.
"
Toen hij alleen met mij in de kamer bleef, zei hij: - Weet
" U dat ik bijna aan het wenen ging? U hebt me doen denken aan de rust
" waarvan ik genoot toen ik nog een kind was, wanneer ik te biechten
" ging en mijn godsdienstige praktijken onderhield. Indien U mij leert,
" hoe ik de zaken van mijn geweten in orde moet brengen, dan beloof ik
" U dit te doen. Ik wil terugkeren tot God.
"
- Indien U enkel dat verlangt, dan is de manier gauw gevonden.
" Doe een goede biecht en een heilige communie.
"
- Ik heb reeds lang geprobeerd maar ik stel het wat lang uit
" van Kerstmis tot Pasen, van Pasen tot Pinksteren en steeds maar ver-
" der tot nu toe.
"
- Kijk, U zoudt hier kunnen komen, indien U dit bevalt. Indien
" U hier in het Oratorio niet kunt komen, blijf dan voor enkele dagen
" te Turijn, ga naar de kerk van de Consolata, waar goede biechtvaders
" zijn, of naar de kerk van Sint-Philippus of naar de Kapucijnenberg.
" Ze zullen U helpen en U zult uw rekeningen met God kunnen vereffenen
" en de gelegenheid krijgen om alles in orde te brengen.
"
- Ja, ik verlang ernaar de zaken van mijn geweten in orde te
" brengen en ik wil dat doen. Ik wil dat het octaaf van de Onbevlekte
" een heuglijke dag is in mijn gezin. Ik zal hem van thuis schrijven
" en U zult het ook zeggen aan mijn zoon die in het college is, dat zijn
" vader weer een christen mens is, zoals hij. Maar zegt het hem nu nog
" niet dadelijk, want ik ben het nog niet.
"
En met Gods genade hield deze man zijn woord.
"
Ik heb jullie dit feit willen vertellen opdat jullie zouden
" weten hoe moeilijk het is een ondeugd die al van in onze jeugd wortel
" heeft geschoten nog uit te roeien en hoezeer de ouders wensen dat
" hun eigen kinderen goed zouden worden opgevoed, hoewel zij zelf
" soms slechte mensen zijn. Het zou hun ten zeerste mishagen indien
" hun eigen zoon van het college zou worden weggezonden. Maar het
" grootste ongenoegen is niet dat wat de ouders wordt aangedaan, noch
" dat wat de oversten te lijden hebben, maar dat wat men God aandoet.
" Misschien zal men de nalatigheid kunnen verborgen houden voor de
" oversten. Don Bosco bevindt zich daar met de andere oversten, zal
" men zeggen, en wij komen hier in dit hoekje en we zullen het in alle
" veiligheid kunnen doen. Ook tegenover God? Neen, zeker niet.
"
Wij hier in huis verdragen iedere ongemanierdheid, iedere
" kinderachtigheid, iedere onaangenaamheid, maar nooit een belediging
" van God. Iemand geeft een stomp aan zijn makker, zegt een weerspan-
" nig woord, heeft zijn huiswerk verwaarloosd. Wanneer wij zien dat hij

46.4 Page 454

▲back to top
- XII/450 -
" er spijt over heeft, dan wordt er met die nalatigheid geen rekening
" meer gehouden. Maar wanneer God erdoor beledigd wordt, wanneer er
" verleiding mee gemoeid is, dan wordt het een wonde waarvoor men, om
" ze te genezen, al het rotte moet uitsnijden. Jullie moeten je er dus
" voor hoeden dit ongenoegen niet te berokkenen aan de oversten en bij-
" zonder aan God.
"
Mijn beste zonen, gedurende deze mooie noveen van Kerstmis
" moeten jullie bidden om allemaal heiligen te worden. Als "bloempje"
" voor morgen zullen jullie heel hartelijk aan het Kind Jezus zeggen:
" "Ik beloof U voor de toekomst U te beminnen en U te dienen met geheel
" mijn hart en daarom wil ik zedig zijn in mijn oogopslagen en in mijn
" woorden." Goede nacht.
Eindelijk werd de avond van 22 december een heuglijke datum in het Oratorio.
Het avondgebed werd iets vervroegd. Ook de vakjongens en alle personen van het huis
kwamen samen in de spreekzaal van de studenten. Don Bosco had het beloofd voor de
dag tevoren, maar hij was verhinderd. Men kan zich de algemene spanning voorstel-
len! Hij beklom het spreekgestoelte onder geestdriftig handgeklap, zoals dat tel-
kens gebeurde wanneer hij op die manier zijn "avondwoordje" gaf aan gans de com-
muniteit. Zodra hij teken gaf, dat hij wou spreken, werd het volledig stil.
"
Op de avond waarop ik te Lanzo bleef, gebeurde het mij dat ik
" door volgende droom werd bezig gehouden. Het is een droom die niet
" de minste betrekking heeft met de andere dromen. Ik heb er reeds één
" verteld die bijna gelijkaardig was, ten tijde van de retraite, maar
" omdat jullie niet allen hier waren en omdat deze droom erg verschilt,
" heb ik besloten hem jullie te vertellen. Het zijn zeer zonderlinge
" zaken. Maar jullie weten dat ik tegenover mijn zonen mijn hart open-
" leg en dat ik voor hen geen geheimen heb. Houden jullie er rekening
" mee zoals jullie willen, maar, zoals Sint-Paulus zegt: quod bonum
" est tenete en wanneer jullie in deze droom iets vinden dat goed doet
" aan jullie ziel, neem dan het goede eruit. Wie mij niet wil geloven,
" hoeft mij niet te geloven; het heeft geen belang, maar niemand mag
" de dingen die ik nu ga vertellen in het belachelijke trekken. Ik
" verzoek jullie ook die zaken niet te vertellen aan andere personen
" die niet tot ons huis behoren en er ook niet over te schrijven aan
" personen hierbuiten. Aan dromen kan men het belang hechten die ze
" verdienen. Degenen die onze intimiteit hier niet kennen, zouden er
" een verkeerd oordeel kunnen over vellen en de zaken noemen met een
" naam die niet past. Ze weten niet dat jullie mijn zonen zijn en dat
" ik jullie alles zeg, wat ik weet, en soms ook wat ik niet weet (al-
" gemeen gelach). Maar wat een vader aan zijn beminde zonen bekend
" maakt voor hun welzijn, moet tussen vader en zonen blijven en niet
" verder gaan. En dan is er nog een andere reden. Meestal wanneer daar
" buiten een droom verteld wordt, dan wordt ofwel het feit verdraaid
" of men vertelt er enkel een gedeelte van dat men niet begrepen heeft.
" Dat is zeer schadelijk en de wereld zou dan misprijzen wat geen mis-
" prijzen verdient.
"
Jullie dienen dus te weten dat men droomt gedurende zijn slaap.
" Aldus in de nacht van 6 december, terwijl ik op mijn kamer was, zon-

46.5 Page 455

▲back to top
- XII/451 -
" der goed te weten of ik aan het lezen was of hier of daar op mijn
" kamer op en neer ging, ofwel of ik al te bed was, begon ik te
" dromen.
"
In één enkel ogenblik scheen het mij toe, dat ik mij op een
" kleine verhevenheid van het terrein of op een heuvel bevond, op de
" randen van een onmetelijke vlakte, waarvan het oog de grenzen niet
" kon bereiken. De blik ging verloren in de onmetelijkheid. Alles was
" hemelsblauw als een volledig kalme zee, maar wat ik zag was geen wa-
" ter. Het scheen helder glanzend kristal te zijn. Onder mijn voeten,
" achter mij en opzij, zag ik een streek waarvan de vormen waren als
" die van een strand langs de oever van de oceaan.
"
Deze vlakte was verdeeld door brede en reusachtige lanen in
" uitgestrekte tuinen, onzeglijk mooi, alle ingedeeld in bosschages, beem-
" den en perken met bloemen van verschillende vorm en kleur. Geen
" enkele van onze planten kan een idee van deze planten geven, hoe-
" wel men op een zekere manier een gelijkenis zag. De kruiden, de bloemen,
" de bomen, de vruchten waren zeer lief en hadden een eigenaardig uit-
" zicht. De bladeren waren van goud, de stammen en de vertakkingen
" van diamant en het overige stemde met deze rijkdom overeen. De ver-
" schillende soorten kon men niet optellen en iedere soort en iedere
" plant glansde van een licht dat haar eigen was. In deze tuinen en
" over gans de uitgestrektheid van deze vlakte zag ik ontelbare ge-
" bouwen staan. Alles was zo ordelijk, prachtig en harmonieus geschikt
" dat het scheen of men bij de opbouw van dergelijk gebouw niet genoeg
" had gehad aan alle schatten van de aarde. Ik zei bij mezelf: - Zo
" mijn jongens één enkel van deze huizen konden hebben, wat zouden zij
" ervan genieten, wat zouden zij gelukkig zijn en er graag in verblij-
" ven! Dat dacht ik reeds, terwijl ik nochtans enkel de buitenkant van
" deze paleizen kon zien. Hoe prachtig zou het daarbinnen niet zijn!
"
Terwijl ik nog vol bewondering stond over zovele onthutsende
" dingen die deze tuinen versierden, speelde er een uiterst zachte
" muziek, zo aangenaam en harmonieus dat ik er geen adequaat beeld van
" kan geven. Vergeleken met deze harmonie zijn die van Don Cagliero
" en van Dogliani slechts wanklank. Er waren honderdduizend instrumenten
" en iedere klank verschilde van de andere. Koren van zangers verenig-
" den er zich mee.
"
Ik zag dan een menigte mensen die zich in deze tuinen opgewekt
" en tevreden vermaakten. De ene speelde en de andere zong. Iedere
" stem, iedere muzieknoot had het effect van een samenklinken van dui-
" zend instrumenten, die allemaal van elkaar verschilden. Tegelijker-
" tijd hoorde men de meest verschillende harmonische tonen van de
" laagste tot de hoogste die men zich maar kan voorstellen, maar alles
" in volmaakt akkoord. Om deze harmonie te beschrijven volstaan geen mense-
" lijke vergelijkingen.
"
Men zag op het gelaat van die gelukkige bewoners dat de zangers
" niet enkel een buitengewoon genoegen vonden in het zingen, maar te-
" gelijkertijd een onmetelijke vreugde voelden wanneer ze de anderen
" hoorden zingen. En hoe meer er een zong, hoe meer bij hem het verlan-
" gen om te zingen aangewakkerd werd, en hoe meer hij luisterde, hoe meer
" hij nog verlangde te luisteren. En dit was hun zang: Salus, honor,
" gloria Deo Patri Omnipotenti... Auctor saeculi, qui est, qui ven-
" turus est iudicare vivos et mortuos in saecula saeculorum.
"
Terwijl ik in extase luisterde naar deze hemelse harmonie, zag

46.6 Page 456

▲back to top
- XII/452 -
" ik een onmetelijk aantal jongens verschijnen, van wie ik een groot
" gedeelte kende en die in het Oratorio en in onze andere colleges ge-
" weest waren, maar het grootste gedeelte van hen was mij werkelijk
" onbekend. Deze eindeloze massa kwam in mijn richting. Aan hun hoofd
" stapte Domenico Savio en onmiddellijk na hem kwamen D. Alasonatti,
" D. Chiala, D. Giulitto en vele, vele andere jonge geestelijken en
" priesters, terwijl elk van hen een schaar jongens leidde.
"
Ik vroeg mezelf af: - Slaap ik nu of ben ik wakker? Ik sloeg
" mijn handen tegen elkaar, raakte mijn borst aan om mij te vergewissen
" of dat, wat ik zag, werkelijkheid was. Toen gans deze menigte tot
" bij mij gekomen was, bleef ze op acht of tien stappen van mij staan.
" Toen glansde er een fellere lichtstraal, de muziek hield op met spelen en
" het werd doodstil. Al deze jongens waren vervuld van zeer grote
" vreugde die uit hun blikken straalde en op hun gelaat las men de
" vrede van een volmaakt geluk. Ze bekeken mij met een zachte glimlach
" op de lippen en het scheen of ze wat wilden zeggen, maar ze spraken niet.
"
Domenico Savio alleen kwam nog enkele stappen vooruit en
" bleef zo dicht bij mij staan dat, indien ik mijn hand had uitgesto-
" ken, ik hem zeker zou aangeraakt hebben. Hij zweeg en ook hij bekeek
" mij glimlachend. Wat was hij mooi! Zijn kleren waren uiterst zeld-
" zaam. De zeer blanke tuniek die tot op zijn voeten reikte was be-
" zaaid met diamanten en overal met goud doorweven. Een brede band om-
" gordde zijn flanken. Deze was zo geborduurd met kostbare edelstenen
" dat de ene bijna de andere raakte. Alles was zo prachtig en schitte-
" rend dat ik bijna mijn zinnen verloor van bewondering. Aan zijn hals
" hing een snoer van vreemde, ja onnatuurlijke bloemen. Het scheen of
" de bladeren van diamant waren en werden bijeen gehouden door gouden
" stengels en zo was al het overige. Deze bloemen glansden met een
" bovenmenselijk licht, helderder dan het zonnelicht Hun stralen weer-
" kaatsten op dit reine en hoogrode gelaat. Ze verlichten het zodanig
" dat men zelfs hun verschillende soorten niet kon onderscheiden. Zijn
" hoofd was omkranst met een krans van rozen. Zijn haren kwamen in
" golven neer over zijn rug en gaven hem zo een mooi, zo lieflijk, zo
" aantrekkelijk uitzicht dat hij scheen... dat hij scheen... een engel te
" zijn!
Bij het uitspreken van deze laatste woorden moest hij precies een inspan-
ning doen om de gepaste uitdrukkingen te vinden. Hij eindigde met een onbe-
schrijflijk gebaar en een stem die allen deed rillen. Het was alsof hij
zich afgemat had om de termen te vinden die aan zijn beschrijving uitdrukking
konden geven. Na een korte pauze ging hij verder:
"
Ook de gestalten van al de anderen blonken van licht. Ze wa-
" ren op verschillende wijze, maar steeds verbazend gekleed. De ene
" was wat rijker, de andere wat minder rijk gekleed. De ene op die manier,
" de andere op een andere manier en deze kleren die verschillend
" waren, hadden een betekenis die nooit iemand kan begrijpen.
" Maar allen hadden hun flanken met dezelfde rode band omgord.
"
Ik deed mijn best om alles op te merken en ik dacht: - Wat wil dit
" zeggen?... Wat heb ik gedaan om op deze plaats te komen?...
" En ik wist niet waar ik mij bevond. Buiten mezelf, bevend van eerbied,

46.7 Page 457

▲back to top
- XII/453 -
" durfde ik niet verder gaan. Ook de anderen bleven zwijgen. Eindelijk
" opende Domenico Savio de mond: - Waarom sta jij daar stom en bijna ver-
" slagen? Ben jij niet de man die eens voor niets bang was, maar on-
" versaagd de laster, de vervolgingen, de vijanden, beklemmingen en ge-
" varen van allerlei aard trotseerde? Waar is je moed? Waarom spreek
" je niet?
"
Ik antwoordde moeilijk terwijl ik stotterde: - Ik weet niet
" wat zeggen. Ben jij dus Domenico Savio?
"
- Ik ben het! Herken je mij niet meer?
"
- En hoe komt het dat jij je hier bevindt? - hernam ik, nog
" steeds verward.
"
En Savio zei me vol genegenheid: - Ik ben gekomen om je te
" spreken. Op aarde hebben we zo dikwijls met elkaar gesproken. Herin-
" ner je je niet hoe je mij eens bemind hebt? Hoe dikwijls heb je mij
" talrijke blijken van vriendschap gegeven en heb je mij welwillend
" behandeld? En werd je levendige liefde niet door mij beantwoord?
" Mijn betrouwen in jou was onbegrensd! Waarom ben je dan zo verschrikt?
" Waarom beef je dan? Vooruit, ondervraag me maar!
"
Dan kreeg ik moed en zei hem: Ik beef omdat ik niet weet
" waar ik mij bevind.
"
- Je bent in de plaats van het geluk, antwoordde Savio mij,
" waar men alle vreugden, alle geneugten geniet.
"
- En dit is dus de beloning van de rechtvaardigen?
"
- Neen, neen! Hier bevinden wij ons op een plaats waar men
" niet het eeuwig goed, maar slechts een tijdelijk goed geniet, hoewel
" dat al zeer groot is.
" Al deze zaken zijn dus natuurlijk?
"
- Jawel, maar mooier gemaakt door de macht van God.
"
- En mij scheen het toe, riep ik uit, of dit het paradijs was!
"
- Neen, neen, neen, antwoordde Savio, geen menselijk oog kan de
" eeuwige schoonheden zien.
"
- En deze muziek, ging ik verder, is dit de harmonie die jullie
" in het paradijs genieten?
"
- Neen, neen en steeds neen!
"
- Zijn dit natuurlijke klanken?
"
- Ja, het zijn natuurlijke klanken, volmaakt door de almacht
" van God.
"
- En dit licht dat het licht van de zon te boven gaat, is dit
" bovennatuurlijk licht? Is dit het licht van het paradijs?
"
- Het is natuurlijk licht maar verlevendigd en vervolmaakt
" door de almacht van God.
"
- En zou men niet wat bovennatuurlijk licht kunnen zien?
"
- Niemand kan dat zien vooraleer hij ertoe gekomen is God te
" zien sicut est. Het kleinste straaltje van dit licht zou een mens
" ogenblikkelijk doden, vermits de krachten van de menselijke zintuigen
" het niet kunnen verdragen.
"
- En zou het mogelijk zijn een natuurlijk licht te hebben nog
" mooier dan dit licht?
"
- Indien je het zou kunnen uitstaan! Indien je een lichtstraal
" zag die slechts één graad hoger was dan dit licht, dan zou je buiten je-
" zelf zijn.
"
- En zou het niet mogelijk zijn tenminste een straaltje te
" zien van dat licht waarover je spreekt?

46.8 Page 458

▲back to top
- XII/454 -
"
- Ja, dat kan men zien, je zal het bewijs hebben van wat
" ik zeg. Open je ogen.
"
- Ik open ze, antwoordde ik.
"
- Let op en kijk daar midden die zee van kristal.
"
Ik keek naar de verte en op hetzelfde ogenblik verscheen er
" onverwacht in de hemel op een onmetelijke afstand een streepje licht
" voor een enkel ogenblik, dun als een draad, maar zo blinkend, zo
" doordringend dat mijn ogen er niet konden aan weerstaan. Ik sloot ze
" en stootte een kreet uit die D. Lemoyne (hier aanwezig) in de nabu-
" rige kamer uit zijn slaap wekte. Verschrikt vroeg hij mij 's morgens
" wat mij 's nachts overkomen was. Dat lichtdraadje was honderd mil-
" joen maal helderder dan de zon en met zijn gloed zou het volstaan
" hebben om heel het geschapen heelal te verlichten.
"
Na enkele ogenblikken opende ik mijn ogen en vroeg aan Dome-
" nico Savio: Wat is dit? Is dat misschien geen goddelijke straal?
" Savio antwoordde: - Het is geen bovennatuurlijke licht, hoewel
" het vergeleken met het licht van de wereld zoveel glanzender is. Het
" is niets anders dan natuurlijk licht door Gods macht zoveel intenser
" gemaakt. Indien een onmetelijke bundel van licht, gelijk aan dat
" streepje dat je daar in de diepte zag, de ganse wereld zou omvatten,
" dan zou je nog geen idee hebben van de luister van het paradijs.
"
- En jullie, wat genieten jullie dan in het paradijs?
"
- Ja, dat... dat kan ik je onmogelijk zeggen. Wat men in het
" paradijs geniet, dat kan een sterfelijk mens niet weten, zolang hij
" niet uit het leven weggegaan is en met zijn Schepper verenigd leeft.
" Men geniet God! Dat is alles.
"
Ondertussen had ik mij volledig hersteld van mijn eerste ver-
" stomming en was ik verslonden in het beschouwen van de pracht van
" Domenico Savio. Ik vroeg hem ronduit: Waarom heb jij een gewaad dat
" zo blank en schitterend is?
"
Savio zweeg zonder een teken te geven dat hij wou antwoorden.
" Het koor hervatte dan zijn harmonie, begeleid door de muziek van de
" instrumenten en zong: Ipsi habuerunt lumbos praecinctos et dealba-
" verunt stolas suas in sanguine Agni.
"
- En waarom, ondervroeg ik hem verder, toen de muziek had
" opgehouden, waarom deze rode band rondom je lenden?
" Ook ditmaal antwoordde Savio niet en deed zelfs een teken dat
" hij niet wou antwoorden. En dan begon D. Alasonatti alleen te zingen:
" Virgines enim sunt et sequuntur Agnum quocumque ierit.
"
Toen begreep ik hoe de rode band, de kleur van het bloed, het
" symbool was van de grote offers die gebracht werden om de deugd van
" zuiverheid te bewaren en hoe, om kuis te blijven in het aanschijn
" van de Heer, hij bereid zou geweest zijn zijn leven te geven, indien
" de omstandigheden hem daartoe gebracht hadden. Het was ook het sym-
" bool van de boetedoeningen die de ziel van haar fouten zuiveren. De
" blankheid dan en de glans van het kleed betekenen de onschuld van
" het doopsel die men bewaard heeft.
"
Ik voelde mij aangetrokken door deze gezangen en terwijl ik
" deze rijen van hemelse jongelingen achter Domenico Savio geschaard
" aanschouwde, vroeg ik hem: - En wie zijn zij die zich rondom jou
" bevinden?... En hoe komt het dat jullie allen zo blinken? herhaal-
" de ik tot de anderen.
"
Savio ging voort met zwijgen en al deze jongens begonnen te

46.9 Page 459

▲back to top
- XII/455 -
" zingen: Hi sunt sicut Angeli Dei in caelo. Ik had inmiddels bemerkt
" dat Savio de voorrang scheen te hebben op deze menigte die zich op
" een tiental stappen achter hem bevond, als het ware op een eerbie-
" dige afstand en ik zei hem: - Zeg me eens, Savio, jij bent de
" jongste van de velen die je volgen en van diegenen die in onze hui-
" zen stierven. Waarom dan ga je zo voor hen uit? Waarom spreek jij en
" zwijgen de anderen?
"
- Ik ben ouder dan al die anderen.
"
- Maar neen toch, hernam ik, vele anderen zijn ouder dan jij.
"
- Ik ben de oudste van het Oratorio, herhaalde Domenico
" Savio, omdat ik de eerste ben geweest om de wereld te verlaten en
" naar de andere wereld te gaan. En dan legatione Dei fungor!
"
Dit antwoord duidde mij de reden van deze verschijning aan.
" Hij was de afgezant van God. Dus, zei ik, laten we thans over de za-
" ken spreken die op dit ogenblik voor ons het meeste belang hebben.
"
- Ja en haast je om mij te vragen wat je nog wil weten. De
" uren gaan voorbij en de tijd die mij verleend werd om met jou te spre-
" ken, zou kunnen verstrijken en je zou me niet meer kunnen zien.
"
- Ik geloof dat jij mij iets van het hoogste belang hebt mee
" te delen.
"
- Wat zou ik je moeten zeggen, ellendig schepsel? - zei Savio
" met een houding van diepe nederigheid. Het is van hogerhand dat ik
" de zending ontving met jou te spreken. Daarom ben ik gekomen.
"
- Spreek me dan, riep ik uit, over het verleden, over het
" heden, over de toekomst van ons Oratorio. Zeg me iets over mijn dier-
" bare zonen, spreek mij over mijn congregatie.
"
- Wat haar betreft zou ik je veel te zeggen hebben.
"
- Maak me dan bekend wat je weet, spreek me over het verleden,
" Savio: - Het verleden valt volledig op jou.
" En ik: - Heb ik wat uitgehaald?
" Savio: - Wat het verleden betreft zeg ik jou dat je congregatie reeds
"
veel goed gedaan heeft. Kijk naar beneden naar dit eindeloze
"
aantal jongens?
"
- Ik zie ze, antwoordde ik. Ze zijn met velen en hoe gelukkig
" zijn ze!
" En hij:- Kijk, wat staat er geschreven op de toegang tot die tuin?
"
- Ik zie het. Daar staat: Salesiaanse Tuin.
"
- Goed, ging Savio verder, het waren allen Salesianen of ze
" werden opgevoed bij jou, of ze hadden betrekkingen met jou, ze wer-
" den door jou gered of door één van je priesters. Het zijn jonge gees-
" telijken of anderen die door jou op de weg van hun roeping geplaatst
" werden. Tel ze, als je dat kan! Maar ze zouden honderd miljoen maal
" talrijker zijn, indien je meer geloof en vertrouwen in de Heer gehad
" had.
"
Ik zuchtte en kreunde. Ik wist niet wat antwoorden op dit ver-
" wijt en ik maakte bij mezelf het voornemen: Ik zal zorgen in de toe-
" komst dit geloof en dit vertrouwen te hebben. Toen zei ik: - En voor
" het heden?
"
Savio toonde mij een prachtige bloemtuil die hij in de hand
" hield. Het waren rozen, viooltjes, zonnebloemen, gentianen, leliën,
" strobloemen of tijlozen en midden de bloemen waren er korenaren. Hij
" reikte ze me aan en zei: - Kijk"!
"
- Ik zie het... maar ik begrijp er niets van, antwoordde ik.

46.10 Page 460

▲back to top
- XII/456 -
"
- Bied deze bloemtuil aan je zonen aan, opdat zij hem aan de
" Heer zouden aanbieden, wanneer het ogenblik daartoe gekomen is. Zorg
" ervoor dat allen hem bezitten en dat niemand hem aan hen ontneemt.
" Daarmee kan je verzekerd zijn dat ze genoeg zullen hebben om geluk-
" kig te zijn.
"
- Maar wat betekent deze bloemtuil?
"
- Raadpleeg de godgeleerdheid, antwoordde hij mij, zij zal
" het je zeggen, zij zal je er de uitleg over geven.
"
En ik: - Maar ik heb de godgeleerdheid bestudeerd en ik zou
" uit haar niet kunnen halen wat jij me aanbiedt.
"
Savio: - Jij bent streng verplicht deze zaken te kennen.
"
- Komaan, verdrijf mijn spanning, geef mij uitleg.
"
Savio: - Je ziet dus deze bloemen? Ze stellen de deugden
" voor die het meest aan de Heer behagen!
"
- En welke zijn ze?
"
Savio: - De roos is het symbool van de christelijke liefde, het
" viooltje van de nederigheid, de zonnebloem van de gehoorzaamheid,
" de gentiaan van de boetedoening en van de versterving, de aren van
" de veelvuldige communies, de lelie duidt de mooie deugd aan waar-
" over geschreven staat: Erunt sicut Angeli Dei in coelo: de kuisheid.
" En de strobloem of de tijloze betekent dat al deze deugden steeds
" moeten blijven bestaan: de volharding.
"
- Goed, mijn beste Savio, nu ik het je gevraagd heb, zeg
" het mij: jij die deze deugden gedurende je leven beoefend hebt,
" wat heeft jou het meest troost geschonken op het ogenblik van je dood?
"
- Wat denk je dat het kan zijn? - antwoordde Savio.
"
- Misschien dat je de mooie deugd van zuiverheid hebt bewaard?
"
- Toch niet, dat niet alleen.
"
- Misschien was je verblijd omdat je geweten gerust was?
"
- Dat is al een goede zaak, maar het is nog niet de beste.
"
- De hoop op het paradijs zal je vertroost hebben?
"
- Evenmin!
"
- En dan het feit dat je een schat vergaard had van vele
" goede werken?
"
- Neen, neen.
"
- Wat was dan je troost op dat laatste uur? Zo zei ik het hem
" al smekend, verlegen als ik was dat ik er niet in slaagde zijn
" gedachte te raden.
"
En Savio: - Kijk, wat me meest getroost heeft op het ogenblik
" van de dood was de bijstand van de machtige en beminnenswaardige Moeder
" van de Zaligmaker! En zeg dit aan je zonen. Dat ze niet mogen vergeten
" tot haar te bidden zolang ze in leven zijn. Maar handel vlug, indien je
" wil dat ik je nog zou kunnen antwoorden.
"
- En wat zeg je mij voor de toekomst?
"
- Voor de toekomst zal je toekomend jaar, 1877, een groot leed
" te doorstaan hebben. Zes en nog twee onder hen die je het meest dier-
" baar zijn, zullen door God naar de eeuwigheid worden geroepen. Maar
" troost je , ze zullen worden overgeplaatst van de akker van de wereld
" naar de hovingen van het paradijs. Ze zullen gekroond worden. Vrees
" echter niet, de Heer zal je helpen en je andere, eveneens goede zo-
" nen geven.
"
- Geduld dan maar! En wat de Congregatie aangaat?
"
- Wat de Congregatie betreft dien je te weten dat God grote

47 Pages 461-470

▲back to top

47.1 Page 461

▲back to top
- XII/457 -
" dingen voor jou bereidt. Voor het volgende jaar zal zulke glans-
" rijke dageraad van glorie opgaan dat hij als een bliksemstraal de vier
" hoeken van de wereld zal verlichten, van het oosten naar het westen,
" van het zuiden naar het noorden. Een grote glorie wordt voor jou be-
" reid. Maar jij dient er voor te zorgen dat de wagen waarop de Heer
" staat niet zou worden meegesleept buiten zijn pad en weg van zijn
" geleiders. Indien je priesters hun hoge zending waardig zijn, dan zal
" de toekomst schitteren en heil brengen aan een oneindig aantal
" personen. Op één voorwaarde echter, namelijk dat je zonen hun gods-
" vrucht blijven betonen tegenover de Zalige Maagd en de deugd van kuis-
" heid, die zo behaaglijk is in de ogen van God, voor al dezen die
" tot het huis behoren, weten te bewaren.
"
- Nu zou ik willen, voegde ik eraan toe, dat je mij iets zei
" over de Kerk in het algemeen.
"
- De lotgevallen van de Kerk liggen in de handen van God, de
" Schepper. Wat in zijn oneindige raadsbesluiten bepaald werd kan ik
" je niet openbaren. Dergelijke verborgenheden behoudt Hij slechts
" voor zichzelf en geen van de geschapen geesten kan er deelgenoot
" aan worden.
"
- En Pius IX?
"
- Wat ik je wel kan zeggen is dat de herder van de Kerk niet
" lang meer op deze aarde zal te strijden hebben. Weinig in aantal
" zijn de veldslagen waarin hij nog moet overwinnen. Binnenkort zal
" hij van zijn zetel worden weggehaald en zal de Heer hem het ver-
" diende loon schenken. Het overige weet je. De Kerk vergaat niet.
" Heb je mij nog iets anders te vragen?
"
- En wat mij betreft? vroeg ik hem.
"
- Indien je wist wat al wederwaardigheden je nog zal te ver-
" dragen hebben!... Maar spoed je, want de tijd die mij verleend werd
" om met jou te spreken, wordt kort.
"
Dan strekte ik in vervoering mijn handen uit om deze heilige
" zoon de hand te drukken, maar zijn handen schenen lucht te zijn en
" ik hield niets vast.
"
- Dwaas! wat doe je nu? zei hij glimlachend.
"
- Ik ben bang dat je me zal ontvluchten, riep ik uit. Maar
" ben je dan niet hier met je lichaam?
"
- Niet met het lichaam. Dat zal ik eens terugnemen.
"
- Maar wat is dan deze schijn? Ik zie toch werkelijk in jou
" de figuur van Domenico Savio!
"
- Kijk, zei hij, wanneer de ziel van het lichaam gescheiden
" is en zij met Gods toestemming zich laat zien aan een sterfelijk
" mens, dan behoudt ze haar uiterlijke vorm en voorkomen, zoals zij op
" aarde leefde. Hoewel veel mooier geworden, blijft zij in die toe-
" stand tot zij opnieuw met het lichaam verenigd wordt op de dag van
" het algemene oordeel. Ze zal het met zich in het paradijs behouden.
" Daarom schijnt het je nu toe dat ik handen, voeten en hoofd heb,
" maar jij zou me niet kunnen tegenhouden, omdat ik een zuivere geest
" ben. Het is deze uiterlijke vorm die mij aan u laat kennen.(1)
(1) In andere woorden bedoelde hij: "Wanneer door de wil van God een ziel gescheiden van het
lichaam verschijnt, dan vertoont ze voor jullie ogen de uiterlijke vorm van het lichaam
waarin ze vroeger woonde en daarom schijnt het je toe dat ik handen, voeten, hoofd, enz. heb."

47.2 Page 462

▲back to top
- XII/458 -
"
- Ik heb het begrepen, antwoordde ik. Luister, nog één enkele
" vraag: Zijn al mijn jongens op de goede weg om zalig te worden?
" Zeg me iets, opdat ik ze goed zou kunnen leiden.
"
- Wat de zonen betreft die de goddelijke Voorzienigheid je
" heeft toevertrouwd, kunnen ze in drie klassen worden ingedeeld. Zie
" je deze drie lijsten? (en hij overhandigde er mij één). Bekijk ze.
"
- Ik bekeek de eerste lijst. Er stond op geschreven: Invulne-
" rati, namelijk diegenen die de duivel niet had kunnen verwonden,
" die hun onschuld met geen enkele schuld bevlekt hebben. Deze onge-
" repten waren in groot aantal en ik heb ze allen gezien. Velen van
" hen kende ik reeds, velen zag ik voor de eerste maal en misschien
" zullen ze in de toekomst naar het Oratorio moeten komen. Ze wandel-
" den rechtop op een smal pad, hoewel ze voortdurend werden aange-
" vallen door pijlen, degens- en lansstoten die van alle kanten kwamen.
" Deze wapens die als een spitsroede vormde langs de boorden van de
" weg, bevochten hen en vielen hen lastig zonder hen te kwetsen.
"
Dan gaf Savio mij de tweede lijst. Er stond op geschreven
" Vulnerati. Dat waren zij die Gods genade verloren maar nu terugge-
" vonden hadden, omdat zij berouwvol hun wonden verzorgd hadden in een
" oprechte biecht. Zij waren talrijker dan de eersten en waren gewond
" op hun levenspad door de vijanden die gedurende hun reis een spits-
" roede vormden. Ik las de lijst met hun namen en zag ze allen. Velen
" gingen gebogen en waren ontmoedigd.
"
Savio hield nog de derde lijst in handen. Daar stond op ge-
" schreven: Lassati in via iniquitatis. Daar stonden de namen op van
" allen die in Gods ongenade waren. Ik was ongeduldig om dit geheim
" te kennen en stak dan ook mijn hand uit. Maar Savio zei me met een
" zekere drift: - Neen, wacht een ogenblik en luister. Indien ik dit
" blad openvouw dan zal er een stank uit opslaan, die noch jij, noch
" ik zullen kunnen verdragen. De engeltjes moeten zich vol walging en
" afgrijzen hiervoor terugtrekken en zelfs de Heilige Geest voelt een
" afkeer voor de vreselijke stank van de zonde.
"
- Maar hoe dan kan dat zijn, indien God en de engeltjes niet
" kunnen lijden? Hoe kunnen ze de stank van de stof ruiken?
"
- Ja, omdat in de mate waarin de schepsels goed en zuiver
" zijn, zij des te meer de hemelse geesten benaderen. Integendeel, hoe
" meer iemand slecht, oneerlijk en vuil is, des te meer verwijdert hij
" zich van God en van de engelen, die zich van hem terugtrekken, omdat
" hij voor hen een voorwerp van afkeer en walging geworden is. Daarna
" gaf hij mij de lijst en zei: - Neem ze toch maar, open ze en weet
" er je voordeel mee te doen voor de jongens, maar gedenkt steeds de
" bloemtuil die ik je gegeven heb. Zorg ervoor dat ze hem allen bezit-
" ten en bewaren. Na deze woorden gaf hij mij de lijst en trok hij
" zich terug bij zijn makkers bijna alsof hij vluchtte.
"
Ik opende het blad met de lijst. Ik zag geen enkele naam, maar
" op het ogenblik zelf zag ik in een oogwenk al de personen wier namen
" erin voorkwamen, alsof ik ze in werkelijkheid in persoon zag. Allen
" zag ik ze met bitterheid. Het grootste aantal kende ik en zij be-
" hoorden tot dit Oratorio en tot de andere colleges. Ik zag er ook
" velen die bij hun makkers als braaf doorgaan en zelfs van de besten
" schenen te zijn, maar dit niet waren. En op het ogenblik dat ik het
" papier wou openvouwen, verspreidde er zich een dergelijke stank dat
" het niet te verdragen was. Onmiddellijk werd ik aangetast door een

47.3 Page 463

▲back to top
- XII/459 -
" allerhevigste hoofdpijn en moest ik zo braken dat ik ervoor vrees-
" de het te zullen besterven. Ondertussen werd de lucht donker, het vi-
" sioen verdween erin en niets zag ik nog van dit wonderbare schouw-
" spel. Tegelijkertijd flitste een bliksemstraal en weerklonk er een
" zo geweldige en vreselijke donderslag dat ik verschrikt wakker schoot.
"
Deze geur drong doorheen al de wanden, kroop in de kleren,
" zodat ik vele dagen nadien nog die pestgeur moest ruiken. Zo walgt
" voor God zelfs de naam van de ondeugd! Nog tot op het huidige
" ogenblik, wanneer ik mij ook maar deze stank herinner, begin ik te
" rillen, voel ik mij verstikken en voelt mijn maag neiging tot braken.
"
Daar te Lanzo, waar ik mij bevond, ben ik ermee begonnen de ene
" en de andere te ondervragen, heb ik enkele jongens verwittigd en heb
" ik ontdekt dat die droom mij niet bedrogen had. Het is dus een genade van
" de Heer die mij de gesteltenis van ieders ziel liet kennen, maar
" daarover zal ik niets in het openbaar zeggen. Hier zou veel uitleg
" moeten verschaft worden, maar dat bewaar ik voor een andere avond.
" Thans blijft er mij niets over dan jullie een goede nacht te wensen.
Het feit dat hij in zijn droom zekere jongens gezien had die
als slechte werden voorgesteld en in het huis voor de besten doorgingen,
had bij Don Bosco de verdenking gewekt dat het over een begoocheling ging.
Dat was de reden waarom hij vooraf enkele jongens geroepen had ad audien-
dum verbum. Hij wou zekerheid hebben over de aard van de droom. Daarom
verschoof hij het verhalen ervan naar veertien dagen later. Toen hij vol-
strekt zeker was dat de zaak van hierboven kwam, sprak hij. Andere beves-
tigingen zou de tijd hem brengen, dank zij het feit dat de voorzeggingen
die hij gehoord had bewaarheid werden.
De eerste voorzegging, en het was de voornaamste, had betrekking
op het aantal van zijn beste zonen, die zouden gestorven zijn in 1877 en
die in twee groepen waren ingedeeld: zes en nog eens twee. Welnu, in de
registers van de externen van het Oratorio staat een kruis, gewoon teken
van overlijden, naast de namen van zes jongens en van twee jonge geeste-
lijken (1).
De tweede voorzegging kondigde voor de Salesiaanse Sociëteit in het
jaar 1877 een zo schitterende dageraad aan, dat zij de vier hoeken van de
wereld zou verlicht hebben. En inderdaad, in dat jaar rees aan de einder
van de Kerk de vereniging op van de Salesiaanse Medewerkers en kwam de
Bollettino Salesiano uit, twee instellingen die de naam en de verspreiding
van de geest van Don Bosco van het ene einde van de aarde tot het andere
moesten dragen. De derde voorzegging had betrekking op het aanstaande
overlijden van Paus Pius IX, die inderdaad stierf veertien maanden na deze
droom. De laatste voorzegging klonk bitter voor Don Bosco: "Indien je wist wat
al wederwaardigheden je nog zal moeten verdragen!" En inderdaad gedurende de
(1) 1. Giovanni Briatori, 1ste klas van het gymnasium, nr. 93.
2. Vittorio Strolengo, boekbinder, nr. 152.
3. Stefano Mazzoglio, 4de klas van het gymnasium, nr. 187.
4. Natale Garola, 4de klas van het gymnasium, nr„ 388.
5. Antonio Bognati, 5de klas van het gymnasium, nr. 206.
6. Luigi Boggiatto, zaalveger, nr. 805.
7. Michele Giovanetti, Salesiaanse clericns, nr. 553.
8. Carlo Becchio, jonge clericus, nr./248 (bij zijn familie gestorven te Murialdo op 31
dec. 1877, maar aanwezig in het Oratorio gedurende het schooljaar 1876-77).

47.4 Page 464

▲back to top
- XII/460 -
rest van zijn leven, dat nog elf jaar en twee maanden duurde, wisselden
strijd, inspanningen en offers mekaar af zonder ophouden tot aan zijn
laatste ademtocht.
Te Borgo Dora stond toen een heer aan de leiding van het commissa-
riaat voor de openbare veiligheid, die vele kennissen in het Oratorio had.
Hij hoorde van de droom en de profetie van de acht personen die zouden
sterven, trof hem. Gedurende gans het jaar 1877 lette hij erop om te zien
wat er van waar zou zijn. Toen hij het nieuws vernam van het achtste geval
dat juist op de laatste dag van het jaar voorviel, zei hij vaarwel aan de
wereld, werd Salesiaan en was een harde werker, niet enkel in Italië, maar
ook in Amerika. Het was Don Angelo Piccone wiens naam nog leeft in het
geheugen van velen.
Daags voor Kerstmis, steeds met het inzicht om aan het noviciaat een
eigen leven en een eigen gelaat te geven, werd het plan verwezenlijkt om
het een refter te bezorgen. De novicen namen dus bezit van de plaats die
hun bestemd was en zorgden uit zichzelf om de beurt voor de tafeldienst.
Die scheiding van de geprofesten en vooral de verwijdering van Don Bosco
verliep niet zonder ongenoegen te verwekken, maar Don Bosco was onover-
trefbaar in de kunst om onaangename zaken met geestdrift te doen uitvoeren. De
aankondiging van de verhuizing werd als een aantrekkelijke nieuwigheid voorge-
steld. De tafels werden keurig gedekt met nieuw tafelgerei, de jonge geestelij-
ken dienden op met een hagelblanke schort op hun zwart gewaad, van de
publieke lezing werd afgezien, dat alles droeg ertoe bij om bij de verhui-
zers een opgewekte geest te verspreiden.
Volgens zijn gewoonte, zong Don Bosco de mis van middernacht. Een
decreet van de hogere overheid op datum van 21 december, waarbij de toela-
ting tot deze ceremonie gegeven werd, legde de verplichting op ze te cele-
breren undequaque ianuis clausis. Dit undequaque, wat betekent: van alle
kanten, bracht de brave onderdirecteur in ernstige verlegenheid. Gebood
dit bijwoord ook de deuren te sluiten van de kerk, die uitgaven op de bin-
nenkant van het instituut? En op welke manier zouden de genodigden dan binnen-
komen? Hij schreef een briefje aan Don Bosco, waarin hij zei: "Gelieve ook
de laatste regels van dit decreet te lezen, om te zien of dit undequaque ianuis
clausis ook op ons slaat die de vreemdelingen langs de binnenkoer binnenlaten.
Als U morgen weggaat, kunt U dat vragen aan de secretaris van de aartsbis-
schop." Met één pennentrek verloste Don Bosco hem van zijn gewetensbezwaren.
Hij zond hem zijn briefje terug, met in de rand geschreven: "We zullen allen
langs de klokkentoren binnengaan."
's Avonds ontving Don Bosco de eeuwige professie van vier priesters
en van een clericus en de driejaarlijkse professie van twee clerici, in de aan-
wezigheid van al de novicen en van al de geprofesten van het huis. Daarna
nam hij het woord:
"
Na deze dienst heb ik de gewoonte enkele woorden bij deze
" gelegenheid te zeggen. Terwijl de geloften werden afgelegd, schoten
" mij enkele gedachten door de geest. Wij hebben hier vier priesters
" die van verre streken komen en die in onze Congregatie zijn inge-
" treden. Dit feit suggereerde mij de eerste gedachte, namelijk wat
" men in de refter las over Noë, toen God hem te kennen gaf dat Hij
" het menselijke geslacht zou uitroeien en dat Noë zich een ark moest

47.5 Page 465

▲back to top
- XII/461 -
" bouwen, waarin hij zijn toevlucht kon nemen. Noe vertoont ons thans
" het beeld van de man, die in de wereld zovele gevaren ziet en eraan
" denkt een ontsnappingsplaats te vinden om er zich van los te maken
" en alle betrekkingen af te breken met allen die dwaas deze gevaren
" tegemoet gaan.
"
Een ander type voor diegenen die de wereld willen vluchten,
" is Lot, die de verdorven steden verliet en zich terugtrok op de
" bergen. Hetzelfde kan gezegd worden van Elias, die door zijn vijanden
" vervolgd naar de woestijn vluchtte om er een schamel leven te leiden,
" liever dan met slechte mensen, zoals Jezabel en haar begunstigers
" te moeten leven. Al deze feiten tonen aan, welke gevaren er in de
" wereld zijn en hoe God om er ons veilig voor te behoeden het kloos-
" terleven heeft bereid.
Na deze inleiding, verdeelde hij zijn conferentie in twee delen.
(1) In het eerste gedeelte herinnerde hij aan zijn gewoonte om aan iemand
die hij uitnodigde om in de Congregatie te treden, vooral wanneer het een
volwassene was, brood, werk en het paradijs te beloven. Daarna zette hij
zich in om de zaak ordelijk uit te leggen, terwijl hij de nieuwe gepro-
festen zogezegd bij de hand nam en ze in het Salesiaans huis, namelijk
in de Congregatie, binnenleidde. Hij zei dat hij hun het centrale huis
zou laten zien, want alle huizen waren zoals dit.
Eerst liet hij hen binnengaan langs de portierskamer waar zij hoofs ont-
vangen werden door de Salesiaanse portier. Don Bosco zei van een portier
dat dit een grote schat was voor een opvoedingsinstituut. Hij stelde
hen voor aan de prefect van de externen en bracht hen bij de directie.
Ondertussen gaf hij een levendige beschrijving van de beminnelijkheid en
de vaderlijke goedheid van de personen die dit ambt uitoefenden. Verder
liet hij de speelplaatsen zien vol jongens, die in gezelschap van hun
assistenten aan het spelen waren. Dan vergezelde hij hen in de klassen
en in de studiezaal, terwijl hij uitleg verschafte over de methode die er
gebruikt werd om de leerlingen ertoe te brengen hun plicht goed te doen.
Hetzelfde deed hij in de werkhuizen waar hij in bijzonderheden trad over
de taken van de ploegbazen en van de assistenten.
- "Kijk", zei hij, "hoe er gewerkt wordt door al deze priesters,
jonge clerici en coadjuteurs, in eenzelfde geest en met het enige doel
zielen te redden." Hij wees hun dan daarboven in het centrum van het
Oratorio zijn eigen kamertje aan en nodigde hen uit hem dikwijls te ko-
men bezoeken om hem hun indrukken en hun twijfels kenbaar te maken.
Dan richtte hij zijn schreden naar het Oratorio voor zon- en
feestdagen. Daar was het een grote beweging van jongens en van volwassenen,
die op de feestdagen erheen kwamen om hun godsdienstplichten te vervullen. Daar
(1) Het eerste gedeelte werd ons als samenvatting bewaard, door Don Vespignani (Un anno alla
scoula del Beato Don Bosco, blz. 36-39). Hij was één van de priesters die hun professie
deden. Het begin en het tweede gedeelte bevindt zich in een schrift van Don Gresino, door
Don Barberis ermee gelast notitie te nemen, terwijl Don Bosco sprak. Men weet niet waarom
hij verwaarloosd heeft het eerste gedeelte aan te tekenen.

47.6 Page 466

▲back to top
- XII/462 -
was alles netjes ingedeeld: catechismus, spel en godsdienstoefeningen. Daar
bleek Don Bosco werkelijk in zijn element te zijn.
Vandaar ging het naar de refter, waar hij hun met vaderlijke een-
voud bekend maakte dat ze het brood van Don Bosco zouden proeven, het
brood waarvan hij zei dat het van de goddelijke Voorzienigheid kwam en dat
dank zij de christelijke liefde van zovele brave medewerkers. De Salesianen
deelden met hun arme jongens, leerlingen en vakjongens datzelfde brood.
Wanneer hij zo de twee eerste gedeelten van zijn aangekondigd pro-
gramma uiteengezet had: brood en werk, zei hij in een intiemer gesprek: -
Na alles wat we gezien hebben, moeten we nog het beste niet alleen zien,
maar ook smaken: het paradijs. Zijn auditorium was nieuwsgierig om te ho-
ren wat het paradijs was in Don Bosco's opvatting. Het was het heiligdom
van Maria, Hulp der Christenen! En hij stelde het op zo een manier voor
dat het niet enkel bewondering, maar echte vreugde wekte. Hij leidde ze
goed en wel van aan de deur in de achtergrond steeds naar voren toe tot
bij het beeld van Jezus in het Heilig Sacrament en tot voor het schilde-
rij van de Madonna. Hij sprak over de plechtige diensten, over de gods-
vrucht van zovele jongens en gelovigen, over de muziek en de zang, over
het veelvuldig naderen tot de sacramenten, over het bezoek aan het taber-
nakel en aan het beeld van Maria, Hulp der Christenen. Op dat punt geko-
men vroeg hij: En is dat niet waarlijk een mooi voorspel van het paradijs?
Dit eerste gedeelte besloot hij dan zo: - Deze dingen zullen jullie
in al onze huizen en kerken aantreffen. Overal zullen jullie brood, werk
en een paradijs vinden. Het zal jullie misschien ook gebeuren, zoals dit
gebeurde aan de Hebreeën in de woestijn, op acque amare te stoten, namelijk on-
aangenaamheden, ziekten, lastige beproevingen, bekoringen. Welnu, nemen
jullie dan je toevlucht tot het hulpmiddel door Mozes aangeduid: leggen
jullie in het bitter water het hout dat de eigenschap bezit om het zoe-
ter te maken, ik bedoel het hout van het Kruis, of de gedachtenis aan het
lijden van Jezus en aan zijn goddelijk offer, dat dagelijks op onze alta-
ren vernieuwd wordt.
Wanneer hij de ronde gemaakt had door gans het huis, kwam hij terug
op de opvatting van het werk en ging daar dieper op in. Hij begon met te
zeggen dat ons leven een actief, werkzaam leven was en ging dan verder:
"
Wat dit betreft ontleende Sint-Ambrosius aan de gewijde en profane
" geschiedenis de feiten welke hij wou toepassen op het godsdiens-
" tig leven en maakt hierbij een mooie vergelijking die hij aan de
" bijen ontleent. Ik geloof dat deze heilige goed Vergilius bestu-
" deerd had of tenminste hem vaak gelezen had. Hij begint zo: de bij
" weet haar tijd te kiezen. Ze weet wanneer ze moet buiten gaan en
" wanneer ze zich moet terugtrekken. Wanneer het regent of dondert of
" een onweer losbreekt, kortom wanneer het slecht weer is, komen de
" bijen niet uit hun korven, maar houden er zich goed binnen in opge-
" sloten en wanneer bij geval de regen of de storm hen verrast in volle
" veld, dan vluchten ze naar hun korf. Wanneer ze geen tijd hebben
" om daar tijdig te komen wegens de afstand of het nijpend gevaar,
" dan gaan ze zo vlug mogelijk schuilen op een veilige plaats,
" onder een rots, in een holle tronk of in een dicht gebladerde boom.
"
Wat de bijen uit instinct doen, doen jullie dat uit gehoor-

47.7 Page 467

▲back to top
- XII/463 -
" zaamheid en dat weze de norm die jullie ook in andere zaken moeten
" volgen. Wat zullen wij met deze gehoorzaamheid een onmetelijk goed
" kunnen doen aan ons zelf en aan de anderen.
"
Een kloosterling die naar buiten wil gaan en het lawaai van
" de wereld hoort, moet dan niet naar buiten gaan. Wanneer jij de we-
" reld verlaten hebt en er terugkeert, dan ben je in gevaar. Zo ook
" wanneer wij ons in de wereld bevinden en onze ziel enig risico loopt,
" laten we dan, als we kunnen, ons dadelijk terugtrekken in de korf, in
" ons huis of laten we tenminste van woning, van gesprek of handelwijze
" veranderen, om zodra wij er de tijd toe hebben, die zaak te verlaten,
" en naar een veilige plaats te vliegen.
"
Sint-Ambrosius gaat verder: Jullie die kloosterlingen willen
" worden, kijken jullie naar de bijen, wanneer ze bezit genomen hebben
" van de korven die de landman voor hen heeft klaargemaakt. Ze zijn
" samengesteld uit blote planken en zij maken er een goed geordende
" woning van. Ze weten dat er een plant bestaat met een zeer dunne
" schors die een sap afgeeft en ze vliegen erheen en halen er een zeer
" bittere, viskeuze stof uit. Dan keren ze terug en met deze stof be-
" smeren ze gans het binnenste van de korf en laten er geen enkel gaat-
" je in. Aan de ingang zijn er wel veel gaten, maar die herleiden ze
" dan tot één enkel gat en allen die binnen of buiten komen, moeten
" langs dat gat doorgaan. Zo gaan zij te werk, ofwel opdat diegene die
" zich buiten bevinden niet zouden zien wat daar binnen gebeurt, ofwel
" opdat de knaagdiertjes die zouden proberen in die woning te dringen,
" zouden geweerd worden door de bitterheid van deze stof. Hetzelfde
" geldt voor de insecten die de honing zouden willen opeten. En wanneer
" de timmerman er glas in geplaatst heeft om naar binnen te kunnen
" kijken, dan zullen zij het met dit sap bestrijken waar men niet door-
" heen kan kijken.
"
Jullie kloosterlingen moeten de ramen dichtmetselen, opdat jul-
" lie niet meer de wereld zouden zien. Volgen jullie de bij na die uit
" die boom het bittere sap haalde. De boom voor ons is het kruis, waar-
" uit wij sterkte kunnen putten door te bidden en te mediteren. Al onze
" verlangens moeten naar Jezus gekeerd zijn. Het is waar dat deze inge-
" keerdheid geen tijdverdrijf is, dat ze bitterheid kent, dat het of-
" fers kost. Maar dit sap van het kruis is als dat van de bij. Het
" belet de schadelijke en vijandige insecten in de korf te komen. Wan-
" neer deze insecten het hout doorboren, dan proberen ze de bij te do-
" den en de honing op te eten. Maar wanneer ze dit bittere sap hebben
" geproefd, sterven ze of kunnen ze zich niet meer bewegen. Ook wij
" zullen onze vijanden overwinnen door ons aan het kruis te houden,
" maar het volstaat niet het in de handen te nemen en het te kussen, we
" moeten het dragen. Allen hebben we ons kruis, zowel hij die beveelt
" als hij die gehoorzaamt. Dat betekent dat wij de lasten die onafschei-
" delijk zijn van ons ambt moeten verdragen, dat wij ontberingen en ver-
" stervingen moeten verdragen. Overal is er bitterheid te verduren en
" moeten wij de zintuigen versterven om als overwinnaars uit de slag
" te komen.
"
Noteren jullie wat Sint-Ambrosius zegt. Deze bijen, ongeacht
" het aantal waarmee ze zich in de korf bevinden, hebben maar één en-
" kele doorgang ook wanneer ze soms moeten wachten.
"
Zo ook moeten wij in onze huizen één enkele doorgang, in
" strikte zin, een enkele deur hebben om naar buiten te gaan. Men dient

47.8 Page 468

▲back to top
- XII/464 -
" te weten wie er naar buiten gegaan is, opdat niemand zou vallen in
" ongepaste zaken. Wat is deze suggestie heilzaam! Want ook van de
" stoffelijke kant bekeken levert dat een groot voordeel op omdat er
" maar één uitgang is. Wanneer er verscheidene deuren zijn, dan weet
" men niet of die of gene persoon binnen of buiten is. Men gaat aan
" één kant kloppen en men krijgt als antwoord: - Ga bij die andere
" deur eens kijken. Men gaat erheen en men krijgt er hetzelfde ant-
" woord. Wanneer er echter maar één enkele poort is, dan neemt de
" portier notitie van iedereen die buiten gaat en wanneer het geval
" zich voordoet, dan kan hij daar rekenschap van geven. Wanneer dan
" de overste een of andere beschikking moet bekend maken, moet hij
" er niet om bekommerd zijn dat hij tevergeefs zal zoeken, Maar de
" voornaamste zaak is dat de duivel tracht binnen te dringen om een
" kloosterling tot zijn vorige staat terug te brengen. Jullie weten,
" dat hoe meer iemand probeert zich te onthechten van de wereld en
" deze werkelijk wil verlaten, hoe meer de duivel probeert zijn hart
" vast te hechten aan de aardse dingen en hem buiten de plaats van
" zijn kloosterleven tracht te trekken.
"
De duivel komt in een congregatie binnen, houdt een klooster-
" ling in het oog en denkt: - Hij is te midden van zijn makkers die
" hem door hun goed voorbeeld stichten. Hij wordt bewaakt door de
" oversten die op hem letten en hij wordt versterkt door al die vrome
" oefeningen. Indien ik hem nu eens een strik kon spannen! Indien hij
" nu eens buiten kwam!
"
Zou de duivel er misschien niet aan denken hem dadelijk in
" zijn ziel te doden? Zeker niet, hij doodt hem niet dadelijk, omdat
" hij hem stilaan wil voortstuwen zonder hem te verschrikken. De duivel
" die heel logisch handelt, denkt er zelfs niet aan ons bij zijn eerste
" aanval in te fluisteren dat wij ons temidden van gevaarlijke gezel-
" schappen en in slechte gesprekken moeten begeven, zeker niet. Hij
" denkt er slechts aan ons te doen buitenkomen uit die plaats waar we
" veilig zijn. Daar buiten zullen dan personen zijn die kwaad spreken
" over de congregatie of over de godsdienst zelf. Er zullen kwakzal-
" vers zijn die ongepaste dingen doen, koorddanseressen die zeker niet
" zedig gekleed zijn, pretmakers die hun geluk in eten en drinken ten
" toon spreiden en zovele andere zaken waardoor uw kuisheid schade
" lijdt.
"
Een kloosterling die verslingerd is op nieuwigheden gaat zon-
" der noodzaak uit zijn huis. Welnu, de ene zegt daar iets ongepast
" tegen de zedenleer, elders vallen zijn blikken op een beeld of op een
" foto. Het beeld maakt indruk op hem, hij draagt het altijd bij zich,
" het vergezelt hem dag en nacht. Hij zal weerstand bieden, maar zijn
" geest wordt koel. De lust bekruipt hem om wat rond te dwalen, om
" buiten te gaan en dan weer een tijdje in huis door te brengen. En
" het eindigt zo dat hij als ellendeling ten val komt. De voorbeelden
" uit ieder tijdperk lieten ons de ervaring opdoen dat, wanneer de
" duivel iemand kan doen naar buiten komen, wanneer dat niet nodig is,
" dat hij hem overwint. En satan laat niet na voorwendsels te suggere-
" ren, want hij is zo behendig in de kunst van zich op te dringen.
"
Laten we maar eens een dag naar huis gaan, er is daar een
" verwante die mij verwacht. Ik zal daar mijn meditatie doen, mijn
" geestelijke lezing, ik zal er mijn gebeden opzeggen en ik zal trouw
" zijn aan de andere vrome oefeningen, juist alsof ik mij in de con-

47.9 Page 469

▲back to top
- XII/465 -
" gregatie bevind.
"
Is dat waar? Ga maar eens in de wereld met deze gedachte en
" je zal zien wat er gebeurt. Ik zou wel eens willen weten hoevelen van
" diegenen die naar huis gaan, getrouw dit voornemen volbrengen. Iets
" dergelijks is al zovele anderen overkomen. Ze geloofden mijn woor-
" den niet, ze wilden het zelf eens beproeven en dan erkenden ze op
" eigen kosten wat de wereld was. Men gaat, men begint wat te zien, wat
" te spreken, dan komt de fles, het spel, dan vermakelijkheden van alle
" soort, dan eten en gulzigheid. Beeld je dat allemaal maar eens in!
" Zullen jullie erin slagen aan zijn netten te ontsnappen? Dood zal
" iemand ter plaatse blijven en zoniet, dan toch tenminste gekwetst.
" Als hij er ongedeerd uitkomt, dan mag hij denken dat de Heer hem een
" uitzonderlijke genade verleend heeft. Dat die persoon zich maar vlug
" gaat verschuilen in zijn klooster, in het huis waar hij zijn geloften
" heeft afgelegd en daar zal de duivel niet zoveel kans hebben om hem
" te bekoren. Hier vindt hij goede gezellen, hier is er bezigheid voor
" iedereen en voor ieders bekwaamheid. Hier liggen de bronnen van onme-
" telijke verdiensten voor ons zielenheil.
"
En om verder te gaan en jullie wat langer te spreken over de
" bijen, zal ik voortgaan met jullie te herhalen wat Sint-Ambrosius
" zegt, want had ik wat meer tijd, dan zou ik hierover een boek willen
" schrijven, waarin het leven van de bijen vergeleken wordt met dat van
" een kloosterling.
"
Wanneer een bij zich buiten bevindt en honger heeft, neemt zij
" dan iets weg van wat ze verzameld heeft om zich ermee te voeden? Neen,
" dat gebeurt nooit! Zij onderhoudt de regel. Wanneer zij gedaan heeft
" met alles te verzamelen wat ze heeft kunnen verzamelen, dan keert ze
" terug naar de korf en komt binnen door die ene deur. En neemt ze dan
" misschien voedsel? Neen, ze wacht op een teken van de koningin, zon-
" der wier bevel niets gedaan wordt, tot er een andere bij komt die als
" ambt heeft haar te ontlasten van haar gewicht. Ze wacht dan geduldig
" tot die andere bij met haar schopje wegneemt wat zij verzameld heeft
" en het heeft opgestapeld. En zo vaak ziet men dan bijen die zo gela-
" den zijn dat ze nog ternauwernood op hun pootjes kunnen staan. Ze zijn
" uitgehongerd en toch wachten ze. Wanneer ze van haar last ontlast is,
" dan voedt ze zich enkel met de kruimeltjes die haar gezellin op de
" grond laten liggen heeft. Dan gaat ze rusten en een ander komt haar
" plaats innemen en zo werken ze. Alle bijen brengen hun deel bij om
" het gemeenschappelijke bezit te doen aangroeien. Ze komen en gaan en
" niemand vraagt aan een andere rekenschap over wat ze aan het doen is.
" Allen hebben hun bezigheid.
"
Hoe heel anders doen zekere personen het ten opzichte van de
" regel en het huishoudelijke gebruik van het voedsel! Hoe dikwijls
" vinden ze niet het middel om de deur van de keuken of van de voor-
" raadkamer te openen en, vermits zich daar een goedzak bevindt, rekenen
" ze erop te kunnen doen wat ze willen, ofwel gaan ze in de tuin wat
" groenten of wat fruit gappen. Neen, zo kan dat niet blijven. Deze
" ernstige ongeregeldheden moeten ten allen prijzen worden vermeden.
" Indien dit vandaag toegestaan wordt aan de jonge clerici, dan zal
" men het morgen ook aan de jongens toestaan. Wanneer zij zullen zien
" hoe de assistenten zich gedragen dan zullen zij hen daarin navolgen.
"
De bijen houden zich ook aan het uur van opstaan. Zo vaak
" hoort men 's morgens binnen in de korf een gezoem dat ons zegt dat de

47.10 Page 470

▲back to top
- XII/466 -
" bijen al opgestaan zijn, maar ze komen nog niet naar buiten.
" Een andere keer ziet men ze in een lange rij de ene aan de andere
" vastgemaakt als een ketting, maar ze wachten er zich wel voor naar
" buiten te gaan, vooraleer de koningin het teken heeft gegeven. Wan-
" neer dan de toelating gegeven wordt, komen ze alle tegelijk naar
" buiten om aan het werk te gaan. Wanneer echter een van hen naar
" buiten gaat vooraleer het signaal gegeven wordt, dan wordt dit geno-
" teerd en wanneer zij 's avonds terugkeert, houden de rechters haar
" tegen bij de ingang, pakken haar beet, spreken het vonnis uit,
" bijten haar in de vleugels en doden haar. En dat voor een enkele
" ongehoorzaamheid! Ze gaan op hetzelfde ogenblik slapen. Alleen
" wordt er ’s avonds geen rekening mee gehouden wanneer er eentje
" later komt, omdat dit niet van hen afhangt maar van de afstanden en
" van het feit dat ze niet dadelijk de portie gevonden hebben die ze
" naar huis moesten brengen.
"
En zijn wij zo gehoorzaam om op te staan bij het teken van
" de bel?
"
Geen enkele van de bijen gaat weg dan op het bevel van de
" koningin. Wanneer ze in te groot aantal aangroeien zodat ze niet meer
" samen kunnen blijven, zondert de koningin veel bijen af, maakt
" voor hen een nieuwe koningin en schijnt hun te zeggen: - Jullie
" hebben hier geleerd hoe een huis en cellen te bouwen. Nu moeten jullie
" zich weten te bedienen van die kennis. We zullen altijd vrien-
" den zijn, maar laten we trachten geen hinderpaal te zijn, de ene
" voor de andere. Komen jullie ons niet lastig vallen, dan zullen wij
" jullie niet lastig vallen. En tot de nieuwe koningin zegt ze: - Ga
" heen, leid die van jou om hun geluk te zoeken. En ze vertrekken sa-
" men en gaan in een of andere holle boom of in andere korven die men
" voor hen bereid heeft gemaakt, en ze stichten er hun rijk. En de nieuwe
" koningin die haar zetel gezocht heeft regeert en geeft bevelen.
"
Dat gebeurt precies zoals bij onze expedities van missio-
" narissen.
"
Maar wat men nog kan waarnemen bij de bijen is, dat ze ge-
" durende de winter niet werken en niet gaan inzamelen, omdat er
" geen bloemen zijn, maar uitrusten en ingetogen blijven en zich
" gereed maken om in de lente te gaan werken.
"
Aldus moeten ook wij hier ingetogen blijven en in de lente
" van het leven zullen we dan uitgaan en veel vruchten oogsten.
" Teruggetrokkenheid en voorbereiding, Laten we ons voorbereiden om
" de bekoringen, de onenigheden, de ruzies en andere driften die we
" enkel in de teruggetrokkenheid kunnen overwinnen, te bekampen. En
" daarom is het dat bij ons, alvorens de geloften af te leggen, er enkele
" dagen retraite worden gehouden om ons in goede gesteldheid te bren-
" gen voor de plechtige geloften.
"
Militia est vita hominis super terram. De wapens voeren is "
" strijden om onze geestelijke vijanden te overwinnen: de soldaat vecht
" door te verwonden en te doden, de kloosterling door te vluchten
" om zich te redden. Wij, die de wereld verlaten hebben, moeten strijden
" door plaatsen en personen te vluchten en alles wat een gevaar oplevert
" voor onze ziel. Maar de kloosterlingen doen zoals de soldaten,
" hoewel op een andere manier, hun voorbereidingsoefeningen.

48 Pages 471-480

▲back to top

48.1 Page 471

▲back to top
- XII/467 -
"
Door zich op de gepaste tijd terug te trekken, verwerven ze
" de wetenschap tot de deugd. Wie zich voorbereidt, trotseert de
" gevaren en overwint ze.
"
Eerst moet hij zich sterk gemaakt hebben door de studie,
" door de meditatie, door de sacramenten, door bezoeken aan de kerk,
" door het overwinnen van zijn zintuigen, en daarom zal hij uit de
" bijenkorf weggaan naar de plaats die voor hem aangeduid is en zal hij
" schoven verzamelen op de akker van de Heer. Hij mag echter niet
" uitgaan, wanneer hij niet hoopt te kunnen overwinnen. Maar wie alles
" gedaan heeft wat in hem is om zich voor te bereiden en het bevel van
" de overste ontvangen heeft, bezit deze hoop en mag in om het even
" welk gevaar gaan: hij zal niet meer vallen. Om de glorie van God
" te bevorderen zal hij over adders en schorpioenen gaan en zal hij
" niet vallen, omdat hij door Gods hand ondersteund wordt.
"
Wij moeten ook in het werken een voorbeeld nemen aan de
" bijen. Allen werken ze overdag onvermoeid. Ze gaan van heg tot heg, van
" bloem tot bloem, hier en daar ook met duizenden en duizenden tot ze naar
" huis terugkeren met hun voorraad. Wanneer ze aan de korf gekomen
" zijn, scheiden ze de honing van de was, brengen de honing en de was op
" een daartoe aangewezen plaats en gaan terug werken.
"
En wanneer er luilakken bij zijn die zich enkel willen voe-
" den met het zweet van de anderen en niet willen werken, dan spre-
" ken de rechters het vonnis uit; dan volgen die gevechten die men
" zo vaak ziet bij de bijen. Heel het leger gaat hen te lijf. Een
" bij wordt achteraan gestoken. Om zich te wreken, keert ze zich
" om maar een andere bij die haar opwacht, bijt haar in de vleugel,
" een andere in haar andere vleugel en nu ze niet meer kan vliegen
" wordt ze door haar gezellinnen naar beneden uit de korf geworpen.
" En dan heeft men er soms medelijden mee als men zo vaak bijen op
" de grond ziet liggen die niet meer kunnen vliegen en verpletterd
" worden door de voorbijgangers. In de bijenkorf duldt men enkel
" die bijen die kunnen werken en graag werken.
"
Hier hebben we verschillende ambten. De ene doet het vaat-
" werk, de andere speelt kok, een derde, integendeel, heeft gestu-
" deerd, predikt en hoort biecht of geeft klas. De ene vaagt het
" vuil, de andere doet assistentie. Wie niet kan werken, bidt en
" geeft raad aan de anderen. Ieder doet zijn deel en als hij zijn
" ambt goed vervult, dan zal alles voorspoedig vooruitgaan. Sint-
" Paulus zegt: Obedite_praepositis vestris et subiacete eis, niet
" in wat jullie behaagt, maar in wat aan de overste behaagt.
"
Ik herinner mij een vroegere makker met wie ik het vaatwerk
" deed en hoe hij mij eens op een dag zei: - Jij hebt gestudeerd.
" Nu ben jij priester, wordt geëerbiedigd en ik blijf hier altijd
" op hetzelfde punt staan, altijd een schotelwasser, laag bij de
" grond. Ik benijd je niet, maar toch...
"
- Maar jij doet wat je taak is, om het even welk werk. Meen
" jij misschien dat Don Bosco een grotere beloning zal ontvangen?
"
- Wel, jij hoort biecht, doet de mis, vergaart zich ver-
" di en sten!...
"
- Maar zeg me eens: verwerft een biechtvader zich meer ver-
" diensten door een ganse morgen biecht te horen dan een andere per-
" soon door de schotels te wassen? Er is geen verschil tussen hen.
" De congregatie bestaat zowel uit de ene als uit de andere. Indien
" jij hier niet was, dan zou die priester dat moeten doen. We zijn allen

48.2 Page 472

▲back to top
- XII/468 -
" gelijk en alles is van allen. De ene doet iets, de andere doet
" wat anders, maar vermits we één lichaam vormen voor de glorie van God
" en we allen werken voor hetzelfde doel, wordt iedere handeling door
" God beoordeeld met hetzelfde gewicht en met dezelfde maat. De ver-
" dienste is dus gelijk, vermits cui plus datum est, plus requiretur
" ab eo. En aan die persoon die een nederig ambt uitoefent, zal God
" rekenschap vragen voor één persoon, terwijl hij aan de andere voor
" tien rekenschap zal vragen. Indien er een verschil zou kunnen zijn,
" dan zou dat hierin gelegen zijn dat de grotere verdienste steeds
" samen zou gaan met een grotere nederigheid.
"
Willen jullie de verzekering dat jullie ook iets doen dat zeker
" bijdraagt tot Gods glorie? Vervul de opdrachten die jullie in de
" loop van de dag worden aangewezen.
"
De ene wast de schotels. Dat is goed. Hij zal in de keuken "
" staan; zoveel te beter. Een ander heeft gestudeerd en is heel ver-
" standig. Goed, hij zal gaan prediken. Die daar heeft niet zo een
" sterke stem; hij zal biecht horen. Deze zal klas geven, die zal
" assistentie doen. Een ander deugt niet voor al die zaken; hij zal
" het huis opvegen, want die zijn er ook nodig. Die is ziekelijk, hij
" zal niet kunnen werken. Wel, hij zal aan de anderen het goede
" voorbeeld geven door zijn geduld, hij zal goede raad geven aan diegenen
" die hem komen opzoeken en zal op die manier ook zijn deel doen. Wat een
" verscheidenheid aan bezigheden is er niet nodig in een huis als het onze!
" En iedereen zal doen waartoe hij bekwaam is.
"
Niemand mag zeggen: - Dat werk zou door een andere kunnen
" gedaan worden, want ik heb al zovele bezigheden. Neen, wanneer iemand een
" werk goed kan doen, dan moet hij het doen. We mogen niet de ver-
" dienste verliezen en ons laten afschrikken door zekere moeilijk-
" heden die bergen schijnen te zijn en daarentegen enkel nevels zijn.
" Maar die overste - zal iemand zeggen - die assistent die mij niet
" dulden kan, heeft altijd wat aan te merken op mijn gedrag! - Mijne
" dierbaren, dat is een middel te meer om verdiensten te verwerven.
" Zonder geduld kunnen wij geen heiligen worden.
"
Dus, om verwijderd te blijven van ieder gevaar en er tegen be-
" schermd te worden, mogen we geen voorwendsels zoeken om in de
" wereld terug te keren. We moeten er ver van weg blijven.
"
- Maar wat mij toevertrouwd werd, gaat boven mijn krachten.
"
- Indien het je krachten te boven gaat, leg het dan nederig
" uit aan je oversten en dan zal je doen, wat zij je zeggen. Maar
" indien het enkel de kracht van je wil te boven gaat, als het, bij
" wijze van spreken, enkel is omdat er wat stof in je ogen vliegt,
" dan moet je je wil dwingen, dan moet je dat werk doen en het
" doen zoals het hoort.
"
- Maar die daar, zal iemand opwerpen, heeft een kamer voor
" zich alleen, terwijl ik op de gemeenschappelijke slaapkamer
" woon... kortom ik zou een onderscheiding verlangen.
"
- Ben je hier om een eigen leven of een gemeenschappelijk
" leven te leiden?
"
- Een leven in gemeenschap, zal hij mij antwoorden.
"
- Wel, stel je dan tevreden met het leven in gemeenschap.
" Er is maar één overste, die verantwoordelijk is voor wat men doet
" of moet doen. Laten we dus elk onze plicht doen.
" Iets anders wat ik jullie moet aanbevelen, is dat jullie elkaar in

48.3 Page 473

▲back to top
- XII/469 -
" het werk moeten helpen. Nooit zeggen: - Dat gaat die andere aan, dat
" gaat mij niet aan. Soms ziet men een wanordelijkheid die men zou
" kunnen en moeten beletten, maar er ontbreekt een assistent. Men sta
" er niet onverschillig tegenover onder voorwendsel dat wij niet gelast
" werden met de bewaking, maar integendeel: - Nu ben ik de assistent.
"
Telkens als men een kwaad, ook een stoffelijk kwaad kan ver-
" hinderen, moet men het doen. Men belette iedere verkwisting, zowel
" van voedsel als van kleren of van andere voorwerpen die men ge-
" bruikt. Daar wij in gemeenschap leven moeten wij wederzijds zorg
" dragen voor alles wat aan de Congregatie behoort.
"
Maar vooral dienen wij erop te letten het zedelijke kwaad te ver-
" hinderen, zowel bij de jongens onder elkaar als bij ons zelf. Alleen
" wanneer men hierin eendrachtig is, kan men vooruitgaan en de ge-
" vaarlijke leden onschadelijk maken. Men weet dat deze of gene een
" slecht boek heeft. Jij die een kloosterling wil zijn, jij mag niet
" enkel niet meewerken om het te behouden of het te verbergen, maar
" jij moet trachten dat boek in handen te krijgen en het te verbranden.
"
Daardoor kunnen betwistingen, geheime bijeenkomsten of schandalen
" vermeden worden. Soms zijn de nieuwelingen, vooral wanneer het om volwas-
" senen gaat, alleen en hebben ze een vriend nodig. Wanneer men hun
" dan op tijd een raad kan geven, kan men hun veel goed doen. Men moet de
" vrome oefeningen en onze compagnies bevorderen en ze nooit afkeuren.
" Dat kan grote schade berokkenen bij degene die het hoort. Hetzelfde
" geldt voor wat de studie en de beschikkingen van de oversten betreft.
" Wanneer er een gerechtvaardigde opmerking moet gemaakt worden, dan
" gaat men bij de hiervoor aangestelde persoon, maar men spreke er
" nooit over met zijn makkers.
"
Laten we, kortom, van de bijen leren vol goede wil te werken.
"
Ik heb jullie vele zaken gezegd met de bedoeling jullie aan
" te moedigen in de gewone bezigheden, op deze dag nog wel waarop God ge-
" wild heeft dat zeven van zijn dienaren, tot alles voor zijn dienst
" bereid, zich aan hem toegewijd hebben.
"
Laten we dus allen mekaar aanmoedigen om zijn heilige wil, die
" de wil van de overste is, te vervullen. Laten we elkaar helpen om
" onze eigen gebreken te verbeteren en die van de anderen te verdragen,
" zodat wij allen langs de goede weg kunnen wandelen. Indien iemand
" van jullie in gevaar verkeert, dan moet hij gewaarschuwd worden.
" Iedereen moet hem zijn steun verlenen om hem vooruit te helpen.
"
En wij zullen steeds beter worden in deze school van de
" liefde en zullen één enkel hart vormen verenigd met het hart van Jezus
" Christus, tot op het laatste ogenblik van ons leven wanneer wij
" bij Hem zullen komen om hem nooit meer te verlaten.
Deze gedenkwaardige conferentie duurde anderhalf uur, maar die tijd,
verzekert Don Vespignani, ging voorbij als een bliksemschicht.
Zijn kerstmiswensen zond Don Bosco heel speciaal aan Kardinaal Gio-
vanni Simeoni, door de Heilige Vader tot Staatssecretaris gekozen enkele
dagen na het overlijden van Zijne Eminentie Kardinaal Antonelli. Don Bosco
kende hem al zeer goed.(1) Uit het feit dat Don Bosco zo snel een antword ont-
(1) Zie boekdeel XI, blz. 96.

48.4 Page 474

▲back to top
- XII/470 -
ving en uit de inhoud ervan is het geoorloofd af te leiden dat Zijne Emi-
nentie getroffen was door dit vriendelijk gebaar. En nu zijn we op het
einde van het burgerlijke jaar. Volgend briefje aan Don Cagliero dateert
van 31 december.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
Ik heb nog niet de gelegenheid gehad met consul Gazzolo te
" kunnen spreken over zijn terrein. Ik hoop dat hij het zo gauw
" mogelijk zal wensen te verkopen. Je zal zijn antwoord ontvangen tegen
" de vijftiende januari aanstaande. De andere zaken zal je van an-
" dere personen vernemen. Maandag ga ik opnieuw naar Rome waar ik
" door de Heilige Vader geroepen ben. Veel zaken wachten op ons
" en de Congregatie gaat op merkwaardige wijze vooruit of liever
" ze wordt door Gods hand gedragen.
"
De families Corsi, Fassati, Radicati, Appiani en duizend
" anderen zenden je genegen groeten.
"
Groet al onze dierbaren en geloof mij in J. Chr.
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Op de laatste avond van het jaar richtte Don Bosco na de gebeden een
"avondwoordje" tot gans de communiteit. Op de kleine kansel geklommen,
groette hij zijn zonen door te zeggen: Goede oudejaarsavond en zalig
Nieuwjaar! - waarop ze allen met één stem: "Dank U!", antwoordden. Toen
het weer stil was, stuurde hij hun zijn wensen toe voor het nieuwe jaar:
Zich zodanig in orde brengen, dat op om het even welk uur de dood ook
komt, zij ons steeds gereed vindt. Deze heilige raad liet hij vooraf-
gaan en volgen door een dubbele reeks beschouwingen, geput uit huiselijke
herinneringen, actuele dingen, lessen van de ervaring en uit Gods woord.
"
Een goede oudejaarsavond en een zalig nieuwjaar! Dat zijn
" de woorden die in deze dagen het meest van mond tot mond vliegen.
"
Het zijn gewone woorden, maar indien wij er aandachtig over
" nadenken, dan geven ze ons stof tot nadenken. Deze nacht zal het
" jaar 1876 in de vergetelheid van de eeuwige eeuwen vergaan en van
" 1876 zal niets meer overblijven. Het zal nooit meer terugkeren. Er
" zullen andere jaren 76 komen, 1.976, 2.076, maar 1876 zal nooit
" meer terugkomen.
"
En hoe is dit jaar voorbijgegaan? Zo het goed voorbijging, dan
" zal dit goede voor altijd blijven, indien het slecht geweest is,
" dan zal ook dit slecht blijven.
"
Maar kan dat niet verholpen worden? Neen, men kan dat niet
" verhelpen. Men zal het goede kunnen doen in de toekomst en God,
" rekening houdend met het goede dat nadien zal gedaan worden, kan geen
" rekening houden met het kwaad dat gedaan werd, maar de verloren
" tijd, dat is de tijd dat men kwaad gedaan heeft aan zijn ziel, kan
" niet meer worden ingehaald. Een goede oudejaarsavond en een zalig
" nieuwjaar! Dat we het mogen beginnen, daarvan hebben we enige zekerheid,

48.5 Page 475

▲back to top
- XII/471 -
" maar we zijn er niet zeker van dat we het jaar zullen beëindigen. Ie-
" mand zou er als aanvulling de wens kunnen aan toevoegen van een goed
" einde ook van het nieuwe jaar, maar niemand is zo mild van harte om
" dit te kunnen beloven. Wie verzekert hem dat we in dat jaar niet kun-
" nen sterven? Dit jaar zijn we er nog, maar volgend jaar zullen velen
" er niet meer zijn.
"
Verleden jaar op de laatste avond gaf ik jullie, zoals ik dat
" gewoon ben, enkele berichten en voorspelde dat sommigen, die toen
" naar mij luisterden, gedurende het jaar naar de eeuwigheid zouden
" overgaan. Ik ben geen profeet en het was geen profetie, maar toch
" stierven Don Piacentino, Don Chiala en nog anderen (Massa en Vigliocco,
" herhaalden fluisterend de jongens) ook onder leerlingen, wier namen
" ik mij op dit ogenblik niet herinner. En wij zullen voor hen bidden,
" zoals wij ook zullen bidden voor hen die vroeger gestorven zijn.
"
En zal er dit jaar iemand sterven? Dat is een profetie die
" iedereen kan doen. Vanavond zijn we hier nog allemaal en het kan zijn
" dat iemand van ons er morgen niet meer zal zijn. Zeker zal er dit
" jaar iemand sterven. Ik ben geen profeet, ik heb dit al gezegd,
" maar als we oordelen volgens menselijke berekening, dan kan het niet
" anders of we moeten dat geloven. Wij zijn hier met ongeveer 800 en
" wanneer we het berekenen op drie per honderd, dan zou het aantal
" sterfgevallen 8 x 3 = 24 bedragen. Maar misschien zal de dood je jeug-
" dige leeftijd sparen omdat jullie geen zin hebben om te sterven. Maar
" wil dat zeggen dat er niemand zal sterven? Neen. De dood is als een
" zeis. Fenum est vita hominis. Weten jullie hoe de maaier het doet?
" Wanneer hij ziet dat het hooigras tot rijpheid is gekomen dan slaat
" hij zijn zeis erin. Bij dat gras is er gras dat bijna droog is, an-
" der gras is nog groen en heeft zijn hoogte bereikt, maar ander gras
" is korter, ander nog korter, het is ternauwernood ontkiemd. Zal de
" zeis rekening houden met dit laatste gras? Neen, de maaier neemt
" zijn zwaai en gaat verder. Hij maait alles af zonder aanzien. Zo ook
" doet het de dood. De dood ontziet noch de vergrijsde ouderdom noch de
" onschuldige kindsheid. De dood ziet niemand in het gelaat en dit jaar
" zou ze zowel mij als een van jullie kunnen raken. Laten we hopen dat
" het er geen vierentwintig zullen zijn, maar vijftien, tien of acht
" zeker zullen moeten vertrekken. Laten we ons bereid houden om deze
" stap goed te doen. Het jaar dat voorbij is, is een jaar meer voor de
" eeuwigheid, waar we voor eeuwig gelukkig of voor eeuwig ongelukkig
" zullen zijn. Dat is dan mijn wens of, ik zou beter zeggen, mijn raad
" die ik jullie geef: zo te leven dat op elk uur de dood ons
" steeds gereed vindt.
"
Deze raad verdeel ik in twee delen: het eerste deel heeft be-
" trekking op de manier waarop wij de dood moeten vluchten. Weten jul-
" lie wat het paard tot galopperen aanzet? Het is het spoor van de
" ruiter. Wanneer het paard de prik voelt in zijn flanken dan schiet
" het zo hard mogelijk vooruit. Zo is het ook met de dood. Weten jullie
" wat met grotere snelheid de dood op jullie toejaagt? Het is de zonde
" die voor de dood is als het spoor voor het paard. Stimulus mortis
" peccatum est, zegt Sint-Paulus. Zodus, opdat de dood ons niet zo vlug
" zou komen halen, moeten we ervoor zorgen de zonde te ontvluchten.
" Indien ons het ongeluk zou overkomen een zonde te begaan, dan moeten
" wij dadelijk te biechten gaan.

48.6 Page 476

▲back to top
- XII/472 -
"
Wie zich in de genade Gods bevindt, wie geen enkele schuld
" heeft, wie een gerust geweten heeft, gaat 's avonds naar bed, bidt,
" slaapt in zonder er zich om te bekommeren wat er met hem zal ge-
" beuren. Wanneer de Heer hem neemt, dan: goede reis! Hij gaat zon-
" dervrees naar de eeuwigheid. Maar beeld je eens in dat hij een zonde
" op zijn geweten heeft, dat hij de wroeging voelt die hem verscheurt.
" Hij gaat onrustig naar bed en denkt daarbij: vandaag ben je er nog,
" morgen zal je er misschien niet meer zijn. Hij slaapt in, maar toch on-
" rustig. Plots wordt hij wakker en in zijn op hol gejaagde fantasie
" ziet hij daar op de slaapzaal een lelijk spookbeeld verschijnen,
" een geraamte. Door wroeging verteerd beeft hij van schrik. En terwijl
" hij daar in bed ligt ziet hij dat monster op hem toekomen. Het
" blijft bij zijn bed staan en zegt hem: Kom met mij mee! (brrrr...
" algemeen gelach). Hij antwoordt: maar nu heb ik nog geen zin om te
" sterven... mijn ouders, mijn vrienden, mijn oversten verlaten.— En
" dan morgen... wat zouden ze op deze slaapzaal verschrikt zijn!...
" Thans ben ik niet bereid.
"
En dat monster komt maar altijd dichterbij met zijn gekromde
" staf en antwoordt hem: Dat heeft geen belang. Nu moet jij alles ver-
" laten, je ouders, je vrienden, voor jou is het uit met de slaapzaal,
" voor jou is het uit met morgen. Je zal met jou meenemen wat je voor
" jou bereid hebt. Hac nocte animam tuam repetent a te. Ibis in domum
" aeternitatis tuae.
"
En wat ik nu zeg kan bij velen voorvallen. Pas gisteren, om
" jullie een voorbeeld te geven, voelde Dr. Ridder Savio zich na het
" avondmaal wat ongesteld. Hij ging naar bed. Omstreek middernacht ging
" iemand eens zien of hij niets nodig had en men vond hem dood in
" zijn bed. Hij was gestorven zonder sacramenten, zonder nog tijd te
" hebben om aan de zaken van zijn ziel te denken. Hij was al in de
" eeuwigheid. Tot zijn geluk had hij die avond samen met de andere
" huisgenoten de gebeden opgezegd en tegen zijn gewoonte in, had hij
" zelf gevraagd aan zijn familie de litanie van de Heilige Maagd te wil-
" len bidden. Daarom hopen wij dat de Madonna hem zal geholpen heb-
" ben bij de grote overgang. De jaren gaan voorbij en de dood komt
" en velen van jullie, die hier nu allen kloek en gezond zijn, zullen
" er het volgende jaar niet meer zijn.
"
Dus, om op ons onderwerp terug te komen, om de dood zo lang
" mogelijk te ontvluchten, laten we de zonde vluchten en vooral de
" zonden, tegen de deugd van kuisheid, die meer dan enige andere zon-
" de dood verhaast en waarover de Heilige Geest zegt: Stimulus mortis
" pe cc atum est.
"
Het tweede gedeelte van mijn raadgevingen heeft betrekking
" voor het verlopen jaar. We moeten alle plichten met ijver vervullen.
" Met ijver, namelijk met liefde, vermits het woord ijver (in het
" Italiaans: diligenza) van het werkwoord diligere, beminnen, komt.
" Hier zijn bijvoorbeeld schoenmakers, boekbinders, schoolmeesters,
" assistenten en studenten. Ieder moet zijn ambt met opgewektheid
" uitoefenen, met liefde en dan zal hij zich gereed houden om te sterven.
" De Heer beloont degene die gehoorzaam is. Maar dit zijn enkel mate-
" riële zaken, en zoals het woord materiële het zelf aanduidt, hebben
" ze enkel betrekking op de materie, op het lichaam, dat weldra een einde

48.7 Page 477

▲back to top
- XII/473 -
" zal nemen. Datgene waarin men veel ijver aan de dag moet leggen zijn
" de vrome praktijken. Laten we veelvuldig te biechten gaan, dikwijls
" de Heilige Communie ontvangen, want dat moet ons helpen gedurende
" onze ganse levensloop. Laten wij, zoveel we kunnen, goede werken
" verrichten, door al onze plichten te vervullen en het Allerheiligste
" Sacrament in de kerk te bezoeken. Laten we vooral de godsvrucht
" beoefenen tot de Allerheiligste Maagd, laten we vaak en uit ganser
" harte tot haar bidden en zij zal ons beschermen. Deze praktijken
" moeten gebeuren met liefde en blijdschap. Hilarem datorem diligit
" Deus. De Heer houdt ervan dat men alles voor Hem met opgewektheid
" doet. Wanneer we zo te werk gaan zullen we allen één enkel hart te
" vormen om de Heer beminnen.
"
Jullie zullen me vragen: - En wanneer we het zo doen, zal de
" dood ons dan niet treffen?
"
Zeker, we zullen toch sterven, maar onze dood zal dan de dood
" zijn van de rechtvaardige, die de dood vreest omdat het de toegang
" is tot een zo fatale overgang waarvan de eeuwigheid afhangt, momen-
" tum, a quo pendet aeternitas. Hij is bevreesd omdat hij zich naar
" onbekende plaatsen begeeft, omdat hij zich moet voorstellen aan een
" zo grote God. Hij vreest voor Gods rechtvaardigheid die ook in de
" engelen vlekken vindt, maar hij hoopt op zijn barmhartigheid, hij hoopt,
" wanneer hij een fout begaan heeft, dat die fout hem al werd ver-
" geven.
"
Wanneer wij de zonde vluchten door alles met ijver te
" verrichten, namelijk met liefde bij het vervullen van onze tijdelij-
" ke en onze geestelijke plichten, dan zullen wij, wanneer het ogenblik
" daar is om deze aarde te verlaten, goed uitgerust zijn, en rijk aan
" verdiensten. Bij zijn komst zal de dood ons geen schrik inboezemen,
" maar ons vertrouwen schenken en de Heer zal ons in Zijn barmhartigheid
" opnemen. Vandaag zijn we er nog, de volgende maand zal ik zelf of
" iemand van jullie er niet meer zijn.
"
Een goede oudejaarsavond, een zalig nieuwjaar en een goede
" nacht aan allen.
Bij het berekenen van het aantal van diegenen die konden sterven in
de loop van het jaar 1877, schijnt Don Bosco zich niet meer zijn voorzeg-
ging "zes en nog twee" te herinneren. Zoals in de vooruitzichten betreffen-
de zijn werk trok hij vooruit als iemand die niets weet, terwijl hij alle
menselijke middelen gebruikt om de verlangde doeleinden te bereiken en hij
tenslotte de leiding van de gebeurtenissen aan de Voorzienigheid overlaat.
Hetzelfde wat de vele voorzeggingen betrof. Hij kwam er niet meer op terug
tenzij anderen dit bij hem uitlokten. Nochtans, na gezegd te hebben "vijf-
tien, tien" voegt hij eraan toe "of acht zeker". Hij drukt zich niet be-
vestigend uit, weliswaar, maar toch schijnt de uitdrukking ons merkwaardig.
Wat er in een enkel jaar verricht werd, moge volstaan voor de inhoud
van dit boekdeel. Alvorens echter tijdelijk de pen neer te leggen bij ons
werk, zouden we nochtans iedere lezer willen waarschuwen voor een eenzij-
dige visie op wat door Don Bosco verricht werd. Zijn uitwendige bedrijvig-
heid die veel tegenstand en hindernissen van allerlei aard overwint,
is maar één facet van zijn figuur, dat het meest in het oog valt; maar een
ander facet en een zeer belangrijk blijft verborgen voor de blik van oppervlak-

48.8 Page 478

▲back to top
- XII/474 -
kige waarnemers, het facet dat de heilige maakt. Laat dit ons gezegd worden
door een man die in zijn tijd over gezag en krediet beschikte. Pater Mauro
Ricci, Generaal van de Scolopen leerde Don Bosco persoonlijk kennen te Floren-
tië, waar hij hem voorgesteld werd door markiezin Enrichetta Nerli, een
milde weldoenster van Don Bosco. Zijn gedrag "zo eenvoudig, zonder grote
woorden, zonder overdrijvingen alsof hij een zeer gewone mens was" sticht-
te hem ten zeerste. Nadien hield hij ervan de tegenstelling te beklemtonen
tussen de nederigheid van zijn houding en de adel van zijn geest, waar-
mee hij zich verhief "tot verwachtingen en plannen die zo groots waren
dat ze ook voor een keizer moeilijk moesten schijnen". Maar daarna, wanneer hij
onderzocht had hoe hij alles zo goed voorbereidde en voltrok, schrijft hij:
"Door te mediteren voor het kruis, putte hij hieruit de machtige vonk
om zovele godsdienstige en zedelijke schade te herstellen door het
stichten van blijvende instituten, die in zich zelf de kracht hadden zich
over gans de wereld uit te breiden... Thans worden zovele zaken ver-
klaard door de schuld te geven aan het milieu, maar Don Bosco zocht het
milieu en dat was niets anders dan de ingevingen van God."(1)
(1) Brief geschreven in mei 1898 en gepubliceerd in Charitas, enig nummer voor het decennium
van Don Bosco's dood (Turijn, Sal. Dr.).

48.9 Page 479

▲back to top
- XII/475 -
NOTITIES
Agatha (St. van de Goten: kerk op de kruising van de via Panisperna en
de via del Mazzarino, men heet ze ook van Suburra omdat ze in de nabijheid
staat van dit aloude kwartier. Ze werd in de Vde eeuw gebouwd en aan de
Arische eredienst gewijd tijdens de inval der Goten; daarna werd ze opnieuw
gewijd door de H. Gregorius de Grote. Ze werd hersteld in 1633, maar heeft
desondanks haar oud karakter bewaard (Cfr. "Gids van Rome", Leo Gessi, blz. 236).
Andrea (St.) della Fratte: mooie en belangrijke kerk te midden van
Rome, via di Propaganda. Borromini bouwde de fijne absis. Bernini maakte,
in opdracht van Clemens IX, de twee grote engelenbeelden aan weerszijden
van het hoogaltaar. Wordt voor de eerste keer vermeld in de XIde eeuw.
Sinds de XVIIde eeuw wordt zij bediend door de Miniemen van St.-Franciscus
van Paulo. Het was Sixtus V die hun deze kerk toevertrouwde. Het is een
gebouw in de vorm van een Latijns kruis, met een enkele beuk en een koepel
zonder lantaarn. De middenkapel is versierd met fresco's over de marteling
van St.-Andreas; de kapel van St.-Franciscus van Paulo is zeer mooi werk van
Barigioni; de St.- Michielskapel links is de vermaarde kapel van de ver-
schijning: op 20-1-1842 verscheen hier 0.-L.-Vrouw aan de Israëliet Alfons
Ratisbonne (zie notities deel IV). (Cfr. "Gids van Rome", Leo Gessi, blz.
236).
Apostolisch missionaris: eretitel gegeven door de Romeinse Congregatie de
Propaganda Fide aan missionarissen, afkomstig van pauselijke colleges, of
door een bijzonder decreet aangenomen in uitsluitende dienst in het gebied
van de Propaganda, ofwel rijk aan verdiensten. De titel met daaraan ver-
bonden volmachten, wordt ook wel verleend door de congregatie van het H.
Officie aan verdienstelijke predikanten of aan volksmissionarissen na min-
stens tienjarige arbeid (Cfr. Encyclopedisch Kerkelijk Woordenboek).
Arcadia: letterkundige academie van Rome. Na de dood van Christine, ex-
koningin van Zweden (1689), die gewoonlijk in haar huis te Rome letterkun-
digen, dichters en wetenschapsmensen bijeenbracht, besloten de deelne-
mers zelf zich verder te blijven verenigen en werd de "Arcadia" gesticht.
De naam, die herinnert aan de ideale streek van herders, werd gekozen, toen bij
een bijeenkomst de zgn. Agostino Maria Taja, letterkundige, herdersgedich-
ten had horen voorlezen door zijn gezellen, uitriep: "Het komt me voor dat
we de Arcadia weer tot leven hebben gewekt!"
Op de eerste bijeenkomst 15 okt. 1690 in de hovingen van de hervormde Min-
derbroeders te San Pietro in Montorio, waren 14 leden onder wie G.M. Gros-
cimbeni da Macerata, die het programma uiteenzette, zijn raadsman Vincenzo
Leonio da Spoleto, G.V. Gravina da Roggiano, Silvio Stampiglia a Cività La-
vinia, G.B.T. Zappi da Imola. Van de overige 9 stichters waren er 3 uit
Turijn, 2 uit Genua, 2 uit Toscana; bijna geheel Italië was er. De leden
kozen elk een herdersnaam.
Doel: de dichtkunst in Italië herstellen.

48.10 Page 480

▲back to top
- XII/476 -
20 mei 1696: goedkeuring van de eigen statuten, opgesteld door Gravina in het La-
tijn van de XII Tafels. Het was een echte letterkundige republiek met een voor-
zitter (custode generale) die door de leden werd gekozen. Wet VIII bepaalde: "In
coetu en rebus arcadiis pastoritius mos perpetuo, in carminibus autem et oratio-
nibus quantum res fert adhibetor". In tegenstelling met wat over het algemeen
gedacht wordt, is de herderspoëzie de minst beoogde bezigheid van deze Arcadia en
de lyrisch-pindarische, petrarchische en ana-creontische de meest beoefende.
Velen sloten zich hierbij aan. De eerste voorzitter Groscimbeni telde weldra dui-
zend leden. In 1699 waren er al 8 zusterinrichtingen. Na enkele jaren was er bijna
geen enkele belangrijke stad zonder Arcadia. Belangrijke vergaderingen werden in
openlucht gehouden: nel bosco Parrasio van een of andere Romeinse villa. In 1725
koos ze een vaste zetel op de Janiculus waar ze met de milde steun van Jan van
Portugal de "Serbatoio" kreeg, d.w.z. het archief met een zaal voor administra-
tieve bijeenkomsten. Arcadia was de eerste nationale academie van Italië. Na de
tweede helft van de XVIIIde eeuw is het aanzien fel verminderd. Er ontstond een
reactie die de werkelijke verdienste van de Arcadia fel overdreef, zoals Car-
ducci deed in zijn commentaar op Petrarca, waar hij beweert dat de Arcadia een
vernieuwing beoogde en bracht op gans het cultureel vlak. Wat zij speciaal be-
oogde, was het letterkundige herstel. Na 1750 kwijnde ze weg tot een zuiver Ro-
meins letterkundig gezelschap en bleef levendig tot ze in 1925 herdoopt werd tot
"Academia letteraria italiana".
De echte Arcadia verdient hoge lof als de letterkundige ijver van die tijd nl.
in de eerste helft van settecento; ze was een reactie tegen de fantasten van de
vorige eeuwen en maakte de heropbloei mogelijk in de tweede helft van de XVIIIde
eeuw van een nieuw letterkundig realisme (Enciclopedia It.).
Bajocco: kopermunt, stuiver = iets minder dan soldo; iets meer dan 5 centiemen
= 40 quattrini (duiten), = 1/10 paolo; = 1/100 scudo romano (daalder).
("Guide du voyageur en Italie", Richard, 1853, blz. XXXVIII).
Camee: (Fr. Camée), edelsteen of halfedelsteen waarop een voorstelling in reliëf
is gesneden. Meestal wordt gebruik gemaakt van gelaagde agaat zodat de figuren in
wit afsteken tegen een donkere achtergrond. Intagli integendeel, zijn het wanneer
de voorstelling op zulke steen is gegraveerd. Deze beide soorten steensnijkunst of
glyptiek nam in de hellenistische en in de Romeinse keizertijd een hoge vlucht en
kenden, op antieke voorbeelden geïnspireerd, in de renaissance een nieuwe bloei.
In latere tijd werden ook schelpen - zachter en dus gemakkelijker te bewerken -
gebruikt (Cfr. Alg. Winkler Prins).
Fate benefratelli: ordo hospitalarius S. Joannis de Deo, Gesticht als lekeninsti-
tuut om te helpen in het hospitaal van Granada rond 1537 door Joannes de Deo,
Portugees heilige (Montenór o Novo, bij Evora, 8-3-1495; Granada, 8-3-1550). Werd
na werelds leven bekeerd door de zalige Joannes van Avila; wijdde zich vooral
aan de verpleging van zieken en krankzinnigen en voerde hier moderne opvattingen
door. Uit zijn werk ontwikkelde zich de Orde van de Broeders van Barmhartigheid
van de H.J. de Deo, opgericht bij bulle van Pius V (1-1-1575) met de regel van St.
Augustinus. In 1690 heilig verklaard. Feestdag 8-3.
Het doel van de lekenorde is ziekenzorg, lichamelijk en geestelijk. Ze mag pries-
ters vormen volgens de noodzakelijkheid van de orde en de lekenbroeders mogen het

49 Pages 481-490

▲back to top

49.1 Page 481

▲back to top
- XII/477 -
ambt uitoefenen van dokter, chirurg, dentist, apotheker,...
De orde verspreidde zich in Spanje, Italië, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal,
Zuid-Amerika en Azië. In 1685 telde ze 300 conventen-hospitalen. Einde
XVIIIde eeuw waren er in Italië alleen 6 provincies met 90 huizen, elk met
900 bedden. In 1930 telde de orde 13 provincies en 2 delegaties, 129
huizen-hospitalen met 21.643 bedden, waar 431.317 personen werden ver-
zorgd. De orde telde dan 2.145 geprofesten en novicen. In 1948 waren er
2.065 leden (Cfr. Katholieke Encyclopedie v. opvoeding en onderwijs).
Gobelin: (Fr.) naam van tapijtwerk geweven te Parijs in de "Manufacture
des G.s" die aan de Fr. Staat toebehoort en in 1662 door Lodewijk XIV
geïnstalleerd werd in de lokalen van de oude weverij der familie G., het
Hôtel de Gobelins (Cfr. Algem. Winkler Prins).
Kwintessens: (Lat. Quinta essentia: vijfde wezen). Aristoteles had aan de
vier elementen, (aarde, water, vuur en lucht), die men vóór hem reeds aan nam,
nog een vijfde element toegevoegd: de ether, die bijzonder fijn is. Hieruit
is de betekenis ontstaan van "het fijne" van een zaak, het wezenlijke of
de kern van een uiteenzetting. (Cfr. Algem. Winkler Prins).
Murialdo: Leonardo (Turijn, 26-10-1828; 30-5-1900). Zoon van bankier, stu-
deert bij de Scolopen Savona, wordt seminarist te Turijn (1845) en behaalt
de titel van doctor in theologie (vandaar de naam van theoloog) en priester
gewijd op 21-9-1851.
In Turijn bestond sinds 1840 het Oratorio der Engelbewaarders, gesticht
door Don Cocchi en sinds 1847 het Oratorio van de H. Aloysius als bij-
stichting van het Oratorio te Valdocco waar Don Bosco zijn arme jongens
trachtte op te voeden. Leonardo bood zich daar aan voor de assistentie en het
catechismusonderricht. In 1866 werd hij directeur van het "Werk der jonge
arbeiders" (Artigianelli), gesticht door Don Cocchi met het doel niet al-
leen arme en verlaten jongens te helpen door ze een christelijke opvoeding
te geven, maar ook door ze een vak te leren om hun brood te verdie-
nen. Murialdo was van mening dat men alles van de jongens kon gedaan krij-
gen door middel van een stevige christelijke opvoeding: daarom zijn ijver
om de jonge arbeiders de praktijk van de sacramenten te leren alsook de
zorg voor het werk, de rechtschapenheid en de standvastigheid van karak-
ter. Menig jongeman kon hij opleiden tot het kloosterleven en meer dan 80
tot het priesterschap. Murialdo bedelde aalmoezen om zijn werken in stand
te houden. Om de steun te organiseren stichtte hij zijn Congregatie "Pia
Societas Taurinensis S. Joseph" (In Italië heten ze Giuseppini), waarvan de
oorsprong terugloopt tot 19 maart 1873, goedgekeurd door de aartsbisschop
(14-2-1875), decretum laudis (7-51890) en definitieve goedkeuring van
Rome (1-8-1904). Toen was hij al 4 jaar gestorven. Werd door Johannes
XXIII eerbiedwaardig verklaard (23-4-1961) en zalig door Paulus VI (3-11-
1963).
Als Algemeen Overste verkozen deed hij de congregatie bloeien in Italië,
Frankrijk en Duitsland in familiehuizen, landbouwscholen, apostolische
scholen, enz. Murialdo hield zich ook bezig met zieken en gevangenen, be-
vorderde de katholieke actie op sociaal gebied en stichtte daarvoor comités;
van de goede pers was hij de ziel om het volk te beschermen tegen het jan-
senisme en het ongeloof. In 1948 waren er 702 leden.
Minister Lanza Giovanni en de darwiniste schrijver Michel Lessonar professor aan
de universiteit van Turijn, zegden van deze bleke onvermoeibare apostel: "Dat
is een echte priester!" Kardinaal Alimonda zei dikwijls van hem: "Don

49.2 Page 482

▲back to top
- XII/478 -
Bosco en de theoloog Murialdo zijn parels van mijn bisdom"!
Velen van zijn tijd dachten dat hij een revolutionair was, want 20 jaar
voor Rerum Novarum van Leo XIII lanceerde hij zijn sociaal manifest (1871)
tot de jonge arbeiders: "Vele van onze broeders sluiten aan bij de mar-
xisten in de Internationale om er recht en bescherming te zoeken. Wij menen
integendeel dat alleen de katholieke Kerk ons kan helpen en de arbeiders-
kwestie definitief rechtvaardig kan oplossen in samenwerking nl. van arbeiders-
werkgevers en de paus."
Vanaf 1875 richtte hij retraites in voor de arbeidersjeugd: 15.000 na-
m e n er deel aan in 10 jaar tijd. In 1878 organiseerde hij in de katholieke ar-
beidersvereniging van Turijn die 4.000 leden telde, de eeuwige aanbidding.
Dikwijls zei hij: "Zwijgen, maar handelen"! Hij bestreed de kinderarbeid
beneden 14 jaar als schadelijk voor de lichamelijke ontwikkeling. Hij wil-
de dat de jonge arbeiders betaald werden en beschermd tegen uitbuiting en
verkwisting. In zijn vakscholen hield hij een kleine som af voor de dage-
lijkse uitgaven en het overschot werd als voorloon opgetekend op een per-
soonlijk spaarboekje dat elke jongen na proeftijd moest afhalen. Tegen-
woordig lijkt dat eenvoudig, maar in zijn tijd was dat heel moeilijk. Jozef
Sarto, de patriarch van Venetië, later paus Pius X, zei eens van hem: "Die
priester heb ik goed gekend: hij leefde heilig en is waardig dat men hem
heilig verklaart."
Dat wil niet zeggen dat hij geen gebreken had. Hij had geen zelfcontro-
le in zijn briefwisseling; hij schreef erop los, dikwijls onjuist, maar
altijd volgens zijn hart het hem ingaf. Hij bezat niet de ondernemende
geest van een Don Bosco, noch de onverstoorbare sereniteit van een Cafas-
so. Hij had het koude berekende van een Turijner die zich onvermurwbaar
toont zelfs als zijn beenhouwer hem in volle straat bij de nek pakt en
dreigt hem in de gevangenis te laten gooien als hij zijn schulden niet
betaalt. Het is een "Gelukzalige" die moeilijk heilig te verklaren is
wegens zijn driftige en soms weinig keurige taal (Cfr. L'ami du clergé, 1961,
blz. 489).
O.-L.-Vrouw op de Minerva: Deze kerk wordt bediend door de Dominicanen.
Ze is gebouwd op de ruïne van een Minerva-tempel en de enige kerk van Rome
in originele gotische stijl. De drie beuken zijn van elkaar gescheiden door
kruisvormige zuilen. Achter het hoogaltaar zijn de praalgraven van Paus
Leo X en Clemens VII, werken van Baccio Bandinelli. Onder het hoogaltaar
ligt het lichaam van de H. Catherina van Siëna; deze grote heilige ging
naar Avignon om Gregorius XI te overtuigen dat hij naar Rome moest terug-
keren. Zij stierf te Rome in 1380.
Bezijden het altaar staat de marmeren Christus met zijn kruis van Michel-
angelo. Rechts is de vermaarde kapel van Sint-Thomas van Aquino met fres-
co's van Filippo Lippi; in de linkerkruisbeuk is de vermaarde monumentale
kapel van O.-L.-Vrouw van de Rozenkrans. Dat is het mooie werk van Marcello
Venusti. Links van het hoogaltaar in de kruisbeuk wijst een brandende lamp
het graf van Fra Angelico. Bij de zijdeur hebben drie kardinalen een
prachtig graf: Alessandro (beeldhouwwerk van Jacques de la Porte); Pimen-
telli (werk van Bernini), en middenin boven de deur, kardinaal Benelli
(werk volgens de plannen van architect Carlo Rainaldi. Naast de kerk
is het klooster met de beroemde Cassanatabibliotheek (zie notities in deel
IV), de meest volledige van Rome op het gebied van drukwerken zoals de
Vaticaanse bibliotheek de rijkste is aan handschriften. (Cfr. "Guide du
voyageur en Italie", 1853, blz. 463).

49.3 Page 483

▲back to top
- XII/479 -
Scolopen: naar het Spaans Escolapios. In het midden van Europa heten ze
Piaristen. Als jong priester (1587) in 1592 naar Rome gekomen (36 j.)
stichtte Jozef van Calasanz (streek van Aragon in Spanje) de eerste koste-
loze scholen voor de opvoeding van de arme en verwaarloosde jeugd en begon
op die manier zijn orde in 1597. Begin 1620 groepeerde hij zijn medewerkers. De
bescherm-kardinaal, Bendetto Giustiniani, wilde dat ze aansloten bij de
Clerici Regulares a Matre Dei, gesticht (1-9-1574) door Giovanni Leonardi.
Drie jaar slechts duurde de fusie (1614-1617) omdat deze laatste meer gericht
waren op parochie-(missionaris)werk. Paulus V richtte in 1617 het eigen
in-stituut van Calasanz op en Gregorius XV verhief het tot orde (1621)
on- der de naam van "Ordo Clericorum Regularium pauperum Matris Dei
scholarum piarum". De orde verspreidde zich vlug in Italië, Bohemen, Mo-
ravië en Polen wegens de open geest, de bekwaamheid, de praktische zin,
de bescheiden omgang en het godsvertrouwen van de leden. Op 17 maart
1646 werd door onenigheid, na het onderzoek van de pauselijke visitator,
de jezuïet P. Pietrasanta, de orde opgeheven bij breve van Innocentius X.
In 1643 was Calasanz afgezet en stierf in 1648 op 25 augustus, vernederd
maar zeker van de toekomstige bloei. In 1656 herstelde Alexander VII de
instelling als congregatie met eenvoudige geloften. In 1669 gaf Clemens IX
het volledige herstel als orde met plechtige geloften. Ze kende weer een
glansrijke periode in Italië, Spanje, Midden- en Zuid-Amerika maar voorna-
melijk in Oostenrijk, Hongarije en Polen waar zij ook het middelbare en
hoger onderwijs der Jezuïeten overnam, toen deze orde werd opgeheven
(1 74 3- 1 8 14 ). I n 1 7 84 w ar en e r 21 8 hu iz en . In 1 9 4 8 w a re n er 1.955 ge-
profesten. Vele leden maakten zich verdienstelijk door hun ijverige naastenliefde
en wetenschappelijk werk. In 1747 zaligverklaard, in 1767 heiligverklaard.
Feestdag 28 augustus. In 1948 tot patroon van de scholen uitgeroepen (Cfr.
Kath. Encyclopedie v. opvoeding en onderwijs).
*
*
*

49.4 Page 484

▲back to top
- XII/480 -
INHOUDSTAFEL
Bladzijde
Eerste Hoofdstuk:
Het woord van Don Bosco bij het begin van het nieuwe
jaar
Tweede Hoofdstuk:
Twee dromen — Gemor — Drie doden
Derde Hoofdstuk:
De conferenties van de H. Franciscus
Vierde Hoofdstuk:
De vestiging van de Salesianen in Argentinië
Vijfde Hoofdstuk:
Naar de colleges en in het Oratorio
Zesde Hoofdstuk:
Reis van Don Bosco naar Rome
Zevende Hoofdstuk:
Gedurende de noveen en het feest van Maria, Hulp der
Christenen
Achtste Hoofdstuk:
Manieren en taal van Don Bosco bij sommige ontmoetingen
Negende Hoofdstuk:
Missionarissen en missies
Tiende Hoofdstuk:
De geest van Mornese
Elfde Hoofdstuk:
Voorbereiding tot de tweede expeditie van de missionaris-
sen
Twaalfde Hoofdstuk:
Gebeurtenissen in het Oratorio vanaf de retraites tot
de prijsuitdeling op het einde van het schooljaar
Dertiende Hoofdstuk:
Familiezaken
1
28
38
72
84
120
174
185
195
212
224
243
283

49.5 Page 485

▲back to top
- XII/481 -
Veertiende Hoofdstuk:
Nieuws over de colleges
307
Vijftiende Hoofdstuk:
Afgestorven leden in 1876
326
Zestiende Hoofdstuk:
De geestelijke oefeningen te Lanzo
342
Zeventiende Hoofdstuk:
Voorgenomen en verwezenlijkte stichtingen
366
Achttiende Hoofdstuk:
Het vertrek van de tweede expeditie van missionarissen
387
Negentiende Hoofdstuk:
Overlast door de pers
414
Twintigste Hoofdstuk:
Begin van het schooljaar en einde van het burgerlijk
jaar
422
Notities:
475