Memorie-Boek-07


Memorie-Boek-07

1 Pages 1-10

▲back to top

1.1 Page 1

▲back to top
DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.2 Page 2

▲back to top
- PRO MANUSCRIPTO -

1.3 Page 3

▲back to top
DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
GIOVANNI BATTISTA LEMOYNE
ZEVENDE DEEL
1862 - 1864

1.4 Page 4

▲back to top
Deze Nederlandse vertaling
van dit zevende deel van de
"Memorie" kwam tot stand
onder het impuls van de
DON BOSCOKRING, geleid door
dhr. M. Baert, S.D.B., te
Oud-Heverlee, in het jaar
1 979
Vertaling : B. Abrams, S.D.B.
G. Grijspeert, S.D.B. J.H.P. Jacobs.

1.5 Page 5

▲back to top
L. S.
Met dit zevende boekdeel is de vertaling van de negentien delen van
de Memorie Biografiche klaar gekomen. Dat werk heeft haast twintig jaar in
beslag genomen!
Het werd immers aangevat in 1961 onder het impuls van de Don Bosco-
kring, geleid door Marcel Baert, s.d.b. Hij mocht gelukkig rekenen op de
medewerking van de heer J.H.P. Jacobs, die de eerste zes delen en een
gedeelte van het zevende vertaalde en van de heer dr. J. Muys, die negen
delen (vanaf het elfde tot en met het negentiende) voor zijn rekening nam.
Dank zij de inspanning van Marcel Baert waren in 1972 al 12 delen
gedrukt.
Maar in dat jaar werd aan Marcel Baert een andere taak toevertrouwd.
Daardoor viel de verdere vertaling en uitgave stil.
In 1973 zette oud-provinciaal, G. Grijspeert zich aan het werk en
begon met de vertaling van het negende boek.
Het tiende deel volgde. Samen met Bert Abrams, s.d.b., pakte hij de
vertaling van het achtste deel aan en voltooide ook met hem het zevende.
Op verzoek van M. Quartier, toen der tijd provinciaal, heeft C. Nysen
s.d.b., het werk van M. Baert overgenomen en ervoor gezorgd dat de laatste
zeven boekdelen nagezien en in druk gegeven werden.
De vertaling is niet volmaakt. Men heeft de voorkeur gegeven aan een
bijna letterlijke vertaling, waardoor een zo groot mogelijke trouw aan de
grondtekst kon bereikt worden.
Nu de laatste hand werd gelegd aan dit enorme werk, wens ik allen die
er het hunne toe bijgedragen hebben, van harte proficiat.
En in naam van de hele Vlaamse en Nederlandse Salesiaanse familie
druk ik hiermee graag onze dank uit. Dank vooral omdat gij allen, onver-
droten werkers, vanuit uw geloof in Don Bosco en uw liefde voor zijn con-
gregatie, ons in de gelegenheid hebt gesteld om in ons taalgebied rechtstreeks
contact te krijgen met de persoonlijkheid en het reuzenwerk van Don Bosco.
Tot slot wil ik de woorden van Paulus aan de Efeziërs tot de mijne
maken: "Steeds gedenk ik u in mijn gebeden ... Moge de Vader der heerlijkheid
uw innerlijk oog verlichten om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij
u roept, hoe rijk de heerlijkheid van zijn erfdeel te midden der heiligen."
(Ef. 1,16...18)
Rik Biesmans
provinciaal.

1.6 Page 6

▲back to top
HOOFDSTUK I
Gloria filiorum patres eorum: Onze glorie, Don Giovanni Bosco!
Wat een gedenkwaardige dag, die 24ste juli 1907, waarop onze Heilige
Moeder de Kerk hem tot eerbiedwaardige dienaar Gods verklaard heeft!
Hem, de goede en trouwe dienaar, die met de hem toebedeelde talenten
heeft weten te woekeren. Zijn gedachten en zijn voorkeuren waren in de
samenklank met die van zijn Heer, van wie in de heilige boeken ge-
schreven staat: Misericordiam et veritatem diligit Deus. Inderdaad,
alle daden die Don Bosco stelde, waren barmhartigheid en waarheid,
niet die welke aan de wereld behagen, maar die waarmee hij zich de
ee uw ige b el on i n g v e r w i e r f . "W i l d e i k m e n s e n b e h a g e n , d a n z o u i k
g e e n d i e n a a r v a n Christus zijn", zegt de heilige Paulus in zijn brief
aan de Galaten (1,10). En dat is het ook wat Don Bosco ontelbare malen aan zijn
leerlingen voorhield met de woorden van Tobïas: "Dien de Heer oprecht van
hart en tracht alles te doen wat hem behaagt."
Dit vooropgezet, keren wij terug tot onze eerbiedwaardige dienaar,
terwijl hij doende is het bewijs te leveren van wat wij verzekerd hebben,
en dat, naar onze mening, de aandacht erop vestigt hoe de God die de
waarheid liefheeft, hem de onbekende en verborgen geheimen van zijn wijs-
heid onthult.
Op het einde van het zesde deel van deze gedenkschriften hebben
we geschreven dat hij, na het kerstfeest, enkele dagen het bed gehouden
had omdat hij aan belroos leed. Op 31 december was hij echter opgestaan
en 's avonds was hij, tegen aller mening in, daar men een verergering van
de ziekte vreesde, - naar beneden gekomen om al zijn beminde jongens, die
daar bijeen waren, te begroeten en hun raadgevingen voor het jaar 1862
uit te delen bij wijze van algemene nieuwjaarswens. Tegelijkertijd had
hij beloofd, aan elk van hen, de volgende dag nog een particuliere, won-
derbaarlijke en buitengewone wens te geven.
De 1ste januari 1862 brak aan, en wat er op die dag gebeurde ont-
lenen we aan de kroniek van Don Ruffino en van Don Bonetti, die volkomen
met elkaar overeenstemmen.
Toen er 's morgens gebeld werd voor het opstaan of het leiden van
het "Angelus" kreeg Don Bosco het bevel - zo verzekerde hijzelf, maar
wilde niet zeggen van wie - om onmiddellijk naar de kerk te gaan en de
heilige Mis op te dragen. Dat deed hij. Daarna ging hij naar de refter
om koffie te drinken; ook ging hij met de anderen middagmalen en, zeker
van zijn genezing, liet hij alle medicijnen wegbrengen en stuurde de dok-
ter weg.

1.7 Page 7

▲back to top
- VII/2 -
De ontroering die door de belofte van Don Bosco veroorzaakt was en
die alle jongens vervulde, valt niet te beschrijven. Hoe ongeduldig
brachten ze de nacht van 31 december op 1 januari en heel de volgende dag
door! Met hoeveel spanning zagen ze de avond tegemoet om te horen wat hun
goede vader hun zou te zeggen hebben.
Eindelijk zaten de jongens in diep stilzwijgen na het avondgebed
op Don Bosco te wachten; hij besteeg de katheder om het geheim te
onthullen en zei:
"
Het geschenk dat ik jullie geef is niet van mij. Wat zouden
" jullie ervan zeggen als Onze-Lieve-Vrouw zelf, in eigen persoon,
" bij elk van jullie zou komen om iets tegen jullie te zeggen?
"
Als Zij voor elk een briefje zou hebben klaargemaakt om
" hem aan te duiden waar hij nodig op letten moet, of wat Zij van
" hem verlangt? Welnu, zo is het inderdaad met de zaak gesteld.
" Onze-Lieve-Vrouw geeft elk een nieuwjaarswens.
"
Ik wil echter enkele voorwaarden vooropstellen. De eerste
" is dat dit feit niet buiten het huis bekendgemaakt moet worden, daar ik
" anders moeilijkheden zou kunnen krijgen; de tweede is deze, wie
" erin geloven wil, gelove het; maar wanneer de een of ander het
" niet geloven wil, laat hij zijn briefje dan verscheuren en zich
" van de inhoud niets aantrekken; maar men spotte er niet mee, men
" wachte er zich wel voor het in het belachelijke te trekken.
"
Ik begrijp dat menigeen meer wil weten en vragen: "Hoe is
" dat in zijn werk gegaan? Heeft Onze-Lieve-Vrouw die briefjes ge-
" schreven? Heeft Onze-Lieve-Vrouw persoonlijk tot Don Bosco gesproken? Is
" Don Bosco de secretaris van Onze-Lieve-Vrouw?" - Ik antwoord daar-
" op: ik zeg jullie niet meer dan wat ik jullie gezegd heb.
" De briefjes heb ik geschreven, maar hoe dat in zijn werk is ge-
" gaan kan ik niet vertellen; laat ook niemand mij naderhand er vra-
" gen over stellen, want dan zou hij me in moeilijkheden brengen.
" Iedereen moet zich tevreden stellen met de wetenschap dat het
" briefje van Onze-Lieve-Vrouw komt.
"
Het is een merkwaardig geval! Al jarenlang heb ik om deze
" genade gevraagd en eindelijk heb ik ze verkregen. Iedereen van
" jullie moet daarom de raadgeving beschouwen als komende uit de
" mond van de heilige Maagd zelf.
"
Komt dus naar mijn kamer en ik zal iedereen zijn briefje
" geven. Ik dring erop aan dat iedereen het zijne leest; hij kan
" het ook aan een vriend meedelen, of het verscheuren als hij wil; na het
" gelezen te hebben, maar dat men ervoor oppasse ermee te spotten.
"
Niettemin zou ik jullie willen aanraden het zorgvuldig te bewa-
" ren, want ik kan er geen afschrift van verschaffen. Ik verzeker
" jullie dat ook ik niet weet wat er op elk afzonderlijk briefje
" geschreven staat en welk voor eenieder van jullie in het bijzon-
" der bestemd is. Ik heb ze geschreven op een schrift, naast het
" briefje had ik de naam van elke jongen; ik snijd het briefje af en houd

1.8 Page 8

▲back to top
- VII/3 -
" alleen de namen over, zodat voor wie het verliest of vergeet alles afge-
" lopen is, niemand weet er nog iets van. Aangezien er veel tijd
" voor nodig is, kunnen vanavond alle priesters, clerici en ook de
" seculiere filosofen naar mijn kamer komen. Slaap wel!
De clerici, de priesters en de leken-salesianen vergezelden Don
Bosco naar zijn kamer en kregen voor een deel, diezelfde avond nog, ande-
ren de volgende, de eerste van die kostbare wensen. Toen Don Bonetti
het voor hem bestemde briefje ontvangen had, las hij erop: "Vermeerder
het aantal van mijn zonen." - Terstond schreef hij die aanmaning in zijn
kroniek over en voegde eraan toe: "Maar geeft gij mij dan, mijn aller-
liefste Moeder, die mij een zo beminnelijke raad geeft, ook de middelen om
hem te kunnen opvolgen: en maak dat ik waarlijk dat aantal zal doen toe-
nemen, maar dat ik er eveneens onder begrepen ben. - 2 - 1862.
Doch wat was er nu in die gedenkwaardige nacht voorgevallen? Wat
had Don Bosco gezien?
Het schrift waar Don Bosco op zinspeelde, dat in de archieven be-
waard wordt en dat we aandachtig onderzocht hebben, bestaat uit een dik
en oud folioregister, met honderden aantekeningen zonder onderling ver-
band die er door hem zelf zijn in opgetekend. Op de eerste plaats
staan hier en daar de al voldane maandelijkse pensiongelden genoteerd;
ook de bedragen die aan de schuldeisers van het Oratorio waren uitbetaald
in 1853, 1854 en 1855. Vervolgens vindt men er de cijfers in, die ver-
schillende internen in verschillende jaren verdiend hadden voor vlijt,
vorderingen en gedrag, evenals de redenen waarom sommigen uit huis waren
weggezonden. Het bevat de lijst van namen der leerlingen, jaar voor jaar,
die in het Oratorio waren van 1853 tot 1858; maar de lijst van de jongens
die tussen 1859 tot 1862 aangenomen waren, ontbreekt helemaal.
Wanneer men thans het geheel van dit register nagaat, kan men r edeli j-
kerwijze opmaken wat er moet voorgevallen zijn en wat Don Bosco niet
kon weten. Voor middernacht zat hij voor zijn tafel, toen een plotse-
linge verschijning en een bevel hem haastig naar het eerste het beste
boek deed grijpen dat hem in de hand viel. Daarop schreef hij voor de
voet weg de hem geciteerde namen van al de jongens en al de andere per-
sonen, die zich in het Oratorio bevonden, maar zonder enigerlei alfabe-
tische volgorde. Telkens als hij een naam had neergeschreven, schreef
hij de ermee overeenkomende wens die hem werd opgedragen erbij; de
naam en de wens stonden telkens op een enkele regel. Dergelijke regels
vulden meer dan een twintigtal aan één zijde en sprongsgewijze beschre-
ven bladzijden aangezien enkele bladzijden al helemaal of voor de helft
volgeschreven waren. Het zijn 573 zinnen, spreuken of raadgevingen be-
treffende dingen die beoefend moeten worden of vermeden, allemaal ver-
schillend en nauwkeurig omschreven, aangepast aan de behoeften van elk,
met aanmoedigingen voor de braven, en afstraffingen voor de ondeugenden of

1.9 Page 9

▲back to top
- VII/4 -
slordigen. Het is geen gemakkelijk werkje, en we zouden willen zeggen: iets
onmogelijks, om in één enkele nacht, zoveel afzonderlijke en zo toepasse-
lijke vermaningen te bedenken. Het spreekt vanzelf dat, al schreef zijn
hand de opmerkingen ook neer, het de geest van een ander was die hem dic-
teerde. En, zoals we zullen zien, onthulden sommige opmerkingen geheimen,
die degenen voor wie ze bestemd worden, tot nadenken stemden.
Er gebeurde in de loop van die dagen iets vreemds. Daar Don Bos-
co had aangekondigd dat hij een zo verbazingwekkende nieuwjaarswens
uit te delen had, verliepen er vanaf de aankondiging daarvan totdat
alle briefjes uitgedeeld waren, verscheidene dagen. Nu waren er twee
deugnieten van jongens - zo vertelde Don Bosco herhaalde malen - die sa-
men besloten hadden uit de kamer van de overste, tijdens zijn afwezigheid
het schrift stilletjes weg te nemen, om te zien of er niets voor hen in-
stond, of om althans de wensen te lezen voordat ze werden uitgedeeld. Ze
werden gedreven door een beetje kwaadaardigheid, of nieuwsgierigheid, of
door het verlangen om met hun kameraden, als ze achter hun geheimen geko-
men waren, de draak te steken. Ze slaagden er inderdaad in het schrift in
handen te krijgen. Gretig sloegen ze de bladen om en om, maar tot hun
grote verrassing zagen ze dat ze helemaal blanco waren. Daarom legden ze het
schrift weer op zijn plaats, zonder eigenlijk iets te hebben kunnen ontdek-
ken. Don Bosco vertelde later toen alle jongens bijeen waren, hoe die
twee nieuwsgierigen door God gestraft waren. Don Gioachino Berto hoorde
jaren daarna uit zijn mond eveneens dit voorval bevestigen.
Intussen haastten de jongens zich, met een zeker gevoel van ang-
stige verwachting, voor de deur van Don Bosco's kamer te verdringen om
hun eigen briefje in ontvangst te nemen.
Buitengewoon groot was de indruk die deze wensen maakten en
het goede dat erdoor veroorzaakt werd kan men zich niet voorstellen. In
die dagen waren sommigen buiten zichzelf van vreugde, anderen vervielen
in gepeins, sommigen weenden en weer anderen trokken zich op hun eentje
terug. Sommigen lieten de wens die zij ontvangen hadden aan hun kameraden
zien, maar anderen hielden het briefje zorgvuldig verborgen.
De clericus Domenico Ruffino probeerde een zo groot mogelijk aan-
tal briefjes te verzamelen om ze over te schrijven en aan de vergetelheid
te ontrukken. Er gingen achtenveertig jongens op zijn verzoek in. De an-
dere 525 werd er, - op een kleine uitzondering na, waarover straks meer, -
niet naar gevraagd, of ze behielden het mysterieuze briefje voor zich.
Ongetwijfeld bevonden zich daaronder de meest karakteristieke en duide-
lijkste, hetzij door een dreigende voorspelling, of door een onthulling
van het geweten. Dat een groot aantal jongens druk begon te biechten was
de eerste uitwerking van de nieuwjaarswens.
Ziehier de inhoud van de verzamelde en bewaarde briefjes. Van som-
migen zullen we uit noodzakelijke consideratie de namen door streepjes
vervangen.

1.10 Page 10

▲back to top
- VII/5 -
Don Alasonatti - Met geduld en moed zul je het aantal van mijn zonen doen
toenemen.
Rua - Neem voor de noden van je ziel met vertrouwen je toevlucht tot mij.
Durando - De wereld wil je belagen.
Provera - Door beminnelijkheid zul je vele zonen voor me werven.
Dassano - De wereld vervult je hart met aarde.
Costamagna - Neem wie braaf is tot voorbeeld bij al wat je doet.
Perïno - Stel vertrouwen in mij, want ik ben je moeder.
Pelazza - Zoek een oprechte vriend, en als je hem gevonden hebt,
luister dan naar al wat hij tot je zegt.
Cottino - Waarom neem je zo zelden je toevlucht tot mij?
Ruffino - Beoefen en bevorder de deugd der nederigheid.
Boggero - Wees heilig in je gesprekken.
Pellegrïni - Geduld, geduld! Maar het moet samengaan met liefde en ijver.
Parigi - Vat moed om te volharden; stel meer vertrouwen in mij dan in
menselijke hulp.
Momo - Beoefen de nederigheid, dan zul je mij en mijn Zoon behagen.
Chiapale - Je weet nog niet wat gehoorzaamheid is.
Buratto - Keer in jezelf en neem je toevlucht tot mij.
Perucatti Giacinto - Bedenk dat de doornen in het leven, rozen zijn na
de dood.
Chiarglione - Ga bij alles wat je doet na, of je de eer van God beoogt.
Arcostanzo - Te midden van genoegens gaat men niet naar de hemel.
Galetti Felice - Waarom luister je niet naar wie je gelukkig zou willen
maken?
Mona - Meer daden en minder woorden.
Quattrocolo - Je hebt enkele gevaarlijke vertrouwelingen; vertrouw meer
op mij dan op hen.
Damiasso I. - Je kunt het doen en doet het niet; ban de luiheid uit je
leven.
Damiasso II. - Als je niet vaker je toevlucht tot mij neemt, werk je
vergeefs voor ziel en lichaam.
Capello - Pas op niet achteruit te gaan; bid beter.
Galliano Matteo - Werk harder voor de hemel en je zult vorderingen maken
in de studie.

2 Pages 11-20

▲back to top

2.1 Page 11

▲back to top
- VII/6 -
Rebuffo - Als je op jezelf vertrouwt, bederf je alles. Vertrouw meer op
mij en op degene die je leiding geeft.
Baietto - Waarom ben je zo bang voor inspanning? Zul je er niet voor be
loond worden? Vertrouw meer op mij.
Perazza (extern) - Je werkt vergeefs voor ziel en lichaam als je niet een
goede raadsman zoekt.
Macacco - Maak vaak gebruik van het brood der engelen en wend je tot de
koningin der deugden.
Mosselli - Als je doet wat je kunt zal ik je helpen; maar bid beter.
Protti - De hemel is niet voor de luiaards gemaakt; waarom verspil je
zoveel tijd?
Ansaldi - Moed! Nuttig dikwijls het brood der sterken en neem vaak je
toevlucht tot mij.
Panetti - Waarom wend je je zo zelden tot mij?
Peire - Leg je maar toe op je plicht en bid vuriger tot mij.
Demagistris Ignazio - Houd je niet alleen maar met je geest bezig: de
deugd lijdt eronder, en de ziel?
Ghella - Als je niet kunt uitblinken in de studie, kun je het toch in de
vroomheid.
- C.C.C.
- Verlies niet de schoonste van alle deugden.
-
De wereld vult je hart met aarde.
- Ga goed na wat de liefde en de nederigheid zijn.
- Zolang je hart met aarde vervuld is, zul je de echte liefde tot
God niet hebben.
- Pas op dat je niet achteruitgaat. Luister naar de vriend van je
- ziel. Je handelwijze is me een doorn in het hart.
- Je bent een slaaf van de duivel; maar je hebt nog tijd.
- Je bent klein, maar je boosaardigheid is groot; zorg dat je je gauw
betert.
- Zuiverheid, liefde, vertrouwen.
- 0, als je eens wist, welke grote beloning de koningin van alle
deugden wacht! Houd moed!
Aan de bovengenoemde vermaningen kunnen we er nog vier toevoegen
die ons onlangs werden toevertrouwd.
Anglois - Verdubbel je inspanning; neem vaker je toevlucht tot mij en
streef voorwaarts.

2.2 Page 12

▲back to top
- VII/7 -
Garino - Gedenk mijner, want ik ben je moeder.
B. - Denk niet dat je met één slag heilig kunt worden.
S. - Je moet iedere dag een stap dichter bij de hemel komen.
Verscheidene dagen lang duurde de toeloop van de jongens naar de
kamer van Don Bosco om hun briefje te krijgen. Maar nog voor allen het
hadden ontvangen, nam het vuur en de nieuwsgierigheid om het te krijgen
en er kennis van te nemen af. Toen ze het effect zagen op hun kameraden
en ervan overtuigd waren dat het geen scherts was en zij het verwijt van
hun eigen geweten vreesden en dat kleinmoedigen bang waren om zich in de
dienst van God te stellen, wilde uiteindelijk een zeker aantal het voor
hen bestemde briefje niet meer gaan halen, in de vrees er een al te har-
de waarheid op te lezen. Op uitnodiging van Don Bosco gingen enkelen
na enige aarzeling naar hem toe om de wens in ontvangst te nemen; doch
dertien van hen meldden zich niet.
Van hen bevindt het briefje zich nog in dat fameuze boek, vastge-
hecht aan hun naam. We geven de ervan hier de inhoud ervan weer met weg-
lating van de namen.
- Je zou veel meer kunnen doen voor het welzijn van je ziel.
- De zorgeloosheid, samen met weinig godsvrucht, mishaagt me;
word wakker.
- Neem vaker je toevlucht tot mij; ik zal je helpen overwinnen.
- Je hebt een worm die aan je ziel en lichaam knaagt; wee als je hem
niet vernietigt.
- Zoek betere kameraden; mijd de onverschilligheid; bid meer.
- Probeer met een betere toekomst het verleden goed te maken; wat
weerhoudt je?
- Je houdt van nietsdoen, je bent gulzig; maar je mishaagt mij en
mijn Zoon J.C. Wee, als je je niet betert.
- Je nalatigheid maakt al je moeite nutteloos; mijd de ledigheid;
studeer en bid.
- Nader dikwijls tot de Heilige Sacramenten; bid beter, wees ge-
hoorzamer.
- Zorg dat met je geweten alles in orde is; gebruik je tijd beter;
bid meer.
- De ledigheid en de gulzigheid doen voor je vrezen; beter je; bid
beter.
- Je denkt veel aan het lichaam, weinig aan de ziel; de dood komt
naderbij, bereid je voor.
- Denk meer over de dingen van de eeuwigheid na; wees volhardend in
de godsvrucht; waarom neem je zo zelden je toevlucht tot mij?

2.3 Page 13

▲back to top
- VII/8 -
"Dergelijke vermaningen", zo schreef Don Francesco Dalmazzo, geven
duidelijk te kennen hoe groot het vermogen van Don Bosco was om de har-
ten te doorgronden - en waar hij een dergelijke deugd vandaan had - daar
hij de zwakke plek van elk herkend had, zoals ik uit eigen ervaring heb
kunnen ondervinden. Aan een jongen, die mijn schoolkameraad in de retorica
geweest was, maakte hij in de wens deze duidelijke opmerking: "Met revo-
lutionaire ideeën komt men niet in de hemel." - Deze uitlating was profe-
tisch. Toen de betrokkene het Oratorio had verlaten en leraar geworden
was, ging hij naar Zwitserland, waar hij, dank zij de hulp van de sekten,
al gauw directeur werd van een kantonaal college. Later werd hij partij-
ganger van de meest verwoede revolutionairen en daar hij begaafd was met een
grote, meeslepende welsprekendheid, beheerste hij als volksmenner de volks-
vergaderingen. Hij stierf, nauwelijks meer dan dertig jaar oud, in de
armen van de volksmisleiders, zonder de sacramenten ontvangen te hebben.
Don Domenico Ruffino verhaalt nog een andere gebeurtenis. "Een
jonge timmerman van tweeëntwintig jaar was op het einde van het vooraf-
gaande jaar naar het Oratorio gekomen. Evenals de anderen ontving hij
zijn briefje, waarvan ik de inhoud echter niet kende. Toen hij zich met
het briefje in de hand temidden van zijn kameraden bevond, werd hij woe-
dend en zei dat hij ermee naar de pastoor van zijn parochie wilde gaan,
omdat hij het hem toegevoegde verwijt onrechtvaardig vond. Hij riep uit,
dat hij altijd was gaan biechten en dat hij steeds zijn christelijke
plichten was nagekomen. Vervolgens begaf hij zich naar de prefect van
het huis om uit het Oratorio weg te gaan. Toen Don Bosco van die uitval
hoorde, liet hij hem zeggen dat hij een briefje zou meebrengen van de
pastoor, met een verklaring over zijn godsdienstig gedrag in zijn dorp.
"Maar, ik ben altijd met Pasen gaan biechten, maar niet bij de
p a s toor."
Waarop Don Bosco: "Zeg hem dan dat hij me alleen een briefje ver-
schaft betreffende het houden van zijn Pasen."
"Wat"! riep de jongen tot de boodschapper van Don Bosco uit:
"Ik ben altijd mijn Pasen gaan houden." - En met die woorden ging hij
scheldend weg. Die dag ging voorbij en de jongen had ernstig over een en
ander nagedacht. De volgende dag meldde hij zich bij Don Bosco, een en al
nederigheid en vol ontroering.
"Welnu"? zei de dienaar Gods welwillend.
"Och, ik zie dat u gelijk hebt; ik wil thans alles met u in orde
maken."

2.4 Page 14

▲back to top
- VII/9 -
H O O F D S T U K II.
De ijver van Don Bosco voor het geestelijke welzijn van zijn leer-
lingen, de vurige godsvrucht waarmee hij hun hart wist te vervullen voor
de Koningin des Hemels, haar medewerking om zijn ijver, die vruchten van
eeuwig heil moest opleveren, doeltreffend te maken, hadden tot gevolg dat in het
huis te Valdocco, en in de vier zondagsoratoria in de stad, de verschil-
lende compagnies groeiden en bloeiden. Hoewel hij voortaan verzekerd was
van de waardevolle steun van de priesters, seminaristen en leken voor de
assistentie en voor het godsdienstonderricht, ble ef hij ook zelf grote
zorg ervoor aan de dag leggen, vooral in de biechtstoel.
De oudere ambachtsjongens hadden liever hem als biechtvader dan
wie ook, omdat hij hen met zoveel liefde behandelde, hun over God sprak,
over diens barmhartigheid en over het eeuwige leven. Hij deed dat zo be-
minnelijk, dat ze erdoor ontroerd raakten. Hij had ook bepaalde manieren
en gebruikte sommige zinnen die eindeloos gevarieerd, merkwaardig en ver-
rassend waren, om hechte voornemens in hun ziel op te wekken. Ten aan-
zien daarvan schreef Don Turchi: "Een al volwassen jongen, die verschei-
dene jaren in het Oratorio verbleef en die thans (1895) in Turijn woont
en nog steeds een godsdienstig man is, vertelde me dat, toen hij op een
avond, zoals gewoonlijk naar Don Bosco ging om te biechten, hij de laat-
ste was van de biechtelingen. Het begon donker te worden en toen Don Bos-
co zijn biecht gehoord had, zei hij tot hem: "Heb je lucifers bij je ?" -
"Ja we l, die heb ik"! a nt wo or dde de jonge n en t as tte a l in zijn zak, in
de mening dat Don Bosco een kaars wilde aansteken. Maar Don Bosco voegde
hem toe: - "Welnu, ontsteek dan een beetje liefde tot God in je hart."
Om de boven uiteengezette redenen was het werk van de aangesloten
conferenties van de Sint-Vincentiusvereniging in de drie zondagsora-
torio’s niet opgehouden en duurde het nog verscheidene jaren voort. De
talrijke leden ervan vergaderden met verschillende leden van de grote
conferentie onder voorzitterschap van Don Bosco, zoals ieder jaar
gebruikelijk was, om het verslag te geven van het goede dat er in het
afgelopen jaar verricht was. De notulen daarvan gingen helaas alle ver-
loren, ook die welke betrekking hebben op 1861 en die door de verslagge-
vers werden voorgelezen in de conferentie van de H. Franciscus van Sales
in Valdocco en van de H. Jozef in Borgo Nuovo. Het verslag van de minder
talrijke conferentie in het Oratorio van de Engelbewaarder in Vanchiglia,
waarvan Don Rua directeur was, werd echter bewaard.

2.5 Page 15

▲back to top
- VII/10 -
"
Beminde Medebroeders,
"
"
Met inwilliging van de talrijke conferenties van de H.
" Franciscus van Sales en van de H. Jozef, zou de kleine en bijna
" microscopische conferentie van de Engelbewaarder niet durven ver-
" schijnen; maar daar men zo goed geweest is ze in beschouwing te
" nemen en haar de eervolle uitnodiging te doen toekomen om aanwezig
" te zijn, vat zij moed en wil zij haar kort verslag over het jaar
" 1861 afleggen. De door onze conferentie verrichte werkzaamheden
" zijn stellig groot noch talrijk. Ondanks onze zwakheid en gering
" aantal moeten wij niettemin God danken, die zich ook van ons
" schijnt te willen bedienen om een beetje goed te doen.
"
De conferentie telt een tiental medebroeders en een twin-
" tigtal beschermelingen. In de loop van het jaar werden de conferen-
" ties gewoonlijk op zondag gehouden en ze werden aanhoudend bezocht
" door niet minder dan achttien medebroeders. Ook werden de collec-
" tes gehouden, en hoewel het met de beurs van onze medebroeders doorgaans
" pover gesteld is en ze voor het merendeel gevuld is met lucht, werd
" in heel het jaar toch de som van L. 24,48 bijeengebracht wat, met
" het overschot van L. 5,60 van het jaar daarvoor, een bedrag ople-
" verde van L. 30,08. Onze penningen waren niet voldoende voor de noodzake-
" lijke kosten om voor de uitkeringen aan onze beschermelingen te
" zorgen, zodat de Centrale Raad ons te hulp kwam met de som van
" L. 10,- en ook kwamen er nog L. 8,- bij, als opbrengst van de in-
" zameling, gehouden in de algemene vergadering van de aangesloten
" conferenties; en daarmee waren we in de gelegenheid om nooit de
" beloningen te onthouden aan de kleine beschermelingen, die, wan-
" neer ze zich af en toe meldden met hun twintig zegels op het zon-
" dagsboekje, terecht, zij het eerbiedig, hun recht op een beloning
" lieten gelden; en als ze hun verscheurde kleren lieten zien en hoe
" ze met de punt van hun voeten door de schoenen heen staken, was er
" geen plaats voor enigerlei uitstel. Daarom werden de uitgaven voor
" de uitkeringen van L. 41,80 helemaal aan kledingstukken besteed.
" Hoe gering ons aantal ook is, troostrijk was in ieder geval de
" ijver,waarmee de medebroeders de conferenties bijwoonden, troost-
" rijk ook hun toeleg om te zorgen voor het welzijn van hun bescher-
" melingen en voor de goede gang van zaken in het algemeen in het
" Oratorio. De ervaring van dit jaar heeft ons ook doen inzien hoe
" nodig het is zo dikwijls mogelijk tot de heilige sacramenten te
" naderen, om zich te beijveren in de naastenliefde en volhardend te
" zijn voor wat het deelnemen aan de conferenties betreft. God zij
" dank worden hun zorgen door de beschermelingen ook beantwoord; in het
" algemeen komen ook zij ijveriger naar het Oratorio, maken eveneens
" dikwijls gebruik van de sacramenten en verbeteren hun gedrag. Tot bijzon-
" derheden komende, verdient het aangestipt te worden dat enkele van
" onze jongens gevaar liepen tengevolge van de slechte boeken, die
" overal verspreid worden en die ook hen in handen gespeeld waren.
" Zij waren op onvoorzichtige wijze al met de lectuur daarvan begon-
" nen, maar toen zulke boeken door de medebroeders ontdekt werden, werden

2.6 Page 16

▲back to top
- VII/11 -
" ze direct afgenomen en aan de vlammen prijsgegeven; terwijl men
" er van de andere kant over dacht, hun wat andere, goede lectuur
" te verschaffen.
"
Toen men zag dat er dikwijls twijfel bestond over het aan-
" tal bonnen dat onder de beschermelingen verdeeld moesten worden,
" werd er na rijp beraad in de conferenties besloten, uitsluitend
" de zorg voor het catechismusonderricht en de assistentie in de
" kerk aan de medebroeders toe te vertrouwen, ten einde ons beter
" op de hoogte te stellen van hun tegenwoordigheid en goed gedrag.
" Nu gebeurde het dat men, juist gedurende de catechismus, tot de
" ontdekking kwam van de ernstige onwetendheid waarin een bescherme-
" ling zich bevond, niet alleen met betrekking tot de waarheden van
" de godsdienst, maar eveneens over zaken die anders in het al-
" gemeen bekend zijn, dat wil zeggen het bidden van het morgen- en
" het avondgebed. De beschermeling werd gevraagd of zijn moeder hem
" die gebeden niet geleerd had en hij antwoordde eenvoudig dat zijn
" moeder geen tijd had. Zijn beschermer nam daar geen genoegen mee,
" maar ging hem 's zondags thuis opzoeken en informeerde of zijn
" moeder dat inderdaad niet doen kon; uit haar eigen woorden bleek
" dat ze geen kruimeltje tijd kon vinden om hem te leren bidden.
" De beschermer zou hem wel graag zelf de gebeden geleerd hebben,
" maar op werkdagen kon hij hem niet bij zich hebben om ze hem te
" doen bidden. Men zocht toen naar een ander middel: men ging na
" of er op de plaats waar de jongen werkte, niet een of ander lief-
" dadige persoon te vinden was, die de moeite zou willen nemen om ze
" hem iedere dag woord voor woord voor te zeggen. Men vond inderdaad
" een oude vrouw die daar wel wat voor voelde. Toen de moeder hoorde
" dat een andere vrouw deze belangrijke moederplicht tegenover haar
" jongen vervulde, voelde zij zich in haar eer geraakt en zei: "Wat
" nu? Ik denk de hele dag lang aan het lichamelijke welzijn van
" mijn kinderen en zou ik dan niet aan dat van hun ziel denken?
" Per slot van rekening zal de Heer aan mij verantwoording vragen
" over de opvoeding van mijn kinderen." Door dergelijke gedachten
" geprikkeld, begaf zij zich naar die oude vrouw, bedankte haar voor
" de liefdevolle zorgen die ze aan haar zoon had besteed. Van dat
" ogenblik af stond zij 's morgens een beetje vroeger op en ging
" 's avonds wat later slapen; zo kon zij haar jongen zelf de ge-
" beden beginnen te leren, zodat hij ze na verloop van enkele maan-
" den allemaal kende.
"
Er gebeurde nog iets dat ons bijzonder stichtte en dat ons
" liet zien hoe fijn de ouders van de beschermelingen het vinden dat
" de medebroeders van de conferentie zich het lot van hun kinderen-
" aantrekken. In de loop van het jaar gebeurde het dat er brand ont-
" stond op het altaar van Onze-Lieve-Vrouw in de kapel van het Ora-
" torio en wel op een uur dat er zich bijna niemand in het Oratorio
" bevond. Een geluk dat een medebroeder van de conferentie, die
" graag zoveel mogelijk in het Oratorio vertoefde, er al weer naar-
" toe gegaan was. Nauwelijks zag hij dan ook rook tussen de dakpan-
" nen door omhoogstijgen, of hij vermoedde meteen wat er gebeurd

2.7 Page 17

▲back to top
- VII/12 -
" kon zijn. Toen hij er met anderen op afgegaan was, kon hij het vuur
" tijdig blussen, eer er grotere schade was aangericht. Maar de reeds
" aangebrachte schade steeg toch al tot meer dan 30 lires. Dertig
" lires waren voor ons Oratorio stellig al een hele som. Daarom werd
" er in de preek meegedeeld wat er gebeurd was en op twee achtereen-
" volgende zondagen werd er een aalmoes voor het altaar gevraagd.
" Iedereen gaf toen wat zijn vrijgevigheid hem ingaf en zijn beurs
" hem toestond. Maar enkele weken later kwam de moeder van een be-
" schermeling in het Oratorio; zij vroeg naar de directeur en werd
" bij hem gebracht. Vervolgens begon ze in haar zakken te zoeken,
" haalde er een goudstuk uit te voorschijn en, ontroerd van blijd-
" schap, bood ze hem dat aan voor de kosten van het altaar. Dit goud-
" stuk had ze zuinig met stukjes en beetjes bij elkaar gespaard. Zij
" was er ten hoogste over voldaan dat haar jongen sinds enkele jaren
" door de medebroeders van de conferentie werd geassisteerd en dien-
" tengevolge steeds vorderingen maakte in de deugd. Uit erkentelijk-
" heid tegenover het Oratorio voor de zorgen aan haar zoon bewezen,
" rekende zij het zich tot een plicht geen ontberingen te ontzien, om
" ook op haar beurt iets ter ere van Onze-Lieve-Vrouw te kunnen doen.
" Men wilde haar gift niet aannemen, maar zij drong er bij de direc-
" teur zo op aan, dat deze zwichtte; alleen sprak hij de hoop uit dat
" men zou proberen te zorgen voor een kroon op het Mariabeeld. Die
" wens werd al gauw vervuld; door een klein bedrag aan het door haar
" geschonkene toe te voegen, kon men een eenvoudige maar toch mooie
" kroon aanschaffen om het hoofd van de Onbevlekte Maagd mee te sie-
" ren; dat gebeurde precies op de feestdag van de Onbevlekte Ontvan-
" genis. Uit vrees dit achtenswaardige gehoor al te lang lastig ge-
" vallen te hebben, zal ik thans dit verslag besluiten met u op de
" hoogte te brengen van een levendig verlangen en een grote behoefte
" die er bij ons bestaan, namelijk dat anderen voor ons bidden. En
" gebruik makend van deze gunstige gelegenheid bevelen wij ons aan
" bij de medebroeders van de conferentie van de H. Franciscus van
" Sales, bij die van de conferentie van Sint-Jozef, bij al de ach-
" tenswaardige heren, die zich verwaardigd hebben ons met hun tegen-
" woordigheid te vereren en die door hun lichtende voorbeelden voor
" ons een toonbeeld zijn in het verrichten van goede werken en een
" prikkel om de liefdadigheid te beoefenen. Wij bevelen ons warm bij
" hen aan, zeg ik dus, opdat het hun gelieve voor ons te bidden tot
" de H. Vincentius a Paolo, opdat hij ons een groter aantal medebroe-
" ders zou zenden en ons allen moge vervullen met een heilige ijver,
" om te voorzien in de dringende geestelijke behoeften, die zich on-
" der de jeugd manifesteert in dit deel van Turijn dat in bijzondere
" mate het arbeidsveld van onze conferentie is. In het vertrouwen dat
" ons verlangen bij u gehoor zal vinden, wensen wij u alle zegen van
" de Heer en de bijstand van de Heilige Maagd in alles wat u zult
" ondernemen voor de heiliging van uzelf en anderen.

2.8 Page 18

▲back to top
- VII/13 -
H O O F D S T U K III.
Naar gelang wij verder komen in onze "Memorie biografiche" van de
eerbiedwaardige dienaar Gods, staan wij versteld als we zijn heldhaftige
en voortdurende geestelijke en lichamelijke activiteit gadeslaan. We heb-
ben al gesproken over zijn vele deugden en moeiten, maar ten aanzien van
de beminnelijke manier waarop hij mensen ontving, hebben wij ons tot nu
toe beperkt tot enkele vermeldingen die geen naam mogen hebben. Deze
audiënties begonnen al heel in het begin, dat wil zeggen in 1846, en ze
namen hand over hand toe, zodat Don Bosco in 1857 of 1858 ’s morgens nog
tegen half elf of elf uur het huis kon verlaten. Maar in 1860 waren ze zo
druk bezocht, dat hij gedwongen was de hele morgen in zijn kamer te blij-
ven van 9 uur af tot één uur 's middags; dat bleef een vaste gewoonte van
hem tot de dag van zijn laatste ziekte.
Bij de dood van Don Cafasso was hij, als de erfgenaam van diens
geest, een van de voornaamste bewerkers geworden van die hechte en gede-
gen verbinding van de aristocratie en de burgerij die, doordat zij zich
zonder meer hield aan de voorschriften van de Kerk en aan goede beginse-
len, zo een grote invloed uitoefende op de rest van de bevolking. Men kan
zeggen dat alle goede uitgelezene en vooraanstaande personen, die onder
de verschillende en afzonderlijke maatschappelijke klassen te Turijn aan-
wezig waren, zich over het algemeen tot Don Bosco wendden; en hij, die
als het ware de leider van dat alles geworden was, wist allen aan te
sporen en richtlijnen te geven waar er ook maar iets goeds te verrichten
was.
Mgr. Cagliero vertelt wat we allen hebben waargenomen: "Gedurende
mijn langdurig verblijf in het Oratorio zag ik steeds een toeloop van on-
telbare personen die hem kwamen opzoeken, gedreven door de overtuiging
die ze hadden van zijn zeldzame deugden, zijn buitengewoon helder ver-
stand en zijn heiligheid. Zij kwamen bij hem om hem de steun van zijn ge-
beden te vragen, om zijn zegen te ontvangen, om over de ellende te spre-
ken waaraan de jeugd overgeleverd was, om een of andere aanbeveling te
verkrijgen, om over mogelijke goede werken te spreken, om het middel te
vinden ter verbetering van een kwaal, om hem iets te komen aanbieden voor
zijn instituut, en niet zelden ook alleen maar om hem te zien en te spre-
ken.
"Die personen behoorden niet alleen tot het gewone volk; onder hen
bevonden zich magistraten, gezagdragers van de staat, ministers; het wa-
ren geleerde geestelijken, rectoren van seminaries, bisschoppen, aarts-
bisschoppen, kardinalen uit Italië en uit het buitenland. Vorsten en
volksmensen, rijken en armen, vrienden en vreemdelingen, geleerden en

2.9 Page 19

▲back to top
- VII/14 -
onwetenden, goeden en slechten, allen zochten in hem een raadsman, een
vertrooster, een vader, een vriend. Pastoors en eenvoudige priesters na-
men tot hem hun toevlucht om richtlijnen voor de leiding van de zielen;
en ook veel leerlingen van het convitto van de H. Franciscus van Assisi,
waren gewoon, na beëindiging van hun moraalcursus, naar Don Bosco te gaan
om zijn zegen te verkrijgen, alvorens zich naar de voor hen bestemde
plaats te begeven."
De oversten van kloosterorden, de directeuren van kloosters, broe-
ders en zusters van verschillende soort en kleur, kwamen hem raadplegen.
Don Giacomo Bosco, zijn metgezel op het seminarie, die meer dan dertig
jaar lang geestelijke vader van de Zusters van Sint-Jozef en in het dio-
cees een hooggeachte persoon was om zijn priesterdeugden, beschouwde hem
als een grote heilige. Dikwijls hoorde men hem tot de hem toevertrouwde
kloosterzusters zeggen, wanneer ze hem een raad kwamen vragen: "Gaat naar
Don Bosco, de heilige die zal u raad weten te schaffen; ik ben slechts un
bosc d’pouciou!" Met deze Piëmontese woorden wilde de eenvoudige priester
op een soort waardeloos hout zinspelen, dat zich in de zogenaamde hagen
van mispelhout bevindt.
Giovanni Villa getuigde: "Het aantal personen die hem dagelijks
kwamen opzoeken was zo groot, dat wij jongens onder de indruk kwamen van
zijn grote naastenliefde en offergeest."
Tegen half negen ging Don Bosco van de kerk naar boven, naar zijn
kamer. Zijn vroegere kamer diende tot wachtkamer; van deze begaf men zich
in een tweede, die even groot was en een raam had dat op het zuiden uit-
zag en een ander op het oosten; verder stond daar een armzalig klein bed
in een hoekje en wat onbeduidende meubeltjes.
De secretaris maakte de nodige aantekeningen, opdat men de volgor-
de van binnenkomst in het oog zou houden en iedere bezoeker zijn beurt
zou afwachten.
Don Bosco, steeds openhartig en loyaal, hoewel hij nooit iemand
vleide, noch de lof van de mensen voor zichzelf zocht, ontving iedere be-
zoeker met grote eerbied, alsof het allen belangrijke heerschappen waren,
en hij allen nodig had. Hij maakte geen onderscheid tussen een rijke die
hem een vrijgevige gift kwam brengen of een arme weduwe of een boerinne-
tje die hem enkele stuivers als de vrucht van hun offertjes aanbood. Zijn
woorden ademden voorts een geest van grote nederigheid, vergezeld van
zulke vriendelijke en zachtmoedige manieren, dat ze hem voor het oog van
mensen en engelen sierden. Hij stelde belang in wat hem werd verteld en
scheen op dat ogenblik niets anders in zijn gedachten te hebben. Hij
luisterde heel aandachtig zonder ooit te onderbreken; als een ander hem
in de rede viel, zweeg hij direct. Zolang de ander niet uitgesproken was,
bleef hij zwijgen en alleen wanneer deze klaar was vatte hij meteen de
draad van zijn eigen gedachtegang met bewonderenswaardige tegenwoordig-
heid van geest weer op.

2.10 Page 20

▲back to top
- VII/15 -
"In die kamer", zo schreef advocaat Carlo Bianchetti (1) "heerste
een hemelse vrede. Ik zou niet kunnen zeggen of we bloemen waren, wier
kroonbladeren zich openden om de vertroosting te ontvangen, of zich slo-
ten om de hemelse geur niet te laten ontsnappen die direct in de kelk van
de ziel neerdaalde. Hij zat voor een eenvoudig bureau met kastjes en
kleine laatjes. Pakjes brieven en papieren lagen voor hem opgestapeld,
en soms kwam de post binnen om de opeenstapeling nog te doen toenemen.
Don Bosco gaf daar echter niet veel om. Hij legde de brieven bij de an-
dere; hij was van mening dat ook de kleine dingen langzaam en goed gedaan
moeten worden en dat men zich daarom niet mocht laten afleiden. Naar het
uiterlijk scheen Don Bosco iemand die niets, of heel weinig te doen had.
"Hij ging met iedereen om, alsof hij die morgen niemand anders het
oor te verlenen en niemand anders tevreden te stellen had. Hij huldigde,
evenals de heilige Franciscus van Sales, het beginsel dat de haast mees-
tal het werk schaadt; hij was nooit de eerste om een eind aan een gesprek
te maken; nooit toonde hij dat hij het wilde bekorten; ook gebeurde het
dat, wanneer zijn bezoeker, uit vrees van overlast te bezorgen, wilde
weggaan, Don Bosco hem op een vriendelijke manier verzocht nog wat te
blijven. Vaak merkte de beleefde bezoeker op, dat er nog velen in de
wachtkamer zaten te wachten. "Ze hebben geduld", antwoordde Don Bosco;
"Ik doe net als die barbier die gewoonlijk tegen de mensen die pas bin-
nenkomen zegt: "Wacht u maar even. Het is zo gebeurd! Een ogenblikje!"
Maar daarna doet hij zijn werk met de uiterste zorg, alsof er niemand zat
te wachten. "Verdraaid", zo voegde hij eraan toe, "wie betaalt, heeft het
recht bediend te worden en het zou mooi zijn, als de ... barbier in zijn
haast hem slecht zou scheren en, erger nog, er inderhaast maar links en
rechts op inhakte." - Bij hem ging de eenvoud vergezeld van een hoog
plichtsgevoel en hij rekte de conversatie totdat het onderwerp naar beho-
ren was uitgeput.
"Een gesprek met hem was uiterst aangenaam. Hij vlocht er graag
verhaaltjes en anekdotes doorheen. De anekdote was steeds op haar plaats,
en om het effect ervan te vergroten, was hij gewoon te zeggen dat zulke
grappige voorvallen hem waren overkomen of dat ze hem verteld waren door
Don Cafasso, ofwel door de theoloog Guala, de theoloog Borel of door deze
of gene. Het verhaaltje en het voorbeeld waren wel middelen waarvan hij
zich bediende om een levendiger en diepere indruk te maken, maar van nog
groter belang was het dat ze zo ad rem waren. Hij wist omzichtig te werk
te gaan, zodat niemand hem ooit zou kunnen verwijten minder tactvol en
voorzichtig geweest te zijn. "Zelfs tandartsen", zei hij, "moeten met
fijne manieren te werk gaan, anders wee de arme patiënten!" Don Bosco be-
zat eerbiedige, goedmoedige, van genegenheid vervulde kenmerken, die hem
echter niet beletten de tand te trekken of een of andere grote vis te
vangen. - "Vissers, dieven en zakkenrollers", zei hij dikwijls schert-
send, "zijn eender; maar alles gebeurt en kan gebeuren wanneer het gaat
om de zielen."
(1) Voordracht gehouden hij de herdenking van Don Bosco op 24 juni 1903.

3 Pages 21-30

▲back to top

3.1 Page 21

▲back to top
- VII/16 -
"En welke resultaten behaalde hij met die wonderbare visvangst!
Men kan zich niet gemakkelijk de kracht van zijn uitdrukkingen voorstel--
len, die hij met uitzonderlijke scherpzinnigheid en wonderbaarlijke in-
tuïtie wist toe te passen. Was het God die door hem sprak? Was het de
ervaring die hem voor elk een goede gedachte ingaf? Een feit is het dat
hij, door heel traag het ene woord na het andere te laten vallen, een ge-
dachte van een heilige Vader in het licht stelde, gemoedelijk, maar wel-
overwogen en zonder vertoon. Het was een uitspraak over de noodzaak van
goed biechten, over de devotie tot Maria, over de hemel, en alles was zo
van liefde tot God vervuld, dat verschillenden verklaarden dat zij zich
voelden als bezoekers van een heilige, dat wil zeggen dat iedereen zich
bij het afscheid nemen beter voelde, om het even of het iemand uit het
volk was of een met waardigheid bekleed persoon, leek of geestelijk."
Tot deze laatsten was hij inderdaad gewoon enkele woorden te rich-
ten die de priesterlijke geest en de heiliging der zielen betroffen, of
de praktijk van het mediteren, de dagelijkse geestelijke lezing en bezoek
aan het heilig Sacrament, het vlijtig biechthoren en ijver bij het pre-
ken. "De vragen daarover", zo verklaarde de theoloog Reviglio, "stelde
hij vooral aan de pastoors en andere priesters voor wie hij de weg naar
een geestelijke loopbaan geopend had, zoals ik kan verklaren dat hij ook
ten opzichte van mij gedaan heeft, waarbij hij me tegelijkertijd aanwij-
zingen gaf voor een waarlijk heilige vervulling van mijn ambtsbediening."
Dikwijls spoorde hij een geestelijke aan om de versiering van het
huis van God te bevorderen, alsook de verdediging van de godsdienst, de
verspreiding van de goede pers, de priester- en kloosterroepingen, het
uitbreiden van de missies onder de heidense volken, de oprichting van
nieuwe kerken.
"U met uw intelligentie en kennis", zei hij tot de een of ander,
"kunt me dus helpen met de voorbereiding van een werkje over dit of dat
onderwerp?"
Tegen een rijk, invloedrijk en vrijgevig priester zei hij meerma-
len: "Help mij toch zielen te redden!" - Hij vroeg echter geen aalmoezen,
maar inspireerde de geesten tot het begunstigen van zijn jongens door op
hun behoeften te wijzen.
En tegen een andere priester: "Ik heb een predikant of een biecht-
vader nodig voor de jongens van het Oratorio! Ik reken op u; help me!"
Bij sommige gelegenheden liet hij niet na iemand te vermanen. Op
zekere dag kwam hem een kloosterling uit een verafgelegen dorp opzoeken
die, misschien omdat hij het te lastig vond, of omdat hij bang was door
de een of ander bespot te worden, zijn kloosterkleed afgelegd had en in
burger gekleed was. In die kledij ging hij Don Bosco vriendelijk begroe-
ten. Deze herkende hem wel, maar deed alsof hij niet wist wie hij voor-
had. De ander deed verwonderd en bleef met aandrang beweren dat zij el-

3.2 Page 22

▲back to top
- VII/17 -
kaar toch zo goed kenden. Ten slotte gaf Don Bosco hem tot antwoord: "Hoe
is het mogelijk! U, in zulke kledij? Gaat u maar gerust aan uw werk, want
ik heb geen tijd te verliezen voor u."
- "Maar, luistert u toch eens! Ik was bang me aan beledigingen
bloot te stellen; we leven in een tijd waarin de kloosterlingen weinig
geëerbiedigd worden."
"Laat u mij met rust, er wachten andere mensen op me. Als u wilt
dat ik u te woord sta, ga dan uw religieus kleed aantrekken." - Toen de
ander merkte dat Don Bosco op zijn stuk bleef staan, vroeg hij hem ver-
giffenis en beloofde hem, nooit meer een dergelijke fout te begaan door
zijn kloosterkleed af te leggen. Toen werd hij aangehoord.
De audiënties die Don Bosco verleende waren echter geen eenvoudi-
ge gesprekken. Als zijn mening over een of andere aangelegenheid ge-
vraagd werd, gaf hij niet onmiddellijk antwoord, maar stelde eerst vra-
gen omtrent de verschillende omstandigheden met betrekking tot de aan-
gelegenheid die hem voorgelegd werd. Daarna placht hij de ogen ten hemel
te slaan, alsof hij van God de noodzakelijke verlichting verwachtte. Dik-
wijls ging hij door met over dingen van minder belang te spreken, terwijl
hij de kwestie in zijn geest van alle kanten bekeek om dan, tot de hoofd-
zaak terugkerend, het advies te geven dat hem het meest geschikt leek tot
grotere eer van God en het heil van de zielen.
Soms echter, wanneer het om ingewikkelder, twijfelachtige geval-
len ging, vertrouwde hij niet op zichzelf alleen en beloofde hij over en-
kele dagen antwoord te zullen geven, terwijl hij degene die de zaak be-
trof verzocht, hem met diens gebed te helpen. Intussen raadpleegde hij
schrijvers of nam hij zijn toevlucht tot lieden die op dat gebied gezag-
hebbend waren. Ook verwees hij zijn bezoekers wel naar de een of de ander
van hen, niet zelden naar de voortreffelijke moraaltheoloog Bertagna, op-
dat zij hun moeilijkheden aan die geleerden zouden voorleggen. Zijn me-
ning viel echter slechts moeilijk door een betere te vervangen.
Soms ook, wanneer het kwesties van burgerlijk recht betrof, zond
hij Don Rua om inlichtingen in te winnen bij knappe rechtsgeleerden, ook
geestelijke. Deze, die voortdurend getuige was van het doen en laten van
Don Bosco, verklaarde ons schriftelijk: "Op een dergelijke manier slaag-
de Don Bosco erin de meest ingewikkelde kwesties te ontwarren, en ik zou
het aantal personen niet kunnen tellen, die me verzekerden baat gevonden
te hebben, die opgebeurd waren in hun bedruktheid en hulp gevonden had-
den voor hun moeilijkheden en benarde toestand, dank zij zijn wijze
raad."
"Dikwijls echter sprak hij zonder omwegen en onmiddellijk als een
persoon die de goddelijke wilsbeschikkingen vertolkte. Hoezeer zijn raad-
gevingen soms ook in strijd schenen met menselijke inzichten, toch slaag-
den zij erin, de gewetens vrede te verschaffen als men ernaar luisterde
en ze opvolgde. Ze maakten een einde aan onaangename ruzies, deden de
eendracht terugkeren in gezinnen, en brachten personen, die onzeker wa-
ren betreffende hun roeping, op de rechte weg. In tegenstelling daarmee

3.3 Page 23

▲back to top
- VII/18 -
heb ik anderen gezien die, niet willens waren zich bij zijn beslissingen
neer te leggen en daardoor ernstige gevolgen te dragen hadden. Ze ver-
klaarden zelf tegenover mij gedwaald te hebben, en dat de zaak echter een
gelukkiger verloop zou gehad hebben, indien ze gehandeld hadden zoals Don
Bosco hun had aangeraden. Doch niettemin beschouwde het merendeel van de
mensen, die ervan overtuigd waren een ernstig woord van hem te vernemen,
zijn beslissingen als orakels."
Een volkomen onbekende dame kwam naar het Oratorio om met Don Bos-
co te spreken. Ongeveer twee uur en meer bleef ze voor de deur van zijn
kamer op hem staan wachten. Toen ze hem spreken kon, vertelde ze al haar
zorgen en ongerustheden, en vroeg ze hem of ze gerust kon zijn tegenover
God. Don Bosco antwoordde haar dat ze maar zou gaan en geen vrees hoefde
te koesteren. De dame scheen daarmee echter niet voldaan, doch Don Bosco
vervolgde: "Wilt u de wil van God volbrengen of uw eigen wil?"
De dame antwoordde: - "Duizendmaal liever de wil van God!"
- "Welnu, doe dan zoals ik u gezegd heb en wees gerust."
Toen bedankte ze hem en zei bij het weggaan: "Nu ben ik tevreden!"
Dergelijke dingen vielen iedere dag voor.
Sommige bezoeken echter waren onbelangrijk en vervelend, doch
niettemin beklaagde Don Bosco er zich nooit over dat velen hem dikwijls
zoveel last bezorgden. Domme, babbelzieke, onopgevoede en vaak uitermate
hardnekkige lieden, die toch door niets tevreden te stellen waren; en
nooit stuurde hij iemand weg omdat die hem verveelde en ongelegen kwam.
Men hoorde hem vier- tot vijfmaal toe iets herhalen voor wie het niet
begrepen had, terwijl hij het zo iemand de laatste maal met evenveel rust
zei als de eerste keer. Op dezelfde manier ging hij te werk tegenover
degenen die hem zonder reden kwamen storen, of die hem om zijn mening
kwamen vragen over onbelangrijke of buitensporige dingen. De ene keer
kwam een moeder hem vertellen over de onnozele bekwaamheden van een van
haar kinderen, of een zieke vertelde hem voor de zoveelste maal omstandig
over zijn ziekte en iemand die in een proces verwikkeld was, verhaalde
hem de bijzonderheden van dat proces. En Don Bosco luisterde niet alleen,
maar stelde vragen, vroeg nadere bijzonderheden en gaf iemand die zijn
uiteenzetting wilde vervolgen daartoe de volle gelegenheid. Zo toonde hij
belang te stellen in alles wat hem verteld werd, alsof het zijn eigen
zaak betrof en steeds vond hij een woord van lof en waardering voor
iedereen. Hij wist echter op een vriendelijke manier nutteloze en ijdele
gesprekken in een andere richting te leiden, die de ziel betroffen, en
gebruikte zodoende de last die deze mensen hem aandeden om er iets goed
uit te putten. Zijn raadgevingen brachten steeds goede vruchten voort;
elk woord was een oordeelvelling die indruk achterliet, doordat het ge-
heel natuurlijk en op een vriendelijke manier gezegd werd. Men kan wel
zeggen dat hij de kunst had om alles wat hij zei en wat hij van anderen
hoorde in goud van liefde tot God om te zetten. Het volgende moge dit
voldoende verklaren.

3.4 Page 24

▲back to top
- VII/19 -
Twee mannen kwamen hem vragen hun enkele nummers op te geven waar-
mee ze in de loterij konden spelen, in de overtuiging dat hij hun goede
nummers zou opgeven. Met verschillende argumenten probeerde hij hen daar-
van af te houden, maar ongeduldig, omdat hij zoveel omwegen gebruikte,
onderbraken ze hem: "Maar dat is niet wat we bedoelen! We willen dat u
ons enkele nummers noemt die we moeten spelen om te winnen."
Waarop hij antwoordde: "Zet u op deze drie nummers: de 5, de 10
en de 14."
Tevreden bedankten ze hem en wilden meteen opstappen, maar Don
Bosco zei tot hen: - "Wacht even, dat ik er u ook de verklaring van
geef!"
"Wat? 0, dat is in dit geval niet nodig."
"Toch, als ik u die verklaring niet geef, zult u niet weten hoe
te spelen."
"Goed, dan zullen we luisteren."
"Kijk, het getal 5 dat zijn de vijf geboden van de heilige Kerk;
de 10 dat zijn de tien geboden; het getal 14 wijst op de veertien werken
van barmhartigheid. Speelt die nummers en u zult een onmetelijke schat
vinden."
Bij een andere gelegenheid gaf hij de 4 en de 2 op, uiteenzettend
dat de 4 op de vier uitersten sloeg en de 2 op de beide sacramenten van
biecht en communie. Bij tal van andere gelegenheden schertste hij op de-
zelfde wijze.
Op te merken valt nog dat de meeste mensen kwamen, niet om te ge-
ven, maar om te ontvangen, en het waren er van wie Don Bosco niet veel
te verwachten had. Maar als hij kon, verleende hij toch enige hulp. De
kro-nieken vertellen:
"Op een dag dat Don Bosco door verscheidene clerici omringd was,
vertelde hij ons dit voorval dat hem zelf was overkomen: "Er kwam me een
vurig democraat opzoeken, die zich in ernstige moeilijkheden bevond; hij
verzocht me hem een klein bedrag te geven van minstens drie frank, om een
hemd te gaan kopen; want wat hij aanhad was vuil; en hij verzekerde me
dat hij spoedig zou terugkomen om me de som terug te geven. Ik nam mijn
beurs, maar die was bijna leeg. Ik richtte mijn blik naar het bed en zag
daar een mooi, pas gewassen hemd liggen dat Rossi daar voor me gereed ge-
legd had, maar dat ik uit vergeetachtigheid verzuimd had aan te trekken.
"Kijk", zei ik tot hem, "aurum et argentum non est mihi, quod autem habeo
tibi do."
Hij keek me verwonderd aan en zei: - "Maar, u dan?"
"Maak u daar geen zorgen over", gaf ik hem voor antwoord; "de Voor-
zienigheid die voor u vandaag zorgt, zal morgen wel voor mij zorgen!"
Daardoor raakte de man zo ontroerd, dat hij in tranen uitbarstte,
zich aan mijn voeten wierp en uitriep: "0, wat goed kan een priester toch
doen!"

3.5 Page 25

▲back to top
- VII/20 -
Nadat hij ons dat verteld had, vervolgde hij: "Kijk, die man werd
daarna een grote vriend van de priesters. Op die manier moeten we de har-
ten van de mensen voor ons winnen."
Voor degenen die hem kwaad berokkend hadden, was hij steeds be-
reid goed te doen als ze hem om hulp kwamen vragen, want hij lette niet
op beledigingen die hem aangedaan waren en hij vergat ze met bewonderens-
waardige zelfverloochening, zoals verklaard werd door Mgr. Cagliero en
Mgr. Bertagna. Ook als een al te ijverige, een van zulke mensen de wacht-
kamer zag binnenkomen en er goed meende aan te doen hem te waarschuwen,
door hem aan de belediging te herinneren, wist hij steeds op een beminne-
lijke manier het gesprek op iets anders te brengen en zei hij over de
schuldige alle goeds dat hij van hem wist.
Wanneer hem iets gevraagd werd waarin hij niet kon toestemmen, dan
gaf hij een negatief antwoord, maar overtuigde met zoveel liefde en hof-
felijkheid de ander dat velen zeiden: "Het schijnt alsof Don Bosco niet
neen kan zeggen." - Ze verzekerden zelfs meer prijs te stellen op een
neen van Don Bosco dan op een ja van anderen. Velen riepen uit: - "Hoe
goed behandelt Don Bosco ons toch!" Iedereen was voldaan en ging vol be-
wondering van hem weg.
Als hij niet onmiddellijk kon helpen bij ongelukken, tegenslagen,
vervolgingen of onenigheden, wist hij de pijn toch te lenigen en te ver-
zachten. Herhaaldelijk hoorde Don Gioachino Berto hem zeggen: "De Heer
is een goede vader en zal nooit toelaten dat we boven onze krachten op de
proef gesteld worden." Als de lijdenden de vele goede werken in herinne-
ring brachten die ze verricht hadden en vonden dat God hen vergeten had,
riep Don Bosco uit: "God vergeet niets. Hij zal later in de hemel alles
overvloedig belonen." Bij andere gelegenheden zei hij tot degenen die hun
moeiten en zorgen voor familieleden en ondergeschikten niet beloond za-
gen. "Bedenk dat de Heer in alle geval beloont maar "non secundum fruc-
tum, sed secundum laborem". En Hij betaalt beter dan de mensen!"
Het geduld dat hij aan de dag legde bij het aanhoren van het leed
van zijn evenmensen was onbegrensd en daarom spoorde hij allen aan bij
hem terug te keren als ze behoefte hadden aan opbeuring. Dat was een van
de belangrijkste zendingen waarin Don Bosco alle werken van geestelijke
barmhartigheid beoefende, daar hij de onwetenden onderrichtte, de zon-
daars vermaande, de beproefden troostte en God en de Heilige Maagd bad
allen, die door middel van hem om hulp en bijstand vroegen, naar ziel en
lichaam te zegenen.
Niet al zijn bezoekers deden zich als smekelingen en op een be-
leefde manier aan hem voor; doch sommigen kwamen zich ook bitter bekla-
gen over een of ander vermeend onrecht dat hun door hem of door de zijnen
was aangedaan en soms durfden ze hem beledigen en bedreigen. Maar Don
Bosco behandelde hen niettemin met zoveel zachtmoedigheid dat ze uitein-
delijk niet alleen verzoend weggingen maar zelfs als zijn vrienden.

3.6 Page 26

▲back to top
- VII/21 -
Anderen, vervuld van zichzelf, en gemakkelijk op hun tenen ge-
trapt, in de overtuiging dat zij recht hadden op alle mogelijke voorko-
mendheid, verwaardigden zich hem hun plan uiteen te zetten voor het on-
dernemen van een handeltje en vroegen hem om zijn mening. Nooit kwetste
Don Bosco dan hun hoogmoedige gevoelens, maar zette op een vriendelijke
manier het voordeel van een door hem voorgestelde uitweg uiteen, en paste
zich verder aan de wijsheid aan van hem die met de vraag bij hem gekomen
was.
Soms had iemand een andere mening over de billijkheid van een be-
ginsel of een gebeurtenis, en werd dan vervelend door zijn brutaliteit;
als men dan Don Bosco naderhand vroeg, waarom hij zoveel lankmoedigheid
tegenover zulke opdringerige lieden aan de dag gelegd had, antwoordde hij
dikwijls: "Men moet zulke mensen behandelen als zieken."
In een enkel van die gevallen viel het hem moeilijk zich te be-
heersen, daar het om de eer van God ging. Zo vertelde hij op 21 februari
1863 aan zijn leerlingen een voorval dat hij twee dagen van tevoren had
meegemaakt.
"
Er kwam een man op mijn kamer die niet verkrijgen kon wat
" hij wilde en daarom op een verschrikkelijke manier begon te vloe-
" ken. Hoewel ik hem tot dat ogenblik had aangehoord, kon ik me bij
" zoveel gevloek niet langer inhouden. Ik ging naar de kachel, nam
" de vuurtang en, terwijl ik de vloeker stevig bij zijn kraag pakte,
" riep ik uit: "Vertrek onmiddellijk hiervandaan, anders zal ik u
" een lesje lezen."
"
"0, neem me niet kwalijk", zei de man, "als ik iets ver-
" keerds gezegd heb."
"
- "Er is geen excuus. Ik wil een dergelijke duivel niet in
" mijn kamer hebben. Dat is geen manier om God te behandelen!" en ik
" greep hem vast en zette hem buiten de deur. "Als ik hoor vloeken
" en vooral wanneer de heilige naam van God daarbij gebruikt wordt
" met lelijke toevoegsels, o, dan laat ik me werkelijk gaan; en als
" Gods genade me niet weerhield, zou ik tot daden kunnen overgaan,
" waarover ik naderhand misschien spijt zou moeten hebben."
Uitgenomen dit ene zeldzame geval, liet hij niet toe dat iemand
ongetroost van hem wegging. Nadat hij zijn bezoeker volledige voldoening
gegeven had, begeleidde hij hem op zijn gebruikelijke, beminnelijke ma-
nier, tot aan de deur. Zijn houding werd zozeer door vriendelijkheid en
goedhartigheid doorstraald dat velen, die hem, zij het ook slechts enke-
le ogenblikken gesproken hadden, of hem alleen maar gezien hadden, ver-
klaarden dat zij, wanneer ze zich de persoon en de goedheid van de god-
delijke Zaligmaker hadden moeten voorstellen, zich, met de verschuldigde
maat voor verhouding en eerbied, de verschijning van Don Bosco voor de
geest hadden geroepen.

3.7 Page 27

▲back to top
- VII/22 -
"Eens was hem een hele rijke ongelovige koopman louter uit nieuws-
gierigheid komen bezoeken. Hierover vertelt Don Dalmazzo Francesco: -
Ik zag hem, helemaal ontsteld weggaan en hoorde hem drie tot vier maal
achter elkaar uitroepen: "Wat een man, wat een man is dat!" En toen ik
hem vroeg wat Don Bosco hem gezegd had, antwoordde hij me, dat hij zo-
veel moois gehoord had, dat men van andere priesters nooit hoorde, en
dat hij hem bij het afscheid nemen deze woorden gezegd had: "Laten we
ervoor zorgen dat we elkaar eens, u met uw geld en ik met mijn armoede,
in de hemel kunnen weerzien."
Giovanni Bisio voegde eraan toe: "Om een idee te geven van wat
Don Bosco soms zei en deed, herinner ik mij dat ik eens een jood van een
jaar of vijftig bij hem bracht, die me het verlangen te kennen had gege-
ven hem te ontmoeten. Ik weet niet wat er tussen hen besproken werd; maar
toen deze jood het Oratorio verliet zei hij tegen me, dat wanneer er in
iedere stad een Don Bosco zou geweest zijn, de hele wereld bekeerd zou
zijn. Ik heb ook van de pastoor van mijn dorp gehoord dat een rabbijn uit
Alessandria tot hem zei: "Ik ben Don Bosco al tweemaal gaan opzoeken,
maar de derde keer ga ik er niet meer heen, anders zou ik me genoodzaakt
zien bij hem te blijven!" – Zo een grote uitwerking hadden de vriendelij-
ke en innemende woorden die hij tot degenen die hem benaderden wist te
zeggen. Dat verklaart ook, waarom de jongens hem zo genegen waren en hij
brave kerels van hen wist te maken."

3.8 Page 28

▲back to top
- VII/23 -
HOOFDSTUK
IV
De audiënties waren voor Don Bosco een kwellend en verdienstelijk
kruis. Meestentijds had hij ernstige lichamelijke ongemakken te door-
staan, omdat hij, ziekelijk als hij was, met zijn zwakke maag en onder-
worpen aan tal van ernstige ontstekingen, voortdurend moest spreken. Na
enige tijd had hij het gevoel alsof hij adem te kort kwam en zijn tong
brandde. Soms was hij zo vermoeid, dat hij de klank van zijn stem niet
meer kon laten horen. Andere keren kreeg hij door het lange piekeren over
de oplossing van ernstige vraagstukken, zo een vreselijke hoofdpijn dat
hij het medelijden opwekte van wie hem gadesloeg, en toch zette hij zijn
pijnlijke bezigheid dan voort. Pater Giuseppe Oreglia van de Sociëteit
van Jezus, verklaarde, dat wanneer Don Bosco in zijn leven geen andere
boete zou verricht hebben, deze voldoende zou geweest zijn om zijn deugd-
zaamheid heldhaftig te noemen.
Inderdaad was het leven van Don Bosco een voortdurend verlenen van
audiëntie, zowel in de straten van Turijn als op zijn reizen en in de
verschillende dorpen waar hij kwam. Als hem werd aangeraden zich van een
zo bijzonder vermoeiende arbeid vrij te maken, antwoordde hij steeds:
"Dat kan ik niet doen!... Daar heb ik de moed niet toe!... Het zijn arme
mensen!... Velen komen ook van heel ver; ze hebben ook hun moeilijkhe-
den!... En dan: ik moet mijn zending volbrengen." - En hij vervolgde:
"Arme lui! Zij willen mij hun miseries toevertrouwen... ze moeten zo lang
in de wachtkamer zitten... ik heb er medelijden mee, en ze moeten toch
geholpen worden... en dan... en dan... slaagt men erin een beetje goed te
doen..."
En ook in die omstandigheden wist hij nog te schertsen: "Maar zou
er niet een middel zijn", vroeg een van zijn priesters hem, "om de last
wat te verminderen van zoveel audiënties die werkelijk nutteloos zijn?"
Hij antwoordde: "0, zeker zou er wel een middel te vinden zijn om
me van zoveel mensen af te maken."
- "Wat dan?"
- "Als ik bijvoorbeeld deed alsof ik een beetje gek was of stomp-
zinnig; dan zouden de mensen niet meer komen; het praatje zou rondgaan:
"Arme Don Bosco! Hij heeft ze niet alle vijf meer bijeen; hij weet niet
meer wat hij zegt." Maar dat zou een afkeurenswaardige uitweg zijn en
schadelijk voor de vrome sociëteit, omdat we iedereen nodig hebben; daar-
om is het goed de weg open te laten voor de goddelijke Voorzienigheid."
Daarom weigerde hij niemand, op welk uur van de dag hij ook kwam,

3.9 Page 29

▲back to top
- VII/24 -
en ook al was het middag; en hij kwam niet naar beneden voordat hij al-
len voldaan had. Na de maaltijd waren er al weer enkelen die hem te
spreken vroegen. "Laat me maar gaan", zei hij tot zijn clerici die hem
probeerden tegen te houden, "het drukt me te veel als ik die mensen zie
wachten!"
Op zekere dag zetten de clerici hem er toe aan bepaalde uren vast
te stellen waarop hij mensen zou ontvangen; zo moest hij niet steeds en
op onverschillig welk ogenblik luisteren naar iedereen die zich maar
aanmeldde; en anders zou hij, zo benadrukten zij, zich op die manier te
gronde richten. Hij antwoordde: "Och! De Heer heeft ons in deze wereld
geplaatst voor de anderen."
Daarom raadde hij zijn ondergeschikten, die met gezag bekleed wa-
ren, aan te leven in voortdurend offer voor het welzijn van de evenmens,
en spoorde hen aan, als de gelegenheid zich daartoe voordeed, het middel
van het gesprek niet te verwaarlozen en aldus naastenliefde te beoefenen
ten aanzien van welke klasse van mensen ook. Hij beval hen aan voor
iedereen grote eerbied aan de dag te leggen, en, zoals de H. Vincentius
a Paolo placht te zeggen, in iedere stand hun Jezus Christus te laten
zien. In de paus en de bisschoppen, Jezus de Hogepriester, in de pries-
ters Jezus de priester, in de koning, Jezus de soeverein, in de heren
van adel, Jezus van de adellijke stam van David, in de magistraten, Je-
zus de Rechter, in de handelslieden, Jezus de goede Samaritaan. En, hij
toonde Hem, vakman met de werklieden, arm met de bedelaars, ziek met de
zieken. En evenzo in de parabels de huisvader, de bruidegom, de wijn-
bouwer, de grondeigenaar enz.
Hij drong er bij hen op aan, zich erop toe te leggen nooit iemand
ontevreden heen te sturen. Met andere raadgevingen was hij gewoon ook
het volgende tot zijn secretaris te zeggen: "Zorg ervoor alles te doen
wat je kunt om de mensen tevreden te stellen, zoals Don Bosco doet." -
De secretaris begon daarom opzettelijk die raad op te volgen maar, toen
er enkele dagen verstreken waren, kwam hij bij Don Bosco en zei dat het
hem onmogelijk was allen tevreden te stellen; hij verzocht hem, te zeg-
gen hoe dat gebeuren moest.
Na een poosje te hebben nagedacht, antwoordde Don Bosco hem: "Al-
len?... Onmogelijk! Luister: vanmorgen kwam er een dame bij me om haar
aangelegenheden uiteen te zetten, maar zij drong er erg op aan, dat ik
naar beneden naar de kerk zou gaan om de zaken in de biechtstoel af te
handelen. - "Maar u ziet toch", gaf ik haar tot antwoord, "dat ik geen
tijd heb; en bovendien horen die dingen niet in de biechtstoel thuis."
De dame stoof echter op en zei: "De heilige Franciscus van Sales
zou zijn penitenten niet zo behandeld hebben."
Waarop ik: - "Als de H. Franciscus u in deze omstandigheden ont-
moet had, zou hij u hetzelfde antwoord gegeven hebben als ik." Maar de
brave vrouw was niet te overtuigen en vertrok met een lang gezicht. Niet-
temin neemt in zulke omstandigheden de kalmte, zonder enige scherpte,

3.10 Page 30

▲back to top
- VII/25 -
een teleurstellende indruk weg, of doet hem sterk afnemen.
Om een dergelijk effect te bereiken moet men er echter een gewoon-
te van maken, zich voor te bereiden, dat wil zeggen: gebed, rijpe over-
weging, vriendelijkheid van optreden, gepaard aan een groot geduld en
liefde voor de waarheid."
Tegelijkertijd voegde hij eraan toe: "Wees voorzichtig! Doch la-
ten we niet vergeten, dat onze voorzichtigheid moet bestaan in het vei-
lig stellen van het geloof, het geweten en onze ziel."
Voor de rest kregen priesters, clerici en leerlingen een prakti-
sche les in de manier waarop men zich bij een gesprek moest gedragen,
wilde dat vrucht afwerpen. Wanneer ze zelf op zijn kamer gekomen waren
en met hem gesproken hadden, bewonderden zij de manier waarop hij zich
tegenover hen gedroeg.
Als hij met anderen sprak, kende hij op het eerste gezicht hun
karakter, neigingen, gebreken en goede eigenschappen; onder het spreken
wist hij het zo te schikken dat allen erdoor voldaan waren. Gevraagd hoe
men het moest aanleggen om, zoals hij deed, tot de harten van de mensen
door te dringen en hun achting te verwerven, deed hij dit middel aan de
hand: "Veel vragen en het gesprek brengen op de levensstaat, het vak of
beroep van degenen met wie men spreekt. Aan een boer vragen hoe het er
buiten voor staat, aan een soldaat iets over het militaire leven, aan
een dokter iets over zijn zieken, aan een koopman iets over de jaar- en
gewone markten, aan een vader, iets over zijn gezin, aan een jongen iets
over de school en zijn spelen. Volleerd in de grote kunst van zich naar
alle karakters te schikken en zich op gelijk niveau te houden met het be-
vattingsvermogen van elk, onderhield hij zelfs gesprekken met de kleu-
ters, en stamelde hij als het ware met hen mee, terwijl in gesprekken van
weinig belang hij de man met een middelmatige ontwikkeling het gevoel gaf
dat deze zich met hem kon meten op het gebied van kennis en in het afhan-
delen van belangrijke aangelegenheden.
Tegelijkertijd met de audiënties zorgde hij voor het afhandelen
van de correspondentie. Maar om al de pakken brieven te lezen die hem
geregeld bereikten, trok hij zich, om niet gestoord te worden, na het
middagmaal terug, hetzij in het convitto of in een koffiehuis nabij de
Consolatakerk. Daar ging hij niet weg, alvorens alle brieven van kant-
tekeningen voorzien te hebben. Als hij dan weer thuisgekomen was, was
hij, twintig jaar lang ongeveer, verplicht halve nachten door te brengen
met het schrijven van de antwoorden. Een dergelijke arbeid eiste dik-
wijls grote oplettendheid, vanwege de adviezen die hij moest geven, of
de vraagstukken die er moesten opgelost worden. Maar grote voorzichtig-
heid betrachtte hij steeds bij het beantwoorden van vragen die hem door
onbekende personen schriftelijk gesteld werden. Als hij zich door hun
uiteenzetting geen welomschreven beeld van het onderwerp kon maken, of
de stof van een te delicaat karakter was, antwoordde hij hun dat zij

4 Pages 31-40

▲back to top

4.1 Page 31

▲back to top
- VII/26 -
zich tot hun eigen pastoor zouden wenden, of tot hun geestelijke Leids-
man, ofwel tot een ande- re geleerde en op dat gebied bedreven geeste-
lijke of leek, en dat ze zich aan hun oordeel zouden onderwerpen.
Maar de brieven boden hem niet minder gelegenheid om het geduld
en de nederigheid te beoefenen als de audiënties. Hij zei altijd dat
wanneer men op een toornige of beledigende brief, onmiddellijk een zacht-
moedig antwoord schreef, met betuigingen van eerbied, dat steeds een ze-
kere overwinning zou opleveren en vijanden in vrienden veranderen. "Res-
ponsio mollis frangit iram", aldus het Boek der Spreuken. Hij had er hon-
derdvoudig het bewijs van geleverd.
Rond het jaar 1863 gebeurde het dat een adellijke heer, die hij
niet anders dan bij faam kende, hem een brief schreef over een zaak van
zeker gewicht. Daar Don Bosco op dat ogenblik een heel ingewikkelde cor-
respondentie af te handelen had en het niet over een zaak van vertrouwen
ging, droeg hij een van zijn priesters op die brief te beantwoorden. De
heer, die een grote dunk had van zichzelf en van de eerbied die men hem
verschuldigd was, raakte bij het ontvangen van die brief buiten zichzelf
van woede; hij nam de pen ter hand en schreef hem met duizend beledigende
uitdrukkingen terug: - "Don Bosco moest niet uit het oog verliezen wie
hem geschreven en hem met een eigenhandig geschreven epistel vereerd had;
hij wist heel goed wie Don Bosco was...; door de maatschappelijke afstand
die er tussen hen beiden bestond uit het oog te verliezen, had Don Bosco
een onwaardige daad gesteld, door zich niet te verwaardigen eigenhandig
te antwoorden. Hijzelf had dikwijls aan de koning, aan de paus en aan
andere heel voorname personen geschreven, en van allen steeds een eigen-
handig geschreven antwoord ontvangen en niet door middel van een secreta-
ris. Dacht Don Bosco misschien zich te vernederen door het antwoord zelf
te schrijven? Dacht hij soms meer te zijn dan de koning, meer dan de
paus? Het zou zijn plicht geweest zijn hem persoonlijk te antwoorden..."
En zo ging het nog een poosje door.
Don Bosco liet zich door het lezen van een dergelijk lomp schrij-
ven niet uit het veld slaan en antwoordde eigenhandig: - "Dat hij hem
voor zijn vriendelijke brief dankte. Hij had hem al gekend als een man
van ontwikkeling en met een groot begrip, maar hij had nooit kunnen den-
ken dat hij zo meesterlijk de kunst van het schertsen verstond, zoals
uit die brief bleek. Hij bedankte hem voor de familiare toon waarop hij
hem had willen schrijven, waardoor hij zich een oprechte vriend toonde.
Dat hij zich maar al te vereerd voelde door een dergelijke vriendschap
en deze gelegenheid niet ongebruikt voorbij wilde laten gaan om ze van
harte te bevestigen. En daar het hem op dit ogenblik niet mogelijk was
uitvoeriger te schrijven, behield hij zich daarom voor op die en die dag,
op dat en dat uur bij hem te komen eten om in alle rust over de bekende
zaak te komen spreken."
De heer in kwestie kon, toen het ogenblik van woede voorbij was,
niet minder doen dan de fout die hij begaan had te erkennen en zich er-
over te schamen. Don Bosco ging bij hem eten en werd boven aan het bor-
des door hem opgewacht. Aanvankelijk bevond hij zich min of meer in ver-

4.2 Page 32

▲back to top
- VII/27 -
legenheid; maar na enkele ogenblikken werd hij openhartig en opgewekt,
daar Don Bosco inderdaad die brief scheen opgevat te hebben als een
hartelijke en fijnzinnige grap om zijn bezoek uit te lokken. Er werd
gegeten en gelachen: met zijn beminnelijke manier van doen veroverde Don
Bosco al spoedig het hart van zijn gastheer, die van dat ogenblik af de
vriend en weldoener van het Oratorio werd.
Een pastoor uit het diocees Saluzzo, was na een lange correspon-
dentie met Don Bosco, woedend omdat hij geen steun bij hem vond voor
een plan dat hij had en schreef hem een brief van zeven bladzijden met
vlammende termen die erop berekend schenen hem te beledigen. Don Bosco
antwoordde hem dat het hem speet hem zo ernstig gekwetst te hebben; dat
hij enkele ideeën en plannen had voorgesteld, in de mening dat die niet
in strijd waren met zijn verlangen, dat hij echter elke zin terugtrok
die hem onaangenaam had kunnen zijn; dat hij alles aan hem overliet en
andere manier beledigd mocht hebben." - Bij dat onverwachte antwoord werd
de bedoelde pastoor al veel milder gestemd. Hij vroeg schriftelijk om
vergeving; hij verzocht Don Bosco die ongelukkige brief te willen ver-
scheuren; smeekte hem die te willen vergeten alsof hij niet geschreven
was; en beval zich voor alles aan om iedere dienst te bewijzen die Don
Bosco nodig kon hebben. Hij hield op grootmoedige wijze ook zijn woord.
Een andere vooraanstaande geestelijke had Don Bosco een brief ge-
schreven die hij, daar hij buiten Turijn vertoefde, niet had kunnen ont-
vangen. Daar de briefschrijver maar geen antwoord zag komen, werd hij
nijdig en meende dat Don Bosco zich niet wilde verwaardigen met hem in
briefwisseling te treden. Opgewonden ging hij daarom in het publiek te
keer dat Don Bosco trots en hoogmoedig was; hij voegde eraan toe: "Als
zo de overste van de nieuwe congregatie is, wat voor een soort lieden
moeten die salesianen dan wel zijn!" - Hij bracht ook verschillende be-
schuldigingen tegen hem in, en zei dat hij een verontschuldiging van
Don Bosco verwachtte, want hij had hem een brief op poten geschreven.
Don Bosco die van die praatjes op de hoogte gebracht was, schreef die
heer een brief, waarin hij hem meedeelde geen rechtvaardiging van hem
te moeten verwachten tegenover de tegen hem geuite beschuldigingen, daar
hij zich schuldig verklaarde aan datgene wat tegen hem als beschuldiging
was aangevoerd en aan nog veel erger; alleen verzocht hij hem, daar ieder
mens in gevaar verkeert van het ene ogenblik op het andere te sterven,
hem volkomen vergiffenis te willen schenken, opdat hij van zijn kant
minstens rustig voor Gods rechterstoel zou kunnen verschijnen. De be-
trokken geestelijke raakte door deze brief niet weinig in verwarring,
en schreef terug, drukte zijn grote spijt uit over zijn lompe en laster-
lijke aantijgingen en besloot dat er voor hem niets anders opzat dan
naar Turijn te komen en zich aan Don Bosco's voeten neer te werpen en hem
vergiffenis te vragen.
Daarom had Don Bosco volkomen gelijk met te zeggen dat aldus ieder-
een steeds de verliezende partij is, die schriftelijk en mondelinge bele-
diging met belediging beantwoordt, daar "sermo durus suscitat furorem."

4.3 Page 33

▲back to top
- VII/28 -
HOOFDSTUK V
In al zijn arbeid, in alles wat hij ondernam, had Don Bosco enkel
de eer van God voor ogen en het welzijn van de zielen. Daarom hoeft het
niet zo vreemd te schijnen, dat de heilige Maagd hem persoonlijk hulp
verleende bij het vervullen van zijn ambt en bij de zorg voor de jongens
van het Oratorio. Dat er contact bestaat met de bovenzinnelijke wereld
is een feit dat geen verstandig mens kan ontkennen. De bovennatuurlijke
verschijnselen die in de loop der eeuwen in een groot aantal zijn onder-
zocht, zijn gebeurtenissen die op het terrein van de geschiedenis vallen.
Iedere niet vooringenomen criticus staat het daarom vrij ze te onderzoe-
ken, ze in discussie te betrekken en ze te aanvaarden, en wij laten aan
hen het onderzoek over van wat we zullen uiteenzetten. We merken intussen
op dat de wonderbaarlijke feiten, die het leven van de eerbiedwaardige
Don Giovanni Bosco doorweven in dat jaar, 500 leerlingen tot getuigen
hadden, bovendien priesters, en anderen in het huis.
We gaan nu dus op het onderwerp in en mogen zeggen dat Onze-Lieve-
Vrouw inderdaad haar edelmoedige hulp aan het Oratorio bleef bestendigen.
Don Giovanni Bonetti vertelt aldus in zijn kroniek: "Donderdag, 9
januari 1862. Rond negen uur 's avonds hadden drie jongens, Vallania,
Sciolli en Finelli, zich vóor de tijd naar de slaapzaal van de H. Aloy-
sius begeven om naar bed te gaan; die zaal lag in het nieuwe gedeelte van
het huis. Terwijl ze grapjes verkochten - of liever er geen al te behoor-
lijke praat uitsloegen - in plaats van met de anderen naar de gemeen-
schappelijke gebeden te gaan, hoorden ze een slag als van een aardbeving
en daarna een gefluit van een krachtige wind die opstak. Plots verscheen
er voor een van de ramen van hun slaapzaal boven de vensterbank aan de
buitenzijde een vlammetje in de vorm van een vuurbol. Hoewel het raam
gesloten was, drong hij er met een licht gerucht doorheen. Nadat de vuur-
bol over hun hoofden heengegaan was, doorliep hij de zaal van de ene kant
tot de andere; daarna bleef hij in het midden stilstaan. Was niet langer
een enkele bol, maar verdeelde zich in vele vlammen over de hele ruimte
van de zaal, die een ogenblik lang helemaal, ook tot in de verste hoeken,
verlicht werd. Op hetzelfde ogenblik werd er een geluid gehoord, als de
stap van iemand die rondwandelde. Na enkele ogenblikken concentreerde het
licht zich andermaal tot een enkele bol, begaf zich naar het genoemde
venster en verdween naar buiten; de drie jongens waren vol schrik en zo-
dra ze weer even op adem kwamen, verborgen zij zich onder de dekens.
"Een dergelijk zonderling voorval kon niet verborgen blijven. Val-
lania vertelde het mij en verzekerde mij dat het feit, dat zeker niet
eervol voor hem was, echt gebeurd was. Als een lopend vuurtje verspreid-

4.4 Page 34

▲back to top
- VII/29 -
de het zich en er liepen verschillende geruchten. Hetzelfde schitterend
en buitenge-woon sterk licht werd eveneens gezien door Don Rua en Don
Savio, terwijl ze uit een klas kwamen, maar ze dachten dat het de schijn
van een gewoon vuur was. De clericus Provera bevond zich achter het huis,
op het terras nabij het venster en van daar zag hij het op ongeveer twee
meter hoogte boven zijn hoofd verschijnen. Terwijl hij ernaar stond te
kijken, barstte het zonder lawaai uiteen onder het verspreiden van een
grote massa vonken; en na de hevige glans bevond hij zich in een dichte
duisternis gehuld. Er waren er ook die verzekerden dat zij een vuurbol
boven de kamer van Don Bosco gezien hadden. Andere, ongegronde geruchten,
over geheimzinnige verschijningen deden eveneens de ronde onder de leer-
lingen die, door een heilige vrees bevangen, verlangden dat Don Bosco een
verklaring van het gebeurde zou geven.
Op zondag 12 januari verhaalde Don Bosco 's avonds voor al de ver-
zamelde leerlingen, studenten en ambachtsjongens, het verschijnsel van
dat licht en zette het tot in de kleinste bijzonderheden uiteen. Daarop
vervolgde hij:
"
Het feit is aldus: er zijn er hier enkelen aanwezig die
" er getuige van geweest zijn en die het verteld hebben zoals ik
" het u heb uiteengezet. Ik wil eraan toevoegen, dat die bol van
" de slaapzaal naar een ander vertrek ging, waar hij het bericht
" achterliet dat op die plaats van het huis slechte taal gesproken
" werd. Niet lang daarna werd hij gezien door Don Rua, Don Savio
" en door clericus Provera.
"
Gedurende die dagen werd er onder de jongens veel gespro-
" ken over dat licht. Sommigen vroegen: "Wat is het? Is het misschien
" de ziel van Martano die behoefte heeft aan ons gebed?" - Anderen:
" "Het is misschien een vuurbol of een dwalende ster?" - Laat ons
" al dergelijke vragen buiten beschouwing laten; ik ben in de gele-
" genheid u te zeggen wat het inderdaad was. Ziehier: er bevinden
" zich hier in huis bepaalde verstokte harten, die weerstand bieden
" aan Gods genade. Zij hebben de toorn van de Heer over zich afge-
" roepen, die ons met straf bedreigde. De allerheiligste Maagd Maria,
" die zich steeds de beschermster van dit huis getoond heeft, heeft
" met een tastbaar teken die straffen afgeweerd, op de manier die we
" hebben gezien; en zij heeft zich er in haar barmhartigheid toe be-
" perkt, degenen te waarschuwen die een verstokt hart getoond hebben.
"
Ik geef u de verzekering dat, als ik denk aan de staat waar-
" in die jongens zich bevinden, ik ween van verdriet, als ik na zo-
" veel gunsten van de hemel sommigen zo onverschillig zie en hun
" eigen ziel zie verwaarlozen. Wanneer zij niet het besluit nemen op
" tijd eens en voor al met de zonde te breken en zich aan de Heer te
" wijden, zullen zij wellicht in hun leven nooit meer een dergelijke
" genade verkrijgen om zich te bekeren. Dat ze goed luisteren; ik zal
" hun een raad geven, en wel deze: Wanneer zij de zonde niet willen
" laten, dat zij uit dit huis weggaan, zo spoedig mogelijk;

4.5 Page 35

▲back to top
- VII/30 -
" want als hun daarna dan ongeluk overkomt, zal ik er niet verant-
" woordelijk voor zijn. Laat iedereen hierover nadenken. Sommigen
" zullen een generale biecht moeten spreken; anderen lopen rond met
" in de biecht verzwegen zonden en wel al geruime tijd; anderen be-
" vinden zich in moeilijkheden en zeggen steeds: "ik zal het doen,
" ik zal het doen", maar komen er niet toe zich te vermannen. Dezen
" mogen wel vrezen, want ze hebben gelijk. Maar degenen die een ge-
" rust geweten hebben, kennen geen enkele vrees; ik kan hun de ver-
" zekering geven dat ons geen enkel kwaad zal geschieden, daar wij
" de Heilige Maagd Maria bij ons hebben, die ons beschermt. Welk ge-
" rucht ge ook hoort,welk licht ge ook ziet, indien ge in de genade
" van God leeft, hoeft u geen vrees te koesteren.
"
Niet zo lang geleden is er een heel intiem bezoek aan uw
" gebracht en niemand heeft het gemerkt. Maar voor wie braaf is,
" moet het een grote geruststelling zijn, dat het een onderpand is
" voor de zekerheid van hun ziel. De lichtzinnigen echter mogen er
" een reden in vinden om eens ernstig na te denken.
"
Vandaag zei er een: "Ik wil weg uit dat huis. Ik wil er
" niet blijven waar zulke dingen gebeuren." - Beste jongen! Wanneer
" de hand van God ons tot zich wil trekken, weet Hij ons in iedere
" uithoek van de aarde te vinden! David zegt: "Als ik in de hemel
" opstijg tot boven de sterren, zijt gij er; en als ik neerdaal on-
" der de aarde, tot in de hel, ook daar zal ik U vinden; als ik
" vleugels zou aanbinden en tot de uiterste uiteinden van de zeeën,
" zou vliegen ook van daar zoudt ge me weghalen en mij uw rechter-
" hand toesteken.
"
Intussen bidt morgen allen tot de Heer en Onze-Lieve-Vrouw
" opdat zij ons alle genaden zouden schenken die voor onze ziel no-
" dig zijn. Ik zal bidden voor het welzijn van mijn ziel en ook voor
" dat van de uwen. Ga thans allen slapen en slaap wel."
Toen hij uitgesproken was kwam de jonge Vallania naar mij (Don Bo-
netti) toe, en verzekerde me dat wat Don Bosco verteld had, nauwkeurig
overeenstemde met wat hij op de slaapzaal gezien had.
Velen spraken over die zin: "Niet zo lang geleden is er een heel
intiem bezoek aan uw hart gebracht en niemand heeft het gemerkt", en zij
vonden dat dit klaarblijkelijk doelde op de nieuwjaarswensen of op de
briefjes die enkele dagen geleden waren uitgedeeld en waarin iedere jon-
gen heel nauwkeurig, volgens de staat van zijn geweten was aangeduid.
Daaruit volgde dat de nieuwjaarswens en dat licht of die bol één en het-
zelfde waren en op hetzelfde doel gericht, of beter, dat het één een ge-
volg was van het andere. Zo dachten de jongens erover, terwijl ze Don
Bosco goedenacht wensten.
Toen de leerlingen waren gaan slapen, wendden een groot deel van
de clerici en enkele leken zich tot Don Bosco, om hem enkele vragen te
stellen. Onder meer vroegen zij hem de verklaring van zijn woorden: "De
bol ging daarna naar een ander vertrek, waar hij het bericht achterliet
dat op die plaats van het huis slechte taal gesproken werd." - Don Bosco

4.6 Page 36

▲back to top
- VII/31 -
wilde echter geen verklaring geven, doch hij gaf ons met even zoveel
woorden te verstaan, dat de bol eigenlijk in zijn kamer verschenen was en
dat hij daardoor zoveel andere dingen te weten gekomen was.
Hij vertelde ons vervolgens dat de Madonna gewoon is op deze aarde
te verschijnen. Na ons enkele bewijzen gegeven te hebben van de diepe
kennis die hij had van de theologie, verklaarde hij ons aan de hand daar-
van, hoe de intuïtieve aanschouwing van God menselijkerwijze mogelijk is;
hierdoor zien de heiligen in God als in een spiegel, naar zijn welgeval-
len, het verleden, het heden en de toekomst, en ook alle plaatsen van het
universum en daarom kunnen zij zich ook op iedere plaats ter wereld be-
vinden; vervolgens zei hij ons dat als de Madonna ergens op een bepaalde
plaats wenst te zijn, zij slechts een wilsakt hoeft te stellen om op die
plaats te zijn en dan bevindt zij er zich ook daadwerkelijk. Zij ver-
schijnt meestal, gekleed volgens de gewoonte van het land waarin zij zich
wenst te bevinden; enkele malen verscheen zij en gaf zij een teken van
haar tegenwoordigheid ter plaatse door middel van een zinnebeeld.
Het trof ons met verbazing, hem zo goed en met zoveel gemak over
mystieke dingen te horen spreken, en enkelen stelden hem de vraag, of
hij ook al zulke visioenen enkele keren ondervonden en gesmaakt had. Hij
antwoordde dat hij dat bij de schrijvers geleerd had. Aangezien er boe-
ken waren die over beschouwende onderwerpen handelen en veeleer bestemd
zijn voor degenen die een contemplatief leven willen leiden, vroeg Don
Rua of er in het huis jongens waren voor wie zulke boeken geschikt kon-
den zijn. Glimlachend noemde Don Bosco hem wel erg nieuwsgierig en ver-
volgde: - "Zij die zulke boeken zouden kunnen lezen en in staat zijn ze
te begrijpen, achten zich er niet toe geschikt; en als ze zich wel daar-
toe in staat zouden achten, wee hen! God zou er zeker voor zorgen dat
ze vernederd zouden worden."
Er werd hem gevraagd wat we moesten doen om niet terug te vallen
en in de deugd te volharden. Hij antwoordde: - "Doen wat we kunnen: ons-
zelf als een nul beschouwen tegenover de Heer, en er ons goed van bewust
zijn dat wij zonder Hem niets anders kunnen doen dan zonden."
Tot zover de kroniek.
Het is waarschijnlijk in deze verschijning dat Don Bosco zich in
de droom door de allerheiligste Maagd Maria enkele slotstrofen hoorde
toevoegen bij de hymne van Silvio Pellico: Hart van Maria dat de Enge-
len... Het scheen hem alsof hijzelf die lofzang inzette en dat zich een
geweldig koor met hem verenigde in een hemelse samenzang die tot het
einde toe bleef duren.
0, kinderen, komt tot mij -
(zo luidt Maria's antwoord)
die zulke innige gebeden
niet zou weten af te wijzen.
Schaart u allen om mij heen,
weest altijd aan mijn zijde,
Mijn mantel zal u steeds bedekken,
en ik zal uw bescherming zijn.

4.7 Page 37

▲back to top
- VII/32 -
Toen het koor was uitgezongen en er alom een diepe stilte intrad,
hief Maria zelf een lied van een onuitsprekelijke harmonie en tederheid
aan. Don Bosco onthield de inhoud van de verzen; en, hoewel hij nooit
meer bijzonderheden over dit visioen wilde prijsgeven, vertrouwde hij
aan enkele van zijn intieme vrienden toe wat hij had kunnen onthouden en
opschrijven. Er kan geen enkele twijfel bestaan over de waarachtigheid
van wat hij beweert. Toen we na de dood van de dienaar Gods dan ook zijn
papieren nauwkeurig doorzochten, hebben wij er een door de tijd vergeeld
blad gevonden, beschreven door de hand van Don Bosco, waarop niets anders
stond dan zes strofen van hetzelfde metrum als het bovenaangehaalde vers
van Silvio Pellico. Het schijnt een voortzetting ervan te zijn, daar men
eruit kan opmaken dat het Onze-Lieve-Vrouw is die doorgaat met een van
haar trouwe dienaren moed in te spreken en raad te geven.
Zou dit het door ons gezochte papier zijn? Hoe het ook zij, wij
publiceren het hier, omdat het in alle geval een kostbaar document voor
ons is, omdat het van Don Bosco afkomstig is.
Wees gerust, verheven ziel,
en luister naar 't oprechte
woord uw leven zal gelukkig
wezen,zo gij mijn woord
aanhoort. Vreugde zal uw
hart vervullen, als ge 't
kwade steeds bestrijdt; in
hemel en op aarde samen,
staan vrienden dan voor u
bereid. Sloof u niet uit om
veel te weten, zoek alleen
het trouw geloof, dat u naar
de hemel leidt en alleen een
waarlijk goed is.
De godsdienst moge u ondersteunen
in 's levens vele zorgen;
zo gij de hemel om bijstand vraagt,
zult gij die steeds verwerven.
Als
op de laatste van uw dagen, gij tot
stof zult wederkeren, en uw lichaam
daalt in het graf, zal geen mens meer
aan u denken. Dan zal de geest vol
blijde jubel bij God zijn intrek
nemen; want na een vroom, rechtvaardig
leven wacht de vreugd van het waar
geluk.
Nemen wij nu de draad der kroniek van Don Bonetti weer op.
"Het vele goede dat er door het verschijnen van dat licht onder de
jongens werd bewerkstelligd, is onberekenbaar. Velen, die gewoonlijk erg
zorgeloos leefden, staken zich weer een riem onder het hart, spraken een
generale biecht, en besloten vaker de heilige sacramenten te ontvangen.
Dezelfde avond nog liepen ze als om strijd naar een of ander clericus om
een medaille te krijgen die ze om de hals konden dragen. De braven ble-
ken met nog groter volharding en toeleg de weg der deugd te blijven be-
wandelen, terwijl de ondeugenden het voornemen maakten zich te beteren,
wat ook gebeurde."
Een dergelijke aansporing tot bekering zou echter niet zo veel
heilzame uitwerkingen gehad hebben, wanneer Don Bosco niet steeds een
bo-vennatuurlijke kennis van de staat der gewetens had gehad.
"Toen hij", zo vertelt de kroniek, "op een van die dagen het Ora-
torio had verlaten met de clerici Provera en Durando, ontwikkelde zich

4.8 Page 38

▲back to top
- VII/33 -
het volgende gesprek: - 'Ik was van plan me de last van het biechthoren
ietwat te verlichten door de theoloog Marengo te vragen, mij daarbij te
helpen. Hij zegde dat volgaarne toe en kwam ook vaker om de biecht van de
jongens te horen; Don Rocchietti gaf ik dezelfde opdracht. Maar wat doet
men eraan? Er kwamen me ernstige nadelen ter kennis, waarvoor ik deze
twee voortreffelijke priesters niet kon waarschuwen. Daarom was ik ge-
noodzaakt af en toe bepaal- de jongens op mijn kamer te laten komen. Ik
vroeg hun: "Wanneer kom je nu eens biechten en je rekening vereffenen?"
Ik kreeg als antwoord: - "Ik ben onlangs nog bij Don Rocchietti geweest,
of bij de theol. Marengo; ik heb zelfs een generale biecht gesproken." -
"Maar heb je ook over dit en dat gesproken?" Daar stonden ze dan en wis-
ten niet wat ze zeggen moesten, en antwoordden: "Inderdaad, dat heb ik
niet durven biechten."
Bij deze opmerking van de kroniek willen we nog toevoegen: "Don
Bosco werd bijgestaan door Hem van wie de H. Joannes in zijn evangelie
zegt: Ipse enim sciebat quid esset in homine."(1)
(1) 2,25.

4.9 Page 39

▲back to top
- VII/34 -
H O O F D S T U K VI
Het hart van Don Bosco ging voortdurend naar Rome uit en op het
einde van het jaar 1861 had hij een brief aan Pius IX geschreven waar-
van hij echter, evenals van andere vertrouwelijke brieven, geen af-
schrift behield. Zijn brieven waren de paus om verschillende redenen
steeds heel welkom. In bedoelde brief vroeg Don Bosco hem enkele gunsten
die hem direct werden verleend door een rescript bij de volgende brief
ingesloten en die, evenals het rescript zelf, eigenhandig door de Heili-
ge Vader ondertekend was.
"
Pio PP. IX
"
"
Beminde Zoon, heil en apostolische zegen,
"
" Met oprechte vreugde hebben wij uw brief van 25 december jl.
" ontvangen, mede geschreven uit naam van vele priesters, clerici en
" vrome leken, en vervuld van gevoelens van gehoorzaamheid en liefde,
" die gij en genoemde geestelijken en leken ons en de Stoel van Pe-
" trus toedragen. Ongetwijfeld zult gij zelf u gemakkelijk kunnen
" voorstellen met hoeveel smart en droefheid van ziel wij kennis ge-
" nomen hebben van die moordende strijd die thans aan onze allerhei-
" ligste godsdienst verklaard is, vooral in het ongelukkige Italië,
" door de kinderen der duisternis, die door middel van verderfelijke
" boeken, dagbladen,scholen en geld en andere listen en hinderlagen
" van allerlei aard,alle krachten inspannen om het volk van Italië
" van de katholieke godsdienst te vervreemden, het in gevaarlijke
" dwalingen van allerlei aard te doen vallen, het op een ellendige
" manier te bederven en met een echt helse boosheid zijn eeuwig heil
" op het spel te zetten.
" Niettemin is het bij zoveel kwelling en bij die vreselijke samen-
" zwering der goddelozen tegen de katholieke Kerk, voor ons zeker
" een niet geringe troost, te zien, met hoeveel kracht en volharding
" onze eerbiedwaardige Broeders de Bisschoppen, zoals het hun bis-
" schoppelijke waardigheid vergt, moedig de zaak, de rechten en de
" leer van God en van de heilige kerk verdedigen, en met hoeveel vuur
" zoveel trouwe priesters, innig met ons verenigd en met hun bis-
" schoppen, moedig de strijd voor de Heer strijden, en, tenslotte
" ook de kinderlijke liefde waarmee zovele trouwe volkeren erop roe-
" men achter de Heilige Stoel te staan en zich verzetten tegen de
" aanvallen van de goddelozen. Daarom hebben wij, te midden van het
" ernstige leed dat ons treft tot grote geruststelling van ons ge-
" moed uit Uw brief, beminde Zoon, kunnen opmaken, met hoeveel ijver
" gij en de bovengenoemde priesters en leken u inspant voor het heil
" der gelovigen, en om de lasteringen en dwa-

4.10 Page 40

▲back to top
- VII/35 -
" lingen der vijanden aan te wijzen en te weerleggen. Terwijl wij
" van ganser harte U en de bij u verblijvende geestelijken en leken
" gelukwensen, sporen wij U en hen allen aan, steeds met toenemende
" ijver de zaak van onze godsdienst te bevorderen. Wij hopen dan ook
" vurig dat gij en de uwen voortdurend vurige gebeden tot God zult
" die zenden zo rijk is aan barmhartigheid, opdat Hij zijn zaak zal
" verdedigen en ons met zijn machtige hulp zal bijstaan en zijn Kerk
" steunen. Uit de bierbijgevoegde vergunning zult ge kunnen opmaken
" met hoeveel voldoening wij aan al uw verlangens voldoen. Tenslotte
" verlenen wij U en aan alle geestelijken en leken bovengenoemd van
" ganser harte de Apostolische Zegen als onderpand van alle hemelse
" genaden en van onze buitengewone welwillendheid ten opzichte van u.
"
" Gegeven te Rome, Sint-Pieter, op 13 januari 1862.
" het zestiende jaar van ons pontificaat.
"
Pio PP. IX
"
" Aan Onze Beminde Zoon, priester Giovanni Bosco - Turijn (1).
Het rescript, dat bij de brief gevoegd was en als antwoord diende
op de vraag van Don Bosco, luidde als volgt:
"
Allerheiligste Vader,
"
"
De priester Giovanni Bosco, directeur van het Oratorio van
" de H. Franciscus van Sales te Turijn (Piëmonte), werpt zich aan de
" voeten van U.H. neer met het verzoek de volgende geestelijke gun-
" sten te willen verlenen:
" 1. Het celebreren van de drie Missen op Kerstmis te middernacht en
"
het uitdelen van de heilige Communie aan degenen, die aan deze
"
plechtigheid deelnemen, Ad septennium.
" 2. Een volle aflaat voor degenen die bij deze gelegenheid tot de
"
heilige sacramenten van biecht en communie naderen;
" 3. Dezelfde aflaat eenmaal per maand, wanneer de jongens tot de
"
heilige sacramenten naderen en de oefening voor de goede dood
"
doen;
" 4. Een volle aflaat in articulo mortis voor de jongens die nu deel
"
uitmaken van dit huis en aan de actuele weldoeners van hetzelf-
"
de. Verblijvend enz.
"
" Aan Zijne Heiligheid Pio PP. IX.
" Pro gratia serv. Servandis
(1) Latijnse tekst: cfr. Memorie Biogr. deel VII blz, 44-45.

5 Pages 41-50

▲back to top

5.1 Page 41

▲back to top
- VII/36 -
"
PIUS PP. IX
" N.B. De(dubbel)onderstreepte woorden werden door Pius IX zelf
"
aan het bovenvermelde verzoek toegevoegd.
Don Bosco deelde ook aan de externe jongens de milde gunsten van
de H. Stoel mee, en dit gaf hem de gelegenheid om aan het tweede deel van
het reglement van het zondagsoratorio een hoofdstuk toe te voegen, waarin
hij de al in zwang zijnde devoties voor de goede week en voor de meimaand
bevestigde.(1)
De brief van de paus werd voor al de leden van de congregatie
voorgelezen; zij telde in januari 1862, met inbegrip van Don Bosco, acht-
endertig leden, verenigd in Domino, te weten 5 priesters, 28 clerici en 5
leken.
Daarna werden twee heel goede postulanten voorgedragen en toegela-
ten tot hun proefjaar; hierover leest men in het verslag van het
kapittel:
"Op 20 januari 1862 werden door het kapittel van de sociëteit van
de H. Franciscus van Sales, bijeengeroepen door de heer rector Don Bosco,
met de gebruikelijke formaliteiten aanvaard: de subdiaken Bartolomeo Fu-
sero uit Caramagna, zoon van Clemente en de clericus Pietro Racca uit
Volvera, zoon van Giacomo. Daar beiden alle stemmen verwierven, werden
zij tot de sociëteit toegelaten."
Na de stemming verhaalt de kroniek van Bonetti aldus:
"Don Bosco sprak over de geloften. Afziende van de armoede en de
zuiverheid, gaf hij enkele overwegingen ten beste over de gehoorzaamheid.
- "Zij is voluntas prompta se tradendi ad ea quae pertinent ad Dei
famulatum. Deze definitie valt samen met die van de godsvrucht. Elkeen
van ons moet bereid zijn om grote opofferingen van zijn eigen wil te
(1) Bijzondere praktijken van christelijke devotie.
1. Een belangrijke devotiepraktijk is de communie, die de paus heeft toegestaan te
ontvanggen in de Kerstnacht. Het is toegestaan de drie missen achtereenvolgens op te
dragen, te communiceren met volle aflaat, toepasbaar op de zielen van het vagevuur,
voor wie te biechten en te communie gaat. Voorafgaat de plechtige noveen met de zegen
met het Allerheiligste. Op de vooravond kan iedereen vrijelijk het avondmaal of een
ontbijt gebruiken en zich daarna voorbereiden op de heilige communie. De beweegreden
is dat men van middernacht af nuchter moet zijn en de communie na middernacht valt.
2. Op de vier laatste dagen van de goede week vinden de heilige officies plaats en
wordt het Heilig Graf gemaakt. Om vijf uur donderdags begeven allen zich, als het weer
het toelaat, processiegewijs op weg voor een bezoek aan het Heilig Graf. Daarna heeft
de gebruikelijke plechtigheid van de voetwassing plaats.
3. Eveneens worden er bijzondere devotieoefeningen gehouden in de meimaand, ter ere
van Maria, en in de laatste week van die maand vindt het veertigurengebed plaats, met
volle aflaat, toepasbaar op de zielen van het vagevuur en een octaaf tot slot van de
meimaand.

5.2 Page 42

▲back to top
- VII/37 -
brengen: geen offers van gezondheid, niet van geld en niet van kastij-
ding en boete, niet van buitengewone onthouding van voedsel, maar van
wil. Daarom moet iemand direct bereid zijn, nu eens om te preken, een
andere keer om naar de keuken te gaan; de ene keer om les te geven en
een andermaal om de vloer te vegen; of om catechismusles te geven of in
de kerk te bidden of te assisteren tijdens de speeltijd of om rustig te
studeren in zijn cel en dan weer met de jongens op wandeling te gaan; de
ene keer om te commanderen en een andere keer om te gehoorzamen. Door te
werken in een dergelijke gemoedsgesteltenis zullen wij Gods zegen ver-
dienen, omdat we dan zijn waarachtige en trouwe volgelingen en dienaren
zullen zijn. Vraagt de Heer misschien brand- of dierenoffers, zei Samuel
tot Saul en niet veeleer dat men zal luisteren naar zijn stem? Melior
est enim obedientia quam victimae; et auscultare magis quam offere adi-
pem arietum. Daarom moeten we edelmoedig luisteren naar de stem van de
overste en daar gehoor aan geven, want zij vertegenwoordigt God en de
stem van de plicht. Door die te volgen zullen we het doel van onze roe-
ping bereiken, ons grote verdiensten verwerven en onze ziel en die der
anderen zalig maken..."
Dikwijls kwam hij terug op het onderwerp van de gehoorzaamheid,
waarbij hij wees op de grote beloning die de gehoorzame kloosterlingen
ook in deze wereld al wacht, en wel door het geluk te smaken, vele zie-
len te kunnen heiligen. De kroniek van Bonetti vervolgt:
"Toen Don Bosco zich op 23 januari 's morgens te midden van zijn
clerici bevond bij het opzeggen van een tekst uit het evangelie - een
les die iedere donderdag plaatsvond - en men hem verzocht uit de heilige
tekst een zedenles te trekken, bleef hij staan bij deze woorden van St.-
Jan de evangelist: qui facit veritatem venit ad lucem en ontwikkelde
onder meer deze gedachte. "0, gelukkig de clericus die ondervonden heeft
hoe zoet het is te werken voor het heil van de zielen! Hij vreest dan
koude, noch warmte meer, honger noch dorst, geen onaangenaamheden, geen
beledigingen en zelfs de dood niet. Alles offert hij op, als hij maar
zielen voor de Heer kan winnen: Qui facit veritatem venït ad lucem. De-
gene die het goede doet zal weldra de glans ervan kunnen bewonderen.
Probeert het en ge zult het zien..."
Terwijl Don Bosco zijn geest aan de gemoederen van zijn clerici
trachtte mee te delen, van wie een zeker aantal niet tot de congregatie
behoorde, kwam Don Serafino Allievi naar het Oratorio en verbleef er en-
kele dagen. Hij was een geleerde man en vervuld van priesterlijke ijver,
een echte apostel van de jeugd, die in Milaan veel goeds bewerkte en er
het Oratorio van de H. Aloysius leidde. Don Bosco, die in 1850 zijn gast
geweest was, ontving hem allerhartelijkst en op een avond liet hij hem
het avondwoordje houden voor alle jongens. Don Allievi had het voornemen
een huis te stichten voor jongens, die een tehuis nodig hadden; en voor
hun verzorging en opvoeding wilde hij een kloostercongregatie beginnen.
Daarom won hij de raad in van Don Bosco; deze kende de ernstige moei-
lijkheden van dergelijke ondernemingen en vroeg hem of hij op de een

5.3 Page 43

▲back to top
- VII/38 -
of andere manier voor zichzelf, voor zijn zekerheid, over een aanwijzing
of een of andere bovennatuurlijke uitnodiging beschikte, die hem de ver-
zekering gaf daarmee de wil van God te volbrengen. Don Allievi antwoord-
de van niet. Don Bosco raadde hem toen een dergelijke poging af en moe-
digde hem aan om onvermoeibaar zijn eens begonnen werk voort te zetten.
Don Allievi was hem dankbaar voor de raad; hij ondernam echter enkele
pogingen om zijn ideeën in een daad om te zetten, maar bracht het daar-
mee niet ver. Hij had de woorden van Don Bosco toevertrouwd aan de
priester Francesco Rainoni, thans (1908) assistent bij de kerk van Onze-
Lieve-Vrouw in Treviglio, die ze op zijn beurt doorgaf aan Don Giovanni
Garino.
Doch Don Bosco, die de goddelijke beloften tot steun had, verzuim-
de geen ogenblik ervoor te zorgen, dat zijn leerlingen zich die waardig
zouden betonen. Toen hij op 22 januari na het avondgebed de katheder be-
klommen had en een clericus hem vragen gesteld had over de manier waarop
men carnaval goed moest doorbrengen, antwoordde hij: "1. Alles wat ge
gedurende die tijd doet, moet ge gericht houden op de eer en de glorie
van Maria. - 2. Doet alles wat ge doet ter ere van Maria, eveneens ter
verlichting van de zielen in het vagevuur." - Vervolgens, aldus tekent
Don Bonetti aan, zei hij nog tal van andere dingen waarvoor ik geen tijd
heb om ze allemaal op te schrijven; ook kondigde hij de dood aan van
Luigi Bianciotti uit Cantalupo die in zijn zeventiende jaar was en op 21
januari uit het St.-Jansziekenhuis was gekomen.
"Toen hij zich in de dagen daarop bij een troepje jongens bevond,
zei hij hun: "Willen jullie heilig worden? Welnu! De biecht is het slot;
de sleutel is het vertrouwen in de biechtvader. Dat is het middel om de
deur van de hemel binnen te gaan."
"Bij een andere gelegenheid zei hij eveneens: - "Er zijn twee
vleugels om mee naar de hemel te vliegen: de biecht en de communie."
"Een andere keer fluisterde hij een jongen in het oor: - "Houd
moed, beste jongen, de tijd der beproeving is nabij." - Dat was voldoen-
de opdat de jongens, nu gewaarschuwd, op hun hoede zouden zijn voor de
hinderlagen van de vijand van de mens."
Gedurende de recreatie stond hij niet toe dat sommigen zichzelf
van al de andere kameraden afzonderden, evenmin als hij het goedvond dat
er banken waren om op te gaan zitten. Op een dag, zo vertelde ons in
1905 Don Anglois, die toen student in het Oratorio was en later priester
en kapelaan in de vrouwengevangenissen van Turijn, waren drie leerlingen
onder de recreatie op een dikke plank gaan zitten, die bij een werk in
aanbouw nodig was. Don Bosco ging naar hen toe en merkte heel beminne-
lijk op: - "Afzonderlijk zijn jullie drie beste jongens, maar verenigd
zijn jullie drie bengels." - De jongens haastten zich weg om te gaan
spelen.
Voor assistentie beschikte hij ook over een bijzonder gehoor. Het
was een voorschrift dat het geld van de jongens, dat door de familiele-
den gestuurd werd, toevertrouwd werd aan de prefect, die het op een
voorzichtige manier zou uitkeren aan wie het toekwam. Dat was een rede-

5.4 Page 44

▲back to top
- VII/39 -
lijke maatregel om ongeregeldheden van allerlei aard te voorkomen. Welnu
"de 31ste januari" - en het is de kroniek van Don Bonetti die dit ver-
haalt - "wandelde Don Bosco na het middagmaal met enkele jongens onder
de gaanderij, toen hij plots bleef staan, de diaken Giovanni Cagliero
bij zich riep en hem toefluisterde: "Ik hoor geld rinkelen en ik weet
niet waar er ergens gespeeld wordt. Ga, zoek die drie jongens (en hij
noemde hen bij hun naam) en je zult zien dat ze aan het spelen zijn."
"Ik haastte me, ze te gaan zoeken", zo vertelde Cagliero zelf,
"ik liep van de ene kant naar de andere, maar slaagde er niet in ze te
vinden; maar opeens zag ik er een van de drie komen opdagen. Ik vroeg
hem meteen: "Waar kom je vandaan, en waar had je je verstopt, want ik
zoek je al een hele tijd en kon je niet vinden!"
"Ik was daarginds, daar en daar."
"Wat was je daar aan het doen?"
"Ik was aan het kegelen."
- "Met wie?"
"Met N. en R."
- "Jullie speelden om geld, is het niet?"
- De jongen stotterde enkele woorden, maar hij ontkende niet dat
hij om geld gespeeld had.
"Ik ging naar de plaats die me aangewezen was en die erg
afgelegen was, maar de anderen trof ik er niet meer aan. Ik zocht en
vroeg verder en kwam met stelligheid te weten, dat die jongens een tien
minuten geleden heel opgewonden verdiept waren in een spelletje om geld.
Ik bracht Don Bosco verslag uit." - De volgende morgen vertelde Don
Bosco dat hij in de afgelopen nacht dat drietal in zijn droom als gekken
had zien spelen.
Zo eindigde de maand januari die zo rijk was geweest aan verras-
sende gebeurtenissen, die echter met enkele kleine ongemakken gepaard
gingen zoals onder meer de bovengenoemde Don Anglois vertelt. Daar er
veel sneeuw gevallen was, bouwden de studenten en de ambachtsjongens
twee torens die twee kampen voorstelden en waarvan de ene de andere ge-
wapend bestreed; de ene groep viel de versterkingen van de andere aan.
Aanvankelijk was het een ongevaarlijke ontspanning die de leerlingen met
veel plezier bezighield en het werd toegestaan. Maar in de daaropvolgen-
de nacht werd de toren van de ambachtsjongens door de studenten met de
grond gelijkgemaakt. De ambachtsjongens schreeuwden de volgende morgen
dat er verraad gepleegd was en bouwden de versterking weer op en zetten
er een schildwacht bij. Er had zich een oorlogszuchtige geest van de
gemoederen meestergemaakt, temeer daar er onder twee verschillende klas-
sen van leerlingen dikwijls enige gerechtvaardigde of voorgewende animo-
siteit ontstond! En jawel, op de morgen van de derde dag bestormden de
ambachtsjongens, met stokken gewapend, de vesting van de studenten, die
goed voorzien was van verdedigers, terwijl de trompetten de stormloop
bliezen. Zowel de aanval als de verdediging was hardnekkig. De sneeuw-
ballen vlogen van weerskanten. Don Alasonatti, Don Anfossi, Buzzetti en
Rossi kwamen toelopen: zij wierpen zich midden in het tumult en bevalen
dat de wapens gestrekt zouden worden. Ietwat aarzelend werd er gehoor-

5.5 Page 45

▲back to top
- VII/40 -
zaamd, maar toen er gebeld werd begaf de ene groep zich naar de klassen
en de andere naar de werkplaat-en. Met enkele familiaris haastte Buzzet-
ti zich toen de verschansingen te vernietigen.
De jongens waren intussen tot inzicht gekomen en hadden hun onge-
lijk erkend. Toen het middaguur kwam en de studenten en de ambachtsjon-
gens zich bij elkaar gevoegd hadden, gingen ze naar Don Bosco toe, toen
hij naar beneden kwam om te middagmalen; zij vroegen hem vergiffenis en
beloofden zwijgend naar de refter te gaan, en dat ze nooit meer zo een
herrie zouden maken zoals ze 's morgens gedaan hadden. Don Bosco bleef
staan om hen te bekijken. Een overste die naast hem stond drong erop aan
dat hij een voorbeeld zou stellen. Don Bosco antwoordde hem:
- "Maar ziet u dan niet dat ze om vergeving vragen?" - En na een
poosje te hebben nagedacht, vervolgde hij: "Vanaf het ogenblik dat ze
vergiffenis gevraagd hebben, is het voldoende. Jawel, ik vergeef het
hun; gaan jullie nu rustig en zwijgend naar de refter." - Aldus ge-
schiedde. 's Avonds verbood Don Bosco dergelijke gevechten en spoorde
hij allen aan met meer dan gewone aandacht bij de gezamenlijke gebeden
het Weesgegroet te bidden voor de vrede in het huis.

5.6 Page 46

▲back to top
- VII/41 -
H O O F D S T U K VII.
De apostolische liefde van Don Bosco omvademde de jeugd van heel
de wereld met een vruchtbaar verlangen tot heiliging. Hij zag en voorzag
de hinderlagen die zich voor hen openden en hun later noodlottig zouden
worden door ketterse, ongodsdienstige en verderfelijke scholen. Dikwijls
deed hij zijn beklag daarover bij zijn medehelpers en wees hen dan op de
noodzakelijkheid om talloos vele katholieke scholen te openen; en hij
bad de Heer hem te willen helpen ook bij deze onderneming. God verhoorde
hem boven de maat van zijn verwachtingen. We zullen zien hoe hij, na
verloop van niet zo vele jaren, bijna een duizendtal scholen zou stich-
ten voor jongens en voor meisjes; op zijn initiatief, in Europa en in
Amerika; op zijn aanwijzing in Afrika en in Azië, en met een wonderbaar-
lijke heropleving van het geloof onder het volk, zoals de vroegere bewo-
ners van die dorpen ons thans nog voortdurend verklaren.
ben?
Wie zou in 1862 een dergelijk wonder voor mogelijk gehouden heb-
Het was het loon voor de ijver van Don Bosco die, gesteund door
de beloften van de allerheiligste Maagd Maria, geen enkel middel onbenut
gelaten had om zoveel als hij kon iets goeds te verrichten voor iedere
klasse van jongens, met als allereerste doel de godsdienstige opvoeding.
Behalve de eerste klassen van de lagere school in de zondagsoratorio’s
en in het tehuis was hij van begin af aan begonnen met in Valdocco een
groot aantal studenten uit de stad te verzamelen voor de recreatie op
donderdag. Aangezien hij belangstelde in hun studies adviseerde hij hun
familie hen naar instituten te sturen waar er zekerheid was voor een
christelijk onderwijs. Hij ging hen opzoeken op openbare scholen, waar-
van de leraren tot zijn vrienden behoorden, om er catechismusonderricht
te geven, en hij maakte het een zeker aantal van hen mogelijk, regelma-
tig zijn gymnasium te bezoeken. Tot hun voordeel richtte hij het college
van Giaveno op; en nog later richtte hij voor hen gedurende de vier
maanden van de herfstvakantie, bijzondere klassen in voor herhaling en
voorbereiding tot de examens.
Ook had hij in 1861 op zijn kosten een kostschool voor jongens
geopend die vanwege hun leeftijd of om andere redenen in het tehuis niet
aangenomen konden worden; hij bracht hen onder in een appartement van
het huis Bellezza, d.i. de vroegere Giardiniera. Meester Giacomo
Miglietti, aan wie hij hen had toevertrouwd, begeleidde hen iedere mor-
gen naar de naburige kerk van de H. Franciscus. 's Zondags maakten zij
alle godsdienstoefeningen mee met de jongens van het Oratorio en op de
weekdagen woonden zij afzonderlijk de heilige Mis bij. Overdag gaf hij

5.7 Page 47

▲back to top
- VII/42 -
hun les in de zaal nabij de portiersloge; daar kwamen ook andere kinde-
ren, die hij hier en daar uit de omgeving bijeenbracht. 's Avonds kwam
er een groot aantal volksjongens naar hem toe, om er te leren lezen,
schrijven en rekenen.
De lagere avond- en dagschool bestonden zestien jaar en bracht ve-
le, goede vruchten voort, terwijl Don Bosco langzamerhand een reglement
ontwierp en in praktijk bracht, dat hij tenslotte na vele jaren in druk
liet verschijnen. Het moest dienen als model voor al de toekomstige zon-
dagsoratoria en werd toegevoegd aan dat van Valdocco onder de titel:
Derde deel: Over de lagere dag- en avondscholen.(1).
In het jaar 1862 had hij na vele niet geringe moeilijkheden en te-
genkantingen, de stichting voltooid van katholieke scholen op de corso
Vittorio Emanuele in Turijn, als tegengewicht tegen de protestantse
scholen. In december 1857 had Don Bosco dit plan voorgelegd aan de alge-
mene vergadering van de conferentie van de H. Vincentius a Paolo en af
en toe was hij naar Ivrea gegaan om over deze onderneming van gedachten
te wisselen met de bisschop, Mgr. Moreno.
Men leest wat dat betreft in de kroniek van D. Bonetti: "De 18de
februari ging Don Bosco naar Ivrea om met de bisschop tot overeenstem-
ming te komen over het personeel dat te werk gesteld moest worden in de
katholieke scholen, die op het punt stonden geopend te worden, daar dit
diocees over heel goede schoolmeesters beschikte. Hij bleef er vier da-
gen, ofschoon hij de bedoeling had er korter te blijven, wat hem niet
mogelijk geweest was. De bisschop onderhield zich zo graag met hem, dat
hij hem niet toestond te vertrekken en zorgde ervoor dat er zich steeds
een of ander beletsel voor een haastig vertrek voordeed. 's Vrijdagsmor-
gens echter was Don Bosco besloten wat het ook koste naar Turijn terug
te keren; wat hij dan ook deed. Toen hij de bisschop vroeg hoeveel tijd
hij nodig had om naar het station te gaan, antwoordde deze: "Een kwar-
tier!"
"Wel, dan wordt het tijd voor mij om te vertrekken", merkte
Don Bosco op.
"Dan hebt u nog vijf minuten de tijd", hernam monseigneur,
"sta me tenminste het genoegen toe, die paar korte ogenblikken nog met
u door te brengen."
Toen Don Bosco buiten het vertrek van de bisschop kwam, stonden
er al vele priesters, pastoors, kapelaans, onder wie de kanunnik Tea,
die op hem wachtten, om hem te spreken; maar hij had geen tijd meer om
zich nog langer op te houden. Toen deed iedereen zijn best om nog met
hem te kunnen spreken gedurende het korte eind van de weg tussen het
huis van de bisschop en het station. Vijf of zes van hen, die nog niet
tevreden waren, namen een spoorkaartje en toen ze op het perron waren
aangekomen, vergezelden ze hem nog tot Chivasso met het enige doel met
hem te kunnen spreken.
(1) Zie Appendice N.1.

5.8 Page 48

▲back to top
- VII/43 -
Don Bosco had met die bisschop echter niet alleen over de scholen
gesproken, maar ook over een drukkerij voor de uitgave van Griekse, La-
tijnse en Italiaanse klassieken en woordenboeken, gezuiverd van alles
wat schadelijk kon zijn met de goede zeden; en vooral voor het drukken
van de Katholieke Lectuur en voor een groter verspreiding van de goede
pers onder het volk.
De bisschop en Don Bosco waren van dezelfde mening als kardinaal
Pie, die schreef: "Als een hele bevolking - zij mag nog heel godvruchtig
zijn en regelmatig naar kerk en prediking gaan - niets anders dan slech-
te kranten zou lezen, dan zou zij op minder dan dertig jaar een volk van
goddelozen en oproerlingen worden. Menselijkerwijze gesproken is er geen
enkele soort van prediking die opgewassen is tegen de macht van de
slechte pers."
Don Bosco had elf jaar lang met de wens rondgelopen ooit eens een
drukkerij in eigendom te kunnen hebben en in de laatste maanden van het
jaar 1861 werd zijn verlangen werkelijkheid. In september had hij mees-
ter Miglietti opgedragen, met zijn klas van de zaal bij de portiersloge
te verhuizen naar een gelijkvloers vertrek aan de oostzijde van het huis
dat van de heren Filippi gekocht was. In de vrijgekomen ruimte liet hij
twee oude rotatiepersen plaatsen met een boekdrukpers, een gelegenheids-
koopje. Bovendien een werktafel en de letterkasten, werk van schrijnwer-
kers uit het huis. Steeds zei hij tegen zijn jongens: - "Jullie zullen
het zien! We krijgen een drukkerij, twee drukkerijen, tien drukkerijen.
Jullie zullen het zien!" - Het was alsof hij ze al zag in Sampierdarena,
in Nice, in Barcelona, Marseille, Buenos Aires, Montevideo en in nog
meer andere landen.
Intussen richtte hij het volgende verzoek tot de gouverneur van de
provincie Turijn.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
De priester Giovanni Bosco, directeur van het Oratorio van
" de H. Franciscus van Sales, brengt u eerbiedig ter kennis dat het
" toenemende aantal jongens dat in dit huis opgenomen is, het nood-
" zakelijk maakt, de beschikking te hebben over nog andere beroepen,
" buiten die welke er reeds beoefend worden, namelijk schrijnwer-
" kers, kleermaker, schoenmaker en boekbinder. Het komt mij voor dat
" het van buitengewoon nut zou zijn een kleine drukkerij te begin-
" nen. Tot dat doel richt ik mij tot U voor het verkrijgen van vol-
" gende machtigingen:
" 1. Voor het openen in dit huis van een drukkerij onder de titel
" van drukkerij van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
" 2. Gelet op het doel van deze kleine drukkerij, dat uitsluitend
" van weldadige aard is, en op de geringe middelen en werkzaamheden
" waartoe zij zal beperkt zijn, toe te staan dat zij geopend wordt
" in het huis van het Oratorio zelf.

5.9 Page 49

▲back to top
- VII/44 -
" 3. Alvorens met de typografische werkzaamheden te beginnen, ver-
" plicht de verzoeker zich, te zorgen voor een vakbekwame persoon,
" die garant is voor het werk dat er zal verricht worden.
"
Daar deze kleine drukkerij bestemd is voor het welzijn van
" de armste en meest verwaarloosde jongens van de maatschappij, en
" hun werk te verschaffen, vertrouwt de ondergetekende in Uw beken-
" de goedheid dat zijn verzoek in welwillende en gunstige overweging
" zal genomen worden en heeft de eer met gevoelens van de meeste
" eerbied te verblijven,
"
de nederige verzoeker,
" Turijn, 26 oktober 1861.
Bosco Giovanni, pr.
De gouverneur liet hem het volgende antwoord toekomen:
" D.VI, Nr.Pr.2725
Turijn, 29 oktober 1861
"
"
Krachtens de wet van 13 november 1859 kan er geen vergun-
" ning tot het inrichten van drukkerijen, steendrukkerijen enz.
" verstrekt worden dan aan die personen die, ongeacht de voorwaar-
" den voorgeschreven door de artikels 128 en 129 van bovengenoemde
" wet, een leertijd van drie jaren hebben doorgemaakt bij een door
" de regering erkende drukker of steendrukker enz., en van deze een
" getuigschrift van bekwaamheid verkregen hebben, en dat de drukke-
" rij of steendrukkerij enz. gevestigd is in een voor het publiek
" toegankelijke plaats.
"
Om daarom de vergunning te verkrijgen, aangevraagd door de
" Heer Don Giovanni Bosco, directeur van het instituut onder de naam
" van "Oratorio van de H. Franciscus van Sales" voor een drukkerij
" in deze inrichting, is het noodzakelijk dat het verzoek wordt
" ingediend door een persoon, die aan alle door de wet vereiste
" hoedanigheden voldoet, en dat de ligging van het lokaal, waarin
" genoemde drukkerij zal worden ondergebracht, voldoet aan de voor-
" schriften van dezelfde wet.
"
Voor de Gouverneur,
"
Viani
Don Bosco zond een antwoord aan de Gouverneur met de mededeling
dat hijzelf als wettelijk beheerder van de drukkerij zou optreden. Hij
trachtte steeds alle oppergezag in de overste samen te trekken.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Volgens uw brief van 29 oktober jl. zou U het openen van een
" drukkerij onder de titel van drukkerij van het Oratorio, ten gun-
" ste van de in dit huis opgenomen jongens, toestaan indien de aan-
" vraag zou worden ingediend door iemand die in het vak bedreven is,

5.10 Page 50

▲back to top
- VII/45 -
" en de lokaliteit voor het publiek toegankelijk kan zijn.
"
De tweede voorwaarde wordt zonder voorbehoud aanvaard.
"
Alleen zou ik U eerbiedig willen verzoeken de eerste zoda-
" nig te willen wijzigen dat de drukkerij geopend wordt onder lei-
" ding van de directeur van dit huis, die de verplichting op zich
" neemt - op dit gebied een bekwaam en goedgekeurd persoon aan te
" stellen, zodra de voorbereidende werkzaamheden verricht zijn en
" er een begin gemaakt wordt met de typografische werkzaamheden. Zo
" verzekerde men mij dat er gedaan werd te Genua in het instituut
" voor "Doofstommen" en in het "Opera degli Artigianelli" alsook
" te Monza in het "piccolo ricovero di caritas."
"
Het bezwaar dat ze zou worden geopend onder leiding van
" een derde en de onzekerheid van de duur, alsmede de meerdere kos-
" ten voor het in dienst nemen van een meesterknecht voor de drukke-
" rij, zijn twee zaken die het morele voordeel van de jongens op
" losse schroeven zouden stellen en tot het materiële voordeel niets
" zouden bijdragen.
"
Vol vertrouwen in uw bekende welwillendheid verblijf ik
" met verschuldigde eerbied,
"
van U, hooggeachte,
"
"
" Turijn, 18 november 1861.
de zeer verplichte verzoeker,
Bosco Giovanni, pr.
Directeur.
Graaf Giuseppe Pasolini, senator en prefect van de provincie, -
de titel van Gouverneur was veranderd in die van prefect -, antwoordde
Don Bosco en gaf hem richtlijnen voor het afhandelen van de kwestie.
Don Bosco schreef hem toen:
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Na uw laatste brief met betrekking tot de kleine drukke-
" rij, geloof ik dat op de volgende wijze alles geregeld zal zijn
" naar uw voorzichtige en wettelijke mening:
" 1. De toegang zal open zijn voor het publiek.
" 2. De naam zal zijn: Drukkerij van het Oratorio van de H. Francis-
" cus van Sales.
" 3. Ze zal geopend worden onder leiding van de heer Andrea Giardi-
" no, van wie hierbij de nodige documenten; doch zij is eigendom van
" de pr. Giovanni Bosco, directeur van bovengenoemd Oratorio. Ik heb
" volle vertrouwen in uw erkende welwillendheid en hoop spoedig met
" een en ander te kunnen beginnen om brood en arbeid te verschaffen
" aan een deel van de arme jongens die in dit huis opgenomen zijn.
"
Met gevoelens van oprechte dankbaarheid heb ik de eer te
" verblijven, van U, hooggeachte,
"
de zeer verplichte dienaar
"
Pr. Bosco Giovanni.

6 Pages 51-60

▲back to top

6.1 Page 51

▲back to top
- VII/46 -
De vergunning om een drukkerij te openen werd uiteindelijk ver-
leend, voorzien van de handtekening van de beide heren, die in 1860 aan
de huiszoeking van het Oratorio hadden deelgenomen.
" No. Prot.Gen. 3472
"
"
Wij, prefect van de provincie Turijn,
"
"
Gezien de aanvraag van de zeereerwaarde heer Bosco Giovan-
" ni, dd. 26 oktober, strekkende tot het verkrijgen van een vergun-
" ning om in het huis, genoemd "Oratorio van de H. Franciscus van
" Sales" een typografisch practicum in te richten onder de materiële
" leiding van de heer Andrea Giardino;
" Gezien de voor het gestelde doel aan het Bureau van de Pre-
" fectuur dd. 27 december door middel van genoemde heer Bosco voor-
" gelegde documentatie ten aanzien van de heer Andrea;
"
Gelet op de artikels 128-129 van de Wet van 13 november
" 1859; hebben wij verleend en verlenen wij aan de heer Bosco voor-
" noemd, vergunning tot het openen in zijn bovengenoemde inrichting
" van een typografisch practicum, gebruikmakend van de medewerking
" van de heer Andrea Giardino voornoemd, met wie hij zich nauwkeurig
" voegt naar de voorschriften van art. 128 van bovengenoemde wet van
" 13november 1859.
"
Voor de Prefect
" Turijn, 31 december 1861
Radicati.
"
" 31 december 1861:
"
Gezien en geregistreerd door het Hoofdbureau
"
van Politie – Turijn
"
De Hoofdcommissaris
"
Chiapussi.
" Bureau van Openbare Veiligheid, Sectie Borgo Dora
"
Turijn, 2 januari 1862
"
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
In overeenstemming met het voorgaande heb ik de eer U de
" vergunning te doen toekomen voor de opening van een typografisch
" practicum, onder nr. 3472 van het Prot.Gen. van het bureau der
" Prefectuur en nr. 6373 van het bureau van de hoofdcommissaris.
"
Een bewijs van ontvangst gaarne tegemoet ziende, ben ik
" vereerd van U, zeereerwaarde, te zijn
"
De inspecteur
"
Tua, advocaat

6.2 Page 52

▲back to top
- VII/47 -
Terwijl deze stappen werden ondernomen bij de rijksoverheid, be-
reidde Paravia de aflevering van de Letture voor februari voor, met als
titel: Het Siberische Meisje, of De kinderliefde, door Xavier de Mais-
tre: vrij vertaald. Het verhaalt van een meisje dat te voet uit Siberië
vertrok en tot Sint-Petersburg ging en erin slaagde genade te verkrij-
gen voor haar vader, die tot levenslange ballingschap veroordeeld was.
Voor het titelblad van deze aflevering stond een mededeling aan de
abonnees te lezen.
" Aan de abonnees en lezers van de Katholieke Lezingen.
"
"
Met de maartaflevering zullen de "Katholieke Lezingen",
" hun tiende jaargang ingaan.
"
Wij hopen dat onze vrienden zullen voortgaan met ons
" hun steun en goede raad te verlenen en dat ook onze lezers zullen
" voortgaan met ons te begunstigen. Ons werk is een morele onder-
" neming in de volle betekenis van het woord; het goede dat wij
" ervan verwachten is geheel ten voordele van de godsdienst en
" van de maatschappij.
"
Los van iedere partij en van ieder beginsel dat niet
" streng katholiek is, hebben wij niets te duchten van de kwaadwil-
" ligen en alles te verwachten van de weldenkenden. Van hen vragen
" wij alleen hulp voor de grootst mogelijke verspreiding van onze;
" afleveringen in hen stellen we al ons vertrouwen, in de veronder-
" stelling dat zij volijverig bereid zijn zich in te spannen opdat
" de gezonde beginselen van de katholieke godsdienst en van de mo-
" raal steeds meer ingang zullen vinden bij het volk. Want het ligt
" in onze bedoeling om tegen een lage prijs boeken ter kennis te
" brengen en te propageren die nu eens als ontspanningslectuur, dan
" weer als katholieke onderrichting, of vol vrome raadgevingen en
" praktijken, doch steeds moreel verantwoord, gericht zijn op de
" beschaving van het volk, dat begerig is naar kennis en dikwijls
" zijn geest en gemoed bederft met onzedelijke boeken, alleen door
" onwetendheid of doordat er geen goede boeken voorhanden zijn.
"
Mogen deze weinige woorden en de geringheid van het offer
" dat wij vragen, de vruchten afwerpen die wij verlangen voor de
" eer van God en voor het welzijn van onze evennaaste...
"
Abonnementsopgaven worden aangenomen aan het bureau te
" Turijn Via S. Domenico no. 11. Postwissels moeten uitsluitend
" gezonden worden aan de directeur van de Katholieke Lezingen.
"
" N.B. Bij het bureau is een lijst verkrijgbaar van de in deze
"
reeks verschenen en nog leverbare afleveringen.
De volgende nummers van de Katholieke Lectuur werden nog door Pa-
ravia gedrukt.

6.3 Page 53

▲back to top
- VII/48 -
Voor maart: De joodse wezen, vertaling uit het Frans, met enkele
liedjes voor het feest van de Heilige Kindsheid.
Onder deze liedjes bevinden er zich enkele van Silvio Pellico; voor
het feest van de Heilige Kruisvinding, de verjaardag van de stichting
van het werk en voor het feest van de H. Franciscus Xaverius, bescher-
mer van hetzelfde instituut.
Het verhaal gaat over twee jonge broers en hun zuster die tot het
geloof bekeerd zijn, bestreden worden door hun wraakgierige geloofsgeno-
ten en uiteindelijk de genade van het doopsel waardig worden.
Voor de maand april: De Wees van Fenelon of de resultaten van een
christelijke opvoeding. De fundamentele elementen van deze opvoeding
zijn ontleend aan het Onzevader.
Voor de maanden mei en juni: Mariaal dagboek, of aansporing tot
de devotie tot de allerheiligste Maagd Maria voor iedere dag van het
jaar, door een van haar toegewijden.
De anonieme schrijver zegt: "Ik voelde me des te meer bewogen tot
het schrijven van dit boekje door de grote dankbaarheid die ik gevoel
tot de allerheiligste Maagd als gevolg van bijzondere gunsten en welda-
den, in ernstige omstandigheden van mijn leven door haar machtige be-
scherming verkregen. Is het daarom dan ook niet billijk dat, nu ik zo-
zeer door Haar ben begunstigd, ik alles doe wat ik kan om haar ook door
anderen te doen eren en liefhebben?"
Het werkje begint met korte trekken uit het leven van Maria; ver-
volgens is elke dag voorzien van een schietgebed, dat steeds wisselt,
van een akte van toewijding om de bijstand van de hemelse moeder te ver-
werven voor iedere onderscheiden klasse van personen, van een uitspraak,
ontleend aan de heilige Vaders tot haar eer; van de aan haar gewijde
plechtigheden, haar verschijningen, heiligdommen, genaden aan volken
verleend en Haar overwinningen op de ketterijen, alsmede van de vele
verschillende devoties waarmee de pausen, heiligen en grote en aanzien-
lijke persoonlijkheden de Heilige Maagd vereerden. Genoemd worden bij-
voorbeeld Cottolengo, Don Cafasso, Domenico Savio, Michele Magone en dit
wijst op de hand van Don Bosco.
Het boek eindigt met deze aanbeveling: "Een Weesgegroet bidden
voor de samensteller van dit mariaal geschrift en voor al diegenen die
met hem samenwerken, opdat zij vergeving mogen verkrijgen van hun zon-
den, steeds vervuld zullen zijn van devotie tot Maria en vervolgens eens
het eeuwige geluk met Maria in de hemel mogen genieten."
Intussen werd de drukkerij van het Oratorio ingewijd. Andrea
Giardino was de eerste chef van de zetterij. Enkele jongens, van wie een
deel bestemd was om het opmaken te leren en anderen het drukken, hadden
zich met grote ijver aan hun vak begeven en het duurde niet lang of zij
bleken bekwame arbeiders te zijn. Giuseppe Buzzetti had hen meer dan een
jaar lang onder zijn hoede en daarna werd ridder Oreglia uit Santo Ste-
fano met hun assistentie en leiding belast, terwijl eveneens de werk-

6.4 Page 54

▲back to top
- VII/49 -
plaats der boekbinders onder zijn leiding bleef.
Toen de zaken zover geregeld waren, had Don Bosco zich gehaast
een rondschrijven op te stellen uit naam van zijn jongens, om aan de
weldoeners de ingebruikneming van de nieuwe werkplaats mede te delen.
"
Verdienstelijke Heer,
"
"
Wij, jongens van het Oratorio van de H. Franciscus van Sa-
" les, hebben het grote genoegen u mede te delen dat er in dit huis
" een drukkerij is opgericht met het doel om werk te verschaffen aan
" een groot aantal van onze makkers. Het verheugt ons dan ook bui-
" tengewoon u het eerste werkstuk van de nieuwe drukkerij te kunnen
" toezenden om uitdrukking te geven aan ons gevoel van dankbaarheid
" tegenover onze weldoeners, onder wie ook u tot ons genoegen be-
" hoort.
"
Bij deze gelegenheid kunnen wij u een mededeling doen,
" die ook U, naar wij hopen, bijzonder welkom zal zijn. Paus Pius
" IX, die ons al verschillende malen en op tal van manieren begun-
" stigde heeft zich verwaardigd zojuist zijn apostolische zegen met
" volle aflaat in het uur van de dood te zenden aan alle weldoeners
" van dit huis, en daarom ook aan U, onze geëerde weldoener.
"
Moge U zich intussen verwaardigen uw weldadigheid te be-
" stendigen; wij, van onze kant, zullen door een goed gedrag en door
" onze ijver, onze dankbaarheid en erkentelijkheid nog vermeer-
" deren en nooit zullen wij de ontvangen weldaden vergeten; meer
" nog; wij zullen geen dag laten voorbijgaan zonder van de hemel
" een gelukkig leven en overvloedige zegeningen voor u af te smeken.
"
In de overtuiging dat U in uw welwillendheid onze oprechte
" gevoelens van dankbaarheid zult aanvaarden, zijn wij gelukkig
" ons met eerbied te kunnen noemen
"
van U, geachte heer,
"
de zeer verplichte beschermelingen
"
en uit naam van allen
"
Pr. Giovanni Bosco,
" Turijn 1862. - Drukkerij van het Oratorio van de H. Fr. van Sales.
Zowel mondeling als schriftelijk deden de weldoeners hem hun ge-
lukwensen toekomen. Maar wie had toen kunnen voorzien, dat de kleine
drukkerij met twee kleine drukmachines, die met de hand in beweging ge-
bracht werden, zo zou worden uitgebreid dat zij behalve vier persen nog
de beschikking zou hebben over twaalf uitgelezen machines, achtereenvol-
gens gedreven door stoom, waterkracht, gas en elektriciteit, met de
daarbij behorende stereotypie, lettergieterij en graveerinrichting? En
de geweldige sommen die de Voorzienigheid Don Bosco zou verschaffen voor
het aanschaffen van materialen en voor publicaties die niet door winsten
konden gedekt worden? Wie had toen kunnen voorzien het onmetelijke aan-
tal boeken en bladen, ook in vreemde talen, die gedurende het leven van
Don Bosco nog het licht zagen? De eervolle onderscheidingen die op de
voornaamste tentoonstelling van Europa behaald werden, zoals bijvoor-
beeld in het Vaticaan te Rome, op de Italiaanse tentoonstelling in Lon-
den, op de internationale te Brussel, op die te Turijn en nog meer
andere?

6.5 Page 55

▲back to top
- VII/50 -
H O O F D S T U K VIII.
Wij hervatten de kroniek van Don Bonetti: "Talrijk zijn de pro-
testantse families die in die dagen tot de ware Kerk terugkeerden. Don
Bosco onderhoudt een drukke briefwisseling met een Waldenzer dominee,
genaamd Wolf, die in zijn hart al katholiek is, hoewel hij zijn dwalin-
gen nog niet heeft afgezworen. Deze komt hem af en toe opzoeken en
brengt enkele van zijn geloofsgenoten mee, die door de redeneringen van
Don Bosco ervan overtuigd worden in dwaling te leven en gaarne de katho-
lieke godsdienst omhelzen.
Op donderdag 13 februari, toen de clerici het "Testamentino" of
de tien verzen van het evangelie opzegden, en Don Bosco zich in ons mid-
den bevond, deed hij ons bij de woorden van de H.Johannes: Sed venit ho-
ra quando veri adoratores adorabunt Patrem in spiritu et veritate, op-
merken dat de protestanten deze woorden verkeerd interpreteren, daar zij
op die grond iedere uiterlijke eredienst willen uitsluiten. Daarna ver-
telde hij ons, hoe de protestanten vijf, zes dagen geleden, hem in een
huis te Turijn, heftig hadden aangevallen. - "Ik begon", zo zei hij,
"met hun te vragen of ze wisten wat in spiritu betekende."
Ze antwoordden: - "Het wil zeggen dat God aanbeden moet worden
met de zuiverheid en de gloed van de innerlijke akten, niet met de bij-
gelovigheden zoals de katholieken doen." En ze noemden het een maskerade
van de katholieken, wat wij in de uiterlijke eredienst doen.
"Als het zou gaan", zo antwoordde ik, "om bijgelovigheden en
maskerades, zouden we het eens zijn. Maar het gaat om heel wat anders!
Doch gaan we verder. Et in veritate, wat betekent dat?"
"Het wil zeggen dat God aanbeden moet worden met reële dingen en
niet op een ijdele manier." - Toen zei ik: "Dus u geeft toe dat God aan-
beden moet worden met reële en ware middelen?"
"Ja, dat geven we toe."
"Maar die ware en reële dingen, zijn die innerlijk, in de geest?"
Een beetje uit het veld geslagen antwoordden mijn tegenstanders:
- "Dat zijn immers tastbare, materiële middelen, en die kunnen
niet innerlijk bestaan."
"Dus", antwoordde ik, "dus moeten we zeggen dat dat woord veri-
tas, ook op iets uiterlijks slaat, dat men moet en kan gebruiken in de
verering van God. In spiritu et veritate verraadt dus ook een tegenstel-

6.6 Page 56

▲back to top
- VII/51 -
ling van ideeën en feiten onder de joodse riten en ceremonieën en de
riten van het christendom. Deze woorden betekenen dat er een einde zou
zijn gekomen aan alle ceremonieën en riten, gebruikt bij de offers van
de oude wet, die eveneens de ceremonieën en riten van offer van de nieu-
we wet uitbeeldden en dat ze zouden worden gevolgd door reële, waarach-
tige, aan God welgevallige. Leest het eerste hoofdstuk van het evangelie
van St.-Lukas en ge zult zien: de viering van een prachtig offer met al
de ceremonieën, met alle uiterlijke riten; zie het altaar, het wierook-
vat, de wierook enzovoort. Het was een beeld, een voorafschaduwing van
de plechtige Mis, de realiteit, de waarheid. Leest het eerste hoofdstuk
van de Handelingen der Apostelen, en ge zult zien dat dezen zich met de
volgelingen verenigden om samen te bidden in het Cenakel. Leest het
tweede hoofdstuk van dezelfde Handelingen, en ge zult zien dat in dat
Cenakel het offer van de heilige hostie werd opgedragen en de eucharis-
tische communie uitgereikt. Leest de authentieke geschiedenis van de
eerste drie eeuwen van het christendom, en ge zult zien dat de christe-
nen, volgens de apostolische voorschriften de heilige mis vierden met
altaren, riten, psalmgezangen, bloemen, wierook en brandende kaarsen.
Wilt ge nog meer, leest dan het vierde hoofdstuk en de volgende hoofd-
stukken van de Apocalypse en gij zult een heilige dienst beschreven zien
met alle bijzonderheden, zodat ge meent een offer bij te wonen, zoals
het in een van onze kerken wordt gevierd. Ge zult het altaar zien, het
wierookvat, de wierook, de kandelaars, de kaarsen, het licht, de gouden
bekers gevuld met reukwaren, de gouden kroon of mijter op het hoofd van
de ouderen, de voetval, de citers, de lofzangen en de stoet van de in
het wit geklede maagden: kortom, alles wat de Kerk in haar ceremonies
opneemt."
"Toen ik uitgesproken was, begonnen deze protestanten naar het
Nieuwe Testament te zoeken, maar ze hadden geen andere vertaling dan de
vervalste van Diodati. Niettemin vond ik het goed dat ze dat ketterse
boek raadpleegden, omdat ik er toch zeker van was dat ze er wel in zou-
den vinden wat voldoende was om hen te overtuigen. Ze lazen de aange-
haalde plaatsen en enkele andere die ik hun aanwees en verklaarde, en
toen zeiden ze: "Aan die delen van de H. Schrift hebben we nog niet vol-
doende aandacht geschonken."
"Ik vervolgde: - "Maar zeg me nu eens: welke analogieën hebben uw
tempels met die oude tempel van Jeruzalem? Hebt u in uw tempel altaren,
hebt u wierookvaten, hebt u wierook, hebt u kaarsen? Welke overeenkomst
is er tussen wat u doet om God te eren en wat de apostelen deden en wat
de engelen zelf in de hemel doen? Vindt u niet dat we de heiligen en de
engelen in de hemel wel kunnen navolgen bij het aanbidden van God?"
- "Stellig. En we hebben inderdaad niets van al wat u zegt."
Toen zei een van hen, die een evangelische dominee was: "Dat is
zeker een punt dat overweging verdient."
De dialoog, dit soort twijfel bij de dominee, brengt een ernstige
slag toe aan de ketterij, daar de protestanten in deze dagen in een
groot aantal tot de waarheid terugkeren."

6.7 Page 57

▲back to top
- VII/52 -
Tot hier Don Bosco die een nieuw werk onder handen had, om de dwa-
lingen van de Waldenzen te weerleggen.
"Hij stelde zich echter niet met onderricht en boekjes tevreden.
Hij nodigde vele arme gezinnen die zich tot de katholieke godsdienst be-
keerd hadden uit, zich in de buurt van het Oratorio te komen vestigen,
waarbij hij hun de verzekering gaf dat hij het hun aan niets zou laten
ontbreken wat voor het levensonderhoud nodig is. Dat is wel bijzonder
wonderlijk, daar de andere kosten die hij moest maken, ontelbaar en aan-
zienlijk waren, hetzij om te voorzien in de behoeften van bijna 570
leerlingen of voor het oprichten van nieuwe gebouwen.
We willen er nog aan toevoegen dat hij ook zorgde voor het onder-
brengen van de zonen en dochters van die families, als hij zag dat dat
nodig was. In een brief aan markiezin Fassati schrijft hij over een
meisje dat momenteel bij een liefdadige persoon ondergebracht was, doch
tot last en zorg was.
"
Mevrouw de Markiezin,
"
"
We zijn thans in afwachting. Naar het mij voorkomt is het
" geen herpes, maar schijnt het veeleer schurft te zijn. Doet u dus
" wat u kunt voor dat arme meisje. Als men haar nergens anders kan
" opnemen,zullen we haar aanbevelen bij Cottolengo waar ze gemakke-
" lijk zal aanvaard worden, naar ik meen.
"
Op het ogenblik kan ik me met deze zaak niet bezighouden,
" en van de andere kant wachten ze met ongeduld van deze last be-
" vrijd te worden. Arm meisje, was ze al maar vast gedoopt!
"
De Heer zegene u en de hele familie en ik verblijf intussen,
" van U, hooggeachte,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 22 maart 1862
Pr. Bosco Gio.
Iedere pas van Don Bosco werd echter door voorzichtigheid geleid.
Om iedere mogelijke aanvechting uit de weg te gaan van de ouders of ook
wel van verdachtmaking vanwege de ketters, liet hij in bepaalde gevallen
steeds de machtiging van degenen die tegenover de wet gerechtigd waren
die te verlenen, op schrift geven.(1)
(1) Ik, Abraham Attilio Arnaldi, vertrouw, in overeenstemming met mijn echtgenote Anto-
nietta Sironi, van wier bedoelingen ik op de hoogte ben, hoewel zij niet te Turijn
vertoeft, uit vrije wil aan de zeer eerwaarde heer Don Giovanni Bosco, onze dochter
Chiara toe, geboren te New York in Amerika, in 1847 op 24 augustus, die het heilig
doopsel niet ontvangen heeft en opgevoed is in de protestantse godsdienst, zowel in
Amerika, als hier te Turijn bij de Waidenzen.
Wij verzoeken U, Eerwaarde, zo goed te willen zijn, haar in een kloosterinstel-
ling van de Rooms Katholieke Kerk te laten opnemen, opdat zij in diezelfde Kerk worde
onderricht en gedoopt, daar deze de godsdienst van haar voorouders is.
Deze gunst en genade zal ik mijn leven lang in dankbare herinnering houden: wees
een vader voor
.../...

6.8 Page 58

▲back to top
- VII/53 -
Door deze verliezen toonde de duivel zich zo kwaad op Don Bosco,
dat hij hem 's nachts niet meer liet slapen.
"Het was werkelijk een duivelse kwelling", schreef Mgr. Cagliero,
die de eerste dagen van februari begon. We waren het erover eens dat de
gezondheid van de dienaar Gods van dag tot dag achteruitging; we zagen
dat hij bleek en uitgeteerd was, terneergeslagen, vermoeider dan gewoon-
lijk, terwijl hij rust scheen nodig te hebben. Men vroeg hem wat de oor-
zaak was van een zo grote uitputting en of hij zich niet goed voelde.
Dan antwoordde hij: "Ik zou moeten kunnen slapen! Het is nu al vier of
vijf dagen dat ik geen oog heb dichtgedaan."
- "Wel, slaapt u dan", zeiden we tegen hem, "en werk 's nachts
niet meer."
- "0! Het is niet dat ik vrijwillig wakker blijf, maar er is ie-
mand die me wakker houdt tegen mijn wil."
- "Hoe kan dat?"
- "Al verschillende nachten", antwoordde hij, "vermaakt de boze
geest zich ten koste van de arme Don Bosco en laat hem niet slapen; en
u ziet dat hij zich goed amuseert. Nauwelijks ben ik ingeslapen of er
klinkt een heel hard geschreeuw in mijn oor, dat me verdooft en ik voel
ook een windstoot, die me door elkaar schudt, als van een storm, terwijl
hij me alles door elkaar gooit, brieven verstrooit en mijn boeken in de
(1) .../...
dit meisje gedurende mijn afwezigheid; dat God u ervcor moge belonen.
Ik teken, mede uit naam van mijn echtgenote,
Abramo Attilio Arnaldi
Turijn , 7 8 januari 1862
geboortig uit Como
Ik, ondergetekende, Chiara Arnaldi stem erin toe, en het is mijn absolute
wens, te worden opgenomen. en gedoopt in de Rooms Katholieke Kerk.
Turijn, 18 januari 1862
Chiara Arnaldi.
Ik, ondergetekende, Daniele Giovanni, portier van de evangelische Waldenzer
kerk, wend mij tot de Zeereerw. Heer Giovanni Bosco, met het verzoek mij het genoegen
te willen doen om voor mijn nicht Daniele Antonietta, dochter van mijn nog levende broer
Angelo Daniele en van wijlen Caroline Lupi, die wegens geestesziekte in een zwakzinni-
gengesticht verzorgd wordt, een andere plaats te zoeken.
Ik verzoek U, Eerwaarde, deze wees, mijn nicht, in een of ander Rooms Katho-
lieke inrichting te willen laten opnemen, opdat zij opgevoed worde in de godsdienst van
haar voorouders; ik verklaar dat ik dit geheel uit mijn vrije wil doe en onder niemands
ingeving; en, daar ik haar oom ben, doe ik het zowel haar geestelijk als tijdelijk heil,
en hoop dat ik volgens uw belofte verhoord zal worden.
Ik kan niet anders dan U voor zoveel naastenliefde danken en God bidden om
voorspoed voor u en eveneens voor al degenen die zich wijden aan het welzijn van de
armen.
Turijn, 5 februari 1862.
Daniele G.

6.9 Page 59

▲back to top
- VII/54 -
war brengt. Toen ik laat op de avond de aflevering van de Katholieke
Lectuur had gecorrigeerd, getiteld De macht der duisternis, vond ik, bij
het opstaan, de proeven op de grond liggen; een andere maal waren ze
verdwenen en moest ik ze overal in de kamer zoeken. Het is een merkwaar-
dige geschiedenis. Het schijnt dat de duivel ervan houdt met zijn vrien-
den om te gaan, met degenen die over hem schrijven." - Op dat ogenblik
glimlachte hij en vervolgde toen: "Drie nachten geleden hoor ik het hout
klein hakken dat bij mijn kachel ligt. Vannacht, terwijl de kachel uit
is, gaat het vuur plots uit zichzelf aan en er verschijnt een verschrik-
kelijke vlam, alsof hij het huis in brand wilde steken. Een andere keer
toen ik op bed was gaan liggen en de kaars gedoofd had en ik begon in te
dommelen, worden ineens de dekens, als door een geheimzinnige hand weg-
getrokken, langzaam naar het voeteinde gehaald, zodat ik allengs half
onbedekt lag. Hoewel de randen van het bed aan weerskanten hoog zijn,
wilde ik aanvankelijk toch aannemen dat het verschijnsel een natuurlijke
oorzaak had; toen nam ik de deken vast en trok ze over mij heen; maar
nauwelijks had ik dat gedaan of ik voelde de deken weer over me weg-
schuiven. Vol argwaan voor wat dat kon zijn, stak ik de kaars aan, stond
op, keek nauwkeurig in alle hoeken van de kamer, maar vond niets en
keerde terug om te gaan slapen, me aanbevelend in de goddelijke goed-
heid. Zolang de kaars brandde gebeurde er niets vreemds, maar als de
kaars uit was, begon de deken na enkele minuten weer te bewegen. Door
een geheimzinnige huivering overvallen, stak ik de kaars weer aan en on-
middellijk hield het verschijnsel op om weer te beginnen zodra de kamer
weer duister was. Een keer zag ik het licht door een krachtige hevige
tocht vanzelf uitgaan. Soms begon het hoofdkussen onder mijn hoofd heen
en weer te bewegen, juist op het ogenblik dat ik in slaap zou vallen. Ik
maakte een kruisteken en toen hield die plagerij op. Toen ik wat gebeden
had, maakte ik het me weer gemakkelijk en hoopte nu minstens enkele mi-
nuten te kunnen slapen; maar nauwelijks dommelde ik in of het bed werd
door een onzichtbare macht geschud. De deur van mijn kamer kraakte en
het leek alsof ze meegaf onder de druk van een krachtige, hevige wind.
Dikwijls hoorde ik een ongewoon en vreselijk rumoer boven mijn kamer,
als van de wielen van een massa rijdende wagens. Soms deed een onver-
hoedse, heel scherpe kreet me opschrikken; eens in een nacht zag ik de
deur van mijn kamer wijd opengaan en een verschrikkelijk monster met
geopende klauwen binnenkomen, dat naderde om me te verscheuren. Toen ik
een kruisteken gemaakt had, verdween het monster."
Tot zover het verhaal van Don Bosco, dat ik en de voornaamste over-
sten van het Oratorio van hem zelf gehoord hebben. Van dat lawaai waren
degenen die in de naburige kamers sliepen, zich niets bewust. Op een
nacht echter had Don Angelo Savio, besloten in de wachtkamer van Don
Bosco te waken, om zich van dat verschijnsel zekerheid te verschaffen;
rond middernacht hoorde hij plotseling een vreemd geraas; hij kon de
vrees die hem beving niet meester worden en vluchtte vol schrik naar
zijn eigen kamer. Hij was een van de moedigste mannen en had zich bij
vele gelegenheden onverschrokken getoond; hij was een man die geen hin-
dernissen en vijanden vreesde en bereid was om ieder gevaar onder ogen
te zien.

6.10 Page 60

▲back to top
- VII/55 -
"Don Bosco zou wel graag gehad hebben dat er iemand bij hem waak-
te maar niemand had er de moed toe. De clericus Bonetti ging eens met de
clericus Ruffini de nacht doorbrengen in de aangrenzende bibliotheek;
maar na enkele minuten moesten zij zich van schrik terugtrekken. Daar-
door moest hij erin berusten alleen te blijven, in afwachting dat er een
einde zou komen aan die vervelende plagerijen."
Tot zover Mgr. Cagliero. Maar Don Bonetti schreef, zo zou men
kunnen zeggen, de officiële berichten van deze oorlog, die verscheidene
maanden lang aanhield, en we halen hier zijn kroniek aan.
"12 februari. Don Bosco vertelde ons wat volgt: - "In de nacht
van de zesde of de zevende van deze maand, was ik nauwelijks te bed en
sluimerde ik haast in, toen ik me bij de schouders gegrepen voelde en
een duw kreeg waar ik heel erg van schrok. - "Maar, wie ben je"? riep ik
uit. Ik stak dadelijk de kaars aan en kleedde me aan, zocht onder het
bed, en in alle hoeken van de kamer om te zien of er ergens iemand ver-
borgen was, die zich aan dat grapje schuldig had gemaakt; maar ik vond
niets. Ik controleerde de deur van mijn kamer en die was dicht. Ik con-
troleerde ook de deur van de bibliotheek: alles was gesloten en rustig.
Ik keerde dus naar bed terug. Nauwelijks was ik ingeslapen, toen ik weer
een stoot voelde, waardoor ik helemaal van streek was. Ik wilde aan de
bel trekken en Rossi of Reano roepen: "Maar, nee", zei ik bij mezelf,
"ik wil niemand storen!" Intussen maakte ik me gereed om op mijn rug
liggend in te slapen; maar toen voelde ik op mijn maag een enorm gewicht
drukken dat me bijna de adem benam. Ik kon niet nalaten te roepen: "Wat
is dat"? en gaf meteen een forse slag, maar raakte niets. Ik draaide me
om en weer was er die druk. In deze ongelukkige toestand bracht ik heel
die nacht door. De volgende avond wilde ik het bed zegenen alvorens erin
te gaan liggen; maar het diende tot niets en het nare spelletje werd
voortgezet, dat vier of vijf nachten achter elkaar aanhield. "We zullen
eens zien, hoe het vannacht zal gaan!" – (Het was de avond van woensdag
12 februari, de vooravond van de oefening voor een goede dood en 's
morgens zou men voor het eerst de volle aflaat kunnen verdienen, die
door Zijn Heiligheid Pius IX, op 13 januari van dat jaar 1862 verleend
was.)
15 februari. - Toen enkele clerici en priesters met ridder Oreglia
zich die avond na de maaltijd rond Don Bosco bevonden, ondervroegen ze
hem dadelijk of hij 's nachts met rust gelaten werd; hij vertelde het
volgende: "Gisteravond ben ik naar mijn kamer gegaan en ik zag het
nachttafeltje dansen en kloppen: tak, tak, tak, tak. - "0, het is wat
moois", zei ik bij mezelf en ik ging erop af en vroeg: - "Welnu, wat wil
je?" En het ging door: tak, tak, tak, tak. Ik begon door de kamer op en
neer te lopen en het zweeg; ik ging er naartoe en het danste en klopte.
Ik verzeker u dat, als ik zou horen vertellen wat ik gezien en gehoord
heb, ik het zeker niet zou geloven. Menen we niet de dingen te zien die
grootmoeder ons van de heksen vertelde? Als ik ooit zulke dingen aan
de jongens zou vertellen, o wee! Ze zouden het besterven van angst!"

7 Pages 61-70

▲back to top

7.1 Page 61

▲back to top
- VII/56 -
"We vroegen hem of hij ons nog wat meer wilde vertellen. Aanvan-
kelijk wilde hij er niet van horen, ermee door te gaan en antwoordde: -
"Wanneer men iets wil vertellen, moet men eerst nagaan of dat verhaal
dienstig is voor de eer van God en het heil van de zielen: mijn verhaal
zou nu geen nut hebben."
Ik (D. Bonetti) deed hem opmerken: - "En wie weet of het niet
heilzaam is voor onze ziel?" - Toen ook de anderen aandrongen, vervolgde
hij: - "Toen ik naar bed gegaan was, zag ik nu eens de gedaante van een
beer, dan van een tijger of een wolf of van een grote slang, maar met
een vreselijk voorkomen; ik zag ze door het vertrek lopen, tegen het bed
opklimmen en daar blijven liggen. Ik liet ze een beetje hun gang gaan en
riep toen uit: "0 bone Jesu!" En onmiddellijk met een windstoot verdween
elk schrikbeeld. Zo bracht ik de nacht door."
16 februari. - Deze avond merkten enkelen op dat Don Bosco sinds
vijf of zes dagen 's morgens geen melk meer in zijn koffie gebruikte. Ze
maakten daaruit op dat hij in die dagen gevast had om van de Heer te
verkrijgen dat hij verlost zou worden van de bovengenoemde nachtelijke
kwelling. Toen Don Bosco echter gevraagd werd of de afgelopen nacht rus-
tig geweest was, antwoordde hij: - "Jawel, een beetje."
17 februari. - Vanmorgen, maandag, waren enkelen van ons rond Don
Bosco bij het ontbijt en we vroegen hem of hij afgelopen nacht weer ge-
stoord werd. Hij zei: - "Het tafeltje is met dansen doorgegaan en heeft
het kapje van de lamp doen vallen. Ik ging naar bed, toen er plots iets
over mijn voorhoofd streek als een koude kwast die licht gehanteerd
werd. Ik trok toen mijn slaapmuts omlaag, maar die geheimzinnige hand
ging met die borstel toen over mijn neus en mond en prikkelde mijn neus-
gaten, zodat ik niet kon slapen en ik geen moment een oog heb kunnen
dichtdoen. Dat is me nog eens overkomen, maar in plaats van een borstel
leek het me toen een staart te zijn die zo verschrikkelijk stonk, dat ik
met een schok wakker werd. Vanmorgen was ik doodop van vermoeidheid."
"De volgende nacht werd hij eveneens gestoord tot bij het aanbre-
ken van de dag. Het hoofdkussen bewoog en werd opgelicht zodra hij op
het punt was in slaap te vallen."
22 februari. - Ridder Oreglia vroeg hem of hij niet bang was voor
de duivel die het hem zo lastig maakte. - Hij antwoordde: "afschuw wel
maar vrees heb ik niet. Zoals ik niet bang ben voor alle engelen uit de
hemel, daar ik, zoals ik hoop, een vriend ben van God, ben ik het ook
niet voor alle duivelen van de hel, daar ik de vijand van zoveel vijan-
den van God ben, die me wel zal weten te beschermen. Laat Satan maar
doen wat hij wil; het is nu zijn tijd, maar de mijne komt ook nog wel."
23 februari. - Vandaag, zondag, was Don Bosco zo moe, dat hij ge-
dwongen was naar bed te gaan, iets dat voor hem heel ongewoon is. Hij
was nog geen kwartier gaan liggen, toen ridder Oreglia hem ging roepen,
om in een woning in de buurt een zieke te gaan bezoeken, die naar hem
vroeg. Hij stond ogenblikkelijk op, ging de biecht van de zieke horen
en troostte hem. Thuisgekomen ging hij weer naar bed. Don Michele Rua,

7.2 Page 62

▲back to top
- VII/57 -
die hem 's avonds ging opzoeken, vroeg hoe het ermee was. - "Ik voel me
erg, erg moe", antwoordde hij, "ik kan geen rust krijgen; ik word aan-
houdend gestoord. De afgelopen nacht was het een voortdurende aaneen-
schakeling van inslapen en wakker worden. Nauwelijks had ik de ogen ge-
sloten of ik hoorde met een hamer onder het hoofdkussen slaan. Ik ging
op het bed zitten en alles hield op; ik probeerde het opnieuw en weer
hoorde ik het kloppen. Het was werkelijk een kwelling. Ik verlangde er-
naar dat het dag zou worden. Als ik iets over die dingen vertel, doe ik
het lachend, maar ik verzeker u dat ik niet van harte lach, omdat het me
allemaal veel te denken geeft. Het afgelopen jaar is voor het Oratorio
een wonderlijk jaar geweest, buitengewoon; maar dit keer is dat nog veel
erger. "
"Maar als dat zo is, drijf die boze geest dan uit."
"0, overmorgen ga ik voor een paar dagen naar de bisschop van
Ivrea. Als ik terugkom en die demon begint weer mijn nachtrust te ver-
storen, weet ik wel wat me te doen staat; ik zal een middel gebruiken
waar ik nog geen gebruik van gemaakt heb."
"Wat is dat dan?"
"Ik zal hem ondervragen uit naam van Jezus Christus, ik zal hem
uitdagen om te spreken en me te zeggen of hij me namens God aan die be-
proeving onderwerpt of uit naam van Lucifer, die de ontwikkeling van het
goede dat we hier begonnen probeert te verhinderen. Ik kan van hier niet
wegvluchten."
"En als hij niet spreken wil?"
"Ik zal hem dwingen en hij moet spreken."
"Wat zegt u dan tegen hem?"
"Ik zal zeggen: "Adiuro te: in nomine Jesu Christi dic mihi quis
sis et quid vis."
"Maar u weet nog niet wat de reden is voor die stoornis?"
Hij antwoordde: "Ik vermoed dat de duivel niet wil dat de katho-
lieke scholen te Porta Nuova tegenover die van de protestanten geopend
worden."
"Maar bent u dan de enige die ze gesticht heeft?"
"Ik heb ertoe aangespoord, ik heb ze bevorderd, heb ervoor ge-
zorgd dat er een begin gemaakt werd met de aankoop van het terrein en
heb me belast met het zoeken naar en het verschaffen van personeel en
met het betalen van degenen die ervoor bestemd zijn... 0, neen! De dui-
vel kan ze niet verhinderen!"
26 februari. - Don Bosco keerde terug van Ivrea, waar hij eerst
tot zijn grote verluchting enkele dagen bij Mgr. Moreno had doorgebracht
om te zien of hij bevrijd kon raken van die nachtelijke plagerijen. Een
hele maand lang had hij nu van die beangstigende slapeloosheid te lijden
gehad. Voor de eerste keer kon hij die nacht zijn gewone rust weer ge-
nieten. Iedere storing had opgehouden.

7.3 Page 63

▲back to top
- VII/58 -
"Op een avond duurde het gesprek met monseigneur uur na uur tot
kort na middernacht; hij ging rustig naar bed, in de mening dat de dui-
vel zijn spoor bijster geraakt was. Maar nauwelijks was het licht uit,
of het kussen begon weer te schommelen, net als te Turijn en daarna ver-
toonde zich aan het voeteind van het bed een verschrikkelijk monster,
alsof het zich op hem wilde werpen. Bij die verschijning stootte hij een
kreet uit, waarvan allen die zich in het huis van de bisschop bevonden,
wakker werden. Bedienden kwamen toelopen, evéneens de secretaris van de
bisschop, de vicaris-generaal, de bisschop zelf en allen vreesden dat
Don Bosco een ongeluk was overkomen. Ze vonden hem uitgeput van krachten
maar rustig. Allen vroegen hem beangstigd wat er gebeurd was. Glimla-
chend antwoordde Don Bosco: - "Het is niets, het is niets... Het was een
droom... schrikt u maar niet... gaat u maar weer slapen."
"De volgende dag echter vertelde hij alles aan de bisschop."
"4 maart. - Nu Don Bosco al enkele dagen uit Ivrea terug is,
wordt hij opnieuw gestoord. - In de nacht van 3 op 4 maart, zo vertelde
hij ons, nam de duivel het onderstel van het bed, tilde het hoog op en
liet het vervolgens zo hard vallen dat ik helemaal door elkaar geschud
werd en ik dacht dat het bloed me uit het hoofd zou stromen. Na me de
hele nacht gestoord te hebben, door afwisselend met de deuren en de ven-
sters te rammelen, nam hij tegen de morgen het karton met het opschrift:
"Iedere minuut tijd is een schat", en sloeg er zo hard mee op de grond
dat het wel een geweerschot leek. Toen ik opstond vond ik het karton
midden in de kamer.
"Met alle aandrang verzochten we hem dat hij de belofte die hij
gedaan had, zou houden om de duivel te bezweren en hem weg te sturen
zodra hij uit Ivrea zou teruggekeerd zijn.
"Als ik hem van mij wegstuur", zo zei hij, "zal hij zich op de
jongens werpen."
De clericus Provera vroeg toen: - "Dat wil dus zeggen dat toen u in
Ivrea was en een nacht met rust gelaten werd, hij grote schade onder de
jongens zou hebben aangericht?"
"Zeker, hij heeft veel kwaad gedaan."
"Maar", zo vervolgden wij, "maar vraag hem tenminste wat hij wil."
Waarop hij: - "En wie weet of ik hem niet ondervraagd heb?"
En toen wij weer: - "Vertel het ons, vertel ons wat hij gezegd
heeft"! riepen we eenstemmig uit. Hij bracht het gesprek op wat anders
en we slaagden er niet in een ander woord uit hem te krijgen dan: -
"Bid!"
De jongens baden dat hij langzamerhand de verloren krachten weer
zou terugkrijgen. Niettemin duurde die strijd met de geest van de duis-
ternis met tussenpozen tot in 1864.
Op een avond in 1865 verhaalde Don Bosco aan een troepje jongens
over de vreselijke nachten van die tijd. Ook wij waren daarbij aanwezig.
"0! Ik ben niet bang voor de duivel"! bracht een jongen in het
midden.

7.4 Page 64

▲back to top
- VII/59 -
"Zwijg! Zoiets moet je niet zeggen", antwoordde Don Bosco met
een stem die zo beefde dat allen erdoor getroffen werden. - "Je weet
niet welke macht de duivel heeft, als de Heer hem de vrijheid geeft om
zijn gang te gaan. "
"Jawel, jawel! Als ik hem zou zien, zou ik hem bij de kraag
pakken en hij zou ervan lusten."
"Zulke dwaze dingen moet je niet zeggen, beste jongen; je zou
sterven van schrik op het eerste gezicht."
"Maar ik zou een kruisteken maken."
"Dat zou voor een enkel ogenblik voldoende zijn."
"En u, hoe hebt u hem verdreven?"
"0! Ik heb gelukkig het middel gevonden om hem op de vlucht te
jagen en voor een hele tijd te beletten terug te komen."
"En welk middel is dat? Zeker het kruisteken?"
"Jawel, maar dat is niet voldoende! Er is meer nodig! Het
kruisteken heeft slechts een korte poos uitwerking."
"Met wijwater?"
"Op bepaalde ogenblikken is ook wijwater niet voldoende."
"Wat is dan het middel dat u ontdekt hebt?"
"Ik heb het ontdekt! En of het ook uitwerking had!..." Hierop
zweeg hij en wilde hij niets meer zeggen. Daarna besloot hij: - "Eén
ding staat vast en wel dat ik niemand toewens, zulke ogenblikken te moe-
ten meemaken, waarin ik me bevonden heb. We moeten de Heer bidden dat
hij onze vijand nooit zal toestaan zulke grapjes met ons uit te halen."

7.5 Page 65

▲back to top
- VII/60 -
HOOFDSTUK
IX.
In de eerste dagen van februari, zo vertelt de kroniek van Don
Bonetti, kwam de jonge Bellisio, een bekwame schilder die faam als por-
trettist verworven had, Don Bosco en zijn oud-medeleerlingen en vrien-
den een bezoek brengen. Ridder Oreglïa en Don Savio maakten van die ge-
legenheid gebruik en vroegen Don Bosco deze beminde zoon enkele ogen-
blikken te willen toestaan voor een particuliere audiëntie in zijn kamer
en hem toe te staan, niet een portret van hem te maken, omdat dat al
eens gebeurd was, maar om alleen de voornaamste lijnen van het gezicht
en van het hoofd op papier te zetten. Na warme smeekbeden en levendige
aandrang, gaf Don Bosco toe, maar toen hij op de voor dat doel erbij
gehaalde zetel had plaatsgenomen, loosde hij een diepe zucht en zei: -
"Dit zijn de ergste ogenblikken van mijn leven!" - Bellisio schetste
met zijn potlood andermaal snel de gelaatstrekken van de dienaar Gods;
en nadat hij deze zorgzaam bijgewerkt had naar het bezielende ideaal
dat in zijn hart gegrift was, schonk hij zijn werk aan Don Savio.
"Het motief voor dit nieuwe portret was een zekere ongerustheid,
die onder de zonen van het Oratorio was ontstaan. In die dagen sprak
Don Bosco dikwijls over de armzaligheid van ons pover sterfelijk leven
en over de schoonheid van de hemel. Hij zei dat hij er spoedig verlangde
heen te gaan en ons te verlossen van het ongemak van zijn weinig nuttige
aanwezigheid; daar hij toch de kracht niet meer bezat om het werk te on-
dernemen dat hij nog van plan geweest was tot een einde te brengen. Hij
legde zich bij alles neer zoals het de Heer behaagde, die voor zijn glo-
rie vele andere instrumenten bezit, beter dan hij. - Zijn woorden zijn
voor ons het onderwerp van vele gesprekken en vervullen ons hart met
grote droefheid. We vrezen dat hij ons spoedig zal verlaten. Dat God ons
behoede voor een zo groot ongeluk! Hij blijft maar steeds ziekelijk. Het
sputum schijnt zijn zakdoek als het ware te verbranden. De dokters ver-
zekeren dat, als hij niet iedere dag uitgaat, zijn leven binnen niet te
lange tijd een einde zal nemen."
Niettemin onderwierp Don Bosco zich aan de gewone ontberingen die
door de algemene regel werden opgelegd en aanvaardde de voorschriften
van de artsen niet, die maaltijden voorschreven welke beter geschikt wa-
ren voor zijn maag.
De jonge Giacomo Reana schreef aldus aan Don Bonetti:
"Op de vooravond van een plechtigheid had Don Bosco tot ongeveer
middernacht biecht gehoord en ging naar beneden naar de keuken voor zijn
avondmaal. De kok was gaan slapen; de minestra en de schotel voor Don
Bosco stonden in het fornuis, waarvan het vuur al uren uit was. De scho-

7.6 Page 66

▲back to top
- VII/61 -
tel groenten was koud, de minestra was dik geworden, want er zat veel
tarwemeel in. Ik bewonderde Don Bosco. Hij klaagde noch over de kok,
noch over het eten. De clericus Francesia en enkele anderen hielden hem
gezelschap. Toen Don Bosco de soep voor zich had staan, die hem door
Francesia was voorgezet, roerde hij ze met de lepel aan, probeerde te
eten, maar omdat de soep zo dik was en zijn maag vermoeid door het lan-
ge biechthoren, kon hij ze onmogelijk slikken. Toen zei hij tot de cle-
ricus Francesia: - "Haal me een glas water!" - Toen hij dat had, goot
hij het in het bord, mengde de dikke brij door elkaar en glimlachend at
hij ze helemaal op, terwijl hij zei: - "Ze is niet te warm, maar ik eet
ze met een goede bedoeling en ze doet toch wel goed."
"Meer dan eens was de maaltijd gekruid met een minder hoffelijk
woord. Op een avond zei de bediende tot de kok, dat hij zeker de voor
Don Bosco bestemde portie wel wat warmer mocht houden. Maar deze man,
die een ruw karakter had, antwoordde: - "En wie is Don Bosco? Hij is zo
als ieder ander hier in huis!" - Er was iemand die dat brutale antwoord
aan Don Bosco vertelde; maar de goede dienaar Gods merkte in alle kalmte
op: - "De kok heeft gelijk!"
En die onthechting aan alles wat hem verlichting kon brengen, was
een voortdurend offer dat hij God aanbood voor de heiliging van zijn zo-
nen.
Don Bonetti tekende in zijn kroniek aan.
"8 februari. - Terwijl Don Bosco zich in de refter bevond met
verscheidene clerici en leken van het huis en tot hen sprak over de el-
lenden waarin de mens zich in deze wereld bevindt, besloot hij: - "Och!
niets is van belang, als ik maar naar de hemel kan gaan met mijn jon-
gens en met Bonetti samen" - want ik stond vlak bij hem en hij had de
blik op mij gevestigd.
"Hoeveel wilt u er bij elkaar hebben"? vroeg ik dadelijk.
"Wou je weten hoeveel het er samen zijn? Ik heb de Heer plaats
gevraagd voor op zijn minst tienduizend." - Inderdaad had hij dit al va-
ker gezegd en af en toe herhaalde hij het, zodat dat gerucht zich al in
verschillende dorpen verspreid had; een moeder uit Caramagna kwam zelfs
naar Turijn om aan Don Bosco de gunst te vragen, dat hij haar jongens
onder het aantal van tienduizend zou opnemen, ofschoon zij hen niet naar
het Oratorio kon sturen om daar te verblijven.
"Ik vroeg hem vervolgens echter: - "Hoeveel zijn er nu al in de
hemel?"
"Ongeveer tweehonderd"! antwoordde hij.
Ik vervolgde: - "Als we nu diegenen tellen die door u al op de
weg naar de hemel gebracht zijn en die nog leven, en degenen die in het
Oratorio geweest zijn en die er nog zijn, hoevelen zullen dan het doel
bereiken om hun plaats in te nemen?"

7.7 Page 67

▲back to top
- VII/62 -
- "0, beste jongen; nu vraag je me iets dat ik niet weet. Wie kan
zich ooit verlaten op het goede gedrag van een jongen? Soms zie ik jon-
gens die ver gevorderd zijn op het pad van de deugd en dat is iets heer-
lijks; en dan opeens verkoelen zij en houden er een gedrag op na, dat me
de tranen in de ogen doet springen. Ik zou een voor een de jongens van
het huis kunnen noemen, die op het ogenblik in Gods genade leven, maar
ik zou niet kunnen zeggen of zij tot het einde toe zullen volharden."
In het avondwoordje voerde hij vanaf de katheder bijna een steek-
spel tegen de onreine geest die hem zo gruwelijk belaagde en werd hij
niet moe de deugd van zuiverheid te doen zegevieren. Hij beschreef de
beloningen en de schoonheden ervan met zoveel welsprekendheid, en vooral
terughoudendheid dat het een lust was om naar hem te luisteren. Vele ja-
ren lang durfde hij niet handelen over de lelijkheid van de tegengestel-
de ondeugd, zoveel afkeer boezemde die hem in en alleen toen hij uitein-
delijk aanhoudend het kwaad onder de jongens zag groeien, die van kinds-
been af slachtoffers of getuigen geweest waren van schandelijke dingen,
kwam hij er twee of drie keer toe de verschrikkelijke gevolgen van dat
kwaad te onthullen.
Maar meer nog dan woorden maakte de geur van zuiverheid, die hun
beminde vader omgaf, indruk op de leerlingen. Het feit alleen dat hij
zich temidden van hen bevond, zijn blik, zijn gebaar, zijn glimlach,
heel zijn persoon, boden het beeld van een navolgenswaardig model. Hoe
stichtend was zijn gebruikelijke liefkozing voor een jongen als hij de-
ze lichtjes de hand op het hoofd legde en tegelijkertijd zei: - "God
zegene je!"
Don Gioachino Berto verklaarde: 'Ik ben altijd bij hem geweest,
heb hem meer dan twintig jaar gediend en kan verklaren dat de deugd van
ingetogenheid in zijn blikken, woorden en handelingen door hem tot de
hoogste graad van volmaaktheid gevoerd werd. Het geheim waarmee hij die
volmaaktheid bereikte was de voortdurende bezigheid van zijn geest, zijn
uitermate grote werkkracht, zowel overdag als 's nachts en een onver-
stoorbare kalmte. Er ging een opwekkende invloed van hem uit. Ikzelf kan
zeggen dat, wanneer ik dicht bij hem stond, zijn tegenwoordigheid iedere
lastige gedachte ver van me hield.
Op zekere dag vergezelde een zekere Don Merlone Don Bosco naar
het refugio. Alvorens naar binnen te gaan, riep hij op onderdrukte toon
uit: Fac Domine ut servem cor et corpus meum immaculatum tibi ut non
confundar. En, zich tot Don Merlone kerend, zei hij: "Zie je, mijn waar-
de, een trouwe priester die trouw is aan zijn roeping is een engel, en
wie dat niet is, wat is die? Hij wordt voor iedereen een voorwerp van
medelijden en minachting."
Hij wilde dat al zijn zonen engelen zouden worden en gaf hun
voortdurend goede raad zoals hij hem zelf in praktijk bracht en hij
waarschuwde hen voor wat tot schade van hun ziel zou kunnen strekken.
De kroniek van Don Bonetti van de maand februari heeft enkele van die
aansporingen voor ons bewaard.

7.8 Page 68

▲back to top
- VII/63 -
"10 februari. - Toen Don Bosco vanavond alle jongens enkele raad-
gevingen gaf om de deugd van zedigheid te bewaren, vatte hij die samen
in twee verzen, die hij ongeveer 25 jaar geleden bij Foresti gelezen
had: - "Abstrahe ligna foco si vis extinguere flammam; - Si carnis mo-
tus; otia, vina, dapes."
11 februari. - Don Bosco spoorde de jongens, alvorens zij gingen
slapen aan, geen minuut van hun dagen te verliezen, maar ze geheel te
benutten om de duivel geen gelegenheid te geven als verleider op te
treden. Onder het bidden of in de kerk, bidde men; onder de studie stu-
dere men; gedurende de recreatie, spele men opgewekt; als de slaap niet
spoedig komt als men ter ruste gaat, houde men de geest bezig, bijvoor-
beeld door de les op te zeggen die men de volgende dag moet kennen;
door nog eens aan een gemaakte vertaling te denken of de ideeën voor
een opstel te ordenen. - "Ik", zei hij, "toen ik nog een jongen was en
de slaap niet kon vatten, zegde hele zangen van Dante op; soms telde
ik van een tot tienduizend, een andermaal bad ik en dat raad ik jullie
eveneens aan. Als het lang duurt voor ge de slaap kunt vatten en meer
nog, als jullie door een bekoring geplaagd worden, beveel ik jullie dat
zeker tot de overwinning leidend middel aan en wel te beginnen met
vijftig Weesgegroeten te bidden. Begin er direct mee, tel ze af op de
vingers van de handen en herhaal dat telkens. Ik verzeker jullie dat
Gods genade en de bescherming van Onze-Lieve-Vrouw jullie onfeilbaar
zullen helpen; en de inspanning van het geheugen bij het tellen van die
Weesgegroeten zal jullie doen inslapen, nog voor ge halverwege zijt of
zelfs nog maar een derde van die gebeden gezegd hebt."
"12 februari. - Don Bosco beveelt in het bijzonder en met warmte
de devotie tot de allerheiligste Maagd Maria en het veelvuldig bezoek
aan het Heilig Sacrament aan."
"14 februari. - Deze avond stelde Don Bosco de jongens na het
avondgebed nog een middel voor om de deugd van zuiverheid te bewaren. –
"Maakt u vertrouwd met het gebruiken van schietgebeden. Wanneer ge een
bekoring bespeurt, vestig uw blik dan onmiddellijk op Maria en zeg: 0,
Maria, lieve Moeder, help mij. - Of zeg het gebed, dat de heilige Kerk
ons in de mond legt: - Heilige Maria, Moeder van God, bid voor mij,
zondaar, nu en in het uur van mijn dood. - Ofwel maak het kruisteken,
dat door sommige christenen erg wordt verwaarloosd en waarvan zij zich
het grote gewicht niet bewust zijn. Ik verzeker jullie dat als ge op
dat ogenblik zoveel als één vraagt, de Heer jullie zoveel als tien zal
geven. Wilt ge nog meer, vraagt dan om die deugd in de heilige Mis. Let
op! Sinds vanaf het begin van het Oratorio, heb ik bepaald dat, als de
heilige Mis aan de opheffing toe is, ieder gerucht en gezang en luidop
bidden moet eindigen. Willen jullie dat ik je zeg waarom ik dat deed?
Juist opdat iedereen in dat kostbare moment de mogelijkheid zou hebben
om zonder enige afleiding de Heer de deugd van zuiverheid te vragen.
Och! beste jongens, geloof me, als ge de Heer die genade op dat plech-
tige ogenblik vraagt, zal Hij ze u zeker verlenen."
"16 februari. - Op deze zondag deed hij de jongens in het avond-

7.9 Page 69

▲back to top
- VII/64 -
woordje een middel aan de hand om de deugd van zedigheid te bewaren. -
"Gaat iedere veertien dagen biechten", zei hij, "of één keer per maand;
laat de maand nooit daarzonder voorbijgaan. Meer nog, laat iemand die
ervoor in de gelegenheid is, de raad ter harte nemen van die grote
vriend van de jeugd, de heilige Filippus Neri, die zijn jongens de raad
gaf: - Gaat alle acht dagen biechten en gaat vaker te communie, volgens
het advies van uw biechtvader. - Zo zeg ik ook tot jullie: gaat alle
acht dagen biechten, maar niet vaker, omdat - onthoud dat goed - het
niet de vele biechten zijn die braaf maken, maar de vruchten die men
zich in de biecht verwerft. Met uitzondering echter voor het geval dat
iemand te communie zou moeten gaan en er nog iets zou zijn dat hem hin-
dert. Dan kan hij zich tot zijn biechtvader wenden, hem een uiteenzet-
ting geven van zijn ongerustheid en hem om raad vragen; dat zou niet
zozeer een eigenlijke biecht zijn maar een verzoening."
"Onthoud intussen deze twee dingen, want ze zijn fundamenteel:
1° Zorg ervoor een biechtvader te hebben die uw hart door en door kent,
en kies nooit een ander uit vrees dat hij een of andere misstap van
jullie te weten zou komen. Het is weliswaar geen zonde, van biechtvader
te veranderen wanneer men een fout niet durft biechten, maar het is
toch heel gevaarlijk voor de deugd van zedigheid. Want als jullie dan
bij hem terugkeren, en hij niet goed de toestand van jullie ziel kent,
zal hij jullie nooit een goede raad kunnen geven ten opzichte van deze
deugd. 2° Luister naar de raad die de biechtvader u geeft en breng dat
advies in praktijk; het kan maar een enkel advies zijn of een enkel
woord; maar als dat in de biecht gegeven wordt, is het geheel aangepast
aan de behoeften van uw ziel. Beste jongens, de heilige Filippus Neri
heeft met die adviezen vele heiligen gemaakt. En wie weet!... Wanneer
wij ze in praktijk brengen, zal ons ook het schone lot ten deel vallen
braaf te zijn en ons allen heilig te maken."
Ook tot zijn priesters en clerici zei Don Bosco in een conferen-
tie dat zij zich moesten hoeden zelfs voor het minste, hoe gering ook,
dat echter op een bepaalde manier een aanleiding tot ergernis van ande-
ren zou kunnen zijn: hij drong er bij hen op aan, de regels der matig-
heid in het oog te houden, niet te eten of te drinken buiten de maal-
tijden, en dat niemand op zijn kamer zelf koffie zou bereiden met een
koffiezettoestel. Hij voegde eraan toe: - "Nooit moet iemand naar zijn
huis of naar dat van zijn verwanten of vrienden of bekenden gaan, ten-
zij in het belang van de congregatie of om een werk van naastenliefde
te verrichten. Men neme, onder welk voorwendsel ook, nooit uitnodigin-
gen aan voor huwelijksfeesten of andere wereldse maaltijden, van welke
aard ook. Men ga zoveel mogelijk nooit 's zondags op reis, en nooit met
personen van de andere kunne. In de trein blijve men niet leeg zitten,
maar men leze het brevier, bidde het rozenhoedje of leze een of ander
goed boek."
"Op de morgen van de 5de maart, zo schrijft Don Bonetti verder
in zijn kroniek, Aswoensdag hebben we de 10 verzen van het evangelie
gele- zen, waarin het verhaal voorkwam van de ontmoeting van Jezus met
de Sa-maritaanse bij de bron van Sichem. Don Bosco was bij ons en
spoorde ons aan, de maaltijd voor de ziel de voorkeur te geven boven
die voor het lichaam en hoopte dat wij voor een goede eetlust zouden
zorgen voor deze uitgelezen maaltijd. Ook wij, zo zei hij, "hebben een

7.10 Page 70

▲back to top
- VII/65 -
rijpe oogst, in dit en in de andere Oratorio’s. We hebben de jongens
van het huis en de externen, aan wie we veel goed kunnen verrichten,
als wij er ons met goede moed voor inzetten.
Bij iedere gelegenheid beval hij de clerici in het openbaar of
privé de ijver voor het heil der zielen aan. De vastencatechismus
begint dit jaar op 10 maart en men beloofde hem erg zijn best te zullen
doen.
"In die dagen gaf Don Bosco me met verschillende documenten en
een biografie, het leven van de zalige Caterina da Racconigi, om door
te lezen; hij had het van aantekeningen voorzien maar hij beval me aan
om a1- vorens te schrijven een overeenkomst met deze heilige aan te
gaan. Ik vroeg hem: - "Wat voor een overeenkomst moet ik dan maken?"
Hij antwoordde: - "Dat ze de genade voor je verkrijgt, dat je even zo-
veel zielen voor de Heer kunt winnen als er bladzijden zijn, die haar
leven behelzen; maar dat je op het titelblad je eigen ziel plaatst."
Deze liefde voor de zielen was Don Bosco zeker ingegeven door de
liefde die hij voor het heilig misoffer koesterde. We hebben al gespro-
ken over de manier waarop hij de heilige Mis celebreerde; en hier zul-
len we vaststellen hoe graag hij ze ook zelf diende.
Juist in dat jaar en rond die dagen viel voor, wat Don Bonetti
schreef: - Graaf di Camburzano, die van de kamer van Don Bosco kwam en
zich even had opgehouden om een praatje te maken met enkelen in huis,
vertelde de volgende gebeurtenis: - "Op een dag was Don Bosco de kerk
van de Consolata binnengegaan om een bezoek te brengen aan Maria. Ter-
wijl hij zich daar bevond, hoorde hij het gebruikelijke gelui van de
klok, die iemand uit de omliggende straten of huizen opriep om de hei-
lige Mis te komen dienen. Hij staat op, gaat de sacristie binnen, neemt
het misboek en dient de heilige Mis. Toen de Mis uit was en Don Bosco
al vertrokken was, maakte iemand de priester die de mis gecelebreerd
had er opmerkzaam op, dat het Don Bosco geweest was, die de Mis gediend
had. Deze priester raakte buiten zichzelf van bewondering en liep hem
achterna om hem te bedanken, maar hij kon hem niet meer vinden.
Maar de priesters bij wie Don Bosco de heilige Mis diende werden
door hem op een liefdevolle manier gewaarschuwd, als ze op een of an-
dere manier de rubrieken verwaarloosden.
"Op een van die ochtenden, vervolgt de kroniek, vertelde Don
Bosco ons, toen hij sprak over de haast waarmee sommigen de heilige Mis
lezen, het volgende: - "Ik ging op een morgen de mis dienen bij een
priester, die de woorden zo haastig uitsprak, dat er niets van viel te
verstaan. Hij begon dus onstuimig met: In nomine Patris et Filii enz.
En ik, langzamer dan gewoonlijk: Ad Deum qui laetïficat juventutem me-
am. Ik had die woorden nog niet uit de mond of de ander had het vol-
gende vers al gezegd; en zo ging het door totdat we aan het Confiteor
kwamen, zonder dat ik gelegenheid gehad had om op de vorige verzen te
antwoorden. Ik liet hem het Confiteor bidden en begon toen waar ik met

8 Pages 71-80

▲back to top

8.1 Page 71

▲back to top
- VII/66 -
antwoorden gebleven was, en duidelijker en langzamer nog vervolgde ik:
Sicut erat in principio et nunc et semper enz. Toen merkte hij zijn
vergissing en begon de rest duidelijk uit te spreken en deed zijn best
dat vol te houden. Na de mis zei hij me: - "Weet u niet dat u me hebt
doen zweten om die woorden zo goed en duidelijk te zeggen?" - En daarom
prent ik mijn jongens altijd in: let erop en laat erop toezien, dat ze
goed de woorden van het ritueel leren en ze duidelijk en helder uit-
spreken." Hij zei erbij: "Op een keer ging een clericus van het Orato-
rio de mis dienen bij een heel overhaaste priester, die, hetzij uit ge-
woonte, of om een andere reden, de helft van de woorden inslikte. De
clericus echter antwoordde in alle kalmte. Toen zei de priester tegen
hem: - "Doe het wat vlugger!" - Waarop de jongen: - "Doet u het wat
langzamer!" - En zo geschiedde het. Later vertelde die priester zelf
dat voorval, waarbij hij zich heel gesticht toonde door de verstandige
waarschuwing van de jonge clericus. De regel die ik geef om de Mis te
lezen is, er 22 tot 27 minuten aan te besteden, maar niet minder."
ten dage nog tot de kostbaarste paramenten van de kerk van Maria, hulp
der Christenen behoort. Het ging vergezeld van de volgende brief.
"
Mijn beste Don Bosco Gio.,
"
"
Onvergetelijk is in mijn geheugen gebleven het bezoek dat
" ik in 1860 heb mogen brengen aan het bewonderenswaardige door U
" geleide liefdadigheidsinstituut en levendig is voor mij nog de
" vertroosting gebleven die ik toen onderging, en die telkens bijna
" om zo te zeggen verjongd mij weer voor de geest komt, als ik me
" begunstigd zie door de laatste vruchten van uw pen en ijver. Door
" deze herinnering voel ik me gedrongen U een kazuifel te durven
" zenden, opdat U en de door U verzorgde jongens meer dan eens ge-
" stimuleerd mogen worden om te bidden voor mijn diocees en alle
" aangelegenheden daarvan; bidt de Allerhoogste dat Hij ze moge ze-
" genen en tot een goed einde voeren. Met de verzekering van de
" grootste achting noem ik mij van U, D. Bosco,
"
de zeer toegenegen in de Heer,
" Pisa, 12 maart 1862
C. kardinaal Adolfo, aartsb. van Pisa
Het vertrouwen van de kardinaal in de gebeden van de leerlingen
was zeker niet misplaatst.
"In het begin van februari 1862, vertelt Don Bonetti, spoorde
Don Bosco ons op een avond na het avondgebed aan om te bidden om een
buitengewone genade van de Heer te verkrijgen en dat hij, wanneer hij
ze zou hebben verkregen, ons zou zeggen wat het geweest was. De jongens
deden hun uiterste best om aan die aansporing gehoor te geven en brach-
ten meer nog dan gewoonlijk bezoeken aan het heilig Sacrament. Intussen

8.2 Page 72

▲back to top
- VII/67 -
waren we in afwachting dat Don Bosco ons de uitslag van onze armzalige
gebeden zou meedelen, maar toen we zagen dat hij ons niets zei, vroegen
we hem ernaar. Toen vertelde hij ons het volgende: - "In die dagen was
er onenigheid ontstaan tussen Oostenrijk en Pruisen. Ik zag dat wanneer
deze onenigheid verder zou gaan, de revolutie getriomfeerd zou hebben en
wie weet hoe de zaken er dan voor Rome hadden voorgestaan. Ik zei bij
mezelf: ik wil de gebeden van onze jongens toch wel eens op de proef
stellen en zien wat ze waard zijn. Toen heb ik jullie aangespoord om te
bidden, opdat de Heer een einde zou stellen aan die onenigheid tussen de
beide Hoven; het verloop van zaken moesten we afwachten. Twee of drie
dagen lang bleven de berichten ernstig; de twee officiële dagbladen
vlogen elkaar naar de keel. Na enkele dagen begonnen ze tot bedaren te
komen; de berichten werden gaandeweg rustig en ten slotte heerst er nu
dan eendracht, waarvan we het beste verwachten. Toen ik jullie aan-
spoorde voor deze aangelegenheid te bidden, vertelde ik dat aan markies
Dovando. Thans, nu hij deze toenadering en het vergelijk tussen de beide
Hoven gezien heeft, heeft hij me laten weten, dat hij me daarover wil
spreken en dat hij me in zijn huis verwacht."
Don Bosco wilde dit niet in het openbaar zeggen, maar hij ver-
telde het alleen onder vier ogen aan enkele, waarbij hij hun verzocht
het niet verder te vertellen.
We zullen een korte verklaring geven bij de woorden van Don
Bosco.
Tussen Berlijn en Wenen heersten er al jaren ernstige meningsver-
schillen. De sektariërs wilden Berlijn het primaat verschaffen, dat zo
lange tijd in Wenen berust had, en de Duitse eenheid op de ruïnes van
Oostenrijk en de kleinere Duitse staten bouwen, zich bedienend van Prui-
sen, zoals de Italiaanse revolutie gebruik gemaakt had van Piëmont. De
Pruisische regering voelde zich eveneens gedrongen tot vergroting met de
Oostenrijkse vijandige machtsstaat, en trachtte een nieuwe confederatie
te vormen, zonder de grotere band die er al tussen de Duitse staten be-
stond openlijk te verbreken, maar met feitelijke vernietiging van de als
nutteloos beschouwde Rijksdag van Frankfurt. Daarom liet zij niet na,
gelegenheden te scheppen om onder haar diplomatieke en militaire leiding
de invloed van de kleinere Duitse staten door bondgenootschappen te ver-
minderen, met handhaving echter van hun autonomie, en in dat opzet was
zij geslaagd. Intussen in het Hessische Kassel, dank zij de opgeschorte
Constitutie van 1852, door de keurvorst in 1860 veranderd, bekampten de
democraten, die aanhechtingen in het schild voerden, met de hulp van
revolutionaire troepen hun soeverein en bijgevolg ook de Rijksdag en
werden hierbij aangespoord door beloften van Pruisen. Maar Oostenrijk
was het beu en was verontwaardigd door die valstrik zoals ten andere ook
Beieren, Wurtemberg, Hannover, het Hessische Darmstad en Nassau; en er
kwam een ogenblik waarop de oorlog onvermijdelijk scheen. Maar tegen het
einde van februari zag het Pruisische ministerie in dat het op het
noodlottige, op het hellende vlak van de democratische revolutie terecht
kon geraken, en kwam tot een overeenkomst met Oostenrijk voor een ge-
meenschappelijke actie over het constitutionele vraagstuk van het Hes-

8.3 Page 73

▲back to top
- VII/68 -
sische Kassel; en zodoende werd de
stoord.
vrede voor dat ogenblik niet ver-
En hier verdient het de aandacht hoe nauwkeurig Don Bosco de ont-
wikkelingen voorzien had. Hij had gezegd: "Als deze onenigheid verder
zou gaan, zou de revolutie_getriomfeerd hebben en wie weet hoe de zaken
er dan voor Rome hadden voorgestaan."
En inderdaad de zegevierende oorlog, die Oostenrijk en Pruisen
in 1864 samen tegen Denemarken voerden, deed nieuwe en ernstige onenig-
heden tussen hen ontstaan over de verdeling van Holstein en Sleeswijk
die in 1866 eindigden met de slag van Sadowa, waarbij Pruisen meester
van Duitsland werd en Oostenrijk van de nieuwe confederatie uitgesloten
werd. De verzwakking van Oostenrijk maakte echter de verschrikkelijke
inval van Pruisen in Frankrijk mogelijk, evenals zijn verovering van de
Elzas en Lotharingen en de bezetting van Rome, die door Bismarck aan
Italië werd toegestaan als loon voor zijn neutraliteit.

8.4 Page 74

▲back to top
- VII/69 -
H O O F D S T U K X.
De vorming van de katholieke scholen, het oprichten van een druk-
kerij, de disputen met de protestanten, het aannemen van de afzwering
van hun volgelingen, de strijd met de geest van de duisternis, zijn aan-
houdende ziekelijkheid, de noodzakelijke zorgen voor het beschermen van
de leerlingen tegen het kwaad, hadden de ijver van Don Bosco niet ver-
minderd om grote bedragen bijeen te brengen ten einde tegemoet te komen
aan de vele kosten, vereist voor zijn al bestaande werken en voor het
oprichten van nieuwe gebouwen in het Oratorio van Valdocco.
De theoloog Reviglio schreef: "De ijver van Don Bosco om aalmoe-
zen te vergaren groeide naargelang zijn ondernemingen en het aantal van
zijn jongens toenam. Heel zijn leven was geheel gewijd aan de noodzake-
lijke voorziening voor hun lichaam en ziel. Soms ging hij uit om aan te
kloppen aan de deuren van de weldoeners. Hij was dan zo arm, dat hij
zich verplicht zag aan de heer Giuseppe Rossi enkele stuivers te vragen
voor aalmoezen die hij eventueel onderweg moest geven. Maar de vooraan-
staande families van Turijn, die wel in staat waren de deugd in iemand
te onderkennen, hadden in Don Bosco een priester gezien die door de he-
mel met een bijzondere opdracht belast was; en de achting die zij hem
toedroegen werd groter naarmate zij inniger met hem in contact kwamen.
Als hij zijn opwachting bij hen maakte, verkreeg hij niet alleen steun,
maar was hij ook het voorwerp van veel betuigingen van toewijding en
eerbied. Naar het mij voorkomt, had een heilige niet meer ten deel kun-
nen vallen.
Sommigen beschuldigden Don Bosco ervan te opdringerig te zijn bij
het vragen om weldadigheid; maar hij was gewoon te zeggen, dat hij het
goede moest doen en er de middelen moest toe hebben. Ex nihilo nihil.
Zonder geld valt er geen of slechts weinig goed te doen. Ook de groot-
ste heiligen hadden er behoefte aan gehad. En hij beschikte over een
heel grote behendigheid om het bij elkaar te brengen, daar God hem
klaarblijkelijk met een dergelijke gave bedeeld had.
Zijn woorden wekten wonderen van overreding. Op een dag had hij
gepreekt over het afstaan van tijdelijke goederen en, enkele minuten na-
dat hij van de preekstoel gekomen was, zag hij een heer naar zich toe-
komen die hem diezelfde morgen elfduizend lires in leen gegeven had.
- "Alstublieft", zei deze heer tot hem, terwijl hij hem de kwi-
tantie overreikte; "hier is een briefje dat u kunt verscheuren; ik heb
het niet meer nodig. Door uw woorden zijn mij de ogen opengegaan voor
het ware licht. God alleen, er is niets anders dan God." - Enkele jaren
later zei deze weldoener de wereld vaarwel en deed vrijwillig afstand

8.5 Page 75

▲back to top
- VII/70 -
van een mooi fortuin om arm te worden en met Don Bosco in armoede te le-
ven.
Iemand die de verdienste van Don Bosco probeerde te verkleinen,
verstoutte zich op te merken: - "Hij heeft goed gedaan met het geld van
anderen." - Doch dat is juist wat bewondering verdient. Als hij miljo-
nair geweest was en zijn huizen uit eigen middelen had opgericht, zou
men zich daarover niet hebben kunnen verwonderen. Hij zou een beetje van
de hem door God verleende rijkdom afgestaan hebben. Maar met niets wekte
hij de belangstelling van de rijken op ten bate van de armen; hij breid-
de de weldadigheid uit, liet de weldoeners deelnemen in zijn verdien-
sten; hij maakte de band van broederschap hechter tussen degenen die
veel bezaten en degenen die in ellende leefden. Het is juist daardoor
dat zijn werk de menselijke kracht te boven gaat!
Boven de uitwerking van zijn woord, verleende de goede God ook
een grote doeltreffendheid aan zijn geschriften. Niet alleen tot de fa-
milies van één stad, maar tot de provincies, tot de koninkrijken, tot de
hele wereld moest hij zijn oproep richten om zijn doel, dat van mondiale
omvang was, te bereiken. Daar was publiciteit voor nodig. Volijverig,
vasthoudend in iedere onderneming voor het verwezenlijken van zijn plan-
nen, verschanste hij zich niet achter een bescheiden stilzwijgen. Nede-
rig en bescheiden voor zichzelf, wist hij zich verplicht aan allen zijn
zending duidelijk te maken. Tegelijkertijd overtuigde hij met zijn wer-
ken vele bevolkingen, die de moed niet gehad hadden om in moeilijke tij-
den de hand te leggen aan het inrichten van nieuwe instituten, dat zij
de mogelijkheden van hun liefdadigheid moesten inzien en ook grote te-
huizen moesten oprichten.
Don Bosco nam dus zijn toevlucht tot de pers. Zoals hij in het
verleden, ondanks de afkeuring van velen, die later gedwongen waren hem
na te volgen, gedaan had, zo deed hij ook voor de toekomst, en thans,
in 1862, maakte hij een nieuwe loterij bekend met de volgende gedrukte
brief.
"
Charitas benigna est, patiens est.
"
De liefde is mild en geduldig.
"
Sint Paulus.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
De liefde van onze Heer Jezus Christus die steeds mild en
" geduldig is, doet mij hopen dat U lankmoedig zult zijn ten aan-
" zien van de last die ik u veroorzaak. De dingen die de goddelijke
" Voorzienigheid mij in handen gegeven heeft, stellen mij dit jaar
" voor de noodzaak, mij tot de persoonlijke en openbare weldadig-
" heid te richten door middel van een loterij van voorwerpen. Hoe-
" wel er weliswaar sinds enige tijd tamelijk vaak van dit middel
" gebruik gemaakt is en het door menigeen minder wordt gewaardeerd,
" zou ik niettemin geen ander kunnen vinden dat meer aangepast is
" bij de tijd en bij de behoefte.
"
Ten einde u een beter begrip te geven van de aard der kos-

8.6 Page 76

▲back to top
- VII/71 -
" ten waarover het hier gaat, zal ik er hier een korte samenvatting
" van geven.
"
Allereerst zijn er de drie Oratoria, dat van de H. Fran-
" ciscus van Sales in Valdocco, van de H. Aloysius te Porta Nuova
" en van de Engelbewaarder in Vanchiglia. In deze drie kerken
" worden 's morgens en 's avonds de godsdienstoefeningen gehouden,
" de sacramenten toegediend en onderricht aan de meest bedreigde
" jeugd gegeven, die deze huizen in zeer groten getale bezoeken.
" Deze jongens, die dikwijls ook van levensonderhoud en kleding
" voorzien moeten worden, zoveel als mogelijk is, worden onderge-
" bracht bij een leermeester om een vak te leren. Maar de drie
" kerken hebben geen vast inkomen om te voorzien in al wat er no-
" dig is voor de eredienst en ze missen de noodzakelijke uitrus-
" ting. Bovendien zijn de gebouwen van Vanchiglia en Porta Nuova in
" huur genomen; het eerste voor 650 frank per jaar, het tweede voor
" 500frank. Behalve de thans lopende huur is er nog enige achter-
" stand, die al eerder betaald had moeten worden. In die gebouwen
" zelf, moesten, zowel voor de dag- als voor de avondscholen enke-
" le onvermijdelijke reparaties verricht worden, die grotendeels
" nog moeten worden betaald. Er is ook een aanzienlijk aantal am-
" bachtsjongens en ook studenten, die ondergebracht zijn in het
" huis dat annex is aan het Oratorio van Valdocco; en voor hen
" moet er gezorgd worden voor brood, onderricht, kleding, huis-
" vesting en werk; de kosten die er voor hen gemaakt moeten
" worden zijn vrij groot.
"
Nu ik u het doel van de loterij op die manier omschreven
" heb, nodig ik u in alle bescheidenheid uit, mij te hulp te komen;
"
1. Door die voorwerpen te vergaren die weldadige personen
" u willen afstaan en tegelijkertijd een hand te reiken bij het
" verspreiden van enkele loten.
"
2. Wanneer u personen kent die deze loterij willen bevor-
" deren en propageren, bij voorkeur leken, gelieve u zo goed te "
zijn mij hun namen en voornamen en woonplaats op te geven; daarna
" kan ik henzelf rechtstreeks een regelmatige uitnodiging daartoe
" zenden.
"
3. Indien u om een of andere reden van oordeel bent dat uw
" naam niet in de lijst van bevorderaars moet verschijnen, verzoek
" ik u eerbiedig mij daarvan op de hoogte te brengen op een voor U
" het minst last veroorzakende manier.
"
Ik hoop U spoedig een ontwerpreglement te kunnen toezen-
" den, samen met andere mededelingen met betrekking tot deze lo-
" terij, die ik op bijzondere wijze aan uw gekende en bewezen lief-
" dadigheid aanbeveel.
"
De Heer God, zo oneindig rijk aan gunsten, moge u over-
" vloedig belonen, door u gezondheid en overvloedige zegen ten deel
" te laten vallen. Intussen bied ik u namens mij en uit naam van de
" jongens, de verzekering van onze diepst gevoelde dankbaarheid,
" terwijl ik met de meeste hoogachting de eer heb mij te noemen
"
van U, hooggeachte,
"
de zeer dw. dienaar,
" Turijn, 30 januari 1862
Pr. Bosco Giovanni.

8.7 Page 77

▲back to top
- VII/72 -
Van alle zijden haastten de weldadige personen zich te getuigen
van hun sympathie voor het werk van de oratoria. Als blijk hiervan twee
brieven, die we de lezers voorleggen.
"
Nice, 9 februari 1862.
"
"
Mijnheer de Abbé,
"
"
Ik heb de brief ontvangen die U zo goed was me te zenden,
" en ik heb hem met alle belangstelling gelezen die me door uw wer-
" ken wordt ingegeven. Niemand beter dan graaf di Camburzano en ik-
" zelf zijn overtuigd van het belang van uw instituten en van hun
" onmeetbaar nut in katholiek en maatschappelijk opzicht.
"
Niettegenstaande de vooruitgang van de goddeloze leerstel-
" lingen, ondanks de ontmoedigende hinderlagen die de zedeloosheid
" temidden van onze bevolking opstelt, gaat u voort met de oplei-
" ding van een groep uitverkoren jongens, wier deugd, wier degelij-
" ke beginselen en wier onschuld van levenswandel een troost bete-
" kenen voor de zielen en de meest stichtende voorbeelden geven.
"
...we zullen doen wat we kunnen voor de loterij, en zullen
" ons gelukkig prijzen dat te kunnen doen als een bewijs dat uw
" werken ons na aan het hart liggen. Ik dank U nog wel voor de ge-
" beden die U belooft voor ons te zullen storten, want ik stel daar
" veel vertrouwen in.
"
Aanvaard, mijnheer de Abbé, samen met de groeten van graaf
" di Camburzano, de uitdrukking van mijn grootste waardering en
" diepe eerbied.
"
Gravin di Camburzano
Op een brief van baron Ricci, wonend in Cuneo, antwoordde Don
Bosco.
"
Hooggeachte Heer Baron,
"
"
Waarschijnlijk kan ik U van dienst zijn met een goede
" huisbediende en we zullen daarover spreken zodra U naar Turijn
" komt.
"
Op elk uur sta ik, mits ik thuis ben, te uwer beschik-
" king. De rustigste uren zijn doorgaans tussen 9 en 12 uur voor-
" middag.
"
Ik dank U voor de welwillendheid die u aan de dag legt
" voor onze loterij. Ik hoop dat ze goede resultaten zal opleveren.
"
Vandaag werd er van 10 uur 's morgens tot 3 uur 's mid-
" dags een plechtige huiszoeking verricht bij graaf Cays, als pre-
" sident van de Sint-Vincentiusvereniging, enz.
"
De Heer schenke U en Uw echtgenote gezondheid en genade,
" terwijl ik met de meeste hoogachting mij van U, dierbare, noem
"
"
Uw dw. dienaar
" Turijn, 9 februari 1862.
Pr. Bosco Giovanni.

8.8 Page 78

▲back to top
- VII/73 -
Ter verklaring van het enzovoort van Don Bosco, willen we zeggen
dat op zondag 9 februari in opdracht van de Hoofdcommissaris van politie
een afgevaardigde met een groepje ambtenaren en politieagenten een in-
val gedaan had in het paleis van graaf Cays di Giletta, om enkele brie-
ven bij hem in beslag te nemen, die hij ontvangen had van de president
van de Generale Raad te Parijs van de Sint-Vincentiusvereniging, de heer
Baudon. Ze doorzochten grondig - telkens opnieuw - de kasten, tafels,
rekken, papieren, brieven, al de documenten van de Conferentie, maar ze
vonden niets dat ook maar de minste argwaan kon wekken betreffende de
samenzweringen tegen de in Italië en Frankrijk gevestigde orde. Waar ze
geschreven meenden te vinden: politiek, stond alleen: naastenliefde en
alleen naastenliefde voor de armen van Jezus Christus. Inderdaad bevond
graaf Cays, die sinds 1860 geen afgevaardigde in het parlement meer was
en zich nergens meer mee bemoeide, zich steeds onder de eersten, telkens
wanneer het erom ging goed te doen of kwaad te voorkomen. Hij hield zich
bezig met het oprichten en leiden van de Conferenties van de H. Vincen-
tius a Paolo in de stad en daarbuiten, met het bezoeken van de zieken
aan huis en in de ziekenhuizen, met het ondersteunen van de meest hulpe-
loze armen en met het geven van catechismusonderricht aan de kinderen.
Bij die loterijen was hij steeds een grote steun voor Don Bosco,
die bezig was met de voorbereiding van het programma ervan om er dui-
zenden exemplaren van te laten drukken.(1)
(1)
Uitnodiging
tot een Loterij van voorwerpen te Turijn
ten bate van de Oratoria van de H. Franciscus van Sales in Valdocco, van de H. Aloy-
sius te Porta Nuova en van de Engelbewaarder in Vanchiglia.
Alvorens een openbare uitnodiging uit te zenden voor een werk van liefdadigheid,
komt het ons redelijk voor, een uiteenzetting te geven over het doel waartoe het voor-
gestelde werk strekt. In Turijn werden verscheidene jaren geleden drie jongensoratoria
geopend op de drie belangrijkste punten van de stad, waar een zo groot mogelijk aantal
jongens verzameld wordt van hen die het meest bedreigd zijn. Ze worden daar bezigge-
houden met eerzame en genoeglijke ontspanning, na voldaan te hebben aan hun zondags-
plichten; ze worden aangetrokken door prijzen, krijgen wat gymnastiekles en schoolonder-
richt. Een aanzienlijk aantal vrome heren komen er dienst bewijzen: zij geven catechis-
musles, houden toezicht bij de jongens, opdat ze hun plicht vervullen in de respectieve
werkplaatsen, en brengen hen die werk- loos zijn, bij een geschikte patroon onder.
In de oratorio’s van de H. Aloysius en van de H. Franciscus van Sales worden dag-
scholen gehouden voor die jongens die ofwel vanwege hun haveloze kleren of door hun
ongedisciplineerdheid op de openbare scholen niet toegelaten worden. Behalve voor het
godsdienstonderricht wordt ervoor gezorgd dat ze les krijgen in lezen, schrijven en in
de beginselen van het rekenen, het metriek stelsel, de Italiaanse spraakkunst en soort-
gelijke. Onder deze jongens komt men er echter verschillende tegen die zo arm en verla-
ten zijn, dat zij zich naar geen enkele werkplaats zouden kunnen begeven, zonder dat men
voor hun onderdak, levensonderhoud en kleding zorgt. Aan deze noden komt het huis annex
aan het Oratorio van de H. Franciscus van Sales tegemoet. Daar zijn ook de avondscholen
waar, behalve de vakopleiding en de elementaire schoolkennis voor de ambachtsjongens,
eveneens de Gregoriaanse zang wordt aangeleerd en de vocale en instrumentale muziek.
Deze scholen zijn zowel voor de externe als voor de interne leerlingen toegankelijk.
Daar de goddelijke Voorzienigheid verder vele jongens met veel aanleg voor de stu-
die begiftigd heeft, die voor het overige geen geldelijke middelen hebben om verder te
studeren, werd dit huis voor hen toegankelijk gesteld, waarvoor zij, hetzij volledige
betaling verstrekken, of wel gedeeltelijke en ook wel

8.9 Page 79

▲back to top
-VII/74 -
(1)gratis aangenomen worden mits zij blijk geven van een goed verstand en goed moreel
gedrag. Deze worden meestal schoolmeester, andere begeven zich in de handel en degenen
die er roeping voor hebben worden opgeleid tot de geestelijke staat. Na deze korte
uiteenzetting, valt het gemakkelijk te begrijpen, waarvoor de opbrengst van de loterij
bestemd is. De kosten van huur voor de verschillende gebouwen, het onderhoud van de
klassen, het verschaffen van wat er nodig is voor de eredienst in de drie kerken, het
voorzien in de meest dringende behoeften van enkelen en het verstrekken van brood aan
degenen die in huis zijn opgenomen, vergen heel aanzienlijke kosten. Een niet geringe
som is nodig voor het inrichten in huis van de werkplaatsen en de klassen, daar het
niet meer mogelijk is dat het thans steeds toenemende aantal ambachtsjongens en
studenten de werkplaatsen en scholen van de stad bezoeken.
Om het hoofd te bieden aan deze veelvuldige kosten is er geen ander en geschik-
ter middel denkbaar dan een loterij zoals deze, die iedereen in staat stelt op eniger-
lei wijze, hetzij met voorwerpen of met geld, hulp te bieden.
Iemand zou hier de vraag kunnen stellen: zijn er voor al deze kosten geen vaste
inkomsten? Is het aantal aanwezige jongens aanzienlijk? Zijn deze jongens uitsluitend
uit de hoofdstad of ook uit de provincie? Slechts een kort antwoord: Om het hoofd te
bieden aan de kosten die nodig zijn voor deze drie Oratoria en annexe scholen zijn er
geen vaste inkomsten, en alles wordt uitsluitend gedragen door de giften, die de god-
delijke Voorzienigheid weldadige personen ingeeft te besteden.
De jongans die de instellingen bezoeken zijn zeer talrijk; soms beloopt het aan-
tal enkele duizenden in een enkel van deze Oratoria; zodoende zijn de lokalen voor de
klassen en de godsdienstoefeningen, hoewel ze vrij ruim zijn, veel te klein geworden
in vergelijking met het aantal jongens.
Deze jongens nu komen voor een deel uit de hoofdstad, maar voor het merendeel
komen ze uit de omliggende steden en dorpen, en ze komen naar de hoofdstad op zoek
naar werk of om te studeren; bet aantal bijvoorbeeld van hen die aangenomen zijn en op
het ogenblik in het huis annex aan het Oratorio van de H Franciscus van Sales in Val-
docco wonen, beloopt ongeveer 57O en daarvan zijn er slechts 50 uit Turijn, de anderen
komen uit de steden en dorpen uit deze en andere provincies.
Het is daarom dat we deze loterij aanbevelen aan onze welwillende medeburgers,
en ook de liefdadige personen uitnodigen die buiten Turijn wonen, om hulp te bieden
aan een werk dat gericht is op het bevorderen van het algemene welzijn van de meest
behoeftige klasse van de maatschappij, maar zich toch ook uitstrekt ten gunste van wie
er ook maar gebruik van wil maken en tot welke stad, dorp of provincie hij ook mag
behoren. Uit het hierbij gevoegde ontwerpreglement kan iedereen opmaken met welke mid-
delen en in welke mate hij kan deelnemen aan dit liefdadigheidswerk.
De leden van het comité, onderaan vernoemd, vertrouwen dat hun ontwerp een goede
ontvangst ten deel moge vallen, en in dit vertrouwen bidden zij God een ruime beloning
te willen schenken aan al degenen die, ook in geringe mate, aan de loterij willen
deelnemen.
Ontwerp van reglement voor de loterij.
1. Met de grootste erkentelijkheid zal ieder kunstvoorwerp of industrieel pro-
duct aanvaard worden, d.w.z. borduurwerk, breiwerk, schilderijen, boeken, zijde, lin-
nengoed of kledingstukken; eveneens zal met dankbaarheid ieder voorwerp in goud, zil-
ver, brons, kristal, porselein e.d. aanvaard worden.
2. In volgorde van binnenkomst zullen de voorwerpen in een catalogus beschreven
worden naar de kwaliteit van de schenking, met de naam van de schenker, tenzij deze
anoniem wenst te blijven.
3. De leden van het comité, evenals de propagandisten zijn allen gerechtigd voor
de loterij geschonken giften in ontvangst te nemen; ze worden verder verzocht ze te
doen toekomen op de plaats van de openbare tentoonstelling, in het huis naast het
Oratorio van de H. Franciscus van Sales in Valdocco, op een wijze die hun het best
past.
4. De loten zullen uitgegeven worden in een aantal, evenredig aan de waarde der voor-
werpen, volgens de door de prefectuur van de provincie Turijn goedgekeurde schatting.
Zodoende kan deze vorm van weldadigheid in zekere zin een tegeldemaking van voorwerpen
in de vorm van een loterij genoemd worden.
5. De prijs van de loten is vastgesteld op 50 centiemen. Wie er tien afneemt
ontvangt het elfde gratis; wie er 25 in rode kleur neemt zal, ongeacht de mogelijkheid

8.10 Page 80

▲back to top
- VII/75 -
Toen het programma op 22 februari gedrukt was, verzocht Don Bosco
de koninklijke prinsen Ymberto en Amedeo het voorzitterschap van de lo-
terij te willen aanvaarden; maar er kon niet aan zijn verzoek voldaan
worden.
" Scholen der koninklijke PrinsenMoncalieri, 24 februari 1862
"
"
Ten einde de jeugdige Prinsen zo weinig mogelijk af te lei-
" den van hun gewone studies, werd in beginsel bepaald dat, zolang
" hun opvoeding duurt, zij niet kunnen aanvaarden het voorzit-
" terschap van enigerlei vereniging of instituut op zich te nemen,
" met uitzondering van zeldzame gevallen en met toestemming van
" Z.M., die door de indiener van het verzoek rechtstreeks dient
" verworven te worden.
"
Daar deze omstandigheid zich tot nu toe niet voordoet,
" moeten zij, hoe ongaarne ook, het aangeboden voorzitterschap van
" de loterij ten bate van de drie door u genoemde Oratorio’s
" afslaan; zij behouden zich evenwel voor, deze liefdadigheidsin-
" stituten te steunen door het aanschaffen van loten voor de lote-
" rij met de spaarpenningen van hun persoonlijke kas.
"
"
De Gouverneur van de Koninklijke Prinsen
"
Rossi.
(1) ... / ...
van elk nummer afzonderlijk, zeker zijn van een prijs. De rode loten bevatten
vijfentwintig nummers, d.w.z. iedereen heeft de serie van 25 nummers, het laatste ervan
krijgt de gewaarborgde prijs; de andere zijn kanariegeel van kleur. Wie het eerste
getrokken voorwerp wint, dat aangeduid is met nummer 1, kan kiezen tussen het voorwerp
zelf of 500 frank die iemand in de plaats daarvan biedt.
6. De loten zullen afgescheurd worden van een coupon en voorzien zijn van de
handtekening van een lid van het comité en ook het stempel daarvan dragen.
7. De openbare tentoonstelling van de voorwerpen zal twee maanden duren. In de
dagbladen zal de dag bekend gemaakt worden waarop de trekking zal plaatsvinden. De he-
ren en dames propagandisten zullen tijdig schriftelijk op de hoogte gebracht worden
van alles wat de gang van zaken betreft van de in hun zorg aanbevolen loterij.
8. Er zullen zoveel nummers getrokken worden als er prijzen te winnen zijn;
het eerste getrokken nummer zal het overeenkomstige voorwerp winnen, gemerkt met het
nummer 1, zo ook het tweede en zo vervolgens.
9.De winnende nummers zullen twaalf dagen na de trekking in de dagbladen ver-
meld worden; daarna begint de verdeling van de prijzen. De prijzen, die twee maanden na
de trekking niet afgehaald zijn, worden geacht ten bate van de loterij zelf geschonken
te zijn.
N.B. — De openbare tentoonstelling van de voorwerpen zal plaatsvinden in het huis van
het Oratorio van de H. Franciscus van Sales in Valdocco; maar tot groter gemak
van de schenkers worden de voorwerpen ook in de provincie door de heren en
dames propagandisten in ontvangst genomen; deze worden vriendelijk verzocht ze
ter plaatse van de openbare tentoonstelling te doen toekomen, waarbij, waar dit
nodig is, de onkosten zullen worden terugbetaald, mits de secretaris van het
comité wordt verwittigd.

9 Pages 81-90

▲back to top

9.1 Page 81

▲back to top
- VII/76 -
Hij wendde zich toen tot de burgemeester van Turijn, Lucerna di
Rorà Markies Emanuele, die het voorzitterschap van het comité dat aldus
samengesteld was, aanvaardde:
Lucerna di Rorà, markies Emanuele, burgemeester van Turijn, president
Duprè, Ridder Giuseppe, vice-president
Cotta commandatore Giuseppe, senator, penningmeester
Oreglia, Ridder Federico, secretaris
Baricco, theol. Ridder Pietro, wethouder der gemeente
Biandrate di S. Giorgio, graaf
Bosco di Ruffino, ridder Alleramo
Bosco pr., Giovanni, directeur van de Oratorio’s
Cays di Giletta, graaf Carlo, Caselette Chiala Cesare, ambtenaar
Costa della Torre, graaf Francesco Fassati markies, Domenico
Ferrari di Castelnuovo markies Evasio, Castelnuovo Scrivia
Galleani d'Agliano, ridder Lorenzo Gonella adv. Ridder Marco, Chieri
Migliassi Giuseppe, koopman
Montù Ridder Giuseppe, koopman
Provana di Collegno graaf Alessandro
Roasenda di Roasenda Ridder Giuseppe, Sciolze
Scarampi di Pruney, markies, Ludovico
Seyssel d'Aix graaf Aymar
Solaro della Margherita graaf Albert Villa di Monpascale
graaf Giuseppe.

9.2 Page 82

▲back to top
- VII/77 -
H O O F D S T U K XI.
In het Oratorio, zo schrijft Don Bonetti, gonsde het van bedrij-
vigheid bij het ontvangen van de schenkingen en het ordenen daarvan in
de vertrekken op de tweede verdieping, oostelijk van de middentrap, waar
thans de ziekenafdeling ligt. Don Bosco was geheel in gedachten verzon-
ken en in de morgen van 3 maart, toen hij zich in gezelschap van enkele
clerici en leken bevond, vroeg hij glimlachend aan een van hen: - "Welke
van de dingen die je in de loop van je leven gezien hebt, heeft je het
meest bevallen?"
De ander antwoordde: - "Dat is Don Bosco." - Toen vertelde Don
Bosco het volgende:
- "Bij gelegenheid van de laatste loterij die we gehouden hebben,
kwam een boer met zijn vrouw en enkele van hun kinderen de voorwerpen
bezichtigen. Ik leidde hem rond door de grote zalen van de tentoonstel-
ling. Terwijl andere bezoekers soms bleven staan om naar een of ander
voorwerp te staan kijken en de schoonheid en kostbaarheid ervan te be-
wonderen, legde deze brave boer geen enkele keer ook maar enige bewonde-
ring aan de dag; niets trof hem. Ik zei bij mezelf: "Is het nu mogelijk
dat er onder zoveel dingen niets is wat hij aardig zou vinden?" We lie-
pen nog een poosje door, tot we een plek bereikten waar zich onder de
schenkingen een grote dikke worst bevond. "Ah, dat is mooi"! riep de
boer uit en bleef stom van verbazing voor het wonder staan kijken.
We moesten allemaal hartelijk lachen om dat verhaal en sommigen
zeiden zachtjes: - "Hij wil zichzelf misschien met een worst vergelij-
ken?"
Die woorden klonken als een grapje, maar ze weerspiegelden toch
trouw de nederige dunk die Don Bosco van zichzelf had en ook het feit
dat geen enkele lofuiting zijn hart kon bekoren.
En inderdaad op een van die dagen vertelde Don Rua aan tafel te-
gen degenen die in zijn nabijheid zaten, hoe de inwoners van Rome, toen
hij met Don Bosco in die stad was, hem spraken over het mirakel dat Don
Bosco zelf enkele jaren van tevoren in Turijn verricht had, en hoe ze
blijk gegeven hadden, heel goed op de hoogte te zijn van wat er gebeurd
was. Hoewel Don Bosco een beetje verder zat, schonk hij niettemin aan-
dacht aan wat er verteld werd en we merkten op dat hij geweldig rood
werd. Plots richtte hij zich tot de verteller, onderbrak hem en zei
zachtjes: - "Zwijg toch, ik heb nooit gezegd dat ik het was, en niemand
hoeft het te weten!"
Don Domenico Bongiovanni merkte op: - "Don Bosco stond volmaakt
onverschillig tegenover lofprijzing en afkeuring. Wanneer hij bij gele-

9.3 Page 83

▲back to top
- VII/78 -
genheid van zijn verjaardag tot ons, zijn oud-leerlingen sprak en wij
allen wisten welke grote werken hij verricht had, schreef hij het ver-
richte goede steeds aan ons en bijzonder aan zijn medehelpers toe. Bij
gelegenheid van de eerste Mis van mijn broer Giuseppe, op 21 december
1862, stak ik de loftrompet over Don Bosco, die door de jongens van het
Oratorio omringd was, en zei hem: - "Toen de paus over u sprak, heeft
hij het woord heilig al gebruikt", maar ik zag geen spier van zijn ge-
zicht vertrekken, noch heb ik een teken van behagen bij hem waargenomen.
De aandachtige toeschouwer nam in soortgelijke omstandigheden bij hem
nooit ook maar het geringste van gestreelde eigenliefde waar.
Intussen was het aantal bijeengehaalde prijzen tot 383 gestegen,
en de belangrijkste was een olieverfschilderij, dat de verzoeking van
de H. Antonius voorstelde, een waarde vertegenwoordigde van 6.OOO lires
en van de hand van ridder Federico Peschiera, professor aan de Liguri-
sche Academie te Genua. De officiële taxateurs stelden een lijst op van
al de voorwerpen in een katerntje van gezegelde vellen van 50 centimes
elk en tekenden daarna hun verklaring.(1)
Dezelfde dag, 14 maart, stuurde Don Bosco zijn aanvraag voor
de goedkeuring in bij de Prefect van de provincie (2) en voegde het mo-
(1) Op verzoek van de eerw. Heer Giovanni Bosco, verklaar ik heden te zijn over-
gegaan tot het onderzoek en de schatting van de voorwerpen der kunstvoorwerpen die hier-
boven zijn omschreven, en die samen een waarde vertegenwoordigen van een bedrag van
24,771 lires.
Turijn, 14 maart 1862
Volpato.
Giovanni
De ondergetekende is op verzoek van de eerw. Heer Bosco overgegaan tot de schatting
der verschillende industriële producten, beschreven op de hiernavolgende lijst tot een
bedrag van 10.168,60 lires.
Te goeder trouw
Turijn, 14 maart 1862
Buzzetti Giuseppe.
(2) Mijnheer de Prefect,
Gedreven door het verlangen naar het morele welzijn van de arme en verlaten jon-
gens, die aan zoveel ernstige gevaren blootgesteld zijn en langs de straten van stad en
dorp zwerven, heb ik verschillende instellingen laten bouwen die tot dat doel onmisbaar
zijn; om dat te verwezenlijken heb ik echter zoveel kosten op me moeten nemen, dat het
mij thans onmogelijk is er het hoofd aan te bieden zonder mijn toevlucht te nemen tot
de openbare weldadigheid, waarvan ik de gunst reeds bij vele van dergelijke omstan-
digheden heb mogen ondervinden. Tot dat doel heb ik de hieronder genoemde heren uitge-
nodigd en gevraagd mij met raad en daad terzijde te staan.
Zij hebben de reden van de kosten onderzocht; en hier volgt een opsomming ervan:
1. Te betalen een rest van 30.000 fr. voor het herstel van een lokaal waarin dit
jaar 200 jongens meer in ondergebracht zijn dan in het voorafgaande jaar.
2. Te betalen, de achterstallige jaarlijkse huur voor de school en het zondags-
oratorio in Vanchiglia, die 650 fr. bedraagt, evenals 900 fr. voor vervallen huur van
twee jaren voor de dagschool en het zondagsoratorio in Porta Nuova.
3. Het voleindigen van enkele werkzaamheden in het Oratorio van de H. Franciscus
van Sales in Valdocco ten dienste van de dagscholen en avondscholen, waaraan ernstige
behoefte bestaat met het oog op de dichtbevolkte en uitgestrekte omgeving.
4. Het verstrekken van brood aan ongeveer 570 arme en verlaten jongens, die in het
huis annex aan het Oratorio van de H. Franciscus van Sales zijn opgenomen en voorzien
worden van levensonderhoud en kleding en opgeleid worden voor een vak.
…/…

9.4 Page 84

▲back to top
- VII/79 -
loten erbij, met de namen der leden van het comité, het programma, het
ontwerpreglement, de lijst der voorwerpen en de schatting van Volpato en
van Buzzetti.
Een week later werd door de Prefectuur het gevraagde besluit aan
Don Bosco meegedeeld.
" PREFECT DER PROVINCIE TURIJN
" No. 35 Div. 5 N. 3229. P.G.
"
"
Gezien het ingediende verzoekschrift van de heer Bosco
" Giovanni, pr., waarin hij om machtiging vraagt tot het houden van
" een loterij van voorwerpen bijeengebracht door de mildheid van de
" burgerij en waarvan de opbrengst bestemd is voor de Oratoria van
" de H.Franciscus van Sales in Valdocco, van de H. Aloysius in Por-
" ta Nuova en van de Engelbewaarder in Vanchiglia.
"
gezien het bijgevoegde programma en het trekkingsplan;
"
gezien de lijst der geschonken voorwerpen ten getale van
" driehonderd drieëntachtig, waarvan de waarde zou bedragen vieren-
" dertigduizend negenhonderd negenendertig lires en zestig centimes,
" volgens schatting van de Heren professor Giovanni Volpata en
" Giuseppe Buzzetti van 14 dezer;
"
gezien het reglement goedgekeurd bij koninklijk besluit
" dd. 4 maart 1855, no. 606;
"
BEPAALT
"
" artikel 1. Goedkeuring wordt verleend aan het houden van de boven-
" genoemde loterij overeenkomstig het voorgestelde plan en bij een
" uitgifte van negenenzestigduizend achthonderd en tachtig loten aan
" de prijs van vijftig centimes elk, en die, alvorens te worden ver-
" kocht en verspreid, genummerd en behoorlijk gewaarmerkt dienen te
" worden door het Bureau der Koninklijke Loterij in het ministerie
(2) .../...
Nadat de noodzaak van deze kosten en de behoefte om daarin te voorzien door
deze heren was onderzocht, stelden zij eenstemmig voor een loterij te houden van
voorwerpen en boden zij aan, daaraan mee te werken.
En het is voor deze nood dat ik me eerbiedig tot U wend met het verzoek het
aldus samengestelde comité voor deze loterij te willen goedkeuren met verlof om
het hierbij liggend ontwerp van reglement te publiceren.
1. Een aantal van 69.880 loten te kunnen verkopen aan 50 centimes elk, wat
een bedrag vormt van L. 34.939,60, overeenkomend met de waarde van de hierna
genoemde voorwerpen.
2. Dat elk lot getekend wordt door een lid van het comité en voorzien van
zijn stempel, zoals al werd toegestaan bij decreet van 7 maart 1854 en voorgaande
loterijen, goedgekeurd door de Prefectuur.
Overtuigd dat U mijn bescheiden verzoek in welwillende overweging zult
willen nemen, verzeker ik U bij voorbaat van mijn grote dankbaarheid, terwijl ik
mede uit naam van de zodoende geholpen jongens U overvloedige zegeningen van de
hemel toewens en verblijf met gevoelens van hoogachting en erkentelijkheid,
Turijn, 14 maart 1862.
Bosco.
Pr. Giovanni

9.5 Page 85

▲back to top
- VII/80 -
" van Financiën en getekend door een lid van het comité voor de
" loterij.
" artikel 2. De opbrengst der loten dient van lieverlee in de kas
" van het comité gestort te worden om te dienen voor de bestemming
" zoals aangewezen in het programma.
" artikel 3. Bij de publieke bekendmaking van deze loterij dient de
" inhoud van deze bepaling ter kennis gebracht te worden.
" artikel 4. De trekkingsdag van genoemde loterij is vastgesteld op
" 1 juli en wel in het huis annex aan het Oratorio van de H. Fran-
" ciscus van Sales in Valdocco, in tegenwoordigheid van de leden
" van het comité en van de burgemeester van de stad Turijn, die
" belast is met het toezicht op het nauwkeurig nakomen van de hier-
" voor omschreven voorwaarden en van die welke ons Bureau in de
" toekomst nodig mocht achten voor te schrijven; door het niet on-
" derhouden ervan zal de loterij nietig verklaard worden en zonder
" gevolg blijven.
" artikel 5. Het aantal loten kan niet worden vermeerderd, noch kan
" de trekking van de loterij zonder voorafgaande goedkeuring van
" hogerhand uitgesteld worden.
"
Voor de Prefect
" Turijn, 21 maart 1862
Radicati
Intussen ging heel de aandacht naar de zaal met de schenkingen,
die iedere dag toenamen. Toen dan ook op zondag 23 maart in het Oratorio
het feest van Sint-Jozef gevierd werd, aldus Don Bonetti, werd de lote-
rij geopend. Het gemeenteraadslid, Galvagno, kwam als vertegenwoordiger
van de burgemeester. Vele heren waren uitgenodigd, doch niemand of bijna
niemand verscheen in het Oratorio, daar het op die dag danig sneeuwde.
Er vond een beetje feestelijkheid plaats, met zang en toneel van Don
Cagliero: De dichter en de filosoof, en er werden een paar gelegenheids-
gedichten voorgedragen. Niettemin was er geen vervelender dag denkbaar
dan deze."
Don Bosco had besloten zich na deze inzegening naar verschillende
steden van Piëmonte te begeven, om persoonlijk de belangen van de lote-
rij succesvoller te behartigen. Maar omdat die reizen veel geld gekost
zouden hebben, diende hij eerst een verzoek in bij Ricasoli, minister
van Binnenlandse Zaken, voor de vernieuwing van zijn gratis rondreisbil-
jet tweede klas, dat hem alleen voor het jaar 1861 toegestaan was. Hij
had gehoopt dat zijn verzoek gunstig werd ontvangen, temeer daar hij
verschillende jongens in huis opgenomen had die hem door dezelfde minis-
ter aanbevolen waren. Op zijn brief werd het volgende geantwoord:
"
Turijn, 20 februari 1862
" Ministerie van Binnenlandse Zaken
" Afd.2 Sectie 1. Nr. 4633-1298
"
"
Onder dankzegging voor de door U tot uitdrukking gebracht
" welwillende begunstiging ten opzichte van het opnemen van de wees
" Giovanni Fissore, deel ik U mede vandaag bepaald te hebben, dat

9.6 Page 86

▲back to top
- VII/81 -
" deze wees zich bij Uw inrichting zal vervoegen voor het noodza-
" kelijke onderzoek als waarover U sprak in Uw geëerde brief van 8
" dezer.
"
Daar U zich in het laatste deel van uw brief aanbevolen
" houdt voor een gratis spoorabonnement, verzoekt ondergetekende U,
" ten einde uw geuit verlangen zoveel mogelijk te steunen de be-
" doelde spoorlijn te willen aanduiden en de datum en het nummer te
" willen vermelden van de beschikking, krachtens welke U het vorige
" jaar een dergelijke gunst werd verleend.
"
De directeur-generaal
"
Salino
Don Bosco had de gevraagde bijzonderheden aan dat ministerie mee-
gedeeld, dat ze aan dat van Openbare Werken doorzond, en dat tenslotte
aan Don Bosco verklaarde zijn verzoek niet te kunnen inwilligen.(1)
Toen overwoog Don Bosco een dergelijke gunst langs een andere weg
te verkrijgen, temeer daar Ricasoli, die op 3 maart zijn ontslag had in-
gediend als voorzitter van de ministerraad, opgevolgd werd door Urbano
Rattazzi, die ook minister van Binnenlandse Zaken was. Inderdaad ver-
kreeg hij wat hij verlangde van Commandeur Bona Bartolomeo Bona, senator
en directeur-generaal van de spoorwegen.
Een van zijn eerste reizen gold Vercelli om daar aangelegenheden
te bespreken met de aartsbisschop, met de kanunnik aartspriester van het
metropolitaanse kapittel, Pietros Degaudenzi en met de pastoor van S.
Maria Maggiore, Don Giovanni Momo. Op de terugreis had hij, zoals
steeds, een gedenkwaardige ontmoeting en daarover werden wij ingelicht
door degene die hem op reis vergezeld had, de pastoor van Rossignano,
monseigneur Bonelli.
"Ik stapte in Verce111 op de trein, richting Casale, met mijn vas-
tenpredikant, een Genuees. Bijna alle plaatsen waren door de reizigers
(1) Ministerie van Binnenlandse Zaken
Administratie
Turijn, 18 maart 1862
Ondergetekende moet U tot zijn spijt meedelen, dat de stappen door dit ministe-
rie bij dat van Openbare Werken gedaan ten einde het gratis reisbiljet te verkrij-
gen op de door de staat geëxploiteerde Spoorwegen, zonder resultaat gebleven zijn,
daar het ministerie van Openbare Werken erop gewezen heeft, dat deze gunst bij
koninklijk besluit van 26 december 1861 uitsluitend voorbehouden is voor de leden
van het parlement en voor de beambten die zich in de omstandigheden bevinden, die
daartoe voorzien zijn.
Voor de minister
Capriolo

9.7 Page 87

▲back to top
- VII/82 -
bezet, toen er nog een, op het oog jonge priester binnenkwam. De contro-
leur kwam de kaartjes controleren en ik merkte dat de jonge priester hem
een wit blad overhandigde, wat op een vrijbiljet wees. Dat wekte mijn
achterdocht en terwijl ik die priester goed opnam, vroeg hij me op de
man af: - "Neemt U me niet kwalijk, maar wie bent u?"
- "Neemt u me niet kwalijk", antwoordde ik, "voor ik u zeg wie ik
ben, zou ik u willen vragen zo goed te zijn me uw naam te noemen."
- "Misschien uit Turijn?"
- "Ik ben niet uit Turijn maar uit een dorp niet ver daar vandaan,
uit Castelnuovo d'Asti."
- "0! Ik ken er wel enkelen in Castelnuovo. Onder meer Don Bertag-
na, die mijn schoolkameraad geweest is. En u, kent u misschien Don
Bosco?"
- "Zeker, die ken ik vrij goed."
- "Ik hoor dat hij op het punt staat een college in Mirabello te
openen."
- "Daar heb ik van gehoord."
- "En denkt u dat hij het zal klaarspelen?"
- "Ja! We zullen zien wat hij ervan terecht brengt! Om de waarheid
te zeggen is het een nogal gedurfde onderneming waar de goede man aan
begint. Maar het zal wel gaan zoals het gaat."
"Maar ik", antwoordde ik, "ik geloof dat alles goed zal gaan,
omdat Don Bosco altijd slaagt, met welke onderneming ook."
"Dat betwijfel ik... maar... we zullen zien wat hij ervan te-
recht brengt."
"Toch weet ik dat in Turijn de scholen wonderbaarlijk goed gaan
en dat hij heel bekwame leraren heeft. Het is zeker dat hij er ook naar
Mirabello zal sturen. Maar u schijnt zo goed op de hoogte te zijn van de
dingen van Don Bosco, zou u me ook kunnen zeggen of al die leraren een
diploma bezitten?"
"Enkelen hebben gelijkwaardige titels, maar ze zijn allemaal erg
knap, weten veel en zijn ijverig. Hij heeft zelfs een jongen van
achttien jaar die les geeft in de eerste retorica."
" De predikant die tot nu toe stilzwijgend had staan luisteren,
riep toen met een beetje ironie uit: - "0, prachtig! Een professor van
achttien jaar en dan in de retorica! Luister eens, mijnheer, alvorens
kletspraatjes te vertellen, moet men ze eerst wikken en wegen. Dit is
een beetje straf!"
"Wel", antwoordde de andere priester, "gaat u dan maar naar
Turijn, vraag naar die jongen en neem hem een examen af in Latijn,
Grieks, geschiedenis en literatuur en u zult zien of het niet waar is
wat ik zeg." (Deze leraar was de clericus Francesco Cerruti).

9.8 Page 88

▲back to top
- VII/83 -
"Dat een jongen van achttien jaar een middelmatige leerling in
de retorica kan zijn, daar ben ik van overtuigd. En ik wil, als u wilt,
zelfs toegeven dat hij er uitstekend in is; maar professor? Ik zeg u nog
eens dat men ook in het vertellen van smoesjes maat moet houden."
"Daar de toon van de predikant steeds meer ironisch werd en al-
le reizigers naar het gesprek luisterden, viel ik hem in de rede en
vroeg de priester op de man af: - "Vertelt u me eens, hoe oud bent u?"
- "Zevenenveertig."
- "Dus u bent Don Bosco."
- "Zeker mijnheer, ik ben Don Bosco." - Nauwelijks had deze zijn
naam genoemd of al de andere reizigers namen de hoed af om hem te groe-
ten. De predikant stond een ogenblik verbluft en zei toen: - "Neemt u me
niet kwalijk als ik me een beetje heb laten gaan. Ik wist niet met wie
ik de eer had te spreken; maar nu ik weet dat u Don Bosco zelf bent,
verklaar ik volkomen te geloven wat u zegt."
"Toen ik daarna voor de clerici preekte, vertelde ik die anekdote
en besloot: - "Als de priesters soms niet geëerbiedigd worden, is het
hun eigen schuld. Echte priesters worden steeds door velen geëerbiedigd,
om niet te zeggen door allen. En inderdaad, bij het horen van de naam
van Don Bosco, groetten hem ook degenen die hem niet kenden.
Don Bosco keerde in het Oratorio terug, maar de zalen waar de
tentoonstelling van de prijzen zou plaatsvinden, waren nog niet geopend.
Er werd echter voortdurend gewerkt. Don Bosco had centrale punten voor
het aannemen van de prijzen en het verspreiden van de loten gesticht in
vele steden en dorpen van Noord- en Midden-Italië, zodat er in totaal
328 mannelijke en 208 vrouwelijke propagandisten waren, onder wie een
groot aantal personen uit de hoogste adel. Maar plotseling deelde de
Prefectuur aan Don Bosco een bepaling van de minister van financiën mee,
dat deze hem voor het ogenblik geen toestemming verleende om de loterij
te houden.
" Prefectuur van de Provincie Turijn
"
No. 3745-597
"
Turijn, 4 april 1862
"
"
De minister van Financiën, aan wie het verzoek van de pries-
" ter Bosco, strekkende tot verkrijging van de machtiging voor de
" loterij in margine vernoemd, is overhandigd, heeft in zijn nota
" van 1 dezer aan ons Bureau meegedeeld dat, in overeenstemming met
" het artikel 3 van het reglement, bekrachtigd bij koninklijk be-
" sluit van 4 maart 1855, en zolang de thans lopende liefdadig-
" heidsloterij ten bate van de Italiaanse oorlogsgewonden, waarvan
" de trekking zal moeten plaatsvinden op 18 juni a.s., niet is af-
" gelopen, hij het verzoek van genoemde priester om de door hem
" voorgenomen loterij te houden, niet kan inwilligen, daar het geen
" regel is dat er preventieve goedkeuringen worden verleend.

9.9 Page 89

▲back to top
- VII/84 -
"
Bij het ter kennis brengen van het bovenstaande aan boven-
" genoemde priester Bosco, verzoekt de ondergetekende uit naam van
" genoemde ministerie hem tevens mee te delen dat de minister hoe-
" genaamd geen bezwaar tegen goedkeuring van de loterij heeft, zo-
" dra de bovengenoemde termijn zal verstreken zijn.
"
Alle betrokken stukken worden hierbij teruggezonden.
"
"
Voor de Prefect
"
Radicati
Don Bosco kwam dit uitstel goed gelegen en hij zond een gedrukte
circulaire aan de propagandisten.
"
Verdienstelijke Heer,
"
"
Ik zie mij verplicht U mee te delen dat de openbare tentoon-
" stelling voor de loterij, die aan uw goede zorgen is aanbevolen,
" een poosje moet worden uitgesteld vanwege het samenvallen met een
" andere soortgelijke loterij die in deze stad gehouden wordt. Ik
" hoop echter dat binnenkort de dag kan worden vastgesteld en dan
" zal ik U daarvan onverwijld op de hoogte brengen.
"
Om intussen tijd te winnen voor de verschillende werkzaam-
" heden die er nog verricht moeten worden, verzoek ik U eerbiedig op
" de bestemde plaats al de voorwerpen te willen doen toekomen voor
" de tentoonstelling die U of andere liefdadige personen voor dit
" doel willen beschikbaar stellen.
"
Daar vervolgens een aanzienlijk aantal beschreven en ge-
" schatte voorwerpen aangeboden werden en goedgekeurd door de gene-
" rale prefectuur van deze stad, zend ik U om te beginnen ...loten,
" ten einde enige hulp te bieden aan deze Oratoria, die in werkelij-
" ke moeilijkheden verkeren. Daar de openbare tentoonstelling nog
" niet kan gehouden worden, kunnen we alleen langs particuliere weg
" de loten verspreiden.
"
Voor voorkomende gelegenheden breng ik onder uw aandacht
" dat wanneer er kosten gemaakt moeten worden voor deze loterij, U
" deze kunt aftrekken van de winst die, naar wij hopen, op de door
" U geplaatste loten gemaakt wordt.
"
Sta mij intussen toe U alle goeds van de hemel toe te wen-
" sen, terwijl ik de eer heb mij met alle hoogachting te noemen
"
van U, verdienstelijke Heer,
"
de zeer dw. dienaar
" Turijn, april 1862
pr. Bosco Giovanni.
Naar het schijnt verminderde Don Bosco zijn activiteit voor de
loterij helemaal niet, terwijl hij in die dagen toch door diep leed ge-
troffen werd.

9.10 Page 90

▲back to top
- VII/85 -
Op 26 maart 1862 stierf te Lyon in geur van heiligheid de aarts-
bisschop van Turijn, monseigneur Luigi de' Marchesi Fransoni, vriend en
vijand zegenend. Met de heilige Gregorius VII kon hij zeggen: Dilexi
justitiam et odivi iniquitatem; propterea moriorin exilio.
Het metropolitaanse kapittel van Turijn koos kanunnik Zappata tot
vicaris-kapitularis.
In het Oratorio werd er veel voor de ziel van de onoverwonnen en
roemrijke prelaat gebeden. Hoewel zijn inkomen hem onthouden was, had
hij de kosten die hij gewoonlijk nodig had voor zijn onderhoud erg ge-
drukt, en het overgelegde bestemd ter verlichting van de nood der armen
en ook van de Oratoria van Don Bosco. Deze vergaten de beminde herder
niet.
Zijn nagedachtenis is en zal steeds geëerd en gezegend worden in
de congregatie van de H. Franciscus van Sales, en zijn naam zal met
vreugde genoemd worden in ieder deel van de wereld waar Don Bosco ge-
noemd wordt. Als deze erin slaagde zijn werken op te bouwen, dan komt
aan de heilige aartsbisschop een speciale verdienste toe: hij was er de
raadsman, de verdediger, de weldoener en de vader van.

10 Pages 91-100

▲back to top

10.1 Page 91

▲back to top
- VII/86 -
H O O F D S T U K XII.
Toen de loterij opgeschort was, bleek dat voor Don Bosco nog geen
aanleiding om de uitvoering van het plan om een nieuw gebouw in het Ora-
torio op te trekken te onderbreken, hoewel hij nog steeds krap in zijn
geld zat, wat nog erger geworden was door grote schulden. Dat maken we
op uit een brief, gericht tot markiezin Fassati, die daar ongetwijfeld
vrijgevig op antwoordde.
"
Turijn, 26 maart 1862
"
"
Mevrouw de Markiezin,
"
"
Deze ochtend bevind ik me werkelijk in grote verlegenheid.
" Ik moet een som betalen waarvoor me vierhonderd frank ontbreken en
" ik kan de betaling ervan niet uitstellen. Wanneer U er een woordje
" zou kunnen over zeggen met mijnheer de Markies om me deze als aal-
" moes te willen geven, of ze me eenvoudig te lenen, zou hij werke-
" lijk een werk van barmhartigheid verrichten; in het tweede geval
" zou ik ze kunnen terugbetalen uit de winst die ik met de loterij
" hoop te maken.
"
Neemt U me niet kwalijk dat ik U hiermee lastig val; de
" Heer zal niet nalaten U, mijnheer de Markies en heel de familie
" rijkelijk te belonen.
"
Met grote dank bij voorbaat verblijf ik eerbiedig,
"
van U, verdienstelijke Mevrouw,
"
de zeer dw. dienaar,
"
Pr. Bosco Gio.
Tegelijkertijd richtte hij een schrijven tot de koning, onderte-
kend door al zijn clerici.
"
Majesteit,
"
"
De ondergetekende seminaristen brengen eerbiedig te Uwer
" kennis dat zij, als wezen of als zonen van behoeftige ouders,
" niet in de mogelijkheid waren zich te bekwamen voor de levens-
" staat waartoe zij door God geroepen meenden te zijn. Tot hun
" geluk werden zij liefdevol opgenomen in het Oratorio van de H.
" Franciscus van Sales. Thans echter bevinden zij zich in grote
" nood; want zij moeten voorzien in gepaste gewaden voor de hei-
" lige diensten en ook voor ge-

10.2 Page 92

▲back to top
- VII/87 -
" woon gebruik, en tevens hulp verlenen aan de priester Bosco
" Giovanni, hun overste, die op dit ogenblik zich door het grote
" aantal jongens die hij onderdak verschaft heeft, in grote nood
" bevindt.
"
Daarom nemen wij onze toevlucht tot de beproefde welwil-
" lendheid van Uwe koninklijke Majesteit, met het verzoek naar uw
" eigen goeddunken, een zo groot mogelijke liefdadige hulp uit de
" kas van het economaat te willen schenken, hetzij hoofdelijk ten
" bate van elk der ondergetekenden, ofwel op naam van hun overste
" pr. Bosco.
"
Met de bede dat de hemel veelvuldige zegeningen moge laten
" nederdalen over Uwe K.M. en over heel de koninklijke familie,
" tekenen wij met de meeste dankbaarheid,
"
de nederige verzoekers
" 1862.
(volgen de handtekeningen)
Er kwam een gunstig antwoord:
" KONINKRIJK ITALIE
" Ministerie van Justitie en Eredienst
"
Div. 4 - N. 26241
"
Turijn, 23 april 1862
"
"
De ondergetekende deelt U, Zeereerw., mee, dat het zijne
" Majesteit in de audiëntie van 21 dezer behaagd heeft, ten gunste
" van de verschillende jonge clerici die in Uw instituut zijn opge-
" nomen, een subsidie ten bezware van het koninklijk economaat toe
" te kennen van 400 lires, betaalbaar aan U, Eerwaarde.
"
"
In opdracht van de minister
"
De directeur-generaal
"
A. Mauri
" Aan Don Bosco
Het nieuwe gebouw moest opgetrokken worden langs de via della
Giardiniera, overschaduwd door een reeks moerbeibomen, dat wil zeggen op
dezelfde plaats, eens ingenomen door de gehuurde loods van de Filippi's
al Visca en thans eigendom van Don Bosco. Het nieuwe gebouw, iets langer
dan de vroegere loods, moest ongeveer zestig meter lang zijn, 7,20 meter
breed en 12 meter hoog. Het gelijkvloerse gedeelte was bestemd voor de
drukkerij met het dubbele aantal machines, voor het magazijn van de
voorraden en voor de werkplaats van de schrijnwerkers. Bij het begin,
aan de oostzijde van dit gebouw moest een nieuwe, gemakkelijke portiers-
loge komen met een ingang voor wagens, met de ontvangstzaal voor de fa-
milieleden van de leerlingen en een woning voor de portier. De oude por-
tiersloge moest, samen met de ingang en de aangrenzende ontvangstzaal,

10.3 Page 93

▲back to top
- VII/88 -
een werkplaats worden en opslagplaats voor het drukpapier en de gedruk-
te drukpapier en de gedrukte boeken.
Dat was een werk van niet geringe kosten, maar Don Bosco had in
het begin van het jaar gezegd: - "Wanneer ik iets moet doen, dat ter ere
Gods dient, regel ik me niet naar het geld dat ik heb, maar naar de be-
hoefte waar ik voor sta en waarin ik moet voorzien. Ik weet zeker dat de
goddelijke Voorzienigheid ons in een dergelijk geval zal helpen. Tot nu
toe heeft Ze ons nog nooit in de steek gelaten."
Don Francesco Dalmazzo hoorde hem bij herhaling sinds 1861 zeggen:
dat het kleine huis van Valdocco veranderd zou worden in een geweldig
gebouw, met langgerekte gaanderijen en dat van hieruit zijn vrome socië-
teit zich zou verbreiden in de verschillende delen van de wereld en dat
veel van zijn jongens, eens priester geworden, als missionarissen naar
het verre Amerika zouden vertrekken.
De leider van alle werkzaamheden, Carlo Buzzetti, die op aanraden
van Don Bosco het aannemersbrevet behaald had, sloeg de hand aan het
werk.
Het zou buitengewoon interessant geweest zijn vanaf het begin een
algemeen plan te volgen van al de toekomstige gebouwen en, volgens een
regelmatige groei, het tehuis geleidelijk te zien vergroten. Don Bosco
had een dergelijk plan ook wel voor de geest, maar omdat hij haast had,
was het nodig zich aan te passen aan de eisen van de nodige zuinigheid,
aan de beperktheid van het terrein en aan de bijzondere en direct dwin-
gende behoeften. Daarom werd het fundament en een gedeelte van de muren
van bovengenoemde loods intact gelaten en daarbovenop het gebouw opge-
trokken. Zoals men thans ziet vormt dat, met de uitbreiding van het Ora-
torio in zuidelijke richting, bijna een diagonaal in het midden van de
speelplaatsen. Don Bosco zei later bij herhaling, dat dit gebouw, dat
de interne symmetrie van het Oratorio verstoorde, ooit wel zou afgebro-
ken worden, maar dat hij zolang hij leefde een dergelijke verkwisting
niet zou toestaan. - "De Heer heeft ons beloofd", zei hij "en geeft ons
ook alle noodzakelijke middelen voor een reusachtig werk, maar Hij heeft
ze ons niet beloofd voor ondernemingen van overbodige luxe."
Aan de middelen ontbrak het inderdaad niet. In de herfstvakantie
van 1862 vertelde Don Bosco zelf aan zijn jongens iets dat in de maand
juni was voorgevallen en dat inderdaad als opzienbarend of op zijn minst
als een werk van de Voorzienigheid beschouwd moest worden, hoe men het
ook verklaarde. De aannemer was naar hem toegekomen om hem enkele dui-
zenden lires te vragen voor het uitbetalen van het personeel. Don Bosco
wist met stellige zekerheid dat hij geen geld had; niettemin durfde hij
geen weigerend antwoord te geven, daar hij wist hoe krap Buzzetti ervoor
stond. Even daarna ging hij naar boven, naar zijn kamer, peinzend op
welke manier hij de gevraagde som zou kunnen bijeenkrijgen en terwijl
hij voor zijn tafel zat, scharrelde hij wat tussen papieren, brieven en
drukproeven en plots kwam er een envelop te voorschijn, waarvan hij
niet wist waar ze vandaan kwam. Hij maakte ze open en vond er 5.000

10.4 Page 94

▲back to top
- VII/89 -
nodig had; rustig ging hij naar beneden en stelde ze hem ter hand. Dit
feit kan niet anders dan aantonen welke grote zorg God voor zijn dienaren
heeft, hetzij Hij iemand geïnspireerd had om in het geheim dat geld daar
te deponeren, of dat, zeggen we het maar gerust, Hij het op wonderbaar-
lijke wijze ter tafel had gebracht. Zo goed is God! Don Bosco kon er
echter nooit achter komen van wie hij een dergelijke gift ontvangen had.
Buzzetti was ook nog met een ander werk belast. Een houten barak
met een pannendak diende voor het opbergen van het gereedschap van de
metselaars en van de kalk, onder de vensters van Don Bosco's kamers, aan
de zuidkant. Op die plaats moest een gaanderij van pilaren worden opge-
trokken, van 14 meter lang, 4 meter hoog en 6,75 m breed, als ondersteu-
ning van een gewelfd balkon. Toen men de ruimten tussen de pilaren had
dichtgemetseld ontstond er een mooie ruimte waarheen de machines van de
eerste drukkerij overgebracht werden, totdat het nieuwe lokaal daarvoor
gereed zou zijn; daarna zou de lettergieterij daarvoor in de plaats ko-
men.
Die plannen werden op hun tijd uitgevoerd, maar omdat daar een
groot aantal ijzerwerk voor nodig was, richtte Don Bosco een werkplaats
voor smeden in. Daarvoor bestemde hij het lokaal, waar, zoals we al ver-
telden, meester Miglietti zich met zijn externen bij het verlaten van de
oude portiersloge, gevestigd had; als school werd hem een vertrek aange-
wezen in de eerste gaanderijen naast de werkplaatsen van de boekbinders,
schoenmakers en schrijnwerkers. De kleermakers werkten op de eerste ver-
dieping achter het kantoor van Don Alasonatti, terwijl op de benedenver-
dieping van het huis, dat eens aan de Filippi's had toebehoord, enkele
ververs en hoedenmakers werkten.
Deze geleidelijke uitbreiding van de werkplaatsen dwong Don Bosco
twee vroegere opeenvolgende reglementen te veranderen, waarbij aan de
leermeesters de verantwoording opgelegd werd voor de discipline en het
morele gedrag van de leerlingen.
Dus bereidde hij een nieuw reglement voor, waarmee hij iedere
werkplaats geheel toevertrouwde aan de lekenassistent van het huis, die
echter terzijde moest worden gestaan door de leermeester.(1) Tot de
(1)
Reglement voor de Werkplaatsen.
1 De jonge leerlingen van elke werkplaats moeten onderworpen en gehoorzaam zijn aan de
assistent en de leermeester, die hun onmiddellijke oversten zijn.
2. Geen enkele leerling kan met het leren van een vak beginnen of van vak wisselen
zonder toestemming van de econoom of van de rector.
3. Het is beslist verboden te roken in de werkplaats, wijn te drinken, te spelen of
zich op een andere manier te vermaken. Het volstrekte stilzwijgen, dat in overeen-
stemming is met het vak of beroep, dient er in acht genomen te worden.
4. Geen enkele leerling mag de werkplaats verlaten zonder toestemming van de assis-
tent; indien het nodig mocht zijn hem buitenshuis te zenden voor een werk of bood-
schap, verschaft de assistent hem het vereiste verlof van de econoom of van de
prefect
.../...

10.5 Page 95

▲back to top
- VII/90 -
eerste assistenten behoorden Giuseppe Rossi en Giuseppe Buzzetti, Ridder
Federico Oreglia di S. Stefano werd kort daarna aan het hoofd geplaatst
van de drukkerij en de binderij.
Met deze verandering van het reglement waren nog niet alle voor-
schriften voor het goede gedrag van de ambachtsjongens bepaald. Naar ge-
lang van hun aantal en de belangrijkheid van hun werkzaamheden toenamen,
werd het toezicht op de discipline en het morele gedrag toevertrouwd aan
de clerici die de titel van assistent kregen, terwijl leken-medebroeders
de materiële en economische leiding behielden. Daarna stelde Don Bosco
een vierde reglement op, dat in hoofdzaak niet meer veranderd werd; en
dat is het reglement dat in 1877 voor alle huizen van de congregatie van
de H. Franciscus van Sales gedrukt werd.
(1) .../...
5. Geen enkele werkzaamheid, vreemd aan het huis of van enigerlei gewicht, kan uitgevoerd
werden zonder voorafgaand overleg met de econoom.
6. Van iedere werkzaamheid zal door de assistent aantekening gehouden worden in een
register, met de datum, de overeengekomen prijs, naam en woonplaats van degene voor wie
ze uitgevoerd wordt en met andere aanwijzingen die nodig mochten zijn.
7. De assistent zal nauwlettend toezien op het morele gedrag van de leerlingen, alsook op
de stipte aanwezigheid op het werk.
8. Zowel de assistent als de werkmeester zijn verplicht iedere soort van slechte gesprek-
ken te verhinderen; en indien zij iemand kennen die zich daaraan schuldig gemaakt heeft,
dienen zij hem terstond een waarschuwing te geven.
9. De assistent en de werkmeester zorgen ervoor zich tijdig ter plaatse te bevinden als
de jongens in de werkplaats komen, ten einde die ongeregeldheden te voorkomen die op dat
ogenblik kunnen voorvallen en om aan elke leerling zijn werk toe te wijzen zonder dat er
tijd verloren gaat.
10. Wanneer de werkmeester de werkplaats moet verlaten om de maat te nemen of ter wille
van een andere verplichting, dan brengt hij de assistent daarvan op de hoogte.
11. Het is de bijzondere plicht van de werkmeester de jongen in zijn vak te onderrichten
en ervoor te zorgen dat iedere arbeid goed en economisch wordt uitgevoerd.
12. Wanneer er voorwerpen en materialen nodig zijn waarschuwt de assistent de econoom van
wie hij een dienovereenkomstige opdracht krijgt. Indien hij moet uitgaan om inkopen te
doen van dingen waar hij niet voldoende verstand van heeft, neemt hij de werkmeester of
iemand anders mee, en zorgt ervoor dat er assistentie voor de jongens aanwezig is.
13. 's Zaterdags van iedere week, verstrekt de assistent, nadat hij de mening van de
werkmeester gehoord heeft, aan de econoom zijn opmerkingen over het gedrag van alle
personen in de werkplaats, speciaal met betrekking tot de vlijt bij het werk en tot het
morele gedrag.
14. Dezelfde geeft aan de econoom alle werkzaamheden op die er in de loop van de week
verricht zijn.
15. Iedere maand maakt hij in overleg met de werkmeester een inventaris op van al de
materialen die zich in het magazijn bevinden, en van alle gereedschappen en werktuigen
die in de werkplaats gebruikt worden.
16. Als er iets door iemands schuld beschadigd is of ontbreekt, wordt het aangeschaft op
kosten van de schuldige, en wanneer de schuldige onbekend is, wordt het aangeschaft voor
rekening van al de leerlingen van de werkplaats.
17. Het werk begint met de Actiones en met het Ave Maria. 's Middags wordt steeds het
Angelus gebeden alvorens de werkplaats te verlaten.
18. De assistenten en de werkmeesters moeten bedenken dat er met ijver en liefde veel
goeds te stichten is, waarvoor zij door de Heer zullen beloond worden.
19. De leerlingen moeten bedenken dat de mens geboren is om te werken en alleen wie met
liefde en ijver werkt, vindt de inspanning licht en zal het gekozen vak, waarmee hij
zich een eerzaam levensonderhoud verdient, kunnen leren.

10.6 Page 96

▲back to top
- VII/91 -
Dat het reglement in 1862 intussen noodzakelijk was, blijkt uit
de feiten. In de werkplaats van de werktuigsmeden viel een ernstige
schending voor van artikel 3 van het reglement.
Toen het feest van de H. Eligius, de patroon van dat ambacht na-
derde, kwamen de twee externe arbeiders en hun leerlingen overeen die
gebeurtenis te vieren met een goede maaltijd. Ze legden allen wat geld
bijeen en schaften zich wijn en levensmiddelen aan. Toen Don Bosco van
het geval hoorde, verbood hij het, ook vanwege de ongeregeldheden die
daardoor konden ontstaan, en ook omdat andere arbeiders van de werkplaat-
sen anders een voorwendsel zouden hebben om in soortgelijke gevallen
eveneens zo te handelen, als ze konden hopen op een ondoordachte ver-
draagzaamheid. Maar deze vakleerlingen-smeden waarvan een aantal pas
sinds kort in het Oratorio was en nog niet gewend aan gehoorzaamheid en
geen juk kon verdragen waarmee ze in toom gehouden moest worden, wilden,
gebruikmakend van enkele voorzorgsmaatregelen, eveneens een fuif op touw
zetten.
Don Bosco echter, hoe zachtaardig ook als het erom ging bevelen te
geven, wist ook zijn gezag te doen gelden als de noodzakelijkheid hem er-
toe dwong gebruik te maken van een resoluut bevel, en hij verdroeg dan
geen enkel verzet ongestraft. Hij had echter een afschuw van overhaaste
en gewelddadige maatregelen; hij wachtte de volgende dag af en gaf dan
zijn bevelen aan de prefect. Deze liet de schuldige jongens bij zich ko-
men en stuurde hen na een redelijke en rustige berisping naar hun huis
terug. Het was een rechtvaardige en nuttige les ook voor de anderen in
het Oratorio die wellicht lust zouden gehad hebben om zich tegen de be-
velen van de oversten te verzetten, zodat er jarenlang geen noemenswaar-
dige en collectieve overtreding meer plaats vond. Pestilente flagellato
stultus sapientior erit, zegt de Heilige Geest. (Spr. 19,25)
Daar de weggestuurde ambachtsjongens Don Bosco echter vergiffenis
gevraagd en gehoorzaamheid beloofd hadden, nam Don Bosco het merendeel
van hen niettemin terug; maar hij hield voet bij stuk ten aanzien van de
twee externe werklieden om hen niet meer in huis toe te laten. Hij had
daar gegronde redenen voor. De werkmeester heeft meer dan enig ander in-
vloed op de jongens, ten goede of ten kwade, omdat van hem rechtstreeks
hun beroep voor de toekomst afhangt. Daarom moest Don Bosco omzichtig te
werk gaan bij hun keuze en nauwlettend toezien dat hij dit ambt niet toe-
vertrouwde aan wie het zich niet waardig betoond had. Soms scheen het dat
God zijn opvatting bevestigde.
"Bij de kerk van S. Dalmazzo, zo vertelde Giuseppe Reano, kwam ik
een werkmeester tegen die uit het Oratorio was weggezonden en die tot me
zei: - "Reano, het is goed dat je weet dat Don Bosco en Don Savio met mij
te doen zullen krijgen!"
- "Waarom spreekt u me nu over deze dingen"? antwoordde ik; ik zou
het liever niet weten, want het doet mij leed u zo te horen spreken."
Maar toen de ander zich erg kwaad toonde in zijn klachten, gaf ik
..//..
20. Deze artikelen moeten iedere veertien dagen aan de jongens door de assistent of
namens hem met heldere stem worden voorgelezen en een afschrift ervan moet zich steeds
in de werkplaats bevinden.

10.7 Page 97

▲back to top
- VII/92 -
hem tot antwoord: - "Luister, mijnheer, neem een goede raad van me aan:
wat er gebeurd is, is gebeurd en ik kan niet over het feit oordelen. U
hebt werk en dus kunt u beter alles op zijn beloop laten. Zou u zich tot
een tegenstander van Don Bosco willen verklaren? Daar zou ik de moed niet
toe hebben, voor al het goud van de wereld niet."
"Bij mijn woorden werd die man razend en begon ook mij te beledi-
gen zodat we op een onvriendelijke manier van elkaar gingen.
"Enkele maanden later echter ontvluchtte zijn vrouw het echtelij-
ke dak en enkele weken later liep ook zijn oudste zoon het huis uit. Zes
maanden daarna werd hij door een beroerte getroffen, waardoor hij aan een
been lam werd en verplicht was bij het lopen op een stok te steunen. Na-
dat er een jaar verlopen was, werd hij door een tweede beroerte getroffen
die hem het leven kostte. Zijn tweede zoon, die toen geen vader en geen
moeder meer had, kon zich slechts met grote ontberingen in leven houden
en werd soms door Don Bosco geholpen.
De goddelijke Voorzienigheid hielp Don Bosco echter door hem werk-
meesters te schenken, onder wie er enkelen werkelijk uitmuntend waren en
die we te gelegener tijd eervol zullen vermelden. Thans beperken we ons
ertoe, een enkele te noemen, die van de smeden, nl. Giovanni Battista Ga-
rando. Hij was een brave christen van de oude stempel en een ware kunste-
naar in zijn vak. Verscheidene jaren lang had hij in zijn werkplaats jon-
gens opgenomen die hem door Don Bosco waren aanbevolen en allen waren
heel tevreden over een dergelijke leermeester. Door gebrek aan opdracht-
gevers en financiële tegenslag had hij zijn werkplaats echter moeten
sluiten, en was hij gedwongen om als eenvoudig arbeider bij een baas te
gaan werken. In 1863 kwam Pietro Enria, die drie jaren lang onder hem ge-
werkt had, hem in Turijn tegen en met veel hartelijkheid vroeg hij hem
hoe het met hem ging. De ander antwoordde dat het met zijn gezondheid,
God zij dank, goed ging. Maar, zie je, zo voegde hij eraan toe, wat er
van me geworden is op zeventigjarige leeftijd! Ik moet als knecht in een
werkplaats arbeiden." - Enria antwoordde hem: - "Mijn beste Battista,
wilt ge met me meegaan naar het Oratorio? Ik weet zeker dat Don Bosco u
direct in huis zal nemen, vooral daar hij een werkplaats voor smeden wil
inrichten." - "Ah"! riep Garando uit: "als de Heer en Onze-Lieve-Vrouw me
die genade zouden verlenen, zou ik daar nooit meer weg willen."
Don Bosco nam hem aan, en de brave werkman was zo gelukkig, dat hij
steeds zei: "Wel, ik ben in de hemel terechtgekomen!" Hij werkte als een
jongen van twintig jaar, leidde met veel ijver zijn leerlingen op en
waakte erover dat ze Don Bosco nooit teleurstelden. Hij was degene die
later al het ijzerwerk van de kerk van Maria, hulp der Christenen, ver-
vaardigde, vooral van de vensters. Hij leefde vier jaren in het Oratorio
en zei tot het laatste uur van zijn leven: - "Gezegend de dag, waarop Don
Bosco me in zijn huis opnam."

10.8 Page 98

▲back to top
- VII/93 -
H O O F D S T U K XIII.
Don Bosco bleef voortgaan met zijn werken van naastenliefde ook
buiten het Oratorio, vooral door het bezoeken van de zieken. Als hij naar
de herenhuizen of naar de huizen van de burgers en van de armen ging en
te weten kwam dat er zieken waren, die tot de familie van de huisbaas of
tot het personeel behoorden, vroeg hij, hen te mogen zien om een woord
van geestelijke opbeuring tot hen te kunnen richten. Deze gewoonte van
hem was zo bekend, dat hij dikwijls bij hun ziekbed geroepen werd.
"De zieken, aldus de kroniek van Don Bonetti, schijnen verlichting
te voelen van hun kwaal, als ze Don Bosco bij zich kunnen hebben, en ze
verlangen als het ware naar hem om zekerder van de hemel te kunnen zijn.
Gravin Lazzari, die zich vandaag, vrijdag 14 maart, te bed bevond, liet
hem in het Oratorio roepen. Daar de bediende hem niet thuis gevonden had
en wist hoe ongeduldig zijn meesteres hem verwachtte, vroeg hij in welk
deel van Turijn hij zich kon bevinden; en toen hij dat wist, haastte hij
zich daarheen en bracht Don Bosco bij de gravin. Het deed deze brave en
diep christelijke dame goed hem te zien en ze verlangde tot iedere prijs
dat Don Bosco haar zou zeggen of zij, wanneer ze in deze staat stierf,
naar de hemel zou gaan en vroeg hem: - "Zijn mijn biechten allemaal goed
geweest?" - Don Bosco glimlachte toen hij zag hoeveel geloof de dame in
hem stelde; maar zoals hij in dergelijke gevallen steeds gewoon was te
doen, probeerde hij dan op een beleefde manier weg te geraken en stelde
haar enkele vragen om haar zoveel mogelijk gerust te stellen.
Ook ernstige zieken wist Don Bosco op bijzondere manier gerust te
stellen.
Toen hij op 16 maart tot ons, zijn clerici, over de dood sprak,
bracht hij ons onder ogen, hoe deze vreeswekkende stap ook de braafsten
en ook de grootste heiligen schrik had aangejaagd. "Wanneer ik echter",
zo zei hij, "een of andere ernstige zieke ga opzoeken, zeg ik hem niet
dat hij zich moet voorbereiden, dat hij misschien niet sterft en geneest;
het zijn middelen die de onrust voor de dood niet wegnemen. Maar ik wijs
erop dat we in Gods hand zijn, die de beste vader is die er bestaat, die
voortdurend over ons welzijn waakt en die weet wat het beste voor ons is
en wat niet. Dan spoor ik hem aan zich in zijn handen toe te vertrouwen,
zoals een zoon zich overgeeft in de handen van zijn vader, en daarom rus-
tig te blijven. Dat brengt de zieke verlichting in zijn angst voor de
dood; dan vindt hij oneindig veel troost in de gedachte dat zijn lot in

10.9 Page 99

▲back to top
- VII/94 -
de handen van God is, en behoudt hij de vrede en bereidt zich voor in af-
wachting van wat Hij in zijn oneindige goedheid over hem zal beschikken."
Bij het bed der lijdenden bewerkte Don Bosco echter nog veel meer
dan woorden van opbeuring en troost. Mevrouw Delfina Marengo schreef ons:
"In de winter van het jaar 1862 werd mijn moeder, die toen veertig
jaar was, ernstig ziek door tyfus en longontsteking en na ongeveer twee
maanden, naderde haar einde. Toen zij de heilige sacramenten ontvangen
had, met inbegrip van het heilig Oliesel, werd zij bezocht door de die-
naar Gods Don Bosco, op verlangen en uitnodiging van de theoloog Felice
Golzio, die de biechtvader van de zieke was.
Zodra Don Bosco bij haar bed kwam, vroeg hij haar minzaam hoe ze
zich voelde en zij, die volkomen helder van geest gebleven was, herkende
en bedankte hem. Toen liet de heilige man mij en mijn zuster samen met
hem drie Weesgegroeten bidden; en toen dat gebeurd was, wendde hij zich
tot mij, daar ik de oudste was, en zei: "Vat moed, uw moeder zal niet
sterven, om- dat jullie beiden nog te jong zijn en jullie hebben haar nog
te veel nodig." - Hij richtte zich dan tot de zieke en vervolgde: - "Want
ik heb tot de Heer gezegd dat Hij u hier uw vagevuur zou laten doormaken;
dus moet u zich er niet over verwonderen als u beproefd wordt." - Mijn
moeder, die een heilige vrouw was, zei met ijle stem: - "Ik wil de wil
van God doen!" Daarop zei Don Bosco: - "Dan is het goed". - Hij zegende
haar en ging heen.
Van dat ogenblik af begon mijn moeder beter te worden en de volgen-
de dag vroeg zij de dokter verlof om wat asperges te mogen eten. De dok-
ter, die verwonderd was dat hij haar nog levend aantrof, voelde haar pols
en antwoordde: - "Geen asperges, maar een stuk kip." - De tijd van haar
herstel was langdurig en moeilijk, doch zij genas volkomen en ongeveer
dertig jaar lang werd ze geen enkele keer meer ziek.
Haar beproevingen waren overvloedig vooral van morele aard, en tel-
kens als er zich weer een nieuwe moeilijkheid voordeed, zei mijn moeder
altijd: - "Kijk, daar is weer een visitekaartje van Don Bosco."
Toen het ogenblik van haar dood gekomen was, die haar op vijfenze-
ventigjarige leeftijd wegnam, werd zij bijgestaan door de priester Don
Valimberti, kapelaan van de Carmine, en die niet wist wat Don Bosco zo-
veel jaren geleden gezegd had. Hij troostte mij met te zeggen, dat het
hem voorkwam, dat mijn moeder haar vagevuur hier al in deze wereld gehad
had, en dat dit reden was om te hopen dat zij rechtstreeks naar de hemel
zou gaan.
Don Bosco was niet minder wonderbaarlijk in het Oratorio. "Op de
avond van 21 maart", zo schrijft Don Bonetti, "stapte hij op het klein
verhoog om het avondwoordje voor de jongens te houden. Hij bleef enkele
ogenblikken in gedachten verzonken als het ware om even adem te halen en
toen begon hij:

10.10 Page 100

▲back to top
- VII/95 -
"
Ik moet u een droom vertellen. Stel u het ogenblik van de
" recreatie in het Oratorio voor, waarbij een levendig en opgewekt
" geschreeuw weerklinkt. Het scheen me toe dat ik aan het raam van
" mijn kamer stond te kijken naar mijn jongens, die op de speel-
" plaats heen en weer liepen en zich naar hartelust vermaakten met
" spelen, rennen en springen. Toen ik groot geraas bij de ingang van
" de portiersloge hoorde en mijn blikken daarheen wendde, zag ik een
" persoon de speelplaats opkomen, lang van gestalte, met een hoog
" voorhoofd, de ogen vreemd diep in de kassen en met een lange witte
" baard en eveneens schaarse witte haren, die van het hoofd golvend
" tot op de schouders neerhingen. Hij leek in een lijkwade gewikkeld
" die hij met zijn linkerhand tegen zijn lichaam getrokken hield,
" terwijl hij in de rechterhand een lantaarn droeg met een donker-
" blauwe vlam. Hij liep langzaam en ernstig voort. Soms bleef hij
" staan en het hoofd en lichaam voorover gebogen liep hij speurend
" rond, alsof hij iets zocht, dat verloren was. Op die manier liep
" hij over de speelplaats en ging overal rond tussen de jongens die
" met hun spel doorgingen. Daar ik niet wist wie dat zijn kon, ver-
" loor ik hem, verbaasd als ik was, geen ogenblik uit het oog. Toen
" hij op de plaats gekomen was, waar op het ogenblik de ingang is
" van de schrijnwerkerwerkplaats, bleef hij staan voor een jongen,
" die juist op het punt stond zich te meten met een jongen van de
" tegenpartij die met hem volop opging in het baarspel en bracht
" met zijn lange arm de lantaarn tot hij het gezicht van de knaap.
" "Dat is ie", zei hij en knikte krachtig twee of driemaal met het
" hoofd. Hij hield de jongen zonder meer in dat hoekje en gaf hem
" een briefje, dat hij uit de plooien van zijn mantel tevoorschijn
" haalde. De jongen nam het briefje aan, vouwde het open, las het,
" werd bleek en vroeg: - " En wanneer? Gauw of later?" - Met een
" grafstem antwoordde de oude man: - "Kom, het uur heeft voor je ge-
" slagen." "Kan ik tenminste doorgaan met spelen?" - "Ook onder het
" spel kun je verrast worden!" - Daarmee bedoelde hij op een onver-
" wachte dood. De jongen beefde, wilde wat zeggen, zich verontschul-
" digen, maar kon niet. Terwijl de geest een zoom van zijn kleed
" losliet, wees hij met de linkerhand naar de ingang: - "Kijk, daar",
" zei hij tot de jongen: - die doodkist is voor jou. Kom gauw." -
" Men zag dat de kist geplaatst werd in het midden van de toegang
" naar de tuin. Ik ben niet voorbereid, ik ben nog te jong, bleef de
" knaap maar roepen. Zonder verder nog iets te zeggen verliet de an-
" der, haastiger dan hij gekomen was, het Oratorio.
"
Toen de geest verdwenen was en ik me begon af te vragen wie
" het geweest mocht zijn, werd ik wakker.
"
Uit wat ik gezegd heb, kunnen jullie afleiden dat een van
" jullie zich moet voorbereiden, daar de Heer hem spoedig naar de
" eeuwigheid zal roepen. Ik, die toeschouwer van het schouwspel was,
" weet wie het is en ik ken hem omdat ik hem gezien heb, toen die
" onbekende hem het briefje overhandigde: hij is hier aanwezig en
" hoort mij, maar ik zal het niemand zeggen, voor hij dood is. Ik
" zal echter niet verzuimen te doen wat ik kan om hem erop voor te
" bereiden goed

11 Pages 101-110

▲back to top

11.1 Page 101

▲back to top
- VII/96 -
" te sterven. Thans moet iedereen daar maar eens over nadenken, om-
" dat, terwijl hij denkt: 'Wie weet wie het is'! hijzelf het kan
" zijn. Ik heb jullie nu gezegd zoals het is, omdat, als ik dat niet
" zou gedaan hebben, de Heer me later verantwoording zou kunnen vra-
" gen door te zeggen: - "Hond! waarom blaf je niet als het tijd is?"
" Iedereen denke erom zich in een goede gesteldheid te brengen en
" heel zeker gedurende de drie dagen die ons nog resten van de no-
" veen voor het feest van Maria Boodschap. Men storte bijzondere ge-
" beden tot dat doel en iedereen bidde tijdens die dagen op zijn
" minst een Weesgegroet tot Maria voor degene die moet sterven. Op
" die manier zal hij, als hij dit leven verlaat, verscheidene hon-
" derden Weesgegroeten tot zijn beschikking hebben die hem een grote
" steun zullen zijn.
Toen hij van de katheder was afgekomen, vroegen enkelen hem onder
vier ogen dat hij minstens, als hij niet wilde zeggen wie het was, zou
verklaren of hij vroeg of later zou moeten sterven. Hij antwoordde dat er
misschien nog twee feesten, die met een P beginnen, voorbij zouden gaan.
Maar het zou ook kunnen, vervolgde hij, dat er misschien geen enkel meer
zou voorbijgaan en dat de betrokkene over twee tot drie weken zou ster-
ven.
"Die mededeling had allen een huivering door de leden doen gaan,
daar iedereen vreesde dat hij de betrokkene was. Evenals bij andere gele-
genheden had dit een heel goede uitwerking en daar elk aan zijn eigen lot
dacht, werd er de volgende dag al meer gebiecht dan gewoonlijk."
Verscheidene dagen lang stonden vele jongens rond Don Bosco om hem
te vragen of zij het waren die voorbestemd waren om te sterven. Er werd
veel aangedrongen, maar Don Bosco bracht het gesprek telkens op iets an-
ders en zei niets. Twee gedachten bleven intussen vast in de geest van de
jongens gehecht. Dat het een onverwachte dood zou zijn, en dat het zou
gebeuren voor de twee feesten, waarvan de eerste letter met P begon, zou-
den gevierd worden, Pasen en Pinksteren. Het eerste feest viel dat jaar
op 20 april.
"In het Oratorio heerste er een gespannen verwachting, toen op
woensdag 16 april, zo vervolgt de kroniek van Don Bonetti, in zijn huis
de jonge Luigi Fornasio uit Borgaro in de provincie Turijn, op twaalfja-
rige leeftijd stierf. Ten opzichte van hem vallen er enkele dingen op te
merken. Toen Don Bosco zei, dat er één sterven moest, begon hij, hoewel
niet slecht een waarlijk voorbeeldig leven te leiden. In de eerste dagen
vroeg hij Don Bosco een generale biecht te mogen spreken. Don Bosco wil-
de dat niet toestaan, omdat hij dat al eens gedaan had, maar toen hij
hem gevraagd had hem die af te nemen, werd het hem als bijzondere gunst
toegestaan. Hij deed het in twee of drie keren. Op dezelfde dag dat hij
om die gunst vroeg of op de dag waarop hij met zijn biecht begon, begon
hij zich tegelijkertijd minder goed te voelen; hij bleef enkele dagen in
het Oratorio en was steeds minder in orde. Toen twee van zijn broers hem
kwamen opzoeken, en hoorden dat hij ziek was, vroegen ze Don Bosco dat
hij Luigi een poosje naar huis zou laten gaan.

11.2 Page 102

▲back to top
- VII/97 -
Don Bosco gaf zijn toestemming. Op diezelfde dag, of de dag ervoor, had
Fornasio zijn generale biecht beëindigd en de H. Communie ontvangen. Hij
ging naar huis, bleef nog een paar dagen op, maar werd toen bedlegerig.
Zijn kwaal werd erger, ze woedde in zijn hoofd, ontnam hem de spraak en
van lieverlee verloor hij het gebruik van zijn verstand. Het staat vast
dat hij niet meer kon biechten of communiceren. De goede vader Don Bosco
ging naar Borgaro om hem op te zoeken. Fornasio herkende hem nog; hij
wilde spreken, maar omdat hij dat niet kon, begon hij van verdriet te
huilen en met hem de hele familie. De dag daarop stierf hij.
"Toen het bericht van dit overlijden in het Oratorio bekend was,
vroegen verscheidene clerici aan Don Bosco of het Fornasio was die in de
droom dat briefje ontvangen had, en de dienaar Gods liet doorschemeren
dat hij dat niet geweest was. Toch hielden sommigen die dag vol, dat de
voorspelling in het geval van Fornasio in vervulling was gegaan.
"Diezelfde avond (16 april) kondigde Don Bosco dit overlijden aan
de jongens aan en vertelde bijzonderheden erover, waarbij hij opmerkte
dat het geval voor allen een grote les inhield. Wie tijd heeft, wacht de
tijd niet af; laten wij ons niet misleiden door de duivel, met de hoop de
zaken van onze ziel op het ogenblik van onze dood in orde te kunnen bren-
gen. Toen hem in het openbaar gevraagd werd of het Fornasio was die had
moeten sterven, zei hij dat hij voor het ogenblik niets wilde zeggen. Hij
voegde er echter aan toe dat het in het Oratorio de gewoonte was, dat de
jongens twee aan twee stierven, en dat de ene de andere roept; en daarom
zullen wij op onze hoede blijven en de waarschuwing van de Heer in prak-
tijk brengen steeds bereid te zijn, Estote parati quia qua hora non pu-
tatis filius hominis veniet.
"Toen hij de katheder verlaten had zei hij tegen enkele priesters
en onbewimpeld, dat het niet Fornasio geweest was die in de droom het
briefje van de geest ontvangen had.
"Op 17 april bevond Don Bosco zich gedurende de speeltijd na het
middagmaal op de speelplaats, omgeven door een aantal jongens, die hem
nieuwsgierig ondervroegen. - "Zegt u ons toch de naam van degene die
sterven moet!" - Glimlachend gaf Don Bosco met het hoofd te verstaan dat
hij het niet zou zeggen. De jongens drongen echter aan.
"Als u het ons niet wil zeggen, zegt u het dan toch tegen Don
Rua." - Don Bosco bleef het hoofd schudden.
aan.
"Noemt u ons dan de eerste letter van zijn naam", drongen enkelen
"Willen jullie het echt weten? Wat dat betreft zal ik aan jullie
verzoek voldoen", zei Don Bosco. Degene die het briefje van die geheim-
zinnige oude man ontvangen heeft, draagt een naam die met dezelfde letter
begint als de naam van Maria."

11.3 Page 103

▲back to top
- VII/98 -
"Het duurde niet lang of in heel het huis was bekend wat Don Bos-
co gezegd had. Men probeerde het te raden, maar dat was moeilijk, daar
meer dan dertig leerlingen een familienaam hadden die met de letter M
begon.
"Het ontbrak echter niet aan argwanende geesten. Er bevond zich
een ernstige zieke in huis, die Luigi Marchisio heette, en aan wie velen
twijfelden of hij nog wel zou genezen. En inderdaad, op 18 april werd
hij overgebracht naar zijn eigen familie. In de veronderstelling dat Don
Bosco op deze Marchisio gezinspeeld had, zeiden ze: - "Als het zo is,
zou ik ook wel hebben kunnen raden dat er iemand sterven moest en dat
zijn familienaam met dezelfde letter als de naam van Maria begint."

11.4 Page 104

▲back to top
- VII/99 -
H O O F D S T U K XIV.
We gaan door met de kroniek van Don Bonetti. "Op 20 april, Paas-
dag, ging het slecht met Don Bosco en hij kon zich ternauwernood staande
houden. Daar hij erg veel last van zijn maag had, kon hij bijna niet
spreken. Niettemin las hij de H. Mis in de kerk en hoorde hij biecht van
de jongens vanaf half zeven tot 9 uur. We brachten hem onder ogen, dat
hij verplicht was zich te ontzien en niet zoveel moest werken. Hij gaf
ons ten antwoord: "Och, mijn dierbaren, het is nu de tijd om te werken,
wanneer ik er niet meer zal zijn, zullen er anderen zijn die het beter
doen dan ik. Het grote aantal vreemde jongens die me gisterochtend omga-
ven, deden de tijd twaalf of veertien jaar geleden voor mijn geest opdoe-
men, toen ik soms 150 jongens en meer in het zondagsoratorio had, die
allen bij me wilden biechten. Wat hielden ze van me en hoeveel goed kon
men hun doen!"
"Daarna begon hij te spreken over het grote nut van de catechismus
gedurende de vasten, terwijl hij ons, clerici, enkele aanwijzingen gaf
die we moesten volgen bij het behandelen van bepaalde onderwerpen. Met
betrekking tot het vloeken zei hij tot ons, dat we grote voorzichtigheid
aan de dag moesten leggen als we daarover met de jongens spraken en nooit
de afschuwelijke termen herhalen die sommigen met de heilige naam van God
verbonden. Hoewel het ons bij de vermaningen of in de catechismusles
voorkwam dat men ze moest uitspreken om een verduidelijking te verkrijgen
of een berisping te geven.
"En bijna met tranen in de ogen verzekerde hij ons: "Het doet me
meer pijn een dergelijke vloek te horen, dan een flinke oorvijg te krij-
gen, en ook bij het biechthoren voel ik me, na twee of drie van zulke
zonden gehoord te hebben, zo beklemd, dat ik haast niet meer kan."
"We hebben hem doen opmerken dat de theoloog Borel op de preek-
stoel niet zelden, als hij het over het vloeken had, deze uitsprak op de
manier waarop het gepeupel dat doet.
Don Bosco antwoordde op die opmerkingen: - "Theoloog Borel is heel
ijverig en ontelbaar het aantal bekeringen dat hij bewerkt heeft met zijn
preken vol levendige verhalen en dialogen. Niettemin hoor ik zulke dingen
toch niet graag zeggen. Ik heb hem al verschillende malen aangemaand, ge-
smeekt zich van dat gebrek te beteren, maar het blijkt dat de gewoonte en
de vurigheid bij het spreken het hem soms onmogelijk maken." Tot hier Don
Bonetti.
In de kroniek lezen we dan de volgende aantekening.

11.5 Page 105

▲back to top
- VII/100 -
"21 april. Doordat velen hetzij hier, hetzij elders, heel erg in
beslag genomen waren door het geven van catechismusles en andere bezig-
heden, hebben we niet meer kunnen schrijven en evenmin is onze commissie
nog bijeen kunnen komen. Thans beginnen we ter ere Gods weer met ons
werk, waarbij we ieder brokje tijd zullen gebruiken om de dingen te be-
schrijven, die ons het opmerkelijkste voorkomen in het leven van Don
Bosco. We beginnen meteen met de verwezenlijking van de droom."
Deze paar woorden geven ons de verzekering dat de commissie gevormd
om de feiten uit het leven van Don Bosco te verzamelen de afgelopen twee
jaar voortdurend was doorgegaan met zich van haar taak te kwijten door te
onderzoeken, goed te keuren of te verbeteren wat door Bonetti, Ruffino en
door enkele andere van haar leden geschreven was.
Don Bonetti vulde in de kroniek dus de leemten van de maanden maart
en april aan en hervatte zijn verhaal met te noteren wat er was uitgeko-
men van de voorspelling in de droom van 21 maart.
"Sinds de bekendmaking daarvan was er een maand verlopen en de
heilzame vrees die door Don Bosco's woorden was gewekt begon bij sommigen
af te nemen. Velen bleven echter zeggen: - "Wie zal er sterven? Wanneer
zal hij sterven?" - Pasen, de eerste P is voorbij!.
"Maar zie, op 25 april, stierf onvoorzien en door een beroerte ge-
troffen de 13-jarige Vittorio Maestro, geboortig uit Viora, Mondovi. Het
was een jongen van onberispelijke deugdzaamheid, die meermalen per week
te communie ging. Tot de dag van de voorspelling had hij een perfecte ge-
zondheid genoten; doch twee weken geleden had hij een beetje pijn in de
ogen gekregen en 's avonds begon zijn gezichtsvermogen te verminderen; na
twee of drie dagen werd hij ook wat pijn in de maag gewaar. De dokter be-
val hem, 's morgens niet tegelijk met de anderen op te staan, maar tot
een later uur te blijven rusten.
"Toen Don Bosco hem op een morgen op de trappen was tegengekomen,
had hij hem gevraagd: - "Wil je naar de hemel gaan?"
"Jazeker", antwoordde Maestro.
" Bereid je dan voor"! vervolgde Don Bosco. - De jongen keek hem
even met een beetje ongerustheid aan, maar in de mening dat het voor de
grap gezegd was, herstelde hij zich weer gauw. Overigens begon Don Bosco,
die zich enkele dagen lang met hem bezighield, hem voor te berei- den met
voorzichtige waarschuwingen en haalde hem ertoe over een generale biecht
te spreken, waarover Maestro erg blij was.
"Op 24 april kwam een jongen, die Maestro op het terras van de
ziekenzaal zag zitten, op een zonderling idee en, terwijl hij naar Don
Bosco toeging, zei hij: - "Is het waar dat Maestro degene is die dood zal
gaan?" - "Wat weet ik daarvan"! antwoordde Don Bosco. "Vraag het hem
zelf!"

11.6 Page 106

▲back to top
- VII/101 -
De jongen sprong op het terras en stelde Maestro de vraag. Deze
begon te lachen en ging Don Bosco verzoeken, hem toe te staan een poosje
naar huis, naar zijn familie te mogen gaan. - "Heel graag", antwoordde
Don Bosco hem, "maar laat je, voor je weggaat, een verklaring van de dok-
ter over je ziekte geven." - Dit antwoord troostte de jongen bijzonder,
want hij redeneerde: "Er moet er een sterven in het Oratorio. Als ik naar
huis ga, blijkt daaruit dat ik het niet ben; ik zal een wat langere va-
kantie hebben en kom genezen terug."
"Op vrijdag 25 april stond Maestro met de anderen op, woonde de
heilige Mis bij en keerde naar de slaapzaal terug; omdat hij zich erg moe
voelde, legde hij zich te bed en gaf tegenover zijn kameraden te kennen
hoe blij hij was dat hij naar huis ging.
"Intussen klonk om negen uur de klok voor de school en de kameraden
begaven zich naar hun klassen, terwijl ze afscheid namen van Maestro en
hem een prettige vakantie wensten en een behouden terugkeer. Hij bleef
alleen op de slaapzaal achter. Tegen tien uur kwam de ziekenverpleger
Maestro waarschuwen dat de dokter ieder ogenblik kon komen en dat hij dus
moest opstaan en naar de ziekenafdeling komen om met hem te spreken en
het met Don Bosco overeengekomen briefje in ontvangst te nemen.
"Kort daarna volgde het teken dat de dokter gekomen was, en een
jongen van de aangrenzende slaapzaal die ook wat ongesteld was, ging naar
de deur van Maestro's slaapzaal en riep: - "Maestro, Maestro, het is tijd
voor het onderzoek." - Hij riep eenmaal, hij riep tweemaal, maar Maestro
gaf geen antwoord. De andere jongen dacht dat hij in slaap gevallen was.
Toen ging hij naar zijn bed toe, nam hem bij een arm, riep hem, schudde
hem, maar de ander bleef onbeweeglijk. Men kan zich niet voorstellen hoe
die makker schrok. Hij schreeuwde! - "Maestro is dood!" Hij rende weg om
het te vertellen en de eerste die hij tegenkwam was Don Rua, die zich
haastte en nog net op tijd kwam om hem de absolutie te geven, terwijl de
jongen de laatste adem uitblies. Direct werd Don Alasonatti gewaarschuwd
en ik (Bonetti) ging Don Bosco halen.
"Het bericht van die dood verspreidde zich als een lopend vuurtje
door de klassen en de werkplaatsen. Velen kwamen toelopen en knielden en
baden voor de ziel van de overledene. Enkelen hoopten dat Maestro nog in
leven was en kwamen naar het bed toe met beddenwarmers en sterke drank-
jes. Maar alles wat nutteloos. Toen Don Bosco kwam, zag hij direct dat
iedere hoop ijdel was, het leven was geweken. Ieders hart was van spijt
vervuld, vooral omdat Maestro deze wereld verlaten had zonder ook maar
een enkele vriend aan zijn bed te hebben. Toen Don Bosco zag hoe over-
stuur de jongens waren, verzekerde hij hen dat Maestro het eeuwige ge-
luk bekomen had. Hij had 's woensdags nog gecommuniceerd; en vooral had
hij zich sinds Allerheiligen tot op deze dag zodanig gedragen, dat hij
volkomen bereid was voor de dood. De clerici en de jongens kwamen allen
naar de overledene kijken en hem betreuren, terwijl ze erkenden dat met
zijn dood de droom in vervulling was gegaan.

11.7 Page 107

▲back to top
- VII/102 -
"Don Bosco hield 's avonds een ontroerende toespraak die allen de
tranen in de ogen bracht. Hij deed opmerken hoe God twee van onze kamera-
den had weggenomen in een tijdruimte van negen of tien dagen en zonder
dat een van beiden de laatste troostmiddelen van onze heilige godsdienst
had kunnen ontvangen! - Hoe bedrogen komen zij uit, zo riep hij uit, zij
die zeggen te willen wachten tot het einde van hun leven met hun gewe-
tenszaken in orde te brengen! Maar laten we de Heer dankbaar zijn, dat
hij met deze twee gevallen twee kameraden naar de eeuwigheid geroepen
heeft, die zich, naar wij zeker kunnen aannemen, in een goede zielsge-
steltenis bevonden. Hoeveel groter zou ons verdriet zijn, als de Heer had
toegelaten dat het twee andere geweest waren, die in huis geen voldoening
geven!"
"Dit sterfgeval werd een zegen des Heren. 's Zaterdags 's morgens
en 's avonds vroegen de jongens in grote aantallen, een generale biecht
te mogen spreken. Met een paar woorden stelde Don Bosco hen gerust. Daar-
na zei hij openhartig: "Maestro is degene die ik in de droom dat briefje
in ontvangst heb zien nemen. Wat een erg grote troost voor me betekent
is, dat hij, zoals verschillenden me verzekerd hebben, ook diezelfde
vrijdagmorgen nog de sacramenten heeft ontvangen, zodat zijn dood, hoe
betreurenswaardig ook, niet onverwacht gekomen is."
In de voormiddag van zondag de 27ste april werd het stoffelijk over-
schot van Maestro naar het kerkhof gedragen. Men merkte een omstandigheid
op, waardoor de voorspelling van dit sterfgeval nog nauwkeuriger bewaar-
heid werd. Toen Don Bosco droomde, dat de persoon of de geest het briefje
aan Maestro gaf, zag hij hem onder de gaanderij tegenover de toegang die
naar de tuinen leidde. Van op die plaats wees hij de jongen naar de kist,
die in de doorgang stond, niet ver van hem vandaan.
"Toen de doodgravers kwamen, de grote trap voorbij, droegen zij de
doodkist tot onder de gaanderij bij de ingang van de doorgang. Ze vroegen
stoelen om ze, in afwachting van de priester en de leerlingen die de kist
naar het kerkhof zouden vergezellen, erop te zetten."
We moeten hier nog aan toevoegen dat Don Giovanni Cagliero, die
tegenwoordig was, en de kist op die plaats zag staan, terwijl het anders
de gewoonte was ze aan het einde van de gaanderijen te plaatsen naast de
deur van de trap bij de kerk, deze nieuwigheid niet prettig vond. Voor-
al niet toen hij hoorde dat de doodgravers zelf de stoelen, die op de ge-
wone plaats al waren gereedgezet, hadden laten halen. Daarom drong hij
erop aan dat de kist naar de gewone plaats zou gebracht worden; maar de
doodgravers wonden zich op en mopperden en wilden ze niet verplaatsen.
Op dat ogenblik kwam Don Bosco uit de kerk en toen hij ontroerd
de kist zag staan, zei hij tot Don Francesia en de anderen die bij hem
waren: - "Wat een toeval!... In de droom heb ik ze precies daar gezien."
Deze feiten werden ook beschreven in een relaas van Don Secondo
Merlone.

11.8 Page 108

▲back to top
- VII/103 -
Maar als niemand van de leerlingen wist dat het Maestro was die
sterven moest, dan waren er toch twee in huis die zijn naam kenden en er
ook iets meer van afwisten.
Op het eind van februari was er een leerling gestorven, die sinds
enige tijd het Oratorio verlaten had. Twee clerici, die al wat langer in
sacris waren, en van wie de een Don Giovanni Cagliero was, hadden dat
overlijden vernomen; en op zekere morgen kwamen zij Don Bosco tegen toen
hij van de trap afkwam om naar de speelplaats te gaan en zij deelden dit
voor hem steeds smartelijk verlies mee. Don Bosco antwoordde: - "Hij zal
niet de enige zijn. Eer er twee maanden verlopen zijn, moeten er nog twee
sterven." - Hij noemde ook de naam. Niet zelden deed de dienaar Gods on-
der geheimhouding dergelijke vertrouwelijke mededeling aan iemand van wie
hij wist dat hij met veel gezond verstand begiftigd was; zo konden de
aangewezen jongens zonder er erg in te hebben, door zo iemand op een
vriendschappelijke manier aangespoord worden om zich goed te gedragen, de
sacramenten te ontvangen en zich tegelijkertijd ver te houden van ieder
gevaar dat hun ziel zou kunnen schaden.
De twee clerici belastten zich graag met die taak van engelbewaar-
der, maar tegelijkertijd namen ze een blad papier, schreven er de voor-
spelling op, met de datum van de dag waarop Don Bosco ze gedaan had en de
twee namen en ondertekenden ze. Nadat ze op het bureau van de prefect het
papier van stempels voorzien hadden, deponeerden zij het daar waar het
zorgvuldig werd bewaard.
Na zevenenveertig jaren missieleven bevestigt Mgr. Cagliero wat wij
beschreven hebben en hij herinnert zich nog het medelijden dat hij voel-
de, toen hij die twee jongens opgewekt heen en weer over de speelplaats
zag rennen en spelen, zonder de minste gedachte aan het lot, al was het
nog niet zo ongelukkig, dat hun te wachten stond. Eveneens herinnert hij
zich nog de vervulling van de voorspelling op het vastgestelde ogenblik,
en de ontroering van de prefect toen hij de zegels van het briefje ver-
brak dat twee maanden van tevoren geschreven was.
"In die dagen, zo vervolgt Don Bonetti, begonnen de jongens, die
behoefte hadden aan afleiding na die droevige gedachten, Don Bosco te
spreken over die geheimzinnige hond, die hem bij verschillende ontmoe-
tingen gered had van zoveel aanvallen van boosdoeners. Met veel geestig-
heden doorkruid begon Don Bosco, na verschillende episoden uit zijn le-
ven verteld te hebben, de moed van de fameuze grijze hond te beschrijven,
zodat de jongens er verrukt over waren en smakelijk lachten.
"Ze vroegen hem of het al lang geleden was dat hij hem nog gezien
had en hij antwoordde, dat hij hem het vorige jaar nog gezien had en door
hem vergezeld was op een heel late avond, toen hij niemand anders bij
zich had.
"- "Een keer", zo vervolgde hij, "zag ik hem plotseling voor me op
de weg van Buttigliera naar Moncucco, toen het al laat in de avond was en

11.9 Page 109

▲back to top
- VII/104 -
hij verdedigde me tegen grote honden, die, uit een nabije boerderij me
weinig vriendelijk tegemoet gekomen waren."
We kunnen wel zeggen dat de geschiedenis van die hond iets heel
merkwaardigs en tegelijkertijd iets bovenmenselijks is, te meer daar hij,
naar het soms schijnt, alleen voor Don Bosco zichtbaar was.
Don Giovanni Garino schreef ons inderdaad: "In 1862 kwam Don Bosco
me op een zaterdag na het middageten rond twee uur roepen, om met hem mee
te gaan in Turijn. Bij de portiersloge gekomen wil hij een voet op de
drempel zetten, maar ik, die achter hem liep, zag dat hij moeite had om
naar buiten te komen en dat hij het nu eens aan de ene, dan aan de andere
kant probeerde, maar hij slaagde er niet in erdoor te komen. Opeens keer-
de hij zich om en zei: "Ik kan niet naar buiten; de Grijze wil het niet!"
En daar hij niet over dit hardnekkige beletsel heen kon, keerde hij terug
en die dag ging hij niet uit.
De volgende dag hoorde ik dat zich het gerucht verspreidde, dat de
vorige dag iemand op de loer gelegen had om Don Bosco een lelijke streek
toe te brengen.
Met de generale communie en de begrafenis van Maestro werd in het
Oratorio dus op godvruchtige wijze de zondag in Albis gevierd. "'s
Avonds", zo vertelt de kroniek, "ontbrak de predikant en daarom moest Don
Bosco de preekstoel beklimmen. Het was een preek als van een heilige. De
tranen liepen hem uit de ogen en riepen de onze te voorschijn. Hij sprak
over de feesten, die oudtijds gevierd werden en Paasfeesten genoemd wer-
den daar het acht dagen voorgeschreven feestdagen waren. Daarna zette hij
uiteen waarom deze zondag in Albis genoemd wordt, d.w.z. omdat op die
zondag de catechumenen, gekleed in het wit van hun doopdag, het witte
kleed aflegden. Vervolgens sprak hij over de verschijning van Jezus aan
de apostelen, over de instelling van het sacrament van de biecht. Tot be-
sluit koos hij de groet: Pax vobis. Hij zei dat het tijd was, vrede met
de Heer te sluiten; hij prees de barmhartigheid van God die door ons be-
ledigd wordt en toch de eerste is om ons de vrede aan te bieden, terwijl
wij Hem die toch zouden moeten aanbieden en Hem die met hete tranen zou-
den moeten vragen. Is er misschien iemand in deze kerk, zo zei hij, die
aan een beledigde God, die hem het eerst de vrede aanbiedt, niettemin de
oorlog wil verklaren? Laat ons dan, beste jongens, die vrede aanvaarden.
Het einde van ons leven zal komen en als we op die dag vrede met God ge-
sloten hebben, zal Jezus Christus, op dat verschrikkelijke ogenblik van
de dood, in ons oor deze mooie groet laten weerklinken: Pax vobis. Dat
zal dan een eeuwige vrede zijn."

11.10 Page 110

▲back to top
- VII/105 -
H O O F D S T U K XV.
Al hield Don Bosco heel veel van de zielen der jongens die in zijn
Oratorio waren opgevoed, niet minder genegenheid droeg hij de leerlingen
van het kleine seminarie van Giaveno toe, voor wie hij voor de Heer even-
eens verantwoordelijk was. In het begin van het schooljaar en in de maand
januari van 1862, was hij hen gaan opzoeken tot groot voordeel van de
studie, de roepingen en de wederopbloei van de meest uitgelezen deugden.
Zijn woorden waren opgenomen als komende uit de mond van een heilige en
hij had zich bereid verklaard om de biecht te horen van de hele communi-
teit.
Maar zekere kleinzielige gemoederen, onbekend met de wegen van de
Heer konden de heilzame invloed die hij op die jongens uitoefende, en het
vertrouwen dat zij in hem stelden, niet lijden en vooral beviel het hun
niet, dat hij bepaalde richtlijnen en adviezen meende te moeten geven aan
degenen die hijzelf had aangesteld voor de directie van het seminarie.
Vandaar ontstemming en kritiek.
Een gezagvol kerkelijke persoon had Don Bosco bij verschillende
gelegenheden geschreven en hem op een vriendelijke manier te verstaan
gegeven, dat het niet raadzaam was dat hij zich te veel in die leiding
mengde, en dat hij er beter voor kon zorgen zich overal buiten te houden
om bij de rector geen argwaan te wekken. Don Bosco, die wel wist wie deze
brieven ingegeven had, ging in zijn antwoord over deze kwestie luchtig
heen. Het was hem wel niet onbekend dat het Concilie van Trente een semi-
narie onder het diocesane gezag gesteld had, maar het diocees had nog
niet het mandaat durven herroepen, dat hem zoveel macht gegeven had.
Intussen stierf de aartsbisschop die zijn voornaamste steun was.
Enkele van de geestelijken van Giaveno, opgestookt als ze waren door de
ontevredenen, kwamen ertoe, te zeggen dat Don Bosco met zijn overheersing
van het college, de curie het prestige deed verliezen dat haar alleen
toebehoorde. In deze zin schreven ze aan kanunnik Vogliotti, waarbij ze
de stand van zaken voorstelden op een manier die zijn eigenliefde wel
moest kwetsen. De heren van de curie namen deze klachten en verlangens in
overweging; en omdat in Giaveno het oude aanzien in stand gebleven was,
besloten zij Don Bosco te verzoeken zich niet meer met het seminarie te
bemoeien.
Een van hen kwam naar Valdocco en zei hem: - "Don Bosco, we zijn
u heel erkentelijk voor wat u voor ons gedaan heb. U moet echter goed be-
grijpen dat het hier om een seminarie van het diocees gaat en dat het
daarom wenselijk is dat er in Giaveno een directie zou zijn die uniform

12 Pages 111-120

▲back to top

12.1 Page 111

▲back to top
- VII/106 -
is aan die welke in verschillende andere van onze seminaries gelden."
- "Wat vindt u dan voor storends en wat bevalt u niet in onze
leiding?" merkte Don Bosco op.
- "Het komt ons voor, dat er een te ver gaande godsvrucht onder
de jongens heerst en dat er een te veelvuldig gebruik van de sacramenten
gemaakt wordt. Er zijn er die dat veelvuldig gebruik misbruik vinden."
- "En welk ander middel zou men in de plaats willen stellen voor
een waarachtige opvoeding van de jeugd, en voor de ontwikkeling en beves-
tiging der geestelijke roepingen?"
- "Het schijnt dat de nog steeds van kracht zijnde voorschriften
voldoende zijn; en zoveel communies ademen te zeer de geest van het je-
zuïtische systeem."
- "Jezuïtisch! Wel, als de jezuïeten tot de ontdekking zouden ge-
komen zijn dat dit beter is voor de opvoeding van de jeugd, stel ik me
onmiddellijk aan hun zijde."
- "Maar begrijp toch!... De tijden waarin we leven, zijn zo hele-
maal in tegenstelling met iedere schijn van godsdienstig fanatisme...; uw
systeem dat zo geheel verschilt van dat wat de vorming der seminaristen
in al de seminaries van Piëmonte bepaalt...; de vijandige partijen die
ons beschuldigen en ons in diskrediet proberen te brengen bij het volk,
met boosaardige insinuaties, ironie, sarcasme tegenover nieuwe devo-
ties..."
- "Jawel! U hebt gelijk", onderbrak Don Bosco hem, "ik begrijp
heel goed waar uw redenering moet op uitlopen... Ik heb me veel moeite
moeten doen en me moeten onderwerpen aan offers voor dat kleine semina-
rie... Ik heb er een groot aantal jongens heen gestuurd, die zonder mijn
uitnodiging ergens anders heengegaan zouden zijn, ofwel thuis gebleven
zijn... Ik heb voor het personeel gezorgd... En dat alles om toe te ge-
ven en te gehoorzamen aan een duidelijke uitnodiging van uw kant, die me
volkomen vrijheid van handelen beloofde... En nu willen ze me aan kant
zetten. Goed dan..."
- "0, dat in geen geval!"
- "0, neen? Mijn waarde Heer, ik ben niet zo blind om dat niet te
zien... het niet te begrijpen..."
- "U moet de zaak niet verkeerd opvatten. Stel u voor, dat we u
zouden willen uitsluiten! U zult steeds degene zijn die de hoogste direc-
tie zou hebben, we zullen u steeds beschouwen als een vooraanstaande wel-
doener... Alleen verzoeken we u de anderen hun gang te laten gaan... u
niet te mengen in wat de werkzaamheid van die rector betreft... Daarbij
zullen er ook minder moeilijkheden zijn voor U..." En hij eindigde met
hem te doen inzien dat omwille van de vrede, het beter zou zijn dat hij
gedurende enige tijd geen voet meer in het kleine seminarie zou zetten.
Zonder verder iets op te merken antwoordde Don Bosco vastberaden
maar rustig: - "Als het zo is, dan trek ik me terug!"

12.2 Page 112

▲back to top
- VII/107 -
De dag na dit gesprek begaf kanunnik Vogliotti zich naar Giaveno.
Hij vertelde aan rector Don Grassino over de verwachte en besliste terug-
trekking van Don Bosco uit de directie; hij liet de clericus Vaschetti
bij zich komen; hij bepraatte hem zodanig en beloofde hem een kerkelijk
patrimonium, alsook dat hij een jaar eerder tot priester gewijd zou wor-
den, zodat hij toegaf om zijn werk in het kleine seminarie voort te zet-
ten. De clericus Vaschetti was Don Bosco heel toegedaan, maar was niet
door bijzondere verplichtingen aan hem gebonden; van de andere kant ver-
langde hij een vaste plaats in het diocees te verkrijgen en zijn ideaal
was een parochie waar hij met ijver zijn ambt kon vervullen.
De clericus Ruffino echter, die van Giaveno afkomstig was, kwam
de bijzonderheden te weten van de intriges die al meer dan een jaar te-
gen Don Bosco op touw gezet waren en kon niet anders dan uitroepen: -
"Dat is werkelijk verraad!"
In een dergelijke overtuiging schreef een der oudere clerici van
het Oratorio een heel scherpe brief aan Vaschetti, die deze aan Don Bos-
co doorzond en er zijn beklag over deed. Don Bosco antwoordde hem als een
goede vader, hem geruststellend, en nog vandaag de dag (1909) bewaart hij
deze brief tot zijn geruststelling en rechtvaardiging. Don Bosco had aan
hen die hem toebehoorden geschreven naar het Oratorio terug te keren; Don
Grassino echter, deed hun volgens ontvangen instructies, het voorstel
openlijk zijn partij te kiezen. Boggero en Bongiovanni gaven er de voor-
keur aan, Don Bosco te gehoorzamen; ze lieten er geen gras over groeien
en zij gingen te voet daar ze geen geld hadden om de reis te betalen, van
Giaveno weg en keerden naar het Oratorio terug. Opgemerkt dient, dat deze
clerici zich twee jaar lang gratis alle inspanningen getroost hadden zon-
der de geringste geldelijke vergoeding.
Don Bosco zelf was voldaan over het feit dat hij voor het aarts-
bisdom een instituut had kunnen behouden waar men zulke grote verwach-
tingen van had; hij had het instituut ten koste van ernstige inspannin-
gen tot bloei gebracht en zich teruggetrokken zonder aanspraak te maken
op enigerlei vergoeding.
Desondanks scheen het in die tijd en gedurende verscheidene jaren
daarna, dat er een samenzwering tegen hem op touw gezet was. Telkens als
er in het Oratorio een priester of een clericus verbleef, die verstande-
lijk heel begaafd was of heel deugdzaam, dan probeerde steeds iemand hem
met grote beloften over te halen om degene, die zoveel voor hem gedaan
had en voor zijn onderhoud en zijn studies had gezorgd en hem als een ge-
liefde zoon toegedaan was geweest, te verlaten. Wellicht was die raadge-
ver met de beste bedoelingen van de wereld bezield, maar intussen zag Don
Bosco niet zelden die clerici verdwijnen op wie hij zijn verwachtingen
gebouwd had.
Don Bosco koesterde echter geen wrok. Het is wonderbaarlijk dat
men al degenen die met de dienaar Gods van gevoelen verschilden of andere
belangen voorstonden, ook waar het ernstige aangelegenheden betrof, men

12.3 Page 113

▲back to top
- VII/108 -
diepe ontroering over hem hoorde spreken en dat zij zich de welwilendheid
herinnerden, waarmee hij hen bleef bejegenen. Don Grassino verklaarde in
onze tegenwoordigheid en in die van Don Vaschetti, dat Don Bosco, na de
gebeurtenissen in Giaveno, hem herhaaldelijk veel genegenheid getoond
had, en dat hij hem het recht gaf zijn intrek in het Oratorio te nemen en
er aan tafel plaats te nemen, zo vaak hij wilde.
Ook met de aartsbisschoppelijke curie wilde hij geen onenigheid.
Don Michele Rua verklaarde onder ede: "Na de dood van Mgr. Fransoni, zag
Don Bosco zich voor de noodzaak gesteld, zijn werk in stand te houden te-
genover verlangens die de ondergang ervan betekend zouden hebben, zoals
ook het verdedigen van rechten die hem door de overleden aartsbisschop
waren verleend, of zelfs door de paus; doch steeds toonde hij zich vol
eerbied en onderwerping in alles wat niet in strijd was met het behoud
van zijn instituut. Af en toe ontstonden er meningsverschillen met be-
trekking tot de clerici: de ene keer omdat men wilde dat dezen hun lessen
als internen zouden volgen op het seminarie van het diocees, een ander-
maal omdat men erop aandrong dat ze minstens de school van de ceremoniën
zouden volgen met de geestelijkheid van de stad. Zonder zich echter te
beklagen over dergelijke eisen, bracht Don Bosco dan onder ogen, wat hij
allereerst met zoveel offers gedaan had voor de clerici, dat hij grote
behoefte aan hen had en hem van de andere kant de middelen ontbroken zou-
den hebben om hen in het seminarie te onderhouden. Tegelijkertijd droeg
hij er zorg voor, dat zijn clerici de klassen van het seminarie van Tu-
rijn als externen bezochten en voor de ceremonielessen verschafte hij hun
als leermeesters enkelen van degenen die als leraren optraden van de
geestelijkheid van de stad; en als hij daarover niet kon beschikken, ver-
ving hij hen door enkele bekwame geestelijken die bij de curie in aanzien
stonden. Op die manier overtuigde hij de vicarissen of pro-vicarissen,
die hem zoveel moeilijkheden bezorgden.
Aldus ging hij te werk totdat Rïccardi di Netro in 1867 tot aarts-
bisschop van Turijn benoemd werd.
Maar hoe verliep intussen het lot van het klein seminarie in Gia-
veno? We hebben hierboven getrouw weergegeven wat onze metgezel Vaschet-
ti, thans kanunnik pastoor en deken van Volpiano ons vertelde; en op
grond daarvan vervolgen wij ons verhaal.
Don Grassino had al gauw de fout ingezien, die hij begaan had door
de waardevolle steun die hem door Don Bosco verleend werd, af te wijzen.
De clericus Vaschetti bleef zijn rector echter met ware heldenmoed ter
zijde staan, door hem voortdurend aan de voornaamste raadgevingen te her-
inneren, die Don Bosco hun bij herhaling had ingeprent, en belastte zich
zonder zich te sparen met de toenemende en eerder al veelvuldige werk-
zaamheden; maar op het eind van 1863 wilde hij zich, dit leven moe, te-
rugtrekken. Kanunnik Vogliotti probeerde hem met nieuwe beloften van zijn
voornemen af te brengen door hem een aantrekkelijke geldelijke beloning
te geven voor zijn gratis verrichte diensten gedurende drie jaren; hij
oefende werkelijk, hoewel op beminnelijke wijze, morele druk op hem uit,

12.4 Page 114

▲back to top
- VII/109 -
maar de ander hield voet bij stuk. Hij trad in het Convitto Ecclesiastico
en twee jaar lang kwam hij iedere zondag naar het Oratorio om catechis-
musles te geven aan de jongens en met Don Bosco te praten.
Wat Giaveno aangaat, kon de Curie dit seminarie en ook de andere
van Bra, Chieri en Turijn, financieel onderhouden, want de regering, die
de vicaris-generaal kanunnik Fissore - even vastberaden in het handhaven
van de rechten van de kerk als Mgr. Fransoni - haatte, had met voldoening
de benoeming van de vicaris capitulaties kanunnik Zappata, die de faam
genoot toegeeflijker te zijn, vernomen. Daarom gaf zij aan deze niet al-
leen het prachtige gebouw van het grootseminarie terug, maar ook al de
inkomens, zodat vele seminaristen gratis gehuisvest werden.
Materiële middelen alleen zijn echter niet voldoende om een commu-
niteit te doen bloeien. De rector van Giaveno met zijn heftige natuur,
bedierf alles doordat hij niemand meer naast zich had die hem kon remmen
of waarschuwen; en het scheen wel dat hij Don Bosco en zijn raadgevingen
vergeten was. Don Giovanni Turchi ging er als leraar van het gymnasium
heen in het jaar 1863-1864 en tot zijn verwondering zag hij niets en hij
hoorde geen woord dat nog herinnerde aan de verdiensten van de dienaar
Gods.
De rector, die ieder jaar het aantal van zijn leerlingen steeds
meer zag verminderen, moest in 1866 zijn ontslag indienen. De rectoren,
die hem tot 1872 opvolgden, waren niet fortuinlijker dan hij, zodat de
leerlingen in aantal zo erg achteruitgingen dat er nog slechts enkele
tientallen overbleven.
Dat dit gebeurde is niet te verwonderen, daar de menselijke instel-
lingen min of meer hoogten en laagten kennen; doch deze die tot de kerk
behoren en bezield zijn met haar geest, zullen er gemakkelijk weer boven-
op komen.
Aldus geschiedde ook met het kleine seminarie van Giaveno. Drie
jaar lang bestuurde Mgr. Lorenzo Gastaldi al het aartsdiocees Turijn; op
zekere dag ontbood hij Don Vaschetti, die toen al pastoor in Volpiano was
en liet zich heel de geschiedenis van het verleden betreffende het semi-
narie van Giaveno vertellen. De oorzaak van zijn vroeger verval, de door
Don Bosco toegepaste middelen om het er weer bovenop te brengen, de voor-
waarden die hij aan de curie gesteld had bij het aanvaarden van de lei-
ding en de redenen waarom hij zich gedwongen gezien had, zich terug te
trekken. Don Vaschetti bracht een getrouw verslag uit aan monseigneur;
deze keurde de gedragslijn van Don Bosco volkomen goed en verklaarde ver-
volgens er beslist op te staan, dat in het seminarie van Giaveno de op-
voedingsmethoden zouden worden toegepast die Don Bosco er ingevoerd had.
Bij het horen van deze lof verstoutte Don Vaschetti zich, denkend
aan de kwesties die er al tussen de aartsbisschop en Don Bosco gerezen
waren, te vragen: - "Maar waarom, monseigneur, bestrijdt u Don Bosco?"

12.5 Page 115

▲back to top
- VII/110 -
- "Omdat ik die schat voor ons diocees wil behouden, en voorkomen
dat ze ten voordele van anderen zal strekken." - En vervolgens voegde
hij eraan toe: - "Het zijn de middelen die Don Bosco toepast om de semi-
naristen voor zichzelf te behouden, die me niet bevallen."
Don Vaschetti antwoordde: "Zo is het toch niet, monseigneur. Kijk,
ik ga nu naar het Oratorio, waar ik vijf jongens uit mijn parochie heb,
die binnenkort het priesterkleed zullen aantrekken in het seminarie."
Na deze inlichtingen legde Mgr. Gastaldi de hand aan de hervorming
van het kleine seminarie van Giaveno en op de eerste plaats benoemde hij
priester Giuseppe Don Aniceto uit Susa tot rector, die hij in september
1875 in zijn nieuwe ambt bevestigde. Opgevoed in de Piccola Casa della
Divina Providenza had hij door de zorgen van kanunnik Anglesio met andere
van zijn kameraden de gymnasiumklassen van het Oratorio bezocht. Bij de
plechtige sluiting van het schooljaar had Don Bosco, toen hij hem de eer-
ste prijs uitreikte, tot hem gezegd: - "Denk erom, dat de Heer grote
plannen met jou heeft." - Behalve dat hij grote kwaliteiten als opvoeder
had, beschikte hij over een grote ervaring; want hij was eerst assistent
en naderhand professor in dat seminarie geweest. Mgr. Gastaldi had hem,
in overeenstemming met de idee van Don Bosco, volledig gezag verleend
voor de inwendige gang van zaken in het instituut; en door zijn toedoen
voerde Don Aniceto weer in, wat in het Oratorio van Valdocco geschiedde
voor de geestelijke leiding: al de godsvruchtoefeningen die daar in zwang
waren en vooral de veelvuldige communie. Zodoende bracht hij binnen korte
tijd dat instituut weer tot bloei ten bate van het diocees. Gedurende de
24 jaar dat hij er rector was, was het aantal leerlingen ieder jaar boven
de 250. Hij moest daarom nieuwe gebouwen oprichten en de grondslag leggen
voor een indrukwekkende kapel. Erg streng als hij was in het wegzenden
van de jongens wier moreel gedrag te wensen overliet, kweekte hij een
heel groot aantal roepingen. Mgr. Pechenino, die jaren lang dit seminarie
als studie-directeur bezocht, zei altijd dat hij daar steeds het gevoel
had, alsof hij zich in het Oratorio bevond. Hetzelfde zouden de salesi-
aanse professoren, Don Celestino Durando en Don Giovanni Battista France-
sia, getuigen, die er dikwijls uitgenodigd waren om de leerlingen examens
af te nemen.
Don Bosco verheugde zich over het vele goede dat er in Giaveno ge-
schiedde, en dat dit gebeurde door de opvolgers van Don Aniceto onder de
drang van de aansporingen die hij er van het begin af aan had doen gel-
den. Hij kon, zoals in tal van andere gelegenheden de woorden van de hei-
lige Paulus herhalen: Quid enim? Dum omni modo, sive per occasionem, sive
per veritatem Christus annuntietur; et in hoc gaudeo, sed et gaudebo.(1)
(1) Fil. 1,18.

12.6 Page 116

▲back to top
- VII/111 -
H O O F D S T U K XVI.
Al in 1861 had Don Bosco voorzien dat hij zich uit Giaveno zou te-
rugtrekken en voelde hij zich gedrongen door een levendig verlangen zich
in een ander college van Piëmonte te interesseren. Het ging er hem om,
zijn clerici een nieuw arbeidsveld te verschaffen voor het uitoefenen van
hun ijverige werkzaamheid. Op het gepaste ogenblik nodigde het gemeente-
bestuur van Dogliani in het diocees Mondovi hem uit, om de leiding op
zich te nemen van het stedelijke college en van de kostschool.
Ziehier, hoe de zaak zich ontwikkelde volgens het relaas dat onze
vereerde vriend, kanunnik Anfossi, er ons schriftelijk over meedeelde.
"In het jaar 1861, toen ik nog clericus was, werd ik door de heer theol.
Francesco Reggio, pastoor van Vigone, naar een klein dorpje gebracht. In
Dogliani waren we te gast bij de voorname familie Bruno. In die dagen -
het was op het einde van augustus - hield het gemeentebestuur van Dogli-
ani zich bezig met de reorganisatie van de scholen en van het college, en
men wist niet waarheen zich te wenden om er wat nieuw leven in te blazen
en een goede leiding ervoor te vinden. Advocaat Bruno, het hoofd van het
gezin, waarin ik en mijn pastoor als gasten waren opgenomen, was lid van
de gemeenteraad en sprak over de moeilijkheden waarin het gemeentebe-
stuur zich bevond. Pastoor Reggio zei: - "Ze moeten zich tot Don Bosco
wenden, dan zullen ze gewaar worden dat hun college en het gymnasium zul-
len bloeien zowel wat het aantal jongens als de studieresultaten be-
treft." - Dat voorstel werd aangenomen en ik werd door de gemeenteraad
ermee belast er met Don Bosco over te spreken. Na de kerk bezichtigd te
hebben, keerde ik naar het Oratorio terug en deelde Don Bosco mee, wat
men mij gezegd had."
"Don Bosco, zo ontleent de kroniek van Don Bonetti hier aan het re-
laas van Anfossi, ging graag op dat verzoek in, dat gesteund werd door de
pastoor van de HH. Quirico en Paulo, kanunnik Drochi Alfonso en begon te
onderhandelen voor een overeenkomst. Op een avond in het begin van mei
1862, toen hij zich temidden van de clerici bevond, toonde hij een groot
verlangen om het college van Dogliani te krijgen; hij verzekerde dat dit
college bijna door hem aanvaard was, en dat hij al dacht over de personen
die hij erheen zou moeten sturen. Ik bid veel, zei hij tot hen, en laat
bidden om te weten te komen aan welke clerici ik een dergelijke zending
moet toevertrouwen. Om tot een besluit te komen, ga ik aldus te werk.
Eerst denk ik aan een van u; daarna schrijf ik hem op een lijst; vervol-
gens wend ik me tot de Heer; tenslotte spreek ik met de bewuste en ga
alles na, om zeker te zijn. Daarna ga ik over tot een ander en zo vervol-
gens. Doch dat is nog niet alles. Ik wil noch nu, noch naderhand een huis
openen zonder eerst de goedkeuring te hebben van het kerkelijke gezag;

12.7 Page 117

▲back to top
- VII/112 -
daarvoor ga ik er persoonlijk naar toe of schrijf; en zolang ik zijn uit-
gesproken toestemming niet heb, neem ik geen beslissing."
Op die manier gaan de heiligen te werk, om er zeker van te zijn de
wil van God te doen.
Op de avond van 26 mei beval Don Bosco zich vurig aan in de gebeden
van zijn jongens met de verklaring dat hij zich in grote zorgen bevond.
We wisten niet goed welke die konden zijn. Sommigen veronderstelden dat
er tegenwerking en moeilijkheden waren bij het aannemen van het college
van Dogliani, gerezen van de zijde van de bisschop van het diocees. Van
de ene kant zou Don Bosco zijn woord al gegeven hebben aan het gemeente-
bestuur; van de andere zou hij niets willen doen tot ongenoegen van de
bisschop. Anderen beweerden dat de gang van zaken in Giaveno hem dwars-
zat, terwijl weer anderen verzekerden dat er kwesties met betrekking tot
de "Letture Cattoliche" waren.
"Don Bosco, zo herneemt kanunnik Anfossï, verlangde zijn werk uit
te breiden; hij liet de zaak een poosje op haar beloop, wisselde enkele
brieven en nam mij met zich mee naar Dogliani. Advocaat Bruno achtte zich
gelukkig ons te ontvangen; daags daarop kwam de gemeenteraad bijeen; de
wederzijdse voorstellen werden aanhoord, en waren voldoende gunstig. Aan
Don Bosco zou, na het verrichten van de nodige herstellingen, het open-
baar gebouw van de lagere jongensschool en van het gymnasium gegeven wor-
den evenals het gebouw voor de kostschool; 14.000 lires per jaar voor het
assisterend en onderwijzend personeel, dat evenwel door Don Bosco zou be-
noemd worden of door de directeur die hij er zou aanstellen.
De volgende morgen, terwijl de gemeenteraad overleg pleegde, ging
Don Bosco naar het klooster van de zusters dominicanessen dat in Boven-
Dogliani lag, om er de heilige Mis op te dragen. Hij werd vergezeld van
pastoor Don Drochi, die roep van heiligheid genoot en een uitstekende
predikant was; ik ging met hen mee om te dienen. Ik herinner me dat Don
Bosco na de mis een prachtige toespraak tot de zusters hield, waarbij hij
hun klooster vergeleek met het aards paradijs, zoals dat beschreven wordt
in de Heilige Schrift en volgens de opvatting van de Heilige Vaders.
"Toen we daarna in het huis Bruno waren teruggekeerd, kwam er be-
zoek vanwege de gemeenteraad, die de voorwaarden meedeelde op grond waar-
van men gaarne de kostschool met de andere scholen aan Don Bosco zou toe-
vertrouwen. Deze luisterde en maakte nog enkele opmerkingen. De burge-
meester drong er bij hem op aan, de leiding definitief te aanvaarden en
Don Bosco zei tenslotte: - "Ik neem het aan, echter onder één voorwaarde
en wel dat de bisschop van Mondovi, Mgr. Ghilardi, mijn werk goedkeurt;
daarom ben ik van plan van hier naar hem toe te gaan, om zijn mening te
vernemen en zijn toestemming te krijgen." - De leden van de gemeenteraad,
vol bewondering voor de voorzichtigheid van de dienaar Gods en overtuigd
van de redelijkheid van zijn voorstel, vonden dat goed.

12.8 Page 118

▲back to top
- VII/113 -
"Onverwijld besliste advocaat Bruno dat men zou middageten én zich
onmiddellijk daarna naar Mondovi begeven. Ik maakte de reis mee. Mon-
seigneur ontving ons heel vriendelijk; de achting die deze voortreffe-
lijke en geleerde bisschop Don Bosco toedroeg was heel groot; hij ver-
leende ons gastvrijheid, het avondeten werd er gebruikt en ieder had een
mooie kamer om de nacht door te brengen.
"Doch thans is het belangrijk dat ik het gesprek aanhaal met be-
trekking tot het doel van onze reis. Don Bosco zette de verlangens van
de burgemeester en van de raadsleden van Dogliani uiteen, en zijn bedoe-
ling om erop in te gaan om een middel in de hand te hebben om goed te
doen aan de jeugd, vooral voor het kweken van geestelijke roepingen. Mon-
seigneur erkende dat het werk van Don Bosco zeker tot goede resultaten
zou leiden, daar hij de gang van zaken in het Oratorio van Valdocco ken-
de, waar hij nooit verzuimde aan te lopen telkens als hij naar Turijn
kwam. - Maar, zo vervolgde hij, als u, mijn beste Don Bosco, zich in
Dogliani vestigt, zult u bewerken dat binnen weinige jaren tijd mijn
kleinseminarie leegloopt! Neemt in plaats daarvan liever mijn seminaries
onder uw leiding, ik ben bereid ze u toe te vertrouwen; maar doet u me
een genoegen en ga niet naar Dogliani. Don Bosco merkte eerbiedig op, dat
er aan het seminarie niet het minste nadeel zou worden toegebracht, dat
hij zelfs het tegendeel daarvan voorzag. Maar omdat Mgr. Ghilardi in alle
geval bij zijn opvatting bleef, zag Don Bosco af van de overeenkomst, die
hij bijna met de gemeenteraad van Dogliani gesloten had en droeg mij op
in die zin aan advocaat Bruno te schrijven. Ik weet niet of hij ook nog
geschreven heeft. Dit feit toont aan hoe onderworpen Don Bosco was, niet
alleen aan de wil, maar ook aan de verlangens van de bisschoppen, zelfs
als het in zijn nadeel was.
Van dat alles was ik getuige. Kanunnik G.B. Anfossi.
Don Bosco had inderdaad steeds het grootste ontzag en de diepste
eerbied voor het kerkelijke gezag. Als hij in een of andere bisschops-
stad kwam, bracht hij een bezoek aan het heilig Sacrament in een kerk,
en ging daarna onmiddellijk zijn opwachting maken bij de bisschop; en
bij het afscheid verzocht hij knielend en met de grootste nederigheid
de zegen voor zichzelf en de zijnen.
Maar deze nederige en genegen eerbied kon toch niet de erge onaan-
genaamheden ongedaan maken, die hem sedert enige tijd kwelden en waarvoor
hij zich had aanbevolen in de gebeden van zijn jongens op 26 mei. Het
ging om de "Letture Cattoliche", die Don Bosco voortaan in de drukkerij
van het Oratorio wilde laten drukken. Voor de grotere duidelijkheid zal
het goed zijn een beetje geschiedenis daarover te vertellen.
De publicatie van de afleveringen was vanaf het begin heel voor-
spoedig gegaan, door het aantal abonnees, die vanaf 1853 tot 1862, ieder
jaar meer dan negenduizend in aantal waren. Don Bosco had het initia-
tief voor deze uitgave genomen en hij beschouwde ze als een onderneming
die hem toebehoorde; maar daar hij zich geassocieerd had met Mgr. Moreno,

12.9 Page 119

▲back to top
- VII/114 -
bisschop van Ivrea, en de uitgave in gemeen overleg met hem gesticht had,
moest hij hem een inmenging toestaan, vereist door de bisschoppelijke
waardigheid, activiteit, kennis, belangstelling en vriendschap waarmee
deze prelaat hem zo lange tijd had begunstigd. Monseigneur beschouwde
zich nu echter als medestichter en mede-eigenaar; en dat was in zoverre
verdiend als de reeks afleveringen groter gewicht ontleende aan zijn be-
scherming, of naar gelang van het aantal abonnees dat er in zijn diocees
bijeengebracht was. Zijn titel moest ook dienen tot meerdere garantie
voor de lening van een tamelijk aanzienlijk bedrag, die door markies Bi-
rago ter beschikking was gesteld om de noodzakelijke fondsen voor het
budget te verschaffen. In 1856 stond hij toe dat er een aandeel van hem
verkocht werd tegen 425 lires ten gunste van de "Letture Cattoliche",
waarbij hij zich echter zijn rechten op de waarde van dat aandeel voorbe-
hield; bovendien had hij enkele wissels getekend. Maar de gelden waren
door hem, na opvraag, verstrekt aan de erekanunnik van de kathedraal, de
theoloog Francesco Valinotti, aan wie het materiële beheer van de Letture
Cattoliche was toevertrouwd. Hij vertegenwoordigde de bisschop van Ivrea
en was één met hem.
Het kantoor van de "Letture" zoals blijkt uit de aflevering van
januari 1854, had aanvankelijk zijn zetel te Turijn aan de via Bogino,
nr. 3, tweede verdieping. Van daar verhuisde de directie in oktober 1855
naar de via S. Domenico, nr. 11. Daar werden de lijsten van de abonnees
bewaard en de registers voor het innen van de abonnementsgelden. De the-
oloog kwam enkele keren per week naar Turijn, inde het geld, schreef
nieuwe abonnees in en beantwoordde de brieven. Hij had de bevoegdheid om
overeenkomsten te sluiten met de drukkerijen, toe te zien op de uitvoe-
ring van het werk en op de betalingen. Als schrijfhulp had hij een be-
diende. Giuseppe Buzzetti en andere jongens van het Oratorio hielpen bij
het adresseren van de afleveringen en de verzending.
De theoloog Valinotti beschouwde zich ook al, omdat hij gemachtigd
was om zijn handtekening in plaats van die van de bisschop te gebruiken,
als de derde medestichter en mede-eigenaar. Het duurde niet lang of zijn
kantoor werd inderdaad het centrum van de directie, terwijl hij als de
baas optrad en zich ook als zodanig beschouwde. Op de programma's en op
vele omslagen van de afleveringen las men verschillende advertenties. -
"Abonnementen zijn te verkrijgen te Turijn, ten burele via S.Domenico no.
11. - Postwissels moeten uitsluitend op naam staan van de directeur der
"Letture Cattoliche." Alles wat de "Letture Cattoliche" betreft, brieven,
pakjes, reclames enz. moet uitsluitend gericht worden aan de directie van
de "Letture Cattoliche", via S.Domenico no. 11, Turijn, daar deze anders
iedere verantwoordelijkheid moet afwijzen. - Aanvragen voor werkjes die
in de "Letture Cattoliche" al verschenen zijn in vorige jaren moeten per
gefrankeerde brief met een postwissel voor de prijs der gewenste boeken
uitsluitend gericht worden tot de centrale directie van de "Letture Cat-
toliche, via S.Domenico nr. 11, Turijn."
Aan dit bureau moesten de bisschop en Don Bosco alles richten wat het
nodig had voor het in orde brengen van de rekeningen. Van deze rekenin-

12.10 Page 120

▲back to top
- VII/115 -
gen was de bisschop nooit op de hoogte geweest en hij was onwetend van
al wat er gebeurde, daar hij een onbegrensd vertrouwen in zijn vertegen-
woordiger had. Don Bosco, die voor alle arbeid zorgde, en alle boekjes
voorbereidde, vroeg soms vriendelijk hoe het zat met de boekhouding,
maar kreeg tot antwoord dat er ernstige schulden te betalen waren en dat
de kosten van het drukken de inkomsten verre te boven gingen.
Om de bisschop te ontzien berustte Don Bosco in dergelijke verant-
woordingen, of deed alsof, om niet een vriendschap te verbreken die zo-
veel jaren geduurd had en ook omdat hij een hekel had aan onenigheid,
die nadeel kon berokkenen aan zijn geliefde vereniging. Maar tegelijker-
tijd overwoog hij de mogelijkheid om de onderneming duurzaam te maken,
en ze als erfenis na te laten aan de salesiaanse congregatie en het
eigendom ervan daarin te consolideren. Daar zijn drukkerij in orde was,
had hij intussen besloten dat deze de opdracht zou krijgen om de afleve-
ringen van de "Letture Cattoliche" te verzorgen. De zaak kwam vanzelf-
sprekend tot zijn voordeel uit. Niettemin had hij met grote voorzichtig-
heid, schriftelijk en mondeling bij gelegenheid van bezoeken, de bis-
schop van de noodzakelijkheid van dit besluit trachten te overtuigen. Op
de eerste plaats voor het aanhoudende werk dat zijn leerlingen daardoor
zouden krijgen; op de tweede plaats door de grotere zuinigheid waarmee
dit werk zou uitgevoerd worden.
De bisschop keurde het goed; maar opeens ontving Don Bosco in de
eerste dagen van mei een brief uit naam van monseigneur, geschreven door
kanunnik theol. adv. Angelo Pinoli, provicaris-generaal, waarin deze
zich beklaagde over de tot stand gebrachte vernieuwing, waarvoor aan Don
Bosco, naar hij verzekerde, het recht als eigenaar ontbrak. Waardoor zou
de opvatting van de bisschop veranderd zijn? Waarschijnlijk door iemand
die er belang in had zo te handelen. Men had verondersteld dat Don Bosco
een eerste stap zou doen om zich te onttrekken aan een niet gewilde,
doch gedulde voogdij. Men vreesde dat wanneer deze drukorder aan Paravia
ontnomen werd, de drukker op zijn minst om betaling van zijn vorderingen
zou vragen en geen verder uitstel meer zou toestaan. Men zag het gevaar
van de verplichting, een rekening en verantwoording over de activa en
passiva te moeten overleggen, tot het regelen waarvan men om verschil-
lende redenen in die dagen niet kon besluiten. Daarom zag men het als
een redmiddel bij de bisschop staande te houden dat Don Bosco geen reke-
ning met diens rechten had gehouden, daar aan hem het eigendomsrecht van
de "Letture Cattoliche" toekwam. Dat zonder zijn steun Don Bosco weinig
succes gehad zou hebben, en dat de veranderingen van drukker gevaarlijk
zou kunnen zijn voor de "Letture" zelf.
Dit waren de motieven die kanunnik Pinoli zijn brief deden schrij-
ven; het heeft toch de schijn dat hij, die een vriend van Don Bosco was,
deze brief heeft moeten schrijven en dat anderen hem dicteerden.
De theol. Valinotti had zich belast met de taak hem naar het Ora-
torio te zenden; en aan hem richtte Don Bosco zijn antwoord.

13 Pages 121-130

▲back to top

13.1 Page 121

▲back to top
- VII/116 -
"
Geachte Heer Theoloog,
"
"
U kunt zich niet voorstellen, mijnheer de Theoloog, welke
" smartelijke indruk de brief, die U me hebt laten geworden met be-
" trekking tot de "Letture Cattoliche", op mij gemaakt heeft, zowel
" door het behandelde onderwerp, als door de persoon op wie hij be-
" trekking had. Gisteren heb ik meermalen geprobeerd erop te ant-
" woorden, maar de opwinding belette het mij telkens. Alleen deze
" morgen antwoord ik na het Misoffer te hebben opgedragen en alles
" aan de Heer te hebben aanbevolen, met eenvoudig de zaken in hun
" werkelijk aspect samen te vatten.
"
Ik heb me nooit kunnen voorstellen dat de "Letture Catto-
" liche" eigendom van anderen zou zijn. Ik heb het programma ervoor
" opgesteld, ben met het drukken ervan begonnen, ben er steeds mee
" bezig geweest,heb ze ijverig gecorrigeerd; elke aflevering werd
" door mij samengesteld of geredigeerd en naar stijl en manier van
" uitdrukken bijgewerkt. Ik ben steeds verantwoordelijk geweest voor
" wat er gedrukt werd. Ik maakte reizen en schreef en liet brieven
" schrijven voor de verspreiding ervan. De openbare mening, zelfs
" de H. Vader, beschouwde mij, zoals Hij in drie aan mij gerichte
" brieven verklaarde,als de oorspronkelijke bezitter van de "Lettu-
" re Cattoliche."
"
Steeds zelf beslissend wat er gedaan werd, heb ik onder
" mijn leiding, die nochtans verwaarloosd werd, de materiële zorgen
" voor de verzending en voor de boekhouding aan andere overgelaten.
"
Toen ik tenslotte zag dat er steeds vertraging optrad in het
" drukken, ben ik begonnen met enkele afleveringen bij de Drukke-
" rij Ferrando te laten vervaardigen; doch omdat het niettemin onmo-
" gelijk bleek regelmaat in het afdrukken te verkrijgen, heb ik be-
" sloten hier voor een drukkerij te zorgen. Ik heb letters laten
" maken, voor papier en formaten gezorgd, de grootte van de drukpers
" aangepast aan de druk van Paravia. Het drukken is begonnen, ik heb
" de stof voorbereid voor al de afleveringen van dit jaar. Ik ben
" dus voornemens het drukken in dit huis voort te zetten en zodoen-
" de werk te verschaffen aan onze arme jongens.
"
Uzelf, mijnheer de Theoloog, hebt het mij meermalen in deze
" bewoordingen gezegd: Maak haast, Don Bosco, met een drukkerij, zo-
" dat we ons uit de drukmoeilijkheden kunnen redden.
"
Ik geloof dat de brief van de heer advocaat Pinoli niet in
" overeenstemming is met de mening van monseigneur, daar hijzelf me
" verscheidene malen te Ivrea en ook te Turijn duidelijk aldus ge-
" zegd heeft: We moeten met deze "Letture" geen materieel nut na-
" streven; want als we er enige winst van krijgen, zal dat goed zijn
" voor het Oratorio dat er ongetwijfeld behoefte aan zal hebben. -
" Ik zou zeker een mooie winst hebben als ik, nadat ik voor deze
" Lectuur tien jaar lang hard gewerkt had zonder een stuiver schade-
" loosstelling, ze nu zelfs nog niet als werkstuk aan mijn jongens
" zou kunnen geven! Maar niemand zal me ooit het meesterschap kun-
" nen betwisten over iets dat door mij met zoveel moeite en zoveel
" kosten begonnen en voortgezet werd.

13.2 Page 122

▲back to top
- VII/117 -
"
Men zal kunnen zeggen: er zijn schulden te betalen. Dat men
" ze betale. Ik werk er al tien jaar voor en heb er geen stuiver
" van verwacht; zelfs thans wil ik die niet, daar vuig belang me
" nooit zal leiden in dingen die ter ere Gods strekken.
"
Ik vrees ten zeerste dat de duivel hier de hand in het spel
" zet en dat hij onder het mom van materiële belangen, scheuring
" tracht te brengen tussen personen en, wat we bij velen afkeuren,
" schade zal doen aan het weinige goeds dat men, zonder verplich-
" tingen en eigenbelang, ten voordele van de zielen zou kunnen be-
" werkstelligen.
"
Ik heb geschreven in een opgewonden gemoedsstemming als
" gevolg van de lelijke brief van advocaat kanunnik Pinoli, waar-
" door er misschien een of ander uitdrukking gebruikt kan zijn die
" scherp zou kunnen lijken, wat niet zo bedoeld is. Ik kan u zelfs
" verzekeren dat ik niets anders geschreven heb dan wat mij toe-
" schijnt tot meerdere eer van God en het heil der zielen te zijn.
"
Wees zo goed, mijnheer de theoloog, van deze brief medede-
" ling te doen aan de heer kanunnik Pinoli, en indien het u goed-
" dunkt, ook aan monseigneur Moreno zelf, die naar ik geloof beiden
" gemakkelijk begrip aan de dag zullen leggen voor de redelijkheid
" van mijn overwegingen.
"
Gelieve U intussen mij steeds te rekenen tot degenen die U
" in de Heer genegen zijn, terwijl ik met alle achting en eerbied
" mij van U, dierbare noem
"
uw toegewijde dienaar,
" Turijn, 10 mei 1862.
Pr. Bosco Giovanni.
Toen hij deze brief geschreven had, liet hij zijn plan helemaal
niet varen, maar vertrouwde hij zijn jongens, die al netjes waren begon-
nen te zetten, de manuscripten voor de "Letture Cattoliche" toe die in
de drukkerij van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales het licht
zouden zien.
De eerste aflevering, bestemd voor de maand juli was: "Teofilus of
de jonge kluizenaar, boeiend verhaal van kanunnik Cristoforo Schmid."
- Een noodweer werpt Teofilus op een onbewoond eiland midden in zee.
Drie jaren lang laat de goddelijke Voorzienigheid hem de middelen vin-
den om te voorzien in zijn behoeften en brengt hem uiteindelijk op won-
derbaarlijke wijze naar het strand van zijn vaderland. Daarmee wordt
aangetoond dat degene die bidt, het spreekwoord bevestigt dat het kwade
soms het goede voortbrengt en dat God alles ten beste weet te leiden.
De tweede aflevering voor de maand augustus: "Het Pausschap van
de H. Felix I en de H. Eutychianus, pausen en martelaren, door priester
Bosco Giovanni." (M.) Men bewijst er de zichtbaarheid van de ware Kerk.
Ook het lijden van verschillende roemrijke martelaren uit die tijd wordt
er beschreven. In bijlage worden de martelingen verteld die de H. Abt
Caritone te lijden had voor het geloof, zijn deugden en de stichting van
verscheidene kluizenaarskloosters in Palestina.

13.3 Page 123

▲back to top
- VII/118 -
De derde aflevering die van de persen van het Oratorio kwam voor
de maand september: "De vorst der duisternis of dogmatisch-morele opmer-
kingen over de boosaardige geesten en de vervloekte mensen, gevolgd door
het relaas van een duivelse verwoesting voorgevallen in het jaar 1858 in
Val della Torre."
Het beschrijft de uitwendige macht van de duivels op zichtbare
voorwerpen; hun bekoringen, hun obsessies: de magie, het magnetisme,
dansende en schrijvende tafels. Schrijver van het werkje is Frd. Carlo
Filippo uit Poirino, priester kapucijn.
Voor de maand oktober droeg de aflevering tot titel: "De twee we-
zen, of de vertroostingen van de katholieke godsdienst." Het is de ge-
schiedenis van een Engelse anglicaanse dame. Zij werd getroffen door het
schouwspel van een jong meisje dat zich op haar eerste communie voorbe-
reidt; door de goddelijke genade komt zij langzamerhand, met zachtmoe-
digheid doch onweerhoudbaar tot de kennis van de ware Kerk, verkrijgt de
bekering van haar stervende man, zweert zelf haar dwalingen af en treedt
in bij de karmelietessen. Don Bosco voegde er drie afschrikwekkende
voorbeelden van goddelijke bestraffingen aan toe, waardoor in die jaren
de vijanden van God, paus en bisschoppen getroffen werden. Tenslotte nam
hij er het reglement in op van de vrome vereniging van de maandelijkse
communie voor de huidige noden van de Heilige Kerk, canoniek opgericht
te Rome in de parochie van S. Lorenzo in Damaso.
Terwijl de typografen van Don Bosco opgewekt begonnen met het
drukken van deze boekjes, deed hij zijn best om de slechtgezindheid te
Ivrea te milderen. Hoewel hij vreesde dat er enige wanorde in de admi-
nistratie bestond als gevolg van onbekwaamheid of slordigheid, achtte
hij het daarom beter niet over de boekhouding te spreken. De theoloog
ging er onverstoorbaar mee door met evenals vroeger alle registers in
zijn kantoor te houden, met dit enige verschil dat de drukkerij van het
Oratorio de plaats ingenomen had van Paravia voor wat de werkopdrachten
en de winst betrof, ofschoon Don Bosco bepaald had dat er aan zijn vroe-
gere drukker nog opdrachten verstrekt zouden worden.
Zo bleven de zaken twee jaar lang lopen en de afleveringen ver-
meldden nog steeds het kantoor aan de via S. Domenico met de bovenge-
noemde advertenties, zoals in de uitgaven van Paravia vermeld.
De betrekkingen van Don Bosco met Mgr. Moreno hadden evenwel een
gevoelige knak gekregen.

13.4 Page 124

▲back to top
- VII/119 -
HOOFDSTUK
XVII.
Al waren de dagen van de eerbiedwaardige dienaar Gods voor hem ook
vol zorgen, ze waren steeds toch ook gekenmerkt door verheugende en zon-
derlinge voorvallen.
Bij akte van 9 november 1861, verleden voor notaris Turvano, had
Don Bosco, door geldnood gedwongen, een stuk weiland verkocht aan Gia-
como Berlaita van 0,35,04 hectare of 0,92,24 dagroeden groot, voor
4.480,20 lires. Het was vroeger eigendom geweest van de Filippi's en
grensde in het Noorden aan de omheining van het Oratorio. Berlaita, die
groentekweker was, had op zijn nieuw eigendom in 1862 een grote hoeveel-
heid kolen geplant die een goede oogst beloofden. Plotseling verschenen
er rupsen in een ongelooflijk aantal, die al zijn hoop in rook dreigden
te doen opgaan. Wanhopig en ontdaan ging hij er Don Bosco bijhalen, om
rituele bezweringen te bidden. Don Bosco ging erheen, gaf de zegen en
sloeg dan nog een praatje met Berlaita. Plots gebeurde er echter iets
vreemds. Al de rupsen zetten zich in beweging. Ze kwamen van de kolen af
en begaven zich naar het openstaande poortje van de omheining van het
Oratorio. Daarvoor liep een lange gracht vol stromend water waar een
plank overheen lag; de rupsen verdrongen elkaar daarop en begaven zich
naar de muur van de kapel van de H. Aloysius, klommen er tegenop, gin-
gen door het venstertje boven het altaar naar binnen om op de kroonlijs-
ten en de muren van deze kapel te gaan zitten.
De muren zagen zwart van de massa dode rupsen die ze bedekten, en
verschillende keren moest men ze er vanaf vegen. Iedereen in huis stond
stomverbaasd over dat onverklaarbare verschijnsel. Doch de moestuin van
Berlaita was er volkomen van verlost. Don Rua getuigt dit.
Don Giovanni Garino vertelde ons: "Het was 1862 en ik kreeg een
aanval van sluipkoorts die me steeds meer verzwakte, zodat ik me niet
meer met mijn filosofische studies kon bezighouden. Don Bosco wist dat
en gaf me een doosje met negen pillen, waarbij hij zei dat ik er iedere
morgen drie van moest nemen en een Weesgegroet bidden bij iedere pil.
Ik deed wat me gezegd was en de koorts was al gauw helemaal weg. Ik wil
eraan toevoegen dat ik van toen af tot nu toe (6 mei 1888) nooit meer
van koorts te lijden heb gehad."
Een vooraanstaande dame uit Turijn, zo tekent Don Bonetti aan,
vertelt het volgende over Don Bosco: - "De dienaar Gods was na veel aan-
dringen op zekere dag bij ons komen eten. Ik wilde hem een jongen aanbe-
velen, om hem in zijn Oratorio op te nemen, maar ik durfde er niet over
beginnen, omdat ik bang was dat hij dan een volgende keer niet meer bij

13.5 Page 125

▲back to top
- VII/120 -
mij thuis zou willen komen om dergelijke vervelende verzoeken te vermij-
den. Terwijl ik daarover zat na te denken, keerde Don Bosco zich opeens
tot mij en zei: - "Wat die jongen aangaat, zegt u me zijn naam maar en
komt u op het einde van de maand met hem bij me thuis." - Ik stond ver-
bluft toen ik dat hoorde want ik moest wel aannemen dat hij de gedachte
in mijn geest gelezen had."
Met die aantekening hervatte Don Bonetti de kroniek, met daarbij
een samenvatting van enkele avondwoordjes van Don Bosco tot de leerlin-
gen in de maand mei en van wat er in die maand aan gedenkwaardigs in het
Oratorio voorviel.
"2 mei. - Don Bosco beklom het verhoog in de spreekzaal en zei
dat hij ons drie dingen wilde inprenten: opgewektheid, arbeid en gods-
vrucht. Bij herhaling citeerde hij het gezegde van de H. Filippus Neri
tot diens jongens: - "Als het de tijd ervoor is, loop en spring dan
maar, en vermaken jullie je zoveel als je wilt, maar om 's hemels wil,
doe geen zonde."
"4 mei. - Don Bosco sprak tot de jongens over de manier waarop
hij wilde dat ze de Mariamaand zouden doorbrengen, toen hij plots van
onderwerp veranderde en zei: - "Nu schiet me opeens iets te binnen dat
ik niet kan nalaten bekend te maken. Wie weet of we in de loop van deze
maand niet iemand zullen moeten begraven?... We zullen afwachten!" - En
hierna nam hij de draad van zijn onderwerp weer op, terwijl hij ons al-
len verbaasd deed opkijken bij die ongebruikelijke manier van spreken.
"6 mei. - Het valt haast niet onder woorden te brengen, hoe groot
de genegenheid van Don Bosco was voor de Heilige Stoel en de paus. Van-
daag deed hij de jongens opmerken dat paus Pius IX, die toch in beslag
genomen wordt door de aangelegenheden van heel de wereld, niettemin zijn
gedachten en zorgen liet uitgaan naar de arme jongens van het Oratorio,
verborgen in een hoekje van Turijn, hun zijn apostolische zegen zond en
hen overstelpte met gunsten in allerlei vormen. Daarom greep hij die ge-
legenheid aan om ons aan te sporen hem te beminnen, en niet zozeer als
Pius IX, maar als paus, die door Jezus Christus aan het hoofd van de
Kerk gesteld was. Hij eindigde met te zeggen: - "Ik zou willen dat Pius
IX in elke jongen van het Oratorio een ijverige verdediger zou vinden,
in welke hoek van de aarde hij zich ook mocht bevinden."
"Enkele dagen later, toen hij de leden van zijn congregatie toe-
sprak, zei hij: - "Het katholicisme verliest gaandeweg iedere dag iets
van de materiële middelen om goed te doen, de steun van de mogendheden
en vele zielen die eraan ontrukt worden door de trouweloosheid van zijn
vijanden. Het is thans de tijd om ons steeds dichter rond Pius IX te
scharen en met hem te strijden, zo nodig tot in de dood. De dwazen zul-
len zeggen dat bepaalde ideeën een stijfhoofdige gril van Pius IX zijn;
het doet er niet toe; het zal veel beter zijn met Pius IX naar de hemel
te gaan omwille van een dergelijke gril van hem, dan naar de hel te gaan
met al de bedrieglijkheid en grootheid van de wereld."

13.6 Page 126

▲back to top
- VII/121 -
"8 mei. - 's Avonds vergaderde Don Bosco in zijn kamer na het
avondgebed, met alle priesters, clerici en jongens van wie hij wist dat
ze bereid waren bij hem in het Oratorio te blijven en deel uit te maken
van de vrome sociëteit. Hij begon met te beschrijven, hoe edel, verdien-
stelijk en goddelijk de zending was van wie geroepen is om de zielen te
redden; hij toonde aan hoe groot de liefde van Jezus Christus voor de
kinderen was; hij spoorde ons aan onvermoeibaar te werken voor de jeugd;
hij deed opmerken dat de oogst overvloedig was en dat de goddelijke
Voorzienigheid onze moeite op wonderbare wijze zou zegenen. Daarop stel-
de hij ons voor te proberen ons met nauwere banden van liefde te binden
aan de goddelijke Zaligmaker, d.w.z. aan God het onderhouden van de re-
gels te beloven en de gelofte van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid
voor drie jaar af te leggen.
"Gedurende een heel jaar hadden wij ons op deze grote gebeurtenis
voorbereid en op de uitnodiging van Don Bosco werd er, daar niemand enig
bezwaar uitte, besloten dat wij de volgende woensdag onze geloften zou-
den afleggen."
Onze-Lieve-Vrouw had Don Bosco in deze aan Haar toegewijde maand
de grootste vreugde bereid. De dienaar Gods zou eveneens zijn gelofte om
religieus te worden, die hij afgelegd had toen hij nog een kleine jongen
was, nageleefd hebben.
"14 mei 1862. - Een gedenkwaardige dag! Men leest in de verslagen
van het kapittel: "De medebroeders van de sociëteit van de H. Franciscus
van Sales werden door de rector bijeengeroepen en het merendeel heeft
zich gebonden aan de ontstane sociëteit door het formeel afleggen van de
driejaarlijkse geloften. Dat gebeurde als volgt:
"Don Bosco, rector, in koorhemd gekleed, nodigde elk uit te knie-
len en toen ook hij geknield was, begon hij het Veni Creator aan te hef-
fen, dat in beurtzang tot het einde toe werd voortgezet. Na het Oremus
van de Heilige Geest, werd de Litanie van de Heilige Maagd gebeden met
het Oremus. Daarna werd een Onzevader, Weesgegroet en Gloria tot de H.
Franciscus van Sales gebeden, waaraan de eigenlijke aanroeping en het
Oremus toegevoegd werd. Toen deze gebeden geëindigd waren, spraken de
medebroeders - in sacris D. Alasonatti Vittorio, D. Rua Michele, D. Sa-
vio Angelo, D. Rochietti Giuseppe, D. Cagliero Giovanni, D. Francesia
Giov.Batt. D. Ruffino Domenico; de clerici Celestino Durando, Giovanni
Battista Anfossi, Giovanni Boggero, Giovanni Bonetti, Carlo Ghivarello,
Francesco Cerruti, Luigi Chiapale, Giuseppe Bongiovanni, Giuseppe Lazze-
ro, Francesco Provera, Giovanni Garino, Luigi Jarac, Paolo Albera; de
leken Ridder Federico Oreglia di S. Stefano, Giuseppe Gaia, luidop en
duidelijk alle tezamen de formule der geloften uit: de onstandvastigheid
van mijn wil kennend enz. Daarna zette iedereen zijn handtekening in een
apart boek."
Don Bonetti schreef: "14 mei. - Voor de eerste maal werden deze
avond op veler verlangen, formeel de geloften van armoede, zuiverheid en
gehoorzaamheid afgelegd door verschillende leden van de pas gestichte

13.7 Page 127

▲back to top
- VII/122 -
congregatie, die hun jaar noviciaat achter de rug hadden en zich thans
daartoe geroepen voelden. Het zou mooi zijn de nederige manier te be-
schrijven waarin deze gedenkwaardige handeling zich voltrok! We bevonden
ons dicht op elkaar gedrongen in een kleine kamer waar we geen banken
hadden om op te zitten. Het merendeel van de leden was in de bloei der
jaren, de enen deden de retorica, de anderen waren in het eerste en
tweede jaar filosofie, sommigen in het eerste jaar theologie en enkelen
waren al gewijd. Menige leek zou zijn jaren gelukkig hebben kunnen door-
brengen in de schoot van zijn eigen familie! Een heerlijke toekomst
scheen zich daar voor hen te openen, de wereld lokte met haar beloften
en haar bedrieglijke verwachtingen. Maar voor onze ogen stond op een ta-
feltje tussen twee brandende kaarsen een kruisbeeld, als het ware in
afwachting dat wij ons hart zouden aanbieden, dat wij het offer zouden
brengen van ons leven. Ja zeker, Jezus riep ons met zijn hemelse verlok-
kingen tot zich. We vormden een kleine kudde die voor het oog van de we-
reld verdween en voor de meesten van het huis onbekend was. Toch ontmoe-
digde dit eerste nederige begin ons niet, integendeel; het opende ons
hart voor de hoogste verwachtingen, heel goed wetend wat de apostel
Paulus zegt, dat God het zwakke uitverkiest om het sterke te verslaan,
het dwaze om de wijzen te beschamen, de onaanzienlijken en de geminach-
ten en degenen die er niet zijn om degenen te vernietigen die er zijn.
"We legden daarom met tweeëntwintig man, met inbegrip van Don
Bosco, die te midden van ons geknield was bij het tafeltje waarop het
kruisbeeld stond, onze geloften af volgens het reglement. Daar we met
zovelen waren, herhaalden we gezamenlijk de formule, stukje bij beetje,
naargelang Don Rua ze voorlas.
"Daarna stond Don Bosco op, keerde zich naar ons die nog geknield
lagen toe en zei ons enkele woorden tot onze geruststelling en om ons
met nog meer moed te vervullen voor de toekomst. Hij zei onder meer: -
"Deze gelofte, die ge thans afgelegd hebt, legt u volgens mijn bedoeling
geen andere verplichting op dan die ge tot heden toe zijt nagekomen,
dat wil zeggen, de regels van het huis. Het is mijn grootste verlangen
dat niemand zich daarna overgeeft aan vrees of ongerustheid. Voor alles
wat er gebeurt kome men direct naar mij om zijn hart te luchten, mij
zijn twijfels en angst bloot te leggen. Ik zeg u dit omdat het mogelijk
is dat de duivel, indien hij het goede ziet dat ge zoudt kunnen doen in
deze sociëteit, u in bekoring zou kunnen brengen om ze te verlaten tegen
de wil van God in. Maar als ik direct door u op de hoogte gebracht word,
zal ik in de gelegenheid zijn de zaak te onderzoeken, en de vrede terug
te brengen in uw harten en u ook van uw geloften te ontslaan, wanneer ik
zie dat dat de wil van God is en tot welzijn strekt van de zielen."
"Misschien zal de een of ander tot me zeggen: - "Maar heeft Don
Bosco ook deze geloften gedaan?" - Kijk: terwijl gij die beloften aan
mij aflegde, legde ik ze eveneens af voor dit kruisbeeld, voor heel mijn
leven, door mij als offer aan de Heer aan te bieden, tot alles bereid,
tot zijn meerdere eer en het heil der zielen, vooral voor het welzijn
van de jeugd. Moge de Heer ons helpen onze beloften trouw na te komen."-

13.8 Page 128

▲back to top
- VII/123 -
"Nadat hij deze gedenkwaardige woorden gezegd had, zijn we allen
opgestaan en hij hernam: "Mijn dierbaren, we leven in sombere tijden en
het lijkt bijna vermetel op zo ongelukkige ogenblikken te trachten ons
in een nieuwe religieuze communiteit te begeven, terwijl hel en wereld
hun uiterste best doen om de reeds bestaande van de aarde weg te vagen.
Doch ondanks dat alles heb ik niet alleen waarschijnlijke, maar zekere
aanwijzingen, dat het de wil van God is dat onze sociëteit begint en
zich uitbreidt."
"De pogingen om haar tegen te houden zijn al talrijk geweest,
maar tevergeefs; enkelen die er zich bijzonder heftig tegen verzetten,
hebben dat duur moeten bekopen. Niet lang geleden was er een vooraan-
staand persoon, om verschillende redenen noem ik hem niet - die zich,
mogelijk uit overmaat van ijver, tegen deze sociëteit verzette. Welnu,
hij werd door een ernstige ziekte overvallen en ging binnen enkele dagen
naar de eeuwigheid.
"Ik zou er vanavond niet over uitgepraat raken als ik alles zou
vertellen, wat erop wijst hoe zeer de hemel ons heeft beschermd vanaf
het ontstaan van het Oratorio. Alles wijst er ons op dat God met ons is.
Wij kunnen met vertrouwen met onze ondernemingen doorgaan, aangezien wij
weten dat wij zijn heilige wil volbrengen!
"Maar het zijn niet alleen deze aanwijzingen die me het beste
doen verwachten van deze sociëteit; er zijn nog veel belangrijker tekens
die besloten liggen in het enige doel dat wij ons voorgenomen hebben na-
melijk: de grotere eer van God en het heil der zielen. Wie weet of de
Heer zich niet van onze congregatie wil bedienen om veel goeds te doen
voor zijn Kerk! Wanneer de Heer ons ter zijde blijft staan in de komende
vijfentwintig of dertig jaar, zoals Hij tot nu toe gedaan heeft, zal
onze congregatie zich verspreiden in verschillende delen van de wereld
en ook kunnen toenemen tot duizend leden. Onder dezen hier zijn er enke-
len die aanleg tot de prediking hebben om de lagere klasse te onderrich-
ten, anderen om verwaarloosde jongens op te voeden, sommigen om les te
geven, anderen om goede boeken te schrijven en te verspreiden, allen ge-
zamenlijk om als edelmoedige christenen de waardigheid van de paus van
Rome en die van de bedienaren van de Kerk hoog te houden; hoeveel goed
zal er niet verricht worden!
"Pius IX denkt dat we al in alle opzichten op orde zijn; vanavond
weten we dus waar we aan toe zijn; we strijden met hem voor de zaak van
de Kerk, die de zaak van God is. Wezen we moedig, werken we uit volle
overtuiging, dan zal God ons als een goede patroon belonen. De eeuwig-
heid zal voor ons lang genoeg zijn om te rusten, enz."-
We hebben opgemerkt dat Don Bosco die avond een onuitsprekelijke
vreugde aan de dag legde en niet van ons kon scheiden, terwijl hij ons
verzekerde dat hij wel de hele nacht met ons had willen praten. Hij ver-
telde ons nog veel interessante dingen, vooral met betrekking tot het
begin van het Oratorio. Hij vertelde ons ook het tragische einde van en-
kele personen die hem wilden beletten de jeugd bijeen te brengen.

13.9 Page 129

▲back to top
- VII/124 -
"23 mei. - Na het avondgebed deelde Don Bosco ons de dood mede
van een van onze kameraden Luigi Marchisio, 22 jaar oud, geboortig uit
Calliano; hij was op de 19de van deze maand in zijn ouderlijk huis naar
de eeuwigheid gegaan.
Zodoende was zijn mening, die hij ons eens op een avond op een
ongewone manier had meegedeeld, weer uitgekomen, dat de Mariamaand niet
voorbijgegaan was zonder de begrafenis van een der onzen.
Wie weet of Don Bosco op zo een ogenblik niet een bijzondere ver-
lichting ontving? Dat zou men uit het gebeuren kunnen afleiden. Onze
vriend was al ziek toen hij naar huis ging. Don Bosco vertelde ons een
gesprek dat hij kort te voren met hem gevoerd had. Hieruit bleek dat die
jongen berust had in zijn sterven en ook hoe groot de ijver van Don
Bosco zelf was om de harten van de zieken te vervullen met liefde voor
de hemel en hen met een vurig verlangen ernaar uit dit leven te laten
vertrekken.
"Het gesprek verliep aldus: "Marchisio", zei Don Bosco tot hem,
"als je in de hemel komt moet je een boodschap voor me doen."
- "Zeker, heel graag als ik kan", antwoordde de jongen hem.
- "Zodra je in die hemelse glorie bent, moet je de Allerheiligste
Maagd Maria van me groeten en ook uit naam van al de jongens van het
Oratorio."
"Dat zal ik zeker doen, en nog meer?"
"Zeg haar dat ze alle hemelse zegeningen op dit Oratorio neer-
zende."
"Dat zal ik haar ook zeggen."
Don Bosco vervolgde: - "Kom ons daarna eens opzoeken, om ons te
vertellen hoe de jongens van het Oratorio het maken en wat ze doen."
"Waarop de ander: - "Zou de Heer me dat toestaan?"
"Dat moet je Hem vragen, als Hij het je toestaat, goed, zo
niet, dan moet je je tevreden stellen met ons uit de hemel gade te slaan
en voor ons te bidden, opdat we allen je spoedig gezelschap zouden komen
houden."
"Kortom, hij sprak zo, dat hij iedereen met troost vervulde die
hem gehoord had. Zelfs de pastoor die hem geschreven had om hem de dood
van de jongen mede te delen, zei dat hij af en toe de jongen ging bezoe-
ken, niet zozeer om hem op te beuren, maar om door hem gesticht te wor-
den. Zijn geduld was groot tot het uiterste en tot zijn laatste adem-
tocht was hij van een grote godsvrucht tot Onze-Lieve-Vrouw vervuld. Op
die manier leren de begunstigde jongens, die het geluk hebben bij Don
Bosco te verblijven, te sterven.
"De dood van deze jongen, zo verhaalt de kroniek van Don Ruffino,
was aangekondigd door een van de gewone voorspellingen van Don Bosco.
Ongeveer in het begin van maart, bevond Don Bosco zich in de refter om-
ringd door een dichte kring van jongens en hij had toen gezegd dat er
een uit het huis tegen het eind van mei naar de eeuwigheid zou gaan.

13.10 Page 130

▲back to top
- VII/125 -
Allen vroegen wie dat was, maar Don Bosco wilde het niet zeggen. Toen
verzochten ze hem de naam op een briefje te willen schrijven, dat in een
envelop zou worden gesloten, en pas na het verstrijken van de vastge-
stelde termijn geopend mocht worden. Don Michele Rua steunde de aandrang
van de jongens en toen kon Don Bosco niet weigeren. Toen hij de naam had
opgeschreven en het briefje verzegeld had, gaf hij het aan Ferdinando
Imoda, een man die men kon betrouwen voor het bewaren van een geheim.
Het duurde niet lang of de jonge Marchisio werd ziek. In april stierven
Fornasio en Maestro onder wonderlijke omstandigheden; niettemin werd het
briefje van Don Bosco niet geopend. Maar nauwelijks was het bericht van
de dood van Marchisio gekomen of de jongens gingen naar Imoda toe om hem
te vragen het briefje te openen. Aldus geschiedde, in aanwezigheid van
Don Rua. Op het papier stond in Don Bosco's handschrift geschreven: Mar-
chisio.
Keren we thans terug tot de kroniek van Don Bonetti.
"24 mei. - 's Avonds kondigt Don Bosco tot zijn grote blijdschap
de wonderbaarlijke verschijning van Maria aan, die plaats gevonden had
in de buurt van Spoleto.
In het open veld bevond zich op de top van een kleine heuvel een
pilaar met een nis, waarop in 1570 een fresco geschilderd was dat Onze-
Lieve-Vrouw voorstelde met het kind Jezus in haar armen. Er bestaat ter
plaatse nog een rest van een muur die erop wijst dat daar oudtijds een
kerk heeft gestaan. Deze volkomen vergeten plek was een broedplaats van
reptielen geworden en vooral van slangen.
Op een goede dag van dat jaar echter hoorde een jongetje van nog
geen vijf jaar, Enrico geheten, die daarheen gegaan was om bij dat puin
te spelen, zich bij de naam roepen. Toen hij de volgende dagen naar deze
plek terugkeerde, hoorde hij verscheidene keren een vriendelijke stem
telkens zeggen: "Enrico!" Daar zijn moeder hem miste en ze hem niet kon
vinden, hoewel ze overal gezocht had, ontdekte ze hem eindelijk bij de
ruïnes van de kerk en de pilaar. Haar jongen had haar al eerder gespro-
ken over de stem die hij gehoord had, en over de Madonna die hem ver-
schenen was, maar hij kon niet goed zeggen op welke manier hij haar ge-
zien had. Onder de boeren werd er gesproken over wat Enrico vertelde,
maar men hechtte er geen geloof en betekenis aan, zoals men had behoren
te doen.
Maar de Heilige Maagd had de plaats aangewezen vanwaar zij van
plan was de christenen met haar gunsten te verrijken en dat trok op 19
maart de aandacht van het volk. Een jonge boer, geplaagd door tal van
chronische kwalen en die door de dokters opgegeven was, voelde de ge-
dachte bij zich opkomen de bovengenoemde afbeelding te gaan vereren.
Hij ging, beval zich in de zorgen van de Allerheiligste Maagd aan en
keerde zonder meer volkomen gezond terug. Vanaf dat ogenblik begon er
een grote toeloop van gelovigen, ook uit de andere diocesen in de buurt,
zodat men op zondagen rond deze geheiligde pilaar wel vijf- tot zesdui-
zend personen zag knielen. Zelfs de vijanden van de Kerk zijn gedwongen
te erkennen dat zij die heilige geestdrift van het volk niet kunnen ver-
klaren.

14 Pages 131-140

▲back to top

14.1 Page 131

▲back to top
- VII/126 -
Het is een voortdurende opeenvolging van wonderbaarlijke en op-
merkelijke geestelijke en lichamelijke genaden. Sommige ongelovigen,
die erheen gegaan zijn om de heilige beeltenis te honen, hebben zich,
ter plaatse gekomen, tegen al hun voornemens in, gedwongen gevoeld te
knielen en te bidden en zijn met heel andere gevoelens teruggekeerd,
openlijk sprekend over de wonderen van Maria. De aartsbisschop van Spo-
leto heeft al aan bekwame artiesten de opdracht gegeven een plan te ma-
ken voor een mooie kerk; en daar de vrome afbeelding geen enkele eigen
titel had, bepaalde hij dat ze vereerd zou worden onder de naam van
Auxilium Christianorum.(1)
"25 mei. - De faam van Don Bosco's wijsheid en heiligheid trok
ook uit verafgelegen dorpen niet weinig biechtelingen naar hem toe.
Vandaag bevonden zich in de sacristie van het Oratorio vier personen,
van wie een uit Chieri, een ander uit Fossano, de derde uit Verzuolo,
terwijl de vierde uit Mondovi gekomen was om bij de dienaar Gods te
biechten.
"26 mei. - 's Avonds na de gebeden spoorde Don Bosco ons ertoe
aan, dat we morgen aan de Madonna zouden vragen ons steeds in het leven
te helpen, maar ons op een bijzondere manier haar bescherming te verle-
nen in het uur van onze dood. Hij drong er warm op aan dat allen de Ma-
riamaand godvruchtig zouden beëindigen en héél in het bijzonder dat die-
genen hun goede wil zouden tonen die zich tot heden toe halsstarrig ge-
toond hadden, hoe weinigen het er ook waren. Hij zei dat al het goede
dat er morgen in de Kerk zou gebeuren tot dat doel voor Maria zou gedaan
worden, dat wil zeggen, om hun gemoed te vermurwen, hen in zichzelf te
doen keren en zich ernstig en met vastbeslotenheid tot God te bekeren.
"Tenslotte zei hij dat hij ons iets moois zou vertellen op de
laatste of voorlaatste dag van de maand.
"29 mei. - Dag van de Hemelvaart van onze Heer Jezus Christus. De-
ze morgen, toen Don Bosco naar gewoonte vanaf de preekstoel de kerkge-
schiedenis behandelde, sprak hij toevallig over de Vestaalse maagden van
de heidenen. Hij onderhield ons over de deugd van zuiverheid. Wat hij
zegt is altijd mooi, zijn preken zijn steeds aangenaam om te horen, maar
het is alsof hij geen mens meer is, doch veeleer een engel wanneer hij
over deze koningin der deugden komt spreken. Ik zou hier wel enkele van
zijn gedachten willen overschrijven, maar vrees dat ik de schoonheid en
de kracht, die ze bij hem verkrijgen, tekort zou doen en daarom zie ik
er liever vanaf. Het moge voldoende zijn te zeggen dat hij niet alleen
de naam van de uitverkoren leerling van Jezus draagt, maar ook diens he-
melse reinheid bezit; daarom kan het geen verwondering wekken dat hij
op een dergelijke wijze over deze kostbare deugd weet te spreken. Zeven
jaar lang heb ik nu al van de hemel de genade ontvangen zijn geestelijke
zoon te zijn, bij hem te wonen en van zijn hemelse lippen woorden des
(1) Don Bosco nam dit wonderbaarlijke feit later op in zijn boek dat tot titel droeg:
Le Meraviglie della Madre di Dio: De wonderen van de Moeder Gods.

14.2 Page 132

▲back to top
- VII/127 -
levens te horen. Verscheidene malen heb ik hem vanaf de preekstoel horen
spreken over dat onderwerp, maar steeds, de ene keer meer dan de andere,
dat moet ik toegeven, onderging ik de kracht van zijn woorden, en voelde
ik me tot ieder offer bereid uit liefde voor deze niet hoog genoeg te
waarderen schat. En ik ben niet de enige die dat zegt, maar ik heb ook
het getuigenis van allen die hem met mij aanhoorden.
"Als we uit de kerk kwamen, riepen er velen met mij en anderen
verwonderd uit: - "0, wat heeft Don Bosco vanmorgen mooi gesproken! Ik
had wel de hele dag en een nacht naar hem kunnen luisteren! Hoe verlang
ik ernaar, dat God me, als ik priester zal zijn, de gave wil verlenen om
eveneens op een dergelijke manier de harten van de jeugd en van allen
voor die schone deugd te bezielen!"

14.3 Page 133

▲back to top
- VII/128 -
H O O F D S T U K XVIII.
Op 26 mei had Don Bosco de jongens beloofd hun iets moois te ver-
tellen op de laatste of de voorlaatste dag van de maand.
Daarom vertelde hij op 30 mei 's avonds een parabel of gelijkenis
zoals hij het graag noemde.
"
Ik wil u een droom vertellen. Het is waar dat degene die
" droomt, niet redeneert. Maar niettemin wil ik, die u zelfs mijn
" zonden zou vertellen als ik niet vreesde dat u allen dan zou weg-
" lopen en het huis zou invallen, hem u toch vertellen ter wille van
" uw geestelijk voordeel. Ik heb die droom enkele dagen geleden ge-
" droomd.
"
Stelt u voor dat ge u met mij op het strand aan zee be-
" vindt, of beter nog, op een klip die helemaal door water omgeven
" is en dat ge geen enkel ander stukje land bespeurt dan dat wat ge
" onder de voeten hebt. Op heel die uitgestrekte watervlakte is
" niets anders te zien dan een ontelbaar aantal schepen in slagorde
" waarvan de voorsteven uitloopt op een ijzeren ram in de vorm van
" een pijl, die alles verscheurt en doordringt waar hij op gericht
" wordt. Die vaartuigen zijn bewapend met kanonnen, geladen met ge-
" weren en andere wapens van allerlei aard, met brandbaar materiaal
" en ook met boeken en varen in de richting van een veel groter en
" hoger schip dan al de andere dat ze proberen met de ram aan te
" vallen, in brand te steken of op iedere andere mogelijke manier
" te beschadigen.
"
Dat majestueuze schip dat uitstekend is uitgerust wordt ge-
" escorteerd door vele kleine scheepjes, die van dat grote de com-
" mando-signalen ontvangen en allerlei bewegingen uitvoeren om het
" te verdedigen tegen de vloot van de tegenstander. Ze hebben tegen-
" wind en de woelige zee schijnt de vijanden gunstig te zijn.
"
Midden in de uitgestrektheid van de zee verheffen zich
" twee zware zuilen uit de golven. Ze zijn zeer hoog en staan op
" korte afstand van elkaar. Op een ervan staat het beeld van Maria
" Onbevlekt Ontvangen; aan het voetstuk hangt een groot bord waarop
" staat: Auxilium Christianorum. - Op de andere zuil, die veel hoger
" en dikker is, staat een Hostie waarvan de grootte evenredig is aan
" die van de zuil en beneden hangt een tweede bord met de woorden:
" Salus credentium.
"
De gezagvoerder van het grote schip, die de paus van Rome
" is, denkt eraan, bij het zien van het woeden der vijanden en de
" moeilijke positie waarin zijn getrouwen zich bevinden, de comman-
" danten van de kleinere schepen om zich heen te verzamelen, overleg
" te plegen en te besluiten wat er gedaan moet worden. Al de comman-
" danten klimmen

14.4 Page 134

▲back to top
- VII/129 -
" aan boord en verenigen zich rond de paus. Ze beraadslagen, maar
" daar de wind en het tempeest altijd maar meer woeden, worden ze
" teruggestuurd naar hun eigen vaartuigen.
"
Als de zee wat rustiger wordt, verzamelt de paus zijn com-
" mandanten andermaal om zich heen, terwijl het admiraalsschip zijn
" koers voortzet. Maar de storm keert met verdubbelde verschrikking
" weer.
"
De paus staat aan het roer en al zijn inspanningen zijn
" erop gericht het schip midden tussen die twee zuilen door te stu-
" ren; uit de top van die zuilen hangen veel ankers en haken met
" kettingen vastgemaakt, naar beneden.
"
De vijandelijke schepen zetten zich in om het grote schip
" aan te vallen en stellen alles in het werk om het tegen te houden
" en het tot zinken te brengen: sommige met geschriften, met boeken,
" met brandbaar materiaal, waarmee ze vol geladen zijn en die ze aan
" boord proberen te werpen; de andere werken met kanonnen, geweren
" en stormrammen; de strijd wordt steeds heviger. De vijandelijke
" voorstevens botsen heftig tegen het schip aan, maar al hun kracht-
" inspanningen zijn vergeefs. Ze herhalen hun ijdele pogingen en
" telkens verspillen ze hun krachten en munitie; het grote vaartuig
" vervolgt zeker en onvervaard zijn koers. Soms gebeurt het dat er
" in de flanken grote en diepe openingen ontstaan door de hevige
" slagen en stoten;maar nauwelijks is de beschadiging gebeurd of er
" waait een wind van de beide zuilen en de gaten en de scheuren
" zijn dicht.
"
Intussen ontploffen de kanonnen van de aanvallers, de ge-
" weren barsten uiteen alsook de andere wapens en de stormrammen;
" tal van schepen kapseizen en verdwijnen in de diepte van de zee.
" Dan beginnen de vijanden, die razend zijn van woede met korte
" wapenen te vechten; met handen en vuisten, met godslasteringen
" en vervloekingen.
"
Opeens valt de paus; hij is zwaar gewond. Onmiddellijk
" snellen degenen die bij hem zijn toe, om hem te steunen en over-
" eind te helpen. De paus wordt voor de tweede maal getroffen, valt
" opnieuw en sterft. Een overwinningskreet en vreugdegejuich weer-
" klinkt bij de vijanden; er heerst een onbeschrijflijke vreugde op
" hun schepen. Maar nauwelijks is de paus gestorven of een nieuwe
" paus neemt zijn plaats weer in. De commandanten hebben hem zo snel
" gekozen dat het bericht over de dood van de paus vergezeld gaat
" van dat over de verkiezing van de opvolger. De vijanden beginnen
" de moed te verliezen.
"
De nieuwe paus verdrijft en overwint alle hindernissen en
" leidt het schip tot bij de twee zuilen; tussen beide aangekomen
" legt hij het met een keten van de boeg aan een anker vast van de
" zuil waarop de Hostie staat, en met een andere keten - die van
" het achterdek - legt hij het vast aan een ander anker van de zuil
" waarop de Onbevlekte Maagd staat.
"
Dan grijpt er een grote ommekeer plaats. Alle schepen,
" die tot nu toe het vaartuig waarop de paus zich bevond, bestreden
" hebben, slaan op de vlucht, raken verstrooid, botsen tegen elkaar
" op en verpletteren elkaar. De zinkende schepen proberen de andere

14.5 Page 135

▲back to top
- VII/130 -
" mee te slepen in de diepte. Enkele scheepjes die dapper met de
" paus gestreden hebben zijn er het eerste bij om zich eveneens aan
" die zuilen te vertuien.
"
Tal van andere schepen, die zich uit vrees voor de strijd
" teruggetrokken hebben, bevinden zich heel ver weg, blijven voor-
" zichtig toekijken, totdat de wrakstukken van de verspreide vloot
" in zee verdwenen zijn en komen dan op hun beurt uit alle macht op
" die twee kolommen toe geroeid; en als ze daar aangekomen zijn
" leggen ze zich vast aan de neerhangende haken. Daar blijven ze
" dan rustig en veilig liggen, samen met het hoofdschip waarop de
" paus zich bevindt. Op zee heerst grote kalmte...
Toen Don Bosco zover gekomen was, onderbrak hij zijn relaas en
stelde aan Don Rua de vraag: - "Wat dunkt je van dit verhaal?"
Don Rua antwoordde: - "Het lijkt me dat het schip van de paus de
Kerk is, waarvan hij het Hoofd is: de kleine schepen zijn de mensen, de
zee is dan deze wereld. Degene die het grote schip verdedigen, zijn ver-
knocht aan de heilige Stoel, de anderen zijn de vijanden, die hem met
alle mogelijke soorten van wapenen trachten te vernietigen. De twee
heilskolommen lijken mij de godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd Maria
en het Allerheiligste Sacrament der Eucharistie te zijn."
Don Rua sprak niet over de gevallen en gestorven paus en ook Don
Bosco zweeg daarover. Hij onderstreepte alleen: - "Dat heb je heel goed
gezegd. Alleen één uitdrukking verdient verbetering. De schepen van de
vijanden zijn de vervolgers. Zij verschaffen de Kerk veel zorgen. Wat er
tot nu toe geweest is, is haast niets vergeleken bij wat er nog gebeuren
moet. Haar vijanden zijn verzinnebeeld in de schepen die proberen het
hoofdschip tot zinken te brengen. Er resten slechts twee middelen om
zich uit zoveel verwarring te redden! Godsvrucht tot Maria en veelvuldi-
ge Communie en daarbij alles in het werk stellen om deze overal en door
iedereen te doen beoefenen. Goedenacht!"
Ontelbaar was het aantal gissingen van de jongens in verband met
deze droom, vooral voor wat de paus betreft; maar Don Bosco gaf geen na-
dere verklaring.
De clerici Boggero, Ruffino, Merlone en de heer Cesare Chiala
schreven deze droom intussen op en lieten ons hun handschriften na. Twee
ervan werden 's anderendaags nadat Don Bosco zijn verhaal deed, geschre-
ven; de andere twee enige tijd later; maar ze komen volmaakt met elkaar
overeen en verschillen enkel in een paar bijzonderheden die de een weg-
laat en de ander optekent.
Niettemin dient te worden opgemerkt dat in een dergelijk en ook
in andere soortgelijke gevallen, hoewel het door Don Bosco gedane ver-
haal onmiddellijk zo getrouw mogelijk werd opgeschreven, enige onvolko-
menheid niet helemaal te vermijden was. Een uiteenzetting van een half
uur en soms van een uur moest vanzelfsprekend in enkele bladzijden wor-

14.6 Page 136

▲back to top
- VII/131 -
den samengevat, terwijl men slechts de voornaamste gedachten genoteerd
had. Enkele zinnen hebben ook niet tot het gehoor kunnen doordringen.
Sommige andere heeft men zich niet goed herinnerd; de geest raakt ver-
moeid, de volgorde der feiten loopt dooreen en daardoor kan men, beter
dan te trachten een nauwkeurige beschrijving te geven, enkele bijzonder-
heden weglaten waarvan men niet meer zeker is.
Zodoende kwamen er vaagheden voor in onderwerpen die uiteraard
al ietwat duister waren, vooral met betrekking tot toekomende dingen,
doordat ze op verschillende manieren besproken werden en de een de ander
soms tegensprak. Dat gebeurde ook met deze droom of parabel die we hier-
boven aanhaalden. Iemand zei dat de pausen, die elkaar op het schip op-
volgden, drie in getal waren en niet twee. Van die mening was de kanun-
nik Don Giovanni Maria Bourlot, die pastoor van Cambiano werd en die,
toen hij in 1862 student in de filosofie was, erbij was toen Don Bosco
bovengenoemde droom vertelde. Toen hij in 1886 in het Oratorio kwam en
onder het eten met Don Bosco sprak over de indrukken van zijn jeugd,
waarbij hij verzekerde dat hij op de nauwkeurigheid van zijn geheugen
kon vertrouwen, begon hij de droom van de twee zuilen midden in zee te
beschrijven, bewerend dat er twee gevallen pausen waren. Toen de eerste
viel hadden de commandanten uitgeroepen: - "Laten we ons haasten: het
zal niet lang duren om hem te vervangen." Bij de val van de tweede kwa-
men de kapiteins toegelopen, doch zonder die woorden te zeggen.
De schrijver van deze gedenkschriften was op dat ogenblik afge-
leid daar hij met zijn tafelbuur sprak, en Don Bosco zei tot hem: -
"Luister en let eens op wat Don Bourlot zegt."
Toen deze hem antwoordde dat hij die gebeurtenis voldoende kende
door de documenten die hij erover bezat, en dat volgens hem de pausen
van het schip slechts twee in getal waren, antwoordde Don Bosco hem: -
"Ik zeg je dat je er niets vanaf weet."
Toen Don Bourlot in 1907 in het Oratorio terugkeerde, herhaalde
hij - teken van zijn goed geheugen - nauwkeurig na 48 jaren het verhaal
van de droom, en hield vol dat het aantal pausen drie geweest was; hij
riep ook onze betwisting van zijn bewering in herinnering terug, even-
als wat Don Bosco tot ons gezegd had.
Welke is intussen de juiste van die twee versies? Die van de kro-
niek of die van kanunnik Bourlot? De gebeurtenissen zullen wellicht de
oplossing van dat vraagstuk geven.
We moeten echter besluiten met te zeggen dat Cesare Chiala met de
anderen, - het zijn zijn eigen woorden - de droom voor een waarachtig
visioen en voorspelling hield, hoewel Don Bosco bij het vertellen geen
ander doel scheen te hebben dan de jongens ertoe te brengen voor de Kerk
en de paus te bidden, en hen op te wekken tot de devotie voor het heilig
Sacrament en tot Maria Onbevlekt Ontvangen.

14.7 Page 137

▲back to top
- VII/132 -
Die doeltreffende gebeden en godsvruchtoefeningen waren ook nood-
zakelijk, daar de strijd tegen de H. Stoel onverpoosd voortging. Vooral
was het nodig dat heel de trouwe geestelijkheid zou doorgaan met de
rechten van de paus te schragen, al werden die ook door een zeker aantal
onwaardige priesters tekort gedaan en bestreden. De jezuïetenpater Carlo
Passaglia werd vanwege zijn hoogmoed van geest, omdat hij een prelaat-
schap en andere ambten nastreefde die hij niet verkregen had, uit de
sociëteit verwijderd en had toenadering gezocht tot de liberale partij.
Naar Turijn gekomen op uitnodiging van Cavour, had hij met hem afgespro-
ken wat er gebeuren moest als Pius IX zou sterven en het conclaaf bijeen
zou komen voor de verkiezing van diens opvolger. In Rome teruggekeerd
probeerde hij, zij het vergeefs, enkele prelaten te overhalen om de paus
ertoe te brengen afstand te doen van zijn rechten. Tegen het midden van
1861 publiceerde hij in Florence een oproep tot de bisschoppen, getiteld
Pro causa italica, waarbij hij hun zijn beginselen wilde bijbrengen over
de wereldlijke macht van de pausen; toen hij daarna het geestelijke
kleed had afgelegd, keerde hij naar Turijn terug en stelde zich aan het
hoofd van de tegenstanders van deze macht.
Toen hij de leerstoel in de moraalfilosofie verkregen had aan het
koninklijke Atheneum, had hij de Mediatore opgericht om diegenen onder
de geestelijkheid om de tuin te leiden die, in hun argeloosheid of libe-
rale opvattingen, van mening waren dat de Kerk zich zou kunnen verzoenen
met de revolutie.
Daarop publiceerde hij een Oproep tot de geestelijkheid, om een
verzoek aan de paus te ondertekenen en hem met bedreiging van een schis-
ma, ertoe te brengen van zijn wereldlijke macht af te zien. Een kliek
van afvalligen die onder de bescherming en op kosten van de regering te
Turijn gesticht was, had zich aan het werk gezet. De subalterne gezags-
dragers moesten met alle mogelijke hulp de priesters die tegen hun eigen
bisschoppen en de Heilige Stoel opstandig waren, aanmoedigen. Spionnen
met en zonder toog doorkruisten heel Italië met een petitielijst die ze
iedere priester van elke stad of dorp voorlegden; met bedreigingen of
gewapenderhand, met dreiging van gevangenis of met schandelijke verlok-
kingen, elders weer met beloften of met contant geld wisten ze de hand-
tekening van verscheidene honderden geestelijken te verkrijgen. Hun of-
ficieel tijdschrift publiceerde er 1.943; maar velen protesteerden en
beweerden dat zij hun naam nooit gegeven hadden; van anderen wist men
niets en had men alles verzonnen; velen waren bedrogen geworden en ve-
len ook trokken zich terug zodra ze op de hoogte waren van de veroorde-
ling door de Kerk.
In verschillende steden waren ook verenigingen gevormd van kleri-
kaalschismatieke-liberale-Italiaanse makelij, samengesteld uit afvalli-
gen, hier en daar bij elkaar gescharreld in het slijk van menselijke el-
lende. Onder hen allen was op 21 december 1861 tot erevoorzitter gekozen
Mgr. Michele Caputo, bisschop van Ariano, die deze benoeming aanvaardde.
Hij was hoofdaalmoezenier van Garibaldi en was de enige tegen de paus
opstandige bisschop. Men vreesde terecht dat hij aan het hoofd gesteld
zou worden van de gedroomde Nationale Kerk, met het celebreren van de

14.8 Page 138

▲back to top
- VII/133 -
mis in het Italiaans en met beginselen die naar gnosticisme en protes-
tantisme roken; doch God nam hem op 6 september 1862 uit deze wereld weg
en hij stierf onverzoend te Napels.
Als Don Bosco hoorde zeggen dat gezaghebbende personen van de Kerk
afvallig geworden waren, of over andere openbare schandalen, zei hij tot
zijn volgelingen: - "Jullie moeten zich over niets verwonderen; waar er
mensen zijn, zijn er ook zwakheden. Maar de Kerk heeft niets te vrezen;
al zouden ook allen samenzweren om haar omver te werpen, de Heilige
Geest is er steeds om haar te steunen."
Zonder zich ooit te laten ontmoedigen, bleef hij zulke dwalenden
dan ook benaderen, in wie hij het goede zaad van berouw hoopte te kunnen
zaaien. In die maand mei nu probeerde hij twee priesters en een leek tot
zich te trekken om hen tot God terug te brengen. Een van hen beantwoord-
de zijn liefdevolle aandrang, de anderen bekeerden zich op het einde van
hun leven. Zouden zijn gebeden en die van zijn jongens geen invloed ge-
had hebben op hun eeuwige redding?
De eerste was Passaglia. Don Bonetti schrijft het volgende in zijn
kroniek:
"In de maand mei werd er heviger gewerkt om de geestelijkheid tot
heiligschennende opstandigheid te brengen; op zekere dag was de profes-
sor van retorica, de heer Dini, vroeger protestant en thans een vurig
katholiek, in gesprek met de beruchte Passaglia over Don Bosco. Op zijn
gewone hoogdravende toon zei Passaglia: - "Don Bosco bezit alle gaven
van de heilige Geest. Hij voegde eraan toe dat hij wel naar Valdocco zou
gaan om hem op te zoeken, maar dat hij een andere keer een bezoek zou
brengen, daar hij bang was door hem overwonnen te worden. Toen deze
woorden door de professor aan Don Bosco overgebracht waren, wees hij er
zijn clerici op dat voor Passaglia een buitengewone genade nodig was;
dat de woorden van de mensen op hem geen vat hadden en dat ze de Heer
zouden bidden om hem op de goede weg terug te brengen."
Daar het nochtans om een priesterziel ging die de Kerk zoveel
schande aandeed, deed hij met Passaglia, zoals hij met Grignaschi en
andere gedaan had. Hij probeerde hem te benaderen en had verschillende
gesprekken met hem, die met de grootste voorzichtigheid gevoerd werden,
om hem niet te prikkelen. De arme man gaf toe dat hij zich op het ver-
keerde pad bevond, maar Don Bosco begreep dat hij er zich niet zou laten
toe brengen zijn ongelijk publiek te bekennen. Daar hij echter erg op
lofprijzingen en betuigingen van eerbiedige achting gesteld was, bracht
hij uitvoerig de verdiende lof uit voor zijn Commentaar op de Onbevlekte
Ontvangenis, in 1854 gedrukt, een heel knap en beroemd werk; en ook wan-
neer hij hem vaker in de stad op straat tegenkwam, bewees hij hem
openlijk alle eer.
Toen hij gekozen was tot afgevaardigde in het parlement, diende
hij nog een wetsvoorstel in dat de geestelijkheid verplichtte om de eed

14.9 Page 139

▲back to top
- VII/134 -
van trouw aan de koning en aan de grondwet af te leggen en haar ook ver-
plichtte niets te ondernemen dat de eenheid van Italië zou kunnen scha-
den; de Kamer van afgevaardigden had er evenwel geen oren naar. Niet
lang daarna echter toen hij zich, gehoor gevend aan goede raadgevingen,
in zijn privé-leven had teruggetrokken en afstand gedaan had van zijn
leerstoel in de moraalfilosofie, liet hij zich niet meer uit tegen de
Kerk en haar rechten. Ook schreef en publiceerde hij toen heel nuttige
boeken, zoals de weerlegging van het Leven van Jezus van de goddeloze
Renan, en een vertoog tegen de echtscheiding. Hoezeer bewogen echter
door oprecht berouw, kon hij het toch niet over zijn hart krijgen de
paus om vergiffenis te vragen. Doch uiteindelijk, in 1887, toen hij de
dood nabij zag, herriep hij uitvoerig al zijn fouten en, na heel god-
vruchtig de sacramenten ontvangen te hebben, ging hij op 12 maart tot
een beter leven over.
De tweede was Nicomede Bianchi uit Modena, die tegen zijn vorst
samengezworen en de sekten gediend had en daarna in Turijn was komen wo-
nen. Daar kreeg hij een betrekking bij de gemeente en werd directeur van
de staatsarchieven.
"Op 12 mei 's avonds werd in het Oratorio het Latijnse toneelstuk
Minerval opgevoerd, zo verhaalt de kroniek. Er waren uitnodigingen rond-
gestuurd, zoals andere keren, en de bloem der hoogleraren van de stad
zou zeker gekomen zijn; maar het weer was de hele dag vreselijk door een
stromende regen."
Ook Nicomede Bianchi had een uitnodiging gekregen en de volgende
dag ontving Don Bosco het volgende briefje:
" Presidenza del Liceo del Carmine
"
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Het slechte weer heeft mij donderdag 12 dezer het genoegen
" ontnomen in uw instituut van een aangename verpozing te genieten.
" Ik stel er echter prijs op U mijn hartelijke dank uit te spreken
" voor de vriendelijke uitnodiging. Ik maak van deze gelegenheid ge-
" bruik om mij met de meeste hoogachting te noemen,
"
"
Uw dw. dienaar
" 13 mei 1862
Nicomede Bianchi
Met deze heer, die als zovele anderen de religieuze opvoedings-
instituten bestreed, had Don Bosco jarenlang herhaaldelijk langdurige
netelige meningsverschillen met betrekking tot zijn instellingen. Doch
persoonlijk behandelde hij hem steeds met die beminnelijke hoffelijkheid
die hem zoveel vrienden verschafte, ook onder zijn tegenstanders.

14.10 Page 140

▲back to top
- VII/135 -
Nicomede Bianchi schreef de geschiedenis van de Italiaanse diplo-
matie in Europa ten gebruike van de revolutie en tegen de Paus. Met de-
ze bedoeling begon hij de Geschiedenis van de Piëmontese Monarchie te
schrijven, doch kon het werk niet voleindigen. Op het einde van zijn da-
gen echter kwam hij tot inkeer, bezocht de kerken en stierf christelijk.
De derde was een geestelijke die door Don Bosco tot de Kerk werd
teruggevoerd, zoals uit het volgende document blijkt.
"
Ik acht het mijn gewetensplicht deze herroeping in het
" licht te geven. Misleid door de Waldenzer dominee van Turijn
" keerde ik de Rooms katholieke godsdienst de rug toe en trad
" tot zijn kerk toe, waarvan ik deel uitmaakte als evangelist. Na
" rijpelijke overweging van de volgende punten:
" 1. Er heerst niet de minste christelijke liefde in de Waldenzer
"
kerk; als bewijs hiervan gelden de ergerniswekkende onenigheid
"
die er tussen de twee voornaamste dominees van Turijn heerst;
" 2. Gezien het feit dat zij verkondigen dat ook het doopsel geen
"
noodzakelijk middel is voor onze eeuwige zaligheid, en de
"
Waldenzer kerk daardoor niet christelijk is;
" 3. Bekend met al de andere dwalingen die zij huldigen in strijd
"
met het evangelie zelf;
"
Neem ik mij voor genoemd Babylonië van de Waldenzer kerk
" te verlaten en terug te keren tot de Rooms katholieke Kerk, met
" opoffering van mijn functie en ondersteuning en zo nodig van
" mijn levensonderhoud, bezit en eer.
"
Onder getuigen verklaar ik dit,
"
Andrea Taranelli, pr.
" Turijn, 22 mei 1862.
Rooms katholiek
"
"
Giuseppe Barloni-Dini Getuige van het bovenstaande was aan-
" zig en getuige.
Federico Oreglia, Cav.di Santo Stefano

15 Pages 141-150

▲back to top

15.1 Page 141

▲back to top
- VII/136 -
H O O F D S T U K XIX.
Afgelopen jaren hebben we Don Bosco af en toe uit het Oratorio
zien vertrekken om zich naar steden en dorpen van Piëmonte en Lombar-
dije te begeven. Van nu af aan echter moesten zijn tochten veelvuldiger
en langer worden, doch steeds strekten ze tot meerdere eer van God en
het heil van de zielen. Inderdaad ontmoette hij overal waar hij heen-
ging personen die bij hem wilden biechten. Hoewel de paus hem mondeling
de bevoegdheid verleend had om overal waar ter wereld biecht te horen,
had hij het echter toch goed gevonden aan Rome toestemming te vragen om
de absolutie te kunnen geven in gevallen die onder de Heilige Peniten-
tiarie vielen; en zijn verzoek werd ingewilligd op 3 mei 1862. Voor wat
de bevoegdheid betreft om de absolutie te verlenen in gevallen die aan
de bisschoppen voorbehouden zijn, hadden velen hem deze al vroeger, het-
zij op zijn verzoek of spontaan verleend; anderen hadden hem deze vol-
macht verleend zodra hij een voet in hun diocees zette.
Terwijl Don Bosco nadacht over de keuze van zijn reizen, werden
in Rome feestelijke plechtigheden voorbereid voor de heiligverklaring
van de Japanse martelaren. Gravin di Camburzano schreef op 4 juni van-
uit Nice aan Don Bosco:
"U hebt zeker een groot offer gebracht, mijnheer de abbé, door
niet naar Rome te gaan; maar uw vurige gebeden en die van uw jongens
dragen zonder enige twijfel bij tot de vrede waarin de Heilige Stad
zich verheugt en tot deze eerste triomf van de Kerk. Het is onmogelijk
die niet te herkennen in deze indrukwekkende bijeenkomst van bisschop-
pen, priesters en gelovigen; en het komt ons voor als een onderpand van
de overwinning van het pausdom, die wij met al onze verlangens willen
bespoedigen."
De heiligverklaring vond plaats op 8 juni in aanwezigheid van 43
kardinalen, 5 patriarchen en primaten, 52 aartsbisschoppen en 168 bis-
schoppen. Alle Italiaanse bisschoppen ontbraken, daar het hun door de
regering verboden was, zich naar de paus te begeven. Met brieven en
adressen betuigden ze echter hun trouw, gehoorzaamheid en genegenheid
aan de Stoel van Petrus. Tegelijkertijd brachten zij tot uitdrukking
hoezeer het hun gemoed bezwaarde dat men hun verhinderd had voor de
Plaatsvervanger van Jezus Christus te komen knielen.
Bij de vreugde die Don Bosco gevoelde bij de feestelijkheden te
Rome en bij de nieuwe glorie van de katholieke Kerk, voegde zich nog
een andere die hem eveneens blij stemde, door een lang verwachte gebeur-
tenis in het Oratorio. Op zaterdag 14 juni onder de quatertemperdagen,

15.2 Page 142

▲back to top
- VII/137 -
werden door Mgr.Balma van zijn diakens tot priester gewijd, namelijk Don
Fusero Bartolomeo, Don Giovanni Cagliero en Don Giovanni Battista Fran-
cesia. Deze laatste las voor de bisschop, als dank een opstel voor uit
naam van de gewijden, kloosterlingen of geestelijken van het diocees,
die hem verzocht hadden hun gevoelens onder woorden te brengen. Bij zul-
ke gelegenheden viel een dergelijke opdracht steeds aan een salesiaan te
beurt; want men zei altijd dat de zonen van Don Bosco voor de literatuur
schenen geschapen.
Terwijl Don Fusero de volgende dag zijn eerste Heilige Mis in zijn
geboorteplaats Caramagna opdroeg, celebreerden Don Francesia en Don
Cagliero tot grote vreugde van heel de gemeenschap, in het Oratorio: de
eerste droeg de H. Mis met generale heilige communie, de tweede de ge-
zongen hoogmis op.
Na het middagmaal werd tot hun eer onder de gaanderijen een acade-
mische zitting gehouden. Muziek, zang, opstellen in dicht en proza en
geestdriftige toejuichingen getuigden van de genegenheid en de achting
van de leerlingen voor de neomisten. De seminarist Berruti, thans bis-
schop van Vigevano, begon zijn huldigingtoespraak met een tekst van Isa-
ias: Dedi te in lucem_gentium ut portes nomen meum usque ad fines ter-
rae. Het werd een toekomstvoorspelling, gebaseerd echter op de ijverige
werklust van Don Cagliero en op de voorkeur die hij steeds onder de ka-
meraden gekend had. Toen hij nog student was, had hij zozeer hun gene-
genheid en vertrouwen verworven, dat wanneer ze 's avonds Don Bosco goe-
denacht zeiden, zij het hem eveneens wensten.
Na de vespers werd Don Bosco onder de recreatie door een aantal
jongens, clerici en priesters omringd. Elders hebben we al melding ge-
maakt van de vertrouwelijke en interessante gesprekken die zich in die
omstandigheden ontwikkelden. De leerlingen hadden steeds iets te vragen
en die vragen volgden elkaar niet op in een logische samenhang, maar
veeleer zoals ze in het hoofd van de ondervragers opkwamen. Soms was er
lang over nagedacht, in afwachting van een geschikte gelegenheid om ze
de dienaar Gods voor te leggen. Dat was een teken dat niemand zijn woor-
den vergat, zodat hij bij het spreken niet mocht riskeren een fout te
begaan, iets wat zijn eigen nauwgezetheid van geweten hem toch zou heb-
ben verboden. Het stellen van vragen stond hun vrij, te meer daar de
hun geschonken vrijheid en vertrouwen die van een liefhebbende vader
waren.
Maar nadat er gesproken was over het mooie feest dat onlangs ge-
vierd was, begonnen de jongens hun twijfel te uiten over een voorspel-
ling die Don Bosco het afgelopen jaar gedaan had, daar ze er zeker van
waren dat alles wat er in dat jaar voorspeld was ook bewaarheid was.
Daarom wezen ze op een uitlating door de vraag van 10 september 1861 te
herhalen.
De kroniek van Don Ruffino geeft ons een uitvoerige weergave van
het sterk wisselende gesprek.

15.3 Page 143

▲back to top
- VII/138 -
"Een van de jongens vroeg aan Don Bosco:
"Herinnert U zich hoe u verleden jaar op 3 juni bij gelegenheid
van de oefening van de goede dood zei, dat een van ons ze geen tweede
keer meer zou meemaken? Welnu, hoe is die aankondiging van U eigenlijk
uitgekomen?... Daar hebben we niets van gemerkt!"
Don Bosco antwoordde: - "De oefening van de goede dood als zoda-
nig heeft hij niet gedaan. Ik heb geen nieuws meer over hem, maar ik
kijk hoe het met hem zal aflopen. Ik zal je later alles vertellen."
Dit zei hij in alle ernst; maar hij besloot schertsend en glimla-
chend: - "En als het nu eens niet zou uitkomen, wat dan nog?"
"De jongens lachten en begonnen over andere dingen te praten,
totdat een van de ouderen zei: - "Don Bosco, mag ik iets zeggen?"
- "Ga je gang."
- "Volgens ons beperkt verstand lijkt het dat de keuze van onze
roeping niet altijd geheel vrij is, of toch niet zonder morele dwang.
Uw neef Luigi bijvoorbeeld voelde zich niet tot de geestelijke staat ge-
roepen en werd gedwongen landbouwer te worden, terwijl hem geen enkele
andere weg voor een andere loopbaan opengelaten werd. Een tweede voor-
beeld: toen Rigamonti naar huis ging omdat hij zich niet tot de geeste-
lijke staat geroepen voelde, zeiden zijn ouders tot hem: - Goed, als het
zo is, moet je maar met ons aan het werk gaan. - Toen U dat hoorde, vond
U het goed en zei dat dit de goede oplossing was."
"Don Bosco luisterde en antwoordde: "De keuze van de levensstaat
is hier in huis volkomen vrij. Zonder al de noodzakelijke vereisten bij-
voorbeeld is het niemand toegestaan het geestelijke kleed aan te trek-
ken. Wie ermee gekleed werd, heeft een teken van roeping; maar wie niet
tot deze staat geroepen is, kan in de nare tijden waarin we leven naar
mijn mening beter het land bewerken. Wat nu de aangehaalde voorbeelden
betreft: aan Luigi Bosco werden de richtlijnen bekendgemaakt voor de
keuze van de levensstaat. Toen hij de retorica gedaan had, zei hij dat
hij zich niet geroepen voelde om priester te worden; hij ging naar huis,
werd aan het werk op het land gezet, maar zelfs toen wist hij ook nog
niet welke loopbaan hij zou kiezen. En wat Rigamonti betreft; zijn
ouders zijn boeren, daar moet men rekening mee houden; want als het een
jongen betrof die in een burgerlijk milieu geboren was, zou het niet
goed zijn hem op het veld aan het werk te zetten; maar als iemand de
akker verlaat en zich aan de studie zet om te zien of de Heer hem roept,
dan wordt hem geen onrecht aangedaan en is het ook beter voor hem dat
hij weer aan het landwerk gezet wordt, wanneer hij geen roeping blijkt
te hebben."
"De herinnering aan en de uitwerking van de nieuwjaarswens uit
het begin van het jaar duurde nog steeds voort en toen Don Bosco uitge-
sproken was, zei een andere leerling tot hem: "Mogen wij werkelijk niet
meer weten dan wat u gezegd hebt in verband met de nieuwjaarswens? Wilt

15.4 Page 144

▲back to top
- VII/139 -
U alles verborgen houden? Zegt u mij eens iets!"
Don Bosco antwoordde: - "Alles wat er gezegd moest worden tot
meerdere eer van God is al gezegd. Als ik me niet in opspraak zou bren-
gen, zou ik iets zeggen, maar daar het om persoonlijke dingen gaat, past
het niet daarover iets te zeggen."
- "Zegt U dan tenminste of het feit van dat licht verband houdt
met de nieuwjaarswens."
- "0!... dat is best mogelijk... Het is een feit dat de Madonna
het huis gereinigd wil zien en daarom zijn er na Kerstmis ongeveer twin-
tig jongens uit het Oratorio vertrokken zonder weggezonden te zijn. Die
Batt... was een echte plaag voor het huis; ongelukkigerwijze waren er
omstandigheden waardoor hij niet kon weggestuurd worden; hij genoot de
bescherming van graaf X. en ook zijn toestand was een ernstig beletsel,
omdat hij op straat zou gestaan hebben als hij was weggestuurd. Dat al-
les kon mij niet toelaten hem te verwijderen, ofschoon hij door zijn
voorbeeld de anderen veel kwaad deed en hij aanhoudend huichelde. Welnu:
hij ging uit zichzelf weg... En dan zijn er enkelen op wie niets van wat
men in de hele loop van het afgelopen jaar deed of zei vat had; openlij-
ke waarschuwingen en onder vier ogen, niets haalde wat uit. Maar die
briefjes van Nieuwjaar maakten hen klein en zetten hen ertoe aan hun ge-
weten in orde te brengen."
- "Men moet wel bekennen", riep een jongen uit, "wat al genaden
de Heer verleent aan allen die hier in huis opgenomen worden!"
- "Men heeft het eigenlijk allemaal aan Gods barmhartigheid te
danken. Jullie kenden de jonge Delma...! Hij kwam kortgeleden hier in
huis. Ik was al op de hoogte gebracht over zijn vroeger gedrag; het was
iemand, zoals men zich wel kan voorstellen, van dat soort dat zich had
laten aanwerven en onder Garibaldi gediend had. Toen hij hier gekomen
was, liep hij zo hier en daar wat rond, was steeds op zijn hoede om te
zien of hij niet bespioneerd werd en was erop uit, te ontdekken met wie
hij in vertrouwen zou kunnen spreken; maar overal vond hij lucht en
grond die hem niet gingen. Van alle kanten zag hij zich in het oog ge-
houden. Eindelijk kwam hij me op een avond opzoeken. Ik vroeg hem:
"Hoe heet je?"
Hij antwoordde: "Delma..."
"Hoe heet je?"
"Delma..."
"Hoe heet je?"
"Delma..."
"Wie ben ik?"
"Don Bosco!"
"Wie ben ik?"
"Don Bosco!"
"Herhaal nog eens: wie ben ik?"
"Bent u Don Bosco niet?"
"Weet je waarom ik je die woorden driemaal laat herhalen? Omdat
de Heer drie woorden tot je zegt: namelijk: laat de zonde, maak de kwes-

15.5 Page 145

▲back to top
- VII/140 -
ties van je geweten in orde; geef je aan God nu het nog tijd is. Tot
ziens."
"Delma... ging weg, helemaal overstuur. Hij ging slapen en hield
zich de hele volgende dag bezig met die gedachten, die ik hem ingegeven
had. 's Avonds kwam hij bij me op mijn kamer, volkomen buiten zichzelf.
Toen ik hem zag dacht ik eerst dat hij ruzie gehad had met de een of
ander, maar schreiend zei hij tot me: - "Don Bosco, ik ben in uw handen,
help me mijn ziel te redden."
- "Maar het goede beperkt zich niet tot het huis", merkte een an-
dere jongen op: De Letture Cattoliche?... En de protestanten die zich
bekeerd hebben?...
- "0, zeker. Ik zou een beetje tijd kunnen vrij maken van de zor-
gen voor het huis, om onder de protestanten te werken. Er is een grote
beweging onder hen gaande naar het katholicisme toe. Onlangs ontving ik
een briefje van een van hun leiders, waarin hij me meedeelde dat hij
achttien jaar geleden de ware Kerk verlaten had en dat hij nu zijn
biecht wilde spreken. Zaterdag moet ik een ander gaan bezoeken om de-
zelfde reden. Misschien zijn het er een stuk of twintig die gezamenlijk
hun dwalingen willen afzweren."
- "Op die manier zal het Oratorio een goede naam krijgen", zei
een der kleineren opspringend, "als ze dat allemaal horen."
- "Ik ben tot de ontdekking gekomen", antwoordde Don Bosco, "dat,
hoe meer het Oratorio zich verborgen houdt, des te beter alles gaat.
Dikwijls zijn er zaken die, als ze in de openbaarheid komen, de eer van
God schijnen te bevorderen, maar naderhand blijkt dat veeleer nadelig te
zijn."
Zo eindigde dat gesprek, dat ons ook een herinnering naliet van
het werk van Don Bosco voor de bekering van de ketters. Hier volgt de
afzwering van een van hen.
"
Daar ik, ondergetekende, te weten gekomen was dat ïk in
" een kerk vol gruwelijkheid en bijgeloof terechtgekomen was, ook
" heel verschillend van onze Heilige Moeder de Kerk waarin ik door
" mijn ouders ben opgevoed, zijn zowel ik als heel mijn gezin be-
" reid: ten eerste, van ganser harte vergiffenis te vragen aan God,
" opdat Hij ons zijn heilige genade moge verlenen om een nieuwe ge-
" loofsbelijdenis te kunnen afleggen; vervolgens Gods geboden en
" die van Onze Moeder de Heilige Kerk te onderhouden, alles te ge-
" loven wat God geopenbaard heeft. Bijgevolg maken wij het voorne-
" men en beloven door de genade van de Heer en van zijn Moeder de
" Heilige Maagd, te willen leven en sterven in de heilige, katho-
" lieke en apostolische godsdienst, waarin wij geboren en gedoopt
" zijn. Vervolgens durven wij hopen dat U (D.Bosco) ons in uw ge-
" beden en in de H.Mis aan God zult aanbevelen, opdat Hij ons barm-
" hartig weze en onze zonden die wij door het verlaten van zijn
" Kerk bedreven hebben, wil vergeven.
"
Daartoe geloven en vertrouwen wij in de goedheid van de
" Heer dat wij opnieuw aanvaard zullen worden in de schoot van zijn
" Kerk, in de vereniging van zijn gelovigen.
"
Ik bevestig
"
Roveda Giovanni.

15.6 Page 146

▲back to top
- VII/141 -
H O O F D S T U K XX.
Terwijl in die dagen in het Oratorio de zes zondagen ter ere van
de H. Aloysius van Gonzaga gehouden werden, werd er met veel godsvrucht
een begin gemaakt met de noveen die het feest van de engelachtige jonge-
ling voorafging. Hij werd op de 29ste juni gevierd, opdat er een zekere
tijdsruimte zou blijven na dat van de H. Johannes de Doper.
Daar Don Bosco echter niet wenste dat de 21ste juni onopgemerkt
zou voorbijgaan, beval hij op de vooravond de heilige communie op de
volgende dag zo warm aan, dat het bijna een generale heilige communie
werd.
Na het middageten had de opvoering van een Latijns toneelstuk
plaats en vele vooraanstaande geletterden uit de stad woonden die bij.
De uitnodiging was geschreven door Don Francesia.(1)
's Zondags, de derde dag van de noveen ter ere van de H. Aloysius,
vond nog een andere eenvoudige, maar steeds geliefde bijeenkomst plaats.
In de notulen van het kapittel leest men:
Op 22 juni 1862 stelde Don Bosco, rector, in de vergadering van
het kapittel, na het gebruikelijke gebed tot de Heilige Geest, de aanne-
ming voor van de twee jeugdige studenten Cagliero Giuseppe uit Castel-
(1)
Joannes Bosco Sacerdos
Lectori Salutem
Pueri mei musis mansuetioribus
Operam qui navant, latinam fabulam
Propediem, prima et vigesima junii, dabunt
Aloysio sacra, Juvenum potenti.
Et jam res nova, sane nobis praesagit
Multos doctiores spectatores fore,
Quos inter gaudeo te adnumerarier.
Verum si adsies, meus ni obficiet amor,
Tu rostrum cum aliis optime adprobaveris
Morem quem sumpsi, abhinc aliquot jam annos,
In hac studiorum pueros ratione
Meos exercendi. Fac venias.Vale
Et haec valet tessera tuis et tibi.

15.7 Page 147

▲back to top
- VII/142 -
nuovo, zoon van Giacomo en Peracchio Luigi uit Vignale, zoon van Giovan-
ni. Beiden verkregen alle stemmen en werden in de sociëteit opgenomen.
De volgende dag 's avonds, op de vooravond van het feest van de
H. Johannes de Doper, werd de blijde naamdag van Don Bosco gevierd. Ad-
vocaat Commandeur Carlo Bianchetti beschrijft deze blijde jaarlijkse ge-
beurtenis als volgt, in zijn toespraak op de plechtige herdenking van
Don Bosco, op 24 juni 1903.
"0, het is alsof we hem nog zien, de gevierde en eerbiedwaardige
Don Giovanni! Heel het gebouw was inwendig versierd, opschriften, vaan-
dels, wimpels, linten, licht en veelkleurige lampjes gaven uitdrukking
aan de algemene vreugde. Hier en daar kwamen priesters, studenten, de
interne ambachtsjongens bijeen. Van alle kanten kwamen weldoeners, mede-
werkers, vrienden en een grote stoet nieuwsgierigen toe. Er werd stil
gemompeld, gefluisterd; er heerste een algemene opgewektheid! Plots een
gedaver van muziek; trompetten en trombones, pauken en trommels, kondig-
den het verschijnen van de feesteling die er eenvoudig en eerder verle-
gen uitzag, aan. Een luid applaus steeg op! Kreten van vreugde en van
Lang zal hij leven! weerklonken. Petten en zakdoeken wuifden door de al
vol geladen ruimte. Toen volgde er een toespraak, waarna andermaal ap-
plaus; toen een tweegesprek, daarna applaus; vervolgens een gedicht,
weer applaus; vervolgens weer een muziekstuk en hernieuwd applaus... Don
Bosco was daar, bescheiden, verward, stralend van ingetogenheid en min-
zaamheid; glimlachend tegen allen, bijna overstelpt door de uitbundige
demonstratie. Hij wist niet wat hij moest zeggen; schudde het hoofd
zachtjes heen en weer, keek droomverloren naar rechts en naar links,
glimlachte, groette, dankte; eindelijk kon hij een paar geschikte woor-
den zeggen om allen en elkeen de verzekering te geven, hoezeer dit feest
hem in het hart getroffen had en dat hij niet wist hoe zijn erkentelijk-
heid te betuigen.
Op de 24ste was het mooiste geschenk aan Don Bosco van de leer-
lingen en de weldoeners nl. het getuigschrift van het seminarie over de
resultaten van de eindexamens van zijn clerici deels salesianen, ander-
deels studenten die hem toevertrouwd waren door verschillende diocesen.
Drieëntwintig waren student in de theologie, negenentwintig in de filo-
sofie, en ze konden hem 10 uitslagen voorleggen met egregie, 9 met per-
optime, 18 met optime, 4 met fere optime en 7 met bene. Een enkele
slechts had een medie behaald en dat was geen salesiaan. Don Cagliero
Giovanni had hem als een teken van hulde zijn beroemde dodenmis aangebo-
den, die vandaag de dag nog gewaardeerd wordt als een juweel van geloof
en harmonie.
Het is niet onder woorden te brengen hoe getroffen Don Bosco zich
toonde door die tekenen van erkentelijkheid en genegenheid, die hem door
zijn geliefde leerlingen werden gebracht; en een bewijs daarvan is een
brief die hij (op 28 juni 1862) liet schrijven door de clericus Luigi

15.8 Page 148

▲back to top
- VII/143 -
Jarac aan de jonge Severino Rostagno.(1) Deze brave jongen, al bij ande-
re gelegenheden genoemd, stierf te Pinerolo op 12 maart 1863.
Terwijl de noveen ter ere van de H. Aloysius intussen ten einde
liep, hield Don Bosco iedere avond een mooi verhaal dat de jongens boei-
de. Op 25 juni, zo schreef Don Bonetti, zei hij:
"
Toen ik op een dag per rijtuig reisde, zat ik naast de
" koetsier, die dikwijls de heilige Naam van Jezus Christus ont
" eerde. Verscheidene keren had ik hem al heel vriendelijk ge-
" vraagd of hij niet kon nalaten die verheven Naam op zo een wijze
" te ontheiligen. De ongelukkige beweerde niet in staat te zijn
" het vloeken te laten, omdat de lange gewoonte hem ertoe dwong.
" Toen beloofde ik hem een geldstuk van acht stuiver (een mutta),
" als hij het tot in Turijn kon volhouden zonder zulke woorden te
" gebruiken. Ik zal het proberen, zei de koetsier; en hij deed
" eerlijk zijn best. Nu en dan ontglipte hem de eerste lettergreep
" van die Naam, maar zodra hij het merkte, brak hij het woord hal-
" verwege af, en zodoende kwamen we te Turijn aan, zonder dat die
" vloek hem ook maar één enkele keer was ontvallen. Terwijl ik hem
" het beloofde geldstuk gaf, zei ik tegen hem: - "Nu moet je toch
" eens kijken; om acht stuiver te verdienen heb je je van het vloe-
" ken kunnen onthouden; waarom doe je dat dan ook niet zo om de he-
" mel te verdienen? Wat een rekenschap zal je de Heer moeten afleg-
" gen als je je van die ondeugd niet betert!"
(1) Beminde broeder in Jezus,
Toen Don Bosco je aardige en liefdevolle brief ontving, was het hem een
grote vreugde de woorden die uit het diepst van je hart kwamen, te lezen. Zij zijn een
bewijs hoezeer je hem genegen bent. Naar de pen grijpen en je met vaderlijke woorden
antwoorden, met woorden van troost ook, zou hem het grootste van alle genoegen geweest
zijn, daar hij voor zijn jongens een zo grote genegenheid koestert; een eigenhandige
brief van hem zou, daar ben ik zeker van, voor jou ook de mooiste gave geweest zijn, die
hij je kon schenken; maar wat wil je? Duizenden zorgen die zijn aandacht vragen, af te
handelen zaken, moeilijkheden die hem aanhoudend drukken, maakten het hem onmogelijk aan
zijn en jouw verlangens te voldoen. Daarom heeft hij mij opgedragen je een antwoord te
sturen en je te zeggen dat zijn hart van genegenheid overloopt voor je, dat hij voor je
bidt, dat hij je nooit in zijn smeekbeden vergeet en dat hij Onze—Lieve—Vrouw bezweert
je voor hem te behouden. Een andere bede die ik je eveneens namens deze liefhebbende
vader moet doen is, dat je steeds zijn jongen zou blijven, zoals je was toen je hier
onder ons vertoefde en je nog deelnam in alles wat tot het leven in het Oratorio be-
hoort; ook moet je op bijzondere wijze voor hem bidden en hem gedenken in je communies
en Maria vragen hem te helpen.
Nog een ding namens Don Bosco, en wel dit: gesteld dat je niet meer onder
ons zou kunnen leven, daar je niet meer het hele jaar hier hebt kunnen vertoeven, moet
je er toch minstens enkele vrije dagen komen doorbrengen en zolang blijven en vertrekken
als je zelf goeddunkt. Enz.

15.9 Page 149

▲back to top
- VII/144 -
Die woorden hadden een zo grote uitwerking op deze man, dat hij
enige tijd later naar het Oratorio kwam om te biechten.
Slechte gewoonten laten zich gemakkelijk overwinnen door iemand
die het met goede wil probeert.
Op donderdag 26 juni, zo noteert Ruffino in de kroniek, vertelde
Don Bosco de volgende geschiedenis:
"
In het begin van deze maand werd ik bij een zieke geroe-
" pen om haar bij te staan. Terwijl ik haar biecht hoorde, kwam
" haar broer, die helaas niet erg godsdienstig was, de woning bin-
" nen. Ik hoorde dat men in de kamer ernaast probeerde hem bezig
" te houden totdat zijn zuster haar biecht gesproken had; maar hij
" wilde er niets van weten. - "Al was het de keizer, wat kan mij
" dat schelen?"- en dit zeggende trad hij de kamer binnen waar zijn
" zuster lag. Toen hij mij zag, begon hij de spot met haar te drij-
" ven, omdat ze zich nog zulke kopzorgen maakte met die ziekte er-
" bij. Maar zijn zuster verzocht hem haar met rust te laten om haar
" gewetenszaken in orde te maken. - "Heb jij hem laten komen?" -
" "Jawel, ik heb hem laten komen, ik voel me de eeuwigheid nabij,
" ik wil mijn rekening vereffenen." - De ander mopperde en zei van
" alles tegen de priesters en de godsdienst wat maar in zijn hoofd
" opkwam; daarna liet hij zijn zuster met rust om haar biecht te
" laten beëindigen. Toen ik opgestaan was en naar de andere kamer
" gegaan was, zei de ongelukkige tegen me: - "Als ik ziek word,
" hoop ik u niet zoveel last te bezorgen!"
"
- "Je mag van geluk spreken", riep zijn zuster die dat ge-
" hoord had vanuit de andere kamer, "je mag van geluk spreken als
" de Heer je de genade schenkt van te sterven met een priester aan
" je bed.Bid tot Hem dat het toch niet zou gebeuren dat men er geen
" vinden kan, als je er een nodig hebt."
"
Dat gebeurde, geloof ik, op 31 maart, een zaterdag. De zon-
" dag daarna vertrok haar broer naar een verafgelegen dorp. Toen
" hij daar 's avonds was aangekomen, werd hij door een hevige
" koorts overvallen die zijn leven in gevaar bracht.
"
Op dat ogenblik begon hij te roepen om een priester. Hij
" zei: dat de "Boze, hem wurgde en dat hij het gevoel had alsof hij
" in de hel zat. De pastoor van het plaatsje kwam, stelde hem ge-
" rust, hoorde zijn biecht en toen hij aanstalten maakte om te ver-
" trekken, hield de ander hem tegen en bezwoer hem ter liefde Gods,
" hem niet in de steek te laten te midden van de vlammen en de
" duivels."
"
's Maandagsavonds was hij een lijk. De gevoelens die hem
" bezielden toen hij de laatste adem uitblies, doen aannemen dat
" God barmhartigheid tegenover hem getoond had. - "Vertel dit", zo
" zei hij tegen de pastoor, "vertel dit overal in uw preken. On-
" langs op een avond stak ik nog de draak met mijn zuster die een
" priester had laten komen om te kunnen biechten; ze waarschuwde
" me er niet de spot mee te drijven, daar het zou kunnen gebeuren
" dat ik zou moe-

15.10 Page 150

▲back to top
- VII/145 -
" ten sterven en naar een priester verlangen zonder er een te kun-
" nen krijgen. De Heer heeft dat niet gewild; hij is barmhartig
" voor me geweest. Preekt u maar dat ze met alles kunnen spotten,
" maar dat ze in 's hemelsnaam nooit spotten met dingen die de
" godsdienst betreffen."
"
De pastoor deelde het gebeurde schriftelijk mee aan de
" zuster van de man en ze liet me de brief lezen, de dag dat ze
" hem ontving. En ook ik zeg: - "Pas op, niet spotten met of
" kwaadspreken van alles wat op de godsdienst betrekking heeft.
" Oefen geen kritiek op het gedrag, op het veelvuldige gebruik van
" de sacramenten, op het verwijderen van lichtzinnige kameraden
" die ge onder uw goede makkers aantreft; zulke spot trekt de
" vloek van God over zich.
Op de 29ste werd door de jongens van het Oratorio van de H. Fran-
ciscus van Sales het feest van de H. Aloysius van Gonzage gevierd. Aan
hun Prior, de heer Giovanni Trivella, werd een sonnet gewijd dat in on-
ze archieven bewaard wordt. Volgens een gebruik, dat nooit onderbroken
werd, werd de processie gehouden en vuurwerk afgestoken.
's Avonds, zo herneemt Don Ruffino, nadat Don Bosco gesproken had
over de devotie van de H. Aloysius tot Maria, over de talrijke gunsten
die hij van deze goede moeder verkregen had en die ook de jongens kunnen
bekomen als ze er met vast vertrouwen om vragen, sprak hij nog de vol-
gende woorden:
"
Gisteren werd me het volgende verteld. Een brave huismoe-
" der werd ernstig door een ziekte bezocht. Ze beloofde de Madonna
" echter iedere zaterdag een lampje voor haar te laten branden en
" er voor een stuiver olie in te laten verbranden, als ze haar van
" haar pijnen zou bevrijden. Ze genas inderdaad. Haar man zag niet
" graag dat ze die uitgave maakte, zodat hij haar verleden zaterdag
" voor de gek begon te houden en zei: - "Het zou wat! Krijg je
" die stuiver voor olie die je nu verknoeid hebt, ook van de
" Madonna terug?" - Waarop zij antwoordde: - "Wel natuurlijk!
" Kijk, ik steek nu al tien maanden lang iedere zaterdag dat lampje
" aan en ik ben geen enkele keer meer ziek geweest, en ik geloof
" dat, met de dokter, die me nu niet meer moet komen bezoeken, met
" de medicijnen die ik niet meer moet kopen en met de tijd die ik
" niet meer verloren heb door in bed te moeten blijven, de Madonna
" me dubbel en dik de stuiver heeft terugbetaald die ik iedere
" week voor haar uitgeef." - "Ja, daar heb je inderdaad gelijk in!"
" riep de man uit. Gisteren heeft hijzelf me dat gesprek verteld en
" hij voegde erbij: - "Ik ben blij dat mijn vrouw me dat antwoord
" gegeven heeft; ik verdiende het beslist; en nu verkondig ook ik
" de glorie en de bescherming van Maria."
"
Dit moet voor ons een aansporing zijn om op de Madonna te

16 Pages 151-160

▲back to top

16.1 Page 151

▲back to top
- VII/146 -
" vertrouwen en niet te denken dat we niet verhoord worden, wanneer
" de dingen niet zo gebeuren zoals wij ze graag zouden hebben. An-
" ders zouden we net zo doen als die echtgenoot die verwachtte dat
" Onze-Lieve-Vrouw de stuiver aan de vrouw zou teruggeven en niet
" inzag dat zij het haar al honderdvoudig had teruggegeven, door
" haar de kosten voor de dokter en medicijnen te besparen.
Zo eindigde het feest van de H. Aloysius met de naam van de Ma-
donna, omdat Don Bosco wilde dat zijn zonen haar waardig zouden zijn; en
tot dat doel sprak hij niet zelden ook met zijn priesters. De kroniek
van Don Bonetti geeft een raad weer, die hij hun gaf:
"30 juni 1862. - Men moet de jongens waarschuwen als ze 17 of 18
jaar zijn. Zeg tot hen: - "Nu is er een heel gevaarlijke leeftijd voor
je aangebroken want de duivel zet valstrikken voor je op. Op de eerste
plaats zegt hij je dat de veelvuldige communie goed is voor kleinen en
niet voor groten, dat het voldoende is slechts zelden te gaan. Vervol-
gens zal hij alles in het werk stellen om je van de preken af te houden
en je het woord van God vervelend te doen vinden. Hij zal je doen gelo-
ven dat bepaalde dingen geen zonde zijn. Tenslotte zijn er de kameraden,
het menselijk opzicht, de lectuur, de hartstochten enz. enz. Wees op je
hoede! Pas op dat de duivel je niet die vrede ontneemt, die reinheid van
ziel die je nu tot vriend van God maakt! - De jongens vergeten die woor-
den niet! Als ze dan groot geworden zijn en terug in de wereld zijn en
wij hen tegenkomen, dan moeten we hun zeggen: - "Herinner je je wat ik
je eens gezegd heb?" - "0 ja, dat is waar"! - antwoorden ze dan. En die
herinnering zal hen goed doen.
"Toen enige tijd daarvoor de biechtvaders van het huis bijeen wa-
ren, beval hij hun grote voorzichtigheid aan bij het ondervragen van de
jongens over onzedige zaken en hun niets te leren wat ze niet weten; de
absolutie niet te weigeren aan degenen die in fouten terugvallen of er-
aan gewoon zijn, indien zij bereid zijn zich te beteren, maar de absolu-
tie of de communie te weigeren wanneer dat kan dienen om hen wakker te
schudden en tot inkeer te brengen; heel streng te zijn tegenover schul-
dige medeplichtigen en ook hun de absolutie te weigeren; in dit opzicht
allen aan één lijn trekken om de wolf te beletten een slachting in de
schaapstal aan te brengen; de medeplichtige - slachtoffer of verleide -
op te leggen aan de oversten de wolf of de wolven aan te wijzen op een
manier ingegeven door de voorzichtigheid, om te verhinderen dat God be-
ledigd wordt en de anderen geërgerd of geschaad worden. Hij waarschuwde
hen daarenboven voor twee dingen; nooit spijt te hebben over de tijd,
nodig om de penitenten, die niet goed voorbereid zijn, voor te bereiden
dat zij nadenken over de verschrikkelijke toestand waarin een ziel zich
bevindt die, al is het slechts één uur, in staat van doodzonde verkeert.
Ten slotte raadde hij de biechtvaders aan, geen lichte penitentie op te
leggen voor ernstige zonden, doch ze aan te passen teneinde het kwaad te
genezen en te voorkomen. Bijvoorbeeld een of andere overweging uit de
"Giovanne Provveduto" voor elke dag van de week; of een andere overwe-

16.2 Page 152

▲back to top
- VII/147 -
ging, zoals de oefening voor de goede dood; of een godvruchtige oefe-
ning, zoals de kruisweg, het bezoek aan het Heilig Sacrament, de rozen-
krans ter ere van 0.-L.-Vrouw van Smarten enz., die in hetzelfde boek
beschreven stonden. Kortom, men trachtte hun aandacht te vestigen op een
of ander punt of waarheid die daarin te vinden is. Op die manier dragen
de penitenties werkelijk vrucht."
"Toen hij zich in de eerste week van juli weer eens met zijn
priesters onderhield, raadde hij hun aan, grote liefde en geduld te be-
trachten bij het biechthoren van de jongens, om hun vertrouwen niet te
verliezen. Tegelijkertijd verzekerde hij hun dat de nodige voorzichtig-
heid en de doeltreffendheid van het woord om zich meester te maken van
de harten, gaven van de Heer waren, die men moet trachten te verkrijgen
door veel gebed, volkomen zuiverheid van inzicht en ook door akten van
boete en offer, zoals ijverige biechtvaders doen. Daarna sprak hij over
de heiligschennende biechten van de jongens, die met opzet dingen ver-
zwijgen die ze beslist hadden moeten meedelen en hij vertelde een geval
dat hemzelf overkomen was: - "Op een nacht droomde ik en in mijn droom
zag ik een jongen wiens hart werd aangeknaagd door wormen, die hij met
de hand eraf nam en wegwierp. Ik schonk geen aandacht aan de droom.
Maar de volgende nacht zag ik warempel dezelfde jongen met een grote
hond bij zich die hem in het hart beet. Nu twijfelde ik er niet meer aan
dat de Heer een bijzondere gunst voor die jongen had en dat de stakker
met zijn geweten in de knoei zat. Daarom hield ik hem in het oog. Op een
dag hield ik hem aan en zei: - "Wil je me een plezier doen?"
"Jawel, graag, als ik kan."
"Als je wilt, kun je het."
"Wel, zegt u dan maar wat ik doen moet."
"Meen je het?"
"Natuurlijk!"
"Vertel eens: heb je nooit iets verzwegen in de biecht?"
Hij wilde ontkennen, maar ik zei direct: - "Maar, dit en dat,
waarom heb je dat niet gebiecht?" Toen keek hij me recht aan, begon te
huilen en antwoordde: "U hebt gelijk, ik wil het al twee jaar biechten
en nooit heb ik het gedurfd!" - Toen sprak ik hem moed in en zei hem wat
hij moest doen om de zaak met God in het reine te brengen."
Terwijl Don Bosco op die manier wijze raadgevingen gaf aan zijn
medehelpers, opdat zij zouden slagen in de moeilijke kunst om zielen te
redden, was hij er ook aanhoudend mee bezig om van zijn jongens evenveel
kinderen van God te maken. - Maar een nieuwe storm kwam tegen het schip
van Petrus opsteken.
In maart 1861, zo vertelt de kroniek, had Don Bosco aan Pius IX
geschreven, dat het een bijzondere genade van Onze-Lieve-Vrouw zou zijn,
indien hij Rome niet moest verlaten. En zie, op 28 juni 1862 zette Gari-
baldi, op weg naar Caprera, in Palermo voet aan wal en werd er door het
plebs stormachtig begroet. Zijn toespraken waren walgelijk van godde-
loosheid, als hij het over de godsdienst en de paus had. Rekenend op de

16.3 Page 153

▲back to top
- VII/148 -
beloften van de Engelse regering, zwoer hij dat hij binnenkort, heel
spoedig tot de bevrijding van Rome zou overgaan. De Italiaanse regering
die het deed voorkomen alsof ze tegen hem was, stuurde hem in het geheim
schepen die met wapens en munitie beladen waren. Uit Londen had hij een
financiële bijdrage ontvangen van drie miljoen, en een miljoen uit Tu-
rijn. Uit alle delen van Italië kwamen jongelieden en aangeworven huur-
soldaten naar hem toe.
De bataljons van het koninklijke leger trokken intussen door Tos-
cane tot bij de grenzen van de provincies die de paus trouw gebleven wa-
ren, ten einde Rome binnen te trekken, om daar de te verwachten excessen
te onderdrukken van de Garibaldisten, wanneer deze er mochten in slagen
tot de stad door te dringen en er meester te worden. Doch Garibaldi had
er samen met de voornaamste leiders van de sekte van Mazzini voor ge-
zorgd, zich van de medeplichtigheid van de regering en van haar geld te
verzekeren, om als eerste van allen haar te verdringen en vervolgens
voor zichzelf en voor de republikeinse partij Italië, Rome en alles te
winnen.
Te Palermo steeg de frenetieke bijval van zijn aanhangers hem
naar het hoofd. Hij verloor alle reserve en viel ten slotte herhaalde-
lijk uit in woedende beledigingen tegen de Franse keizer omdat deze Rome
bezet hield. Dergelijke buitensporigheden verwekten heftige beroering te
Parijs en Turijn, zodat de ministers van de koning zich haastten zulke
heftige woorden af te keuren. Ze werden genoodzaakt Garibaldi te ver-
zoeken de wapens neer te leggen, terwijl Vittorio Emanuele hem in een
afkondiging tot rebel verklaarde.
De volgelingen van Mazzini, die op Sicilië flink de overhand be-
gonnen te krijgen, bereidden zich toen tot een opstand voor, als de re-
gering zich tegen de mars van Garibaldi zou verzetten. Met 500 vrijwil-
ligers trok hij naar het midden van het eiland op om overal de bevolking
met heftige redevoeringen op te zwepen tegen de paus, onder het aanhou-
dend herhaalde: Rome hoort aan ons! Rome of de dood! In de steden van
het vasteland herhaalde het omgekochte plebs deze kreet onder groot mis-
baar, om de wereld te laten geloven dat dit de wil was van heel de na-
tie. Men probeerde Napoleon moreel te verplichten Rome aan de genade van
de revolutionairen over te laten. Met de opdracht iedere ontmoeting te
vermijden, deden de geregelde troepen intussen alsof ze Garibaldi ach-
tervolgden, die echter overal met allerlei vormen van eerbetoon door
vertegenwoordigers van de regering en van de gemeentebesturen ontvangen
werd en op 18 augustus in Catania aankwam. Daar trok hij alle dictatori-
ale bevoegdheden naar zich toe en zodoende openbaarde zich het gevaar
van een republikeinse, tegen de monarchie gerichte revolutie. Toen kon-
digde het ministerie op de 20ste de staat van beleg af en de zeeblokkade
rond heel Sicilië, waarvan officieel mededeling gedaan werd aan de am-
bassadeurs van de vreemde mogendheden.
Op 25 augustus kon Garibaldi zich in Calabrië ontschepen met
2.000 manschappen, daar de vloot, die in de zee-engte manoeuvreerde
onder het voorwendsel die ontscheping te moeten verhinderen, opdracht
had, haar ongestoord te laten plaatsvinden. Hij had een bekendmaking la-

16.4 Page 154

▲back to top
- VII/149 -
ten publiceren,waarin hij verklaarde dat hij de koning wilde gehoorza-
men, maar niet een ministerie dat de natie verried, en dat hij vastbe-
sloten was om ofwel Rome als overwinnaar binnen te trekken of te sterven
onder haar muren.
Nadat generaal La Marmora die bekendmaking vernomen had en de gar-
nizoenen met vele duizenden soldaten versterkt had, kondigde hij de
staat van beleg af in al de Napolitaanse provincies, volgens de bevelen
die hij uit Turijn verkregen had.
Men was tot het inzicht gekomen dat Napoleon, die zich de Franse
katholieken niet tot vijanden wilde maken en hun gunst nodig had voor de
verkiezingen van 1863, de paus de verzekering gegeven had nooit te zul-
len toestaan dat er aan de huidige status quo van de Kerk geraakt zou
worden. Hij had bevel gegeven aan generaal Montebello, bevelhebber van
de Fransen te Rome, zijn soldaten bij de pauselijke zoeaven te voegen om
iedere aanval af te slaan. De onderneming voort te zetten zou dus het-
zelfde zijn als alles te doen mislukken en van de andere kant had men de
zekerheid dat Garibaldi zich niet van zijn voornemen zou laten afbren-
gen. Daarom besloot men deze dreigende stroom te keren.
Garibaldi was er echter niet van overtuigd dat de regering haar
voornemen zou uitvoeren. Ook was hij gerustgesteld, naar hij zei, door
een brief in code van de koning en vleide zich met de hoop dat de Franse
troepen zich uit Rome zouden terugtrekken. Bovendien vertrouwde hij op
de belofte van het actiecomité, dat Rome in opstand gebracht zou worden
en dat het volk hem tegemoet zou snellen en dus zette hij zich op weg
naar Reggio. Daar echter vond hij de troepen bijeen om hem af te slaan;
hij trok de bergen in en toen hij op 29 augustus bij Aspromonte door en-
kele bataljons infanteriesoldaten en scherpschutters aangevallen werd,
werd hij na een kort vuurgevecht ernstig gewond aan de enkel en als ge-
vangene naar Spezia gevoerd. Nadat hij met alle zorgen behandeld werd en
genezen was, werd hij bij amnestie in vrijheid gesteld en keerde hij
naar Caprera terug.
Zodoende waren de dreigende overhand, die de Mazzinistische en
revolutionaire partij genomen had, samen met enkele verwittigingen van
de beledigde Napoleon en de behoefte van de koninklijke regering om zich
sterk te tonen in het onderdrukken van dergelijke buitensporigheden en
haar medeplichtigheid te verheimelijken, de oorzaken waardoor Rome toen
gered werd.

16.5 Page 155

▲back to top
- VII/150 -
H O O F D S T U K XXI.
De loterij georganiseerd ten gunste van de gewonden in de Itali-
aanse oorlog liep op 18 juni af en vóór die dag kon Don Bosco de ten-
toonstelling der prijzen van de zijne niet openen.
Hij had echter geen enkel ogenblik opgehouden met ze te bevorde-
ren en ontving voortdurend brieven die hem aanmoedigden en prezen en
hulp beloofden. Tot de meest vooraanstaande patriciërs behoorde graaf
Federico Solopis; en onder de bisschoppen die van Tortona, Mondovi en
Iglesias.(1)
De kranten waren weer over het werk van de Oratoria beginnen te
spreken en de Armonia van 28 mei schreef, bij een opsomming van de na-
men der leden van het comité voor de loterij en van de prijs van de lo-
ten het volgende:
Loterij voor de Oratoria van Don Bosco. - We hoeven onze lezers
niet te vertellen wie Don Bosco is en wat zijn Oratoria zijn. Men weet
dat deze heel waardige priester zich geheel ingezet heeft om de arme
jongens, die naar ziel en lichaam helemaal aan zich zelf overgelaten
zijn of tot de ondergang gedoemd, uit de ellende te verlossen. Om ver-
scheidene honderden jongens te eten te geven, onderdak te verschaffen en
te kleden heeft Don Bosco geen andere subsidie dan zijn vertrouwen op
God en op de liefda-
(1)
Zeereerw. en hooggeachte Heer,
Iglesias, 15 mei 1862.
Ik bevestig u, Eerw., de ontvangst van 125 loten voor de loterij ten bate van
de jongens van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales en ik zal mijn best doen
om ze aan de man te laten brengen. Het spijt mij, niet in staat te zijn op een
andere wijze te kunnen meewerken aan een zo vroom liefdewerk dat u zo ijverig op
touw gezet hebt. Ook ik bevind mij in soortgelijke omstandigheden, daar er verschei-
dene parochies in mijn diocees moeten worden opgericht; ik heb er slechts één hal-
verwege klaar, en kan bij gebrek aan middelen het werk niet voortzetten. Ik zeg u
dit opdat u overtuigd zou zijn van mijn goede wil.
Met belangstelling heb ik kennis genomen van wat U mij in uw geacht schrijven
meedeelt uit naam van de door U verzorgde jongens, evenals betreffende de opgerichte
drukkerij en betreffende de volle aflaat verleend door de regerende paus met zijn
apostolische zegen aan alle weldoeners en verheug mij daarin.
Aanvaard mijn betuiging van eerbiedige hoogachting waarmee ik mij noem
van U, hooggeachte en zeereerw.,
de zeer toegenegen dienaar,
+ Gio. Battista, Bisschop.

16.6 Page 156

▲back to top
- VII/151 -
digheid van goede christenen. Thans heeft hij de vereiste goedkeuring
gekregen om een loterij van voorwerpen te houden die voor het publiek
tentoongesteld zullen worden in het huis van het Oratorio van Valdocco
in deze stad. Tot dit doel is er een comité samengesteld... We zijn er
zeker van dat deze eenvoudige aankondiging de ijverige priester een
overvloedige oogst aan voorwerpen zal verschaffen en een heel ruime af-
zet van loten.
Inderdaad twee hoogwaardige kardinalen hadden zich verwaardigd op
de brieven van Don Bosco te antwoorden, namelijk zijne eminentie Vanni-
celli, aartsbisschop van Ferrara en zijne eminentie Marini.(1)
Ook de paus wilde een blijk van goedkeuring geven ten aanzien van
(1)
Zeereerwaarde Heer,
Enige tijd geleden heb ik uw beide gedrukte brieven ontvangen, waarvan de ene
niet gedateerd was en de andere, die mij noopt U te antwoorden, van 24 april jl.
Uit de eerste maak ik met voldoening op dat uw Oratorio van de H. Franciscus van
Sales nog steeds goede vorderingen maakt tot nut, van de jeugd, en het doet mij goed
te vernemen dat de H.Vader zo gul is met zijn gunsten niet enkel ten aanzien van
bovengenoemd Oratorio, maar eveneens ten opzichte van al degenen die het in hun
weldadigheid betrekken.
Uit de tweede brief verneem ik dat de loterij ten bate van uw instelling is
uitgesteld, maar dat u niettemin gemeend hebt mij 125 loten te moeten doen toekomen.
Deze loten bereikten me ingesloten bij uw brief, en ik zou ze heel gaarne be-
houden hebben, wanneer zoveel andere dwingende aangelegenheden van het bisdom het me
vooral in deze tijd niet verhinderden. In alle geval, ook om u een blijk te geven van
mijn genegenheid voor uw Oratorio, doe ik u een postwissel toekomen van 20 lires, doch
stuur u tegelijkertijd de 125 loten terug waarover u weer vrijelijk kunt beschikken;
door de overvloed van verenigingen is het hier ook niet mogelijk ze te verkopen.
Er rest mij niets anders dan u geluk te wensen met de liefdadige onderneming
waaraan u uw krachten wijdt ten bate van het uitverkoren deel der kudde van Jezus
Christus die de jeugd is, en u de meest overvloedige vruchten toe te wensen van uw
apostolische arbeid, terwijl ik met oprechte hoogachting verblijf,
van u, hooggeachte en zeereerw.,
de genegen dienaar,
Ferrara, 7 juni 1862
L.Kard. Vannicelli, aartsbisschop.
Zeereerwaarde Heer,
Steeds meer prijs en bewonder ik de geest van waarachtige christelijke naasten-
liefde die u zozeer bezielt om glorie te geven aan God en geluk aan de evenmens. Ik
dank u ook ervoor, dat u in uw bijzonder liefdevolle arbeid, die strekt tot hulpver-
lening aan de in gevaar verkerende jongens, ook op de gedachte bent gekomen u tot mij
te wenden met het verzoek iets te schenken voor de loterij die u ten bate van uw
liefdadigheidsinstituut hebt georganiseerd. Ik zend u twee zilveren medailles in een
foedraal geborgen, met de voorstelling van onze vereerde paus Pius IX. Het is een
povere gift en het spijt me niet te kunnen bijdragen zoals ik wel zou willen, maar
aanvaard het als een onderpand van mijn goede wil en als een teken van mijn grote
sympathie voor het door u geleide werk en van mijn grote achting waarmee ik steeds
verblijf,
van u, zeereerw.,
de genegen en bewonderende dienaar,
P. Kard. Marini
Rome, 23 juni 1862.

16.7 Page 157

▲back to top
- VII/152 -
de ondernemingen van Don Bosco. Op dinsdag 24 juni publiceerde de "Armo-
nia" wat dat betreft het volgende bericht:
Pius IX en de loterij van Don Bosco. - Het gemoed van Pius IX is
dat van een liefhebbende vader die, hoewel hij, zoals iedereen weet, te-
genwoordig zelf hulp nodig heeft, niettemin steeds te hulp snelt waar
het erom gaat liefdadige werken te bevorderen of de arme het leven lich-
ter te maken. Inderdaad nauwelijks had hij bericht gekregen van de lote-
rij van voorwerpen, zopas op touw gezet in Turijn ten bate van de Orato-
ria van de H. Franciscus van Sales, van de H. Aloysius en van de Engel-
bewaarder, of hij verwaardigde zich, samen met de uitdrukking van zijn
vaderlijke gezindheid, twee voorwerpen bij te dragen, die zowel uit
zichzelf als door de hand die ze schonk bijzonder kostbaar zijn. Het
zijn twee heel mooie cameeën in gouden omlijsting, sierlijk op email be-
werkt en in een mooie houder geplaatst, en waarvan de ene de H. Petrus
en de andere de H. Paulus voorstelt. Eerder dan te hopen, willen we ge-
loven dat de barmhartigheid van zo vele goede katholieken, die deze re-
gels onder ogen krijgen, zich zal verkwikken aan een zo nobel voorbeeld
en zal trachten te wedijveren met ons aller Vader in gevoelens en in
werken.
Daar vele kopers van loten intussen in twijfel verkeerden betref-
fende de prijs van de loten, stelde Don Bosco de volgende circulaire sa-
men en liet ze drukken.
"
Mijne Heren,
"
"
Teneinde enkele verkeerde opvattingen te voorkomen die bij
" sommigen gerezen zijn over de rode loten van de Loterij die in
" uw liefdadigheid is aanbevolen, meen ik goed te doen de volgende
" uitleg daarover te geven.
"
Zij bevatten elk het vijfentwintigtal, dat wil zeggen een
" serie die de waarde heeft van 25 gele loten en die tegen 50 centi-
" mes elk, 12,50 lires kosten, overeenkomend met het bedrag van elk
" lot met een verzekerde prijs.
"
De eerste vierentwintig nummers die in het rode lot zijn
" ingesloten, hebben de mogelijkheid om te winnen of niet, zoals al
" de andere loten van de loterij in het algemeen. Het vijfentwintig-
" ste echter, het laatste van de 25, heeft de verzekerde prijs.
" Daarom zal aan iedereen die na de trekking een rood lot overlegt,
" zonder meer een meer of minder kostbaar voorwerp worden verstrekt,
" al naar door de gunst van het lot wordt bepaald.
"
Gaarne maak ik van deze gelegenheid gebruik om u mede te
" delen dat er een lijst in druk is met de namen van de propagandis-
" ten en de catalogus van de voorwerpen van de loterij, die ik u
" binnenkort hoop toe te zenden met de datum die door het comité
" voor de openbare tentoonstelling der voorwerpen vastgesteld is.
"
Met oprechte vreugde deel ik u mee dat de al binnenge-
" komen voorwerpen voor de loterij zowel naar aantal als naar waarde

16.8 Page 158

▲back to top
- VII/153 -
" aanzienlijk zijn. Dat doet ons op een gunstige uitslag van onze
" liefdadige onderneming hopen.
"
Indien u of uw relaties, tenslotte voorwerpen voor dit werk
" van liefdadigheid mochten hebben, zou ik u eerbiedig willen
" verzoeken ze te doen toekomen ter plaatse van de tentoonstelling
" en op een wijze die u zo weinig mogelijk moeite kost. Zodoende
" kunnen de voorwerpen tijdig beschreven worden en behoorlijk opge-
" steld op de dag van de openbare tentoonstelling.
"
Wees zo goed mij te verontschuldigen dat ik U andermaal
" lastig val en aanvaard de beste wensen voor alle hemelse zegen,
" terwijl ik met de grootste dankbaarheid de eer heb te verblijven,
"
"
Uw dw. dienaar
" Turijn, ... juni 1862.
Pr. Giovanni Bosco.
Waar het thans echter vooral om ging, was de vergunning om de ten-
toonstelling van de prijzen te kunnen openen, de verspreiding van de lo-
ten te bevorderen en enkele gunsten te vragen. Te dien einde richtte Don
Bosco zich tot de prefectuur.
"
Hooggeachte Heer Prefect van de Provincie Turijn,
"
"
Het comité, ingesteld ter bevordering van de Loterij, uit-
" geschreven ten bate van de Oratoria van de H. Franciscus van Sales
" in Valdocco, van de H. Aloysius te Portanuova en van de Engelbe-
" waarder in Vanchiglia, brengt u eerbiedig ter kennis, dat door de
" verlenging van een andere, soortgelijke verloting, de voorgenomen
" openbare tentoonstelling niet kon plaatsvinden. Thans, nu deze
" moeilijkheid achter de rug is, hoopt het, dat u zo welwillend
" zult willen zijn, de volgende gunsten te verlenen:
" 1. Dat de openbare tentoonstelling op 3 juli 1862 a.s. zal kunnen
"
aanvangen voor de tijd van twee maanden.
" 2. Daar er nog vele schenkingen zijn binnengekomen die, met de an-
"
dere samengesteld, ten getale van 1.820 zijn en samen volgens
"
de door de deskundigen aangegeven prijzen een bedrag vormen van
"
fr.64.133,60 in verhouding met 128.268 loten, wordt verzocht om
"
vergunning tot verkoop van deze biljetten boven de al verkoch-
"
te.
" 3. Daar het elfde lot gratis gegeven wordt om de verkoop der loten
"
te vergemakkelijken, zou de waarde der artikelen met 10% ver-
"
minderd moeten worden; daarom wordt als bijzondere gunst ver-
"
zocht de waarde der schenkingen met 10% te mogen vermeerderen,
"
die daar door in plaats van 64.133,60 franken, op 70.546 lires
"
zouden staan, in verhouding met 141.092 loten. Op die manier
"
zou men ook een compensatie verkrijgen voor de kosten van druk-
"
werk en andere uitgaven voor de loterij.
" 4. Aangezien bij vorige loterijen (bij decreet van de intendant-
"
generaal van 7 maart 1854) de zegel van het comité voldoende

16.9 Page 159

▲back to top
- VII/154 -
" was in plaats van de droogstempel van Financiën, verzoekt het co-
" mité eerbiedig om de vele taken te vergemakkelijken dezelfde
" gunst te mogen verkrijgen.
"
Het welwillende aandeel dat U steeds genomen hebt in alles
" wat het welzijn van deze arme en bedreigde jongens betreft, doet
" het comité hopen, dat U het ter zijde zult willen staan, om het
" liefdadige werk tot gunstige resultaten te leiden, dat geen ander
" doel nastreeft dan het meest behoeftige en voornaamste deel van
" de menselijke maatschappij te verbeteren.
"
Met gevoelens van grote dankbaarheid.
"
Uit naam van alle leden van het comité,
"
Priester Bosco Giovanni
Bij deze brief werd een tweede lijst van prijzen gevoegd, genummerd
van 384 tot 1.820, vermeld op gezegeld papier van 50 centimes met de
vereiste schattingen.(1)
Op de aanvraag werd gunstig beschikt.
" Prefectuur
Turijn, 9 juli 1862
" van de Provincie Turijn
" Div.5 - No. van het prot.8.839 No. van het reg. 309.
"
"
Daar het ministerie van Financiën in de zin der beschikking
" van art. 8 van het reglement van 4 maart 1855, goedkeuring heeft
" verleend aan het besluit van dit bureau van 2 juli (2) waarbij
" machti-
(1) "Gezien voor controle voor 5.625 lires — 17 juni 1862 — prof. Giovanni Volpato".
"Ik, ondergetekende, heb op verzoek van de heer Giovanni Bosco, de op de
bovenstaande lijst voorkomende voorwerpen van allerlei aard geschat op een waarde
van L. 23.569. —. Op mijn woord van eer
Turijn, 17 juni 1862
Buzzetti Giuseppe".
(2) No. 55 — Div. 5a.
refect v/d Provincie Turijn,
Gezien het verzoek, ingediend door de heer Giovanni Bosco, pr., waarbij hij
vraagt om vergunning tot het houden van een loterij van voorwerpen die door de
liefdadigheid der burgerij ter beschikking zijn gesteld, en waarvan de opbrengst
bestemd is voor de Oratoria van de H. Franciscus van Sales in Valdocco, van de H.
Aloysius in Portanuova en van de Engelbewaarder in Vanchiglia;
Gezien het bijgevoegde programma en het plan van de Loterij;
Gezien de lijsten van de geschonken voorwerpen ten getale van duizend achthon-
derd twintig, waarvan de waarde vierenzestigduizend honderd drieëndertig lires en
zestig centimes bedraagt, volgens de schatting der Heren prof. Giovanni Volpato en
Buzzetti Giuseppe dd. 14 maart en 17 juni jl.;
Gezien het memorandum van het Ministerie van Financiën (Algemene Directie van
Registratie en Domeinen) dd. 28 juni No. 20971, 2277, 1595, Div. 2a Loterij;
Gezien het bijgevoegde reglement van het Kon. Decreet van 4 maart 1855, no. 606;
Gezien het oorspronkelijke besluit van dit bureau dd. 21 maart jl.
.../...

16.10 Page 160

▲back to top
- VII/155 -
" ging wordt verleend tot het houden van de ontworpen Loterij van
" roerende goederen geschonken ten bate van de Oratoria van de H.
" Franciscus van Sales, van de H. Aloysius en van de H. Engelbewaar-
" der, gevestigd in deze stad, heeft de ondergetekende de eer de
" desbetreffende bescheiden hierbij te doen toekomen aan de Heer
" Bosco Giovanni, pr.
"
De Prefect
"
F. Pasolini.
Don Bosco wachtte echter niet tot het decreet hem overhandigd werd
en nauwelijks had hij kennis van de inhoud gekregen of hij gaf een nieu-
we circulaire in druk.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Ik heb het genoegen U mee te delen, dat de prijzen, be-
" stemd voor de Loterij, die in uw liefdadigheid aanbevolen werd,
" krachtens de beslissing van de heren van het comité de volgens be-
" sluit van de Prefectuur van deze stad, met ingang van 3 juli a.s.
" tentoongesteld zullen worden.
"
Indien u ons op die dag zou kunnen vereren met uw aanwe-
" zigheid, zou ons dat een groot genoegen doen en bijdragen tot het
" welslagen van het mede door u bevorderd werk.
"
De tentoonstellingszaal blijft iedere dag voor het publiek
" geopend van 9 tot 12 uur voormiddag, en van 4.30 uur tot 7 uur
" namiddag.
"
Zowel het aantal geschonken prijzen als de verkoop der
(1) .../...
Besluit:
art. 1. - Er wordt vergunning verleend tot het houden van de bovengenoemde Loterij,
overeenstemmend met het voorgelegde plan en met uitgave van honderdveertigduizend
tweeënnegentig loten van vijftig centimes elk, die, alvorens te worden uitgescheurd
en verdeeld, moeten genummerd worden en behoorlijk ter waarmerking voorgelegd bij
het bureau der Loterij, Ministerie van Financiën, en getekend door een lid van het
Loterijcomité.
art. 2. - De opbrengst der loten zal geleidelijk gestort worden in de kas van het
comité, ten einde vervolgens bestemd te worden voor het doel, aangegeven in het
desbetreffende programma en plan.
art. 3. - Bij de publieke aankondiging van de bedoelde Loterij, dient de inhoud van
dit besluit ter kennis te worden gebracht.
art. 4. - Als trekkingsdag van de loterij is vastgesteld 3 september van dit jaar,
in het huis annex aan het Oratorio van de H. Franciscus van Sales in Valdocco, in
tegenwoordigheid van de leden van het comité en van de burgemeester van de stad
Turijn, die opdracht heeft, toe te zien op het nauwkeurig onderhouden van de hier-
voor gestelde voorwaarden, en van die welke het dit bureau in de toekomst goeddunkt
voor te schrijven; bij het niet naleven hiervan zal de Loterij ongeldig verklaard
worden.
art. 5. - Het aantal loten kan niet worden uitgebreid, noch de trekking van de
Loterij worden uitgesteld zonder verkregen goedkeuring.
De prefect
Turijn, 2 juli 1862
F. Pasolini
Gezien het voorliggende besluit met bijlagen keurt de minister van Financiën dit
goed in de zin van wat bepaald is bij art. 8 van het reglement van 4 maart 1855 van
het ministerie van Financiën.
Voor de minister
Turijn, 5 juli 1862.
Scialoja

17 Pages 161-170

▲back to top

17.1 Page 161

▲back to top
- VII/156 -
" loten zijn heel voldoeninggevend en ook u zult met ons de beste
" verwachtingen koesteren, wanneer u ons met een persoonlijk bezoek
" vereert.
"
Mocht er nog enigerlei schenking voor dit doel beschikbaar
" zijn, verzoek ik u beleefd ons deze te doen toekomen om ze bij de
" andere te voegen in de openbare tentoonstelling.
"
Ik verzoek u mijn gevoelens van levendige dankbaarheid te
" willen aanvaarden en verblijf inmiddels,
"
van u, verdienstelijke,
"
de dw. dienaar
"
namens het comité
" Juni 1862.
Pr. Giovanni Bosco.
In die tijd had Don Bosco bij de drukker Speirani de lijst laten
drukken van de geschonken en voor de loterij bestelde voorwerpen, met de
namen van de schenkers. Bovenaan werd nog eens Don Bosco's oproep tot
alle goede mensen herhaald, met het plan en het reglement voor de lote-
rij, de namen der leden van het comité en de lijst met de adressen van
de propagandisten. Het was een boekje van 104 bladzijden geworden, en
kostte 50 centimes. Het werd gepubliceerd op het einde van juni, toen de
schenkingen een aantal van 2.430 bereikt hadden. De schenkingen die het
allerlaatst nog waren binnengekomen, moesten in een afzonderlijke cata-
logus gedrukt worden en dat waren er nog eens 570. Daaronder bevonden
zich twee kandelaars, aangeboden door de jongens van de Oratoria van de
H. Aloysius en van de Engelbewaarder. Er waren ook voorwerpen geschonken
ten gebruike van de Oratorio’s en niet opgenomen onder de prijzen voor
de Loterij. Aan de bezoekers van de tentoonstelling werd aangeduid dat
het Oratorio van de H. Franciscus van Sales zich bevond aan het einde
van de Via Cottolengo.
Op 2 juli, feest van Maria Visitatie, werd de tentoonstelling ge-
opend. De Armonia van 3 juli berichtte:
"Loterij van D.Bosco. - Gisteren, 2 juli, om half tien voormid-
dag, is markies Lucerna di Rorà, burgemeester van de stad Turijn en
voorzitter van het comité van de Loterij ten bate van de Oratoria van de
H. Franciscus van Sales in Valdocco, van de H. Aloysius te Porta Nuova
en van de H. Engelbewaarder in Vanchiglia, samen met de andere leden van
het comité overgegaan tot de opening van de openbare tentoonstelling der
voorwerpen voor de loterij, in het huis van het Oratorio van de H. Fran-
ciscus van Sales in Valdocco. Zij zal twee maanden lang geopend zijn van
9 tot 12 uur voormiddag en van 4.30 tot 7 uur ’s avonds."
Men was overeengekomen, zo vertelt de kroniek, dat men bij die
gelegenheid andermaal een kleine openingsfestiviteit zou organiseren,
omdat de eerste in de maand maart ten gevolge van de sneeuw mislukt was.
Nu was het buitengewoon mooi weer. De burgemeester werd bij de ingang
door Don Bosco opgewacht. Nadat hij de tentoonstelling, het huis en de
werkplaatsen bezocht had, vond hij de jongens verzameld onder de gaande-
rijen, waar ook een zetel voor hem klaargezet was. De muziekkapel speel-

17.2 Page 162

▲back to top
- VII/157 -
de en men zong een hymne. Daarna richtte de jonge Ramongini zich tot de
burgemeester en las hem een kort en sierlijk adres voor, opgesteld door
Don Bosco.
"
Mijnheer de Burgemeester, Mijne Heren,
"
"
Alvorens U, mijnheer de Burgemeester en mijne Heren, ons
" eenvoudig onderdak verlaat, sta u mij toe dat ik namens mijn be-
" minde kameraden, de gevoelens van dankbaarheid, die ons hart op
" dit allergelukkigste ogenblik vervult, voor U tot uitdrukking
" breng. Mijn Oversten, en al mijn kameraden zouden U iets willen
" zeggen. Sommigen zouden U willen danken voor de eer die U ons op
" deze dag hebt willen betuigen, anderen zouden de weldaden willen
" opsommen die we bij zo vele gelegenheden van u ondervonden, en
" weer anderen zouden zich bij u willen aanbevelen, om steeds uw
" bescherming en welwillendheid te mogen genieten. Uiteindelijk
" zouden allen U willen verzoeken ons steeds indachtig te willen
" zijn, en ons te begunstigen,te helpen en te beschermen.
"
Te midden van dit algemeen verlangen om onze hartelijke
" genegenheid onder woorden te brengen, sta mij toe, mijnheer de
" burgemeester en U, Verdienstelijke Heren, dat ik uit naam van
" mijn eer waarde Oversten, de gedachten van mijn beminde kameraden
" samenvat en tegenover U vertolk. U moet weten, dat wij, bij al on-
" ze vreugde, verlegen zijn, omdat onze toestand - we zijn slechts
" arme jongens - de tijd en de plaats het ons niet mogelijk gemaakt
" hebben U te ontvangen, zoals we wel graag zouden gedaan hebben. We
" zouden gewild hebben dat de wegen bedekt waren met tapijten, de
" muren en ieder hoekje van het huis versierd met bloemen, ten teken
" van de uitgelezen deugden die u sieren. Dat alles hebben we niet
" kunnen doen, niet door gebrek aan goede wil,die zeker groot is bij
" ons allen, maar door onze ontoereikende middelen. Het is ons enkel
" gegeven u deze weinige bloemen te kunnen aanbieden en daarmee ver-
" tolken wij de warmste gevoelens van ons hart; we voegen er een me-
" daille van de H. Aloysius aan toe, ten einde U de verzekering te
" geven dat wij niet nalaten iedere dag uitgelezen zegeningen van de
" hemel over u af te roepen, mijnheer de burgemeester en ook over U,
" Verdienstelijke Heren. Bij al onze verlegenheid is het echter een
" troostrijke gedachte voor ons, dat de goedheid die u aan de dag
" gelegd hebt door hierheen te komen, een tegemoetkoming is voor
" onze geringheid. Eén ding kunnen we u echter verzekeren, namelijk
" dat we deze dag steeds zullen beschouwen als een der mooiste van
" ons leven, en wij zegenen nu de barmhartige Voorzienigheid, die
" zich verwaardigde U hier bij ons te brengen.
De burgemeester luisterde met zichtbaar genoegen en vervolgens
richtte hij tot de jongens een korte, maar verrassende toespraak. Hij
was een bekwame spreker, en toen hij het over Don Bosco had, zei hij:
- "Hij bereidt feestelijkheden voor anderen voor, maar wie verdient ze

17.3 Page 163

▲back to top
- VII/158 -
eerder dan hij? Hij schrijft anderen de verdienste toe van deze geweldi-
ge ondernemingen, maar is het misschien niet zo, dat hij alles doet? Hij
is royaal met het prijzen van anderen, maar wie heeft meer recht op er-
kentelijkheid dan hij? En het doet mij genoegen hem te kunnen bedanken
uit naam van Turijn, waaraan hij op een zo edelmoedige wijze weldaden
bewijst." - Hij besloot met te zeggen: - "Jongens, als jullie eenmaal
goede burgers willen zijn, gehoorzaamt dan aan Don Bosco!"
Toen de Loterij op die manier op gang gebracht was, richtte Don
Bosco zich met een nieuwe uitnodiging tot zijn weldoeners.
"
Geachte Heren,
"
"
Namens het loterijcomité nodig ik u eerbiedig uit een be-
" zoek te willen brengen aan de openbare tentoonstelling der voor-
" werpen, die in het huis gelegen naast het Oratorio van de H. Fran-
" ciscus van Sales zal gehouden worden tot de eerste dagen van sep-
" tember.
"
Van deze gelegenheid maak ik gebruik om U mee te delen dat
" om te kunnen beginnen met de ordening van de boekhouding en om het
" hoofd te kunnen bieden aan enkele dringende noden van het werk der
" Oratoria, U mij een groot genoegen zou doen, ja zelfs een goed
" werk zou verrichten, door mij, alstublieft, zo spoedig mogelijk
" het bedrag te laten toekomen van de loten die U al hebt kunnen
" verkopen. Dat kunt U doen op de voor U gemakkelijkste manier,
" eventueel ook per postwissel.
"
Overtuigd van Uw beproefde welwillendheid om aan het ver-
" langen van het comité tegemoet te komen, dank ik U uit naam van
" dit comité en verblijf inmiddels met volle hoogachting,
"
van U, geëerde,
"
de zeer verplichte dienaar
"
Ridder Oreglia di S. Stefano, secretaris
Het zenden van brieven en loten aan alle mogelijke klassen van
mensen niet alleen te Turijn, maar ook in de provincie, had geweldige
afmetingen aangenomen. De prefect en de burgemeester steunden het werk
van ganser harte.
De burgemeester van Turijn zond een in het Oratorio gedrukte
brief aan de burgemeesters van de provincie:
"
Geachte Heer Burgemeester,
"
"
In mijn kwaliteit van voorzitter van het comité, gevormd
" voor de Loterij waarvan ik het programma voor U hierbij insluit,
" doe ik een beroep op U voor een werk van openbare liefdadigheid.
"
Ten einde deze Loterij te voleindigen en daar er nog onver-
" kochte loten over zijn, werd er besloten ... tientallen loten aan

17.4 Page 164

▲back to top
- VII/159 -
" U te doen toekomen en via U aan de Heren leden van Uw Gemeente-
" raad. Het comité heeft daartoe besloten, omdat het werk dat men
" wil begunstigen in het bijzonder gericht is op het welzijn van de
" jongens uit de dorpen en steden van de provincie. We hopen dat
" onze aanbeveling goede resultaten moge opleveren; wanneer U overi-
" gens van oordeel bent een deel van de bijgevoegde loten te moeten
" terugzenden, wordt U verzocht er een pakje van te willen maken
" voorzien van het zegel van Uw gemeente en met het eenvoudige adres:
" De Heer Prefect van de Provincie Turijn. Hetzelfde kunt U doen met
" de opbrengst van de loten, tenzij het voor U gemakkelijker is deze
" te doen toekomen aan een van de in het programma genoemde adressen
" of beter nog: uzelf of iemand anders, die U kent, van de gelegen-
" heid gebruik zou kunnen maken om de tentoonstelling te komen be-
" zoeken; U zou stellig welkom zijn en met oprecht genoegen ont-
" vangen worden.
"
De openbare tentoonstelling, die ondergebracht is in het aan-
" palende huis van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales in
" Valdocco, vindt niet plaats op het in het programma genoemde
" tijdstip, doch kan pas op 3 juli beginnen en zal twee maanden du-
" ren. Uit naam van het comité en voor het goede verloop van de Lo-
" terij verzoek ik U de loten die U niet wenst te behouden, binnen
" de veertien dagen na ontvangst van de zending te willen terugstu-
" ren.
"
Vol vertrouwen in uw welwillendheid, biedt het comité U zijn
" voorbarige dank, terwijl ik met dankbaarheid de eer heb mij te
" noemen
"
van U, Hooggeachte,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, juli 1862.
Markies Emanuele di Rorà
Een soortgelijke brief werd door deze edelman eveneens gezonden
aan de prefecten van de provincies der vroegere staten.
"
Hooggeachte Heer Prefect,
"
"
Nadat de regering van Z.M. onlangs de goedkeuring had ver-
" leend tot het houden van een Loterij voor een werk van openbare
" liefdadigheid, waarvan ik U hierbij een programma voeg, werd de
" uitvoering ervan toevertrouwd aan een daarvoor benoemd comité,
" onder voorzitterschap van de burgemeester van deze stad. Aange-
" spoord door de royale medewerking van de regering en met name van
" de heer Prefect van Turijn, die zich belast heeft met het toezen-
" den van enkele tientallen loten aan de burgemeesters van de pro-
" vincie uit naam van het comité, ben ik eveneens zo vrij van U
" eenzelfde gebaar te verzoeken ten aanzien van de burgemeesters in
" uw gebied, opdat zij gebruik kunnen maken van het portvrijdom.
"
Vertrouwend op Uw welwillendheid, sluit ik hierbij een af-
" afschrift in van de brief die aan de heren burgemeesters gezonden

17.5 Page 165

▲back to top
- VII/160 -
" werd. Wanneer U ten andere meent enkele pakjes van de bijgevoeg-
" de loten te moeten terugsturen, verzoek ik U beleefd ze te willen
" adresseren aan de Heer Prefect van de provincie Turijn. Uit naam
" van het comité dank ik U enz. enz.
Graaf Radicati, eerste adviseur van de Prefectuur en een grote
vriend van Don Bosco, stond hem, zoveel hij kon, met zijn invloed ter-
zijde. Hij had in de prefectuur een ambtenaar aangesteld om al de zaken
van de Loterij te behandelen.
Ook tot de ministers van State richtte markies Rorà het verzoek
om aan de Loterij deel te willen nemen.
" Aan Zijne Excellentie de minister van Openbare Werken.
"
Turijn, 1 augustus 1862.
"
Excellentie,
"
"
Het aandeel dat Uwe Excellentie steeds pleegt te nemen in
" werken van openbare liefdadigheid, vooral wanneer het erom gaat de
" nood te lenigen van de meest behoeftige klasse van het volk, geeft
" mij de vrijheid me ook tot U te wenden met de uitnodiging tot het
" steunen van een dergelijk werk dat, zoals U uit het bijgevoegde
" programma kunt zien, het nobele doel nastreeft de meest bedreigde
" jongens van onze hoofdstad van het slechte pad af te houden en hen
" dat der werkzaamheid en moraliteit te doen bewandelen.
"
Ik weet dat uw ministerie verschillende malen dit werk te
" hulp is gekomen en het bij iedere voorkomende gelegenheid begun-
" stigt;daarom richt ik in mijn kwaliteit van voorzitter en ook in
" naam van het comité nederig mijn warme uitnodiging tot U, om enke-
" le schilderstukken of om het even welke andere giften, die U in
" uw weldadigheid meent te kunnen schenken, ter beschikking te wil-
" len stellen.
"
Het koninklijk Huis van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins
" Eugenio en Prins Tommaso hebben ook al op vrijgevige wijze deel-
" genomen. In het vertrouwen dat ook U dit verzoek zult willen in-
" willigen, zend ik U 300 loten, die ik U verzoek te willen verdelen
" over de verschillende afdelingen van uw ministerie.
"
Met hoop en gevoelens van dankbaarheid vervuld, reken ik
" het mij een grote eer mij te kunnen noemen met de meeste achting
" en eerbied,
"
Van U, Excellentie,
"
de zeer verplichte dienaar,
"
Rorà
Het ministerie van openbare werken behoudt 100 loten voor de lote-
rij waarvan sprake was in uw brief, zendt er tweehonderd terug en maakt

17.6 Page 166

▲back to top
- VII/161 -
U de prijs der behouden loten ten bedrage van vijftig lires over, waar-
voor gaarne kwitantie.
In opdracht,
18 september 1862.
Pautrier
Ook andere ministers beantwoordden de brieven van de burgemeester.
" Koninkrijk Italië
" Ministerie van Openbaar Onderwijs
" Divis.la See.1a No.v.h.Pos.2 No.Proces-verb.Gebn.20540
"
No.di Partenza 3691
"
Turijn, 11 augustus 1862
"
"
Het spijt ondergetekende dat de staat waarin de financiële
" situatie van dit ministerie zich bevindt het onmogelijk maakt te
" doen wat men graag zou willen, vooral ten bate van uw waarachtig
" godsdienstig en burgerlijk instituut. De ondergetekende kan
" slechts 20 loten van die welke U hem hebt doen toekomen, behouden.
" Ze zullen betaald worden aan de kas van het Oratorio. De andere
" 130 wor-den teruggezonden. Met bijzondere hoogachting,
"
voor de minister
"
Brioschi.
" Ministerie van Marine
Turijn, 12 augustus 1862
" Kabinet van de Minister
"
No. 2131
"
"
Van de 150 loten voor de loterij waarvan sprake in uw brief
" van 1 dezer, kan dit ministerie, uit overwegingen van bezuiniging,
" er slechts twintig behouden.
"
De overblijvende 130 loten evenals het bedrag van 10 lires,
" worden U tegelijk met dit schrijven toegezonden.
"
Voor de minister,
"
voor de secretaris-generaal
"
Montano
" Koninkrijk Italië
" Ministerie van Binnenlandse Zaken,
"
" Secretaris-generaal
Turijn, 21 augustus 1862
" Div.3 Sec.1 No.15-13469
"
"
Ondergetekende deelt U mede dat het ministerie de 600 loten
" voor de Loterij ten bate van het Oratorio van de H. Franciscus van
" Sales behoudt, en deelt U tevens mee dat alle maatregelen genomen
" werden om het bedrag van 300 lires door een mandaat op uw naam,

17.7 Page 167

▲back to top
- VII/162 -
" binnen 10 tot 12 dagen inbaar bij de centrale thesaurie, tot uw
" beschikking te stellen.
"
Voor de minister
"
Capriolo
" Ministerie van Financiën
Turijn, 11 augustus 1862
" Secretariaat generaal
" 3e div.Kabinet en interne dienst
"
No. 22525-3893
"
"
"
Hoewel de ondergetekende de beste resultaten toewenst aan
" het liefdadige werk, ten bate van de H. Franciscus van Sales in
" Turijn, dat door U wordt geleid, betreurt hij het, omwille van de
" toestand waarin de openbare schatkist zich bevindt, slechts in
" beperkte mate te kunnen bijdragen, daar de desbetreffende gelden
" daartoe ontbreken. Voor rekening van het Ministerie zullen echter
" 100 loten worden genomen, waarvan de kosten per mandaat, zullen
" overgemaakt worden door deze thesaurie ten gunste van de rekening
" van bovengenoemde liefdadige instelling. Ondergetekende deelt U
" verder mee dat het ministerie van Financiën, niet beschikt over
" voorwerpen die voor de Loterij kunnen aangeboden worden en dus op
" die wijze onmogelijk iets kan bijdragen, volgens het plan van de
" heer burgemeester.
"
De minister
"
A. Sella
Markies di Rorà had aan de ministers geschreven dat het konink-
lijk Huis deelgenomen had in de Loterij van het Oratorio. Inderdaad,
Don Bosco had stappen bij de prinsen ondernomen en zijn doel bereikt.
We geven hier de antwoorden, maar enkele brieven zijn verloren gegaan.
"
Turijn, 25 juli 1862
" Huis van Z.K.H. Prins Tommaso van Savoye
"
Hertog van Genua
"
No. 91
"
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Als bijdrage van het Huis van Z.K.H. Prins Tommaso van Sa-
" vooie, Hertog van Genua, aan de liefdadigheidsloterij die U op
" touw gezet hebt ten bate van het door U gestichte voortreffelijk
" instituut, laat ik U de hierna volgende voorwerpen toekomen en
" deel U tegelijkertijd mede dat er driehonderd loten zullen wor-
" den afgenomen.
"
Voorwerpen als prijzen: 1° Een rieten mand - 2° Een paar

17.8 Page 168

▲back to top
- VII/163 -
" kristallen vazen - 3° Een inktkoker - 4° Een beeldje van de H.
" Vincentius a Paolo - 5° Een tweepersoons porseleinen servies -
" 6° Een zegeldoosje in geperst leder.- 7° Een cache-pot, gebronsd
" en verguld.
"
Aanvaard de verzekering van mijn oprechte hoogachting,
"
"
de intendant-generaal
"
Randone.
" Aan Prins Eugenio.
"
"
Hoogheid,
"
"
De Loterij die Uwe Hoogheid in haar grote milddadigheid met
" zoveel kostbare schenkingen heeft begunstigd, geeft voldoende re-
" sultaten en nadert haar einde. Maar er blijft nog een aanzienlijk
" aantal loten te verkopen.
"
Ik ben zo vrij u een pakje met een zestig tientallen in uw
" zo bekende liefdadigheid aan te bevelen met het verzoek deze te
" willen afnemen ten bate van de arme jongens, die U al op zoveel
" manieren in uw liefdadigheid bedacht hebt, en geef U de verzeke-
" ring dat wij de reeds ontvangen weldaden niet zullen vergeten.
" Iedere dag zullen wij overvloedige zegen van de hemel over U af-
" smeken.
"
Staat U mij ten slotte toe dat ik mij de grote eer toeken,
" mij met diepe dankbaarheid te noemen
"
van Uw Hoogheid,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 20 augustus 1862
Pr. Giovanni Bosco.
" Aan Ridder Campora, intendant van het Huis van Z.K.H. prins
" Eugenio.
"
"
De goedheid waarmee U onze loterij begunstigd hebt, dank zij
" de kostbare schenkingen die Uwe Hoogheid ons door Uw bemiddeling
" hebt laten toekomen, verleent mij de vrijheid bij Uwe Hoogheid ver-
" der aan te dringen op de bestendiging van Uw welwillendheid, opdat
" U zich moge verwaardigen de bijgesloten loten te aanvaarden.
"
De koninklijke Prinsen hebben honderd tientallen besteld en
" ik sluit er hierbij zestig in. Wie weet of een goede ingeving van
" Uwe Hoogheid, samen met een goed woordje van U, er niet toe zal
" leiden dat ze aanvaard worden.
"
In dit vertrouwen smeek ik alle goeds van de hemel over U
" en over Zijne Hoogheid af, en verblijf met gevoelens van dankbaar-
" heid en eerbied,
"
van U, verdienstelijke,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 21 augustus 1862
Pr. Bosco Giovanni.

17.9 Page 169

▲back to top
- VII/164 -
" HUIS VAN Z.K.H.
Turijn, 29 augustus 1962
" Prins di Carignano
"
"
Zeer geachte en Zeereerwaarde Heer,
"
"
Daar Z.K.H. besloten heeft 12 tientallen loten van de door U
" op touw gezette loterij af te nemen, stuur ik U hierbij ingesloten
" het pakje met de zestig door U gezonden terug, en verzoek U, aan
" brenger dezes de genoemde 12 tientallen mee te geven, met de erbij
" behorende gratis loten volgens programma, tegen betaling van hun
" prijs van 72 lires.
"
Ik verblijf inmiddels met de meeste hoogachting,
"
"
Uw dw. dienaar,
"
Carlo Campora.
De regerende familie was in feeststemming, daar de huwelijksover-
eenkomst gesloten was tussen prinses Maria Pia van Savooie met koning
Lodewijk I van Portugal. Don Bosco stuurde loten van zijn loterij aan
de nieuwe koningin.
" Aan Prinses Pia
"
"
Koninklijke Hoogheid,
"
In de algemene vreugde voor de huwelijksfeesten die voor U
" terecht in voorbereiding zijn, durf ik het aan een werk van lief-
" dadigheid bij U aan te bevelen, dat gesteund wordt door de welda-
" digheid van Uw verheven vader, insgelijks door deelname van Uw
" moeder en door de mildheid van Uwe Hoogheid zelf.
"
Zestig tientallen loten beveel ik nederig in Uw bekende
" liefdadigheid aan, met het verzoek ze te willen behouden ten bate
" van de arme jongens hier, die daarvoor niet alleen uiterst dank-
" baar zullen zijn, maar ook iedere dag over U en over Uw vorstelij-
" ke echtgenoot de zegeningen van de hemel zullen afsmeken.
"
God moge U zegenen en met zijn genaden overladen en sta
" mij toe dat ik, ook uit naam van de jongens die al zo dikwijls
" door U met weldaden bedacht zijn, de hoge eer heb mij met de
" grootste eerbied te kunnnen noemen,
"
van Uwe koninklijke Hoogheid,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 21 augustus 1862
Pr. Bosco Giovanni.
" Aan Hare Excellentie gravin Villamarina
"
"
Excellentie,
"
"
De welwillendheid waarmee Uwe Excellentie meermalen voor

17.10 Page 170

▲back to top
- VII/165
" het welzijn heeft gezorgd van onze arme jongens, doet mij hopen,
" ook in de nood van het ogenblik op uw duurzame gunsten te mogen
" rekenen.
"
Ik verzoek U daarom een goed woord te onzen gunste te wil-
" len doen bij H.K.H. prinses Pia, opdat zij zich verwaardige de
" ingesloten loterijloten te aanvaarden.
"
De koninklijke prinsen hebben honderd tientallen ervan la-
" ten halen; hierbij sluit ik er zestig in, die ik in uw goede zor-
" gen aanbeveel en in de welwillendheid van Hare Koninklijke Hoog-
" heid de prinses.
"
In het volle vertrouwen in deze zin begunstigd te worden,
" smeek ik God dat Hij U en heel uw geachte familie gezondheid en
" genaden moge verlenen, terwijl ik de eer heb mij van Uwe Exc. te
" mogen noemen
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 21 augustus 1862
Pr. Bosco Giovanni
"
Turijn, 15 september 1862
" Hooggeachte Heer Ridder Oreglia,
"
"
De persoon die van mij opdracht heeft gekregen U het pakje
" te bezorgen met de loten van de Loterij ten bate van de Oratoria,
" loten die mij per 20 augustus toegezonden werden, is de particu-
" liere secretaris van H.K.H.; dat werd gedaan op mijn opdracht,
" daar genoemde K.H. niet over de daartoe bestemde fondsen beschikt,
" zoals ik U al liet weten.
"
Desgewenst zou U, Heer Ridder, zich kunnen wenden tot het
" ministerie van het K. Huis, waar zij uit naam van H.K.H. aanvaard
" kunnen worden.
"
"
De gouvernante van de Koninklijke Prinsessen,
"
Gravin Carolina di Villamarina.
Ook tot koning Vittore Emmanuele had Don Bosco zijn vraag ge-
richt en de vorst voldeed aan zijn verlangen.
" Particulier Kabinet van Zijne Majesteit
"
Turijn, 15 oktober 1862
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Het is mij een eer en een genoegen geweest Uw verlangen
" aan Zijne Majesteit kenbaar te maken, om de duizend loten te aan-
" vaarden die mij zijn toegezonden voor de loterij van voorwerpen
" die op touw gezet is ten behoeve van de jongensoratorio’s in deze

18 Pages 171-180

▲back to top

18.1 Page 171

▲back to top
- VII/166 -
" stad en waarvan U de leider bent; en het verheugt me, U te
" kunnen meedelen dat zijne Majesteit zich heeft verwaardigd uw
" verzoek in te willigen.
"
Ter vervulling van dit edelmoedige en milddadige besluit
" van onze Soeverein, haast ik mij U mee te delen dat reeds alle
" schikkingen getroffen zijn om U het bedrag van 500 lires over te
" maken, zijnde de prijs der bovengenoemde duizend loten, bedrag
" dat te allen tijde bij de thesaurie van het Koninklijk Huis kan
" afgehaald worden.
"
Ik bied U, Zeereerwaarde Heer, intussen de verzekering
" aan van mijn bijzondere hoogachting,
"
"
De Minister van het Koninklijk Huis
"
Nigra.

18.2 Page 172

▲back to top
- VII/167 -
HOOFDSTUK
XXII.
De kronieken van de maand juli maken melding van nieuwe wonderen
van Don Bosco.
Don Ruffino schreef: "1 juli 1862. - Don Bosco zei tot enkelen die
na de maaltijd bij hem waren: - "Deze maand zal er een begrafenis plaats-
vinden." - Bij andere gelegenheden herhaalde hij hetzelfde, doch steeds
in tegenwoordigheid van slechts weinigen."
Deze vertrouwelijke mededelingen wekten onder de clerici grote
nieuwsgierigheid; en tijdens de recreaties, wanneer hun verplichtingen
het toelieten, verdrongen zij zich om Don Bosco in de verwachting iets
nieuws te vernemen. Een van die nieuwe dingen was, zoals ze later begre-
pen, het plan om ook inrichtingen voor meisjes te stichten. Inderdaad
schreven Don Bonetti en Cesare Chiala daarover. Op 6 juli vertelde Don
Bosco aan sommigen de volgende droom, die hij gehad had in de nacht van
5 op 6 juli. Waren tegenwoordig: Francesia, Savio, Rua, Cerruti, Fusero,
Bonetti, Ridder Oreglia, Anfossi, Durando, Provera en een paar anderen.
"
Vannacht heb ik een zonderlinge droom gehad. Ik droomde dat
" ik in gezelschap was van markiezin di Barolo en we wandelden over
" een pleintje dat toegang gaf tot een grote vlakte. Ik zag de jon-
" gens van het Oratorio lopen en springen en zich opgewekt ontspan-
" nen. Ik wilde de rechterhand aan de markiezin reiken, maar ze zei
" tegen me: - "Neen, blijf waar u bent."
"
Daarna begon ze met me te spreken over mijn jongens en zei:
"
- "Het is heel goed als u zich met de jongens bezighoudt,
" maar laat dan aan mij alleen de zorg over voor de meisjes; op die
" manier kunnen we samenwerken."
"
Ik antwoordde haar: - "Maar zegt u me dan eens, is onze
" Heer Jezus Christus dan alleen in de wereld gekomen om de jongens
" te verlossen en niet ook de meisjes?"
"
- "Dat weet ik", antwoordde zij. "Onze Heer heeft allen
" verlost, jongens en meisjes."
"
- "Welnu, ik moet ervoor zorgen dat zijn bloed niet vergeefs
" gevloeid heeft, zowel voor de jongens als voor de meisjes."
"
Terwijl we zo in gesprek waren, ontstond er plotseling
" onder mijn jongens, die zich op het pleintje bevonden, een sombe-
" re stilte. Allen lieten hun spel in de steek en vol schrik sloegen
" zij op de vlucht, de enen hier en de anderen daar.
"
Ik en de markiezin hielden stil en bleven een ogenblik on-
" beweeglijk staan. Ik probeerde te achterhalen wat de oorzaak van

18.3 Page 173

▲back to top
- VII/168 -
" die schrik was en ging met de markiezin verder. Ik sloeg even de
" ogen op en daar zag ik helemaal achter in de vlakte een groot
" paard op de aarde neerdalen... maar hoe groot!!... Het bloed
" stolde me in de aderen van schrik.
"
- "Was het zo groot als dit vertrek"? riep Don Francesia
" uit?
"
- "0, veel groter", antwoordde Don Bosco. Het zal groter en
" zwaarder geweest zijn dan drie- of viermaal het Madamapaleïs. Het
" was kortom iets heel ongewoons. Terwijl ik wilde vluchten, in de
" vrees dat er een catastrofe zou gebeuren, verloor Markiezin di Ba-
" rolo het bewustzijn en viel op de grond. Ik kon bijna niet meer op
" mijn voeten blijven staan, zo beefden mijn knieën. Ik liep wat ik
" lopen kon om me achter een alleenstaand huis te verbergen, niet
" ver daar vandaan; maar daar werd ik weggejaagd onder het geroep
" van: - "Ga weg, ga weg! Kom niet hierheen!" - Intussen zei ik bij
" mezelf:- "Wie weet, welke duivel dit paard is! Ik wil niet vluch-
" ten,ik wil er op af en het van dichtbij in het oog houden." - En
" hoezeer ik ook beefde, ik vermande mij, keerde om en ging er op
" af.
"
0! Wat een verschrikking! Met die rechtopstaande oren en
" met zo een snuit! Nu eens kreeg ik de indruk dat er veel mensen op
" zaten, dan weer dat het vleugels had, zodat ik uitriep: - "Maar
" dat is een duivel!"
"
Terwijl ik ernaar stond te kijken vroeg ik, daar er nog
" anderen bij me waren: "Wat is dat voor een paard?"
"
Ik kreeg tot antwoord: - "Dit is het rode paard, equus ru-
" fus uit de Apocalyps!"
"
Toen werd ik wakker en lag ik van vrees vervuld op mijn bed
" en de hele morgen, onder de Mis en in de biechtstoel had ik voort-
" durend dat afschuwelijk beeld voor ogen. Nu zou ik graag willen
" dat iemand opzoekt of dit equus rufus werkelijk in de H. Schrift
" genoemd wordt en wat het betekent.
Hij liet Don Durando het probleem oplossen. Don Rua merkte op,
dat er in Hoofdstuk VI, vers 4 inderdaad over het rode paard gesproken
wordt, als beeld van de bloedige vervolging van de Kerk, zoals door Mgr.
Martini uiteengezet wordt in de aantekeningen bij de Heilige Schrift. De
tekst luidt: Et cum aperuisset sigillum secundum, audivi secundum ani-
mal, dicens: Veni et vide. Et exivit alius equus rufus: et qui sedebat
superillum datum est ei ut sumeret pacem de terra et ut invicem se in-
terficiant et datus est ei gladius magnus.
In de droom van Don Bosco schijnt het rode paard de sektarische
democratie te vertegenwoordigen die, briesend van woede tegen de Kerk,
zonder ophouden optreedt tegen de maatschappelijke orde; zij dringt zich
op aan de regeringen, de scholen, de gemeentebesturen, de rechtbanken;
zij verlangt haar verwoestend werk dat zij met de hulp van gezagdragende
medeplichtigen begonnen is, door te voeren ten nadele van iedere gods-
dienstige gemeenschap, van iedere vrome inrichting en van het gemeen
recht op eigendom. Don Bosco zei: - "Het is nodig dat alle welmenende

18.4 Page 174

▲back to top
- VII/169 -
mensen en ook wij, hoe gering wij ook zijn, met ijver en moed dit dier,
dat zonder halster de velden bin-nenstuift, trachten te beteugelen.
En op welke manier? De volkeren aanmanen tot waakzaamheid met
werken van liefdadigheid. Met de goede pers tegen de valse leerstellin-
gen van dit monster, en hun geest en hart richten op de stoel van Pe-
trus. Dáár ligt het onwrikbare fundament van ieder gezag dat van God
komt, de voornaamste sleutel die iedere maatschappelijke orde bindt, de
onveranderlijke wetsbepaling betreffende de plichten en rechten van de
mensen, het goddelijke licht, dat de dwalingen der verkeerde hartstoch-
ten verjaagt; daar is de trouwe behoeder en machtige beschermer van de
evangelische en natuurlijke zedenleer, daar ook de bevestiging der on-
veranderlijke sanctie op eeuwige beloningen voor wie Gods wet naleven en
de eveneens eeuwige straf voor wie haar overtreden. Maar Kerk en Stoel
van Petrus en paus zijn één en hetzelfde. Om dergelijke waarheden ingang
te doen vinden, wilde Don Bosco dan ook dat men alles in het werk zou
stellen, om de laster tegen de paus te ontzenuwen, dat men het bewijs
zou leveren van de eindeloze weldaden die hij het maatschappelijke leven
bewijst, en dat men zou trachten bij iedereen erkentelijkheid, trouw en
liefde jegens hem op te wekken.
Don Bosco deed dit zodanig dat hij in zijn liefde tot de paus,
zich in woord en daad waarlijk groot toonde. Hij zei dat hij de bladzij-
den der kerkgeschiedenis van Salzano een voor een gekust had, juist om-
dat deze Italiaanse geschiedschrijver zich daarin trouw toonde aan de
paus. Als hij tot de clerici sprak over verdachte boeken, gaf hij hun
onder meer deze maatstaf om te beoordelen of een boek goed of slecht
was: "Als ge ziet dat een auteur weinig goeds zegt over de paus, besef
dan dat zijn boek er niet een is dat moet gelezen worden." - Als hij tot
de jongens over de pausen spreekt, zo schreef Don Bonetti in datzelfde
jaar 1862, wist hij van geen ophouden; steeds had hij iets tot hun lof
te zeggen, en hij zei het zo mooi en zo bezielend, dat hij allen die
naar hem luisterden, geestdriftig maakte. Twee onderwerpen waren er,
waarbij hij zich, als hij erover sprak, uiterst bewonderenswaardig toon-
de; als hij sprak over de deugd van zedigheid en over de pausen. Dan
waren allen verrukt en door bewondering aangegrepen. Dat kan men gemak-
kelijk begrijpen als men zijn werken leest en vooral de levens der pau-
sen; hiernaar verwijzen wij hem die door de goddelijke Voorzienigheid
zal bestemd zijn om de levensbeschrijving van haar trouwe dienaar te
schrijven.
Hij legde echter een zekere terughouding aan de dag als hij sprak
met mensen die de paus vijandig gezind waren, omdat ubi non est auditus,
nec effundas sermonem, en ook omdat hij terecht vreesde dat sommigen op
hem zouden afgezonden worden om hem te ondervragen ut caperent eum in
sermone.
Intussen hoorde men in heel Italië brullen: - "Wij willen Rome,
of sterven." Het was nagenoeg onmogelijk strijdvragen over de wereldlij-
ke macht van de paus te vermijden. "Bijgevolg probeerden wij, clerici
en priesters, zo lezen we in de kroniek van Don Bonetti, toen wij op 7

18.5 Page 175

▲back to top
- VII/170 -
juli,'s avonds na het avondmaal met Don Bosco samen waren, hem daarover
aan het praten te krijgen, ten einde te leren op welke manier wij zou-
den moeten handelen, als we er in die noodlottige tijd over moesten
spreken; en zonder dat hij er erg in had, wisten we hem het volgende te
ontlok-ken: - "Vandaag ben ik in een huis geweest, waar ik omgeven was
door een schare democraten en enkele van die Passagliani in soutane. Na
over allerlei dingen gesproken te hebben, kwam het gesprek op politieke
dingen van de dag. Die dikke liberalen wilden weten wat Don Bosco ervan
dacht als de Piëmontezen naar Rome zouden oprukken en ze vroegen hem dat
openlijk. Maar Don Bosco zag in dat het aangaan van een gesprek over
zulke dingen en met dergelijke mensen, hetzelfde was als zich een schor-
re keel praten zonder het minste voordeel te behalen en antwoordde kort
en goed: - "Ik zal u meteen zeggen wat ik denk: ik sta aan de kant van
de paus, ik ben katholiek, ik gehoorzaam de paus blindelings. Als de
paus tegen de Piëmontezen zou zeggen: Komt naar Rome! dan zou ook ik
zeggen: - "Gaat! - Als de paus zegt dat het oprukken van de Piëmontezen
naar Rome diefstal is, dan zeg ik hetzelfde."
- "Maar", begonnen ze te roepen, "sit rationabile obsequium ves-
trum!"
- "Zeker, als uw onderdanigheid maar verstandig is, doch op de ma-
nier zoals Sint Paulus zegt, d.w.z. de eer die ge God bewijst, moet
redelijk zijn b.v. in de geest der riten en in de heiligheid van leven.
Ze moet redelijk zijn in de wijze van doen, bijvoorbeeld, in de manier
waarop we ons morgenen avondgebed bidden, in de manier waarop wij iedere
dag een beetje mediteren, bij het horen of celebreren van de mis; in
deze en alle soortgelijke gevallen sit rationabile obsequium vestrum;
maar in zaken die een geloofsdogma betreffen, of een voorschrift van de
moraal, moeten wij, als we katholiek willen zijn, denken en geloven zo-
als de paus denkt en gelooft."
- "Maar zegt u dan tenminste wat u denkt over de mogelijkheid van
die opmars?"
- "Ziehier wat ik denk en wat ik u zeg: het is een droom, dat de
Piëmontezen naar Rome zullen gaan; het is een droom dat de Piëmontezen,
wanneer ze zouden gaan, er zouden kunnen blijven; en tenslotte zeg ik,
dat men in sommige gevallen, ook in een droom, zich de nek kan breken."
Allen barstten in lachen uit en toonden zich voldaan. - "Dat is
de manier om de overwinning te behalen zonder zich met die kwesties in
te laten; want anders zal hij, die tegen uw principes is, met een ver-
hitte kop en nog halsstarriger dan ooit van u weggaan.'
"Bij een andere gelegenheid waren er die met me wilden discussië-
ren over de wereldlijke macht van de paus. Het was iemand van de rege-
ring maar heel eng van begrip. Ik antwoordde hem direct: - "Wilt u dat
we de kwestie in historische zin behandelen, of in theologische, of in
filosofische of in oratorische?"
"De ander antwoordde: - "Ik weet niet wat u daarmee bedoelt?"
- "Wel", hernam ik, "men kan zo een vraagstuk behandelen hetzij

18.6 Page 176

▲back to top
- VII/171 -
aan de hand van de geschiedenis, of van de theologie, of van de filoso-
fie of volgens de kunst der welsprekendheid."
"Mijn tegenstander vervolgde: - "Maar, zulke dingen heb ik nooit
bestudeerd!"
"Waarop ik tot hem zei: - "Welnu, zorgt u er dan eerst voor dat
u zich op het punt van die vraagstukken ontwikkelt en dan kunnen we er-
over praten: maar als we meteen maar beginnen te redetwisten over iets
waar we geen kennis van hebben, loopt men het gevaar in dwalingen te
vervallen, de een nog groter dan de andere. Als u een dergelijke kwes-
tie wilt bestuderen, wil ik u gaarne de schrijvers aanduiden die erover
spreken." - En toen zweeg die meneer.

18.7 Page 177

▲back to top
- VII/172 -
H O O F D S T U K XXIII.
Terwijl Don Bosco in die dagen zo geestig en ongedwongen scheen,
was het met zijn gezondheid toch niet te best gesteld. "Zijn geduld,
schreef Don Bonetti, is werkelijk dat van een heilige. Het is voldoende
te zien hoe hij in een dergelijke toestand een steeds opgeruimd gezicht
bewaart, om ons ertoe te brengen bij het ergste lijden ook onze gemoeds-
rust te bewaren. Het is in zulke omstandigheden dat hij, als sommige
jongens hem vroegen dat hij de Heer zou bidden hem van die ongemakken te
bevrijden, bij herhaling zei: - "Als ik wist dat één enkel schietgebed
genoeg zou zijn om me te genezen, zou ik het niet uitspreken."
Ondanks die ongesteldheid, vervolgt Don Bonetti, vertrok Don Bosco
op 15 juli naar San Ignazio op Lanzo, waar hij de tijd der retraite zou
doorbrengen. Daar gebeurden verschillende feiten die het onthouden waard
zijn. In het begin van juli had Don Bosco al gezegd dat een jongen van
het huis in de loop van die maand naar de eeuwigheid moest vertrekken.
Nu stierf Bernardo Casalegno uit Chieri, terwijl Don Bosco zich te San
Ignazio bevond, op vrijdag 18 juli. Dat gebeurde bij hem thuis en hij
stierf de dood der rechtvaardigen, pas 18 jaar oud. Op diezelfde vrijdag
zei Don Bosco tot de jongens uit het huis, die met hem in San Ignazio
waren, dat hij zich bij het bed van Bernardo Casalegno bevonden had en
dat hij hem in zijn laatste ogenblikken had bijgestaan. Wij, in Turijn,
wisten nog van niets, terwijl hij al schreef aan Don Alasonatti over de
dood van Casalegno en een gebed voor hem vroeg. Toen hij later thuis te-
rugkwam, ging ik (Don Bonetti) na, wie er met hem op retraite geweest
waren, en na verschillende ondervragingen kwam ik te weten dat Don Bosco
dit overlijden bekendgemaakt had, heel kort nadat het was voorgevallen:
iets wat, menselijkerwijs, niet mogelijk was, vanwege de afstand tussen
beide plaatsen, die meer dan 21 mijl bedraagt.
"Het valt niet te verwonderen dat God in die omstandigheid weer
had willen doen wat hij al met vele andere heiligen deed, en dit des te
gereder, geloof ik, als men weet hoe groot het verlangen van die brave
jongen was om nog eenmaal Don Bosco te mogen zien alvorens te sterven en
hem bij zich te hebben in het uur van zijn dood en hoe groot de genegen-
heid was die Don Bosco hem toedroeg.
Wij voegen er nog aan toe, dat de vader zelf, Ridder Geom. Giu-
seppe Casalegno, aan de priester Bartolomeo Gaido verklaarde; dat Don
Bosco, hoewel hij zich ver weg bevond, openlijk de dood van zijn zoon
bekend maakte op hetzelfde ogenblik waarop deze stierf.
"Niet minder wonderbaarlijk is het volgende feit. Enkele van de

18.8 Page 178

▲back to top
- VII/173 -
ambachtsjongens van het huis, Davit, Tinelli en Panico, die wisten dat
Don Bosco niet in het Oratorio was, en hoopten zodoende meer vrijheid
te hebben, ontbraken op zondag 20 juli in de avonddienst en hadden hei-
melijk het instituut verlaten om in het water van het kanaal nabij de
Dora te gaan zwemmen.
"Ondanks de waakzaamheid van Don Alasonatti en van de assistenten,
had niemand er iets van gemerkt als gevolg van het grote aantal interne
en externe jongens. Toen die dag en de volgende dag om waren, had nie-
mand in het Oratorio iets van die brutale afwezigheid gemerkt. De schul-
digen voelden zich volkomen op hun gemak, maar hun verwachting, onge-
straft te blijven werd de bodem ingeslagen. Ze waren gezien en waarge-
nomen door Don Bosco, die op maandag, de 21ste, 's morgens vroeg een
prachtige brief tot al de jongens richtte, waarin hij onder meer zin-
speelde op de drie schuldigen, zonder echter hun naam te noemen."
Ziehier de brief van Don Bosco:
"
Beminde jongens,
"
"
Ik weet, beminde jongens, dat ge verlangt iets van me te
" horen en ikzelf, die het huis heb moeten verlaten, zonder behoor-
" lijk afscheid van allen te nemen, voel de behoefte om door middel
" van deze brief met jullie te praten. Ik zal spreken met de ernst
" van een vader, die zijn hart lucht tegenover zijn beminde en lief-
" hebbende zonen. Zowel wat vrolijke als treurige dingen betreft.
"
De 15de van deze maand juli, 's avonds, begaf ik me, ter-
" wijl mijn gezondheid niet zo best was, naar de koets om naar San
" Ignazio te gaan. Tot Casélle heb ik van de zon kunnen genieten,
" die me gratis een stoombad gaf, daar ik op het imperiaal, of in
" het bovenste deel van de reiswagen zat. Van Casella tot San Mau-
" rizio had ik vervolgens een wind tot reisgezel die aanvankelijk
" fris,vervolgens koud was en tenslotte stormachtig; daarna donder,
" bliksem en regen. Van San Maurizio tot Ciriè was de regen, die
" met een weinig hagel vermengd was, nog niet te hevig. Maar van
" Ciriè tot Lanzo, wat vijf mijl ver is, regende het zonder ophou-
" den, en het hagelde, donderde en er stond een heel koude wind op
" om iemand bijna de adem af te snijden. De paarden trokken de reis-
" koets moeizaam en met trage stappen. Ik zat al die tijd op het im-
" periaal,maar voelde me allesbehalve een imperator. Er waren ver-
" schillende anderen bij me. Ze hielden twee paraplu's open, die hen
" wel beschermden; maar ik, die er net tussenin zat, genoot alleen
" van het water dat van beide paraplu's op mijn schouders liep,
" neen, gutste,zodat ik, in Lanzo aangekomen, bevroren was van de
" kou en geen droge draad meer aan het lijf had.
"
Jullie hadden, beste jongens, Don Bosco van de reiswagen
" moeten zien stappen, volkomen doorweekt, veel gelijkend op die
" twee dikke muizen, (ratten), die men dikwijls uit bealera achter

18.9 Page 179

▲back to top
- VII/174 -
" de speelplaats te voorschijn ziet komen. Als het Don Francesia
" geweest was, zou hij een mooi onderwerp gehad hebben voor een
" paar versjes. Ik moest om 7 uur in Lanzo aankomen, maar bereikte
" het pas om kwart voor negen. Daar ik mijn weg niet direct kon
" voortzetten naar San Ignazio, heb ik in het kantoor van de
" reiswagen gevraagd of er niet een plekje was waar ik van kleren
" kon wisselen. Er werd me geantwoord dat er alleen het lokaal was
" waar het kantoor in huisde. Toen gaf ik opdracht, om mijn zak met
" bagage naar de pastorie te brengen en richtte mijn stappen direct
" daarheen. Ik kwam er aan, maar de zak niet. De pastoor echter
" (V. Albert) een en al goedheid en mildheid, zorgde zo goed moge-
" lijk voor me, en daar hij geen jas had die me paste, gaf hij me
" een kanunnikenjas, die me er als een echte abt deed uitzien. Toen
" ik op die manier weer op het droge gekomen was, en ik weer wat op
" verhaal was gekomen met wat minestra, ging ik onmiddellijk naar
" bed, waar ik grote behoefte aan voelde. Door de reis, de ver-
" moeidheid, het gezwel aan mijn neus en de hoofdpijn, heb ik niet
" kunnen slapen, hoewel ik een goed bed had, een goede kamer en vol-
" op dekens.
"
's Morgens om 7 uur stond ik op, ik zocht een ezeltje en on-
" middellijk was er een tot mijn beschikking; ik voerde het de weg
" naar San Ignazio op, waar ik na drie mijlen langs een steile weg
" aankwam. Woensdag, donderdag en vrijdag was het met mijn gezond-
" heid slecht gesteld maar tegen de avond van die dag begon mijn ge-
" zwel te slinken en kon ik een beetje rusten. De zaterdag daarop
" voelde ik me veel beter en de heilige Maagd hielp me zo goed dat
" Don Bosco 's zondags weer de oude was, zonder noemenswaardige last.
"
Tot nu toe heb ik steeds maar over mezelf gesproken; thans
" moet ik ook over jullie spreken. Beginnen we met Bernardo Casaleg-
" no, onze beminde makker. Na veel lijden, na het H. Sacrament op
" een waarlijk voorbeeldige manier ontvangen te hebben, zonder zich
" bang te laten maken voor de dood, vol vertrouwen in de bescherming
" van de H. Maagd Maria, eindigde zijn leven op vrijdag, 18de van
" deze maand. Hij had zich gedurende lange tijd op deze stap voorbe-
" reid en zijn sereen gezicht, zijn glimlach toen zijn einde nader-
" de, zijn hele leven, zijn voorbereiding op de hemel, doen ons
" stellig verwachten dat hij heengegaan is om zich in de hemel bij
" Domenico Savio te voegen. Zijn stoffelijk overschot werd zater-
" dag begraven; te Chieri werd voor hem gebeden; gisteren deden
" jullie evenzo in het Oratorio en ik heb van de eerste dag van
" deze maand af, al het goede dat er in het huis gedaan wordt, op-
" opgedragen voor onze metgezel, die de Heer tot zich heeft willen
" roepen. Requiscat in pace. God moge ons helpen om eveneens een
" goede dood te sterven.
"
Ik ben het Oratorio al een paar malen gaan bezoeken en heb
" er een beetje goeds en een beetje verkeerds aangetroffen. Ik heb
" vier wolven gezien die hier en daar onder de jongens rondlopen,
" en enkelen werden door hun tanden gebeten. Misschien bevinden deze
" wolven zich niet meer alleen in het Oratorio, maar als ze er nog
" zijn,zal ik hun de schapenvacht waarmee zij zich willen bekleden,
" afrukken.

18.10 Page 180

▲back to top
- VII/175 -
"
Bij een ander bezoek heb ik er enkelen gezien die op het
" ogenblik van het avondgebed, op het terras naast de klokkentoren
" stonden te praten. Anderen stonden op de kleine trap van het nieuwe
" huis. Provera betrapte er enkelen die zich op de benedenverdieping
" bevonden, maar hij zag niet degenen die op de bovenverdiepingen
" waren. Ook heb ik enkelen 's zondagsmorgens naar buiten zien gaan,
" zodat ze een deel van de godsdienstplechtigheid misten. Maar ik was
" niet weinig verontwaardigd dat enkelen, 's namiddags de godsdienst-
" oefeningen verzuimd hebben om te gaan zwemmen! Arme jongens! Hoe
" weinig denken zij aan hun ziel!
"
Ik heb ook gezien dat een slang zich rond veel jongens ge-
" strengeld had en hen in de keel wilde bijten. Enkelen van hen
" schreiden en zeiden: - "Inique egimus." - Anderen lachten en zon-
" gen: Fecimus hoc; quid accidit nobis? - Maar intussen zwol hun
" keel op, zodat ze bijna geen adem meer kregen. Vandaag zag ik ten-
" slotte de duivel die veel kwaad sticht door de luiheid.
"
Moed, beste jongens, spoedig zal ik weer bij jullie zijn en
" samen met Don Alasonatti en met al de andere priesters en clerici
" zullen wij de wolven, de slangen en de ledigheid uit ons huis ver-
" drijven. Dan zal ik jullie alles zeggen.
"
Ik zou jullie nog veel meer willen zeggen, maar ik heb geen
" tijd meer. Ik heb veel brieven ontvangen van de jongens en die
" hebben me veel genoegen gedaan. Het spijt me dat ik niet elke brief
" afzonderlijk kan beantwoorden. Ik dank allen en als ik nog even de
" tijd vind zal ik ze in het algemeen beantwoorden. Vrijdagmorgen
" (25)hoop ik met Gods hulp weer bij u allen te zijn. De genade van
" onze Heer Jezus Christus moge steeds met ons zijn en de Allerhei-
" ligste Maagd behoude ons als haar kinderen, ja altijd haar kinde-
" ren. Amen.
"
" S.Ignazio bij Lanzo, 21 juli 1862 Uw toegenegen in de Heer
"
Pr. Bosco Giovanni
"
" N.B. Don Rua of Don Alasonatti wordt verzocht dit na het avondge-
"
bed aan de jongens voor te lezen.
Hierbij was een brief gevoegd voor ridder Oreglia di S. Stefano:
"
Dierbare Heer Ridder,
"
"
Uw beide brieven heb ik ontvangen. In orde. Zoek geld, ver-
" koop loten, verzamel voorwerpen en zo is het goed.
"
Houd moed, heel veel moed. Rumores fuge, zoniet wordt ge
" erdoor verdoofd. Wil intussen mevr. Gastaldi en mevr. Massarola
" nieuws over mij geven, haar groeten en namens mij bedanken voor
" alles wat zij doen voor de Loterij. Deel hetzelfde mee aan de
" Heer Grosse.
" Een groet voor Boggero, Bonetti, Cuffia, de beide Perucatti, Moran-
" do, Bongiovanni Maggiore, Pelazza en Don Francesia, die mij hebben
" geschreven.

19 Pages 181-190

▲back to top

19.1 Page 181

▲back to top
- VII/176 -
"
Zeg aan Don Alasonatti dat hij geld gereedlegt enz.
"
De reis naar Morialdo is misschien niet opportuun.
"
Als ‘t God belieft, zal ik vrijdag, gezond en wel, met U
" in het Oratorio zijn. Vale in Domino.
"
Uw toegenegen vriend,
" Lanzo, 21 juli 1862.
Pr. Bosco Giovanni.
Op de avond van die dag, las Don Alasonatti de brief van Don Bos-
co aan heel de verzamelde communiteit voor. De verklaringen sloegen al-
len met verbazing, daar men niet kon begrijpen, hoe Don Bosco in San
Ignazio dit alles had kunnen weten. Hoewel hij de namen van de schuldi-
gen niet genoemd had, waren dezen toch heel bevreesd.
Hun namen waren echter door hem op een vel papier geschreven en
in twee categorieën gescheiden: Deceptores et illusi. Uit hun aantal
valt op te maken, dat een overste zich nooit moet vleien met de hoop dat
er in een gemeenschap niets verkeerds gebeurt; dat soms zelfs een schijn-
bare rust een aanwijzing kan zijn voor een op til zijnde storm.
Allen wachtten intussen vol spanning op hem, om hem een verkla-
ring te horen geven van wat hij in zijn brief geschreven had.
Op vrijdag 25 juli keerde Don Bosco naar het Oratorio terug. Na
het avondgebed beklom hij de katheder.
"Op verzoek van Don Rua, zegt de kroniek, en onder aandrang om
ons opheldering te verschaffen, zei hij eenvoudig, dat hij vanuit San
Ignazio die drie jongens uit het Oratorio had zien weggaan, dat zij ont-
braken in de kerk en dat ze waren gaan baden. Maar toen hij zag hoe ver-
baasd wij door die mededelingen waren, vervolgde hij glimlachend; -
"Misschien zal iemand onder u zich afvragen: - "Maar, hoe is Don Bosco
die dingen te weten gekomen! - Daar antwoord ik op: ik wist het door
middel van mijn telegraaf. Door middel van mijn telegraafdraad breng ik
de verbinding tot stand en zie en weet ik wat tot de eer en glorie van
God en van het heil der zielen kan strekken."
"Ik zeg u thans dingen die ik u niet moest zeggen, maar ik geloof
dat het goed is ze u toch te zeggen, opdat niemand mene dat hij vrij
spel heeft, wanneer ik ver van het Oratorio ben; want hij maakt zichzelf
al iets wijs, zo hij meent niet gezien te worden. Bedenk echter dat ik
niet wil dat ge u alleen van het kwaad afhoudt uit vrees van gezien en
door Don Bosco ontdekt te worden, maar veeleer omdat ge gezien wordt
door dezelfde God, die u op de dag van het oordeel streng rekenschap zal
vragen.
"Thans zou ik met elk van jullie willen spreken en jullie aller-
hande dingen zeggen, maar ik zie dat de tijd me ontbreekt. Ik zal u in
het kort zeggen dat ik van San Ignazio uit gezien heb, wat de voornaam-
ste vijand is van allen en van elk van mijn jongens afzonderlijk. Ik zal
geleidelijk aan proberen als ik een weinig tijd heb, om met ieder per-

19.2 Page 182

▲back to top
- VII/177 -
soonlijk te spreken en enkele normen aan de hand te doen die hij nodig
heeft. De liefde, beste jongens, die ik voor jullie zielen koester, is
zo groot dat ik niet kan nalaten je veel dingen te vertellen die jullie
tot heil kunnen strekken.
"De heer ridder Oreglia$, wilde nog van Don Bosco weten of hij
door middel van zijn telegraafdraad, afgezien van het waarnemen, van uit
de verte ook nog iets anders had kunnen doen. Don Bosco antwoordde la-
chend: - "0! Ik had aan die en die een paar klappen kunnen toedienen,
enkele slagen van mijn elektrische draad op hun schouders. En die sla-
gen, hetzij door middel van mijn mysterieuze draad, of op een andere ma-
nier, zullen ze wel gevoeld hebben, terwijl ze zich in het water bevon-
den; zij hebben op hun vel een slag gekregen die hen uit de koers deed
raken; en terstond vroegen ze aan een soldaat die met hen aan het zwem-
men was, wat dat geweest was en waarom hij hen geslagen had."
"Don Bosco was nog niet uitgesproken of de jongen Tinelli richtte
zich tot zijn vriend die bij hem stond en aan wie hij in het geheim al
over zijn uitstapje gesproken had, en fluisterde hem toe: - "Nu begrijp
ik wie me die hevige en pijnlijke slagen op de schouders heeft toege-
diend. En ik heb ruzie gemaakt met een soldaat, die een beetje verder
baadde, omdat ik dacht dat hij het gedaan had. Ik (Bonetti), die vlak
bij hem stond, nam de jongen, toen ik die woorden gehoord had, bij de
hand en ging met hem naar Don Alasonatti: Tinelli vertelde in het kort
wat er gebeurd was en onthulde de namen van zijn twee metgezellen. Van
alle drie verkreeg men de bevestiging van het verhaal van Don Bosco; ze
erkenden daarna dat zij die slagen gevoeld hadden, onmiddellijk het wa-
ter verlaten hadden, en vervuld van schrik, hun kleren aangetrokken had-
den en teruggekeerd waren naar het Oratorio."
Het is wonderbaarlijk hoe God zijn dienaren helpt, vooral dege-
nen die vol ijver zijn uit liefde tot Hem en voor het heil van de zie-
len.
"Na enkele dagen ging Tinelli uit het Oratorio weg, terwijl de
studenten bezig waren met hun eindexamen."
In de laatste dagen van het schooljaar, zo vervolgt de kroniek,
was Don Bosco gewoon in de kerk een triduüm te houden, waarbij hij op
drie achtereenvolgende avonden een preek hield. Dit diende om de jongens
op een verantwoorde wijze en met enkele waarschuwingen de vakantie te
laten beginnen. In een van die preken in 1862 vertelde hij het volgende
voorval.
Op een keer, terwijl hij na de maaltijd nog in de recreatie was,
kwam een man het Oratorio binnen, ging naar hem toe en vroeg hem zich
te willen haasten om een arme stervende, die al op het uiterste lag, te
gaan bijstaan. Don Bosco keek de man aan, kreeg argwaan en zei:
- "Is het een plaats waar een priester kan heengaan?"
- "Het gaat om een ongelukkige vrouw, maar ze is alleen in huis,"
antwoordde de man.

19.3 Page 183

▲back to top
- VII/178 -
Don Bosco ging erheen. Nauwelijks was hij de kamer van de zieke
binnengetreden of hij zag dat ze uitgeteerd was als een skelet en de ar-
men ten hemel hief: - "0, een priester! De Heer betoont mij dus toch nog
barmhartigheid! Dus kan ik mijn ziel toch nog redden!" - De toestand van
de arme vrouw, die pas achttien jaar oud was, wekte diep medelijden.
Don Bosco verzocht een vrouw die haar behulpzaam was, zich terug
te trekken en nadat hij de hoop van de zieke op de oneindige goedheid
van God weer verlevendigd had, hoorde hij haar biecht. De vrouw barstte
toen in de grootste smart, in tranen uit en bad tot God. Van lieverlee
echter werd zij als door geweldige krampen overvallen; zij rukte zich de
haren uit het hoofd en brak in geschreeuw en verwensingen los tegen de-
genen die haar ten val gebracht hadden. Zij richtte zich vooral tot de
vrouw die na het horen van de biecht weer binnen gekomen was, en die de
oorzaak van haar ondergang geweest was. - "Ja, ellendige, de wraak van
God moge over u neerdalen, de bliksem zou u moeten vernietigen... U die
de oorzaak geweest bent van mijn ongeluk."
Don Bosco probeerde haar te kalmeren. - "Neen, neen, mijn doch-
ter, we moeten niet denken aan wraak; het verleden is er niet meer. De
Heer heeft U vergiffenis geschonken, vergeef ook gij haar."
De arme keerde in zichzelf en antwoordde hem: - "U hebt gelijk,
ik heb haar vergeven, van harte... Maar... ik denk aan de dag dat ik uit
mijn huis ben weggelopen, mijn ouders in de steek gelaten en tot oneer
gebracht heb. Nauwelijks was ik hier, of de eerste dagen wilde ik al te-
rugkeren naar mijn moeder; ik huilde, maar u, zo keerde ze zich weer tot
de vrouw, u hebt het me belet, u hebt me met geweld tegengehouden. En nu
is het uw schuld dat ik me zoveel te verwijten heb..."
Zo ging zij door met zich te beklagen; maar Don Bosco sprak weer
tot haar en slaagde erin haar uitsluitend aan de Heer te doen denken.
De doodsstrijd trad in, alles was stil in het vertrek: de zieke
lag met het hoofd weggedoken in het kussen en bleef onbeweeglijk, als
het ware zonder te ademen. Plotseling ging ze rechtop in bed zitten,
liet haar bijna uitgedoofde ogen ronddwalen, hief het kruisbeeld op dat
ze in de rechterhand hield en riep uit: - "Ergernisgevers! ik wacht u
voor Gods rechterstoel!" - Daarna viel ze terug in het kussen. Ze was
gestorven.
De manier waarop Don Bosco dit vertelde was zo treffend, dat
zelfs de priesters ervan ontstelden.
Met een ander geval van dien aard had Don Bosco korte tijd daar-
voor te maken gehad. Hij was inderhaast geroepen om de biecht te komen
horen van een jongen van zestien jaar, die het zondagsoratorio bezocht
had en die nu op het uiterste lag, uitgemergeld door de tering. Hij
woonde in een huis nabij San Rocco. Don Bosco ging erheen. De arme jon-
gen begroette hem heel hartelijk; hij biechtte en daarna kwamen zijn
vader en moeder de kamer binnen en zetten zich naast het bed. Don Bos-
co bleef bij het hoofdeinde staan. Het gezicht van de stervende jongen

19.4 Page 184

▲back to top
- VII/179 -
droeg een uitdrukking van grote neerslachtigheid en opeens wendde hij
zich tot zijn moeder en zei: - "Zou u die jongen, die mijn vriend ge-
weest is, en die op de benedenverdieping van dit huis woont, willen
vragen mij een ogenblikje te komen opzoeken?"
"Maar, waarom zou je hem willen zien?" zei de moeder.
"Dat weet ik wel! Ik moet hem iets zeggen."
Don Bosco kreeg de indruk dat dit bezoek de ouders niet erg be-
viel.
"Wees rustig," zei zij, "het is toch niet nodig die jongen naar
hier te laten komen."
"Ik wil hem voor de laatste maal een goedendag zeggen."
Die jongen liet niet lang op zich wachten: nadat hij een bijna
angstige blik op de zieke geworpen had, naderde hij het voeteinde van
het bed. De stervende probeerde een zittende houding aan te nemen; zijn
ouders hielpen hem en legden een kussen onder zijn schouders. Toen
richtte hij een blik van onuitsprekelijke angst op zijn kameraad, richt-
te zijn rechterhand op hem en met zijn wijsvinger op hem gericht, zei
hij met stokkende stem: - "Jij!..." zei hij en haalde weer even adem,
na een hevige hoestaanval, "jij", vervolgde hij, "bent degene die me
heeft bedorven... Vervloekt zij het ogenblik waarop ik je voor het eerst
ontmoette... Het is jouw schuld dat ik nu zo jong sterf!... Je hebt me
geleerd wat ik niet wist... Je hebt mijn ondergang bewerkt... Je hebt me
de genade van God doen verliezen... Het zijn jouw gesprekken, jouw
slechte voorbeelden die me tot het kwaad gedreven hebben dat op het
ogenblik mijn ziel met bitterheid vervult. Och, had ik maar geluisterd
naar de raad, het bevel van hem die me aanspoorde jou te mijden."
Allen schreiden bij die woorden.
De beklagenswaardige metgezel, die er bevend bij stond, werd ble-
ker dan de stervende, voelde zich onwel en hield zich aan het ijzerwerk
van het bed vast.
"Genoeg, genoeg, bedaar!" zei Don Bosco tot de zieke. "Waarom
zou je je nu nog zo opwinden? Wat er geweest is, is geweest; het is er
nu niet meer. Je moet er niet meer aan denken... Je hebt goed gebiecht
en hebt niets meer te vrezen... Alles is uitgewist en vergeten. God is
zo goed!..."
"Ja, dat is waar! Maar intussen zou ik, als hij er niet ge-
weest was, nog onschuldig zijn... ik zou gelukkig zijn... het zou niet
zover met me gekomen zijn."
"Kom, vergeef het hem!" vervolgde Don Bosco. "Onze-Lieve-Heer
heeft jou al vergiffenis geschonken! Jouw vergiffenis zal ook voor hem
barmhartigheid verkrijgen."
"Ja, jawel, ik vergeef hem," riep de arme jongen uit. En ter-
wijl hij zich het gezicht met de handen bedekte, barstte hij in tranen
uit en viel terug op het kussen.
Bij dit pijnlijke schouwspel kon niemand meer iets uitbrengen.

19.5 Page 185

▲back to top
- VII/180 -
Don Bosco beduidde de ouders de betreffende kameraad weg te brengen; hij
snikte, zonder een woord te kunnen uitbrengen; en daar hij niet meer op
zijn benen kon staan, werd hij zo goed mogelijk ondersteund. Intussen
wist Don Bosco met enkele woorden, waar hij het geheim van wist, de arme
zieke te kalmeren en stond hem bij tot zijn laatste ogenblik.
Een der laatste avondwoordjes van Don Bosco, eer de jongens naar
huis gingen, vond op 27 juli plaats. Hij beval het geven van het goede
voorbeeld aan. Geeft een goed voorbeeld, als jullie thuis zijn; toon dat
jullie het geloof bezitten; thans, nu we in een tijd van vrijheid leven,
gebruik nu die vrijheid om goed te doen, om als waarachtige christenen
te leven in nauwgezette gehoorzaamheid aan Gods wetten en die van de
Kerk. Ik zal jullie de uitwerking van het goede voorbeeld eens vertellen
van een van onze studenten, die nog zeer jong is. Toen het schooljaar om
was, begaf hij zich in de vakantie naar huis. Op de eerste morgen van
zijn aanwezigheid thuis, ging hij met zijn ouders aan tafel en voor hij
ging zitten maakte hij het kruisteken. Toen zijn ouders dit vrome gebaar
van hun kleine jongen zagen, waren ze erg verbaasd. Ze zeiden tot el-
kaar: - "Moet je toch eens zien, hoe onze jongen het goede voorbeeld
geeft. Wat wij het eerst zouden moeten doen, doet hij zelf en hij geeft
ons een lesje." - En van die dag af namen zijn ouders het vrome gebruik
aan, eveneens het kruisteken te maken als ze aan tafel gingen.
Toen het schooljaar afgesloten was met het uitreiken van de prij-
zen, kreeg iedere leerling van Don Bosco het volgende aandenken:
Gedrag tijdens de vakantie
" 1° Iedere dag. Zo mogelijk de H.Mis dienen! meditatie en een beet-
"
je geestelijke lezing; ledigheid mijden; overal een goed voor-
"
beeld geven.
" 2° Iedere week. Biechten en communiceren.
" 3° Zon- en feestdagen. Mis, preek, Lof.
" 4° Ieder ogenblik. De zonde vluchten. God ziet ons: God zal ons
"
oordelen.
"
De lessen hervatten op 16 augustus.

19.6 Page 186

▲back to top
- VII/181 -
HOOFDSTUK
XXIV.
Hoewel het vakantie was, bleven vele leerlingen in het Oratorio
en Don Bonetti en Don Ruffino brachten in hun kronieken enkele kleine
opmerkelijke trekken bijeen, uit hun gesprekken met Don Bosco, Ook Don
Giovanni Garino en Don Provera Francesco hebben ons enkele belangwekken-
de herinneringen aan die maand nagelaten.
Don Bonetti: "Op 3 augustus vroeg de clericus Domenico Bongiovan-
ni (aan Don Bosco): - "Morgen is het mijn naamdag. Geeft u me dus een
cadeautje ter ere van de H. Dominicus, zoals u altijd in die omstandig-
heden doet met de jongens." - Don Bosco antwoordde hem: - "Het geschenk
dat ik je geef is een doornenkroon."
De avond van diezelfde dag ging Bongiovanni naar bed, omdat hij
zich een beetje onwel voelde; de volgende dag was hij ernstig ziek; hij
kreeg pijnen rondom in het hoofd, alsof er een band omheen lag, en ver-
scheidene dagen lag hij in ijlkoortsen.
Dit was niet de enige keer dat hij verschillende jongens op een
ziekte voorbereidde. Onder meer kondigde hij de clericus Ballesio, onder
de vorm van een zwart kleed, een ernstige ziekte aan die hem drie of
vier dagen daarna overviel.
"Telkens als Don Bosco naar beneden aan tafel komt, wanneer de an-
dere oversten de maaltijd al beëindigd hebben en op de speelplaats zijn,
stormen de jongens de refter binnen. Men kan wel zeggen dat ze het hem
benauwd maken, zo heftig dringen zij om hem heen. Eens toen Don Bosco
onder de maaltijd zat te spreken, stak een clericus zijn eigen hoofd
dicht bij het Zijne, om beter te kunnen horen wat hij zei. Don Bosco
stak zijn hand uit en raakte het hoofd van de clericus onverwachts aan,
zodat het lichtjes het zijne raakte. De clericus zei toen tot hem: -
"Ja, ja brengt u maar de twee hoofden bij elkaar." Don Bosco antwoordde:
- "Alleen de liefde tot God kan ze met elkaar verenigen."
Don Ruffino: - "Avondwoordje van Don Bosco tot de jongens op de
avond van 6 augustus.
"
Vanmiddag om half een kwam er iemand mijn kamer binnen en
" gaf me een briefje met het adres van iemand die ernstig ziek was.
"
De brenger was me volkomen onbekend. Ik ging er naartoe;
" maar eerst deed ik nog even een andere boodschap en begaf mij
" dan naar de aangeduide plaats. Ik ging binnen: het was een slecht
" huis. - "Is er hier een zieke die me heeft laten roepen?"
"
- "Jawel, komt u hierheen. En ze brachten me in een kamer

19.7 Page 187

▲back to top
- VII/182 -
" en ik was bang, daar het duidelijk te zien was dat de duivel de
" baas was in dat huis. Toen ik de kamer binnenkwam, zag ik de
" zieke, die de handen uitstrekte, de mijne in de hare nam en zei:
"
- "Red mijn ziel... zal ik gered worden?..."
"
- "Ik hoop het", antwoordde ik. Toen vroeg ik de andere
" vrouwen weg te gaan; ik hoorde haar biecht; en het was hoog tijd,
" want zij was op haar uiterste. Toen ik klaar was en de kamer ver-
" liet, kwamen de anderen om haar heen staan: - "En, zal ze gene-
" zen?"
"
- "0, zeker zal ze beter worden?... nog enkele ogenblikken
" en dan zal ze in de eeuwigheid zijn."
"
- "Ocharme, de ongelukkige!..." En ze begonnen te jammeren
" en te huilen.
"
- "Noem haar niet ongelukkig", zei ik tot hen, "noem lie-
" ver uzelf ongelukkig, want u bevindt zich in de voorkamer van de
" hel." En toen begon ik een preek voor hen te houden, zoals ze er
" nog nooit een gehoord hadden. Waarop ze zeiden: - "Ja, maar, wat
" moeten we doen? Wat te doen? U hebt gelijk! Maar wat moeten we
" doen?"
"
- "Wat dacht u anders? Ik ben alleen bang, dat als de Heer
" hier binnenkomt, het hele huis met allen die er zich in bevinden
" in de grond zal verzinken."
"
- "En dan?"
"
- "Ik ga nu naar de pastoor en hij zal wel weten wat hij
" doet." - Toen ging ik naar de pastoor en vertelde hem de geschie-
" denis. "Laat dat maar aan mij over," zei hij, "daar zorg ik wel
" voor.- Hij ging naar de zieke, had nauwelijks tijd om haar het
" Heilig Oliesel toe te dienen en enkele ogenblikken later stierf
" ze. 's Avonds was er niemand meer in dat huis. Een geluk voor dat
" meisje, dat God haar de tijd liet om te biechten. De gevoelens die
" ze aan de dag legde, doen hopen dat ze de eeuwige zaligheid zal
" binnengaan.Maar men moest daar geweest zijn om die metgezellen van
" haar te zien, met verwarde haren, bleke lippen, en rollende ogen,
" om te beseffen welke verschrikkelijke gesel de zonde is voor wie
" ermee besmet is, vooral in het aangezicht van de dood. Don Cafasso
" zei, dat wanneer er voor de zonde geen andere straf bestond dan de
" wroeging van degene die haar bedrijft, het alleen daarom al gera-
" den was haar te mijden. Het is onmogelijk dat een mens in een der-
" gelijke onrust kan blijven leven, als die van een ziel die, als ze
" maar even over haar toestand nadenkt, het geweten verscheurd voelt
" door het berouw over de zonden.
Die avond stelde Don Bosco voor, in de toekomst iets te doen ter
ere van de Heilige Maagd, zoals het vermijden van gevaarlijke blikken,
slechte lectuur enz. en tot dit doel iedere dag een Salve Regina te bid-
den. Amen!
Don Garino: "Op 15 augustus stierf in het ziekenhuis S. Giovanni
(Turijn) de jongen Petiti Giovanni uit Fossano op de leeftijd van 14
jaar.

19.8 Page 188

▲back to top
- VII/183 -
Van hem had Don Bosco, toen hij in mijn aanwezigheid met enkelen ver-
trouwelijk sprak, enige tijd te voren voorspeld, dat er geen drie manen
zouden voorbijgaan of een der leerlingen zou dood zijn. Nu was in de
loop van die drie maanden een kleermakersleerling geboortig uit Novara
in 1843, Quadrelli David geheten, ernstig ziek geworden. Daar hij van de
voorspelling gehoord had, vreesde hij te moeten sterven. Don Bosco ging
hem opzoeken om hem gerust te stellen en ook om te zien of hij hem de
sacramenten zou toedienen. Nauwelijks kreeg Quadrelli hem in het oog of
hij riep uit: - "Maar, ik wil niet sterven!..." Don Bosco keek hem met
een liefdevolle blik aan en antwoordde: - "Wel, je zult genezen... een
ander zal sterven in jouw plaats..." - Daarna gaf hij hem zijn zegen. En
Quadrelli werd weer helemaal beter."
Don Provera: "Don Bosco had een nieuw bewijs van de voortdurende
aanvallen van de duivel tegen de zielen van de verwoestingen die hij
aanricht, van de noodzaak van een voortdurende strijd om hem terug te
slaan en zijn prooien te ontrukken. Militia est vita hominis super ter-
ram. Een honderdtal leerlingen was van thuis teruggekeerd voor een maand
herhalingen en voorbereidingen op het volgende schooljaar. Op 20 augus-
tus 1862, in het avondwoordje zei Don Bosco, nadat hij enige adviezen
gegeven had met betrekking tot de orde van het huis:
"
Ik wil jullie een droom vertellen die ik enkele nachten
" geleden had. (Dat moet de nacht geweest zijn, die het feest van
" Maria Tenhemelopneming voorafging).
"
Ik droomde dat ik me met al de jongens in Castelnuovo
" d'Asti bevond, in het huis van mijn broer. Terwijl allen aan het
" spelen waren, kwam er iemand naar me toe; ik kende hem niet en
" hij nodigde me uit met hem mee te gaan. Ik volgde hem en hij
" bracht me naar een weiland, dat aan de speelplaats grensde en
" daar wees hij me een geweldige slang aan tussen het gras; zij was
" wel zeven of acht meter lang en buitengewoon dik. Verschrikt
" wilde ik op de vlucht slaan. - "Nee, nee", zei de onbekende tegen
" me, loop nu niet weg, maar kom hier en kijk."
"
- "Hoe wil je dat ik dat monster zou durven naderen", ant-
" woordde ik. "Weet je niet dat het in staat is zich op me te werpen
" en me in een oogwenk te verslinden?"
"
- "Wees maar niet bang, het zal u geen kwaad doen; kom
" maar mee."
"
- "0 nee, ik ben niet zo gek om me in een dergelijk gevaar
" te begeven."
"
- "Dan blijf hier maar staan", vervolgde de onbekende.
" Toen ging hij een touw halen, kwam ermee terug en zei;
"
- "Neem het ene eind van dat touw stevig in de handen; ik
" neem het andere eind en ga naar de overkant en dan houden we het
" touw boven de slang."
"
- "En dan?"
"
- "Dan laten we het touw dwars over haar rug vallen."

19.9 Page 189

▲back to top
- VII/184 -
"
- "0, in 's hemelsnaam nee! Wee, als we dat doen, dan zal
" de slang kwaad opspringen en ons in stukken scheuren."
"
- "Nee, nee, laat mij maar begaan.'
"
- "Nee, nee, ik doe niet mee aan zulke grapjes, die me het
" leven kunnen kosten!" - En ik wilde al op de vlucht gaan. Maar die
" vreemde drong opnieuw aan, verzekerde me dat er niets te vrezen
" was,dat de slang me niet het minste kwaad zou doen en hij praatte
" tot ik toestemde om te doen wat hij wilde. Hij liep intussen naar
" de andere kant van het monster, tilde het touw op en gaf daar toen
" een fikse slag mee op de rug van het serpent. Dat maakte een sprong
" en keerde de kop naar achteren om te bijten naar wat het getroffen
" had; maar in plaats van in het touw te bijten, werd het dier erdoor
" gestrikt als in een lus. Toen riep de man me toe: - "Trek stevig
" aan, houd goed vast en laat het touw niet schieten": en hij liep
" naar een perenboom die er in de buurt stond en maakte daar het
" einde van het touw aan vast dat hij in de handen had; toen kwam
" hij naar mij toe, nam mijn touweinde over en bond het vast aan de
" tralies van een venster van het huis. Intussen begon de slang zich
" te schudden en woest heen en weer te slaan en gaf met de kop zulke
" hevige slagen op de grond, evenals met haar geweldige kronkels,
" dat ze zich het vlees verscheurde en de stukken tot over grote af-
" stand wegvlogen. Zo ging het door zolang ze in leven was; toen ze
" dood was, bleef er niets meer van over dan alleen het ontvleesde
" skelet.
"
Toen de slang dood was, maakte dezelfde man het touw van de
" boom en van het venster los, trok het naar zich toe, rolde het tot
" een kluwen op en zei toen tegen me: - "Let nu goed op, he!" -
" Meteen stopte hij het touw in een kistje dat hij sloot en na enke-
" le ogenblikken weer opende. De jongens waren om me heen komen
" staan. We wierpen een blik in het kistje en stonden verstomd. Het
" touw was in een vorm gaan liggen, die de woorden Ave Maria! vorm-
" de. Maar hoe kan dat nu, zei ik. Je hebt het touw gewoon door el-
" kaar in het kistje gegooid en nu ligt het zo mooi in vorm.'
"
- "Ja, kijk", zei de ander, "de slang stelt de duivel voor,
" en het touw het Ave Maria, of liever de rozenkrans, die een voort-
" durend Ave Maria is, waarmee men alle duivels uit de hel kan slaan,
" overwinnen en vernietigen."
"
"Tot zover", besloot Don Bosco, "het eerste gedeelte van
" de droom. Er is nog een ander deel, dat voor iedereen nog veel
" merkwaardiger en boeiender zal zijn. Maar het is al laat en daar-
" om zullen we het verhaal daarvan tot morgen uitstellen. Intussen
" houden we in gedachten wat die vriend van me over het Ave Maria en
" de rozenkrans zei. Laten we hem godvruchtig bidden bij iedere ver-
" leiding, in de zekerheid, zodoende steeds te overwinnen. Goede-
" nacht!"
En hier vragen we, of men zich enige commentaar kan veroorloven,
daar Don Bosco over dit tafereel geen verklaring gaf.
De perenboom waarover in de droom gesproken wordt, is dezelfde

19.10 Page 190

▲back to top
- VII/185 -
waaraan Don Bosco als jongen zo vaak een koord had vastgemaakt, terwijl
hij het andere uiteinde aan een tweede boom bevestigde, die wat verder
stond, om zijn mededorpelingen te vermaken met gymnastische toeren en
hen zodoende te verplichten naar zijn catechismusles te luisteren.
Deze perenboom lijkt ons vergeleken te kunnen worden met de boom
waarover gesproken wordt in het Hooglied, in hoofdstuk 2, vers 3. Sicut
malus inter ligna, sic dilectus meus inter filios. Tirino en vele andere
beroemde commentatoren van de Heilige Schrift, merken op, dat de appel-
boom hier genoemd is in de plaats van een of andere boom die vruchten
draagt. Een dergelijke boom, die een heilzame en heerlijke schaduw ver-
spreidt, is een symbool van Jezus Christus, van zijn kruis, van de
kracht, waaruit de werkzaamheid van het gebed en de zekerheid van de
overwinning voortkomt. Zou dit het motief zijn waarom één uiteinde van
het touw dat voor de slang noodlottig is, eerst aan een perenboom vast-
gemaakt wordt? En het andere uiteinde, vastgemaakt aan de ijzeren kram
van het raam kan niets anders beduiden, dan het feit dat aan de bewoners
van dat huis en hun kinderen de zending was toevertrouwd om de praktijk
van de rozenkrans te bevorderen.
Don Bosco had dit al vroeg begrepen.
Toen hij in Becchi was had hij het jaarlijkse feest ingesteld; hij wilde
dat al de leerlingen van zijn huis iedere dag het rozenhoedje zouden
bidden; en met predikaties en met geschriften trachtte hij dat oude ge-
bruik in de gezinnen weer in ere te herstellen. Hij verklaarde dat de
rozenkrans een wapen was dat de overwinning niet alleen aan de persoon
bezorgd had, maar ook aan de Kerk. Daarom werden door zijn volgelingen
later alle Encyclieken van Leo XIII gepubliceerd over dat gebed, dat aan
Maria zo dierbaar is, en met het Bollettino Salesiano houden zij de
ijver voor de uitvoering der wensen van Christus' plaatsvervanger bran-
dend.(1)
(1)
Zeer eerwaarde Pater (Don Rua)
Te Rome teruggekeerd van het Eucharistisch Congres te Napels, verneem ik met groot
genoegen dat de aansporing die in het Bollettino Salesiano aan de pastoors gericht werd,
vruchten begint af te werpen, Ik zeg U daarvoor beste dank en geef U de verzekering dat
U een werk verricht hebt dat de Heilige Vader veel genoegen doet; want hij is er erg op
gesteld dat zijn Encyclieken over de rozenkrans levendig gehouden worden, door middel
van de oprichting van de Broederschap onder dezelfde naam.
Aan de gevoelens van erkentelijkheid voeg ik overigens nog een verzoek, om name-
lijk, af en toe met enkele regels het geheugen van de pastoors en rectoren van de kerken
op te frissen, opdat zij in vergeetachtigheid de stichting van de Broederschap van de H.
Rozenkrans niet uit het oog zouden verliezen.
God zegene U, van wie ik verblijf,
de dw. dienaar in Jezus en Maria
Rome, Paleis van het H.Officie, 27 november 1892)
+ Fr. Vincenzo Leone Sallua,
Aartsbisschop van Calcedcnig

20 Pages 191-200

▲back to top

20.1 Page 191

▲back to top
- VII/186 -
HOOFDSTUK
XXV.
Na de lezers van deze bladzijden onze bescheiden mening gegeven
te hebben over de betekenis van het huisje in Morialdo en van de boom op
het erf ervan, volgen we het dagboek van Don Provera, dat ons de verdere
ontwikkeling van de droom en nadere mededelingen van Don Bosco verhaalt.
"Op 21 augustus, 's avonds, na het gemeenschappelijke gebed, wa-
ren we allen benieuwd, het tweede deel van de droom te horen, waarvan
Don Bosco gezegd had, dat het merkwaardig en interessant zou zijn voor
allen; maar er werd niet aan onze verwachtingen voldaan. Don Bosco be-
klom het gewone verhoog en zei: - "Gisteravond kondigde ik u aan dat ik
vandaag het tweede gedeelte van de droom zou vertellen, maar ik acht
het, mijns ondanks, niet opportuun woord te houden."
"Bij die woorden steeg er van alle kanten een gefluister op dat
van spijt en ontevredenheid getuigde. Toen Don Bosco dit gemompel even
tot bedaren had laten komen, hernam hij: - "Wat wilt u? Ik heb er gis-
teravond over gedacht, ik heb er vandaag over gedacht en ben tot het in-
zicht gekomen dat het niet goed zou zijn de rest van de droom te vertel-
len, omdat hij dingen bevat, waarvan ik niet zou willen dat ze buiten
het huis bekend zouden worden. Stelt u daarom tevreden met uw voordeel
te trekken uit wat ik van het eerste deel gezegd heb."
"De volgende dag, 22 augustus, vroegen we hem herhaaldelijk of
hij, zo niet in het openbaar, dan minstens privé, dat deel van de droom
zou vertellen dat hij verzwegen had. Hij wilde niet zwichten. Na veel
smeekbeden gaf hij echter toe en zei dat hij 's avonds nog over de droom
zou spreken. Dat deed hij dan ook. Na het gebed, begon hij:
"
Na al uw aandringen, zal ik het tweede deel van de droom
" vertellen. Zo niet alles, dan toch het weinige, wat ik u ervan
" vertellen kan. Maar allereerst moet ik een voorwaarde stellen,
" en wel dat niemand buiten het huis schriftelijk of mondeling be-
" kend zal maken wat ik vertel. Spreek er onder u over, lach erom,
" doet ermee wat u wilt, maar houdt het onder u.
"
Terwijl ik en die persoon dus over het touw spraken, over
" de slang en hun betekenis, keerde ik me om en zag jongens die
" stukken van het vlees van de slang opraapten en opaten. Ik riep
" terstond:- "Maar, wat doen jullie nu? Zijn jullie gek geworden
" den? Weten jullie niet dat dat vlees giftig en slecht voor je is?
"
"
- "Nee, nee", antwoordden de jongens, "het is zo lekker!"
" Maar intussen vielen ze, als ze ervan gegeten hadden, op de

20.2 Page 192

▲back to top
- VII/187 -
" grond, zwollen op en werden zo hard als een steen. Ik wist niet
" wat ik doen moest, omdat ondanks dit schouwspel er steeds maar
" meer jongens kwamen toelopen en aten. Ik berispte de ene en de,
" andere gaf deze een draai om de oren en een ander een stomp en
" probeerde het eten te verhinderen, maar tevergeefs. Als er hier
" een viel, begon er elders een te eten. Toen riep ik de clerici
" om te helpen, vroeg hen zich onder de jongens te mengen en alles
" te doen om te voorkomen dat er nog iemand van het vlees zou eten.
" Mijn bevel leverde niet het verlangde resultaat op, want zelfs
" enkele van de clerici begonnen van het slangenvlees te eten en de
" vielen evenals anderen op de grond. Ik was buiten mezelf toen ik
" overal om me heen een groot aantal jongens in een dergelijke jam-
" merlijke toestand uitgestrekt op de grond zag liggen.
"
Toen wendde ik me tot de onbekende en zei: - "Wat heeft
" dit toch allemaal te betekenen? Die jongens weten dat dit vlees
" hen de dood indrijft en toch willen ze ervan eten! En waarom?
"
Hij antwoordde: - "Weet wel, dat animalis homo non perci-
" pit ea quae Dei sunt."
"
- "Maar is er nu geen middel meer om die jongens terug te
" krijgen?"
"
- "Welzeker!"
"
- "En wat zou dat zijn?"
"
- "Niets anders dan het aambeeld en de hamer."
"
- "Het aambeeld? De hamer? Wat moet daarmee gebeuren?"
"
- "De jongens moeten aan het gebruik van die gereedschap-
" pen onderworpen worden."
"
- "Hoe? Moet ik hen misschien op een aambeeld leggen en
" dan met een hamer op hen slaan?"
"
Toen verduidelijkte de ander zijn gedachten en zei: -
" "Kijk,de hamer betekent de biecht; het aambeeld de H. Communie.
" Van deze twee middelen moet gebruik gemaakt worden. Ik zette me
" aan het werk en ontdekte dat dit middel een verheugend resultaat
" had, maar niet voor allen. Heel velen keerden tot het leven terug
" en genazen, maar voor enkelen was het middel vergeefs. Dat zijn
" degenen die geen goede biecht spreken.
"Toen de jongens zich op de slaapzalen hadden teruggetrokken,
vroeg ik Don Bosco onder vier ogen, waarom zijn bevel tot de clerici om
de jongens te beletten van het slangenvlees te eten, niet het verlangde
resultaat had opgeleverd. Hij gaf me tot antwoord: - "Ik werd niet door
allen gehoorzaamd. Integendeel, ik zag enkele clerici zoals ik al gezegd
heb, die zelf van het vlees begonnen te eten."
Deze dromen verbeelden uiteindelijk de levenswerkelijkheid: met
de woorden en handelingen van Don Bosco stellen zij de innerlijke ge-
steltenis voor van een, ja van honderd gemeenschappen, waar temidden van
de kostbaarste deugden niet weinig armzaligheid voorkomt. En dat hoeft
geen verwondering te wekken. Helaas! De ondeugd vindt krachtens haar na-

20.3 Page 193

▲back to top
- VII/188 -
tuur een grotere verspreiding dan de deugd; vandaar de noodzaak van een
voortdurende waakzaamheid.
Iemand zou kunnen opmerken dat het beter geweest was sommige be-
schrijvingen te verzwakken of ook geheel weg te laten, daar ze te stui-
tend zijn; maar we delen die opvatting niet. Als de geschiedenis daad-
werkelijk haar edele doelstelling van levensleer wil vervullen, moet zij
het verleden leven echt beschrijven, zoals het was, opdat de komende ge-
neraties er niet alleen moed uit kunnen putten en het vuur der deugd-
zaamheid ontsteken aan wat er hun door wordt voorgeschreven, maar ook
tegelijkertijd door de gebreken en dwalingen leren hoe voorzichtig zij
te werk behoren te gaan. Een verhaal dat slechts één zijde van de werke-
lijkheid te zien geeft, kan alleen maar tot een verkeerde opvatting lei-
den. Dwalingen en fouten die bij andere gelegenheden zijn voorgekomen
zullen, indien ze niet als zodanig worden erkend of herkend, opnieuw op-
treden, zonder dat er een verbetering intreedt. Een verkeerd begrepen
apologie heeft de welgezinden niets te bieden en kan de kwaadwilligen
niet tot inkeer brengen, daar alleen een onbeperkte openhartigheid moed
en vertrouwen kunnen wekken.
Als we ons volkomen zouden uitspreken, zouden we meer zeggen dan
Don Bosco gedaan had in zijn verklaring, die meer afgestemd was op de
intelligentie van de jongens; er zou echter nog meer in gezien kunnen
worden, dat van niet minder belang is. Misschien sprak hij daar op dat
ogenblik niet over, omdat het hun niet betrof. Inderdaad, we zien hem
in de dromen niet alleen met het heden bezig, maar ook met de verre toe-
komst, zoals in die van het Wiel en in andere, die we nog zullen behan-
delen. Maar kon het vergiftigde vlees van het monster niet wijzen op er-
gernis, die het geloof doet verliezen, zoals het lezen van onzedelijke,
ongodsdienstige boeken? Wat betekent de ongehoorzaamheid tegenover de
overste, de val, de opgeblazenheid, de hardheid van steen anders dan
schuld, hoogmoed, koppigheid en kwaadwilligheid?
Is het gif dat door dit verwenste voedsel in hen verspreid is,
niet de draak waarover Job spreekt in hoofdstuk XLI en waarvan de Heili-
ge Vaders verzekeren dat het een beeld van Lucifer is? Vers 15 zegt al-
dus: Zijn hart is hard als steen. Zo wordt ook het hart van de armzali-
ge vergiftigden: opstandig en verhard in het kwaad. En wat zou de reme-
die zijn tegen die verhardheid? Don Bosco laat er zich met een ietwat
duister symbool over uit, maar dat in wezen op bovennatuurlijke hulp
wijst. Ons komt het voor, alsof men het als volgt kan verklaren. Het is
noodzakelijk dat de voorkomende genade, verkregen door het gebed en de
offers van de deugdzamen, de verharde harten doet ontvlammen en hen tot
smeedbaar maakt; dat de beide sacramenten, d.w.z. de hamer der nederig-
heid en het aambeeld van de Eucharistie, waarop het ijzer een vaste, ar-
tistieke vorm krijgt en daarna wordt getemperd, hun goddelijke werkzaam-
heid kunnen uitoefenen; dat de hamer die slaat, en het aambeeld dat on-
dersteunt, gezamenlijk bijdragen tot de vervulling van het werk dat in
ons geval de hervorming van een bloedend maar volgzaam geworden hart is.
En dan zal dat, omgeven door een stralende fonkelende nimbus, weer zijn
wat het eens geweest is.

20.4 Page 194

▲back to top
- VII/189 -
Na aldus onze mening te hebben geuit, keren we terug tot de kro-
niek. Onder de bescherming van Maria was Don Bosco er zeker van, de
aanvallen van de helse vijand te kunnen verduren en overwinnen; en daar-
om bereidde hij zijn leerlingen voor op het feest van Maria Geboorte. Op
29 augustus gaf hij hun het eerste "fioretto" en daarna nog vijf andere
op de achtereenvolgende avonden. Don Bonetti beschrijft ze.
1° Allen doen we ons best om deze noveen door te komen zonder een enkele
zonde te doen, noch doodzonde noch dagelijkse zonde.
2° We geven een goede raad aan een vriend.
Hij gaf het de avond daarna ook aan allen in het algemeen en zei dat
we ons op edelmoedige wijze moesten inspannen om onze slechte gewoonten
af te leren, terwijl we nog jong zijn; en dat we in de oversten groot
vertrouwen moesten stellen betreffende dingen van ziel of lichaam.
3° Erover denken of het goed zou zijn een generale biecht te spreken en
wel voor degenen die dat nog niet gedaan hebben; degenen die het al ge-
daan hebben, zorgen ervoor een akte van berouw te bidden voor alle zon-
den van hun leven.
4° Hij vertelde ons wat Don Cafasso eens zei tegen een kuiper, die hem
gevraagd had wat Onze-Lieve-Vrouw het meest behaagde. Hij vroeg de kui-
per: - "Wat behaagt de moeders het meest?"
De ander antwoordde: - "De moeders vinden het het prettigst hun
kinderen te kunnen vertroetelen."
- "Juist", hernam Don Cafasso, "dat is goed geantwoord. Als ge dus
iets wilt doen wat Onze-Lieve-Vrouw heel aangenaam is, vertroetel dan
haar goddelijke zoon Jezus, allereerst door middel van een heilige Com-
munie, vervolgens door alle zonden, ook de dagelijkse, verre uit uw hart
te bannen."
Dat zei Don Cafasso tegen die man en zo zeg ik het tegen u.
5° Morgen onder het bidden al het mogelijke doen om niet op de hielen
of op de banken te leunen of een andere gemakkelijke houding te zoeken;
dat geldt vooral voor degenen die dat anders gewoon zijn te doen. Voor
allen geldt vervolgens dit fioretto: steeds Italiaans spreken, en mekaar
waarschuwen het te doen, wanneer iemand het mocht vergeten.
6° Volmaakte gehoorzaamheid in alles. Morgen laten we ons zelfs niet
waarschuwen om de regels van het huis in acht te nemen, noch om onze
plicht te doen. Wanneer iemand dan afzonderlijk iets opgedragen krijgt
om te doen, dan doet hij dat met genoegen en stipt. Ik verzeker u dat
dit het mooiste fioretto is dat we onze hemelse Moeder kunnen aanbieden.
Door dat te doen verdienen we de titel van haar kinderen en zij zal ons
als een liefhebbende moeder de heilige vreze Gods leren, zoals zijzelf
ons bij monde van de Kerk belooft: Filii audite me; timorem Domini
docebo vos.
Aldus Don Bosco tot zijn jongens, die hij in die dagen moest ver-
laten om zich naar Montemagno te begeven, waar op 8 september het feest

20.5 Page 195

▲back to top
- VII/190 -
van het Heilig Hart van Maria gevierd werd.
Markiezin Fassati had voor een prachtig schilderij van Lorenzoni
gezorgd voor het altaar van de Madonna en stelde een rente van 400 lires
per jaar beschikbaar, te betalen aan de plebaan. Hij moest dan zorgen
voor een priester, die iedere zaterdag vroeg aan dat altaar een dienst
zou doen, bestaande uit het lezen van de Mis, het zingen van de Litanie
van Onze-Lieve-Vrouw en het geven van de zegen met het Heilig Sacrament.
Ook was er beslist tot de oprichting van de broederschap van het heilig
Hart van Maria en er zou een triduüm met predicaties gehouden worden in
de trant van een retraite, als voorbereiding tot deze grote gebeurtenis.
Sinds begin augustus had de markiezin met Don Bosco hierover ge-
sproken; deze had volgaarne zijn toestemming gegeven en hij beantwoordde
een brief van markiezin Azelia, die hem in opdracht van haar moeder had
geschreven:
"
Mijn allerbeste in Jezus en Maria,
"
"
Met kanunnik Galletti is overeengekomen dat we naar Monte-
" magno zullen gaan ter ere van Maria. - We moeten nu alleen nog
" weten:
" 1. Wanneer het begint en hoeveel preken er gehouden worden.
" 2. Of het gebruikelijk is in het Italiaans te preken of in het
"
Piëmontees.
"
Ik dank u zeer voor uw mooie brief; het spijt me dat ik
" niet méér kan schrijven. Ik raad u vooral aan een troost te zijn
" voor vader en moeder en het voorbeeld voor Emanuele, door een
" waarachtig christelijk gedrag. De vijand der zielen zal ook U op
" de proef willen stellen; wees niet bang, gehoorzaam, vertrouw op
" Jezus in het Sacrament en op de Onbevlekte Maagd Maria.
"
De zegen des Heren zij steeds over U, over papa en mama en
" over mijn goede vriend Emanuele. Bid ook voor mij, die mij voor
" allen noem
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 15 augustus 1862.
Pr. Bosco Giovanni.
Aan de markiezin stuurde hij de volgende brief:
"
Mevrouw de Markiezin,
"
"
Akkoord met wat U schreef. Wil U nog zo goed zijn enkele
" verduidelijkingen te geven.
"
Als we van hier op 6 september om 11 uur vertrekken, komen "
we dan nog op tijd voor de preek van die avond?
"
Of de pastoor voornemens is voor zondag en maandag drie
" preken te laten houden.

20.6 Page 196

▲back to top
- VII/191 -
"
Of de pastoor liever heeft dat er in het Italiaans ge-
" preekt wordt of in het Piëmontees; voor ons is dat gelijk.
"
Wil mijnheer pastoor zo goed zijn zich te wenden tot de
" heer vicaris-generaal voor de noodzakelijke vergunningen, daar
" wij uit een ander diocees zijn.
"
Wil mijnheer pastoor ook om biechtvaders denken? Bij der-
" gelijke gelegenheden is er steeds tijdsgebrek gebleken en gebrek
" aan priesters om biecht te horen.
"
De Heilige Onbevlekte Maagd Maria behoede al de Uwen, en
" de genade van Onze Heer Jezus Christus dale overvloedig over U,
" neer over de Heer Markies en over heel uw geachte familie, ter-
" wijl ik met de gevoelens van de grootste dankbaarheid de eer heb,
" mij van U verdienstelijke, te noemen
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 29 augustus 1862.
Pr. Gio. Bosco
Kanunnik Eugenio Galletti en Don Bosco kwamen dus in Montemagno
aan op de vastgestelde dag en begonnen hun predikaties, die onzegbaar
rijke vruchten afwierpen, zoals te verwachten was van het woord van twee
heilige priesters. Don Luigï Porta vertelde ons dat kanunnik Galletti
wel een serafijn leek als hij over Maria sprak. Don Bosco sprak even-
eens, zo verklaarde Don Rua, met grote bewondering over de deugd, de
ernst en de zalving der preken van de kanunnik zodanig dat hij verre
bleef van de volmaaktheid van deze dienaar Gods. En toch werden ook zijn
preken met grote geestdrift aanhoord door de menigte die de kerk vulde.
Maar tegelijkertijd dat Don Bosco in Montemagno het schilderij van
het H. Hart van Maria inwijdde, werd de stad Turijn op 8 september door
een afschuwelijke misdaad in rouw gedompeld. Door een grote menigte van
het volk heen begon vanuit de kathedraal de processie te trekken, die
volgens voorschrift der staatswetten ieder jaar gehouden werd om de be-
vrijding van Turijn te herdenken van de Franse belegering in 1706. Plot-
seling wierp zich een man op de troon waarop het beeld stond van de Al-
lerheiligste Maagd Maria met het Kind op de arm en dat in de processie
zou meegedragen worden. Van onder zijn jas haalde hij een bijl te voor-
schijn en begon woest op het beeld van de Maagd Maria van verzilverd
koper en op het Kind in te hakken. Het hoofd en een arm van het Kind
werden afgehakt. Het geschreeuw, het geween, de verwarring en het tumult
te beschrijven, dat in de grote kerk ontstond, is iets onmogelijks. Een
carabinieri snelde toe en sloeg de ellendeling, die niet ophield te
slaan op het Madonnabeeld, met een sabelhouw neer. Druipend van bloed,
geboeid en verdedigd door de carabinieri, omdat het volk zich op hem
wierp om hem te lynchen, riep hij uit: - "Men heeft me gedwongen het te
doen. Ze hebben me betaald om die slag te slaan!" De booswicht was nooit
krankzinnig geweest; daar het openbare gezag de schurkenstreken van een
partij, waar ze bang voor was, moest verdoezelen, werd hij gek verklaard
en naar een krankzinnigengesticht gestuurd.

20.7 Page 197

▲back to top
- VII/192 -
Een plechtig triduüm van eerherstel voor deze ontheiliging werd
gevierd in de kathedraal en daarna in het heiligdom van Consolata; aan
dit laatste nam Don Bosco deel, toen hij uit Montemagno teruggekeerd
was.
De jongens van het Oratorio hadden hem opgewacht en Don Bosco
verlangde niet anders dan hen om zich heen te hebben. Don Bonetti tekent
in zijn kroniek aan: - "13 september. Bij Don Bosco te zijn is steeds
leerzaam en uit zijn gesprekken, ja zelfs door een enkel woord van hem,
on-dergaat men een sterke prikkel om de weg van de deugd te volgen. Op
een dag waren we na het middagmaal bij hem en allen om hem heen met het
ver-langen iets leerrijks van hem te horen. Het gesprek kwam op de ma-
nier die men moet volgen om heilig te worden en we merkten op dat al de
werkelijke dienaren Gods de boetedoening beminden en in praktijk brach-
ten, zoals ook onze Savio Domenico deed.
"Nadat hier een hele poos over gepraat was en allerlei voorbeel-
den waren aangehaald, zei Don Bosco opeens: - 'Wat ik u verzekeren kan
is, dat we jongens uit het huis zullen hebben, die tot de eer der alta-
ren verheven zullen worden. Indien Domenico Savio zo doorgaat met mira-
kelen te doen, twijfel ik er niet aan, dat de Heilige Kerk zijn vere-
ring, zeker in het Oratorio, zal toelaten. Wat een heerlijke dag zal dat
zijn, riepen allen uit, wat een feest zal dat worden voor ons!'
"Toen stelde Don Bosco deze vraag aan de clericus Anfossi: - "Wat
is, naar jouw mening, het gemakkelijkste middel voor ons om heilig te
worden?"
Er werden verschillende dingen genoemd, maar na een tijdje ge-
luisterd te hebben, zonder in de rede te vallen, zei hij: - "Het is dit.
De wil van God erkennen in die van onze oversten, in alles wat ze ons
bevelen en in alles wat ons in de loop van het leven overkomt. Enkele
malen,zo vervolgde hij, lijkt het ons precies alsof de dingen niet zo
moesten zijn, zoals ze zijn. Dan is het tijd om moed te vatten en tot
onszelf te zeggen: dit werd me zo gegeven, daarom ga ik voort. Andere
keren voelen we ons door enkele beproevingen of angsten naar lichaam of
ziel bedrukt: laten wij dan echter de moed niet verliezen en ons troos-
ten met de lieflijke gedachte dat alles geregeld is door onze barmharti-
ge Vader die in de hemel is, voor ons welzijn: Hem offeren wij alles,
onszelf en wat van ons is. Dit is het doelmatigste middel om met het
grootste gemak tot de hoogste volmaaktheid te komen. Er zullen er bij-
voorbeeld zijn die boete willen doen, vasten; de overste raad hun aan
dat niet te doen; welnu, we gehoorzamen, want zo zullen we er zeker van
zijn de wil van God te doen en stijgen we weer een trede hoger op de
trap naar de heiligheid."
"Toen hij eens sprak over het verlangen dat hem bezielde om de
zielen van zijn jongens te redden, zei hij: - "Als ik zoveel ijver aan
de dag zou leggen voor het welzijn van mijn eigen ziel, zoals ik doe
voor het welzijn van de zielen van anderen, kan ik er zeker van zijn
haar te redden." - Bij een andere gelegenheid erover sprekend, hoezeer
hij ernaar verlangde om het hart van zijn jongens te bezitten, vervolgde
hij: - "Alles zou ik willen geven om het hart te winnen van de jongens
en hen zodoende aan de Heer ten geschenke te geven."

20.8 Page 198

▲back to top
- VII/193 -
Intussen had Don Bosco in dat jaar 1862 de derde druk laten maken
van zijn Geschiedenis van Italië, door de drukkerij Luigi Ferrando met
een landkaart van het schiereiland; en de Civiltà Cattolica, serie V,
deel III, blz. 474 publiceerde er haar oordeel over:
In een tijd als de onze, waarin van de historische leugen een sma-
kelijk gerecht toebereidt wordt om de jeugdige geesten te vergiftigen,
is het van veel belang de aandacht te vestigen op de werken die bij de
opvoeding van de jeugd kunnen dienen als een tegengif tegen genoemd be-
derf. En dat dit waarachtig het geval is met het voortreffelijke boek
van de befaamde Don Bosco hoeven we niet uitvoerig te betogen. Eerder
sprekend over deze geschiedenis hebben we de bijzondere verdiensten die
erin liggen opgenoemd (1) en ze zijn in de nieuwe uitgave die we aankon-
digden, nog vermeerderd.
Voor het doel dat de schrijver zich stelt, de vaderlandse geschie-
denis aan de Italiaanse jeugd te leren op een gemakkelijke, korte en
heldere manier. Aarzelen we niet te verklaren dat het boek in zijn
soort, misschien zijn gelijke in Italië niet heeft. Het is met grote
nauwkeurigheid samengesteld en is zeker zo volledig als andere compen-
diums.
Het hele werk is in vier tijdvakken verdeeld, het eerste beginnend
met de oorspronkelijke bewoners van het schiereiland, en het laatste
loopt tot de oorlog van 1859. Een korte studie van de oude geschiedenis
met een vergelijking tussen de geografische namen van het oude Italië en
de moderne namen, besluit het boek bij wijze van aanhangsel. Onder de
voortreffelijke pen van Don Bosco wordt de geschiedenis niet vervormd
tot een voorwendsel om valse politieke ideeën, en beginselen van een
schijnvrijheid te verkondigen, zoals helaas gebeurt door sommige andere
compilators van epilogen, samenvattingen en compendiums, die in Italië
in omloop zijn en nog veel gebruikt worden op scholen, die de reputatie
genieten van goed te zijn. Bij de waarachtigheid van de feiten, bij de
overvloed van materiaal, en bij de keurige stijl en goede indeling,
voegt de auteur een volmaakte gezondheid van leerstelling en beginselen
in moreel, godsdienstig en politiek opzicht. Dat is het wat ons ertoe
noopt dit mooie boek warm aan te bevelen aan alle huisvaders, onderwij-
zers en opvoeders, die wensen dat hun kinderen en leerlingen onderlegd
zijn in de echte vaderlandse geschiedenis, maar niet vergiftigd worden
door een vervalste vaderlandse geschiedenis.
Ziehier bijvoorbeeld hoe de bekwame schrijver verantwoording af-
legt van de door hem gevolgde methode bij het samenstellen, bij de keuze
en het ordenen van deze voortreffelijke samenvatting. "Mij houdend aan
de vaststaande feiten en aan deze die moreel vruchtbaar zijn voor een
nuttig onderwijs, laat ik alles wat onzeker is achterwege, evenals
lichtvaardige conclusies, teveel aanhalingen van andere schrijvers, als-
(1) Civiltà Cattolica. Derde Serie. Deel V., blz. 482.

20.9 Page 199

▲back to top
- VII/194 -
ook te hoge politieke beschouwingen, die voor de jeugd geen zin blijken
te hebben en soms schadelijk zijn. Ik kan de lezer echter niet de ver-
zekering geven, dat ik geen periode geschreven heb zonder te steunen op
meer bevoegde schrijvers en, voor zover mij dat mogelijk was, op tijdge-
noten of personen die geleefd hebben nagenoeg in de tijd waarin de ge-
beurtenissen voorvielen. Niettemin heb ik mij de moeite niet gespaard de
moderne schrijvers over Italiaanse aangelegenheden te lezen en mijn
voordeel te doen met alles wat ik bij hen ten bate van mijn bedoeling
kon vinden.
Het is goed het te zeggen, daar het tot ons ongeluk maar al te
waar is, dat de stortvloed van school- en opvoedkundige boeken die thans
ons schiereiland belaagt, voor het grootste deel besmet is met de moder-
ne dwalingen tegen het pausdom, tegen de Kerk, tegen de geestelijkheid,
tegen het goddelijke en wereldlijke gezag. De duivelse samenzwering van
de kinderen der duisternis tegen het eeuwige Licht, gaat onvermoeibaar
voort de gevoelige zielen der kinderen van in de kiem te bederven. Wij
menen er daarom een vriendendienst mee te bewijzen wanneer wij onze ka-
tholieke lezers een elementair boek aanbevelen, dat noch uitgaat van een
samenzwering tegen de waarheid, noch de fout begaat, de onervaren gees-
ten van onze kinderen te bederven.
Als bewijs van deze verzekeringen en als een proef van de dege-
lijke katholieke geest, die heel dit werk bezielt, leggen we onze lezers
de doeltreffende en heel verstandige waarschuwingen voor waarmee de
auteur heel zijn uiteenzetting besluit.
"We zouden hier dus een einde kunnen maken aan het verhaal over
de geschiedenis van Italië, maar, tot besluit van wat we tot hiertoe
hebben uiteengezet, zou ik gaarne willen dat ge u enkele herinneringen
in de geest prentte om ze nooit meer te vergeten en die ge te allen
tijde van toepassing kunt brengen op welke andere geschiedenis die ge
ook mocht lezen.
Bedenk dan, dat de geschiedenis een verschrikkelijke en grote
leermeesteres van de mens is. Een verschrikkelijke leermeesteres, omdat
ze de handelingen van de mensen verhaalt zoals ze zijn verricht, zonder
ook maar op enigerlei wijze rekening te houden met de waardigheid,
grootheid en rijkdom van hen op wie zij betrekking hebben. Zodra een
handeling verricht is, heeft de geschiedenis het recht, haar te vermel-
den, haar goed of af te keuren naar verdienste. Daarom moeten wij ten
zeerste vrezen wat anderen zullen zeggen over onze handelingen, en le-
ven op een wijze dat de mensen redenen hebben om goed over ons te spre-
ken.
"De geschiedenis is ook een grote leermeesteres door de dingen
die zij leert. Zij leert, hoe te allen tijde de deugd bemind is, en de-
genen die haar beoefenden steeds geëerd werden. De ondeugd echter werd
steeds gelaakt en de ondeugden misprezen. Wat voor ons een aansporing
moet zijn om voortdurend het kwade te mijden en de deugd te beoefenen.
"Tenslotte zult ge er goed aan doen, de gedachte diep in uw geest

20.10 Page 200

▲back to top
- VII/195 -
te laten wortelen, dat de godsdienst in iedere tijd de faam genoot een
steun te zijn van de menselijke samenleving en van de gezinnen en dat,
waar geen godsdienst is, er niets anders is dan onzedelijkheid en wan-
orde; en dat we daarom ons best moeten doen om hem te bevorderen, lief
te hebben en te doen liefhebben ook door onze evennaasten, en op onze
hoede te zijn voor degenen die hem niet eren of hem misprijzen.
"Jezus Christus onze Verlosser heeft zijn Kerk gesticht en uit-
sluitend in die Kerk wordt de ware godsdienst bewaard. Deze godsdienst
is de katholieke, de enig ware, de enig heilige, buiten welke niemand
zalig kan worden.
"Beminnen wij dus deze godsdienst, zeg ik nogmaals, en laten we
hem in praktijk brengen, hem liefhebben door standvastigheid in het ge-
loof, hem in praktijk brengen door zijn geboden op te volgen. En daar
er slechts één enkele God is, een enkel geloof en een enkele godsdienst,
laten wij ons dan ook verenigen in één enkele band van geloof en liefde,
om elkaar te helpen in de noden van het leven hier op aarde, zodat wij
allen, wederkerig gesterkt naar lichaam en ziel, eens eeuwig zullen
heersen met God in het vaderland der zaligen in de hemel."

21 Pages 201-210

▲back to top

21.1 Page 201

▲back to top
- VII/196 -
HOOFDSTUK
XXVI.
In het begin van september moest de loterij haar beslag krijgen;
maar daar Don Bosco zoveel mogelijk profijt wilde trekken van de gunsti-
ge omstandigheden die zijn plannen bevoordeelden, liet hij, in overeen-
stem- ming met de burgemeestervoorzitter, de volgende brief richten tot
de prefect van de provincie:
"
Hooggeachte Heer Prefect,
"
"
De milde ontvangst, die de loterij door U bij decreet van
" 2 juli van dit jaar goedgekeurd, bij het publiek ten deel gevallen
" is, en het opvallend grote aantal aangeboden voorwerpen ervoor,
" hebben het comité voor de noodzakelijkheid gesteld andermaal een
" beroep te doen op uw beproefde welwillendheid ten einde nog meer
" gunsten te verkrijgen.
"
1. Goedkeuring van de schatting der voorwerpen van de num-
" mers 1.821 tot en met 2.835, zijnde 1.014 voorwerpen, samen voor
" een waarde van 28.014 lires, zoals blijkt uit de taxatie van de
" aan het slot genoemde heren schatters; rekening ermee houdend dat
" elk tiental loten vergezeld gaat van een gratis lot, zoals al werd
" goedbevonden in genoemd besluit van de prefectuur, zou dat een to-
" taal bedrag opleveren van 30.815 lires en overeenkomen met 61.630
" loten, voor de uitgifte waarvan U machtiging gelieve te geven.
"
2. Vergunning om de openbare tentoonstelling geopend te
" houden tot 23 september aanstaande, ten einde ruimte te hebben
" voor de verspreiding van de loten waarvoor vergunning gevraagd
" wordt.
" In het vertrouwen verhoord te mogen worden, spreekt het comité
" zijn oprechte dank tegenover u uit, terwijl ik uit naam van dit
" comité mij noem met de meeste achting van U Edele
"
"
bij afwezigheid van de president,
"
de secretaris
" Turijn, 26 augustus 1862
Federico Ridder Oreglia
Aan deze aanvraag was een derde lijst op gezegeld papier toege-
voegd van de voorwerpen van nummer 1.821 tot 2.835 met de desbetreffende
schattingen.(1)
(1) Kunstvoorwerpen, 2.100 Lires. Prof. Giuseppe Volpato. — Voor de snuisterijen en
fantasievoorwerpen volgens bijgaande lijst, Lires 25.914. Giuseppe Buzzetti.

21.2 Page 202

▲back to top
- VII/197 -
Ook dit verzoek werd goedgunstig aanvaard.
" Prefectuur van de Provincie Turijn
Turijn, 25 september 1862
"
5e divisie
" Proc.verb. no.12129 - Reg.no.664
"
"
Daartoe gemachtigd door het ministerie van Financiën, is
" het ondergetekende een eer de heer priester Bosco het besluit te
" doen toekomen van dit bureau van 21 dezer (1) waarmee hem verlof
" verleend wordt tot vermeerdering van het aantal prijzen en van het
" aantal loten en uitstel van de trekking der loterij ten bate van
" de Oratoria van de H. Franciscus van Sales en andere in Turijn
" opgericht, zoals verzocht in het desbetreffende beroep van 26
" augustus jl.
"
Bijgevoegd wordt de betrokken derde lijst van geschonken
" voorwerpen ten aanzien waarvan deze laatste voorzieningen getrof-
" fen zijn.
"
Voor de Prefect
"
Radicati.
Een gewonnen maand betekende niet weinig voor Don Bosco en de Ar-
monia van 3 september publiceerde het volgende artikel:
Een mooie tentoonstelling van een Loterij. - Gisteren hebben we tot ons
genoegen een bezoek kunnen brengen aan de openbare tentoonstelling der
voorwerpen voor de loterij ten bate van de drie jongensoratoria van de
H. Franciscus van Sales, van de H. Aloysius en van de heilige Engelbe-
waarder. We raakten vol bewondering en waren verrast bij het zien van de
(1) De Prefect van de Provincie Turijn
Gezien het voorliggende verzoek;
Gezien de 3e toegevoegde lijst van voorwerpen alsnog geschonken voor de Loterij
ten bate van
de Oratoria van de H. Franciscus van Sales en andere, in Turijn opgericht, voorwer-
pen ten getale van 1.014 verhoogd met de toeneming van het tiende deel per gratis
lot, zoals bij besluit van dit bureau van 2 juli en samen een waarde
vertegenwoordigend van 30.815 lires overeenkomend met 61.630 loten die kunnen worden
uitgegeven;
Gezien de verklaring van de taxateurs prof. Giovanni Volpato en G. Buzzetti;
Gezien bovengenoemd decreet van dit bureau met de bijbehorende akten;
Gezien het reglement, behorend bij het Kon Besluit van 4 maart 1855, no. 606
verklaart:
Het comité voor de Loterij van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales en
andere in Turijn opgericht, is gemachtigd de trekking te houden op 30 september a.s.
en 61.630 loten uit te geven, ter vermeerdering van de al uitgegevene, tegen de al
vastgestelde prijs van 50 centimes elk, met inachtneming overigens van de voorgaande
voorschriften en waarschuwingen waarvan melding gemaakt is in eerstgenoemd besluit
van dit bureau.
Voor de Prefect
Turijn, 2] september 1862.
Radicati

21.3 Page 203

▲back to top
- VII/198 -
talrijke en gevarieerde hoeveelheid voorwerpen uit verschillende streken
en uit iedere maatschappelijke klasse. Onder meer vielen twee uiterst
kostbare stukken op, waarvan het ene de H. Petrus, het andere de H. Pau-
lus voorstelt, geschonken door de milddadigheid van de regerende Paus
Pius IX. Overvloedig en rijk zijn vooral de schenkingen van Z.K.H. Prins
Eugenio, die van prins Tommaso, hertog van Genua, van de burgemeester
van Turijn en van vele anderen, die onmogelijk allemaal opgenoemd en nog
minder beschreven kunnen worden.
We hebben vernomen, dat de koninklijke prinsen, alvorens uit de
hoofdstad te vertrekken, een aanzienlijk aantal loten hebben laten ha-
len. Ook de minister van Binnenlandse Zaken nam op die manier op milde
mate deel. Heel vele heren en dames propagandisten hebben zich als om
strijd beijverd om schenkingen in te zamelen en om loten te verkopen.
Er valt echter nog een aanzienlijke hoeveelheid loten te ver-
spreiden en de trekking die vandaag (de 3de) had moeten plaatsvinden, is
uitgesteld tot de 23ste september. We hopen dat degenen die iets over
hebben voor de arme volksjongens, zullen meewerken aan dit werk van
liefdadigheid. Iedereen weet dat deze Oratoria tot doel hebben aan de
meest onbeschermde jongens werk te verschaffen en hen zedelijk gezond te
maken. Welk werk kan nuttiger zijn voor de menselijke gemeenschap! De
prijs van ieder lot is 50 centimes; wie er tien neemt krijgt het elfde
gratis; wie er 25 neemt is zeker van een prijs. De loten met een zekere
prijs hebben het 25e, dat wil zeggen de serie van 25 biljetten; deze is
rood gekleurd en kost fr. 12.50.
Het was een voortdurende zorg van Don Bosco de pakjes van zijn
loten te laten zenden en door het comité te laten aanbevelen aan perso-
nen of instellingen die vergeten waren en ook aan degenen van wie hij
wist dat zij ze niet zouden behouden. Al ontving hij dan geen geld, dan
had hij toch het voordeel het werk van de Oratoria bekendheid te geven.
De directie van de Opere Pie di S. Paulo stuurde de loten aan de
secretaris van het comité terug.
Merken we echter op, dat de directeur, een vriend van Don Bosco
en zelf lid van het loterijcomité, er vroeger al enkele tientallen geno-
men en betaald had.
"
Turijn, 30 augustus 1862
"
"
Zeer geachte Heer,
"
"
Onze directie draagt eveneens met subsidie bij aan het be-
" vorderen van het godsdienstonderricht in instellingen van welda-
" digheid en tot dat doel heeft zij ook al verschillende malen be-
" antwoord aan het haar gestelde doel, zowel bij Uw Oratorio als
" bij dat van de H. Aloysius en van de Engelbewaarder.
"
Daar hij echter niet deel kan nemen aan de loterijen die ge-

21.4 Page 204

▲back to top
- VII/199 -
" houden worden ten bate van diezelfde inrichting, wijl zijn budget
" geen bedragen tot dat doel voorziet, ziet ondergetekende zich tot
" zijn spijt genoodzaakt U de 216 loten voor de loterij, ten bate
" van de drie hier voor genoemde Oratoria, door U bestuurd, terug
" te zenden, samen met het exemplaar van het programma.
"
Met de meeste hoogachting,
"
Uw dw. dienaar,
"
voor de voorzitter der directie,
"
de directeur Dupré
Ook aan het gemeentebestuur van Turijn werden loten toegezonden.
"
Hooggeachte Heer Burgemeester,
"
"
Telkens als ik me in het verleden in bijzondere moeilijkhe-
" den bevond en een beroep deed op Uw geacht gemeentebestuur, heb
" ik steeds waardevolle steun mogen ontvangen.
"
Thans nu enkele ernstige noden me genoopt hebben mijn toe-
" vlucht te nemen tot de openbare weldadigheid, door middel van een
" loterij van voorwerpen, die reeds naar de trekking loopt, en nu
" er nog verscheidene loten te verkopen zijn, ben ik zo vrij er U
" zestig tientallen aan te bevelen, met het verzoek deze te willen
" behouden ten bate van de arme jongens die de Oratoria bezoeken,
" waarvoor deze Loterij bestemd is.
"
Vol vertrouwen in uw gunstig antwoord, wens ik U en al de
" Heren van het gemeentebestuur alle goeds van de hemel, terwijl
" ik mij met de grootste dankbaarheid noem
"
van U, Hooggeachte,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 5 september 1862
Pr. Giov. Bosco.
Van het gemeentebestuur ontving hij het volgende antwoord:
" Stad Turijn
Turijn, 12 september 1862 " 3e bureau
" Dossier van het Bureau no.824
" Antwoord op uw brief van 5 september
"
"
Het verzoek van de directie van de Weldadigheidsloterij ten
" bate van de Oratoria van de H. Franciscus van Sales en van de
" H. Aloysius, om vanwege het gemeentebestuur over te gaan tot het
" aanvaarden van 60 tientallen loten van genoemde loterij, werd door
" ondergetekende voorgelegd aan de gemeenteraad.
"
Genoemde gemeenteraad, in vergadering bijeen op 9 dezer,
" overwegend dat dergelijke liefdadigheidsloterijen elkaar steeds

21.5 Page 205

▲back to top
- VII/200 -
" maar opvolgen en de gemeentelijke administratie nooit dergelijke
" loten heeft aangeschaft, overwegende dat het van belang is voor
" de gemeentekas (die anders voor onverwachte en zware uitgaven zou
" komen te staan), daarmee rekening te houden, besloot niet op het
" voorstel in te gaan.
"
Onder mededeling van het genomen besluit zendt ondergeteken-
" de U hierbij de zestig tientallen loten van de loterij terug en
" heeft de eer zich te noemen
"
Voor de Burgemeester
"
Farcito Ass.
Zonder zich te laten weerhouden door economische omstandigheden,
antwoordde de goede bisschop van Guastalla, Mgr. Pietro Rota, op het
verzoek van Markies di Rorà als volgt:
"
Modena, 10 september 1862
"
"
Zeer geachte Heer,
"
"
Na ontvangst van een onderdanige brief dd. augustus met in-
" gesloten honderd loten van de Loterij ten bate van de drie Orato-
" rio’s in uw stad, zend ik U, die mij deze deed toekomen en zo
" verdienstelijk als voorzitter van het comité voor die Loterij op-
" treedt, een bankbiljet ter waarde van vijftig lires, overeenko-
" mend met de waarde van de loten.
"
In de hoop dat de baten die gij met uw heilige ijver verza-
" melt overvloedig mogen zijn ten einde deze zo nuttige instellingen
" te onderhouden, maak ik gaarne van deze gelegenheid gebruik om
" mijn levendige voldoening te betuigen dat een zo waardige persoon-
" lijkheid zijn zorgen wijdt aan een zo vroom en waarlijk christe-
" lijk werk en noem mij met gevoelens van de grootste achting en
" eerbied,
"
van U, Hooggeachte;
"
de zeer nederige en toegewijde dienaar
"
+ PIETRO, bisschop van Guastalla
Maar aangezien alle loten nog niet geplaatst waren, had Don Bosco
aan vele van zijn milde weldoeners een tweede zending doen toekomen.
Sommigen aanvaardden ze, anderen wezen ze af. Een enkele die ze behield,
liet niet na, de dienaar Gods een zacht verwijt te maken. Don Bosco ver-
ontschuldige zich voor zijn onbescheidenheid met brieven van een verras-
sende en liefdevolle beminnelijkheid. We bezitten er een van, die te Cu-
nea door baron Feliciano Ricci ontvangen werd.

21.6 Page 206

▲back to top
- VII/201 -
"
Charitas benigna est, patiens est. (Sint-Paulus)
"
"
Turijn, 5 september 1862
"
"
Geachte Heer Baron,
"
"
De uitbrander was verdiend en ik ben blij dat U de loten
" ten behoeve van onze arme jongens behouden hebt.
"
Mevrouw de Barones heeft ons de loten teruggezonden. Be-
" denkt wel, als ik me in een absoluut geval van nood zou bevinden,
" zou ik evengoed mijn toevlucht tot haar liefdadigheid nemen en
" zou zij mij in haar goedheid niet kunnen teleurstellen. Zij zou
" me dan geld sturen zonder dat ik haar loterijloten zou kunnen
" geven.
"
Ik neem de jongen Cavallo, die U zo goed was mij aan te
" bevelen aan, met de maandelijkse toelage van fr. 15 van de moe-
" der. U biedt aan, daar iets uit eigen zak aan toe te voegen. Ik
" wil geen bedrag noemen; ik neem om het even wat en hoeveel het
" ook zij, gaarne als aalmoes aan, in de mate waarin U onze arme
" jongens behulpnaam wilt zijn.
"
U zult hierbij ingesloten ... loterijbriefjes vinden. 0,
" wat een ongerijmdheid!... Is de pas ontvangen terechtwijzing
" al vergeten?
"
Vergeef me het grapje. God zegene U en Uw vrome gemalin en
" wees zeker dat ik steeds dankbaar ben
"
van U, zeer dierbare,
"
de zeer verplichte dienaar,
"
Pr. Bosco Giovanni
Een soortgelijke verrassing als baron Ricci werd de aartsbisschop
van Firenze bereid. Don Bosco en markies di Rorà hadden hem elk voor ei-
gen rekening circulaires en loten doen toekomen en de milddadige prelaat
behield zowel de loten van de een als van de ander. Hij schreef aan Don
Bosco:
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Enige tijd geleden hebt U mij 10 tientallen loten laten
" toekomen voor de loterij van voorwerpen, ten bate van de door U
" bestuurde drie Oratoria, alsmede een lot gelijk aan 25 andere en
" zodoende 125 loten in totaal. Van de andere kant werden mij er
" door de president van uw comité eveneens 100 gestuurd. Evenals ik
" hem de tegenwaarde daarvan heb doen toekomen, zo zend ik ook U dat
" bedrag per ingesloten mandaat, waarmee U bij U in Turijn 62 Itali-
" aanse lires en 50 centimes kunt opnemen, wat precies de prijs is
" van de 125 loten.
"
Heel gaarne draag ik iets bij tot Uw zo liefdevolle werk,
" hoewel de noden iedere dag ook in deze stad noch weinig, noch

21.7 Page 207

▲back to top
- VII/202 -
" licht zijn en niet geringe offers vergen.
"
Maar ik zal me troosten met de gedachte dat onze Godde-
" lijke Zaligmaker zich zal verwaardigen ook in dit geval zijn
" schone woorden waarheid te laten worden: Beati misericordes quo-
" niam misericordiam consequentur.
"
U intussen alle goeds toewensend en me aanbevelend in uw
" gebeden, noem ik mij met alle hoogachting,
"
van U, zeereerwaarde Heer,
"
de zeer toegewijde en verplichte
"
dienaar
"
+ Gioacchino,
" Firenze, 21 september 1862.
Aartsbisschop van Firenze.
Tegelijkertijd zond de aartsbisschop een brief aan markies Emanu-
ele di Rorà, voorzitter van het comité voor de Loterij.(1)
Aan één klasse van personen was nog geen uitnodiging gericht om
in de loterij deel te nemen, en wel aan de gezanten van de buitenlandse
Hoven bij Z.M. de koning van Italië. Ridder Federico Oreglia kreeg de
opdracht tot het schrijven van een brief aan de Heer Kalergis Demetrio,
buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van Griekenland.
(1)
Protocol generaal No. 5971
Hooggeachte Heer,
Per gedrukte brief van augustus met het opschrift van het zegel van het Konink-
lijk Staatssecretariaat voor Buitenlandse Zaken, stuurde U, in Uw kwaliteit van
voorzitter van het loterijcomité ten bate van de drie Oratoria van Turijn, geleid
door pr. Giovanni Boscc, 10 tientallen loten ter waarde van 50 centimes elk. Ik had
er al rechtstreeks van genoemde priester ontvangen in de afgelopen maand mei; doch
door de noden die ook in deze stad niet gering zijn, en ook door de verminderde
hulpbronnen in deze plaats, was het niet gemakkelijk aan uw verlangens te voldoen.
Daar het hier echter een zo liefdevolle onderneming betreft, als de bovengenoemde
Oratoria, heb ik alles gedaan wat mogelijk is; het doet me daarom genoegen, U
hierbij ingesloten een postmandaat te doen toekomen van 50 Italiaanse lires, zijnde
de prijs van de mij gezonden 100 loten.
Gebruikmakend van deze gelegenheid verzeker ik U van mijn gevoelens van op-
rechte hoogachting
uw toegewijde dienaar
+ Gioacchinc
Firenze , 21 september 1862
Aartsbisschop van Firenze
Aartsbisschoppelijk Paleis

21.8 Page 208

▲back to top
- VII/203 -
"
Turijn, 20 september 1862
"
"
Er is een loterij op touw gezet ten bate van de jongens-
" instituten, die in deze stad onder de naam van Oratorio zijn
" opgericht.Uit het bijgevoegde programma kunt U opmaken hoeveel
" voordeel daaruit voor de armste klasse voortvloeit.
"
De heer burgemeester van de stad Turijn heeft mij, in
" zijn kwaliteit van voorzitter van het Loterijcomité bovengenoemd,
" opgedragen het eerbiedige verzoek tot u te richten om van bedoel-
" de loterij 10 tientallen loten te willen aanvaarden.
"
Vertrouwend dat Uwe bekende liefdadigheid U welwillend op
" dit verzoek zal doen ingaan, spreek ik de oprechtste dank uit
" jegens U, uit naam van de Heer burgemeester bovengenoemd en van
" het hele comité. Ik verblijf inmiddels met de meeste hoogachting,
"
van U Edele
"
de zeer verplichte dienaar
"
Ridder Federico Oreglia
"
Secretaris van het Comité
Hij richtte nog meer soortgelijke brieven tot de verschillende
legaties; van de antwoorden hierop zijn er slechts enkele bewaard ge-
bleven.
" Légation des Pays Bas á Turin
Turin, de 21 september 1862
" Protocollo generale N. 5925;
"
"
Monsieur le Président,
"
"
J’ai l'honneur de vous restituer ci-joint les 50 billets
" de la Loterie en faveur des Oratoires que en date d'hier, M.
" Stefano Oreglia, secrétaire de la Commission a bien voulu m'adres-
" ser en votre nom.
"
Regrettant, Monsieur le Président, que d'autres misères á
" soulager ne me permettent pas de m'associer á la bonne oeuvre que
" vous patronnez, je saisis avec empressement cette occasion pour
" vous offrir l'assurance de ma considération très distinguée.
"
"
Jhr. Kelderwier
" Legacion de Espana en Turin
Turijn, 28 september 1862
"
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Telkens wanneer er sprake is van filantropische activitei-
" ten ter verlichting van de behoefte klasse, heeft het gezantschap
" van Spanje nimmer achterwege gelaten er haar medewerking aan te
" verlenen. Daarom aanvaard ik met genoegen de veertig loten van

21.9 Page 209

▲back to top
- VII/204 -
" de loterij die U zo goed was in te sluiten bij uw brief van 20
" dezer,en hierbij ingesloten heb ik de eer u het bedrag van twin-
" tig lires,zijnde het bedrag voor bovengenoemde 4 tientallen loten,
" te doen toekomen.
"
Gelieve te aanvaarden de gevoelens van ware hoogachting,
"
"
De Zaakgelastigde van Spanje
"
A. de Duro
" Portugal, Legacao de S.M.F. en Turin Turin, ce 21 october 1862
"
"
Monsieur,
"
"
Mes innombrables occupations dans ces derniers temps m'ayant
" empêché de répondre à une quantité de lettres qui m'ont été adres-
" sées, ce n’est que maintenant que je puis accuser la réception de
" votre lettre du 20 du mois passé, ainsi que de cinq douzaines de
" billets de la Loterie en faveur des Instituts masculins dits Ora-
" tori, et vous envoyer 30 fr. montant desdits billets.
"
Toujours heureux de pouvoir concourir au soulagement des
" malheureux, je vous prie, Monsieur, de vouloir agréer l'expres-
" sion de mes sentiments distingués.
"
"
Castro

21.10 Page 210

▲back to top
- VII/205 -
H O O F D S T U K XXVII.
De verkoop der loten was thans afgelopen en het comité, in verga-
dering bijeen, besprak dag en plaats voor de trekking van de winnende
nummers. De secretaris deed daarvan mededeling aan de burgemeester, ten
einde van hem de vergunning te verkrijgen en hem te raadplegen over de
manier waarop deze belangrijke handeling met enige plechtigheid kon ge-
houden worden.
"
Turijn, 22 september 1862
"
"
Hooggeachte Heer Burgemeester,
"
"
In zijn zitting van 16 dezer heeft het comité voor de Lo-
" terij ten bate van de in Turijn bestaande Oratoria, de 30ste de-
" zer vastgesteld als trekkingsdag van de prijzen en wel tussen 9
" en 10 uur voormiddag.
"
Tegelijkertijd, zowel om zich te voegen naar wat in de
" praktijk bij vorige loterijen is geschied, alsook om tegemoet te
" komen aan het verlangen van het publiek, is eveneens de wens uit-
" gesproken,de trekking te laten plaatsvinden in een der zalen van
" het stadhuis, indien U toestemming daartoe zou willen verlenen.
"
Tot dat doel verzoek ik U deze gunst te willen verlenen,
" evenals aan de jeugdige muzikanten van het Oratorio te willen toe-
" staan, de openbare trekking met wat muziek op te luisteren.
"
In de hoop dat U de gevraagde gunsten zult verlenen, verblijf
" ik, met de meeste hoogachting,
"
Uw dw. dn.
"
Ridder Federico Oreglia
De Burgemeester antwoordde:
"
Stad Turijn
Turijn, 26 september 1862
" Protocol van het Bureau no.849
" Antwoord op uw brief van 22 september
"
"
In antwoord op uw bovenvermelde brief deelt ondergetekende
" U mee dat er van de zijde van onze stedelijke administratie geen
" bezwaar bestaat tegen het verrichten van de trekking der Loterij
" in een zaal van het stadhuis; alleen is het noodzakelijk dat twee
" dagen voor de trekking een door U gevolmachtigd persoon zich bij

22 Pages 211-220

▲back to top

22.1 Page 211

▲back to top
- VII/206 -
" ons bureau vervoegt voor het noodzakelijke overleg.
"
Het spijt ondergetekende, niet eveneens het tweede verzoek
" te kunnen inwilligen, namelijk om eveneens aan de jeugdige muzi-
" kanten van het Oratorio toe te staan, de trekking met muziek te
" openen.
"
Een dergelijke toestemming zou in niet geringe mate de
" ambtenaren hinderen, die al meer dan drie maanden lang voortdurend
" in hun bezigheden belemmerd zijn door de uitvoering van herstel-
" lingswerkzaamheden aan de gemeentelijke kantoren.
"
De burgemeester
"
Rorà.
De beslissingen van het Comité werden met een circulaire, die op
duizenden exemplaren verspreid werd, medegedeeld aan de burgerij.
"
Verdienstelijke Heer,
"
"
Het comité, opgericht voor de Loterij ten bate van de jon-
" gensoratoria van
deze stad, op 16 dezer in vergadering bijeen,
" heeft de volgende beslissingen getroffen, die ik me haast U mee te
" delen:
" 1° De tentoonstelling der voorwerpen blijft voor het publiek ge-
"
opend tot 23 september a.s. Daarna zijn er vier dagen tijd om
"
de opbrengst der loten in te leveren en de loten die niet ver-
"
kocht werden te verzamelen.
" 2° Indien U nog verspreiding kunt geven aan enkele loten, die nog
"
in uw bezit zijn of die nog in de expositiezaal zijn, hebt U
"
daartoe de gelegenheid tot en met 27 dezer.
"
De loten die in dit tijdsbestek niet verspreid zijn, komen
"
ten goede van de Loterij.
"
Indien U geen gemakkelijker middel zou hebben om ze ons te
"
doen toekomen, kunt U ze zenden aan de Heer Prefect van de Pro-
"
vincie Turijn.
" 3° Van 27 tot 30 september worden de nodige voorbereidingen ge-
"
troffen voor de openbare trekking. Daarom zal op 30 dezer in de
"
zaal van het stadhuis, in tegenwoordigheid van de Burgemeester,
"
de Heer Markies di Rorà, verdienstelijk en ijverig voorzitter
"
van de Loterij, worden overgegaan tot de openbare trekking der
"
winnende nummers, volgens de voorwaarden, vastgesteld voor de
"
verplichte openbare trekkingen. Het aantal te winnen voorwerpen
"
bedraagt 3.000.Terwijl ik U deze besluiten meedeel, bied ik U
"
in opdracht van het Comité tevens de uitdrukking van oprechte
"
dankbaarheid voor de ijver in dit liefdadigheidswerk betoond,
"
met het verzoek uw medewerking te blijven verlenen om het tot
"
een goed einde te brengen.
"
Tenslotte gelieve de verzekering te aanvaarden van mijn ge-
"
voelens van oprechte hoogachting waarmee ik de eer heb mij te
"
noemen
"
"
uw zeer toegewijde en verplichte dienaar
"
Federico Oreglia di S. Stefano.

22.2 Page 212

▲back to top
- VII/207 -
De Armonia van 19 september publiceerde ook een rondschrijven dat
haar door ridder Oreglia was meegedeeld.(1)
Tenslotte vond de trekking plaats waarvan het volgende procesver-
baal opgemaakt.
"
In het jaar des Heren 1862 op 30 september vond, met mach-
" tiging van de Heer Prefect van de provincie en volgens de voor-
" schriften door dezelfde vastgesteld voor de Loterij, opgezet en
" uitgevoerd ten bate wan de Oratoria van de H. Franciscus van
" Sales te Valdocco, van de H. Aloysius te Porta Nuova en van de
" heilige Engelbewaarder te Vanchiglia, de openbare trekking plaats
" der winnende nummers voor de voorwerpen die voor die Loterij wa-
" ren bestemd.
"
Te dien einde kwamen de heer Markies di Rorà, voorzitter
" van het comité, Ridder Giuseppe Luigi Dupré, ondervoorzitter,
" Ridder Federico Oreglia di Santo Stefano, secretaris, de priester
" Giovanni Bosco, directeur van de Oratoria bijeen in de openbare
" zaal van het gemeentehuis en gingen te werk volgens de in het
" plan en het reglement van de Loterij bepaalde manier.
"
Er werden zes urnen gereedgezet. Vijf ervan waren bestemd
" voor de stemballetjes, die de nummers tot tweehonderd achtduizend
" droegen, overeenkomend met het aantal goedgekeurde nummers; de
" urnen en de stemballetjes werden gecontroleerd en hun aantal en
" het resultaat van hun toevallige combinatie in orde bevonden.
"
De zesde urn werd gereed gezet voor de loten met een zekere
" prijs en daar deze nummers, die van de onderscheiden boekjes waren
" afgescheurd het aantal 1.600 behaalden, werden deze, die zeker
" waren van een prijs, tussendoor getrokken.
"
Na de zaken aldus geregeld te hebben, opende de Heer Markies
" di Rorà, als voorzitter van het comité en als gevolmachtigde van
" de minister om de trekking te leiden in zijn kwaliteit van burge-
" meester van de stad, de zitting en verklaarde eveneens de trekking
(1) Loterij van Don Bosco. - Wij ontvangen de volgende brief, die wij gaarne afdrukken.
"Ik zou U gaarne willen verzoeken in uw gewaardeerd blad en in een vorm die U het
beste lijkt, een bericht te publiceren over de besluiten, genomen door het comité
voor de Loterij ten bate van de Oratoria van de H. Franciscus van Sales, van
Vanchiglia en van Portanuova, in onze hoofdstad gevestigd. Deze besluiten werden op
16 dezer geno-men.
1° De tentoonstelling van voorwerpen blijft geopend voor het publiek tot en met
23 september. Daarna is er vier dagen gelegenheid om de opbrengst der loten te innen
en de niet verkochte te verzamelen.
2° De loten kunnen op zijn laatst op 27 september worden ingeleverd. Die welke
dan niet verspreid zijn, komen ten goede van de Loterij.
3° De openbare trekking zal plaatshebben op 30 september van 9 tot 10 uur voor-
middag, in de zaal van het Gemeentehuis, in tegenwoordigheid van het comité.
4° Acht dagen na de trekking zullen de winnende nummers in de dagbladen bekend
gemaakt worden. Daarna begint de verdeling van de prijzen."

22.3 Page 213

▲back to top
- VII/208 -
" geopend; zij duurde tot tien uur 's avonds met een korte onder-
" breking als verpozing.
"
Daar echter nog niet alle nummers op die dag getrokken wer-
" den, werd op 1 oktober andermaal overgegaan tot een controle van
" de urnen en stemballetjes, die in alle opzichten in orde waren.
"
Om elf uur van die morgen werd het laatste nummer getrok-
" ken. Toen de trekking aldus verlopen was, werd het proces-verbaal
" opgemaakt ten behoeve van de Heer Prefect van de provincie Turijn,
" onder voorbehoud hem eveneens een authentiek afschrift voor te
" leggen van de getrokken nummers, zodra de volgorde van de winnende
" nummers was vastgelegd.
"
Rorà
"
Giuseppe Dupé
"
Bosco Giovanni, pr.
" Turijn, 3 oktober 1862
Ridder Federico Oreglia, secr.
Een bijlage bij nummer 245 van het officiële staatsblad publi-
ceerde de winnende nummers van de loterij ten bate van de Oratoria van
Don Bosco, die zich haastte een kopie ervan aan alle belanghebbenden te
zenden.
" Verdienstelijke Heer,
"
"
De Loterij, die meermalen in Uw liefdadige belangstelling
" aanbevolen werd, is thans afgelopen. De resultaten geven de
" meeste voldoening, zowel voor wat het aantal ingezamelde voorwer-
" pen, als de verkochte loten betreft. Thans doe ik u de lijst
" toekomen van de nummers die bij de openbare trekking met een
" prijs zijn uitgekomen; aan de hand daarvan kunt u en uw vrienden
" nagaan of de door U behouden loten een prijs verworven hebben.
"
Ook kan ik U vanwege het comité meedelen, dat alles gedaan
" wordt om iedereen zoveel mogelijk tevreden te stellen. Wanneer er
" niettemin ongewild iets zou veronachtzaamd zijn of een vraag niet
" tot voldoening zou zijn beantwoord, schrijve men dit alleen toe
" aan onmacht als gevolg van het vele werk dat er verricht diende
" te worden en ik vraag U wel verontschuldiging voor ieder daardoor
" veroorzaakte stoornis en voor alles wat minder aangenaam kan ge-
" weest zijn.
"
Van dezelfde gelegenheid maak ik gaarne gebruik om u de
" verzekering te geven dat alles wat U voor dit liefdadige werk ge
" daan hebt, nooit vergeten zal worden, noch door mij, noch door de
" jongens. Ja, we zullen zelfs gezamenlijk de zegen van de Heer af-
" roepen over U en over al degenen voor wie U hemelse zegen wenst.
"
Alvorens de mededelingen over deze loterij te sluiten,
" wil ik U gaarne nog eerbiedig verzoeken mij steeds de liefdevolle
" gunst van uw schenkingen te blijven verlenen, en ook te willen
" bidden voor mij en voor de jongens die in zekere zin door de
" goddelijke Voorzienigheid aan mij zijn toevertrouwd, opdat zij
" met Gods hulp allen goede burgers en goede christenen kunnen wor-
" den in dit leven, om daarna

22.4 Page 214

▲back to top
- VII/209 -
" eens persoonlijk hun weldoeners te kunnen danken in het vaderland
" der zaligen in de hemel.
"
Tenslotte sta U mij toe dat ik met alle hoogachting en ver-
" vuld van dankbaarheid, de eer heb mij nu en altijd te kunnen noe-
" men van U, verdienstelijke,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 10 oktober 1862
Pr. Bosco Giovanni
De Armonia publiceerde in haar nummer van woensdag 13 november
een belangrijk bericht:
"Belanghebbenden wordt erop gewezen dat de tijd voor het afhalen
van de gewonnen voorwerpen in de loterij der jongensoratoria van Valdoc-
co, Vanchiglia en Porta Nuova, op het einde van deze maand afloopt. Het
comité beschouwt het daarom als zijn plicht, al de belanghebbenden te
waarschuwen, dat de dan niet afgehaalde voorwerpen beschouwd zullen wor-
den als zijnde geschonken aan het liefdewerk, ten bate waarvan deze lo-
terij is gehouden.
Het was een prachtige en vruchtbare loterij geweest; maar aange-
zien er geen rozen zonder doornen zijn, was er ook in dit geval iets
ergs gebeurd. Twee heren kwamen zich aandienen voor de eerste prijs, dat
wil zeggen, het prachtige schilderij van de H. Antonius, geschonken door
ridder Federico Peschiera, professor aan de Lïgurische Academie van Ge-
nua. Zij was geschat op een waarde van 5.000 lires. Beiden waren in het
bezit van een als echt erkend lot; blijkbaar hadden zij die de loten ge-
drukt hadden, er twee van gemaakt.
Hoe de zaak haar verloop kreeg volgt uit het volgende relaas:
"
Gevolg gevend aan de uitnodiging van de Heer Burgemeester
" van de stad Turijn, Markies di Lucerna di Rorà, in zijn kwaliteit
" van voorzitter van het comité voor de Loterij, ten bate van de
" drie Oratoria van de H. Franciscus van Sales in Valdocco, van de
" H.Aloysius te Porta Nuova en van de H. Engelbewaarder in Vanchi-
" glia, kwam op 23 november genoemd comité bijeen in een zaal van
" het gemeentehuis van deze stad. De zitting werd om drie uur ’s
" middags geopend en er werd aan deelgenomen door de ondergetekende
" personen. Aanwezig waren de Heren Ridder Giuseppe Dupé, ondervoor-
" zitter, Commandatore Giuseppe Cotta, Senator, Markies Lodovico
" Scarampi di Pruney, Ridder Lodovico Lorenzo Galleano d'Agliano,
" de heer Giuseppe Migliassi, koopman, Don Giovanni Bosco, priester,
" directeur van de Oratoria en Ridder Federico Oreglia, secretaris.
"
Na opening van de zitting om drie uur 's namiddags werd
" mededeling gedaan van een brief van de Heer burgemeester, waarin
" werd medegedeeld dat hij door onvoorziene bezigheden verplicht
" was van de zitting weg te blijven.

22.5 Page 215

▲back to top
- VII/210 -
"
De ondervoorzitter deelde mee waarom deze vergadering was
" bijeengeroepen en wel de omstandigheid, dat bij de toewijzing van
" de prijzen van de loterij gebleken was, dat twee verkochte loten-
" boekjes hetzelfde nummer droegen en dat juist in die serie zich
" het nummer bevond, dat de eerste prijs verworven had, zodat er
" twee erkende winnaars waren in de personen van de heer Negro, la-
" kenkoopman aan de via del Seminario en de Heer Silvetti, laken-
" koopman op de hoek van de via San Maurizio en de via Barbaroux.
" Beiden eisten de prijs voor zich op; en daar het gaat om een waar-
" devol schilderij waarvan geen tweede exemplaar kan worden ver-
" schaft, zoals het geval is met de andere prijzen die in dezelfde
" serie zijn gevallen, waren de leden van het comité bijeengeroepen
" om hun mening kenbaar te maken over de manier waarop aan de twee
" rechthebbenden op billijke wijze voldoening kon gegeven worden.
"
Eerst werden de noodzakelijke verklaringen gegeven door de
" secretaris en werden beide lotenboekjes, die identiek bleken ge-
" toond; een ervan vertoonde een correctie van het overeenstemmende
" nummer en de secretaris deed opmerken dat deze correctie na de
" trekking van de winnende nummers aangebracht was en nadat de loten
" uit dit boekje al verkocht waren. Het gevoelen van alle leden af-
" zonderlijk was dat men de consequenties, zoals uiteengezet door de
" heer Commandeur Giuseppe Cotta, moest aanvaarden.
" 1° Dat de twee lotenboekjes gelijk zijn en de twee loten van de
"
heren Negro en Silvetti evenveel recht hebben op de door dit
"
nummer aangewezen prijs.
" 2° Dat men moest trachten van de genoemde heren winnaars gedaan te
"
krijgen dat ze het lot onder hen beiden zouden laten beslissen
"
wie van hen het schilderij zou krijgen, terwijl de andere de
"
niet winnende vijfhonderd lires zou ontvangen die het comité
"
ter beschikking hield van het werk volgens een vrijwillig ge-
"
dane schenking en die deel uitmaakte van de eerste prijs, vol-
"
gens het reglement, artikel 5.
" 3° Dat, wanneer het voorgestelde vergelijk geen goed resultaat zou
"
opleveren, de waarde van het schilderij moest worden geschat,
"
of door de professoren van de academie of door iemand die door
"
de rechtbank viel aan te wijzen; indien het dan tot een trek-
"
king kwam, zou deze op de meest eerlijke en wettelijke wijze
"
bepalen wie de prijs ontving of het daar tegengestelde bedrag.
" 4° Tenslotte werd met algemene stemmen besloten Commandeur Giusep-
"
pe Cotta af te vaardigen, om deze beslissingen aan de heren
"
Negro en Silvetti mee te delen, vertrouwend dat hij erin zou
"
slagen deze vervelende aangelegenheid tot een goed einde te
"
brengen.
"
Ridder Federico Oreglia.
Daar men niet tot een overeenstemming had kunnen komen, kreeg een
van de twee winnaars het schilderij en aan de ander moest Don Bosco
5.000 lires uitkeren. Dit was voor hem een gevoelig verlies, maar de

22.6 Page 216

▲back to top
- VII/211 -
goddelijke Voorzienigheid stelde hem op die manier op de proef, om hem
daarna op onverwachte wijze te belonen.
Hij had intussen nog heel wat te doen als gevolg van de Loterij,
namelijk brieven beantwoorden en de gewonnen prijzen verzenden. Dat
blijkt uit een door hem bewaarde brief van een van zijn weldoensters:
"Hertogin Melzi Sardi zendt aan de Eerw. Don Giovanni Bosco met
haar beleefde groeten, 100 goudstukken vanwege markies Patrizi Giovan-
ni; zij zou gaarne willen weten of er onder de winnende nummers van de
loterij, waarvan hij haar vanuit Turijn loten zond, er geen voorkwam
tussen de nummers 701 en 750, die zij genomen had. Uw antwoord kunt U
bij het ontvangstbewijs aan mevrouw Markiezin Fassati insluiten. - Zij
beveelt zich aan in uw gebeden. - Rome, 7 februari 1863."
Maar met het oog op de uitbreiding van het Oratorio en op de uit-
slag van de loterij, trachtten velen, ook politici, Don Bosco ertoe te
bewegen zijn instituut en zijn Oratoria te doen erkennen als een door
de regering goedgekeurd zedelijk lichaam; tot dat doel had hij al ver-
schillende aansporingen gekregen; ja, men had hem ermee lastig gevallen.
Ook de bankier Commandeur Cotto en andere vrienden hadden daar zelfs al
op aangedrongen. Dikwijls somden ze Don Bosco de geweldige voordelen op
die daaruit zouden voortvloeien. De verzekerde bescherming van de Over-
heid. Het vertrouwen dat zijn werk zodoende zou verkrijgen onder de bur-
gerij. Het grotere vertrouwen ook dat schenkers erin zouden stellen bij
het nalaten van legaten en testamenten; de zekerheid dat niemand onder
een wettelijk voorwendsel de erfenis zou kunnen betwisten; de verminde-
ring der belastingen, de vrijstelling van bepaalde lasten en taksen.
Vervolgens brachten ze hem een niet te overziene toeneming van steun on-
der ogen, zoals iedere dag duidelijk bleek bij de liefdadigheidsinstel-
ling van Cottolengo. Ze voegden eraan toe dat de pastoors en notarissen
zijn instellingen gereder zouden kunnen aanbevelen bij degenen die bij
hun dood een of andere liefdadige instelling wilden bedenken. Ze lieten
hem eveneens bij herhaling opmerken, dat hij gedurende zijn leven de
enige en vrije beheerder zou zijn en dat hij dientengevolge, door de
grotere overvloed van middelen, zich een gemakkelijker en rustiger be-
staan kon verschaffen.
Don Bosco liet zich echter niet overhalen, zodat er tenslotte
zelfs een lichte verkoeling ontstond tussen hem en zijn goede vrienden.
Maar de gebeurtenissen zouden aantonen met hoeveel voorzichtigheid van
hogere orde hij zich hierin liet leiden.
Hij voorzag inderdaad, en wellicht ook in de verschijning van het
rode paard, de komende tijden. Daar hij God liefhad en niet zichzelf,
hield hij van de armoede en wist dat hij verplicht zou zijn, huizen,
terreinen of kapitalen te beheren, die hem ten bate van het Oratorio ten

22.7 Page 217

▲back to top
- VII/212 -
deel zouden vallen, op het gevaar af dat daardoor de hebzucht van de de-
mocraten zou gewekt worden. Hij vreesde dat de regeerders, door middel
van de wettelijke commissies, uiteindelijk de baas zouden spelen in zijn
huis en de richting en het doel ervan zouden veranderen. Hij voorzag de
verspilling van de goederen der liefdadigheidsinstellingen en misschien
ook al de wet Crispi van 1892, die de centralisatie van de verschillende
instituten met eenzelfde doel zou bevelen.
Bovenal wilde Don Bosco voor zijn werken over alle mogelijke on-
afhankelijkheid en vrijheid beschikken en weigerde hij zich te onderwer-
pen aan ieders invloed buiten die van de Heilige Stoel, voor de hulp en
verdediging waarvan hij zijn congregatie geheel had opgericht. Dat was
zo zonneklaar, dat hij nooit alleen uit geest van menselijke filantropie
steun verkreeg. "Vooraanstaande personen", zo verklaart Don Rua, "wilden
hem ertoe brengen, de doelstelling van zijn ondernemingen te wijzigen,
er alleen een filantropisch doel van te maken; maar hij liet zich niet
van de wijs brengen, en daardoor gebeurde het niet zelden dat hem erfe-
nissen van groot belang ontgingen, die hem anders stellig ten deel ge-
vallen zouden zijn."
Tengevolge van deze regel door Don Bosco gevolgd, kwamen dikwijls
vele oversten van andere kloostercongregaties uit alle delen van de we-
reld naar hem toe, om zich een juiste voorstelling te vormen van zijn
manier van denken en doen in een dergelijk allerbelangrijkst vraagstuk.

22.8 Page 218

▲back to top
- VII/213 -
H O O F D S T U K XXVIII.
Bij het einde van de Loterij trof Don Bosco de nodige voorberei-
dingen voor de grote herfstwandeling. Aanvankelijk had hij gedacht tot
Vigevano te gaan, en hij verzond de volgende brief:
" Aan de Kan. Deken Colli Cantone Ludovico van Vigevano.
"
"
Enkele weken geleden schreef ik U een brief die U wellicht
" niet bereikt heeft, ten gevolge van een onjuist adres. Verleden
" jaar wees U mij op de mogelijkheid om bij U een wandeling te ma-
" ken met een groep van onze jongens. Thans zou ik gaarne willen
" weten of men op militaire manier een onderkomen zou kunnen bezor-
" gen,d.w.z. op een strozak, aan zeventigtal jongens voor vier of
" vijf dagen, en of er een middel mogelijk zou zijn om hun brood en
" minestra te verschaffen, daar de rest gemakkelijk ergens anders
" gekocht kan worden.
"
Indien U mij op korte termijn enig antwoord kon laten ge-
" worden,zou ik dat ten zeerste waarderen. De jonge Albasio is goed
" gezond en maakt het goed.
"
Ik wens U alle goeds van de hemel en verblijf, dankbaar,
"
"
" Turijn, 20 september 1862
uw zeer verplichte dienaar
Pr. Bosco Giovanni.
Hij werd op de hoogte gebracht, dat het niet mogelijk was gast-
vrijheid te verkrijgen, om redenen die ons onbekend zijn en moest van
plan veranderen.
Op 25 september vertrok uit het Oratorio een klein groepje met
clerici en priesters naar Becchi, om de noveen van de heilige rozenkrans
te beginnen. Het gros van de troep zou zich op de vooravond van het
feest bij hen voegen.
Deze wandeling was een door Don Bosco uitgekozen middel om de bes-
ten onder zijn leerlingen te belonen; om hen tot de deugd van gehoor-
zaamheid en versterving op te wekken die verplicht waren in het Oratorio
te blijven en om diegenen een verdiende bestraffing toe te dienen, die
in de loop van het jaar geen bewijs van goed gedrag gegeven hadden.
Onder degenen die gewoon waren Don Bosco te vergezellen bevond zich

22.9 Page 219

▲back to top
- VII/214 -
een onvermoeibaar werker, een mecanicien, kok en barbier en die ook ten
behoeve van het Oratorio de grondbeginselen van verschillende vakken ge-
leerd had. Op de wandelingen bleek hij een echt factotum; zanger, muzi-
kant, komiek, een handige tafeldekker, gaarne gezien bij al zijn kamera-
den en gevierd in alle huizen waar men kwam. Maar al die behendigheid
werd vertroebeld door niet geringe gebreken, die Don Bosco niet onge-
straft kon laten, zoals deze jongen ons zelf schriftelijk heeft bekend.
Het was in de eerste dagen van juni 1862. Toen Don Bosco op zeke-
re dag bij mij kwam, zei hij mij: - "Beste Pietro, ik ben niet meer te-
vreden over je, ik heb veel klachten over je gehoord! Al verscheidene
andere keren had hij me gewaarschuwd en hoewel het mij erg aan het hart
ging dergelijke verwijten te horen, had ik me altijd beheerst en had ge-
zwegen. Op die dag echter, - wat me bezielde weet ik niet - barstte ik
uit. In plaats van te antwoorden dat ik me voortaan zou gedragen op een
manier die hem geen reden tot klagen meer zou geven, zei ik weerbarstig
en lomp: - "Nu, kort en goed, als u het weten wilt, ik heb er genoeg van
steeds op de korrel genomen te worden, en altijd allerlei standjes te
krijgen. Het spijt me dat ik zoveel dingen aangeleerd heb ten dienste
van het Oratorio!" - Een andere overste zou me bij het horen van die
woorden een klap in het gezicht gegeven en het huis uitgezet hebben;
maar Don Bosco, die mijn ziel liefhad, beperkte zich tot de opmerking: -
"Och, de dingen die je geleerd hebt, zul je ook nog wel verleren!" -
Toen trok hij zich in zijn kamer terug, en liet me tijd om over zijn
woorden na te denken. Maar hij was nauwelijks weg of ik stond als ver-
slagen over mezelf en zei bij mezelf: - "Wat heb ik nu gedaan? Stuk on-
geluk! Zo een antwoord te geven aan een vader, die zo goed is!"
Op die dag moest Don Bosco Turijn verlaten om aalmoezen te verza-
melen en loten voor de loterij te verkopen, en bleef enige tijd weg.
Toen hij terugkwam liepen allen hem tegemoet en hij had voor iedereen
een glimlach en een groet. Ik nam zijn hand om die te kussen, maar hij
deed alsof hij me niet zag; hij richtte zich tot een andere jongen en
zei iets aardigs tegen hem. Toen ik zag dat hij zich niets aan mij ge-
legen liet liggen, was ik ervan overtuigd dat ik die gunst en zijn lief-
de niet meer waardig was; en toen ik naar mijn kamer gegaan was, huilde
ik de hele dag.
Van dat ogenblik af liet Don Bosco me niet meer bij zich komen
om hem te scheren, zoals hij iedere week gewoon was te doen. Toen er
echter twee maanden verlopen waren, liet hij me bij zich roepen om hem
die dienst te bewijzen, maar hij zei geen woord. Ik leed erg, maar ik
had er nog niet aan gedacht mijn fout goed te maken en vergiffenis te
vragen.
De herfst kwam, de tijd voor de grote tocht, waaraan ik in de
voorgaande jaren steeds deelgenomen had, als lid van het muziekkorps en
lid van de toneelgroep. Giuseppe Buzzetti legde Don Bosco de lijst voor
van degenen die verdienden mee te gaan. Don Bosco keek ze na en toen hij
mijn naam zag, haalde hij er een streep door.

22.10 Page 220

▲back to top
- VII/215 -
Aan de vooravond van het vertrek naar Castelnuovo werden 's
avonds, zoals gewoonlijk, de namen gelezen van degenen die Don Bosco
zouden vergezellen en de naam die allen dachten te zullen horen, hoorden
ze niet. Men kan zich niet voorstellen hoe ik me voelde ten gevolge van
die uitsluiting, temeer, toen ik van Buzzetti vernam dat Don Bosco zelf
mijn naam doorgehaald had. Het was de eerste maal dat me dat overkwam.
Don Bosco noemde echter geen reden voor die uitsluiting en niemand kwam
erachter. Ik moest in het Oratorio blijven.
Toen het opgewekte troepje vertrokken was in gezelschap van Giu-
seppe Buzzetti, Andrea Pelazza, Carlo Gastini en enkele oversten, en
Don Bosco in het eerste dorp aangekomen was, Chieri misschien, liet hij
me uit zijn naam een briefje schrijven door een vriend van me, in deze
bewoordingen: "Beste Pietro, ik heb niets tegen je. Don Bosco is altijd
je vriend, wil altijd het goede voor je, en streeft niets anders na dan
het redden van je ziel. Wat ik gedaan heb, dient om je te leren spreken.
Denk erom, nooit te antwoorden met grofheden tegenover je oversten. Bid
voor me, zoals ik jou iedere dag aanbeveel onder de heilige Mis. Blijf
opgewekt." Deze brief troostte me een beetje in mijn verdriet, maar ik
bleef bij mezelf zeggen: - "Hoe ben je ertoe kunnen komen een zo goede
vader zo te bejegenen?"
Op 2 oktober kwam Don Bosco in Becchi aan. De 5de vierde hij het
feest van de heilige rozenkrans en schreef hij aan ridder Oreglia die
door hem uitgenodigd was naar Becchi te komen.
"
Dierbare Heer Ridder,
"
"
De gedane uitnodiging geldt alleen in het geval dat de
" omstandigheden het toelaten; maar in het geval dat u me uiteen-
" zet, kunt u gerust aan het werk blijven met onze dierbare Suttil.
"
De clerici of leken die niet van de partij zijn, hoeven
" zich niet ongerust te maken; zij waren in huis nodig, of in alle
" geval waren er redelijke motieven om het zo te regelen.
"
Terwijl ik schreef kwam Suttil; red u zoals u kunt.
"
God helpe U te volharden in het goede en geloof me te
" zijn,
"
Uw toegenegen in J.C.
" Castelnuovo, 5 oktober 1862
Pr. Bosco Giovanni
In de middag na het lof, predikte Don Cagliero op een geïmprovi-
seerde kansel op de binnenplaats van Don Bosco's ouderlijk huis, voor
een menigte van zijn mededorpelingen over de heerlijkheid van de H. Ro-
zenkrans. Op zeker ogenblik, in zijn populaire en levendige toespraak,
zei hij dat die kleine heuveltop door allen met liefde moest worden be-
schouwd en dat hij ooit misschien nog eens befaamd zou worden omdat daar
hun vereerde Don Bosco geboren was. - "Zou ik", zo riep hij uit, "be-

23 Pages 221-230

▲back to top

23.1 Page 221

▲back to top
- VII/216 -
schouwd moeten worden als de blinde bewonderaar van hem, die ik mijn
tweede vader moet noemen?"
De Heer wil niet dat ik de erkenning van zijn verdiensten over-
drijf; maar ik zie in het feit zelf dat gij op deze plaats zijt samenge-
stroomd en reden en een verwachting van wat ik stellig werkelijkheid zie
worden bij onze nakomelingen." - De menigte was zo ingenomen met zijn
toespeling op een andere, roemvollere tijd voor Don Bosco, dat hij har-
telijk toegejuicht werd.
Er gebeurde in die dagen iets vreemds. Een leerling had zich van
het huis verwijderd en was moederziel alleen in een bos doorgedrongen.
Daar ontmoette hij plots een persoon die onbehoorlijke taal tot hem
richtte. Als versuft begreep de jongen het maar half; maar plotseling
hoorde hij een stem die hem duidelijk tweemaal bij de naam noemde. Ogen-
blikkelijk liep hij naar zijn leraar toe; want hij meende dat het diens
stem geweest was, en vroeg hem, waarom hij hem geroepen had. De leraar
antwoordde hem dat hij niemand geroepen had. Toen ging hem een licht op
en begreep wat voor gevaar hij gelopen had; hij begreep ook dat de red-
dende stem niet zonder meer een menselijke stem geweest was, en hij be-
gaf zich naar de plaats waar Don Bosco zich temidden van de jongens be-
vond. Deze richtte een zo doordringende blik op hem, vergezeld van een
zo betekenisvolle glimlach, dat de jongen ervan overtuigd was dat Don
Bosco gezien had wat hem overkomen was.
Toen bij een andere gelegenheid de leerlingen na het avondeten
de kamer vulden waar Don Bosco zijn minestra gebruikte, had hij hun op-
eens gevraagd: - "Gaan jullie Marcora, Salvi en Daniele eens voor me
roepen!" - Enkelen gingen op zoek naar het drietal; ze waren zonder toe-
stemming buitenshuis gaan spelen. Don Bosco had dat gezegd om te laten
blijken dat niets van wat er gebeurde hem kon ontgaan; en toen de leer-
lingen elkaar over en weer ondervraagd hadden, om te weten of iemand van
hen, iets tegen Don Bosco gezegd had, riepen ze uit: - "Hoe is hij dat
te weten gekomen?"
In tal van andere soortgelijke omstandigheden hoorde men dezelf-
de verbaasde uitroep!
Maandag 6 oktober was vastgesteld om verdere streken te bezoeken.
Doch spijtig genoeg, het regende die morgen. De jongens waren ongedul-
dig en zeiden toen Don Bosco uit de kapel kwam: - "Wat doen we nu?"
"Hetzelfde wat onze brave voorouders gedaan hebben", antwoordde
Don Bosco.
"En wat deden die?"
"Die lieten het regenen."
Om 9 uur werd het ontbijt uitgedeeld. Er verscheen een beetje zon
en dat werd op algemeen applaus onthaald. Aller ogen waren op Don Bosco
gericht: - "Gaan we nu?" - Don Bosco dacht even na en zei toen glimla-
chend: - "Ik heb dappere soldaten bij me; niet bang zijn, we gaan!"

23.2 Page 222

▲back to top
- VII/217 -
"Leve Don Bosco", werd er geroepen. De muziek ging voorop. Allen
zetten zich in beweging. Tegen elf uur kwam men in Castelnuovo aan.
De theol. Cinzano, uitbundig van vreugde, had overvloedig de ta-
fels laten dekken; en toen het middagmaal was afgelopen, begaf het ge-
zelschap zich op stap naar Villa San Secondo. Het had intussen geregend
en de hemel bleef er dreigend uitzien. Daarom hadden enkele leerlingen,
die zwakker van gestel waren, bevel gekregen in Castelnuovo te blijven
en daarna naar Morialdo terug te keren.
Intussen zag men Don Bosco in een open rijtuig zitten, waar een
goedhartige heer hem in had laten plaatsnemen, zodat hij niet te voet
over de modderige wegen hoefde te gaan. De jongens vormden twee hagen om
hem door te laten en barstten in gejuich en handgeklap los; en terwijl
hij hen groette en met zijn hoed zwaaide, zei hij: - "Ik ga jullie voor-
uit om voor het avondeten te zorgen."
De brave jongens zetten hun weg voort. De zon liet zich even zien
om hen wat op te vrolijken, maar, Modonio voorbij, werden ze verrast
door een onafgebroken regen, die uren duurde. De weg veranderde in een
rivier; de modder, een en al klei, maakte het lopen moeilijk, en plakte
hardnekkig aan hun schoenen; maar ondanks dat kwamen de moedige jongens
in Piea aan. Het was nu avond, en als ze bij die duisternis verder gin-
gen naar Villa S. Secondo, waren ze bang te zullen verdwalen.
"Wat doen we nu"? riepen enkelen uit.
- "Luister", zei een der priesters, aan wie Don Bosco, die deze
mogelijkheid voorzien had, al de nodige instructies gegeven had: "Piea
is een dorp dat we kennen. We gaan naar het kasteel om onderdak."
"Goed, dat doen we", antwoordden allen.
Het kasteel is op de top van een heuveltje van tufsteen gelegen,
en daarom was de beklimming van die losse en gladde helling lastig en
vermoeiend en veroorzaakte menige tuimeling. Maar plots hoorde men ver-
trouwde stemmen die de troep aanspoorden om naar boven te komen; en in
de wijdopen deur zeiden de bedienden tot de jongens: - "Don Bosco wacht
op jullie!" Hij was een uur eerder aangekomen en had Ridder Gonella de
komst van zijn leerlingen aangekondigd.
De ridder ontving hen hartelijk en met de leden van zijn gezin
deed hij zich alle moeite om hen van kleren te laten verwisselen, want
daar was geen droge draad meer aan. De kleerkasten van het huis, van de
rentmeester, van de opzichters, alles was leeg. De jongens liepen in de
vreemdste vermommingen rond. Sommigen liepen op klompen, anderen op pan-
toffels, in laarzen of in schoenen die te groot waren voor hun voeten.
De een liep in een boerenkledij, de ander in een kamerjas. Een was er,
die een jacket droeg, en een ander weer met een werkkiel, en één in een
lange overjas. Sommigen waren in een deken gewikkeld, anderen in een
grote reismantel. Nadat er een groot vuur aangelegd was, werden de kle-
ren te drogen gehangen. Allen barstten van het lachen, als ze elkaar in

23.3 Page 223

▲back to top
- VII/218 -
die zotte kledij zagen. In de keuken werd intussen de minestra klaarge-
maakt, de hoofdschotel en een grote schotel polenta, waar allen met een
grote eetlust op aanvielen. Toen het tegen tien uur was opgehouden met
regenen, wilde Don Bosco vertrekken, maar de ridder wilde dat absoluut
niet en liet de jongens in een grote salon op de bovenste verdieping.
Daar werd gezongen en muziek gemaakt, Bongiovanni speelde voor Gianduia.
Suttil zong een Venetiaans lied en een door hem zelf gecomponeerde ro-
mance, getiteld: De brug van het medelijden. Er werd prettig verteld tot
middernacht, tot oneindig grote voldoening van de leden der adellijke
familie, die dekens in overvloed hadden gereedgelegd, opdat de jongens
geen kou zouden lijden als ze sliepen.
Intussen waren twee grote jongens verdergegaan naar Villa S. Se-
condo, waar Don Bosco verwacht werd voor een godsdienstplechtigheid die
voor de volgende dag vastgesteld was. Op die manier werd de verlegen-
heid, waarin de goede pastoor zich bevond, opgeheven door de verzekering
dat ook de regen Don Bosco en de zijnen niet zou weerhouden om op het
afgesproken uur te verschijnen.
Zo vertrok men dan 's dinsdags uit Piea. Het weer was beter ge-
worden, en tegen 10 uur speelde het muziekkorps, terwijl men Villa San
Secondo binnentrok; de zon straalde aan een heldere hemel.
Hier werd een mooie dienst in de kerk gehouden door de Compagnie
van de H. Aloysius, waarvan vele jongens uit het dorp deel uitmaakten.
Don Bosco zegende een schilderij dat de Engelachtige patroon van de
jeugd voorstelde en geschilderd was door Tomatis. Don Bosco preekte ook,
en toonde aan, hoe gelukkig de H. Aloysius moet geweest zijn omdat hij
in zijn jeugd God bemind had. 's Avonds werd er een kleine toneelvoor-
stel- ling gegeven, onderbroken door de regen.
Woensdag 8 oktober verliet Don Bosco 's middags, na de maaltijd
en het bidden van het Angelus, Villa S. Secondo. Het was stikkend heet.
Om half vier klommen de jongens, geheel bezweet, moe en hijgend tegen
een heuvel op. Ze ontmoeten een heer, die actief deelgenomen had aan de
inlijvingen van 1860. Toen hij Don Bosco in het oog kreeg, riep hij hem
toe vanaf de omheining van zijn tuin. Don Bosco herkende de stem, maar
zei tot een priester die naast hem liep: - "We kijken niet en geven geen
antwoord. We moeten niet blijven staan!"
Ten slotte speelde het muziekkorps weer bij het binnentrekken van
Calliano. De pastoordeken theoloog Sereno Giuseppe en zijn kapelaan kwa-
men Don Bosco tegemoet. Deze had hem diezelfde morgen een briefje ge-
stuurd met het verzoek het nodige brood te verschaffen voor heel de
groep. De pastoor stelde hem daarom direct allerhartelijkst zijn nieuwe
pastorie ter beschikking, waarvan de bouw dat jaar gereedgekomen was,
om daar de jongens in onder te brengen. Hij liet in een ommezien tafels
en banken zetten als eetzaal, en voor allen een waar middagmaal klaar
maken met een goede minestra. Hij wilde echter dat Don Bosco met hem mee
zou gaan naar zijn vroegere huis. De dienaar Gods wilde na enkele uren
vertrekken, maar daar wilde deze voortreffelijke priester niet van ho-

23.4 Page 224

▲back to top
- VII/219 -
ren. Daarna werd 's avonds op plechtige wijze het lof gezongen met groot
orkest; en om negen uur was er toneel voor de hele bevolking op een ver-
lichte open plaats met veel fakkels en olielantaarns. Vooral de jeugd
van het dorp genoot van een onvergetelijke avond. De pastoor zorgde er
weer voor dat met een dikke laag stro in het nieuwe huis voor de nacht-
legering gezorgd werd.
De volgende morgen, donderdag de 9de, boden de jongens van het
Oratorio aan het dorp een stichtend tafereel in de kerk, door de god-
vruchtige wijze waarop ze de H. Mis hoorden en in groot aantal te commu-
nie gingen.
Men vertrok om 10 uur en tegen 12 uur ontmoetten de jongens bij
het kleine plaatsje San Desiderio een van hun makkers die met vakantie
was. Van alle kanten werd er geroepen: Accomasso, Accomasso! - en toen
de jongen, die door zijn medeleerlingen warm toegejuicht werd, bij Don
Bosco kwam, kuste hij deze de hand en nodigde hem, ook uit naam van zijn
ouders uit, een ogenblikje binnen te komen, zeggende dat het fijn was
Don Bosco bij zich thuis te hebben. Voor zijn vrienden had hij in open-
lucht voor een goed vieruurtje gezorgd.
Nadat men de tocht hervat had, ging het naar Grana, en trok men
verder naar Montemagno om een bezoek te brengen bij markies Domenico
Fassati en mevrouw de markiezin.
Terwijl het gezelschap de bebouwde kom naderde, was een heel le-
vendige jongen van een jaar of twaalf en van goede familie, met enkele
kameraden in een dal aan het spelen bij een kleine kerk van de Madonna
di Valino. Plots hoorde hij tromgeroffel en het geluid van de trompet-
ten. - "Wat is dat"? riep hij uit. "Kom, we gaan kijken!" En zonder meer
liet hij pet, schoenen en jas waarvan hij zich ontdaan had, in het wei-
land liggen, en stormde met zijn kameraden hals over kop naar de plaats
vanwaar de muziek weerklonk. Don Bosco was met de zijnen het dorp bin-
nengekomen en had halt gehouden op de marktplaats. De jongen baande zich
een weg door al de mensen heen en wist zich met stompen en stoten tot op
de eerste rij door te werken, waar hij zich vlak voor Don Bosco opstel-
de. De heilige priester werd dadelijk getroffen door de stoutmoedigheid
van zijn blik en zijn gezicht dat een open gemoed uitdrukte.
"Wie ben jij"? zei hij tot hem.
"Ik ben Luigi Lasagna."
"Wil je met mij mee naar Turijn gaan?"
"Om wat te doen?"
"Om te studeren met al deze kameraden."
"Waarom niet? "
"Als je wilt komen, zeg dan tegen je moeder dat ze me morgen-
vroeg komt spreken in Vignale op de pastorie."
Het muziekkorps en de jongens klommen intussen naar boven naar het

23.5 Page 225

▲back to top
- VII/220 -
kasteel en de markies kwam naar beneden, Don Bosco tegemoet, blij dat
hij hem een dergelijke verrassing bezorgd had. Zijn zoon liet onmiddel-
lijk door de bedienden een stevig maal voor de pelgrims gereedmaken. De
markiezin, zijn moeder, had hem gezegd: - "Emanuele, zorg dat je eer
haalt van je werk."
Don Cagliero speelde piano, er werd gezongen, er werden verzen
gedeclameerd als dank voor de hartelijke gastheren, en het muziekkorps
dat zich al op de binnenplaats had laten horen, speelde buiten verder,
terwijl men het huis van de voorname weldoeners verliet en de weg naar
Vignalo opging. Dat dorp ligt tegenover Montemagno op een der hoogste
heuvels van de Monferrato.
In Vignale werd Don Bosco door graaf en gravin Callori opgewacht
op hun kasteel. Deze adellijke dame was in 1861 te Montemagno aan tafel
bij markiezin Fassati, toen Don Bosco aangediend werd. De gravin had hem
toen uitgenodigd met zijn jongens het volgende jaar naar Vignale te ko-
men. Don Bosco had toen geantwoord:
"Doet u me die uitnodiging in volle ernst?"
- "Zeker, ik zal het heel prettig vinden."
"Dan kom ik."
De gravin die veel narigheid en veel kruisen had, zei toen tegen
Don Bosco: "U moet eens bidden, zodat er een einde komt aan mijn kwel-
lingen."
Don Bosco sloeg even de ogen ten hemel, zoals hij gewoon was te
doen, en antwoordde toen: - "0, neen, daarvoor bid ik niet."
"Wilt u daarmee zeggen dat ze blijven aanhouden?"
"Ja, ze blijven duren."
"En het wordt misschien nog erger?"
"Inderdaad, ze zullen toenemen."
- "Geduld dan maar!" - Don Bosco had inderdaad voorzien wat haar
te wachten stond. Tegen acht uur 's avonds kwam Don Bosco dus in Vignale
aan. De menigte boeren was zo groot, dat de rijen van de jongens hele-
maal in de war raakten. Graaf Federico Callori, die hun tegemoet gekomen
was, kon niet bij Don Bosco komen. Toen stelde hij zich op aan het hoofd
van de muzikanten, en klom weer naar boven en leidde de stoet met moeite
naar het kasteel. Don Bosco bevond zich te midden van al die mensen, die
zo opdrongen dat hij zich amper kon bewegen; maar hij werd omgeven door
enige stevige jongens die met hun schouders ervoor zorgden dat hij niet
in alle richtingen weggeduwd werd. Vele aangestoken toortsen verlichtten
de weg. De oudste zoon van de graaf, Giulio Cesare, bracht met zijn el-
lebogen een doorgang tot stand en liet Don Bosco met de zijnen zodoende
het prachtige kasteel binnen, waarvan de zalen en gangen schemerig ver-
licht waren. Hij bracht zelf de jongens naar de tafels, die prachtig
aangerecht waren, en liet hen vervolgens naar de vertrekken op de boven-

23.6 Page 226

▲back to top
- VII/221 -
ste verdieping gaan, waar ervoor gezorgd was dat allen op een rustige
manier de nacht konden doorbrengen.
Vrijdag, de 10de, droeg Don Bosco de mis op in de prachtige slot-
kapel, in tegenwoordigheid van de adellijke gastheren en van de leerlin-
gen, die moesten bidden in de aangrenzende zaal, vóór de toegangsdeur,
daar er in de kapel niet voldoende plaats was voor allen.
In die dagen nam professor Celestino Durando, in een vertrek dat
hem door de graaf ter beschikking gesteld was, het examen af van de jon-
gens, die door hun ouders aan Don Bosco voorgesteld waren, opdat hij ze
als student in het Oratorio zou opnemen.
Onder hen bevond zich de jonge Luigi Lasagna, die door zijn moe-
der naar Vignale gebracht was. De deken van Montemagno, Don Beccaris
Evasio, stelde hem met drie van zijn kameraadjes aan Don Bosco voor. Don
Bosco keek de jongen aan en zei: - "Van de andere drie kan ik niets
zeggen, maar ik kan wel de verzekering geven dat die met de rosse haren
(Lasagna) goede resultaten zal bereiken." De jongens werden dus door Don
Bosco tot de studie toegelaten.
's Zaterdags werden de leerlingen naar Contino geleid om de ruï-
ne van het oude kasteel te bezichtigen waar zich, omgeven door hoge cy-
pressen, de grafkapel van de adellijke familie Callori bevindt.
Zondag, 12 oktober, werd in de parochiekerk het feest van het
Heilig Hart van Maria gevierd. Don Bosco en andere priesters hoorden
vier uur lang biecht. Het werd een generale heilige communie. Om 10 uur
gezongen hoogmis door een priester van het Oratorio en gediend door tien
jongens van de kleine clerus. Don Cagliero leidde het koor. Na de ves-
pers preekte Don Bosco in dialect. De kerk, die slechts uit één enkel,
indrukwekkend en zeer groot schip bestaat, was overvol. Don Bosco ver-
haalde de geschiedenis van de aartsbroederschap van het Heilig Hart van
Maria voor de bekering der zondaren, en maakte zulke treffende opmerkin-
gen over dat onderwerp, dat al zijn toehoorders zichtbaar erg onder de
indruk waren. De pastoordeken, Don Gorio Giuseppe, die assisteerde in
mozetta, liet vol aandacht zijn betraande ogen geen ogenblik van de pre-
dikant af, die een uur en langer sprak, wat niet eens lang scheen. Toen
Don Bosco zijn preek beëindigd had, ging hij naar de sacristie; de de-
ken, die ook de stampvolle sacristie binnengekomen was, ging wenend naar
hem toe en kuste hem de hand, terwijl hij hem bedankte voor het vele
goede, dat hij zijn parochianen en vooral zijn eigen ziel gedaan had.
Na de preek werd de litanie gebeden en de zegen met het Allerhei-
ligste gegeven. Daarna was er nog toneel, vuurwerk en werden er vele
ballonnetjes opgelaten. Maar er gebeurde die avond iets nog veel gedenk-
waardigers. Er bevond zich een groot aantal jongens om Don Bosco heen,
onder wie Giuseppe Buzzetti en de student Davico Modesto. En opeens ver-
zonk Don Bosco in diep gepeins en plotseling zei hij toen: - "Laten we
knielen en een Weesgegroet en een De profundis bidden voor diegene van

23.7 Page 227

▲back to top
- VII/222 -
jullie kameraden die vannacht moet sterven."
Men kan zich voorstellen hoe ontsteld de jongens waren! Ze vielen
allen op de knieën en baden. Davico stond op. - "Verduiveld", riep hij
uit, zich tot Don Bosco richtend: - "U neemt ons mee op de wandeling en
dan vertelt U ons dat we moeten sterven!"
Don Bosco richtte zich tot al de jongens. - "Davico hier is bang,
he? Hij vreest dat hij het is!"
- "Nee, ik ben niet bang, maar het is nu niet bepaald iets waar-
door je je op je gemak voelt."
"Stel je gerust, het is niemand van de hier aanwezigen die ster-
ven moet. Degene die sterven moet, bevindt zich op dit ogenblik in het
Oratorio, gezond en opgewekt, hij speelt mee onder de recreatie met de
andere jongens, en weet niet dat, eer het dag geworden is, hij voor Gods
rechterstoel zal moeten verschijnen!"
"Na het avondmaal, zo schreef Gerolamo Suttil ons in 1888, "waren
we allen bij elkaar in de kapel voor het avondgebed, en ook de eigenaars
van het huis waren aanwezig.
"Na de gebruikelijke gebeden, stond Don Bosco die op de trappen
van het altaar geknield was, op, keerde zich om en zei luid en met dui-
delijke stem: - "Laten we thans bidden voor een der onzen die er in het
Oratorio heel slecht aan toe is."
De volgende dag vernamen wij iets dat ons erg verwonderde. Het
was tien uur 's avonds, toen Don Bosco de stervende in onze gebeden aan-
beval. De post brengt 's nachts geen brieven. Vignale had geen tele-
graafkantoor. Desondanks keerde Don Bosco zich de volgende ochtend om 5
uur, toen allen in de kapel bijeen waren en nog voor hij de misgewaden
had aangetrokken, zoals de vorige avond om en zei tot ons: - "Bidden we
nu een De profundis voor de ziel van de jongen die vannacht in het Ora-
torio overleden is."
De dag daarop, d.w.z. dinsdag, kwam er een brief van Don Alaso-
natti die het sterfgeval meedeelde dat in de aangeduide nacht was voor-
gevallen. Voor de juistheid van het feit sta ik in, want ik kon het
nooit vergeten zozeer trof het me. Mgr. Cagliero en anderen, die aan de
tocht deelnamen, herinneren het zich en zullen het met mij getuigen."
We lezen in het overlijdensregister van het Oratorio: - "12 Okto-
ber 1862, stierf onverwacht Pappalardo Rosario, geboortig uit Giarre,
provincie Catania." Hij was een jongen van 10 jaar, dik, blank en ros,
gedrongen van gestalte en droeg een kleine kanonnieruniform. Aldus be-
schrijft hem zijn kennis en kameraad, Sandrone Giuseppe, die aanwezig
was bij de voorzegging van Don Bosco en het wonderbaarlijke geval beves-
tigt. 's Avonds was hij gezond en wel gaan slapen en 's morgens werd hij
dood in zijn bed gevonden.
Op 13 oktober kregen de jongens na het middageten verlof om de
omgeving van Vignale te gaan bezichtigen, in kleine groepjes, en de

23.8 Page 228

▲back to top
- VII/223 -
14de begaf Don Bosco zich met allen naar Casorzo, op uitnodiging van de
pastoor Don Bova Felice, een heel ijverige man; hij ontving hem met een
hartelijkheid en mildheid, die men zich niet beter wensen kan. Muziek,
zang, toneel vrolijkte het hele dorp op. Hier vond Don Bosco de gelegen-
heid zijn ijver te tonen niet alleen voor het welzijn van de zielen der
jongens en van iedere klasse van personen, maar ook van de priesters.
Hij stond op het punt Casorzo te verlaten, toen een geestelijke
van rijke familie, elegant gekleed, méér als leek dan als priester, met
lakschoenen, een mooie das en gouden speld, echt een fat, bij hem kwam
om kennis met hem te maken. Hij begon met hem geluk te wensen met het
grote aantal van zijn jongens, verheugde zich over hun goed gedrag, en
in een langademige lofrede maakte hij hem zijn compliment over de op-
voeding die hij hun gaf. Don Bosco liet heel die stroom van welsprekend-
heid over zich heengaan, en keek die priester niet een keer recht in het
gezicht, noch had het de schijn dat hij naar hem luisterde; maar toen de
ander klaar was, zei Don Bosco, alsof hij de ander gezien noch gehoord
had: - "Wie bent u? Waar komt u vandaan?"
"Ik ben van Asti", hoorde Don Bosco hem antwoorden, "en toen ik
hoorde dat u hier door het dorp zou komen, achtte ik me verplicht ken-
nis te maken met een man als u."
"Wat"! riep Don Bosco uit, "durft u van Asti tot hier komen, op
die manier gekleed?"
"Ja zeker, en ik loop al lang zo gekleed, daar heeft nog nooit
iemand over geklaagd."
"Zo, zo", antwoordde Don Bosco, "en heeft de vicaris van het
kapittel van Asti u zo iets niet verboden?" - En met vuur begon hij te
betogen hoe verkeerd men daardoor deed, op een dergelijke manier ge-
kleed te gaan. Het werd een tamelijk lang onderhoud, en na veel gerede-
neer en excuses, aanvaardde die priester uiteindelijk de vermaning van
Don Bosco. De volgende morgen ging hij in priestertoog gekleed naar
Vignale en had hij een gesprek met Don Bosco, om deze de verzekering
te geven, dat hij van nu af aan, zijn heilzame raadgeving zou opvolgen.
Daar hij eraan dacht om naar Turijn terug te keren, stuurde Don
Bosco intussen de clericus Giov. Batt. Anfossi naar Commandere Bona,
directeur-generaal van de spoorwegen, om hem te vragen twee wagons der-
de klas, gratis ter beschikking te willen stellen voor die bestemming,
die door de reisroute van de wandeling was vastgesteld. De commandeur
ontving hem welwillend, luisterde naar het verzoek en verzocht de cle-
ricus de volgende morgen terug te komen voor het antwoord. Dat bestond
uit een brief, waarin hij de grote verdiensten van Don Bosco voor de
maatschappij en de staat in herinnering bracht en hem de gevraagde gunst
toekende. Men hoefde zijn brief maar aan onverschillig welke stations-
chef te laten zien, aan wie opdracht gegeven was de twee gratis wagons
ter beschikking te stellen van de jongens van het Oratorio en op iedere
mogelijke lijn. Deze gunst werd hernieuwd voor de wandelingen van 1863
en 1864.

23.9 Page 229

▲back to top
- VII/224 -
Toen Don Bosco de brief van Commandeur Bona gezien had, besloot
hij uit Vignale te vertrekken, waar hij met zijn beminnelijke manier van
optreden aller harten veroverd had.
Zijn gastheren moeten onder de belangrijkste en blijvende weldoe-
ners van alle salesiaanse werken geteld worden. Mevrouw de gravin had
Don Bosco beloofd met een groot bedrag te zullen bijdragen aan de bouw
van het college van Mirabello, en zij schonk nog meer dan zij beloofd
had. Zij toonde zich steeds een ware moeder voor hem. Zij was gewoon hem
om raad te vragen in vele zaken, en over het algemeen waren zij het
steeds eens, daar zij volkomen de geest en de doelstellingen van de
dienaar Gods kende.
Toen hij besloten had tot de bouw van de kerk van Maria, hulp der
Christenen, deelde hij haar dat mee, zonder te zeggen aan wie de kerk
gewijd zou zijn, en vroeg haar: "Aan wie zouden we de kerk toewijden?"
- "Aan Maria, Hulp der Christenen", antwoordde de gravin onver-
wijld.
Zo deed zij later ook het voorstel om aan de kerk op de corso del
Re de naam te geven van de H. Johannes evangelist, titel die Don Bosco
voor zichzelf feitelijk al bepaald had. Terwijl hij echter van plan was
een monument op te richten voor Plus IX, was het de bedoeling van de
gravin de naam van Don Bosco te vereeuwigen.
Dinsdag, laat in de morgen, vertrok Don Bosco dus uit Vignale. De
gravin had hem 1.000 lires in goud gegeven voor de eventuele reiskosten.
Te Camdagna had pastoor Don Varvelli Pietro een verversing klaarstaan
voor het hele gezelschap, dat 's avonds Mirabello binnentrok, waar men
een nacht verbleef en onderdak vond bij de Heer Provera. Met hem, die
al het plan voor het nieuwe college had ontworpen en veel materiaal ver-
zameld had, kwam Don Bosco overeen dat, als de arbeiders zich haastten,
het gebouw het volgend jaar wellicht klaar zou kunnen zijn.
De 15de werd de lange weg afgelegd van Mirabello naar Alessandria.
Halverwege stopte men in de streek van Castelletto Scazzoso, waar men
een maal gebruikte dat door de pastoor voorbereid was.
Toen de jongens laat in de avond Alessandria binnenkwamen, gingen
ze stilletjes naar het seminarie, waar de rector, Pietro Parnisetti, Don
Bosco hartelijk ontving en hem tot absoluut alleenheerser in huis ver-
klaarde. Er werd gegeten en ieder kreeg een cel van de seminaristen om
te slapen, want deze waren nog met vakantie.
Donderdag de 16de verrichtten de jongens hun gebruikelijke devo-
ties in de heel mooie kapel van het seminarie, en verzuimden niet al de
kerken en monumenten van de stad te bezichtigen, terwijl Don Bosco zijn
opwachting ging maken bij de vicaris-generaal, kanunnik theoloog en
pastoor van de kathedraal, Ansaldi Filippo en bij enkele andere voor-
aanstaande personen, zowel geestelijken als leken.

23.10 Page 230

▲back to top
- VII/225 -
Vrijdag 17 bezocht men 's morgens de geweldige citadel, waarvoor
men een buitengewone vergunning had gekregen van de generaal, graaf Ra-
dicati, en 's middags gingen de jongens naar Marengo om het slagveld te
zien van de beroemde overwinning van Bonaparte, de eerste Consul, op de
Oostenrijkers, op 17 juni 1800. Ze bezochten ook het paleis waarin, be-
halve het rijtuig van Napoleon I, een museum is ondergebracht van wapens
en voorwerpen, die op deze gebeurtenis betrekking hebben en waarvan Don
Bosco hun tot in bijzonderheden de geschiedenis vertelde. 's Avonds werd
er in het seminarie een toneelvoorstelling gegeven in aanwezigheid van
vele genodigden.
's Zaterdagsmorgens, 18 oktober, ging Don Bosco met al zijn leer-
lingen een bezoek brengen aan de Madonna in de Dom, della Salve genoemd,
en na het middageten, terwijl de muziek in de straten weerklonk, ging
het naar het station. Met zijn stok ging de pastoor van de Sint-Pieter,
Lorenzo Grossi, voorop, als een echte tamboer-majoor. Deze had Don Bosco
uitgenodigd om met zijn leerlingen naar Alessandria te komen, had volle
vergunning voor hem verkregen om in de straten van de stad muziek te ma-
ken en was hun bij de aankomst tegemoet gekomen. Don Bosco kwam er op-
eens bij en van heel wat priesters vergezeld, van zijn vrienden kanunnik
Vittorio Bolla en Braggione Carlo zijn vrienden en medewerkers, ging hij
de stationschef opzoeken. Toen de trein was aangekomen stapten de jon-
gens in en met hoera's en muziek groetten zij Alessandria.
Tegen de avond en onder het geluid van de trompetten, trokken de
reizigers het Oratorio binnen, dat al vol was met leerlingen, hetzij
nieuwelingen of met degenen die teruggekomen waren van vakantie en die
Don Bosco omringden om hem de hand te kussen. Daarna verdrongen zij zich
rond degenen die van de wandeling waren teruggekeerd, namen pakken van
de schouders, en stelden duizenden vragen; nog wekenlang hield dat aan,
want ze wilden al hun avonturen horen vertellen.
Terwijl Don Bosco het avondmaal gebruikte, werd hij ervan op de
hoogte gesteld dat de arme Pietro..., degene die, zoals we al gezegd
hebben, niet had deelgenomen aan deze wandeling, al enkele dagen ziek
was van de koorts. Nog dezelfde avond ging Don Bosco hem in de zieken-
afdeling opzoeken. Hij kwam direct, schreef de jongen, troostte me,
hoorde mijn biecht, gaf me zijn zegen en sprak niet meer over mijn fou-
ten. Ik bleef nog verscheidene maanden lang ziek, ook door het doorsta-
ne verdriet over de belediging die ik Don Bosco had aangedaan, maar uit-
eindelijk knapte ik toch weer op.

24 Pages 231-240

▲back to top

24.1 Page 231

▲back to top
- VII/226 -
H O O F D S T U K XXIX.
Zowel de noodzaak om bij de opening van het schooljaar aanwezig
te zijn, alsook een aandoenlijke en droevige plechtigheid hadden Don
Bosco naar Turijn teruggeroepen. De bewonderaars van Don Cafasso was
het ongepast voorgekomen dat zijn stoffelijk overschot begraven lag in
een gewoon graf in de volle grond, en men dacht erover het met een ge-
metselde muur te omgeven. Toen men daartoe de vergunning van de bevoeg-
de instantie gekregen had, werd de kist uit het graf gehaald; ze bleek
nog in heel goede staat. Onder het zingen van het Miserere werd zij naar
het kerkje van het kerkhof gedragen, waar ze de hele nacht bleef staan.
De volgende morgen werd de Mis voor de overledenen gezongen in
aanwezigheid van vele personen, die zich toegangsbewijzen verschaft had-
den. Daarna weerklonk andermaal het Miserere en de kist werd terugge-
bracht naar de oorspronkelijke plaats. Gedurende de kerkelijke plechtig-
heid had men het graf geheel ommuurd en waren er enkele steunpunten aan-
gebracht, zodat de kist niet direct in aanraking zou komen met de grond
en beter tegen het vocht beschermd was. Ter plaatse aangekomen werd de
absoute hernieuwd en het deksel van de kist verwijderd. Tot verwondering
van allen bevond het stoffelijk overschot zich nog in geheel intacte
staat, hoewel het twee jaar en vier maanden begraven was geweest. Alleen
een oor was een beetje beschadigd, terwijl de haren enkele centimeters
gegroeid waren. Kanunnik Galletti sprak een korte lofrede uit; daarna
werd de kist weer gesloten met een sleutel en op haar plaats gebracht,
terwijl de aanwezigen ze met bloemen bedekten die ze hadden meegebracht.
Enkele weken later werd er een bas-reliëf met opschrift op het graf aan-
gebracht.
Bij het tweede identificeren, in 1891 ondernomen, vond men enkel
nog het skelet.
Terwijl Don Bosco blijk gaf van zijn kinderlijke genegenheid aan
de heilige en vereerde meester, liep de verzending van de Letture Catto-
liche voor november op haar einde; hij gaf aan de drukker de kopij voor
het decembernummer, die hij tijdens de herfstwandeling had nagekeken en
gedeeltelijk gecorrigeerd.
Don Ruffino schreef in de kroniek op 28 oktober: "Don Bosco heeft
gezegd: - "De Heer heeft me gezonden voor de jongens. Daarom moet ik me
de moeite voor andere dingen, die daar niets mee uit te staan hebben,
sparen en mijn leven aan hen besteden." - Maar in welke dingen spaarde
hij zichzelf eigenlijk, daar hij in alles rechtstreeks of onrechtstreeks
steeds de jongens zag?"

24.2 Page 232

▲back to top
- VII/227 -
Voor hen ook gaf hij de Letture Cattoliche uit. Paravia had voor
november uitgegeven: Herman de schrijnwerker of de uitwerking van een
goede raad.(1) De slotsom van dat verhaal was dat in de gezinnen van ar-
beiders die godsdienstig zijn, het geluk heerst, terwijl ellende en wan-
hoop heersen in die welke van God afgekeerd zijn.
Don Bosco voegde er een aanhangsel aan toe gericht op het welzijn
van die jongens, die in een gezin verblijven temidden van de gevaren van
de wereld.
"
Waarschuwing.
"
" 1° Zorgt ervoor de illusie kwijt te raken, die de jongens van uw
"
leeftijd steeds hebben, namelijk te denken, dat ze nog lang
"
zullen leven. Dat is heel onzeker, beste jongens, terwijl het
"
daarentegen vast en zeker is dat ge moet sterven en dat, indien
"
ge slecht sterft, voor altijd verloren zijt. Wees dus ijveriger
"
in uw voorbereiding op de dood, door te zorgen dat ge in Gods
"
genade leeft, dan in iets anders.
" 2° Als ge een beetje goed doet, zullen de duivel en uw eigen lui-
"
heid u zeggen, dat het veel is, en dat de wereld u wellicht zal
"
beschuldigen van kwezelachtigheid en scrupulositeit; maar ge
"
moet bedenken dat het u in het uur van de dood zal toeschijnen
"
veel te weinig en veel te slecht gedaan te hebben wat gij ge-
"
daan hebt, dan zult gij zien dat gij bedrogen werd. Doet uw
"
best dit nu al in te zien.
" 3° Een der dingen waaraan de jongens steeds zouden moeten denken
"
en werken is de keuze van hun levensstaat. Tot hun ongeluk
"
denken ze er slechts weinig aan en daardoor misrekenen zij
"
zich meestentijds. Ze worden ongelukkig in het leven en ze lo-
"
pen de kans, ongelukkig te worden voor de eeuwigheid. Denkt
"
gij er vaak aan, en bidt steeds, opdat God u verlichte en niet
"
de verkeerde weg laat kiezen.
" 4° Twee dingen zijn er die nooit genoeg bestreden en overwonnen
"
worden, ons vlees en het menselijk opzicht. Gelukkig gij, als
"
ge er, heel jong reeds, een gewoonte van maakt ze te bestrijden
"
en te overwinnen.
" 5° Een beetje ontspanning is niet verkeerd, maar het is moeilijk
"
de juiste keuze daarvoor te doen en zich dan te matigen. Doe
"
het dus als volgt: Laat uw ontspanning en al uw verpozingen
"
steeds goedkeuren door uw biechtvader en zorgt ervoor dat ge
"
u ook met die dingen niet oververzadigt; en als ge u ervan
"
onthoudt om ze onder de knie te houden, weet dan, dat ge een
"
grote overwinning en grote winst behaald hebt.
(1) De Armonia, 27 november 1862.

24.3 Page 233

▲back to top
- VII/228 -
" 6° Zolang ge niet graag biechten en te communie gaat, en zolang
"
ge het niet prettig vindt vrome boeken te lezen of met vrome
"
kameraden om te gaan, moet ge u niet verbeelden reeds aan een
"
oprechte godsvrucht toe te zijn.
" 7° De jongen, die nog niet in staat is een belediging te verdra-
"
gen zonder wraak te nemen, en die geen verwijten, ook als ze
"
onrechtvaardig zijn, weet te verdragen van zijn oversten, en
"
zijn ouders, is nog ver achter in de beoefening van de deugd.
" 8° Alle vergif is minder noodlottig voor de jeugd dan slechte
"
boeken.
"
ker een godsdienstige schijn dragen. Als het geloof u lief is,
"
als de ziel u lief is, leest ze dan niet, voor ze zijn goedge-
"
keurd door de biechtvader of door andere personen van erkende
"
geleerdheid en uitmuntende vroomheid; maar erkend en uitmuntend.
" 9° Zolang ge slechte gezelschappen niet vreest en mijdt, moet ge u
"
niet alleen in groot gevaar achten, maar vrezen zelf ook slecht
"
te zijn.
"10° Kiest uw vrienden en kameraden steeds onder hen, die als braaf
"
bekend staan en onder dezen de besten; en volg van de besten
"
het goede en het edele na en vermijdt hun gebreken, want die
"
hebben we allemaal.
"11° Wees in doen en laten niet koppig, maar ook niet onstandvastig.
"
Ik heb steeds waargenomen dat de onbestendigen, die gemakkelijk
"
zonder ernstige redenen van besluit veranderen, in alle opzich-
"
ten slechte resultaten bereiken.
"12° Een van de grootste dwaasheden van een christen is, het volgen
"
van de goede weg steeds uit te stellen en te zeggen: later, la-
"
ter; alsof hij zeker was van de tijd die komt en alsof het er
"
weinig op aan komt zich in veiligheid te brengen. Wees dus ver-
"
standig en gedraag u zo, alsof ge er zeker van waart dat gij
"
het later niet meer kunt doen. Ga minstens alle veertien dagen
"
biechten;alle dagen wat meditatie en geestelijke lezing; iedere
"
avond gewetensonderzoek; bezoek aan het Heilig Sacrament en On-
"
ze-Lieve-Vrouw; de Congregatie; de oefening voor een goede
"
dood; maar vooral een grote, tedere, oprechte en onwankelbare
"
devotie tot Maria. 0, als ge eens wist van hoe groot belang
"
deze devotie is; ge zoudt ze niet willen ruilen voor al het
"
goud van de wereld! Zorgt dat ge die hebt en hoopt eens te
"
kunnen zeggen: Venerunt omnia mihi bona pariter cum illa.
In deze waarschuwing wordt er gesproken van Congregatie, d.w.z.
een bijeenkomst van studerende jongens op de zondagen, om in hun eigen
kerk of in de parochiekerk de verplichte H. Mis bij te wonen en gods-
dienstonderwijs te volgen. In vele scholen, ook openbare, waren ze dat
jaar nog in leven, maar ze leden aan bloedarmoede door de achteloosheid
van de schoolleiding; en spoedig zou de storm van de revolutie ze doen
verdwijnen, vooral in de grote centra.

24.4 Page 234

▲back to top
- VII/229 -
Voor december gaf de drukkerij van de Armonia, via della Zecca,
huis Birago, een boek uit De arbeid, een verhandeling van de beroemde
predikant in de metropolitaanse kerk van Parijs, Pater Felix d.C.d.G.,
voor de studerende jeugd, bij gelegenheid van een plechtige prijsuit-
reiking. Er komen uiteenzettingen in voor, die we Don Bosco vaak tot
zijn leerlingen hoorden richten. De arbeid, of hij nu van materiële of
geestelijke aard is, verplicht alle mensen: in het zweet van uw aan-
schijn zult ge uw brood eten. De ledigheid is de vader van alle ondeug-
den en van talloze ongelukken. Terwijl de arbeid de mens vormt, bewerkt
de ledigheid zijn onmacht om ergens in te voorzien, ondermijnt de geest
en verzwakt de wil. De Heilige Geest beschrijft de ledigheid in het
boek der Spreuken: De luiaard wil en wil niet. - De verlangens doden de
luiaard, daar zijn handen niet de wil hebben om iets te doen. - De lui-
aard verbergt zijn handen onder zijn oksels en brengt ze niet aan zijn
mond. - Zoals de deur draait op haar hengsels (zonder zelf van plaats
te veranderen) zo doet de luiaard in zijn bed. - De luiheid laat de
slaap komen en de zorgeloze geest zal honger lijden. - De (ijdele) vrees
overweldigt de luiaard; hij zegt (om zijn traagheid te verontschuldi-
gen): Buiten loopt een leeuw rond; ik zou midden op het plein verscheurd
worden. De weg van de luiaards is als het ware omheind door doornen.
Pater Felix zette de strekking van bovengenoemde schriftuurteks-
ten uiteen. En hij verwoordde zelf een leidraad voor de jonge studenten,
die hun eigen geest verlangen te verrijken.
"De ruime, scherpzinnige en diepe wetenschap wordt niet verkre-
gen zonder halsstarrige arbeid. De mens weet niets behalve wat hij ont-
houdt, en hij onthoudt niets behalve wat hij leert. Hij leert niets
buiten wat hij verzamelt en zich eigen maakt door de kracht van zijn
geestesinspanning. Welnu, als ik me niet vergis, is dat de ware en wijs-
gerige zin van dit zowel eenvoudig als diepzinnige woord: leren."
Om aan de aflevering het vereiste aantal bladzijden te geven was
aan dit stuk een werkje toegevoegd, gedrukt in het Oratorio, met de ti-
tel: Boeiend verhaal van een oude soldaat van Napoleon I verhaald door
de priester Bosco Giovanni. Het is een van de zeer vele verhalen die
Don Bosco aan de jongens vertelde tijdens de recreatie; en in een aan-
hangsel gaf hij een korte beschrijving van het leven en het martelaar-
schap van twee katholieke Annamieten.
Intussen was Don Bosco nauwelijks terug in het Oratorio, of hij
had het genoegen Don Pestarino Domenico te ontmoeten. Over deze voor-
treffelijke priester, die op 5 januari 1817 in Mornese, in het diocees
Acqui, geboren was, dienen enkele biografische bijzonderheden verteld
te worden. Hij was een jongen met een groot hart en deed aan het semina-
rie van Genua al zijn lagere, gymnasiale, filosofische en theologische
studies. Hij was een voorbeeld in de versterving en koesterde een harts-
tochtelijke liefde voor de gekruisigde Jezus en de Moeder van Smarten.

24.5 Page 235

▲back to top
- VII/230 -
Reeds als seminarist en later als priester, prefect van de seminaristen,
had hij door zijn beminnelijkheid alle harten veroverd, zodat hij nieuw
leven inblies aan de godsvruchtoefeningen en het veelvuldig ontvangen
van de heilige Sacramenten. Zijn intieme vrienden, de geleerde priester
Alimonda Gaetano, de prior van de San Sabina, Frassinetti, Don Sturla,
de ijverige missionaris, zij allen spraken over hem steeds als over een
voorbeeldige priester. Door de sektariërs als mikpunt genomen, keerde
hij in 1849 naar zijn geboorteplaats terug, maar ontdekte, dat in Mor-
nese alle devotie zoek was, er zelden gebruik gemaakt werd van de sa-
cramenten en, wat erger is, dat er wanorde heerste onder de jeugd, tot
grote ergernis van heel het dorp.
Zijn apostolische ijver deed echter binnen korte tijd alles veran-
deren, zodat Mgr. Modesto Contratto bij een herderlijk bezoek aan het
dorp kon zeggen: "Mornese is de tuin van mijn diocees!" - Toen Don Pes-
tarino in Mornese was teruggekeerd wekte het wel eens verwondering, dat
er iemand in de loop van de week tot de H. Communie naderde; enkele ja-
ren later zag men het grootste deel der mannen en vrouwen iedere dag ter
heilige Tafel naderen. Hij was alles voor allen, maar voor het welzijn
van de jeugd had hij wel een bijzondere voorliefde. Het is voldoende te
wijzen op de ijver die hij aan de dag legde gedurende de laatste carna-
valsdagen om de jongens uit de wanorde en gevaren weg te houden. Hij
verzamelde hen allen in zijn huis, zorgde op zijn kosten voor het nodi-
ge om hen met verschillende behoorlijke spelletjes bezig te houden, met
wat zang, wat toneel met een goede strekking; en vervolgens wat flessen,
confetti en alles wat er nodig was voor een hartelijke vrolijkheid; Don
Pestarino was steeds bij hen. Op een gepast uur in de avond gingen al-
len gezamenlijk naar de parochiekerk om te bidden; en daarna begaf
iedereen zich rustig naar bed na een uitnodiging om de volgende morgen
de heilige Mis te komen bijwonen, de rozenkrans te bidden en de heilige
Sacramenten te ontvangen. Hij zorgde voor dezelfde ontspanningen voor
de meisjes in een ander huis, onder de leiding van onderwijzeres Mac-
cagno en steeds alles op zijn kosten.
Deze brave schoolmeesteres, die door hem in geestelijke zaken ge-
leid werd, had op 18-jarige leeftijd, in 1850, besloten, zich geheel aan
God te wijden zonder het kloosterleven te omhelzen, en in de wereld te
blijven. Zij zocht anderen, die bereid waren haar levenswijze na te vol-
gen, stichtte de vrome vereniging der dochters van Maria Onbevlekt Ont-
vangen en begon daarmee in Mornese op 8 december 1855. Dit was een secu-
lier instituut waarin de leden, ook wanneer ze in hun familie of te mid-
den van de mensen blijven, zoveel mogelijk de geschiktste middelen bij
de hand zouden hebben ter verkrijging van de christelijke volmaaktheid
en van het eeuwige heil van diegenen met wie ze moesten leven.
Deze vrome vereniging was opgericht met de bedoeling, te voorzien
in de onmogelijkheid waarin vele meisjes zich bevonden om in een kloos-
tercongregatie te worden opgenomen, hetzij door gebrek aan een uitzet
of door andere persoonlijke of familiale beletselen. Er zouden alleen
die meisjes in opgenomen worden die de christelijke volmaaktheid wens-
ten na te streven, door de beoefening van de drie evangelische raden:

24.6 Page 236

▲back to top
- VII/231 -
armoede, gehoorzaamheid en zuiverheid; ze zouden echter geen gelofte af-
leggen, noch in geweten enige andere verplichting op zich nemen, zodat
ze door de overtreding ervan geen zonde, zelfs geen dagelijkse zonde
konden bedrijven. De vrome vereniging had een heel eenvoudig reglement,
dat de plichten van de meisjes voor het bereiken van het dubbele doel
inhield; de richtlijnen voor hun vergaderingen, die aan geestelijke
gesprekken gewijd moesten zijn, en de levenswijze die zij in acht dien-
den te nemen. Op 20 mei 1857 schonk Mgr. Modesto Contratto, bisschop van
Acqui, zijn volledige goedkeuring aan de vrome vereniging en haar statu-
ten, en deze breidde zich zo snel uit dat ze in 1862 in bijna alle pro-
vincies van Italië gevestigd was.(1)
Aan de stichteres van deze vrome vereniging had Don Pestarino
daarom de zorg opgedragen van heel de vrouwelijke jeugd van Mornese;
door haar werd hij al evenzeer bemind en gehoorzaamd als door de jon-
gens. Hij was onvermoeibaar bij het preken en biechthoren, zowel overdag
als 's avonds. Het gebeurde hem soms dat hij vijftien uren aan één stuk
in de biechtstoel doorbracht. Hij beminde allen, deed goed voor allen en
allen betuigden hem overvloedige wederliefde, zodat hij zich de waarach-
tige vriend van het volk kon noemen. Zijn dorpsgenoten kozen hem ver-
schillende malen tot lid van de gemeenteraad; en hij beantwoordde het
vertrouwen dat ze in hem stelden door voortdurend te zorgen voor hun
geestelijk en tijdelijk welzijn; en niet alleen onder de bewoners van
Mornese, maar ook in de omliggende gemeenten werden er geen beslissingen
van betekenis genomen zonder hem te raadplegen.
Dit was Don Pestarino die, toen hij over Don Bosco had horen spre-
ken, er prijs op stelde hem te leren kennen. Maar alvorens naar Turijn
te vertrekken, ging hij naar de kerk van de Madonna delle Rocchette met
de theoloog Raimondo Olivieri, aartspriester van Lerma, die hem deze be-
devaart had voorgesteld om de hemelse Moeder te smeken hem haar wil ken-
baar te maken. Hij voelde zich geroepen om zijn leven en vermogen, dat
niet groot was, aan Don Bosco te wijden. Toen hij tot dat doel in Turijn
was aangekomen, was hij zo getroffen door de ijver en de naastenliefde
van Don Bosco, dat hij vriendschap met hem sloot. Bezield door de geest
van de salesiaanse sociëteit wilde hij daaraan onmiddellijk zijn naam
geven, door de regel ervan op de voorbeeldigste wijze na te leven. Hij
beloofde Don Bosco onbeperkte gehoorzaamheid, en was bereid zijn intrek
te nemen in het Oratorio. Maar met het oog op het vele goede dat hij in
de wereld verrichtte, wilde de dienaar Gods dat hij in zijn streek zou
blijven.
Ook zag hij er de noodzaak van in dat hij de vereniging der Doch-
ters van Maria Onbevlekt Ontvangen te Mornese en elders, niet van een zo
(1) Vita ed Istituto di S. Angela Marici door Giuseppe Frassinetti, pastoor van de S.
Sabina te Genua. Salesiaanse uitgeverij, Turijn. Zie ook het werkje van dezelfde
schrijver: Rosa Cordone, Rosina Pedemonte, La monaca in casa.

24.7 Page 237

▲back to top
- VII/232 -
vrome en wijze directeur mocht beroven.
Voorzag Don Bosco toen al dat hij tien jaar later uit de meisjes
van Mornese enkele van de deugdzaamste zou uitkiezen om een begin te ma-
ken met de Congregatie der Dochters van Maria, hulp der Christenen?
Dat schijnt wel zo; want toen in 1863 mevrouw Carolina Provera uit
Mirabello, een zuster van onze Francesco, in een kloostercongregatie
wil- de treden en daar met Don Bosco over sprak, zei hij haar: "Als u
nog een beetje wilt wachten, zal Don Bosco ook zijn salesiaanse zusters
hebben, zoals hij thans zijn clerici en priesters heeft." - Zij vond het
echter niet goed te wachten en ging naar Frankrijk en verbond zich door
gelofte aan de congregatie van de Fedeli compagne. Aan Don Evasio Ra-
bagliatti, die haar in 1890 te Parijs ontmoette onder de oversten van de
Rue de la Santé, vertelde de goede zuster wat zij uit de mond van Don
Bosco gehoord had.
Don Pestarino keerde naar Mornese terug, terwijl Don Bosco een
antwoord verwachtte op een verzoek tot steunverlening dat hij aan de
minister van Binnenlandse Zaken, Urbano Rattazzi, had gericht en die hem
voor de loterij 500 lires had geschonken. Zijn vindingrijke geest was
steeds vervuld van nieuwe plannen tot nut van zijn jongens en eveneens
van nieuwe aspecten in eenzelfde plan om zijn werk uit te breiden en de
aanvragen voor subsidies te vernieuwen.
"
Excellentie,
"
"
De ondergetekende brengt U eerbiedig op de hoogte van een
" behoefte die zich al geruime tijd in ernstige mate bij ons doet
" gevoelen: het betreft de kleine jongens, beneden de leeftijd van
" twaalf jaar.
"
Voor degenen die deze leeftijd bereikt hebben wordt voor-
" zien door het huis van dit Oratorio en door andere soortgelijke
" huizen van openbare liefdadigheid. Dikwijls echter ontmoet men
" straatarme en volslagen verwaarloosde kleine jongetjes zonder be-
" staansmiddelen, zoals het ministerie zelf herhaaldelijk in de
" praktijk ervoer.
"
Ondergetekende, gedreven door het levendige verlangen om
" zoveel mogelijk in de nood te voorzien, beoogde een tehuis te ope-
" nen, naast dit huis, doch met een geheel eigen reglement en tucht-
" voorschrift en verschillend van dat reglement dat door de jongens
" die al groter zijn, beleefd wordt.
"
In het geplande tehuis zouden jongens van 6 tot 12 jaar
" worden opgenomen. Met een geschikt onderricht en opvoeding zouden
" ze voorbereid worden voor de kunst of het ambacht waarvoor ze de
" meeste neiging en noodzakelijke aanleg tonen.
"
Zodra zij de leeftijd van 12 jaar bereikt hebben, zouden ze
" opgenomen worden in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
"
De grootste moeilijkheid bestaat in het vinden van middelen
" voor de eerste stap en daarom zou ik aan uw ministerie een lening

24.8 Page 238

▲back to top
- VII/233 -
" willen vragen van vijfduizend lires die geleidelijk zou aflopen,
" naargelang arme jongens door U naar dit tehuis zouden verwezen
" worden.
"
De kosten zouden wel beperkt blijven tot 65 centimes per
" dag voor elke jongen, met inbegrip van de lessen, levensonderhoud,
" kleding en assistentie.
"
De regering zou slechts 40 centimes per dag hoeven te be-
" talen; vijfentwintig jongens zouden voldoende zijn om de schuld
" aan de regering te vereffenen.
"
Moge Uwe Excellentie, aan wie het welzijn van de arme jeugd
" zo ter harte gaat en dat door U bevorderd wordt, dit voorstel, dat
" U naar goedvinden kunt veranderen, goedgunstig ontvangen.
"
In ieder geval verzoekt de ondergetekende U, hem niet kwa-
" lijk te willen nemen dat hij U hiermee lastig valt, met de verze-
" kering dat slechts het verlangen om goed te doen aan de evenmens
" hem daartoe geleid heeft.
"
Met de meeste hoogachting heeft hij de eer zich van Uwe
" Exc. te noemen
"
de nederige verzoeker
" Turijn, 2 oktober 1862
Pr. Giovanni Bosco.
Don Bosco was er waarschijnlijk van overtuigd dat zijn voorstel
niet in overweging zou genomen worden, zoals ook inderdaad het geval
bleek; maar zijn verzoek werd voorgelegd aan een minister, die grote
achting voor hem koesterde en steeds zijn Oratoria en tehuizen beschermd
had. Het ging daarom nergens anders om dan om een uiteenzetting van zijn
gedachten, een uiteenzetting die, naar hij stellig wist, niet een onder-
werp tot kritiek zou worden. Daar hij verschillende keren gedwongen ge-
weest was, arme jongens die hem door het ministerie waren aanbevolen,
niet op te nemen, ook niet op herhaald verzoek, omdat zij de door het
reglement voorgeschreven leeftijd nog niet bereikt hadden, stelde hij
blijkbaar een middel voor, om de aanvaarding mogelijk te maken van hen,
die om verschillende redenen niet tegelijk met de andere, oudere leer-
lingen konden aangenomen worden. Aan Meester Miglietti had hij, zoals we
al verteld hebben, een vertrek afgestaan in het door hem gehuurde huis
Bellezza; daar zou hij enkele andere vertrekken aan kunnen toevoegen en
zodoende een begin maken met de uitvoering van zijn plan. Voor het toe-
zicht op de leerlingen was steeds wel een of andere assistent of cleri-
cus of leek te vinden. Tegelijkertijd stelde Don Bosco zonder meer de
voorwaarden vast voor het pensiongeld dat men voor die jongens, beneden
de leeftijd van twaalf jaar, zou moeten betalen; het voordeel daarvan
was dat, hoewel het voorstel niet aangenomen werd, niet weinige aanbe-
volen kinderen door hem aangenomen werden en doorgegeven aan meester
Miglietti.
Hij had eveneens een verzoekschrift gericht tot de plaatsvervan-
gende generaal graaf Pettiti Agostino minister van Oorlog, hiermee vroeg
hij hem kleding die door de militairen afgedragen was om zijn pupillen
te beschutten tegen de strengheid van de winter. De minister willigde

24.9 Page 239

▲back to top
- VII/234 -
zijn verzoek op vriendelijke wijze in.
" Ministerie van Oorlog
"
No. 10483
Turijn, 25 november 1862
"
"
Het is dit Ministerie een genoegen iets te kunnen bijdragen
" tot steun van het door U geleide instituut; daarom haasten wij ons
" U mee te delen, dat wij opdracht hebben gegeven aan de directie
" der centrale magazijnen van deze stad, U de hierna genoemde arti-
" kelen ter beschikking te stellen.
"
"
Tafellakens
"
Handdoeken
9
"
Kapotten laken barban isabella 100
"
id.
tournon
50
"
Broeken
id.
80
"
Dekens, wol, grijs
100
"
Velddekens
100
" iemand die van een behoorlijke machtiging is voorzien.
"
"
De generaal-majoor,
"
in opdracht van de generale directie
"
"

24.10 Page 240

▲back to top
- VII/235 -
H O O F D S T U K XXX.
Bij de terugkeer van Don Bosco liep het Oratorio vol met leerlin-
gen; hun aantal overschreed de zeshonderd. Onder hen bevond zich de jon-
gen Berto Gioachino di Villar Almese. Hij kende Don Bosco al van naam
vanaf zijn vroegste jeugd; hij werd salesiaan en priester en door de
goddelijke Voorzienigheid voorbestemd tot secretaris en vertrouwensman
van Don Bosco, wiens volle vertrouwen hij genoot van 1866 tot 1886. Aan
hem zal de congregatie veel herinneringen te danken hebben omtrent het
leven van de eerbiedwaardige dienaar Gods. Ook kwamen de jongens die
door Don Bosco persoonlijk waren aangenomen in Montemagno, in Vignale en
op andere plaatsen, waar hij tijdens de herfstwandelingen voorbijgeko-
men was. Hij herinnerde zich thans ook een jongen uit Turijn, die hij
beloofd had te zullen helpen.
Bernocco Secondo was kelner in een café aan de piazza Carlina en
op een avond stuurde Don Bosco Domenico Belmonte, die toen de retorica
deed, naar hem toe, om hem te vragen naar het Oratorio te komen. Belmon-
te ging. Hij vroeg naar de jongen en zei hem: - "Neem je spullen bijeen
en ga met me mee naar het Oratorio."
"Is het Don Bosco die je stuurt?"
"Jawel." - En zonder meer kwam de jongen naar het Oratorio,
studeerde er in de letteren, verkreeg een universitaire titel en een
leerstoel te Rome. Hij stierf op het einde van 1889.
Bij het zien van die grote menigte jongens, vroeg iemand van het
huis aan Don Bosco: "Maar, hoe gaat u hen allemaal onderhouden?"
Glimlachend zei Don Bosco: "Wel! De Heer die ze me gezonden
heeft, zal ze ook wel voor me onderhouden!" - En hij stelde er zijn ge-
noegen in naar de speelplaats te gaan om te midden van zijn jongens te
zijn en ze met zijn bewonderenswaardige kunstjes bezig te houden. Intus-
sen bestudeerde hij met aandacht hun karakter, hun neigingen, gebreken,
vorderingen of achteruitgang in het goede en hun mogelijke roeping; die
toewijding zouden wij de eerste graad willen noemen van die genade, die
de Heer aan een van zijn dienaren geeft voor de onderscheiding van de
geesten. En dat geschiedt dan met voorzichtigheid, gebed en liefdevol
geduld. Zodoende maakte Don Bosco het woord van de heilige Paulus tot
de Tessalonicenzen tot het zijne, een woord dat hij dikwijls op de lip-
pen had en dat als een waarschuwing in iedere omstandigheid en bij ie-
dere aangelegenheid tot zijn medehelpers gericht werd: Omnia probate,
quod bonum est tenete.

25 Pages 241-250

▲back to top

25.1 Page 241

▲back to top
- VII/236 -
Hij had echter steeds een verhaaltje of een of ander woordje bij
de hand die zijn kleine vrienden boeide en amuseerde.
Van een van zijn gezegden schreef Gerolamo Suttil ons op 21 no-
vember 1884. "Tegen het einde van het najaar, in 1862, stond Don Bosco
na het middagmaal, voor twee uur, tegen de pilaar geleund tussen de trap
en de binnenplaats, precies onder de gaslantaarn. Verschillende grotere
en kleinere jongens, stonden in een halve cirkel om hem heen. Ik zou niet
precies kunnen zeggen wie er bij me was; ik meen echter met zekerheid
te kunnen zeggen, dat Don Cagliero er was, en de clerici Durando, Jurac,
de jongen Lasagna en anderen. Don Bosco - het is me alsof ik hem nog voor
me zie - wees met zijn wijsvinger om zich heen zonder iemand bepaald aan
te duiden en sprak duidelijk deze woorden: "Een van u zal op zekere dag
bisschop zijn." - Zulke woorden maakten steeds een diepe indruk op me,
zoals al de andere van Don Bosco. Toen Don Rua me schreef, toen ik in Pa-
rijs was, om me het vertrek van Don Cagliero naar Amerika mee te delen,
en ik me onmiddellijk die voorspelling herinnerde, riep ik uit: - "Daar
heb je de bisschop, die door Don Bosco voorspeld werd; zo had die voor-
zegging mij die dag getroffen! Maar daar ik geen verklaring kon geven van
de voorspellingen van Don Bosco en niet zou kunnen beoordelen of Don
Cagliero er toen bij tegenwoordig was, kon die voorspelling heel goed
ook een ander betroffen hebben, misschien ook een van de jongens,
misschien Lasagna zelfs. Wie weet!"
Luigï Lasagna was aanwezig, een jongen van 12 jaar, die telkens
als de goede vader te midden van zijn jongens verscheen, zich onmiddel-
lijk tot hem aangetrokken voelde, en zich gelukkig achtte wanneer hij
het woord tot hem richtte of hem minstens een welwillende blik schonk.
Daar hij echter levendig en welhaast ontembaar van aard was, wilde hij
echter in de eerste dagen heer en meester spelen temidden van die wereld
van bijdehandse jongens, zodat luidruchtige kibbelpartijen, die door
zijn toedoen veroorzaakt werden, niet van de lucht waren. Gewend als hij
was aan het vrije buitenleven, was het juk van de regel, die de tijd
voor zijn bezigheden vaststelde, een zware last voor hem geworden en
herhaaldelijk had hij van zijn afkeer ervan tegenover zijn kameraden ge-
tuigd. Daar hij een gevoelige natuur had en een levendige verbeelding,
en gekweld werd door heimwee naar zijn geboortestreek, had hij de kans
gezien het Oratorio te ontvluchten en terug te keren naar Montemagno;
maar toen hij daarop door zijn ouders onmiddellijk naar Valdocco terug-
gebracht werd, ontving Don Bosco hem, zonder hem een verwijt te maken
over zijn ontvluchting. Hij bejegende hem beminnelijk, moedigde hem aan
en schonk hem vaderlijke vermaningen, zodat de jongen geheel voor God en
voor het heil van zijn broeders gewonnen was.
Don Bosco had onmiddellijk zijn buitengewone gaven onderkend. Hij
was openhartig, onbevangen, edelmoedig, bezat een grote wilskracht, een
heel liefdevol hart, een sterk geheugen en een scherpe geest; en dik-
wijls hoorde men Don Bosco daarna de opmerking maken: - "Hij is van het
goede hout gesneden, u zult het zien." - Het was het hout waarvan bis-
schoppen gemaakt worden.

25.2 Page 242

▲back to top
- VII/237 -
Het was ook wonderbaarlijk met hoeveel intuïtie Don Bosco wist te
onderkennen en te beoordelen, welke jongens voor zijn huis meer of min-
der geschikt waren. Van Don Francesco Provera hebben we dit schriftelijk
getuigenis:
"Een zeker iemand wilde zijn zoon naar het Oratorio zenden, maar
Don Bosco wilde hem tot geen prijs opnemen. Maar de aandrang werd zo
groot dat hij bijna gedwongen was toe te geven. De vader kwam naar het
Oratorio met de jongen, die zo te zien een brave jongen was. Don Bosco
liet hem bij zich komen en zei tot hem: "Zul je graag hier bij me zijn?"
"Zeker, zeker", antwoordde de jongen; "daar verlang ik erg
naar."
"Welnu, luister dan eens; en zich naar hem buigend vervolgde
hij, aan het oor van de jongen; als je hier wil blijven, moet je dit en
dat achterwege laten." - De jongen keek als verschrikt op; - "Maar...
wie heeft u dat verteld?"
"Wie me dat gezegd heeft? Ik weet het!"
0! neen, dan wil ik hier niet blijven, o, nee!"
"Maar, waarom niet?"
"Omdat, als u dergelijke dingen al weet, ik in geen geval blij-
ven wil." - En hij liep naar zijn vader toe en was met geen stok meer te
bewegen om te blijven."
Op de vastgestelde dag werd er een begin gemaakt met de lessen en
Don Bosco gelastte Don Michele Rua, met de leiding van de studies. De
leerkrachten waren echter niet allen voorzien van wettige titels. In het
verleden hadden de schoolautoriteiten Don Bosco met rust gelaten, maar
in het schooljaar 1861-1862 waren ze actief geworden. Hij was op de
hoogte gebracht door de volgende brief van de inspecteur van het onder-
wijs, Giovanni Francesco Muratori.
" Kon.Insp. van het Onderwijs in de provincie Turijn
" No. 613 - Onderwerp - Statistiek - Circulaire No. 19, serie 2a.
"
"
"
Op de beide lijsten aan deze circulaire toegevoegd zijn
" bijzonderheden aangegeven, die de Minister van Openbaar Onderwijs
" interesseren, zowel met betrekking tot het leidinggevend onder-
" wijzend personeel in dienst van uw gymnasium, als voor wat het
" aantal leerlingen en toehoorders per klasse aangaat, wat de kos-
" ten betreft en de herkomst van deze gelden.
"
De ondergetekende verzoekt u daarom de bijgevoegde formu-
" lieren te willen invullen en ze binnen een termijn van uiterlijk
" vijf dagen terug te zenden.
"
Mochten zij geen ruimte bieden voor al uw opmerkingen en

25.3 Page 243

▲back to top
- VII/238 -
" overwegingen die U meent naar voren te moeten brengen, dan dient U
" voor een afzonderlijk rapport daaromtrent te zorgen.
"
"
De Kon. Inspecteur van Onderwijs.
Don Bosco zond dus aan de rijksinspecteur een gedetailleerd rap-
port over zijn private scholen, waaruit bleek dat de leraren niet in het
bezit waren van de wettelijke bevoegdheden om onderricht te geven. Hij
werd echter gedurende enige tijd met rust gelaten, nadat hij verklaard
had bereid te zijn leraren te willen aanvaarden die hem door het minis-
terie zouden worden aangewezen. Hij deed echter opmerken dat hij hun
geen ander salaris zou kunnen toekennen dan een plaats in de hemel, in-
dien zij voor de eer van God zouden gewerkt hebben.
De inspecteur stelde zich tevreden met de belofte dat Don Bosco
zijn zaken zou regelen volgens de wet. Het schijnt niet dat de beide mi-
nisters van openbaar onderwijs, die in dat jaar die portefeuille beheer-
den, eerst Mancini en daarna Matteucci, van plan waren hatelijke maatre-
gelen tegen het Oratorio te treffen. Mogelijk ook had Urbano Rattazzi,
sinds 4 maart voorzitter van de ministerraad, met de portefeuille van
buiten- en binnenlandse zaken, in de ministerraad zijn gunstige gezind-
heid ten aanzien van het werk van Don Bosco laten gelden.
Don Bosco had intussen voor het schooljaar 1861-1862 geen andere
last meer te duchten. Daar hij echter voorzag, dat de wetten op het
openbaar onderwijs hem ieder ogenblik in verlegenheid konden brengen,
had hij reeds beslist, dat enkele clerici de stof die voor het gymnasi-
umonderricht noodzakelijk was, zouden bestuderen ten einde daarna het
gebruikelijk diploma te behalen.
Voor het afleggen van het eindexamen voor het gymnasium had hij al
in juli 1857 de clerici Celestino Durando en Giovanni-Battista Anfossi,
en in 1859 de clericus Francesco Cerruti aangewezen, die thans als stu-
dent college liepen aan de koninklijke universiteit van Turijn. Don Gio-
vanni-Battista Francesia bezocht die universiteit al sinds enige tijd.
Leraren voor de Latijnse letteren waren prof. Tommaso Vallauri, voor het
Italiaans Michele Coppino, voor het Grieks Bartolomeo Prieri. De clerici
van Don Bosco, die in het openbaar over verschillende punten van de
leerstof ondervraagd werden, gaven daarbij een afdoend staaltje van hun
verworven kennis. De professoren hadden hun volgaarne het getuigschrift
verstrekt dat zij de lessen gevolgd hadden.
Voor 1862-63 was bepaald dat zij hun bezoek aan de universiteit
als student zouden voortzetten; en, voegen we er direct aan toe, ook dat
academisch jaar zou hen veel succes in de studie en grote waardering van
de zijde der leraren bezorgen. Don Bosco achtte het echter noodzakelijk
dat zijn medehelpers meer tijd tot hun beschikking zouden hebben om zich
bezig te houden met de klassieken van de drie literaturen. Daarom richt-

25.4 Page 244

▲back to top
- VII/239 -
te hij zich met een schrijven tot kanunnik Vogliotti, rector van het se-
minarie en provicaris. Tegelijkertijd verzocht hij om verschillende ver-
gunningen en gunsten voor de clerici en voor andere jongens die zich op
de geestelijke staat voorbereidden.
"
Hooggeachte en Zeereerwaarde Heer,
"
"
Gaarne zou ik U persoonlijk willen komen spreken daar ik U
" duizend-en-één zaak uiteen te zetten heb, maar in deze dagen was
" me dat niet mogelijk. Ik zal hier alles kort samenvatten.
" Daarna zegt U of het U al dan niet tot meerdere eer van God voor-
" komt.
" 1° De clerici Durando, Anfossi en Cerruti (met Don Francesia)zijn
" van plan dit jaar examen n de letteren te doen, beginnend
" in november a.s. Tot dat doel zouden zij willen vragen, ontheven
" te worden van de examens, en hen in de gelegenheid te stellen de
" desbetreffende traktaten in de aanstaande vakantie van 1863 te
" bestuderen.
" 2° Daar Ghivarello al achtentwintig jaar is, vraagt hij bij
" het volgende examen ook de traktaten van het vijfde jaar theo-
" logie te mogen afleggen in de hoop dan in dit lopende jaar tot de
" heilige wijdingen toegelaten te worden, hoewel dit jaar pas zijn
" 4de jaar theologie is.
" 3° De clericus Lazzero zou, met hetzelfde doel, willen vra-
" gen enkele traktaten buiten de voorgeschrevene voor het komende
" examen willen afleggen daar hij al 26 jaar is. Beiden zijn van
" een prijzenswaardig en voorbeeldig gedrag en hebben de examenstof
" voorbereid.
" 4° De clericus Racca, die twintig jaar oud is, zou eveneens
" willen verzoeken de traktaten over de fysica te voegen bij de stof
" voor het komende examen, daar hij deze materie in de afgelopen va-
" kantie al bestudeerd heeft, om daarna te beginnen met de cursus
" theologie bij het begin van het nieuwe schooljaar.
" 5° Baracco, Cagliero, Do, Ferrero Antonio d'Airasca, Peracchio
" uit het diocees Casale, Giuganino en Pignolo die vroeger clerici
" te Chieri waren, zouden in het Oratorio blijven.
" 6° Chicco, Cinzano, Croserio, De Paoli, Righetti en Rebuffo
" verzoeken naar het seminarie school te lopen in burgerkleren, aan-
" gezien zij niet in staat zijn een priestertoog te kopen. Misschien
" zullen enkelen van hen in de eerste maanden van het schooljaar
" worden ingekleed.
" 7° Onder de leerlingen van fysica bevindt zich ook Bourlot
" die niet in staat is het pensiongeld te betalen en vraagt om hier
" in het Oratorio te mogen blijven.
" 8° Ik weet niet of Sona gevraagd heeft naar het seminarie
" te gaan, of dat hij van plan is te vragen om hier te komen. Hij
" heeft erover gesproken, maar er is geen beslissing getroffen.
" 9° Drager van deze brief is de clericus Rolle die erg veel
" lof verdient om zijn vroomheid en studiezin. Hem moet ofwel ver-

25.5 Page 245

▲back to top
- VII/240 -
" blijf in het seminarie geheel gratis verleend worden, ofwel U ver-
" strekt mij een kleine toelage opdat ik hem hier in huis kan hou-
" den. Hijzelf kan niet betalen.
"
Hiermede heb ik mijn taak volbracht. Aan U nu mij te ver-
" ontschuldigen voor de last die ik u bezorg. Als beloning zal ik
" een Ave Maria voor U laten bidden, en overvloedige zegeningen van
" de hemel over U afsmeken, terwijl ik mij noem
"
van U, Hooggeachte en Zeereerw.
"
Naargelang deze clerici de hogere wijdingen moesten ontvangen,
had Don Bosco niet achterwege gelaten voor het kerkelijke patrimonium
te zorgen voor hen wier familie, en dat gold het merendeel, in armoedige
omstandigheden verkeerde. Zolang hij kon, liet hij niet na bij het mi-
nisterie van Justitie en Eredienst stappen te doen. Daarom richtte de
clericus Ruffino, op aanraden van Don Bosco een verzoekschrift aan mi-
nister Conforti voor het verkrijgen van steun of als kerkelijke prebende
of van de kas van het economaat of op enigerlei andere wijze naar belie-
ven van Zijne Excellentie.
Don Bosco liet het verzoekschrift vergezeld gaan van de volgende
verklaring:
"
De ondergetekende verklaart dat de clericus Ruffino Domenico
" uit Giaveno, sinds zeven jaar in dit huis aanwezig is en steeds
" van een prijzenswaardig gedrag geweest is. Op het ogenblik geeft
" hij ijverig catechismusles en andere vakken aan de arme jongens
" die dit Oratorio bezoeken; hij heeft zich steeds verdienstelijk
" gemaakt in huis en doet dat nog steeds door het assisteren van
" de jongens die hier opgenomen zijn en te werk gesteld zijn in de
" verschillende werkplaatsen van deze inrichting; hij deed dat
" steeds tot groot zedelijk en materiaal welzijn van de leerlingen.
" Bij al zijn niet geringe bezigheden vond hij tijd om zich onder
" zijn collega's te onderscheiden in de studie en behaalde steeds
" loffelijke punten bij de examens.
"
Om deze redenen wordt hij warm in de goedertierenheid van
" de Soeverein aanbevolen, tene inde een gunstige beschikking op
" zijn verzoek te verkrijgen, te meer daar het aan de verzoeker
" toegestane beneficiën ook ten nutte zal komen van al de arme jon-
" gens van dit huis.
" Turijn, 29 oktober 1862
Directeur
Deze ijverige bemoeiingen van hem kwamen ook de diocesen van Tu-
rijn ten goede. Don Rocchietti had na zijn priesterwijding voor een jaar
zijn intrek in het Oratorio genomen, maar was verplicht geweest het weer
te verlaten als gevolg van zijn aanhoudend lichamelijk lijden. Niettemin

25.6 Page 246

▲back to top
- VII/241 -
keerde hij er terug uit liefde voor Don Bosco en trad ook toe tot de
vrome sociëteit en bleef erin zo lang als zijn werkzaamheid er nodig
was. Hij hoorde de biecht van de jongens en hield de zondagavondconfe-
rentie. De eenvoud en helderheid van zijn preken waren bewonderenswaar-
dig. Maar daar hij zich door de toenemende smartelijke kwalen niet aan
het gemeenschapsleven kon aanpassen, zag hij zich andermaal gedwongen
zich, met verlof van Don Bosco, terug te trekken en tot de diocesane
geestelijkheid toe te treden. De curie zond hem in december 1862 naar
het kleinseminarie van Giaveno als geestelijke leider. Het Oratorio had
aan het diocees een apostel geschonken. Hij werd geplaatst in de kleine
parochie van San Gilio en was er jarenlang een heel ijverige pastoor,
ook wat het bevorderen van roepingen tot de geestelijke staat betrof: op
waarlijk heilige wijze eindigde hij zijn dagen, enkele maanden nadat hij
als novice was ingetreden bij de Lazaristen van Chieri.
Toen Don Rocchietti niet meer in het Oratorio was, vertrouwde Don
Bosco de zondagavondpreek toe aan Don Giovanni Cagliero. Hij begon met
zijn preken op Allerheiligen en wel met een predicatie over Allerzielen.
Het resultaat was zo schitterend, dat het van een bekwame redenaar ge-
tuigde. En zo ging hij iedere zondagavond door totdat hij naar de missie
in de republiek Argentinië vertrok. De eerste drie jaar, preekte hij
volgens het algemene gebruik in Piëmonte, in dialect; maar daarna maakte
hij gebruik van de Italiaanse taal, toen Don Bosco voorschreef dat het
dialect in het Oratorio niet meer gebruikt zou worden. Nu hadden zowel
de scholen voor de studenten als voor de ambachtsjongens alle kentekenen
van echte colleges. Ook Don Bosco, die tot dan toe in het Piëmontees ge-
preekt had, begon van datzelfde jaar 1865 af, gebruik te maken van het
Italiaans toen hij begon met het verhaal van het leven der pausen.
Op zondag 2 november maakte Don Bosco een korte tocht en Don
Angelo Savio, die hem vergezelde heeft ons een verslag van de wederwaar-
digheden nagelaten. Hij was gaan preken in een dorp van het bisdom Alba,
een heel eind van de spoorweg Turijn-Cuneo gelegen. Op de terugtocht
daalde hij met zijn priester de heuvels af om naar het station van Bra
te gaan; maar ze hadden zich van weg vergist; het was al laat en het be-
gon te regenen. Toen Don Bosco merkte dat hij niet op tijd aan de trein
zou zijn, kwam de gedachte bij hem op gastvrijheid te verzoeken bij een
kapelaan, van wie de kerk op een hoogte ter zijde van de weg lag. Hij
ging daar dus aankloppen, maar het duurde een poosje alvorens er openge-
daan werd. De regen kwam in stromen neer. Hij werd ietwat zuur ontvan-
gen. Hij maakte zijn verontschuldigingen, zei dat het hem speet last te
komen veroorzaken en zette uiteen waarom hij gedwongen was om met zijn
metgezel om onderdak te komen vragen. De eerwaarde heer liet hen plaats
nemen en begon vervolgens te vragen, wie ze waren.
"Twee arme priesters uit Turijn."
"En wat voert u daar uit?"
"Ik ben koster in een kerk in de buurt van Valdocco."

25.7 Page 247

▲back to top
- VII/242 -
"En u wilt zeker nog avondeten?"
"Och, als u zo goed wil zijn ons iets te geven, zullen we het
in dank aanvaarden."
"Ik vind het wel jammer dat ik niets in huis heb; ik zal u een
beetje kaas geven, en wat brood..."
"Maar natuurlijk, dat is meer dan genoeg; alles is goed; ik zal
er u heel erkentelijk voor zijn."
De kapelaan gaf opdracht aan de huishoudster, die met het gevraag-
de kwam aandragen. Aan tafel gezeten begonnen ze hun karig avondmaal,
terwijl de heer des huizen vervolgde:
"En u was zeker van plan hier vanavond te blijven slapen?"
"Och, ziet u", antwoordde Don Bosco, "met dit drommelse weer,
zou ik niet weten waar ik anders onderdak zou kunnen vragen."
"Ja, ja!... Maar ik heb geen bedden beschikbaar, ik zou niet
weten, waar ik u moet laten."
"Daar is gauw wat op gevonden; twee stoelen zijn al genoeg,
want we zijn toch van plan morgenochtend heel vroeg te vertrekken."
"0, zo; dat zal dan wel gaan; het spijt me, u op die manier te
moeten ontvangen!" - Vervolgens zei hij: "U komt dus uit Turijn?"
"Ja, zeker."
"Kent u bijgeval ook een zekere Don Giovanni Bosco?"
"Ja, een beetje wel", antwoordde Don Bosco, terwijl Don Savio,
die een beetje geprikkeld was door het schriele onthaal, met een glim-
lach om de lippen de dienaar Gods een oogje knipte.
De kapelaan, die daar niets van merkte, doordat de lampenkap haar
schaduw op het gezicht van Don Savio wierp, vervolgde: "Ik heb Don Bosco
nooit ontmoet. Maar de omstandigheden zijn nu zo, dat ik hem om een
gunst zou willen vragen. Doet hij nogal graag iets voor iemand die zich
tot hem wendt?"
"Als hij het doen kan", antwoordde Don Bosco, "is het hem
steeds een genoegen anderen ter wille te zijn."
"Ik was van plan hem morgen een brief te schrijven."
"Wat die brief aangaat", zei Don Savio opeens, "kunt u zich wel
de moeite sparen die te schrijven. Zegt u deze geestelijke maar wat u
Don Bosco wenst te vragen."
"Bent u dan zo goed bevriend met Don Bosco?"
"0, dat schikt nogal", antwoordde Don Bosco glimlachend.
"Maar, Don Bosco is hier zelf in persoon aanwezig", antwoordde
Don Savio, die zijn lachen niet meer houden kon.

25.8 Page 248

▲back to top
- VII/243 -
"U,... bent Don Bosco"! riep de kapelaan vol verwondering uit,
terwijl hij blozend en beschaamd zei: - "Don Bosco! Had u me dat maar
dadelijk gezegd toen u binnenkwam... Neemt u me niet kwalijk als ik u
niet naar behoren heb verwelkomd... uw komst was voor mij zo onvoorzien,
onverwacht... Laat u alstublieft deze kaas staan. Ik geloof dat ik nog
ergens wat te eten heb... Wacht." - En hij liep naar een kast, haalde
een halve gebraden kip te voorschijn, droeg de huishoudster op een paar
eieren te bakken, en dekte de tafel.
Don Bosco glimlachte beminnelijk en Don Savio had schik in de ma-
nier waarop de gastheer zich nu uitsloofde.
Toen het avondmaal was afgelopen en het tijd werd om te gaan sla-
pen, vond de kapelaan nog een matras om op enkele stoelen te leggen,
terwijl een sofa in een bed veranderd werd.
Met zijn beminnelijkheid had Don Bosco de ziel van deze eerwaar-
de van alle verlegenheid bevrijd; hij vroeg hem wat hij van hem verlang-
de en toonde zich ten zeerste bereid hem ter wille te zijn. Het ging om
het opnemen van een jongen in het Oratorio, en die werd aanvaard. Don
Bosco liet echter nooit na een goede raad te geven, als hij meende dat
dat voor het welzijn van een andere nodig was. Toen hij 's morgens af-
scheid nam, reikte hij de kapelaan de hand en terwijl hij hem heel
vriendelijk bedankte en de ander zijn verontschuldigingen herhaalde, zei
hij tot hem: "Kijk, voor Don Bosco hoeft u zich niet te verontschuldi-
gen, maar laten we een les trekken uit alles wat er gebeurt. Als we
niets hebben, geven we niets, hebben we weinig dan geven we weinig, heb-
ben we veel dan geven we wat we nodig achten. Maar laten wij ons leiden
door de liefde en dan zal alles uiteindelijk tot ons voordeel strekken."
In Bra aangekomen, stapte Don Bosco met Don Savio in de trein
voor Turijn. Nadat hij gebeden en enkele brieven gelezen had, wilde hij
zijn metgezel iets grappigs vertellen, dat hem enige tijd tevoren op
diezelfde lijn overkomen was. Dikwijls had hij al horen spreken over een
gravin, een hele rijke en heel vrome dame en hij wilde haar wel graag
als hulp voor zijn werken winnen; de omstandigheden hadden echter ver-
hinderd dat ze betrekkingen met elkaar aanknoopten. Nu leed deze dame
aan een betreurenswaardige vrouwelijke zwakheid. Ze werd alleen heel erg
kwaad als iemand zinspeelde op haar gevorderde leeftijd; en daar ze een
dochter had die al over over de dertig was, was het voor haar iets on-
verdraaglijks zich te horen aanduiden als de oude gravin.
Nu gebeurde het op zekere dag dat, toen Don Bosco in de trein
gestapt was, hij met deze gravin in hetzelfde compartiment kwam te zit-
ten. In gedachten verzonken nam hij plaats zonder haar op te merken.
Maar nauwelijks had de trein zich in beweging gezet, of zij richtte het
woord tot hem: - "Neemt u me niet kwalijk, maar bent u misschien Don
Bosco?"
- "Om u te dienen mevrouw! En wie doet me de eer aan me dat te
vragen?"

25.9 Page 249

▲back to top
- VII/244 -
- "Ik ben gravin X..."
Waarop Don Bosco: "Wel, kijk eens aan, dat vind ik nog eens een
prettige ontmoeting. En hoe maakt mevrouw uw moeder het?"
- "Mijn moeder? Een tijdje geleden heeft de Heer haar tot zich
genomen."
- "Maar! Hoe is dat mogelijk! Nog maar enkele weken geleden, werd
me te verstaan gegeven dat zij het zo goed maakte!"
- "Vergist u zich niet? Misschien hebt u me voor mijn dochter ge-
houden! Ik ben de gravin-moeder!"
Don Bosco antwoordde: - "Is dat waar? Maar ja, u ziet er zo fleu-
rig en gezond uit, dat iemand, die zich zo vergist wel verontschuldigd
mag worden."
- "Wat wil je"! merkte de gravin, glimlachend en zichtbaar tevre-
den op, "ik doe mijn best, me zo goed mogelijk te houden; ik heb nooit
iets buitensporigs gedaan in mijn leven, en zodoende geniet ik nog van
een volkomen goede gezondheid."
- "En ik bid de Heer", zo besloot Don Bosco, "dat Hij u nog vele
jaren moge behouden."
Het gesprek duurde tot een volgend station, waar Don Bosco uit-
stapte. Maar van dat ogenblik af, was gravin X... geheel op de hand van
Don Bosco, en zolang zij leefde, bleef zij zijn weldoenster.
In de eerste dagen van november gaf Don Bosco de almanak voor 1863
uit, die tot titel droeg: De Galantuomo en zijn nieuws.(1) Van de cleri-
cus Celestino Durando zijn de korte aantekeningen over zesentwintig Ja-
panse martelaren die op 8 juni 1862 heilig verklaard werden, met de be-
schrijving van die plechtigheid. Drie mooie verhalen, twee voortreffe-
lijke gedichten van de priester G. Peragallo, de romance De wees, ge-
toonzet door Don Cagliero en korte wenken betreffende de nieuwe dienst
der posterijen, vervolledigden het boekje.
Na de inhoud stond een opmerking te lezen: "Dit jaar geeft de "Ga-
lantuomo" om ernstige redenen geen voorspellingen, en evenmin een uit-
eenzetting van wat zijn zonderlinge hersenen hem konden doen zeggen."
voorspellingen van de voorafgaande jaren opzien gewekt in Turijn en in
de andere steden van Piëmonte, die van 1861 hadden nog meer aanleiding
gegeven tot tal van geruchten, die de ontstemming in li-berale kringen
had doen toenemen en de verdenking vergroot dat in som-mige ministeries
ontrouwe of onvoorzichtige ambtenaren werkzaam waren. Men zag dat Don
Bosco

25.10 Page 250

▲back to top
- VII/245 -
meer wist dan hun lief was en ze konden zich niet voorstellen op welke
manier hij achter de geheimen van de regering en van de sektariërs kwam.
Wij weten, hoe hij door verschillende dromen zeker voor een groot deel
achter zijn voorspellingen kwam; en nog voor hij ze in druk gaf, had hij
er enkele geopenbaard voor zijn jongens, met een duidelijke en nauwkeu-
rige verklaring erbij; en de gebeurtenissen logenstraften zijn aankondi-
gingen niet. Daarvan hebben we nog levende getuigenissen.
De verontruste regering had hem op het einde van 1859 laten waar-
schuwen zich niet door bepaalde onthullingen te compromitteren en Don
Bosco beloofde voorzichtig te zijn. Niettemin was hij er in 1860 en 1861
mee doorgegaan, zij het met zekere beperkingen, zoals uit sommige vrij
duistere voorspellingen en uit sommige toelichtingen op de gegeven voor-
spellingen blijkt. Waar hij bijvoorbeeld in de Galantuomo van 1860 voor-
speld had: - "Ge zult zien dat de wijn goedkoper wordt, maar het brood
duurder", blijkt het, dat de voorspelling veeleer had moeten luiden: dat
door moorddadige oorlogen de schaarsheid van of het gebrek aan drinkers
de wijn goedkoper zou worden terwijl de onbewerkte of verwoeste akkers
het noodzakelijke graan niet zouden voortgebracht hebben. Maar Don Bosco
wist wat hij zei en hij had zijn eigen redenen.
Daarna verklaarde hij in de Galantuomo van 1861 duidelijk: Over-
wegingen van voorzichtigheid en eerbied overtuigen mij mijn vertellingen
tot een rustiger tijd uit te stellen, waarin er geen gevaar meer bestaat
van onweer, hagelbuien, wervelstormen en cyclonen. Maar ondanks alles
was met deze verklaring alweer te veel gezegd; want vóór de afloop van
het jaar wilde de regering de zekerheid hebben dat de Galantuomo in geen
enkel opzicht nog aanleiding tot moeilijkheden zou geven. Daarom had
ridder A. Buglione uit Monale Don Bosco bij zich ontboden namens de
Voorzitter van de ministerraad en hem gezegd: "Luister Don Bosco: allen
menen het goed met u, maar uw Galantuomo brengt ons in moeilijkheden.
Van alle kanten wordt ons gevraagd, hoe Don Bosco bepaalde dingen kan
weten? Men maakte de stoutste veronderstellingen, men leidt er de gekste
dingen uit af; men wil weten; de een vraagt het de ander; uiteindelijk
wordt het een spektakel van de andere wereld. Neemt u daarom een goede
raad van me aan: het is beter, dat U ermee ophoudt in uw almanak bepaal-
de dingen te schrijven."
Don Bosco begreep dat dit zoveel betekende als een streng verbod,
al werd het ook in hoffelijke termen vervat; en van dat ogenblik af-
hield hij ermee op zijn voorspellingen te drukken.

26 Pages 251-260

▲back to top

26.1 Page 251

▲back to top
- VII/246 -
H O O F D S T U K XXXI.
Door duidelijke aanwijzingen en geheime waarschuwingen op de
hoogte gebracht, voorzag Don Bosco een storm die over het Oratorio
dreigde los te barsten. Door de aanhoudende scheldpartijen, beschuldi-
gingen en dreigementen van zijn politieke tegenstanders en concurrenten,
kon minister Rattazzi zich niet langer staande houden, ja veeleer kon
hij iedere dag de macht kwijraken. Zijn steun aan Don Bosco zou hoe dan
ook, vervallen.
We hebben al verteld welk ernstig gevaar Don Bosco tegemoet ging
door de lasteringen van enkele kwaadwilligen, die hem ervan beschuldig-
den een politiek te voeren die tegen de regering gericht was. We hebben
tegelijkertijd verhaald hoe hij zijn eigen verdediging had gevoerd en
in tegenwoordigheid van de ministers zelf, zichzelf en al zijn leerlin-
gen voor het dreigende geweld had weten te behoeden tot grote verwar-
ring en ergernis van degenen die zich met elkaar verbonden hadden om de
ondergang van het Oratorio te bewerkstelligen.
Maar degenen die hem eensdeels bestreden uit beginsel en om de
revolutie te dienen, en anderdeels om naam en carrière te maken, gaven
zich niet gewonnen; daarom gingen ze na een wapenstilstand van twee jaar
dus weer over tot de aanval tegen Don Bosco en begonnen ze het hem op
het einde van 1862 weer moeilijk en onaangenaam te maken. En hier be-
kennen we dat we tot onze droefheid enkele minder eervolle daden moeten
vermelden, bedreven door enkelen van hen; doch we doen dat zonder boos-
aardigheid en alleen om een waarachtige geschiedschrijving te dienen.
Veeleer vinden we troost in de gedachte hen althans voor een deel te
kunnen verontschuldigen, door te zeggen dat zij niet wisten wat ze de-
den. Enkelen onder hen werden zelfs, zodra ze de situatie beter kenden,
van vijanden tot vrienden, en sommigen zelfs tot verdediger van Don
Bosco en van zijn jongens. Doch vervolgen we ons relaas.
Aan het hoofd van de kwaadwilligen stond ridder Stefano Gatti,
afdelingschef van het ministerie van Openbaar Onderwijs, die onze lezers
reeds genoegzaam bekend is.
Ditmaal namen de tegenstanders niet meer de politiek tot voor-
wendsel, maar de wetmatigheid van het onderwijs dat in de scholen van
het Oratorio gegeven werd. In hun krijgsplan redeneerden ze als volgt: -
Om zijn scholen open te kunnen houden, maakt Don Bosco gebruik van leer-
krachten, die niet in het bezit zijn van een wettig diploma. Bevoegde
leerkrachten vinden en betalen is op dit ogenblik onmogelijk, aangezien
zijn instituut van de liefdadigheid leeft en het schooljaar al begonnen
is; laten we hem dus verplichten voor dergelijke leraren te zorgen, dan
zullen we er zodoende in slagen hem de scholen te doen sluiten. - Toen

26.2 Page 252

▲back to top
- VII/247 -
deze heren hun plan gemaakt hadden, wachtten zij, daar zij de macht in
handen hadden, op het gunstige ogenblik om met de gemakkelijke executie
een aanvang te maken.
Daar Don Bosco echter op de hoogte was van hun bedoelingen en hij
inzag hoe slecht hij op een en ander was voorbereid, vatte hij direct
het plan op om met ridder Gatti te gaan praten om te trachten hem tot
betere gedachten te brengen. Deze ontving hem met geveinsde tekenen van
genegenheid en beleefdheid en stelde voor, dat hij zijn leraren zou op-
geven voor het bekwaamheidsexamen op het gebied van het vak waarin zij
les gaven. Dat antwoordde hij, omdat hij meende dat de leraren van het
Oratorio zeker verre van voorbereid waren, om zulke uiterst moeilijke
examens, als het ware onmiddellijk te kunnen afleggen; en toen hij hoor-
de dat ze bereid waren de proef te ondernemen en zich eraan te onderwer-
pen, wenste hij Don Bosco daarmee hartelijk geluk. Maar van dat ogenblik
kwelde hij er zich het hoofd mee, voorwendselen te vinden om hen niet
tot die examens toe te laten, zoals we zodadelijk zullen zien.
Don Bosco had zich door deze list niet om de tuin laten leiden,
maar had heel goed begrepen, welke enige weg er voor hem open stond, om
zijn doel te bereiken. Hij had dit al voorzien toen hij schreef aan
kanunnik Vogliotti en thans richtte hij een verzoekschrift tot het mi-
nisterie, ten einde machtiging te verkrijgen voor zijn leraren om zich
aan een examen te onderwerpen, dat over hun bekwaamheid zou oordelen.
"
Excellentie,
"
"
Eerbiedig breng ik te Uwer kennis dat ik, gedreven door
" het verlangen om het middelbaar onderwijs te bevorderen onder de
" minder bemiddelde volksklassen, al sinds enkele jaren, buiten het
" lager onderwijs dat aan arme jongens verstrekt wordt, ook een
" kleine school geopend heb voor gymnasiaal onderwijs.
"
Daar ik vaste inkomsten ontbeer, en de opgenomen jongens
" hier voor het merendeel gratis vertoeven of tegen een heel matig
" pensiongeld, zou ik dit werk niet hebben kunnen voortzetten zon-
" der de materiële en persoonlijke hulp van anderen.
"
Vier voldoende ontwikkelde jonge mannen zijn mij te hulp
" gekomen en hebben gratis de taak op zich genomen van leraar in
" de verschillende klassen.
"
Hun namen zijn:
"
Pr. Giovanni-Battista Francesia, zoon van Giacomo in San
" Giorgio voor de vijfde klas gymnasium.
"
De clericus Francesco Cerruti, zoon van wijlen Luigi uit
" Saluggia, tweedejaars student in de theologie, voor de vierde
" klas gymnasium.
"
De clericus Celestïno Durando, zoon van Francesco uit Fa-
" rigliano, vierde jaarsstudent in de theologie, die als plaatsver-
" vangend leraar optreedt in de vijfde en als vast leraar in de der-
" de klas gymnasium.

26.3 Page 253

▲back to top
- VII/248 -
"
De clericus Giovanni Battista Anfossi, zoon van wijlen Luigi
" uit Vigone, vierde jaarsstudent in de theologie, die optreedt als
" plaatsvervanger in de vierde klas gymnasium en als leraar in de
" tweede klas.
"
De bereikte resultaten zijn zoveel als men maar verlangen
" kan, voldoeninggevend gebleken. Hun inzet en hun ijver waren
" steeds prijzenswaardig. Terwijl deze verdienstelijke leraren hun
" plichten als zodanig vervulden, vonden zij niettemin de mogelijk-
" heid om de colleges in de Griekse, Latijnse en Italiaanse lette-
" ren te volgen aan onze Koninklijke Universiteit.
"
De lesrooster van onze scholen is steeds in overeenstemming
" geweest met de regeringsvoorschriften, en steeds ook werd het pro-
" gramma gevolgd, zoals door het ministerie voor de gymnasia is af-
" gekondigd. De koninklijke schoolopzieners, de inspecteurs en ande-
" re vooraanstaande leraren waren herhaaldelijk zo goed een bezoek
" te brengen aan onze klassen en toonden zich er steeds voldaan
" over.
"
Zijne Excellentie de Minister van Openbaar Onderwijs heeft
" eveneens steeds welwillend deze poging om het middelbaar onderwijs
" te verbreiden gadegeslagen, een onderwijs dat bestemd is voor de
" minder bemiddelde jongens, doch die uitmunten door een goed ver-
" stand en door deugd. Verscheidene malen heeft hij woorden van aan-
" moediging gericht tot mij en de leraren van de klassen, ook ruime
" geldelijke toelagen verstrekt, en dikwijls welwillende brieven ge-
" schreven, waarin hij zich bereid verklaart deze scholen te begun-
" stigen met alle middelen waarover hij beschikt. Maar dezelfde heer
" minister heeft er meermalen bij mij op aangedrongen middelen te
" beramen om de klassen bevoegde leraren te verschaffen, opdat, naar
" hij zei, zijn ministerie op regelmatiger wijze materiële en morele
" steun zou kunnen verlenen.
"
Om tegemoet te komen aan genoemd verlangen van de heer mi-
" nister, dat wil zeggen bevoegde onderwijskrachten te hebben, werd
" er al voor gezorgd dat in al de lagere klassen bevoegde leerkrach-
" ten aanwezig waren, dank zij de examens die door enkele jongens
" van ons huis zelf werden afgelegd; een deel daarvan is onderwijzer
" in andere dorpen, en een deel is als gediplomeerd onderwijzer gra-
" tis werkzaam ten behoeve van de arme jongens die deze scholen be-
" zoeken. Blijft nog het voorstel van de heer minister te vervullen
" met betrekking tot de klassen van het gymnasium; en juist daarom
" doe ik het nederige verzoek om bovengenoemde welwillende leer-
" krachten, die met indirecte goedkeuring van het ministerie hun
" werk verrichten, als volwaardige leerkrachten te beschouwen en het
" hun toe te staan zich aan te bieden voor het examen in de Schone
" Letteren aan de Koninklijke Universiteit.
"
Zij hebben op normale wijze hun gymnasiale en universitai-
" re studies verricht en naar het oordeel van hun professoren zou-
" den zij in staat zijn het examen af te leggen waarvoor zij vragen
" te worden toegelaten.
"
Dat is de gunst waarom ik Uwe Excellentie verzoek, een
" gunst die een daadwerkelijke aanmoediging zal zijn en in zekere
" zin een beloning voor deze opofferingsgezinde leerkrachten, en -
" tegelijker tijd

26.4 Page 254

▲back to top
- VII/249 -
" een nieuwe weldaad, die met dankbaarheid door ons huis in herinne-
" ring zal gehouden worden, dat enkel door particuliere middelen
" wordt gesteund evenals door de openbare weldadigheid.
"
God moge overvloedig Uwe Excellentie zegenen evenals al
" degenen die zich belasten met de opvoeding en onderrichting van de
" jeugd,terwijl ik het mij tot een eer reken mij met gevoelens van
" de grootste dankbaarheid te noemen,
"
Van Uwe Excellentie,
"
de onderdanigste dienaar,
" Turijn, 11 november 1862
Pr. Bosco Giovanni
Hij ontving geen antwoord op zijn brief. Toen probeerde hij een
audiëntie te verkrijgen bij de minister van Openbaar Onderwijs, prof.
Carlo Matteucci, senator, maar slaagde daar niet in.
Op een van die dagen hoorde men Don Bosco deze gerechtvaardigde
opmerking maken: "Het Oratorio van de H. Franciscus van Sales werd uit
stokslagen geboren, groeide onder stokslagen en onder stokslagen zet het
zijn leven voort." - En inderdaad, de mishandelingen en opstoppers die
de koster van de H. Franciscus van Assisi in Turijn een arme jongen had
toegediend, waren voor Don Bosco aanleiding geweest om te beginnen met
het werk van het Oratorio ten behoeve van de verlaten en in gevaar ver-
kerende jeugd. Terwijl dit werk zich, dank zij zijn moeiten en de lief-
dadigheid van de weldoeners, ontwikkelde, kwam er van particuliere zijde
of van de kant van overheidspersonen, bezwaar en bestrijding die zo ver
gingen dat de onderneming, zoals we al gezegd hebben, slechts op het
nippertje aan de ondergang ontkwam; en daarna ontbrak het na langere of
kortere tussenpozen niet aan aanvallen van andere, niet minder drieste
en machtige vijanden.
Don Bosco placht echter tot sommigen van de zijnen, die door zo-
veel moeilijkheden en achtervolgingen ontmoedigd raakten, te zeggen: -
"We hoeven er niet aan te twijfelen. Mijn ondervinding is dat, hoe min-
der steun er van de zijde van de mensen komt, des te meer God er de zij-
ne zal aan verlenen." - En bij andere gelegenheden zei hij: - "Temidden
van de ergste beproevingen is er groot vertrouwen op God nodig." - Heel
dikwijls riep hij uit: "Als het uw werk is, o Heer, zult u het ook steu-
nen. Als het mijn werk is, neem ik er genoegen mee dat het vergaat."
Intussen kondigde Rattazzi op 1 december voor de Kamer aan, dat
hij met het hele ministerie ontslag genomen had en dat dit door de ko-
ning was aanvaard. Deze riep voor de samenstelling van een nieuwe mi-
nisterraad Carlo Farini en Giuseppe Pasolini bij zich en op 8 december
was het nieuwe ministerie gevormd. Farini was voorzitter ervan, maar
zonder portefeuille. Senator prof. Micheli Amari had die van Openbaar
Onderwijs. Prof. Muratori, inspecteur van het onderwijs voor de provin-
cie Turijn, werd opgevolgd door Ridder Francesco Selmi, apotheker in
Modena, op aanraden van Carlo Farini, oud-dictator te Modena.

26.5 Page 255

▲back to top
- VII/250 -
De nieuwe koninklijke inspecteur, die eveneens met ridder Stefa-
no Gatti, een betreurenswaardige opvatting had van de ondernemingen van
Don Bosco, nam ogenblikkelijk de strijd op tegen het Oratorio en vroeg
aan Don Bosco de bevoegdheden van zijn leerkrachten. Deze zond hem hun
namen en voornamen, terwijl hij ten aanzien van hun bevoegdheid opmerkte
dat ze bezig waren die te verwerven, daar ze al de colleges volgden in
de Italiaanse, Latijnse en Griekse letteren aan de koninklijke universi-
teit van Turijn. Tegelijkertijd deed hij opmerken dat het scholen betrof
die uit weldadigheid en naastenliefde waren ontstaan ten behoeve van de
arme jongens; dat zij in de loop van vele jaren door de onderwijsautori-
teiten waren aanbevolen en aangemoedigd, zowel door de inspecteurs als
door de minister van Openbaar Onderwijs persoonlijk en dat deze volle
vrijheid gelaten hadden aan de leerkrachten zonder van hen een diploma
te vergen; hij haalde vervolgens een brief aan van minister Giovanni
Lanza van 20 april 1857, waarin gezegd werd dat - dit Ministerie met
alle mogelijke middelen wenste bij te dragen om deze scholen tot de
hoogste ontplooiing te brengen. - Na het aanvoeren van deze argumenten,
verzocht Don Bosco de inspecteurs vervolgens, voor dit onderwijs dezelf-
de leraren te willen toelaten, althans totdat zij de examens hadden af-
gelegd waartoe ze verlangden te worden toegelaten. Selmi luisterde ech-
ter niet naar redenen; hij toonde zich onvermurwbaar voor de smeekbeden,
wees verontwaardigd iedere bemiddeling van de hand, en stond erop dat
Don Bosco ofwel van dat jaar af voor gediplomeerde leraren moest zorgen
of de scholen sluiten.
Deze besloot echter bij Selmi te blijven aandringen. Hij had ge-
dacht: Als we ons gedurende een jaar van de dodelijke slag kunnen her-
stellen, zullen de tijd en de noodzaak ons wel het middel aan de hand
doen om de volgende af te weren.
Hij schreef echter niet meer en zond ook geen bemiddelaars meer,
doch bad enkel een Weesgegroet en liet zich persoonlijk bij de konink-
lijke inspecteur aandienen. Het was in de eerste dagen van december. Na-
dat hij verschillende uren in de wachtkamer had doorgebracht, werd Don
Bosco eindelijk bij hem toegelaten. Door geduldige navraag bij personen
die van de gang van zaken op de hoogte waren, zijn we bijzonderheden te
weten gekomen, die ons in staat stellen het voornaamste van het onder-
houd weer te geven.
Statig op een geweldige fauteuil gezeten, beval de inspecteur de
arme priester voor hem te komen staan, waarna hij als volgt begon:
- "Zo... Ik heb dus de eer voor me te zien een beroemde jezuïet,
zelfs de meester van de jezuïeten." - En daarmee wilde hij zeggen, dat
Don Bosco een vijand was van de moderne instellingen.
Na die inleidende woorden begon hij flink uit te pakken tegen de
priesters, de broeders, de paus en tegen Don Bosco, tegen zijn scholen
en tegen zijn boeken, en hij sprak daarbij zo scherp en in zulke termen
dat Job er het geduld bij verloren zou hebben. Don Bosco, die mogelijk
dacht aan de woorden van Jezus Christus, waarmee deze zijn getrouwen
aanspoorde zich ook te verheugen over de beledigingen die hun om zij-

26.6 Page 256

▲back to top
- VII/251 -
nentwil werden toegevoegd, liet heel deze storm van scheldwoorden over
zich heen gaan met een kalm gemoed en een vriendelijke glimlach om de
lippen. Die waardige houding van Don Bosco, zozeer in tegenstelling met
de zijne, werkte Selmi allerhevigst op de zenuwen en terwijl hij hem met
twee als kooltjes vuur gloeiende ogen aankeek, zei hij bijna razend:
"Wat? Ik zit hier te koken van woede en u staat me uit te
lachen?"
"Mijnheer de commandeur", antwoordde Don Bosco, "ik lach niet om
u, maar omdat u spreekt over dingen die mij niet aangaan."
"Hoezo? Bent u Don Bosco dan niet?"
"Jawel, dat ben ik."
"En bent u niet de directeur van de scholen van Valdocco?"
"Dat ben ik eveneens."
"Bent u niet Don Bosco, de beruchte jezuïet?"
"Ik begrijp u niet."
"Bent u dan misschien een imbeciel?"
"Ik laat het oordeel daarover graag aan u over. Als ik nu nog
dergelijke termen zou gebruiken, zou ik alle grond en reden daartoe bij
iemand vinden; maar mijn positie van eerzaam burger, de eerbied die ik
aan alle autoriteiten verschuldigd ben en de noodzaak om te zorgen voor
verscheidene honderden arme wezen gebieden mij te zwijgen, alles onver-
schillig over me heen te laten gaan en U, mijnheer, te verzoeken zo goed
te zijn naar me te luisteren."
Deze woorden, die een bewonderenswaardige geur van geduld en be-
minnelijkheid ademden, bedaarden min of meer het opgewonden gemoed van
de inspecteur die inschikkelijker werd en hernam:
"Wat zijn dat dan voor dingen, die scholen van u waar u gun-sten
voor vraagt?"
"Het zijn verzamelplaatsen van arme jongens, bijeengehaald uit
verschillende delen van Italië en ook van andere nationaliteiten, die
bezig zijn hetzij met studeren, of met het leren van een vak of hand-
werk, waarmee ze op zekere dag in staat zullen zijn eerlijk hun brood
te verdienen."
"Hebt u er veel?"
"De externen meegerekend heb ik er over de duizend."
"Alle duivels!... meer dan duizend!... En wie verschaft u het
geld om zoveel jongens op te nemen?"
"Ik word door niemand daarvoor betaald; ik verwacht mijn belo-
ning van God alleen, de rechtvaardige beloner van alle goede werken. Ik
beschik ook niet over een inkomen om die jongens te onderhouden en daar-

26.7 Page 257

▲back to top
- VII/252 -
om ben ik van de morgen tot de avond in de weer om voor hun levensonder-
houd en kleding te zorgen."
Bij die woorden verzocht de inspecteur, niet alleen steeds kalmer
maar zelfs beleefd wordend, Don Bosco plaats te nemen en hernam:
"Luister, mijnheer Bosco; ik dacht dat u een imbeciel was, maar
ik heb in de gaten dat ik mij vergist heb, want een imbeciel is vast
niet in staat om een dergelijke onderneming te leiden. Maar waarom ter
wereld toont u zich zo gekant tegen de regering en haar gezag?"
"Mijnheer de commandeur", ik zie me verplicht te protesteren
tegen die laatste bewering van uw kant. Ik woon nu al meer dan twintig
jaar in deze stad, en ik heb me altijd mogen verheugen in de gunst van
mijn stadsgenoten en van alle klassen van de burgerij en ook is me nog
nooit opstandigheid tegen het openbare gezag verweten. Daarvoor roep ik
mijn levenswandel, mijn woorden, mijn preken en mijn boeken tot getuige.
Zolang de revolutie zich niet had meester-gemaakt van mijn landgenoten
en de openbare ambten in hun handen bleven, is mijn werk steeds door
allen gewaardeerd; pas sinds vele ambten in vreemde handen zijn overge-
gaan - ik bedoel daarmee niet over u te spreken - werd ik het mikpunt
van boosaardige mensen. Deze lieden, die niet in staat waren zelf iets
te doen tegen de ongelukkige omstandigheden van de arme volksjongens,
maakten bezwaar tegen en bespotten degenen die wel voor hen zorgden; ze
zwoeren zelfs de ondergang van instellingen die ons moeite, inspanning
en zweet kostten. Bij deze woorden, die maar al te duidelijk waren om
verkeerd begrepen te worden, onderbrak de inspecteur, die juist een
vreemdeling was, Don Bosco en zei: - "Een ogenblikje, denkt u misschien
dat ik, als vreemdeling, een vijand van u ben?"
"Helemaal niet, mijnheer de commandeur, en juist daarom zonder
ik u uit. Ik bedoel bepaalde mensen, die het welzijn van hun medeburgers
opofferen door het verspreiden van leugens, met het doel vorderingen te
maken in hun ambt, of om meer geld te verdienen. Deze onwaardige mensen
zijn de ondergang van de burgermaatschappij."
Bij die woorden bemerkte Selmi dat Don Bosco bepaalde snaren begon
te bespelen, die hem niet aangenaam in de oren klonken; daarom probeerde
hij het gesprek een andere wending te geven en wachtte een gunstige
gelegenheid af om te zeggen:
"U spreekt goed; ik ben het in dat opzicht volkomen met u eens;
maar ik moet u eerlijk zeggen dat uw boeken me maar weinig kunnen beval-
len."
Zoals de lezer ziet hadden de boeken van Don Bosco hier niets mee
te maken en ze sloegen om zo te zeggen als een tang op een varken; maar
vertrouwend een beetje licht in de duisternis te kunnen brengen en zijn
gesprekspartner tot betere gedachten te brengen, liet hij het gesprek
niettemin op die manier een wending nemen en antwoordde: "Het spijt me
dat mijn armzalige geschriften er niet in mogen slagen uw goedkeuring
weg te dragen, maar als u zich wilt verwaardigen mij de gebreken ervan
te noemen, zal ik er bij de volgende druk zeker rekening mee houden."

26.8 Page 258

▲back to top
- VII/253 -
- "U bent toch de schrijver van de biografie van de jeugdige
Domenico Savio?"
- "Precies." –
- "Wel, dat boek is een en al fanatisme. Mijn zoon heeft het ge-
lezen en hij werd er zo getroffen, dat hij steeds maar vroeg naar Don
Bosco te mogen toegaan, zodat ik bijna vreesde dat hij niet wel bij zijn
hoofd was."
- "Dit zou kunnen betekenen dat de feiten die erin vermeld zijn,
duidelijk en op een aangename manier zijn uiteengezet, zodat zij gemak-
kelijk door jongens begrepen kunnen worden en bij hen in de smaak val-
len. Dat was ook juist mijn bedoeling. Maar wat de taal en de stijl be-
treft, hebt u in dat opzicht iets gevonden dat verbetering behoeft?"
- "Wat dat betreft, neen; er is me integendeel een zekere zui-
verheid en preciesheid van taalgebruik opgevallen en een gemakkelijke en
populaire stijl. Maar, het genoemde boekje buiten beschouwing gelaten,
dat toch maar gering van omvang is, kan ik uw Geschiedenis van Italië
toch niet zonder meer over het hoofd zien, want het komt in ieders han-
den. Om dit werk af te keuren zou voldoende zijn wat u schrijft over
Ferdinando Carlo III, de Hertog van Parma.(1) Van die schurk die aller-
lei dingen uitgespookt heeft, hebt u een held, een martelaar gemaakt.
Ik kan u wel vertellen dat er een paar duizend waren, die zich hadden
aangeboden en onder eed gebonden om hem te vermoorden, als de ander in
zijn opzet mislukt was.
(1) Tot beter begrip van zaken menen we er goed aan te doen hier weer te geven wat Don
Bosco schreef: - "Op de avond van 26 maart 1854, keerde deze vorst van de wandeling in
het koninklijk paleis terug. Op een hoek van de straat gekomen, bracht een onbekende van
middelmatige grootte en met lange haren, die daar op de loer stond, hem een steek in de
borst toe en sloeg op de vlucht, terwijl hij het wapen in de wonde liet zitten. De vorst
viel voor dood neer. Zijn adjudant tilde hem op en trok de dolk uit de wonde, en temid-
den van een menigte die was komen toelopen, werd hij naar het paleis gebracht. Men acht-
te de wonde dodelijk, en inderdaad bevond de vorst zich enkele uren later in onmiddel-
lijk levensgevaar. Eerder nog dan aan enige genezing dacht hij eraan, zich de beginselen
van de goede christen voor de geest te brengen en te zorgen voor de redding van zijn
ziel. Hij vroeg zelf om te mogen biechten en ontving de andere sacramenten tot grote
stichting van de aanwezigen. Toen hem gevraagd werd of hij de aanvaller niet had kunnen
herkennen, antwoordde hij: - "Het was geen Parmezaan; hij heeft me drie dagen lang
gevolgd; ik heb gezien hoe hij mij van voren, van achter en van opzij opnam; maar ik
vergeef hem van harte; en als hij gevonden mocht worden, wil ik niet dat hij een andere
straf krijgt dan verbanning. Als hij Gods wil verricht heeft, ontvang ik de dood als
boete voor mijn zonden." – Toen hij daarna hoorde dat er geen hoop op leven meer was,
riep hij al de leden en bedienden van het hof rond zijn bed, vroeg hun vergiffenis voor
zijn fouten en voor de ergernis die hij hun gegeven mocht hebben. Zijn kinderen beval
hij vervolgens aan, gehoorzaam te zijn aan de hertogin, hun moeder, en ook al hun plich-
ten te vervullen. Verschillende malen bad hij hardop het Onzevader, en sprak met diep
gevoel deze woorden uit: "Vergeef ons onze schulden, zoals wij aan anderen hun schuld
vergeven." Het kruisbeeld dat hij in de hand hield, kuste hij dikwijls met zoveel teke-
nen van christelijke vroomheid, dat al de aanwezigen er diep door bewogen werden. Zo
stierf een verraderlijk gewonde vorst in de bloei van zijn jonge leven, terwijl hij aan
zijn eigen moordenaar vergiffenis schonk. Drieëntwintig uur na de aanslag stierf hij, 31
jaar oud, en liet zijn eerstgeborene van 6 jaar achter onder de hoede van de hertogin
zijn vrouw. (Storia d’Italia van Don Bosco).

26.9 Page 259

▲back to top
- VII/254 -
- "Die laatste bijzonderheid was me niet bekend; maar zelfs als
ze me bekend geweest was, zou ik niet kunnen verzekeren dat ik er mel-
ding van gemaakt had, daar ik een samenvatting van de geschiedenis ge-
schreven heb ten gebruike van de jeugd, en daarom moest ik me binnen be-
paalde perken houden, en alleen die feiten kiezen, die tot moreel nut
konden strekken voor mijn lezers. Overigens heb ik van deze vorst geen
biografie geschreven, maar ik heb alleen melding gemaakt van zijn tragi-
sche dood, die de dood was van een goed christen; want hij stierf inder-
daad met berusting in de goddelijke wil, voorzien van de genademiddelen
van zijn godsdienst en schonk vergiffenis aan zijn moordenaar."
- "Genoeg, ik zou u toch aanraden die Geschiedenis te corrigeren
voordat u ze laat herdrukken."
- "Als u, mijnheer de Commandeur zo goed zou willen zijn om voor
mij op te schrijven of mij te laten opschrijven, welke veranderingen of
verbeteringen nodig zijn, geef ik u de verzekering dat ik daar zeer ze-
ker rekening mee zal houden voor de nieuwe druk."
- "Uw bereidwilligheid bevalt me; u schijnt niet koppig te zijn,
waar het uw ideeën betreft; ik mag dat wel. Maar laten we het nu over
iets anders hebben, en vertelt u me eens welke moeilijkheden u hebt met
uw scholen, en waarom het u moeilijk valt u te onderwerpen aan het gezag
op onderwijsgebied."
- "Dat valt me helemaal niet moeilijk; ik vraag alleen of u zo
goed wilt zijn toe te staan dat de leraren die er thans werkzaam zijn,
met hun onderwijs in de verschillende klassen kunnen doorgaan, waar ze
op het ogenblik dienst doen."
- "Welke leraren zijn dat?"
- "Dat zijn Francesia, Durando, Cerruti en Anfossi."
- "Door wie worden ze betaald?"
- "Ze worden door niemand betaald. Vroeger waren ze zelf leerlin-
gen van de inrichting, en nu kunnen ze tot hun genoegen hun eigen moei-
ten ten bate van anderen aanwenden, zoals anderen indertijd ten behoeve
van hen gedaan hebben."
- "Daarin zie ik geen enkele moeilijkheid. Als de zaak er zo voor
staat, vind ik het zonder meer goed. U moet me alleen een formeel ver-
zoek doen toekomen, met de namen van de leraren en de klas waarin ze les
geven, en dan zal ik zo spoedig mogelijk de vereiste goedkeuring ver-
schaffen."
- "Ik dank u van harte, mijnheer de Commandeur; voor die gunst
zal ik u steeds dankbaar zijn. Maar voor ik wegga, zou ik u om nog een
gunst willen verzoeken, en wel dat u zich zou verwaardigen mijn jongens
onder uw bescherming te nemen, en dat u ons de een of andere dag eens
met uw bezoek komt vereren. Ik ben er van overtuigd dat u, die zoveel
zorgen maakt voor alles wat de arme mensen betreft, erg tevreden zult
zijn als u daar een duizendtal van de meest behoeftigen onder het volk
bijeen zult zien."
Bij die woorden van Don Bosco werd Selmi tot in het diepst van
zijn gemoed getroffen. Hij keek hem met een blik vol blijdschap een en
zei:

26.10 Page 260

▲back to top
- VII/255 -
- "Mijn beste Don Bosco, u bent een engel op aarde. Ik geef u de
verzekering dat ik van nu af aan voor uw jongens alles zal doen wat in
mijn vermogen is, en zo gauw als het kan zal ik, samen met mijn gezin,
een vriendschappelijk bezoek in uw inrichting komen brengen. Ik hoop ook
dat onze gesprekken in de toekomst van andere aard zullen zijn, dan met
dit eerste aanvankelijk het geval was. Ik ben niettemin blij u gezien en
kennis met u gemaakt te hebben. We zijn het dus eens en ik hoop u weer
te zien."
Dit was, God zij dank, het einde van het bezoek dat aanvankelijk
verkeerd dreigde te zullen aflopen. Van die tijd af stond inspecteur
Selmi, die overtuigd was van het vele goede dat het Oratorio voor het
arme volk deed, steeds heel welwillend en binnen de perken van zijn ge-
zag allerlei gunsten toe.
Thuisgekomen zond Don Bosco hem direct het formele verzoek om
goedkeuring van de leraren, zoals ze waren overeengekomen.
"
Hooggeachte Heer inspecteur,
"
"
Eerbiedig breng ik te Uwer kennis dat ik, in het verlangen
" het middelbaar onderwijs te bevorderen onder de minder gegoede
" volksklasse, gymnasiale lessen begonnen ben voor de arme jongens
" die in dit huis opgenomen zijn met het doel om aan sommigen een
" vak of ambacht te leren, en anderen te laten studeren, om op een
" behoorlijke manier in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. In
" het verleden heeft het onderwijs zich steeds geschikt naar de pro-
" gramma’s en regels van overheidswege. Daar ik thans echter een re-
" gelmatige goedkeuring voor deze scholen zou wensen, richt ik tot
" U, hooggeachte heer inspecteur, het eerbiedige verzoek deze te
" willen erkennen als particuliere instelling in de zin van artikel
" 246 van de Wet op het Openbaar Onderwijs.
"
Het onderwijs zal de programma's en regels als door de re-
" gering voorgeschreven toepassen, in overeenstemming met het aange-
" haalde artikel, zoals tot heden, inderdaad reeds geschiedde.
"
Ten aanzien van de 1e gymnasiale klas zou ik voorstellen
" Vittorio Alasonatti, pr. bevoegd voor de 4de Latijnse volgens de
" oude benaming.
"
Voor rekenkunde Angelo Savio, pr. bevoegd onderwijzer voor
" de 4e klas lagere school.
"
Voor de tweede gymnasiumklas, de clericus Giovanni Anfossi.
"
Voor de derde gymnasiumklas, de clericus Celestino Durando.
"
Voor de vierde gymnasiumklas, de clericus Francesco Cerruti.
"
Voor de vijfde gymnasiumklas, Giovanni Francesia, pr.
"
Voor deze vier laatsten heb ik geen andere bevoegdheid dan
" de verklaring van hun leraren, daar zij buiten de school waar zij
" gedurende zes jaar in de respectieve klassen hebben onderwezen,
" thans ook de colleges Grieks en Latijn volgen aan onze Koninklij-
" ke Universiteit. Hun jeugdige leerlingen behalen opmerkelijke re-

27 Pages 261-270

▲back to top

27.1 Page 261

▲back to top
- VII/256 -
" sultaten. Geen van hen wordt gehonoreerd en al deze leraren wij-
" den hun moeite uit liefdadige overwegingen aan het onderwijs.
" Voor deze vier laatsten verzoek ik om een voorlopige vergunning,
" onder voorbehoud dat ik na een mij voorgeschreven tijd dezelfden
" of anderen zal kunnen voordragen voor alle door de wet vereiste
" voorwaarden.
"
De studies zullen onder leiding staan van de heer prof. in
" de retorica, Don Matteo Picco, zoals tot nu toe steeds het geval
" was.
"
Terloops moge ik hier opmerken dat dit gymnasium een soort
" van klein seminarie is, waar die jongens een middel vinden om hun
" studies te volbrengen, daar zij over voldoende verstand en deugd
" beschikken,maar verstoken of te beperkt van geldelijke middelen
" zijn.
"
In het volle vertrouwen dat mijn nederig verzoek in wel-
" willende overweging zal genomen worden, heb ik de eer mij te mogen
" noemen
"
van U, Hooggeachte,
"
de dw. dienaar,
" Turijn, 4 december 1862
Pr. Bosco Giovanni.
Alvorens echter de goedkeuring te verlenen, schreef de inspecteur,
mogelijk om zich volledig op de hoogte te stellen of om te laten blijken
dat hij zich niet bij de neus liet nemen, als volgt aan Don Bosco.
"
Turijn, 11 december 1862
"
"
Daar ondergetekende aan de secretaris van dit bureau, de
" heer doctor Camillo Vigna, de volmacht verleend heeft de lokalen
" te bezoeken van uw instituut waarvoor U goedkeuring verlangt, stel
" ik U daarvan op de hoogte opdat, wanneer hij op zekere dag erheen
" gaat en Uzelf afwezig mocht zijn, niets hem zal beletten de hem
" opgedragen functie te vervullen.
"
De Koninklijke inspecteur
"
F. Selmi.
Doctor Camillo Vigna kwam; hij was voldaan over de lokalen en over
het gedrag van de jongens; daarna verleende de inspecteur, dd. 21 decem-
ber, de beloofde vergunning, waardoor de scholen van het Oratorio dat
jaar voor alle aanvallen beveiligd waren.
De koninklijke inspecteur vroeg kort daarop een statistiek betref-
fende het gymnasium van het Oratorio, voor het schooljaar 1861-62; Don
Bosco zond hem die meteen toe.

27.2 Page 262

▲back to top
- VII/257 -
H O O F D S T U K XXXII.
De gekruisigde Jezus geeft prachtige lessen aan wie in staat is
ze te begrijpen: uit de smart alleen worden grote dingen geboren en ko-
men de sterke karakters voort als de bloemen tussen de doornen. Don Bos-
co had steeds de blik omhoog gericht op zijn goddelijk voorbeeld, be-
greep deze lessen en paste ze toe; hij leed en zwoegde bijna zijn hele
leven lang; in het lijden staalde hij zijn karakter, dat nooit afweek
van de weg die hem aangewezen was; daardoor was hij in staat grote en
wonderbaarlijke ondernemingen op touw te zetten. Het leed verdroeg hij
met onverstoorbare kalmte en met het geduld dat de smart in verdienste
en troost doet verkeren, omdat de mens zich daardoor voegt naar de wil
van God.
Voor deze stellige overtuiging vinden we mede een bewijs in die
laatste weken van het jaar 1862, dat zwakke zielen met een dodelijke
moedeloosheid zou getroffen hebben.
Merken we allereerst op dat Don Bosco de druk verzorgde van een
aflevering van de Letture Cattoliche bestemd voor de maanden januari en
februari 1863, waarvoor het zetwerk in het Oratorio was verricht. De ti-
tel ervan luidde: Historische aantekeningen over het leven van de Zali-
ge Caterina de Mattei, uit Racconigi van de orde der Penitenten van de
H. Dominicus, bezorgd door Bosco Giovanni pr.
Het is een wonderbaarlijke biografie, doorvlochten met feiten
van bovennatuurlijke aard. Don Bosco waarschuwde de lezer op dat gebied
in de volgende bewoordingen: "Wie dit leest, zal stellig dingen tegen-
komen, die in de levens van de heilige ongewoon zijn. Maar God manifes-
teert in de meest opzienbarende werken, die Hij in zijn dienaren ver-
richt, zijn oneindige heiligheid tot welzijn van het menselijke ge-
slacht...
... Door tussenkomst van deze zalige bewerkt Hij dat vooral in
deze tijden zijn gunsten verveelvoudigd worden, opdat de christelijke
vorsten de vrede onder hen bewaren, de ketterij worde uitgebannen, de
heilige katholieke Kerk van Jezus Christus triomfere, alle mensen van de
hele wereld zich eerbiedig verenigen rond de paus en er op aarde één
enkele schaapstal weze en één enkele herder."
Don Bosco beval zijn lezers vurige gebeden aan, goede werken,
veelvuldige H. Communie en een tedere devotie tot de H. Maagd Maria.
Allemaal middelen om God trouw te blijven. Hij merkte op: "Het leven van
de mens is kort, onze dagen gaan als een schaduw voorbij, als een golf,
als een bliksemstraal, allemaal dingen die nooit wederkeren. Och, laten
we dan de dagen niet nutteloos voorbijgaan, die God ons schenkt om ons

27.3 Page 263

▲back to top
- VII/258 -
eeuwige verdiensten te verwerven; laten we het goede doen terwijl we nog
in de tijd leven."
Don Bosco had een grote devotie tot de H. Caterina en begaf zich
naar Caramagna om haar te vereren in de vertrekken, waar ze zoveel jaren
had geleefd en waarin ze gestorven was, en waar men in een kostbare re-
liekhouder een van haar armen bewaart. In de Armonia van 28 januari 1863
verscheen over deze aflevering een lovende bespreking.(1)
Intussen was de noveen begonnen die voorafging aan het feest der
Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria en Don Bosco, die zijn
leerlingen had aangespoord deze heel godvruchtig te vieren, schreef de
fioretti uit, die gedurende die dagen beoefend werden. Iedere avond werd
er een van behandeld en verklaard, nu eens door hem zelf dan weer, als
hij verhinderd was, door Don Michele Rua.
Het handschrift van Don Bosco luidde:
"
Negen bewaarders van de heilige deugd van zuiverheid
"
" 1° De ledigheid vermijden.
" 2° Slechte kameraden vluchten.
" 3° Omgang met goede kameraden.
" 4° Veelvuldig biechten.
" 5° Veelvuldige communie.
" 6° Dikwijls zijn toevlucht nemen tot Maria.
" 7° Behoorlijk de Heilige Mis horen.
" 8° Fouten uit vroegere biechten nagaan.
" 9° Kleine maar veelvuldige verstervingen ter ere van Maria.
De grootste en machtigste behoeder van de zuiverheid is de gedachte aan
de tegenwoordigheid van God.
(1) "Zeggen dat dit werkje geschreven is op een manier dat men zich ermee gelukkig
kan prijzen zowel voor wat de godsvrucht als de wetenschap betreft, is niets anders dan
de waarheid onder woorden brengen. Maar dat is nog niet genoeg, We moeten er nog aan
toevoegen dat deze historische aantekeningen verzameld en geordend zijn door de priester
Giovanni Bosco en daardoor zijn we er zeker van aan dit werk de hoogste lof gebracht te
hebben, omdat wat er uit de pen van deze voortreffelijke man Gods vloeit, niet alleen
goed geschreven is, maar zo goed geschreven dat het zelfs door de meest kieskeurigen
gelezen zal worden. Wij twijfelen er dan ook niet aan dat dit leven van onze medebur-
geres, de Zalige Caterina de Mattei, met veel genoegen en voordeel zal gelezen worden
door onze abonnees. Toch willen we het in het bijzonder aanbevelen aan de christelijke
vrouwelijke jeugd, overtuigd als we zijn, haar zodoende een voorbeeld ter hand te stel-
len, dat zij des te gemakkelijker zal kunnen navolgen, wijl zij er zich mee verbonden
kunnen voelen door de banden van dezelfde nationaliteit en, zouden we kunnen zeggen: ook
die van de medeburgerschap.

27.4 Page 264

▲back to top
- VII/259 -
Aan Onze-Lieve-Vrouw waren de gebeden en de wensen van haar goe-
de kinderen aangenaam en op verschillende manieren verwijderde zij tij-
dens al de novenen, diegenen uit het Oratorio, die haar bescherming niet
verdienden.
Dat was in deze periode ook het geval met een ongelukkige die met
een van spijt en wroeging vervuld gemoed er toch niet toe kon besluiten
zich te beteren. Don Domenico Belmonte vertelde ons, dat toen hij nog
student was, een jongen van zijn klas die Ton... heette en zich bijzon-
der slecht gedroeg, nooit had willen gaan biechten. Steeds ging hij Don
Bosco uit de weg, en vergeefs probeerden goede kameraden hem met de
overste in aanraking te brengen. Op een avond deed hij Belmonte een be-
kentenis: - "Moet je horen, ik moet je in vertrouwen iets vertellen, dat
me al verscheidene nachten is overkomen. Op een bepaald ogenblik is het
alsof een hand mijn dekens grijpt en ze tot aan het voeteinde van het
bed wegtrekt. Terwijl ik dan wakker word, probeer ik vergeefs ze weer op
hun plaats te leggen. Ze worden dan weer langzaam van me afgetrokken. Ik
ben zo bang, dat ik het je niet kan vertellen.
"Dat zul je dromen, je verbeelden", antwoordde Belmonte.
"Dromen? Ik ben dan zo wakker als op het ogenblik. Kijk! Ik heb
niet alleen geprobeerd met mijn handen tegenstand te bieden, maar ik
neem de rand van de deken ook tussen mijn tanden. Maar alles is verg-
geefs. De deken is aan de rand helemaal kapot door het geweld van de
strijd."
Belmonte ging zich daarvan vergewissen en kwam tot de ontdekking
dat de deken inderdaad op die manier verscheurd was.
Toen vroeg Ton... hem: - "Je moet Don Bosco eens vragen wat de
oorzaak van dat verschijnsel is."
"Vraag jij dat zelf maar aan Don Bosco", antwoordde Belmonte.
-"Je weet wel, hij verlangt dat je met hem spreekt."
"Moet ik hem dat vragen? Hoe?... Maar wat zou het dan zijn?"
"Wel, de duivel!"
"Wat moet ik dan doen?"
"Eens goed biechten"! antwoordde Belmonte.
En de jongen verliet het Oratorio.
Het was de vierde dag van de noveen, toen alles samenspande om
Don Bosco te dwingen zijn gymnasium te sluiten. Hij had graaf Zaverio
Provana di Collegno beloofd, de volgende dag naar Cumiana te komen, op
het feest van de apostel van India. Daar hij echter onder zulke kritie-
ke omstandigheden moeilijk Turijn kon verlaten, schreef hij hem een
brief. Daaruit spreekt duidelijk al zijn gemoedsrust.

27.5 Page 265

▲back to top
- VII/260 -
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Ridder Oreglia, mijn bevoorrechte vertegenwoordiger, zal U
" de verschillende redenen meedelen die me beletten naar Cumiana te
" komen om de mooie dag van de H. Franciscus Xaverius mee te bele-
" ven.Doch heb geduld: ik hoop het goed te kunnen maken, zodra U
" met de familie in Turijn zult zijn.
"
Toch wil ik niet dat mijn besluit om in het Oratorio te
" blijven nutteloos voor U zou zijn; onze jongens hebben eveneens
" een grote devotie tot deze heilige, zodat er vanavond en morgen-
" vroeg druk gebiecht zal worden. De communies van morgenochtend,
" en de mis die ik met Gods hulp hoop op te dragen, zullen alle aan
" God worden opgedragen tot Uw intentie. Dat is de bescheiden rui-
" ker die ik en de jongens van dit huis U zullen aanbieden ter ere
" van Uw naamdag.
"
Ik voeg hierbij enkele prentjes die U naar goeddunken kunt
" uitdelen. Aanvaard, Heer Ridder, deze bescheiden tekenen van mijn
" genegenheid en dankbaarheid ten opzichte van U en heel Uw gezin,
" en terwijl ik uw ruime zegeningen van de hemel toewens, heb ik
" de eer vol eerbied te verblijven.
"
van U, dierbare,
"
de zeer genegen dienaar en vriend,
"
Bosco Giovanni, pr.
Toen de storm betreffende de school geluwd was, zette de heilige
Maagd het uitdelen van haar genade voort met nieuwe ingevingen voor een
onsterfelijk werk. Don Paolo Albera vertelt ons daarover het volgende.
"Op een avond in december, misschien was het de 6de, toen Don Bosco rond
elf uur 's avonds klaar was met biechthoren van de jongens, ging hij het
avondeten gebruiken in de refter in de buurt van de keuken. Don Bosco
was in gedachten verzonken. De clericus Albera was alleen bij hem, toen
Don Bosco plots het woord nam. Ik heb nu zoveel biecht gehoord en ik
weet werkelijk bijna niet wat ik gezegd of gedaan heb, zozeer werd ik in
beslag genomen door een idee, die me zo afleidde dat ik er haast buiten
mezelf van raakte. Ik dacht: onze kerk is veel te klein. Ze kan niet al-
le jongens bevatten of ze moeten dicht op elkaar gepakt staan. Daarom
moeten we een mooiere en grotere bouwen, dat zou prachtig zijn. We zul-
len haar de titel geven van: kerk van Maria, Hulp der Christenen. Ik be-
zit geen stuiver, ik weet niet waar ik het geld vandaan moet halen, maar
dat is van geen belang. Als God het wil, zal het gebeuren. Ik zal het
proberen en als het niet gaat, laat de schande van de nederlaag dan maar
helemaal over het hoofd van Don Bosco komen. De mensen zullen alleen
zeggen: Coepit aedificare et non_potuit consummare."
De clericus Albera hield de vertrouwelijke mededeling voor zich,
maar korte tijd later, in 1863, zei Don Alasonatti, voor wie hij als se-
cretaris werkte, tegen hem: - "Weet je! Don Bosco heeft me toevertrouwd,
dat hij een grote kerk wil bouwen. Hij is nu al aan de voorbereidingen
daartoe begonnen. Hier is een subsidieaanvraag ervoor aan de Grootmees-
ter der orde van de heiligen Maurizio en Lazzaro. Wil je die even kopië-
ren?"

27.6 Page 266

▲back to top
- VII/261 -
Hij deelde zijn plan eveneens mee aan Don Giovanni Cagliero, die
erover opmerkte: "In 1862 zei Don Bosco tegen me, dat hij erover dacht
een hele grote en de heilige Maagd waardige kerk te bouwen." - Tot nu
toe, zo vervolgde hij, hebben we het feest van de Onbevlekte Ontvangenis
met veel pracht en praal gevierd, en op die dag zijn ook de eerste werk-
zaamheden van onze zondagsoratoria begonnen. Maar de heilige Maagd
wenst, dat we haar zullen vereren onder de naam van Maria, Hulp der
Christenen. Het is in zulke betreurenswaardige tijden dat we er werke-
lijk behoefte aan hebben, dat de allerheiligste Maagd ons helpt het
christelijk geloof te bewaren en te verdedigen. En weet je waarom ook
nog?
"Ik denk", antwoordde ik, "dat het de Moederkerk zal zijn van
onze toekomstige congregatie, en het centrum van waaruit al onze andere
instellingen zullen uitgaan voor het welzijn van de jeugd."
"Dat heb je goed geraden", antwoordde hij: "Maria is de grond-
legster en zal de instandhoudster zijn van onze ondernemingen."
Het feest van de Onbevlekte Ontvangenis werd in het Oratorio met
grote blijdschap gevierd, vooral omdat de moeilijkheden op schoolgebied
dat jaar uit de weg geruimd waren. "Op de avond van die dag, schrijft
Don Bonetti in zijn kroniek, toen Don Bosco zich met enkele van zijn
jongens alleen bevond, kwam het gesprek op verschillende dingen die het
Oratorio betroffen. Dient opgemerkt dat, vanaf het begin van de stich-
ting, Don Bosco op de dag der Onbevlekte Ontvangenis, steeds ieder jaar
een bijzondere conferentie voor zijn medehelpers hield. Toen het gesprek
kwam op het college dat het volgende jaar in Mirabello zou geopend wor-
den, si Deus dederit, vroeg de clericus Provera hem of hij al niet en-
kele externe verdienstelijke personen op het oog had, die hij aan zijn
medehelpers en aan de congregatie zou toevoegen. Don Bosco antwoordde
dat de Heer alles bewerkt had met behulp van de jongens die leerlingen
van het Oratorio waren geweest en intussen vertelde hij ons (en we heb-
ben dat indertijd al uitvoerig beschreven), dat hij, toen hij nog in het
Rifugio was, een huis gezien had dat op dezelfde manier gebouwd was als
het huidige, en waarop met grote letters geschreven stond: "Hic nomen
meum. Hinc inde exibit gloria mea".
"Toen we hem vroegen van wie deze woorden waren, antwoordde hij
dat ze van de Heer waren, en dat hij ze al boven dit huis zou hebben la-
ten aanbrengen, als het niet was om niemand de gelegenheid te geven ons
van hoogmoed te betichten. Uit die woorden was die volharding voortgeko-
men, die hij stijfkoppigheid noemde, hoewel hij daarvoor door allen,
zelfs door de intiemste vrienden, verlaten en voor de gek gehouden was,
en hij ze toch niet prijsgaf. Ten slotte had de Heer hem dit vooruit ge-
ziene huis mogelijk gemaakt, dat er thans nog is.
"Hij vertelde ons ook van de voortdurende bestrijdingen; hoe de-
zelfden die eens zijn medehelpers geweest waren bij het verzamelen van
de jongens, naderhand al het mogelijke deden om hen van hem verwijderd
te houden; hoe ze daarin geslaagd waren, zodat van 500 en meer jongens
die hij op zon- en feestdagen had, er niet meer dan zeven of acht waren
overgebleven. Die bestrijdingen waren in 1848 begonnen, toen Don Bosco

27.7 Page 267

▲back to top
- VII/262 -
tot geen prijs met zijn jongens wilde deelnemen aan bepaalde zogenaamde
nationale feestelijkheden.
"Toen in die tijd een van zijn medehelpers met de jongens van
het Oratorio van Porta Nuovo naar zulke feestelijkheden gegaan was, had
Don Bosco hem te verstaan gegeven, dat de kwestie een principekwestie
was, dat men zich aan zijn bevelen moest houden, en dat hij geen behoef-
te meer had aan de hulp van iemand die deze op een dergelijke manier
overschreed. Vandaar de laster, vandaar ook alle mogelijke vormen van
beschimping naar aanleiding van zijn gedrag, waarvan de minst erge wel
was dat Don Bosco half gek zou zijn."
Heel vaak herhaalde Don Bosco dat de Heer alles zou verrichten
door middel van de jongens die in het Oratorio grootgebracht waren."
Hij was ook voortgegaan met zijn conferenties voor de medebroe-
ders van de vrome sociëteit. Don Paolo Albera herinnert er zich een uit
die tijd, die een geweldig effect gehad had onder de leden. Hij vertel-
de toen hij een droom gehad had, waarin hij het idee had dat hij omgeven
was door jongens en priesters. Toen hij hun had voorgesteld, zich op weg
te begeven en een hoge berg te beklimmen die niet ver daar vandaan was,
stemden allen toe. Op de top van die berg waren de tafels gedekt, voor
een kostelijk maal, dat zou worden opgeluisterd met muziek en prettige
feestelijkheid. Allen begaven zich dus op weg. Het was een steile en
vermoeiende klimpartij; ze ontmoetten op hun weg allerlei soorten hin-
dernissen waar ze soms maar moeilijk overheen kwamen en soms was het erg
lastig voor degenen die al moe waren, zodat ze op een bepaald punt allen
gingen zitten. Ook Don Bosco ging zitten; en nadat hij zijn metgezellen
had aangespoord goede moed te vatten en de beklimming voort te zetten,
stond hij op en zette de tocht met versnelde pas voort. Maar op een be-
paald punt keerde hij zich om, om naar degenen die hem volgden te kij-
ken; maar hij zag dat allen waren teruggekeerd en hij alleen achterge-
bleven was. Direct daalde hij de berg af en ging op zoek naar andere
metgezellen; hij vond er, leidde hen weer naar die heel steile hoogte en
weer verdwenen ze allemaal.
- "Toen", zo vervolgde Don Bosco, "dacht ik: maar ook ik moet
daar boven aankomen en wel niet alleen, maar vergezeld van vele ande-
ren... Dat is mijn doel... dat is mijn zending... En hoe moet ik die
vervullen?... Let op! De eersten waren inderhaast bij elkaar gegaarde
volgelingen, braaf en van goede wil, maar niet beproefd en niet bezield
met mijn geest, niet bekwaam om de steile hellingen baas te worden en
zonder bijzondere banden onder elkaar, tussen hen en mij... Dat is,
waarom ze me in de steek gelaten hebben... Maar ik zal de schade wel
weer goedmaken. Mijn teleurstelling was te bitter... Ik zie al wat ik
doen moet... Ik kan alleen rekenen op degenen die ikzelf heb gevormd...
Daarom zal ik naar de voet van de berg terugkeren, veel jongens verzame-
len, mij door hen bemind weten te maken, hen leren moedig beproevingen
en offers te dragen... ze zullen me graag gehoorzamen... en samen zullen
we de berg van de Heer beklimmen."
Dan richtte hij zich tot allen om hem heen en zei hun dat hij op

27.8 Page 268

▲back to top
- VII/263 -
hen zijn vertrouwen gesteld had; en een hele tijd lang moedigde hij hen
met warme stem aan trouw te blijven aan hun roeping, met het oog op de
on-telbare genaden die de heilige Maagd hun geschonken had en de zekere
beloning die de Heer voor hen bereid hield.
Onder de velen die toen met heilige geestdrift de oproep van Don
Bosco beantwoord hadden, bevond zich de diaken Giuseppe Bongiovanni, de
bevorderaar van de compagnie van de Onbevlekte Ontvangenis, de stichter
en leider van de compagnie van het H. Sacrament en van de kleine clerus;
kort daarop zou hij de priesterwijding ontvangen op 20 december. In dat
jaar was er voor Don Bongiovanni en voor de andere clerici een vertra-
ging opgetreden vanwege het ministerie van Eredienst met betrekking tot
het verlenen van het koninklijke placet, en Don Bosco schreef daarover
aan kanunnik Vogliotti:
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Vanmorgen ben ik naar het ministerie van Justitie gegaan
" om te vernemen of er al van gedachte gewisseld is over de pause-
" lijke rescripten van de wijdelingen; vanavond heb ik antwoord
" gekregen.
"
Thans is me meegedeeld dat er voor niemand moeilijkheden
" waren; en daar men het betrokken koninklijke decreet nog niet ge-
" reed heeft kunnen maken, zal men morgen (vrijdag) een uitvoerige
" brief doen toekomen aan Mgr. de vicaris-generaal.
"
Het doet me genoegen U hiervan op de hoogte te kunnen
" stellen en ik verblijf inmiddels met gevoelens van hoogachting en
" dankbaarheid,
"
van U, Hooggeachte,
"
de dw. dienaar,
" Turijn, 11 december avond 1862.
Pr. Giovanni Bosco.

27.9 Page 269

▲back to top
- VII/264 -
H O O F D S T U K XXXIII.
In een ander deel hebben we al gezegd, hoezeer de twee gebroe-
ders, Don Giovanni en Giuseppe Bosco elkaar toegedaan waren. De jongens
van het Oratorio koesterden eveneens een grote genegenheid voor Giusep-
pe; of zij nu naar de Becchi gingen, of dat hij naar Turijn kwam, ze
waren altijd om hem heen. Ze wilden hem dingen horen vertellen over Don
Bosco en over zijn deugdzaamheid toen hij nog een jongen was; Giuseppe
van zijn kant wist honderden bijzonderheden te vertellen. Hij beschreef
hoe zijn broer nu eens de koeien naar de wei bracht, dan weer de grond
van de wijngaard omspitte en de wijnstokken snoeide; hoe hij hooide, het
koren maaide, de schoven maakte en bond, het graan op de dorsvloer dors-
te en wande; altijd en overal, zo voegde hij erbij, had hij een onaf-
scheidelijke kameraad bij zich: een boek. Of hij nu het vee naar de wei
bracht of er op paste, naar de akker ging of er vandaan kwam, te voet of
op een kar, men zag hem steeds studeren met een boek in de hand. Op de
uren dat de anderen een beetje rustten en iets gebruikten, deed hij
evenzo, maar in de ene hand had hij een broodje, terwijl de andere het
boek vasthield waarin hij las. Als de dag om was en hij thuis terugge-
keerd was en de inwendige mens wat versterkt had, ging hij, als iedereen
zich te ruste begaf, naar zijn kamertje, waar hij nog verscheidene uren
met studeren doorbracht. Een tijd lang ging hij vroeg in de morgen gauw
nog wat les nemen bij de kapelaan van Morialdo en maakte 's avonds zijn
huiswerk. Giuseppe vergat niet te spreken over de scholen van Castelnu-
ovo, het college en seminarie van Chieri, maar hij zweeg over de grote
opofferingen die hij zichzelf getroost had om Don Bosco in staat te
stellen priester te worden.
De leerlingen waren verzot op die steeds leerrijke geschiedenis-
sen, maar konden er slechts zelden van genieten, daar Giuseppe slechts
twee of drie maal per jaar naar het Oratorio kwam en slechts voor enke-
le dagen. Zijn werk bond hem aan Morialdo en vooral zijn zaken. In Cas-
telnuovo en omgeving was hij bekend als een man van zeldzame gaven,
deugdzaamheid en weergaloze edelmoedigheid. Vandaar dat men tot een
vriendschappelijk vergelijk kwam in de meest verwarde en ingewikkelde
geschillen, als men ze aan zijn oordeel onderwierp en allen legden zich
bij zijn beslissing neer. Als iemand last had met schulden, voldeed hij
als hij kon de schuldeiser; vandaar dat hij door allen bemind werd en de
reputatie genoot van een vertroostende engel in de gezinnen.
De christelijke opvoeding die hij van zijn moeder ontvangen had,
had in zijn hart de beminnelijkste deugden doen ontkiemen. Hij leefde
niet voor de dingen van de wereld, maar verlangde vurig naar de rijk-
dommen van het paradijs. Men kan zeggen dat hij zijn dood voorzien had.
Op een dag in november verscheen hij onverwacht in het Oratorio. Hij

27.10 Page 270

▲back to top
- VII/265 -
had in Turijn een kleine rekening te vereffenen en hij delgde ze inder-
daad; en dezelfde dag verlangde hij te biechten en de heilige Communie
te ontvangen.
- "Maar waarom", zei Don Bosco tegen hem, "ben je in dit seizoen
gekomen, waarin je anders toch niet gewoon bent thuis weg te gaan?"
- "Omdat", antwoordde Giuseppe, "ik er erg naar verlangde al
mijn schulden te vereffenen en om te biechten. Het is... het is... alsof
een stem me zegt haast te maken."
Don Bosco wilde hem een paar dagen bij zich houden, maar hij wil-
de beslist vertrekken. Maar korte tijd daarna keerde hij terug.
- Ben je alweer hier"? riep Don Bosco uit, meteen toen hij hem
zag; "is er thuis iets bijzonders?"
- "0 nee, maar ik ben gekomen, om je een raad te vragen. Je weet
dat ik garant gebleven ben voor die-en-die; maar nu ben ik gaan twijfe-
len. Zo lang als ik leef, zal ik me niet terugtrekken, ik ben bereid te
betalen en zal ook betalen, maar als ik nu sterf?"
- "Als je sterft, is alles afgelopen", merkte Don Bosco glimla-
chend op, "dan betaalt degene die achterblijft."
- "Maar ik zou niet willen dat de schuldeiser verlies zou moe-
ten lijden, nadat hij vertrouwen gesteld heeft in mijn woord."
- "In dat opzicht kun je gerust zijn. Als jij niet kan betalen,
zal ik als borg optreden."
- "Dank je, zo gaat het, nu maak ik me nergens meer zorg over."
Thuis teruggekeerd bracht hij al zijn zaken in orde, alsof hij
er zeker van was naar de eeuwigheid te moeten vertrekken. Hij was volko-
men gezond. Maar een paar weken later, was hij plots gedwongen het bed
te houden en binnen enkele uren lag hij op het uiterste. Zodra Don Bosco
op de avond van de 11e december het noodlottige nieuws vernam, bestelde
hij onmiddellijk een rijtuig en begaf zich naar de Becchi om zijn broer
bij te staan, vergezeld van de leerling Francesco Cuffia. Nauwelijks was
hij in de kamer van de zieke, of deze vroeg hem:
- "Don Bosco, wat breng je me uit Turijn?"
En hij antwoordde: "Ik breng je het rijk van God."
Hij stond hem tot de laatste ogenblikken bij en had de troost
hem al de genademiddelen van de godsdienst te kunnen toedienen. Rustig
als een heilige, ging Giuseppe uit de armen van zijn broer over in de
armen van God, op 12 december 1862.
Te Becchi bevindt zich nog zijn portret, getekend door Tomatis en
van een treffende gelijkenis.
Don Bosco zorgde vervolgens voor de kinderen van de oudste zoon van
Giuseppe en liet hen in zijn colleges en opvoedingsinstituten onderwijs

28 Pages 271-280

▲back to top

28.1 Page 271

▲back to top
- VII/266 -
en opvoeding geven die bij hun staat pasten; de zoon werd, evenals zijn
vader een goede boer; van de vijf dochters wijdden er drie zich aan de
dienst van de Heer bij de Dochters van Maria, Hulp der Christenen; één
trouwde en de vijfde stierf jong.
Het andere neefje, Luigi, dat in het Oratorio was opgevoed, was naar
het ouderlijke huis teruggestuurd om voor de akkers te zorgen; daar hij
zich niet wilde aanpassen aan dit vermoeiende leven en hij een bur-
gerbetrekking wenste, werd hij door zijn vader in een naburige stad op
studie gezonden en werd griffier van het kantongerecht.
Don Bosco liet nooit na hem goede raad te geven en enkele malen
gepaste vermaningen tot hem te richten, wanneer hij zag dat hij zich
niet als een behoorlijke christen gedroeg; maar hij wilde hem nooit
enige steun geven en beweerde dat hij daartoe de middelen niet bezat.
Teruggekeerd uit Castelnuovo zag Don Bosco dat de curie
voldaan had aan een verzoek dat veel voor hem betekende. De pastoor van
S. Simone en Giuda, onder wiens jurisdictie het Oratorio viel, had aan
de vicaris van het kapittel geschreven:
" De ondergetekende pastoor, heeft er geen enkele bezwaar tegen dat
" de kerkelijke overheid het goed oordeelt, aan het Oratorio van
" Valdocco, onder de titel van de H. Franciscus van Sales, de be-
" voegdheid te verlenen om het H. Oliesel te bewaren en toe te die-
" nen; hij zou alleen wensen aan de gevraagde gunst de volgende
" voorwaarden te verbinden:
" 1. de bevoegdheid worde alleen verleend voor het gebruik binnen
"
de inrichting, zulks om misbruik te voorkomen.
" 2. Het Oratorio dient zich van H. Olie te voorzien in de Goede
"
Week in de parochiekerk, zulks ten teken van afhankelijkheid;
" 3. Het Oratorio wordt verplicht de pastoor van de parochie te
"
waarschuwen , indien er in hetzelve iemand ziek is, zulks ter
"
uitvoering van de parochiële rechten en verplichtingen.
" Schrijver dezes voegt zich overigens in alles naar de wijze en
" ijverige beschikkingen van de Hoogeerwaarde Vicaris-generaal van
" het kapittel.
"
"Borgo Dora, 13 december 1862
Gattino, pastoor
Deze vergunning, die het karakter van een privilege droeg, dat nooit
zou worden herroepen, ontlastte Don Bosco van een grote zorg, vooral in
dringende gevallen. Het grote en steeds groeiende aantal leerlingen
maakte het Oratorio nagenoeg tot een parochie.
Intussen was de noveen van Kerstmis begonnen, die op de 21ste, de
vierde zondag van de advent, opgeluisterd zou worden met de eerste mis
van Don Giuseppe Bongiovanni. De zekerheid die Don Bosco had over de

28.2 Page 272

▲back to top
- VII/267 -
volharding in de congregatie van deze voortreffelijke zoon, was hem een
troost voor de geringe mate, waarmee twee andere clerici aan zijn gene-
genheid en opofferingen voor hun welzijn beantwoordden. Deze gedachte
inspireerde wellicht tot de dialoog tussen Don Bosco en een van zijn
salesianen, die er ons een schriftelijke weergave van schonk. Mgr.
Cagliero die erbij tegenwoordig was, gaf ons de verzekering van de nauw-
keurigheid van dat relaas en Don Paolo Albera bevestigde ons de verwe-
zenlijking van wat Don Bosco verklaarde.
We schrijven dit relaas over. "Veelvuldig zijn de feiten die ons
verzekeren dat Don Bosco begiftigd was met een profetische geest, vooral
voor dat wat in verband staat met geestelijke zaken, of voor werkelijk
tijdelijke dingen die met geestelijke verbonden worden. Op 19 december
1862 bevonden we ons aan tafel en ik zei tegen hem: "We hebben de cle-
ricus Da... die goed verzorgd word."
"Daar weet ik niets van"! antwoordde Don Bosco.
"De dokter die hem in Bra bezocht heeft, waar hij in het semi-
narie is, vertelde me dat hij bedreigd wordt door een zweer in de mond,
en dat hij daarom nu naar Turijn gekomen is om met een paar tandheelkun-
digen te overleggen, omdat de bron van het kwaad in een holle kies
schijnt te schuilen."
"Zei de dokter niets anders?"
"Hij zei me alleen dat hij hem naar de kapucijnen del Monte ge-
stuurd heeft. Denkt u dat die kwaal zal verergeren?"
"Zeker. Da... wil zijn eigen zin doen, maar hij zal niet ver-
krijgen wat hij wil."
"Zou u me dat nader kunnen verklaren?"
"Kent u de voorgeschiedenis?"
"Tamelijk vaag."
"Wel, kijk. Hij wilde tot de congregatie toetreden en ik liet
hem toe. Hij bleef totdat hij ingekleed werd. Ik had iemand voor hem ge-
vonden die hem onder zijn bescherming nam, zorgde voor al wat hij nodig
had aan kleren, boeken enzovoort en was bereid te zijner tijd het kerke-
lijk patrimonium voor hem te bekomen. Toen hij meende verzekerd te zijn
van al deze tijdelijke dingen, wilde hij uit de congregatie treden. Ik
kende de fout van de jongen; ik waarschuwde hem en liet hem waarschuwen
door verschillende van zijn kameraden en vooral door Don Cagliero die
erg bevriend met hem was. Ik zei hem dat de Heer hem in het tijdelijke
zou straffen, als hij in zijn fout volhardde. Maar hij bleef bij zijn
besluit en de Heer gaf hem een waarschuwing door een kliergezwel met
langdurige en pijnlijke ettering. Hij had er de hele herfst van 1861 van
te lijden en het bleef duren tot de winter van 1862. Ik herhaalde de
waarschuwingen en uiteindelijk vroeg hij me, ziende wat hij te doorstaan
had, of hij hem helemaal zou genezen als hij gehoor gaf aan mijn woor-
den. Ik nodigde hem uit de goedheid van de Heer te beproeven met deze

28.3 Page 273

▲back to top
- VII/268 -
raad: - "Begeef je op de weg waar de Heer je toe roept en ik beloof je
dat je binnen acht dagen volkomen genezen zult zijn van al de pijnen."
Hij gaf toe en verklaarde zich bereid mijn raad op te volgen en
hij was inderdaad binnen acht dagen genezen. Hij bleef een tijd lang
goed gezond en volhardde in zijn nieuwe voornemen; misschien doordat hij
zag hoe blakend gezond hij bleef, scheen hij zijn beloften te vergeten
en onttrok zich andermaal aan zijn verplichtingen. En plots trad het
kliergezwel voor de tweede keer op; het bleef hem last veroorzaken, ook
als hij thuis was of naar het seminarie in Bra ging, en vandaag ver-
neem ik dat hij door een zweer bedreigd wordt."
- "Arme kerel", zei ik, "God geve, dat het niet verkeerd afloopt."
- "Afgezien van zijn fout, is hij voor het overige een goede jon-
gen."
- "Maar wie weet, of de Heer er niet genoeg van krijgt en hem in
de steek laat, zodat het een slechte priester wordt!"
- "0, dat zal nooit gebeuren."
- "Zal hij dan het geestelijke kleed afleggen?"
- "Nee."
- "Zal hij sterven?"
- "Hij zal sterven voor hij het kan afleggen." En bij die woorden
knikte hij bevestigend met het hoofd.
Toen ik hem zo tot praten bereid zag, dacht ik eraan hem nog iets
anders te vragen; maar hij ging zelf verder: - "Spoedig zullen we een
vreselijk voorbeeld meemaken van een andere clericus waar het slecht mee
zal aflopen."
- "Mag ik weten wie dat is?"
- "0, die ander! Dat is de clericus Ca... Hij behoort ook tot de
congregatie en in de vorige vakantie, toen hij thuis was, liet ik hem
door Don Rua berichten dat hij voor afhandeling van zijn zaken zou zor-
gen, daar ik wist dat het hem niet langer genoegen deed in de congrega-
tie te blijven. Hij antwoordde me dat hij er zelfs heel blij om was en
dat hij op de ingeslagen weg wilde voortgaan. Ik liet hem komen; en hoe-
wel hij zich op het ogenblik heel slecht gedraagt, denkt hij dat niemand
weet wat er met hem aan de hand is en dat Don Bosco dat niet begrijpt."
- "Het spijt me", zei ik, "hij wordt misschien een slecht pries-
ter? Of zal hij zijn roeping verliezen? Zal hij een slechte leek worden?
Protestant worden?"
- "Het zal slecht aflopen"! besloot Don Bosco.
We willen hier opmerken dat deze tweede clericus door Don Bosco
uit het Oratorio weggezonden werd, daar hij gedurende zijn studie van de
filosofie niet meer te verdragen was. Hij werd op het seminarie aange-
nomen, priester gewijd, behaalde een graad in de theologie en ging ten-
slotte naar Noord-Amerika, zonder dat we nog enig bericht over hem be-

28.4 Page 274

▲back to top
- VII/269 -
zitten. Ten aanzien van de eerste clericus echter kunnen we vaststellen,
dat de voorspelling in vervulling ging. Hij behield het geestelijke
kleed, werd priester, leraar in de moraaltheologie, was een leidende fi-
guur in de zielzorg, leidde een heel vroom en onberispelijk leven, maar
had zijn tijdelijk kruis te dragen zoals voorzegd was, daar hij als
slachtoffer van de tuberculose op nog jeugdige leeftijd stierf.
Maar Don Bosco zou in die dagen nog wel andere voorspellingen doen.
Zo schrijft Gerolamo Suttil ons het volgende: "Op zaterdag 20 december
zei Don Bosco, na het gebruikelijke avondgebed, tot de jongens letter-
lijk dit: - "Voor Kerstmis zal een onder ons naar de hemel gaan." - De
ziekenafdeling was volkomen leeg en elk van ons dacht met een zekere on-
gerustheid aan zijn eigen lot. Zondag de 21ste ging voorbij zonder dat
er iets voorviel; de ziekenafdeling was nog steeds leeg; velen ging er
even kijken, om er zich van te vergewissen. 's Avonds werd in de toneel-
zaal het drama Cosimo II op bezoek in de gevangenis gespeeld. De 22ste
begon Giuseppe Blangino, een beste jongen van tien jaar, na de kerkdien-
sten voor de noveen van Kerstmis, zich niet goed te voelen en begaf zich
naar de ziekenafdeling. Binnen enkele uren begon de ziekte een ernstig
aanzien te krijgen en de dokter gaf alle hoop op."
Don Francesco Provera zet het verhaal schriftelijk voort.
"Op de avond van 23 december werd het heilige Viaticum naar de
jonge Blangino gebracht. Tegen tien uur was Don Bosco in de ziekenafde-
ling en sprak over het stervensgevaar waarin de kleine zieke zich be-
vond. Don Rua zei tegen hem: "Als Don Bosco wil dat ik hier de nacht
doorbreng, wil ik dat gaarne doen, voor het geval de jongen de troost-
middelen van de godsdienst zou nodig hebben."
- "Dat is niet nodig", antwoordde Don Bosco; "tot twee uur van-
nacht is er geen gevaar; gaat u maar rustig naar bed; maar zeg dat ze u
om twee uur komen roepen, want dan zal het nodig zijn."
"Inderdaad werd de jongen om twee uur het heilige oliesel toege-
diend; en om half drie al had hij zijn ziel aan God teruggegeven.
"Toen het dag geworden was, vertelde Don Bosco dat hij die nacht
gedroomd had dat de jongen sterven ging. Hij zei: "Ik droomde dat de
prefect Don Alasonatti, mijn moeder (die al zes jaar dood is), en ik
Blangino bijstonden. Don Alasonatti lag geknield te bidden. Mijn moeder
beredderde een en ander aan het bed, en ik zelf zat een eindje van het
bed vandaan. Mijn moeder naderde de jongen en zei: - "Hij is dood!"
"Is hij dood"? zei ik.
"Ja, hij is dood!"
"Kijkt u eens hoe laat het is?"
"Het zal gauw drie uur zijn."
De prefect riep uit: - "0, de Heer mocht geven, dat al onze jon-

28.5 Page 275

▲back to top
- VII/270 -
gens zo rustig mogen sterven."
Daarna werd ik wakker. Nauwelijks was ik ontwaakt, of ik hoorde
een hevige slag, alsof iemand met een bord tegen de muur sloeg. Ik riep
terstond uit: - "Nu gaat Blangino naar de eeuwigheid!" Ik opende de ogen
om te zien of het dag werd, maar het was donker. Toen bad ik het De Pro-
fundis, overtuigd dat de jongen dood was en terwijl ik nog bad sloeg het
halfdrie.(1)
In de Kerstnacht droeg een verblijdend aantal communies bij tot
verlichting van de ziel van de beminde gestorven jongen, en de jongens
drongen zoals in dergelijke gevallen meestal gebeurde, nog meer dan ooit
om Don Bosco heen.
"Op 28 december kwam een van hen naar hem toe en zei:
- "Geeft u me eens een goede raad."
- "Don Bosco glimlachte en antwoordde:
- "Wat voor een raad wil je?"
- "Geeft u me een goede raad voor mijn ziel!"
- "Wel, luister dan, jij verkeert al drie-en-een-half jaar in
staat van doodzonde."
- "Hoe is dat nu mogelijk! Ik ga toch steeds biechten bij Don Sa-
vio!"
- "En toch is het zo!" En hij onderhield hem over wel vijftig din-
gen die hij steeds in de biecht verzwegen had. Bij iedere zonde die Don
Bosco hem in herinnering bracht, antwoordde de jongen beschaamd: "Ja,
dat is zo, dat heb ik gedaan en ik heb het niet gebiecht." - Hij eindig-
de met te beloven dat hij alles zou biechten.
Aldus Don Provera Francesco.
Maar een nog veel opzienbarender geval viel op het einde van het
jaar 1862 voor, waarvan, evenals van de voorspelling betreffende Blangi-
no, het aantal getuigen over de zeshonderd was.
Er studeerde in het Oratorio een sterke en forse jongen van 16
jaar, Alberto C... uit ..., die zich op een slechte weg begeven had. Een
kameraad Felice G... geheten, zijn dorpsgenoot en medeleerling in het
Oratorio, was de oorzaak van zijn verdorvenheid. Zoals gewoonlijk in
dergelijke gevallen,
(1) In het Necrologie van het Oratorio staat te lezen: 1862. Nieuw voorschrift op het
bureau van de burgerlijke stand voor aangifte van overlijdens. Kantooruren van half
negen v.m. tot 4 uur n.m.
Twee volwassen getuigen moeten bij het verrichten van de aangifte de lijkbaar
vragen en tien lires betalen. Als het een begrafenis op kosten van de openbare lief-
dadigheid geldt, is het voldoende dat de overste de aangifte toezendt met de vereiste
ondertekende aanduidingen en door middel van een meerderjarige die als tweede getuige
geldt, met het verzoek om gratis over de lijkbaar te kunnen beschikken.
Aanduiding van de vader, de moeder en hun omstandigheden en woonplaats, geboorte-
datum, geboorteplaats en omstandigheden van de overledene.

28.6 Page 276

▲back to top
- VII/271
ontweek Alberto Don Bosco op alle mogelijke manieren. Deze liet hem ver-
schillende keren roepen om bij hem op zijn kamer te komen, maar hij wei-
gerde steeds. Tenslotte liep hij op zekere dag Don Bosco boven aan de
trap tegen het lijf, terwijl hij haastig naar beneden liep; vuurrood
probeerde hij de ontmoeting te vermijden, maar slaagde daar niet in. Don
Bosco had zijn hand gegrepen en zei tegen hem: "Alberto, waarom loop je
toch altijd weg als je me ziet? Arme jongen! Weglopen voor Don Bosco die
het alleen maar goed met je meent. Het is nodig dat jij gaat biechten en
dat je het zo gauw mogelijk doet." - Toen hij zag dat de ander niet ant-
woordde, vervolgde hij enigszins streng: - "Wil je niet? Er zal een tijd
komen waarop je me zult zoeken en me niet vinden... Denk er eens ernstig
over na."
Dat gebeurde in november.
Op de eerste maandag van december daarna, beklom Don Bosco de ka-
theder 's avonds na het avondgebed, en beval de jongens aan de oefening
van de goede dood goed te verrichten, daar een leerling uit het huis zal
sterven voordat deze oefening een volgende keer gehouden wordt. - "Hij
is hier onder jullie aanwezig", zei hij, "en hij mijdt me voortdurend;
hij blijft ver van mij weg. Ik heb geprobeerd hem te benaderen om met
hem over zijn ziel te spreken; maar ik ben er geen enkele keer in ge-
slaagd. En toch zal er een dag komen waarop hij me zal roepen en ik er
niet zal zijn. In de laatste ogenblikken zal hij Don Bosco zoeken en Don
Bosco zal er niet zijn. Hij zal vergeefs naar hem verlangen, omdat hij
op dat ogenblik ver weg zal zijn en hij zal sterven zonder hem gesproken
te hebben. Het zou zo nodig zijn hem te spreken om hem te helpen zich te
beteren in die korte tijd! Maar hij laat zich niet zien! Ik zal echter
een engelbewaarder op hem afsturen die hem bij me zal brengen; hij zal
hem naast zich hebben, zonder dat hij het merkt. Hij weet niet en wil er
niets van weten dat hij sterven gaat, maar het is zo besloten en er valt
niets aan te veranderen. We zullen hem voorbereiden, we zullen hem waar-
schuwen. Deze maand is het feest van de Onbevlekte Ontvangenis en het is
Kerstmis; dat zijn twee gelegenheden; en van de ene of de andere hopen
we dat hij gebruik zal maken om te besluiten een goede biecht te spre-
ken. Maar hij moet er wel om denken dat hij geen tijd meer zal hebben om
de oefening van een goede dood in de volgende maand nog mee te maken."
De volgende dag gonsde het Oratorio van deze voorspelling, die op
allen een diepe indruk gemaakt had. Intussen gaf Don Bosco aan de stu-
dent en ziekenverpleger Francesco Cuffia de opdracht zich voorzichtig te
bemoeien met Alberto om op hem te letten en te proberen hem tot een
veelvuldig gebruik van de sacramenten te brengen; ook om hem zo spoedig
mogelijk te doen biechten, daar hij er anders wellicht niet voldoende
tijd meer voor zou hebben. Cuffia begreep het geheim dat hem daarmee was
toevertrouwd, en deed zijn best zijn rol van engelbewaarder te vervul-
len, maar moest ervaren dat zijn raadgevingen en goedbedoelde aansporin-
gen in de wind geslagen werden.

28.7 Page 277

▲back to top
- VII/272 -
Ondanks de verschrikkelijke aankondiging ging Alberto rustig zijn
gang. Hij redeneerde aldus: - "Laat het waar zijn wat Don Bosco voor-
speld heeft: welnu, hij heeft gezegd dat degene die sterven moet door
iemand bij hem gebracht zal worden, en dat hij hem zou waarschuwen;
maar ik zal me niet laten verrassen, ik laat me niet overhalen en ik
laat me niet waarschuwen; dus ben ik niet degene die sterven moet."
Hij slaagde inderdaad in zijn noodlottig voornemen. Don Bosco kon
hem de hele maand lang niet te pakken krijgen; hij kreeg hem niet te
zien en kon geen woord tot hem richten. Het feest van de Onbevlekte Ont-
vangenis ging voorbij, Kerstmis ging voorbij en Alberto dacht er niet
over zijn leven te veranderen, noch te gaan biechten. De oefening voor
een goede dood zou volgens oud gebruik op de eerste dag van het jaar ge-
houden worden. Don Bosco was op zijn hoede; hij wachtte, als het niet
anders kon, op de gelegenheid om hem in de laatste ogenblikken te bena-
deren, toen hertogin di Montmorency, vooraanstaande weldoenster van het
Oratorio hem, om de pastoor van Borgo Cornalense een genoegen te doen,
waar zij eigendommen bezat en ook woonde, uitnodigde om daar het veer-
tigurengebed te leiden, dat plaatsvond op 31 december 1862 en op 1, 2 en
3 januari 1863. Het was een formele uitnodiging, maar betekende een be-
vel, daar deze dame een weigering niet zou dulden.
"Ziet u", zei Don Bosco tot haar, "dit keer kan ik werkelijk
niet; ik heb verschillende dringende zaken te behartigen... u moet het
me vergeven... Een andere keer zal ik met genoegen gehoorzamen, maar nu
zijn er onvoorziene omstandigheden..."
"Dan moet u wel bedenken", onderbrak de hertogin hem, "dat als
u weer eens bij me komt om steun voor uw jongens, ik ook zal antwoorden,
dat ik niet kan!"
Niettemin waagde Don Bosco het nog te antwoorden: - "Ik moet in
huis blijven voor de oefening van de goede dood. Er is een generale hei-
lige communie, ik moet biecht horen van al de jongens, als u zo goed
wilt zijn..."
"Nee, nee"! besloot de hertogin gebiedend.
Don Bosco boog het hoofd: - "Als het zo gesteld is, zal ik komen."
Op de morgen van woensdag de 31ste, liet Don Bosco ridder Oreglia
en Don Alasonatti bij zich komen, die van zijn vertrek naar Borgo wisten
en hij zei tot hen: - "Ik ga voor drie dagen op reis. Kan ik gaan? Is er
niemand in de ziekenafdeling?"
"Gaat u gerust. We hebben geen zieken. De afdeling is leeg."
Don Bosco vertrok.
Dat was dus woensdag 31 december. Alberto voelde zich opperbest,
hij was opgewekt. Terwijl hij op de slaapzaal was, ontving hij een brief
van een vriend, een seminarist, die het jaar daarvoor het Oratorio ver-
laten had. Hij heette Moisio en schreef: - "Leef je, of ben je dood? En
als je leeft, waarom heb je me dan zo lang op nieuws over je laten wach-

28.8 Page 278

▲back to top
- VII/273 -
ten?" Alberto las de brief voor aan zijn kameraden en zei: - "Ik ga hem
schrijven dat ik dood ben!"
En zo gebeurde het ook. Hij schreef en liet de brief naar de post
brengen. Al zijn kameraden lachten. Hij voelde zich heel rustig: na het
middageten gaat hij met de anderen wandelen, hij gaat avondmalen en gaat
naar de zangles. Daar hij aangewezen was om voor het vieruurtje van de
jongens te zorgen ging hij het brood halen. Het rook zo lekker vers, hij
proefde het en at er uitermate veel van met gezouten vis, waarop hij
flink wat water dronk. Men belt voor het avondgebed. Hij voegt zich bij
de andere, maar tegen het einde voelt hij zich zo misselijk worden dat
hij al zijn krachten verliest. Zijn makker Felice G... ondersteunt hem
en samen met een andere leerling brengen ze hem naar de ziekenzaal. Ze
leggen hem op het bed, en nauwelijks ligt hij daar of hij wordt overval-
len door hevige pijnen in zijn ingewanden en zijn hals zwelt dik op. Men
roept de dokter; die doet wat hij kan, maar de kwaal schrijdt met grote
stappen voort, zodat de dokter zelf vaststelt, dat er geen tijd meer te
verliezen valt om hem de sacramenten toe te dienen. De ziekenverpleger
waarschuwt terstond de zieke om zich voor te bereiden; de stakkerd die
zijn uiterste voelt naderen, spijt krijgt voor zijn tot nu toe gevolgde
gedrag en vraagt te kunnen biechten. Zal ik Don Alasonatti gaan roepen?
zegt deze die hem helpt. - "Nee", antwoordt Alberto, "ik wil Don Bosco
hebben!" - Enkelen gaan Don Bosco overal in huis zoeken, terwijl hij
steeds maar herhaalt: - "Ik wil Don Bosco, ik wil Don Bosco!"
Zijn ontsteltenis was groot toen men hem kwam zeggen, dat Don
Bosco buiten Turijn vertoefde. Hij slaakte een hartverscheurende kreet
van smart, barstte in snikken uit bij de herinnering aan wat Don Bosco
hem een maand tevoren voorspeld had. Hij riep uit: - "Ik ben verloren;
ik sterf en zal Don Bosco niet meer zien! Ik ben hem steeds ontweken,
ik had er zo een hekel aan met hem te spreken en nu straft God me!" -
Daarna vroeg hij om een andere priester.
Felice G. haastte zich toen Don Rua te gaan halen; deze kwam in
alle haast toegesneld en Alberto biechtte berouwvol bij hem. Ook Don
Alasonatti was gewaarschuwd en kwam naar de ziekenzaal.
Toen hij zijn geestelijke zaken in orde gemaakt had, wendde Al-
berto zich tot de beide oversten die naast zijn bed stonden en op
klaaglijke toon zei hij: - "Zeg aan Don Bosco dat ik berouwvol sterf.
Zeg hem dat ik zijn vergiffenis niet verdien, maar dat ik toch hoop dat
hij ze me schenkt, zoals ik ook hoop dat God barmhartig voor me zal
zijn. Ik sterf berouwvol! Laat allen mij vergeven..."
Tegen half twaalf werd hem de heilige Teerspijze gebracht, het
heilige Oliesel toegediend en de pauselijke zegen gegeven, die hij op
stichtende wijze ontving.
Zijn kameraad intussen, die zich eerst moeite gegeven had om deze
en gene te halen, was in de gang blijven staan en stak nu en dan het

28.9 Page 279

▲back to top
- VII/274 -
hoofd om de deur om te zien wat er gebeurde en hoe zijn kameraad het
maakte. Alberto zag hem en riep uit: - "Felice, kom hier!" - Felice kwam
binnen en ging aan het voeteinde van het bed staan. De stem van de ster-
vende klonk verwijtend en vervolgde: - "Het is jouw schuld als ik sterf
zonder Don Bosco te zien! Ik vergeef je, zoals ik hoop dat God mij ver-
geeft, omdat jij weet wie de oorzaak ervan was dat ik de verkeerde weg
op ging... Maar genoeg daarvan... Je zult mijn vader en moeder zien, en
zeg tegen hen dat ik berouwvol gestorven ben en dat ik in de hemel op
hen wacht; maar jij!... jij!... Het is jouw schuld dat Don Bosco me op
dit ogenblik niet troosten kan!"
Felice was bleek, uiterst bleek en kon geen woord uitbrengen.
Alberto stierf rond drie uur in de ochtend van 1 januari 1863. De-
zelfde dag ontving zijn vriend Moisio in Casale zijn brief waarin stond:
"Ik ben dood!"
Het lijk bleef 48 uren lang in huis. Op zaterdag om half vijf 's
middags moest de begrafenis plaatsvinden, maar Don Cagliero en Don Fran-
cesia verzochten de pastoor een uur eerder te komen, opdat Don Bosco,
als hij uit Borgo terugkeerde, op zijn weg niet die lijkkist zou ontmoe-
ten. Toen hij het Oratorio binnenkwam was er alles rustig.
Hij ging onmiddellijk biechthoren, daar de oefening voor een goe-
de dood tot zondag uitgesteld was in verband met de veertig uren in Bor-
go. Na het biechten ging hij naar boven naar zijn kamer waar men hem
zijn avondeten bracht. Hij werd van alles op de hoogte gebracht; hij was
diep bewogen, en de tranen sprongen hem in de ogen. Don Rua, ridder
Oreglia en anderen waren bij hem. Het was niet gemakkelijk hem te kalme-
ren. Ridder Oreglia zei tenslotte: "maar, als dergelijke sterfgevallen u
verdriet doen, wat zijn dan sterfgevallen die u troost kunnen geven? Hoe
moet een goed afsterven dan zijn, als dit u zoveel leed doet?" Na veel
heen en weer gepraat bedaarde Don Bosco.
Felice ging naar zijn huis; een tijdje later werd hij gewond door
een tegenstander en stierf terwijl hij vergiffenis schonk aan zijn aan-
valler en ook vergiffenis vroeg aan God. In een ontroerende brief aan
Don Bosco vroeg hij dat ook hij hem vergiffenis zou schenken.
Verslagen over de bovenomschreven gebeurtenissen schreven de ge-
tuigen: Mgr. Giovanni Cagliero, Don Michele Rua, Don Francesco Cerruti,
Don Francesco Dalmazzo en Pietro Enria.
Een ander wonderbaarlijke gebeurtenis die ongeveer in diezelfde
dagen plaatsvond, zette de kroon op het jaar 1862. Toen Don Bosco een
bezoek was gaan brengen aan markiezin di Sommariva op haar kasteel, werd
hem een kamer aangewezen om de nacht door te brengen. Rondom het venster
daarvan, klom aan de buitenkant een prachtige klimroos langs de buiten-
muur omhoog; die plant was in dat barre seizoen helemaal kaal en droog.

28.10 Page 280

▲back to top
- VII/275 -
Er was veel sneeuw gevallen. Maar de volgende morgen stond de roos in
bloei tot grote verwondering van de dorpsbewoners. De bediende die het
raam was gaan openzetten, terwijl Don Bosco de heilige Mis opdroeg,
haastte zich haar meesteres te gaan waarschuwen. Toen deze kwam toege-
sneld, zag ze de roos bloeien zoals men in jaren niet gezien had.
Wij hebben Don Bosco over die gebeurtenis nooit horen spreken. Al-
leen heel lang daarna liep er een verward gerucht over. Toen de man Gods
gestorven was, antwoordde gravin Carolina di Soresina Vidoni Soranzo die
op 19 april 1888 door Don Giovanni Garino ondervraagd werd over enkele
belangrijke en bekende feiten met betrekking tot Don Bosco, onder meer:
"Wat het wonder van de bloeiende rozenstruik aangaat, in december 1862,
als ik me niet vergis, of op zijn laatst in 1863, daarvan ben ik heel
zeker, dat werd me verteld door mijn overleden tante, markiezin Somma-
riva del Bosco, een allergeloofwaardigste vrouw.
Ook monseigneur Appollonio zaliger gedachtenis, bisschop van Tre-
viso, een vriend van de adellijke familie en van Don Bosco, vertelde aan
Don Tullio De Agostini, pastoor van S. Pietro te Padua, het feit van het
wonder van de rozenstruik. Hij was stellig overtuigd van de echtheid van
het wonder, als van iets dat niet aan twijfel onderhevig kan zijn.

29 Pages 281-290

▲back to top

29.1 Page 281

▲back to top
- VII/276 -
HOOFDSTUK
XXXIV.
Op 1 januari 1863 bestond de vrome sociëteit van de H. Francis-
cus van Sales uit negenendertig leden met inbegrip van Don Bosco. Het
grootste gedeelte ervan bestond uit clerici van wie er tweeëntwintig
door driejaarlijkse geloften aan God waren toegewijd. Daarbij kwamen
nog vijf geprofeste priesters en een ervan was slechts novice.
Don Bosco begon het nieuwe jaar met steun te vragen. De opbrengst
van de loterij, hoe aanzienlijk ook, kon op zichzelf niet voldoende zijn
om de kosten te betalen van het nieuwe gebouw langs de via della Giardi-
niera, om te voorzien in het onderhoud van zoveel opgenomen jongens en
om enkele grote plannen te verwezenlijken, waar hij sedert enige tijd
mee rondliep. Allereerst wendde hij zich tot vooraanstaande regerings-
personen en voerde voor elk, al naar hun positie, verschillende motieven
aan. Hij schreef dus op gezegeld papier van 22 centimes aan de minister
van Justitie en openbare Eredienst; en op gewoon papier aan de afzonder-
lijke prinsen van het koninkijk Huis, aan koning Vittorio Emanuele en
aan de abbé Camillo Peletta di Cortanzone, die het ambt van koninklijk
aalmoezenier vervulde.(1)
(1) Excellentie,
De priester Bosco Giovanni, brengt eerbiedig te Uwer kennis dat hij in ernstige
nood verkeert om te voorzien in de kosten van de huur, de herstellingen en de ere-
dienst, nodig voor het Oratorio van de H. Aloysius te Porta Nuova, van de H. Engelbe-
waarder in Vanchiglia en van de H. Franciscus van Sales te Valdocco, waar 's morgens en
's avonds op zon— en feestdagen kerkelijke diensten worden gehouden.
Daar ik niet weet tot wie me te wenden voor deze dringende behoeften en daar boven-
dien de drie respectieve kerken eveneens moeten voorzien worden van misgewaden en andere
voorwerpen die voor de dienst van het altaar nodig zijn, neemt ondergetekende eerbiedig
zijn toevlucht tot Uw bekende en beproefde welwillendheid met het verzoek, hem ten laste
van 's Rijks schatkist een door U te bepalen supplementaire subsidie te willen verlenen
voor deze kerken die volkomen van alle middelen verstoken zijn en alleen aangewezen zijn
op de weldadigheid.
In het volle vertrouwen in deze zin begunstigd te worden, roep ik alle goeds van de
hemel af over U en over allen die op een bijzondere manier de helpende hand reiken tot
moreel welzijn van de jeugd.
Van Uwe Exc.
Turijn, 1863.
de nederige verzoeker,
Dr. Bosco Giovanni
Koninklijke Hoogheid,
Eerbiedig moge ik onder de aandacht van Uwe Koninklijke Hoogheid brengen de ern-
stige nood waarin een talrijke schare arme jongens zich bevindt, die al meermalen van Uw
grote liefdadigheid mochten genieten.
Behalve de noodzaak om in hun gewone levensonderhoud te voorzien, heb ik een ern-
stig tekort aan kledingstukken waarmee zij zich kunnen kleden en aan bedbedekking om
zich tegen de koude van dit barre seizoen te kunnen beschermen
./.

29.2 Page 282

▲back to top
- VII/277 -
Intussen had Don Bosco nog een rekening te vereffenen met zijn
jongens en tegelijkertijd voelde hij de behoefte om bekendheid te geven
aan iets buitengewoons dat tot voordeel van hun ziel zou kunnen strek-
ken. De voorspelling van de sterfgevallen op het einde van het jaar had
het gemoed van velen getroffen, maar niet van allen. Een aantal nieuwe
leerlingen en enkelen van de vroegere hadden nog geen vrede willen slui-
ten met God en gingen door met hun zorgeloos leventje, terwijl de Heer
hen overstelpte met zijn barmhartigheid. De Heer is goed en rechtvaar-
dig, leest men in psalm 24; daarom zal Hij de zondaars de levenswet
schenken die zij te houden hebben (om tot Hem weer te keren). Hij zal de
(1) .../...
Niet wetend tot wie me te wenden, om enigerlei toelage voor deze noden te ver-
krijgen, neem ik nederig mijn toevlucht tot de beproefde goedheid van Uwe Koninklijke
Hoogheid, in het volle vertrouwen dat U uw gunsten zult bestendigen met een subsidie die
U in uw vaderlijke goedheid zal goedvinden. Intussen verenig ik mij met de door U onder-
steunde jongens om over U de rijke zegen van de Hemel af te smeken en U een lang en ge-
lukkig leven toe te wensen, met de glorieuze beloning die de Heer bereid houdt voor wie
hun rijkdommen besteden ten bate van de armen van Jezus Christus.
Uit mijn naam en die van de begunstigde jongens heb ik de hoge eer mij van U.K.H
te kunnen noemen
De nederige verzoeker
Fr. Bosco Giovanni
Turijn, 1 januari 1865.
Koninklijke majesteit,
De Verheven Vader van U.M. Carlo Alberto, roemrijker nagedachtenis, en Uwe Majes-
teit zelf, zijn al te hulp gekomen aan de arme jongens die in dit Huis zijn bijeen-
gebracht, wanneer zij zich in buitengewone moeilijkheden bevonden, zoals ook thans het
geval is.
Behalve de behoefte aan het dagelijkse brood hebben zij groot gebrek aan hemden,
broeken, lakens en dekens en soortgelijke bedbedekkingen, die in dit ruwe winterseizoen
onontbeerlijk zijn.
Om te voorzien in de dringende behoeften van deze stakkers, en niet wetende tot
wie me te wenden, verzoekt ondergetekende nederig U.K.M. zich te verwaardigen in over-
weging te nemen hun een buitengewone ondersteuning toe te staan, waardoor in hun ogen-
blikkelijke nood kan worden voorzien.
Zij zullen U.K.M. heel zeker ten zeerste dankbaar en erkentelijk zijn voor de
gunst die zij van U verhopen en verenigen zich allen om iedere dag de rijkste zegen van
de hemel af te smeken over Uw verheven persoon en over alle leden van de koninklijke
familie.
In het volle vertrouwen door U begunstigd te mogen worden, verblijf ik,
de nederige verzoeker
Turijn, 1863.
Pr. Bosco Giovanni
Verdienstelijke Heer (Abbé Peletta)
Het afgelopen jaar heb ik het zo weten te schikken dat ik niet verplicht was mijn
toevlucht te nemen tot de aalmoezenier van Z.K.M.; doch dit jaar zie ik me daar door
vele dringende noden toe gedwongen.
Ik beveel alles in uw beproefde weldadigheid aan en bid God dat hij U lang moge
bewaren voor het welzijn van de godsdienst, terwijl ik met gevoelens van hoogachting en
dankbaarheid verblijf,
van U, Verdienstelijke Heer,
de zeer verplichte dienaar
Turijn, 29 januari 1863
Pr. Bosco Giovanni

29.3 Page 283

▲back to top
- VII/278 -
nederigen (maar niet de hoogmoedigen) tot de gerechtigheid voeren, en de
zachtmoedigen zijn wegen doen kennen. We hebben dat al zien gebeuren en
zullen het verder ervaren.
Daar Don Bosco nu op het einde van het jaar zijn leerlingen het
gebruikelijke geestelijke geschenk niet had kunnen geven, - hij was pas
op zondag 4 januari uit Borgo Cornalense teruggekeerd - had hij hun dit
beloofd voor de avond van het Driekoningenfeest.
De zesde van de maand januari 1863 wachtten alle jongens, am-
bachtsjongens en studenten, in dezelfde spreekzaal bijeen, met spanning
op hun geestelijk geschenk.
Na de avondgebeden beklom de goede vader de katheder en begon:
"
Dit is de avond voor het jaarlijkse geschenk. Ieder jaar
" is het mijn gewoonte, vanaf Kerstmis God te bidden, mij een wens
" in te geven, die jullie van nut zou kunnen zijn. Maar dit jaar
" verdubbelde ik mijn smeekbeden, gezien het groeiende aantal jon-
" gens. De laatste dag van het jaar ging echter voorbij, het werd
" donderdag, vrijdag en er gebeurde niets. Vrijdagavond ging ik
" naar bed, vermoeid van de dagelijkse werkzaamheden, maar de hele
" nacht lang wilde de slaap niet komen, zodat ik 's morgens uitge-
" put en meer dood dan levend opstond. Ik stoorde me daar niet aan,
" was er zelfs blij om, omdat ik wist dat gewoonlijk als de Heer me
" iets gaat openbaren, ik de voorafgaande nacht heel slecht slaap.
" Ik ging gewoon door met mijn dagelijkse bezigheden in het dorp
" Borgo Cornalense en zaterdagavond keerde ik hier te midden van
" jullie terug. Na biecht gehoord te hebben ging ik naar bed, en
" hetzij door vermoeidheid van het preken of van het biechthoren
" in Borgo, en door de weinige rust die ik de voorgaande nacht ge-
" had had, viel ik gemakkelijk in slaap. En kijk, toen begon de
" droom waarvan jullie thans de wens ontvangen.
"
Beste jongens, ik droomde dat het zondag was, na het mid-
" dageten en gedurende de tijd van de recreatie en jullie waren van
" plan op allerlei manieren te spelen. Het was alsof ik op mijn ka-
" mer was met ridder Vallauri, professor in de letteren, en dat we
" over allerlei letterkundige dingen gesproken hadden en over ande-
" re zaken, die de godsdienst betroffen, toen ik plotseling een ge-
" tik op de deur hoorde alsof er iemand klopte.
"
Ik ging kijken wie er was. Het was mijn moeder, die nu zes
" jaar geleden gestorven is, en die me ademloos toeriep: - "Kom eens
" kijken, kom eens kijken!"
"
- "Wat is er"? antwoordde ik.
"
- "Kom! Kom"! herhaalde zij.
"
Op dat ogenblik ging ik het balkon op en daar zag ik midden
" op de speelplaats te midden van de jongens een olifant van een on-
" metelijke omvang.
"
- "Maar wat is dat nu"! riep ik uit! "Kom naar beneden!" -

29.4 Page 284

▲back to top
- VII/279 -
" En verschrikt keek ik naar ridder Vallauri en hij naar mij alsof
" we elkaar wilden vragen hoe dat wilde monster binnengekomen was.
" Terstond haastte ik me met de professor naar beneden naar de ga-
" lerij.
"
Velen van jullie waren, zoals te begrijpen is, toegelopen
" om het dier te zien. De olifant leek vriendelijk en volgzaam; hij
" liep met de jongens te spelen; hij aaide hen met zijn slurf; hij
" was zo verstandig, dat hij op hun bevelen gehoorzaamde, alsof hij
" hier in het Oratorio van jongsaf was onderricht en opgevoed, zodat
" hij voortdurend een grote groep jongens achter zich aan had die
" hem naliepen en streelden. Maar jullie waren niet allemaal bij
" hem. Ik zag dat het merendeel verschrikt naar alle kanten op de
" vlucht sloeg, zoekend naar een plaats waar jullie je konden
" schuilhouden en tenslotte liepen jullie de kerk binnen. Ik pro-
" beerde er ook binnen te komen, langs de deur die op de speelplaats
" uitkomt; maar toen ik langs het beeld van de Heilige Maagd kwam,
" dat bij de pomp staat, hief zij, toen ik het uiteinde van haar
" mantel aanraakte als om haar bescherming in te roepen, de rechter-
" arm op. Vallauri wilde mijn gebaar nadoen aan de andere kant en de
" heilige Maagd bewoog de linkerarm.
"
Ik bleef verbaasd staan, daar ik iets zo buitengewoons
" niet kon verklaren.
"
Intussen was het tijd voor de kerkdienst en jullie, jongens,
" gingen allen de kerk binnen. Ook ik ging naar binnen en zag de
" olifant helemaal achteraan bij de deur. De vespers werden gezon-
" gen en na de preek ging ik naar het altaar, geassisteerd door Don
" Alasonatti en Don Savio, om het lof te doen. Maar op het plechtige
" ogenblik waarop allen diep geknield lagen om het Allerheiligste te
" aanbidden, zag ik nog steeds achter in de kerk, in het middenpad
" tussen de twee rijen banken, de olifant geknield liggen maar het
" achterste voren, met zijn snuit en de verschrikkelijke slagtanden
" in de richting van de hoofdingang.
"
Toen de dienst afgelopen was, wilde ik onmiddellijk naar
" buiten, de speelplaats opgaan om te zien wat er gebeurde, maar
" aangezien ik in de sacristie werd opgehouden door iemand die me
" iets wilde vragen, moest ik even wachten.
"
Kort daarop kwam ik buiten onder de galerij en jullie waren
" op de speelplaats om, net als eerst, jullie spelletjes te begin-
" nen. De olifant liep, toen hij uit de kerk kwam, naar de tweede
" speelplaats, waaromheen de gebouwen in aanbouw zijn. Let wel op
" deze omstandigheid, want op die speelplaats speelde zich het hart-
" verscheurende toneel af dat ik jullie nu ga beschrijven.
"
Intussen verscheen daar op de achtergrond een standaard,
" waarop met grote letters geschreven stond: Sancta Maria, succurre
" miseris en de jongens liepen er processiegewijs achter aan. Toen
" plots,zonder dat iemand erop bedacht was, zag ik dat wilde dier,
" dat eerst zo zachtzinnig scheen, onder luid getrompet vooruit
" stormen, midden tussen de jongens in, het greep hen die het
" dichtst bij stonden, met zijn slurf, slingerde hen omhoog, liet
" hen op de grond te plet-

29.5 Page 285

▲back to top
- VII/280 -
" ter vallen en richtte met zijn poten een vreselijke slachting aan.
" Niettemin waren degenen die zo mishandeld waren niet dood, maar
" verkeerden in een toestand dat ze nog genezen konden, hoe vrese-
" lijk hun wonden ook waren. Er ontstond een algemene vlucht, velen
" schreeuwden, en huilden en de gewonden riepen de hulp van hun ka-
" meraden in. Intussen deed zich een verschrikkelijk feit voor; en-
" kele jongens die door de olifant gespaard waren, in plaats van de
" gewonden te hulp te ko-men, hadden gemene zaak gemaakt met het
" monster om het nieuwe slachtoffers te verschaffen.
"
Terwijl deze dingen plaatsgrepen - en ik bevond me onder de
" tweede boog van de gaanderij - begon het beeld dat jullie daar
" zien - hij wees naar het beeld van de Heilige Maagd - te leven en
" groter te worden; het werd een persoon met een rijzige gestalte,
" hief de armen op en breidde de mantel uit, waarin op kunstige
" wijze veel inschriften geweven waren. Die mantel werd toen zo
" groot dat allen die er hun toevlucht onder zochten, er plaats ge-
" noeg vonden en zeker waren van hun leven. Eerst liep een uitgele-
" zen schare van de allerbesten naar die schuilplaats toe. Maar toen
" Maria zag dat velen zich niet eens naar Haar toe haastten, riep
" zij met luide stem: Venite ad me omnes en toen groeide het aantal
" jongens onder de mantel steeds meer en werd deze ook voortdurend
" wijder. Enkelen echter liepen, in plaats van een toevlucht onder
" de mantel te zoeken, van de ene kant naar de andere en raakten den
" gewond voordat ze zich kon beschutten. De Heilige Maagd, buiten
" adem en rood in het gelaat, bleef roepen: maar degenen die naar
" haar toe liepen werden steeds zeldzamer. De olifant ging door met
" zijn bloedbad, verscheidene jongens, hier en daar verspreid, han-
" teerden een of twee zwaarden en beletten hun kameraden die zich
" nog op de speelplaats bevonden, met bedreigingen en het toebrengen
" van verwondingen, naar Maria te gaan. En deze jongens deed de oli-
" fant niets.
"
Enkele van de jongens die bij Maria hun toevlucht gezocht
" hadden en door haar werden aangemoedigd, deden een snelle uitval.
" Zij ontrukten de olifant enkele slachtoffers en brachten de gewon-
" den dan in veiligheid onder de mantel van het geheimzinnige beeld,
" waar ze terstond genazen. En dan liepen ze direct weer weg om
" nieuwe veroveringen te maken. Verscheidenen die met stokken gewa-
" pend waren, hielden de olifant van zijn slachtoffers af en keerden
" zich tegen zijn medeplichtigen. En ze hielden daar niet mee op,
" ook al waagden ze er hun leven bij, zolang ze niet bijna allen in
" veiligheid hadden gebracht.
"
Nu was de speelplaats verlaten. Enkelen lagen voor dood op
" de grond. Aan de ene kant, nabij de galerij, een menigte jongens
" onder de mantel van de heilige Maagd. Aan de andere kant op af-
" stand de olifant bij wie een tien- of twaalftal jongens waren ach-
" tergebleven; zij hadden hem bijgestaan om zoveel kwaad te stichten
" en brutaal en onvervaard zwaaiden ze hun zwaarden.
"
Plotseling ging de olifant op zijn achterste poten staan,
" veranderde in een verschrikkelijk spookbeeld met lange hoorns; het
" nam een zwart zeil of net, wikkelde er de ongelukkigen in, die met

29.6 Page 286

▲back to top
- VII/281 -
" hem samengewerkt hadden en stootte een gebrul uit. Toen werden
" allen door een dichte rook omgeven en ze verzonken en verdwenen
" met het monster in een afgrond die zich onverwacht onder hun
" voeten opende.
"
Toen dat vreselijke schouwspel afgelopen was, keek ik om
" me heen om er een woord over te zeggen tegen mijn moeder en rid-
" der Vallauri; maar ik zag hen niet meer.
"
Ik wendde me tot Maria, wilde de opschriften lezen die
" over heel haar mantel verweven waren en zag dat verscheidene ervan
" letterlijk waren aangehaald uit de Heilige Schrift evenals andere,
" die echter ietwat gewijzigd waren. Ik las er enkele: Qui elucidant
" me vitam aeternam habebunt; qui me invenerit inveniet vitam; si
" quis est parvulus veniat ad me; refugium peccatorum; salus creden-
" tium; plena omnis pietatis, mansuetudinis et misericordiae. Beati
" qui custodiunt vias meas.
"
Na het verdwijnen van de olifant was alles rustig. De Hei-
" lige Maagd leek wel vermoeid van het aanhoudend roepen. Na een
" kort stizwijgen, richtte zij tot de jongens woorden van bemoedi-
" ging en hoop; ze herhaalde de woorden die jullie daar onder die
" nis zien, en die ik daar heb laten schrijven: Qui elucidant me,
" vitam aeternam habebunt, en zei: - "Gij, die naar mijn stem ge-
" luisterd hebt en de valstrikken van de duivel ontvlucht zijt, hebt
" gezien en kunnen opmerken hoe uw kameraden verpletterd zijn. Wilt
" ge weten wat de oorzaak van hun ondergang is? Sunt colloquia pra-
" va; het zijn de slechte gesprekken tegen de zuiverheid, de oneer-
" baarheden, die onmiddellijk samenhangen met de slechte gesprekken.
" Gij hebt ook diegenen van uw kameraden gezien die met een zwaard
" gewapend waren; welnu, dat zijn degenen die uw ondergang zoeken,
" die u van mij afhouden en de oorzaak zijn van de ondergang van ve-
" le van uw medeleerlingen. Quos diutius expectat durius damnat.
" Degenen op wie God langer wacht, straft hij strenger: en deze hel-
" se duivel wikkelt hen in en sleept hen met zich mee naar het
" eeuwige verderf. Gaat thans rustig heen, maar onthoud mijn woor-
" den: mijd deze vrienden van satan, mijd slechte gesprekken, vooral
" tegen de zuiverheid, stel in mij een onbeperkt vertrouwen en mijn
" mantel zal voor u steeds een veilige toevlucht zijn."
"
Na deze en soortgelijke woorden verdween zij en er bleef
" op de vertrouwde plaats niets anders achter dan ons geliefd beeld.
" Toen zag ik mijn overleden moeder weer verschijnen; weer werd de
" standaard gehesen waarop geschreven stond: Sancta Maria succurre
" miseris; al de jongens stelden zich er processiegewijs achter
" en hieven het lied aan: Lodate Maria, o lingue fedeli.
"
Maar het duurde niet lang of het gezang stierf weg; het
" hele schouwspel verdween en ik werd wakker badend in zweet. Dat
" is het wat ik gedroomd heb.
"
Beste jongens, put er zelf de wens voor dit jaar uit; wie
" zijn heil zocht onder de mantel, wie door de olifant in de lucht
" geslingerd werd en wie het zwaard hanteerde kan ieder voor zich
" ontdekken als hij zijn geweten onderzoekt. Ik herhaal voor jullie

29.7 Page 287

▲back to top
- VII/282 -
" alleen de woorden van de heilige Maagd: Venite ad me omnes; neemt
" allen jullie toevlucht tot haar, roep Maria bij alle gevaren aan
" en wees ervan verzekerd, verhoord te worden. Dat zij die door het
" wilde monster mishandeld werden de slechte gesprekken, het slecht
" gezelschap mijden; dat zij die proberen de anderen van Maria ver-
" wijderd te houden, ofwel hun leven veranderen of dit huis terstond
" verlaten. Wie wil weten tot welke groep hij behoort, kan bij mij
" op mijn kamer komen, en ik zal het hem aantonen. Maar ik herhaal;
" de dienaren van satan moeten ofwel anders worden of weggaan. Wel
" te rusten!
Dat alles werd met zoveel zachtmoedigheid en bewogenheid gezegd,
dat de jongens die over die droom nadachten, hem een week lang niet met
rust lieten. 's Morgens waren er velen die wilden biechten; na het mid-
dagmaal waren bijna allen bij hem om te weten welke plaats zij in die
geheimzinnige droom ingenomen hadden.
En dat het geen droom was maar een visioen, had Don Bosco op in-
directe manier zelf al te kennen gegeven door te zeggen: - "Gewoonlijk
als de Heer me iets gaat openbaren, enz... Het is mijn gewoonte God te
bidden mij te inspireren... en verder door te verbieden dat er, hoe ook,
grappen over dit verhaal gemaakt zouden worden."
Doch er is nog meer.
Ditmaal schreef hij zelf op een blad papier de naam van de leer-
lingen die hij in de droom gewond gezien had, van hen die een zwaard
hanteerden, en van de anderen die er twee hanteerden. Hij gaf dat papier
aan Don Celestino Durando, met de opdracht het te bewaren. Don Durando
heeft ons die lijst ter beschikking gesteld en we hebben ze onder ogen
gehad. Van de gewonden waren er dertien die waarschijnlijk geen beschut-
ting vonden onder de mantel van de Madonna; die een zwaard hadden waren
zeventien in aantal, die er twee hadden waren slechts drie. Enkele aan-
tekeningen naast een naam wijzen op verandering van gedrag. Men merke op
dat de droom, zoals we zullen zien, niet alleen sloeg op de tijd waarin
hij plaatshad, maar ook de toekomst betrof.
Dat de droom in de roos geschoten had, bevestigden vooral de jon-
gens zelf. Een van hen vertelde: - "Ik dacht niet dat Don Bosco mij zo
goed kende. Hij heeft me de toestand van mijn ziel en de bekoringen
waaraan ik onderhevig ben, met een dergelijke nauwkeurigheid uiteengezet
dat ik er niets aan had kunnen toevoegen. Twee andere jongens van wie
Don Bosco gezegd had dat ze het zwaard droegen, zeiden: - "0, ja, dat is
waar, het heeft lang geduurd eer ik er erg in had, maar ook ik wist
het." - En zij veranderden hun gedrag.
"Op een dag na het middagmaal sprak hij over zijn droom, en nadat
hij erop gewezen had, dat enkelen al vertrokken waren en anderen zouden
moeten heengaan om hun zwaard van het huis verwijderd te houden, sprak
hij over zijn listigheid, en daarover vertelde hij deze geschiedenis. -

29.8 Page 288

▲back to top
- VII/283 -
"Nog niet zo lang geleden, schreef een jongen naar zijn huis en
beschimpte de personen in het Oratorio die meer dan achtenswaardig zijn,
zowel oversten als priesters, met laster en beledigingen. In de vrees
dat Don Bosco die brief zou kunnen zien, probeerde hij met veel toeleg
deze brief te posten zonder dat iemand er iets van wist. De brief ging
weg. Na het middagmaal liet ik hem bij me komen: hij kwam op mijn kamer
en nadat ik hem zijn misstap had aangetoond, vroeg ik hem wat hem ertoe
gebracht had zulke leugens te schrijven. Hij loochende brutaalweg het
feit. Ik liet hem praten en daarna zei ik de hele brief voor hem op,
beginnende met het eerste woord. Beschaamd en ontsteld wierp hij zich
toen schreiend aan mijn voeten en zei: "Is mijn brief dan niet wegge-
gaan?" - "Wel zeker", antwoordde ik hem, "hij zal nu al wel bij je huis
zijn, maar denk eraan dat je het weer goed maakt." - De leerlingen vroe-
gen hem op welke manier hij dat te weten gekomen was. - "0, dat is zo
een listigheid van me", antwoordde hij lachend...
Deze listigheid moest dan zeker wel dezelfde zijn als die van de
droom, die niet alleen op het heden sloeg, maar ook op het toekomstige
leven van elke jongen. Een onder hen, die nauwe betrekkingen onderhield
met Don Rua, schreef hem vele jaren later het volgende. Merk op dat de
brief de naam en de voornaam van de schrijver draagt, met de naam van
de straat en het huisnummer van zijn woning in Turijn.
"
Zeereerwaarde Don Rua,
"
"
... Onder meer herinner ik me een visioen dat Don Bosco
" in 1863 gehad heeft, toen ik in zijn huis was opgenomen; hij zag
" daarin het toekomstige leven van al de zijnen, en hij vertelde er
" ons zelf over na het avondgebed. Het was de droom van de olifant.
" (Hier beschrijft hij, wat we hierboven hebben weergegeven, en ver-
" volgt): Toen Don Bosco zijn verhaal geëindigd had, zei hij tot
" ons: Als jullie willen weten tot welke groep jullie behoorden, kom
" me dan maar op mijn kamer opzoeken en ik zal het jullie zeggen.
" Dus ging ik ook. - Jij, zei hij tegen me, was een van degenen die
" voor en na de kerkdienst bij de olifant liep, daarna werd je na-
" tuurlijk zijn prooi; je werd met de slurf in de hoogte geworpen
" en door de val werd je zo toegetakeld dat je niet meer kon vluch-
" ten, hoeveel moeite je ook deed. Toen kwam een van je metgezellen,
" een priester, die je niet kent, naar je toe, nam je bij een arm
" en bracht je onder de mantel van de Madonna. Je werd gered.
"
Dit was niet een droom, zoals Don Bosco zei, maar een ech-
" te onthulling van de toekomst, die de Heer zijn dienaar liet zie;
" want het gebeurde in het tweede jaar dat ik in het Oratorio was,
" in een tijd dat ik een voorbeeld was voor mijn kameraden zowel op
" het punt van studie als van godsvrucht; en toch zag Don Bosco
" me in die toestand.
"
Toen kwam de schoolvakantie van 1863. Ik ging om gezond-
" heidsredenen met vakantie en keerde niet meer in het Oratorio
" terug.

29.9 Page 289

▲back to top
- VII/284 -
" Ik was dertien jaar. Het jaar daarop liet mijn vader me het vak
" van schoenmaker leren. Twee jaar later (1866) ging ik naar Frank-
" rijk om mijn vakkennis te voltooien. Daar kwam ik in aanraking met
" sektarische lieden en allengs liet ik de kerk en godsdienstige
" praktijken achterwege. Ik begon twijfelzuchtige boeken te lezen
" en het ging zover dat ik een hekel begon te krijgen aan de katho-
" lieke, apostolische Roomse Kerk, als de verderfelijkste van alle
" godsdiensten.
"
Twee jaar later keerde ik naar huis terug en ook hier ging
" ik door met het lezen van goddeloze boeken en kwam hoe langer hoe
" meer van de Kerk af te staan.
"
Al die tijd echter heb ik nooit nagelaten God de Vader te
" bidden namens Jezus Christus, opdat hij me zou verlichten en me de
" ware godsdienst zou leren kennen.
"
Dat duurde zo ongeveer dertien jaar; in die tijd deed ik
" alles om weer op te staan; maar ik was gewond, ik was de prooi van
" de olifant, ik kon me niet verroeren.
"
Op het einde van het jaar 1878 werd er in een parochie een
" missie gepreekt. Velen kwamen naar de onderrichtingen luisteren en
" ik begon er eveneens heen te gaan om die beroemde redenaars te
" horen.
"
Ik vond het allemaal even mooi, hoorde onweerlegbare waar-
" heden,en ten slotte handelde de laatste preek over het Heilig Sa-
" crament, het laatste en voornaamste punt waaraan ik nog twijfelde
" (want ik geloofde niet meer in de tegenwoordigheid van Jezus
" Christus in het Heilig Sacrament, werkelijk, noch geestelijk).
" Daarbij wist de redenaar de waarheid zo goed te verklaren, en alle
" dwalingen te weerleggen, dat hij me overtuigde; ik werd getroffen
" door de genade van God en besloot te biechten en terug te keren
" onder de mantel van de heilige Maagd.Van die tijd af laat ik niet
" meer na God en de heilige Maagd te danken voor de ontvangen
" genade.
"
Bedenk wel - wat het visioen helemaal in vervulling deed
" gaan, - dat ik naderhand te weten kwam, dat die predikant van de
" missie mijn kameraad was in het Oratorio van Don Bosco.
"
" Turijn, 25 februari 1891
Domenico N.
" P.S. - Indien U, Eerwaarde, het nuttig oordeelt dit te publiceren,
"
geef ik U daartoe de volle toestemming; ook om het bij te
"
werken, opdat de betekenis ervan zo duidelijk mogelijk
"
blijke;want het is de volle waarheid. Ik kus u eerbiedig
"
de hand, mijn beste Don Rua; en hiermee wil ik die van
"
onze beminde Don Bosco kussen.
Uit deze droom had Don Bosco zeker ook verlichting verkregen om
te kunnen oordelen over de roepingen tot de geestelijke of kloosterlij-
ke staat, alsook over de houding van deze en gene in het verrichten van
goede werken op verschillende manieren. Hij had de moedigen gezien die
de olifant en diens handlangers onverschrokken tegemoet traden om hun
kameraden te redden en hun de gewonden te ontrukken om hen onder de

29.10 Page 290

▲back to top
- VII/285 -
mantel van de Madonna in veiligheid te brengen. Daarom ging hij ook door
met aanvragen te aanvaarden van dezen onder hen, die deel wensten uit te
maken van de congregatie, of ook, als ze al als lid waren ingeschreven,
hen toe te laten tot het afleggen van de driejaarlijkse geloften. En
door hen zal de keuze die Don Bosco deed hem ten eeuwigen dage tot eer
strekken. Een deel van hen legde de geloften niet af of verlieten na
afloop van de drie jaren, het Oratorio; maar het is een feit dat zij
bijna allen volhardden in hun zending om de jeugd te redden en te onder-
richten hetzij als priesters in de bisdommen of als leraren aan de rege-
ringsscholen.
Hun namen staan vermeld in de drie volgende verslagen van het sa-
lesiaans kapittel.
Op 12 januari 1863 ging het kapittel van de sociëteit van de H.
Franciscus van Sales, na verricht gebed, over tot het formeel aanvaarden
van de volgende, door de Rector, Don Bosco, voorgedragen personen: Gio-
vanni Lagorio, Gio. Battista Finino, Domenico Bongiovanni, Stefano Chic-
co, Gio. Battista Nasi, Felice Alessio, Francesco Cuffia, Luigi Delù,
Giovanni Ravetti, Giovanni Pellegrini, Chiaffredo Ricchiardi.
Op 18 januari 1863 riep de rector, de Heer Bosco, al de medebroe-
ders van de sociëteit van de H. Franciscus van Sales bijeen, voor de
plechtigheid der gelofteaflegging door vijf medebroeders. Don Bosco, in
koorhemd gekleed, nodigde de medebroeders uit te knielen en bad afwisse-
lend met hen het Veni Creator; daarna volgde het Oremus van de Heilige
Geest, de Litanie van Onze-Lieve-Vrouw; een Onze Vader, Weesgegroet,
Glorie tot de H. Franciscus van Sales met aanroeping en Oremus. Hierna
sprak Don Bartolomeo Fusero, geknield tussen de twee geprofesten, Don
Alasonatti en Don Rua, voor een beeld van de heilige Maagd, dat tussen
twee brandende kaarsen stond, in aanwezigheid van de rector met heldere
en duidelijke stem de formule van de geloften uit. Daarna schreef hij
zijn naam in het boek der geprofesten.
Insgelijks deden achtereenvolgens de clerici: Antonio Rovetto,
Giuseppe Mignone, Pietro Racca en Alessandro Fabre; zij spraken de voor-
geschreven formule voor de rector uit en schreven hun namen in het boek
der geprofesten.
Op 8 februari 1863 kwam het kapittel van de sociëteit van de H.
Francïscus van Sales, in vergadering bijeen en na de gebruikelijke aan-
roeping van de Heilige Geest, ging men, volgens de voorschriften, over
tot het aannemen van de volgende jongens: Giuseppe Fagnano, Augusto Cro-
serio, Domenico Belmonte, Giuseppe Morielli, Angelo Nasi en Vincenzo
Buratto.

30 Pages 291-300

▲back to top

30.1 Page 291

▲back to top
- VII/286 -
HOOFDSTUK
XXXV.
Tegelijk met de zorgen die Don Bosco besteedde aan het eeuwige
heil van de jongens en hun vooruitgang in de deugd en aan de groei van
de vrome sociëteit van de H. Franciscus van Sales, ijverde hij ook voor
het schrijven en het verspreiden op alle mogelijke manieren van goede
boeken.
In het jaar 1863 vond hij de tijd om de Gewijde Geschiedenis te
herzien voor de uitgave van een derde druk, met overeenstemmende gravu-
ren ten gebruike van de scholen, volgens het programma van het ministe-
rie van Openbaar Onderwijs. Behalve niet weinige zinsverbeteringen, toe-
voeging van perioden en paragrafen en enkele feiten, verrijkte hij het
werk met vijf volledige hoofdstukken met betrekking tot het zevende
tijdvak. Met dit werk verdedigde hij de waarheid van de katholieke Kerk
en weerlegde hij de leugens en de dwalingen van de ketters. Hij schreef
als besluit: "De heilige Petrus, het hoofd van de Kerk, vertrok uit An-
tiochië, ging naar Rome, dat toen de hoofdstad van de hele wereld was en
vestigde daar zijn zetel. Zijn opvolgers bleven daar hun residentie be-
houden, die ter oorzake van de vervolgingen in de catacomben gevestigd
was. Na de derde eeuw van het christelijke tijdperk, omhelsde keizer
Constantijn de godsdienst van Jezus Christus, richtte kerken op in Rome
en voorzag hen van rijke schenkingen. Daarna bracht hij zijn keizerlijke
zetel over naar Constantinopel, dat door hem gesticht was. Later verble-
ven de keizers en koningen die over Italië heersten niet meer in Rome,
maar kwamen er alleen als reizigers door, terwijl ze hun residentie
hielden in Ravenna of Pavia of Milaan. Zodoende werd Rome door de godde-
lijke voorzienigheid de stad van de plaatsvervanger van Jezus Christus."
In deze herdruk liet Don Bosco uit het voorwoord de aanhaling van
Feccia en Aporti weg, nam er de lijst in op van namen der gewijde aard-
rijkskunde, die hij vergeleken had met de moderne namen en breidde de
uitgave van 1855 aanzienlijk uit. Hij completeerde het boek met een af-
beelding van de Hebreeuwse munten, maten en gewichten, vergeleken met de
maten, gewichten en munten van het metriek stelsel; eveneens met een
verhandeling over aardrijkskunde van het Heilig Land en aangrenzende
rijken, met een aanduiding van de mogendheden die het overheersten en
met een kaart van Palestina.
Merken we op dat andere drukken hierna nog uitkwamen en dat deze
steeds werden bijgewerkt en verbeterd door Don Bosco; dat wees op de
liefde waarmee hij deze geschiedenis was toegedaan.
Vervuld van blijdschap over de eenstemmige gehechtheid van het
episcopaat aan de verlangens van de Heilige Vader; over de bewonderens-
waardige verbondenheid van de Pruisische clerus en lekenstand met Rome,

30.2 Page 292

▲back to top
- VII/287 -
waaruit het parlementaire Centrum zou ontstaan, dat zoveel wettelijke
overwinningen zou boekstaven ten voordele van de Kerk; over de Sint-Pie-
terspenning, die uit alle hoeken van de wereld de verheven armoede van
de paus trachtte te verlichten, liet hij in het Oratorio een werkje
drukken dat door de Armonia op 5 maart als volgt werd aangekondigd:
"De toespraak van de paus en het adres van het episcopaat bij gelegen-
heid van de heiligverklaring van de Japanse martelaren zijn twee docu-
menten van grote betekenis in de geschiedenis. Daarom achten wij het
aanbevelenswaardig dat zij bekend en verspreid worden onder de gelovi-
gen. Totdat doel is een mooie Italiaanse uitgave ervan verschenen bij de
drukkerij van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales te Turijn, te-
gen een prijs van 20 centimes, franco per post."
Tegelijkertijd liet hij een nieuwe druk verschijnen van zijn Ge-
schiedenis van Italië, waarvan hij de verkoop voor het gemak van de Tu-
rijnse jeugd, behalve aan het Oratorio, ook toevertrouwde aan de drukke-
rij van Paravia, van Ridder Pietro Marietti, van Giacinto Marietti en
aan de boekhandel van Giuseppe Moglia, via Barbaroux. De Armonia van 5
april kondigde het als volgt aan:
"De Geschiedenis van Italië aan de jeugd verteld. - De bovengenoemde ti-
tel alleen al zou voldoende zijn om het mooie werk van de voortreffelij-
ke priester Don Bosco aan te bevelen. Deze naam is inderdaad overal in
Italië bekend; en te kunnen zeggen dat deze geschiedenis in zo korte
tijd al de eer van niet minder dan vier drukken ten deel viel, is een
verworvenheid die velen kunnen nastreven, maar slechts weinigen berei-
ken. We willen echter niet nalaten te vermelden dat de buitengewone ver-
diensten van deze geschiedenis de meest vleiende lof heeft weggedragen,
niet alleen van de Civiltà Cattolica, die haar openlijk meerdere malen
en nog niet zo lang geleden in een van haar onvergelijkelijke artikelen
prees; maar eveneens van een man wiens oordeel even onverwacht als ge-
zagvol is, vooral op dit gebied, namelijk de heer Nicolo Tommaseo. Voe-
gen we eraan toe dat het voorliggende werk bovendien een goede gelegen-
heid biedt om een daad van de meest uitgelezen naastenliefde te stellen,
daar het uitsluitend verkocht wordt ten bate van de Oratoria van de H.
Aloysius, van de H. Engelbewaarder en van de H. Franciscus van Sales.
Merken we ten slotte op, dat met het oog op de omvang van het boek, de
keurige letter, de voortreffelijke druk en de verzorgde uitgave, de
prijs niet lager zou kunnen zijn. Hij bedraagt slechts L. 2,50 te Turijn
en L. 2,75 over de post voor de provincie."
Andere werken hielden Don Bosco aan zijn schrijftafel gebonden,
zoals we spoedig zullen zien, maar wat het dringendst was, was de afle-
vering van de "Letture Cattoliche" voor de maand maart.
Deze uitgave bood de lezers de aflevering: Populaire gesprekken
over enkele dwalingen van de dag op het gebied van de godsdienst. Het
zijn vier dialogen, en bevatten de gebruikelijke ongerijmdheden die de

30.3 Page 293

▲back to top
- VII/288 -
protestanten in de dorpjes tegen de katholieke waarheid verspreiden. Het
boekje is gedrukt bij de drukkerij Paravia, maar op het titelblad staat
te lezen: - "Turijn, 1863". - Bij de directie van de Letture Cattoliche,
via an Domenico No. 11.
Op de laatste bladzijde wordt in het intekeningsformulier vermeld,
dat de abonnementsgelden moeten overgemaakt worden aan de directie.
De aflevering bevatte een mededeling aan de abonnees.
"
Aan onze correspondenten en lezers,
"
"
Tot ons groot genoegen, waarde correspondenten en lezers,
" kondigen wij U het einde van de 10e jaargang van de "Katholieke
" Lectuur" aan. Ik geloof dat dit een reden tot wederzijdse vol
" doening is, daar onze en uwe inspanningen met goed succes werden
" bekroond, hetzij door de toename van het aantal lezers, hetzij
" door de vruchten die daardoor tot heil van de zielen zijn afgewor-
" pen.
"
Daar overigens sinds enige tijd het kwaad dat door de
" slechte pers veroorzaakt wordt, zich meer doet gevoelen, durven
" wij, waarde correspondenten en abonnees, tegelijk met de aankondi-
" ging en van de 11e jaargang van onze uitgave, u vragen, mét ons de
" ijver en inspanning te verdubbelen. Van onze kant zullen we zoveel
" het in ons vermogen is, niets nalaten om alles te doen voor een
" nauwkeurige verzorging, stiptheid in de verzending, bevattelijk-
" heid van de stof, nut en uitgelezenheid van keuze van de behandel-
" de onderwerpen. Om dat doel te bereiken kunt u op doeltreffende
" wijze meewerken, vooral door de abonnees aan te moedigen trouw te
" blijven en naar middelen uit te zien om deze boekjes te versprei-
" den op plaatsen waar ze nog niet bekend zijn, vooral daar waar de
" protestanten proberen, of ieder ogenblik kunnen beginnen te probe-
" ren,het vergif van de dwaling onder het katholieke volk te ver-
" spreiden.
"
Uit het hierbij gevoegde programma ziet men dat er in de
" afgelopen jaren niets veranderd is. We menen eveneens goed te
" doen met de woorden weer te geven van paus Pius IX en enkele frag-
" menten uit herderlijke brieven van de bisschoppen en vicarissen-
" generaal,(1)
(1) Uit de herderlijke brief van Mgr. Losana, bischop van Biella,
Evenals in de afgelopen jaren verheugen wij ons ook thans over het voortreffe-
lijke werk van die ijveraars, die optreden als propagandisten en verspreiders van de
Letture Cattoliche om de ernstige schade tegen te gaan die berokkend wordt door de
slechte boeken en bladen, die helaas iedere dag verspreid worden. Gaarne bevelen wij
andermaal de vernieuwing of het nemen van abonnementen aan, waar deze lectuur tot nu
toe nog niet verspreid werd, in de zekerheid van het succes ervan, hetzij met betrek-
king tot het welzijn van de gezinnen of van de openbare zedelijkheid.
.../...

30.4 Page 294

▲back to top
- VII/289 -
" die zo goed geweest zijn de grootst mogelijke verspreiding van de
" "Letture Cattoliche" bij de gelovigen aan te bevelen. God moge al
" degenen zegenen die in deze rampspoedige tijden zich toeleggen op
" de verbreiding van goede boeken, en Hij zegene in het bijzonder u,
" correspondenten en lezers; onder het aanbieden van onze grootste
" gevoelens van dankbaarheid, bidden wij de hemel u een overvloed
" van gunsten te schenken.
"
" Turijn, 1 maart 1863.
De Directie.
Don Bosco liet eveneens, zoals hij in de voorgaande jaren gedaan
had, de lijst publiceren van de boekjes die in de "Letture Cattoliche"
verschenen waren, opdat ze zouden verspreid en gekocht worden of ten ge-
schenke gegeven aan de bevolking. Om zijn lectuur aan te bevelen, richt-
te hij tegelijkertijd een brief aan tien kardinalen, aan 85 bisschoppen
en 60 vicarissen-generaal of kapittels van heel Italië. Het briefje dat
hij liet schrijven en dat door hem gecorrigeerd werd, wordt nog bewaard.
Hij wees er zijn medewerkers echter op, dat ze nooit een kwitantie voor
het abonnement zouden zenden aan vooraanstaande weldoeners, zoals aan
de bisschoppen en kardinalen; daarom verlangde hij dat hun namen in een
afzonderlijk register geschreven zouden worden. - Zij zouden zich daar-
door beledigd kunnen voelen, zo zei hij, terwijl zij met een enkele gift
het huis ruimschoots schadeloos stellen.
Ziehier dan het rondschrijven, dat alleen verschilde in het
adres en de vermelding der waardigheden van de personen aan wie het ge-
richt was.
"
Doorluchtige en Hoogwaardige Monseigneur,
"
"
De behoefte die zich iedere dag ernstiger laat voelen aan
" de verspreiding van goede boeken, is voor mij een aansporing om U
(1) ... / ...
Uit de herderlijke brief van Mgr. Moreno, bisschop van Ivrea.
Met levendige aandrang vernieuwen wij aan de Heren Pastoors en andere priesters al
onze aansporingen ter bevordering van de goede lectuur door een abonnement op de Let-
ture Cattoliche.
Uittreksel uit het rondschrijven van kanunnik Luigi Viani, vicaris—generaal van
het kapittel van Sarzana.
Veel werken van godsdienstige aard worden in deze tijd in het licht gegeven; doch
de Letture Cattoliche, die ik aanbeveel en die in al de diocesen ruime verspreiding
genieten, zijn dienstig om een leegte aan te vullen die er ten nadele van de lagere
volksklassen bestaat.
Woorden van Mgr. de vicaris-generaal van het kapittel van Alba.
Gaarne maken wij van deze gelegenheid gebruik om aan onze broeders en aan de be-
minde gelovigen die aan hun hoede zijn toevertrouwd, de lectuur aan te bevelen van de
boeken die een voortreffelijk Turijns priester in het licht geeft onder de titel van
Letture Cattoliche en waarvan Onze Heilige Vader de paus Pius IX zelf een vurige bevor-
deraar is.

30.5 Page 295

▲back to top
- VII/290 -
" te schrijven met het verzoek om steun. Ik veronderstel dat het
" U wel bekend is, dat er in deze stad al sinds een tiental jaren
" maandelijks enkele boeken het licht zien onder de naam van "Let-
" ture Cattoliche". De bescheiden prijs, dé populariteit en de keu-
" ze van de onderwerpen, de aanbevelingen van de bisschoppen en nog
" meer de zegen en de aanbevelingen van onze regerende paus Pius IX
" zelf, bewerkten dat velen abonnee werden en de lezers zich uiterst
" voldaan toonden.
"
Thans verlang ik ten zeerste dat zij nog meer verspreid zou-
" den worden in Uw diocees dat door de goddelijke Voorzienigheid aan
" uw zorg is toevertrouwd. Indien U daarom een woord ten gunste van
" deze lectuur zou willen zeggen, geloof ik dat dat dienstig zou
" zijn voor de eer van God, en mede zou kunnen helpen een tegengif
" te vormen tegen de onzedelijke en goddeloze pers, die in zovele
" vormen gepropageerd wordt, terwijl het tegelijkertijd geen geringe
" aansporing zou zijn voor degenen die zich beijveren voor het uit-
" geven en verspreiden ervan.
"
Wat ik U hier zeg, is een eenvoudig verzoek uit naam van de
" directie en ik zal steeds tevreden zijn met wat U het beste oor-
" deelt.
"
Van mijn kant verzoek ik U eerbiedig de wensen te willen
" aanvaarden die ik U van harte toestuur: gezondheid en overvloedige
" genaden, en terwijl ik mij aanbeveel in uw godvruchtige gebeden,
" is het mij een grote eer mij met alle gevoelens van hoogachting
" te kunnen noemen,
"
van U, hooggeachte en zeereerw.,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 20 januari 1863.
Pr. Bosco Giovanni.
De verschillende bisschoppen lieten niet na te antwoorden op het
verzoek van Don Bosco. Enkele van deze brieven zijn nog in ons bezit ge-
bleven.(1)
(1) Zie bijvoegsel N. 3.

30.6 Page 296

▲back to top
- VII/291 -
H O O F D S T U K XXXVI.
In het Oratorio had het gerucht al de ronde gedaan over een nieu-
we kerk die Don Bosco besloten had te bouwen; en toen hij zich op zekere
dag te midden van zijn jongens bevond, had hij hun gevraagd onder welke
titel men de Madonna zou aanroepen en aan wie de kerk zou toegewijd wor-
den. De een antwoordde: "Aan de Onbevlekte Ontvangenis!" - Anderen: "Aan
de Madonna del Carmine." - "Aan Onze-Lieve-Vrouw van de heilige rozen-
krans." - Don Bosco liet hen praten en na een poosje opperde hij het
idee om Maria in die kerk aan te roepen onder de naam van Hulp der
Christenen. En uit verschillende opmerkingen die hij daaraan toevoegde,
hadden de jongens de overtuiging opgedaan, dat hij zodoende onder het
christenvolk het geloof weer wilde verlevendigen in de overwinning van
de Kerk, en in de strijd die zij in deze tijden te verduren had.
"Op een andere dag", zo verhaalt kanunnik Anfossi, "terwijl ik me
met hem op de weg bevond die langs ons huis loopt, en ik hem gevraagd
had waar hij de kerk van Maria, Hulp der Christenen, dacht te bouwen,
wees hij me de plaats aan op een terrein in de buurt, bijna vlak tegen-
over onze kerk van de H. Franciscus van Sales en hij maakte een gebaar
dat een zeer groot terrein aftekende. Er dient opgemerkt dat een weg dat
terrein van het Oratorio scheidde. - En waarlangs moeten we dan gaan,
vroeg ik weer, om het Oratorio te bereiken?"
"De weg waarop we ons thans bevinden, zal verdwijnen en we zul-
len binnenkomen door de verlengde via Cottolengo." - Ik antwoordde: -
"Maar zal de kerk erg groot worden?" - Hij antwoordde: - "Ongetwijfeld,
en er zullen er velen hier komen om de macht van de Maagd Maria in te
roepen." - En toen ik bleef aandringen om te weten te komen of hij al
over het nodige geld beschikte, zei hij: - "Het is de Madonna die de
kerk wil hebben; zij zal wel aan de betaling ervan denken."
Giovanni Villa hoorde hem aan de jongens zeggen: - "Ik heb geen
geld, maar ik weet zeker dat Maria me zal helpen om de kerk te voltooi-
en." Wat hij zei kwam haarfijn uit; en de kerk zou op korte tijd een
der belangrijkste heiligdommen van de christenheid worden.
Don Bosco had zijn gedachten dus steeds gericht op de grootse
idee van een kerk, die in Valdocco zou opgericht worden ter ere van Ma-
ria, Hulp der Christenen. Zeventien jaren eerder had hij die kerk in
een droom gezien.
Maar het terrein uit de dromen was al sinds meer dan acht jaren
zijn eigendom niet meer; want het was op 10 april 1854 door hem verkocht
aan de Rosminianen. Op dat terrein, waarvoor al plannen bestonden voor

30.7 Page 297

▲back to top
- VII/292 -
de bouw van een drukkerij, moest een gebouw voor het Istituto della Ca-
rità opgericht worden; maar na de dood van de abbé Rosmini hadden zijn
ordeleden dat plan laten varen.
Don Bosco was vastbesloten dat terrein terug te kopen, maar Don
Angelo Savio, de econoom van het Oratorio, had er eerst over nagedacht,
en evenals anderen voorgesteld, de kerk op een meer nabijgelegen plaats
te bouwen, gemakkelijker te bereiken voor de mensen, en wel achter aan
de corso Valdocco, waar een mooi huis van de heren Filippi lag, met gro-
te open plaatsen en aan de oostkant grenzend aan het terrein dat deze
zelfde heren al aan Don Bosco verkocht hadden. Daar liep inderdaad een
brede weg, vanaf de ruime Rondo, die toen di San Massimo genoemd werd,
en afgezet was met hoge schaduwrijke bomen, en die een majestueuze toe-
gang tot de Kerk zou hebben opgeleverd; om daarentegen het terrein van
de Rosminianen te bereiken waren er toen niets anders dan heel smalle
weggetjes of paden, waarvan er enkele elkaar kruisten, en die te midden
van grachten en steilten liepen.
- "En toch", zei Don Bosco ons jaren later, "had ik gezien dat de
kerk moest verrijzen juist op de plaats waar de heiligen Solutore, Av-
ventore en Ottavio de marteldood gevonden hadden; eveneens had ik daar
heel het toekomstige Oratorio gezien met de voorgevel in de vorm van een
hoefijzer, met de kerk in het midden. Maar daarover zei ik niets tegen
Don Savio, en liet hem rustig naar de heren Filippi gaan."
De onderhandelingen voor die aankoop vingen aan. De overeenkomst
was al mondeling gesloten in tegenwoordigheid van getuigen; de dag voor
de op schriftstelling was al bepaald en er was al voor een notaris ge-
zorgd; maar plots kregen de eigenaars het in het hoofd geen genoegen
meer te nemen met de vastgestelde voorwaarden. De onderhandelingen wer-
den dus afgebroken. De kroniek van Don Bonetti voegt hieraan toe: "In
die dagen werden we gewaar hoe groot de gemoedsrust van Don Bosco was in
tegenspoed en hoezeer hij verlangde met allen in vrede te leven. Toen
hij het nieuws hoorde, riep hij uit: - "Geduld! De Heer zal ons wel op
een andere manier helpen!" - Men raadde hem aan naar de rechtbank te
gaan, daar de heren Filippi niet konden ontkennen met hun gegeven woord
de overeenkomst al erkend te hebben. Don Bosco antwoordde echter: -
"Och, nee! Laat hun alleen maar weten", zei hij tot Don Savio, "dat hun
besluit me erg spijt, maar dat ik er niettemin prijs op stel steeds
goede betrekkingen met hen te onderhouden."
"Toen ik hem enkele dagen later vroeg wat hij over het gebeurde
dacht, antwoordde hij: - "Och, weet je, ons huis heeft steeds met tegen-
kantingen te doen gehad en ook dit keer komt de duivel de zaken in de
war schoppen. Maar de Heer zal ons helpen." - Zo was het ook; en niemand
van degenen die met de verwezenlijking van die onderneming belast waren,
droom- den er zelfs van dat zij instrumenten waren in de hand van de
Voorzienigheid.
Inderdaad diende Don Savio, gedwongen door de noodzaak naar een
ruim terrein uit te zien in de buurt van het Oratorio, zich tot de Ros-
minianen te wenden. Er vielen echter verschillende moeilijkheden te
overwinnen, en de meest ernstige was een zeer zware voorwaarde die de

30.8 Page 298

▲back to top
- VII/293 -
procurator van deze kloosterlingen wilde stellen. Hoewel de waarde van
de grond, door de gewijzigde bouwplannen in de streek van Valdocco, bij-
na met acht tienden verminderd was, sinds de dag dat Don Bosco hem ver-
kocht had, werd er verlangd dat de koper daarom buiten de geschatte
prijs een aanzienlijke compensatie zou betalen. Don Savio trok zich te-
rug. Wat we hier verteld hebben gebeurde in de eerste weken van januari.
Intussen begon op de 23e van die maand de noveen van de H. Fran-
ciscus van Sales. Het feest werd dat jaar op 1 februari gevierd, dat
wil zeggen op de eerste zondag na 29 januari, zoals de vorige jaren
steeds gebeurd was. Don Bosco schreef en verklaarde voor de leerlingen
de volgende fioretti:
"
Fioretti voor de noveen van de H. Franciscus van Sales in
" 1863.
" 1° Ik wil aan de zonde verzaken; ik zal een akte van berouw
"
bidden met de opzet de gelegenheid tot zonde te vermijden.
" 2° Zodra het sein tot opstaan gegeven is, zal ik onmiddellijk
"
uit bed komen.
" 3° Ik zal stipt gehoorzaam zijn bij het vervullen van al mijn
"
verplichtingen en graag doen wat me weinig bevalt.
" 4° Stipte gehoorzaamheid in alles wat me opgedragen wordt.
" 5° Een goed voorbeeld geven in de kerk, als eerherstel voor de
"
ergernis in het verleden op heilige plaatsen gegeven.
" 6° Alle ondergane beledigingen vergeven; een Onzevader bidden
"
voor hen die me kwaad gedaan hebben.
" 7° Alles uit het verleden overdenken en rechtzetten, als was ik
"
op het punt te sterven.
" 8° De H. Franciscus van Sales navolgen in het ontvluchten van
"
slechte kameraden en in het omgaan met goede.
" 9° Drie Salve's ter ere van Maria om haar bijstand te verkrijgen
"
in het uur van de dood.
"
"
Op de Feestdag
"
"
Biecht en communie ter ere van de Heilige en hem de genade
" vragen om in het goede te volharden.
In dezelfde tijd als die van de noveen begonnen bij Don Bosco
brieven binnen te komen van de bisschoppen, in antwoord op zijn oproep
voor de "Letture Cattoliche". Don Bonetti schreef daarover in zijn kro-
niek onder de datum van zaterdag, 31 januari:
"Deze avond waren wij met een behoorlijk aantal in de kamer van
Don Bosco; hij gebruikte het avondmaal nadat hij van vijf uur tot half
tien biecht gehoord had. Dan liet hij een brief voorlezen, die hem ge-

30.9 Page 299

▲back to top
- VII/294 -
schreven was door de bisschop van Spoleto. Daarin zwaaide de prelaat hem
grote lof toe; hij merkte onder meer op dat hij niet de eer had hem per-
soonlijk te kennen, maar dat de roem van zijn naam niettemin tot hem was
doorgedrongen en dat hij in hem een grote ijver onderkende voor de eer
van God en een waarachtige kerkelijke geest. Don Francesia, die bijna
steeds bij hem was, vroeg hem glimlachend: - "Wordt u niet hoogmoedig
bij het horen van zulke lofuitingen?"
Waarop hij: - "Och, kijk. Ik ben gewoon van alles te horen; een
brief vol lof te lezen is voor mij hetzelfde als het lezen van een ande-
re, die vol beledigingen staat. Als ik een of andere brief ontvang die
me prijst, amuseer ik me er soms mee hem met een andere te vergelijken,
met een grove brief of iets dergelijks, vol beschimpingen en dan zeg ik:
Zie nu toch eens aan hoe uiteenlopend de meningen van de mensen zijn.
Maar laat ze zeggen wat ze willen; ik ben in alle geval niet anders dan
wat ik ben voor God."
"Toen het gesprek diezelfde avond op de kerk kwam, die hij van
plan was te bouwen, zei iemand: - "De moed van Don Bosco is toch buiten-
gewoon; zonder geld, in een tijd die zo gierig en zelfzuchtig is, een
kerk bouwen! Dat is de Voorzienigheid uitdagen! Bent u niet bang dat
die onderneming halverwege blijft steken?"
Hij antwoordde: - "Als we iets willen doen, moeten we altijd
eerst nagaan of het tot meerdere eer van God strekt; zien we dat dit het
geval is, dan gaan we door, zonder op te houden; en we zullen slagen
ook!"
"Hij zei ons ook nog vele andere dingen die aantoonden hoe groot
en grenzeloos zijn godsvertrouwen was."
Dat vertrouwen bij het ondernemen van geweldige werken, terwijl
zijn gezondheidstoestand te wensen overliet en hij versleten was van het
vele werken, wekte ieders verwondering. Want inderdaad; hij voelde zijn
krachten iedere dag afnemen.
Don Bonetti schreef verder nog:
"Op 1 februari, de feestdag van de H. Franciscus van Sales, toen
Don Bosco zich bij enkele clerici en leken bevond, sprak hij over de
dood, en tot onze grote ontsteltenis verzekerde hij ons dat hij ons
spoedig zou moeten verlaten en dat zijn leven niet lang meer zou duren.
- "Ik heb", zo zei hij, "nog slechts twee jaar te leven." - Ook voor-
dien had hij, nu eens tegen de een, dan tegen de ander, de woorden her-
haald van de apostel Paulus: Ego jam delibor, et tempus resolutionis
meae instat. We vroegen hem de Heer te bidden dat deze hem tot onze
troost nog minstens twintig jaar te leven zou geven, en we vroegen hem
wat zijn jongens moesten doen om deze verlenging te verkrijgen.
"Hij antwoordde ons dat we hem zouden steunen in de strijd die
hij tegen de vijand van de zielen te strijden had, en voegde eraan toe:
"Als jullie me alleen laten, zal het gauw met me gedaan zijn, want ik
ben vastbesloten niet te wijken al moet ik op het strijdperk dood neer-
vallen. Help me dus hij het bestrijden van de zonde. Ik geef jullie de

30.10 Page 300

▲back to top
- VII/295 -
verzekering dat ik me zo bedrukt voel wanneer ik de duivel zich zie ver-
bergen in een of andere hoek wan het huis om tot zonde te verleiden, dat
ik niet weet of er een erger marteling denkbaar is dan wat ik dan door-
sta. Ik ben nu eenmaal zo; als ik zie dat God beledigd wordt, wijk ik
niet, ook al zou ik een heel leger tegenover me hebben."
"En ziende hoe bedroefd zijn trouwe zonen dan waren, onder wie
enkele clerici die binnenkort de wijdingen zouden ontvangen, voegde hij
eraan toe: "Bid tot de Heer, dan hoop ik jullie nog te kunnen assiste-
ren bij het opdragen van je eerste heilige Mis."
Deze woorden die al gauw door heel het huis verspreid waren, wek-
ten onder de jongens een ware onrust; en ze namen allen het besluit,
alles te zullen doen om hun vader en meester in leven te houden.
"Het was iets weldadigs en tastbaars, dat ons deed inzien hoe
machtig het morele gezag van Don Bosco onder de jongens van het Orato-
rio was.
"Op de avond van die plechtige dag, deelde Don Bosco aan de hele
communiteit die in de zaal bijeen was, mee, wat voor een grote over-
winning hij op de vijand van de zielen behaald had. Hij zei: - "Het gaat
er alleen om de duivel het suscipiat te doen opzeggen. Voor het ogen-
blik: bidt; later hoop ik u alles te kunnen uiteenzetten."
En op diezelfde dag had hij vastbesloten de hand geslagen aan de
eerste voorbereidingen voor de nieuwe kerk. Hoewel hij nog niet over een
terrein beschikte om ze op te bouwen, stuurde hij een groot aantal om-
zendbrieven rond, waarin hij de medewerking van zijn weldoeners vroeg.
Hij begon met zich te wenden tot de overheid en stuurde een smeekbede
aan graaf Cibrario.
"
Excellentie,
"
"
Tot de wijken van deze stad, waar de bevolking wel in
" bijzondere mate toegenomen is, behoort stellig die van Valdocco.
" Van de parochiekerk van Borgo Dora, ombuigend naar het krankzinni-
" gengesticht tot aan de Borgo San Donato en de K. Wapenfabriek,
" vormen de rijen en blokken huizen bijna een enkel geheel van wo-
" ningen die bijna alle in de laatste tijd gebouwd zijn.
"
Er is echter in die uitgestrekte en dichtbevolkte ruimte
" geen kerk, noch een openbare kapel, waar de bewoners de gods-
" dienstplechtigheden kunnen bijwonen. Wel is er het Oratorio van
" de H. Franciscus van Sales, dat voor enige tijd voor het publiek
" is opengesteld; maar deze kerk wordt zo druk bezocht dat ze nau-
" welijks een deel van de jongens kan bevatten die daar verblijven;
" er kan dus geen dienst zijn voor de volwassenen.
"
Om tegemoet te komen aan deze openbare behoefte heeft on-
" dergetekende zich voorgenomen te beginnen met de bouw van een
" kerk op een hem toebehorend terrein, gelegen aan de via Cotto-
" lengo, op

31 Pages 301-310

▲back to top

31.1 Page 301

▲back to top
- VII/296 -
" de helling van de Circolo di Valdocco. Deze kerk zou in het bij-
" zonder bestemd zijn voor de externe jongens, die er vrijelijk ge-
" bruik van zouden kunnen maken, doch ze zou ruim genoeg zijn, om
" eveneens voor de volwassenen te kunnen dienen.
"
Enkele weldoeners hebben zich al bereid verklaard giften tot
" dat doel ter beschikking te stellen en met hetzelfde doel richt
" ik me ook eerbiedig tot U, met de warme bede eveneens uw hulp te
" verlenen met een zo ruime bijdrage, als U goeddunkt voor het bui-
" tengewone geval van de bouw van een openbare kerk.
"
De ijver waarmee U bezield bent voor alles wat de openbare
" moraal en het stoffelijke welzijn raakt, zoals ons huis al bij
" verschillende gelegenheden heeft mogen ondervinden, doet een goed-
" gunstige ontvangst van het verzoek van ondergetekende verhopen.
"
Terwijl ik van de hemel overvloedige zegeningen afsmeek over
" U, evenals over onze verheven Soeverein en over al de Heren van de
" orde van de H. Mauritius, acht ik het een hoge eer mij te mogen
" noemen
"
van Uwe Exc.
"
de zeer nederige en toegewijde dienaar,
" 1 februari 1863.
Pr. Bosco Giovanni
Een soortgelijke brief richtte hij aan de minister van Justitie
met het verzoek hem hulp te bieden en hem ten laste van het koninklijke
Economaat een zo groot mogelijke subsidie te verlenen.
Tegelijkertijd diende hij een verzoek in bij de burgemeester van
Turijn met de dringende bede om hulp voor het buitengewone geval van de
bouw van een nieuwe openbare kerk, terwijl hij de zegen van de hemel
over al de heren van het gemeentebestuur afsmeekte.
Daarna haastte hij zich het volgende rondschrijven te sturen aan
alle heren die hij in Turijn en in andere steden van Italië kende.
" Uitnodiging tot medewerking aan de bouw van een kerk ter ere van
" de Heilige Maagd, onder de titel van "Maria Hulp der Christenen".
"
Maria Auxiliarum Christianorum. Ora pro nobis!
"
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Het is voor een katholiek alleszins een grote troost, een
" groot aantal gelovigen in Gods huis verenigd te zien tot het bij-
" wonen van de goddelijke diensten en om te luisteren naar het god-
" delijk woord. Maar ook is het een reden tot grote teleurstelling
" wanneer de gelovigen die opgekomen zijn om de diensten bij te wo-
" nen, moeten afgewezen worden door gebrek aan voldoende ruimte.
" Het is juist daarvan dat ikzelf de bedroefde toeschouwer moet
" zijn.
"
Het is ongeveer tien jaar geleden dat de fundamenten gelegd

31.2 Page 302

▲back to top
- VII/297 -
" werden van een kerk bij dit huis; door de hulp van liefdadige per-
" sonen kon zij al spoedig voor de godsdienstplechtigheden worden
" gebruikt.Overigens kan dit kerkgebouw, dat toen voldoende scheen,
" op het ogenblik slechts een gedeelte bevatten van de jongens die
" er gebruik van willen maken; het grootste gedeelte van hen kan er
" niet meer in. Bovendien hebben we hier in de buurt een bevolking
" gekregen van meer dan twintigduizend inwoners in wier midden er
" geen kerk aanwezig is, noch een kapel, noch een openbare school
" waarin, met uitzondering van de onze, goddelijke diensten gehou-
" den kunnen worden of waar godsdienstonderricht kan gegeven worden.
"
Met het oog op deze morele en godsdienstige behoefte, is
" bij mij het plan gerezen te trachten een nieuw gebouw op te rich-
" ten voor de eredienst van de Onbevlekte Maagd Maria, onder de ti-
" tel van Maria Auxilium Christianorum. Dat gebouw zal in een een-
" voudige stijl opgetrokken worden, maar voldoende ruimte bieden
" voor de jongens die er zouden willen komen, en voor de volwasse-
" nen uit de buurt; zij zal eveneens als parochiekerk kunnen dienst
" doen, wanneer de kerkelijke overheid dat nuttig mocht achten.
"
Het ligt dus in onze bedoeling hiermee te voorzien in een
" openbare en ernstige behoefte. Om het te verwezenlijken zouden er
" echter niet geringe middelen nodig zijn, waarvoor ik in deze tijd
" werkelijk niet weet waarheen me te wenden. U hebt mij eertijds al
" Uw weldadigheid betoond. Wellicht dat de Heer U eveneens in dit
" geval zal inspireren tot het verlenen van hulp aan een zo uiter-
" mate katholiek werk, dat ongetwijfeld tot het heil van vele zielen
" kan bijdragen!
"
Het is niet mijn bedoeling U te vragen de last van de hele
" bouw op U te nemen; doet enkel wat Uw omstandigheden en Uw gevoel
" voor weldadigheid U ingeven. In welke mate U ook moogt medewerken,
" ik zal U daarvoor steeds ten diepste dank weten en God de Heer
" bidden dat Hij U in het hemelse Jeruzalem een ruime beloning zal
" schenken voor wat U doet voor de schoonheid van zijn huis op
" aarde.
"
Ik verzoek U mij niet kwalijk te nemen dat ik U stoor en
" tegelijkertijd te willen aanvaarden dat ik U gezondheid en genade
" van de hemel toewens, terwijl ik met gevoelens van hoogachting, de
" eer heb mij te noemen,
"
van U, verdienstelijke Heer,
"
" Turijn, 1 februari 1863
Pr. Bosco Giovanni.
Gedrukte circulaires en ontelbare met de hand geschreven brieven
bleven het nieuws van het grote plan overal verspreiden. Bij deze aan-
kondiging wisten zelfs zijn oudste leerlingen, die ervan op de hoogte
waren hoe krap hij er financieel voorstond, niet meer wat ze moesten
zeggen, bij het zien van zijn voortdurend verlangen naar uitbreiding van
het Oratorio en zijn andere instellingen. Menigmaal hadden ze gedacht
dat hij te veel hooi op zijn vork nam en dat hij naderhand door gebrek
aan middelen van zijn plannen zou moeten afzien.

31.3 Page 303

▲back to top
- VII/298 -
Tal van personen in de stad, ook geestelijken, vonden dat hij te
vermetel was met het ondernemen van steeds nieuwe werken en sommigen
schreven hem: - "Zolang als U er bent, met Uw faam, zult U Uw instellin-
gen kunnen onderhouden, maar als de Heer U tot het andere leven zal ge-
roepen hebben, zullen ze ineen moeten storten of onvoltooid blijven."
Een groot aantal anderen echter hadden een absoluut vertrouwen in
de woorden van Don Bosco. Onder hen was ook de professor in de retorica,
Don Matteo Picco, die hem intiem kende, een grote achting koesterde voor
de man Gods en hem als een buitengewone man prees. Hij verwonderde er
zich vooral over hem te zien slagen met dingen die bijna onmogelijk
schenen. Als hij Don Bosco een van zijn grote plannen hoorde uiteenzet-
ten, zoals de bouw van die nieuwe kerk, riep hij dan ook steeds uit:
"Och! Hoe is het mogelijk?... Maar toch, Don Bosco zegt het en dus zal
het zo zijn!"
En het moest ook wel zo worden omdat zijn werk het werk van God
was en omdat, zoals kardinaal Agostini, patriarch van Venetië, zei tot
Don Rua, God verricht alleen grote werken door middel van zijn heiligen.
Intussen hadden de Rosminianen besloten hun terrein in Valdocco
te verkopen, want ze hadden er niet alleen geen voordeel van, maar ze
moesten er ook nog belasting voor betalen. Ze hadden de verkoopprijs er-
van bekendgemaakt; daar die echter te hoog was, kwam zich geen enkele
koper melden. Hun procurator en enkele anderen echter hadden besloten
dat het terrein nooit ofte nimmer aan Don Bosco in eigendom zou over-
gaan. Zij stonden nog altijd een beetje koel tegenover hem, omdat Don
Savio zich indertijd niet naar hun voorstel had willen schikken.
Toen bediende Don Bosco zich van de heer Francesco Tortone, een
vooraanstaande vriend van hem, die deed alsof hij de grond zelf wilde
kopen, maar in werkelijkheid dit deed om hem aan Don Bosco af te staan.
Hij stelde de prijs en de voorwaarden vast, zoals hij die het liefst
wilde en de anderen stemden toe. De dag om het contract te tekenen kwam.
De heer Tortone en de gevolmachtigde van de Rosminianen verschenen in
het kantoor van de notaris, Ridder Turvano. En plots kwam Don Bosco op-
dagen. Toen protesteerde de gevolmachtigde dat hij niet met Don Bosco
een contract had willen sluiten en dat de eigenaar zelfs tegen de ver-
koop van de grond zou zijn, als het om Don Bosco ging.
De heer Tortone zei daarop: - "Ik ben de koper van de grond en
heb ik niet het recht hem af te staan aan wie ik wil?"
De gevolmachtigde antwoordde dat, waar het ging om een contract
van een dergelijke aard, hij geen toereikende instructie had en niet
kon tekenen.
- "Welnu", merkte de heer Tortone op, "schrijft dan naar uw op-
drachtgevers en vraag om instructies."
- "Ik zal naar Stresa schrijven", besloot de gevolmachtigde.
En hij schreef. Maar de kwestie was al zo wijd en zijd bekend ge-

31.4 Page 304

▲back to top
- VII/299 -
worden, dat de belanghebbenden niet de smaad op zich wilden laden, Don
Bosco vijandig gezind te zijn. Het zou voor hen een kleinzieligheid ge-
weest zijn, die stof tot veel gepraat zou gegeven hebben. Daarom ant-
woordden ze hun gevolmachtigde dat hij het contract maar zou tekenen
onder de voorwaarden door de heer Tortone gesteld.
Vandaar dat bij notarieel bekrachtigde acte van 11 februari 1863,
de theoloog Pietro Bertetti, erfgenaam van de abbé Antonio Rosmini, aan
Don Bosco dat stuk grond verkocht, gelegen in Valdocco, groot 0,19,48
hectare, voor de overeengekomen prijs van 1.558,40 lires. En zo kwam
dat stuk terrein terug in het bezit van Don Bosco.
Intussen legden de antwoorden van hen aan wie de circulaires ge-
zonden waren, niet alleen getuigenis af van hun devotie tot Maria, maar
ook van het vertrouwen dat ze stelden in de gebeden van Don Bosco.
"Inderdaad", zo verzekert kanunnik Ballesio, "genoot Don Bosco de
faam veel gunsten van de Heilige Maagd, hulp der Christenen, te ver-
krijgen voor hen die zich bij hem lieten aanbevelen. Dat vertrouwen was
op goede gronden gesteund; want ik ondervond voor zover ik mij herinner
gedurende mijn verblijf van acht jaren in het Oratorio en ook daarna
telkens als ik met de dienaar Gods in aanraking kwam, dat hij volle ver-
trouwen had in de Madonna en dat hij er stellig van overtuigd was met
haar hulp bijzonder veel te verkrijgen, ook dingen die, menselijkerwijs
gesproken, onmogelijk schenen. De Madonna was steeds zijn schatbewaar-
ster, zijn verdediging en toeverlaat, hetzij ten behoeve van degenen die
hun toevlucht tot Haar namen door middel van de dienaar Gods, hetzij ten
behoeve van de salesiaanse instellingen."

31.5 Page 305

▲back to top
- VII/300 -
H O O F D S T U K XXXVII.
Het moet Don Bosco zeker genoegen gedaan hebben, het terrein uit
zijn dromen verkregen te hebben. Na zoveel wederwaardigheden van onder-
handelingen, aankopen, verkopen en weer aankopen, hypotheken, buitenspo-
rige en geweigerde aanbiedingen, was de belofte van de Madonna in ver-
vulling gegaan; zijn plan dat door de hemel ingegeven was, scheen in
uitvoering te zullen komen. Voor dat wat van de duivel scheen te zijn
had hij het suscipiat gebeden.
Toen deze onderhandelingen achter de rug waren, ging Don Bosco tot
tot andere zaken over die hem nog ter harte gingen en hij vertrouwde
twee brieven toe aan markies en markiezin Landi, die naar Rome vertrok-
ken. Een van die brieven was gericht aan baron Ricci, die zich al in de
eeuwige stad bevond, om hem een belangrijk werk te vragen, dat hij nodig
had om bepaalde nummers van zijn Letture Cattoliche samen te stellen; de
andere brief was bestemd voor de paus van Rome.
De inhoud van de eerste luidde als volgt:
"
Turijn, 13 februari 1863
"
"
Dierbare Heer Baron,
"
"
Ik benut de gelegenheid dat de heer en mevrouw markies
" Landi naar Rome gaan, om U enkele gunsten te vragen, waarom ik U
" al voor het vertrek wilde verzoeken.
"
We hebben in dit huis het boek van Moroni nodig; de eerste
" delen zijn al in ons bezit. Vriendelijk verzoek ik U de moeite
" te willen nemen om het werk te vervolledigen aan de hand van inge-
" sloten opgave. Het is te lastig om het mee te nemen; bedien U
" derhalve van dezelfde gelegenheid waarmee U mij gewoonlijk de Ci-
" viltà Cattolica doet toekomen, zodoende wordt er heel wat last be-
" spaard. De eerwaarde pater Oreglia zal U naar ik hoop de helpende
" hand bieden. Mijn vraag betreft alleen de last; bij uw terugkeer
" zal ik de kosten vergoeden.
"
Weest zo goed mevrouw de barones eerbiedig te groeten.
"
Ik zal trachten U in al mijn geringheid te belonen en de
" Heer bidden overvloedige zegen over U en de uwen te laten neer-
" dalen, opdat Hij allen gezondheid en genade moge verlenen in dit
" en het toekomende leven.
"
Wil aanvaarden de gevoelens van de meest oprechte dankbaar-
" heid van
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Pr. Bosco Giovanni.

31.6 Page 306

▲back to top
- VII/301 -
Maar als Don Bosco enerzijds de werken van Moroni nodig had voor
zijn studies, had hij eveneens besloten het Oratorio geleidelijk aan te
voorzien van een bibliotheek, die op gelijke voet van betekenis zou
staan met die van andere kloosterinstellingen. Hij slaagde daarin met
de hulp van zijn vrienden en ook door zijn offers, zodat zijn priesters
en clerici alle werken bij de hand hadden die niet alleen noodzakelijk
waren, maar ook aangepast aan iedere tak van hun studies.
Het duurde niet veel jaren of twee grote zalen en drie kamers be-
vatten ongeveer 30.000 banden. Elke wetenschap had haar eigen rek en dat
waren er in totaal tweeëntwintig.
Bovendien kreeg Don Bosco veel werken in vreemde talen, over ver-
schillende onderwerpen, waaronder sommige zeldzame kostbare werken.
In 1863 echter bestond de bibliotheek van het Oratorio, hoewel de
uitvoering van dat plan toen nog in de kinderschoenen stond, al uit een
grote zaal die goed van boeken was voorzien. Een nieuw boek betekende
een waardevol bezit voor hem. Dat blijkt uit een andere brief aan baron
Ricci.
"
Turijn, april 1863
"
"
Verdienstelijke en Dierbare Heer Baron,
"
"
Eindelijk heb ik de kist ontvangen die U me aankondigde en
" die tal van stations aandeed alvorens de hoofdstad te bereiken.
" Alles was overigens zoals ik geschreven had en ik heb direct de
" toegekende delen naar hun bestemming gezonden.
"
Ik dank U voor de Moroni, maar ik ben van plan hem ten
" dienste van het huis te houden, zowel voor de prijs waarvoor U
" hem kon krijgen, als voor de behoefte die we er werkelijk aan
" hebben. Behalve de dankbaarheid voor al de moeite die U ter zake
" gehad hebt, verklaar ik me gaarne verschuldigd voor de kosten die
" U te Rome voor het hele werk gemaakt hebt.
"
De porto- en bezorgingkosten, en de douanerechten werden
" alle hier te Turijn betaald.
"
De Heilige Maagd vergezelle U, mevrouw de barones en ver-
" lene de hele familie een prettige thuisreis.
"
Met de meeste waardering heb ik de eer mij te noemen
"
van U, zeer verdienstelijke Heer,
"
de verplichte dienaar
"
Pr. Giovanni Bosco
Bij de boekenzending bevond zich een brief van een goede vriend
van hem:

31.7 Page 307

▲back to top
- VII/302 -
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Ik verzoek U dit geringe bewijs van verering en hoog-
" achting te Uwen opzichte te willen aanvaarden.
"
Ik verzoek U bij wijze van gunst voor mij een Weesge-
" groet te bidden tot Maria, de zetel en meesteres der ware
" wijsheid.
"
Met mijn hartelijke genegenheid,
"
van U, zeereerwaarde,
"
de onderdanige dienaar,
"
Antonio Angelini
" Rome, Col.Rom. 21 maart 1863
van de sociëteit van Jezus.
"
" N.B. - Met twee pakjes boeken en de groeten van Protasi.
Intussen had markies Landi de brief van Don Bosco aan de heilige Va-
der overhandigd. De brief in het net geschreven door Don Cagliero, waar-
in zijn diepe eerbied, zijn kinderlijke genegenheid voor en vertrouwe-
lijkheid met de plaatsvervanger van Jezus Christus en tegelijkertijd
zijn aanhankelijkheid aan de Kerk, wier leven, smarten en triomfen hij
ook als de zijne beschouwt, tot uiting komen.
"
Heilige Vader,
"
"
Wil Uwe Heiligheid zich verwaardigen Uw gebruikelijke goed
" heid te tonen door toe te staan dat ik, arme maar alleraanhanke
" lijkste zoon van onze Moeder de Heilige Kerk, door middel van de
" ijverige katholieke Markies Landi de mooiste van alle vertroos-
" tingen moge genieten door mij neer te werpen aan Uw heilige voe-
" ten om enkele kinderlijke gevoelens van mijn hart tot uitdrukking
" te brengen.
"
Allereerst bied ik U mijn levendigste betuigingen van dank-
" baarheid aan van mijnentwege, uit naam van mijn collega's en jon-
" gens,voor de vele geestelijke gunsten die U ons bij verschillende
" gelegenheden geschonken hebt. Deze gunsten betekenden voor ons
" een machtige prikkel tot medewerking, zowel met gebeden als daad-
" werkelijk, om met onze nietigheid de eer van God en het heil der
" zielen te bevorderen.
"
De godsdienst en de heilige ambtsbediening werden sinds
" twee jaren in onze landen aan ernstige beproevingen blootgesteld,
" hetzij door de gewone vrijgevigheid van de protestanten, door de
" dreigementen en ook wel door de onderdrukkingen van de overheden,
" hetzij door de afdwalingen van niet weinigen onder hen die door
" God tot bewaking van het huis des Heren waren aangesteld. Daarbij
" komt nog de a-katholieke onderrichting van de jeugd op de lagere
" en middelbare scholen met haar nasleep van betreurenswaardige
" gevolgen, toe te schrijven aan de zucht tot het lezen van verlei-
" delijke en goddeloze geschriften en het afwijzen van dat waarop
" de godsdienst steunt; vandaar ook een gevoelige vermindering van
" het aantal roepingen tot de geestelijke en kloosterlijke staat en
" een bespotting van hen die er zich toe geroepen voelen.

31.8 Page 308

▲back to top
- VII/303 -
"
De goddeloze kranten en boeken blijven steeds maar verschij-
" nen, ze worden steeds talrijker en wijder verbreid, maar met min-
" der gunstig resultaat voor de vijanden van de godsdienst. Dat valt
" toe te schrijven aan het toenemen van de goede kranten en boeken
" en aan de grotere ijver die de katholieken aan de dag leggen hij
" het bevorderen en verspreiden van de pers.
"
Maar te midden van zovele redenen tot droefheid, hebben
" we ook veel vertroostende. De eerbied voor en de verering van Uwe
" Heiligheid neemt erg toe onder de weldenkenden, en ze handhaven
" zich en worden groter ook bij de vijanden van het geloof. Dat valt
" toe te schrijven aan het onaantastbare gedrag, de prachtige werken
" en de vastberadenheid van Uwe Heiligheid. Omnia ad majorem Dei
" gloriam.
"
De dood, de verbanning van niet weinig bisschoppen heeft
" de minst vurigen tot wantrouwen gebracht en gemaakt dat de clerus
" zich hechter aaneensloot, met de gedachten uitsluitend en recht-
" streeks gericht op de kern van de waarheid, op de plaatsvervanger
" van Jezus Christus. De bisschoppen blijven één; de geestelijkheid
" van Piëmont is één van zin met de bisschoppen en met Rome; de
" geestelijkheid van de andere provincies (flens dico) heeft zich in
" niet weinig gevallen onteerd. De enige troost bij deze ramp is de
" vastberadenheid en voorzichtigheid van de bisschoppen, waardoor
" zij velen voor de val behoedden en niet weinigen tot inkeer brach-
" ten. Ik zal iets vreemds zeggen, maar ik geloof dat het waar is.
" Het heeft op dit ogenblik de schijn alsof de bisschoppen meer goed
" verrichten vanuit hun ballingschap en vanuit hun kerkers, dan ze
" misschien van op hun zetel zouden doen, aangezien zij daadwerke-
" lijk het principe van het goddelijk gezag verkondigen en verdedi-
" gen in zijn zichtbaar Hoofd, wat de grondslag is van onze heilige
" katholieke godsdienst.
"
Hoewel we getuigen moeten zijn van veelvuldige plunderin-
" gen van gewijde plaatsen en personen, heeft het tot nu toe aan
" niets ontbroken ten aanzien van de eredienst. Het bouwen van vele
" nieuwe kerken werd ondernomen, terwijl er ook in restauratie zijn.
" Alleen al in de stad Turijn zijn vier kerken voor de parochie-
" dienst in aanbouw, onder welke een, toegewijd aan Maria, Auxilium
" Christianorum.
"
Uwe Heiligheid heeft zich al bij een andere gelegenheid
" verwaardigd over de Oratoria te horen spreken; daarom zal ik ook
" daarover een en ander meedelen. Het aantal ervan is thans vijf;
" de toeloop van jongens geeft veel voldoening; zij komen daar naar
" Gods woord luisteren en tot de Sacramenten naderen. Het aantal van
" hen dat op zon- en feestdagen regelmatig daar bijeenkomt bedraagt
" over de drie duizend. Het Oratorio van de H. Franciscus, waarbij
" ook een internaat en scholen werden gevoegd, wordt op zondagen
" druk bezocht door jongens uit alle delen van de stad. Het aantal
" van hen die in ons huis verblijven bedraagt zevenhonderd; vijf-
" honderd vijftig van hen verlangen naar de geestelijke staat, ieder
" jaar treden verscheidenen tot het priesterschap toe en gaan naar
" verschillende dorpen ter uitoefening van de heilige ambtsbediening.

31.9 Page 309

▲back to top
- VII/304 -
"
Intussen, Heilige Vader, gaan de jongens van onze Orato-
" rio’s voort met te bidden voor Uw behoud en voor de triomf van
" onze Moeder de Heilige Kerk. Iedere dag wordt er een aanzienlijk
" aantal communies opgedragen; 's morgens en 's avonds worden er ge-
" beden gericht tot de Heilige Maagd Onbevlekt Ontvangen; in de loop
" van de dag wordt er menig bezoek gebracht aan het Allerheiligste
" Sacrament; en dat alles om de goddelijke barmhartigheid in te roe-
" pen opdat God zich verwaardige de plagen te milderen, die zich
" sinds enkele jaren op ernstige wijze doen gevoelen in onze dorpen;
" en dat Hij de mooie dagen moge herstellen van vrede voor de Kerk
" en voor de volkeren.
"
Maar helaas, allerheiligste Vader, we moeten nog de weg
" gaan per ignem et aquam, en deze doorgang, die nog veraf scheen,
" is thans naderbij gekomen. Volgens de verheven gedachte die God
" Uwe Heiligheid ingeeft, beveelt U overal waar mogelijk de verering
" aan van het H. Sacrament en de devotie tot de Maagd Maria, de
" beide heilsankers voor de menselijke ellende. Vele gelovigen bid-
" den voor U, allerheiligste Vader, opdat, en daarvan mag U verze-
" kerd zijn, in tijden van beproeving de Heilige Maagd U tot steun
" zal zijn; en dat Jezus in het Sacrament U behoede voor de gevaren.
"
Nu ik deze grote vertroosting gehad heb aldus met Uwe Hei-
" ligheid te kunnen spreken, verzoek ik Uwe Heiligheid, lankmoedig
" te willen zijn ten aanzien van de durf waartoe ik gedreven werd
" de door grote genegenheid die wij hier uw persoon toedragen.
"
Verwaardig U tenslotte ons nog een bijzonder teken van
" Uwe goedheid te schenken, door Uw zegen te willen geven aan een
" aanzienlijke schare priesters, clerici, leken en jongens, die zich
" allen met mij verenigen om deze nederig af te smeken, terwijl ik
" uit naam van allen de grote vertroosting smaak mij aan uw voeten
" neer te werpen.
"
Van Uwe Heiligheid,
"
de arme, maar zeer genegen zoon
" Turijn, 13 februari 1863
Pr. Bosco Giovanni.
Terwijl de eerbiedwaardige dienaar Gods zich met de paus verheugd
had over de grotere ontwikkeling van de goede pers, schreef hijzelf de
aflevering van de "Letture" voor april. Zij droeg tot titel: Het Ponti-
ficaat van de H. Caius, paus en martelaar, bezorgd door de priester
Bosco Giovanni (N.). Ook het martelaarschap van vele doorluchtige be-
lijders uit die tijd is erin beschreven.
Terwijl Don Bosco aan de Kerkelijke Geschiedenis werkte, verscheen
bij de drukkerij van de Immacolata te Modena de tweede druk van de popu-
laire geschiedenis der Pausen, een werk van G. Chantrel, gevulgariseerd
door A. Somazzi. Don Bosco had dat hele werk al in eerste druk gelezen
en de uitgever had hem schriftelijk verzocht de intekening en versprei-
ding van de 24 boekjes te willen bevorderen.
Don Bosco antwoordde:

31.10 Page 310

▲back to top
- VII/305 -
"
Dierbare Heer,
"
"
"
Heel gaarne wil ik zorgen voor inschrijvingen en voor de
" verspreiding van het werk Storia_populare dei Papi del Chantrel,
" maar ik zou gaarne zien dat iemand zich belastte met het verbete-
" ren van de tekst, die alleen in de voetsporen treedt van Franse
" schrijvers en op verschillende plaatsen, te goeder trouw als U
" wilt, de waarheid verdraait en de belangrijkste dingen achterwege
" laat.
"
In een brief kan ik U niet veel daarover zeggen; maar bij-
" voorbeeld de katholieke Kerk maakte het officie met lezingen, de
" mis, de epacten en verschillende acten ter ere van de H. Cletus
" en ter ere van de H. Anacletus en hij maakt er slechts een mengel-
" moes van dat de geschiedenis van de pausen waarlijk verwart. Zie
" in dat opzicht Baronio deel I, Navaes deel I, het boek van het
" Pontificale Romano, enz. (1).
"
Hij volgt de kroniek van de Gallicanen, en gaat dus in te-
" gen de Italiaanse geleerden Baronio, Giaconio, Sandini, Orsi, enz.
"
Men raakt verloren in boeiende maar onbelangrijke nevenza-
" ken en verwaarloost dan, om zo te zeggen, dingen van de pausen te
" schrijven, die werkelijk essentieel zijn; bijvoorbeeld de hande-
" lingen der martelaren H. Clemens I, H. Alexander I zijn overgesla-
" gen, terwijl ze voor authentiek gehouden worden door de Bollandis-
" ten, Surio, Ruinart enz.
"
De mooie dingen die de H. Ambrosius schreef over de H.
" Caius en die vermeld worden in de acten van de heiligen Gabinius,
" Susanna,Sebastianus en zijn gezellen, worden door Chantrel zelfs
" niet genoemd.
"
Ik zeg dit maar in het algemeen, omdat in een brief niet
" meer te zeggen is; maar als men deze schrijver toetst aan de his-
" torische bronnen, zoals Eusebius van Cesarea, Teodoreto, Socrates,
" Sozomene, Niceforus, Calisto, Evagrio en met degenen die later
" schreven, komt men tot de ontdekking dat er een radicale verande-
" ring in de tekst van de schrijver noodzakelijk is.
"
De vertaler zou deze belangrijke dienst aan de geschiede-
" nis kunnen bewijzen, wanneer hij Baronio ter hand zou willen ne-
" men en diens opvolgers, vooral voor de chronologie;
"
Giaconio, die oordeelkundig het beste heeft verzameld om-
" trent het doen en laten van de pausen;
" Surius, Brevis notitia Summorum Pontificum waarin de richtlijnen
" van de pausen in het kort worden uiteengezet;
"
Bernini Storia delle eresie (Geschiedenis van de ketterij-
" en)waarin hij vermeldt wat de pausen gedaan hebben ter bestrijding
" van de ketterijen.
"
Wanneer Chantrel met deze bronnen in overeenstemming wordt
(1) In deze twistvraag houdt Don Bosco zich aan de toen meer algemene en overheersende
opvatting.

32 Pages 311-320

▲back to top

32.1 Page 311

▲back to top
- VII/306 -
" gebracht, kan het werk de kritiek doorstaan; anders stellen we
" ons bloot aan het grote gevaar, door de protestanten op de vin-
" gers getikt te worden, zonder dat men hen dan overtuigend van
" antwoord kan dienen.
"
Zoals U ziet spreek ik openhartig met U en geef mijn be-
" scheiden mening weer, die ik te allen tijde voor een betere wil
" geven.
"
Ik voor mij ben al blij indien U geduld met mij wilt heb-
" ben en de verzekering wilt aanvaarden van al het goede dat ik U
" van de hemel toewens, terwijl ik de eer heb mij te noemen,
"
van U, Dierbare,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 8 april 1863
Pr. Bosco Giovanni.
In een andere brief had hij een leraar geantwoord, die hem om in-
lichtingen gevraagd had betreffende de gewijde geschiedenissen vertaald
uit vreemde talen. Hij merkte op dat men heel voorzichtig te werk moest
gaan bij het beoordelen van dergelijke werken, omdat, in het algemeen,
het aan inzicht en omzichtigheid ontbrak die zo noodzakelijk zijn in een
boek dat aan de jeugd in handen moet gegeven worden.(1)
(1) Opmerkingen voor het gebruik op school van de 'Gewijde geschiedenis' vertaald uit
vreemde talen,
Niemand kan ontkennen dat de wetenschappelijke uitwisseling van het ene land met het
andere van groot nut is voor de beschaving, de wetenschap en de moraal; maar het is
eveneens waar dat in de keuze van de buitenlandse boeken grote omzichtigheid aan de dag
behoort gelegd te worden, om niet in bepaalde fouten te vervallen en soms in dwalingen,
die in die landen overheersen en zodoende van de ene uitgave in de andere overgaan. De
Bijbelse Geschiedenis vooral is onderworpen aan zulke wederwaardigheden, omdat vele
schrijvers hun werk baseren op niet oorspronkelijke geschriften en zonder meer slikken
wat anderen ook al overgenomen hebben.
Het is niet mijn bedoeling hier alle Bijbels de revue te laten passeren die ons in
een overzetting uit vreemde talen geworden; ik heb uitsluitend die uitgaven op het oog
die als samengevatte uitgave voor de jeugd verschijnen; en omdat dat er veel zijn, be-
perk ik me tot een signalering van de meest bekende, zoals La Storia Sacra van Schmid,
die tot titel draagt: Verhalen, geput uit de Heilige Schrift en de "Gewijde geschiede-
nis ten gebruike van Opvoedingsinstituten", uitgegeven door Marietti in 1841.
Een "Gewijde Geschiedenis", bestemd voor de scholen komt mij voor te moeten voldoen
aan deze drie hoedanigheden: le waarheidlievend, 2e moreel, 3e terughoudend.
le. Waarheidlievend. Het gaat om het woord van God; daarom moet wat niet in de
heilige boeken staat, verzwegen worden, tenzij de lezer daarop wordt gewezen, opdat hij
niet voor het woord van God houdt, wat het woord van de mens is.
2e. Moreel. D.w.z. dat het verhaal dient tot norm van geloven en deugdzaam hande-
len, zodat men niet een Gewijde Geschiedenis voor de jeugd krijgt die onjuiste formule-
ringen bevat of de schijn daarvan zou kunnen hebben.
3e. Terughoudend. Het is duidelijk, zegt de heer Bonavino, dat er in de Bijbel ver-
schillende feiten voorkomen die, wanneer ze ontijdig worden onthuld, de onschuld van de
kinderen zou kunnen deren en de hartstochten prikkelen. Een boek dat voor hen bestemd
is, moet dit gevaar voorkomen en een feit verzwijgen of op schrandere wijze verhullen
als het een gelegenheid zou kunnen opleveren tot aanstoot op een gevoelige leeftijd.
Deze drie fundamentele kenmerken ontbreken in de geschiedenissen waarover we hier
spreken, le. Ze zijn niet waarheidlievend, Schmid, blz. 36, uitg. Milaan, zegt: Noach
voorspelde deze zoon (Cham) dat hij zijn leven lang ongelukkig zou zijn. De tekst ge-
waagt niet van de vervloeking van Cham en van zijn ongelukkig leven, maar alleen ver-
vloekte Canaam (zoon van Cham). Hij zal voor zijn broeders de dienaar der dienaren zijn,
Martini. — Blz. 85. Mozes leidde de schapen tot in de uitlopers van de berg Horeb
../..

32.2 Page 312

▲back to top
- VII/307 -
(1)
.../...
waar men niets anders zag dan hier en daar braamstruiken met doorns; daar werd Mozes meer dan ooit
vervuld van de gedachte aan de onderdrukking waaraan zijn broeders waren overgeleverd in Egypte en
hij bad vurig tot de Heer hun te hulp te komen. Terwijl hij in deze gedachte verzonken was enz. Ik
weet niet waar Schmid heel dit stuk van het verhaal vandaan heeft, ik vind het niet in de tekst.
In de andere Storia Sacra ad uso delle case di educazione wordt gezegd dat God onze eerste
ouders niet zonder een schijntje hoop achterliet op redding door een toekomstige Messias. Ik zeg dat
hij hem achterliet met zekerheid; overigens, arme Adam! Hoe zou hij hebben kunnen zalig worden? (blz.
94). Het feit van Alexander in Jeruzalem staat niet in de Heilige Schrift, maar wordt enkel vermeld
door Flavius Josephus (blz. 96). De Joden bevrijd van de olifanten enz. Dit verhaal is ontleend aan
het derde hoek van de Makkabeeën, wat niet tot de Heilige Boeken behoort, noch authentiek is (blz.
103). Op blz. 105 wordt gezegd dat met de geboorte van Christus de geschiedenis van het volk van God
ten einde is, bijna alsof het Nieuwe Testament geen geschiedenis van het volk van God meer zou zijn.
Ik zou op verschillende feiten kunnen wijzen en op tal van uitdrukkingswijzen, die er uitzien als
gewijde geschiedenis en het niet zijn. Waaruit volgt dat de kinderen voor gewijd houden wat het in
werkelijkheid niet is.
2e. Moreel. Heel het Oude Testament moet een voortdurende voorbereiding zijn op het nieuwe.
Schmid echter raakt verloren in heel vele mooie overwegingen, maar zonder iets te zeggen over tal van
dingen die de Zaligmaker betreffen. Hij maakt alleszins gewag van enkele profetieën, maar allerondui-
delijkst, bijvoorbeeld, (blz.15). De Heer zei tot de slang: een der afstammelingen van de vrouw zal
je de kop verpletteren en jij zult hem aan de hiel verwonden, (blz. 35). God zei tot Abraham: Alle
volkeren der wereld zullen gezegend zijn in een van je afstammelingen. Deze en andere profetieën,
zonder de geringste aanwijzing van waar zij op slaan, gaan het vermogen van welke geleerde filosoof
ook te boven als hij niet geleid wordt door het licht der openbaring. Daarom is er volstrekt niets
dat tot het essentiële punt leidt, tot de erkenning van de Messias als het centrum van iedere morali-
teit.
Deze fouten zijn nog opvallender in de andere Storia ad uso belle case di educazione. Op blz. 7
verklaart hij het boek de gewijde geschiedenis als Geschiedenis van de godsdienst. Het komt me voor
dat het hetzelfde is, te zeggen gewijde geschiedenis of geschiedenis van de godsdienst. Zodat er
niets verklaard wordt. Dezelfde bladzijde: De gewijde geschiedenis heeft twee belangrijke winstpunten
voor op de profane geschie-denis: de zekerheid en de oudheid; maar hij laat het allerbelangrijkste
kenmerk achter-wege, gelegen in de aan de mensen geopenbaarde goddelijke Wil.
Blz. 8. Het Oude Testament bestaat in het verbond door God gesloten met de Israëlieten door Mo-
zes de Wet te schenken. Dus alleen de Pentateuch is Oud Testament en de andere boeken niet meer. Dit
is een dwaling die veroordeeld is in die ketters, die alleen de Pentateuch voor heilig en canoniek
houden. Zelfde blz. Het Nieuwe Testament is het verbond door Jezus Christus gesloten met alle mensen
door hen de evangelische Wet te schenken. Deze definitie begunstigt op wonderbaarlijke wijze die sek-
te der protestanten die het evangelie aanvaarden, maar de Handelingen en de geschriften van al de an-
dere apostelen van de hand wijzen. Uit deze beginselen kan iedereen gemakkelijk opmaken welke morali-
teit er aanwezig kan zijn voor de jeugd. Ofwel helemaal geen voordeel voor hen, of onjuiste kennis.
3. Terughoudend. Meer dan eens hebben jongens me naar meer feiten en naar meer woorden gevraagd
en ik heb hun in dat opzicht niet kunnen voldoen, om hun onschuld niet te kwetsen. Men leest in de
bovengenoemde verhalen de voorvallen van Noach als hij zich aan de wijn te buiten gaat; van Jozef en
de vrouw van Potifar; van David en Uria; van Suzanna en de twee ouderlingen enz, en men zal moeten
toegeven dat dit betreurenswaardige lectuur is voor de onbevangen geest van kinderen. Misschien zal
de een of ander zeggen, dat ik te delicaat ben; maar het is een ervaring van meerdere jaren die me zo
doet spreken. Deze stof had men moeten weglaten of op een andere manier uiteenzetten; zo denken er
trouwens meerdere onderwijzers over, die zich terecht beklagen over te weinig terughoudendheid van
dergelijke schrijvers.
Ik heb alleen enkele gebreken van genoemde geschiedenissen vermeld en laat het aan de lezers
over aandacht te hebben voor vele andere die er dikwijls in voorkomen. Men zou tegen me kunnen opwer-
pen dat mijn opmerkingen in een betere betekenis kunnen verklaard worden; ik antwoord daarop dat ik
oprecht overtuigd ben van wat ik gezegd heb; zo luidt ook het oordeel van verscheidene vooraanstaan-
de personen; en wanneer de gemaakte opmerkingen ontkend zouden worden, is het toch werkelijk een feit
dat meerdere jongens aan wie ik het bovenbedoelde liet lezen en verklaren, de dingen in de aangege-
ven zin opvatten. Zouden de genoemde schrijvers te goeder of te kwader trouw geweest zijn? Ik geloof
te goeder trouw en dat het kwaad geschied is doordat ze andere schrijvers betrouwd hebben, zonder de
oorspronkelijke teksten en goede, bekende auteurs met ondervinding te raadplegen.
De bedoeling van mijn opmerkingen is enkel de onderwijzers en directeurs van opvoedingsinsti-
tuten te waarschuwen voor het invoeren in hun klassen van buitenlandse boeken; en om te verkrijgen
dat zij, ten aanzien van onze eigen boeken, die zullen kiezen die naar het oordeel van weldenkende en
ijverige onderwijzers, waarheidlievend, moreel en omzichtig zijn.
Pr. Giovanni Bosco.

32.3 Page 313

▲back to top
- VII/308 -
H O O F D S T U K XXXVIII.
Uit wat we in de voorgaande hoofdstukken schreven ten aanzien van
de eerste maanden van 1863 zou kunnen schijnen dat Don Bosco zijn dagen
heel druk bezet had doorgebracht, maar rustig was voor wat de toekomst
van zijn scholen betrof. De koninklijke inspecteur van Onderwijs had hem
twee circulaires doen toekomen, die tot onderwerp hadden Gegevens voor
het jaarboek en Gegevens voor de statistiek. Ze waren van algemene strek-
king voor alle gymnasia en internaten van de Provincie.
Ziehier de inhoud van de tweede circulaire.
" Kon. Inspecteur van Onderwijs
"
van de Provincie Turijn.
"
No. 251
Turijn, 31 januari 1863
"
"
De ondergetekende nodigt U uit aan dit bureau zo spoedig mo-
" gelijk te doen toekomen:
" 1°. De stand van het personeel van het gymnasium met nauwkeurige
"
aanduiding van namen, voornamen, bekwaamheden, academische ti-
"
tels en eretitels van iedere persoon en deze op bijgaand for-
"
mulier in te vullen.
" 2°. Opgave van het aantal studenten voor het schooljaar 1862-1863,
"
verdeeld over de vijf klassen van de school.
"
U gelieve er zorg voor te dragen bij de invulling van de-
" ze staten de meeste nauwkeurigheid te betrachten, zodat men op de
" juistheid ervan kan rekenen.
"
De Kon. Inspecteur
"
F. Selmi
Don Bosco antwoordde hem per 4 februari en uit zijn brief krijgt
men, voor wat de afdeling studenten betreft, een beeld van het Oratorio
in dat jaar.
Na een korte inleiding, waarin hij zijn eerbied voor de inspec-
teur tot uitdrukking bracht, deed hij hem aldus de gegevens voor de sta-
tistiek toekomen.
Leraren
: Directeur Picco Matteo, pr. Prof.
5e klas. Francesia Giovanni, pr.
4e klas. Cerruti Francesco, clericus
3e klas. Durando Celestino, clericus

32.4 Page 314

▲back to top
- VII/309 -
2e klas. Anfossi Gio. Battista, clericus
1e klas. Alasonatti Vittorio pr. onderwijzer
Rekenkunde en aardrijkskunde, Savio Angelo, pr.
onderwijzer.
Leerlingen : 5e klas
64
4e klas
40
3e klas
94
2e klas
53
1e klas
90
Opmerking. - Deze leraren verrichten hun arbeid gratis ten bate van de
opgenomen jongens en hun vergunning is vastgelegd bij besluit van uw
kon. bureau uit afgelopen maand december voor het lopende schooljaar.
Doch niettegenstaande het feit dat door bovengenoemde opmerking
tot de onderwijsautoriteiten van de provincie het onmiddellijke gevaar
voor het sluiten der scholen van het Oratorio bezworen was, liet Don
Bosco toch niet de middelen na die de voorzichtigheid hem ingaf om
steeds beter beschut te zijn. Daarom hernam hij de stappen die hij vroe-
ger al gedaan had, ook om de steun van het ministerie te verkrijgen en
met bekwame spoed de wettelijke bevoegdheden te verkrijgen voor de voor-
noemde leerkrachten. Hoezeer hem ook de boosaardigheid bekend was van
Ridder Gatti, die in die dagen het ministerie van Onderwijs onder zich
had, toch had hij zich in het begin van 1863 bij hem aangemeld en hem
om antwoord verzocht op zijn verzoek, ingediend bij het Ministerie van
Openbaar Onderwijs op 11 november van het jaar daarvoor. Nauwelijks had
de minister hem aanhoord, of hij zei:
"Het spijt me, mijn beste Don Bosco, ik heb gedaan wat ik kan,
om U te begunstigen; maar ik kan niet tegen de bepaling van de wetten
ingaan. Uw tegenwoordige leraren kunnen geen vergunning krijgen, noch
toegelaten worden tot de openbare examens."
"Zou ik de redenen daarvoor mogen weten"? vroeg Don Bosco.
"Zeker mag u die weten. Ze hebben niet volgens voorschrift de
cursussen van de koninklijke universiteit bezocht."
"Maar ja, die hebben ze wel zeker bezocht, en in dit bureau be-
vinden zich de bewijsstukken dat ze die al vier jaar lang bezocht heb-
ben."
"Jawel, maar enkel als toehoorders, en zonder op regelmatige
wijze te zijn ingeschreven en zonder de voorgeschreven schoolgelden te
betalen."
"Vroeger was het voldoende regelmatig de universiteit te be-
zoeken om tot de examens toegelaten te worden, daarvan zijn er tal van
voorbeelden. Als het nu nodig is het door de wet vereiste schoolgeld te
betalen, wil ik dat graag doen."
"Daar is het te laat voor. De voorbeelden zijn buitengewone
gunsten, waarop men zich niet kan beroepen tegen dat wat door de wet
voorgeschreven is."
"Maar hoe moet ik dat dan opvatten? Het ministerie heeft, door
middel van uzelf, indertijd mijn leraren geadviseerd zich aan de openba-

32.5 Page 315

▲back to top
- VII/310 -
re examens te onderwerpen, om de bevoegdheid te verkrijgen voor het on-
derwijs dat ze geven, en nu wil men hen niet toestaan dat zij zich er-
voor opdoen. Wil het mij niet kwalijk nemen, maar ik zie hierin een te-
genstrijdigheid."
- "Het ministerie had, toen het bedoelde voorschrift gaf, de kwes-
tie nog niet voldoende bestudeerd; maar nu is het vastgesteld dat men,
om tot de openbare examens te worden toegelaten, niet alleen de colleges
van de respectieve universitaire faculteiten moet volgen, maar dat men
dit doet na een voorafgaande regelmatige inschrijving."
- "Als het zo gesteld is, wilt u dan zo goed zijn, heer ridder,
mij als vriend een raad te geven. Wat moet ik thans doen?"
- "Tracht u voor de vier jaren gediplomeerde leraren te krijgen,
en laat uw leraren van thans onmiddellijk aan de universiteit inschrij-
ven. Alleen op die manier kunt u zorgen voor wat er voor uw scholen no-
dig is."
- "Maar het is onmogelijk op stel en sprong vier gediplomeerde le-
raren te vinden, en ook al kon ik die vinden, dan zou ik nog geen mid-
delen hebben om hen te betalen."
- "Dat spijt me."
- "En dus?"
- "Sluit de scholen."
- "Voor dit jaar denk ik ze open te kunnen houden; voor het vol-
gende jaar zal ik er dan iets op moeten vinden."
- "En op welk gezag zou u uw scholen ook dit jaar open kunnen hou-
den?"
- "Op gezag van de koninklijke inspecteur."
- "Denkt u dan dat de inspecteur u kan toestaan wat het ministe-
rie niet kan veroorloven? De inspecteur kan zich niet in die zaken men-
gen."
- "Toch heeft de inspecteur mij gemachtigd om de leraren van nu
voor het lopende schooljaar aan te houden."
- "Maar, dat kan hij niet doen. Hebt u dat op schrift van hem?"
- "Ja, zeker, hier ziet u het afschrift van zijn besluit."
- "Maar dat kan hij niet doen", herhaalde Gatti onder het lezen;
"dat kan niet, dat kan niet, daartoe is hij niet bevoegd. Ik zal onmid-
dellijk schrijven en hem berispen vanwege machtsmisbruik. Hij is een
lomperd; hij moet tot de orde geroepen worden."
- "Ik ken de grenzen van uw bevoegdheden niet", besloot Don Bosco,
"ik weet trouwens, dat allen zich voor onderwijszaken van de provincie
Turijn, tot de inspecteur wenden. Ik ga dus thans met een gerust hart
naar huis, maar in ieder geval verzoek ik u mij op de hoogte te willen
houden, indien u een beslissing mocht nemen die tegen dit besluit in-
gaat."
Bij het zien van de verontwaardiging die zich van Gatti had mees-

32.6 Page 316

▲back to top
- VII/311 -
ter gemaakt, had Don Bosco alle redenen om een onaangename verrassing
van hem te duchten; daarom ging hij, onmiddellijk na zijn bezoek aan het
ministerie naar de inspecteur, aan wie hij alles vertelde. Toen hij
hoorde welke woorden Gatti zich aan zijn adres had laten ontvallen, werd
hij woedend. - "Ik ben een lomperd!" riep Selmi uit; "ik ben een lom-
perd!... Hij is een lomperd en een imbeciel! Hij is altijd gezakt voor
zijn examens, en heeft de titel van professor niet uit verdienste gekre-
gen maar door buigingen en vleierij. Hij is opgeklommen tot de positie
die hij nu inneemt door te kruipen en stroop te smeren, en zo iemand
durft anderen nu stommelingen noemen? Maar trekt u er zich maar niets
van aan. U, mijnheer Don Bosco, ga rustig naar huis. Uw leraren hebben
een vergunning gekregen van degene die dat kon en moest doen. Als iemand
het in zijn hoofd haalt orders te geven die tegen mijn bewilliging in-
gaan, hoeft u niet bang te zijn dat ik u niet uit de moeilijkheid zal
halen."
Zoals men ziet gebeurde toen het tegendeel van wat er vroeger tus-
sen Herodus en Pilatus was voorgevallen, die van vijanden vrienden wer-
den. Gatti en Selmi echter werden van vrienden vijanden; maar deze vij-
andigheid, die door Don Bosco noch voorzien noch gewild was, werd door
de goddelijke beschikking van groot nut voor het instituut, hierdoor
werd het spreekwoord bewaarheid, dat waar er twee honden vechten om een
been, de derde er mee heen loopt; en die derde was het Oratorio. Inder-
daad schreef Gatti meerdere verwijtende brieven aan Selmi; en deze be-
taalde hem met gelijke munt, maar terwijl de beide regeringsambtenaren
elkaar in de haren vlogen, gingen de scholen van Valdocco rustig hun
gang, en het goedkeuringsbesluit kwam volledig tot gelding.
Wat echter de toelating van de leraren tot de geschiktheidexamens
betrof, ontving Don Bosco van het ministerie een weigerend antwoord, ge-
grond op de beuzelachtige redenen die Gatti eerder al mondeling had ge-
noemd, een omstandigheid die het vermoeden wettigde dat het antwoord
door hemzelf geschreven was, al droeg het ook niet zijn handtekening. Om
Don Bosco helemaal alle hoop te ontnemen, liet Ridder Gatti in de beves-
tiging van de weigering het oordeel aanvoeren van de Hoge Raad voor het
Openbaar Onderwijs, die aan zijn wil onderworpen was.
" 1556
Turijn, 2 maart 1863
"
"
Gehoord het oordeel van de Hoge Raad voor Openbaar Onder-
" wijs over het verzoek van U, Eerwaarde, om de jeugdige priesters
" en clerici, die onderricht geven in het door U in deze hoofdstad
" geleide instituut, toe te laten tot de universitaire examens ter
" verkrijging van het diploma van leraar in de vakken van het mid-
" delbaar onderwijs, moet dit Ministerie U tot zijn leedwezen mee-
" delen dat het dit verzoek niet in overweging kan nemen om de vol-
" gende redenen:
" 1°. De wet van 13 november 1859 en de daaruit voortvloeiende
" reglementen bepalen dat niemand kan deelnemen aan de universi-

32.7 Page 317

▲back to top
- VII/312 -
" taire examens zonder voor de voorgeschreven colleges te zijn in-
" geschreven en deze te hebben gevolgd, terwijl degenen, voor wie
" de toelating gevraagd wordt, de colleges van de drie literaturen
" slechts als gewone toehoorders volgen.
"
2°. Van de wet Casati werd bij Koninklijk Schrijven van 12
" december 1835 in zo verre afgeweken dat de bevoegdheid verkregen
" kon worden door privé-studie voor het filosofische en literaire
" onderwijs.
"
3° De bevoegdheid om naar eigen goeddunken te handelen van
" de Magistrato della Riforma kan door het ministerie niet meer wor-
" den aanvaard, noch zou het toelaatbaar zijn in het huidige systeem.
"
4° Het zou onvermijdelijk tot een economische verwarring
" van de huidige regeling leiden, indien het voldoende zou zijn zon-
" der wettelijke bevoegdheid toegelaten te worden tot het privé-on-
" derwijs of een onreglementair deelnemen aan de studies om toegela-
" ten te worden tot een examen voor het verkrijgen van het diploma
" van leraar.
"
5°. Evenmin is voor het verzoek het voorlopige vergunnings-
" besluit afgegeven door het Koninklijk Besluit van 21 december jl.
" van kracht na het indienen van het verzoek, omdat daarmee in
" strijd zijn de art. 246, 247 en 254 van de wet van 13 november
" 1859, volgens welke geen particulier instituut kan worden geopend
" zonder dat naast de door artikel 246 voorgeschreven voorwaarden,
" de bevoegdheid van de leraren een feit is.
"
Ofschoon de ondergetekende door de bovengenoemde motieven
" geen gevolg kan geven aan uw verzoek, heeft hij deze toch nauwkeu-
" rig uiteen willen zetten, opdat U er beter van overtuigd mag zijn
" dat alleen de onmogelijkheid waarin hij zich bevindt om aan het
" verzoek te voldoen, een weigering tot gevolg heeft, reden waarom
" het ons ministerie des te meer spijt, zulks vanwege de verdienste-
" lijkheid waarin U, Eerwaarde, zo prijzenswaardig uw filantropisch
" instituut leidt.
"
Voor de minister
"
Rezasco
Door deze weigering liet Don Bosco de moed echter niet zakken, en
in de hoop zijn stem te kunnen laten doordringen tot het oor van minis-
ter Amari, diende hij een nieuw verzoek in.
"
Excellentie,
"
"
Eerbiedig verzoek ik Uwe Excellentie zo goed te willen
" zijn, kennis te nemen van dit schrijven dat ik tot U richt om
" een gunst te vragen voor de studerende jeugd.
"
Met het vurige verlangen het middelbaar onderwijs te be-
" vorderen bij de arme of minder bemiddelde jongens, heb ik het
" initiatief genomen tot het oprichten van een klein seminarie of
" gymnasium,ten bate van de jongens die opgenomen zijn in het huis,
" genaamd Oratorio van de H. Franciscus van Sales. Op die manier
" zullen, naast de

32.8 Page 318

▲back to top
- VII/313 -
" werktuigkunde, ook de schone letteren beoefend kunnen worden als
" een nieuw middel waarmee deze jongens hun brood kunnen verdienen.
"
Het Ministerie van Openbaar Onderwijs heeft steeds met
" vaderlijke goedheid op deze scholen toegezien; vele blijken van
" bemoediging mochten wij van die kant ontvangen; het ministerie
" kwam ook te hulp met geldelijke subsidies én in een brief van 29
" april 1857, no. 1585, werd mij te kennen gegeven dat het ministe-
" rie wenste dat onze scholen tot de grootste ontwikkeling zouden
" komen, en bereid was daartoe mee te werken met alle middelen
" waarover het beschikt.
"
Het afgelopen jaar (1862) werd er, nog steeds op aanraden
" van het ministerie, wettelijke goedkeuring gevraagd, en de ko-
" ninklijke inspecteur keurde, welwillend ingaand op het verzoek,
" bij besluit van 21 december jl. deze scholen goed in de persoon
" van de thans aanwezige leerkrachten. Deze leraren verrichten al
" meer dan zeven jaren gratis hun werk ten behoeve van onze be-
" schermelingen, die daar werkelijk op voldoeninggevende wijze
" vruchten van plukken; dit blijkt hieruit dat velen van hen thans
" behoorlijk in hun onderhoud kunnen voorzien, hetzij als school-
" meester, of als boekdrukker, hoger militair of als priesters, en
" enkelen zelfs als ambtenaar in overheidsdienst. Terwijl zij in-
" tussen voor het onderricht zorgen, bezoeken zij reeds sinds vijf
" jaar als toehoorders de colleges aan de universiteit, hetgeen uit
" het hierbij gevoegde certificaat blijkt.
"
Daar nu de goedkeuring van de koninklijke inspecteur
" slechts voorlopig is, wegens gebrek aan bevoegde leraren, is het
" dringend nodig dat deze leraren zich kunnen onderwerpen aan een
" wettelijk examen, waartoe zij, naar het oordeel van hun respec-
" tieve professoren,zich voldoende bekwaam achten.
"
Tot dit doel diende ik een verzoek in om deze bevoegdheid
" voor hen te verkrijgen. Maar per brief dd. 2 maart, werd mij ge-
" antwoord dat genoemde leraren zich niet aan het verlangde examen
" konden onderwerpen, omdat zij de universitaire colleges in het
" Grieks,Latijn en Italiaans slechts bijgewoond hebben als eenvou-
" dige toehoorders, zonder dat zij waren ingeschreven. Zij werden
" niet ingeschreven om de enige reden dat deze leraren, daar ze arm
" zijn, en werken en leven in een huis dat enkel van de weldadig-
" heid bestaat,niet de door de wet van 13 november 1859 vastgestel-
" de inschrijfgelden kunnen betalen.
"
Dit vooropgesteld, verzoek ik Uwe Excellentie in welwil-
" lende overweging te willen nemen:
"
1° De morele en ook materiële steun die het ministerie van
" Openbaar onderwijs steeds aan deze scholen verleend heeft;
"
2° De door de koninklijke inspecteur erkende bekwaamheid
" van de leraren in de respectieve klassen van het gymnasium;
"
3° De verklaringen van de respectieve professoren van de
" Universiteit, waarbij deze getuigenis afleggen van het volgen der
" colleges en de behaalde resultaten;
"
4° De dienst die deze leraren al sinds meer dan zeven
" jaar,zuiver op grond van liefdadigheid, bewijzen ten gunste van

32.9 Page 319

▲back to top
- VII/314 -
" de arme jongens van dit huis.
"
Op grond van deze overwegingen en meer nog vanwege de gro-
" te geneigdheid van Uwe Excellentie om welwillend te staan tegen-
" over de personen en instituten die het openbaar onderwijs wensen
" te bevorderen, zou ik U nederig willen verzoeken het bezoek van
" deze jongelieden aan de koninklijke universiteit te bekrachtigen
" ook al werden de noodzakelijke inschrijvingen niet in acht geno-
" men, opdat zij derhalve kunnen worden toegelaten tot de examens
" in de Letteren.
"
Wanneer Uwe Excellentie overigens van oordeel mocht zijn,
" dat de gevraagde gunst te groot is, gelieve U ten minste bij wij-
" ze van uitzondering ten aanzien van deze leraren toe te staan,
" wat de wet 719, art. 5e, toegestaan heeft aan de universiteit van
" Napels, waarin is vastgesteld dat: "Iedereen die aan deze Univer-
" siteit zich zou willen onderwerpen aan de examens ter verkrijging
" van academische graden, zonder van te voren te zijn ingeschreven
" voor het volgen van de universitaire colleges, toegelaten kan wor-
" den door betaling van een bedrag, gelijk aan dat van de overeenko-
" mende inschrijvingsrechten zodat, met betaling van deze rechten,
" zij ontheven zijn van de duur waarin zij dezelfde colleges nog
" eens zouden moeten herhalen, die ze al als toehoorders hebben ge-
" volgd.
"
Volledig vertrouwend dat Uwe Excellentie bereid zal zijn
" mijn nederig gedaan verzoek in te willigen, verzeker ik U dat de
" zodoende begunstigde jongelieden te Uwen opzichte een onuitwis-
" baar gevoel van dank zullen koesteren. En terwijl ik U, samen met
" hen, van ganser harte alle goeds van de hemel toewens, verblijf
" ik met gevoelens van hoogachting,
"
van Uwe Exc.
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 9 maart 1863
pr. Giovanni Bosco.
Ditzelfde verzoek werd ondersteund door de aanbevelingen van minis-
ter Peruzzi, tot wie Don Bosco zich eveneens gewend had; het resultaat
was echter niet gunstiger. De Minister van Binnenlandse Zaken berichtte
hem per 23 maart als volgt:
"
Het spijt dit Ministerie, dat de warme aanbevelingen, die
" het zich gehaast heeft te voegen bij die van het Ministerie van
" Openbaar Onderwijs ten behoeve van het door U ingediende ver-
" zoekschrift, om voor de jeugdige priesters en clerici die les
" geven in uw instituut toelating te verkrijgen tot de universi-
" taire examens voor het verwerven van bekwaamheidsverklaring voor
" het middelbaar onderwijs, niet het verlangde resultaat heeft
" opgeleverd.
"
Niet minder betreurt het ministerie van Openbaar Onderwijs
" dat het geen gunstige beslissing heeft kunnen nemen; dat zou in
" strijd zijn met de wet en tegen het oordeel van de Opperste Raad
" van het Openbaar Onderwijs, waaraan de zaak voorgelegd, zoals al
" blijkt uit uw rechtstreekse mededeling.

32.10 Page 320

▲back to top
- VII/315 -
"
In verband daarmede ziet ondergetekende zich verplicht
" zijnerzijds bedoeld verzoek eveneens af te wijzen en U hierbij
" de betrokken bescheiden terug te zenden.
"
Voor de minister
"
S. Spaventa.
De vriendelijkheid en de berekende hoffelijkheid waarmee de ver-
zoekschriften van Don Bosco werden afgewezen was om wanhopig te worden.
Zelfs ridder Gatti behandelde hem met grote minzaamheid, stemde volko-
men in met zijn gymnasium en prees het hemelhoog, op voorwaarde echter,
dat de leraren hun wettelijke graden zouden bezitten. Don Bosco zat tus-
sen hamer en aambeeld. Zijn leraren waren verplicht zich aan de examens
te onderwerpen op straffe dat de scholen gesloten zouden worden, ter-
wijl een verbod van de minister zelf, ofwel van ridder Gatti, bepaald
had, dat ze tot zulke examens niet werden toegelaten. Geduldig ging Don
Bosco van de universiteit naar de inspecteur, van het ministerie van
Openbaar Onderwijs naar dat van Binnenlandse Zaken. Het aantal bezoeken
dat hij aflegde bij de meest vooraanstaande personen van de staat is
niet te tellen. Maar al wilden deze heren de scholen tot iedere prijs
sluiten, hij wilde ze tot iedere prijs geopend houden: "Houd goede
moed", zei hij af en toe tot zijn medehelpers; "wees maar niet bang; de
barmhartigheid van God kent geen grenzen!"

33 Pages 321-330

▲back to top

33.1 Page 321

▲back to top
- VII/316 -
H O O F D S T U K XXXIX.
De rustige zekerheid van Don Bosco, als van iemand die weet wat
hij zegt, ging over op de gemoederen van velen die met hem in het Ora-
torio samenwerkten. Om redenen die ons onbekend zijn, en waarschijnlijk
door de ongewone afwezigheid van Don Bosco in de laatste dagen van Car-
naval, was de gebruikelijke oefening voor de goede dood niet gehouden,
toch niet volledig. Toen de dienaar Gods dan ook op Aswoensdag in huis
terugkeerde, bepaalde hij dat de ambachtsjongens deze oefening zouden
doen op 22 februari, eerste zondag van de vasten.
In de kroniek van Don Bonetti lezen we: "18 februari. Nadat Don
Bosco de ambachtsjongens op het hart gedrukt had de oefening voor een
goede dood behoorlijk te verrichten, vervolgde hij: - "Te meer, daar er
een jongen is die ze de volgende keer niet meer zal doen. Ik weet wie
het is en ik zou hem kunnen noemen, maar ik noem hem niet. Laat elk van
jullie zich dus bereid houden."
Nu zullen we aan de weet komen of hij het, zoals de vorige keren,
voorzien heeft.
Don Bosco voorzag inderdaad de toekomst. We lezen namelijk in het
overlijdensregister van het Oratorio: "Op 23 maart stierf te zijnen hui-
ze Giovanni Battista Negro uit Frassinetto Po, op de leeftijd van vijf-
tien jaar."
Voor de studenten was bepaald dat de oefening voor de goede dood
zou plaatsvinden op donderdag 5 maart, wat door Don Bosco werd aangekon-
digd op de tweede zondag van de vasten.
Don Ruffino schreef in zijn kroniek: - "1 maart: Don Bosco kon-
digt 's avonds aan de studenten in het openbaar aan dat er een jongen in
huis is die nog slechts een maal een oefening voor een goede dood zal
meemaken."
En ons overlijdensregister vermeldt: "Op 3 april ging in zijn
woonplaats naar de eeuwigheid, de jongen Giuseppe Scaglietti uit Camag-
na op de leeftijd van 13 jaar."
Terwijl de leerlingen erop wachten of de voorspellingen van Don
Bosco bewaarheid werden, gingen de jongens toch door met hun gewone be-
zigheden alsof het Oratorio door geen enkel gevaar bedreigd werd.
De kroniek van Don Bonetti vertelt in alle eenvoud: "1 maart. In
een conferentie die deze zondag door Don Bosco tot alle clerici gehou-
den werd, spoorde hij ons, toen hij te spreken kwam over de ijver die we
moesten betrachten voor het welzijn van de jeugd, met grote ontroering

33.2 Page 322

▲back to top
- VII/317 -
aan, bij voorkeur toenadering te zoeken tot die jongens die ter wille
van hun gebreken door de anderen meer in de steek gelaten worden, en dat
we er niet voor moesten terugschrikken ons bezig te houden met diegenen
wier gezelschap ons verveling of afkeer zou veroorzaken. Hij zei tot
besluit: - "Ook die jongens hebben een ziel, die we tot iedere prijs
moeten redden."
"Toen ik op een avond alleen in de kamer met Don Bosco was, be-
gon ik over de gunstige ontvangst die zijn Geschiedenis van Italië
overal ten deel was gevallen en zei: - "Het was een goed idee van Don
Cafasso om u de raad te geven de Geschiedenis van Italië te schrijven,
in plaats van het handboek dat u wilde samenstellen over de manier waar-
op de biecht van jongens behoort afgenomen te worden."
"Don Bosco gaf me als antwoord: - "Ik heb de raad van mijn ver-
eerde meester opgevolgd. En toch is ook dat handboek nodig. Och, arme!
Ik vind dat de biechtvaders van veel jongens niet weten om te gaan met
de normen van de theologie. In de meeste gevallen geeft men zich geen
rekenschap van de fouten die er van acht tot twaalf jaar begaan worden;
en als een biechtvader dat niet onderzoekt zoals het behoort en de jon-
gens niet op een geschikte manier ondervraagt, dan gaan ze er vluchtig
overheen en gaan door met op verkeerde grond te bouwen."
Don Ruffino vervolgt: "25 maart. De conferentie van de vrome so-
ciëteit werd gehouden. Nadat er eerst enkele voorschriften gelezen wa-
ren, vroeg men Don Bosco of iemand die zijn intrede in de sociëteit
doet, in eigendom mag behouden wat hij meegebracht heeft. Don Bosco
antwoordde:
- "Als het gaat om dingen die niet aan de sociëteit werden ge-
schonken, ja; maar ten aanzien van die welke al aan de communiteit wer-
den overgedragen: neen. Het is nodig dat degene die er zich van wil
bedienen, en ze voor zichzelf behoudt, er met de overste over spreekt,
die moeilijk verlof daartoe kan geven, daar dit een last is voor het
huis."
"Men vroeg ook of een priester missen mag opdragen voor zijn fa-
milieleden zonder het honorarium ervoor te ontvangen". Don Bosco ant-
woordde ontkennend, tenzij er verlof gevraagd werd aan de overste.
"Toen er daarna gesproken werd over sommigen van het huis, die
tijdens de vasten 's morgens gingen preken in de kerken van de stad, en
daardoor de personen van de keuken last bezorgden, daar ze te laat aan
tafel verschenen bij het middageten van de communiteit, antwoordde Don
Bosco: - "Als dat ongemak mij zou gelden, ga dan maar gerust, dat zou ik
met genoegen dragen; maar ten aanzien van de koks, kan ik het niet toe-
staan, hun werk is al zwaar genoeg."
"7 maart, zaterdag. - Rond tien uur 's avonds, toen het biecht-
horen, dat ongeveer vier uur geduurd had, was afgelopen, vertelde Don
Bosco aan enkele clerici en priesters, die op hem gewacht hadden om hem
bij het eten gezelschap te houden, zoals gewoonlijk iets dat leerzaam
voor hen was, of bijdragen kon tot hun zielenheil. Hij sprak over een
jongen die in een plotse opwelling het Oratorio verlaten had en nu in

33.3 Page 323

▲back to top
- VII/318 -
Toscane verbleef. Hij vertelde ons hoe die jongen zijn onberaden stap
betreurde, hem brieven schreef vol spijt en wanhoop, omdat hij zich ver-
wijderd had van hem die hem van de gevaren van de wereld kon redden. -
"Och", vervolgde Don Bosco, "ik zag dat allemaal wel aankomen, en om hem
tegen te houden was ik hem al zoveel mogelijk tegemoet gekomen in alles
wat hij verlangde, ik heb alles gedaan om te voorkomen dat hij uit het
Oratorio zou weggaan; maar hij wilde het nu eenmaal. En nu komt hij me,
een en al angst, alles vertellen wat ik al wist."
"8 maart, zondag. - De ijver van Don Bosco manifesteerde zich in
alles wat hij deed. Vermoeid van het biechthoren 's morgens, dat tot
negen uur duurde, stond hij, hoewel hij er slechts met de grootste moei-
te in slaagde te spreken, om tien uur op de preekstoel om zijn verhaal
voort te zetten over het leven der pausen, dat hij zijn jongens met zo-
veel meesterschap uiteenzette. Dat onderricht duurde tot rond kwart voor
elf; en hij was amper in de kamer (1), van waaruit hij naar de preek-
stoel afdaalde, of hij viel uitgeput op een stoel neer. Na een korte
rust begaf hij zich, zonder een klacht te uiten, naar zijn kamer; en
daar hij zich niet overeind kon houden en toch wilde werken, legde hij
zich op het bed en begon drukproeven te verbeteren. Het slaat half
twaalf en als hij aan de deur hoort kloppen, staat hij op om open te
doen, maar moet op het bed gaan liggen dat erg laag is. Het was een be-
jaarde werkman die wilde biechten. Ontroerd, voldeed Don Bosco aan zijn
verlangen, en stuurde hem getroost heen."
Op de avond van diezelfde dag liet hij enkele van zijn priesters
het volgende verzoek richten tot de paus.
"
Heilige Vader,
"
"
De priesters Angelo Savio, Michele Rua, Giovanni Cagliero,
" Giovanni Francesia, Bartolomeo Fusero en Giuseppe Bongiovanni van
" het diocees Turijn (Piëmont), met het verlangen zich voor de eer
" van God en het heil der zielen beter te kunnen wijden aan het
" heilige ambt en neergeworpen aan Uw voeten, verzoeken Uwe Hei-
" ligheid nederig een uur voor zonsondergang en een uur na het mid-
" daguur te mogen celebreren, indien daar een gerechtvaardigde en
" redelijke reden voor aanwezig is.
"
Insgelijks in het verlangen, de geest van vroomheid te be-
" vorderen onder de gelovigen, verzoeken bovengenoemde priesters,
" evenals Vittorio Alasonatti, pr., die eveneens tot het diocees
" Turijn behoort,Uwe Heiligheid hun de bevoegdheid te verlenen om
" rozenkransen, kruisjes, medailles, prentjes en dergelijke te kun-
" nen zegenen. Met het oog op de moeilijke verbindingen verzoeken
" zij om genoemde bevoegdheid ad
(1) Uit die kamer, die zich nog rechts van het hoofdaltaar bevindt, kan men langs een
trapje naar beneden gaan naar de preekstoel.

33.4 Page 324

▲back to top
- VII/319 -
" septennium.
"
" Turijn, 8 maart 1863.
Dit verzoek verschafte Don Bosco een der diepst gevoelde ver-
troostingen, daar de paus het antwoord eigenhandig ondertekende, zoals
men zien kan bij de heer Bosco di Ruffino Alérame die dit kostbare
autogram vroeg en verkreeg.
Die 26 aprilis 1863
Pro gratia, juxta petita
Pius PP. IX
Intussen had Don Bosco stappen gedaan om voor zijn clericus Pie-
tro Leggero toelating te verkrijgen tot de heilige wijdingen, en hij
kreeg van de aartsbisschoppelijke curie het volgende antwoord:
"
Turijn, 9 maart 1863
"
"
Zeer eerwaarde Heer,
"
Ik moet U, Eerwaarde, meedelen dat de Heer Vicaris-Gene-
" raal, na aandachtige overweging van de zaak van de clericus Leg-
" gero, en rekening houdend met de inlichtingen waaruit blijkt, dat
" er in de vrouwelijke lijn van zijn verwanten gevallen van rpilep-
" sie zijn voorgekomen, gemeend heeft ervan te moeten afzien aan de
" Heilige Congregatie te Rome te schrijven. Na een omstandige uit-
" eenzetting van heel de zaak, zou hij ongetwijfeld een antwoord in
" negatieve zin ontvangen, dat wil zeggen, dat de betrokkene niet
" tot de wijding zou worden toegelaten, als onderworpen aan mogelijk
" heroptreden van de epilepsie, en bijgevolg ongeschikt voor de
" priesterlijke staat. Het is daarom noodzakelijk dat U genoemde
" clericus vriendelijk en met afdoende redenen overtuigt dat het be-
" ter is een geschiktere carrière te kiezen. Het spijt mij uiterma-
" te; niettemin kan ik niet anders dan mij geheel verenigen met het
" oordeel van de heer vicaris-generaal en moet ik tot dezelfde slot-
" som komen.
"
Ik verzoek U, Eerwaarde, eraan te willen denken, evenals
" in de voorgaande jaren, twee van uw clerici te willen aanwijzen
" om te dienen bij de plechtigheden van de Goede Week in de metro-
" politaanse kerk, en ik zou willen dat zij tot de meest ervarenen
" behoren.
"
Ook verzoek ik U, Eerwaarde, uit naam van het klooster van
" de Goede Herder, twee en als het kan ook drie clerici te willen
" aanwijzen voor de dienst in dezelfde Goede Week, zoals u ook in
" voorgaande jaren (voor twee) al deed; hierbij doe ik U opmerken
" dat, de diensten hier vroeg plaatsvinden en dat bijgevolg genoem-
" de clerici later kunnen komen om dienst te doen in een of andere
" kerk.

33.5 Page 325

▲back to top
- VII/320 -
"
Ik herinner U er aan, dat woensdagavond de retraite begint
" voor al de clerici van Turijn; zorgt U ervoor dat ook uw leerlin-
" gen erheen komen in een zo groot mogelijk aantal, aangezien er
" daarna vakantie wordt gegeven.
"
Ik verblijf inmiddels met de meeste hoogachting
"
"
uw zeer verplichte dienaar,
" Al. Vogliotti, prov.generaal.
"
" P.S. - Ik heb besloten met enkele dozijnen stenen bij te dragen
"
tot de bouw van de kerk ter ere van Maria, Hulp der Chris-
"
tenen, en wel zodra men met de bouw ervan begint.
We maken van deze brief gewag, omdat hij ons aan een van de vele ge-
nezingen herinnert die door de zegen van Don Bosco bekomen werden. Op
het einde van 1861 was uit het seminarie van Bra de clericus Leggero
Pietro naar het Oratorio gekomen. Getroffen door epilepsie tengevolge
van een grote schrik, veroorzaakt door het inslaan van de bliksem, had
hij de studie moeten opgeven omdat de aanvallen van deze lelijke kwaal
veelvuldig voorkwamen. Maar in zijn hart bleef hij er levendig op ver-
trouwen dat de Heer hem te hulp zou komen, dat hij nog wel van zijn
kwaal zou worden bevrijd en zijn studies zou kunnen hervatten. Toen hij
zich bij de die- naar Gods had aangemeld, nam deze hem in zijn huis op
en zei tot hem: - "Laten we samen een noveen doen. Bid maar, ik zal ook
bidden en je zult zien, dat de Heilige Maagd Maria ons zal verhoren." -
Daarna zegende hij hem. Van dat ogenblik af werd de toestand van de
goede clericus beter, zodat hij binnen korte tijd helemaal bevrijd was
van de ziekte en er een heel jaar lang geen enkel symptoom meer van
vertoonde.
Don Bosco was er stellig van overtuigd, dat Onze-Lieve-Vrouw een
bestendige genade verleend had en hij verkreeg van de curie de bevoegd-
heid voor de clericus, om zijn studies weer te hervatten. Ondanks het
afwijzende antwoord in de bovengenoemde brief van de pro-vicaris, en met
het oog op wat deze clericus allemaal zou kunnen doen voor het heil van
de zielen, stelde hij alles in het werk, om hem uiteindelijk tot de
priesterwijding te doen geraken. Hij werd een vroom en verstandig pries-
ter. Hij werd eerst pastoor in Candiolo. Leo XIII wilde hem tot bisschop
benoemen, maar zwichtte voor de bezwaren van Leggero die ontslagen wens-
te te worden van deze eer, die te veel verantwoordelijkheid vergde. Ein-
delijk werd hij in 1887 benoemd tot pastoordeken van de hoofdparochiale
kerk van Turijn en had zijn plaats in de koorbanken met kanunnik Vogli-
otti zelf. Kanunnik Anfossi verklaart: - "Van dit feit ben ik zelf ge-
tuige geweest en mij werd door de eerwaarde heer Leggero bevestigd, dat
hij zijn genezing als een echt wonder erkende dat door de dienaar Gods
was bewerkt. Hij voegde eraan toe: - "Don Bosco is voor mij een tweede
vader geweest!"
In die dagen vulde Don Bosco de bewijzen van zijn goedheid aan met
die van zijn wijsheid en rechtvaardigheid. Hij verdroeg geen gebrek aan

33.6 Page 326

▲back to top
- VII/321 -
eerbied tegenover wie met gezag bekleed was. Nu gebeurde het dat een as-
sistent, die bij de jongens niet erg gezien was, door enkelen van hen
werd bespot, zodat hij, geprikkeld, een paar klappen uitdeelde. Deze
gewelddadigheid had heel wat beroering in de communiteit gewekt, daar
men niet gewoon was aan een dergelijk optreden. 's Avonds waren de jon-
gens vervuld van verwachting van wat Don Bosco wel zeggen zou nadat hij
de assistent van te voren onder vier ogen gewaarschuwd had. Hij betrad
het spreekgestoelte en met een heel ernstig gezicht begon hij met te
zeggen, "dat allen wisten hoezeer het hem tegen de borst stuitte niet
alleen te weten dat een jongen een paar klappen gekregen had, maar ook
dat hij met overdreven gestrengheid gestraft was en dat een dergelijke
manier van doen absoluut verboden was. Vervolgens toonde hij aan dat een
arme clericus geprikkeld was geworden door bepaalde oneerbiedigheden en
zekere spotternijen en dat men van hem, ook al had hij daarin ongelijk,
niet kon verwachten dat hij een verdraagzaamheid aan de dag zou leggen,
die bijna alleen de vrucht kan zijn van een waarlijk heldhaftige deugd.
Van de andere kant moeten de handelingen en woorden van de ene of andere
leerling beschouwd worden als een besliste ongehoorzaamheid, die in an-
dere omstandigheden zeker niet ongestraft zou blijven. In alle geval,
het zou goed zijn deze wanorde vreedzaam te herstellen. Dat er van de
ene kant geen ondeugende streken meer wezen, en van de andere kant geen
gewelddadigheden meer!" - Op dat punt gekomen onderbrak hij zijn toe-
spraak: zijn gelaat verhelderde en met zijn vriendelijke glimlach her-
nam hij: - "Ter wille van de genegenheid die ik jullie allen toedraag
zou ik wel graag het onmogelijke willen doen... Het spijt me van de
klappen die jullie gekregen hebben... maar ik kan die niet van jullie
terugnemen." Bij die opmerking begonnen ze allen te lachen, de boze
stemming week, en men kan terecht zeggen: justitia et pax osculatae
sunt.
Dit feit, dat op zichzelf niet zo bijster belangwekkend is, heb-
ben we hier ingelast om eens te meer te bevestigen hoe die honderden ge-
tuigen van het leven van Don Bosco aangespoord, aangevuurd werden, niet
te lijden hadden van geweld en onder de indruk waren van de eerbied die
men hun betuigde. In het Oratorio was er geen andere manier van bestuur
mogelijk, dan een gezaghebbend woord dat overtuigde.
Intussen verrees te Mirabello het grote gebouw dat tot internaat
of kleine seminarie moest dienen voor het diocees Casale, door Don Bosco
ontworpen. In de herfst van 1862 was men met de uitgravingen en het leg-
gen van de eerste fundamenten begonnen; in maart van dat jaar was mees-
ter Ciosuè Buzzetti met het metselen van de muren begonnen, om de bouw
in de maand augustus te beëindigen. De kosten zouden meer dan 100.000
lires bedragen. Maar Don Bosco had zich daarvoor verlaten op de godde-
lijke Voorzienigheid. Enkele kosten nam de familie Provera voor haar
rekening, terwijl gravin Callori hem eveneens met edelmoedige aalmoezen
te hulp kwam.
Don Bosco, die in die streek geweest was, ging naar Asti om de
zaak van de jongens en de clerici van het Oratorio die tot dat diocees
behoorden hoorden, bij Mgr. Sossi, vicaris-generaal van het kapittel,
te bepleiten; naderhand schreef hij hem:

33.7 Page 327

▲back to top
- VII/322 -
"
Dierbare Heer Vicaris,
"
"
Ik had die dag met U willen spreken, maar de toevallige
" omstandigheid dat U naar Turijn moest op het ogenblik dat ik aan-
" kwam, heeft me dat grotendeels belet. Ook ben ik verscheidene
" keren bij de heer theol. Magnone geweest om hem te spreken, maar
" ik heb niet het genoegen gehad hem thuis te vinden; vandaar dat ik
" U schriftelijk meedeel wat met het oog op onze belangen het voor-
" naamste is.
"
Met uw brief van oktober 1861 hebt U aan de clericus F...
" het volledige pensiongeld van fr. 40,- toegestaan; aan de twee
" broers P... 25 elk.
"
In de loop van verleden herfst werd, per brief of monde-
" ling, dat weet ik niet, het volledige kostgeld ook aan deze laat-
" ste geschonken. Ten aanzien van Preda, alles, zoals genoteerd werd
" door de heer theol. Magnone. Ook is er de pastoor van Tiglione die
" me een brief schreef waarin hij zegt dat U, na een gesprek dat hij
" met u had, aan dit huis fr. 100 per jaar zou aangeboden hebben
" voor de jonge Domenico Gay uit dat dorp, student van de 2e Latijn-
" se klas bij ons.
"
Ten aanzien van hen meen ik dat we het in de korte tijd
" dat ik de eer had met U te kunnen spreken, erover eens geworden
" zijn, dat er voor dit jaar geen veranderingen gedaan worden, omdat
" ik halverwege het jaar geen nieuwe overeenkomsten met de familie
" de van jongens kan aangaan. In de achtereenvolgende jaren zal het
" seminarie van Asti doen wat het kan, en ik zal eveneens mijn best
" doen voorzover mijn steeds uitgeputte financiën strekken.
"
Behalve de genoemde jongens heb ik er hier nog 32 uit Asti,
" van wie veel te verwachten valt; het merendeel van hen is hier
" gratis; enkelen betalen een deel van het kostgeld, geen een betaalt
" het helemaal. Het was mijn bedoeling U te verzoeken deze jongens
" te hulp te komen, die veel goeds van zich te verwachten geven;
" maar daar de financiële middelen van het bestuur van het seminarie
" me erg beperkt voorkwamen, heb ik er maar niet meer over gespro-
" ken. Alleen zou ik de aandacht willen vestigen op de jonge Luigi
" Prete uit Agliano, student van de 2e retorica, die vurig verlangt
" het geestelijke kleed te mogen dragen. De vorige jaren heeft zijn
" familie het volledige kostgeld betaald; maar dit jaar zijn ze hier
" gekomen om hem weg te halen en mee naar huis te nemen, omdat ze
" niets meer konden betalen; ik heb U daarover een brief en daarna
" nog een geschreven, waarin ik U het geval uiteenzette en om de-
" zelfde steun en bescherming verzocht;maar men heeft me gezegd dat
" die brieven U niet bereikt hebben; ik denk dat deze U wel in han-
" den zal komen en beveel de betrokkene daarom hierbij aan.
"
Het komende jaar 1863-1864, zult U, als U een klein semi-
" narie opent, de zaken anders regelen, en ik zal eveneens mijn be-
" rekeningen maken quid valeant humeri: - want als de Heer theol.
" Magnone thans de rekening zou kunnen vereffenen, die ik hem door
" de Heer Kan. Ballario heb doen toekomen, zou hij me een bijzondere
" gunst bewijzen, met het

33.8 Page 328

▲back to top
- VII/323 -
" oog op de noden waarin dit huis op het ogenblik verkeert.
"
God schenke U gezondheid en genade; en vol eerbied en
" gene genheid, heb ik de eer mij te noemen
"
van U, dierbare,
"
de zeer genegen dienaar en vriend,
" Turijn, 30 maart 1863
Pr. Bosco Giovanni.
Het Oratorio was dus drie jaar lang klein seminarie voor het dio-
cees Asti.

33.9 Page 329

▲back to top
- VII/324 -
H O O F D S T U K XL.
Vanaf 25 februari werden met veel ijver de catechismuslessen voor
de vasten gegeven in de verschillende zondagsoratoria en op 29 maart was
het Palmzondag. Op woensdag 1 april ging een groot deel van de leerlin-
gen voor acht dagen met vakantie naar huis, nadat zij hun paasplicht
vervuld hadden. Sinds enkele jaren werden de plechtigheden van de Goede
Week regelmatig gevierd in de kerk van de H. Franciscus van Sales en Don
Alasonatti was daarbij steeds de toegewijde en geestdriftige celebrant.
Don Bosco reserveerde de mis van Witte Donderdag en de voetwassing voor
zichzelf, terwijl hij bij de andere plechtigheden altijd assisteerde.
Daar hij dat jaar erg vermoeid was van het biechthoren van ontel-
bare externen, viel hij op Paaszaterdag in de sacristie in zwijm. Maar
nauwelijks was hij weer bijgekomen of hij ging een beetje melk gebruiken
en ging toen door met zijn bezigheden, hoewel de artsen hem dwongen een
poosje zijn kamer te houden.
- "Maar u zou toch wel een beetje rust kunnen nemen"! zeiden de
jongens tegen hem.
- "Hoe willen jullie, dat ik rust neem", antwoordde hij hun, "ter-
wijl de duivel nooit rust?"
Niettemin voegde hij er tot de clerici aan toe: - "Een man telt
slechts voor een. Niemand moet zich geweld doen om het werk van twee te
doen, zoniet is hij voor zijn tijd versleten en schakelt hij zichzelf
uit, juist als het tijd zou zijn om het betere te doen."
Maar zijn voorbeeld moest noodzakelijk in tegenspraak komen met
zijn woorden; in alle geval was het voor hem een aanzienlijke troost dat
zijn leerlingen hem zoveel genegenheid toedroegen. We hebben al gezegd
dat Don Bosco, als hij in vorige jaren enkele leerlingen bedrukt zag
door ernstige pijn, hij tot de Heer bad om hen te verlichten en Hem
smeekte, zelf die pijn te mogen lijden; en hij werd verhoord. Nu gebeur-
de het dat de jongens hem zijn vroegere opofferingen voor zijn leerlin-
gen vergoed- den, als ze bemerkten dat zijn ziekte hem verhinderde zijn
overstelpende werkzaamheden voort te zetten.
In de kroniek van Don Bonetti staat: "Op de avond van 9 april zei
Don Bosco, toen hij het had over zijn betere gezondheidstoestand: - "De
gebeden van de jongens zijn machtig. Er is er een in het bijzonder die
maar hoeft te bidden of hij verkrijgt dat de pijn mij verlaat en op hem
valt. Daarna beveel ik hem aan Domenico Savio aan opdat hij hem zou ge-
nezen, en na een korte poos zijn we beiden beter."

33.10 Page 330

▲back to top
- VII/325 -
"Ook zei hij nog: - "We hebben in huis enkele jongens en ook cle-
rici die zo deugdzaam zijn dat ze zelfs de heilige Aloysius overtreffen,
als ze zo doorgaan. Bijna iedere dag zie ik dingen in huis, die men niet
zou geloven, als men ze in boeken zou lezen en toch heeft God er behagen
in, hen tussen ons te laten leven."
Don Bonetti tekent in zijn gedenkschriften aan: "Ik ken die be-
gunstigde jongen die het geluk ten deel gevallen is van God de tijdelij-
ke genezing verkregen te hebben van onze geliefde vader en diens lijden
op zich te nemen. Hij is erg bevriend met me en daar ik af en toe zag in
welke slechte gezondheidstoestand hij verkeerde, sprak ik er met Don
Bosco over en zei onder meer tegen hem: - "Ik vrees dat u die jongen
niet zult opvoeden, maar dat u hem spoedig zult verliezen. Jong als hij
is, en dan al zo een bedenkelijke gezondheid, dat kan niet lang duren.
Toen ik de avond van dezelfde dag die beminde vriend moed insprak, zei
hij tegen me: - "Morgen ben ik genezen; dat heeft Don Bosco me gezegd."
- En dat gebeurde ook: de dag daarna ging hij naar school, verscheen bij
het middageten met de anderen, terwijl de dag ervoor zijn maag nauwe-
lijks een kopje koffie kon verdragen. Het verwonderde mij erg die toch
beter dan zijn kameraden zijn slechte gezondheidstoestand kende. Ik
dacht er in alle geval geen ogenblik aan, dat hij ziek geworden was door
de kwaal van Don Bosco; maar op een avond, toen ik mij in Don Bosco's
kamer bevond en hem vroeg hoe het met hem ging (omdat hij er de vorige
dag erg slecht aan toe geweest was) antwoordde hij me dat het beter ging
en voegde eraan toe: - N.N. heeft mijn kwaal op zich genomen. - Toen
begon ik een beetje beter die plotse veranderingen in de gezondheid en
van de een én van de ander te begrijpen en was ervan overtuigd dat God
er behagen in schiep met de door hem beminde zielen soms een beetje een
grapje te maken.
Van een soortgelijk feit legt Don Francesia getuigenis af. Op een
morgen had Don Bosco pijn in de ogen, terwijl ze enkele uren na het mid-
dageten volmaakt in orde waren. Men vroeg hem naar de oorzaak van die
onverwachte genezing en hij antwoordde, dat zijn pijn naar de ogen van
een ander was overgegaan, die de Heer gebeden had, ze hem te geven, ten
ein-de Don Bosco verlichting te verschaffen.
Don Antonio Sala wilde een bewijs hebben van dat zonderlinge ver-
schijnsel. Talloze malen heeft hij ons verteld wat hem zelf overkwam.
Hij bevond zich met Don Bosco te Rome. Deze laatste moest op een morgen
spreken in een vergadering, maar hij had zo een verschrikkelijke hoofd-
pijn dat het onmogelijk voor hem zou geweest zijn van huis weg te gaan.
Hij moest spreken over dingen van het hoogste belang en toen Don Sala
hem in die toestand zag, zei hij tegen hem: "Wel, Don Bosco, als het
voldoende is de Heer te bidden uw pijn aan mij over te geven, dan wil ik
die graag op me nemen opdat u ervan bevrijd blijft."
- "Arme Don Sala", antwoordde Don Bosco... "maar goed, ik zal je
mijn hoofdpijn overdoen totdat de conferentie is afgelopen." - Don Bos-
co verliet het huis en een vreselijke hoofdpijn begon Don Sala te kwel-
len, die pas ophield bij de terugkeer van Don Bosco. Datzelfde gebeurde

34 Pages 331-340

▲back to top

34.1 Page 331

▲back to top
- VII/326 -
verschillende keren ook met anderen.
"Op diezelfde donderdag 9 april, vervolgt Don Bonetti, was Don
Bosco, terwijl de jongens van de paasvakantie terugkeerden, de vergade-
ring van de compagnie van de Onbevlekte Ontvangenis gaan presideren. Bij
de sluiting nam hij het woord en beval ons onder meer deze twee dingen
aan voor het welzijn van onze beschermdingen: 1° Elk van u moet erop
letten als zijn beschermeling van de paasvakantie terugkeert: gij moet
de eerste zijn om hem te gaan begroeten en de vriendschapsbetrekkingen
weer te hervatten. Let er op of uw beschermeling raad nodig heeft en
geef hem die; dat moet vooral in die dagen gebeuren. Bovendien moet
iedereen op iedere verlofdag en heel in het bijzonder op donderdag een
middel zien te vinden om zich vaker met zijn beschermeling bezig te hou-
den; in het algemeen moet iedereen, telkens als hij weet dat een ver-
maning nodig is, deze niet verwaarlozen, maar hij moet naar de betrokke-
ne toegaan, hem apart nemen en hem liefdevol zeggen wat er gezegd moet
worden. - 2° Ik raad u nog iets anders aan, namelijk om telkens wanneer
iemand moet gaan biechten, hij zijn beschermeling tracht mee te nemen.
Zeg bijvoorbeeld tegen hem; - "Ik wil gaan biechten, maar ik vind het
vervelend alleen te gaan; wil je me niet gezelschap houden?" Meestal
gaat hij dan mee en heeft hij de gelegenheid om met de biechtvader te
spreken en als hij de absolutie niet ontvangen kan, bij gebrek aan de
juiste gesteltenis, ontvangt hij van de biechtvader toch wel enkele
raadgevingen, waar hij te allen tijde voordeel van zal hebben. - Ten
slotte zei hij dat hij deze compagnie als zijn keizerlijke garde be-
schouwde en zoals een keizer zich steeds zeker weet van zijn troon en
zijn vijanden op de vlucht jaagt, zolang de keizerlijke garde stand-
houdt en sterk is, zo hoopte hij door middel van ons de vijanden van de
zielen tegen te houden en de troon van de Heer in het huis te doen
standhouden."
Adellijke heren en priesters uit Piëmont waren in die dagen uit
Rome teruggekeerd waar zij, door aanbevelingen die ze van Don Bosco ge-
kregen hadden, zonder moeite aanwezig hadden kunnen zijn bij de plech-
tigheden van de Goede Week in de Sint-Pieter.
Over een van hen die nog te Rome waren achtergebleven, schreef
kardinaal Marini als volgt aan Don Bosco:
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
De personen die mij door Uw Eerwaarde werden aanbevolen zijn
" me even lief als Don Bosco zelf; daarom heb ik met oprecht genoe-
" gen de Heer kanunnik Davicino ontvangen die, om de plechtigheden
" van de Goede Week beter te kunnen zien, mij als coadjuteur ter-
" zijde heeft gestaan.
"
Aanstaande maandag hoop ik de door U aanbevolene aan de Hei-
" lige Vader te kunnen voorstellen en ik ben er U oprecht dankbaar
" voor, mij in de gelegenheid gesteld te hebben een waardige geeste-
" lijke te hebben leren kennen.

34.2 Page 332

▲back to top
- VII/327 -
"
Ik wens U geluk met de bloei van de voortreffelijke werken
" van liefdadigheid die U te Turijn bevordert en onderhoudt; daar
" ik niet in staat ben op andere wijzen daaraan iets bij te dragen,
" bid ik God dat Hij U steeds moge zegenen. De Heilige Vader heeft
" zich verwaardigd met grote genegenheid over U persoonlijk met mij
" te spreken, en toen ik hem gesproken had over kanunnik Davicino
" en over de dienst die deze me heeft willen bewijzen door als mijn
" sleepdrager op te treden, noemde de Heilige Vader hem: Pro Bosco.
"
Steeds verlangend U van dienst te zijn, waar mijn persoon
" daartoe de gelegenheid zal hebben, wil inmiddels de betuiging aan-
" vaarden van mijn oprechte hoogachting, waarmee ik verblijf.
"
"
Uw genegen dienaar en vriend,
" Rome, 18 april 1863
P. kardinaal Marini
Intussen ging kanunnik Lorenzo Gastaldi, nadat hij de congregatie
van de Rosminianen verlaten had, 's zondags dikwijls preken in Valdocco,
waarmee hij veel goed deed; en op uitnodiging en verzoek van Don Bosco
was hij twee maanden lang, een keer per week, een voordracht komen hou-
den over de gewijde welsprekendheid voor de clerici en priesters. Zijn
lessen waren buitengewoon goed door de exacte en heldere ideeën die hij
uiteenzette.
Soms vond hij het wel prettig zich in godsdienstige twistgesprek-
ken te verdiepen. Gedurende zijn missies in Engeland had hij zich dik-
wijls grondig kunnen bezighouden met de studie van de huidige stand van
het protestantisme, van het nauwe verband van de revolutie met de kette-
rij, van de aard van de huidige tijd en zijn morele boosaardigheden, die
een kwelling zijn voor de moderne maatschappij.
Clerici en priesters-leraren begaven zich met verlof van Don Bos-
co heel graag naar het huis van de kanunnik om van hem richtlijnen te
krijgen voor hun theologische studiën, om bijlessen te nemen in de mo-
raal en ook om te biechten. Onder hen bevonden zich Don Anfossi en Don
Domenico Bongiovanni.
Kanunnik Gastaldi legde grote welwillendheid aan de dag ten aan-
zien van Don Bosco en zijn stichtingen.
Voor de maanden mei en juni had hij de afleveringen van de "Let-
ture Cattoliche" op verzoek van Don Bosco verzorgd: Historische schet-
sen over het leven van priester Giovanni Maria Vianney, pastoor van Ars,
verzameld door kanunnik Lorenzo Gastaldi. Een aanhangsel behelsde tal
van gedachten over de voornaamste waarheden van ons heilig geloof, die
door deze dienaar Gods in zijn godsdienstlessen en preken behandeld wa-
ren.
"De kanunnik, schrijft Don Bonetti, was een van die uitgelezen,
uiterst verdienstelijke en boven alle lof verheven personen, die een
grote eerbied hadden voor Don Bosco. Op een dag in de week na de zon-

34.3 Page 333

▲back to top
- VII/328 -
dag in albis bevond hij zich temidden van een gezelschap van geestelij-
ken en leken. Na verschillende opmerkingen begon men te spreken over Don
Bosco en begon men hem en wat hij deed te bekritiseren en af te keuren.
De kanunnik zei geen woord. Toen hij merkte dat de anderen hun zegje ge-
daan hadden, nam hij het woord en zei: - "Neem me niet kwalijk; ik ge-
loof dat het goed is u in het kort te antwoorden op wat u tot nu toe
gezegd hebt. Ik ken Don Bosco al sinds lang, ik kom vaak in zijn insti-
tuut en daarom kan ik volkomen openhartig met deze enkele woorden ant-
woorden: Alles wat u gezegd hebt is onjuist. Ik zat te wachten of u toch
ook nog iets zou zeggen wat waar was, maar dat hebt u niet gedaan. U
weet dus ofwel volstrekt niets af van Don Bosco, noch van zijn werk-
zaamheden, ofwel u lastert er maar op los. En waar halen de heren de
moed vandaan om op een dergelijke manier een man te bekritiseren die
zich opoffert voor het welzijn van de jeugd. Doet u het hem maar eens
na, als u kunt!"
"De clerici hadden eens gehoord dat er iemand kwaad sprak over Don
Bosco en deelden hem dat mee. Zonder ook maar even uit het veld geslagen
te zijn, zei hij: - "Het verbaast me helemaal niet dat er zijn die kwaad
over me spreken. Wie is er heiliger dan kanunnik Anglesio? Ik daag de
strengste theoloog uit om in die man iets afkeurenswaardig te vinden. En
toch heb ik niet zelden op de boosaardigste manier over hem horen pra-
ten; dat hij hoogmoedig is, dat hij streng is, dat hij onbarmhartig is
en dergelijke dingen meer. Het is onmogelijk het de wereld naar de zin
te maken. De beste raad is, dat we zoveel mogelijk goed doen en dan geen
dank verwachten van de wereld, maar alleen van God."
Met die gedachte deed hijzelf zoveel mogelijk goed. Don Ruffino
schreef in april 1863 de volgende aantekening neer: De onkosten waarvoor
Don Bosco zich dit jaar geplaatst ziet, zijn niet te schatten. Nieuwe
gebouwen in het Oratorio van Valdocco, de nieuwe kerk waarvan de funda-
menten gelegd moeten worden, het college van Mirabello dat in aanbouw
is, zonder al de gewone andere kosten. Zonder twijfel moest Don Bosco
echt geen andere redenen zoeken om geld uit te geven, maar toch vond hij
nog middelen om andere goede werken te hulp te komen. In de voorstad S.
Salvario werd een parochiekerk gebouwd met de bijdragen van milde perso-
nen. Het ging erom zielen te redden, te voorzien in het noodzakelijke
geestelijke voedsel voor zoveel mensen waarvan het geestelijk heil in
het zo bevolkte Turijn, bij gebrek aan degelijk voedsel gevaar liep. Een
dergelijke reden was meer dan voldoende voor Don Bosco, om zonder zich
nog te bekommeren om zijn eigen noden, aan die pastoor, Arpino, te stu-
ren wat hij in zijn portemonnee bijeen kon krabbelen, te weten 200 li-
res, daarbij nam hij en betaalde aan het comité veel biljetten van de
loterij die voor de nieuwe kerk geopend was.
Een bewijs voor de schaarste aan middelen waarvoor Don Bosco zich
gesteld zag, vindt men in zijn brief aan markies Fassati.

34.4 Page 334

▲back to top
- VII/329 -
"
Hooggeachte en Dierbare Heer Markies,
"
"
Indien u me een feestelijk jaar wilt bezorgen, mijnheer de
" Markies, dan doet zich daar thans de gelegenheid toe voor; ik moet
" drieduizend frank betalen aan de bakker, morgen voor de middag,
" en tot nu toe heb ik nog geen stuiver. Ik beveel mij aan in uw
" liefdadigheid, opdat U mag doen wat u in dit buitengewone geval
" van nood kunt; het gaat er waarlijk om te eten te geven aan uïtge-
" hongerde arme jongens; in de loop van de dag zal ik bij U komen
" en dan zult U mij geven wat de Heer en de Heilige Maagd u ingeven.
"
God zegene U, mijnheer de Markies, evenals mevrouw de Mar-
" kiezin en Azelia en schenke allen gezondheid en genade en een
" mooie beloning in het hemels vaderland. Amen.
"
Met alle gevoelens van hoogachting, noem ik mij
"
van U, Hooggeachte en dierbare
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 18 april 1863
Pr. Bosco Giovanni
De dag nadat Don Bosco de brief aan de markies, en wie weet aan
hoeveel anderen van zijn weldoeners, geschreven had, moest in het Orato-
rio de retraite beginnen.
Don Ruffino zegt in zijn kroniek: - "Zondagavond, 19 april, werd
een begin gemaakt met de retraite. Don Bosco sprak na het avondgebed.
Hij spoorde aan tot stipt stilzwijgen, met uitzondering van de speeltijd
waarin hij de luidruchtige spelen, met inbegrip van het balspel verbood,
maar hij gaf wel toestemming voor het baarspel. Hij verzocht de jongens
om één ding en wel, dat elk van hen tijdens de retraite hem een briefje
zou schrijven, waarin ze twee dingen moesten vermelden: 1° Dat wat elk
wilde vermijden en 2° dat wat elk wilde nastreven. Hij voegde eraan toe:
- "Die briefjes bewaar ik op de eerste plaats als herinnering aan de
retraite, en op de tweede plaats, om als iemand zijn belofte niet houdt,
hem het briefje weer te laten lezen. Jullie moeten weten dat ik de
briefjes nog bewaar die de jongens me in 1845 schreven. Af en toe lees
ik al die briefjes nog wel eens.
- "Wat ik jullie als slot erg aanbeveel is nauwkeurigheid bij het
in acht nemen van de tijdsindeling, en een goed gedrag in de kerk; en
vervolgens alles te doen opdat de predikanten, die hierheen gekomen
zijn om iets goeds voor jullie te doen, over jullie tevreden zijn. Zij
zijn bereid om wel te doen aan het huis, niet alleen op geestelijk ge-
bied, maar ook materieel en ik acht het nodig dat zij zien dat jullie
goed zijn opgevoed. Wanneer jullie hen dus tegenkomen op de speel-
plaats of in de gangen, zeg hun dan goedendag; maar niet op een lompe
manier, doch opgewekt. Weet je, ik ben er een beetje trots op, als men
zegt dat mijn jongens netjes en goed opgevoed zijn; maar daarvoor moe-
ten jullie dat ook tonen en er daarom voor zorgen het ook werkelijk te
zijn."
- "Wat jullie nu moeten doen is, jullie te houden aan wat de pre-

34.5 Page 335

▲back to top
- VII/330 -
dikanten zeggen en dus moeten jullie ervoor zorgen de toespraken aan-
dachtig te volgen, en let erop dat vooral kanunnik Gastaldi, een van de
predikanten, onder de recreatie een van jullie misschien iets vraagt
over de preek en ik zou niet graag willen dat jullie dan het antwoord
schuldig bleven."(1)
De oefeningen werden met grote aandacht gevolgd; er was een leer-
ling die het voornemen maakte niet te spreken.
Als herinnering aan die heilzame dagen werd ons een briefje ter
hand gesteld, geschreven door een brave jongen in 1863, die thans pries-
ter is.
"Ik zat in de eerste klas gymnasium toen in datzelfde jaar de re-
traite voor de jonge studenten gegeven werd. Hoewel Don Bosco me in de
biechtstoel gezegd had dat ik niet meer aan het verleden moest denken en
over alles gerust kon zijn en iedere verantwoordelijkheid maar aan hem
moest overlaten, bevond ik me toch aanhoudend in een staat van grote on-
rust, in de vrees dat de zonden van mijn verleden leven me nog niet ver-
geven waren. Maar in de nacht nadat ik gebiecht had, verscheen me in de
droom een mooie dame, als boerin gekleed en met een stralend en lachend
gelaat. Toen ze me zo droefgeestig zag, zei ze tot me: - "Van het ogen-
blik af dat je beloofd hebt mij toegewijd te zijn en besloten hebt je
voor je hele leven aan mij te wijden, is je alles vergeven. Maak je niet
meer ongerust over het verleden. Zorg er alleen voor je belofte steeds
trouw te blijven, dan heb je niets meer te vrezen." - Toen ze dat gezegd
had, verdween ze en ik werd wakker. Dit is maar een droom; maar hij
maakte een diepe indruk op me en ik vond er troost en rust door, omdat
het een bevestiging was van wat Don Bosco gezegd had."
"Op 20 april, zo vervolgt Don Ruffino bevond Don Bosco zich in de refter
in de buurt van de keuken, zoals gewoonlijk omgeven door een groot aan-tal
jongens en clerici, die begerig elk van zijn woorden opvingen. Geheel
ontspannen onderhield hij hen met zijn scherpzinnige en geestige op-
merkingen, toen hij plots het gepraat over allerlei onverschillige dingen
onderbrak, hen glimlachend aankeek en zei: "wat ben ik toch blij als ik
eraan denk hoeveel goed jullie zullen doen voor de kerk!"
(1) Dagindeling van de oefeningen.
Voormiddag. 5.30 opstaan.
6.00 Gebed. — Priem. — Veni Creator. — Meditatie. — Miserere. — Mis. — Terts. - Ontbijt.
9.30 Sexten — Onderrichting. — Loflied: Lodate Maria. — Overweging in afzondering.
11.30 Bezoek aan het Heilig Sacrament met rozenkrans ter ere van het Heilig Hart van
Jezus. — Nonen. Gewetensonderzoek. — Regina Coeli.
12.00 Middagmaal en recreatie.
Namiddag.
14.00 Litanie van alle heiligen. — Geestelijke lezing in afzondering.
15.15 Vespers en completen. — Onderrichting, — Loflied: Komt, kinderen, zingt! — Avond-
maal en recreatie.
17.30 Metten en lof. — Meditatie, — Miserere. — Rozenkrans. — Overweging. — Regina Coeli.
God, ziel, eeuwigheid.

34.6 Page 336

▲back to top
- VII/331 -
"Een van de jongens vroeg hem: "Is er iemand onder ons die zich
op een bijzondere manier zal onderscheiden?"
"Don Bosco liet zijn blik om zich heen dwalen, keek eens rond wie
er allemaal was, en keek elk van hen een voor een aan; toen antwoordde
hij: - "Luistert! Van degenen die nu hier zijn, zullen er zich twee on-
derscheiden in wetenschap en vroomheid, twee in het kwaad." Allen waren
verwonderd over dat antwoord en hij vervolgde:
- "Om te oordelen over wat ik zeg, moet men tien jaar wachten.
Dan zullen jullie zeggen: toen Don Bosco er nog was, heeft hij eens op
een dag dit en dat gezegd: en dan zullen jullie zien wie zich onder-
scheiden hebben."
"De jongens waren een beetje onthutst toen ze hem dat hoorden
zeggen: - "Twee van hen zouden zich onderscheiden in het kwaad!" - En
Gioacchino Berto, student van de eerste klas gymnasium, drong bijna
schreiend op Don Bosco toe en vroeg hem aan het oor: - "Ben ik misschien
een van hen die zich in het kwaad moeten onderscheiden?" - Het hoofd
van de jongen tussen zijn handen nemend en aan zijn hart drukkend, ant-
woordde Don Bosco hem met grote genegenheid en glimlachend aan het oor:
"Ook van jou verwacht ik veel."
Aan zijn relaas van dat gesprek tussen Don Bosco en de jongens,
voegt Don Ruffino de volgende opmerking toe:
"De jongens die aanwezig waren, zijn: Don Giuseppe Bongiovanni
uit Turijn; de gebroeders Domenico en Gïacomo Ruffino; Stefano Chicco,
clericus uit Sommariva; Pietro Racca uit Volvera; Simone Lupotto uit
Cambiano; Augusto Costa uit Pinerolo; Giovanni Costa uit Spezia; Giulio
Barberis uit Mathi; Cottino (een ambachtsjongen; Gioacchino Berto; Od-
done Ternavasio uit Bra; de clericus Selvatico Buratto; Giuseppe Pit-
taluga uit Tortona; Guglielmo Gorelli; Ecclesia uit None; Tamietti,
Baccolla; Sandrone; Filippo Patarchi uit Rome; Martina Augusto Crose-
rio; de clericus Gallo gekomen uit Chivasso, waar Nasi assistent is.
"Op 23 april", zo tekent Don Domenico Ruffino aan, "hield Don
Bosco na afloop van de retraite het volgende avondwoordje voor de jon-
gens:
"
Gisteravond zag men boven ons huis een vuurbol. Velen heb-
" ben mij een verklaring daarvan gevraagd. Ik zou erop willen wij-
" zen dat als er vroeger vuur boven iemand verscheen dat een teken
" van bestraffing was. Desondanks wil ik niet geloven, dat de Heer
" ons huis zal willen straffen. Wanneer jullie niettemin willen dat
" ik een of andere betekenis aan het verschijnsel toeschrijf, zal
" ik jullie dit zeggen: verscheidenen hebben hun retraite niet goed
" gedaan. Misschien is het een teken, dat de Heer hun nog de tijd
" wil geven om zich te bekeren.
"
Ik heb jullie nog iets te zeggen en wel dat ik me geduren-
" de deze retraite ten aanzien van de jongens in een toestand
" bevonden

34.7 Page 337

▲back to top
- VII/332 -
" heb, waarin ik vroeger, met uitzondering van één keer, nooit ver-
" keerd heb. Gedurende al die dagen kon ik in de harten van de jon-
" gens kijken op dezelfde manier waarop men een boek leest. Ik zag
" klaar en duidelijk al hun zonden en moeilijkheden; bijgevolg kon
" ik hun zonden evengoed zeggen als ze aanhoren met dit verschil dat,
" wanneer ik hen iets liet zeggen, het was alsof ze een woord lazen
" aan het begin van het boek en een ander aan het slot van dat boek,
" dat ik voor me had;terwijl echter als ik sprak, ik al hun zonden
" op een ordelijke en duidelijke manier kon opnoemen. Bovendien kon
" ik aan het einde van hun biecht hun een schets geven van de juiste
" omvang van al hun noden. Zodra deze dagen achter de rug waren, be-
" vond ik me weer in duisternis; ik heb het vanavond geprobeerd,
" maar het was niet meer zo; het was alsof ik me in het donker
" bevond.
"
Misschien zal iemand me vragen of Don Bosco zich nog her-
" innert wat hij in het hart van elk zag? Ik kan daarop antwoorden
" dat ik me niets méér herinner dan iets vaags, zoals iemand die een
" boek slechts een keer gelezen heeft, zich van het gelezene alleen
" nog maar iets vaags herinnert. Daarom raad ik jullie thans aan,
" dat elk zich goed moge herinneren wat ik hem in de biecht voor
" waarschuwing of raad gegeven heb in deze dagen, en dat hij ervoor
" zal zorgen ze getrouw op te volgen.
" Hoewel dit alles me veel genoegen doet, is er toch ook iets wat me
" erg dwars ligt en wel dat velen, die ik verwacht had, niet gekomen
" zijn;ik liet hen zoeken, maar het was me niet mogelijk hen te vin-
" den;anderen die ik had uitgenodigd en die beloofden te komen, zijn
" niet verschenen. Ik wil niet zeggen, dat zij een slechte retraite
" gedaan hebben, op verre na niet! maar als ze bij me gekomen waren,
" zou ik hun gewetenszaken beter hebben kunnen regelen."
"Ter bevestiging van wat Don Bosco zei, kan ik, Domenico Ruffino,
verklaren, dat een jongen mij vertelde dat hij zich bij Don Bosco bege-
ven had met de bedoeling om alleen maar een devotiebiecht te spreken;
maar Don Bosco zei hem, dat het beter was er een generale biecht van te
maken. Die jongen antwoordde dat hij dat wel zou willen doen, maar dat
hij er toen niet op voorbereid was. Toen zei Don Bosco hem: - "Maak je
daar geen zorgen over; wat jij niet zegt, zal ik je wel zeggen." - Daar-
na begon Don Bosco aan de jongen al zijn zonden voor te zeggen, zonder
er een teveel te noemen.
"Ook een andere jongen verklaarde me dat, toen hij een zonde wil-
de gaan biechten waarover hij zich erg schaamde, Don Bosco ze hem niet
alleen voorzei, maar hem ook op bepaalde omstandigheden wees, die onmo-
gelijk door gewone menselijke kennis bekend konden zijn."
Don Ruffino vervolgt: "25 april. - Ik vroeg Don Bosco of hij al-
leen maar duidelijk in de harten van de jongens kon lezen onder het
biechten, of ook op andere tijden. Hij antwoordde: - "Op ieder uur van
de dag, ook buiten de biecht."
In die dagen schreef Don Bosco aan een zoon van ridder Zaverio
Collegno di Provana:

34.8 Page 338

▲back to top
- VII/333 -
"
Herinnering aan de Eerste Communie.
" 1. Ledigheid vermijden. - IJverig zijn plicht doen.
" 2. Gehoorzaamheid aan de oversten en vooral aan mijnheer uw vader.
" 3. Godsvrucht in de kerk, goedheid thuis, eerbied voor allen.
" 4. Veelvuldige biecht en communie.
"
" Turijn, 23 april 1863
Pr. Bosco Giovanni.
Na het Patroonfeest van de heilige Jozef, moest Don Bosco zijn
leerlingen de zielen aanbevelen van twee van hun kameraden.
Op 27 april was in het Cottolengoziekenhuis overleden de acht-
tienjarige Paolo Cucco uit Chivasso; en in dezelfde maand overleed in
Villafaletto Giuseppe Damasco, 20 jaar oud.
In het begin van mei, de maand die aan Maria toegewijd is, vroe-
gen enkele leerlingen, deel te mogen uitmaken van de vrome sociëteit.
In de verslagen van het kapittel lezen we: "Op 8 mei 1863 werden door
het kapittel aangenomen: Gallo Giuseppe, Baracco, Birocco Giovanni An-
tonio, Pelazza Andrea, Tamietti Giovanni."

34.9 Page 339

▲back to top
- VII/334 -
H O O F D S T U K XLI.
We hebben gezegd dat Don Bosco vastbesloten was zijn gymnasium
tot iedere prijs in stand te houden, omdat hij zich verzekerd wist van
bovennatuurlijke steun. Inderdaad liet Don Bosco op verrassende wijze,
terwijl de aangelegenheid met de onderwijsautoriteiten nog in volle he-
vigheid woedde, onvervaard een nieuw gebouw oprichten dat voor de klas-
sen bestemd was. De oostelijke grensmuur, tussen het grondgebied van
het Oratorio en de grote binnenplaats van de woning van de Heer Filippi,
vormde ongeveer halverwege een stompe hoek, die met de open zijde naar
het westen gericht was en vandaar in een rechte lijn naar het uiterste
uiteinde van het gebouw liep dat onlangs opgetrokken was langs de via
della Giardiniera, waar de nieuwe ingang was.
De klassen werden dus gebouwd tussen de grote studiezaal van het
huis en bovengenoemde hoek.
Het gebouw dat 14,24 meter hoog was, 39 lang en 10 breed, bestond
uit twee verdiepingen, behalve de zolder en de benedenverdieping, die
over de hele lengte voor de helft in lokalen en voor de andere helft
in gaanderijen verdeeld werd. Gedurende de recreatie droegen de jon-
gens geestdriftig de stenen naar boven en de pannen naar het dak. Het
hele werk dat in dat jaar uitgevoerd werd, kwam begin 1864 klaar.
Onder de gaanderijen liet Don Bosco vier opschriften aanbrengen.
"
I
"
"
Ne tradas bestiis animas confitentes tibi et animas paupe-
" rum tuorum ne obliviscaris in finem. Ps. LXXIII, 19.
"
Geef het leven van de zielen die u belijden niet aan de
" wilde dieren. Vergeet toch niet voor immer het bestaan der ver-
" drukten, de uwen.
"
"
II
"
"
Praeoccupemus faciem ejus in confessione et in psalmis
" jubilemus ei. Ps. XCIV, 2.
"
Treden wij voor zijn aanschijn met lofzang jubelend bij
" de harpen voor Hem.

34.10 Page 340

▲back to top
- VII/335 -
"
III
"
Qui abscondit scelera sua non dirigetur: qui autem confes-
" sus fuerit et reliquerit ea, misericordiam consequetur, Spr.
" XXVIII, 13.
"
Wie zijn zonen verheelt, zal geen voorspoed kennen; maar
" wie ze belijdt en ze nalaat, zal barmhartigheid ondervinden.
"
IV
"
"
Non confundaris confiteri tua et ne subjicias te omni homi-
" ni pro peccato. Sir.IV, 31.
"
Schaam u niet uw zonden te belijden en onderwerp u aan nie-
" mand om te zondigen.
Er werd met ijver aan de bouw gewerkt. Toen Don Bosco midden in
die donkere tijd op 23 maart het laatste antwoord van het ministerie
ontvangen had, zag hij in dat er geen ander middel was om zijn scholen
te behouden dan zich aan de wet te houden. Het ging erom zijn clerici op
regelmatige wijze aan de universiteit te laten inschrijven. Maar toen
werd er opgemerkt dat de leerlingen van Don Bosco zich moesten onderwer-
pen aan een gymnasiaal eindexamen.
Van lieverlee doken er zoveel moeilijkheden na elkaar op dat er
nieuwe maatregelen nodig waren. De hindernissen groeiden zo in aantal,
dat Don Bosco er afgemat van raakte en zijn plannen haast moest opgeven.
Hij vond echter een andere en wettige weg, waardoor hij uit die
moeilijkheden zou raken. De gymnasiumleraren van het Oratorio hadden op
het seminarie hun cursus filosofie gedaan onder de leiding van leraren,
die door de Koninklijke Universiteit met de doctorstitel bekleed waren.
Nu scheen het examen in deze materie, dat in het seminarie afgenomen was
voldoende te zijn, althans volgens bepaalde vroegere wettelijke bepalin-
gen, of minstens de interpretatie die daar al jarenlang aan gegeven was.
En inderdaad waren verschillende priesters tot de colleges toegelaten,
enkel op deze grond.
Bovendien wilde Don Bosco, zover de wet het toeliet, de cursussen
van zijn leraren bekorten. In deze zin liet hij hen een verzoekschrift
indienen bij de rector van de universiteit.(1)
(1) Ontwerp van een verzoekschrift door Don Bosco zelf opgesteld.
Hoogeachte Heer Rector,
De Ondergetekenden, allen verblijvend in het huis van het Oratorio van de H.
Francircus van Sales in Valdocco, en allen erkende leraren in de gymnasiale klassen
die hier ten behoeve van de arme jongens zijn opengesteld (A), vragen U, in het
levendige verlangen en uit een behoefte om te zijner tijd op regelmatige wijze zich
te onderwerpen aan het examen in de letteren, hun verzoek in
.../....

35 Pages 341-350

▲back to top

35.1 Page 341

▲back to top
- VII/336 -
Bij deze vraag voegde hij een verklaring op gezegeld papier en
voorzien van het zegel van de metropolitaanse kapittelkerk, over de stu-
dies die de indieners van het verzoek aan het seminarie gedaan hadden.
"
Giuseppe Zappata, doctor in de theologie, kanunnik-aarts-
" priester aan de metropolitaanse kerk van Turijn, officier in de
" orde van Mauritius en vicaris-generaal kapitularis.
"
"
Voor ieder die het wenst te weten, verzekeren en verklaren
" wij, dat de Heren Don Giovanni Francesia uit S. Giorgio en de
" clerici Francesco Cerruti uit Saluggia, Celestino Durando uit Fa-
" rigliano en Giovanni Anfossi uit Vigone, de leergang filosofie
" hebben afgelegd door het bezoeken van de lessen van dit aartsbis-
" schoppelijk seminarie en dat zij met zeer gunstige resultaten de
" voorgeschreven examens hebben afgelegd, zowel in het midden als op
" het einde van elk jaar, en dat hun gedrag steeds loffelijk en on-
" berispelijk is geweest.
"
Giuseppe Zappata, Vic.-gen.Kap.
" Turijn, 27 maart 1863
Theol. Gaude, secretaris
Aan de voorgaande verklaring had Don Bosco er een van zichzelf
toegevoegd, eveneens op gezegeld papier en gericht aan de rector van
de universiteit.
"
Verklaring
"
" De ondergetekende verklaart dat de leraren Giovanni Francesia,
" Francesco Cerruti, Celestino Durando en Giovanni Anfossi al zeven
(1) .../...
welwillende overweging te nemen en hun de gunsten te willen verlenen, vernoemd in de
wet van 3 oktober 1851, art. 4, volgens welke U de cursus van hun studie met enkele
jaren zou kunnen bekorten; van hun kant onderwerpen zij zich gaarne aan het examen
voor elke cursus die zij al als toehoorders hebben gevolgd. (B)
Mocht U het verlenen van deze gunst te vergaand toeschijnen, wilt dan althans
rekening houden met de al gemaakte studies, met hun positie als leraren en hen ont-
slaan van het licentie- en toelatingsexamen, zodat zij op regelmatige wijze kunnen
ingeschre ven worden voor de colleges die zij wensen te volgen.
In ieder geval stellen zij groot vertrouwen in Uw goedheid en zij willen zich
gaarne geheel voegen naar wat U te hunnen aanzien zult willen beslissen, volgens die
meer goedgunstige beschikkingen die U meent te moeten nemen voor een werk van algeme-
ne liefdadigheid waaraan zij sinds zeven jaar tot ieders voldoening hun krachten
wijden.
De verzoekers was het niet onbekend dat het reglement van 14 september 1862 de
genoemde gunsten niet meer toestaat, noch aan leraren, noch aan de toehoorders. In
het reglement nochtans wordt niet gezegd dat de gunsten niet meer gegeven worden en
het schijnt dat een reglement een wet niet kan opheffen. Daar hun studies overigens
verricht zijn voor de totstandkoming van het reglement, lijkt het dat zij er niet aan
onderworpen zijn, tenzij voor die cursussen die zij zouden volgen nadat de beschik-
king van kracht geworden is.
In de hoop op een goedgunstige beslissing, hebben zij de eer te mogen onderte-
kenen, enz.

35.2 Page 342

▲back to top
- VII/337 -
" jaar gratis hun werk als leraar verrichten ten behoeve van de ar-
" me jongens van dit huis, genoemd Oratorio van de H. Franciscus
" van Sales. Ze zijn op bijzondere wijze prijzenswaardig vanwege
" hun voorbeeldig morele gedrag en door het vele werk dat zij met
" zoveel ijver verrichten, daar zij naast het lesgeven in de res-
" pectieve klassen, ook regelmatig hun theologische studies doen en
" al vijf jaar lang als toehoorders de colleges volgen in de Griek-
" se, Latijnse en Italiaanse letteren en sinds een jaar ook die in
" de geschiedenis.
"
Om die redenen bevelen zij zich warm aan in de beproefde
" welwillendheid van de heer Rector der Kon.Universiteit van Turijn,
" opdat hij hun al de gunsten moge schenken, die hij in zijn voor-
" zichtigheid en wijsheid in overeenstemming acht met de vigerende
" wetten.
"
Eerbiedig zij de aandacht van U, Hooggeachte, erop geves-
" tigd dat iedere gunst, die aan de indieners van het verzoek ver-
" leend wordt, volkomen ten goede zal komen van een werk van open-
" bare liefdadigheid, dat tot doel heeft alle mogelijke middelen te
" gebruiken om de arme of minder bemiddelde jeugd in staat te stel-
" len op een eerbare wijze haar brood te verdienen.
"
"
Pr. Bosco Giovanni,
" Turijn, 28 maart 1863
directeur.
Op dit nieuwe verzoek werd geantwoord, dat de aangehaalde be-
schikkingen van de oude reglementen als vervallen beschouwd konden wor-
den.
De rector van de universiteit van Turijn, Ercole Ricotti, hoog-
leraar in moderne geschiedenis en kunstkritiek, was niet de laatste aan
wie Don Bosco een bezoek zou brengen. Ricotti, die de schrijver was van
tal van geschiedkundige werken, van een geschiedenis van Europa en voor-
al van Italië, genoot groot aanzien in het liberale kamp. Hij had de Ge-
schiedenis van Italië ten behoeve van de jeugd gelezen, die door Don
Bosco was uitgegeven en sprak van weinig talent en geringe cultuur, wat
naar het zeggen van Tommaseo, voortreffelijke eenvoud van stijl en uit-
drukking was. Ook werd zijn geest verduisterd door zijn ideeën ten aan-
zien van de Kerk. Verschillende keren had Don Bosco zich naar de univer-
siteit begeven en naar zijn woning, maar een onderhoud was hem steeds
geweigerd. Ricotti voelde zich persoonlijk beledigd door bepaalde menin-
gen van Don Bosco over zijn werken, die hem door enkele beambten laster-
lijk waren overgebriefd.
Hij zou nog een laatste maal proberen om Ricotti aan de universi-
teit op te zoeken. Hij verwachtte, zoals gewoonlijk voor antwoord te
krijgen dat de rector bezet was en hem niet kon ontvangen, toen een gun-
stige omstandigheid hem te hulp kwam. Op hetzelfde ogenblik immers ging
de deur van het bureau van de rector open en Ricotti kwam in hoogsteigen
persoon naar buiten om de pedel iets te gaan zeggen. Don Bosco ging gauw
voor die deur staan waarlangs de rector weer naar binnen moest. Het

35.3 Page 343

▲back to top
- VII/338 -
duurde inderdaad niet lang of hij kwam weer opdagen. Hij kende Don Bos-
co, omdat hij vroeger meer dan eens een onderhoud met hem gehad had,
maar hij deed alsof hij hem niet herkende.
Nauwelijks stond hij voor Don Bosco of deze zei tot hem:
- "Kan ik u even spreken?"
- "Met wie heb ik de eer?"
- "Ik ben de arme Don Bosco."
- "0, juist, juist, Don Bosco! Die priester die kwaad over me ge-
sproken heeft en mijn Geschiedenis van Europa in diskrediet gebracht
heeft!"
- "Maar professor! U vergist zich deerlijk. Ik heb nooit een kwaad
woord over uw werk geschreven."
- "Jawel, jawel! U hebt geschreven dat mijn geschiedenis leugen-
achtig is... kom! laten we geen uitvluchten zoeken, laten we duidelijk
zijn... we begrijpen elkaar heel goed en duidelijk... bekent u nu maar
eerlijk wat ik beweer..." - Met die woorden beduidde hij Don Bosco in
zijn bureau binnen te gaan, en toen hij hem had laten plaats nemen en
zelf bij hem was gaan zitten, vervolgde hij:
- "Is het waar of niet waar dat u zich veroorloofd hebt ongepaste
dingen te zeggen over mijn werk?"
- "Ik geef u de verzekering dat ik tegen uw werk nooit iets ge-
daan, gezegd of geschreven heb."
- "Laten we elkaar nu goed verstaan", antwoordde de rector, "keurt
u al dan niet goed, wat ik in mijn Geschiedenis van Europa uiteengezet
heb?"
- "0! Dat natuurlijk niet, professor."
- "Aha... Hier wilde ik u hebben", hernam Ricotti; "ja, hier! En
waarom, heer Bosco, die afkeuring?"
- "Omdat u duidelijk in tegenspraak bent met de waarheid. Laten
we, in plaats van vaag in het algemeen te spreken, meteen een onderdeel
nemen. Kijk, heer professor, als u over Leo X spreekt, vertelt u me dat
hij er met list in geslaagd is op de Heilige Stoel te komen; en hoewel
hij derhalve een huichelachtig en lui leventje leidt, geniet hij onder
zijn hovelingen toch de naam van de Grote; en, in strijd met zijn ver-
diensten, noemt zijn tijd zich naar zijn naam. Kent u Voit? Welnu, dat
is een protestants schrijver, maar als hij over deze paus spreekt, dan
zegt hij, dat hij door zijn leven vol prachtige en goede werken een sie-
raad is voor het pausdom; dat niemand uit zijn tijd zozeer als hij, ver-
dient terecht en noodzakelijkerwijs zijn naam te geven aan die tijd: en
hij brengt hem alle eerbetoon en bewonderenswaardige lof. Zegt u me nu
maar, professor, wie ik het best kan geloven? U, die zich christen noemt
en voor mij een zo grote paus op zo een boosaardige manier in diskre-
diet brengt, ofwel iemand, die er alle belang bij heeft om hem in dis-
krediet te brengen, maar hem toch in de hoogte steekt en hem op de meest
geestdriftige manier lof toezwaait?"

35.4 Page 344

▲back to top
- VII/339 -
De professor zat met een antwoord verlegen; hij zocht naar redenen
en verontschuldigingen, maar hij moest toegeven dat Don Bosco geen onge-
lijk had. Daarom drukte hij zijn grote verbazing uit over het, naar hij
zei, nooit voldoende gewaardeerde werk van Don Bosco in de Geschiedenis
van Italië en zei hem: "Hoe bent U er met zoveel en ernstige bezigheden
aan uw hoofd toch ooit toe kunnen komen op een zo bewonderenswaardige
manier een zo mooi en moeilijk werk te schrijven?"
Maar aangezien Don Bosco niet gekomen was om complimenten te ho-
ren waarvan hij begreep dat ze toch niet ernstig gemeend konden zijn,
begon hij algauw over zijn scholen te spreken die men wilde sluiten,
over zijn leraren die men niet tot het examen wilde toelaten en over de
noodzaak om over de bevoegde leerkrachten te beschikken. Ricotti luis-
terde heel welwillend naar hem, beloofde van zijn kant alle mogelijke
bescherming en verklaarde dat het werk dat hij ten bate van de arme en
verwaarloosde jongens ondernomen had, al zijn gunsten verdiende en ook
zou krijgen.
Don Bosco hoopte zijn steun te verkrijgen, maar het antwoord
bleef uit, omdat Ricotti het examen in de filosofie in het seminarie
niet voor wettig hield, evenmin als de verkorte leergangen van de uni-
versiteit.
Maar toen iedere hinderpaal onoverkomelijk scheen, deed de lei-
der van de filosofisch-literaire faculteit, de hoogleraar in de Griekse
literatuur, Bartholomeo Prieri, bemiddelende stappen bij Ricotti, opdat
de leerlingen van Don Bosco, met het oog op de aan de universiteit ge-
volgde voordrachten, ontslagen zouden worden van het gymnasiale eindexa-
men. Met zijn invloed deed hij de tegenstanders van het Oratorio van een
dergelijke eis afzien.
Inderdaad bereikte Don Bosco in antwoord op het ingediende ver-
zoekschrift van de leraren van het instituut van de H. Franciscus van
Sales te Valdocco, de volgende beslissing van de koninklijke universi-
teit.
"
Gezien het advies van de academische raad en het voorstel
" van de Heer Rector van deze koninklijke universiteit, verleent het
" ministerie van openbaar onderwijs aan de indieners van het ver-
" zoekschrift vergunning tot het volgen van de colleges van de fa-
" culteit der letteren, met ontheffing van de verplichting tot voor-
" legging van een gymnasiaal einddiploma, maar onder voorbehoud dat
" zij het toelatingsexamen met goed gevolg afleggen.
"
Als bijlagen gaan de ontvangen brieven en documenten hier-
" bij terug.
"
" Turijn, 3 mei 1863.
De rector
Ricotti

35.5 Page 345

▲back to top
- VII/340 -
H O O F D S T U K XLII
In het begin van de maand mei, die door Don Bosco met zoveel lief-
de was toegewijd aan Maria, waren de schoolkwesties tamelijk tot rust ge-
komen. In de kronieken van het Oratorio zijn er geen fioretti, avondwoord-
jes of feiten vermeld die ons over de godsvrucht van Don Bosco en zijn
jongens tot de hemelse Moeder spreken.
Daarom beperken wij er ons hier toe melding te maken van enkele
brieven die we verzameld hebben, en die door hem in die maand zijn ont-
vangen of geschreven, waaruit een of andere voortreffelijke deugd blijkt,
die op zichzelf gewoon is, maar van het allergrootste belang voor een
goede onderlinge omgang.
Tal van personen namen hun toevlucht tot hem voor het verkrijgen
van aanbevelingen en adressen, want men wist over hoeveel relaties hij
beschikte. Met de hem eigen vriendelijkheid en hartelijkheid, sloeg hij
dat nooit van de hand. Zelfs gebeurde het niet zelden dat hij hun deze
dienst ongevraagd bewees en aan iedere klasse van personen. Zo gedroeg
hij zich zijn hele leven lang en de bewijzen die we ervoor hebben, zou-
den zoals iedereen wel begrijpt, te eentonig zijn om ze alle weer te ge-
ven. Dit doet ons even denken aan een brief die aan Don Bosco geschreven
werd in de eerste dagen van mei door een kanunnik van Nizza Marittima,
wellicht dezelfde die in 1858 hem gastvrijheid moest verlenen toen hij
erover gedacht had naar Rome terug te keren. Don Bosco had hem Graaf di
Ciriè aanbevolen.(1)
(1)
Hooggeachte Heer,
Ik dank U van ganser harte voor de mij geboden gelegenheid om kennis te maken
met de heer Graaf di Ciriè. Een in alle opzichten welwillender en waardiger persoon
zou U me niet hebben kunnen aanbevelen. Het spijt mij dan ook ten zeerste, dat mijn
gedwongen afwezigheid uit Nizza gedurende een veertigtal dagen, mij de eer en het
genoegen ontneemt in die tijd genoemde heer Graaf van dienst te kunnen zijn. Ik zal
er niettemin voor zorgen dat na mijn terugkeer goed te maken, daar ik denk dat hij
enkele maanden bij ons zal blijven. Onder democraten als wij behoren er geen gehei-
men te zijn. Op de 20ste van deze maand zal ik onder de auspiciën van de mystieke
Sterre der Zee, uit deze haven naar de eeuwige stad vertrekken. Het is nauwelijks
tien maanden geleden sinds ik Rome heb verlaten en mijn hart dwingt me er weer terug
te keren. Het lijkt me wel een eeuw geleden sinds ik de Heilige Vader gezien heb en
het duurt me te lang voor ik weer in de troostende tegenwoordigheid van een derge-
lijke paus kan zijn. Neergeknield aan zijn allerheiligste voeten, zal ik een bij-
zondere zegen vragen voor U en voor uw huis, dat ik zozeer eerbiedig en bemin.
Duizendmaal dank voor het plaatje van de H. Jozef, dat ik als een kostbaar
aandenken aan U bewaar.
Mijnerzijds verzoek ik U het plaatje van de Moeder van Smarten te
willen aanvaarden dat ik U hierbij aanbied, tegelijk met de verzekering van mijn
eerbied en genegenheid, terwijl ik in de Heer mij noem
Nice, de 4de van de Mariamaand 1863
Uw bijzondere toegenegen vriend,
Kan. Barraja,
Prot.Apost;
P.S. En waarom zou U niet in de komende maand juli een paar dagen vakantie nemen en
die te Nizza in het huis Barraja komen doorbrengen?

35.6 Page 346

▲back to top
- VII/341 -
Een andere deugd die nooit voldoende opgemerkt is, was de kalmte
van Don Bosco bij het afdoen van materiële aangelegenheden. We hebben al
verschillende door hem geschreven brieven gepubliceerd, die deze bewe-
ring staven. Die rust veranderde nooit, zelfs niet als hij in zijn be-
langen benadeeld of bedrogen werd, of ook alleen maar teleurgesteld werd
in zijn verwachting met betrekking tot een vastgestelde termijn voor een
betaling, hoewel hij er financieel benard voorstond. Zijn hart kende
niet de geringste gehechtheid aan het geld, hoewel hij niet naliet op te
komen voor zijn goed recht als de rechtvaardigheid hem daartoe dreef.
Die gerechtigheid had steeds tot doel te voorkomen dat zijn bescherme-
lingen benadeeld werden. Niettemin waren er ieder jaar aanzienlijke on-
inbare bedragen, kostgeld dat toch al tot het minimum was gereduceerd en
niet betaald werd door de ouders of de voogden, dikwijls tengevolge van
onverwachte tegenslagen in het gezin en ook wel te kwader trouw. Maar de
jongens die duidelijk van een goed gedrag lieten blijken werden daarom
toch niet naar huis teruggestuurd. Ook van burgerlijke of weldadigheids-
instituten en verenigingen nam hij vaak jongens aan, die anders volkomen
verlaten waren gebleven, ook al kon hij vervelende onderhandelingen en
meningsverschil over de kosten voorzien; soms vroeg men hem met een dub-
belzinnige bedoeling rekening en verantwoording of had hij het te stel-
len met wantrouwen en met gedane toezeggingen die niet nagekomen werden.
Maar zijn grote goedheid verdroeg dat alles. Ook het ene of andere semi-
narie dat hem seminaristen of jongens gezonden had om hen voor het
priesterschap op te leiden, was door de slechte tijden, door de drukken-
de belastingen, door de opvordering van kerkelijke goederen, door drin-
gende noden van het bisdom soms niet in staat zijn verplichtingen tegen-
over Don Bosco na te komen. Maar hoewel hij met eigen middelen vele kos-
ten te dekken had, toonde hij steeds een verrassende lankmoedigheid.
Daarom schreef hij aan Mgr. kanunnik Sossi, vicaris-generaal van
het kapittel van de stad en het diocees Asti:
"
Dierbare Heer,
"
"
Ik bevind me in waarachtige nood; indien U me de kosten van
" het jaar 1862 zou kunnen voldoen en bovendien het eerste semes-
" ter van het lopende jaar, zou U me een grote gunst bewijzen en
" tezelfdertijd een liefdadig werk doen. Wanneer dit absoluut niet
" mogelijk zou zijn, gelieve U tenminste het al vervallene te vol-
" doen.
"
Het spijt mij zeer U hiermee te moeten lastig vallen, en
" als ik er zeker van kon zijn met de heer kanunnik Magnone te kun-
" nen spreken, zou ik onmiddellijk naar Asti komen; maar de onzeker-
" heid of ik hem wel te zien zou krijgen, of dat hij mijn brieven
" zou ontvangen,hebben me doen besluiten me rechtstreeks tot U te
" wenden.
"
Houd moed, mijnheer de vicaris, we bevinden ons in strijd.
" Laten we bidden! Laat ons hopen en steeds vooruit.

35.7 Page 347

▲back to top
- VII/342 -
"
Aanvaard de groeten van Don Alasonatti, van ridder Oreglia
" en van heel ons huis; uit hun naam noem ik mij
"
van U, dierbare,
"
de genegen en verplichte vriend,
" Turijn, 4 mei 1863.
Pr. Bosco Giovanni.
Ondertussen zocht hij de afleveringen uit van de Letture Catto-
liche die moesten verschijnen.
Voor juli: Het leven en het instituut van de H.Angela Merici, door
Giuseppe Frassinetti, Prior van de St. Sabina te Genua. In een aanhang-
sel vermeldde hij de vrome vereniging van de Dochters van Maria Onbe-
vlekt Ontvangen, gesticht te Mornese in 1855, die spoedig over heel Ita-
lië verspreiding vond. Hij besloot met een uiteenzetting over de Vereni-
ging van de levende Rozenkrans, plechtig goedgekeurd door de H. Grego-
rius XVI en verrijkt met waardevolle aflaten.
Voor augustus: Antonio of de goede huisvader. Italiaanse versie
van de priester Pietro Bazetti. Het is het bewogen leven van een arme
arbeider, die trouw aan de plichten van zijn staat, vol vertrouwen in
de goddelijke Voorzienigheid, ellende doorstaat, ziekten, het weglopen
van een ondankbare zoon en die uiteindelijk, zonder zijn nederige toe-
stand prijs te geven, de beloning voor zijn deugden ontvangt.
Voor september: De werkelijke aanwezigheid van Jezus Christus in
het H. Sacrament, door pater Huguet en andere bevoegde schrijvers.
Dit dogma werd aangetoond aan de hand van de H. Schrift en van de
wonderen die in alle eeuwen geschiedden. Don Bosco verbeterde de druk-
proeven van deze aflevering en in het voorwoord nam hij een troostvolle
zinsnede op: "Na de definitie van het dogma der Onbevlekte Ontvangenis,
schijnt de verering van en het vertrouwen in het Heilig Sacrament overal
op wonderbaarlijke manier heropgeleefd te zijn."
Voor oktober: Geschiedkundige schets van de jeugdige Ezio Gherar-
di uit Lucca. Hij was een heilige clericus en stierf op 21-jarige leef-
tijd in 1861 als subdiaken. Hij had er zich in bijzondere mate op toe-
gelegd de christelijke leer te onderrichten aan de jongens; daartoe ging
hij 's zondags naar de parochiekerk, en iedere dag verrichtte hij dit
werk aan de avondschool van Maria del Gonfalone thans, wegens plaatsver-
andering, della Croce genoemd.
De Armonia van 6 oktober kondigde deze aflevering aan in een arti-
keltje, dat Don Bosco aan het blad gestuurd had, en schreef als besluit;
"Jonge Italiaanse priesters, ziehier een metgezel van u, een broeder
die, geschapen van hetzelfde vlees en blootgesteld aan dezelfde gevaren
als gij, toch, als een zonnestraal midden in een hoop vuil, een onschul-
dig en allervroomste leven leidde. 0, edelmoedige en beminde jongens,
spiegel u aan een zo mooi voorbeeld, en vertrouw op God dat Hij, wanneer
Hij u tot zich roept, ook U moge sieren met de bijzondere en beminnens-

35.8 Page 348

▲back to top
- VII/343 -
waardige deugden, die Hij Gherardi waardig keurde om zijn vlucht naar
het andere leven te bespoe-digen."
Terwijl Don Bosco deze afleveringen van verschillende schrijvers
in de drukkerij van het Oratorio liet afdrukken, dacht hij er tegelij-
kertijd aan, zelf enkele andere samen te stellen, die steeds gaarne door
de abonnees tegemoet gezien werden. Daarom schreef hij aan de heer Don
Frattini, prefect van de Tommasini in de Piccola Casa della Divina Pro-
videnza te Turijn.
"
Dierbare Don Frattini,
"
"
In mijn werk over het leven der pausen gebruik ik Baronio
" als tekst. Daar ik thans in het begin van de 4de eeuw gekomen ben,
" heb ik in het Convitto het 3e deel van die schrijver proberen te
" krijgen, het vervolg op dat wat thans voor mij op tafel ligt,
" en er werd me gezegd dat dit zich in de Piccola Casa bevindt. Dit
" zo zijnde, verklaar ik me in het bezit van deel 2, maar zou willen
" dat u uit mijn naam aan sig. Padre vraagt, mij en de pausen tot
" wier glorie ik probeer te schrijven, het genoegen te willen doen,
" het 3de deel te willen lenen. Wees er zeker van dat ik het met al-
" le zorg zal gebruiken, maar dat ik het nodig heb voor het tijdvak
" dat in dat deel wordt behandeld.
"
Ik wens U en pater Anglesio en heel het Piccola Casa alle
" goeds toe. Amen.
"
Uw genegen vriend,
" Turijn, 12 mei 1863
Pr. Bosco Giovanni
In die dagen gaf de burgerlijke overheid eindelijk antwoord op de
verzoekschriften die Don Bosco in februari bij haar had ingediend.
" Ministerie van Justitie en Eredienst.
Turijn, 23 mei 1863.
"
"
Zeereerwaarde Heer,
"
Ik heb de eer een antwoord te geven op het verzoekschrift
" dat U tot de burgemeester van deze stad gericht hebt en U de ver
" zekering te geven, dat het hem ten zeerste zal verheugen indien
" hij,naar ik hoop, de noodzakelijke subsidie kan verkrijgen uit de
" fondsen van het economaat om het heel nuttige en vrome werk, door
" U bestuurd, te steunen.
"
U gelieve voorts mijn bijzondere dank in ontvangst te ne-
" men voor het kostbare geschenk dat U zo vriendelijk was mij te
" doen toekomen; ik zal dat geleerde boek met oprecht genoegen le-
" zen en zodoende steeds meer iemand leren liefhebben en hoogach-
" ten, die zowel vanwege zijn deugd als vanwege zijn talent en zijn
" engelachtige gaven een der schoonste sieraden is van onze stad
" Turijn.

35.9 Page 349

▲back to top
- VII/344 -
"
Aanvaard, mijnheer, de betuigingen van mijn eerbiedige
" hoogachting, en geloof mij
"
van U, zeereerw.,
"
de toegewijde dienaar
"
Eula, secr.-generaal.
Het goede werk, waarop in het eerste gedeelte van deze brief wordt
gezinspeeld is de kerk in aanbouw, en het geschenk is de vierde druk van
de Geschiedenis van Italië.
Ook minister Pisanelli werd met een soortgelijk geschenk bedacht.
" Ministerie van Justitie én Eredienst
Turijn, 26 mei 1863
"
"
De minister van Justitie draagt mij op U te danken voor uw
" vriendelijk gebaar, waarmee U hem een exemplaar van Uw Geschie-
" denis van Italië toegestuurd hebt.
"
Gaarne kwijt ik mij van deze taak en verzoek U mij te aan-
" zien als U
"
zeer toegewijde
"
L. Brancaccia
Silvio Spaventa, afgevaardigde van Vasto, die steeds een hoge amb-
tenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken was geweest, bedankte
Don Bosco enige tijd later eveneens voor een dubbel genoegen dat hij hem
verschaft had.
" Ministerie van Binnenlandse Zaken,
Turijn, 30 augustus 1863
"
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Ik ben U zeer verplicht voor het genoegen dat U mij gedaan
" hebt door de toezending van de "Geschiedenis van Italië”, die door
" U ten behoeve van de jeugd geschreven werd. Eveneens dank ik U
" voor de mededeling betreffende de opneming van Copperi in uw te-
" huis.
"
Aanvaard andermaal de verklaring van mijn diepe hoogach-
" ting,waarmee ik de eer heb te ondertekenen
"
uw zeer toegewijde dienaar,
"
S. Spaventa
Bewonderenswaardig was de vrijmoedigheid waarmee Don Bosco exem-
plaren van zijn Geschiedenis van Italië aan de meest vooraanstaande po-
litieke persoonlijkheden bleef sturen, ook wanneer zij tegenstanders wa-
ren. De Gazzetta del Popolo had deze Geschiedenis op boosaardige wijze

35.10 Page 350

▲back to top
- VII/345 -
aangevallen; het staatsgezag bekritiseerde ze omwille van haar katho-
lieke principes en toch werd ze met genoegen uit zijn handen aanvaard.
De tweede brief die Don Bosco ontving in antwoord op zijn brief
van februari was de volgende.
" DE GROOTMEESTER VAN DE ORDE VAN DE HH. MAURITIUS EN LAZARUS
" No. 2152
Turijn, 29 mei 1863
"
"
Al vele bijdragen werden dit jaar verleend voor de restau-
" ratie en de bouw van kerken; andere zijn reeds toegezegd aan de
" basiliek van Pavia en aan de katholieke kerk in Londen en de uit-
" getrokken bedragen op de Mauritiaanse balans, bestemd voor subsi-
" dies aan goede werken, zijn uitgeput. Om deze redenen is het mij
" op het ogenblik onmogelijk Zijne Majesteit de Koning, als Groot-
" meester-generaal, een uitkering voor te dragen ten laste van deze
" orde, voor de bouw van een kerk in Valdocco.
"
Toekomend jaar echter zal ik trachten aan uw verlangen te
" voldoen en van Zijne Majesteit verlof te verkrijgen voor een sub-
" sidie op de balans van 1864, als bijdrage van de Orde van Mauti-
" tius tot de totstandkoming van het door U, hooggeachte, beoogde
" goede doel.
"
Sta mij toe U inmiddels de verzekering te geven van mijn
" oprechte hoogachting.
"
De minister van Staat
"
Eerste secretaris van Z.M. -
Senator van het Rijk.
"
Cibrario.
Tot nu toe had Don Bosco nog niets anders als beloften gekregen;
maar hij liet in juni niet na verder aan te kloppen bij het ministerie
en bij het koninklijke paleis.
Minister Peruzzi liet hem antwoorden:
"
Koninkrijk Italië
" Ministerie van Binnenlandse Zaken
" Afd. VI, Sectie II, No. 3773.
Turijn, 13 juli 1863
"
"
De gunst waarom U verzocht hebt met uw brief van 26 juni
" jl. voor toekenning van een bedrag, dat het U mogelijk maakt U
" uit de verlegenheid waarin U zich bevindt, te redden, gaat de
" bevoegdheid van het ministerie beslist te boven, daar het een
" betrekkelijk geringe som te verdelen heeft over al de instituten
" van heel Italië waaronder ook dat van de H. Franciscus van Sales,
" dientengevolge al dat een aanzienlijk deel daarvan jaarlijks
" krijgt toegewezen.

36 Pages 351-360

▲back to top

36.1 Page 351

▲back to top
- VII/346 -
"
Ik zou U wel graag te hulp willen komen met die subsidie,
" bewust als ik me ben van de toewijding waarmee u zich op aller-
" lei manieren beijvert om aan zoveel jongens levensonderhoud en
" opvoeding te verschaffen, die zich bij U aanmelden en uw bescher-
" ming inroepen en wel in een aantal dat groter is dan uw middelen
" en die van de edelmoedige lieden die U plegen te steunen met
" goddank ruime schenkingen, gedogen.
"
Ik heb echter moeten bedenken dat ik zou zondigen door gro-
" ve onrechtvaardigheid ten opzichte van andere instellingen, die
" niet in betere omstandigheden verkeren dan de uwe, en waaraan ik
" aanhoudend verplicht ben de subsidies te weigeren waarom zij me
" verzoeken, ten einde het weinige dat het ministerie ter beschik-
" king blijft, te reserveren voor gevallen van uiterste noodzaak.
"
Van mijn kant geloof ik nooit in gebreke te zijn gebleven
" met U enigerlei steun te verlenen telkens als U zo goed was de
" arme jongens bij U op te nemen, die ik bij U had aanbevolen; en
" wanneer ik in dat opzicht ooit vergeetachtig mocht geweest zijn,
" had U mij eraan mogen herinneren. Ook in de toekomst zal ik niet
" nalaten eveneens die steun te verlenen, ook in ruimere mate, wan-
" neer de gelegenheid daartoe zich voordoet, en ik niet zou kunnen
" nalaten U om opname van een verwaarloosde jongen te verzoeken.
"
Voor de Minister
"
S. Spaventa.
Don Bosco probeerde een andere weg bij dezelfde minister, waar-
schijnlijk op aanraden van Graaf Cibrario; hij wilde een milde gift van
een weldoener van het Oratorio vergoeden met een adellijke titel. Minis-
ter Peruzzi stuurde het antwoord door middel van de Prefectuur.
" Prefectuur van de Provincie Turijn Turijn, 17 juli 1863
"
"
Het ministerie van binnenlandse zaken heeft met een telegram
" van 13 dezer verklaard dat het verzoek van pr. Giovanni Bosco om
" de titel van Baron te verlenen aan de Heer G. G. uit Saluzzo, die
" uit hoofde van deze onderscheiding een bedrag van tienduizend li-
" res zou geschonken hebben aan het Oratorio van de H. Franciscus
" van Sales te Turijn, door genoemde priester bestuurd, niet in
" overweging kan genomen worden.
"
Dat ter mededeling aan bovengenoemde Heer Bosco Giovanni,
" als weigering op zijn bovengenoemd verzoek.
"
Voor de prefect
"
Radicati.
Al verkreeg Don Bosco door al deze brieven geen subsidies, hij
bleef daardoor toch de herinnering aan zich levend houden in de offi-
ciële kringen als vertegenwoordiger van de openbare weldadigheid; en de

36.2 Page 352

▲back to top
- VII/347 -
antwoorden die hij ontving konden hem op tijd en stond als aanbeveling
van nut zijn. De bescheiden aandrang die hij steeds ter wille van de
naastenliefde uitoefende stond niet toe dat hij altijd met lege handen
werd weggestuurd. Inderdaad zijn beroep op de koning voor de nieuwe kerk
had uiteindelijk een verheugend resultaat.
Op 30 juli berichtte de econoom-generaal, Abbé Vachetta, aan Don
Bosco:
"Het heeft zijn Majesteit behaagd U ten laste van het Economaat
van zijn Huis een bedrag toe te staan van zesduizend lires om u te hel-
pen bij de bouw van een kerk in Valdocco, voor de helft te betalen, zo-
dra de fundamenten op grondhoogte zijn en de andere helft, zodra de
kerk onder dak zal zijn; hiervoor zal een bevoegde commissie van hoger-
hand aangesteld worden die het algemene Economaat ervan op de hoogte
brengt."
Maar van dat bedrag zou echter het eerste gedeelte pas in 1865
uitbetaald worden en het tweede in 1868, zodat Don Bosco van deze
schenking geen onmiddellijk nut kon hebben, een schenking die bovendien
onderworpen was aan de verantwoordelijkheid van de Minister van Justi-
tie en Eredienst. Minister Pisanelli schreef bij het zenden van de brief
van de koning aan de econoom-generaal op 27 juli het volgende:
"De toewijzingen (waarvan sprake in genoemde brief) zullen
slechts betaald worden nadat aan dit ministerie mededeling is gedaan van
de benoeming van de bevoegde commissies. Overigens zullen de toewijzin-
gen zelf in twee afbetalingen voldaan worden, de eerste bij het gereed-
komen van de fundamenten tot bodemhoogte en de tweede wanneer de beide
kerken onder dak zullen zijn enz."
Uit een dergelijk briefje komt men te weten dat ook de theoloog
en pastoor Arpino, die bezig was met de bouw van de kerk van Sint-Pe-
trus en Paulus te Portanuova in Turijn, van de vorst en onder dezelfde
voorwaarden als Don Bosco, een soortgelijke toewijzing gekregen had.
Maar tegelijkertijd dat men Don Bosco gunsten beloofde, werd te
Turijn naast het theater, genoemd naar Vittorio Emanuelle, op een ter-
rein dat door de civiele lijst ter beschikking was gesteld, begonnen
met de bouw van een synagoog voor de joden en het ministerie begunstig-
de uit alle macht de vestiging van tempels en protestantse verenigin-
gen.
Advocaat Pisanelli, ministerie van Justitie en Eredienst, achter-
volgde op verwoede wijze in heel Italië, de clerus, die zich trouw
hield aan de wetten en aan de tucht van de katholieke hiërarchie. Van-
wege een bepaald Te Deum, voor het oremus pro rege dat in de Goede Week
werd weggelaten, vanwege de weigering om onwaardigen de absolutie te
geven, vanwege het weigeren van een kerkelijke begrafenis aan een geëx-
communiceerde, vanwege boosaardige interpretatie door de een of andere
schelm van evangelische waarheden, die op de preekstoelen verkondigd

36.3 Page 353

▲back to top
- VII/348 -
waren, kwamen er bedreigingen, achtervolgingen, gevangenisstraf en geld-
boeten. Voor die rampzalige priesters, die het adres van Passaglia aan
de paus hadden ondertekend en a divinis gesuspendeerd waren omdat ze in
hun opstandigheid volhardden, waren er kerkelijke beneficiën, rectoraten
van vacante kerken, pastorieën, pensioenen, leerstoelen, onderscheidin-
gen, ridder- en commandeurskruisen. Men ging zelfs zover, een proces in
te stellen tegen bisschoppen, die hun kerkelijke straffen hadden opge-
legd; en daarna werden dan ook de aartsbisschop van Spoleto en die van
Urbino in de kerker geworpen. Men wilde een schisma. Merken we nog op
dat de fiscus sinds het begin van 1861 tot juni 1863 ongeveer 14.000
mannelijke en vrouwelijke religieuzen verjaagd had uit 803 kloosters, en
bezit genomen had van hun goederen alsook van die van 104 collegiale
kerken. Alleen Sicilië was bespaard gebleven voor die plundering, omdat
de regering op dat ogenblik een geweldig verzet van het volk vreesde.

36.4 Page 354

▲back to top
- VII/349 -
H O O F D S T U K XLIII.
Gedurende de achtervolgingen van 1860 had een hoge functionaris
tegen Don Bosco gezegd, nadat hij hem had horen spreken over de burger-
lijke en de onderwijswetten:
- "Maar, u weet er meer van dan een advocaat! Hebt u misschien
rechten gestudeerd?"
- "Ik heb zo een en ander gelezen"! antwoordde Don Bosco.
Hoewel hij vervuld was van vertrouwen op God, had hij inderdaad
van zijn kant niets aan het toeval overgelaten, maar ook in het jaar
1863 zo een en ander gelezen. Zoals we gezien hebben had hij zich inder-
daad in de laatste kwesties omtrent de diploma's beziggehouden met het
bestuderen van zijn rechten en van de middelen om ze te laten gelden.
Vandaar ook het besluit der goedkeuring, die hij van de koninklijke in-
spectie Selmi verkregen had, ten bate van zijn scholen; en voor een
groot deel ook de verkregen toelatingsexamens tot de faculteit der let-
teren voor zijn leraren.
Maar deze overwinningen door Don Bosco behaald schenen ridder Gat-
ti van zijn slaap te beroven en, in de hoop er eens en voor goed een
einde aan te maken, bracht deze het ministerie ertoe, andermaal een in-
spectiebezoek aan het Oratorio te brengen. Het was einde mei, toen op
een morgen tegen negen uur een keurig geklede meneer zich bij het Orato-
rio meldde en naar Don Bosco vroeg. Dat was de heer Ferri, hoogleraar in
de filosofie, inspecteur voor de wetenschappelijke afdeling van de klas-
sieke middelbare scholen. Na de eerste plichtplegingen deelde de profes-
sor hem mee dat hij opdracht had van de minister van Openbaar Onderwijs
om de scholen van het instituut te inspecteren en hij toonde zijn op-
dracht.
Don Bosco liet niet na enige bedenking te maken tegen het onge-
paste van herhaalde onderzoekingen in het huis van een vrije burger,
die liefdevol honderden arme volksjongens herbergde en gratis voor hun
onderricht zorgde, - "maar in gehoorzaamheid aan het gezag dat u verte-
genwoordigt", zo voegde hij eraan toe, "wil ik over alle bezwaren heen-
stappen zodat u uw opdracht maar moet vervullen. Alleen zou ik erop wil-
len aandringen, dat aan de jongens geen vragen gesteld worden die niet
ter zake zijn en dat er geen onrust bij hen verwekt wordt." En in hoffe-
lijke bewoordingen werd hem dat toegezegd.
Het zou ons te ver voeren al de vragen weer te geven die door de
inspecteur gesteld werden en de antwoorden die de jongens in elk van de

36.5 Page 355

▲back to top
- VII/350 -
vijf klassen van het gymnasium gaven; daarom zullen we er slechts een
eenvoudige schets van geven. Merken we voor alles op dat de professor,
hoe vriendelijk en beleefd hij zich ook voordeed tegenover Don Bosco,
de leraren en de leerlingen, er al spoedig blijk van gaf dat hij een
bezoek bracht volgens een vooraf bepaald plan, niet om te examineren,
maar om iets te ontdekken, niet om te weten of de leerlingen onderwijs
kregen maar om hen te betrappen, niet om de wettelijkheid van het onder-
wijs vast te stellen, maar de politieke ideeën en opvattingen die ze
koesterden. Met het terzijde laten van de Latijnse literatuur, zocht hij
voor zijn arglistige inspectie een stof uit, die het beste in dat kraam
te pas kwam. In de hogere klassen stelde hij vragen over Dante Alighi-
eri, en in de lagere over de aardrijkskunde van Italië; in enkele klas-
sen drong hij met zijn onderzoek, bij jongens die bij hem aan de lesse-
naar geroepen werden, tot in het heiligdom van hun geweten door.
In de lste en 2de retorica, ofwel in de 4e en 5e klas van het gym-
nasium bleef hij steeds maar bezig met de eerste cantica van de Dïvina
Commedia, en bij al de andere gaf hij de voorkeur aan die zangen en ter-
zinen, waar de dichter met politieke en persoonlijke oogmerken ten on-
rechte uitvaart tegen de pausen en vooral tegen Bonifatius VIII, die hij
verweet de oorzaak te zijn van zijn verdrijving uit Florence. En dus
vroeg de inspecteur naar de oorsprong van de Welfen en de Gibellijnen,
welke de ideeën waren van de ene en welke die van de andere partij, met
welke partijen van het huidige Italië ze zouden overeenkomen, tot welke
van de twee Dante behoorde, welke opvatting hij had over de wereldlijke
macht van de paus, en of de pausen Italië goed of kwaad berokkend had-
den, en andere soortgelijke, min of meer arglistige vragen. Met dat
alles scheen hij de bedoeling te hebben bij de jongens enkele onover-
legde antwoorden te ontlokken, wat hem op zijn minst zou kunnen dienen
om te rapporteren dat het onderwijs dat men in het Oratorio gaf, in
strijd was met het moderne onderricht van de regering; doch goddank door
het correcte en voorzichtige gedrag van de leraren en van de leerlingen
werd hij in zijn verwachting teleurgesteld.
Eindelijk, toen hij in de lagere klassen van het gymnasium vragen
stelde over de aardrijkskunde van Italië, vond hij iets wat hem blijk-
baar goeddeed. Een jongen uit de eerste klas liet zich bij het aangeven
van de verdeling van Boven-Italië, als uit gewoonte, de vroegere bena-
ming ontvallen van Lombardo Veneto alsof het tot het keizerrijk Oosten-
rijk behoorde. Toen hij dat hoorde, gaf de inspecteur tekenen van grote
verbazing en afkeuring en zei: - "Wat! Weet jij nog niet dat Lombardije
sinds 1859 losgemaakt is van Venetië en tot het koninkrijk Italië be-
hoort? Ligt je zo weinig gelegen aan de kennis van de glorie van het
gemeenschappelijke vaderland?" - Bij de opmerking die de leraar direct
maakte, dat dit een verspreking was, meer veroorzaakt uit gewoonte dan
door onwetendheid, deed de inspecteur alsof hij dat geloofde; maar bij
gebrek aan iets anders liet hij daarna toch niet na dit onschuldige
feitje in zijn rapport te vermelden en er een beschuldiging ten laste
van het Oratorio bij het ministerie van te maken.
Maar één ding vervulde hem, wellicht met tegenzin, werkelijk met

36.6 Page 356

▲back to top
- VII/351 -
verbazing, en dat was de stilte, de discipline en het goede gedrag die
hij in alle klassen aantrof. Onder andere overtuigde de 3e klas gymna-
sium, die uit meer dan 124 leerlingen bestond, hem ervan dat een derge-
lijke discipline niet van voorbijgaande aard of kunstmatig kon zijn,
maar echt en reëel. Toen het bezoek afgelopen was, wilde de leraar hem
uit hoffelijkheid naar de andere klas vergezellen, maar de inspecteur
probeerde hem daar vanaf te brengen, en voerde aan dat zijn afwezigheid
uit de klas, al was het ook maar even, voor zoveel levendige jongens
aanleiding zou geven tot lawaai en tot wanorde. - "Weest u daar maar
niet bang voor, professor", antwoordde de leraar, "want ik weet zeker
dat geen van hen ook maar een mond zal opendoen of van zijn plaats zal
gaan." - "Dat lijkt me onmogelijk", hernam de inspecteur, onmogelijk dat
130 leerlingen zich stil zouden houden als de leraar er niet is." -
Niettemin liet hij zich een eindje wegbrengen en zei toen: - "Laten we
nu terugkeren en luisteren of het nog zo stil is als u zegt." Daarmee
begaf hij zich heel zachtjes naar de deur van de klas, luisterde scherp,
spiedde door het sleutelgat, en kwam tot de ontdekking dat al die tal-
rijke leerlingen er nog allen onbeweeglijk en stilzwijgend zaten, alsof
hun leraar zich aan zijn lessenaar bevond. Bij het zien daarvan verwij-
derde hij zich en zei telkens maar: - "Dat had ik nooit geloofd, dat had
ik nooit voor mogelijk gehouden! Dat is een mirakel en het strekt u en
uw leerlingen tot eer." - De leraar was de clericus Celestino Durando.
Wat voor de regeringsinspecteur een wonder was, was voor allen van
het huis iets gewoons en het was in alle klassen zo, aangezien de jon-
gens van het Oratorio het goede leerde doen en het kwade mijden, niet
zozeer met het oog op de mens, maar met het oog op God; niet met het oog
op beloning of straf van de leraar of van de overste, maar uit gewetens-
plicht.
De inspectie van bovengenoemde professor duurde goed twee dagen.
Bij het afscheid nemen toonde hij zich tegenover Don Bosco uiterst vol-
daan, waarbij hij uitdrukkingen gebruikte, die deden geloven dat zijn
rapport bij de minister allergunstigst voor Don Bosco zou uitvallen.
Behalve deze getuigenis kon hij dat ook verwachten, zowel omdat de jon-
gens inderdaad uitstekende antwoorden gegeven hadden, en omdat genoemde
inspecteur de faam genoot van een oprecht man, die hij niet in staat
achtte om iemand onrecht aan te doen.
Maar de feiten bleken niet in overeenstemming met die goede woor-
den. Enkele dagen later kreeg Don Bosco tot zijn ontstellende en smarte-
lijke verrassing van een bevriende persoon te horen dat de heer inspec-
teur bij de minister een kwaadaardig rapport zou indienen. Het beweerde
dat in het Oratorio alles wanorde en onzedelijkheid was wat de klok
sloeg en dat alles er van een reactionaire geest getuigde. - "Uwe excel-
lentie gelieve te bedenken", schreef de rapporteur onder meer aan de mi-
nister, "dat er een zodanige geest van vijandigheid ten opzichte van de
regering heerst, dat er in heel dat grote gebouw geen enkel portret te
vinden is van onze doorluchtige vorst en heer." - Bij het horen van der-
gelijke dingen, waren er al gauw die zeiden: - "Als het rapport op die

36.7 Page 357

▲back to top
- VII/352 -
manier gemaakt is, hoeft men er niet aan te twijfelen dat Gatti er de
hand in heeft. Ook dat was geen vermetel vermoeden; want hij had al veel
tegen het Oratorio ondernomen en gaf aan Don Bosco, die hem in een ver-
trouwelijk gesprek afgekeurd had en geprobeerd had hem tot betere ge-
voelens te brengen, voldoende reden tot argwaan. Dit gaf Don Bosco de
verzekering dat, als Gatti iets kon doen ten nadele van instellingen die
beheerd werden door priesters of zusters, hij daar trots op ging als op
een heldendaad en er hoog over opgaf. Maar wie ook de voornaamste gees-
telijke vader van een dergelijke vervalsing mocht zijn, nauwelijks had
Don Bosco erover horen spreken, of hij zette er alles op om de conse-
quenties ervan te voorkomen, de bliksem vóór de donderslag te blussen
zoals hij zich uitdrukte, en het noodweer te bezweren voordat de hagel
begon te vallen. Tot dit doel begaf hij zich naar het paleis van het
ministerie en vroeg om een onderhoud met de minister van Openbaar Onder-
wijs, Michele Amari, aan wie het befaamde rapport moest zijn ter hand
gesteld. Het was een junidag. Toen hij na veel moeite tegen de avond
toestemming voor een audiëntie verkregen had, had niet zonder grappige
periodes het volgende gesprek plaats.
- "Waarmee kan ik u van dienst zijn, mijnheer de abbé"? vroeg de
minister.
- "Ik word voortdurend lastig gevallen met huiszoekingen", ant-
woordde Don Bosco, "en ik kan de reden daarvan niet achterhalen. Daarom
wilde ik u vragen mij die mee te delen. Ik ben altijd een trouwe onder-
daan geweest van mijn koning, en als er ooit een tekortkoming van mijn
kant is waargenomen, zou ik die gaarne leren kennen om me ervoor te hoe-
den."
- "Wie ter wereld bent u?"
- "Ik ben de priester Giovanni Bosco, directeur van het insti-
tuut, het Oratorio van de H. Franciscus van Sales, dat tot doel heeft
arme jongens op te nemen, om hen op te voeden en te onderwijzen en een
behoorlijk bestaan voor hen te verzekeren."
- "Ik ben blij U te leren kennen en ik wens u geluk met het no-
bele werk dat u verricht, maar u moet niet van het loffelijke doel dat
u zich gesteld heeft afwijken. Men zegt dat uw instelling van weldadig-
heid gedegenereerd is, en tot een verzameling van reactionairen gewor-
den is, en dat u zelfs weigert u te onderwerpen aan de voorschriften
van de onderwijsautoriteiten. Ziedaar de reden waarom er opdracht gege-
ven werd tot een inspectie van uw klassen. Ik geloof overigens dat me-
neer de inspecteur het u en uw leerlingen verschuldigde respect in het
oog gehouden heeft, zoals ik duidelijk heb voorgeschreven."
- "Ik weet niet welke opdrachten Uwe Exc. gegeven heeft, maar ik
kan u wel zeggen dat men de inspectie zelfs tot in de gedachten van de
jongens drijft. Er werden vragen gesteld die eerder de politiek betrof-
fen dan de onderwijsstof, en aan enkele leerlingen werden zelfs vragen
gesteld over dingen die de biecht betreffen. Iets dergelijks heeft rid-
der Gatti drie jaar geleden al gedaan, waardoor hij zich de afkeuring op
de hals haalde van minister Mamiani zelf.

36.8 Page 358

▲back to top
- VII/353 -
- "Dat heeft stellig niet tot de opdracht van ridder Gatti be-
hoord, noch tot die van de professor die ik aangewezen heb. Zij moeten
mij het rapport voorleggen van de door mij opgedragen inspectie en van
hen zal ik de inlichtingen kunnen verkrijgen die ik verwacht."
Op dat ogenblik belde de minister, een bode meldde zich aan en de
minister zei hem de twee genoemde heren te laten roepen. Toen de een na
de ander binnenkwam, zagen ze in de avondschemering niet dat Don Bosco
er was; de minister verzocht hen plaats te nemen en, zich tot de inspec-
teur kerend, vroeg hij:
- "Hoe is het afgelopen met dat bezoek aan de klassen van Don
Bosco?"
- "Zoals te verwachten was, excellentie. Uit het verslag dat ik de
eer zal hebben u voor te leggen, zal uwe excellentie zich een duidelijk
beeld kunnen vormen van de slechte geest die er in die instelling
heerst."
- "Via ridder Gatti had ik u opgedragen de wetmatigheid na te gaan
van de leraren en van de onderwijsstof; welnu, hoe is het op die twee
punten gesteld?"
- "Weinig voldoeninggevend, excellentie, stelt u zich voor dat in
dat instituut nergens een portret te vinden is van onze doorluchtige
vorst."
- "Maar de wettigheid van de leraren en van de leerstof, wat hebt
u me daarover te zeggen"? hernam de minister een beetje boos, omdat hij
zag dat de inspecteur op een kunstmatige manier van het onderwerp af-
dwaalde en niet ter zake antwoordde.
- "In dat opzicht heeft Don Bosco een goedkeuringsbesluit weten
te bemachtigen van de rijksinspecteur, waardoor voor dit jaar die klas-
sen worden toegestaan."
- "Dus ten aanzien van de wettigheid hebt u niets aan te merken."
- "We zijn daarover trouwens nog in briefwisseling, zei hier rid-
der Gatti, met de rijksinspecteur, en het schijnt dat het door hem afge-
geven besluit aan Don Bosco niet wettig is."
- "Als het alleen maar schijnt dat het niet wettig is, dan bete-
kent dat nog niet dat het dat niet is, en zolang de kwestie hangende is
moeten we niemand lastig vallen. Maar Don Bosco heeft zich erover be-
klaagd, dat er aan zijn jongens indiscrete en ongepaste vragen gesteld
zijn en dat vind ik bijzonder jammer."
- "Uwe excellentie zal er zich van kunnen overtuigen dat dat niet
waar is", antwoordde de inspecteur.
- "Wel, we hebben Don Bosco zelf hier", vervolgde de minister;
"laten we het er met hem over hebben, dan zal de waarheid wel blijken;
en wee degene die liegt", herhaalde hij met klem, "wee de bedrieger,
want ik laat me nooit voor het lapje houden."
Hier kan iedereen zich wel voorstellen hoe onthutst de inspec-
teur was, evenals Gatti, toen ze tot de ontdekking kwamen, dat ze zich

36.9 Page 359

▲back to top
- VII/354 -
in de aanwezigheid van Don Bosco bevonden en zij de vastberaden woorden
van de minister hoorden. Het is geen beeldspraak dat de eerste zo schar-
lakenrood werd uit schaamte dat hij zich zelf met eigen mond als een man
met twee gezichten uitgegeven had. Hij had de klassen van het Oratorio
hemelhoog geprezen in tegenwoordigheid van Don Bosco en ook zijn lera-
ren; en daarna had hij hem met laagheden belasterd in tegenwoordigheid
van de minister. En evenmin is het een verzinsel, te zeggen dat bij de
tweede de rillingen over de rug liepen, uit vrees dat uiteindelijk zijn
schelmerijen tegen het Oratorio en tegen zoveel instellingen van soort-
gelijke aard aan het licht zouden komen. Het feit blijft bestaan dat
Gatti, die helemaal niet in de stemming was om die onverwachte ontmoe-
ting te doorstaan, onder het voorwendsel van dringende zaken die hij af
te maken had, verzocht zich voor een ogenblik te mogen verwijderen;
daarna kwam hij echter niet meer te voorschijn, terwijl hij zijn collega
alleen in de verlegenheid achterliet.
En nu volgde er een episode die we willen vastleggen om te laten
zien hoe weinig moeite het de Heer kost om een hovaardig mens te verne-
deren hoe machtig deze ook mag zijn. De verwarring waaraan de arme Gatti
ten prooi was, was zo groot, dat hij bij het heengaan, de richting
kwijtraakte en in plaats van de deur te openen, de deur van een kast
openmaakte. De minister glimlachte en zei: - "Rustig, rustig, meneer de
Ridder, dat is een kast, kom terug..." en opstaande ging hij zelf de
deur voor hem openmaken. Toen de professor vervolgens van plaats wilde
veranderen en een beetje verder van Don Bosco af wilde gaan zitten,
gleed hij met de voet uit op het kleine vloerkleedje en het scheelde
niet veel of hij was gevallen.
Vervolgens begon Don Bosco, toen Gatti vertrokken was en de in-
specteur op zijn stoel zat op uitnodiging van de minister te spreken:
- "Excellentie, ik dank u voor de gelegenheid die u me geeft om
te spreken. Ik ben niet van plan iemand te beschuldigen, maar de zaak
van mij en van mijn jongens te verdedigen. Die jongens werden op een on-
bescheiden manier ondervraagd, ze werden geplaagd met arglistige vragen,
met onwaardige insinuaties tegen hun oversten, en dat in bewoordingen
waar men beter het zwijgen kan toe doen. Een dergelijk onderzoek is in
strijd met de grondwet, is in strijd met de natuurlijke eerbaarheid
zelf, en als het bekend was, zou het zeker publieke afkeuring veroorza-
ken. Ik wil er nog iets aan toevoegen en dat is dit: De heer inspecteur
heeft in mijn aanwezigheid en in die van meer andere personen van het
instituut, verklaard dat onze klassen als model zouden kunnen dienen
voor wat betreft de studie, de moraliteit en de tucht, en dat hij niets
gevonden had waartegen hij een aanmerking te maken had; ook vond hij dat
de openbare scholen eigenlijk bestuurd moesten worden zoals de onze;
maar hier nu, tegenover uwe excellentie, verzekert hij juist het tegen-
gestelde. Hij zegt dat er in mijn instituut geen portret van de koning
te vinden is; maar er bevinden er zich drie in drie onderscheiden ver-
trekken."
- "Jawel, maar het zijn allerafschuwelijkste portretten", ant-
woordde de professor.

36.10 Page 360

▲back to top
- VII/355 -
"Als ze lelijk zijn", merkte Don Bosco op, "dan is dat niet
mijn schuld, maar van degene die ze heeft getekend of geschilderd, als
ze mooier waren zou ik dat ook prettig vinden. Maar iets wat niemand ter
wereld prettig kan vinden is, de waarheid te verbergen en de feiten te
verdraaien voor de ogen van het openbare gezag, ten nadele van wie zijn
eigen leven wijdt aan de verlichting van de menselijke ellende en voor-
al ten behoeve van de verwaarloosde jeugd. Dat is een samenzwering tegen
de waarheid en de rechtvaardigheid, dat is de onschuld verdrukken, het
is de regering bedriegen."
Uit de openhartigheid waarmee Don Bosco sprak en uit de tegen-
strijdigheden en het gedraai van de rapporteurs, begreep de minister al
gauw aan wiens zijde het gelijk te vinden was; vandaar dat hij zei: -
"Genoeg, nu is het genoeg, ik heb alles begrepen. Ik heb ingezien dat
mijn orders overtreden zijn en dat men mij daarenboven om de tuin heeft
willen leiden. Dat moet afgelopen zijn. U, professor, kunt naar uw kan-
toor gaan; we spreken elkaar later wel."
Toen de inspecteur weg was zette de minister zijn gesprek met Don
Bosco voort:
- "Ik had niet gedacht dat ik zo slecht bediend werd. Maar het
is voor mij een goede aanwijzing om degenen te leren kennen die me om-
ringen. Maar, over wat anders gesproken, vertelt u me intussen eens, Don
Bosco, waarop al die praatjes berusten, die de ronde doen ten nadele van
u en van uw instelling. Welk geheim, of welk feit ook, ook als het com-
promitterend mocht zijn, vertrouw het mij toe als een vriend, en ik ver-
zeker u dat het u niet schaden zal, zelfs, zo nodig, zal ik u goede raad
geven."
- "Duizendmaal dank, excellentie, voor uw vriendelijkheid en
goedheid waarmee u mij bejegent. Vertrouwen vraagt vertrouwen. Welnu,
uit wat u zojuist gehoord hebt van de twee rapporteurs, kunt u zich een
voorstelling vormen van al de andere beschuldigingen. De boosaardigheid
en de onwetendheid stapelen de ene leugen op de andere; die worden dan
gesignaleerd door de pers, tegen de priesters en instellingen van Chris-
telijk onderwijs; enkele regeringsambtenaren verzamelen ze en willen ze
voor waarheid laten doorgaan, en op die manier vormt men een onjuiste
mening te mijnen nadele, of beter gezegd, ten nadele van mijn jongens,
die men van mij weg zou willen hebben en hen opjagen en verspreiden. Dat
is de oorsprong, dat is het fundament van de kwaadsprekerij. Tot op he-
den werd en word ik niet anders bestreden dan met de wapenen van de las-
ter, en ik zeg en herhaal dat zonder bang te zijn dat men het kan
loochenen. Ik woon nu al zoveel jaren te Turijn, en ik daag iedereen uit
een woord, een regel, een feit te noemen dat mij schuldig kan doen staan
ten aanzien van het gezag, en van de wet, en waar men het kan vinden en
aantonen wil ik graag ernstig gestraft worden. Ik moet er echter met
smart aan toevoegen dat ik slecht beloond wordt door degenen door wie
ik, zo niet beloond, dan op zijn minst geëerbiedigd en met rust gelaten
behoorde te worden. Ik spreek niet over de leiders van de regering, ik
spreek niet over Uwe excellentie, maar over bepaalde ondergeschikten,
die ofwel uit ijdelheid om voor volijverig aangezien te worden en zo

37 Pages 361-370

▲back to top

37.1 Page 361

▲back to top
- VII/356 -
carrière te willen maken, of om een pietluttigheid of om een onnozel
voordeeltje, misbruik maken van hun positie om eerlijke medeburgers las-
tig te vallen, zelfs al zouden de leiders van de openbare zaak erdoor
gecompromitteerd worden."
De minister keek hem ontroerd aan. Als Don Bosco tegenstrijdigheid
van gevoelens in zich bespeurde, dan was het alsof de natuur in opstand
kwam; hierdoor kreeg Don Bosco's toon een zo zachtmoedig en genegen ka-
rakter, dat iedereen die hem hoorde ervan onder de indruk kwam.
- "Het doet me genoegen", vervolgde de minister, "dat u zo open-
hartig spreekt en ik herhaal dat dit vertrouwen van u niet zonder uit-
werking zal blijven; maar hebt u niet een Geschiedenis van Italië uit-
gegeven die, zoals men mij vertelt, beginselen en stellingen bevat die
niet in overeenstemming zijn te brengen met onze moderne tijd?"
- "De Geschiedenis van Italië, die Uwe Excellentie bedoelt, werd
geschreven met de beste bedoelingen van een burger. Toen het nauwelijks
gedrukt was, zond ik een exemplaar ervan aan de minister van Openbaar-
Onderwijs, Giovanni Lanza, die het liet controleren. Toen hij vond dat
het verreweg de voorkeur boven al de andere die op de scholen in gebruik
waren, sprak hij er openlijk de lof over en verleende een prijs van dui-
zend lires aan de nederige schrijver. Kort daarna werd het opgenomen on-
der de boeken die als prijs dienen te worden uitgereikt op de openbare
scholen. Het werd nauwkeurig nagegaan en geprezen door de bevoegde men-
sen op dat gebied, onder meer door Nicolo Tommaséo. Nu begrijp ik niet
hoe een boek, dat zo gewaardeerd wordt door het ministerie en geprezen
door mensen van zoveel bekwaamheid, gevaarlijk zou zijn voor de staat."
"Ik heb er een stuk van gelezen, en ik heb werkelijk niets kun-
nen vinden van het verkeerde waar sommigen over praten. Ik heb er wel
een hoofdstukje in gezien over de wereldlijke macht van de pausen."
"Ik heb de geschiedenis verteld en de oorsprong van die macht
uiteengezet, de daaropvolgende uitbreiding ervan, en de voordelen die de
pausen aan Italië verschaft hebben. Ik daag iedereen uit mij in dat op-
zicht te logenstraffen; overigens heb ik met mijn verhaal geen woord ten
kwade gesproken van de huidige stand van zaken."
"Mooi, niettemin, sinds het werk de eerste keer verscheen, heb-
ben de tijden een grondige verandering ondergaan, de ideeën zijn in an-
dere vormen gekleed en ik geloof dat het goed zou zijn dat, telkens als
de kip ter tafel verschijnt, zij ook anders gekruid en van een nieuwe
saus voorzien zou moeten zijn. Wat denkt u daarvan?"
"Dat dit gebeurt met kippen die op tafel worden gebracht, daar
heb ik niets op aan te merken, maar ik vind niet dat men dat kan toe-
passen op historische feiten. De geschiedenis is steeds hetzelfde, om-
dat de waarheid niet vals kan zijn, zoals het wit niet zwart kan wezen.
De eenmaal voorgevallen feiten veranderen niet met het veranderen van
de tijd, en daarom worden ze in het publiek gebracht zoals ze elkaar
opgevolgd zijn, en niet vermomd of gehuld in kleren of saus, die hen

37.2 Page 362

▲back to top
- VII/357 -
anders doen schijnen dan ze in werkelijkheid zijn; anders zou de ge-
schiedenis veranderen met het veranderen van de smaak of met de geest
van wie haar vertelt of haar schrijft en in plaats van stabiel en een
waarachtige meesteres van het leven, een maskerade, een tegenspraak, een
samenzwering tegen de waarheid worden.
"Het is waar, de opvattingen van de mensen veranderen, terwijl
de feiten die door de waarachtige en onpartijdige geschiedenis worden
doorgegeven, niet meer veranderen. Toch zou ik u de raad willen geven
uw geschiedenis nog eens over te lezen, en als u bepaalde ideeën tegen-
komt, die te veel botsen met de ideeën van de dag, deze te veranderen,
opdat ze de gevoeligheid van niemand zouden kunnen kwetsen. Hebt u me
begrepen?"
"Ik heb u heel goed begrepen, mijnheer de minister. Indien uwe
excellentie zich wil verwaardigen mij de dingen aan te wijzen, die voor
verandering in aanmerking komen, beloof ik u dat ik er voor de eerstvol-
gende herdruk van mijn bescheiden werkje gebruik van zal maken."
"We zijn het dus eens; u kunt nu rustig gaan, in de zekerheid
dat niemand u meer zal komen storen. Ontstaan er moeilijkheden met be-
trekking tot uw scholen, komt u dan maar rechtstreeks naar mij toe. Zo-
lang ik minister van openbaar onderwijs ben, hebt u mijn steun en be-
scherming."
"Ik dank uwe Excellentie", besloot Don Bosco, "voor uw grote
welwillendheid en daar ik niets anders doen kan, zal ik bidden en mijn
jongens laten bidden, dat God U als beloning een lang en gelukkig leven
en te zijner tijd een zalige dood mag schenken."
"Adieu, mijn beste abbé", antwoordde de minister en drukte hem
de hand.

37.3 Page 363

▲back to top
- VII/358 -
H O O F D S T U K XVIV.
Uit wat wij tot hiertoe verteld hebben blijkt, hoe sterk Don Bos-
co geweest is in het verdragen van zoveel tegenslagen gedurende heel
zijn leven; en dat was zo duidelijk dat het ook gewaardeerd werd door de
gewone man. Ik zal me altijd blijven herinneren, schreef Don Cerruti
Francesco, hoe mijn retoricaleraar, Don Matteo Picco, op zekere dag Don
Bosco aan al zijn leerlingen als voorbeeld stelde van sterkte, terwijl
hij ons de oude geschiedenis van Rome uiteenzette. Zo heeft bijvoorbeeld
Alfani in zijn boek Battaglia e vittorie een hoofdstuk opgenomen over
Don Bosco en stelt hem voor als een model van karaktersterkte.
Inderdaad, hij heeft zich nooit door de gangbare meningen van de
dag van zijn stuk laten brengen; hij had vanaf het begin van zijn apos-
tolaat voor zichzelf een werkschema opgemaakt; aan de hand daarvan heeft
hij gehandeld in de tijd van liberale verdwazing en hij zette dat ook
voort toen alles onverwacht het onderste boven dreigde geworpen te
worden.
Met betrekking tot zijn werken zei hij altijd: - "Wanneer ik op
een moeilijkheid stuit, ook al is het een van de grootste, dan doe ik
als de man die over straat gaat en ze op een bepaalde plaats versperd
vindt door een rotsblok. Als ik hem niet uit de weg kan ruimen klim ik
erop of loop er langs een langere weg omheen. Of ook wel, wanneer een
begonnen onderneming niet tot resultaat geleid heeft, neem ik, om door
het wachten geen nutteloze tijd te verliezen, direct iets anders ter
hand. Maar intussen verlies ik nooit het onderbroken, het oorspronke-
lijke werk uit het oog. En intussen rijpen de mispels, de mensen ver-
anderen en de moeilijkheden raken opgelost."
Deze standvastigheid die de eer van God tot doel heeft, is uit-
sluitend de heiligen eigen en onze eerbiedwaardige dienaar bereikte het
doel omdat zijn offergeest niet bang was voor ongemakken, moeilijkheden
en vernederingen; zijn edelmoedige ziel was onbevreesd, terwijl een
vreesachtige in die dagen heel wat zou afgezien hebben.
In Turijn vond er een betreurenswaardig feit plaats. Op 16 juni
had de officiële Gazetta een besluit gepubliceerd van minister Amari,
waarbij het buitengewoon bloeiende internaat der broeders van de Chris-
telijke Scholen "San Primitivo" zou worden gesloten. Men beriep zich op
geen andere reden dan de mening van de provinciale schoolraad en van de
hoge raad van Openbaar Onderwijs. Al jaren lang had men alle mogelijke
middelen in het werk gesteld om een einde te maken aan het werk van de
Broeders te Turijn. Verschillende beschuldigingen te hunnen laste, lie-

37.4 Page 364

▲back to top
- VII/359 -
pen alle er op uit dat hun verdiensten en hun deugdzaamheid alleen maar
meer in het licht gesteld werden. Maar de bekwaamheid in de christelijke
opvoeding van de jeugd gepaard met de opleiding voor kunst en ambachten
laadde al de haat op zich van de vijanden van de Kerk.
Toen alle aangewende middelen tevergeefs waren gebleken, nam men
zijn toevlucht tot die welke gewoonlijk hun uitwerking niet missen, dat
wil zeggen tot schandelijke beschuldigingen. Honderden families van de
leerlingen deden zich op ten gunste van de beschuldigden. Er was een
proces en veroordelingen. Maar het werkelijke motief was dat de goede
resultaten die de jongens in het college behaalden, de zedenmeesters van
de Gazzetta del Popolo verdroten en degenen, die van het openbare onder-
wijs een staatsmonopolie wilden maken heel erg dwarszaten. En het blad
Diritto schreef in zijn nummer 164, na de maatregel tegen het college
van "S. Primitivo" bijzonder geprezen te hebben: "Indien het om de een
of andere reden nodig is Rome te veroveren moeten wij beginnen met de
geest en de ziel van onze kinderen uit hun handen te nemen. Wij eisen
de opheffing van de onderwijzende religieuze orden."
Men wilde de geestelijken van het onderwijs uitsluiten, om te
verhinderen dat de kinderen opgevoed werden in het katholieke geloof
en volgens de katholieke moraal, aangezien de redenering van het blad
Diritto zowel gold voor de goede priesters als voor de kloosterlingen.
Hoewel Don Bosco de laatste intrige van zijn tegenstanders dus wel
te boven gekomen was, schreef hij, om zich des te meer te verzekeren van
de goede gezindheid van minister Amari en van minister Peruzzi, met wie
hij eveneens een onderhoud gehad had, aan de eerste een brief en aan de
tweede een memorandum. Van deze twee documenten is ons niets anders
overgebleven dan onvoltooide en niet verbeterde ontwerpen. We menen ech-
ter er goed aan te doen ze weer te geven, omdat men dan een aanwijzing
te meer heeft betreffende de manier waarop Don Bosco zijn verdediging
wist te voeren in tijden die voor de weldenkende mensen zo rampspoedig
waren, over de behendigheid waarmee hij zijn belagers wist te weerleggen
en ook over de tactiek die hij toepaste om sommige kwesties te ontwijken
en niet over bepaalde moeilijkheden te struikelen.
Daarom geven we allereerst het ontwerp weer van het memorandum,
gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken, Peruzzi.
"
Excellentie,
"
"
Hoewel ik er gerust in ben door wat U mij gezegd hebt, na-
" melijk, dat wanneer er sommige opmerkingen over dit huis te ma-
" ken zouden zijn, U zich zonder meer tot mij zou richten, meen ik
" niettemin, door dat U me gesproken hebt over sommige kwaadwillige
" rapporten, die te uwer kennis zijn gebracht en enige openbaring
" in de kranten gekregen hebben, er goed aan te doen hier enkele
" stemmen

37.5 Page 365

▲back to top
- VII/360 -
" te vermelden die, vaag en ongefundeerd, de Inspecteur van het on-
" derwijs, de minister van Openbaar Onderwijs en Uwe excellentie
" zelf, zorgen baren. Ik zal de boosaardige praatjes een voor een
" opsommen en er het gepaste antwoord op geven.
"
1. De studies en de geest van onze clerici is niet in har-
" monie met de huidige regeringsinstellingen.
"
R. De behandelde stof, de lessen en de studie van de cleri-
" ci zijn dezelfde als die van de diocesen, en onze seminaristen
" wonen regelmatig de lessen van het Turijns seminarie bij, met uit-
" zondering van sommige wetenschappelijke lessen die ze in het semi-
" narie niet kunnen volgen en daarom bijwonen aan onze koninklijke
" universiteit. Ik geloof niét dat daarin iets berispelijks schuilt.
"
2. Er bevindt zich geen portret van de koning.
"
R. Ik zou kunnen zeggen dat er een van de paus en van de
" bisschop evenmin ontbreekt; ik zou ook kunnen opmerken, dat er
" geen enkele wet is die iets dergelijks beveelt of aanraadt. Maar
" ik kan zeggen en zeg het nu, dat dit tweede lasterpraatje volko-
" men iedere grond mist. Het portret van de koning bevindt zich in
" verscheidene zalen; en in de drie vertrekken van het bureau be-
" vindt zich in elk, een schilderij van onze vorst. Dat portret
" dragen de duizenden jongens met zich die, als ze dit huis verla-
" ten hebben, nu eervol het vaderland dienen in de rijen van het
" leger; het staat mede gegrift in het hart van de jongens in dit
" huis, die 's morgens en 's avonds gemeenschappelijk bijzondere
" gebeden doen voor hun Souverein, en voor dezen die zich, met hem,
" bezighouden met het welzijn van de Staat.
"
3. Mijn "Geschiedenis van Italië", is niet volgens de geest
" die men wenst.
"
R. Die "Geschiedenis van Italië", is geen schoolboek.
" Overigens heb ik het geschreven op uitnodiging van de Minister van
" Openbaar Onderwijs. Het is onder zijn ogen uitgegeven en hij gaf
" me een geschenk van 300 frank voor het eerste exemplaar dat ik hem
" bracht. Het is al viermaal herdrukt, doch steeds onder toezicht
" van de minister die het, onlangs nog, bij bijzonder besluit erken-
" en de,wat meer is, het opnam onder de prijsboeken voor de scholen.
" - Het is waar dat in de voorgaande uitgaven er enkele uitdrukkin-
" gen voorkwamen die wijziging vereisten na de gebeurtenissen van
" 1860, 1861 en 1862, en deze uitdrukkingen werden inderdaad veran-
" derd, zoals iedereen zien kan in de vierde druk, die dit jaar is
" uitgekomen.
"
Wanneer er daarna nog iets mocht voorkomen dat afkeuring
" verdient, dat men het mij zegge en in de volgende uitgave zal het
" verbeterd worden...
"
Op het ogenblik vraag ik de Regering noch ambt, noch eer of
" geld; ik vraag alleen haar morele steun en haar hulp, zodat ik met
" algemeen goedvinden een werk kan bevorderen en tot de noodzakelij-
" ke ontwikkeling brengen, dat uitsluitend erop gericht is te ver-
" hinderen dat de verwaarloosde jongens de gevangenissen zouden be-
" volken en dat degenen die ze verlaten er niet zullen hoeven in
" terug te keren. Allemaal dingen die mij voorkomen noodzakelijk
" te zijn in het belang van de regering enz. enz. enz.

37.6 Page 366

▲back to top
- VII/361 -
De veranderingen die door Don Bosco in de Geschiedenis van Italië
waren aangebracht en die hij bereid was aan te brengen waren van dien
aard dat ze in geen enkel opzicht ook maar even zijn godsdienstige be-
ginselen en zijn aanhankelijkheid aan de paus van Rome deerden. We heb-
ben al gezien dat hij na het verschijnen van de eerste druk, liever een
groot verlies opliep dan sommige periodes weg te laten die hem aangewe-
zen waren. In dat opzicht had hij nimmer van schipperen geweten; en dat
liet hij voldoende duidelijk blijken aan minister Amari in het onderhoud
dat hij met hem had, evenals in de brief, waarvan het ontwerp ons behou-
den is.
"
Excellentie,
"
"
Enkele dagen geleden hebt u zich verwaardigd mij in audiën-
" tie te ontvangen en mij een blijk van bijzondere welwillendheid
" gegeven door mij te wijzen op sommige dingen die te uwer kennis
" zijn gebracht als ongepast en antivaderlands.
"
De achting en eerbied die ik Uwe excellentie toedraag maak-
" ten het me niet mogelijk de dingen in hun werkelijke zin uit te
" leggen en daarom verzoek ik U hier met welwillendheid te lezen
" wat ik u toen terloops onder de aandacht bracht.
"
Met betrekking tot de Geschiedenis, wees u er mij dus op,
" dat er dingen in voorkomen die niet waar zijn. Sprekende tot een
" persoon van wetenschap kan ik zeggen dat u niet waar opvat in de
" zin van interpretatie, terwijl ik, voor wat de historische waar-
" heid betreft, met angstvallige zorg de meest vooraanstaande, zowel
" antieke als moderne schrijvers heb gevolgd. Ten aanzien van de
" interpretatie der dingen, of de geest van de geschiedenis, kan ik
" u erop wijzen dat onder de verschillende werken die onder mijn
" naam het licht zagen, voorkomen: de Gewijde Geschiedenis, de Kerk-
" geschiedenis en de Geschiedenis van Italië. Deze drie werkjes wer-
" den alle geschreven onder het toezicht en met de inmenging van de
" regering. Nauwelijks was er een werk gereed, of ik bracht een
" exemplaar ervan naar al de autoriteiten; en daar iedereen in elk
" hoofdstuk kon zien, hoezeer het mijn doel was, de jeugdige lezers
" een zedelijke denkwijze bij te brengen en te vervullen met eer-
" bied voor de goddelijke wet, die ieder mens verplicht tot onder-
" werping aan de menselijke wet, ontving ik niets anders dan woor-
" den van aanmoediging. De doorluchtige zonen van Vittorio Emanuele
" aanvaardden gaarne het nederige geschenk van hem die dit schrift,
" enz. enz.
En hier vervolgde hij waarschijnlijk met uiteen te zetten wat hij
aan de minister van Binnenlandse Zaken geschreven had.
Deze brieven, en vooral het gesprek met de minister van Openbaar
Onderwijs, bezwoeren niet enkel de heftige bedreiging, maar zetten de
kroon op het werk, of beter gezegd, verzekerden de vruchten der overwin-

37.7 Page 367

▲back to top
- VII/362 -
ning op de gymnasiale klassen van Valdocco, zelfs van heel het Oratorio.
Aangezien prof. Amari ervan overtuigd was dat Don Bosco geen andere
doelstelling had dan het dienen van de arme en verwaarloosde jeugd en
niet iemand was waar de regering bang voor hoefde te zijn, begon hij
meer op zijn hoede te zijn voor de lasteraars. Gatti begon op zijn beurt
de waarheid te ondervinden van het spreekwoord dat zegt, dat de kruik
zolang te water gaat tot ze breekt, en kon begrijpen, dat indien hij op
een dag zo in de war was dat hij zelfs in een kleerkast stapte, hij bij
een andere gelegenheid van zijn zetel zou kunnen vallen en verongeluk-
ken; daarom verminderde hij, zonder er echter mee op te houden, de even
onrechtvaardige als laaghartige strijd die hij tegen het Oratorio
voerde.
Als Don Bosco over de genoemde feiten ondervraagd werd, hoorde men
hem dikwijls zeggen: "God is goed, God is groot, God is almachtig. Hij
laat dikwijls tegenspoed toe, maar om er des te groter goed uit te trek-
ken en zijn barmhartigheid en macht te tonen. De huiszoekingen bezorgden
ons veel last maar uiteindelijk strekten ze tot ons voordeel, en uit het
bittere kwam het zoete voort."
Zo was het inderdaad. Voor alles toonden de autoriteiten zich min-
der hardnekkig in hun verdenkingen; en al begunstigden ze Don Bosco niet
steeds, van de andere kant verleenden ze hem voldoende vrijheid om het
goede dat hij voor ogen had te doen.
Een voordeel dat niet stilzwijgend voorbijgegaan kan worden was
eveneens het ruime krediet dat het Oratorio vanaf dat ogenblik in de
ogen van de publieke opinie begon te krijgen. De goedmenenden zagen dat
het al even erg lastig gevallen werd als zovele andere befaamde en voor-
treffelijke instituten en behielden, ja vergrootten de achting die zij
er al voor hadden; en toen de kwaadwilligen of de tegenstanders zagen
dat er, ondanks al het spektakel in de pers en de zorgvuldige inquisitie
van de regering per slot van rekening niets laakbaars aan de hand was,
lieten ze hun kwaaddenkendheid varen, die zij te goeder of te kwader
trouw tegen het Oratorio hadden gekoesterd, en erkenden dat het hun sym-
pathie niet onwaardig was.
Zodoende kon Don Bosco met de hulp der goddelijke goedheid voort-
gaan met het verzamelen van duizenden jongens, die in hem niet enkel de
man Gods erkenden, maar ook de man van de wetenschap, de gids bij hun
studies, de schepper van hun gelukkige toekomst. Kanunnik Ballesio, die
zich tot de tolk maakte van al zijn metgezellen schreef: "Don Bosco had
veel studie gemaakt van de literatuur, vooral de Latijnse. Als hij met
ons in gesprek was haalde hij pro re nata de verzen aan van Horatius,
Ovidius, Vergilius enz., ook al had hij een wereld van heel andere dan
poëtische dingen aan het hoofd. Als de clerici met hem spraken kwamen
verscheidene van hen die met veel verstand en kennis begiftigd waren,
tot de bevinding dat de dienaar Gods van alles op de hoogte was; muziek,
rekenkunde, spraakkunst, Italiaanse en Latijnse poëzie, kerkelijke en
profane geschiedenis, dogmatische zo goed als moraaltheologie. Zoals hij
voor ons de meester van het goede christelijke leven was, zo was hij de
meester, de rechter in onze jeugdige wetenschappelijke en litteraire ge-

37.8 Page 368

▲back to top
- VII/363 -
sprekken. Ook op het gebied van dingen die ver buiten zijn bevoegdheid
schenen te liggen, wist hij met zijn soepele geest en bijzondere intuï-
tie dezelfde positie in te nemen en het kwam zelfs niet bij ons op, hem
als onervaren of minder onderlegd te beschouwen."
Met zijn geografische kennis verzekerde hij een prachtige maat-
schappelijke positie aan de jongen Marchisio, leerling van het Oratorio.
Te Turijn werd in de maand juli 1863 een algemene kaart van Italië ge-
publiceerd, met aanduiding van al de postkantoren en van de verbindings-
wegen, zowel per spoor als over zee; zij werd uitgevoerd ten behoeve van
de postambtenaren en verzorgd door de directie van de rijksposterijen.
Op de dienstregeling van de postverbindingen volgden nog acht andere
kaarten, die al de provincies van het rijk omvatten. Al die verschillen-
de kaarten en hun aanduidingen waren de vrucht van jarenlange geduldige
arbeid van Marchisio. Don Bosco had hem dat werk aangeraden en hem aan-
gespoord het tot een goed einde te brengen. Dikwijls kwam Marchisio naar
Valdocco om zijn kaarten onder het toezicht van Don Bosco te tekenen.
Zijn beloning was, dat de directie van de posterijen, aan wie ze werden
aangeboden, de kaarten aanvaardde, ze goedkeurde, ze liet drukken en tot
officiële uitgave verklaarde en de maker ervan later de post toever-
trouwde van directeur-generaal van de posterijen te Rome.
Het antwoord van de leerlingen op de weldaden van Don Bosco had
zich met christelijke opgewektheid geuit bij de priesterwijding van Don
Domenico Ruffino, door de innige godsvrucht waarmee de zes zondagen ter
ere van de heilige Aloysius gevierd werden, en door het uitermate opge-
wekte feest van de heilige Johannes de Doper.
De clerici die filosofie en theologie studeerden, hadden op 23
juni hun examens afgelegd in het seminarie van Turijn. Het waren er 55.
Zeven van hen hadden een uitmuntend verworven; achtentwintig een optime;
elf een fere optime en een enkele slechts goed. Vier waren er afwezig
en vier anderen ziek. Maar er was nog meer troostvols voor Don Bosco in
voorbereiding.
Op 6 juli boden de al herhaaldelijk genoemde leraren van het Ora-
torio namelijk de clerici Francesco Cerruti, Celestino Durando, Don
Giov.-Batt. Francesia en Don Anfossi Giov.-Batt. zich aan voor het toe-
latingsexamen voor de faculteit der letteren aan de universiteit. Zij
openden een nieuwe weg voor de jongens van het Oratorio en uit liefde
tot deze instelling hadden zij zich aan niet onbelangrijk werk gewijd.
Sommige professoren hadden medelijden met hen en beschouwden hen als
edelmoedige slachtoffers voor een idee; maar toch altijd als slachtof-
fers. Er werd gezegd, dat Don Bosco een te hoge dunk van hen had, maar
dat ze in werkelijkheid nauwelijks geschikt waren als leerlingen van de
eerste klassen van het gymnasium. Maar de twee jury's die alleen te
hunnen behoeve aangewezen waren en die ten opzichte van hen zo voorin-
genomen waren, moesten hun mening al gauw wijzigen. Goddank viel het
examen voortreffelijk uit voor allen. Allereerst was de clericus Cerru-

37.9 Page 369

▲back to top
- VII/364 -
ti aan de beurt, die de examinatoren verbaasde door zijn antwoorden, die
de uitgebreidheid en diepgang van zijn kennis onthulden.
De beroemde opvoedkundige abbé Rayneri, was voorzitter van een
der examencommissies. Toen hij in de aula professor Vallauri zag, stond
hij op en ging naar hem toe. Vallauri had zich voorgenomen, de leraren
van het Oratorio niet te examineren, zoals hij zou hebben moeten doen,
daar men hem te innig verbonden wist met Don Bosco. Op heftige wijze
stelde Rayneri hem een zonderlinge vraag: "Zegt u me toch eens, profes-
sor, welk cijfer moet ik aan de leraren van Don Bosco geven?"
"0, wel"! antwoordde Vallauri, "hebt U ze dan niet geëxamineerd?"
"De moeilijkheid is, dat ze het kennen, begrijpt u, ze kennen
het!"
"Dat moet u mij vertellen"! zei de beroemde Latinist, "het zijn
de beste leerlingen van mijn cursus."
Alle vier de kandidaten werden met algemene stemmen toegelaten,
Francesia en Cerruti zelfs met lof.
Deze flinke zonen van Don Bosco moesten daarna een onverwachte en
hartelijke ovatie in ontvangst nemen van de talrijke collega-studenten
van de universiteit, die hen bïj het verlaten van de aula oprecht geluk-
wensten met hun schitterend succes. Het was een soort van schadeloos-
stelling voor het hart van Don Bosco, die gedurende die dagen bij zich-
zelf de angstige spanning en moeiten van zijn zonen mee beleefde, die op
deze manier met hem het werk en de eenvoudige glorie van zijn zending
deelden. Dat examen verwekte eveneens enig opzien buiten de universi-
teit, en onder de professoren bleef men bewondering uitspreken voor de
behaalde goede uitslag. Professor Prieri, voorzitter van de faculteit
der tweede commissie, was zo geestdriftig door de schitterende proeve
van kennis, waar hij getuige van geweest was, dat hij bij het verlaten
van de aula aan een van zijn geëxamineerden zei: "0, jawel, bij Don
Bosco wordt er gestudeerd! Maar geloof me vrij, niet al uw vijanden zijn
alleen op de universiteit te vinden. U hebt er ook elders... en mach-
tige!... Intussen kwam de dichter Prati voorbij. - "Giovanni", zei pro-
fessor Prieri tegen hem, "kom eens hier, en luister. Het is zonde dat u
vanmorgen niet in de universiteit bent geweest; dan had u getuige kunnen
zijn van het prachtige examen van deze meneer hier. U kunt er zeker van
zijn dat er bij Don Bosco gestudeerd wordt en duchtig gestudeerd."

37.10 Page 370

▲back to top
- VII/365 -
H O O F D S T U K XLV.
De werkzaamheden voor de bouw van het college van Mirabello waren
nu afgelopen en ook die voor de bouw van de scholen in het Oratorio wa-
ren een goed eind gevorderd. Maar wat Don Bosco in dat jaar, bij zoveel
bezigheden en zorgen, geen ogenblik vergeten had, was het plan om een
grote kerk in Valdocco te bouwen ter ere van Maria Hulp der Christenen.
In de eerste dagen van het jaar had hij een commissie van bevriende ar-
chitecten bijeengeroepen, om tot een plan van het gebouw te komen. Er
waren tal van ontwerpen en er werden veel conferenties gehouden; maar
elke architect keurde het plan van zijn andere collega's af en wilde
beslist dat zijn eigen plan werd uitgevoerd. Geen van hen toonde zich
ertoe bereid, veranderingen aan te brengen. Er rezen kwesties die maan-
den duurden zonder enig resultaat. De tijd verstreek nutteloos. Don Bos-
co maakte zich zorgen en op zekere dag gaf hij een der heren, die tot
zijn intieme vrienden behoorde, en die deze vertraging als het ware wel
geschikt scheen te vinden en hem de raad gaf zich niet te zeer in die
onderneming te wagen, dit antwoord: "Wat wilt u? Ik zie het allemaal
wel, maar ik voel dat de tijd dringt en dat God die kerk wenst en ze van
mij wil hebben."
Daarom ontbood hij om een einde te maken aan alle getalm, zonder
iemand iets te zeggen, de bekwame architect Antonio Spezia bij zich en
belastte hem met het plan van de kerk. Hij moest ze zo maken, dat ze een
groot aantal gelovigen zou kunnen bevatten en de verschuldigde eer zou
bewijzen aan de verheven Koningin des Hemels. Spezia was die jongeman,
die enkele dagen nadat hij het diploma behaald had, Don Bosco in Valdoc-
co had ontmoet en op zijn uitnodiging een raming gemaakt had van de
waarde van het huis Pinardi. Don Bosco had toen tegen hem gezegd; "Weet
u, ik zal u nog wel eens nodig hebben." - Dit nog was thans gekomen, na-
dat er twaalf jaren verlopen waren; en zonder een overeengekomen honora-
rium bereidde de brave bouwmeester een plan voor in overeenstemming met
de opvatting van Don Bosco en werkte het uit in de vorm van een Latijns
kruis op een oppervlakte van 1.200 vierkante meter.
Twee lage klokkentorens flankeerden de vooruitspringende voorge-
vel. Om de kerk binnen te gaan ging men door een voorhal, die het oksaal
schraagde. Een indrukwekkende koepel met zestien vensters stak boven het
gebouw uit. Van het laagste punt tot de hoogste top mat het gebouw ze-
ventig meter. Aan weerszijden van het hoofdaltaar, waarachter een smalle
koorgang liep, was een sacristie, van waaruit men in het machtige pries-
terkoor kwam. Aan de uiteinden van de dwarsbeuk bevonden zich twee grote
altaren; en twee andere, in kapellen, halverwege de zijbeuken.

38 Pages 371-380

▲back to top

38.1 Page 371

▲back to top
- VII/366 -
Toen Don Bosco het plan bekeken had, was hij erg blij en zei:
- "Zonder dat ik de architect ook maar iets van mijn bijzondere bedoe-
ling te kennen gegeven had ten aanzien van de bouw van de nieuwe kerk,
zag ik dat één kapel precies op de plaats zou verrijzen, die de Heilige
Maagd me aangewezen had." - En op die plaats werd een altaar opgericht
ter ere van de heilige martelaren van Turijn.
Een van zijn grootste vertrouwelingen trachtte hem nog aan het
twijfelen te brengen en raadde hem aan niet aan een dergelijke grote on-
derneming te beginnen, zonder een stuiver in kas te hebben; en hij ant-
woordde hem: "Nee, we moeten niet bang zijn; we moeten handelen, en
daarna zal God ons helpen en het geld komt wel vanzelf."
Toen Don Bosco zich naar het gemeentehuis begaf voor de eerste
stappen bij de gemeentelijke autoriteiten en zijn plan uiteenzette, ver-
kreeg hij niet enkel goedkeuring en aanmoediging, maar eveneens de mon-
delinge toezegging, dat de gemeente medewerking zou verlenen met 30.000
lires, de gebruikelijke subsidie voor elke nieuwe parochiekerk in
Turijn.
Daarna begaf hij zich naar het bureau van het bouwtoezicht met
zijn nauwelijks in schets gebracht plan, met de titel: Kerk van Maria,
Hulp der Christenen. Toen de chef van de architecten deze titel gezien
had, schudde hij het hoofd en zei dat die onpopulair was, niet opportuun
en te kwezelachtig. - "Waarom die titel? Wat een gedacht! Maria Hulp der
Christenen!"
Don Bosco antwoordde: - "Mijnheer de architect, met al uw drukke
bezigheden hebt u misschien geen tijd gevonden om de oorsprong van die
naam na te gaan. Hij herinnert aan de overwinning van de Italianen en de
Spanjaarden bij Lepanto op de Turken; hij herdenkt vervolgens de bevrij-
ding van Wenen en de naam van Prins Eugenio van Savooie."
- "Dat kan wel zijn, maar we vinden hem niet aangepast bij de
tijd."
- "Wel, kunt u me een betere aan de hand doen?"
- "Nu, waarom kunt u uw kerk niet noemen naar de Karmel, naar de
Rozenkrans of de kerk van de Vrede?"
- "Dat is gemakkelijk te regelen."
- "Jawel, jawel, verander de titel. Hulp der Christenen, wel, dat
klinkt niet al te best... het is een nieuwe titel in Turijn, en dan, hij
zou kunnen doen veronderstellen... de Heilige Maagd heeft ten slotte zo-
veel titels!"
- "Zeker, welke titel men haar ook geve, alle komen haar toe; en
hoeveel men er ook geve, men geeft er nooit genoeg. Wij zullen het ove-
rigens bestuderen."
- "Jawel, bedenk een andere titel; verander die, volg mijn raad."
De goedkeuring van het plan werd tot later uitgesteld, omdat men
het volledige plan onder ogen wilde hebben en niet een eenvoudige schets,
die Don Bosco, ongeduldig om met de werkzaamheden te beginnen, had inge-
diend.

38.2 Page 372

▲back to top
- VII/367 -
Die titel intussen klonk voor sommige oren als een soort uitda-
ging. Men zag er op de een of andere manier iets in, dat verzet aante-
kende tegen de beginselen van de revolutie en haar overwinningen: het
was als een nieuwe standaard die in het kamp van de Kerk werd opgeheven.
Don Bosco die de opmerking maar al te goed begrepen had, liet en-
kele weken voorbijgaan, liet Spezia het hele plan uitwerken en legde het
voor aan het gemeentebestuur. Er werd over Maria Hulp der Christenen,
niet meer gesproken, doch enkel van een kerk in Valdocco zonder met een
woord over de naam te reppen. De leden van de bouwcommissie waren
uiterst verwonderd bij het zien van de grootse opzet ervan en keurden
het plan goed, terwijl ze aan Don Bosco zeiden: - "Maar hier is een mil-
joen voor nodig! En hoe wilt u, die niets bezit, te werk gaan om een
dergelijk geweldig gebouw tot stand te brengen?"
"Laat dat maar aan mij over", antwoordde Don Bosco. "Ik vraag
geen geld, maar de goedkeuring."
- "En hoe zal die kerk gaan heten?"
"De titel moet ik vinden en ik denk erover na. Uw taak is het
alleen toe te staan, dat op die bepaalde plaats een bepaald gebouw op-
getrokken wordt."
Het plan werd volkomen goedgekeurd en het Oratorio ontving schrif-
telijke vergunning voor de bouw van de kerk. Don Bosco begaf zich toen
naar de hoofdingenieur om hem te bedanken. Deze zei hem: "Ik had gedacht
dat Don Bosco niet zo hardnekkig aan zijn meningen zou vasthouden en dat
hij er zich bij zou neerleggen een titel, die te slecht klinkt, te ver-
anderen."
- "Mijnheer", antwoordde Don Bosco, "toen ik zag dat u niet te-
vreden was over die titel, heb ik er nog geen aan die kerk gegeven; dat
wil zeggen dat het mij nog altijd vrij staat de titel te geven, die mij
het beste lijkt."
- "Maar dat is bedrog!"
- "Er is hier geen sprake van bedrog. U wilde die titel niet goed-
keuren en u hebt hem niet goedgekeurd; ik wilde haar die titel geven en
ik geef ze haar. Op die manier zijn we allebei tevreden, omdat we alle-
bei onze verlangens voldaan zien."
De ingenieur glimlachte en toonde zich voldaan, hoewel misschien
tegen zijn zin. Maar Don Bosco had gelijk en de leden van het gemeente-
bestuur hadden hem heel goed begrepen. De kerk kreeg inderdaad de titel
van Maria Hulp der Christenen. Don Bosco zag niet van die titel af, om-
dat het die titel was, die de heilige Maagd gewild had.
Op die wijze deed hij een Piëmontese glorie herleven. De devotie
tot Maria Hulp der Christenen, was in Turijn al oud. Deze stad was een
der eerste geweest die zich had aangesloten bij de broederschap van

38.3 Page 373

▲back to top
- VII/368 -
München in Beieren waar ze onder deze titel was opgericht om de bevrij-
ding van Wenen te herdenken. Maar door het uitermate grote aantal leden
werd in de kerk van S. Francesco a Paolo een aparte broederschap opge-
richt, die Pius VI bij rescript van 9 februari 1798 had goedgekeurd en
verrijkt met vele aflaten en geestelijke gunsten. Overigens was er ook
al een kapel met altaar en een prachtig beeld van kostbaar marmer, ge-
bouwd en toegewijd aan Maria, Hulp der Christenen in de eigen kerk van
kardinaal Maurizio, prins van Savooie en gestorven in 1657.
Daarom werd vanuit Turijn, de laatste tijd de devotie tot Maria,
Hulp der Christenen gepropageerd en was wereldomvattend geworden door de
opzienbarende en ontelbare gunsten die de H. Maagd zou verlenen aan wie
haar onder die titel zou aanroepen.
Nauwelijks had Don Bosco de vergunning van het gemeentebestuur
gekregen of hij droeg aan Carlo Buzzetti de onderneming op en al spoe-
dig begonnen de voorbereidende werkzaamheden.
Het bouwterrein moest aan drie zijden met een planken schutting
omgeven worden, zodat het gedeeltelijk openbleef aan de kant van de via
della Giardiniera voor het doorrijden van de karren. In mei waren er
door de aankoop van het terrein en de aanschaf van de planken voor de
omheining al vierduizend lires kosten gemaakt.
In een gesprek met de econoom Don Savio, die heel het grootse
plan al bestudeerd had, zei Don Bosco dat hij de werkzaamheden moest
doen beginnen.
- "Maar, Don Bosco, hoe gaat u dat aanleggen"? antwoordde Don Sa-
vio, "het gaat niet om een kapel, maar om een grote en kostbare kerk.
Vanmorgen hadden we niet eens genoeg in kas voor het verzenden van de
brieven."
Don Bosco antwoordde: - "Begin met de fundamenten uit te graven;
zijn we ooit met iets begonnen, terwijl het geld ervoor al gereed lag?
We moeten ook iets aan de goddelijke Voorzienigheid overlaten!"
Don Savio voerde de opdrachten uit, maar aangezien er onder de
vloer van de kerk kelders gemaakt moesten worden, moest men, behalve het
graafwerk voor de fundamenten, twee-en-een-halve meter diep graven over
een oppervlakte van 1.200 vierkante meter. Door het geweldige grondver-
voer door middel van karren naar een door de gemeente aangewezen plaats,
kon er in dat jaar slechts een gedeelte van het werk tot uitvoering ko-
men.
Intussen deed de Voorzienigheid iets. In het begin hadden sommi-
ge welgestelde ingezetenen milde schenkingen beloofd, maar enkelen waren
van mening veranderd en hadden hun weldadigheid elders ten goede laten
komen; anderen wilden hun verplichtingen nakomen, maar pas als het werk
verder gevorderd was. Don Bosco zat in grote verlegenheid. Het graven
was begonnen en de dag waarop het eerste veertiendaagse loon verviel
naderde. Er waren 1.000 lires voor nodig. Toen gebeurde het. Ter wille

38.4 Page 374

▲back to top
- VII/369 -
van zijn heilig priesterwerk werd Don Bosco bij het bed geroepen van een
zwaar zie-ke, die sedert drie maanden onbeweeglijk te bed lag en gekweld
werd door hoestbuien, koorts en een uiterst zwakke maag. - "Wanneer ik
maar ooit", zei deze, "een beetje gezondheid kon terugkrijgen, zou ik
bereid zijn om het even welke gebeden te doen en welk offer te brengen;
het zou voor mij al een grote gunst zijn, als ik alleen maar even uit
bed kon komen."
- "Wat bent u bereid te doen"? vroeg Don Bosco haar.
- "Wat u me zegt."
- "Doet dan een noveen ter ere van Maria Hulp der Christenen."
- "Wat moet ik daarvoor doen?"
"Negen dagen lang drie Onze Vaders en Weesgegroeten en het
Gloria bidden ter ere van het heilige Sacrament en drie Salve Regina's
tot de Heilige Maagd."
"Dat zal ik doen; en welk werk van barmhartigheid?"
"Als u het goedvindt en er werkelijk verbetering optreedt,
geeft u dan iets voor de kerk van Maria Hulp der Christenen, waarmee
men in Valdocco is begonnen."
"0, best, graag. Als ik in de loop van die noveen alleen maar
even kan opstaan en een paar passen door de kamer hier maken, zal ik
iets geven voor de kerk die u noemt."
De noveen werd begonnen en de laatste dag was al aangebroken.
Die avond moest Don Bosco niet minder dan duizend frank voor de grond-
werken betalen. Hij ging dus de zieke dame opzoeken. Het dienstmeisje
deed open en vertelde hem verblijd dat haar meesteres volkomen genezen
was, al twee wandelingen gemaakt had en ook al naar de kerk gegaan was
om God te danken.
Terwijl het dienstmeisje dat alles inderhaast vertelde, kwam de
dame zelf al geestdriftig aan en zei: - "Ik ben genezen! Ik ben de Ma-
donna al gaan bedanken. Maar kom, hier is het pakje dat ik voor u klaar
gemaakt heb; dat is het eerste offertje, maar het zal stellig niet het
laatste zijn."
Don Bosco nam het pakje aan, ging naar huis, maakte het pakje
open en vond er vijftig gouden Napoleons in, dus precies de duizend
frank die hij nodig had.
Zoals we zullen zien, waren van dat ogenblik af de genaden die
de heilige Maagd verleende aan degenen die meehielpen aan het bouwen
van de kerk in Valdocco zo talrijk, dat men wel kon zeggen, dat Zij-
zelf ze gebouwd had. Aedificavit sibi domum Maria.

38.5 Page 375

▲back to top
- VII/370 -
H O O F D S T U K XLVI.
In de geest en het hart van Don Bosco had de beminnelijke figuur
van de Heilige Maagd steeds de voorrang; en op een der eerste avonden
van juli, vertelde hij dat hij in een droom iemand (en vermoedelijk was
het de Heilige Maagd) te midden van zijn jongens had zien rondgaan en
hun een rijk bewerkte beurs had voorgehouden, waaruit elk als bij een
loterij, een briefje van de vele die erin zaten, kon nemen. Don Bosco
ging erbij staan. Telkens als een jongen een briefje genomen had, teken-
de hij aan welke zin of woord er op dat briefje geschreven stond. Hij
eindige zijn kort verhaal met te zeggen dat allen hun briefje genomen
hadden, behalve een die niet ging en terzijde bleef staan. Don Bosco
wilde zien wat er op het briefje, dat nog in de beurs lag geschreven
stond en hij las: Dood.
Intussen nodigde hij iedereen uit om hem te komen vragen wat er
op zijn briefje had gestaan. Dat was wel erg wonderlijk, want er waren
ongeveer 700 jongens in huis en voor elk herhaalde hij een spreuk of
raadgeving of voorspelling, alle heel verschillend, precies en aangepast
aan wat elk nodig had. Verrassender nog is het dat hij zich na vele ja-
ren nog herinnerde wat hij tot elke jongen gezegd had.
Don Mussetti Sebastiano, van de collegiale kerk van Varmagnola,
toen nog een jongen, hoorde van Don Bosco, dat er op zijn briefje Cos-
tanza geschreven stond; en toen hij hem vele jaren daarna ontmoette
hoorde hij hem plechtig herhalen: "0, denk eraan: costanza."
Maar er is nog meer, verzekert de kanunnik. Een groep jongens was
op de uitkijk gaan staan en noteerde wie zich bij Don Bosco meldden om
hem te vragen naar hun eigen briefje en er was er één die niet ging.
Dat was een jongen uit Ivrea die zijn laatste gymnasiale studies deed.
Don Mussetti is bereid deze feiten onder ede te bevestigen.
Bouwend op de bescherming van de hemelse Moeder, dacht Don Bosco
intussen over de manier waarop hij de concessies die hij van de school-
autoriteiten verkregen had, kon hernieuwen. De goedkeuring van de lera-
ren in zijn gymnasium was tijdelijk, namelijk alleen voor het schooljaar
1862-63, met de verplichting om te voorzien in leraren met wettelijke
bevoegdheid voor het jaar 1863-64. De toelatingsexamens tot de universi-
teit, voor zover ze de reële literaire bekwaamheid van de vier aspiran-
ten voor de academische graden hadden aangetoond, verleenden niet het
recht tot het geven van onderwijs. Het was daarom noodzakelijk geen
kostbare tijd verloren te laten gaan voor het verkrijgen van een nieuwe
toelating.

38.6 Page 376

▲back to top
- VII/371 -
Daarom begaf Don Bosco zich naar de inspecteur, en bevond dat
Selmi hem nog steeds welgezind was. Hij begon dus met hem te spreken
over zijn schoolaangelegenheden, doch hij werd door de ander, die het
verslag van prof. Ferri gelezen had, gewaarschuwd dat hij geen veront-
schuldiging moest aanbrengen voor de beschuldigingen die tegen hem inge-
bracht waren en dat hij in de Storia d'Italia een of andere mening moest
wijzigen.
Don Bosco herhaalde wat hij ook bij vorige gelegenheden al gezegd
had. Namelijk dat hij en de zijnen de plicht van de goede katholieken in
overeenstemming wist te brengen met die van eerzame burgers. Dat hij
nooit berispelijke relaties had onderhouden, die indruisten tegen de
rust van de staat, namelijk met de paus, met de bisschoppen en met de
jezuïeten; en dat het een verzinsel van grove leugenaars was, dat deze
personen iets zouden doen wat niet zou passen met hun waardigheid. Dat
het steeds zijn systeem was zich nooit in politieke aangelegenheden,
hetzij voor of tegen, te mengen, omdat de politiek geen kost is voor de
jongens en omdat een overste, een leraar, of chef van een werkplaats,
geen partijman behoort te zijn, maar als enig doel zijn werk, de ver-
standelijke ontwikkeling en de morele opvoeding van zijn leerlingen voor
ogen moet hebben.
De inspecteur wilde hem ook adviseren op te houden met de propa-
ganda voor de Letture Cattoliche alsof dat niet passend zou zijn voor
de waardigheid van een opvoeder.
"Waarom"? vroeg Don Bosco hem.
"Kijk", antwoordde Selmi, "die boekjes van u, vooral de levens-
beschrijvingen van sommige jongens, komen niet overeen met de idealen
van onze tijd. En helaas, uw manier van schrijven, het belang dat u aan
de jongens hecht door hun eenvoud te prijzen, en door hun geringe en
zwakke deugd in het licht te stellen, dat alles maakt hen zozeer met
zichzelf ingenomen, dat ze er als betoverd door worden, uw opvattingen
tot de hunne maken en degenen die bij u zijn benijden."
"Daar steekt toch niets verkeerds in", antwoordde Don Bosco.
"Aan de andere kant zou u, als u zo goed zou willen zijn die boekjes
aandachtig te lezen, tot de bevinding komen dat het niet om politiek
gaat. Wanneer er echter grammaticale en schrijffouten in voorkomen of
onjuiste wendingen, geef ik u mijn woord dat ik alles zal verbeteren."
Selmi gaf geen antwoord op die uitval van Don Bosco. In iedere
beschuldiging van die heren kwam steeds die afschuwelijke politiek om
de hoek die echter, volgens hen, ernstige godsdienstige kwesties be-
helsde. Maar voor Don Bosco was politiek eenvoudigweg politiek en wel
in een land waar men de vrijheid van denken en meningsuiting verkondig-
de. In het Oratorio echter onthield men zich van die moderne verworven-
heid. Het stond iedereen vrij in politiek opzicht er een of andere me-
ning op na te houden, mits de Kerk er geen bezwaar tegen had, maar nie-
mand was het toegestaan er in het huis een onderwerp van gesprek van
te maken, of ze openlijk met de jongens te bespreken. Buiten het huis
moeten de tijd, de plaats en de voorzichtigheid ons te kennen geven of

38.7 Page 377

▲back to top
- VII/372 -
zulke voorschriften veranderd moeten worden; en te meer in een tijd van
partijschappen, is het al te gemakkelijk zich uitdrukkingen te laten
ontvallen, die degenen die aan de regering zitten een voorwendsel aan de
hand kunnen doen om tegen het hele instituut boosaardig op te treden.
Toen Don Bosco, die aan een beminnelijke vastberadenheid de
grootste voorzichtigheid paarde, van zijn bezoek aan Selmi in het Ora-
torio was teruggekeerd, schreef hij hem als volgt:
"
Hooggeachte Heer Inspecteur,
"
"
Van ganser harte dank ik u voor de duidelijke uiteenzetting
" der dingen die reëel genomen de scholen van onze arme jongens in
" botsing zouden brengen met de overheidsvoorschriften. Ik geloof
" dat u eveneens de door mij in alle oprechtheid gemaakte aanmerkin-
" gen zult willen aanvaarden, zodat de meningsverschillen, zoals u
" mij geliefde te verklaren, kunnen worden teruggebracht tot enkele
" bijkomstige dingen, en die naar het mij schijnt, niet de minste
" vrees veroorzaken.
"
Daar ik niettemin verlang dat u goed zou begrijpen wat ik
" terloops zei ten aanzien van uw gewaardeerde opmerkingen, verzoek
" ik u mij te willen toestaan dat ik hier mijn politieke geloofsbe-
" lijdenis in korte perioden samenvat.
"
Ik ben thans 23 jaren te Turijn en heb steeds mijn geringe
" krachten en vermogens in dienst gesteld van de gevangenissen, de
" ziekenhuizen en van de verwaarloosde straatjongens. Maar noch
" door prediking, noch door geschriften die ook alle onder mijn naam
" verschenen zijn, noch op enigerlei andere manier, heb ik me ooit
" met politiek willen bemoeien. Het abonnement op kranten van eni-
" gerlei kleur is in dit huis daarom categoriek verboden. Wat hier-
" omtrent anders gezegd wordt is afkomstig van vage en van alle
" grond gespeende geruchten. Ten aanzien van de bijkomstige dingen,
" die U me onder de aandacht bracht, merk ik op:
"
1. De opleiding van de clerici, die men als tegen de rege-
" ring gericht wil zien, is niet zo, daar geen ander onderricht ge-
" geven wordt dan Latijn en Grieks. Voor al wat de filosofie, het
" Hebreeuws, Bijbelwetenschap en theologie aangaat, gaan zij regel-
" matig naar het seminarie.
"
2. De Storia d'Italia wordt op onze scholen niet gebruikt
" tenzij voor de Romeinse Geschiedenis. Ten aanzien van de Hertog
" van Parma en andere personen heb ik bepaalde berispelijke daden
" verzwegen; en ik heb dat gedaan volgens het bepaalde beginsel van
" de beroemde opvoedkundigen Girard en Aporti die aanbevelen te
" zwijgen in boeken, die voor kinderen bestemd zijn, over alles wat
" een ongunstige indruk in de tere en beweeglijke geesten van de
" jongeren kan veroorzaken. Desondanks zal ik in de volgende her-
" druk alle gedeelten die u me aangeduid hebt of die u me nog zou
" willen aanduiden, veranderen en desnoods weglaten.

38.8 Page 378

▲back to top
- VII/373 -
"
3. De programma's van de scholen verschillen niet van die
" der regeringsscholen, zoals de heer inspecteur ridder Ferri en de
" Heer dr. Vigna, uw secretaris hebben kunnen vaststellen.
"
4. De Letture Cattoliche kunnen niet antipatriottisch ge-
" noemd worden, daar er nooit iets over politiek in staat. Zijn
" er dingen, die de een of ander onnauwkeurig voorkomen, dan moet
" men dat van een arme historicus door de vingers zien, die doet
" wat hij kan om de waarheid te schrijven en die dikwijls de lezer
" niet kan voldoen, omdat sommige dingen deze niet bevallen, of om-
" dat ze geput zijn uit onzuivere bronnen. Maar ook in dat opzicht
" onderwerp ik me aan wat ik u mondeling te kennen heb gegeven.
" Houd overigens in het oog dat ik slechts een eenvoudige medewerker
" ben van de Letture Cattoliche. Het kantoor is in Turijn en de lei-
" ding ervan is uit andere personen samengesteld. Ik heb er niets
" anders mee uit te staan dan dat ik voor het drukken ervan zorg,
" hetgeen dient om werk te verschaffen aan onze arme jongens.
"
5. Vervolgens uit men de beschuldiging dat er bij ons geen
" portret van de koning hangt. Dat is volkomen onjuist. Dat bevindt
" zich namelijk op verschillende plaatsen: in de drie vertrekken van
" het bureau, het secretariaat en de ontvangkamer bevindt er zich in
" elk een. Het zal moeilijk zijn een opvoedingstehuis te vinden
" waar er meer dan bij ons gebeden wordt voor de koning en voor
" heel de koninklijke familie.
"
Wat de scholen betreft: indien men mij laat voortdoen met
" de leraren waarover ik thans beschik totdat zij hun examens heb
" ben gedaan, zal dat een weldaad zijn die de arme jongens ten goede
" komt;anders moet ik bevoegde leerkrachten zoeken en daardoor een
" bepaald aantal arme jongens langer onderdak weigeren. Ik hoop ech-
" ter ten zeerste, dat uw gunst mij verleend zal blijven.
"
Voor het overige gelieve u te bedenken dat we beiden open-
" bare personen zijn. U krachtens gezag, ik uit naastenliefde. U
" hebt van mij niets nodig, ik veel van u. Maar allebei kunnen we
" ons de zegen van God verdienen en de dankbaarheid van de mensen,
" door arme jongens van de straat af te houden en ervoor te zorgen.
"
Moge de hemel u overvloedige zegen schenken evenals uw hele
" gezin. Vergeef me, dat ik u andermaal lastig ben gevallen en aan-
" vaard de uitdrukking van mijn volkomen hoogachting,
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 13 juli 1863
Pr. Bosco Giovanni
Het antwoord van de inspecteur zou niet geheel in overeenstemming
zijn met zijn verlangens. Het is niet onwaarschijnlijk dat de erg tal-
rijke kliek van ridder Gatti, Selmi zocht af te houden van de bescher-
ming die hij Don Bosco verleende. Misschien ook deden de giftige artike-
len van de kranten tegen de Broeders van de Christelijke Scholen, hem
vrezen dat men de zogenaamde publieke opinie tegen hem zou opstoken. Het
is daarom mogelijk dat Selmi toen geen besluit wilde nemen en wachten

38.9 Page 379

▲back to top
- VII/374 -
dat de tijd raad zou schaffen. Mogelijk ook kreeg Don Bosco zelf van be-
vriende ambtenaren op de ministeries weinig geruststellende mededelin-
gen. In alle geval is het een feit dat hij twee maanden lang in pijn-
lijke onzekerheid leefde, zoals blijkt uit een brief die hij richtte aan
markiezin Fassati.
"
Verdienstelijke mevrouw markiezin,
"
"
Tal van bezigheden hebben mij belet direct te antwoorden
" op de brief die de goede Azelia mij uit uw naam schreef.
"
Ik wil u daarom berichten dat Savio te allen tijde kan ko-
" men, maar niet later dan 20 oktober. Ten aanzien van de markies
" had ik nog geen definitief antwoord gegeven en gezegd dat hij het
" later van u zou ontvangen.
"
Inderdaad kunt u hem meedelen dat hij met Savio kan komen;
" moge de goddelijke Voorzienigheid die ons op zo vele manieren
" helpt, ons ook hulp verlenen voor deze nieuwe aspirant-leviet.
"
Mevrouw de markiezin, indien er ooit een tijd was, waarin
" ik behoefte heb aan uw gebeden, is het stellig wel deze. De dui-
" vel heeft openlijk de oorlog aan ons Oratorio verklaard, en ik
" word met sluiting bedreigd, wanneer ik niet alles in orde breng
" volgens de geest van de regering. De Heilige Maagd heeft verzekerd
" dat dit niet gebeuren zal; maar niettemin is het mogelijk dat
" God ons waardig acht dat wij getuchtigd worden, en onder meer
" ook deze straf toelaat.
"
Ik leef nu al enkele weken tussen hoop en vrees. Voeg
" dus uw godvruchtige gebeden bij die welke we hier in het huis
" storten en bevelen we ons aan in de handen van de Voorzienigheid.
"
Moge de Heilige Maagd op deze, haar feestdag, u belonen
" met de roos van de naastenliefde, Azelia met het viooltje der
" nederigheid, Emanuel met de lelie der zedigheid en ons allen
" bewaren onder haar machtige bescherming. Amen.
"
In dankbaarheid en hoogachting, noem ik mij
"
van u, verdienstelijke,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 3 september 1863
Pr. Bosco Giovanni
"
" P.S. Enkele keren heb ik de markies gezien die in goede gezondheid
"
verkeert. Hij beloofde ons eens een overvloedig maal bij
"
ons te komen gebruiken, maar tot nu toe is hij nog niet
"
gekomen.
In die tijd ondervond Don Bosco echter een van die vertroostin-
gen die hem zo uiterst dierbaar waren.
Enkele dagen nadat hij aan de hoofdinspecteur van het onderwijs
geschreven had, ontving Don Bosco een brief van de paus, in antwoord als
we ons niet vergissen op een van hem, waarvan we hier een beetje de ge-
schiedenis moeten vertellen. Pius IX verlangde dikwijls van Don Bosco,

38.10 Page 380

▲back to top
- VII/375 -
behalve enkele raadgevingen, ook voorzeggingen te ontvangen omtrent de
toekomstige bedoelingen van de revolutie ten aanzien van Rome.
Op een zondag in de maand juni was markies Scarampi, die uit Rome
was teruggekeerd, naar het Oratorio gekomen om catechismusles te geven
aan de jongens; want hij was de meest toegewijde leraar. Don Bosco sprak
met hem en vroeg hem nieuws van de Heilige Vader.
Daar hij wist dat Zijne Heiligheid over hem gesproken en om
nieuws gevraagd had en zich tegelijkertijd erover beklaagd had dat hij
al in geen twee maanden ook maar een regeltje van hem ontvangen had.
"Wanneer keert u naar Rome terug, mijnheer de markies"? ant-
woordde hem Don Bosco.
- "Over veertien dagen."
- "Wel, dan zal ik een brief voor de Heilige Vader klaarmaken."
En inderdaad vertrok de markies weer met een brief van Don Bosco
gericht aan Pius IX. De paus opende hem meteen en las hem in tegenwoor-
digheid van de markies: "Wat"! riep hij uit, terwijl hij de brief in
zijn handen om en om keerde. "Wat schrijft Don Bosco me nu! Een derge-
lijke brief had ik niet verwacht!" - Hierna verzonk hij in gepeins,
vouwde de brief op en zei niets meer.
Getroffen door die uitroep ging markies Scarampi, zodra hij uit
Rome terug was, naar het Oratorio en vertelde Don Bosco over de ontstel-
tenis die Zijne Heiligheid bij het lezen ervan getoond had. Hij voegde
eraan toe dat hij, als de vraag niet onbescheiden was, erg nieuwsgierig
was naar de inhoud van die brief. Don Bosco antwoordde hem:
"Dat zal ik u meteen zeggen. Ik heb de paus geschreven dat hij
zich geen illusies moet maken over deze schijnbare vrede; dat hij er
zich moet op voorbereiden het offer van zijn geliefde Rome te brengen,
omdat het de prooi zal worden van de revolutie."
Die woorden werden eveneens gehoord door Don Francesia en Don
Cagliero, die ze des te opmerkelijker vonden, daar het toen niet waar-
schijnlijk leek, dat de sektariërs in hun opzet zouden slagen.
De paus leefde rustig te midden van de genegenheid en verering
van de Romeinen en onder de toeloop van duizenden pelgrims die naar Ro-
me kwamen. De revolutie had haar opmars onderbroken. De gebeurtenissen
in Italië hingen af van de wil van de Franse soeverein, die zijn plannen
nooit in hun geheel onthulde, maar die kwaad was op Engeland; want, om
te voldoen aan het Italiaanse verlangen, had het verklaard dat men de
Franse troepen uit Rome moest terugtrekken; en het had aan de paus Malta
aangeboden als residentie, met de belofte van een gulle en overvloedige
gastvrijheid. De paus ondervond steun in de aanwezigheid van het keizer-
lijke leger; en als hij de weinige provincies die hem gebleven waren be-

39 Pages 381-390

▲back to top

39.1 Page 381

▲back to top
- VII/376 -
zocht, voegde zich bij de geestdrift van het volk de begeleiding van het
prachtige Franse officierskorps dat er zijn staatsierijtuig begeleidde.
De France schreef: "Italië zal nooit een hoofdstad krijgen ten koste van
de onafhankelijkheid van het pausdom... De minister van Buitenlandse Za-
ken verklaart dat Frankrijk vastbesloten is het tegenwoordige territo-
rium van de Heilige Stoel te garanderen." In de Franse senaat werd opge-
merkt, dat het veel beter zou zijn in Italië een eervolle federatie te
hebben dan een gewelddadige eenheid. In een adres van het wetgevende
lichaam aan de keizer stond te lezen: "Laat niet na de onafhankelijkheid
van de Heilige Vader te beschermen." 0. Quin, lid van de commissie der
Kamer van Afgevaardigden, die het adres had opgesteld, verklaarde dat
een groot godsdienstig en politiek belang Frankrijk de verplichting op-
legde, Rome voor de Heilige Stoel te behouden. De houding van de Franse
regering, de verklaringen van minister Billault, de officiële stukken
die in de Moniteur verschenen, de stemmen in Kamer en Senaat en mis-
schien een woord uit Parijs gekomen schenen die opvatting te bekrachti-
gen en hadden de gematigden en ook de aanhangers van Mazzini alle hoop
ontnomen.
Woedende dreigementen tegen Napoleon verschenen er in de kranten
van de sektariërs; maar de gewapende benden verdwenen van de grenzen van
het pauselijke gebied.
Tot slot de brief die de Heilige Vader aan Don Bosco had geschre-
ven.
"
Paus Pius IX (1)
"
"
Beminde Zoon - Heil en apostolische zegen.
"
"
Door vele en schitterende tekenen was uw vroomheid en ijver
" ons bekend; daarom hebben wij met grote voldoening het nieuwe ge-
" tuigenis ontvangen van de toewijding, vervat in de ons gezonden
" brief. Het verheugt ons eveneens te horen dat u door toedoen en
" de ijver van vrome zielen belangwekkende boeken in het licht
" geeft, geschikt om de godsvrucht te verbreiden en we bidden God,
" dat hij deze beginselen moge schragen en bekronen met het resul-
" taat dat men ervan verlangt.
"
Helaas waren voor ons niet nieuw en onverwacht de feiten
" die gij ons schrijft omtrent de verbitterde oorlog die tegen de
" Kerk gevoerd wordt. Maar zoals gij weet moeten we al ons vertrou-
" wen op God stellen die voor ons zorgt. Hij laat hen die in Hem
" vertrouwen, nooit in de steek; daarom berust al onze hoop op Hem,
" in het bijzonder bemiddeling van de Moedermaagd, in wier hulp wij
" onbeperkt verder door trouwen hebben.
(1) Latijnse tekst: cfr. voetnoot: Memorie biogr. Deel VII, blz.480.

39.2 Page 382

▲back to top
- VII/377 -
"
U aansporend om ons met uw godvruchtige vurige gebeden te
" hulp te komen, verlenen wij u en al degenen die, zoals u
" schrijft, belast zijn met het verbreiden der gezonde beginse-
" len, als onderpand van onze vaderlijke genegenheid, onze aposto-
" lische zegen.
"
Gegeven te Rome, Sint-Pieter, 15 juli 1863. Jaar XVIII van
" ons Pontificaat.
"
Pius P.P. IX.
" Aan de beminde zoon
" Giovanni Bosco, priester
" Turijn.

39.3 Page 383

▲back to top
- VII/378 -
H O O F D S T U K XLVII.
Te midden van zoveel onzekerheden en moeilijkheden bleef de hoop
levend. De kroniek van Don Ruffino verzekert: "In de maand juli, toen
Don Bosco de befaamde droom in herinnering bracht van de lens op het
wiel en van het met aren overdekte korenveld, verklaarde hij ons dat
dit een manifestatie was van de goddelijke wil, die ons de zekerheid
gaf van zijn bescherming van de vrome sociëteit.
"Ook zei hij, dat hij na de retraite in S.Ignazio naar Biella,
naar de kerk van de Madonna van Oropa zou gaan om daar een keuze te doen
van de personen die naar het college van Mirabello zouden gaan.
Dat jaar zou het college daar geopend worden, waarvan het bouw-
werk thans ten einde liep. Daar de bovenste verdieping nog erg vochtig
was, werd ook een aangrenzend landelijk huis, dat aan Don Bosco toebe-
hoorde, voor bewoning aangewezen.
Het was dus nodig het leidende en onderwijzende personeel te be-
noemen. Iedereen dacht aan Don Rua als directeur. Niemand meer dan Don
Rua achtte men geschikt om de geest en de wil van Don Bosco weer te ge-
ven op een zodanige manier dat hij de Don Bosco van Mirabello zou wor-
den. Maar ook hier rees het vraagstuk van de leraren. Men was overeenge-
komen met de bisschop van Calabiana dat het college klein seminarie
genoemd zou worden en dus geheel afhankelijk zou zijn van de bisschop
van Casale. Met de tijd als het nodig mocht zijn, zou men personen met
wettelijke titels benoemen. Men vreesde echter dat die idee tot niets
zou dienen en men voorzag dat er voor de goedkeuring van het instituut
door de onderwijsautoriteiten minstens twee leraren vereist zouden wor-
den die een lerarendiploma of een gelijkwaardige titel zouden hebben. Er
waren verscheidene clerici en priesters, die de nodige kennis bezaten om
het leraarsexamen te doen en die hun eerste leertijd in het onderwijs al
hadden doorgemaakt, maar niet over de nodige bevoegdheden beschikten.
Wat moest men dus doen? Vele jaren lang waren de buitengewone examens
voor het verkrijgen van zulke diploma's niet meer afgenomen. Men moest
geduld oefenen en aan de universiteit een cursus volgen in de Letteren,
waarvoor een periode van minstens vier jaar vereist was, voordat het
gymnasium regelmatig zou kunnen beginnen te draaien. Een dergelijke ver-
traging bracht het nieuwe huis in grote verlegenheid; maar daar het een
werk van God was, bleef zijn hulp niet uit. In juli, toen niemand meer
iets dergelijks verwachtte, werd bericht dat, met het oog op het tekort
aan gymnasiumleraren in dat jaar 1863 en volgende, in september een bui-
tengewone zitting zou plaatsvinden, voor wie het leraarsdiploma wilde
behalen. In een dergelijk bericht kon Don Bosco slechts de tussenkomst
van de goddelijke Voorzienigheid bespeuren, en hij spoorde verscheide-

39.4 Page 384

▲back to top
- VII/379 -
nen van zijn Oratorio aan om er zich op voor te bereiden. De tijd drong.
Er waren nauwelijks nog twee maanden tijd voor een voorbereiding die
enigszins voldoende zou zijn voor de omvangrijke voorgeschreven stof.
Hoewel sommigen meer, anderen minder op de hoogte waren van een derge-
lijke studie, schrokken allen toch wel een beetje van de geringe tijd
die hen van de examens scheidde. Maar het was de tijd waarin allen uit
liefde tot God en uit genegenheid voor de zaak van de Oratoria, desnoods
ook graag hun leven in gevaar gebracht hadden voor een zo lofwaardig
doel. Daardoor vond Don Bosco er verscheidenen bereid om zich met grote
ijver toe te leggen op alles wat voor die examens noodzakelijk was, on-
danks het feit dat ze al moe waren van de inspanning die het pas afgelo-
pen schooljaar van hen geëist had. Een van hen nam de leiding, wees de
dagelijkse lessen en oefeningen aan en bepaalde wat er iedere dag bestu-
deerd moest worden, zodat zij in het begin van september zo voorbereid
waren dat ze zich in alle gerustheid voor het examen konden opdoen.
Ze hadden het voorbeeld gevolgd van hun geliefde vader en model
Don Bosco, die, als men hem aanspoorde een beetje rust te nemen van zijn
aanhoudende, vermoeiende bezigheden, gewoonlijk antwoordde: - "Wat men
vandaag doen kan, moet men niet tot morgen uitstellen!"
Ook deze raad gaf hij nog: - "Men moet werken alsof men nooit moet
sterven en leven alsof men iedere dag zal sterven. Quotidie morior."
"Toen hij ons vermoeid en afgemat vond", zo schreef Mgr. Cagliero,
"zei hij: "Moed houden, laten wij werken, laten wij steeds werken, omdat
we daarboven een eeuwige rust zullen krijgen. En wanneer het mocht ge-
beuren dat een salesiaan zijn leven werkend voor de zielen beëindigt,
dan kunnen jullie zeggen, dat de congregatie een grote triomf behaald
heeft, en er zullen overvloedige zegeningen van de hemel over haar neer-
dalen."
Don Francesco Dalmazzo was aanwezig bij een gesprek dat we over-
schrijven uit zijn college-aantekeningen. Er dient echter te worden
opgemerkt dat Don Bosco over het werk sprak, dat absoluut noodzakelijk
was om Gods plannen te vervullen.
"Uw zonen werken te veel", zei een weldoener tot Don Bosco.
"We zijn hier om te werken, weet u", antwoordde Don Bosco.
"Best, maar als de boog te strak gespannen wordt, breekt hij!
Zij zouden van tijd tot tijd een beetje rust moeten hebben."
"Zij zullen rusten in de hemel."
"Maar intussen verliezen zij door het vele werk hun gezondheid."
"Dat is geen verlies, maar een winst."
"Maar ziet u dan niet in, dat zij hun leven verkorten en jong
sterven."
"Dan krijgen zij des te eerder de beloning. Gelukkig degenen
die om een dergelijke reden sterven."

39.5 Page 385

▲back to top
- VII/380 -
Don Bosco beschreef met deze woorden in waarheid de edelmoedige
bezieling van zijn bekwame medehelpers, voor wie hij dikwijls de woorden
uit de brieven van de heilige Paulus in herinnering bracht: "God is niet
onrechtvaardig, zodat Hij uw werken, uw liefde zou vergeten. Iedereen
zal zijn beloning ontvangen naar de mate van zijn arbeid."
Don Bosco vertrok daarna naar Lanzo en vanuit S.Ignazio schreef
hij een brief Aan de Heer clericus Bonetti Giovanni te Turijn. Sommige
van zijn opmerkingen hebben betrekking op innerlijke strijd betreffende
de roeping.
"
Mijn dierbare Bonetti,
"
"
Maak je niet in het minst ongerust over wat je me schrijft.
" De duivel bemerkt dat je definitief aan zijn klauwen wilt ontsnap-
" pen,daarom doet hij zijn best je te misleiden.
"
Volg mijn raad en ga rustig verder. Intussen kun je de me-
" lancholie verdrijven door dit lied van de H. Paulus te zingen: Si
" delectat magnitudo praemiorum, non deterreat multitudo laborum.
" Non coronabitur nisi qui_legitime certaverit. Esto bonus miles
" Christi et ipse coronabit te.
"
Ofwel, zing met de H. Franciscus van Assisi:
"
Het goede is zo goed dat ik verwacht,
"
dat ik alle moeite een vreugde acht.
"
De smart komt mij weldadig toe,
"
Iedere last dient mij tot vreugde
"
en iedere angst, verkwikt mijn hart.
"
Bid overigens voor mij en ik zal niet nalaten ook voor jou
" te bidden en te doen wat ik kan om je gelukkig te maken in de we-
" reld en in de eeuwigheid. Amen.
"
Je zeer genegen in J.C.
" S.Ignazio, 20 juli 1863.
Pr. Bosco Giovanni
Behalve dit briefje schreef Don Bosco er nog andere aan clerici
en jongens, maar slechts één ervan werd ons bewaard.
"
Beste Garino,
"
"
Je laatste brief heeft de spijker op de kop geslagen. Doe
" zoals je hebt geschreven en je zult zien dat we beiden tevreden
" zullen zijn; maar zoals ik je al eens eerder gezegd heb, heb ik
" je onbeperkt vertrouwen nodig, iets wat je me zeker wel zult ver-
" lenen, als je denkt aan mijn bestede zorg en die ik in de toe-
" komst nog zal vermeerderen in alles wat kan bijdragen tot het
" welzijn van je ziel en ook tot je tijdelijk welvaren.
"
Onthoud intussen deze drie raadgevingen: vermijd ledig-
" heid, vermijd lichtzinnig gezelschap en sluit aan bij vrome kame-

39.6 Page 386

▲back to top
- VII/381 -
" raen: dat is voor jou alles.
"
Bid voor mij die steeds zijn zal,
"
je zeer genegen in J.C.
" San Ignazio 1863
Pr. Bosco Giovanni
Ook in dat jaar 1863 deed zich weer een geheimzinnig en onver-
klaarbaar feit voor, terwijl Don Bosco zich in retraite bevond in S.Ig-
nazio. "Men zou zeggen", schreef Don Rua, "dat Don Bosco meer dan eens
over de gave van de bilocatie beschikte. Op zondag waren twee jongens
van het Oratorio tijdens de preek stiekem naar de Dora gegaan om te ba-
den, niet ver van de wapenfabriek. Ze kleedden zich uit en na wat in
het lage stromende water gesparteld te hebben, strekten zij zich uit op
het zand. Plotseling voelden ze herhaaldelijk de slag van een zware hand
op hun rug neerkomen, die de indruk van de vingers op hun huid achter-
liet. Toen ze om zich heen keken en niemand zagen, en ze hun schouders
voelden gloeien van pijn, herinnerden ze zich, hoewel te laat, wat het
voorgaande jaar in die buurt drie van hun kameraden overkomen was en ze
begonnen allebei te schreeuwen: "Het is Don Bosco! Nadat ze hals over
kop hun kleren hadden aangetrokken liepen ze naar het Oratorio, in de
mening dat ze werden nagezeten. Bleek als de dood kwamen ze in het huis
aan, en toen ze voorzichtig langs de deur van de kerk waren binnengeko-
men, gingen ze zich verstoppen op een slaapzaal.
"De volgende morgen", zo vertelde ons Don Dalmazzo, "kwam er uit
S. Ignazio een brief voor Don Alasonatti, geschreven door Don Bosco:
"Ik heb zojuist de jongens Bastia en Vezzetti deze zondag uit het Ora-
torio zien weglopen om te gaan baden in het water van de rivier de Dora.
Daar hoorde ik dat ze minder gepaste praatjes begonnen te verkopen en
gaf hun een aandenken dat een tijdje zal moeten blijven. Wilt u, mijn-
heer de prefect, hen bij u laten komen en hun aan de tand voelen of ze
niets gevoeld of gekregen hebben terwijl ze op de oever van de rivier
waren".
Met de brief in de hand ging Don Alasonatti op zoek naar de twee
schuldigen en toen hij hen gevonden had, las hij hun de brief voor: -
"Don Bosco heeft me geschreven", zei hij tegen hen: "Jullie zijn niet
eerlijk geweest! Hebben jullie iets gevoeld daar in de Dora, dat jullie
minder prettig vonden?" - De twee jongens erkenden dat hun schouders er
nog pijn van deden.
Ook de clericus Bonetti ondervroeg hen en ook hij kwam tot de
overtuiging dat Don Bosco de waarheid geschreven had. Eveneens aan Pie-
tro Enria die hen persoonlijk kende, bevestigden zij de ontvangen lief-
kozingen.
Don Alasonatti had tegen Vezzetti gezegd: "Ga je koffer maar pak-
ken, dan kun je naar huis teruggaan". - Terwijl de jongen de trappen van
de prefectuur afdaalde, kwam hij de jonge Fiocchi tegen, met wie hij erg
bevriend was, omdat ze beiden uit dezelfde streek kwamen en hij vertelde
hem zijn geval. Daarna vroeg hij hem hoe Don Bosco iets van zijn uit-

39.7 Page 387

▲back to top
- VII/382 -
stapje had kunnen weten, daar het toch onmogelijk was dat hij op de een
of andere manier een bericht gekregen had uit het Oratorio. - Hij voegde
eraan toe: - "Weet je... ik kreeg, zonder dat ik iemand zag, drie sla-
gen; en de derde was werkelijk vreselijk en deed erg pijn."
De beide jongens werden echter weer aangenomen en kregen straf.
"Van de bovenvermelde gebeurtenissen ben ik getuige geweest",
schreef Don Francesco Dalmazzo. "Ik herinner me eveneens, ter bevesti-
ging van deze feiten, dat Don Bosco eens aan een jongen vroeg: - "Her-
inner jij je niet dat je op die en die dag van een onzichtbare hand een
draai om je oren gekregen hebt?" - Toen de jongen dat toegaf en heel
verwonderd was hoe Don Bosco dat weten kon, vervolgde deze: - "En wat
was je op dat ogenblik aan het doen?"
"De jongen kreeg een kop als vuur, waarop Don Bosco hem apart nam
en hem iets in het oor fluisterde. Hierbij waren verscheidene van mijn
metgezellen met mij aanwezig".
Don Bosco keerde van S. Ignazio terug, waar hij steeds oude vrien-
den ontmoette en nieuwe vriendschappen sloot met heel velen die bij hem
waren komen biechten. Dat bracht dan een drukke correspondentie met zich
mee voor geestelijke raadgevingen; die brieven werden natuurlijk vernie-
tigd. Enkele zeldzame brieven van hem werden ons echter ter hand ge-
steld, waaronder één uit dat jaar, gericht tot de Heer ridder Grimaldi
uit Bellino, een patriciër uit Asti. Deze heer maakte geregeld de re-
traites op S. Ignazio mee, waardoor hij Don Bosco kende en op een voet
van innige vertrouwelijkheid was gekomen. Hij woonde in Maretto, diocees
van Asti, waar Don Giovanni Ciattino pastoor was.
"
Dierbare Heer Ridder,
"
"
Heb geduld wanneer ik niet op uw brieven antwoord zoals ik
" graag zou willen; de tijd ontbreekt me echt. U woont in Maretto en
" hebt een heilig man bij u; volgt ook zijn voorbeelden en raadge-
" vingen en u zult de wil van de Heer doen.
"
De fameuze voorspellingen heb ik gelezen en laten lezen,
" maar het lijkt niet tot Gods eer te strekken, indien ze worden
" gepubliceerd. Ik treed niet in de verdiensten van de voorspellin-
" gen zelf, maar ik zie er de geest van de Heer niet in, die gehele
" liefde en. geduld is Ik zal ze doorgeven daar waar u het me zegt.
"
Verlangt u het eens te proberen met de jongen Vaianeo? Voor
" ieder de helft. Het gewone kostgeld van 30 lires zal ik verminde-
" ren tot 15 en u zorgt voor de rest. Als hij goede verwachtingen
" wekt, zullen we met hem verder gaan; voor het overige valt er
" niets anders te doen dan wat de Heer tot zijn meerdere eer en
" glorie kenbaar maakt.
"
Wij bidden voor u. Bid u eveneens voor ons; doet u namens
" mij de hartelijke groeten aan de goede Don Ciattino. De Heilige
" Maagd della Mercede zegene ons allen op aarde en moge ons het eeu-
" wige leven in de hemel waardig maken.
" Turijn, 24 september 1863.
Pr. Giovanni Bosco.

39.8 Page 388

▲back to top
- VII/383 -
H O O F D S T U K XLVIII.
In de laatste dagen van juli eindigde met de eindexamens en de
plechtige prijsuitreiking het schooljaar 1862-63. Veel leerlingen gin-
gen naar huis om later weer op de vastgestelde tijd naar het Oratorio
terug te komen. Anderen stonden op het punt om dit vredige toevluchts-
oord te verlaten en naar het seminarie te gaan of om een of andere vrij
vak te gaan beoefenen, of in de handel te gaan, ofwel reeds beloofde
taken te gaan aanvaarden. Allen erkenden dat Don Bosco hun een eervolle
weg had geopend in de maatschappij en hun toekomst had verzekerd. Een
groot aantal van hen had jarenlang voedsel ontvangen voor lichaam en
geest en het leven voor de ziel. Daarom omstuwden ze hem vol genegen-
heid bij het afscheidnemen.
Onder hen was er een, die meer dan de anderen erkentelijk scheen
te zijn, omdat hij gedurende drie jaren in de dienaar Gods een echte
vader had gezien. En nu moest hij hem verlaten. Over die jongen zullen
we wat meer bijzonderheden vertellen, omdat hij als het ware de verte-
genwoordiger is van honderden andere van zijn kameraden, die evenals
hij gered werden door de naastenliefde van Don Bosco, de hun gegeven
opvoeding beantwoordden, leefden en stierven als goede christenen. Ter
zake:
In de herfst van 1860 ging Don Bosco het koffiehuis binnen dat
de Consolata genoemd werd, omdat het dicht bij de beroemde kerk met die
naam lag, en nam plaats in een afzonderlijk vertrek om rustig de corres-
pondentie te kunnen lezen die hij gewoon was met zich mee te nemen. In
dat café bediende een vlotte en beleefde kelner de bezoekers. Hij heette
Gotella Giovanni Paulo, geboortig van Cavour (Turijn) en was dertien
jaar oud. In de zomer van datzelfde jaar was hij van huis weggelopen
omdat hij de verwijten en strengheid van zijn ouders niet kon verdragen.
Laten we hemzelf zijn ontmoeting met Don Bosco beschrijven, zoals hij
het aan Don Francesco Cerruti vertelde.
"Op een avond, zo vertelde hij, zei de patroon tegen me: - "Breng
even een kop koffie aan die priester die ginds in de kamer zit."
- "Ik, koffie brengen aan een priester"? zei ik meteen verbluft.
De priesters waren toen even weinig in tel als tegenwoordig, misschien
nog minder dan nu. Ik had in geuren en kleuren over hen gehoord en ge-
lezen en ik had me daardoor van priesters een heel slecht gedacht ge-
vormd."
"Met een uitdrukking van spot ging ik naar hem toe:
- "Wat wilt u van mij, priester"? vroeg ik onbeleefd aan Don
Bosco. Hij keek me strak aan:

39.9 Page 389

▲back to top
- VII/384 -
"Beste jongen van jou had ik graag een kop koffie", antwoordde
hij erg beminnelijk, "maar onder één voorwaarde."
"Welke?"
"Dat je hem zelf brengt."
"Die woorden en die blik overwonnen me en ik zei bij mezelf: -
"Dat is niet een priester als de andere."
"Ik bracht hem de koffie; een geheimzinnige macht hield me bij
hem. Hij begon me vragen te stellen, steeds met de grootste vriendelijk-
heid, over mijn geboortestreek, mijn leeftijd, wat ik deed en vooral
waarom ik van huis was weggelopen. Toen zei hij:
"Wil je niet met mij meegaan?"
"Waarheen?"
"Naar het Oratorio van Don Bosco. Deze plaats hier en dat werk
zijn niets voor jou."
"En als ik daar ben?"
"Als je wilt, zou je kunnen studeren."
"Maar zal ik daar goed zijn?"
"Geloof dat maar! Er wordt daar gespeeld, men is er tevreden,
men vermaakt er zich..."
- "Mooi", antwoordde ik, "ik kom."
"Maar wanneer?"
"Nu meteen of morgen?"
"Vanavond", stelde Don Bosco voor.
"Ik diende bij mijn patroon mijn ontslag in, die me nog enkele
dagen had willen houden. Toen ik mijn weinige spullen ingepakt had, ging
ik dezelfde avond nog naar het Oratorio. De volgende dag schreef Don
Bosco aan mijn ouders om hen ten opzichte van mij gerust te stellen, en
hij nodigde hen uit naar hem toe te komen voor het noodzakelijke over-
leg over hun bijdrage in de kosten van mijn levensonderhoud. Mijn moeder
kwam inderdaad; nadat Don Bosco een en ander gehoord had over de gezins-
omstandigheden, stelde hij voor: - "We zullen het zo regelen, u betaalt
12 lires per maand en de rest doet Don Bosco erbij."
Ik bewonderde daarin niet alleen zijn uitgelezen naastenliefde,
maar ook de wijsheid van Don Bosco. Mijn familie was niet rijk, maar had
voldoende welstand. Wanneer hij me dus helemaal gratis zou hebben opge-
nomen, zou hij niet goed gehandeld hebben, omdat dat ten nadele zou zijn
geweest van anderen die het meer nodig hadden dan ik.
Twee jaar lang hielden zijn ouders zich aan de overeenkomst met
Don Bosco voor wat het kostgeld betreft, maar in het begin van het der-
de jaar stopten zij de betaling en wilden er niet meer van horen. De

39.10 Page 390

▲back to top
- VII/385 -
jongen paarde aan een grote levendigheid, ook oprechtheid, eerlijkheid
en goedhartigheid. Zijn gedrag was voorbeeldig en hij slaagde heel goed
in de studie. In dit schooljaar nu (1862-63), moest hij naar de vierde
klas gaan; maar hij was bang zijn studie te moeten afbreken en sprak
erover met Don Bosco, die zei: - "Wat doet het ertoe dat je familie niet
meer betalen wil? Ik ben er toch ook nog? Wees er zeker van dat Don
Bosco je niet in de steek zal laten." - En inderdaad, zolang als hij in
het Oratorio was, voorzag Don Bosco hem van al het nodige.
Toen hij de vierde gymnasiale gedaan had en in zijn examens ge-
slaagd was, vond hij een betrekking en het eerste geld dat hij met zijn
werk kon sparen, stuurde hij aan Don Bosco om zo door kleine bijdragen
aan te zuiveren wat zijn ouders in het laatste schooljaar niet hadden
betaald.
Hij leefde als een goede christen, ijverde voor de verbreiding
van de Letture Cattoliche en behoorde tot de eersten om lid te worden
van de vereniging van oud-leerlingen en bleef steeds contact onderhou-
den met zijn vroegere oversten. Toen hij in 1908 stierf wilde hij aan
zijn sterfbed zijn vroegere leraar dr. Don Francesco Cerruti en de eer-
biedwaardige Don Michele Rua.
Maar als Don Bosco met Cotella ook nog zoveel andere voortreffe-
lijke jongens zag heengaan, dan kwam er een andere die men werkelijk
een bloem uit het paradijs kan noemen.
Op 2 augustus deed de dertienjarige Francesco Besucco zijn intre-
de als leerling in het Oratorio. Hij was geboren in het Alpendorpje Ar-
gentera in Piëmonte. Door de eerbied en genegenheid die hij zijn ouders
toedroeg, door zijn opvallende vroomheid en onschuld en door zijn vlijt
op school was hij het voorwerp van bewondering geweest van al zijn
dorpsgenoten. Hij had over het Oratorio horen spreken en verlangde er
te worden opgenomen. Daar hij begreep hoe moeilijk dat zou zijn vanwege
de uiterste armoede van zijn ouders, bad hij op zekere dag na de heilige
Communie vurig tot de heilige Maagd en hoorde hij een geheimzinnige stem
die hem met uiterste blijdschap vervulde: - "Schep moed, Francesco, want
je verlangen zal in vervulling gaan."
Don Bosco beschrijft zijn eerste ontmoeting met Besucco aldus.
"Hij had al een paar dagen in het Oratorio doorgebracht en ik
had hem nog niet gezien en ik wist ook niets anders van hem dan wat de
aartspriester Pepino mij in een brief had meegedeeld. Op zekere dag was
ik bij de recreatie van de jongens van het huis, toen ik er een zag, die
bijna als een bergbewoner gekleed was; hij was van middelmatige grootte,
zag er een beetje grof uit en had een sproetig gezicht. Met grote ogen
stond hij verbaasd te kijken naar het spel van zijn kameraden. Toen zijn
blik de mijne kruiste, glimlachte hij me eerbiedig toe.
- "Wie ben jij"? vroeg ik glimlachend.

40 Pages 391-400

▲back to top

40.1 Page 391

▲back to top
- VII/386 -
- "Ik ben Francesco Besucco uit Argentera."
"Hoe oud ben je?"
"Bijna veertien jaar."
"Ben je bij ons gekomen om te studeren of om een vak te leren?"
"Ik zou erg graag studeren."
"Wat voor school heb je gehad?"
"De lagere school, bij mij in het dorp."
"Waarom wil je verder studeren en niet een vak leren?"
"0, mijn allergrootste verlangen zou zijn, geestelijke te
worden."
"Wie heeft je dat ooit aangeraden?"
"Dat heb ik altijd al gewild en ik heb Onze-Lieve-Heer altijd
gesmeekt dat hij me daarbij zou helpen."
"Heb je al eens iemand om raad daarover gevraagd?"
"Jawel, ik heb er al verschillende keren over gesproken met
mijn peter; ja, met mijn peter..." Toen hij dat zei, leek hij ontroerd;
er kwamen tranen in zijn ogen.
"Wie is je peter?"
"Mijn peter is mijn pastoor, de aartspriester van Argentera,
die mij gaarne ziet. Hij heeft me de catechismus geleerd, heeft me les
gegeven, me gekleed en onderhouden. Hij is zo een goede man, hij heeft
erg veel goed voor me gedaan; hij heeft mij bijna twee jaar les gegeven
en nu heeft hij me bij u aanbevolen om in het Oratorio te komen. 0, hij
is zo goed en houdt zoveel van me!"
"Hierna begon hij weer te schreien. Die gevoeligheid voor ontvan-
gen weldaden, die genegenheid voor zijn weldoener, gaf me een goed beeld
van de inborst en het goede hart van de jongen. Toen kwam me ook weer de
mooie aanbeveling voor de geest, die ik van zijn pastoor en diens
plaatsvervanger Eysautier, gekregen had, en ik zei direct bij mezelf:
"Door een verdere ontwikkeling zal deze jongen het ver brengen in zijn
morele opvoeding. De ondervinding heeft immers geleerd dat dankbaarheid
bij kinderen meestal de voorbode is van een gelukkige toekomst; diegenen
daarentegen die gemakkelijk de genoten gunsten vergeten of de zorgen die
men zich voor hen heeft getroost, worden ongevoelig voor raadgevingen,
vermaningen en voor de godsdienst en zijn daardoor moeilijk op te voe-
den, terwijl het heel twijfelachtig is of zij zullen slagen. Daarom zei
ik tot Francesco: ik vind het fijn dat je zoveel houdt van je peetoom,
maar ik wil niet dat je zo bedroefd bent. Je moet van hem houden in de
Heer, bid voor hem, en als je werkelijk van je erkentelijkheid wil blijk
geven, zorg dan dat je je zo gedraagt, dat ik goede informaties over je
kan geven zodat hij tevreden kan zijn over je vorderingen en over je
gedrag als hij naar Turijn komt. Maar ga nu spelen met je kameraden." -
Terwijl hij zijn tranen droogde, groette hij me met een beminnelijke

40.2 Page 392

▲back to top
- VII/387 -
glimlach; daarna ging hij aan de spelletjes van zijn kameraden deelnemen.
"Enkele dagen daarna zag ik hem weer met een opgewonden gezicht
naar me toe komen. - "Wat heb je", zei ik "beste Besucco?"
- "Och, ik ben hier te midden van zo veel degelijke jongens, ik
zou ook wel zo goed willen worden als zij, maar weet niet hoe, en u moet
me helpen."
"Ik zal je helpen met alle mogelijke middelen. Als je een goede
jongen wilt zijn, hoef je maar drie dingen in praktijk te brengen; dan
gaat alles goed."
"Welke zijn die drie dingen?"
"Welnu, dat zijn: opgewektheid, studie en godsvrucht. Dat is
heel het grote programma, en als je dat in praktijk brengt, zal je geluk-
kig kunnen leven en veel goed doen voor je ziel."
"Opgewektheid... opgewektheid... Ik ben opgewekt genoeg. Als
opgewektheid voldoende is om braaf te worden, zal ik spelen van de mor-
gen tot de avond. Is dat dan goed?"
"Niet van 's morgens tot 's avonds, maar alleen in de uren van
de recreatie."
In de mening een Gode welgevallig werk te doen door te spelen,
stortte hij zich in de speeltijden hals over kop te midden van zijn zes-
honderd kameraden, allen verdiept in verschillende spelen. Maar daar hij
niet bedreven was in bepaalde spelen, deed hij zich dikwijls pijn, maak-
te buitelingen en kwam dikwijls lelijk op de grond terecht als besluit
van zijn spelletjes.
"Zekere dag", vervolgt Don Bosco, "kwam hij vreselijk mankend en
met een bezorgd gezicht naar me toe.
- "Wat is er, Besucco", zei ik.
- "Ik ben geradbraakt", antwoordde hij.
- "Wat is je dan overkomen?"
- "Ik ken niet veel van de spelletjes die ze hier doen, daardoor
val ik telkens, nu eens op mijn hoofd, dan op mijn armen of benen. Gis-
teren ben ik bij het lopen met mijn gezicht tegen dat van een ander op-
gelopen, en we hadden allebei een bloedneus."
- "Arme kerel! Je moet ook een beetje uitkijken en wat rustiger
aandoen."
- "Maar u hebt me gezegd dat dit spelen Onze-Lieve-Heer plezier
doet, en ik wilde al de spelletjes van de jongens goed aanleren."
- "Zo bedoel ik dat niet, beste jongen; de spelen en de toestel-
len moet men zich een voor een en geleidelijk aan eigen maken, al naar
het valt, zo dat ze tot ontspanning dienen, maar nooit om je te
bezeren."

40.3 Page 393

▲back to top
- VII/388 -
"Toen hij voor de eerste keer op mijn kamer kwam, las hij op een
bordje deze woorden: Ieder ogenblik is een schat.
- "Ik begrijp niet", zei hij met een angstig gezicht, "wat die
woorden kunnen betekenen. Hoe kunnen we nu ieder ogenblik beschouwen als
een schat?"
- "En toch is het zo. Ieder ogenblik kunnen we enige wetenschap-
pelijke of godsdienstige kennis verwerven, kunnen we een deugd beoefenen,
een akte van liefde tot God stellen, dingen die voor de Heer even zo ve-
le schatten zijn, waarvan we in tijd en eeuwigheid kunnen genieten."
"Hij zei niets meer, maar schreef de genoemde tekst op een stukje
papier en zei toen: Ik snap het."
We maken melding van deze enkele regels, omdat er steeds beter uit
blijkt met wat voor een aangename vertrouwelijkheid Don Bosco met zijn
leerlingen omging. Wat de bewonderenswaardige deugden van Besucco betreft,
verwijzen we de lezers naar de biografie die Don Bosco zelf over hem ge-
schreven heeft. Hij bezat in de hoogste mate de geest van gebed en hij
was gewoon te knielen op de plaats waar Domenico Savio bad voor het al-
taar van de heilige Maagd. Daar lichamelijke boetedoening verboden was,
deed hij zijn best om de nederigste karweitjes in het huis op te knappen,
en verleende zijn kameraden iedere materiële en geestelijke steun, die
hem ingegeven werd door de naastenliefde. Tegelijkertijd beschouwde hij,
behalve de waakzaamheid over zijn zintuigen, in het bijzonder de ogen,
de ijver bij de studie als een boetedoening, evenals oplettendheid in
de klas, de gehoorzaamheid aan de oversten en het gelaten dragen van de
ongemakken van het leven zoals hitte, koude, wind, honger en dorst.
Iedere akte van aanbidding voor het heilig Sacrament, de biecht en de
communie waren voor hem iets verrukkelijks.
Deze vurige liefde tot Jezus in het H. Sacrament werd ook bewerk-
stelligd, zoals we al herhaaldelijk opmerkten, door de vurige lessen
van Don Bosco (1) en zijn ijver om iedere hindernis op te ruimen die
het veelvuldig ontvangen van de sacramenten in de weg kon staan.
Don Gioachino Berto schreef:
"Gebeurde het enkele malen ten tijde van de herfstvakantie, dat
men met de jongens van een of andere klas een wandeling ging maken op
zaterdag of op de vooravond van een of andere feestdag, en dat ze dan
's avonds later kwamen biechten dan gewoonlijk, dan vroeg Don Bosco her-
haaldelijk en met aandrang naar de reden daarvan; en als hij die hoorde,
placht hij boos te zeggen: "Maar dat is immers waanzin !... Hoe is het
nu mogelijk dat de jongens zich na de wandeling nog kunnen concentreren
voor de biecht en niet verstrooid raken? Dat gaat niet, dat is wanorde;
daar moet iets aan gedaan worden."
"En hij gaf de betrokken verantwoordelijke bevel, zo iets niet
meer te laten gebeuren.
__________________________
(1) Pastorello della alpi, door Sac. Giovanni Bosco, Hoofdst. XX.

40.4 Page 394

▲back to top
- VII/389 -
H O O F D S T U K XLIX.
Zoals hij zich had voorgenomen, begaf Don Bosco zich naar het
heiligdom van Oropa om de stichting van zijn eerste college in Mirabello
aan Onze-Lieve-Vrouw aan te bevelen. Voor het wonderbare beeld droeg hij
de heilige Mis op en bad lang. Misschien vernam hij in zijn hart een ge-
ruststellende en zelfs een bevelende stem, wat hem deed denken aan het
gezegde in het boek der Spreuken, hoofdstuk V, vers 16: "Deriventur fon-
tes tui foras et in plateas aquas tuas divide." Moeten uw bronnen over
de straat stromen en uw waterbeken over de pleinen?" En zijn water van
Christelijke wijsheid en naastenliefde begon uit te stromen uit het Ora-
torio naar Mirabello, en bleef vloeien in alle delen van de wereld in
ontelbare colleges.
Aan de voeten van Maria neergeknield vroeg Don Bosco ook raad
voor de keuze van degenen die hij naar Mirabello zou moeten sturen om
daar de leiding van het huis op zich te nemen en hij volgde de ingevin-
gen die hij ontving.
Terwijl hij gedurende enkele dagen zijn godsvrucht de vrije loop
liet, schreef hij als volgt aan de jongens van het Oratorio:
"
Beste jongens,
"
"
Als jullie, beste jongens, je hier boven op deze berg zou-
" den bevinden, zouden jullie stellig onder de indruk zijn. Een
" groot gebouw, met in het midden ervan een stemmige kerk, vormt
" wat men gemeenlijk het heiligdom van Oropa noemt. Het is hier een
" voortdurend komen en gaan van mensen. Sommigen danken de Heilige
" Maagd voor verkregen gunsten, anderen vragen verlost te mogen wor-
" den van een geestelijke of tijdelijke kwaal of vragen de Heilige
" Maagd steun om in het goede te blijven volharden of om een heilige
" dood te mogen sterven. Jong en oud, rijk en arm, boeren en heren,
" ridders, graven, markiezen, kunstenaars, kooplieden, mannen, vrou-
" wen, koeherders, en studenten van allerlei stand, ziet men voort-
" durend tot de heilige sacramenten naderen, en daarna aan de voeten
" van een prachtig beeld van de Allerheiligste Maria gaan om haar
" hemelse hulp af te smeken.
"
Maar te midden van al die mensen voelde ik toch ook grote
" spijt in mijn hart. Waarom? Ik zag mijn beminde jonge studenten
" niet. 0, ja, waarom zijn al mijn jongens niet hier, om hen allen
" aan de voeten van Maria te brengen, hen aan Haar toe te wijden,
" om hen allen onder haar machtige bescherming te stellen, hen
" allen te maken als Domenico Savio of andere heilige Aloysiussen.

40.5 Page 395

▲back to top
- VII/390 -
"
Om mijn hart ietwat schadeloos te stellen ben ik voor het
" wonderbare altaar van haar gaan staan en heb haar beloofd dat ik,
" zodra ik in Turijn terug ben, alles zal doen wat ik kan om de
" godsvrucht tot Maria in jullie harten te prenten. En ik heb Haar
" deze bijzondere gaven voor jullie gevraagd. - "Maria", zei ik tot
" Haar, "zegen ons hele huis, verdrijf ook maar de geringste scha-
" duw van de zonde uit het hart van onze jongens; wees de gids van
" de studenten, wees voor hen de zetel der ware wijsheid. Mogen zij
" allen de uwen zijn en beschouw hen steeds als uw kinderen en be-
" houd hen steeds onder uw vereerders. Ik geloof dat de Heilige
" Maagd me zal verhoord hebben en ik hoop dat jullie me zullen hel-
" pen, opdat we kunnen beantwoorden aan de stem van Maria, aan de
" genade van de Heer.
"
De Heilige Maagd Maria zegene mij, zegen alle priesters en
" clerici en allen die hun krachten veil hebben voor ons huis; moge
" zij jullie allen zegenen. Van uit de hemel moge zij ons helpen en
" wij zullen ons best doen om haar heilige bescherming in het leven
" en in de dood te verdienen. Zo zij het.
"
"
Jullie toegewijde vriend in Jezus C.
" Santuario d'Oropa, 6 augustus 1863
Pr. Giovanni Bosco."
Nadat, zo vertelt de kroniek, Don Bosco in Biella een bezoek ge-
bracht had aan de bisschop, Mgr. Losana, keerde hij naar Turijn terug om
weer te vertrekken naar Montemagno. Daar had men hem uitgenodigd om een
triduüm te komen preken ter voorbereiding van het feest van Maria Tenhe-
melopneming. Toen hij in Asti, waar velen hem wachtten, met de eerste
ochtendtrein aankwam, begaf hij zich terstond naar de pastoor van de
Santa Maria Nuova, waar hij in de biechtstoel moest plaatsnemen om de
biecht te horen van een niet gering aantal penitenten. Nadat hij vervol-
gens naar het huis van zijn vriend Cerrato gegaan was, moest hij voor de
maaltijd nog een paar personen biechten en hield daarna een conferentie
voor de verspreiding van de Letture Cattoliche. Na de maaltijd werd hij
naar een naburige kerk geroepen, waar steeds meer mensen bij hem wilden
biechten, Don Bosco hoorde hen aan, maar het speet hem er te moeten
weigeren en haastte zich om bij de postwagen te komen die om drie uur
naar Montemagno moest vertrekken; maar hij kwam tot de ontdekking dat
deze wel een poosje op hem gewacht had, maar daarna vertrokken was. Het
ging nu trouwens vier uur slaan.
Don Bosco had zijn plaats al betaald en diezelfde avond werd hij
zonder mankeren verwacht in Montemagno, om de inleidende preek tot het
triduüm te houden. Hij verkeerde dus in grote spanning en ging het bu-
reau van de reiswagens binnen om te zien of er een kans was om een rij-
tuig te krijgen. Men zocht, maar kon er zo gauw geen vinden en de chef
gaf hem te verstaan dat, als hij op dat uur vertrok, hij met geen moge-
lijkheid nog op tijd kon komen om te preken; te meer daar een lange
steilte het de paarden onmogelijk maakte hard te lopen; het was daarom
beter het vertrek tot morgen uit te stellen. Dit alles vergde een uur,
en de heer Cerrato die geduldig wachtte en blij was dat Don Bosco niet

40.6 Page 396

▲back to top
- VII/391 -
vertrekken kon, vergezelde hem om een arme zieke te bezoeken. Toen deze
's morgens van de komst van Don Bosco gehoord had, had hij iemand ge-
stuurd om Don Bosco bij hem te brengen. Don Bosco had zich echter laten
verontschuldigen, omdat hij beslist wilde vertrekken. Door die weigering
had de zieke zich aan grote droefheid overgegeven, zodat zijn familie-
leden niet wisten, hoe hem tot bedaren te brengen. De Voorzienigheid had
echter alles geschikt om hem te troosten, en het is met geen pen te be-
schrijven hoe groot de vreugde van de zieke was toen Don Bosco ver-
scheen. Hij weende van blijdschap; de aanwezigheid van Don Bosco was
voor hem als de aanwezigheid van een engel; hij biechtte, regelde rustig
zijn zaken en verklaarde dat hij, nu hij Don Bosco gezien had, in deze
wereld niets meer te wensen had.
Die avond bracht Don Bosco nog een bezoek bij mevrouw Pulciani,
bij wie hij een conferentie hield over het werk van de Oratoria en re-
gelde verschillende zaken waarvoor men op hem gewacht had. Alvorens te
gaan slapen moest hij nog biechthoren en de volgende morgen vertrok hij
naar Montemagno waar hij feestelijk ontvangen werd door het dorpje en
door de familie van markies Fassatï, wiens geliefde gast hij steeds
was. Op de vooravond van het feest arriveerde Don Michele Rua om hem
bij het biechten te helpen.
Toen Don Bosco in het Oratorio was teruggekeerd, ontving hij twee
aanvragen om jongens op te nemen; een van de prefectuur, de andere van
het ministerie van Openbare Werken. Wij vermelden dit hier, omdat het
niet misplaatst is af en toe eraan te herinneren welke goede contacten
de dienaar Gods onderhield met een of andere minister en met verschil-
lende provinciale of gemeentelijke autoriteiten in verband met de aan-
vaarding van jongens, hoewel hij in zulke moeilijke tijden van ver-
schillende kanten niet zelden felle tegenkanting tegen zijn werk onder-
vond.
De brief van de prefectuur van de provincie Turijn, afd. 5, nr.
12974-847 was in deze termen vervat
"
Turijn, 17 augustus 1863
"
"
In de stad Savigliano bevinden zich de beide wezen Tommaso
" en Giuseppe, gebroeders Trabucco. De eerste is 12 de tweede 10
" jaar. Daar zij arm zijn en niet over middelen beschikken, hebben
" ze voorlopig onderdak gevonden bij een oom van moederszijde,
" Giuseppe Mina. Maar aangezien ook deze in zeer benarde omstandig-
" heden verkeert en niet lang zal kunnen zorgen voor de ongelukkige
" neefjes en er overigens in Savigliano geen geschikte instelling
" voor hen bestaat, heeft hij zich tot onze prefectuur gewend met
" het verzoek hen in een of andere inrichting in Turijn onder te
" brengen.
"
Een dergelijk verzoek gaarne ondersteunend, wendt ondergete-
" kende zich tot de verdienstelijke heer Priester Bosco, directeur
" van het instituut van de H. Franciscus van Sales te dezer stede,

40.7 Page 397

▲back to top
- VII/392
" en verzoekt hem, onder overlegging van enkele documenten, waaruit
" de benarde omstandigheden en de leeftijd van genoemde wezen blij-
" ken, hem te willen mededelen of het mogelijk zou zijn zo nodig
" tegen een vergoeding, die echter gering moet zijn, in zijn instel-
" ling op te nemen, de twee wezen Tommaso en Giuseppe Trabucco of
" ten minste één ervan.
"
Voor de prefect,
"
Radicati
Don Bosco aanvaardde de oudste voor slechts 100 lires ineens,
maar onder voorwaarde dat het bed en kleding door de familie zou worden
geleverd. Een andere wees werd ook door hem aangenomen; hij werd bij hem
gebracht door de moeder, die hem het volgende briefje overhandigde.
" Ministerie van Openbare Werken
Turijn, 15 september 1863
" Algemene Directie der Spoorwegen
"
"
Brengster dezes is de weduwe Nattino, die verzoekt haar zoon
" Federico, oud 10 jaar, op te nemen in het Oratorio van de H. Fran-
" ciscus van Sales.
"
directeur, hoofd Afdeling Personeel
"
Spoorwegen, Evrard
Don Bosco nam graag de weesjes van spoorwegbeambten onder zijn leer-
lingen op en dacht daarbij aan de materialen voor het bouwen van de
nieuwe kerk en aan het transport daarvan naar Turijn. Hij had erover
gesproken met de directeur-generaal van de spoorwegen, Commandeur Bar-
tolomeo Bona, die hem grote achting en genegenheid toedroeg, om korting
op de tarieven te krijgen; het antwoord was gunstig geweest.

40.8 Page 398

▲back to top
- VII/393 -
H O O F D S T U K L.
In de eerste dagen van augustus was minstens een honderdtal nieu-
we leerlingen in het Oratorio gekomen; zij moesten lessen volgen in
voorbereiding op de eerste klas van het gymnasium. In vele dorpen was er
geen schoolmeester, behalve die van de derde klas lagere school en het
was dus voor hen goed een reeks oefeningen te volgen van de vierde. Ook
kwamen er nog anderen, die van 15 augustus tot 15 september de vakanties
onderbraken voor herhalingslessen of om te trachten zich voor te berei-
den voor een hogere klas waartoe ze al toegelaten waren. En dan waren
er ook nog degenen, die helemaal niet uit het Oratorio waren weggegaan,
zodat ze alles bijeen met een heel groot aantal waren.
Don Bosco hervatte toen zijn avondwoordjes als ze 's avonds alle-
maal bij elkaar waren. Hiermee richtte hij zich bijzonder tot de nieuwe
leerlingen, die hij vooral op de weg van een veelvuldig gebruik der sa-
cramenten trachtte te brengen.
Don Bonetti liet ons enkele schetsen na zonder datum.
I
"
We zijn hier allen bijeen om in het strijdperk te lopen en
" ons een mooie kroon te verwerven. Jullie willen een goed resultaat
" behalen. Begeven we ons dus op weg. Ik zal jullie leiden. Jullie
" volgen me. Eerst echter moeten we het eens zijn over de voorwaar-
" den. Effen rekeningen maken goede vrienden, zegt het spreekwoord.
" Ik ben hier niet om geld te verdienen, om naam te maken, om me te
" laten voorstaan op jullie aantal, ik ben hier voor niets anders
" dan om iets goeds voor jullie te doen. Houd er dus rekening mee -
" dat zo lang ik er ben, ik alles ben voor jullie, dag en nacht, 's
" morgens en 's avonds; ieder ogenblik. Ik heb geen ander doel dan
" jullie moreel, geestelijk en lichamelijk welzijn te bezorgen.
" Maar om daarin te slagen heb ik jullie hulp nodig; als jullie me
" die geven, verzeker ik jullie dat die van de Heer niet zal uit-
" blijven en wees er dan zeker van dat we grote dingen zullen doen.
"
Ik wil niet zozeer dat jullie me als overste beschouwen
" dan wel als vriend. Daarom moeten jullie geen moment bang voor me
" zijn,geen vrees koesteren, maar daarentegen veel vertrouwen, dat
" is wat ik van jullie vraag, van jullie verlang, van echte vrienden
" verwacht. Ik, en dat zeg ik jullie oprecht, heb een hekel aan
" straffen, ik vind het niet prettig een standje te geven en straf
" op te leggen aan wie in gebreke is: dat is mijnsysteem niet. Ook
" wanneer

40.9 Page 399

▲back to top
- VII/394 -
" iemand in gebreke is gebleven en ik kan hem met een goed woord op
" de rechte weg brengen, en als hij die verkeerd gedaan heeft zich
" betert,dan is de zaak afgedaan, meer verlang ik niet. Zelfs als ik
" een van jullie zou moeten straffen, zou de ergste straf voor mij
" zijn; want ik zou er het meest onder lijden. Wanneer een vader een
" ongezeglijke zoon heeft, wordt hij vaak kwaad en grijpt naar de
" zweep die in bepaalde omstandigheden gebruikt moet worden. En hij
" doet goed want qui parcït virgae odit filium suum. Niettemin zou
" mijn hart het niet goedkeuren, noch het slaan, noch het zien er-
" van. Niet dat ik wanorde zou toelaten: o, nee! vooral niet als het
" gaat om dingen die erger-nis zouden geven aan de kameraden: in dat
" geval zou ik verplicht zijn tot hem te zeggen: Je kunt niet bij
" ons blijven! Maar dat is een middel om ieder ongenoegen tussen mij
" en jullie te voorkomen. Laat ons allen een enkel hart vormen! Ik
" ben hier bereid om jullie in alle omstandigheden te helpen. Jullie
" zijn van goede wil. Wees oprecht, wees eerlijk, zoals ik het ben
" tegenover jullie. Als iemand in gevaar is, dat hij zich dan laat
" helpen en het me zeggen; heeft er een wat verkeerd gedaan, laat
" hij het dan niet verzwijgen, maar integendeel proberen het kwaad
" ongedaan te maken. Als ik de zaken ken en van jullie zelf verneem,
" zal ik wel proberen een uitweg te vinden, omdat alles gaat om jul-
" lie geestelijk en tijdelijk welzijn.Ik wil degenen niet veroorde-
" len die van God vergeving hebben gekregen enz. enz.
II
"
Ik moet jullie iets van groot gewicht vertellen, en wel
" dat jullie me moeten helpen in een onderneming, in een aangelegen-
" heid die me al zolang ter harte gaat: die van jullie zielen te
" redden. Dat is niet alleen het voornaamste, maar de enige reden
" waarom ik hier gekomen ben. Maar zonder jullie hulp kan ik niets
" doen. We moeten tot overeenstemming komen en tussen jullie en mij
" moeten echte vriendschap en vertrouwen heersen.
"
Bedenk wat een geluk het voor jullie geweest is in het
" Oratorio te zijn opgenomen. Als jullie thuis de mis wilden bijwo-
" nen, moesten jullie ver lopen of vroeg opstaan of veel te lang;
" wachten hier echter zijn jullie op een paar passen afstand van de
" kerk en kunnen jullie iedere dag de H. Mis bijwonen,zonder dat het
" jullie veel moeite kost. Als jullie thuis wilden gaan biechten,
" moesten jullie tot de zondag wachten, soms moesten jullie er ver
" voor gaan en soms was de priester niet te vinden. Maar hier hebben
" jullie iedere zaterdag, iedere zondag en alle dagen de priester
" gereed om naar jullie te luisteren. Als jullie thuis te communie,
" wilden gaan was er vaak niemand om de communie uit te reiken, of
" je moest wachten of een priester gaan roepen. Dikwijls waren er
" misschien kameraden die op niets anders uit waren dan om de draak
" te steken, omdat jullie te communie gingen; maar hier kunnen jul-
" lie zo vaak te communie gaan als jullie willen, en er is niemand,
" die jullie daarbij

40.10 Page 400

▲back to top
- VII/395 -
" voor de gek zal houden, niemand die erop staat te letten, wanneer
" jullie gaan of wanneer jullie niet gaan. Als men op een dorp een
" bezoek wil brengen aan het heilig Sacrament moet men nu eens door
" de regen heen, dan door de brandende zon; soms is de kerk dicht;
" soms wilde men thuis dat jullie meehielpen bij het oogsten; maar
" wie belet jullie hier in de tijd van de recreatie de kerk binnen
" te gaan om Jezus en de heilige Maagd Maria te bezoeken en een
" Onzevader of Weesgegroet te bidden, en dan terug te keren naar
" het spel? Hier hebben jullie goede vrienden, stichtende voor-
" beelden, goede raadgevingen; hadden jullie dat thuis ook alle-
" maal? Hier zijn alle mogelijke omstandigheden om een beetje goed
" te doen voor jullie zielen: de oversten hebben geen andere taak
" dan jullie te helpen.
"
- Misschien zal de een of ander vragen: "Wat hebben we
" eraan, profijt van die middelen te trekken?"
"
En ik antwoord: - "Er niet van profiteren is hetzelfde als
" iemand die aan een tafel zit en de kostelijke spijzen en heer-
" lijkste dranken voorgezet krijgt, maar die in plaats van te eten
" en te drinken, naar de vliegen en het plafond blijft kijken."
"
- "Maar waarom eet je niet?"
"
- "0, ja, ja... ik zal eten... ik zal morgen eten."
"
- "Maar morgen is die tafel er niet meer!"
"
- "Laat mij gerust, wat een gezaag!"
"
Mijn beste jongens, jullie zullen mij vragen waartoe die
" godsvruchtoefeningen dienen. Kunnen jullie daaraan twijfelen? Op
" de eerste plaats helpen ze je om de eeuwige zaligheid te verwerven
" en in de hemel te komen; en bovendien hebben jullie er veel aan
" voor de studie. Dat heb ik al verscheidene jaren opgemerkt. Als
" een jongen goed zijn godsdienstplichten nakomt, dan houden zijn
" kameraden van hem evenals de oversten; hij onderscheidt zich in
" de klas, bij hem thuis is hij de vreugde van zijn ouders en van
" de pastoor. Degenen echter die niet willen horen van godsvrucht,
" zijn de wanhoop van hun oversten; hun kameraden kunnen hen niet
" lijden, omdat ze van de een zijn spullen afnemen, met een ander
" vechten en een derde uitschelden of plagen; thuis zijn ze de
" schande van hun familie, een voorwerp van verachting voor allen.
" En als ze groot geworden zijn? Dan heeft zo eentje zijn jaren ver-
" daan en staat hij met lege handen...
III
"
Een ding waarvoor ik jullie wil waarschuwen is, dat als
" jullie naar huis schrijven, jullie nooit onwaarheden moeten
" schrijven, maar de dingen moeten zeggen zoals ze zijn. Hoewel er
" brood volop is en er helaas nu eenmaal overal stukken en halve
" broodjes zijn, is er een die durft schrijven dat men de jongens
" hier laat honger lijden. Er is er een die niet is overgegaan om-
" dat hij niet gestudeerd heeft, maar hij laat zijn ouders weten dat
" men onrecht-

41 Pages 401-410

▲back to top

41.1 Page 401

▲back to top
- VII/396 -
" vaardig geweest is en dat de leraren en de assistenten hem slecht
" behandelen. Sommigen, die een hekel hebben aan de voorschriften,
" lui zijn en alleen van eten en drinken houden, hebben overal wat
" op aan te merken omdat niets hun bevalt. Maar waarom doet men zo
" iets, beste jongens? Waarom dingen te zeggen die in strijd zijn
" met de waarheid? Als jullie oog troebel is en het alles in onzui-
" vere kleuren ziet, wat kunnen we daar dan aan doen? Ik verdedig
" hier het huis niet, omdat het huis daar geen behoefte aan heeft
" en honderden jongens uiterst blij zijn dat ze hier zijn bij ons,
" bij Don Bosco! Wanneer de een of ander er zich overigens niet
" thuisvoelt, moet hij beseffen dat we niemand met geweld hier hou-
" den. Wie niet over de tafel tevreden is kan zich door zijn familie
" naar een andere kostschool laten sturen, of naar huis schrijven
" dat ze hem moeten komen terughalen. Daar schuilt geen kwaad in,
" ze doen maar wat ze het beste vinden. Blijven of gaan; maar laat
" men altijd oprecht blijven.
"
Maar niet alleen richt ik me vanavond tot de mopperaars,
" maar ook tot degenen die het niet met woorden zeggen, doch door
" daden tonen, dat het Oratorio geen plaats is voor hen. Luister!
" Er is een spreekwoord dat zegt: de kruik gaat zo lang te water tot
" zij breekt. Er zijn jongens die proberen een openhartige indruk te
" maken, zodat hun schelmerijen verborgen blijven. Ze verbergen zich
" hier of daar om de klas of de studie te ontlopen, ze stelen van
" hun kameraden wat die in hun koffers liggen hebben; ze houden be-
" paalde gesprekken die een christelijke jongen niet passen, en le-
" ven in volkomen gerustheid over zichzelf, zeggende: niemand heeft
" het gezien. Zulke jongens vergeten dat, al merkt ook geen enkele
" overste iets, de almachtige God er is die het gezien heeft en hun
" streng rekenschap zal vragen. Maar zou het trouwens wel waar zijn
" dat de oversten niets weten? Zeker kunnen ze de eerste keer vrij-
" postig zijn en ook een tweede, maar niet meer. Er zijn te veel
" ogen hier in het Oratorio om iets niet te zien en uiteindelijk
" komt alles aan het licht. Laat ook diegenen verstandig worden, nu
" ze er nog de tijd toe hebben, en door hun gedrag bewijzen dat ze
" graag in het Oratorio zijn; anders zou men hen moeten zeggen lie-
" ver naar huis te keren.
"
Daarom moeten zowel dezen als genen in het vervolg eerlij-
" ker zijn. Ik stel mijn hart voor elk van jullie open; als er iets
" is wat me niet bevalt, zeg ik het; als ik een standje te geven
" heb, geef ik het onmiddellijk, in het openbaar of onder vier ogen.
" Ik maak er nooit een geheim van; ik draag het hart op de tong.
" Doen jullie dat ook, beste jongens. Als er iets is dat jullie niet
" aanstaat, praat er met me over; we zullen dan zien het te onder-
" vangen; als jullie een stommiteit hebben uitgehaald, vertrouw me
" dat dan toe voordat anderen het te weten komen en we zullen alles
" in orde brengen. Als jullie naar me luisteren en zo handelen, we-
" ten jullie wat er dan gebeurt? Zolang als jullie in het Oratorio
" zullen zijn, zullen jullie blij zijn, en als ge naar huis gaat,
" zult ge welgezind weggaan en van allen een goede herinnering be-
" waren en zullen we altijd vrienden zijn.

41.2 Page 402

▲back to top
- VII/397 -
IV
"
In de geschiedenis leest men dat een machtig keizer afge-
" vaardigden stuurde naar paus Innocentius XI om hem te verzoeken
" goedkeuring te hechten aan bepaalde verlangens van hem die in
" strijd waren met de rechtvaardigheid. De ambassadeur gebruikte
" zijn beste welsprekendheid om de paus aan te tonen dat het niet
" aanging een dergelijk vorst te kwetsen. De paus luisterde
" zwijgend.
"
- "Heiligheid", vervolgde de ambassadeur; "mijn souverein
" belooft de godsdienst zeer ter wille te zijn en de Kerk te be-
" schermen."
"
- "Ik kan niet", antwoordde de paus ten slotte.
"
- "Uwe Heiligheid gelieve te bedenken dat hij onmetelijke
" rijkdommen bezit en dat hij de kerken ruimschoots zal steunen en
" ook U veel gunsten zal kunnen verlenen als dat nodig mocht zijn."
"
- "Dat kan ik niet."
"
- "Heiligheid, als uw vijanden u beledigen, is hij bereid
" u met al zijn legers te verdedigen."
"
- "Het kan niet."
"
- "Heiligheid, mijn soeverein zou kwaad kunnen worden en
" later zou het u kunnen berouwen zijn verontwaardiging te hebben
" opgewekt."
"
- "Ik kan niet."
"
- "Dus..."
"
- "Dus, omdat u zo aanhoudt, keer naar uw keizer terug en
" zeg hem: de paus zegt: "Als ik twee zielen had, zou ik er graag
" een van geven aan hem, dus prijsgeven aan de ondergang, en me
" tevreden stellen met de andere te redden; doch ik heb er slechts
" een."
"
Dat is een grote gedachte, een paus waardig! Hetzelfde zeg
" ik tegen jullie, beste jongens. We hebben slechts één ziel. Als we
" er twee hadden, zouden we er een aan de duivel kunnen geven om
" onze hartstochten voldoening te schenken. Maar we hebben er maar
" een! Wat zal dus ons besluit zijn? Ze aan de duivel geven, zodat
" hij er zich meester van kan maken? 0, nee! Ze aan de Heer schen-
" zodat we haar voor eeuwig redden; om ze aan de Heer te schenken,
" ken, moeten tal van dingen gedaan worden en vele nagelaten; het is
" daarom onze plicht na te gaan welke die dingen zijn die we kunnen
" beoefenen of nalaten. Ik heb jullie dat al grotendeels aangeduid
" en hoop dat jullie mijn vermaningen ten nutte zullen maken. Jullie
" moeten dus tegen de duivel zeggen als hij iets vraagt dat tegen
" het geweten indruist: - "Ik kan niet, ik kan niet, omdat ik maar
" één ziel heb!" - Dat is de ware christelijke logica, het is een
" betere redenering dan die van de wijzen van de wereld© Maar denk
" erom dat de duivel ook redeneert. Hij heeft filosofie gestudeerd,
" geschiedenis, theologie en aardrijkskunde en verstaat de kunst om
" te redeneren met geslepenheid, die hij doet voorkomen onder ver-
" leidelïjke vormen om jullie te bedriegen. Hij geeft toe dat we
" maar één ziel hebben, maar hij voegt eraan toe: "De mens is ge-

41.3 Page 403

▲back to top
- VII/398 -
" boren om te genieten; de tijd om te genieten is in het bijzonder
" die van de jeugd, daarom coronemus nos rosis.
"
Maar als we hem vragen: - "Wat zal er in de toekomst van
" ons worden? dan zegt hij: - "Och, laat de toekomst maar schieten;
" denk aan het heden."
"
- "Maar als ik doe wat je verlangt, wat wacht me dan in het
" andere leven?"
"
- "0, daar moeten we niet over praten." En met dat woord
" bedoelt hij: - "Doe nu het kwaad en in het andere leven weet ik
" wel wat me te doen staat, dan zal ik wel met je afrekenen." - Zo
" redeneert de duivel en zo laat men zich ten gronde richten.
"
Maar wij echter redeneren met Onze Lieve Heer, die ons
" zal belonen in dit en in het andere leven. Toen de heilige Naza-
" rius de Genuezen ging bekeren, sprak hij hun over de ziel, de
" godsdienst en de hemel; maar ze wilden er niet van horen. Toen zei
" de heilige: - "Luistert: als jullie de ware God willen dienen zal
" hij jullie honderd op een schenken." - En de Genuezen, die koop-
" lieden waren, riepen uit: - "Hé, we krijgen nu met moeite 5 pro-
" cent en die God zal ons honderd op een geven?" - En zonder verwijl
" werden allen christen. Laten wij ook, beste jongens, denken aan
" het honderdvoudige, maar in geestelijke zin, dat God voor ons
" heeft weggelegd! O, wat zullen jullie gelukkig zijn, als jullie
" je hele leven lang deze gedachte voor ogen houden; we hebben
" slechts één ziel. Als die gered wordt, is ze voor eeuwig gered;
" als ze verloren gaat is ze voor altijd verloren.
V
Don Bosco gaf drie herinneringen met drie woorden: een raad, een
vriend, en een gedachte. 1. Veelvuldig biechten; 2. Jezus Christus is
alles waar het op aan komt; 3. De hemel.
Zijn woorden vonden de weg naar de harten, door de waarheid die ze
bevatten, de genade die ze vergezelde en doordat ze bekrachtigd werden
door een liefde die zorg droeg voor iedere behoefte van de leerlingen.
Ziekte, neerslachtigheid en ontmoediging ontgingen zijn aandachtig oog
niet, en hij probeerde voor alles het nodige middel te vinden. Als hij
onaangenaam nieuws kreeg van de familie van zijn jongens, deelde hij het
hun zelf met onvergelijkelijke fijngevoeligheid mee. Honderden malen
viel hem de taak ten deel aan de ene of de andere jongen de dood van hun
vader of moeder te moeten meedelen.
Tegen het einde van september stierf vrijwel onverwacht in zijn
woonplaats Monticelli d'Olgiate, de vader van de jongen Antonio Sala,
die in die dagen hulp verleende in de portiersloge. Na de maaltijd liet
Don Bosco hem bij zich komen in de refter. Sala ging er meteen verwon-
derd heen en vroeg: - "Wat kan ik voor u doen?"
- "Ik wil in jouw gezelschap koffie drinken!" - en hij schonk ook
hem vriendelijk een kopje in. Toen ze de koffie gedronken hadden, deelde
hij hem geleidelijk het droeve nieuws mee. Sala begon direct te huilen,

41.4 Page 404

▲back to top
- VII/399 -
maar Don Alasonatti stelde hem gerust, ondersteunde hem en zei aan zijn
oor: - "Een vader van je is gestorven, maar er rest je nog een andere."
Tenslotte gaf Don Bosco hem de verzekering dat als zijn familie
het gematigde kostgeld niet meer zou kunnen betalen, hij bereid was hem
voor de hele tijd van zijn studie gratis bij zich te houden. De jongen
ging onmiddellijk naar huis om verschillende zaken te regelen en vandaar
schreef hij aan Don Bosco: "Werkelijk, de tranen die ik schrei over het
verlies van mijn vader veranderen, als ik aan u denk, ogenblikkelijk in
tranen van troost en blijdschap.
Antonio Sala werd priester. Hij werd algemeen econoom van de con-
gregatie en sprak dikwijls over de bewonderenswaardige blijken van goed-
heid die hij van Don Bosco in zulke droevige omstandigheden had ontvan-
gen.
Naast de korte toespraken die Don Bosco voor de jongens hield,
vernoemt Don Bonetti enkele belangrijke raadgevingen die hij aan de
priesters en clerici gaf, hetzij gedurende conferenties, of als hij met
hen in de refter of op de speelplaats was. - "Pas ervoor op", zei hij,
"om met misprijzen te spreken over een gebrek van een jongen vooral in
zijn tegenwoordigheid of in die van zijn kameraden." - Als u een verma-
ning moet geven, doe het dan onder vier ogen, in het geheim en zo vrien-
delijk mogelijk. - In het algemeen, enkele zeldzame gevallen daargela-
ten, moet men de gemaakte fouten niet op laten lopen, alvorens een ver-
maning te geven. Men moet direct en openhartig spreken. Degene die zich
betert prijzen en de tragen aanmoedigen. - Ter wille van de vrede in het
huis moet ge nederig en verdraagzaam zijn. Ook als een overste door ont-
vangen inlichtingen een vermaning geeft of iets overdrijft of iets ver-
keerd begrijpt, moet ge steeds met eerbied naar zijn opmerking luiste-
ren: en in die gevallen de vermaning als een preventief geneesmiddel op-
vatten. - Een overste moet een vader zijn, een geneesheer en een rech-
ter, maar bereid om te verdragen en te vergeten.
Op een dag beval hij het onderhouden van de regels aan en zei dat
men er geen enkel onder allerlei voorwendsels mag overtreden, als men
Gods zegen op het Oratorio wilde laten neerdalen. Ten bewijze las hij
een stuk uit een brief voor die hem op de 2 september geschreven was
door een benedictines van het klooster van S.Maria del Fiore, bij Firen-
ren: "Ter wille van de gezondheid van de zusters zijn de voorschriften
ten aanzien van het koorgebed gewijzigd, en van dat ogenblik af ging de
gezondheid in het klooster achteruit, vooral onder de jonge zusters.
Sinds meer dan vijf jaar is er geen zuster meer geprofest en intussen
stierven er dertien terwijl er verschillende ernstig ziek zijn. Het
schijnt klaarblijkelijk dat dergelijke veranderingen van de regels de
Heer niet welgevallig zijn."
In september moest Don Bosco eveneens denken aan diegenen onder
zijn jongens die de geestelijke staat verkozen hadden. Dat waren zijn
oogappels, evenals de seminaristen die tot het diocees van Turijn be-
hoorden en die, niet wetend waar ze in de vakantietijd moesten blijven

41.5 Page 405

▲back to top
- VII/400 -
of wier familie te arm was om hen op te nemen, onderdak kwamen vragen
bij Don Bosco. Hij ontving hen op vaderlijke wijze en bijna vier maanden
lang schonk hij hun gratis wat voor hun levensonderhoud nodig was.
Intussen schreef hij naar kanunnik Vogliotti, rector van het se-
minarie en pro-vicaris van het aartsbisdom ook om zich te verontschuldi-
gen voor een verwijt dat de kanunnik hem gemaakt had.
"
Zeereerwaarde Heer Rector,
"
"
Ik zend u hierbij afschrift van de punten voor het ge-
" drag van de kandidaten voor de inkleding; zoals ze door al de
" oversten van ons huis werden gegeven. Wanneer Antonio Ghella het
" aantal der vastgestelde fouten niet te veel overschrijdt, dan zou
" ik u willen vragen welwillend te zijnen opzichte te willen zijn;
" het zij ter wille van zijn waarlijk voorbeeldig gedrag, dan wel
" voor de morele zekerheid die hij in de voortzetting van zijn
" studies aan de dag legt.
"
De jongens Antonio Birocco, Francesco Cuffia, Angelo Nasi
" van het bisdom Ivrea en Felice Alessio vragen u via mij hen te
" willen opnemen in het bisdom Turijn.
"
Hoewel ze arm zijn, val ik niemand lastig, daar ik hen gaar-
" ne in huis neem en hun voorzie van alles wat nodig is voor de dien-
" sten die ze aan het Oratorio zouden kunnen verlenen.
"
Van deze zelfde gelegenheid maak ik gebruik om uw aandacht
" te vestigen op de twee voornaamste fouten bij de plechtigheden in
" de Dom (met de elleboog op het altaar leunen en geen hulp verle-
" nen bij het afleggen van de koorkap in de sacristie). Ik meen dat
" deze fouten niet mogen toegeschreven worden aan degenen die van
" ons Oratorio komen, maar aan twee van het seminarie van Chieri die
" momenteel in ons huis verblijven. Aldus werd me verteld. Deson-
" danks zal ik niet nalaten onze clerici en leraren krachtig aan te
" sporen zich met meer zorg te bekwamen ten aanzien van de goddelij-
" ke diensten.
"
"
" 1863
Pr. Giovanni Bosco
Hij zorgde echter niet alleen voor de belangen van zijn leerlin-
gen, maar eveneens voor die van de priesters van buiten het diocees, zo-
als blijkt uit de volgende twee brieven, enige tijd later aan dezelfde
kanunnik Vogliotti gericht.

41.6 Page 406

▲back to top
- VII/401 -
"
Hoogeerwaarde Heer,
"
"
De jongen Berardi, over wie u me gisteren sprak, is inder-
" daad die van wie ik me iets herinnerde. Hij is in ons huis ge-
" weest en was van behoorlijk goed gedrag, zowel bij de studie als
" in moreel opzicht. Hij is uit eigen vrije wil hier weggegaan, zeg-
" gende dat hij wilde ophouden met studeren; daarna heb ik niets
" meer over hem gehoord. Het doet me thans plezier dat hij zich voor
" het examen van de seminaristen heeft opgedaan; want daaruit blijkt
" dat hij zich goed gehouden heeft.
"
Don F... komt me bijna iedere dag bezoeken en vraagt mij
" steun en geld. Als u zijn zaak maar eens ooit tot goede resultaten
" kon leiden, zou dat me genoegen doen en het zou een ware liefde-
" daad zijn voor deze priester die de verkeerde weg opgaat.
"
Ik sluit hierbij de brief in van de seminarist Antonio
" Duina, leerling van ons huis. Doet u er maar mee wat u in de Heer
" goed lijkt.
"
Altijd narigheden, altijd narigheden. De Heer schenke u
" rijke genaden en zegen en geve u eens de rijkdom van de hemel.
" Amen.
"
Uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 21 oktober 1863
Pr. Giovanni Bosco.
"
Hoogeerwaarde Heer,
"
"
Vandaag, zaterdag, kan ik niet naar de curie komen, zoals
" ik gewild had; en daar ik enkele dringende zaken moet regelen,
" ben ik zo vrij u met dit schrijven het volgende te vragen:
"
1. Wees zo goed de brief te lezen van Mgr. Caccia en er een
" paar regels van aanbeveling bij te schrijven of tenminste de
" handtekening te legaliseren om een einde te maken aan de zaak F...
" die ons zoveel last heeft bezorgd.
"
2. Wilt u eens nagaan of u de kwijtschelding kunt verkrij-
" gen ten gunste van de seminarist Secondo Provera, waaraan Mgr. de
" bisschop van Casale me herinnert: aanvaard welwillend dat ik u
" lastig val; ik zal vanavond door al onze jongens een Weesgegroet-
" je voor u laten bidden. Met oprechte dankbaarheid noem ik mij van
" u, hoogeerwaarde,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 14 november 1863
Pr. Bosco Giovanni
De kroniek maakt nog melding van een andere liefdedaad. "In die
tijd wendden zich dikwijls de rectoren van colleges en tehuizen tot Don
Bosco om leraren en assistenten. Als hij kon, ging hij op hun verzoeken
in om er clerici te plaatsen die zich niet geroepen voelden tot het le-
ven van het Oratorio en die niet tot het bisdom Turijn behoorden of die
niet zeker waren van hun roeping. Aan kanunnik Domenico Costa, die een
assistent vroeg voor zijn klooster van de H. Filippus te Chiavari, bood
hij de clericus Turletti di Vernante aan, eerstejaars filosofiestudent
en die achttien jaar oud was.

41.7 Page 407

▲back to top
- VII/402 -
HOOFDSTUK
LI.
Intussen naderde de vastgestelde tijd voor de buitengewone zitting
aan de universiteit voor degenen die het lerarendiploma wilden verwerven
voor de eerste drie klassen gymnasium. De priesters die zich met hoop op
een goed resultaat hadden voorbereid, waren Don Michele Rua, Don Fusero
Bartolomeo, Don Domenico Ruffino; en de twee clerici Giovanni Bonetti en
Giacinto Ballesio. Ze hadden ervoor gezorgd alle vereiste documenten ge-
reed te hebben, maar men vroeg alleen dat van het gymnasiale toelatings-
examen. De vijf aspiranten waren geslaagd in het examen van filosofie in
het seminarie van Turijn, dat, zoals gezegd, al meerdere jaren als ge-
lijkwaardig aan het lyceumexamen beschouwd werd. Daarvan legden ze der-
halve de documenten van de curie over. Maar Commandeur Ricotti, rector
van de universiteit, die vooringenomen bleef tegen het werk van Don Bos-
co, erkende ze niet als geldig en wilde hen niet toelaten. Misschien
hadden hij en enkele andere er spijt van dat zij de vier toegelatenen
voor de colleges in de letteren in de maand juli dispensatie hadden ver-
leend van het lyceumexamen. Zodoende vervloog de hoop om wettige leraren
te verkrijgen voor het Oratorio en Mirabello.
Wat gedaan? De tijd drong en er was ook geen mogelijkheid meer om
andere certificaten te verkrijgen. Alleen het gebed kon deze moeilijk-
heid uit de wereld helpen en dat deed het inderdaad. Enkele dagen later
vernam men dat de rector op het platteland was; bij zijn afwezigheid
moest hij voor de leiding van de universiteit worden opgevolgd door de
oudste onder de praesides van de verschillende faculteiten. Dat was die
van de theologische faculteit, Serafino Angelo, hoogleraar in de specu-
latieve theologie. Bij een nieuwe poging onderwierp de plaatsvervanger,
die een verstandig en welwillende persoon was, al de papieren van de
kandidaten van het Oratorio aan een onderzoek en meende geen enkel be-
zwaar tegen hen te kunnen aanvoeren. Hij zei er zelfs bij: "Ik weet dat
de studies op het seminarie met grotere nauwgezetheid gedaan worden dan
op bepaalde colleges van de regering."
Alle kandidaten werden toegelaten. De examens vonden plaats van 15
tot 20 september. Enkelen verkregen alle stemmen van de examinatoren en
de anderen behaalden heel toereikende resultaten.
Voor het Oratorio was dit een tweede triomf; maar Don Bosco die
heel goed aanvoelde dat het in de toekomst onmogelijk zou zijn zich te
bedienen van certificaten van het seminarie voor de filosofie om daar-
mee diploma's te verkrijgen of zich te laten inschrijven aan de univer-
siteit, had besloten van dat ogenblik af zijn leerlingen op te geven
voor het gymnasiale examen.

41.8 Page 408

▲back to top
- VII/403 -
Hij begon in 1864 met Tommaso Luigi Jarak, Placido Perucatti en
Costanzo Rinaudo daarvoor op te geven.
Wetende echter dat zijn plan gedwarsboomd zou worden door de
kwaadwilligheid van zijn tegenstanders, ging hij naar Nicomede Bianchi,
toen rector van het gymnasium van Carmine om deze minder vijandig te
stemmen. Toen Don Bosco hem verteld had, dat hij drie leerlingen in zijn
welwillendheid kwam aanbevelen, antwoordde deze met een air van onpar-
tijdigheid, dat hij geen aanbevelingen kon aannemen, en dat de enige mo-
gelijke aanbeveling de kennis en de studie van de jonge examinandi was;
de wet was duidelijk; hij hield zich stipt aan de wet; de jongens moes-
ten zich onderwerpen aan wat dezelfde wet voorschreef en het resultaat
van hun examen zou zeker zijn. Don Bosco antwoordde dat hij juist geko-
men was om hem te verzoeken de belangen van zijn jongens inderdaad te
behartigen in overeenstemming met die wet. Het was voor hem ter ore ge-
komen dat er in de examencommissie iemand zat die niet ingenomen was met
zijn leerlingen, en dat hij daarom een beroep deed op de bekende loyali-
teit en rechtschapenheid van de rector, opdat hij iedere vooringenomen-
heid uit de geest van de examinatoren zou verdrijven. Dat hij ook geko-
men was om alle ophelderingen te verschaffen die nodig mochten geacht
worden over de methode van zijn onderricht en over de bevoegdheid van
zijn leraren; hij besloot met te zeggen dat hij geen gunsten nodig had
en niet om uitzonderingen vroeg, in de overtuiging dat zijn jongens die
niet nodig hadden.
"Als het zo gesteld is", merkte Nïcomede Bianchi op, "kan de
zaak slechts goed gaan. Wees gerust, prent de jongens in moed te houden
en ik geef u de verzekering dat er van generlei partijdigheid sprake zal
zijn." Nadat hij enigermate vriendelijk verschillende inlichtingen be-
treffende het Oratorio bekomen had, hernieuwde hij zijn toezeggingen
toen Don Bosco afscheid nam. Deze waren echter verdacht. Rínaudo deed
zich immers op voor het schriftelijke werk Latijn en dat werk werd afge-
wezen. Gevraagd naar de redenen kreeg men voor antwoord dat, daar het
werk te goed was, het niet anders dan overgeschreven kon zijn. Don Bosco
ontkende die bewering en door zijn vele bemoeiingen kreeg hij gedaan dat
Rinaudo tot het mondelinge examen werd toegelaten; maar daar wordt hem
verweten dat dit werk niet van hem geweest was. Rinaudo verzekert dat
dat wel het geval is en op zijn aandringen besluiten de examinatoren dat
hij het opstel in hetzelfde vertrek nog eens zal schrijven. Rinaudo
neemt meteen de pen ter hand. Het onderwerp is hetzelfde. Hij maakt het
opnieuw met nieuwe argumenten, nieuwe gedachteontwikkelingen, nieuwe
zinswendingen, zodat dit tweede stuk nog veel beter slaagde dan het
eerste. Verbluft waren de examinatoren toen wel verplicht hem eenstemmig
te promoveren. Ook voor de twee anderen was men zeer streng, maar ze
behaalden eveneens goede resultaten.
Een tijd daarna deden deze drie zich op voor het toelatingsexamen
voor de colleges in de letteren en doorstonden met grote lof de proef.
Deze feiten toonden aan voor wie van goede wil was, hoezeer in het Ora-
torio de klassieke studiën in grote eer gehouden werden en betekenden
een duidelijke logenstraffing van sommige kranten en vervolgers.

41.9 Page 409

▲back to top
- VII/404 -
Om aan te tonen met hoeveel ijver er in het Oratorio gestudeerd
werd, zullen we hier even over uitweiden. In de volgende jaren deden an-
dere leerlingen van Don Bosco zich op voor de gymnasia van Turijn en
wekten de bewondering van de examinatoren. Bovendien zond Don Bosco,
hoewel toen het toelatingsexamen van de gymnasia niet verplicht was,
niet zelden bij het einde van het schooljaar, de beste van zijn leerlin-
gen naar het examen in de retorica van de openbare gymnasia, waar ze
steeds prachtige resultaten behaalden. Daarvan gaf mede prof. Bacchia-
loni Carlo, directeur van het gymnasium van de H. Francesco di Paola
getuigenis. Toen later het toelatingsexamen voor het gymnasium wettelijk
werd voorgeschreven, gaven zich ieder jaar jongens van het Oratorio
daarvoor bij de rijksexaminatoren op ten getale van dertig, veertig en
meer. Zij slaagden niet zelden als eersten en overtroffen met hun cij-
fers de leerlingen van al de open- bare en particuliere scholen van
Turijn.
Prof. Antonio Parato, directeur van het gymnasium Monviso, thans
Massimo d'Azeglio genaamd, was van geestdrift vervuld over de resultaten
van de Oratorio studenten, die voor het merendeel door zijn commissie
waren geëxamineerd. Behalve dat ze zorgvuldig alle vakken voorbereid
hadden, was er ook het aantal die door hun leraren aangemoedigd waren
met enkele boeken als prijs en klassieke schrijvers zowel prozaschrij-
vers als dichters van buiten geleerd hadden. Hun studie was hun doorlo-
pende bezigheid.
Bovengenoemde professor zei meer dan eens aan Don Celestino Duran-
do, sprekende over de examens van de jongens van het Oratorio, dat hij
zich niet het geweldige voordeel kon voorstellen dat ze veroorzaakt had-
den aan de leerlingen van de burgerlijke scholen, door de wedijver die
ze verwekt hadden; niettemin werden ze nooit door deze laatste scholen
overtroffen.
Van deze bloei van het Oratorio, die kennelijk een zegen van God
was, waren dezelfden getuigen die de vervolging ervan hadden gelast of
uitgeoefend. Over enkelen van hen hebben wij de ellendige gebeurtenissen
verhaald, die hun leven in rouw dompelden en het lijkt hier niet mis-
plaatst eveneens een gebeurtenis te memoreren, waarin men ziet hoe Gods
gerechtigheid zwaar degene trof, die het meest de schuldige bedoeling
had om het werk van Don Bosco te vernietigen. Wanneer wij de ongelukken
weergeven die hem troffen, doen we dat met groot medelijden en met het
enige doel een nuttige lering te verschaffen aan wie dit lezen en aan
die openbare of particuliere personen die zich tegen het werk van God
zouden willen verzetten.
Wie zich werkelijk met een ijver, zoals men er aan de dag legt voor
een edele zaak, tegen het Oratorio inspande, was Ridder, naderhand Com-
mandeur Stefano Gatti. Hij begon in 1860 blijk daarvan te geven, zoals
we ter plaatse hebben verteld. Don Bosco had het ongetwijfeld niet aan
zijn welwillendheid te danken dat de scholen toen en nu niet gesloten
werden en meerdere honderden arme jongens van het Oratorio niet de
straat op gestuurd waren. Terwijl hij steeds overvloeide van beleefdheid
en gemakkelijke bescherming beloofde, deed hij in het geheim zoveel
kwaad als hij maar kon.

41.10 Page 410

▲back to top
- VII/405 -
Hij liet laster publiceren in kranten die vijandig stonden tegenover
godsdienst en zeden. Hij vroeg enkele exemplaren van het leven van Dome-
nico Savio "om me te stichten", zo schreef hij, "met deze heldhaftige
deugden", maar in werkelijkheid om het tot onderwerp van spot en mis-
prijzen te maken in vele artikelen die gepubliceerd werden in een krant
te Asti, die Il Cittadino heette. Hij stelde alles in het werk om de on-
dergang van het Oratorio te bewerken, zoals hij er helaas in geslaagd
was vele andere gelijksoortige instituten tot de ondergang te brengen.
Maar de arme man werd in zijn verwachting teleurgesteld. Vanaf de dag
dat hij, in de war geraakt, de deur niet meer kon vinden en een kleer-
kast binnenliep, scheen de fortuin hem de rug toegekeerd te hebben en
een dichter zou zeggen dat die kast voor hem een doos van Pandora werd,
die alle onheilen van de wereld bevatte. Want enige tijd daarna trof hem
een smartelijk ongeluk doordat zijn vrouw, door van een trap te vallen,
haar leven lang ongelukkig bleef.
Door de overplaatsing van de hoofdstad uit Turijn; later uit Floren-
ce naar Rome, hoopte Gatti zijn lot te kunnen verbeteren en door zijn
werkzaamheid had hij dat wel verdiend, maar hij had nog een open reke-
ning bij de goddelijke Voorzienigheid; vandaar dat hij, toen hij bij
zijn oversten en gelijken in ongenade viel, niet alleen geen voortgang
verkreeg in zijn carrière, maar dat hij er steeds meer op achteruitging.
Ook zag hij zich na een poosje, door toedoen van een mededinger, zelfs
van zijn ambt beroofd en op non-activiteit gesteld. Deze onverwachte te-
genslag, deze wrede ontgoocheling had een ongunstige invloed op zijn
geestvermogens; de stakkerd werd eerst zwijgzaam en melancholiek; daar-
na idioot en zinneloos en uiteindelijk raakte hij het verstand volkomen
kwijt. In die toestand kon hij soms schreien als een kind, of ook wel
te keer gaan als een bezetene, zodat iedereen die hem zag en hoorde tot
het diepste medelijden werd bewogen.
Daar hij steeds de gedaante van zijn vijand voor zich zag,
schreeuwde hij aanhoudend: "0, hij heeft me ten onder doen gaan." Ver-
schillende keren trachtte hij zelfmoord te plegen.
Overgebracht naar een huisje nabij Felizzano, zijn geboorteplaats,
dat hem in betere tijden tot buitenhuis gediend had, werd zijn krankzin-
nigheid eerder erger dan beter, zodat hij tot razernij verviel. Daar
diende hij, in een vlaag van de hoogste verstandsverbijstering, zijn ar-
me echtgenote een vreselijke trap toe, nam haar daarna bij het hoofd en
sloeg het verscheidene keren met zo groot geweld tegen de muur, dat ze
stierf aan schedelbreuk. Kort daarna eindige ook zijn leven, van alle
menselijke hulp ontdaan.
We zouden hier kunnen herinneren aan de pijnlijke reeks ongeluk-
ken die neerkwam op het hoofd van degenen die vol haat het bestaan van
het Oratorio belaagden; maar we zetten er een punt achter. Het moge vol-
staan op te merken dat het hier verhaalde het elders al uitgesproken

42 Pages 411-420

▲back to top

42.1 Page 411

▲back to top
- VII/406 -
oordeel bevestigt, namelijk dat God ook aan Don Bosco schijnbaar had be-
loofd, wat hij ook al aan de aartsvader Abraham had toegezegd: - "Ik zal
hen zegenen die u zegenen en vervloeken die u vervloeken: Benedicam be-
nedicentibus tibi, et maledicam maledicentibus tivi.(1)
(1) Gen. 12,3.

42.2 Page 412

▲back to top
- VII/407 -
HOOFDSTUK
LII.
Het enige, maar niet laatste werk van Don Bosco in dat jaar, was
de stichting geweest van het college van Mirabello. Hij had het regle-
ment ervoor geschreven, gebaseerd op dat van het Oratorio, met vermel-
ding van al de verplichtingen van alle oversten en leerlingen, met wij-
ziging van wat niet van toepassing was in de aard van het instituut; en
behalve de hoofdstukken die de hoofdassistenten van de slaapzalen en het
dienstpersoneel betroffen (1) behield hij alle hoofdstukken van het
tweede deel die handelen over de tucht.(2) Dit reglement moest als het
ware het fundamenteel statuut vormen, ook van al de andere huizen, die
met verloop van tijd zouden geopend worden.
Hij eiste dat er terdege rekening mee gehouden zou worden. Daarom
bepaalde hij, dat in het begin van elk schooljaar, in navolging van het
gebruik in het Oratorio, dat reglement zou worden voorgelezen voor de
jongens van het college, verzameld in de studiezaal, in aanwezigheid van
al het leidend en onderwijspersoneel en dat men niet de artikels zou
weglaten die de diensten en de plichten van elke overste afzonderlijk
betroffen, met inbegrip van die van de directeur zelf. Don Bosco ver-
klaarde dat de leerlingen moesten zien dat ook de oversten aan het re-
glement onderworpen waren, dat zij hun plicht deden en niet eigenmachtig
handelden wanneer ze gehoorzaamheid eisten, toezichtmaatregelen namen,
opmerkingen maakten en zo nodig tot dwang overgingen. Dat voorlezen
moest de leerlingen doordringen van de trouw der oversten aan hun plich-
ten zodat deze, als voorbeelden, eerlijk zouden kunnen zeggen: - "Ik ge-
hoorzaam; gehoorzamen jullie ook."
Het gebeurde dat dit de ene of andere niet aanstond, maar toen
Don Bosco later door ons erover ondervraagd werd, verklaarde hij dat hij
op dat voorlezen stond, en dat hij het in het Oratorio in praktijk zou
brengen zolang hij kon.
(1) Voor het personeel voegde hij er echter dit artikel aan toe:
7. - Niemand weigere welke nederige arbeid ook en bedenke dat God rekenschap zal
vragen over de vervulling der plichten van staat, en niet of men schitterende taken
en opdrachten vervuld heeft. Bij het dagelijkse werk dient iedereen te bedenken dat
zowel degene die nederige arbeid verricht, als hij die zijn brood verdient met preken,
biechthoren en met andere nog verhevener taken der priesterlijke bediening, in de
hemel dezelfde beloning zullen krijgen op voorwaarde dat zij werken tot meerdere eer
van God.
(2) Zie Aanhangsel, Deel IV.

42.3 Page 413

▲back to top
- VII/408 -
Maar het reglement moest volgens de geest van de Oratoriotradities
geïnterpreteerd worden, tradities die als grondslag van de opvoeding der
leerlingen het veelvuldig naderen tot de sacramenten hadden. En opdat
dat de ereplaats zou bekleden in een college, had Don Bosco bepaald, dat
de geestelijke directeur, in de persoon van de overste, de hoogste waar-
digheid en gezag vertegenwoordigde. Hij moest preken, les in theologie
geven en na het avondgebed het avondwoordje houden. Hij was de gewone
biechtvader van de communiteit. Hij moest iedere morgen onder de mis
stipt op tijd in de biechtstoel zijn en op de vooravond van elke feest-
dag of van de oefening voor een goede dood dezelfde ijver als Don Bosco
voor het heil der zielen aan de dag leggen.
Tegelijkertijd echter moesten iedere week, en bij bepaalde gele-
genheden vaker, biechtvaders van buiten worden uitgenodigd. Aan de jon-
gens was volledige vrijheid toegestaan in de keuze van de biechtvader.
Zij werden niet verplicht te communiceren, hoewel aangemoedigd het te
doen en het werd hen op allerlei manieren gemakkelijk gemaakt. Bij gele-
genheid van een algemene heilige communie werd er geen enkele rangorde
aangegeven voor het verlaten van de banken om naar het altaar te gaan,
zodat er geen aantekening gehouden werd van wie niet communiceerde.
De rol van de directeur was van vaderlijke aard en daardoor een
ambt dat het hart en het vertrouwen van de jongens moest winnen; in geen
geval mocht hij een hatelijke taak op zich nemen, hoe onbeduidend ze ook
was. Dat was uitsluitend de taak van de andere oversten.
De prefect was met de materiële leiding belast, met de discipline
in heel het college, met het ontvangen en uitdelen en verzenden van de
post en het wegzenden van een leerling. Om bepaalde relaties tussen de
directeur en de ouders van de leerlingen te vermijden, had alleen de
prefect zijn bureau in de buurt van de portiersloge, waar hij alle re-
gisters bijhield en mensen ontving.
Het toezicht op het morele en religieuze gedrag, de kerk, de
slaapzalen, de ziekenafdeling was toevertrouwd aan de catechist, de ad-
ministratie, de wandelingen en het theater aan de directeur van de stu-
diën.
Deze drie oversten met enkele andere raadsleden gaven de cijfers
voor gedrag; met een dergelijke vergadering bemoeide de directeur van
het huis zich nooit; de leerlingen waren hiervan op de hoogte, daar ze
hem steeds in hun midden zagen gedurende die tijd.
Een dergelijk systeem leek het beste, was bijzonder vruchtbaar en
deed de leerlingen steeds een bewonderenswaardig en onmiskenbaar ver-
trouwen in de directeur stellen, terwijl ook een verheugend vaak gebruik
van de sacramenten en een groot aantal priester- en kloosterroepingen er
de vrucht van waren. Maar wat noodzakelijk was voor de stichting van de
Vrome Sociëteit werd niet meer geschikt geacht na de dood van Don Bosco
door het opperste hoofd van de Kerk; en daar het woord van de paus het

42.4 Page 414

▲back to top
- VII/409 -
woord van Jezus Christus is, werden zijn bepalingen geëerbiedigd.
Toen Don Bosco klaar was met het reglement, dat verscheidene ja-
ren in manuscriptvorm bleef, hield hij zich bezig met het opstellen van
het programma van het nieuwe college. Hij liet het drukken en stuurde
een exemplaar aan alle pastoors van het bisdom Casale en aangrenzende
diocesen. Het werd het model voor die van vele andere van zijn colleges.
Na die voorbereidingen, koos Don Bosco, toen hij van het heilig-
dom van Oropa terug was, degenen die het kleine seminarie moesten bestu-
ren, nadat hij karakter en bekwaamheden had nagegaan om ieder zijn meest
geëigende taak te geven. Hij legde daarbij grote tact aan de dag en in-
derdaad beantwoordden al de aangewezen personen aan aller verwachtingen.
Ondanks de juistheid van zijn opvattingen, wilde hij overleg ple-
gen met zijn kapittel, zoals hij in zulke gevallen steeds deed.
Benoemd werden tot directeur Don Michele Rua, tot prefect de cle-
ricus Francesco Provera, tot catechist de clericus Giovanni Bonetti en
tot directeur van de studiën de clericus Francesco Cerruti.
Tot hun metgezellen werden aangewezen de clerici Paulo Albera,
Francesco Dalmazzo, Francesco Cuffia en de jongens-aspiranten tot de
geestelijke staat Domenico Belmonte, Angelo Nasi en Felice Alessio.
Aan deze zijn beminde zonen scherpte Don Bosco in, vooral de gees-
telijke roepingen indachtig te zijn. Hij drong er bij hen op aan gehoor-
zaamheid en aanhankelijkheid ten aanzien van de bisschop te betrachten,
graag te doen wat er van hen gevraagd werd en alles te doen om de dioce-
sanen aan te sporen om hem eerbied en gehoorzaamheid te betuigen. Hij
beval volkomen eerbied aan voor het gezag van de pastoor, bijvoorbeeld:
men zou hem vragen om te komen biechten of mis te lezen, of een van zijn
geestelijken daarvoor te zenden; om te assisteren bij sommige plechtig-
heden, bij het catechismusonderwijs, bij academies en theater; om desge-
vraagd de zangers het parochiefeest te laten opluisteren of de priesters
in de parochiekerk te laten celebreren of voor de zielzorg te werken;
tenslotte zouden ze doen wat verenigbaar was met de orde van het college
en zich hoeden voor iedere stijfhoofdigheid. Hij wees de oversten even-
eens op hun plicht om, zodra ze kwamen, allereerst hun opwachting te ma-
ken bij de bisschop en de pastoor, en om eveneens het wereldlijke gezag
met verschuldigde eerbied te bejegenen.
Aan Don Rua en zijn metgezellen gaf hij nog een andere belangrij-
ke raad, die hijzelf steeds in praktijk bracht. Namelijk een schrift aan
te leggen met de titel: Ervaringen en daarin aantekening te houden van
alle bezwaren, wanordelijkheden en vergissingen, die af en toe gemaakt
werden, in de klassen, de zalen, op de wandeling, in de houding tussen
de jongens onderling, tussen oversten en ondergeschikten of tussen de
oversten zelf, en in de contacten van het college met de ouders van de

42.5 Page 415

▲back to top
- VII/410 -
jongens, met vreemde personen, met de onderwijsautoriteiten, hetzij we-
reldlijke of kerkelijke. Ook moest er aantekening gehouden worden van de
maatregelen die men nodig achtte om vele onordelijkheden op buitengewone
feesten te ontlopen en zo verder. Tevens moest men rekening houden met
de redenen van verandering in de dagindeling of van functies of va-
kanties of klassen in bepaalde omstandigheden. Daarna moesten af en toe
de eigen aantekeningen worden herlezen en bestudeerd; en vooral, bij het
terugkeren van overeenkomstige omstandigheden, nagaan wat er bij vorige
gelegenheden gedaan was, om op een verstandige manier alles te regelen,
de fouten na te gaan en de manier om ze te herstellen. Ook beval hij aan
dat voor de uitnodigingen tot feesten of toneelvoorstellingen, aanteke-
ning gehouden zou worden van de namen der personen die men behoorde of
moest uitnodigen.
Aan Don Rua werden in het bijzonder zeer wijze normen gegeven om
zijn belangrijke taak van directeur goed te kunnen uitoefenen. Hij be-
loofde hem, dat hij ze hem enkele weken later ook nog schriftelijk zou
geven. Dat belangrijke document leggen we de lezer hier voor.
"
Aan zijn beminde zoon Don Michele Rua
"
Giovanni Bosco, pr. Heil in de Heer
"
"
Daar de goddelijke Voorzienigheid heeft toegelaten dat er
" een huis opgericht is, bestemd om het welzijn te bevorderen van de
" jeugd te Mirabello, heb ik gemeend de meerdere eer van God te die-
" nen door de leiding daarvan aan U toe te vertrouwen.
"
Maar daar ik niet altijd naast u kan staan om u sommige din-
" gen te zeggen, of beter te herhalen, die ge misschien al in prak-
" tijk hebt zien brengen, meen ik goed te doen u hier enkele punten
" op te schrijven die u dienstig kunnen zijn bij het werk.
"
Ik spreek tot u met de stem van een liefhebbende vader, die
" zijn hart opent voor een van zijn meest geliefde zonen.
"
Ontvang ze dus in mijn eigenhandig schrift als onderpand van
" de genegenheid die ik u toedraag, en als zichtbaar teken van mijn
" levendig verlangen dat u veel zielen voor de Heer zult winnen.
"
"
I.
"
Over uzelf.
"
" 1. Niets moet u van uw stuk brengen.
" 2. Ik raad u aan, verstervingen te vermijden bij het eten en iede-
"
re nacht niet minder dan zes uur rust te nemen. Dat is nodig
"
om de gezondheid te behouden en het welzijn der zielen te be-
"
vorderen.
" 3. Celebreer de Heilige Mis en bid het brevier op vrome, godvruch-
"
tige en aandachtige manier. Zorg zelf dat te doen en prent het
"
ook uw onderhorigen in.
" 4. Iedere ochtend een weinig meditatie, in de loop van de dag een
"
bezoek aan het Heilig Sacrament. De rest, zoals bepaald door de

42.6 Page 416

▲back to top
- VII/411 -
"
regel van de sociëteit.
" 5. Tracht u meer bemind dan gevreesd te maken; laat bij het beve-
"
len en berispen steeds merken dat u het goede verlangt en niet
"
uit humeurigheid handelt. Verdraag alles als het erom gaat de
"
zonde te verhoeden; al uw inspanning moet gericht zijn op het
"
welzijn van de zielen van de aan u toevertrouwde jongens.
" 6. Denk na alvorens een beslissing te nemen in belangrijke geval-
"
len en aarzel niet steeds die dingen de voorrang te geven die
"
tot meerdere eer van God lijken te strekken.
" 7. Wanneer u rapport wordt uitgebracht over iemand, zorg er dan
"
voor de feiten op te helderen alvorens te oordelen. Vaak zul-
"
len u dingen gezegd worden die balken lijken en slechts stro-
"
halmen zijn.
"
Over de leraren
" 1. Zorg ervoor dat het de leraren aan niets ontbreekt wat nodig
"
is voor hun levensonderhoud en rust. Houd rekening met hun
"
vermoeidheid; en als ze ziek zijn of eenvoudig onwel, zend
"
dan direct een plaatsvervanger naar hun klas.
" 2. Zorg ervoor dikwijls met hen te spreken, hetzij alleen of geza-
"
menlijk; zie toe dat ze niet te veel werk hebben, of het hun
"
ontbreekt aan kleren en boeken; of ze enigerlei moreel of
"
lichamelijk leed dragen; of er zich in de klas leerlingen be-
"
vinden die een berisping of bijzondere aandacht verdienen met
"
het oog op de omvang of de manier van onderricht. - Zodra u
"
sommige bijzondere noden bekend zijn, doe dan wat u kunt om
"
erin te voorzien.
" 3. Dring er in een geschikte bespreking op aan dat ze alle jongens
"
van de klas zonder onderscheid overhoren, en dat ze om de beurt
"
van elk het werk voorlezen; dat ze bijzondere vriendschappen
"
vermijden alsook de partijdigheid onder hun leerlingen; als er
"
een plechtigheid, een noveen of ook een eenvoudig feest ter ere
"
van Maria nadert, laat hen daarvan dan in de klas een sobere
"
aankondiging geven.
"
"
Over de assistenten en hoofdassistenten van de slaapzalen
" 1. Wat er gezegd is ten aanzien van de leraren kan grotendeels
"
toegepast worden op de assistenten en hoofdassistenten van de
"
slaapzalen.
" 2. Zorg ervoor dat het hun aan niets ontbreekt om hun studie te
"
kunnen voortzetten; zorg er dus voor dat iemand hun les geeft
"
en dat ze tijd hebben om te studeren.
" 3. Zorg ervoor met hen te spreken om hun mening te vernemen over
"
het gedrag van de hun toevertrouwde jongens. Dat ze stipt hun
"
plicht vervullen en de speeltijd met de jongens meedoen.
" 4. Indien u bemerkt dat iemand van hen een bijzondere vriendschap
"
sluit of u er bespeurt wier zedelijk gedrag ook maar even ge-
"
vaar loopt, geef hem dan voorzichtig een andere plaats, zo
"
nodig andere bezigheden; en indien hij het moreel van een met-
"
gezel of van sommige jongens in gevaar brengt moet ge hem ter-
"
stond van zijn taak ontheffen en mij onmiddellijk de zaak voor-
"
leggen.

42.7 Page 417

▲back to top
- VII/412 -
" 5. Roept de leraren enkele malen bijeen, met de hoofdassistenten
"
van de slaapzalen en van de wandelingen en zeg hun dat ze al-
"
les moeten doen om onbehoorlijke gesprekken te voorkomen en om
"
boeken,geschriften, afbeelding, hic scientia est, en wat ook
"
te verwijderen dat de koningin der deugden, de zuiverheid, in
"
gevaar brengt. Ze moeten de jongens goede raad geven, liefdevol
"
met hen omgaan, en als ze sommige leerlingen kennen, die ge-
"
vaarlijk zijn voor hun kameraden, het u zeggen en er een voor-
"
werp van algemene zorg van maken.
"
Over het dienstpersoneel
" 1. Ze mogen niet te vertrouwelijk met de jongens omgaan en regel
"
het zo dat ze iedere morgen de H.Mis kunnen bijwonen en tot de
"
Heilige Sacramenten naderen iedere veertien dagen of eens in
"
de maand.
" 2. Wees steeds liefdevol bij het bevelen en laat in iedere omstan-
"
digheid blijken dat het u om het welzijn van hun ziel te doen
"
is.Men sta niet toe dat er vrouwen op de slaapzalen van de jon-
"
gens of in de keuken komen, noch omgaan met iemand van het huis
"
tenzij uit naastenliefde of noodzaak.
" 3. Ontstaan er onenigheden tussen leden van het personeel en de
"
jongens of anderen van het seminarie, luister dan met goedheid
"
naar elk; maar vertrouw in de regel aan elk afzonderlijk uw me-
"
ning toe, zodat de een niet weet wat er tegen de ander gezegd
"
wordt, tenzij er omstandigheden optreden die een andere weg
"
verkieslijk maken.
" 4. Er dient een hoofd van het dienstpersoneel te worden aangesteld
"
van beproefde eerlijkheid, die vooral moet toezien op het werk
"
en op het zedelijke gedrag van de ondergeschikten en ijverig er-
"
op let dat er niet gestolen wordt en er geen slechte taal ge-
"
sproken wordt.
"
Over de jonge studenten
" 1. Onder geen enkel beding ooit een jongen aannemen die van een
"
ander college is weggezonden of die u anderzijds toeschijnt van
"
slechte zeden te zijn. Indien ondanks de nodige voorzorg er
"
toch zo iemand wordt aangenomen, geef hem dan ogenblikkelijk
"
veilig gezelschap, dat hem nooit alleen laat. Wanneer hij iets
"
fout doet, berispe men hem bij de eerste keer, maar bij de
"
tweede inbreuk zende men hem onverwijld van het seminarie weg.
" 2. Doe al wat u kunt om zoveel mogelijk tijd van de recreatie on-
"
der de jongens door te brengen, en zorg ervoor hun een vriende-
"
lijk woord in het oor te fluisteren, naargelang zich de gele-
"
genheid daartoe voordoet en u merkt dat ze er behoefte aan heb-
"
ben. Dat is het grote geheim om u meester te maken van het hart
"
van de jongens.
" 3. Toon u ogenblikkelijk bereid om de biecht te horen van de jon-
"
gens, maar verleen hun de vrijheid om bij anderen te biechten
"
als ze dat willen. Doe alles wat in uw vermogen is om nooit
"
iets van wat gij u uit de biecht herinnert te laten doorsche-
"
meren in uw gesprekken. Toon evenmin enige schijn van partij-
"
digheid voor wie liever bij een ander biecht.

42.8 Page 418

▲back to top
- VII/413 -
" 4. Zorg voor de oprichting van de vereniging van de Onbevlekte
"
Ontvangenis, maar u moet er alleen de bewerker van zijn en
"
niet directeur; het moet beschouwd worden als het werk van de
"
jongens.
"
Over de externen
" 1. De liefde en de hoffelijkheid zijn de karakteristieke kenmer-
"
ken van een directeur, zowel tegenover de internen als tegen-
"
over de externen.
" 2. In geval van materiële zorgen moet hij al het mogelijke doen,
"
zelfs ten koste van enig nadeel, ter wille van de liefde.
" 3. Indien naderhand geestelijke of eenvoudig morele vraagstukken
"
aan de orde komen, moeten de beslissingen die genomen worden
"
steeds tot de meerdere eer van God strekken en tot het heil
"
der zielen. Verplichting, koppigheid, vergeldingsdrang, eigen-
"
liefde, billijkheid, aanmatiging en zelfs de eer, alles moet
"
in dat geval worden opgeofferd.
" 4. Wanneer overigens de zaak van ernstige betekenis is, is het
"
goed tijd te vragen om te bidden en raad te vragen aan een
"
of ander vroom en verstandig persoon.
Na het feest van de H. Rozenkrans moest Don Rua naar Mirabello
vertrekken, in gezelschap van zijn brave en edelmoedige moeder, die de
zorg gehad had voor het wasgoed van de leerlingen. Intussen had Don
Provera in september zich beziggehouden met het verzorgen van de nood-
zakelijke benodigdheden, die uit Turijn gezonden waren voor dat grote
gebouw; hij had verder contracten afgesloten met leveranciers en voor
het aannemen en inschrijven van de leerlingen gezorgd. Het dorp ver-
wachtte Don Bosco, die besloten had het te bezoeken tijdens de herfst-
wandeling. Hij verzorgde echter, alvorens weg te gaan, eerst de Letture
Cattoliche.
De drukkers werkten aan de voorbereiding van de afleveringen voor
de laatste twee maanden van het jaar.
Voor november: Gesprekjes over de geboden van de Kerk, door Giu-
seppe Frassinetti, pr., pastoor de S. Sabina te Genova.
Voor december: De mens wikt en God beschikt. Italiaanse vertaling
van Pietro Bazetti, pr. Het verhaalt de teruggave van een wederrechte-
lijk verkregen erfenis, eerste oorzaak van goddelijke straffen over een
gezin; en daarna vrede en geluk voor de schuldige, die zijn plicht ver-
vult. In een aanhangsel voegde Don Bosco er twee wonderbare genezingen
aan toe, verkregen door bemiddeling van Domenico Savio. Hij had veel
vertrouwen in deze jonge heilige; spoorde degenen die tot hem hun toe-
vlucht wilden nemen aan, om een noveen te houden en iedere avond een On-
zevader en een Weesgegroet ter ere van het H. Sacrament te bidden en een
Salve Regine tot de Heilige Maagd voor wie Savio een grote devotie gehad
had, en hij zette hen aan tot vertrouwen op Gods goedheid.
Met deze twee afleveringen werd ook uitgegeven: Il Galantuomo,
nieuwjaarsgeschenk voor de Italiaanse katholieken: Almanak voor het

42.9 Page 419

▲back to top
- VII/414 -
schrikkeljaar 1864. Dit was de inleiding:
"
De Galantuomo dient zich dit jaar aan ín een nieuw en wijd
" kleed en hoopt dat hem geen slechte ontvangst ten deel zal vallen.
" Hoewel hij elf jaar geleden kennis maakte met het geëerde publiek,
" is hij toch nog erg verlegen en gemakkelijk bang te maken. Als ie-
" mand lelijke gezichten tegen hem zou trekken, zou hij er bang van
" worden en, ocharme, erdoor sterven van verdriet. Wanneer men ech-
" ter niet kwaad op hem is, zal de Galantuomo aan de feesttafel van
" de nieuwjaarswensen blijven zitten (en wie zou een Galantuomo
" kwaad kunnen bekijken?) en belooft hij het volgende jaar terug te
" komen om zijn erkentelijkheid te betuigen en, als hem geen leed
" geschiedt, verzekert hij dat hij stralend en glimlachend zal ko-
" men. Hij wenst onder geen voorwaarde ruzie te maken en zou ieder-
" een de hand willen drukken ten teken van wederzijdse gemeenschap-
" pelijke gedachten en gevoelens. God geve dat hij het komende jaar
" deze vreugde mag genieten.
"
Beste vrienden, houdt u goed, weest blij met alle goeds dat
" van God komt. Leest me, laat anderen mij lezen en leeft gelukkig.
Uit deze inleiding valt gemakkelijk te begrijpen dat de kwestie
van het eigendom van de Letture Cattoliche nog steeds levend was. De
directie, nog steeds in handen van de mensen van Ivrea, administreerde
ongecontroleerd de abonnementen en kon er zich niet bij neerleggen dat
de afleveringen gedrukt werden in het Oratorio van de H. Franciscus van
Sales. Van nu af liepen er geruchten over die onenigheden die de voort-
zetting van dit goede werk op het spel zetten.
Maar Il Galantuomo, die zich niets van zulke zaken aantrok, publi-
ceerde een plechtige oproep tot het volk. Dit werd voorafgegaan door de
inleiding, verschillende aardige verhalen en belangrijke beginselen, een
aanbeveling aan de gelovigen van het werk der lampen, die brandend ge-
houden moesten worden voor de altaren waarin het H. Sacrament bewaard
werd, met twaalf overwegingen, één voor elke maand, die waarheden bevat-
ten die door de ketters en oppervlakkige lieden werden bestreden.
Men dient te weten dat in die tijd, en jaren daarna nog, een pries-
ter uit het bisdom Mondovi, Don Giuseppe Ambrogio, op een treurige ma-
nier op pleinen en straten optrad. Half als priester en half als leek
gekleed, met een lange, slordige baard en met de manieren van een beze-
tene, trok hij ongestraft van stad tot stad en ook naar de kleine dorpen
om de bevolking op te zetten tegen de godsdienst en het priesterschap te
kleineren. In sommige plaatsen kreeg hij de ontvangst die hij verdiende
en werd op beschamende wijze weggejaagd. De carabinieri die met zijn
verdediging belast waren, moesten hem dikwijls in de gevangenis stoppen
om hem te beveiligen voor de woede van het volk, dat walgde van zijn on-
beschaamdheid en godslasteringen. Het lag in zijn bedoeling naar Castel-

42.10 Page 420

▲back to top
- VII/415 -
nuovo te gaan, maar vond niet de moed zover door te dringen. De inwoners
daar hadden nauwelijks gehoord dat de apostaat naar hun dorp kwam om het
te verpesten met zijn stellingen, of ze herinnerden zich terecht het ta-
fereel uit 1857 tegen de protestanten. Daarom gaf men hem te verstaan
liever een andere richting in te slaan als hij niet wilde dat de ont-
vangsten, die hem elders bereid waren zich zouden herhalen. Men sprak
niet aan dovemans oor; de bode van de duivel veranderde zijn plan en
ging met zijn onnozele scheldpartijen tegen de Kerk naar een andere
plaats.
Maar in de dichtbevolkte steden, waar hij gesteund werd door de
sektariërs, die hem vijf lires per dag betaalden en door het straatvolk,
hield hij het vol. In Turijn liet men hem vele jaren lang te keer gaan
tegen het pauselijke gezag, het vagevuur, de biecht en de Mis. Wanneer
er een of ander plechtig feest was, of een openbare processie, was men
er zeker van dat op het kerkplein of in de buurt daarvan Don Ambrogio
zou verschijnen. Enkele keren echter deed een beroep op de politie hem
het zwijgen opleggen en verdween hij.
Om de talloze godslasteringen van deze ongelukkige tegen te gaan,
stelde Il Galantuomo dus een onderzoek in naar het leven van Don Ambro-
gio, zeggende dat het zeker niet dat van een heilige priester was, omdat
hij al lang door zijn bisschop geschorst werd om ernstige dingen. Hij
maakte enkele verduidelijkingen van zijn leer en merkte op dat zijn fou-
ten, die de vrucht waren van hoogmoed en onkunde, niet nieuw waren en al
overtuigend bestreden waren door de katholieke schrijvers. Het geschrift
onthulde de domheid van zijn uitvallen tegen de paus, besloot met een
prachtige verdediging van de katholieke priester die door hem beledigd
werd en verwees naar de bewonderenswaardige werken van kanunnik Cotto-
lengo.
Dat beroep moest wel erg onaangenaam zijn voor de beschermers van
Don Ambrogio; een samenraapsel van het schuim der maatschappij, waaraan
hij zich door zijn gedrag verwant gemaakt had, kwam 's nachts om deze of
andere redenen in de buurt van de Giardiniera en de slaapzaal boven de
drukkerij was het mikpunt van hun stenen. Die aanval duurde bijna een
maand. In een van de eerste nachten gingen bijna alle ruiten aan digge-
len en daarom moesten de ramen met tralies worden beschermd.

43 Pages 421-430

▲back to top

43.1 Page 421

▲back to top
- VII/416 -
H O O F D S T U K LIII
Op 1 oktober werd aan de zoon van markies Fassati een brief be-
zorgd die Don Bosco hem geschreven had, toen hij nog in Montemagno was.
Hij moest hem in handen krijgen op de dag dat hij naar het college van
Mongré in Frankrijk zou vertrekken, om te beginnen met de studies die in
overeenstemming waren met zijn maatschappelijke positie. Daar werden on-
geveer vierhonderd jongens van verschillende nationaliteit opgevoed,
maar toch voornamelijk Italianen, allen van adellijke families.
"
Beste Emanuele,
"
"
Luister, alvorens te vertrekken, beste Emanuele, naar een
" paar woorden van een vriend van je ziel.
"
Als je in het college bent, dat je ouders in hun wijsheid
" voor je hebben gekozen, zorg er dan voor deze raadgevingen in
" praktijk te brengen
"
1. Stel groot vertrouwen in je oversten.
"
2. Doe je best de raadgevingen van je biechtvader op te
" volgen.
"
3. Vermijd ledigheid en die kameraden die je misschien
" kwaad hoort spreken.
"
4. Bid iedere dag de heilige Maagd dat zij om het even welk
" kwaad toelaat liever dan je in doodzonde te laten vallen.
"
God zegene je en behoude je in gezondheid en in zijn genade
" tot het nieuwe weerzien in augustus 1864, als we dan nog leven.
" Amen.
"
" Vanuit je zomerverblijf in Montemagno, 1 okt.1863,
"
je toegenegen in J.C.
"
Pr. Bosco Gio.
" Al sign. Marchesino Emanuele Fassati
" Montemagno.
Op 3 oktober vertrokken 's morgens vroeg uit Turijn vele jongens,
die uitgekozen waren voor de najaarswandeling met een deel van de muzi-
kanten. Toen ze door Chieri trokken, hielden ze een pauze bij ridder
Marco Gonella, die onder een groot en prettig tentdak op de binnenplaats
van zijn huis de tafels voor de maaltijd had laten aanrechten.
Op een later uur van dezelfde dag, ging Don Bosco met dertig an-
dere leerlingen naar het station van Porta Nuova. Senator Bona had hem
gratis twee wagons derde klas ter beschikking gesteld voor heel de duur
van die tocht. Het doel ervan was Tortona. Don Bosco stapte met de zij-
nen in een van die wagons, stapte uit in Villanova d'Asti en trok toen

43.2 Page 422

▲back to top
- VII/417 -
langs de heuvelpaden naar Becchi.
Zijn neef Francesco was hem tegemoet gekomen en ontving hem met
grote blijdschap. Ontroerd herinnerde Don Bosco aan zijn broer Giuseppe
en zei daarna tot zijn neef: "We zijn nu je gasten; zorg dat je je best
doet, want wij allen zijn hierheen gekomen om ons best te doen op jouw
kosten."
Don Bosco bezocht de kapel en het huis en vond alles in orde. Don
Cagliero had de noveen gepreekt met een grote oogst van biechten en com-
munies iedere morgen en had er voortdurend op aangedrongen om dagelijks
in de huiselijke kring de rozenkrans te bidden. De volgende dag moest
hij ook de plechtige lofrede uitspreken, en het scheen dat die brave
landbouwers naar niemand anders wilden luisteren, zo geestdriftig waren
ze.
Zondag 4 oktober werd te Becchi het feest van Onze-Lieve-Vrouw
van de Rozenkrans gevierd. 's Maandags gingen de jongens allen de dag
doorbrengen te Castelnuovo, om deken Don Cinzano, die hen verwachtte,
een genoegen te doen. Met zijn gewone gulheid had hij een middagmaal la-
ten klaarmaken voor hen en voor Don Bosco en de priesters van het deca-
naat. Terug in Becchi, stuurde Don Bosco een brief naar Cuneo, gericht
tot baron Feliciano Ricci.
"
Mijnheer de Baron,
"
"
De 60 fr. die u me stuurde ten behoeve van de jongen Pasqua-
" le vanwege zijn voogd, heb ik ontvangen. Ik heb opdracht gegeven
" om, als de boekjes nog niet klaar zijn, waarvan melding gemaakt
" werd, ze zo spoedig mogelijk in gereedheid te brengen; indien ze
" nog niet verzonden zijn, zal dat zo spoedig mogelijk geschieden,
" zo niet alle, dan toch een gedeelte.
"
U hebt gelijk: ik heb al verscheidene keren het plan opge
" vat u een bezoek te brengen, maar ik ben er nog niet kunnen toe
" komen; het zal echter binnenkort gebeuren. Niettemin heb ik nooit
" nagelaten en zal dat ook steeds blijven doen, iedere dag gezond-
" heid en genade van de hemel af te smeken over u, over uw achtens-
" waardige echtgenote en over al uw kinderen.
"
Moge de heilige Maagd ons allen en voor altijd voor zich
" behouden. Amen.
"
Wees zo goed voor mij en voor mijn jongens te bidden.
"
Geheel de uwe in de Heer,
"
uw zeer verplichte dienaar,
" Castelnuovo d'Asti, 5 oktober 1863
Pr. Bosco Giovanni.
"
" P.S. Verontschuldig deze brief; ik heb hem geschreven met de kamer
"
vol jongens, zodat enz. enz.

43.3 Page 423

▲back to top
- VII/418 -
De volgende dag verliet de hele bende van bijna honderd leerlingen
Becchi en na over een afstand van zes kilometer de heuvels te zijn afge-
daald, kwamen zij aan het station van Villanova d'Asti. Daar stonden de
twee wagons weer gereed die gekoppeld werden aan de eerste rechtstreekse
trein naar Alessandria. In Asti stapten ze uit en gingen de stad bezoe-
ken en in het bijzonder de Dom. Ze werden vergezeld door de heer Cerra-
to, bij wie ze eveneens hun maaltijd gebruikten.
In Alessandria bracht de muziek een groet aan de stationschef en
Don Bosco stapte uit om hem te begroeten en een praatje met hem te ma-
ken. En eindelijk kwamen ze in Tortona, het doel van de reis.
Aan het station kwam de rector van het seminarie, kanunnik Ferlo-
sio Don Bosco welkom heten, mede uit naam van de bisschop, Mgr. Giovanni
Negri; ook was er professor Anfossi, die door Don Bosco naar het huis
van baron Garofoldi gezonden was om zijn kinderen gedurende de vakantie
als repetitor bij te staan.
Toen ze onder de klanken van de muziek de stad binnentrokken, lie-
pen talrijke mensen, hoewel het al laat was, toe om de jongens van Don
Bosco te zien voorbijgaan. Ze werden ondergebracht in het seminarie; en
na het avondmaal en de avondgebeden, ging ieder naar zijn kamer. 's Mor-
gens na de heilige Mis, wilde Don Bosco dat ze een tocht door de stad
zouden maken om de kerken te bezoeken; en hij begaf zich naar de bis-
schop om bij hem, waar hij verwacht werd, zijn opwachting te maken. Na
het middagmaal ging hij met zijn leerlingen de plaats van de oude ves-
ting bezichtigen, beroemd door de heldhaftige tegenstand, die ze in 1170
geboden had tegen Frederik Barbarossa. Nadat Don Bosco de overblijfselen
die er nog van bestaan bezocht had, begon hij te vertellen hoe de Fran-
sen, na de overwinning van Marengo, de citadel en de stevige ringmuur
met zijn nieuwe bastions hadden verwoest. Hij sprak vervolgens over de
oudheid van Tortona, beschreef het beleg van Barbarossa ervoor, vertelde
over het Lombardische bondgenootschap en besloot met te zeggen dat de
paus in de vorige eeuwen de redding geweest was van Italië, zoals hij er
thans de enige echte glorie van is. 's Avonds werd door de leerlingen
van het seminarie een groot drama opgevoerd en veel bijval had een ro-
manse die door Don Cagliero getoonzet was, nl. De zoon van de balling.
Onder de talrijke aanwezigen bevond zich baron Cavalchihi Garofolï, die
Don Bosco en zijn jongens uitnodigde bij hem te komen eten.
Het palazzo Guidobone Cavalchini Garofoli, dat een week te voren
de minister van oorlog Della Rovere te gast gehad had, met generaal La
Marmora, Gualterio, Doria en de zonen van Cardenas, ontving thans de
arme leerlingen van het Oratorio. De baron was een bewonderaar van Don
Bosco en diens werken; de barones noemde hem een heilige.
Daarom ontvingen ze Don Bosco en de zijnen graag en gul, omdat ze
een beetje levendige vreugde tussen deze adellijke muren brachten, die
leeg geraakt waren. In die dagen waren de zonen van de baron vertrokken
naar het college van Mongré, en het huwelijk was gesloten tussen zijn

43.4 Page 424

▲back to top
- VII/419 -
dochter Antonia Garofoli en graaf Luigi Cays, zoon van graaf Carlo, een
vooraanstaande weldoener en vriend van Don Bosco.
De baron wilde zelf de leiding nemen bij het aanrechten van de
tafels, opdat de jongens goed bediend zouden worden en daarna nam hij
Don Bosco en zijn priesters en clerici mee naar de eetzaal. De heren
namen zonder meer plaats. Don Bosco echter maakte eerst het kruisteken
en bad het gewone gebed. Toen stonden de anderen op en volgden zijn
voorbeeld. Na de maaltijd sprak Don Bosco, toen hij een groot portret
van kardinaal Cavalchini in de zaal zag hangen, met grote lof over deze
illustere man die, ware het niet vanwege het veto van Oostenrijk, bij de
dood van Pius VII zeker tot paus gekozen was geweest. Ten slotte werd er
wat muziek gemaakt omdat de regen het de jongens onmogelijk maakte zich
in de tuin op te houden.
Gedurende deze dagen maakte Don Bosco verscheidene uitstapjes met
de jongens, zoals kanunnik Anfossi ons vertelde. Ze gingen per trein
naar Broni en kwamen via Voghera, waar de deken van de collegiale kerk
hen had uitgenodigd, te Torre Carofoli waar de grafkelder was van de
adellijke familie van die naam en te Villalvernia, een dorp tussen Tor-
tona en Novi. Daar klommen ze naar het kasteel van markiezin Passa-
lacqua, weduwe van de in de slag bij Novara gesneuvelde generaal. De
markiezin was steeds in de rouw, leefde enkel van gebed en goede werken
en had Don Bosco met veel aandrang verzocht haar met heel haar familie
te bezoeken. De dienaar Gods had toegestemd uit gevoelens van oprechte
dankbaarheid voor de grote steun, die hij van haar ontvangen had. In
gezelschap van mevrouw ging hij eerst naar de kapel van het kasteel,
waar hij bad voor de eeuwige rust van de brave generaal, die de vrome
gewoonte had iedere avond de rozenkrans te bidden, ook onder het strijd-
gewoel. De markiezin liet de jongens de rozenkrans zien, die op het li-
chaam van de overledene gevonden was en hem van vriendschappelijke zijde
was geschonken. Voor 's middags had het personeel een maaltijd bereid en
het gezelschap vertrok weer op tijd, om- dat ze die avond een voorstel-
ling moesten geven in het seminarie.
's Maandagsavonds deelde Don Bosco na het eten mee dat men de
volgende dag moest vertrekken.
Nadat ze de bisschop waren gaan bedanken, vertrokken allen om ne-
gen uur 's morgens naar Alessandria en van daar begaven ze zich naar Mi-
rabello. Don Rua was er al van de 12de. In het college was alles in
orde, alleen waren er nog geen leerlingen. Zodoende konden de jongens
van het Oratorio gemakkelijk onderdak krijgen. Daar brachten ze twee
dagen door, vriendelijk bejegend door de pastoor, de familie Provera en
de bevolking; en van hun kant vergastten zij het dorp op een voorstel-
ling in het college.
Op 17 oktober begaf Don Bosco zich met de zijnen op mars naar
Alessandria en midden op de dag kwamen ze te Turijn aan.
De hele communiteit van het Oratorio onder leiding van Don Arro,
die met zijn woorden de harten met heilige geestdrift vervuld had,

43.5 Page 425

▲back to top
- VII/420 -
wachtte Don Bosco op om zijn aankomst te vieren. Maar nauwelijks was hij
uit de trein gestapt of hij begaf zich onmiddellijk op bezoek naar een
dame in Turijn. Deze was volkomen doof geworden en had hem laten roepen
omdat hij op het punt stond naar Morialdo te gaan. De dienaar Gods had
haar gezegend, onder aanroeping van Maria, Hulp der Christenen en had
haar beloofd door middel van gebaren dat hij haar bij zijn terugkomst
genezen zou aantreffen. Zo was het ook gegaan en de goede dame gaf Don
Bosco het bedrag, dat nodig was om Carlo Buzzetti in staat te stellen
het veertiendaagse loon aan de arbeiders, die aan de grondwerken van de
nieuwe kerk bezig waren„ te betalen.
Don Bosco kwam 's avonds thuis, terwijl de jongens aan de studie
waren, en een van hen die hem door het raam zag, zei zachtjes: - "Daar
is Don Bosco," wat het effect had van een elektrische vonk. Ze wendden
zich allen tot de studieassistent die een instemmend gebaar maakte; en
onmiddellijk renden allen de trappen af, omringden Don Bosco met handge-
klap en kusten zijn hand, alsmaar roepend: - "Leve Don Bosco!" - Hoe
vaak hebben we die onverhoedse uitbarstingen van geestdrift niet gezien!
De ambachtsjongens waren in de deur van hun werkplaatsen komen staan en
deden evenals de studenten.
Te midden van dat feestgeraas ging Don Bosco tot onder de galerij,
gaf te verstaan dat hij wilde spreken en zei: - "Beste jongens! Morgen
is het feest van de zuiverheid van Maria en dat moeten we goed vieren;
ga dus de prefect namens mij waarschuwen en dan ga ik terstond naar het
koor." Velen liepen toen naar de kerk om te biechten de anderen keerden
terug naar de studie.
Op de avond van zondag, 18 oktober, gaf Don Bosco het geestelijke
kleed aan de jonge Belmonte, Alessio en Nasi ten einde het aantal perso-
neelsleden in Mirabello naar verhouding en naar behoefte uit te breiden.
Bij deze vrome plechtigheid was de moeder van Domenico Belmonte
aanwezig. Diep ontroerd, zei ze tegen Don Bosco: - "Vandaag is een ge-
lukkige dag voor mij, maar die van zijn eerste Mis zal ik wel niet mee-
maken. Ik ben bang niet zolang te kunnen leven om mijn zoon nog als
priester te zien!" Glimlachend antwoordde Don Bosco: "U moet niet bang
zijn, u zult hem niet alleen de Mis zien opdragen, maar ook bij hem
biechten." Voor de vrouw en haar zoon leek deze voorspelling zonderling
en onmogelijk. Toen de tijd der wijdingen gekomen was, werd Belmonte op
18 september 1870 priestergewijd, toen hij nog behoorde tot het college
van Mirabello. Zijn moeder was buiten zichzelf van vreugde toen ze de
eerste mis van haar zoon bijwoonde. Ze mocht dat geluk nog vaker smaken,
en moest erkennen dat het eerste deel der voorspelling van Don Bosco was
uitgekomen. Voor het tweede deel leek dat tamelijk moeilijk, omdat Don
Domenico Belmonte steeds in plaatsen werkzaam was, die ver van het
ouderlijke huis verwijderd waren en hij zag zijn ouders slechts zelden.
Maar in 1878, toen hij directeur was van het college van Borgo San-Mar-
tino, werd zijn moeder die in goede gezondheid verkeerde, in de kelder
van haar huis waar ze het wasgoed ging strijken, door een insect gesto-
ken; het wondje werd een bloedzweer. Telegrafisch gewaarschuwd, haastte

43.6 Page 426

▲back to top
- VII/421 -
Don Belmonte zich naar Genola. De ziekte duurde nauwelijks twee dagen.
De zieke had al de sacramenten ontvangen, maar toen ze sterven ging,
vroeg ze haar priesterzoon haar biechtvader voor haar te roepen, zeggend
dat ze hem nog iets toe te vertrouwen had. Maar de pastoor was niet
thuis en niet te vinden. Toen zei ze tot Don Belmonte: "Welnu, luister
jij dan naar me!" - En ze biechtte bij haar zoon. Kort daarop stierf ze.
Verwonderd herinnerde Don Belmonte zich toen de voorspelling van Don
Bosco, die hij zo onverwacht verwezenlijkt zag en dit ontroerende feit
heeft hij ons meermalen verteld.
Don Bosco had hem eveneens voorspeld hoelang zijn leven zou du-
ren. In 1900 zei Don Belmonte tot Don Pietro Cogliolo: "Ik heb nog
slechts een jaar te leven, want Don Bosco zei me dat ik 57 jaar zou wor-
den!" Inderdaad stierf hij op 18 februari 1901 onverwachts aan meningi-
tis. Hij was geboren op 8 september 1843.
Andere voorspellingen van verschillende aard had Don Bosco in die
tijd eveneens gedaan. Prof. Felice Alessio, een van degenen die met Don
Belmonte naar Mirabello gezonden waren, zond ons de volgende aantekening
van 2 maart 1891.
"Ik haast mij u een feit mee te delen van de onvergelijkelijke en
heilige Don Bosco, dat mij steeds bijblijft. Wat ik vertel is volkomen
waar, en ik vertel het tacto pectore, want ik ben priester.
"In 1863 had ik het gymnasium in het Oratorio voleindigd, en
moest het geestelijke kleed aanvaarden; ik vroeg daarvoor, in opdracht
van Don Bosco, verlof aan mijn bisschop. Deze weigerde mij dat. Hij wil-
de mij in het bisdom hebben, en wilde me ook niet een gratis plaats in
het seminarie geven, waar ik wel recht op had, noch mij toestaan van de
liefdadigheid van Don Bosco gebruik te maken. Hij begon zelfs (Don Bosco
vertelde me dat zelf in de refter van de clerici op een avond in okto-
ber), uit te varen tegen Don Bosco, omdat die hem zijn seminaristen af-
nam, en schreef bovendien een brief tegen hem. Toen hij me dat verteld
had, voegde hij eraan toe: "Ik vergeef hem dit, maar God zal dat niet
doen, want die zal hem het gebruik van zijn handen ontnemen." En daarna
werd Monseigneur helaas getroffen door een acute handjicht en stierf aan
deze kwaal. Dit feit heb ik steeds voor een voorspelling van Don Bosco
gehouden.
"Ik voeg hieraan toe dat ik in mijn seminarietijd een leven vol
tegenspoed gekend heb en aangespoord werd om het priesterkleed af te
leggen, tevens met de belofte van een goede betrekking; maar ik heb dat
steeds geweigerd, omdat ik er op de een of andere manier van overtuigd
was dat zij die van Don Bosco het priesterkleed hadden ontvangen, zoals
ik, het nooit meer moesten afleggen."
Kanunnik Ballesio, pastoor te Moncalieri, schreef eveneens: "Op
een morgen hield ik hem gezelschap toen hij koffie dronk; ik deed toen
het eerste of tweede jaar filosofie en dacht aan niets anders dan dat ik
het Oratorio zou verlaten; en zoals gewoonlijk sprekend over onze stu-

43.7 Page 427

▲back to top
- VII/422 -
die, zei hij opeens: - "Jij zult pastoor en kanunnik worden!" – woorden,
die bij mij en mijn kameraden vrolijkheid wekten. Ik herinner me die
woorden nog levendig als hoorde ik ze nu (1906) en ze kwamen me weer
voor de geest toen ze door de beschikking van de Voorzienigheid, waar-
heid werden."
Hervatten wij ons verhaal. Na Don Rua waren ook de anderen op hun
post gekomen. Ontroerend was het afscheid van deze brave zonen van hun
vader en geen oog bleef droog. Op de dag voor hun vertrek keerden ze 's
avonds terug naar zijn kamer om hem te zien en nog eens te spreken en te
groeten. Het was de eerste keer dat zij het Oratorio verlieten om zich
voor een tijd op aanzienlijk verre afstand ervan te gaan vestigen, zij,
aan wie het welhaast onmogelijk leek, zonder Don Bosco te kunnen leven.
Op 20 oktober werd het college van Mirabello geopend en een begin
gemaakt met de klassen, aldus verdeeld: Gymnasium 4de en 5de voor Cerru-
ti, 3de voor Bonetti, 2de voor Cuffia, lste voor Nasi; de lagere: 3de
voor Dalmazzo en 2de voor Alessio.
Met bewonderenswaardige ijver begaven de leraren zich aan het
werk. Ze waren allen jong, maar, zoals Don Bosco zei, bezield door de
geest van Jezus Christus die eeuwig is en die edelmoedige activiteit van
de jongeren ter zijde staat.
Ze waren met weinigen en Don Rua was de enige priester, totdat
Don Bonetti in mei 1864 priester gewijd werd. Daarom moesten ze echt
zwoegen om alles vlot te laten verlopen; maar hun offergeest nam niet
af. Lesgeven in verschillende vakken, voortdurend optreden als assistent
wegens personeelsgebrek, soms zelfs zorgen voor het schoonhouden van het
huis, als het nodig was de bezem hanteren, zo een beetje van alles uit-
voeren en overal aanwezig zijn, ziedaar hun dagtaak.
Pas in 1876, verklaarde Don Bosco, kon men zeggen dat zij de
moeilijkheden overwonnen hadden en de lasten van het personeel lichter
werden. Maar het college werd zo goed bestuurd, dat het in korte tijd
wonderbaarlijke vruchten afwierp. Toen het geopend werd, telde het groot
seminarie van Casale slechts een twintigtal seminaristen onder de stu-
denten in theologie en filosofie; maar enkele jaren later steeg het aan-
tal van hen die de priesterlijke staat omhelsden tot 120, als gevolg van
het aantal leerlingen van Mirabello.
Hij had intussen rond half oktober enkele van de beste leerlingen
van het Oratorio naar Mirabello gezonden, om het zuurdeeg te zijn in de
nieuwe communiteit en Don Angelo Savio, om te oordelen over de geschikt-
heid van bepaalde bezigheden. Vervolgens schreef hij een antwoordbrief
aan Don Rua.

43.8 Page 428

▲back to top
- VII/423 -
"
Beste Don Rua,
"
"
Je beklaagt je erover dat ik je nog niet geschreven heb,
" terwijl ik je iedere dag een bezoek breng.
"
Ik zend je weer een kleine groep. Zo nodig stuur ik je nog
" andere, naargelang je me erom vraagt. Handel in gevallen van deze
" aard maar zoals je het beste toeschijnt in de Heer en als je
" schrijft, meld me dan steeds het aantal van de jongens, van de
" aanvragen. Vergroot het lokaal. Boido komt niet en zijn nummer
" werd aan de kleine Razzetti gegeven, die vrijdag of zaterdag
" komt. Vandaag of morgen komen ook de twee Bioglio's van wie er
" een de reus Goliath is. Don Cagliero belooft te zorgen voor wat
" je vraagt. - Het spijt me dat Peracchio ziek is; zorg dat hij ge-
" neest. - Zo nodig kunnen er in Mirabello een tiental jongens meer
" aangenomen worden. De kleermakers en de schoenmakers kunnen met
" een lokaal volstaan. Wanneer er tweemaal eenzelfde getal staat op
" de kleding van de een of ander, voege men aan een ervan bis toe.
"
We spreken aanhoudend over Mirabello en de Mirabellezen en
" verenigen ons in het afsmeken van alle goeds van de hemel voor
" elkeen.
"
Zojuist komt Don Savio en brengt me goed nieuws. Deo gra-
" tias. Breng ook de aannemingen op honderd en je zult zien dat, re-
" kening gehouden met hen, die niet komen of moeten worden weggezon-
" den of vrijwillig gaan, je er een tachtig overhoudt. Neem als
" uitgangspunt, er geen enkele aan te nemen in de loop van het jaar,
" tenzij in werkelijk uitzonderlijke gevallen.
"
Als er onder degenen die er al zijn, of die gaan of zullen
" gaan, er een mocht zijn die het niet doet voor het kleine semina-
" rie, of ook als er een teveel is, laat het me dan direct weten of
" stuur hem met een briefje en we zullen hier in huis voor hem doen
" wat het beste is.
"
In de hoop op spoedig weerzien en mogen alle heiligen van
" de hemel allen heilig maken, die in gindse huis wonen of komen
" wonen. Amen.
"
Je toegenegen pr.
" Turijn, 28 oktober 1863
Pr. Bosco Giovanni.
"
" Bijzondere groeten aan heel de familie Provera en aan je mama.
De kroniek van Don Ruffino verhaalt:
"Don Rua handelt te Mirabello precies zoals Don Bosco te Turijn.
Hij is steeds door de jongens omgeven; zij voelen zich aangetrokken door
zijn beminnelijkheid en hij vertelt hen steeds iets nieuws. In het begin
van het schooljaar drong hij er bij de leraren op aan dat ze voorlopig
niet te veeleisend moesten zijn en de leerlingen geen standjes mochten
geven om een of andere onachtzaamheid of te grote levendigheid, maar dat
ze veel door de vingers moesten zien. Na het middagmaal brengt hij de

43.9 Page 429

▲back to top
- VII/424 -
recreatie eveneens steeds te midden van de jongens door, spelend of lie-
deren zingend. Bij de gemeenschappelijke studie hebben al de leraren en
de assistenten hun plaats aan een voor hen gereserveerde tafel. De decu-
rionen hebben de beschikking over een lade die met een sleutel afgeslo-
ten is.
"De leerlingen gaan allen samen twee aan twee wandelen: het zijn
er ongeveer negentig. Ze worden begeleid door een assistent en een le-
raar. In de omliggende dorpen worden ze dikwijls uitgenodigd om in het
huis van de een of ander te komen voor een vieruurtje of een verfris-
sing. Maar Don Rua staat niet toe naar iemand toe te gaan. Het is een
hele last als allen samen er naar toe gaan; gaan er slechts enkelen, dan
voelen de anderen zich gekwetst en ontstemd. Op de zondagen preekt hij
twee maal. 's Morgens vertelt hij de gewijde geschiedenis en 's avonds
geeft hij een uiteenzetting van de goddelijke deugden. Op te merken valt
dat wanneer hij 's avonds tot de jongens spreekt, hij zich steeds op een
grappige en vrolijke manier uitdrukt.
... De clericus Belmonte is begonnen met de muziekschool en zijn
leerlingen zullen weldra een zangkoor vormen.

43.10 Page 430

▲back to top
- VII/425 -
H O O F D S T U K LIV.
Ook in het Oratorio werd alles voor het nieuwe schooljaar in ge-
reedheid gebracht. Het voltooide schoolgebouw moest al gauw al de stu-
denten van het gymnasium ontvangen. De directeur van de studies, die Don
Rua opvolgde, was Don Domenico Ruffino, belast met de compagnie van de
Onbevlekte Ontvangenis. Voorzitter van de compagnie van de H. Aloysius,
van het Heilig Sacrament en van de kleine clerus was Don Giuseppe Bon-
giovanni, die zich ijverig bezighield met de oefeningen van de heilige
dien- sten. Hoewel zijn stem niet te best was, slaagde hij er niettemin
in, zich heel gaarne te laten horen in de preken en conferenties, door
de mooie variaties van de stof en de treffende behandeling ervan.
De compagnie van de H. Jozef bezielde de ambachtsjongens tot het
goede; voor hen waren enkele nieuwe en grotere werkplaatsen gebouwd. De
timmerlieden en de metaalbewerkers hadden veel werk verricht voor het
college van Hirabello en de bouw van het Oratorio. De kerk van Maria,
Hulp der Christenen leverde er hun nog meer. In de vertrekken van de
oude portierswoning die leeggekomen waren, werden de schoenmakers en
kleermakers bijeengebracht; zij hadden de handen vol met het maken van
schoenen en kleren voor een zo groot gezelschap. Giuseppe Rossi had het
toezicht over hen.
De drukkerij, toevertrouwd aan rid. Oreglia, was verplaatst naar
een lokaal, gelijkvloers van het gebouw langs de via della Giardiniera.
Drie nieuwe machines waren gekocht en in bedrijf gesteld en men dacht er
spoedig nog twee andere aan toe te voegen. Een dergelijke grote uitgave
was dringend nodig. Buiten het drukken van de "Letture Cattoliche" en de
uitgave van schoolboeken, wendden de voormannen van de katholieke bewe-
ging zich tot Don Bosco voor de publicatie van enkele van hun geschrif-
ten, verhalen of polemieken. En in diezelfde dagen kwam een werk gereed,
dat gewijd was aan het bevorderen der roepingen onder de jeugd en dat
aan de seminaristen de waardigheid leerde kennen waartoe de Heer hen ge-
roepen had. De Armonia kondigde het op 11 november 1863 aan.
"Bij de drukkerij van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales
is een mooie verhandeling verschenen over de voortreffelijkheid van het
katholieke priesterschap, waarin zowel een schat van kennis en een knap-
pe uiteenzetting van de stof, als mooie gevoelens en niet weinig wel-
sprekendheid te waarderen valt.
Wij wensen van harte de schrijver, Don Fontana Giambattista, pas-

44 Pages 431-440

▲back to top

44.1 Page 431

▲back to top
- VII/426 -
toor van Saluggia (1) geluk, des te meer omdat wij weten dat hij de op-
brengst bestemd heeft ten bate van de Sint-Pieterspenning en het Orato-
rio van de H. Franciscus van Sales. Het wordt voor 70 centimes verkocht
in genoemd Oratorio en in de boekhandel Barberis in Vercelli en bij de
schrijver te Saluggia.
Wat de seminaristen betreft kunnen we opmerken dat, nadat de rege-
ring het seminarie van Turijn met de inkomsten had teruggegeven aan het
bisdom, zij in november in gering aantal weer door het seminarie werden
opgenomen; in kleine groepjes hadden zij in particuliere huizen verble-
ven en andere, talrijker, in het Oratorio. Enkelen brachten Don Bosco in
verlegenheid doordat ze vervangen moesten worden in enkele van hun dien-
sten; doch hij hield niet op allen die bij hem achtergebleven waren naar
(1) De twee volgende brieven van Don Bosco aan deze uitstekende priester, werden ons ter
beschikking gesteld, toen deel VI al gedrukt was:
Zeereerwaarde Heer,
Laat je niet van je stuk brengen; had (D .Cafasso) steeds op een kaartje staan dat,
hij in zijn brevier bewaarde. De retraite, die u tot mijn groot genoegen denkt te laten
geven in Saluggia, plaatst mij voor enkele moeilijkheden, die ik misschien niet zal
kunnen overwinnen.
De theol. Borrel, de gewone predikant in dit huis, is ziek geworden. Ik heb mijn
gebruikelijk deel voor mijn rekening willen nemen, plus wat hij deed. Maar dat vermoei-
de me en bracht mijn maag van streek. Sinds Allerheiligen manifesteert zich weer de ge-
bruikelijke bloedspuwing, gevolgd door wat koorts; mijn hele familie weet van deze on-
gemakken niets af; maar ze laten me zeker niet toe een retraite te geven te meer daar
het aantal jongens van het huis de vijfhonderd nadert,
Indien u het goed mocht vinden dat ik me door een ander laat vervangen, geloof ik
te kunnen verzekeren dat we dan van het goede tot het betere komen, maar persoonlijk zou
ik het u niet kunnen toezeggen. Toon u intussen begaan met het lot van Don Bosco en ge-
loof dat ik ben en steeds blijf in de Heer
Turijn, 9 november 1860
Uw toegenegen dienaar
Pr. Bosco Giovanni
"
Geachte Heer Pastoor,
Ten aanzien van de jongen Bracco geloof ik dat er geen bezwaren zijn om hem in ons
huis op te nemen in de zin zoals u schrijft. Daar ik echter uit uw brief begrijp dat u
binnenkort een reis naar Turijn wilt maken, zou ik er de voorkeur aan geven de zaak te
beslissen in een gesprek met u; ik zou ook enkele dingen met u willen behandelen ten
aanzien van het welzijn van uw salesianen die hier in huis verblijven,
Zou u echter niet in de gelegenheid zijn spoedig te komen, zeg dan aan prof. Brac-
co of hij bereid is te komen om het nodige te doen in huis zonder vergoeding met uitzon-
dering van levensonderhoud, kleding en de hemel op het einde van zijn leven, indien hij
braaf is. Daarna kunnen we verder gaan. Het verheugt me zeer dat de biecht van de
jongens goed vooruitgaat; vat moed; mochten er moeilijkheden rijzen, schrik dan niet;
bestudeer de middelen om ze te overwinnen.
Moge de Heer ons allen in zijn genade behouden en geloof me met alle hoogachting
te zijn, van U, dierbare,
de toegenegen vriend,
Turijn, 4 april 1861
Pr. Bosco Giovanni,

44.2 Page 432

▲back to top
- VII/427 -
al de lezingen te zenden die er gegeven werden door geleerde en ervaren
leraren die, al door ons werden genoemd. Onder de leerlingen van het
seminarie en die van Don Bosco heerste volkomen eensgezindheid.
"Ik herinner me, verklaart de theol. kanunnik Ballesio, dat we
voor de seminaristen van het bisdom veel ontzag en eerbied hadden, vol-
gens de gevoelens waarmee Don Bosco ons had vervuld; en er dient opge-
merkt dat ook in de volgende jaren velen van de diocesane seminaristen
als jongens geleefd hadden in het huis van Valdocco.
Al die beschikkingen die Don Bosco trof in de maanden september
en oktober, werden bemoeilijkt door de eisen van de onderwijsautoritei-
ten en de stappen die er moesten worden ondernomen, omdat er pas twee
leraren voor het onderricht aangenomen waren die geen diploma hadden.
Op 9 september nodigde een schrijven onder nummer 2185 Don Bosco
uit om de statistiek van zijn gymnasium over te leggen.
"
Op het ogenblik dat de formulieren voor de statistiek wor-
" den toegezonden, zoals ze dit jaar vastgesteld werden door het
" centraal gezag, wordt u uitgenodigd om de vragen daarop vermeld
" overeenkomstig te beantwoorden. We herinneren eraan dat de sta-
" tistische gegevens van 1861-62 op een ander vel komen dan die van
" 1862-63 en dat er in de kolom voor de opmerkingen moet genoteerd
" worden tussen welke grens de leeftijd ligt van de leerlingen van
" elke klas.
"
De ondergetekende zal zich te meer verplicht voelen,
" naarmate u met grotere zorg het gevraagde verricht.
"
Voor de Kon. inspecteur
"
Vigna
Don Bosco schreef echter aan de inspecteur:
"
Hooggeachte Heer Inspecteur,
"
"
Voor het jaar 1862-63 werd de voorlopige vergunning verkre-
" gen om gymnasiumonderwijs te kunnen geven aan de arme jongens,
" verzameld in dit huis, genaamd het Oratorio van de H. Franciscus
" van Sales, onder voorwaarde dat er in het afgelopen jaar bevoegde
" leraren zouden zijn. Daar de voorlopig aanvaarde leraren echter
" niet de gunst mochten verkrijgen, toegelaten te worden tot de
" eindexamens der Letteren, moesten zij zich beperken tot dat der
" toelating, waarvoor ze zich inderdaad opdeden en ingeschreven
" werden voor de literaire cursus.
"
Nu het erom gaat dezelfde klassen voort te zetten, verzoek
" ik u eerbiedig de leraren, bestemd voor elke klas, als volgt te

44.3 Page 433

▲back to top
- VII/428 -
" willen aanvaarden:
"
Voor de 5de klas gym. Giovanni Francesia, pr., verleden
" jaar voor dezelfde klas aangenomen, al vijf jaar lang toehoorder
" bij de colleges der letteren aan onze koninklijke universiteit en
" met lof toegelaten tot de gewone cursus.
"
Voor de 4de klas gym. de clericus Celestino Durando van het
" 5de jaar theologie, toegelaten toehoorder als boven en toegelaten
" tot de cursus letteren met algemene stemmen.
"
Wanneer het u welgevalliger mocht zijn, kan ik voor dezelf-
" de klas ook prof. Giacinto Ballesio voorstellen, voorzien van het
" diploma voor het lager gymnasiaal onderwijs.
"
Voor de 3de Giovanni Anfossie uit het 5de jaar theologie
" aanvaard als toehoorder en met alle stemmen toegelaten tot de stu-
" die in de letteren.
"
Mocht u bezwaar hebben tegen deze leraar, dan stel ik voor
" Bartolomeo Fusero, pr., leraar in de 4de elementaire klasse en
" professor van de lagere gymnasiale cursus, aanvaard met diploma.
"
Voor de 2de Domenico Ruffino pr., leraar van de 4de elemen-
" taire klasse, met diploma toegelaten voor de lagere gymnasiale
" cursus.
"
Voor de 1ste Vittorio Alasonatti, onderwijzer en met diplo-
" ma toegelaten voor het geven van onderwijs in de eerste twee La-
" tijnse klassen.
"
Voor rekenkunde Angelo Savio, pr., leraar van de 4de ele-
" mentaire klas.
"
Verleden jaar is eveneens opgemerkt dat een lokaal niet hoog
" genoeg bleek om voor voldoende ventilatie te zorgen, zoals de hygi-
" ene dat eist. Hierin werd voorzien door de bouw van een aangren-
" zend lokaal en de leerlingen zullen er worden overgebracht zodra
" de muren voldoende droog zijn.
"
Daar ik zoveel mogelijk vervuld heb wat U mij verleden jaar
" geliefde voor te schrijven, hoop ik voor dit jaar andermaal vergun-
" ning te verkrijgen, te meer indien U zich verwaardigt het liefdadi-
" ge doel te overwegen waartoe deze klassen strekken. Zij hebben im-
" mers tot uitsluitend doel te zorgen voor het welzijn van arme jon-
" gens,die een goede aanleg voor de studie hebben en van goed zede-
" lijk gedrag zijn, maar overigens geheel of bijna verstoken zijn
" van alle middelen, om die geest, die de goddelijke Voorzienigheid
" geschonken heeft, te ontwikkelen.
"
Terwijl een aanzienlijk deel van de jongens in dit huis
" handenarbeid verrichten om een vak te leren, trachten anderen zich
" een graad van kennis eigen te maken, die het hun mogelijk zal ma-
" ken na verloop van tijd op een eerlijke manier hun brood te ver-
" dienen.
"
Met de meeste hoogachting heb ik de eer mij van U, Hoogge-
" achte,te kunnen noemen
"
" Oktober 1863
de zeer verplichte dienaar,
Pr. Bosco Giovanni.
De koninklijke Inspecteur antwoordde hem bij schrijven nr. 2564.

44.4 Page 434

▲back to top
- VII/429 -
"
Turijn, 20 oktober 1863
"
"
U wordt uitgenodigd aan dit bureau de volgende documenten
" te zenden:
" Voor Giovanni Francesia, pr. voorgesteld voor de 5de klas gymna-
" sium,
"
1. Het toelatingsbewijs tot de cursus in de letteren;
"
2. Een verklaring der professoren, die aantoont hoeveel ma-
"
len zij de lessen in de letterkunde als toehoorders bij-
"
wonen.
" Voor de clericus Celestino Durando, voorgesteld voor de 4de gym.
"
dezelfde documenten als hiervoor genoemd.
" Voor Battholomeo Fusero, pr. v.d. 3de kl., Domenico Ruffino voor
"
de 2de en
" Vittorio Alasonatti voor de lste, hun diploma's waaruit hun ge-
" schiktheid blijkt voor het onderricht dat zij wensen te geven.
"
"
De kon. inspecteur
"
F. Selmi
De gevraagde stukken werden direct verzonden en de inspecteur liet
niet lang na, het volgende besluit no. 2743 uit te vaardigen:
"
Turijn, 2 november 1863
"
"
De ondergetekende, gehoord het advies van de provinciale
" Raad in zijn zitting van 16 oktober jl. verleent zijn goedkeuring
" voor het lopende schooljaar - op voorwaarde dat u zich geheel
" naar de wet dient te richten voor het komende schooljaar, - aan
" het onderwijzend personeel, met name:
"
Voor de 5de klas Francesia, pr. Giovanni
"
Voor de 4de klas Durando, clericus Celestino
"
Voor de 3de klas Fusero, pr. Bartolomeo
"
Voor de 2de klas Ruffino, pr. Domenico
"
Voor de 1ste klas Alasonatti, pr. Vittorio.
"
"
De kon. Inspecteur
"
F. Selmi
In alle zaken betekende de prefect Don Vittorio Alasonatti een
grote steun voor Don Bosco, zowel in de materiële in- en uitwendige lei-
ding van het huis als voor de discipline. Zoals we eerder al gezegd heb-
ben, zocht de dienaar Gods hem zoveel mogelijk te ontlasten van vermoei-
ende taken. Desondanks namen met het toenemen van het aantal der jongens
eveneens andere nieuwe zorgen toe voor de prefect, die zich moeite noch
boetedoening spaarde om van God alle zegen over het Oratorio te verkrij-
gen. Don Bosco was gedwongen geweest hem iedere vorm van vasten te ver-

44.5 Page 435

▲back to top
- VII/430 -
bieden, hem het gebruik van wijn te gelasten en hem ervan te overtuigen
dat het tot de deugd der heilige gehoorzaamheid behoort, zorg te dragen
voor zijn gezondheid, teneinde lang te kunnen werken voor de eer van
God; en aangezien zijn bed in het kantoor stond waar altijd bezoekers
kwamen, maakte hij het zichzelf onmogelijk in de loop van de dag ook
maar een minuut rust te nemen; daarom verplichtte Don Bosco hem het naar
een ander vertrek over te brengen, dat minder ongemakkelijk en rustiger
was.
Maar vooral deelde Don Bosco verschillende bezigheden met hem en
vooral het schrijven van brieven en het ontvangen van de ouders en wel-
doeners die zich aanmelden om de jongens te laten opnemen. Bij die gele-
genheid, vertelt de kroniek, sprak een priester hem op het einde van ok-
tober over het kleine bedrag, dat een brave heer maandelijks moest beta-
len voor een beschermeling van hem, als die in het Oratorio werd opgeno-
men. Don Bosco antwoordde: - "Hoe meer ze me geven, des te meer helpen
ze me om vooruit te komen. Overigens het geld is de hoofdzaak niet; we
leven van de Voorzienigheid."
En inderdaad stond enkele dagen later de minister van oorlog, ge-
neraal Della Rovere, hem een niet onaanzienlijke steun toe, waar hij om
gevraagd had.
" Ministerie van Oorlog
Turijn, 14 november 1863
" Afdeling kleding. no. 13342
"
"
Met de bedoeling op enigerlei wijze bij te dragen tot de
" verlichting van de nood der talrijke jongens die in het door u
" geleide liefdadigheidstehuis zijn opgenomen, heeft de minister
" bepaald, dat het magazijn van de administratie van oorlog in deze
" stad, de hier onder vermelde voorwerpen tot uwe beschikking zal
" houden.
"
Gelieve dus opdracht te geven dat men zich voor het afhalen
" der genoemde voorwerpen vervoegt bij bovengenoemd magazijn, onder
" voorlegging van ontvangstbewijs.
"
Ik heb de eer u dat te melden in antwoord op uw schrijven
" van 26 september jl.
"
Lakense jassen
200
"
Verschillende dekens
200
"
Truien
120
"
"
De generaal-majoor,
"
door de algemene directie belast met
"
de administratieve dienst,
"
Incisa
Intussen waren gymnasiumklassen in orde gekomen.
De aartsbisschop van Sassari kwam naar het Oratorio om Don Bosco
persoonlijk te leren kennen, met wie hij indertijd briefwisseling had

44.6 Page 436

▲back to top
- VII/431 -
gevoerd. Hij bezocht het huis, en onderhield zich geruime tijd met de jon-
gens die hem om strijd de hand kusten. De theol. Giacomo Margotti, een
dapper en geleerd verdediger van paus en Kerk, die sinds bijna twee maan-
den opgehouden had met in de Armonia te schrijven, stichtte de Unità Cat-
tolica en berichtte Don Bosco dat hij zijn pen en het blad in zijn dienst
stelde. De Unità begon op 1 november te verschijnen.
In die dagen had zich ook nog een nieuwe medehelper met Don Bosco
verbonden, niet zozeer om bij hem in het Oratorio te zijn, dan wel om
hem ertoe over te halen een college in zijn geboorteplaats te openen.
Het was de advocaat-priester Ignazio Arro-Carroccio uit Lanzo, die een
prachtige zielenoogst wist binnen te halen met zijn levende en vurige
woord dat spontaan uit hem opwelde. Het effect dat hij daarmee bij het
volk bereikte, kan men zich voorstellen aan de hand van de missie die
hij met kanunnik Gastaldi gaf in de kathedraal van Asti. Sinds mensen-
heugenis had men een dergelijk schouwspel dat toe te schrijven was aan
het magische, eerlijke en bezielde woord van deze priester, niet meer
gezien.
Intussen hervatte Don Ruffino alleen de kroniek, daar Don Bonet-
ti, die naar Mirabello gegaan was, met het maken van aantekeningen had
opgehouden. We beschikken echter over vele andere getuigenissen die de
plaats daarvan innemen.
"Op 28 oktober stierf in het ziekenhuis van de H. Aloysius op de
leeftijd van 24 jaar de student Sebastiano Brunerotto uit Luzern."
"Op 1 november vertelde Don Bosco de jongens 's avonds op een
bijna grappige manier een korte droom met deze woorden:
"Ik weet niet of het kwam door de gedachte aan het feest van Al-
lerheiligen en de herdenking der doden, maar het is een feit dat ik de
afgelopen nacht droomde dat er een jongen dood was en dat ik hem verge-
zelde tot aan het graf. Ik wil niet zeggen dat dat erop wijst dat iemand
van jullie moet sterven; maar ik heb al verscheidene van die dromen ge-
had en toevallig komen ze steeds uit."
"Twee dagen later (de 3de) sprak Don Bosco weer over het thema
van de dood en zei: - "We zijn gewoon steeds iets goeds te doen en een
voorraad van gebeden op te doen voor diegenen onder ons die het eerste
moeten sterven. Dat moeten we vandaag ook doen. Ik wil niet zeggen dat
degene die van deze geestelijke voorraad de vruchten zal plukken, heel
spoedig naar de eeuwigheid zal gaan, maar heel lang zal het ook niet
duren. Daardoor stichten we voor hem een kapitaal dat hem vrucht ople-
vert. Wie achterblijft, zal blij zijn dat hij nog leeft; degene die
sterven moet, zal blij zijn zo goed voorbereid te zijn."
"12 november. De oefening voor een goede dood werd gehouden en de
communie werd uitgereikt door Mgr. Losana, bisschop van Biella."
's Avonds van de 13de sprak Don Bosco aldus:

44.7 Page 437

▲back to top
- VII/432 -
"
Gistermorgen hebben we de oefening voor de goede dood ge-
" daan. De hele dag ben ik met die gedachte bezig geweest, dat wil
" zeggen met de goede vruchten die eruit voortvloeien. Ik ben ech-
" ter bang dat een van jullie het niet goed gedaan heeft; vannacht
" had ik een droom die ik jullie zal vertellen.
"
Ik bevond me op de speelplaats met al de jongens van het huis
" die springend hier en daar speelden. We zijn het Oratorio uitge-
" gaan om te gaan wandelen en na een poosje bleven we staan in een
" wei. Daar hervatten de jongens hun spel en elk ging met de ande-
" ren een wedstrijd aan in het springen, toen ik midden in de wei
" een put bemerkte zonder muurtje eromheen. Ik ging ernaar toe om
" te zien of hij geen gevaar opleverde voor mijn jongens en zag op
" de bodem ervan een verschrikkelijke slang. Ze was zo dik als een
" paard, zelfs als een olifant. Ze was kort, zodat ze er vormeloos
" uitzag, en helemaal bespikkeld met gele vlekken.
"
Onmiddellijk trad ik vol schrik achteruit en zag de jongens
" die, niet allemaal, maar voor een groot deel, van de ene kant van
" de put naar de andere ervan begonnen te springen en, vreemd ge-
" noeg, zonder dat het bij me opkwam het hun te verbieden en hen
" voor het gevaar te waarschuwen. Ik zag enkele kleinen die zo vlug
" waren dat ze zonder enige moeilijkheid de sprong maakten. Maar
" anderen, die ouder waren en zwaarder, verrichtten de sprong met
" meer moeite en minder hoog, en dikwijls kwamen ze maar net met de
" hakken over de boord; en toen zag ik opeens de kop van het ver-
" schrikkelijke monster uit de put komen en weer verdwijnen. Het
" ondier beet de ene in een voet, de ander in een been, anderen er-
" gens anders. Desondanks waren deze onvoorzichtigen zo roekeloos dat
" ze verscheidene keren achter elkaar sprongen en bijna nooit onge-
" deerd bleven. Toen zei een jongen tegen me, terwijl hij naar een,
" kameraad wees: "Kijk die zal een keer springen en verkeerd sprin-
" gen, hij zal de tweede keer springen en erin blijven."
"
Het was intussen meelijwekkend, jongens op de grond uitge-
" strekt te zien liggen, de een met een wonde in een been, de ander
" in een arm en anderen in het hart. En hij riep hen toe: - "Waarom
" gaan jullie over die put springen, die zo gevaarlijk is? Waarom
" keren jullie na een of tweemaal gewond te zijn naar dit gevaarlij-
" ke spel terug?"
"
En ze antwoordden met een zucht: - "We zijn nog niet ge-
" wend te springen."
"
Waarop ik: - "Maar het is immers niet nodig te springen!"
"
En zij weer: - "Wat wilt u? We zijn het niet gewend? We
" dachten niet deze hinder te ondervinden."
"
Maar één vooral trof me en deed me rillen: het was degene
" die me was aangewezen. Hij herhaalde de sprong en sprong in de
" put. Enkele ogenblikken later spuwde het monster hem uit de put,
" zwart als kool, maar hij was nog niet dood en bleef praten. Ik
" en anderen stonden naar hem te kijken; wij waren vervuld van
" schrik en stelden hem vragen.

44.8 Page 438

▲back to top
- VII/433 -
Tot hier Don Ruffino en meer voegt hij er niet aan toe. Hij zwijgt
over de interpretatie van de droom en van de waarschuwingen die Don Bosco
de jongens onvermijdelijk in het algemeen en in het bijzonder zal hebben
gegeven, zeker bij het begin van dat schooljaar. En wat moeten wij zeggen?
Kunnen wij een verklaring geven?
Van die put, wordt er gesproken in het boek der Spreuken: Fovea
profunda, puteus angustus en die wordt tot een puteus interitus, zoals
psalm LIV verzekert. Een diepe kuil, een nauwe put, een put van het ver-
derf. Daarin staat de duivel der onzuiverheid, zoals de H. Hiëronymus
verklaart in de Homilie XI in I ad Corinthios. In de droom schijnt het
niet te gaan om zielen die al door de zonde tot slaaf gemaakt zijn, maar
veeleer om hen die zich in dat gevaar begeven. Het begint met de arge-
loosheid en de vreugde van een speeluurtje en dus gewetensrust; maar al
spoedig verandert het toneel. De kleinsten springen ongedeerd en met ze-
kerheid over de put, omdat de hartstochten nog niet in hen spreken en ze
geen kwaad willen en de ontspanning al hun gedachten in beslag neemt,
terwijl de engel des Heren hun onschuld en eenvoud beschermt. Er werd
echter niet gezegd dat ze op die plaats terugkeerden om te springen, om-
dat ze misschien naar de waarschuwing van een vriend luisterden.
De andere grotere jongens maakten zich gereed voor de sprong. Ze
hebben geen ervaring. Ze zijn niet zo vlug als de kleintjes; ze voelen
de zwaarte van de eerste strijd om de deugd te bewaren; de slang is ver-
borgen. - Is er misschien levensgevaar het te wagen over die put te
springen? Zo lijken ze te zeggen en ze beginnen te springen. Een eerste
sprong is het sluiten van zekere bijzondere vriendschappen, een onge-
kuist boek aan te nemen, en te ongeregelde genegenheid in het hart te
voeden. Het is een sprong, zich te wennen aan te vrij en ongemanierd op-
treden, zich op afstand te houden van goede kameraden, sommige kleine
voorschriften of waarschuwingen waaraan de oversten groot belang hechten
voor de goede zeden, in de wind te slaan.
Maar bij de eerste sprong wordt de eerste verwonding toegebracht
door de scherpe tand van het serpent. Eentje blijft er ongedeerd; hij is
voorzichtig geworden en hervat de proef niet; maar onder degenen was er
ook een, die met verachting van het bekende gevaar, stoutmoedig maar tot
zijn schade, weerkeert om het tegemoet te treden. Wie in de put viel en
eruit geslingerd werd, is als de val in doodzonde, waarbij de hoop blijf
bestaan weer gezond te worden door middel van de sacramenten. Van wie in
de put blijft, valt niets anders te zeggen dan: qui amat periculum in
illo peribit.

44.9 Page 439

▲back to top
- VII/434 -
HOOFDSTUK
LV.
De woorden van Don Bosco vervulden ook de jongens die pas hun in-
trede in het Oratorio hadden gedaan met zoveel vertrouwen, dat het groot-
ste deel van hen hem tot vaste biechtvader had gekozen, vooral om hun
roeping te leren kennen en behouden.
Don Gioachino Berto schreef:
"Die gelukkige keuze was steeds mijn grote steun. Juist doordat
Don Bosco mij kende, ging ik graag altijd bij hem biechten, van mijn
intrede in het Oratorio af, tot vlak voor zijn laatste ziekte. In mijn
tijd heerste onder de leerlingen algemeen de overtuiging dat wie bij
Don Bosco ging biechten er zeker van was telkens goed te biechten, als
gevolg van het bovennatuurlijke licht dat hij van God ontving om op het
voorhoofd of in het geweten de zonden van zijn biechtelingen te lezen,
wanneer zij er vergaten.
"In 1863 ging een jongen, die ik heel goed kende, op een zondag-
morgen bij Don Bosco biechten. Hij had niets gezegd over iets waaraan
hij niet veel belang hechtte of wat hij zich niet herinnerde. Na de be-
lijdenis van zijn zonden zei Don Bosco tot hem: - "Verwek berouw en
vraag Onze-Lieve-Heer vergiffenis ook voor die-en-die zonde."
Toen hij zo duidelijk en nauwkeurig de schuld hoorde onthullen
die hij wellicht uit argeloosheid niet had beleden, erkende die jongen,
dat Don Bosco daar niet van op de hoogte had kunnen zijn zonder een bij-
zondere verlichting van de Heer. Daardoor was hij er zo door verrast en
ontroerd, dat hij me verzekerde nooit een ontroerender biecht gesproken
en nooit zo godvruchtig gecommuniceerd te hebben als die keer.
"Op zekere dag, na de kerkdiensten, ontmoette ik op de speel-
plaats een jongen die kort geleden naar het Oratorio was gekomen; toen
hij de dienaar Gods zag voorbijkomen, volgde hij hem met een strakke
blik; daar na keerde hij zich ietwat onthutst tot mij en vroeg: - "Wie
is die priester?"
"Waarom vraag je dat"? zei ik. "Ken je hem nog niet?"
"Omdat ik vanmorgen bij hem ben gaan biechten en hij me alle
zonden opnoemde die ik thuis gedaan had."
"Die priester, mijn beste jongen, is Don Bosco, onze gemeen-
schappelijk vader en overste en de grootste vriend van de jongens, voor-
al van hen die braaf willen worden."
"Ik herinner me nog dat hij in de drie jaren van mijn gymnasium-
tijd, dus van 1862 tot 1865, na het middageten en na het avondmaal
steeds omgeven was door jonge studenten die de hele recreatie in zijn
gezelschap doorbrachten. Nu en dan keek hij de een of de andere jongen,
die verstrooid scheen, recht in het gezicht en gaf hem dan ineens een

44.10 Page 440

▲back to top
- VII/435 -
flinke draai om de oren. Bij die onverwachte slag stond die jongen daar
als versuft; maar terwijl Don Bosco het hoofd van de jongens tussen zijn
beide handen nam, zei hij glimlachend aan diens oor: - "Wees maar ge-
rust; ik heb je niet geslagen, maar de duivel."
Een jongen - iets wat iedere dag gebeurde - gaf hem te kennen dat
hij door slechte gedachten gekweld werd en Don Bosco zei hem zachtjes:
- "Niet bang zijn; blijf maar bij mij in de buurt."
"Bij een andere gelegenheid zei hij tegen eentje die dezelfde
angst ondervond: - "Wees niet bang, al die gedachten en verbeeldingen
zijn geen zonden. Let alleen op de handelingen. Aan de gedachten hoeven
we niet meer aandacht te besteden dan aan de vliegen die om je oren gon-
zen, of aan het gebrom van een wespennest. Die dingen komen voort uit je
te gevoelige verbeelding, maar er zal een tijd komen dat je ze met een
enkele akte van je wil kunt verjagen en ze je geen last meer bezorgen."
"Om die reden aanvaardden de jongens met het grootste gemak de
bevelen, raadgevingen en ook de berispingen van Don Bosco. En dat ge-
beurde niet steeds met de andere oversten.
"Op een keer zei Don Bosco tegen een leerling met wie ik intiem
bevriend was: "Kijk, ik zou graag willen dat je blind gehoorzaamde."
"Ja, aan Don Bosco heb ik altijd zo gehoorzaamd en ik zal het
steeds blijven doen aan alle bevelen en verlangens waarvan ik weet dat
ze rechtstreeks van u komen; maar aan de anderen... nee."
"En waarom wel aan mij en niet aan de anderen?"
"Omdat ik weet dat u bovennatuurlijke ingevingen hebt, daar heb
ik bewijzen van; maar de andere oversten hebben, zover als ik weet, en
hoe goed en heilig ze ook mogen zijn, die ingevingen niet; en daar ze
mijn innerlijk niet kennen, zouden ze me ten ondergang brengen, ze zou-
den me geweldige flaters laten begaan. Daarom breng ik tegenover hen het
rationabile obsequium vestrum van de heilige Paulus in praktijk."
"Eén was er die geen vertrouwen in hem had, maar hij kon zijn
hart niet voor hem verborgen houden. Soms zei Don Bosco tegen me: -
"Weet je, de huichelaars ken ik als ze in de buurt zijn. Nauwelijks
hoeft er zo een maar in mijn nabijheid te komen, of ik voel zijn aanwe-
zigheid zo goed, dat hij een onbehaaglijkheid en misselijkheid bij me
teweeg brengt die ik niet kan verklaren, ondanks al zijn mooie en goede
woorden. Om diegenen te kennen die door de ondeugd van de zuiverheid
zijn aangetast, is het voldoende dat ik de jongen eens in het gezicht
kan zien. Zo is het ook met hen die geen schaamtegevoel hebben. Ik ben
er zeker van me niet te vergissen." - En deze jongens vermeden welover-
wogen een ontmoeting met Don Bosco om niet herkend en ontmaskerd te
worden; ze hielden zich op afstand.
Dat was zo bekend in de tijd dat ik op het gymnasium was bij bo-
venbedoelde jongens, dat zij zich niet aan Don Bosco lieten zien, zodat,
zeiden ze, hij hun zonden niet op het voorhoofd zou kunnen lezen. De
heilige Filippus herkende zulke aan hun geur. Don Bosco ook aan het ge-
zicht.

45 Pages 441-450

▲back to top

45.1 Page 441

▲back to top
- VII/436 -
De achting, de liefde en de eerbied voor Don Bosco behielden de
orde in het Oratorio, overal en altijd; vooral het voorgeschreven stil-
zwijgen, iets wat niet gemakkelijk te verkrijgen is van de levendigheid
van de jongens. Het zij voldoende op de studiezaal te wijzen. Die werd
bijna als een gewijde plek beschouwd. Vanaf het begin van het Oratorio
heerste er een plechtig, kloosterlijk stilzwijgen. Ook in de winter, als
het uitermate koud was en Don Bosco de jongens toestond zich in de stu-
diezaal terug te trekken om te ontbijten, werd de stilte, uit eerbied
voor de plaats, nooit verstoord. Men kwam er, we zouden haast zeggen, op
de tenen binnen en met de pet in de hand nam men de vastgestelde plaats
in. Na een Weesgegroet antwoordde men Ora pro nobis op het schietgebed
Sedes sapientiae, dat in 1867 vervangen werd door Maria Auxiliarum Chris-
tianorum. Om het goede voorbeeld te geven ging ook Don Bosco af en toe
met de anderen in de gemeenschappelijke zaal studeren.
Het was een wonderlijk schouwspel. Als er iemand binnenkwam, en
welke waardigheid hij ook mocht bekleden, veranderde niemand van hou-
ding, niemand keek op of gaf een teken van nieuwsgierigheid.
Op twee bezoeken willen we thans de aandacht vestigen. Van het
eerste hebben Don Bosco zelf en Pietro Enria ons een herinnering nagela-
ten. "Twee Engelsen, van wie er een minister van koningin Victoria was,
kwamen, vergezeld van een patriciër van Turijn, naar het Oratorio. Nadat
zij een blik op het huis geworpen hadden, kwamen ze, vergezeld van Don
Bosco, in de studiezaal waar ongeveer vijfhonderd jongens aan het stude-
ren waren. De heren waren niet weinig verwonderd, een zo grote menigte
jongens in volkomen stilte aan te treffen, met slechts een enkele assis-
tent die zich op een katheder bevond. Hun verwondering werd nog groter
toen ze te horen kregen dat misschien het hele jaar door er geen klacht
gehoord was over maar een woord dat werkelijk stoorde, noch iets was
voorgevallen, dat aanleiding had gegeven tot straf of tot bedreiging
daarmee. - "Hoe is het toch mogelijk", vroeg de minister, "zo een stilte
en discipline te verkrijgen? Zegt u me dat eens; en u", vervolgde hij tot
zijn begeleider, die zijn secretaris was, "schrijf op wat deze priester
zegt."
"Mijnheer", antwoordde Don Bosco, "het middel dat bij ons ge-
bruikt wordt kan niet worden gebruikt bij u."
"Waarom niet?"
"Omdat het geheimen zijn die alleen aan de katholieken zijn ge-
openbaard."
"Welke zijn dat?"
"De veelvuldige biecht en communie en het dagelijks godvruch-
tig bijwonen van de mis."
"Feitelijk hebt u gelijk. Ons ontbreekt het aan die machtige
opvoedingsmiddelen. Kan men ze niet vervangen door andere middelen?"
"Als men deze godsdienstige elementen niet gebruikt, moet men
zijn toevlucht nemen tot dreigementen en de stok."

45.2 Page 442

▲back to top
- VII/437 -
"U hebt gelijk! U hebt gelijk! Of godsdienst, of de stok; dat
zal ik ze in Londen eens vertellen."
Van het tweede bezoek maakte prof. Maranzana gewag toen hij in
1893 een hulde aan Don Bosco in het licht gaf.
"Op een winteravond, het jaar herinner ik me niet meer, waren de
jongens, die hun spelletjes geëindigd hadden, weer aan het werk gegaan,
toen onverwacht in Don Bosco's kamer een van zijn voornaamste vrienden
verscheen, Mgr. Ghilardi, bisschop van Mondovi. Hij stelde twee andere
prelaten aan hem voor; zij waren uit heel veraf gelegen plaatsen gekomen
en wilden Don Bosco en zijn Oratorio, waarvan de faam zich ook al buiten
Europa begon te verbreiden, leren kennen. Ze maken dus een rondgang door
het huis; zij gaan van de ene werkplaats naar een andere en zijn kenne-
lijk voldaan en vol bewondering. De orde, de zindelijkheid, de stilte en
het opgewekte uiterlijk van de ambachtsjongens verrukt hen. Als de eer-
biedwaardige bezoekers op de drempel van de studiezaal verschijnen en
met één oogopslag die heel lange en brede zaal zien, stampvol studenten
die in de grootste stilte over hun boeken gebogen zitten, blijven ze,
als door een onverwacht visioen getroffen, op slag staan en willen om-
keren, uit vrees, dat ze door hun aanwezigheid de rust en de concentra-
tie van de jongens zouden storen; maar op een resoluut gebaar van Don
Bosco lopen ze op de tenen tot bij de katheder van de directeur, en
daarna vraagt Mgr. Ghilardi de aandacht door een tikje met de bel; hij
omvat de hele zaal met zijn blik, laat hem ronddwalen over dat betove-
rende tafereel en met ten hemel geheven handen, improviseert hij een
korte toespraak: "0, wat een bewonderenswaardig schouwspel! Werkelijk
een verbazend tafereel!" - En onze goede vader, nederig bij zoveel lof,
glimlachte van voldoening over die grote lof die aan zijn straatjongens
werd gebracht. Deze stonden wel een beetje verbaasd over zoveel bewonde-
ring bij een man die toch al zoveel scholen en zoveel opvoedingsinstitu-
ten moest gezien hebben en de meesten vatten die woorden op als een
vriendelijke aanmoediging en niet meer. Maar die uitroepen van verbazing
werden nog vele malen herhaald door andere mannen, die heel goed op de
hoogte waren van de moeite om de jeugd op de goede weg te houden, en
wijzelf, door de ervaring geleerd, hebben met verloop van tijd geleerd,
dat de geestdrift van Monseigneur gerechtvaardigd was."
En terwijl Don Bosco te midden van dat jonge volkje zijn vrome
sociëteit organiseerde, het aantal van zijn leden deed toenemen, bereid-
de hij voor hen ook nieuwe leiders en nieuwe leraren voor.
We ontlenen het volgende aan de notulen van het kapittel:
"Op 12 november 1863 kwamen de medebroeders van de sociëteit van
de H. Franciscus van Sales bijeen om voor het nieuwe huis van Mirabello
een nieuw kapittel te kiezen en aan te stellen. Daarom begon Don Bosco,
rector en stichter, zoals voorgeschreven door de regel van de sociëteit
met de directeur te benoemen in de persoon van Don Michele Rua. Daarna
wees hij Francesco Provera als prefect aan, aan wie ook het ambt van
econoom werd toevertrouwd. Vervolgens koos hij de clericus Giovanni

45.3 Page 443

▲back to top
- VII/438 -
Bonetti tot catechist. Tot slot werden met algemene stemmen als raads-
lieden gekozen, Francesco Cerruti en Paolo Albera. Zo werd het nieuwe
kapittel van het huis in Mirabello gevormd, bestaande uit de directeur,
de prefect, die tevens econoom is, de catechist en twee raadslieden.
De eerste keuze van Don Bosco betrof alleen het personeel dat het
kleinseminarie moest leiden als college, maar die tweede verkiezing
maakte het tot een religieus huis, en legde daarom leiding en klooster-
lijke gehoorzaamheid op aan de leden van de vrome sociëteit, die er uit
Turijn naartoe gestuurd werden.
Don Bosco bepaalde, dat daarvan aan Mirabello officieel mededeling
zou gedaan worden.
" De genade van de Heer zij met U.
Turijn, 13 november 1863
"
"
Beminde Broeders,
"
"
Gisteravond zijn hier in het hoofdhuis de medebroeders van
" de sociëteit van de H. Franciscus van Sales bijeengekomen om voor
" het nieuwe huis van Mirabello, een nieuw kapittel te kiezen en op
" te richten. Daarom deel ik u met groot plezier, dit bericht mee,
" dat u naar ik geloof, zult delen. Onze geliefde Don Bosco begon
" zelf,zoals in het reglement is voorgeschreven, de directeur te kie-
" zen,namelijk Don Michele Rua; daarna werd prefect: onze beminde
" Francesco Provera die deze functie al vervulde; hij verkrijgt daar-
" bij nog de titel van econoom; daarna werd tot catechist de beminde
" broeder Giovanni Bonetti benoemd. Tenslotte werden de twee raads-
" leden gekozen en dat zijn onze beminde broeders Francesco Cerruti
" en Paolo Albera.
"
Het doet mij intussen genoegen U de groeten te doen van Don
" Bosco, van het kapittel en van al de medebroeders uit het hoofd-
" huis. Allen bevelen zich aan in uw gebeden, opdat allen samen één
" enkel hart en één enkele ziel zullen vormen en God dienen, die al-
" leen eerstdaags naar we hopen, ons geluk voor eeuwig zal uitmaken.
" Met mijn wensen voor alle mogelijke zegening, verblijf ik,
"
"
Uw nederige broeder,
"
Cler. Ghivarello Carlo
"
" N.B. De heer directeur wordt verzocht deze brief voor te lezen
"
aan de verzamelde medebroeders.
"
" Aan de Heer Don Michele Rua.
Toen dat gebeurd was, moest het kapittel van het Oratorio worden
aangevuld en uit de notulen daarvan lezen we:

45.4 Page 444

▲back to top
- VII/439 -
Op 15 november 1863 zijn in het hoofdhuis te Turijn de medebroe-
ders bijeengekomen van de sociëteit van de H. Franciscus van Sales, voor
de verkiezing van de geestelijke directeur en van het tweede raadslid,
omdat degenen, die eerst deze functies vervulden, een nieuw kapittel
zijn gaan vormen in het huis te Mirabello. Nadat Don Bosco de gebruike-
lijke aanroeping van en gebed tot de Heilige Geest verricht had, benoem-
de hij tot geestelijk directeur de priester Don Domenico Ruffino, die
daarom als zodanig door allen werd erkend. Het raadslid moest gekozen
worden bij algemene stemming; en de meerderheid sprak zich uit ten gun-
ste van de priester Don Giovanni Francesia, die daarna als tweede raads-
lid gekozen werd verklaard.
In de navolgende weken kwam het kapittel nog eens bijeen om nieuwe
leden aan te nemen in de sociëteit en om enkelen toe te laten tot de
driejaarlijks geloften. Het verslag meldt:
Op 18 november 1863 kwam het kapittel der vrome sociëteit van de
H. Franciscus van Sales bijeen voor het aannemen van de priester adv.
Arro uit Lanzo in de provincie Turijn, die door allen gaarne tot het
proefjaar werd toegelaten.
Op de 30ste van dezelfde maand vergaderde genoemd kapittel, riep
zoals gewoonlijk de Heilige Geest aan, en aanvaardde de clericus Monate-
ri, die tot het proefjaar werd toegelaten.
Op 13 december 1863 riep de rector van de sociëteit van de H.
Franciscus van Sales de medebroeders bijeen en had de plechtigheid der
gelofteaflegging plaats door de clerici R. Costanzo en A. Tresso. Deze
plechtigheid werd verricht volgens de voorschriften van de regel.

45.5 Page 445

▲back to top
- VII/440 -
H O O F D S T U K LVI.
In die jaren had Don Bosco steeds de ontwikkeling van de vrome
sociëteit van de H. Franciscus van Sales voor de geest en hij had er ook
zorg voor gedragen. We hebben al verteld, hoeveel werk hij gemaakt had
van het samenstellen van zijn regel en van de methode die hij toepaste
door zelf de regel te onderhouden en hem door anderen te doen onder-
houden. Sinds 1846 had hij enkele hoofdnormen geschetst, die er het hele
geraamte van moesten uitmaken. Maar daar het ging om een grote en inge-
wikkelde onderneming, zoals de verschillende dromen hem te verstaan ge-
geven hadden, had hij het, toen zijn eerste medehelpers waren toege-
treden, met vol vertrouwen in de Heer aan de inrichting zelf overgela-
ten zich te vestigen en zich definitief te vormen zoals de tijd en de
ervaring zouden leren. Toen er inderdaad een homogene sociëteit ge-
sticht was van leden die door een gemakkelijk te aanvaarden band van ge-
meenzame solidariteit met elkaar verbonden waren, was hij met hun kin-
derlijke instemming geleidelijk gekomen tot wat haar leven, haar doel-
stellingen en haar behoeften eisten. Hij was zijn ideaal steeds meer na-
bijgekomen, doch steeds met grote voorzichtigheid. Hij schreef geen ar-
tikel alvorens een stap gedaan te hebben, maar bij iedere stap een arti-
kel. Hij was ervan overtuigd dat de artikels, die geschreven werden vóór
er een stap verder gezet was, een dode letter konden blijven en zelfs
de stappen zouden verhinderen, die hij anders had kunnen doen.
Dat blijkt uit de bijgevoegde aantekeningen, uit de wijzigingen
en ook uit veranderingen der paragrafen van de regels, voor hij in 1858
naar Rome ging en er met de paus over gesproken had.
Toen de constituties in handen van Pius IX waren gelegd, had hij
gehoopt binnen behoorlijk korte tijd het algemene besluit van erkenning
van de Heilige Stoel te zullen krijgen, wat de eerste noodzakelijke stap
was, die gedaan moest worden om vervolgens tot goedkeuring te komen.
Maar de stappen die in 1858 te Rome gedaan werden, werden onderbroken
door de dood van kardinaal Gaude. Mgr. Fransoni, die zelf het reglement
van de nieuwe vereniging had gelezen, had het, ondanks de tegengestelde
mening van enkele synodale onderzoekers, met een brief van instemming
aan zijn vicaris-generaal doorgegeven in Turijn, ten einde het nauwkeu-
rig te onderzoeken om dan tot een canonieke goedkeuring te komen. Maar
de Goddelijke Voorzienigheid had de eerbiedwaardige aartsbisschop uit
diens aardse ballingschap naar het vaderland der gelukzaligen geroepen,
en de vicaris-capitularis, die hem in het bestuur van het diocees op-
volgde, ging heel langzaam te werk bij het geven van zijn mening.
Het geduld van Don Bosco was echter bewonderenswaardig. Onver-
stoorbaar en onvermoeibaar hield hij vol, als iemand die weet dat hij
de juiste weg bewandelt.

45.6 Page 446

▲back to top
- VII/441 -
In augustus 1863 werden de genoemde constituties voor de tweede
maal naar Rome gezonden; maar van daar kreeg men voor antwoord, dat de
aanbeveling van een bepaald aantal bisschoppen ten gunste van de vrome
sociëteit en de goedkeuring van het diocesane gezag noodzakelijk was.
"
Turijn, september 1863
"
"
Hooggeachte en Zeereerw. Mgr. Vicaris-generaal,
"
Eerbiedig breng ik te uwer kennis dat ik in het begin van
" 1858 aan zijne doorluchtige hoogwaardigheid de aartsbisschop, za-
" liger nagedachtenis, het ontwerp heb doen toekomen van een congre-
" gatie onder de titel van Sociëteit van de H. Franciscus van Sales,
" bestemd om de geest en de middelen te behouden die door de prak-
" tijk als de beste aangeduid worden voor de uitoefening van het ge-
" wijde ambt ten gunste van de armste en de meest verlaten jongens.
"
Uwe Exc. verwaardigde zich het te lezen en het met lichte
" aanmerkingen door te zenden aan de heer kanunnik Fissore, onze vi-
" caris-generaal. Hij liet het nog onderzoeken door onze bevoegde en
" bekwame personen in deze materie. Mgr. Manzini, bisschop van Cuneo,
" zijne eminentie kardinaal de Angelis hebben zich verwaardigd het
" te lezen en er hun wijs oordeel over uitgesproken, terwijl ook
" meer anderen er kennis van namen. Elk van hen gaf zijn oordeel er
" over en men hield er ernstig rekening mee, hetzij om het regle-
" ment meer in overeenstemming te brengen met de geest van de Kerk,
" hetzij met het oog op een gemakkelijker beleving. In dit ontwerp
" beoogde ik een raadgeving uit te werken die mij herhaalde malen
" gegeven werd door Zijne voornoemde excellentie en een suggestie
" of beter een plan dat mij ingegeven werd door zijne Heiligheid,
" de regerende Pius IX.
"
In de uitbreiding van afzonderlijke hoofdstukken en arti-
" kels heb ik in verscheidene zaken andere door de Kerk goedgekeur-
" de Congregaties gevolgd, die een soortelijk doel nastreven. Deze
" waren de regels van het Instituut Gavanis van Venetië, van het
" Instituut van Liefde, van de Somaschi en van de Oblaten van de
" Maagd Maria.
"
Mijn opzet is een sociëteit te stichten waarvan de leden
" tegenover het burgerlijke gezag alle burgerlijke rechten behouden
" en tegenover de Kerk een werkelijk zedelijk lichaam vormen d.w.z.
" een religieuze sociëteit.
"
Overwegend dat er niet geringe moeilijkheden kunnen rijzen
" indien de dood mij zou verrassen, eer deze sociëteit door de ker-
" kelijke overheid wordt goedgekeurd;
"
Gezien het feit dat deze regels in een tijdsruimte van een
" vijftiental jaren in de praktijk zijn toegepast, in welke peri-
" ode die wijzigingen konden worden aangebracht, die volgens wijze
" raadgevers gewenst schenen;
"
Overwegend dat het opvallend grote aantal leden die staan
" ingeschreven de zestig nadert, verdeeld over priesters, clerici

45.7 Page 447

▲back to top
- VII/442 -
" en coadjuteurs;
"
Met het oog ook op de grote en verscheiden evangelische
" oogst die in deze hoofdstad geboden wordt, zowel ten aanzien van
" de geherbergde jongens, wier aantal in dit huis thans zevenhonderd
" beloopt,als ten aanzien van de zondagsscholen en de bijeenkomsten
" die plaats vinden in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales
" in Valdocco, van de Heilige Engelbewaarder in Vanchiglia en van
" de H.Aloysius in Porta Nuova, bestaat er daarom grote behoefte aan
" een vaste en regelmatige band die de geesten verenigt en die oefe-
" ningen vaststelt, die zich het vruchtbaarst voordoen voor het heil
" der zielen;
"
Rekening houdend ook met de situatie waarin ik me bevind
" door de voorbereiding van een nieuw huis, dat, als het God belieft
" en met uw goedvinden in de volgende maand oktober zal worden ge-
" opend te Mirabello bij Casal Monferrato;
"
Om al die redenen en uit naam van alle leden van deze so-
" ciëteit, richt ik nederig het verzoek tot u om zo spoedig mogelijk
" onze gemeenschappelijke verlangens in vervulling te doen gaan,
" door u te verwaardigen de regels goed te keuren met alle beperkin-
" gen, opmerkingen en voorwaarden die u toeschijnen te strekken tot
" meerdere eer van God en het heil der zielen.
"
Allen gezamenlijk danken wij u bij voorbaat voor de gunst
" die wij verlangen en bidden van ganser harte de Heer u gezondheid
" en genade te verlenen, om het welzijn van dit ons aartsdiocees te
" bevorderen. Tevens aanzie ik het als een grote eer mij te mogen
" noemen
"
van u, Hooggeachte en zeereerw.,
"
Pr. Bosco Giovanni
Daarna zette hij zich vanaf september en oktober in om aanbeve-
lingen te verkrijgen van enkele bisschoppen en richtte tot hen een ver-
zoek volgens het model van dat aan de vicaris-capitularis van Turijn,
met slechts enkele lichte wijzigingen. Hij schreef andere brieven, legde
bezoeken af, haalde de redenen aan van zijn nederig verzoek en legde een
afschrift van de regel over, teneinde deze te laten onderzoeken en te
beoordelen of hij hun welwillende overweging verdiende.
"Hij, zo schrijft Don Ruffino, beval zich aan in de gebeden van
zijn leerlingen ter wille van belangrijke aangelegenheden en ontving de
eerste aanbeveling, die van de bisschop van Cuneo dd. 27 november.
"
Onder de religieuze instituten die God in zijn Kerk deed
" ontstaan, in deze tijden van materialisme, bederf en ongeloof,
" moet meegeteld en bewonderd worden de sociëteit of congregatie van
" de H. Franciscus van Sales, opgericht te Turijn in de voorstad
" Valdocco door de vooraanstaande priester Don Giovanni Bosco,
" waarvan het eerste doel is de arme jeugd op christelijke wijze te
" onderrichten en op te voeden en in aangepaste huizen onderdak te
" verlenen aan de verlaten en rondzwervende jongens. Zij is ontstaan
" zoals al de wer-

45.8 Page 448

▲back to top
- VII/443 -
" ken van God, op een eenvoudige manier in 1841; thans is zij al zo
" gegroeid,dat zij, behalve het hoofdhuis te Turijn, bij het Orato-
" rio van de H. Franciscus van Sales, twee andere Oratoria in Turijn
" zelf, van de H. Aloysius van Gonzaga en van de heilige Engelbewaar-
" der, het huis te Genua en dat te Mirabello, zestig medebroeders of
" Congregatieleden telt, zo priesters als clerici; en onderdak ver-
" leent te Turijn aan zeshonderd zestig jongens, honderd in Genua en
" evenveel te Mirabello, terwijl ze op zondagen in de drie Oratoria
" van Turijn alleen meer dan drieduizend jongens opvangt.
"
De sociëteit wordt bestuurd aan de hand van een geheel van
" wetten of statuten, opgesteld door de stichter, vol hemelse wijs-
" heid en voorzichtigheid en volkomen aangepast aan het doel. Het
" goede dat voornoemde sociëteit al verricht onder de jeugd van al
" de bisdommen van Piëmont is heel groot en maakt de troost en be-
" wondering van alle weldenkenden uit, die niet anders verlangen dan
" dat zij voor goed gevestigd moge worden en zich moge uitbreiden;
" wat onvermijdelijk het geval zal zijn, wanneer zij de goedkeuring
" verkrijgt van de Heilige Stoel en de zegen van de plaatsvervanger
" van Jezus Christus.
"
Het is om die redenen dat ondergetekende, zowel door de
" zeer grote achting die hij heeft voor de vrome stichter en door
" innerlijke overtuiging die hij heeft, dat deze stichting een der
" voornaamste door God bevolen middelen is om het verschrikkelijke
" bederf tegen te gaan, dat tegenwoordig door de sekten aan de arme,
" onervaren jeugd aangedaan wordt, en om het niet geringe voordeel
" dat door haar ook zijn diocees ondervindt, dat hij aan de Heilige
" Stoel de voornoemde sociëteit en haar liefdadige stichter aanbe-
" veelt en tevens verzoekt dat haar regels of statuten mogen worden
" goedgekeurd, met die veranderingen en toevoegingen die het de
" Heilige Vader gelieft te gelasten.
"
" Cuneo, de zevenentwintigste van de maand november
" van het jaar achttienhonderd drieënzestig
"
+ Fr. Clemente, bisschop van
"
Cuneo
Deze aanbeveling bereikte Don Bosco in het begin van de noveen ter
ere van de Onbevlekte Ontvangenis, die hij met grote godsvrucht vierde.
De kroniek van Don Ruffino, geeft ons enkele bijzonderheden over Don
Bosco in die dagen.
"Don Bosco had de jongens iedere avond een fioretto ter overweging
gegeven. In het eerste spoorde hij de jongens aan te bidden ter verlich-
ting van de zielen in het vagevuur. Op 25 november was in het college van
Mirabello de jonge Antonio Boriglione, een schoenmaker, gestorven, 18
jaar oud; bijna twee maanden geleden was hij vanuit het Oratorio daar-
heen gezonden voor herstel van zijn geschokte gezondheid en hij hield er
zich tegelijkertijd onledig met wat handenarbeid. In het openbaar zei Don

45.9 Page 449

▲back to top
- VII/444 -
Bosco dat Boriglione nog niet de persoon was die door hem aangeduid was
om naar de eeuwigheid te gaan en dat degene, die hij in het begin van
november op het oog had, al, tenminste onrechtstreeks, de raad gekregen
had zich voor te bereiden.
"De tweede dag stelde hij hun voor, Italiaans te spreken. Op een
andere avond gaf hij als fioretto zelfs: - "Met eerbied de clerici be-
handelen en dat de jongens hen daarom niet meer zouden tutoyeren. Men
had de gewoonte dat te doen ten aanzien van de leraren, de slaapzaallei-
ders en de studie-assistenten. Van deze regel sloot Don Bosco uitslui-
tend hen uit, die al de gewoonte hadden aangenomen om elkaar te tutoye-
ren als de betrokken clerici nog hun medeleerlingen geweest waren. Aan
dezen stond hij toe de vroegere vertrouwelijkheid te handhaven." - Die
raad was nodig opdat het steeds toenemende aantal leerlingen verder geen
taal zou gebruiken die niet meer in overeenstemming was met de eerbied,
die ze aan de leeftijd en de status van de subalterne oversten verschul-
digd waren."
In die dagen bracht Don Bosco de pro-vicaris, kanunnik Vogliotti
op de hoogte van de aanbeveling die hij van de bisschop van Cuneo had
ontvangen. De kanunnik nodigde hem uit ze naar de curie door te geven
en tegelijkertijd verzocht hij vertrouwelijk hem mee te delen wat hij
gehoord had met betrekking tot het seminarie van Chieri.
Don Bosco stuurde hem de aanbeveling toe met de volgende brief:
"
"
"
Zeereerwaarde Heer,
"
Turijn, 6 december 1863
"
Hierbij doe ik u de aanbeveling toekomen, die het de bis-
" schop van Cuneo behaagd heeft te schrijven voor de sociëteit van
" de H. Franciscus van Sales. Ik had haar persoonlijk willen bren-
" gen; maar daar dat niet kon, zend ik ze U hierbij ingesloten.
"
U vraagt mij om, indien u iets ter ore was gekomen dat kon
" bijdragen tot het morele welzijn van het seminarie van Chieri, u
" dat mee te delen. Deswege stuur ik u hierbij een brief van de se-
" minarist Strumia toe, niet omdat het om ernstige dingen gaat, maar
" opdat u zou weten welke geest er bij sommige seminaristen heerst.
" Gaarne zou ik zien dat deze brief en andere die me in handen moch-
" ten vallen, u tot richtsnoer zullen dienen en niet tot persoonlijk
" nadeel zullen strekken van wie ze schrijft.
"
Bellagarda werd van het seminarie weggezonden en ik ga er-
" mee akkoord, maar ik moet u toch zeggen, dat ik het gewicht van
" deze wegzending voel. Het is de enige clericus die ik u vroeg,
" terwijl bijna allen die zopas in het seminarie zijn gekomen uit
" dit huis afkomstig zijn.
"
Ik zal me noodzakelijkerwijze bij de bisschoppen van an-
" dere diocesen moeten aanbevelen voor assistentie in huis, en
" gelukkig ont-

45.10 Page 450

▲back to top
- VII/445 -
" moet ik veel tegemoetkoming. Omwille van hen die naar Mirabello
" moeten gaan of van hen die naar het seminarie geroepen worden, is
" het aantal clerici tamelijk beperkt en ik hoop dat u hen wel zal
" ontslaan van de dienst die ze gewoon waren, jaren lang, in de
" metropolitaanse kerk van Sint-Jan te doen.
"
Ik verzoek u een exemplaar te willen aanvaarden van de Ge-
" wijde Geschiedenis, dat zo pas in onze kleine drukkerij van de
" pers gekomen is. Ik bid de Heilige Maagd, dat zij voor u van haar
" goddelijke Zoon bestendige gezondheid zal mogen bekomen; bid
" ook voor mij, die van harte verblijft,
"
uw nederige dienaar
"
Pr. Bosco Giovanni.
Don Bosco verwachtte dat die aanbeveling hem zou worden terugge-
zonden. Tot zijn grote verbazing schreef de pro-vicaris hem dat hij ze
niet ontvangen had. En onmiddellijk antwoordde hij:
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Wilt u zo goed zijn nog eens na te gaan of de aanbeveling
" van Mgr. de bisschop van Cuneo toch niet ergens bij u berust,
" anders zal ik werkelijk niet weten, waar ik ze moet zoeken. Op
" mijn tafel ligt ze niet, misschien werd ze in een ander pakje, aan
" een adres dat ik me niet kan voorstellen, verzonden. Ik geloof
" echter dat ze me zal worden teruggezonden. Voor alle zekerheid
" overhandig ik u een afschrift dat ik ervan heb laten maken.
"
Morgen zullen onze clerici zich in de school bevinden; als
" zij die in burger gekleed zijn niet zouden kunnen gaan, zal ik me
" werkelijk in verlegenheid bevinden, daar het schooljaar al verder
" is dan het vastgestelde tijdstip om nog in andere scholen te wor-
" den toegelaten; maar ook dat zal wel op een of andere manier zijn
" oplossing vinden.
"
Het is mij steeds een genoegen u alle goeds van de Heer te
" kunnen toewensen en met gevoelens van dankbaarheid te verblijven,
"
"
uw verplichte dienaar
" Turijn, 8 december 1863
Pr. Bosco Giovanni
Maar een belangrijke gedachte van Don Bosco was eveneens gewijd
aan het verhinderen van het nadeel, dat de protestanten aan de evange-
lische oogst toebrachten. Te Turijn zouden alle bisschoppen en de vica-
rissen-generaal van de kerkprovincie bij elkaar komen om zaken van hun
diocesen te behandelen.
Don Bosco schreef echter een memorandum aan de eerbiedwaardige
prelaten en gaf het ter kopiëring aan Don Giovanni Cagliero; deze maakte

46 Pages 451-460

▲back to top

46.1 Page 451

▲back to top
- VII/446 -
nog een tweede kopie voor de archieven van het Oratorio en schreef aan
de voet daarvan de volgende aantekening:
"Dit relaas, dat door de Eerw. Heer Don Bosco eigenhandig ge-
schreven werd, werd mij ter hand gesteld om een afschrift ervan te doen
toekomen aan Mgr. de bisschop van Acqui, Fra Contratto, kapucijn, toen
deze als voorzitter optrad van de vergadering belegd door de Hoogeerw.
Heren Bisschoppen en de vicarissen-generaal van het aartsbisdom Turijn
op 10 en 11 december 1863 - 10 december 1863. - Don Cagliero Giovanni."
Behalve de bisschoppen van de provincie, kwamen eveneens de bis-
schoppen van Savona, van Biella en Iglesias. Het voorzitterschap berust-
te bij Mgr. Contratto; de bisschop van Saluzzo was onlangs overleden en
zo was Mgr. Contratto deken van het kapittel geworden. De voornaamste
uiteenzettingen, die toen gehouden werden, golden het aanbieden aan de
Senaat van een memorandum tegen het plan van het burgerlijke huwelijk,
zoals daarna in november 1864 ook geschiedde; en om eensgezind op te
treden tegen de nieuwe eisen van de regering ten opzichte van de semina-
ries, uitgevaardigd door minister Pisanelli in zijn rondschrijven van 13
september 1863.
Op 9 december diende Don Bosco zijn memorandum in.
" Aan het Congres der bisschoppen van de kerkprovincie Turijn,
" bijeengeroepen door de deken, de bisschop van Acqui.
"
" Werkwijze van de protestanten bij het aanwerven van volgelingen.
"
"
Vroeger werkten de protestanten op een luidruchtige wijze
" met de kranten en beloningen van allerlei aard; tegenwoordig heb-
" ben ze een andere werkwijze toegepast en werken ze als het hun mo-
" gelijk is,in het verborgene.
"
De middelen die ze gebruiken zijn drie in aantal.
"
1. Geschenken; 2. Catechismusonderricht; 3. Boeken.
"
Onder geschenken verstaan zij opdrachten, ambten, diensten,
" arbeid, ondersteuningen of giften in geld of beloften van allerlei
" aard.
"
Met catechismusonderricht bedoelen zij de conferenties die
" de evangelisten in de steden en dorpen van de provincie houden; be-
" waarscholen, lagere scholen, bijbeluitleg op de zondagen.
"
Onder boeken verstaat men artikelen in kranten, boeken,
" vlugschriften, almanakken en bijbels van Diodati, die hun verkopers
" (colporteurs genoemd), in akkoord met de plaatselijke evangelisten,
" overal waar ze kunnen verspreiden en tegen iedere prijs. De voor-
" naamste boekhandels door de Engelse evangelisatie gesteund zijn
" als volgt. (Zie de omslag van de Amico di casa, De Huisvriend).
" De rondreizende verkopers zijn erg groot in aantal. Ze zijn over
" veel plaatsen verspreid. Bij voorbeeld in Cuneo werkt prof. Botta
" en pater Bonelli, ex-religieus en secretaris van de koninklijke
" universiteit.

46.2 Page 452

▲back to top
- VII/447 -
" Tot nu toe hebben ze geen geregelde vergaderingen kunnen houden,
" maar ze doen hun best om ze te kunnen houden.
"
In Saluzzo is het ... Commandant van de kon. carabinieri en
" in het geheim (naar men zegt) P. Francesco...
"
In Alessandria is het de evangelist Fanini die conferenties
" houdt, dagelijks les geeft in de lagere school achter de herberg
" dell Universo, via Marengo.
"
Pietra Marazzi en Montecastello zijn de plaatsen die in het
" bisdom Alessandria het meest bewerkt worden.
"
In Acqui wordt er nog geen regelmatige conferentie gehouden;
" dikwijls komt er een zekere Musso, een gewezen broeder van de
" Christelijke Scholen van Montechiaro; er zijn al een dertigtal
" aanhangers. Dezelfde Musso met een zekere Gay werken regelmatig
" in de stad en het diocees Asti. De streek die het ijverigst be-
" werkt wordt, is Piea. Het hoofd van de bijeenkomsten is hier een
" zekere veearts Vercelli; iedere woensdag gaat Musso erheen om een
" conferentie te houden.
"
Deze bijeenkomsten (vooral in Alessandria) worden vaak ge-
" houden of bijgestaan door Don Bruschi, ex-kanunnik van Intra, ge-
" trouwd en wonende in Genua. Maar deze werkzaamheden zijn niets in
" vergelijking met wat er gedaan wordt in de stad en het diocees
" Turijn.
"
Ziehier een overzicht van de hoofdstad alleen: In Borgo S.
" Donato bij de Heer Caffarelli wordt school gehouden en catechis-
" mus gegeven van deze aard. Evenzo in Borgo nuovo, aan de piazza
" Vittorio Emmanuele, enz. Naast de Waldenzer kerk is er een lagere
" school met 50 leerlingen, van wie er slechts tien Waldenzers zijn,
" de anderen allen katholieken.
"
Aan de via Dell'Arco heeft een andere evangeliste, Rossetti,
" opvolgster van De Sanctis, een andere school, waar ongeveer 80
" leerlingen zijn. Op geringe afstand daarvan is er nog een school
" van dezelfde aard met zestig leerlingen; vervolgens nog een, die
" gehouden wordt door de predikant Bert en door Meila, waar ongeveer
" 60 leerlingen zijn. In hun bewaarscholen zijn er meer dan honderd.
" Deze kinderen krijgen brood, soep, meel, vlees en kleding als lok-
" middel. De ouders zeggen dat ze klein zijn en dus buiten gevaar.
" Maar dat is zeker niet het geval. Velen zijn al bij de tien en
" twaalf jaar. 's Zondags worden ze allen verplicht naar de tempel
" te gaan om enkele verzen op te zeggen uit de Diodati; die verzen
" worden dan uiteengezet met een reeks van dwalingen, gericht tegen
" de katholieke godsdienst.
"
Deze scholen worden ondersteund door minister Guicciardi-
" ni, die gemeenlijk in Florence woont en Lord Stuart, een Engelse
" dominee, wonend te Livorno.
"
Don Ambrogio wordt tegenwoordig betaald door de partij van
" actie en bevindt zich te Voghera en Stradella.
"
Het schijnt heel nuttig te zijn dat de bisschoppen goed op
" de hoogte zijn en instructies geven aan hun dekens en aan hun pas-
" toors. Over het algemeen hebben zij geen gedragsnormen. 1) Voor
" het bestrijden van de drie wapens der protestanten, d.w.z. geschen-

46.3 Page 453

▲back to top
- VII/448 -
" ken, boeken en catechismus. 2) Wat moet een pastoor doen wanneer
" hij bemerkt dat men in zijn parochie wil binnendringen? 3) Hoe
" te werk gaan als zij er al zïjn?
"
Moge God zijn herders ingeven wat hun te doen staat. De
" Heilige Maagd behoude ons onze heilige godsdienst.
"
Pr. Bosco Giovanni
Don Bosco had dit geschrift beëindigd in de noveen van de Onbe-
vlekte Ontvangenis van Maria en in die dagen ontving hij uit Mïrabello
een brief, die andermaal het bewijs leverde van de achting die zijn
leerlingen genoten van de zijde van de onderwijsautoriteiten. De konink-
lijke inspecteur van het onderwijs in Susa, die op de hoogte was van de
literaire verdiensten van Don Rua, meende hem een leerstoel te kunnen
aanbieden in een rijksgymnasium. Don Rua had dat aan Don Bosco meege-
deeld; deze kende zijn geestesgesteldheid en antwoordde hem als volgt:
"
Mijn beste Don Rua,
"
"
Antwoord aan de inspecteur dat je hem van ganser harte be-
" dankt,maar dat je de opdracht aanvaard hebt van directeur van het
" bisschoppelijk klein seminarie op voorstel van de bisschop van dit
" bisdom en dat je bijgevolg niet meer vrij bent, tenminste voor het
" ogenblik, om de eervolle taak die hij je voorstelt, te aanvaar-
" den.
"
Wat de Sup.. aangaat, maak gebruik van het geneesmiddel van
" de Heilige Bernardus die zegt Unde venis, quid agis, quo vadis?
" Deze woorden kunnen, in de menselijke geest gegrift, evenals in
" het verleden grote heiligen voortbrengen.
"
Bij deze mooie plechtigheid van Maria Onbevlekt Ontvangen
" heb ik voor jou en voor je jongens gebeden en ik hoop dat de Hei-
" lige Maagd hen altijd onder haar heilige en doeltreffende bescher-
" ming zal behouden.
"
God moge je zegenen, mijn beste Rua, alsook je moeder, het
" huis Provera en al de jongens. Amen.
"
Ik zal spoedig een brief schrijven waarin ik zal vermelden
" alles wat ik gezien heb gedurende mijn verschillende bezoeken die
" ik in de geest gebracht heb, op verschillende dagen van de week
" op verschillende uren van de dag.
"
Bid voor mij en voor je vrienden en beschouw mij als
"
"
je zeer toegenegen in J.C.
" Turijn, 10 december 1863
Pr. Bosco Giovanni
De volgende dag werd hem een weinig bevredigend antwoord overhan-
digd van het gemeentebestuur van Turijn op een verzoek dat hij zeven
maanden geleden gedaan had om een bijdrage te verkrijgen voor de bouw
van de kerk van Maria, Hulp der Christenen. Het uitdiepen van de funda-

46.4 Page 454

▲back to top
- VII/449 -
menten was ver gevorderd, doch thans in verband met de winter onderbro-
ken. Hij had gehoopt de subsidie van 30.000 lires te ontvangen, daar het
heel goed mogelijk scheen dat de kerk op zekere dag parochiekerk worden
zou.
" Stad Turijn
Turijn, 11 december 1863
" Dienst Openbare Werken no. 993.
"
"
De gemeenteraad heeft in aandachtige overweging genomen het
" memorandum, gericht tot het gemeentebestuur in mei jl. door de
" Zeereerwaarde Heer Giovanni Bosco, priester, dienende tot het ver-
" krijgen van een subsidie voor de bouw van een kerk, die hij van
" plan is te bouwen op een aan hem in eigendom toebehorend terrein
" aan de via Cottolengo; hij zou er grote voldoening in gevonden
" hebben, indien hij aan deze aanvraag tegemoet had kunnen komen.
" Daar hij echter niet kan afwijken van het door de gemeenteraad
" vastgestelde beginsel om uitsluitend bij te dragen voor de bouw
" van parochiekerken, heeft hij tot zijn leedwezen moeten beslui-
" ten het verzoek af te wijzen.
"
De ondergetekende vertrouwt, dat voornoemde Zeereerwaarde
" Heer Giovanni Bosco, priester, deze reden kan billijken en brengt
" de hoop tot uitdrukking dat het niet zal ontbreken aan de werk-
" zame steun van de burgerij voor de uitvoering van die nuttige
" onderneming.
"
De burgemeester
"
Rorà

46.5 Page 455

▲back to top
- VII/450 -
H O O F D S T U K LVII.
Na het feest van de Onbevlekte Ontvangenis, gaf Don Bosco aan Don
Arro opdracht om 's avonds tot de jongens te spreken en vertrok, om voor
de eerste maal de leerlingen van Mirabello te gaan opzoeken. Het was een
plotselinge opwelling geweest en daarom had hij Don Rua niet van tevoren
gewaarschuwd. Hij werd vergezeld van Don Cagliero Giovanni. Er was veel
sneeuw gevallen. Toen ze in Giarole aankwamen, was het al avond en was
er geen reiswagen aan het station meer te vinden; zij waren dus gedwon-
gen onderdak te zoeken in het dorp. Daarom gingen ze aankloppen aan de
pastorie. Het was acht uur. Zij werden bij de pastoor toegelaten in zijn
studeerkamer en vroegen onderdak.
- "Waar komt u vandaan?"
- "Uit Turijn."
- "Hebt u vanavond al gegeten?"
- "Nog niet."
- "En waar gaat u heen?"
- "Naar Mirabello."
- "Bent u misschien priesters van Don Bosco?"
- "Inderdaad"! antwoordde Don Bosco.
- "En Don Bosco is hier aanwezig", voegde Don Cagliero eraan toe,
naar hem wijzend.
De pastoor sprong op van blijdschap, want hij had Don Bosco nog
nooit ontmoet en verlangde er vurig naar hem te leren kennen. - "Kijk",
zei hij, "ik was net bezig met u te schrijven om u een jongen uit het
dorp aan te bevelen. Als u het goed vindt, laat ik zijn vader roepen." -
En intussen liet hij het avondeten gereedmaken. De vader van Luigi Bussi
kwam, en de jongen werd aangenomen.
De volgende morgen drong de pastoor erop aan, dat Don Bosco niet
zou vertrekken, daar de wegen onbegaanbaar waren. Maar Don Bosco, die
absoluut dat bezoek, dat des te meer gewaardeerd zou worden daar het
onverwacht kwam, aan het klein seminarie wilde brengen, riep uit: "0,
we zijn niet bang voor wat sneeuw!" - En met Don Cagliero begaf hij zich
op weg.
Toen ze in het klein seminarie kwamen, werden ze heel geestdrif-
tig ontvangen. Het werd een gedenkwaardige feestdag. Door dat bewonde-
renswaardige instinct van de leerlingen voor iemand van wie zij weten

46.6 Page 456

▲back to top
- VII/451 -
dat hij het werkelijk goed met hen meent, weken ze niet van zijn zijde.
's Avonds sprak hij allen toe. Onder de jongens was een zeker aantal
die hij uit het Oratorio hierheen gestuurd had. Voor dezen vooral her-
haalde hij wat hij in het Oratorio gezegd had, namelijk dat een van hen
spoedig door God naar de eeuwigheid zou worden geroepen; daarom moes-
ten allen zich voorbereiden en bidden. De volgende dag werd de oefening
voor een goede dood gedaan en een algemene communie gehouden.
Don Bosco keerde naar Turijn terug. De jongens van het Oratorio
verwachtten nieuwsgierig dat hij, zoals vorige keren, zou vertellen wat
hem op die reis allemaal was overkomen, maar Don Bosco stelde het ver-
haal uit tot een andere dag. In de kroniek staat: "'s Avonds zei Don
Bosco in het openbaar: - "Ik heb jullie iets te vertellen, maar heb er
nu geen tijd voor. Ik zeg jullie alleen dat degene die sterven moet,
zich moet voorbereiden. Bid!"
15 december. - Don Bosco zei 's avonds, nadat hij de "fioretti"
voor de kerstnoveen gegeven had, dat de jongens moesten doen als de
koorddansers. Die nemen hun evenwichtsstok in de hand en lopen dan,
zonder links of rechts te kijken. Onze evenwichtsstok is de wil om goed
te doen."
16 december. - 's Avonds sprak Don Bosco over het grote mysterie
van de Verlossing van de wereld, en over het heidendom (paganesimo).
Daarna verklaarde hij het woord heiden (pagano). Het woord pagano, zei
hij, duidt in zijn etymologie op degenen die in dorpen woonden; daarom
noemden diegenen zich pagani (heidenen), die niet waren opgenomen in de
lijsten der soldaten; men zei van hen dat ze in paganico waren, afge-
zonderd in kampen woonden en ver van de grote wereld. Daarom zeggen
sommigen, die zich aan de zin van die voorwaarde houden, dat men de
naam pagani geeft aan de lieden, die niet opgenomen zijn op de rol van
de christelijke militie. Baronio legt de betekenis van dat woord uit.
Hij zegt dat ten tijde van de christelijke keizers, toen de afgoderij
begon te verdwijnen en alleen nog toegestaan werd in de dorpen, dege-
nen die het meest gehecht waren aan de tradities van hun vaderen en
moeilijker ertoe kwamen van godsdienst te veranderen en hun bijgelovig-
heden achterwege te laten, zich terugtrokken, in hun huizen op de bui-
ten waar ze vrijelijk met het landvolk, dat ook aan afgoderij deed hun
cultus konden uitoefenen, evenals hun feesten die genoemd werden, festa
paganalia, heidense feesten. Maar anderen zeggen dat het woord pagano
rechtstreeks komt van pagus (dorp) en dat men deze naam aan de afgoden-
dienaars gaf, niet omdat ze zich op het land terugtrokken, maar omdat
de volgelingen van de Zaligmaker, doordat ze allereerst in de steden
begonnen te prediken, de inwoners daarvan eerder bekeerd werden dan die
op het platteland.
"Met zulke etymologische uitweidingen, verhalen en met andere
van verschillende soort, wisselde Don Bosco zijn toespraakjes over
geestelijke onderwerpen met grappige of instructieve verhalen af, waar-
door de eentonigheid van steeds hetzelfde onderwerp werd weggenomen,
dat voor een deel van de toehoorders wel eens vervelend kon zijn."

46.7 Page 457

▲back to top
- VII/452 -
Van zijn andere toespraken in die noveen, maakt de kroniek geen
melding, maar wijst op brieven die hij schreef omdat hij voor het nodige
moest zorgen voor het levensonderhoud van zijn jongens.
"
Mevrouw de Markiezin (Fassati)
"
"
Ik stuur u hierbij een briefje voor Emanuele met het ver-
" zoek het te willen insluiten in een of andere brief, indien U
" hem een dezer dagen misschien schrijft.
"
Ik heb het pakket ontvangen van mevrouw de gravin Callori
" en dank er U hartelijk voor. Gistermorgen heb ik een begin gemaakt
" met de noveen van missen en zal ook de jongens voor deze geeste-
" lijke behoefte laten bidden.
"
Mevrouw de Markiezin, we lijden op het ogenblik gebrek. U
" hebt me al enkele malen enige hulp geschonken. Als ik kan, zal ik
" vanavond bij u aankomen en u noeme het pensiongeld of gift, voor
" ons, is het steeds een liefdedaad die men met dankbaarheid aan-
" vaardt om het brood te betalen dat onze arme jongens gegeten heb-
" ben.
"
God zegene u en uw hele gezin en ïk verblijf
"
van u, verdienstelijke mevrouw,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 22 december 1863
Pr. Bosco Gio.
Om dezelfde reder richtte hij een brief tot de secretaris van het
ministerie van Binnenlandse Zaken.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Als gevolg van de menigte jongens die dringend verzochten om
" in ons huis te worden opgenomen, konden niet regelmatig alle wel-
" willende aanbevelingen van uw ministerie, ten bate van enkele
" arme jongens in behandeling genomen worden; niettemin werd de
" zaak nooit vergeten en het resultaat is thans als volgt:
" 1. Malabaila Carlo Enrico, aanbevolen door uw brief van 22 sep-
"
tember afd.6, sectie 2, N.5826, werd definitief opgenomen per
"
1 november en aangewezen om een vak te leren.
" 2. Benna Giovanni Battista uit Biella, aanbevolen bij brief van
"
8 oktober, werd opgenomen op 20 november jl. en, daar hij nog
"
ernstige behoefte aan onderricht had, als student toegelaten.
" 3. Grassero Giuseppe, aanbevolen bij brief van 13 oktober No.
"
6522, is definitief aangenomen en zijn intrede is vastgesteld
"
voor 12 januari a.s.
" 4. Ferrero Lorenzo, aanbevolen per brief van 5 november zal even-
"
eens op 24 dezer in ons huis worden opgenomen, aangezien hij
"
in grote nood verkeert.
"
Bij deze gelegenheid herhaal ik wat ik ongeveer half oktober

46.8 Page 458

▲back to top
- VII/453 -
" schreef in antwoord op de brief van 22 september ten aanzien van
" de jongen Pivetta. De moeder had toen 330 lires schuld; thans zou-
" den er nog twee maanden ad fr.15,- bijkomen, wat een totaal zou
" opleveren van 360 fr.
"
Hierbij ingesloten vindt u eveneens de rekening van de jon-
" ge Rissoli Gesualdo, Napolitaan en Durazzo, uit Turijn; ze waren
" nog niet oud genoeg om in ons huis te worden opgenomen, en werden
" door mij, na een ministeriële brief, ondergebracht bij meester
" Miglietti tegen 65 centimes elk voor iedere dag. Met het oog op de
" behoefte en het verzoek van deze heer, heb ik de vervallen som al
" moeten betalen, hoewel ik zelf in nood ben.
"
In de hoop dat u mij uw gunsten zult blijven verlenen, om
" brood te verschaffen aan de arme jongens, die ten getale van over
" de zevenhonderd hier opgenomen zijn, verzoek ik u namens mij aan
" Z.E. de minister van Binnenlandse Zaken te willen meedelen, dat ik
" steeds alles zal doen wat ik kan om verlaten kinderen op te vangen
" en vooral degenen die mij op de een of andere manier door hem wer-
" den aanbevolen.
"
Sta mij toe dat ik U in deze feestdagen alle goeds van de
" hemel toewens en ik mij met de meeste hoogachting noem
"
van u, Hooggeachte Heer,
"
de toegewijde dienaar,
" Turijn, 22 december 1863
Pr. Bosco Giovanni.
Om een verklaring van bovengenoemde brieven te geven herinneren
we eraan dat in de buurt van het Oratorio door toedoen van meester Gia-
como Miglietti een kleine kostschool werd opgericht, waarvoor hij steun
gevraagd had aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daarin herbergde
hij een dertigtal jongens die, voornamelijk door hun leeftijd, er niet
voor in aanmerking kwamen om in het Oratorio te worden opgenomen.
De minister liet met zijn antwoord niet lang op zich wachten.
" Ministerie van Binnenlandse Zaken Turijn, 31 december 1863
" Afd.6. Sectie 2. No. 8856.
"
"
Teneinde te voldoen aan al de verplichtingen die ons minis-
" terie in de loop van het jaar op zich genomen heeft en die tot nu
" toe onvervuld gebleven zijn, heb ik bij besluit van heden bepaald,
" dat ten bate van uw instituut door de thesaurie van deze stad een
" bijdrage van L. 631 wordt betaald.
"
Met de toekenning van een dergelijke subsidie worden de
" kosten vergoed voor de herberging die u bereid bent te verlenen
" aan de jongen Malabaila Carlo Enrico, krachtens de overeenkomst
" van 150 lires en blijft ook nog de u gedane belofte te voldoen,
" gedeeltelijk bij te dragen in het kostgeld, dat de moeder van de
" jongen Pivetta nog aan uw liefdadigheidsinstelling verschuldigd
" is.

46.9 Page 459

▲back to top
- VII/454 -
"
De toezegging van bovenbedoelde subsidie moet eveneens die-
" nen ter voldoening van het verschuldigde aan meester Miglietti
" voor het kostgeld van de jongens Rissoli en Durazzo, in overeen-
" stemming met de rekening aangeboden per brief van 26 dezer. Ik
" kan wel niet zeggen dat het ministerie ten aanzien van deze laat-
" ste een positieve verplichting heeft, daar het slechts indirect
" betrokken is bij zijn opneming;voor deze lasten zou de burgemees-
" ter van Turijn moeten instaan, die heel erg in dit geval geïnte-
" resseerd was.
"
Zodoende is volkomen voldoening gegeven aan uw verzoek ge-
" daan in uw brief van 22 december jl.; ten aanzien hiervan is het
" overigens nodig u eraan te herinneren dat bij de aanbeveling voor
" opneming van de jongen Grassero Giuseppe de minister verklaard had
" dat voor deze opname betaald zou worden door particuliere weldoe-
" ners voor het bedrag van 150 lires ten behoeve van het vrome in-
" stituut. In geval dat daaraan niet mocht zijn voldaan, gelieve u
" zich tot het ministerie te wenden, dat niet zal nalaten de nodige
" stappen te ondernemen ter voorziening in de gegeven toezegging.
"
Voor de minister,
"
S. Spaventa
Maar Don Bosco liet geen kwestie onopgelost, vooral niet wanneer
het ging om de rechten en de belangen van wie van hem afhankelijk waren.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Ik heb aan de Heer Miglietti de brief meegedeeld, waarin
" u, dd. 28 december, no. 9724, te verstaan gaf dat met het bepaal-
" de bedrag van 31 december 1863, voldaan werd aan de kosten ten
" aanzien van de jongen Durazzo. Hij is het daar volkomen mee eens,
" maar trekt er mijn aandacht op dat toen alleen de rekening betaald
" werd die liep tot 1 november 1863 en niet verder. Daarom zend ik
" u andermaal dezelfde rekening die als juist erkend wordt, en die,
" gezien de bijzondere behoeften van voornoemde meester, dit huis
" van te voren heeft moeten betalen.
"
Van deze gelegenheid maak ik mede gebruik u andermaal erop
" te wijzen dat de tweehonderd frank, aangeduid in de brief van 13
" oktober 1863, ten bate van de jongen Giuseppe Grassero tot heden
" niet betaald werden. De jongen bevindt zich thans in het huis.
"
Tevens heb ik de eer u mee te delen dat de wees Giaccio Do-
" menico uit Agnone (aan deze kant van de Abruzzen), aanvaard per
" brief van 27 september jl. toen definitief werd afgeschreven.
" Zijn komst werd uitgesteld, omdat hij gedurende de reis door de
" pokken overvallen werd waaraan hij nog steeds lijdt.
"
Het aantal jongens hier in huis bedraagt ongeveer zevenhon-
" derd, die ik allen in uw goedheid aanbeveel, terwijl ik de eer heb
" mij te mogen noemen,
"
van u, hooggeachte heer,
"
de zeer verplichte dienaar
"
Pr. Giovanni Bosco.

46.10 Page 460

▲back to top
- VII/455 -
Intussen was Don Ruffino doorgegaan met de kroniek.
"26 december. - Don Bosco werd door zijn clerici en priesters
verzocht, iets te zeggen over de toekomst en hij gaf aan zijn voorspel-
lingen deze vorm: - "Eer het feest van de Onbevlekte Ontvangenis voor
de tweede maal gevierd wordt, zullen de politieke kwesties in Italië be-
slecht zijn." - Bekend is dat Don Bosco ongeveer een maand eerder in het
huis Losana zei: - "Eer het feest van de Onbevlekte Ontvangenis driemaal
gevierd is, zullen de zaken van Italië geregeld zijn." Hetzelfde had hij
in Tortona gezegd in oktober en in tegenwoordigheid van de bisschop en
van verscheidene priesters; en aan enkelen die hem vroegen of die tijd
berekend moest worden van de komende 8ste december af, antwoordde hij: -
"Drie. Drie."
"Don Bosco vervolgde: - "We zullen oorlog krijgen, pest, hongers-
nood. Overigens is het mogelijk dat de Heer onder de naam van deze pla-
gen andere dingen bedoelt dan wij eronder verstaan; maar zo is de taal
van God." - Hij voegde erbij, dat op de aarde een plechtig Te Deum zal
gezongen worden.
"Uit Asti stuurden de vicaris en anderen hem enkele voorspellin-
gen, om ze te laten drukken. Don Bosco las ze en stuurde ze terug met de
opmerking, dat hij er zich wel voor wachtte ze te drukken, daar het ver-
zinsels waren en dat hij er tegenin zou gaan, indien ze niet naar hem
luisterden."
In 1865 werden de nieuwe lotsbestemmingen van Venetië inderdaad
bepaald. De hoofdmacht van de antichristelijke sekte bevond zich sinds
enige tijd te Berlijn. De Italiaanse leiders wisten dat het in het plan
lag van de vrijmetselarij, Oostenrijk zoveel mogelijk te vernietigen of
althans te verzwakken. Ze hoopten daarom van het bevriende Pruisen ge-
makkelijker Venetië en misschien ook Rome los te krijgen. Napoleon III
was om geheime redenen op de hoogte van de onderhandelingen die in au-
gustus 1865 tussen Italië en Pruisen begonnen waren, ten einde Oosten-
rijk een oorlog te verklaren, en keurde ze ook goed.
In oktober begaf Bismarck zich naar Parijs waar hij een langduri-
ge bespreking had met minister Drouyn de Lhuys en daarna begaf hij zich
naar Biarritz, waar hij in audiëntie ontvangen werd door Napoleon. Niets
van die besprekingen lekte uit. Het gerucht liep echter dat men in Biar-
ritz voor Duitsland gedaan had, wat te Plombières gedaan was voor
Italië.
De conclusies van die onderhandelingen stelden de voorspellingen
van Don Bosco volkomen in het gelijk. Wat de oorlog betreft, die zullen
wij zien ontstaan in 1866; en wat de pest aangaat, is daar de cholera
van 1865, 1866 en 1867. Ten aanzien van de honger in Italië leze men de
droevige kronieken der dagbladen van 1866 en 1867. In 1867 hebben we
het eeuwfeest van het martelaarschap van Petrus en Paulus, in het Vati-
caan gevierd met de dankhymne in aanwezigheid van 500 en meer bisschop-
pen.

47 Pages 461-470

▲back to top

47.1 Page 461

▲back to top
- VII/456 -
Don Ruffino vervolgt: "Op 20 december stierf te Lombriasco, zijn
geboorteplaats, de student Robasto Teresïo op de leeftijd van 19 jaar."
Maar hij is niet degene, die door Don Bosco was aangeduid.
"27 december. - 's Avonds zegt Don Bosco tot al de jongens dat hij
een herinnering wil geven voor het einde van het jaar, maar nog niet de
traditionele nieuwjaarswens. Aldus. De koning van Athene, Agesilao, ging
op zekere dag een school bezoeken. Bij het weggaan verzochten de scho-
lieren hem hun een herinnering na te laten aan zijn bezoek. De koning
zei toen:
- "Wacht u ervoor dingen te leren waarvan gij spijt hebt als ge oud
geworden zijt."
"29 december. - Vandaag pas komt in het Oratorio het bericht bin-
nen van de dood van de jonge Prete Luigi uit Agliano, op 20 jarige leef-
tijd. Sinds enige tijd was hij thuis ziek. Op 5 december was hij de eeu-
wigheid ingegaan. Toen hij de communiteit het nieuws meedeelde, zei Don
Bosco:
- "Zou Prete degene zijn van wie ik u de dood voorspeld heb? Ik zeg
ja, noch neen. Alleen dit zeg ik u, dat in dit huis de jongens steeds
paarsgewijs sterven. Ik wil niet zeggen dat het nu ook zo zal gaan, maar
enkel dat het in het verleden zo gegaan is. Was er een jongen gestorven,
dan stierf binnen 10 of 15 dagen een andere. Thans zullen we zien of er
een sterft na 10 of 15 dagen of zelfs 20."
"Morgenavond zal ik jullie de nieuwjaarswens geven. Ook de am-
bachtsjongens moeten hier komen, omdat ik hier bij jullie zou willen
zijn en intussen toch niet nalaten ook te midden van de ambachtsjongens
te vertoeven. Daarom, omdat ik me niet in tweeën kan delen, zullen de
ambachtsjongens hier komen."
"Beginnen jullie intussen al vast met deze herinnering: Verhovaar-
dig jullie nooit over wat jullie weten. Hoe meer men weet, des te meer
men beseft hoe onwetend men is. Socrates zei: Hoc unum scio me nihil
scire. Weest daarom bescheiden. 1. In de overtuiging niets te weten. 2.
Door jullie niet ten kwade te bedienen van de kennis. 3. Door te weten
wat de gekruisigde Jezus leert: ontvangen beledigingen vergeven, zijn
vijanden vergeven."
"30 december. - Don Bosco schreef aan zijn nieuwe leerlingen in
Mirabello:
" Aan mijn beminde zonen van het klein seminarie van S. Carlo te
" Mirabello.
"
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus zij steeds met
" ons. Amen.
"
De tekenen van kinderlijke genegenheid die gij, beminde
" zonen, mij geschonken hebt toen ik het genoegen mocht beleven
" jullie te bezoeken, hebben me doen besluiten in deze feestdagen
" andermaal naar u toe te komen. Daar ik door mijn bijzondere
" bezigheden daartoe thans niet in staat hen, beperk ik me ertoe
" u een brief te schrijven om jullie enkele gedachten te schenken
" van uit mijn vaderhart.

47.2 Page 462

▲back to top
- VII/457 -
"
Allereerst dank ik jullie voor wat jullie voor mij hebben
" gedaan, voor de mij gezonden groeten, voor de tot God gestuurde
" gebeden voor mijn zielenheil; zoals ik jullie eveneens bedank
" voor de genegenheid die jullie Don Rua en de andere oversten in
" je seminarie toedragen. Daar ik sinds ik bij jullie was, jullie
" verscheidene malen ben komen opzoeken in de geest, geloof ik er
" goed aan te doen jullie te zeggen wat ik opgemerkt heb in het
" bijzonder (waarover ik afzonderlijke briefjes schrijf) en in het
" algemeen.
"
Tot mijn grote voldoening heb ik een veelvuldiger naderen
" tot de heilige Sacramenten van biecht en communie waargenomen,
" een devoter gedrag in de kerk en bij het bidden, vooral 's avonds,
" een grotere mate van naastenliefde in het verdragen van de gebre-
" ken van de kameraden en vooral een grote inspanning voor de stu-
" bestrijden van de ondeugden en bekoringen. Ik heb dat tot mijn
" groot die en voor het genoegen vastgesteld; niettemin moet ik,
" als jullie me dat willen toestaan, veel dingen onder ogen bren-
" gen die mij bedroeven.
"
Ik zag sommigen de kerk ingaan zonder dat ze enige blijk
" ervan gaven een heilige plaats te betreden; naar de preek luiste-
" ren (en dat zijn er niet weinigen) in aanhoudende verstrooidheid,
" zonder ooit enige moeite te doen voor het welzijn van hun ziel.
" Ik zag verscheidene anderen beginnen te bidden, die zich op het
" einde niet eens meer ervan bewust waren wat ze gezegd hadden en
" meestal zonder de mond te openen; anderen zag ik die lachten, weer
" anderen die, daar ze geen wraak konden nemen, inwendig haat en
" wraak voedden tegenover hun rivalen en dit gedurende lange tijd.
"
Verder zijn er die alle moeite mijden, alsof er een steen
" op hun hoofd gelegd werd; maar wat me het meeste verdriet gedaan,
" heeft zijn diegenen die proberen onwelvoeglijke praatjes te verko-
" pen over dingen waarvan de heilige Paulus wil dat ze onder chris-
" tenen niet eens genoemd worden. En dan waren er enkelen, heel wei-
" nigen, die,mag ik het zeggen?, onwaardig tot de heilige Sacramen-
" ten naderden.
"
Dat, beminde zonen, zijn de dingen die ik heb opgemerkt op
" mijn tocht in het kleine seminarie van Mirabello.
"
Denken jullie soms dat ik deze dingen schrijf om er jullie
" een verwijt van te maken. Neen. Ik schreef ze alleen om jullie te
" waarschuwen, en zodoende worden de deugdzamen aangemoedigd om te
" volharden, de lauwen ontstoken en ontvlamd van liefde tot God en
" die er behoefte aan heeft verheffe zich uit de staat waarin hij
" zich bevindt. Hier zou ik jullie veel moeten schrijven, maar ik
" behoud me voor dat bij mijn volgend bezoek te zeggen. Ik zal jul-
" lie overigens zeggen wat de Heer van jullie wil in de loop van
" dit jaar, om zijn zegen te verdienen.
"
1. Vermijd de ledigheid; daarom de hoogste ijver in het
" vervullen van de verplichtingen voor school en godsvruchtoefenin-
" gen. De ledigheid is de moeder van alle ondeugden.
"
2. Veelvuldige communie. Wat een grote waarheid houd ik
" jullie op dit ogenblik voor! De veelvuldige communie ís de gro-
" te zuil die de morele en materiële wereld overeind houdt, zodat
" ze niet in puin valt.

47.3 Page 463

▲back to top
- VII/458 -
"
3. Godsvrucht en veelvuldig aanroepen van Maria. Het is
" nog nooit ter wereld gehoord dat iemand zich met vertrouwen tot
" deze hemelse moeder wendde zonder terstond verhoord te worden.
"
Geloof me vrij, beminde zonen, ik geloof niet te veel te
" zeggen door te verzekeren dat de veelvuldige communie een grote
" zuil is waarop een pool van de wereld rust; de godsvrucht tot
" Onze-Lieve-Vrouw is vervolgens de andere zuil, waarop de andere
" pool rust. Daarom zeg ik tot Don Rua, tot de andere oversten, le-
" raren, assistenten en tot alle jongens, dat zijn die drie her-
" inneringen, die ik jullie geef tot meerdere eer van God, voor het
" heil van jullie zielen die zo dierbaar zijn aan onze Heer Jezus
" Christus die met de Vader heerst in vereniging met de Heilige
" Geest, te verbreiden, te beoefenen, te prediken en er met alle
" kracht der liefde van Jezus Christus op aan te dringen, opdat ze
" nooit vergeten zouden worden.
"
Met de verzekering dat ik jullie iedere dag aanbeveel bij
" de Heer in de Heilige Mis, beveel ik ook mijn ziel in jullie gebe-
" den aan. Alle jongens in dit huis vragen eveneens jullie gebeden
" en wensen u al het goede van de hemel.
"
De Heilige Maagd behoede ons allen en altijd. Amen.
"
Jullie toegenegen in J.C.
" Turijn, 30 december 1863
Pr. Bosco Giovanni.
"
" P.S. Wees gerust betreffende de jongen die naar de eeuwigheid
"
moest vertrekken. Het was Luigi Prete. Maar denk erom dat
"
het vertrek van onze jongens steeds paarsgewijs geschiedt:
"
dus is er nog een andere kameraad die hem volgen wil naar
"
het vaderland der zaligen.
In die brief waren vijftien eigenhandig geschreven briefjes geslo-
ten, gericht aan verschillende assistenten en aan afzonderlijke jongens.
Op dezelfde dag liet Don Bosco eveneens een brief met gelukwensen
schrijven bij gelegenheid van het nieuwe jaar aan de minister van Bin-
nenlandse Zaken uit naam van de door hem aanbevolen leerlingen.
Terwijl hij die maand zoveel brieven van erkentelijkheid richtte
tot de vrienden en weldoeners, schreef hij er ook een aan de rozenkrans-
fabrikant in Rome, met wie hij in 1858 innige vriendschap had
aangeknoopt.
"
Turijn, 30 december 1863
"
"
Waarde Heer Focardi Canori,
"
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus zij steeds met ons.
" Wees ervan overtuigd dat ik niet zal nalaten, wanneer een mijner

47.4 Page 464

▲back to top
- VII/459 -
" vrienden naar Rome gaat, hem bij u te sturen, zoals ik in de af-
" gelopen jaren gedaan heb. Iedere dag bid ik voor u, voor uw gezin
" en ik zegen allen van harte.
"
Drager van deze brief is de heer Piola, onze vriend; hij
" is heel godvruchtig en verlangt zijn opwachting bij u te maken.
"
Laat ons voortgaan met bidden; de Heer is met ons; laten
" we niet bang zijn. De hemel zal alles goedmaken. De Heilige Maagd
" behoude ons allen in de heilige vreze van God. Amen.
"
Indien u Don Zaverio Bacchi, kanunnik Bertinelli en Mgr.
" Lenti ziet, groet hen dan van mij. Zeg hun dat ik hen in de Heer
" zeer genegen ben en vraag dat ze voor me bidden.
"
Ik groet u in de Heer,
"
Uw toegenegen vriend,
"
Pr. Bosco Giovanni
"
" P.S. Don Rua maakt het goed: hij preekt, hoort biecht en is rec-
"
tor van een huis met tweehonderd jongens van wie hij alle-
"
maal heiligen wil maken.
In werkelijkheid bedroeg het aantal jongens van Mirabello in het
eerste jaar van het college niet precies tweehonderd: maar weldra zou
het dat aantal te boven gaan en dat aantal en ook meer handhaafde zich
jaren lang. We maken die opmerking omdat men ziet hoe Don Bosco de zaken
niet overdreef bij het schrijven of spreken, zoals menigeen dacht. Met
zijn blik omvatte hij de toekomst alsof ze het heden was; en wat wij nu
zien en nog zullen zien als iets wonderbaarlijks in de ontwikkeling van
de vrome sociëteit en verrassends in het aantal leerlingen, had hij
voorzien en wij zijn er getuigen van. Om niettemin niet het air van een
profeet aan te nemen, vertelde hij bij wijze van grap soms het gezegde
van een oude directeur van een instelling: "Hebt u bijna honderd jon-
gens? Zeg dan dat u er honderd hebt en de mensen zullen geloven dat u er
slechts vijftig hebt. Hebt u er honderd, zeg dan dat u er honderdvijf-
tig hebt; de mensen zullen dan denken dat u er honderd hebt en dus den-
ken wat waar is."
En zo zijn wij eindelijk aan de 31ste december gekomen. - Don Ruf-
fino schrijft:
"Don Bosco gaf de nieuwjaarswens aan al de jonge ambachtsleerlin-
gen en studenten en begon aldus:
"
In deze dagen ziet men in de wereld een voortdurende uit-
" wisseling van bezoeken en wensen. Er is een jaar dat eindigt en
" een ander dat begint. Die gedachte wekt bij de mensen twee gevoe-
" lens: we hebben een jaar voleindigd waarin we zoveel vrienden heb-
" ben verloren; we beginnen een ander, waarvan we niet weten hoe
" het voor ons zal voorbijgaan. Wie weet hoeveel vrienden we zullen

47.5 Page 465

▲back to top
- VII/460 -
" verliezen! Deze gevoelens veroorzaken die opgewondenheid die men
" in de wereld waarneemt.
"
Dit jaar zullen zich in de wereld ernstige beroeringen voor-
" doen. Ik zal niet zeggen dat ons huis verontrust zal worden; maar
" ze brengen verwarring in de wereld. Of het ziekten, oorlogen of
" iets anders is; we zullen het aan Onze-Lieve-Heer overlaten.
"
Maar beperken we ons tot onszelf. Verleden jaar heb ik jul-
" lie gezegd, dat, op het einde van het jaar, wij zo goed als zeker
" niet meer allen in leven zouden zijn en zo is het ook gegaan. Hoe-
" veel kameraden zijn de eeuwigheid ingegaan! Dikwijls hebben we nu
" eens de rozenkrans, dan De profundis gebeden voor de een of ander.
" Hetzelfde zeggen we nu bij het begin van 64. Velen van ons zullen
" er in 65 niet meer zijn.
"
Wat heb ik jullie bij de aanvang van dit nieuwe jaar te vra-
" gen? Wat te beloven en wat aan te raden? Het zijn drie dingen.
" Wat ik van jullie te vragen heb, kan niets anders zijn dan wat het
" programma van dit huis uitmaakt en dat in mijn kamer geschreven
" staat: Da mihi animas, caetera tolle. Ik verlang niets anders dan
" jullie zielen, niets anders dan jullie geestelijk welzijn.
"
Jullie beloven? Ik beloof jullie en geef jullie alles wat ik
" ben en wat ik heb. Ik studeer voor jullie, werk voor jullie,
" leef voor jullie en voor jullie ben ik eveneens bereid mijn leven
" te geven.
"
Wat jullie aan te raden? Probeer me te begrijpen en wees
" aandachtig. Stellen jullie je voor, een grote globe te zien, ge-
" schraagd door een zuil aan beide polen. Boven de ene staat geschre-
" ven: Regina mundi, boven de andere: Panis vitae. Maar let op dat
" de pool aan de zuil met Regina mundi er los van is, terwijl de an-
" der aan de zuil met Panis vitae vastzit. Op die globe lopen mensen,
" veel mensen rond, in allerlei richtingen. Maar degenen die zich bij
" de twee zuilen bevinden genieten van een levendig licht, terwijl
" de anderen, die ervan verwijderd zijn, namelijk in het midden van
" de bol, zich in donkere schaduwen bevinden. Nu zou ik willen dat
" een of ander mij verklaart wat dat wil zeggen. Jij, daar, zeg eens!
" Na wat schaarse, weinig ter zake en verwarde antwoorden, vervolgde
" Don Bosco:
"
Die bol stelt de wereld voor. De twee zullen: de ene Maria,
" de andere het H. Sacrament. Zij zijn het die in werkelijkheid de
" wereld schragen; en als Maria en het Heilig Sacrament er niet was,
" zou de wereld al ten onder zijn gegaan. En de mensen die in het
" licht willen lopen, dat wil zeggen op de weg naar de hemel, moeten
" zich in de buurt houden van deze beide fonteinen van licht of al-
" thans bij een ervan. Degenen echter die er zich van verwijderen,
" lopen in tenebris et in umbra mortis. Ziedaar, wat ik jullie aan-
" raad zelf te betrachten en ook anderen daartoe te brengen door je
" voorbeeld, door je raadgevingen, door de preken. Bedenk dat als
" ik de devotie tot het heilig Sacrament aanbeveel, ik daarmee be-
" doel het naderen tot de Communie,een bezoek aan de kerk, het mis-
" horen, het schietgebed enz.
"
Als ik jullie dan nog iets mag aanraden dat jullie moeten
" vermijden, dat is de ledigheid.
"
Intussen hoop ik dat jullie steeds aan je ziel zullen denken.

47.6 Page 466

▲back to top
- VII/461 -
"
De priesters, de clerici en alle assistenten wens ik ijver
" en geduld.
Gevraagd wat het te betekenen had dat aan de ene kant de bol aan
de zuil vastzat en aan de andere niet, antwoordde hij dat dit betekende
dat de ene de wereld schraagt door eigen kracht en de andere alleen een
steun is.
Enkelen vroegen of hij, zoals gebruikelijk is de voorgaande jaren,
ook een nieuwjaarswens aan elk afzonderlijk wilde geven. Don Bosco ant-
woordde ontkennend: - "Omdat", zei hij, "jullie me moeten helpen in
praktijk te brengen wat ik in het algemeen gevraagd heb."
Zo eindigde het jaar 1863 en hoewel Don Bosco niet iedereen per-
soonlijk een nieuwjaarswens gegeven had, waren er meerdere jongens die,
volgens het gebruik van de voorafgaande jaren, hun eigen geschenk aan
hem aanboden in een briefje, dat met grote dankbaarheid werd aanvaard.
Slechts een daarvan is voor ons bewaard gebleven, dat van Cesare Chiala,
die hem, zoals we al gezegd hebben, hielp met het samenstellen van de
Katholieke Lectuur. Het is geen vermaning, maar zoveel als de weergave
en goedkeuring van een gedragsregel door Don Bosco gevolgd. De tekst
luidt: Interroga libenter et audi tacens verba sanctorum; nec displi-
ceant tibi parabolae seniorum; sine causa enim non proferuntur. (De Imi-
tatione Christi Lib.I. Cap.V.).

47.7 Page 467

▲back to top
- VII/462 -
H O O F D S T U K LVIII.
In het begin van 1864 telde de vrome sociëteit van de H. Francis-
cus van Sales 61 leden. Bij die van het voorafgaande jaar waren 8 cleri-
ci, 9 studenten en 4 coadjuteurs bijgekomen. Een priester en zes clerici
hadden de driejaarlijkse geloften afgelegd. Er waren negen priesters.
Het nieuwe jaar zou voor deze uitgelezen schare van salesianen en
voor hun jongens, zoals altijd, een jaar zijn van studie en arbeid, daar
dat de geest was van Don Bosco, die aan hen overgedragen werd. Vandaar
dat de kroniek aantekent: "1 januari, vrijdag 1864. - 's Morgens en 's
middags les. 's Middags echter lectio brevis, die om half vier eindigt.
Om kwart over 7, lof met voorafgaande geestelijke lezing. Dat is het
programma voor al de afgeschafte feestdagen."
Het lijkt dat de eerste dag van het jaar zich had moeten onder-
scheiden door grote plechtigheid; maar de feestdagen die eraan vooraf-
gingen en de nabije anderen die volgden, verstrooiden door de langduri-
ge ontspanning niet weinig de leerlingen. Daarom hadden de ijverigsten
aan hun leraren gevraagd hun nieuwe taken te geven, daar het huiswerk
van de school al af was; en een tijd later vergenoegden ze zich op
feestdagen met een uur meer studie, vastgesteld voor de mis van de com-
muniteit. Vele jaren lang werd de tijd tussen opstaan en half acht op
de zondagen alleen aangewend voor de verzorging van lichaam en kleding
en voor biechtgelegenheid in de kerk, een vrijheid die gedurende de stu-
dietijd niet belet werd.
Van een dusdanige geestdrift voor de studie geeft de kroniek een
bewijs. "Gedurende de buitensporige koude van deze winter werd er geen
muziekonderwijs meer gegeven; niet alleen vanwege de koude, maar ook
door gebrek aan gas. Maar de liefde voor de studie verminderde niet. Aan
degenen die vroeg wilden opstaan om te studeren, gaf Don Bosco gewoon-
lijk toestemming daartoe, onder enkele voorwaarden: maar niet eerder dan
4 uur. En op 4 februari, toen de clerici zich moesten voorbereiden op de
examens van het seminarie, werden de jongens op wandeling gestuurd. Daar
er in het afgelopen jaar op die dag geen wandeling geweest was, werd er
gemord omdat ook de leerlingen zich op het examen moesten voorbereiden.
Het voorbeeld van Don Bosco was een grote prikkel voor de jongens
in het vervullen van hun eigen plichten. Voor hem was ieder ogenblik een
schat. In die dagen beval hij de verzending van de aflevering van de
"Letture Cattoliche" die gold voor de maanden januari-februari. De on-
derwerpen waren: Het gezag van de paus van Rome; Catechismusonderricht
van Lorenzo Gastaldi, pr. erekanunnik van de Drievuldigheidskerk.

47.8 Page 468

▲back to top
- VII/463 -
De Unità Cattolica van 10 maart prees deze aflevering.
De aflevering van januari en februari van de Katholieke Lectuur,
gepubliceerd door Don Bosco, bevat een kostbare uiteenzetting over het
Gezag van de paus, waarin beknopt, nauwkeurig, helder en degelijk de
voornaamste kenmerken van het gezag van de paus worden uiteengezet, zo-
wel op het gebied van het dogma en de moraal, als met betrekking tot de
tucht in politieke zaken. Indien we zeggen dat de schrijver van dit
werkje de theoloog en kanunnik Lorenzo Gastaldi is, begrijpen onze le-
zers terstond dat een zo belangrijk onderwerp in onze dagen door geen
betere pen kon behandeld worden. Het onderwerp werd terdege uitgediept
en het werd bevattelijk gemaakt door de manier waarop het voorgesteld
werd. De geleerde en ijverige schrijver geeft de naam van Catechismuson-
derricht aan zijn werkje, dat hij in dialoogvorm heeft gesteld, om deze
stof minder dor en meer begrijpelijk te maken voor de grote meerderheid
van het christenvolk. Kanunnik Gastaldi heeft zich uitsluitend de onder-
richting van het volk ten doel gesteld; onder dit volk behoort men ech-
ter niet alleen het eenvoudige en ruwe volk te rekenen, maar ook diege-
nen die zich erop laten voorstaan beschaving, ontwikkeling en kennis te
bezitten. Daarom zijn we ervan verzekerd dat negen tienden van hen die
zich onderlegd wanen, het boek voor een groot deel voor zichzelf nieuw
zullen vinden. Op bijzondere wijze willen we wijzen op Hoofdstuk IX,
getiteld: De paus heeft van Jezus Christus het recht ontvangen te waken
over de politieke status der christenen, waarin de schrijver aan-toont
dat de Kerk, als leermeesteres in de moraal, bovendien meesteres is over
de ware politiek. We willen hier nog aan toevoegen dat in het gedegen en
pittige boek van de theoloog Gastaldi, ook de verkondigers van het god-
delijke woord de stof over een thema dat in onze dagen zo belangrijk is
nl. het gezag van de paus, voorbereid en uitstekend geordend vinden.
In diezelfde tijd verwachtte Don Bosco, nadat hij al de aanbeve-
ling van de bisschop van Acqui ontvangen had, van de vicaris-capitula-
ris van Turijn, de gevraagde goedkeuring of aanbeveling voor zijn vrome
sociëteit; maar tot nu toe had hij nog niets ontvangen, behalve een mon-
delinge toezegging. Daarom schreef hij aan kanunnik Vogliotti, rector
van het seminarie en pro-vicaris van het bisdom.
"
Hoogeerwaarde Heer,
"
"
Met het oog op de belofte door u, hoogeerwaarde, aan mij
" gedaan, mij het aanbevelingsschrijven te doen toekomen ten gunste
" van de sociëteit van de H. Franciscus van Sales, doe ik een be-
" roep op uw welwillendheid om de Heer vicaris-generaal ertoe te
" brengen mijn verlangen te willen vervullen, alvorens de dood mijn
" plannen zou komen afbreken.
"
Daar onze regerende paus Pius IX zelf mij het plan en de
" idee van de sociëteit aan de hand gedaan heeft, geloof ik dat het
" reglement bij hem wel een welwillende ontvangst zal vinden. Wan-

47.9 Page 469

▲back to top
- VII/464 -
" neer u mocht vermoeden dat er bij de heer vicaris-generaal voor-
" noemd een moeilijkheid gerezen mocht zijn, verzoek ik u eerbie-
" dig mij daar mededeling van te doen, daar het mij zeer na aan het
" hart ligt, dat dit reglement op de een of op de andere wijze,
" d.w.z. van de bisschop of van de paus goedkeuring verkrijgt.
"
Aanvaard mijn gevoelens van hoogachting, waarmee ik de
" eer heb mij te noemen,
"
van U, hooggeachte en zeereerw. Heer,
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 6 januari 1864
Pr. Bosco Giovanni.
Het ging hem ter harte die zaak tot een goed einde te brengen,
ook vanwege het steeds toenemende aantal jongens, die verlangden in zijn
instelling het geestelijke kleed aan te nemen.
Aan de notulen van het kapittel ontlenen we:
Op 8 januari 1864 werden in de congregatie van de H. Franciscus
van Sales opgenomen: Gulio Barberis, Michele Bertinetti, Gio. Batta,
Bertocchio, Guglielmo Garelli, Alfonso Einocchio, Francesco Lambrus-
chini, Simone Lupotto, Giuseppe Manassero, Lorenzo Marengo, Francesco
Paglia, Luigi Rostagno, Domenico Vota.
Intussen ging de voorspelling van Don Bosco in vervulling die hij
op 29 december na de dood van Prete, in deze bewoordingen had uitgespro-
ken: "Thans zullen we zien of er een sterft na 10 of 15 dagen of zelfs
20."
Francesco Besucco die vanwege zijn voorliefde voor boetedoening
de winter was ingegaan zonder voldoende dekking op zijn bed, werd over-
vallen door een catarrale maagcongestie. Zijn ziekte openbaarde zich op
3 januari en duurde slechts zeven dagen, die voor hem even zovele re-
traitedagen waren en voor zijn kameraden voorbeelden van geduld en
Christelijke berusting. De ziekte benam hem de adem, bezorgde hem acute
en voortdurende hoofdpijn. Maar alle voorschriften van de dokters, alle
aan hem bestede zorgen brachten hem er niet bovenop.
We waren nog pas op de vierde dag van zijn ziekte, toen de arts
begon te vrezen voor het leven van onze Francesco. Om hem over dat laat-
ste ogenblik te spreken zei Don Bosco tot hem:
- "Mijn beste Besucco, zou je graag naar de hemel willen gaan?"
- "Stel je voor dat ik niet graag naar de hemel zou willen gaan.
Maar ik moet hem verdienen."
- "Veronderstel dat je zou moeten kiezen tussen genezen of naar de
hemel gaan, wat zou je dan kiezen?"
- "Het zijn twee verschillende dingen, leven voor Onze-Lieve-Heer
of sterven om tot Hem te gaan. Het eerste vind ik fijn, maar het tweede

47.10 Page 470

▲back to top
- VII/465 -
bevalt me nog meer. Maar wie verzekert me dat ik naar de hemel zal gaan
na zo veel zonden die ik gedaan heb?"
"Juist doordat je zo spreekt, veronderstel ik dat je er zeker
van bent naar de hemel te gaan; want als je ergens anders zou heengaan,
zou ik niet willen dat je ons nu ging verlaten."
"Maar hoe kan ik de hemel verdienen?"
"Je zult de hemel verdienen door de verdiensten van het lijden
en de dood van onze Heer Jezus Christus."
"Ik zal dus naar de hemel gaan?"
"Maar natuurlijk, vast en zeker, vanzelfsprekend als het de Heer
behaagt."
Toen wierp hij een blik op de aanwezigen, wreef zich vervolgens
in de handen en zei opgewekt: - "De overeenkomst is gemaakt; de hemel
en niets anders; naar de hemel en nergens anders heen. Men spreke mij
over niets anders meer dan over de hemel."
Don Bosco vervolgde toen: - "Ik ben blij dat je een zo groot ver-
langen naar de hemel aan de dag legt, maar ik wil dat je je bereid toont
om de heilige wil van Onze-Lieve-Heer te volgen..."
Hij onderbrak hem met te zeggen: - "Ja, ja, de heilige wil van
God moet geschieden in alles in de hemel en op aarde..."
Op de avond van de vijfde dag, schreef Don Bosco: "Men vroeg hem
of hij iemand nog iets had toe te vertrouwen. - "0, ja", zei hij tegen
me, "zeg tegen allen, dat ze voor me bidden opdat mijn vagevuur kort
moge zijn."
"Wat wil je dat ik tegen je kameraden zal zeggen namens jou?"
"Zeg hun dat ze de ergernis moeten vermijden, en ervoor moeten
zorgen altijd goed te biechten."
"En tegen de clerici."
"Zeg tegen de clerici, dat ze het goede voorbeeld geven aan de
jongens en dat ze hun best doen hun steeds goede raad te geven telkens
als de gelegenheid daartoe zich voordoet."
"En wat moet ik aan je oversten zeggen?"
"Zeg aan mijn oversten dat ik hen allen dank voor de liefde die
ze mij betoond hebben; dat ze doorgaan met werken om veel zielen te win-
nen, en als ik in de hemel ben, zal ik bij de Heer voor hen bidden."
"En tegen mij, wat zeg je tegen mij?"
Bij die woorden toonde hij ontroering en terwijl hij me vast aan-
keek, zei hij: "U vraag ik, mij te helpen mijn ziel te redden. Al lang
bid ik de Heer dat Hij me laat sterven in uw handen; ik zou graag willen
dat u dit werk van liefde doet en mij bijstaat tot de laatste ogenblik-
ken van mijn leven."

48 Pages 471-480

▲back to top

48.1 Page 471

▲back to top
- VII/466 -
"Ik beloofde hem dat ik hem niet zou verlaten, hetzij hij mocht
genezen, hetzij hij ziek bleef en zeker niet als hij gevaar zou lopen te
sterven. Hierna toonde hij zich heel opgewekt en dacht aan niets anders
meer dan aan zijn voorbereiding tot het ontvangen van het Viaticum."
Toen hij de communie ontvangen had, begon hij te bidden voor zijn
dankzegging. Toen men hem vroeg of hij nog iets wenste, antwoordde hij
niets anders meer dan: "Laat ons bidden." Na een langdurige dankzegging
riep hij de aanwezigen bij zich en spoorde hen aan om over niets anders
meer te spreken dan over de hemel.
"Enige tijd later", zo vervolgt Don Bosco, "toen ik zag dat hij
geheel rustig was, vroeg ik hem of hij een boodschap had achter te la-
ten voor zijn aartspriester." Bij die woorden toonde hij zich verward.
"Mijn aartspriester, antwoordde hij, "heeft veel goed voor me ge-
daan; hij heeft gedaan wat hij kon om me te redden; laat hem weten dat
ik nooit zijn lessen heb vergeten. Ik zal niet meer het geluk hebben hem
in deze wereld te zien, maar ik hoop naar de hemel te gaan en tot de
heilige Maagd te bidden, opdat ze hem helpe al mijn kameraden braaf te
houden, zodat ik hem op zekere dag met al zijn parochianen kan zien in
de hemel. Toen hij dat gezegd had belette de ontroering hem nog meer te
zeggen."
"Na een pauze vroeg ik hem of hij niet verlangde zijn ouders te
zien. - "Ik kan hen niet meer zien", antwoordde hij; "daarvoor zijn ze
te ver weg, ze zijn arm en kunnen de reis niet betalen. Bovendien is
mijn vader met zijn arbeid ver van huis. Laat hun weten dat ik in berus-
ting sterf, opgewekt en tevreden; dat ze voor me bidden; ik hoop naar de
hemel te gaan, daar zal ik hen allen opwachten... Aan mijn moeder..."
hier stokte hij.
"Een paar uren later zei ik tegen hem: - "Heb je misschien een me-
dedeling voor je moeder?"
"Zeg tegen mijn moeder dat haar gebed door God is verhoord. Ze
heeft vaak tegen me gezegd: mijn beste Franceschino, ik wens je een lang
leven toe in deze wereld, maar ik zou duizendmaal liever hebben dat je
stierf, liever dan je door de zonde de vijand van God te zien worden. Ik
hoop dat mijn zonden me vergeven zijn; ik hoop de vriend van God te zijn
en spoedig mij met hem te verheugen in de eeuwigheid. 0, God, zegen mijn
moeder, schenk haar moed om gelaten het bericht van mijn dood te dragen;
geef dat ik haar kan zien met heel onze familie in de hemel, om te ge-
nieten van uw glorie."
"Hij wilde nog meer zeggen, maar ik deed hem zwijgen om wat te
rusten. Toen op de avond van de achtste dag zijn toestand nog erger
werd, besloot men hem het Heilig Oliesel toe te dienen. Gevraagd of hij
dit sacrament wenste te ontvangen antwoordde hij: - "Jawel, van ganser
harte wil ik dat."
"Is er misschien nog iets dat je geweten kwelt?"
"0, ja, er is iets dat me erg leed doet en waar ik veel spijt
over heb!"

48.2 Page 472

▲back to top
- VII/467 -
- "Wat is dat dan wel? Wil je het in de biecht zeggen of anders?"
- "Er is iets waar ik in mijn leven altijd aan gedacht heb; maar
ik had me nooit kunnen voorstellen, dat het mij zoveel spijt zou doen
voelen in het uur van mijn dood."
- "Wat is dat dan toch dat je zoveel leed doet en spijt?"
- "Ik ondervind de bitterste spijt omdat ik in mijn leven de Heer
niet genoeg bemind heb zoals Hij verdient."
- "Daar kun je gerust over zijn, want in deze wereld kunnen we
de Heer nooit beminnen zoals Hij verdient. Hier moeten we doen wat we
kunnen; de plaats waar we Hem zullen beminnen zoals het behoort is het
andere leven, de hemel. Daar zullen we Hem zien zoals Hij is in zich-
zelf, daar zullen we zijn goedheid, zijn glorie en zijn liefde kennen
en ervan genieten. Jij bent gelukkig dat je binnenkort dat onuitspreke-
lijk geluk zult kennen! Bereid je nu voor op het ontvangen van het hei-
lige Oliesel; het neemt de straf van de zonden weg en zal ook lichame-
lijke gezondheid geven, als dat goed is voor het heil van je ziel..."
Bij het ontvangen van de laatste zalving, wilde hijzelf het Con-
fiteor bidden en de andere gebeden die dit sacrament betreffen, met
bijzondere schietgebeden voor elk der zintuigen. Ten slotte scheen hij
zo vermoeid en werd zijn pols zo zwak, dat we vreesden dat hij de
laatste adem ging uitblazen. Even daarna herstelde hij zich iet of wat
en in tegenwoordigheid van velen richtte hij deze woorden tot Don Bos-
co: "Ik heb veel gebeden tot de Heilige Maagd, dat ze me zou laten
sterven op een aan haar toegewijde dag, en hoop dat ik verhoord zal
worden."
Zaterdag 9 januari werd de laatste van de beminde Besucco. Hij
beschikte de hele dag lang over al zijn geestesvermogens.
Ongeveer om half elf 's avonds scheen hij niet meer dan nog
slechts enkele minuten te leven te hebben; hij strekte de handen uit en
probeerde ze op te heffen. Don Bosco nam de handen en legde ze samen op
het bed terug. Weer richtte de jongen ze op, glimlachend en strak voor
zich uitkijkend alsof hij iets zag dat hem zeer verblijdde. Denkend dat
hij misschien het kruisbeeld wilde hebben, gaf Don Bosco het hem in de
handen; maar hij nam het, drukte er een kus op, legde het weer op het
bed neer en hief terstond de armen weer in een opwelling van vreugde om-
hoog. Op dat ogenblik was zijn gezicht rood en levendig, meer dan het
ooit geweest was toen hij nog gezond was. Zijn gezicht was van stralende
schoonheid en glans, zodat het licht van de ziekenkamer erdoor scheen te
verduisteren.
Alle aanwezigen, tien in getal, stonden niet alleen verschrikt,
maar verbijsterd, aan de grond genageld; en in diepe stilte hielden ze
allen de blik gericht op het gelaat van Besucco.
Maar bij allen groeide de verwondering nog, toen de zieke met even
opgerichte hoofd en zo ver mogelijk uitgestoken handen, als iemand die

48.3 Page 473

▲back to top
- VII/468 -
de hand reikt aan een bemind iemand, met jubelende en klankvolle stem
begon te zingen: Lodata Maria - 0 lingue fedeli.
Na verschillende pogingen gedaan te hebben om zijn lichaam op te
richten dat inderdaad oprees, begon hij, met de handen devoot voor zich
gevouwen, weer te zingen: 0 Jezus van liefde ontstoken, had ik U maar
nooit beledigd. De zieke leek een engel met de engelen van de hemel.
Om de ontsteltenis van de aanwezigen te breken, zei Don Bosco:
"Ik geloof dat op dit ogenblik onze Besucco een of andere bijzondere ge-
nade van de Heer of van zijn hemelse Moeder ontvangt, voor wie hij in
zijn leven zoveel godsvrucht had. Misschien komt ze zijn ziel vragen om
met haar naar de hemel te gaan."
Besucco vervolgde zijn gezang; maar zijn woorden waren afgekapt en
onderbroken, bijna als van iemand die antwoord geeft op vriendelijke
vragen. Daarna liet hij zich langzaam op het bed terugvallen. Het won-
derbaarlijke licht verdween, zijn gezicht werd weer als eerst; het licht
van de kaarsen drong weer door en de zieke gaf geen teken van leven
meer. Maar toen hij bemerkte dat men niet meer bad, en men hem geen
schietgebeden influisterde, wendde hij zich terstond tot Don Bosco en
zei: - "Help me, laten we bidden."
Het was elf uur toen hij wilde spreken, maar kon alleen nog zeg-
gen: "Het kruisbeeld." Met dat woord vroeg hij de zegen met het kruis
met volle aflaat in het uur van de dood, een genade waar hij vaak om
gevraagd had.
Nadat hem deze laatste zegen gegeven was, begon Don Alasonatti het
Proficiscere te bidden, terwijl de anderen geknield baden. Om kwart over
elf richtte Besucco nog zijn blik op Don Bosco en probeerde te glimla-
chen bij wijze van groet; daarna sloeg hij de ogen ten hemel, aanduidend
dat hij ging vertrekken. Enkele ogenblikken daarna verliet de ziel het
lichaam en vloog, zoals we met recht hopen jubelend de weelde van de he-
melse glorie tegemoet.
De smart en het verdriet dat door het verlies van deze beminde
makker in heel het huis werd verwekt, is onbeschrijflijk. Er werden op
dat ogenblik veel gebeden gestort rond zijn sterfbed. Bij het aanbreken
van de dag, verzamelden de jongens zich in de kerk om te bidden voor
zijn zielenrust. Het was zondag en alle communies, de rozenkrans, de mis
en andere godvruchtige oefeningen die op deze zondag verricht werden,
waren tot God gericht voor de eeuwige rust van de brave Francesco.
Onder de recreatie gingen de medeleerlingen naar boven om het
stoffelijk overschot te zien en allen waren het erover eens dat het was
alsof ze een engel uit de hemel zagen. Het gezicht was zo aanvallig ge-
worden en het zag er zo rozig uit, alsof het niet dood was. Allen pro-
beerden om strijd iets te krijgen dat hem had toebehoord, om het als een
kostbare relikwie te bewaren.

48.4 Page 474

▲back to top
- VII/469 -
's Avonds hield Don Bosco het avondwoordje over de deugden van
Besucco en onder het storten van tranen vertelde hij, welke de laatste
woorden van de stervende geweest waren: "Ik sterf met spijt dat ik God
niet bemind heb zoals Hij het verdiende." Het is onmogelijk de indruk
van deze woorden op de jongens weer te geven.
"Toen de jongens zich naar hun slaapzalen hadden begeven, aldus
de kroniek, werd de algemene conferentie gehouden der leden van de so-
ciëteit van de H. Franciscus van Sales. Don Bosco las een artikel voor
over het doel der sociëteit en vervolgens sprak hij zeer goed over de
band der liefde die de medebroeders met elkaar moet verbinden. Hij haal-
de de gelijkenis aan van de wagen van Ezechias, getrokken door een arend
en een os, die samengekoppeld waren; hij leidde eruit af dat degene die
een onstuimig temperament heeft en zou willen vliegen, zich iets of wat
moet inhouden en de te flegmatieke en trage metgezel moet helpen om de
wagen te trekken, terwijl degene die een koel en traag temperament
heeft, zich een beetje moet inspannen en zijn best moet doen om wat pit-
tiger op te treden. De een steunt en helpt de ander. Eveneens sprak hij
over de liefde die zij dienen te beoefenen; zij die bevelen en zij die
gehoorzamen moeten dat doen met wederzijdse eerbied."
"Maandag 11 januari werd de mis voor Besucco gezongen door zijn
kameraden en velen gingen voor hem te communie. Na afloop van de rouw-
dienst werd de lijkbaar door de medeleerlingen vergezeld naar de paro-
chiekerk en vandaar naar het kerkhof. Het graf waarin het stoffelijk
overschot werd geplaatst droeg het nummer 137 in de westelijke rij.
"Thuis teruggekomen van deze droeve plechtigheid zei Don Bosco
in kleine kring tot enkelen, dat in die maand een ambachtsjongen en bin-
nen drie maanden twee andere jongens van het Oratorio zouden sterven."

48.5 Page 475

▲back to top
- VII/470 -
H O O F D S T U K LIX.
Don Bosco was buitenmate vermoeid: hij spuwde bloed en kon zijn
eten nauwelijks verteren. Niettemin bleef hij toch opgeruimd en liet de
biechtstoel, die door zijn voorspellingen altijd drukker bezocht werd
niet in de steek; ook 's avonds ging hij voort met zijn vaderlijke ver-
maningen.
"Op 11 januari, na de begrafenis van Besucco, zo vertelt de kro-
niek sprak Don Bosco na het avondgebed tot de jongens. Hij zei: "Besuc-
co is vertrokken met al het weinige goeds dat wij hem voorbereid hadden
en nu moeten wij weer iets voor de anderen gaan klaarmaken. Welnu, zul-
len jullie zeggen, is er dan nog een ander die zal sterven? Inderdaad is
er een ander die carnaval in het paradijs zal beëindigen. Sommigen staat
het niet aan dat ik dergelijke dingen zeg en die zouden bv. Willen dat
ik het alleen maar zeg aan hem die moet vertrekken; daarmee zou die zich
dan kunnen voorbereiden en zouden de anderen rustig kunnen blijven. Nee,
hoor! Ik zou mijn plicht niet nakomen, als ik jullie die dingen niet
zei. Soms weet ik dat er een moet sterven, maar weet ik niet wie hij is;
andere keren weet ik het en past het niet dat ik het hem zeg."
Tijdens die maand hield Don Bosco nog andere toespraken tot de
jongens en de kroniek heeft er enkele van bewaard, zonder echter de dag
te vernoemen:
"
I.
"
"
Te Turijn was er een meester die enige jongens moest op-
" voeden.
"
Op zekere dag ging hij met hen op wandel en onderweg ont-
" moetten zij zekere veehoeder die de dieren te grazen leidde. Een
" van die jongens bekeek aandachtig die dieren en zei aan zijn mak-
" kers: - Die dieren zijn ten minste niet verplicht altijd naar
" school te gaan, en elke dag hun huiswerk te maken en hun les te
" leren. Wee ons, als wij onze plicht niet doen! Wat is een school
" toch een gezaag; en hij ging verder met zijn beklag precies alsof
" het lot van deze dieren beter was dan het zijne. Hij die zo sprak,
" leeft nog, is een volwassen man en bekleedt een ambt te Turijn,
" maar alleen omdat hij rijk is; voor de rest doet zijn taak hem om
" reuzenbokken schieten,rood te worden tot achter de oren en tot
" spot te dienen van de mensen.
"
Ik wilde jullie deze anekdote vertellen om jullie er eens
" mee te laten lachen en te laten zien hoever het een jongen kan
" brengen die tegenzin heeft voor een beetje tucht, tucht die hem
" helpt om

48.6 Page 476

▲back to top
- VII/471 -
" een voorraad aan wetenschap op te doen, die hij nodig heeft om
" zijn plicht te kunnen vervullen in de taak waartoe de Heer hem
" geroepen heeft. Maar nu stel ik ook de vraag: zouden de woorden
" van die lichtzinnige ook niet in de mond gelegd kunnen worden van
" de een of de andere van onze jongens? Dat wil zeggen: wie weet of
" er onder onze jongens niet een zou zijn, die zich met tegenzin aan
" de tucht onderwerpt, die tegen zijn zin in het Oratorio is? Ik
" hoop van niet. Ik weet dat allen van orde en plicht houden. Maar
" mocht er zo een zijn, hij zou inderdaad beter het vee gaan hoeden
" dan nog verder naar school te gaan. Gebruik goed je tijd zodat je
" op het uur van de dood van een grote troost kunt genieten; en zo-
" lang je leeft, zal je altijd fier kunnen zijn en geëerd bij de.
" mensen Laten wij eer brengen aan God door ons gedrag, laten wij
" een troost wezen voor de ouders en de oversten. Zoniet zal een
" luie, tuchtloze jongen een ongelukkige jongen zijn, een last voor
" zijn ouders, een last voor zijn oversten en een last voor zichzelf.
II.
"
Ik heb jullie nodig om mij een toelating te geven; maar ie-
" dereen van de eerste tot de laatste moet ze mij geven d.w.z. dat
" ik jullie haarkapper mag zijn om jullie het haar te knippen. De
" kapper is niet handig genoeg, ik moet het knippen. Als ik het zo
" niet zou doen, zou het zo lang groeien dat het niet meer af te
" knippen is, want alle samen zouden ze een touw worden, waarmee
" iemand jullie allen in de afgrond zou kunnen trekken. Jullie her-
" inneren zich wat men in de geschiedenis leest; toen de Romeinen de
" soldaten van Carthago ontwapend hadden en geen koorden hadden voor
" hun bogen, sneden zij de lange haren van de vrouwen af en vlochten
" ze tot koorden. Welnu, ik zou niet willen dat je haren touwen wor-
" den. Jullie zullen mij vragen wat dat betekent? - Kijk, de H. The-
" resia zegt dat ook de ziel haren heeft die, als men ze laat groei-
" en, koorden zullen worden. Deze haren van de ziel zijn de gebreken
" die ieder van ons heeft. In het begin zijn ze dun als een klein
" haartje, maar als men ze niet knipt zodra ze zich vertonen, zullen
" zij op korte tijd zo dik en lang worden dat de duivel er touwen
" van zal maken om ons naar de ondergang te slepen. Deze gebreken
" en ondeugden kunnen nog gemakkelijk afgesneden worden; maar als
" men ze laat groeien; worden ze een gewoonte, schieten diepe wortel,
" worden touwen en hoe kan men ze dan doorknippen met een schaartje?
" Bv.: iemand krijgt trek naar het roken en rookt. Het is een klein
" haartje dat uitschiet. Als je naar mij luistert, als je overtuigd
" bent dat het schadelijk is, als je die gril achterwege laat, dan
" is het haartje afgeknipt. Als je integendeel daarmee verder wil
" gaan, dan zorg je dat de oversten je niet zien; je gaat je ergens
" alleen verbergen, je gewent je aan uitvluchten, en op zekere dag
" kom je een duivel tegen en dan heb je het touw dat je naar het
" verderf trekt, zonder te rekenen met het nadeel voor de gezond-
" heid. Een andere houdt van likeur, hij zorgt er een voorraad van

48.7 Page 477

▲back to top
- VII/472 -
" te hebben en van tijd tot tijd drinkt hij er een glaasje van. Dat
" is het haartje. Als hij zich laat leiden door wie het goed meent
" met hem, zal hij begrijpen dat men daardoor het bloed opjaagt en
" dat zulke drank niet passend is voor een welopgevoede jongen en
" dan is het haartje afgeknipt. Zo hij integendeel verder wil gaan,
" ondanks waarschuwingen, zal hij zich te buiten gaan; het bloed
" begint te koken, hij is lichtjes aangeschoten, de bekoringen be-
" stoken hem, hij geeft toe en ziedaar het touw. Een andere is ge-
" lukkig als hij iets te eten heeft zoals salami, fruit, kaas; hij
" eet op elk uur van de dag, hij maakt dat hij altijd voorraad heeft
" in overvloed; en als het op is, schrijft hij naar zijn ouders om
" er te sturen; dat is het haartje. Indien hij gehoorzaam was aan de
" overste die hem zegt aan tafel te eten met een zekere maat; dan
" zou hij geen indigestie krijgen of niet ziek worden; maar als hij
" zich laat leiden door zijn eetlust, dan kan hij met een volle maag
" niet studeren; stilaan krijgt hij tegenzin voor de studie, omdat
" het hem ongemak veroorzaakt, hij geeft zich over aan nietsdoene-
" rij, aan de luiheid die de vader is van alle ondeugden en dat is
" het touw. Een andere durft geen eerbiedige houding aannemen in de
" kerk uit menselijk opzicht, of durft geen schoon kruisteken maken
" of dikwijls de sacramenten ontvangen. Stumper, zo je niet veran-
" dert moet je eerst en vooral goed weten, dat God je inwendige ge-
" steldheid kent en dat dit menselijk opzicht je de zondagmis zal
" doen verzuimen eens je uit het Oratorio weg bent; dat is het touw
" en wat 'n touw! En zo kunnen wij doorgaan. Men begint met weinig
" en men komt tot veel. Men begint met een leugen en men eindigt
" met de makkers te belasteren, als men niet weet hoe uit de moei-
" lijkheid te geraken. Het haartje van de ongehoorzaamheid eindigt
" met de touwen van zekere praat. Ten slotte, help mij om met je
" goede wil je lichte tekortkomingen te verbeteren. Laat mij die
" haartjes afknippen en de duivel zal er niet toe geraken om je
" vast te krijgen en mee te sleuren.
III.
"
Ik ga jullie vanavond één woord zeggen en jullie dan la-
" ten gaan. Denk aan de vermaning die St.-Jan Evangelist aan zijn
" leerlingen gaf: "Diligite alterutrum." Het gaat hier niet om een
" liefde die slechts een raad is; het is een bevel en wie het niet
" onderhoudt, bedrijft zonde. Bijgevolg mogen er onder u nooit be-
" ledigende woorden zijn, ruzie, nijd, wraak, kwaadwilligheid; doe
" elkaar goed en het zal een bewijs zijn dat je van elkaar houdt
" als broeders ondereen.
"
0, wat een mooi aards paradijs zou ons huis zijn, hoeveel
" deugden zouden de engelen er bewonderen, hoeveel meer zegen zou
" de Heer over onze hoofden uitstrooien, wat een troost zou het
" zijn voor de H.Maagd, indien we ons allemaal inzetten om elkaar
" te verdragen, te helpen, te vergeven, om de liefde te doen zege-
" vieren. 0, als iedereen zijn best deed om Magone en Besucco na
" te volgen, de liefde tot God bij anderen te doen aangroeien en
" de gevaren van de

48.8 Page 478

▲back to top
- VII/473 -
" zonde te verwijderen. Elkeen kan de slechte gesprekken beletten,
" zoals Savio het deed; iedereen kan op een goede manier de verhit-
" te geest kalmeren van hem die ruzie wil zoeken of al ruzie aan
" het maken is; waarom geen vriend worden van een moeilijke makker
" om hem tot de biecht te brengen, hem uit te nodigen voor een be-
" zoek aan het heilig Sacrament? Die liefdedaad maakte Savio en Be-
" succo steeds beminnelijk. Ze hielden een oog op zekere makkers
" die zij tot de Heer wilden brengen; nu eens zag men dat ze aan
" een makker een moeilijkheid van een les, die hij niet goed begre-
" pen had, uitlegden; dan eens gaven ze hun eigen handschoenen als
" hun makkers niet konden schrijven met hun ijskoude handen, of leg-
" den tijdens de speeltijd hun eigen mantel om de schouders van een
" makker die te licht gekleed was of gaven aan iemand die slechts,
" droog brood had een appel of noten als geschenk. Men zal zeggen
" dat dit alles dingen zijn die weinig moeite kosten en zonder waar-
" de schijnen te zijn; maar daardoor beletten zij twist, werden hun
" raadgevingen aanvaard, werd er kritiek belet, werd de regel door
" sommigen onderhouden als men het hun vroeg. Het waren dingen van
" niets, maar meer dan één jongen, die anders verloren zou gegaan
" zijn, werd erdoor gered. Het zijn dingen die weinig moeite vragen,
" maar hoe mooi laten ze de vriendelijkheid, de schoonheid van een
" heilige ziel uitstralen! Als elkeen Savio en Besucco navolgde,
" wat een prachtig paradijs zou het Oratorio dan zijn. Dan ben ik
" zeker dat ik u allen heilig zou maken en dat is mijn enige ver-
" langen.
IV.
"
Ik zou willen dat jullie honing leren maken zoals de bijen
" dat doen. Weten jullie hoe zij het doen om honing voort te bren-
" gen? Met twee dingen: 1° Elke bij doet het niet op haar eigen,
" maar onder de leiding van een koningin waaraan zij allen in elke
" omstandigheid gehoorzamen; en ook zijn zij allen bijeen en helpen
" elkaar. 2° Het tweede is dat zij allen het sap van de bloemen
" bijeengaren; maar bemerk wel, ze nemen niet alles wat ze vinden,
" maar gaan nu eens bij die bloem, dan weer bij een andere en nemen
" uit elk van de bloemen slechts dat wat ze nodig hebben om honing
" te maken.
"
En nu maken wij de toepassing. De honing betekent al het
" goede dat de jongens hier doen door hun godsvrucht, de studie, de
" vreugde, omdat deze drie dingen hun zoveel troost geven, die zo
" zoet als honing is. Volgt dus de bijen na. Eerst en vooral door de
" gehoorzaamheid aan de koningin, d.i. aan de regel en aan de over-
" sten. Zonder gehoorzaamheid komt er wanorde en mistevredenheid en
" doet men niets meer dat deugt. Ten tweede, het feit dat jullie tal-
" rijk zijn, draagt ertoe bij om honing van blijheid, godsvrucht en
" studie te maken. En dat is een voordeel dat de jongens van het Ora-
" torio hebben. Zij zijn talrijk en dat vermeerdert de vreugde van
" de speeltijden, verdrijft de melancholie, wanneer deze lelijke
" heks bij iemand probeert binnen te dringen; talrijk zijn moedigt
" aan om

48.9 Page 479

▲back to top
- VII/474 -
" de last van de studie te dragen en te zien hoe de anderen voort-
" gang maken in de studie; talrijk zijn dient tot spoorslag; de ene
" deelt de andere zijn eigen kennis en zijn eigen gedachten mee en
" zo leert de ene van de andere. Samen met anderen zijn die het goe-
" de doen, moedigt ons aan zonder dat wij het gewaar worden. En men
" moet ook de bijen navolgen die bij het bijeengaren enkel nemen wat
" goed is en niets wat slecht is. Elke jongen moet nagaan wat in elk
" van zijn makkers goed is en hen daarin trachten na te volgen. Van
" de ene zal hij leren nederig te zijn en niet zoveel over zichzelf
" te spreken. Van een andere, die onder de eersten van de klas is,
" zal hij leren stipt zijn plichten te vervullen. Hij ziet een mak-
" ker die godvruchtig is, ingetogen in de kerk, en volgt dat goede
" voorbeeld na. Zo zal bij iemand de beminnelijkheid schitteren, bij
" een andere een beetje versterving, bij deze een grote bescheiden-
" heid in het spreken, bij de gindse een eenvoud die nooit de waar-
" heid verzwijgt; en ga zelf maar verder; welnu, dat iedereen be-
" slist zegge: Ik wil die deugd tot de mijne maken.
"
Men verzamelt ook honing op een andere manier. Gebruik een
" klein notitieboekje om jullie geheimen op te schrijven. Teken de
" raad aan die de directeur en ook de leraar geven; schrijf op wat
" in de preken de grootste indruk op je heeft gemaakt, noteer dingen
" die gemakkelijk na te volgen zijn, leuzen en principes, die het
" meest praktisch zijn en die je gevonden hebt in lees- of studie-
" boeken of die voorgelezen worden aan tafel of op de slaapzaal of
" in de kerk. Op deze wijze zal het niet lang duren voor je rijk
" wordt aan honing nl. ware wetenschap, goede werken en heilige
" vreugde, die voortspruit uit de vrede van het hart.
Die woorden kwamen uit een hart, dat vol was van een onbeschrijf-
lijke tederheid voor hen, die hem door de goddelijke Voorzienigheid wa-
ren toevertrouwd. Wij zouden daar voorbeelden zonder tal kunnen van aan-
halen maar zullen het hierbij met een enkel geval laten zoals het staat
in de kroniek van Don Ruffino.
"Don Bosco gaf mij vijftig frank voor mijn ouders, toen ik hem het
halfjaarlijkse kostgeld van het kerkelijke patrimonium overhandigde; en
hij beloofde mij die elke keer te geven, als ik dat geld zou ontvangen.
Ik had hem helemaal niets gevraagd. Op een keer ondervroeg hij mij over
de toestand van mijn familie; hij werd gewaar dat ze ergens in nood ver-
keerde."
Dierbare Don Bosco! Zoveel aandacht voor de anderen en geen enke-
le toegeeflijkheid voor uzelf! Aan tafel wilde hij steeds het eten van
de communiteit gebruiken en liet niet toe dat er voor hem wat lichtere
kost opgediend werd.
"Maar wel", vertelt Kan. Anfossi, "had Don Bosco vriendelijke at-
tenties voor de anderen. Toen ik mij in het Oratorio aan het onderwijs
wijdde en tegelijk universiteit liep, keerde ik 's middags nogal moe

48.10 Page 480

▲back to top
- VII/475 -
terug en kon ik er niet toe komen de met maïs bereide polenta te eten,
die soms als gebonden soep bereid was. Don Bosco was niet minder ver-
moeid dan ik en at hetzelfde eten. Maar wanneer hij opmerkte dat ik
treuzelde om de lepel naar mijn mond te brengen, gaf hij de clericus
opdracht mij vleesnat of minestra te brengen.
"De andere leraren maakten hun beklag om dezelfde reden en Don
Bosco, die er de gegrondheid van inzag, liet de kok zeggen dat op hun
vraag zou worden ingegaan; dat gold echter alleen voor hen om misbrui-
ken te voorkomen.
"Intussen viel hij ziek en moest hij het bed houden, omdat hij
van die polenta gegeten had. Met dat alles veranderde hij niet van
systeem."
Met de ziekte doken nieuwe tegenkantingen en daardoor nieuwe za-
ken op. Het klein seminarie van Mirabello, dat van de geestelijke over-
heid van Casale afhing en door Mgr. di Calabiana erkend en goedgekeurd
was, had geen machtiging gevraagd voor de studies aan de koninklijke
inspecteur van Alessandria en had hem evenmin ingelicht over de opening
ervan. In het kleine seminarie liet de regering de bisschoppen vrij,
wat de tucht betreft en het onderwijs mocht verstrekt worden zoals zij
dat nuttig oordeelden voor het doel dat op de geestelijke roeping ge-
richt was en zij eiste dan ook geen diploma's voor hun leraren. Zij be-
hield zich slechts het recht voor, inspectie te houden over de hygiëne
en vast te stellen of de vaderlandse instellingen geëerbiedigd werden.
Welnu, nadat de koninklijke inspecteur, adv. Ridder Damasio Ambrogio,
te S. Salvatore een klas leerlingen bezocht had en navraag gehouden had
tot welk instituut zij behoorden, kwam hij het bestaan van het huis van
Mirabello te weten. Op staande voet vroeg hij in een brief uitleg aan
Don Rua, die er aan Don Bosco over schreef. Don Ruffino kreeg opdracht
te antwoorden.
"
"
"
Dierbare medebroeder,
Turijn, 16 januari 1864
"
Don Bosco kan je niet antwoorden op wat je hem geschre-
" ven hebt, daar hij al drie dagen te bed is. De oorzaak van de
" kwaal was een indigestie; maar nu is hij aan de beterhand en ik
" geloof dat hij morgen zal opstaan.
"
Intussen is hij van oordeel dat Mgr. de bisschop van Casa-
" le zelf aan die inspecteur moet schrijven en hem moet zeggen dat,
" als men sinds lang de seminaries laat bestaan, dat zeggen wil dat
" er geen wet is die het verbiedt. In elk geval als de inspecteur
" meent dat de bisschop geen klein seminarie kan openen, gelieve
" hem dan dat te zeggen; dan zal hij zich tot een hoger gezag wen-
" den om als gunst te verkrijgen, wat hem ten titel van wet gewei-
" gerd wordt. En in dit geval vraag de heer inspecteur welwillende
" uitdrukkingen te gebruiken wanneer er hem wat dat betreft uitleg
" gevraagd wordt.
"
Daar Don Bosco bijzondere betrekkingen heeft met de inspec-

49 Pages 481-490

▲back to top

49.1 Page 481

▲back to top
- VII/476 -
" teur van Alessandria, schreef hij hem een brief in betrekking met
" de lagere scholen en intussen verzoekt hij u na te gaan wat het
" laatste verlangen is van de inspecteur. Hij schreef die brief ver-
" leden woensdag en verwacht elke dag het antwoord. Zodra hij kan,
" zal hij ook schrijven aan Mgr. van Casale.
"
Enkele dagen geleden is Besucco Francesco gestorven. De om-
" standigheden van die dood waren zo kostbaar in de ogen van de
" Heer,dat Don Bosco het goed vindt zijn biografie te schrijven.
"
De clericus Do is heel ziek; hij heeft de sacramenten ont-
" vangen en ook de H. Olie en hij zal wellicht nog slechts enkele
" dagen te leven hebben.
"
D. Ruffino Domenico.
De inspecteur oordeelde er anders over en hij wilde voor het col-
lege van Mirabello de hoedanigheid van klein seminarie niet erkennen.
Don Rua had veel last om zijn betwisting te weerleggen; doch hij deed
niets zonder eerst Don Bosco geraadpleegd te hebben, hierover hebben wij
de volgende brief.
"
Dierbare Don Rua,
"
"
Het is goed dat je met graaf Radicati bij de inspecteur
" gaat. In het onderhoud met hem zeg dat het u spijt hem zoveel last
" te veroorzaken en dat je hem dankt voor zijn vriendelijkheid; dat
" Monseigneur van Casale het klein seminarie van Mirabello houdt
" "als de voortzetting van dit dat gesloten geweest is" (of beter
" dat "bezet werd voor militair gebruik te Casale". Dat dit semina-
" rie van Mirabello vele moeilijkheden gekend heeft; maar dat de
" weldadigheid geholpen heeft, dat monseigneur aan Don Bosco te Tu-
" rijn personeel vroeg en dat het hem gratis gegeven werd en er nog
" altijd gratis is.
"
Het overige zal de Heer je zeggen. Ik heb met A... gespro-
" ken en ik denk dat hij beter zijn plicht zal doen. Je hebt goed
" gedaan zoals je het met hem geregeld hebt.
"
Ik heb al aan Don Crova dienaangaande geschreven. Ik hoop
" in de eerste helft van de vasten bij je te kunnen komen; maar zeg
" aan je jongens dat ze die dag allen blij moeten zijn.
"
God zegene je en ook de prefect, de leraren, de assistenten
" en alle jongens. Amen.
"
" Turijn, 5 februari 1864
Je zeer genegen in J.C.
Pr. Bosco Giovanni.
Wij zullen besluiten met op te merken dat de lange onderhandelin-
gen van de schoolautoriteit van Alessandria een heel gunstige afloop
voor Don Bosco hadden. Maar inspecteur prof. Gioachino Rho, die nochtans
een medeleerling van Don Bosco te Chieri was, wilde de benaming van

49.2 Page 482

▲back to top
- VII/477 -
kleinseminarie van dat college niet erkennen en dwong hem onverbiddelijk
voor gediplomeerde leraren te zorgen. Van dat ogenblik af had Don Bosco
nog andere zorgen en andere onkosten, ook al vanwege de belastingen die
hem een zware taks oplegden en bleef opleggen omwille van de roerende
rijkdom in verband met de kleine pensiongelden, die de leerlingen be-
taalden. Maar over die tegenslagen, die door de dienaar Gods gedragen
werden, zullen wij elders spreken.

49.3 Page 483

▲back to top
- VII/478 -
H O O F D S T U K LX.
Het waren rouwdagen. Op 19 januari stierf markiezin Giulietta di
Barolo in haar paleis te Turijn onder het weeklagen van de hele stad,
die haar zoveel schuldig was wegens haar weldaden. Haar laatste woorden
luidden: - "Gods wil geschiede in en door mij, in tijd en eeuwigheid."
Zij was de eerste weldoenster van Don Bosco geweest. Een brief
van Silvio Pellico, brief die ons nu onlangs overhandigd werd, bewijst
de levendige belangstelling van de markiezin voor Don Bosco tijdens de
eerste tijden van zijn verblijf in het refugio.(1)
De hartelijke betrekkingen tussen de markiezin en Don Bosco waren
verdwenen wegens de redenen die door ons in de vorige boekdelen uiteen-
gezet werden; sinds meerdere jaren hadden zij elkaar niet meer ontmoet
en het Oratorio had ook geen ondersteuning meer gekregen van de be-
roemde matrone, die haar reusachtig familiegoed nochtans gestoken had
in de stichting van weldadigheidswerken.
En toch toonde Don Bosco zich erkentelijk; zijn jongens begaven
zich naar het refugio op de dertigste dag en zongen er de dodenmis van
Don Cagliero. Tegelijkertijd en voor die dood en daarna tot aan het ein-
(1)
Hooggeachte Heer Burdizzo,
Mevrouw de markiezin belast mij u te schrijven opdat u zo goed zou willen zijn de
volgende boodschap aan de heer theoloog Borel over te brengen. — Men heeft haar meege-
deeld dat de gezondheidstoestand van Don Bosco niet al te best is en dat hij wellicht
enige tijd op rust zou moeten gaan. Zij is bereid hem verder zijn honorarium uit te ke-
ren en hem zo toe te laten enige tijd bij zijn bloedverwanten te gaan en alles te doen
wat mogelijk is om te herstellen. De Heer theoloog Borel zal zo vriendelijk zijn hem
deze beschikking van Mevrouw de Markiezin mee te delen en hem ertoe brengen er gebruik
van te maken; zij hoopt dat de rust deze waardige priester zal herstellen, zodat hij
zijn activiteit in de dienst van God zal kunnen hernemen. En in afwachting wordt de heer
theoloog Borel verzocht een andere goede priester te zoeken om nu Don Bosco te
vervangen; aan deze vervanger zal mevrouw de Markiezin hetzelfde honorarium toekennen
als aan Don Bosco. Mevrouw de Markiezin wenst deze laatste een goed herstel en groet
hem zoals ook de heer theoloog Borel en D.Pacchiotti. Ook ik bied aan alle drie mijn
beste groeten. Ik zal hen nieuws geven over Mevrouw de Markiezin; het is nog altijd
hetzelfde wat de bloeding van de ogen betreft, de oren, de tanden en heel het hoofd; dat
alles verwekt ook een beetje koorts. De maag is verbeterd. Het algemeen reuma wordt
bestreden met zachte middelen, trekpleisters enz. in de hoop aldus de aderlatingen te
vermijden.
De heer theoloog Borel wordt verzocht dit nieuws aan de zusters en de meisjes
bekend te maken om Mevrouw door vurige gebeden aan de Heer aan te bevelen.
Samen met de heer Velasco groet ik u en stel er prijs op met de meeste achting
te zijn
Rome, 23 december 1845
uw toegenegen dienaar
Silvio Pellico.

49.4 Page 484

▲back to top
- VII/479 -
de van zijn dagen ging hij voort met bewijzen te leveren van zijn wel-
willendheid jegens de zusters van de instituten van de markiezin. Nu
moge volgende brief, die aan Don Bosco gericht werd, volstaan:
"
Zeer Eerwaarde Vader,
"
"
De buitengewone goedheid waarmee u mijn oude vader in het
" Oratorio ontvangen hebt, is oorzaak geweest van zijn redding. U
" deed ook wat u kon om mijn broer op de weg van de hemel te bren-
" gen; doch tot nu toe heeft hij er niet aan beantwoord en daarom
" beveel ik hem aan in uw gebeden. Ik ben u ook nog dankbaar voor uw
" goedheid waarmee u mij de rekenkunde hebt aangeleerd. Al deze gun-
" sten verplichten mij u gedurende heel mijn leven zo dankbaar mo-
" gelijk te zijn.
"
En nu heb ik een dubbele gunst nodig: een geestelijke en
" een stoffelijke; daartoe vraag ik u een van uw "Ave Maria's." Wij
" hebben het geluk een beste Moeder overste te hebben, die wij vurig
" beminnen en aan wie wij alle geluk toewensen. Op 23 dezer is het -
" haar feestdag: mocht het enigszins waar zijn dat Moeder Emanuella
" het geluk had, dat Moeder Eulalia heeft gehad: dat u, zeereerw.,
" ons feest zou willen opluisteren met een goed woordje voor ons al-
" len en dat u een klein kwartier zou voorbehouden voor een onder-
" houd met onze goede Moeder die u zeker meerdere dingen te zeggen
" heeft. Maar mocht u, Eerw. op de 23ste geen tijd hebben, wees er
" zeker van dat u nog op tijd zou zijn als u enige minuten zou heb-
" ben op Kerstmis.
"
Ik smeek u erom, doe het mogelijke; het gaat om de troost
" van de hele communiteit en om onze overste te verlossen van een
" hoofdgebrek (afgunst, doch heilige). Ik eindig met u mijn zeer
" hartelijke wensen te sturen voor het kerstfeest, voor een goed
" jaareinde en een heel goed begin van het nieuwe jaar. Wil mij uw
" vaderlijke zegen geven, opdat ik mijn taak van meesteres van de
" Maddalenine goed moge volbrengen, tot glorie van God, tot nut van
" de naaste en het heil van mijn ziel. Eerbiedig uw hand kussend,
" noem ik mij met de meeste eerbied,
"
van u zeereerw. Vader,
"
de zeer nederige dochter en dienares in J.C.
" Turijn, 16 december 1864
Zuster Maddalena Teresa
Op 19 januari werd de aanbevelingsbrief van de bisschop van Susa
aan Don Bosco overhandigd; maar de zo vurig verlangde brief moest komen
van de vicaris-capitularis van Turijn. Deze laatste moest hiermee een
probleem oplossen dat het hele bisdom interesseerde om veel redenen die
gemakkelijk te verstaan zijn. Wij mogen niet nalaten te zeggen dat een
achtenswaardige geestelijke, zijn raadsman, de vrome sociëteit met geen
goed oog bekeek. Toch had Don Bosco al aan kan. Vogliotti gevraagd hem
tegen een billijke vergoeding een strook weide in Valdocco die aan het
seminarie toebehoorde af te staan en hij schreef hem in volgende bewoor-
dingen:

49.5 Page 485

▲back to top
- VII/480 -
"
Hooggeachte en Zeereerw. Heer,
"
"
Onder de velen die u aanhoudend lastig vallen, gelieve ook
" mij te rekenen en geduld te hebben. Zo u de onderhandelingen van
" de grond die nodig is voor het bouwterrein van de verlangde kerk
" tot een goed einde kon brengen, zou u mij groot genoegen doen en
" ik vraag het u met aandrang.
"
Wil ook nog eens denken aan de bekende aanbevelingsbrief
" voor onze arme sociëteit, omdat ik vrees dat een of ander plaats-
" je op het kerkhof mijn plannen doet stranden.
"
Neem mij niet kwalijk dat ik u lastig val; gelieve mijn
" wensen voor alle goeds van de Heer te aanvaarden terwijl ik mij
" met de meeste achting noem
"
van u, hooggeachte en zeereerw.,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 26 januari 1864
Pr. Bosco Giovanni
Behalve de aanbeveling van de bisschop van Susa, schonk hem in
die dagen een brief van zijn grote vriend een troost.
" Geloofd zij Jezus Christus in het H. Sacrament
"
Rome, 21 januari 1864
"
Zeereerw. Heer Don Bosco,
"
"
Ik heb een audiëntie gehad bij de Heilige Vader; hij maakt
" het best en sprak mij over veel zaken. Hij gaf mij opdracht u,
" Eerw., te schrijven om u van ganser harte zijn zegen te zenden die
" ik hem vroeg voor de dierbare Don Bosco en voor al zijn geestelij-
" ke zonen. Samen met deze zegen zend ik u ook honderdduizend harte-
" lijke groeten en beveel mij aan in uw gebeden. Indien ik iets kan
" doen, schrijf mij voor de vasten en u zult voldoening krijgen.
"
Pater Oreglia, in wiens kamer ik haastig schrijf, gelast
" mij u samen met zijn broer, de ridder, te groeten.
"
Van harte heel de uwe door Jezus Christus
"
"
uw zeer trouwe dienaar
" Casa Colombo, Via Pane Perna.
Hanacorda Emiliano, priester
De pauselijke zegen en de verwachting van de verhoopte goedkeuring
van de vrome sociëteit ontvlamde nog meer zijn ijver, die hem voor de
nieuwe kerk bezielde. Nauwelijks liet het weer het toe, of de werken
werden hervat.
Van dat ogenblik af zette hij zich in om de nodige hulpmiddelen
bijeen te krijgen. Hij herinnerde graaf Cibrario aan een oude belofte;
en die antwoordde hem:

49.6 Page 486

▲back to top
- VII/481 -
"
De Grootmeester
" van de orde van de heilige Mauritius en Lazzarus
"
"
Turijn, 21 januari 1864
"
"
Als gevolg van mijn voorstel en in de audiëntie van van-
" daag heeft Z.M. de koning, Algemeen Grootmeester, zich verwaar-
" digd een buitengewone gift van 650 lires uit de Mauritiaanse te
" schatkist verlenen als medewerking van de Orde aan de bouw van
" een nieuwe kerk in Valdocco.
"
Terwijl het mij aangenaam is u, Hooggeachte Heer, in ken-
" nis te stellen van deze nieuwe blijk van de koninklijke mildda-
" digheid, deel ik u mee dat het betalingsmandaat in betrekking uw
" hiermee op naam gezonden, over weinige dagen gedeponeerd zal wor-
" den op deze thesaurie.
"
Ik maak van de gelegenheid gebruik om u de verzekering
" te geven van mijn eerbiedige gevoelens.
"
De Minister van State
"
Eerste Secretaris van Z.M.Sen. van het Rijk
"
Cibrario
Don Bosco had ook zijn vraag hernieuwd bij de gemeenteraad van
Turijn om de gebruikelijke subsidie te krijgen voor de bouw van een
nieuwe parochiekerk. Maar hij kreeg geen gunstig antwoord.
" Stad Turijn
Turijn, 28 januari 1864
" III dienst. Protocol van dienst N.126
" Antwoord op brief van 24 december jl.
"
"
Het gemeentebestuur heeft tot nu toe geen verplichting op
" zich genomen om bij te dragen voor de bouw van kerken die geen pa-
" rochiale kerken zijn. En het is niet voldoende dat de bouwers er-
" van de bedoeling of de hoop hebben dat de aartsbisschoppelijke cu-
" rie hun kerken tot parochiekerken zal oprichten om het gemeentebe-
" stuur ertoe te brengen haar medewerking te verlenen. De subsidie
" die gestemd werd ten voordele van de kerk van Vanchiglia, werd de
" voorafgegaan door formele verzekering dat deze kerk als parochie-
" kerk zal gebruikt worden en de heer pastoor van SS.ma Annunziata
" gaf elke waarborg daartoe.
"
Bijgevolg moet ondergetekende, die van dit besluit door de
" raad genomen niet kan afwijken, aan de achtenswaardige Heer Bosco
" tot zijn spijt melden dat, zoals de zaken nu staan, hij zijn aan-
" vraag niet gunstig kan aanvaarden.
"
De Assessor,
"
Baricco

49.7 Page 487

▲back to top
- VII/482 -
Dat was slechts een poging geweest die weinig kans tot slagen had;
maar Don Bosco hoopt op de liefdadigheid van de gelovigen.
Kanunnik Lorenzo Gastaldi was een van de eersten die Don Bosco een
edelmoedig voorstel deed.
"
Via Giolio, Turijn, 28 februari 1864
"
"
Zeereerw. Heer en mijn dierbare vriend,
"
"
Ik heb beloofd u een lening van 5.000 L. te geven voor 20
" jaar,zonder intrest, voor de bouw van een publieke kerk naast het
" Oratorio van St.-Franciscus van Sales en ik zal zonder twijfel
" mijn belofte houden. Maar wat zou u, Eerw., zeggen als ik u inte-
" gendeel 2.000 L.als gift zou schenken, uit te keren in de loop
" van de maand juni op voorwaarde dat men dan met de fundamenten
" van de kerk begonnen is?Wees zo goed mij uw antwoord voor vrijdag
" 6 maart omstreeks 7 uur in de avond te bezorgen.
"
Altijd met dezelfde eerbied en genegenheid van u, hoogge-
" achte,
"
de zeer toegewijde
"
Kan. Lorenzo Gastaldi
Maar terwijl Don Bosco aalmoezen trachtte te bekomen bestu-
deerde hij ook de mogelijkheid om de onkosten te drukken. Daarom wendde
hij zich tot Commandeur Bona, algemeen directeur van het Spoor; hiertoe
was hij aangemoedigd door een belofte die hij hem gedaan had. De Com-
mandeur en het ministerie van Openbare Werken hielden niet op hem jon-
gens aan te bevelen.(1)
"
Ik neem mijn toevlucht tot u, weledele, voor een werk van
" openbare liefdadigheid. In de dichtbevolkte wijk van Valdocco is
" er een grote uitbreiding van gebouwen en wonen er ongeveer dertig-
" duizend mensen; doch er is geen enkele kerk, noch kleine, noch
" grote voor de goddelijke diensten.
"
Gedreven door de nood en het verlangen om in deze grote
" leegte voorzien, ben ik van plan met de bouw van een kerk te begin-
" nen die openstaat voor de jongens die op zon- en feestdagen hier
" samenkomen en voor de gelovigen die wensen er gebruik van te maken.
" Daartoe werd de grond al gekocht en werd het plan naar de bouwcom-
" missie gezonden.
"
Men heeft al met alles een aanvang gemaakt, men vertrouwt
" op de liefdadigheid van de mensen en velen hebben al bijgedragen
(1) Bijvoegsel N° 6.

49.8 Page 488

▲back to top
- VII/483 -
" Daar men met de bouwwerken gaat beginnen, heeft men te Borgone
" 200.000 myria stenen gekocht. Voor het transport van deze ste-
" nen vraag ik, ook in naam van de bewoners van Valdocco, aan uw
" bekende goedheid het gratis vervoer van deze materialen, van
" Borgone naar Turijn.
"
Het is een werk van openbaar nut, waaraan u zeker graag
" zult deelnemen. Daarom vol vertrouwen dat ik deze gunst zal beko-
" men, dank ik u in naam van al de begunstigden en vooral in
" mijn naam, die het altijd als een grote eer beschouw u telkens
" als het mij gegeven is u alle goeds van de hemel te mogen toe-
" wensen en mij van u, hooggeachte, te mogen noemen
"
de zeer verplichte dienaar
"
Pr. Giovanni Bosco
De bezigheden van Don Bosco voor de kerk hadden geen nadelige in-
vloed op de gewone gang van zaken in het Oratorio, gang van zaken, die
zo merkwaardig was.
Don Bosco wachtte op aanbevelingsbrieven en hulpmiddelen, terwijl
de jongens zaten te wachten op de vervulling van zijn voorspellingen. Op
11 januari had hij gezegd dat tijdens diezelfde maand een vakleerling
zou sterven en nog twee andere leerlingen binnen de drie maanden. Wat de
eerste betrof, had hij eraan toegevoegd dat hij carnaval in het paradijs
zou beëindigen.
Welnu, op 29 januari onthulde hij aan de ziekendienaar, die hem
bijstond, een detail in verband met de sterfdag van de andere twee;
hiervan bezitten wij een kostbaar document ter bevestiging.
" Pro memorie, Oratorio van St.-Franciscus van Sales,
"
30 januari 1864
"
"
Hieronder staan geschreven de woorden die mij door de hoog-
" geachte en zeereerw. Don Bosco, de beschermer en behoeder van
" mijn ziel, gezegd werden op de avond van 20 januari, toen hij
" naar bed ging: - "Beste Mancardi! Let wel: Er zijn twee vakleer-
" lingen die voor het einde van de aanstaande veertigdagentijd naar
" de hemel zullen moeten gaan. Het zijn "Tarditi", en "Palo". Let
" erop.
"
"
Mancardi Ignazio
"
Ziekenverzorger
Dit blad werd ondertekend en werd op dezelfde dag waarop het ge-
schreven werd, overhandigd op onze prefectuur, met volgend adres: "Aan
de zeereerw. Heer Alasonatti, Prefect. - MANCARDI".
Don Alasonatti Vittorio had de brief in ontvangst genomen, werd

49.9 Page 489

▲back to top
- VII/484 -
vertrouwelijk in kennis gesteld van de inhoud en schreef erop:
Voorspellingen van Don Bosco, te openen na Pasen 1864.
Maar een eerste bevestiging dat Don Bosco de waarheid gesproken
had, kreeg men nog die dag zelf. Men leest in de dodenlijsten:
"30 januari: In het Cottolengohospitaal sterft de jongen Cavaglia Stefa-
no uit Santena op de leeftijd van 18 jaar." De laatste dag van Carnaval
viel op 9 februari.
En nu volgen wij de kroniek van Don Ruffino tot in de kleinighe-
den toe.
"1 februari. - Normale klassen tijdens deze week.
"2 februari. - 0.-L.-Vrouw Lichtmis. Wijding van de kaarsen.
"3 februari. - H. Blasius, zegen van de keel.
"4 februari. - Don Bosco zei in zijn avondwoordje tot de jongens:
- "Ik verlang dat wij drie carnavals vieren. Twee voor ons en een voor
de anderen. Het eerste betreft dat van het lichaam. Ik sta erop dat jul-
lie tijdens deze dagen iets meer aan tafel krijgen; maar die zorg laten
wij over aan D. Savio. In het tweede zullen wij de Heer eerherstel bren-
gen voor de beledigingen die Hem tijdens deze dagen aangedaan worden. De
H. Gertrudis zag Jezus met aan zijn zijde Sint-Jan de apostel, die aan
het schrijven was. Zij vroeg Hem, wat de apostel neerpende en zij kreeg
als antwoord dat hij de goede werken optekende, die de brave christenen
tijdens deze dagen verrichten. In het derde carnaval moeten wij aflaten
verdienen voor de zielen van het vagevuur. Er blijft nog één ding over,
dat ik niet zou moeten zeggen; maar ik moet mijn plicht doen. Er zijn
jongens hier in huis die voor Pasen naar het paradijs willen gaan; zij
zijn een getal in het meervoud!" -
"Afzonderlijk had hij al gezegd: - "Tot nu toe werkte de dood onder
de studenten. Nu zal hij onder de vakleerlingen gaan werken. En hij
voegde eraan toe: - "Zij willen voor Pasen naar het Paradijs gaan."
"5 februari. - In verband met de moeilijkheden met de kon. Inspec-
teur van Alessandria stuurt Don Bosco een brief naar Mirabello.
"6 februari. - Zevenentwintig clerici bieden zich in het seminarie
voor de examens aan en behalen: Een met lof; drie per optime; vijftien
optime; zes fere optime; twee: bene. Onbeschrijfelijk is de belangstel-
ling die de jongens door hun gebeden tonen voor de goede afloop van de
examens van hun leraren en assistenten.
In die tien dagen beleefde het Oratorio zijn speciale vermake-
lijkheden.
"Op 7 februari, Quinquagesimazondag, werd in de toneelzaal St.-
Eustachius opgevoerd, tragedie of gewijd drama in versvorm, door Mgr.
Allegro. Het werd een buitengewoon succes en de hele vertoning eindigde
om 9.30 u., zoals Don Bosco het verlangd had."

49.10 Page 490

▲back to top
- VII/485 -
Dat prijzenswaardige stuk werd ooit tevoren een enkele keer opge-
voerd in het seminarie van Albenga en was sindsdien in het vergeetboek
geraakt. Doordat Don Bosco het meermaals liet opvoeren, ook in zijn an-
dere colleges en er meerdere herdrukken van liet maken, verwierf het
stuk een trouwens verdiende onvergankelijke faam. Zij die de toneelavon-
den van het Oratorio bijwoonden, behoorden tot de bloem van de Turijnse
maatschappij en tot die van andere steden. In een lijst, die Don Bosco
in 1864 liet opstellen van de genodigden op het Latijnse blijspel en op
de voornaamste feestelijkheden in de loop van het jaar in het Oratorio
van de H. Frans van Sales te Turijn-Valdocco, lezen wij 245 namen van
personages uit de prominenten van de clerus zoals bisschoppen, kanunni-
ken, oversten van kloostergemeenten, directeurs van instituten, pastoors
en priesters; van de voornaamste edelen uit patriciërsfamilies; van de
meest gedistingeerde doctoren en professoren van de openbare scholen en
van de koninklijke universiteit; van de vooraanstaanden van het ministe-
rie van Openbaar Onderwijs en van andere ministeries; daarbij komen ook
nog de namen van bankiers, professoren, advocaten, dokters, notarissen,
rechters, katholieke dagbladschrijvers. In de rand stond bij elke naam
het adres; en de uitnodiging was ook voor hun gezin. Bij die lijst ont-
braken ook niet zij die eerst tot het Oratorio behoord hadden, zoals
theoloog Carpano, rector in Sint-Pietersbanden, Don Turchi Giovanni,
professor te Valsalice, D. Grassino G.B., directeur van het seminarie te
Giaveno.
Bij gelegenheid van elke uitvoering schreef hij, die de uitnodi-
gingen opstuurde, die lijst over; want wegens overlijden en afwezigheden
onderging hij elk jaar nieuwe wijzigingen; daarmee was ook elk gevaar
bezworen iemand te vergeten die diende uitgenodigd te worden.
En zo zetten de kinderen van het gewone volk hun carnaval in met
de bevoorrechte burgerij van Turijn.
De kroniek gaat verder: "8 februari. - Opstaan om 6; de les begon
een half uur later (dan gewoonlijk), dat wil zeggen, in de voormiddag om
9 1/2, in de namiddag van 2 1/2 tot 4. De oefening van de goede dood
werd niet gehouden omdat de laatste nog maar onlangs had plaatsgehad.
Niettemin nam Don Bosco 's avonds de biecht van de jongens af en in het
avondwoordje raadde hij de jongens aan dat ze 's anderendaags allen de
H. Communie zouden ontvangen of een geestelijke communie zouden doen.
Hij voegde eraan toe: - "Laat iedereen ervoor zorgen morgen een bezoek
te brengen aan het allerheiligste sacrament; geen lang bezoek echter, 4
of 5 minuten en niet langer; ik wil niet dat jullie de speeltijd mis-
sen." - Na het avondmaal had geen zangles plaats. Te voren had Don Bosco
beslist dat die er zou zijn; maar omdat hij vernam dat sommige leraren
ontbraken, trok hij zijn bevel in. Hij stond er erg op dat de jongens
die avond allen bijeen waren en niet op de speelplaats verspreid zouden
zijn."
"9 februari. - Vastenavond. 's Morgens na de Heilige Mis werd an-
derhalf uur speeltijd gegeven. 's Middags minestra, wijn, een schotel
en fruit. Na het middagmaal het spel van de ketel. Om alleman tevreden

50 Pages 491-500

▲back to top

50.1 Page 491

▲back to top
- VII/486 -
te stellen, brak elke klas haar eigen ketel. En in elke klas verkozen
de leraren bij het lot de jongens die het moesten klaarspelen. Om 3 u.
ging men naar de kerk: vespers, samenspraak tussen theoloog Borel en
Don Cagliero; zegen met het Allerheiligste. De toneelvertoning werd te
9 u. besloten. Buiten de minestra kregen de jongens tijdens het avond-
maal ook wijn en een schotel. De gebeden werden in de eetzaal opgezegd."
"10 februari. - Aswoensdag; het hoofd van de jongens wordt met as
getekend. Vrijaf zoals op donderdag."
"11 februari. - Donderdag. - Regelmatige les. Zij die de vasten-
catechismus aan de externen moeten geven, eten een half uur vóór de
anderen en begeven zich daarna naar de hun toegewezen klassen. In plaats
van 's middags uit de klas te gaan, verlaten de studenten ze een kwar-
tier later. In de klassen van eerste en tweede gymnasiaal zullen, behal-
ve de gebruikelijke wekelijkse catechismusles, elke week nog twee andere
lessen gegeven worden."

50.2 Page 492

▲back to top
- VII/487 -
H O O F D S T U K LXI.
Tijdens de carnavaldagen en de dagen daarna had Don Bosco zich
met een zware maar aangename taak beziggehouden.
"Op 9 februari, vertelt de kroniek, laat Don Bosco een afschrift
maken van de regels van de congregatie om ze aan de paus te sturen en de
goedkeuring ervan te verkrijgen.(1)
Zijn stichtingen waren echter nog niet helemaal volledig en de
laatste stap zou in 1875 gezet worden met het werk van de medewerkers.
Intussen waren de aanbevelingsbrieven van de bisschoppen van Cuneo,
Acqui en van Susa aangekomen en kon hij ze bij die van de bisschoppen
van Mondovi en van Casale voegen.(2)
Daarom wendde Don Bosco zich nogmaals door noodzaak gedwongen,
tot kan. Vogliotti.
"
Hooggeachte en Zeereerw. Heer Rector,
"
"
Toekomende vrijdag zal ik de gelegenheid hebben om mijn
" brieven in de handen van de H. Vader te laten geven; enkel ont-
" breekt nog de aanbevelingsbrief die U, hooggeachte en zeereerw,
" Heer, mij beloofd had. Mocht u hem kunnen afwerken, dan zou u
" mij een dubbel genoegen doen, en voor de zaak op zichzelf én
" voor de gunstige gelegenheid die mij geboden wordt.
"
Wil mij voor die herhaalde stoornis verontschuldigen. Met
" mijn gevoelens van oprechte dank, heb ik de eer mij te mogen noe-
"
men van U, hooggeachte en zeereerw.,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 10 februari 1864
Pr. Bosco Giovanni
Met het antwoord ontving hij het verlangde document.
(1) Bijvoegsel Nr. 7.
(2) Bijvoegsel Nr. 8.

50.3 Page 493

▲back to top
- VII/488 -
" Aanbevelingsbrief van de vicaris-generaal van Turijn.
"
"
In de tegenwoordige grote behoefte aan onderwijs en op-
" voeding, zowel religieuze als burgerlijke, is het ons een aange-
" name troost te zien hoe het Oratorio van St.-Franciscus van Sales,
" nu tien jaar geleden gesticht door de verdienstelijke priester
" Bosco D. Giovanni in de wijk Valdocco van deze stad, niet alleen
" in stand wordt gehouden,doch bloeiend is en toeneemt in gebouwen
" en personeel.
"
In dit internaat of Oratorio zijn er veel jongens opgenomen
" die hun ouders verloren hebben of arm zijn; dientengevolge zouden
" zij geheel aan zichzelf overgelaten zijn of minstens de middelen
" moeten missen om een christelijke en burgerlijke opvoeding aan hun
" toestand aangepast te ontvangen. Velen onder hen worden opgeleid
" in een of ander beroep of ambacht, waardoor ze eerlijk hun brood
" kunnen verdienen; anderen worden opgeleid voor de studie, onderwe-
" zen in de schone letteren om een regelmatige cursus te kunnen vol-
" gen overeenkomstig hun toestand en bekwaamheid. Onder dezen kiezen
" niet weinigen de kerkelijke loopbaan, worden na hun theologische
" studiën tot priester gewijd en delen met ijver de zorgen van hun
" algemene vader.
"
Van bovengenoemd Oratorio hangen nog twee andere Oratoria
" af; dat van de Engelbewaarder te Borgo Vanchiglia en een ander van
" S. Luigi aan Porta Nuova; in beide Oratorio’s komen 's zondags
" veel personen voor de H.Mis en het godsdienstonderricht; zij wor-
" den er aangespoord om zon- en feestdagen te heiligen en de sacra-
" menten te ontvangen. Al die zorgen en inspanningen van die uitmun-
" tende priester om de goede jongens op de weg van de deugd aan te
" moedigen en anderen van de weg van de dwaling en het verderf weg
" te houden. Al die ijver voor het geestelijke en ook voor het tij-
" delijke welzijn van de naaste en voor de opleiding van jongens die
" goede hoop geven voor het priesterschap, verdienen zeker de bui-
" tengewone lof van de kerkelijke overheid. Deze nieuwe priesters en
" later medehelpers van de genoemde priester volgen zekere reglemen-
" ten en munten uit door een geregelde levenswijze, die tot stich-
" ting dient van de leerlingen voor wie zij aangesteld zijn. Dat is
" de reden waarom ik meen dat deze vrome priester een aanbeveling
" verdient bij de H. Stoel, om de genaden en gunsten te verkrijgen,
" die een hulp zijn voor de groei van het Oratorio en de religieuze
" familie en voor het groter geestelijk welzijn van de stad en het
" bisdom Turijn.
"
Bijgevolg bevelen wij hem nederig en vurig aan de goed-
" heid van de glorieus regerende Heilige Vader aan, met de overtui-
" ging dat onze aanbevelingen welwillend zullen aanvaard worden en
" dat de zegen van de Heilige Vader het grootste nut aan het Orato-
" rio zal bezorgen.
"
" Turijn, uit de aartsbisschoppelijke curie, de llde februari 1864.
"
"
Giuseppe Zappata, Vic.-Gen.Kap.
"
T. Giustetti G. Secr.

50.4 Page 494

▲back to top
- VII/489 -
Nu aan zijn verlangen voldaan was, vergaderden op de 11de van de
maand de leden van het kapittel op zijn kamer, om hun het troostende
nieuws bekend te maken van deze tot nog toe geslaagde stappen en om hun
enkele leerlingen voor te stellen die verlangden deel uit te maken van
de congregatie. Men leest in het kapittelverslag:
Op 11 februari, vergaderde het kapittel van de sociëteit van St.-
Franciscus van Sales. Werden tot de proef toegelaten: Ansaldi Bernardo,
Bonetti Enrico, Cerruti Felice, Grassi Giovanni, Norza Pietro.
Daags daarna vertrouwde hij aan een speciale bode de aanbevelin-
gen van de bisschoppen, de regel en een brief voor de paus toe.
"
Zeer Heilige Vader,
"
"
Als enig doel en enkel met het verlangen de eer van God
" en het welzijn van de zielen te bevorderen, kniel ik nederig aan
" de voeten van U.H. neer om de goedkeuring van de sociëteit van de
" H.Franciscus van Sales te vragen. Dit is een plan dat ik veel
" overwogen en sinds lange tijd nagestreefd heb. In 1858, toen ik
" het geluk had mij aan U.H. voor te stellen en ik u sprak over de
" inspanningen die de dwaling en het ongeloof deden om binnen te
" sluipen onder het volk en vooral onder de arme onervaren jeugd,
" aanvaardde u graag het voorstel om een sociëteit te stichten die
" bijzondere zorg zou dragen voor dat onbeschermde deel van de kudde
" van Jezus Christus. U.H. zelf verwaardigde zich er de grondlijnen
" van te trekken en ik heb gedaan wat ik kon om dit onderwerp van
" reglement te ontwikkelen. Maar hoewel ik de vaste wil had en er
" mij volgens mijn zwakke krachten heb op toegelegd om de raad van
" U.H. daadwerkelijk te volgen, vrees ik nochtans dat bij de uitvoe-
" ring van het werk, ik mij te veel verwijderd heb, ook in essentië-
" le dingen van wat mij voorgesteld werd. Daarom, vraag ik eerder om
" de verbetering van dit ontwerp van constituties, dan om de goed-
" keuring ervan.
"
Moge Uwe Heiligheid of wie het u zal verwaardigen hiertoe
" af te vaardigen, het verbeteren, eraan toevoegen, weglaten alles
" wat u zal oordelen dienstig te zijn voor de eer van God. Ik wil
" geen opmerkingen maken, doch ik ben bereid om elke uitleg te geven
" die men nodig en opportuun acht; en van nu af ben ik hem zeer ver-
" plicht die mij zal helpen om de statuten van deze sociëteit te
" vervolmaken, zoveel mogelijk te verkorten, stabiel te maken en ge-
" lijkvormig aan de principes van onze heilige katholieke godsdienst.
"
De statuten bestaan uit 16 hoofdstukken verdeeld in korte
" artikelen, waarvoor een kopie hierbij. Op een blad apart geeft
" men de reden op van enige meer belangrijke zaken.
"
De bisschoppen van Acqui, Cuneo, Mondovi, Susa, Casale en
" de vicaris-capitularis van ons aartsbisdom waren zo goed aanbeve-
" lingsbrieven te schrijven ten voordele van dezelfde sociëteit.
" Deze bestaat uit meer dan 75 leden, allen beslist om hun leven
" en alles

50.5 Page 495

▲back to top
- VII/490 -
" wat zij bezitten in te zetten voor de eer van God en het heil van
" de zielen.
"
Terwijl wij allen door het gebed de beslissing afwachten
" van het hoogste gezag van de Kerk, van Uwe Heiligheid, knielen
" wij neer en vragen bij voorbaat ons deze uitzonderlijke gunst te
" willen verlenen en aan ons allen uw heilige apostolische zegen te
" schenken,terwijl ik in naam van allen de zeer grote eer heb mij
" aan de voeten van U.H. te mogen noemen
"
de zeer nederige, zeer verplichte, zeer genegen zoon van
"
de Kerk en van Uwe Heiligheid
" Turijn, 12 februari 1864
Pr. Bosco Giovanni
Bij de brief voegde hij volgende uitleg:
"
Zaken die in aanmerking komen in verband met de constitu-
" ties van de sociëteit van de H. Franciscus van Sales.
"
"
Het doel van deze sociëteit wat haar leden betreft, is
" niets anders dan een uitnodiging om één van geest te werken tot
" meerdere eer van God en tot het heil van de zielen, daartoe ge-
" dreven door het woord van St.-Augustinus: "Divinorum divinissimum
" est in lucrum animarum operari."
"
Wat de sociëteit zelf betreft: zij heeft tot doel voort te
" gaan met wat men sinds ongeveer twintig jaar doet in het Oratorio
" van de H. Franciscus van Sales. Daarom kan men zeggen dat men hier-
" mee bijna niets anders doet, dan de levenswijze die tot hiertoe in
" dit Oratorio beoefend werd, tot een geordende constitutie te bren-
" gen, volgens de raad van het opperhoofd van de Kerk.
"
In dit reglement spreekt men niet uitdrukkelijk van de
" paus, hoewel het voornaamste doel ervan is zijn gezag te steunen,
" te verdedigen met alle middelen die de tijdsomstandigheden, de
" plaats of personen het met alle voorzichtigheid zullen toelaten.
" De reden waarom men zich minder duidelijk uitdrukt ligt hierin dat
" dit huis al verscheidene keren doorzocht werd door de burgerlijke
" autoriteit om er compromitterende betrekkingen te vinden (zei men)
" met Rome; en bijgevolg had het voortbestaan van de sociëteit ge-
" vaar kunnen lopen, mocht dit reglement in handen gevallen zijn van
" een of ander persoon, die er niet opportune uitdrukkingen in ge-
" vonden zou hebben.
"
Wat de samenstelling van de regels betreft, heb ik raad ge-
" vraagd voor zover het paste. Ik heb de constituties van de Ros-
" minianen geraadpleegd, de statuten van de Oblaten van de Maagd
" Maria, alle verenigingen of religieuze sociëteiten door de H.Stoel
" goedgekeurd. De hoofdstukken 5, 6 en 7 in verband met de geloften
" werden ongeveer geheel genomen uit de constituties van de redemp-
" toristen. De formule van de geloften werd ontleend aan die van de
" Jezuïeten.

50.6 Page 496

▲back to top
- VII/491 -
"
In het 8ste hoofdstuk, art. 2, vraagt men dat de clerici
" onder de jurisdictie van de Algemeen Overste geplaatst worden. -
"
1° Anders kan deze sociëteit, die eenheid van huizen heeft
" in verschillende bisdommen, niet beschikken over haar leden vol-
" gens de verschillende noden, daar zij door de ordinarius naar
" goedvinden elders kunnen gezonden worden.
"
2° Aangezien in onze staten de religieuze orden wettelijk
" afgeschaft zijn, kunnen de weinige die nog bestaan niet meer ge-
" nieten van het privilege ontslagen te zijn van de militaire dienst
" en zijn zij verplicht hun toevlucht te nemen tot de bisschoppen,
" die volgens de nu nog bestaande wet, er enkelen kunnen vrij krij-
" gen t.w. jaarlijks een op de twintigduizend. Daarom is het abso-
" luut nodig dat de leden die priester willen worden, van het ene
" huis naar het andere kunnen gezonden worden, naargelang de bis-
" schop ze al dan niet vrij kan krijgen van de militaire dienst.
"
3° Er is nog een derde reden in verband met het heilig
" priesterambt. De leden van deze sociëteit hebben als doel pries-
" terwerk te doen voor de jeugd; dat is een delicaat en moeilijk
" werk en kan in de meeste gevallen slechts aangeleerd worden door
" de praktijk en lange studie, vooral als men leeft voor en bezig
" is met hen voor wie men zorg draagt. Deze ondervinding, deze een-
" heid van geest zou moeilijk te bekomen en te bewaren zijn, als
" de Algemeen Overste geen volledige jurisdictie heeft op de leden
" van de sociëteit.
Toen de vertrouwensman te Rome aangekomen was, overhandigde hij
volgens de ontvangen onderrichtingen de omslag aan kard. Antonelli en
tevens een brief van Don Bosco. In dat schrijven beval hij zich bij Zij-
ne Eminentie aan, opdat deze zich zou verwaardigen de hem overhandigde
documenten aan de paus voor te leggen. Tegelijkertijd bezorgde hij hem
een handschrift met korte gegevens over de vrome sociëteit, handschrift,
dat bedoeld was voor de heilige Congregatie van Bisschoppen en Regulie-
ren.(1)
De kardinaal antwoordde hem:
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Aan het verlangen van u, hooggeachte, meegedeeld in de
" brief van 12 dezer, werd onmiddellijk voldaan. Het reglement met
" de toelichtingen in verband met de religieuze congregatie dat
" door u gezonden werd en waarvan de Heilige Vader het ontwerp al
" geloofd heeft, toen u hier was om er over te spreken, werd in
" zijn eerbiedwaardige handen gelegd.
(1) Bijvoegsel Nr. 9.

50.7 Page 497

▲back to top
- VII/492 -
"
De bereidwilligheid dan door de paus betoond, zal wel vol-
" staan om te weten met welke belangstelling hij de door u toegezon-
" den documenten heeft ontvangen.
"
Wat mij aangaat zal ik u wel niet moeten zeggen met welk -
" genoegen en zorg ik mij van de mij toevertrouwde eervolle taak
" gekweten heb; u weet welk deel ik van den beginne af eraan genomen
" heb, zoals u zelf er nog eens aan herinnert in bovengenoemde brief,
" waarin u mij een aanbeveling vraagt.
"
Terwijl ik van de Heer zegen en gunsten afsmeek over uw vro-
" me en vurige ijver waarmee u zich inzet ten voordele van godsdienst
" en Kerk, is het mij aangenaam u nogmaals mijn gevoelens van ware
" achting aan te bieden.
"
Van u, hooggeachte,
"
de ware dienaar
" Rome, 19 februari 1864
G.C. Antonelli
De paus toonde met zijn gebruikelijke goedheid inderdaad speciale
belangstelling voor die documenten, maakte ze over aan kardinaal Quag-
lia, prefect van de heilige congregatie van Bisschoppen en Regulieren.
De kardinaal liet ze overhandigen aan de pro-secretaris van genoemde
heilige Congregatie en liet ze van volgende brief vergezeld gaan:
"
Hooggeachte en Zeereerw. Heer,
"
"
In opdracht van de H.Vader, richt ik mij zonder uitstel tot
" u, hooggeachte en zeereerw., om u hier bijliggende brief ter hand
" te stellen die de statuten bevat van de sociëteit van de H. Fran-
" ciscus van Sales, opgesteld door de stichter, priester Giovanni
" Bosco van Turijn.
"
Volgens de wil van Z.H. dient u een consultor van deze hei-
" lige Congregatie aan te stellen om deze statuten te onderzoeken
" en daarna aan Z.H. zelf er verslag over te geven.
"
Bij deze gelegenheid stel ik het op prijs u mijn gevoelens
" van mijn eerbiedige hoogachting te hernieuwen.
"
Van u, hooggeachte en zeereerw.
"
"
de toegewijde en verplichte dienaar
" 18 februari 1864.
Luca Pacifici
Op de achterkant van het blad stond geschreven: "Die 18 feb.1864.
P. Savini Consultori pro voto. – S. Svegliati pro-secretarius."
Nadat hij de regels nauwkeurig nagezien had, presenteerde hij
zijn oordeel aan de heilige Congregatie met de volgende tekst.

50.8 Page 498

▲back to top
- VII/493 -
"
Verslag van Fr. A. Savini
" over de regels van de sociëteit van de H. Franciscus van Sales
"
"
Door de verdienstelijke Pr. Giovanni Bosco ontstond te Tu-
" rijn,ongeveer zes jaar geleden het instituut, genaamd sociëteit
" van de H.Franciscus van Sales, met de bedoeling vooral de arme
" jeugd bij te staan met geestelijke en stoffelijke hulp. Zij be-
" staat uit priesters, clerici en leken verbonden door de eenvoudige
" geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid, eerst tijde-
" lijke, later eeuwige. Zij wordt bestuurd door een Algemeen Over-
" ste, benoemd voor het leven, bijgestaan door raadsheren. Op dit
" ogenblik telt de sociëteit drie huizen en meer dan vijfenzeventig
" leden.
"
Aangezien de stichter de goedkeuring van het instituut en
" de statuten ervan gevraagd heeft, heeft Monseigneur de pro-secre-
" taris het onderzoek willen vragen voor een overeenstemmende mening
" aan de consultor Fra Angelo Savini, karmeliet. De vraag om goed-
" keuring voor een sociëteit, die nog niet lang bestaat, die nog
" geen volledig reglement heeft noch een decreet van lof ontvangen
" heeft, schijnt enigszins voorbarig. Dit decreet zou men zonder
" uitstel kunnen verlenen, gezien het zeer heilig doel, de lof die
" de regerende opperherder in twee breven gaf aan de goede werken
" van de leden en van het instituut en de aanbevelingen van de ker-
" kelijke overheden van Turijn, Casale, Mondovi, Susa, Cuneo, Acqui,
" en intussen kan men de opmerkingen meedelen over de huidige statu-
" ten.
"
Statuut N.3 § 1. - I. De opvoeding van de jonge clerus is
" bij canonieke beslissing uitsluitend toegewezen aan de bisschop-
" pen. In Italië is deze wet volop van kracht en als het zo niet
" was, dan zou ze op alle manieren moeten geëist worden. Het schijnt
" dat een instituut dat de vorming van de jonge clerus als doel
" heeft, op den duur grote moeilijkheden kan teweegbrengen.
"
Statuut N.3 § 7. - II. Het schijnt niet voorzichtig te zijn
" de leden te verbieden deel te nemen in een zaak die hen in op-
" spraak kan brengen op gebied van politiek. Het zou beter zijn de
" dingen te laten volgens de normen van het algemeen recht.
"
Statuut N.4 § 9. - III. Dat de overste de bevoegdheid zou
" hebben om van de geloften, ook de eeuwige, te kunnen ontslaan,
" schijnt te veel te zijn; het zal beter zijn de leden te verplich-
" ten zich tot de H. Stoel te wenden, die op deze wijze beter de in-
" wendige toestand van het instituut kan kennen.
"
Statuut N.5 § 3. - IV. - Paragraaf 3 van N° 5° waarin be-
" paald wordt dat het bevel van de overste verplicht onder doodzon-
" de zou wellicht in de praktijk moeilijkheden kunnen teweegbrengen
" en het zou beter zijn deze helemaal weg te laten.
"
Statuut N.8 § 4. - V. - Het schijnt voorlopig te veel te
" zijn, aan een instituut in wording het privilege van de heilige
" wijdingen dat eigen is aan de goedgekeurde orden, toe te staan.
" Aan andere nieuwe instituten is het geweigerd geweest.
"
Statuut N.9 § 2. - Voor de contracten en de overdrachten
" wordt geen gewag gewaakt van de apostolische constituties. Het

50.9 Page 499

▲back to top
- VII/494 -
" zal goed zijn eraan te herinneren, het onderhouden ervan in te
" scherpen en enige vrijheid te verlenen voor een bepaalde tijd.
"
Statuut N.9 § 3. - VII. In geval van vermaning en afzetting
" van de Algemeen Overste, zou het voor een nieuw instituut voorde-
" liger zijn het als enig heilmiddel te verplichten zich tot de H.
" Stoel te wenden die de opportune beschikkingen zal geven voor dat
" geval, in plaats van het kapittel samen te roepen.
"
Statuut N.10 § 2. – VIII. Ook voor de bevestiging van
" de nieuw gekozen algemeen overste of voor zijn aanstelling voor
" het leven is het beter zich tot de H. Congregatie te wenden en
" niet tot de bisschop waar het hoofdhuis gevestigd is.
"
Statuut N.12 § 1 en 2. - IX. Voor de stichting van nieuwe
" huizen, het aannemen van bisschoppelijke seminaries, de kleding
" en de professie van de novicen (N.13 § 1 en vlg.) spreekt men
" niet over de nodige toelating van de H. Stoel: beter eraan te
" herinneren en de aanvraag op te leggen.
"
Statuut N.14 § 4. – X. Slechts een uur voor geestelijke en
" mondeling gebed schijnt te weinig en het zou ook beter zijn het
" aantal dagen van de retraite te bepalen; hierover wordt niets ge-
" zegd.
"
Statuut N.16. - XI. Ik meen dat het goed zou zijn alle ar-
" tikels van dit nummer 16 weg te laten, o.a. deze die handelen over
" de aanvaarding van externe personen in het instituut; dat zou een
" nieuwigheid zijn en een echt gevaar, gezien de huidige tijd en de
" weinig veilige plaatsen.
"
Statuut N.17. - Het zou niet slecht zijn dat men in de for-
" mule van de professie de voornaam en de familienaam van de Alge-
" meen Overste zou vermelden en de volgende woorden zou weglaten: -
" "mij te willen bevelen zonder voorbehoud"; men zou ze als volgt
" kunnen veranderen:- "mij te willen bevelen in de geest van ons
" reglement.
"
XIII. Zoals aan de andere instituten zou men ook aan dit
" instituut het driejaarlijks rendiconto aan de H. Stoel kunnen
" voorschrijven, zowel voor de materiële als voor geestelijke zaken.
"
" Traspontina, 6 april 1864
Fr. Angelo Savini, karmeliet.

50.10 Page 500

▲back to top
- VII/495 -
H O O F D S T U K LXII.
Don Bosco had de nodige papieren naar Rome gestuurd om de eerste
goedkeuring of erkenning van de vrome sociëteit te verkrijgen, toen hem
van daaruit twee belangrijke brieven toekwamen. Een ervan betrof de
geestelijke congregatie van de Concettini, die naar de geest en de ge-
wone tucht van de algemene vader van de kapucijnen afhing; de andere
handelde over de godsvrucht tot het H. Hart.
P. Angelo M.da Jufo, kapucijn, schreef op datum van 9 maart 1864
aan Don Bosco dat hij tot zijn grootste genoegen vernomen had dat hij te
Turijn een vrome instelling opgericht had met het doel vooral aan arme
jongens en wezen een opleiding te geven en ze zodoende voor maatschappij
en geloof op te voeden. Tegelijkertijd beval hij zich bij hem aan om
roepingen voor het instituut te vinden, waarvan hij directeur was; hij
zou hem daarvoor erg dankbaar wezen. Het doel van die stichting, ont-
staan onder de hoge bescherming van paus Pius IX, bestond erin de arme
zieken te dienen, bij te staan in gelijk welke ziekte, hun alle mogelij-
ke liefdediensten te bewijzen.
Het tweede schrijven zou men kunnen beschouwen als een voorteken
van de latere zending van Don Bosco en zijn salesianen te Rome. Op datum
van 20 maart 1864 werd door de sociëteit van wereldpriesters van de H.
Apostel Paulus, die haar verblijf had bij de kerk van 0.-L.-Vrouw van
Vrede te Rome, aan Don Bosco, met een regelmatig diploma, machtiging
gegeven bij dit genootschap van het H. Hart van Jezus alle zonen van de
Rooms-katholieke Kerk, waar ook ter wereld, aan te sluiten en hun de
geestelijke gunsten en aflaten te verlenen, die door de heilige aposto-
lische stoel worden toegestaan.
Niet minder dan met de vrome sociëteit had Don Bosco te doen met
de Letture Cattoliche. Het geschil om te weten wie er de ware eigenaar
van was, was nog altijd niet beslecht, aangezien de bisschop van Ivrea
en theoloog Valinotti de redenen niet aanvaardden, waarmee Don Bosco
zijn recht staande hield. De bisschop betwistte hem te goeder trouw dat
recht met getrokken zwaard; maar Don Bosco probeerde hem met zijn ge-
bruikelijke kalmte en zonder zich te haasten, te overtuigen, maar was
vast beslist om op te eisen, wat hij als het zijne beschouwde.
Wij hebben al verteld hoe Don Bosco in de maand juli 1862, na
heel wat onderhandelingen met die prelaat, beslist had dat de drukkerij
van het Oratorio zou gebruikt worden voor het drukken van de Letture
Cattoliche: hij zou echter de vroegere drukker dat werk niet helemaal
uit de handen nemen en hem de handschriften blijven bezorgen. Sommige

51 Pages 501-510

▲back to top

51.1 Page 501

▲back to top
- VII/496 -
protesten bleven niet uit, maar hij stopte de ontevredenen de mond door-
dat hij de leiding nog in handen liet van de vertegenwoordigers van de
bisschop van Ivrea en het bestuur zoals voorheen in Via S. Domenico,
nummer 11, bleef.
Gedurende twee jaar had de drukkerij van het Oratorio de brochu-
res gedrukt, maar alle onkosten waren om zo te zeggen ten laste van Don
Bosco uitgevallen. Hij stuurde de rekeningen door aan theoloog Valinot-
ti; maar die antwoordde vaak dat hij de vereiste sommen niet in kas had,
omdat hij een groot deel van de zware schulden bij de vorige drukkers
had moeten aflossen en ook bij hen bij wie men geld geleend had. Wegens
die redenen en om andere bijkomende uitgaven kon zijn balans geen tegoed
voorleggen.
Don Bosco had geduld tot Buzzetti Giuseppe de boeken van schuld
en tegoed heel rustig kon onderzoeken.
En hij bevond dat voor de jaren 1853 tot 1857 nergens inkomsten
genoteerd stonden, terwijl hij een grote schuld bij drukker De Agostini
vaststelde voor de afleveringen van twee jaargangen. Van 1857 tot 1864
kwamen de rekeningen klaarder naar voren. Buzzetti legde de besluiten
van zijn onderzoekingen meteen aan Don Bosco en aan Don Cagliero voor.
Dergelijke onregelmatigheden konden niet toegeschreven worden aan on-
kiesheid van de bedienden, maar deels aan nalatigheid en onachtzaamheid
en deels aan verschillende oorzaken die hier niet moeten onderzocht wor-
den.
Toen Don Bosco de stand van zaken kende en inzag dat de schulden
van theoloog Valinotti aan de drukkerij van het Oratorio de hoogte in-
gingen en op verlies uitliepen, vroeg hij dat de rekeningen van de in-
komsten zouden nagezien worden. De bisschop van Ivrea toonde zich om
dergelijke vraag beledigd en wilde er in geen geval mee instemmen, ter-
wijl hij volhield dat men zulke smaad niet mocht aandoen aan zijn verte-
genwoordiger. Don Bosco klaagde echter niemand aan, maar wilde wel dat
werk en kosten van papier en van lettertypen aan zijn drukkerij vergoed
werden. Hij drong daarom aan en voegde eraan toe dat hij zich het recht
van eigendom niet wilde toe-eigenen, maar dat hij ook geen voldoening
kreeg in zijn rechtmatige eisen en dat hij zijn arbeid en zijn typogra-
fisch materiaal had kunnen weigeren. Men liet hem opmerken dat hij spon-
taan aanvaard had de druk van die brochures op zich te nemen en dat hij
mogelijkerwijze voor het gerecht kon gedagvaard worden. Nadat hij daarop
verklaard had bereid te zijn de strijd aan te gaan omdat het hem om de
belangen van zijn jongens ging, bonden zijn tegenstanders in.
Dat geschil werd door beide partijen meer door middel van specia-
le gelastigden en mondeling dan wel per brief uitgevochten. De secreta-
ris van de bisschop, Don Gallenga, die een echte vriend van Don Bosco
was, trachtte bemiddelend op te treden tussen beide geïnteresseerden;
maar de bisschop wilde geen bemiddeling aanvaarden in wat ook maar op
één enkel punt het recht kon verkleinen van wat hij in eigendom meende
te bezitten. Ook vicaris-generaal Kan. Pinoli was erg bevriend met Don
Bosco, maar moest de bevelen van de bisschop natuurlijk uitvoeren.

51.2 Page 502

▲back to top
- VII/497 -
Aangezien de drukkerij geld nodig had om het drukken van de Let-
ture Cattoliche te kunnen voortzetten en een proces een onterend en
irriterend middel zou wezen, trof Don Bosco in deze toestand van zaken,
een kordaat besluit.
Don Bosco stelde de kwestie van de eigendom daarom uit tot andere
tijden. Hij vroeg nu geen inzage van de rekeningen, die ten andere niet
toegelaten zou worden door de directie van Via S. Domenico, liet de za-
ken in uitvoering afhandelen met de al aangegane verantwoordelijkheden
en mogelijke inkomsten en onthulde op geen enkele wijze in het openbaar
de maatregel en de oorzaken ervan. Hij voerde zijn plan uit, dat als een
nieuwe stichting van de Letture Cattoliche zou slagen: Druk en directie
in het Oratorio, met uitsluiting van elke vreemde persoon. Hij had er
Ivrea tevoren voor gewaarschuwd. Met de maand maart zette het jaarlijkse
abonnement in en op het einde van de maand februari verscheen de eerste
aflevering van dat jaar. Het droeg als titel: Louisa en Paulina. Samen-
spraken tussen een jonge katholiek en een protestants meisje. Op de om-
slag van deze aflevering verklaarde Don Bosco dat de directie van de
Letture Cattoliche haar zetel niet langer had in Via S. Domenico Nr. 11.
"
BELANGRIJK BERICHT
"
"
Wij delen onze welwillende correspondenten
"
en abonnees twee dingen mee:
" 1° Dat van nu af de verzending van de afleveringen gedaan zal
"
worden door de drukkerij van de H. Franciscus van Sales en dat
"
elke vraag, elke zending van wissels, brieven, boeken en der-
"
gelijke, "enkel en alleen" moet gedaan worden: "Aan de direc-
"
teur van de Katholieke Lezingen" in het Oratorio van de H.
"
Franciseus van Sales - Torino (Valdocco)."
" 2° Dat de "Katholieke Lezingen", die nu elf jaar bestaan, verder
"
zullen verschijnen tijdens het twaalfde jaar met hetzelfde pro-
"
gramma en zonder verandering van prijs; en we beloven aangename
"
onderwerpen, regelmaat bij het drukken en stiptheid in de ver-
"
zending.
"
Op 23 maart publiceerde de "Unità Cattolica" volgend artikel:
" "Letture Cattoliche". - In de aflevering van de lopende maand
" maart van de "Katholieke Lezingen" door de priester Bosco Gio-
" vanni, stellen wij met genoegen vast dat zij deze maand hun 12de
" levensjaar inetten. Wij zijn waarlijk gelukkig dat naast die
" overvloed van slechte boeken de publicatie van goede boeken
" wordt voortgezet en zich elke dag uitbreidt om de vijanden van
" de katholieke godsdienst te bestrijden.
"
Het onderwerp van deze aflevering is een aangename samen-
" spraak tussen twee meisjes, het ene katholiek, het andere protes-
" tants. Na verscheidene discussies over de waarheid van het katho-
" lieke geloof en over de dwalingen van de protestanten ziet het
" protestants meisje haar dwalingen in, zweert ze af en bekeert zich.

51.3 Page 503

▲back to top
- VII/498 -
"
Dit werkje was van de heel ijverige Mgr. Devie, bisschop
" van Belley en werd vertaald dank zij de zorgen van Pr. Giovanni
" Bosco.
"
Wij bevelen alle katholieken warm aan zich op deze "Lezin-
" gen" te abonneren; voor de geringe prijs van 2 L. en 25 L. per op
" jaar,voorhand betaald, worden ze franco verzonden door heel het
" land; en nog dringender bevelen wij de lezers aan ze ter lezing
" door te geven aan vrienden en kennissen, want daarin bestaat de
" voornaamste verdienste van een abonnee.
"
Om alle mogelijke moeilijkheden te vermijden, waarschuwen
" wij allen die ons brieven, omslagen, vragen voor inschrijving of
" voor wissels moeten bezorgen, van nu af aan, alles te willen zen-
" den aan "De directie van de "Katholieke Lezingen" in het Oratorio
" van de H. Franciscus van Sales te Turijn-Valdocco. De kantoren
" werden naar dit adres overgeplaatst, ten einde de verrichtingen
" te vergemakkelijken onder de rechtstreekse directie van de hoger
" vernoemde stichter ervan. Aan de heren abonnees die te Turijn wo-
" nen, zullen de afleveringen regelmatig ten huize worden bezorgd,
" op voorwaarde dat zij het juiste adres van hun woonplaats sturen
" aan de dienst in Valdocco.
Twee dagen daarna zond Don Bosco een omzendbrief aan een zeker
aantal abonnees en correspondenten die in Frankrijk, Zwitserland, Oos-
tenrijk en Duitsland verbleven.
"
Turijn, 25 maart 1864
"
"
Verdienstelijke Heer,
"
"
Priester Giovanni Bosco dankt U, hooggeachte en verdienste-
" lijke heer, voor de onvermoeibare ijver die U aan de dag legt
" voor de verspreiding van de "Letture Cattoliche". Ik hoop en ver-
" trouw te mogen rekenen op de voortzetting van uw krachtige steun
" tijdens dit jaar en ook de volgende; terwijl men doet wat moge-
" lijk is om U in de zaak te betrekken en de bewerkingen te vereen-
" voudigen zodat U ze rechtstreekser kunt volgen. Voor de goede
" gang van deze "Letture", werd de dienst van de directie overge-
" plaatst naar het Oratorio van de H. Franciscus van Sales te Val-
" docco, waar de afleveringen al gedrukt worden en van waaruit ze
" in de toekomst zullen verzonden worden. Bijgevolg wees zo goed
" voortaan uw brieven, omslagen, aanvragen voor abonnementen en
" postwissels te zenden op het adres afgedrukt op de omslag van de
" aflevering die U ontvangt.
"
Zo het u niet te moeilijk valt, wees zo goed de wissels
" rechtstreeks te zenden aan Pr. Bosco Giovanni, opdat zij onmid-
" dellijk kunnen ingevorderd worden door degene die daartoe vol-
" macht heeft. Ik smeek alle zegen van de Heer voor U af en bied U
" onze nederige groeten; met de grootste achting ben ik
"
uw zeer verplichte dienaar
"
voor Don Bosco
"
Frederico Oreglia

51.4 Page 504

▲back to top
- VII/499 -
Tegelijkertijd werd het nummer van april gedrukt; op de omslag er-
van werd weer het belangrijke bericht afgedrukt dat op het boekje van
maart stond. Het boekje viel erg in de smaak van de abonnees: Het Paus-
schap van de H.Marcellinus en van de H.Marcellus, pausen en martelaren,
door priester Bosco Giovanni (0). Daarin waren topografische mededelin-
gen over de stad Rome opgenomen; aanmerkingen over de veronderstelde val
van de H. Marcellinus; wonderen, door de relikwieën van de H. Marcellus
bewerkt. Om te besluiten, was er een bijvoegsel over de martelaren van
het Thebaanse legioen en las men de namen van velen die ontvlucht waren
aan de algemene slachting en hun bloed voor het geloof, hier en daar, in
de verschillende streken van Piëmont en van Lombardije vergoten. In deze
brochure en in de twee volgende was er een inschrijvingsformulier met
het nieuwe adres van de directie.
Daarop werd het programma herdrukt en met duizenden strooibriefjes
verspreid. Op vele ervan schreef hij eigenhandig: De verspreiding ervan
wordt warm aanbevolen. En hij stuurde het uit naar alle streken, waar
zich abonnees bevonden. Artikel 9 luidde: "Te Turijn worden abonnementen
opgenomen in de diensten van dezelfde Letture, die zich in het Oratorio
van de H. Frans van Sales in Valdocco bevinden, alsook in de boekhandel
Carlo Ceretto, via Doragrossa, Nr 39."
De abonnees gingen in op de oproep van Don Bosco en daarmee hield
hij de hele morele, materiële en financiële leiding van de Letture Cat-
toliche in handen. Hij vertrouwde de administratie uitsluitend toe aan
personen van de congregatie, na twee jaar geduldige onderhandelingen met
de bisschop van Ivrea en met theoloog Valinotti.
Daarmee werd hij in feite erkend als de eigenaar van de Letture
Cattoliche, al duurde die rechtskwestie nog wel drie volle jaren; en
slechts hierna zouden de rekeningen van de eerste administratie afge-
wikkeld worden.
Terwijl hij dit voor hem zo voorname doel bereikte, moest hij te-
vens de middelen bestuderen in verband met de instandhouding van zijn
communiteit. Wij hebben hier twee brieven van hem, die gericht waren aan
de heer baron Feliciano Ricci te Cuneo en waaruit wij vernemen hoe hij
de schenking van een landgoed trachtte te gelde te maken, biljetten ten
voordele van een asiel af te zetten, een lening aan te gaan en aan de
regering twee huisjes te verkopen, die hem als erfdeel bij de Dora, waar
een arsenaal moest opgetrokken worden waren nagelaten. Tussendoor bieden
wij onze lezers een of andere brief van de dienaar Gods aan, waarin over
materiële zaken gehandeld wordt, opdat ook hierna zijn waakzame ijver
moge blijken. Hij schreef daarom:

51.5 Page 505

▲back to top
- VII/500 -
"
Dierbare Heer Baron,
"
"
Ik had het verlangen een uitstap naar Cuneo te doen en ik
" heb gewacht tot ik het resultaat van de zaak met de heer Toselli
" met U kon bespreken. Daar hijzelf aan u, dierbare, geschreven
" heeft en U al met hem erover hebt kunnen spreken, zie ik er van af
" om er hier nog verder op in te gaan. Ik spreek U liever over de
" voortzetting van de weldadigheid. Deze liefdadige christen zou be-
" reid zijn, te vermaken of dadelijk te schenken twintig dagroeden
" terrein grenzend aan dit dat hij meent te geven voor Cuneo, en hij
" zou het geven ten voordele van dit Oratorio en enkel voor heel het
" leven het vruchtgebruik ervan bewaren met een zekere verplichting
" op het ogenblik dat men hem het vruchtgebruik ervan niet meer zou
" geven. Met het terrein zou hij ook een deel van het gebouw geven
" dat groot genoeg is om er een melkerijcomplex van te maken.
"
Ik zou willen, Heer Baron, dat u me helpt om die schenking
" ten nutte te maken. Zou er iemand zijn die deze twintig dagroeden
" grond voor de passende prijs wil kopen? Zou men de tien, die hij
" zou geven voor het asiel er niet kunnen aan toevoegen en er een
" melkerijcomplex van maken? Zou dat niet in de smaak vallen van de
" Heer Baron?
"
Dit zijn de zaken die ik U persoonlijk wilde komen zeggen,
" maar het was mij niet mogelijk ter oorzake van een kleine onge-
" steldheid. Hier gaat het om iemand die wil kopen, zijn geld op het
" terrein wil verzekeren, terwijl de opbrengst zou dienen om de kos-
" ten te dekken die in dit huis nodig zijn en ook om het geplande
" asiel te bouwen.
"
Neem mij niet kwalijk dat ik u zo lastig val en gelieve
" mijn wensen van hemelse zegen te aanvaarden voor U, voor Mevrouw
" de Barones en heel de familie; en terwijl ik mezelf en al mijn
" jongens in uw heilige gebeden aanbeveel, heb ik het grote genoegen
" mij met dank te noemen,
"
van u, dierbare in de Heer,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 15 maart 1864
Pr. Bosco Giovanni.
"
Dierbare Heer Baron,
"
"
Ik heb uw brief via de Heer Giraudi ontvangen die mij enkele
" briefjes gaf om te plaatsen. Ik zal met ridder Oreglia samenwerken
" om de Zijne en de mijne te plaatsen. Ik weet nochtans niet of wij
" erin zullen slagen om ze alle te verspreiden, aangezien iedereen
" klaagt over de ellende, die er heerst.
"
Wat betreft de lening die u bereid bent te doen ten voorde-
" le van deze arme jongens, zou het niet meer over vijfduizend, doch
" slechts over tweeduizend Fr. gaan.
"
Wij hebben in deze tijd wat giften gekregen en hebben ook
" een som waarvan wij geen zekerheid hadden, kunnen invorderen. Zo-
" als ik U schreef, verlang ik dat de verplichting zou opgesteld
" worden met

51.6 Page 506

▲back to top
- VII/501 -
" de formules door U vereist; ik verzoek U dan ze op te stellen en
" ik zal ze graag ondertekenen.
"
Wat de tijd betreft zet een jaar, als U wil; maar waar-
" schijnlijk zullen wij u de som na weinige maanden, wellicht we-
" ken, kunnen terugschenken, daar de twee kleine huisjes aan de re-
" gering verkocht zijn en eerstdaags de verkoopakte zal opgemaakt
" worden.
Dank voor al uw liefdadigheid; ik zal niet nalaten te bid-
" den voor U, voor Mevrouw de Barones en de familie; met dank heb
" ik de eer mij te mogen noemen
"
uw zeer verplichte dienaar
" Mei 1864
Pr. Bosco Giovanni.
Maar alvorens over zaken te handelen die de weldadigheid betrof-
fen, had hij zich in de eerste dagen van maart tot de minister van Jus-
titie en Eredienst gewend om een subsidie voor zijn clerici te verkrij-
gen. Het antwoord kwam, tot zijn verwondering van de pro-vicaris, rector
van het seminarie.
" Aartsbisschoppelijk seminarie van Turijn.
Turijn, 31 maart 1864
"
"
Zeereerw. Heer,
"
"
Ik reken het tot mijn plicht U, Zeereerw., te laten weten
" dat dat het ministerie van Justitie en Eredienst, aan de Hoogge-
" achte en Zeereerw. Heer Vicaris-Generaal, uw smeekbrief tot het
" bekomen van een subsidie ten voordele van de clerici van het Ora-
" torio overhandigd heeft, met het verzoek dat de voornoemde Heer
" vicaris daartoe een toewijzing zou doen op de fondsen van dit se-
" minarie. Hoewel de administratie dit voorstel om verscheidene re-
" denen niet aangepast vindt aan de aard van dit instituut, was zij
" nochtans van oordeel dat zij voor dit jaar een subsidie voor 400
" L. kon verlenen ten voordele van de diocesane clerici, opgenomen
" in dit Oratorio. Zij doet U tevens opmerken dat tijdens de vol-
" gende zomer een aanpassing in het seminarie zal gebeuren, waar-
" door de niet bemiddelde clerici kunnen geholpen worden en zo van
" de voordelen genieten zonder elders de fondsen ervoor te zoeken.
"
Nochtans ten gevolge van een beslissing genomen door voor-
" noemde Heer Vicaris met de administratie, heb ik op uw naam een
" betalingsmandaat van 400 L. gemaakt dat U kan invorderen tegen
" kwitantie op het secretariaat van dit seminarie.
"
Intussen maak ik van de gelegenheid gebruik om U mijn diepe
" achting te betuigen.
"
Zeer toegewijde dienaar
"
Kan. A. Vogliotti, rector

51.7 Page 507

▲back to top
- VII/502 -
H O O F D S T U K LXIII.
Laten wij de jongens in het Oratorio volgen aan de hand van de
kroniek van Ruffino omdat dat de beste manier is om de vervulling van
sommige voorspellingen van Don Bosco onloochenbaar te kennen en tegelijk
om te vertellen wat er verder in dat gezegende huis voorviel tijdens de
maanden februari en maart.
"Op de avond van 17 februari sprak Don Bosco de jongens als volgt
toe:
"
Morgen begint de maand van Sint-Jozef en ik verlang dat
" jullie je allen onder zijn bescherming zouden stellen. Zo jullie
" van harte tot hem bidden, zal hij jullie welke genade ook verkrij-
" gen, zo geestelijke als stoffelijke, die jullie nodig mochten heb-
" ben. Onder de godsvruchtoefeningen ter ere van die grote patriarch,
" bruidegom van Maria en voedstervader en behoeder van Jezus Chris-
" tus, beval de H. Theresia als werkdadig middel aan om zijn bescher-
" ming te mogen genieten, de maand maart, waarin zijn feestdag valt,
" aan hem toe te wijden. Ik zou wensen dat wij samen gemeenschappe-
" lijk iets deden; maar vandaag beperk ik er mij toe ieder van jul-
" lie aan te bevelen een Onzevader, Weesgegroet en Glorie op te zeg-
" gen te zijner eer,hetzij vóór of na het bezoekje, dat ik jullie
" aanraad elke dag bij het Allerheiligste te gaan brengen. En als
" jullie wensen dat ik jullie iets meer aanraad, ga dan nu en dan
" eens te communie voor die ziel in het vagevuur, die tijdens het
" leven een grote godsvrucht tot de H. Jozef had. Jullie zouden hem
" daarenboven kunnen aanroepen met een of ander schietgebed. Zo zou-
" den jullie b.v. tijdens de studie in je geest kunnen zeggen: Hei-
" lige Jozef, help mij om de tijd in de klas goed door te brengen.
" Als ergens een bekoring opduikt: Heilige Jozef, bid voor me. 's
" Morgens bij het opstaan: Jezus, Maria, Jozef,ik schenk u mijn
" hart. En 's avonds bij het naar bed gaan: Jezus, Maria, Jozef, sta
" mij bij in mijn laatste doodstrijd. Vergeet intussen niet dat hij
" de beschermer is van de jongens die studeren; en als jullie je
" examens goed willen afleggen, bid dan dat hij je moge helpen.
"24 februari. - Opstaan om 5 1/2. 's Avonds zal men bellen voor het
avondmaal van de assistenten om 7 1/2; de zangles begint om 8.35 uur 's
avonds en ze eindigt om 9.10 uur".
Op dat uur hing er in het Oratorio een speciale sfeer: op de
speelplaatsen die door weinig lampen verlicht en dan nog vaak met sneeuw

51.8 Page 508

▲back to top
- VII/503 -
bedekt of in de mist gehuld waren, kon je uit de verschillende lokalen
de muzikale klanken horen. In één klas herhaalde het muziekkorps vrolij-
ke melodieën, oefenden de vakjongens zich in het bespelen van de instru-
menten en sloegen monotone roffels op de trommel. In een andere klas
leerden de gevorderde zangers nieuwe missen en nieuwe vespers aan en
oefenden de beginnelingen hun stem met moeilijke oefeningen. Er was de
klas van de Gregoriaanse zang, klas die in verschillende afdelingen ge-
splitst was en die door Don Alasonatti geleid werd. Hier toonladders en
daar antifonen en psalmen; hier eindigden de ene en daar hervatten de
anderen, soms werd dat een algemene onbeschrijfelijke muziekverwarring.
Men had de indruk dat het de klassen van de levieten waren, die
in de Paralipomena beschreven zijn:
- "Allen, zowel ouderen als jongeren, geleerden als ongeletter-
den, werden ingedeeld onder de leiding van hun vaders, die hun de lof-
prijzingen van de Heer leerden zingen op de klanken van citers, harpen
en cimbalen, om zodoende de diensten te verzekeren in de tempel van
God."(1)
"25 februari. - Don Bosco zegt in het openbaar: - "Nog enkele da-
gen zullen wij nog het Onzevader bidden voor een zieke makker en daarna
zullen wij het De Profundis opzeggen. Daarna zullen wij een klein beetje
wachten om dan weer het Onzevader en het De Profundis te bidden."
"27 februari. - In het Sint-Aloysiushospitaal sterft de jonge Pa-
lo Pietro uit Lagnasco op de leeftijd van 16 jaar. Hij verbleef vier of
vijf maanden in het huis, maar was om zo te zeggen altijd ziekelijk.
Hierbij weze opgemerkt dat Don Bosco voor de vasten gezegd had dat er
niet slechts twee maar drie doden zouden zijn vóór Pasen.
Men kan in de verslagen van het kapittel lezen:
"Deze avond 27 februari, werden tot de proeftijd toegelaten in de
vrome sociëteit, Mazzarello Giuseppe, Guidazio Pietro, Delfino Giovanni.
Don Bosco geeft de medebroeders een troostvol nieuws; daaruit kan men
besluiten dat er goede hoop is voor de goedkeuring van het salesiaans
instituut. Negen dagen nadat de regels opgezonden waren uit Turijn, wer-
den ze kardinaal Antonelli ter hand gesteld en door hem aan de H. Vader
voorgelegd."
"28 februari. – De halfjaarlijkse examens zetten in. Vandaag werd
het proefwerk van de twee retorica’s gegeven in plaats van de gewone
lessen. De klassen zullen om 8.45 beginnen. De thema’s werden opgegeven
door professor D. Picco Matteo."
(1) I, Paral. XXV.

51.9 Page 509

▲back to top
- VII/504 -
"De mondelinge zullen daarna in elke klas plaatshebben op de da-
gen, bestemd voor het onderwijs van elke stof, waarover de leerlingen
ondervraagd werden. Talrijke biechten en communies tijdens die dagen."
"1 maart. - Het Oratorio van de H. Frans van Sales werd aangeslo-
ten bij de Vereniging van het Apostolaat van het gebed met het doel te
bidden voor de universele Kerk en vooral voor de Heilige Vader. Derge-
lijke bond werd canoniek te Puy in Frankrijk opgericht en verrijkt met
aflaten door Pius IX in 1849 en in 1861. De directeur ervan stuurde het
diploma rechtstreeks aan Don Bosco vanuit Le-Puy. In die stad wordt
0.-L.-Vrouw van Frankrijk vereerd en werd een kolossaal beeld van de
Madonna opgericht; het was gemaakt uit brons van de kanonnen die men te
Sebastopol op de Russen veroverd had.
"6 maart. - Vierde zondag van de vasten. Plechtig wordt het feest
van de H. Frans van Sales gevierd; het werd op deze dag gevierd omdat
Don Bosco er niet had kunnen aan deelnemen, als het op Sexagesimazondag,
plaatsgevonden had." Zo staat het trouwens ook op de uitnodiging die aan
de weldoeners gestuurd werd.
"12 maart. - In het Cottolengohospitaal sterft de jonge Tarditi
Vincenzo uit Saluzzo; hij was 16 jaar oud."
"14 maart. - Clericus Don Luigi beëindigt zijn dagen in zijn ge-
boortestreek te Vigone; hij was lid van onze congregatie en was 22 jaar
oud."
Pasen valt op 27 maart!
"15 maart. - Don Bosco roept het kapittel samen dat tot de proef-
tijd in de congregatie toeliet: Merlone Secondo, Sala Antonio, Ghella
Antonio, Gandini Giovanni, Scappini Giuseppe."
In de verslagen leest men verder:
"22 maart. - Dinsdag in de Goede Week. De paasvakantie begint.
Voor het vertrek van de leerlingen naar hun streek en hun thuis wordt
het zo geschikt dat ieder zijn naam aan een tevoren aangeduide priester
of clericus geeft in verband met de reis op de spoorwegen.
Bij het vertrekken worden aan iedere leerling twee medailles van
Maria, Hulp der Christenen uitgedeeld; maar tevoren hadden zij in de
klassen volgende aandenkens van Don Bosco ontvangen.
"Wanneer zij in hun geboortestreek aangekomen zijn, moeten zij
volgende dingen goed onderhouden:
1. Groeten overmaken aan ouders, pastoor, meester.
2. Het goede voorbeeld geven.
3. Het gebedenboek gebruiken bij de kerkelijke diensten.
4. Op paasdag te communie gaan.

51.10 Page 510

▲back to top
- VII/505 -
5. De terugkeer is vastgesteld op de lste dinsdag na Pasen - Een frank
boete voor elke dag vertraging.
"De jongens die in het Oratorio bleven, deden elke dag een wande-
ling behalve op Goede Vrijdag."
Nadat Don Bosco al zijn leerlingen voorbereid had om hun Pasen te
houden op de maandag van de Goede Week, bestond zijn vakantie erin zich
ten dienste te stellen van de personen, die uit de stad naar hem toekwa-
men voor het boetesacrament. Op de ogenblikken van rust tussen twee ker-
kelijke diensten in, schreef hij enkele brieven aan de gezinnen van wel-
doeners en stuurde hij een prentje van de Madonna aan hun kinderen met
zijn handschrift: "Zij schenke je in overvloed haar heilige zegen."
Eén ervan bestemde hij voor het adellijke huis Fassati :
"
Hooggeachte Mevrouw Azeglia,
"
"
Om weer het beloofde prentje niet te vergeten, stuur ik het
" U in deze omslag; en ik hoop dat u daarmee de zegen van de H. Va-
" der in ontvangst neemt en die van de Allerhoogste God.
"
De heilige Maagd bekome U van haar goddelijk kind gezond-
" heid en genade. Zalig feest voor U, Papa en Mama; ik beveel mij
" in uw aller gebeden aan en noem mij in de Heer,
"
van U, Hooggeachte,
"
de zeer toegewijde dienaar
" Turijn, 25 maart 1864
Pr. Bosco Giovanni.
"27 maart, Pasen, Verrijzenis van 0.-H.-J.-Christus. - Vandaag
opende Don Alasonatti het verzegelde briefje, dat ziekendienaar Mancardi
hem ter bewaring gegeven had; hij deed dat in tegenwoordigheid van de
meest bejaarde medebroeders en men las de namen Palo en Tarditi."
In het Oratorio was de jonge Pittaluga Giuseppe ziek, een echte
engel van godsvrucht en van zeden, een van de voorbeeldigsten onder de
kleine clerus en volgens Don Bosco, niet minder deugdzaam dan Dominicus
Savio. Welnu, op deze zelfde dag, 27 maart, schreef Don Ruffino in zijn
kroniek:
"Een maand geleden zei Don Bosco tot Pittaluga: - "Zou je naar de
hemel willen gaan?"
- "0 ja, natuurlijk zou ik er gaarne naartoe gaan", antwoordde de
jongen.
- "Eerst moet je echter nog een beetje boete doen", voegde Don Bos-
co eraan toe; en daarop verwijderde hij zich. - "Enige dagen later moest
Pittaluga het bed houden tengevolge van de jicht, een kwaal waarvan geen
enkel symptoom zich tevoren vertoond had.

52 Pages 511-520

▲back to top

52.1 Page 511

▲back to top
- VII/506 -
"Vanavond", sprak Don Bosco mij - na het afhandelen van ver-
schillende zaken - over het toevallige gebeuren van Pittaluga's ziekte
en voegde eraan toe:
"Als ik naar mijn voorgevoel luister, keert die jongen niet
meer naar het Oratorio terug." (Hij stond op het punt naar huis te gaan
te Tortona). "Het schijnt dat het been, dat begint te etteren, snel moet
genezen. Ik echter ben ervan overtuigd dat het niet meer zal genezen."
"Een ander feit. Toen de jonge Siravenga hier in het huis toekwam,
was hij in bloeiende gezondheid. Don Bosco zei elke keer, als hij hem
zag: - "Siravenga! Bid de Heer dat Hij je gezondheid geve. " - De jongen
die het goed stelde, antwoordde onveranderlijk: - "Ik heb die gunst niet
nodig!" Maar het duurde niet lang of een onvoorziene kwaal trof hem en
hield hem te bed.
De jongens die naar huis gekeerd waren, kwamen op 29 maart naar
het Oratorio terug: twee onder hen doken echter niet meer op. Ook van
hen had Don Bosco het einde voorzien. Don Tomatis Domenico, salesiaan en
nu missionaris in Chili, was in dat jaar leerling in het Oratorio en erg
bevriend met die twee jongens, zijn medeleerlingen, Francesco Vicini en
Paolo Aiachini, beiden voorbeelden van deugdzaamheid.
Op zekere zaterdagavond waren zij alle drie samen uit de studie-
zaal gegaan om te gaan biechten en ontmoetten zij Don Bosco die naar het
Oratorio terugkeerde. Don Bosco legde de hand op Vicini's hoofd en vroeg
hem:
"Ben jij de vriend van Don Bosco?"
"Denk eens na, Don Bosco, of ik het niet ben", antwoordde Vi-
cini.
"Zo, zo! Jij wilt naar de hemel gaan? Welnu, ik geef je er toe-
lating voor." - Daarop legde hij de hand op Aiachini’s hoofd: "En ben
jij ook de vriend van Don Bosco?"
"Natuurlijk ben ik dat", antwoordde Aiachini.
- "En wil ook jij naar de hemel gaan? En ik geef er je graag de
toelating voor."
Daarna keerde hij zich tot Tomatis: - "En ook jij bent de vriend
van Don Bosco? Maar wij beiden moeten samen veel broodjes eten." - Ver-
der zei hij tot alle drie: "En waar gaan jullie heen?"
"Naar de kerk om te gaan biechten", antwoordden ze.
"Dan loop ik even naar mijn kamer om mijn hoed weg te leggen
en dan kom ik direct."
Na de halfjaarlijkse examens werd Aiachini ziekelijk en werd naar
huis gestuurd om er in eigen streek zijn gezondheid terug te krijgen. En
zie, op de laatste dag van maart verschijnt Don Durando 's avonds op de
katheder om aan te kondigen: - "Een makker van jullie, een zekere Aia-

52.2 Page 512

▲back to top
- VII/507 -
chini, is overleden. Hij stierf een heilige dood."
Een brief had aan Don Bosco het treurige nieuws meegedeeld.(1)
Treurend om de dood van zijn vriend, wachtte Tomatis op de komst van
Vicini, die echter nooit meer terugkwam. Gedreven door de Voorzienig-
heid, bereidde hijzelf er zich op voor - zonder het te weten - om veel
broodjes met Don Bosco te kunnen eten. Omdat hij de studie van het La-
tijn voor zich nutteloos vond en omdat hij er niet aan dacht priester te
worden, slaagde hij niet in de Latijnse taal, terwijl hij in alle leer-
stoffen van de examens met de beste punten voor de dag kwam. Pater To-
matis, jezuïet, zijn oom, nam hem onder handen en leerde hem het belang
van de Latijnse taal inzien voor ieder beroep. De jongen, die heel ver-
standig was en een heel goed geheugen had, zette zich daarop aan de stu-
die van de hele Donato, die hij op een maand tijd onder de knie had. Hij
legde het eindexamen bij Don Celestino Durando af en haalde alle cij-
fers.
Toen hij bij het begin van het schooljaar naar het Oratorio terug-
gekeerd was, stelde hij tot zijn verwondering vast dat Vicini zich nog
niet had laten zien. Wat was er dan wel gebeurd? Vicini had aan zijn va-
der gezegd dat hij verlangde priester te worden; maar de vader, ant-
woordde hem dat hij zo iets nooit zou toelaten en wilde niet dat zijn
jongen naar het Oratorio weerkeerde. Van dat ogenblik af begon de jongen
weg te kwijnen om er medelijden mee te hebben. Na enkele dagen verzorging
zei de dokter tot de vader: - "Ik vind geen enkele ziekte bij hem. Hart,
longen en de andere inwendige organen zijn heel gezond; de dokter heeft
niets te maken met deze ziekte. U, die de vader bent, komt het daarom toe
te onderzoeken, waar de morele oorzaak ligt van deze krachtenverzwak-
king."
De vader begreep, trok naar de kamer van zijn jongen en zei hem,
om hem gerust te stellen: - "Liever dan je in deze toestand te zien,
verkies ik dat je naar het Oratorio terugkeert."
(1)
Hooggeachte en Zeereerw.. Heer Don Bosco,
Orti, 30 maart 1864
De dood leidt mijn bevende hand bij het schrijven van deze regels, Paolo Antonio
Aiachini, de zo levendige leerling van uw Oratorio is gisteravond te 10.30 u. in de
vrede van de Heer ontslapen te Castelferro waarheen hij sedert zes dagen overgebracht
was; men hoopte zijn genezing te zien verbeteren in zijn geboortestreek. De tyfuskoorts
met vliegende tering verzwakte hier totaal het arme slachtoffer! De Heer die hem schiep,
haastte zich om hem te ontrukken aan deze boze wereld en aan de liefde en de hoop van
zijn ouders en familieleden.
0, hoe menigmaal zei de dierbare neef: "Mocht ik geweten hebben dat ik zou ster-
ven, ik zou nooit het Oratorio verlaten hebben, om er de troost te genieten, onder de
ogen van Don Bosco te sterven. Hij is waarlijk een heilige!" - Dit zijn woorden, o
eerbiedwaardige man van God, die de diepe smart verzachten waar mijn hart nu onder
lijdt!
Och! Goede priester, help de ziel van die gelovige jongeling en celebreer voor hem
het Heilig Misoffer. Hier houd ik op; want de tranen benevelen mijn ogen.
Uw beproefde dienaar
P. Giulio Aiachini.

52.3 Page 513

▲back to top
- VII/508 -
Enkele dagen later was de jongen helemaal hersteld, maar de vader
schoof het op de lange baan om woord te houden, in de hoop dat de jongen
zijn wil zou involgen. Enkele tijd zweeg Vicini; maar herhaalde toen
zijn vraag om naar het Oratorio te mogen weerkeren en priester te wor-
den. - "Maar weet je dan niet", antwoordde de kwaad geworden vader, "dat
ik niet wil dat ons huis onteerd wordt door een zoon die monnik wil wor-
den?"
De jongen antwoordde niet, maar het duurde niet lang, of hij her-
viel in zijn toestand van vroeger. De dokter herhaalde de vader: "Ik
waarschuw u dat uw zoon geen andere kwaal heeft dan ergens een groot
verdriet. U alleen kunt het geneesmiddel opsporen, als U hem in leven
wilt houden." - De vader, die zijn zoon echt hartstochtelijk liefhad,
gaf zich deze keer gewonnen, begaf zich naar het bed van zijn Francesco
en herbegon te beloven dat hij hem de toelating gaf om zijn roeping te
volgen. - "Te laat", antwoordde de zoon. "Ga de pastoor halen, want ik
voel het einde van mijn dagen nabij. Een enkel genoegen vraag ik u dat
u, zodra ik gestorven ben, naar het Oratorio zou willen schrijven dat
mijn makkers voor mij zouden bidden."
Doordat de vader niet geloofde dat zijn zoon aan zijn uiterste
gekomen was, haastte hij zich niet om de priester te roepen; maar om-
streeks de avond werd de toestand zo ernstig dat de pastoor geroepen
werd; en Vicini stierf in vrede, met elke geestelijke bijstand, zoals
hij het de Heer gevraagd had.
In de maand november beklom Don Francesia na het avondgebed het
spreekgestoelte van de spreekzaal; hij kondigde de schone dood van Vi-
cini aan en beval hem aan in de gebeden van de jongens. Toen Tomatis dit
hoorde, schoten hem als een bliksem de twee voorspellingen van Don
Bosco, waarvan hij ons het verhaal deed en dat wij hier trouw uiteenge-
zet hebben, te binnen. Wij hebben daar andere dingen aan toe te voegen;
maar dat zullen wij te zijner tijd doen.
Nu zullen wij vertellen hoe Vicini Francesco in de eerste maanden
van dat jaar getuige was van een verassend feit. Op zekere dag las Don
Bosco de H. Mis na die van de communiteit. Bij het begin ervan had hij
opgemerkt dat er in de ciborie geen geconsacreerde hosties meer waren;
maar omdat hij er overtuigd van was dat er niemand meer te communie zou
gaan, begon hij de Heilige Mis zonder meer. Maar toen het ogenblik van
communiceren aangebroken was, traden twee of drie jongens naar voren en
knielden op de trede van het altaar neer. Don Bosco wierp een blik op de
jongens, om zich van hun aantal te vergewissen, brak dan de grote H.
Hostie van de monstrans in drie of vier stukken en begon daarna met de
pateen de communie uit te reiken. De eerste onder hen was Vicini Fran-
cesco. De jonge Sandrone Giuseppe, die naast hem geknield zat en hij die
de fakkel droeg, zagen tot hun verwondering dat nog 10 à 12 andere jon-
gens tot de heilige tafel naderden. Daarop brak Don Bosco de overgeble-
ven heilige gedaanten opnieuw in stukken en reikte aan allen de communie
uit met stukken van de hostie, die voldoende groot waren en zelfs even
groot als de vorige. Dat merkten ze op omdat de deeltjes altijd kleiner
hadden moeten zijn. Er werd hierover onder de jongens gesproken; maar
omdat ze gewend waren in Don Bosco de man van de wonderen te zien, acht-
ten zij het niet van veel belang?

52.4 Page 514

▲back to top
- VII/509 -
H O O F D S T U K LXIV.
Sinds meer dan een maand, vertelt de kroniek, werd Don Bosco door
een voortdurende oogkwaal gekweld; hij werd erdoor verplicht blauwe
brilglazen te dragen omdat hij het helle licht niet kon verdragen. Toch
bleef hij altijd doorwerken en zegde tot zijn priesters en clerici, om
ze tot werk en offer aan te zetten: "Goede moed, laten wij met volhar-
ding werken voor het heil van de jeugd; laten wij ijveren voor Gods glo-
rie en voor de redding van de zielen omdat een grote beloning ons daar-
boven bereid is, loon dat aan Abraham beloofd werd: Ego ero merces tua
magna nimis. Tussendoor zullen wij ons vermoeid, uitgeput en overweldigd
door een of ander ongemak voelen; maar laten wij moed houden; daarboven
zullen wij rusten en zullen wij voor eeuwig rusten." - En zoals hij
placht te doen, hief hij dan zijn rechterhand ten hemel op om zijn volle
vertrouwen in de Heer te beduiden.
"Om die reden onderhielden zijn volgelingen zich met hem over de
werkmogelijkheden waarin het de Heer zou behagen hen te plaatsen; en op
3 april bespraken ze verscheidene plannen, waaronder ook dit dat ze met-
tertijd ook wel een college voor adellijke jongens zouden bezitten. Don
Bosco luisterde en onderbrak plots het gesprek: "Wat dat betreft, neen,
dat zal nooit gebeuren zolang als ik leef! Voor zover het van mij af-
hangt, zal dat nooit gebeuren! Als het er slechts om ging de administra-
tie van een dergelijk college in handen te nemen, dan ja, dat zou men
kunnen doen; maar anders nee. Dat zou onze ondergang betekenen zoals het
de ondergang van verscheidene beroemde kloosterorden betekend heeft. Hun
eerste doel lag in de opvoeding van de arme jeugd; later lieten ze die
links liggen en hielden zich nog alleen met de adel bezig. Daaruit kwam
nijd, afgunst en het ziekelijke verlangen om te onderkruipen. Rijkdom en
toegang tot de huizen van de rijken wekken de begeerten van allen op;
als wij ons immer aan de arme kinderen blijven hechten, zullen we gerust
zijn, enkel en alleen maar omdat een deel van de wereld medelijden zal
hebben en ons zal dulden en omdat een ander deel ons zal prijzen. Nie-
mand zal ons ooit hoeven te benijden, want met onze stumpers zullen ze
niets kunnen aanvangen."
"Op 4 april lichtte Don Bosco de jongens in over de retraite, die
op de 2de van de lopende maand zou beginnen. In hoofdzaak zei hij: - "Om
de retraite goed te doen, moeten jullie er nu mee beginnen met ze voor
te bereiden ten einde er geen strovuur van te maken. Het is nodig dat
jullie nu beginnen met vast te leggen wat jullie willen doen. En de een
zal zeggen: Ik wil in die dagen slapen. - Een ander: Ik wil het middel
vinden om die tijd zo goed mogelijk door te brengen met aangename lezing
en een vieruurtje. - Een derde: Van deze gelegenheid wil ik gebruik maken
om de spraakkunst te overzien. - Een vierde zal zeggen: Ik wil vruchten

52.5 Page 515

▲back to top
- VII/510 -
van heiligheid voortbrengen en aan mijn roeping denken. - Deze laatste
redeneert als een wijze man. Maar wat kan men van sommige met zekerheid
zeggen? Wat moet ik hun zeggen? Mijn besten! Die retraite kan de laatste
van je leven wezen! Denk eraan!"
Op de 11de werd de dagorde van de retraite gepubliceerd.(1) Het
was een van de laatste waaraan de vakjongens deelnamen; want omwille van
het grote aantal leerlingen moesten ze een retraite apart hebben. De
predikant was Don Arro Carroccio.
Don Bosco zat uren lang in de biechtstoel. "In de biecht bevestigt
Mgr. Cagliero, was zijn goedheid ten overstaan van de jongens en van de
volwassenen uitzonderlijk, standvastig en bewonderenswaardig; bijna
allen gingen bij hem te biechten, gedreven als ze waren door zijn zacht-
moedigheid en zijn altijd milde en geduldige liefde. Meer inschikkelijk
dan streng, zette hij ons aan te vertrouwen op de vergeving van de Heer,
terwijl hij een heilzame vreze Gods in onze harten stortte."
"In die tijd, vertelt ons Don Ruffino, was er in huis een jongen
P..., die van geen sacramenten wilde weten, evenmin trouwens als van ge-
lijk welke godsvruchtoefening; gedwongen verbleef hij in het Oratorio.
Op zekere dag nam Don Bosco hem uiteindelijk apart en zei hem2 - 'Hoe
komt het toch dat er steeds een hond voor je uitloopt die razend schijnt,
met de tanden knarst en je altijd schijnt te willen bijten?"
- "Ja, maar, ik zie er geen."
- "Ik zie hem echter in alle geval! Zeg eens hoe staat het met je
(1)
DAGINDELING VOOR DE RETRAITE
Voormiddag - 5.30 Opstaan
6.00 Gebeden. - Primen - Veni Creator enz. - Overweging - Miserere Terts -
Ontbijt.
9.30 Sexten - Conferentie - Lofzang: lodate Maria enz. Overweging in stilte
(De studenten in bun eigen klas, de vakjongens in hun spreekzaal).
11.30 Bezoek aan het H.Sacrament en gebeden tot eerherstel - Nonen -
Gewetensonderzoek - Regina Caeli enz.
12.00 Middagmaal en. ontspanning.
Namiddag 2.00 Litanie van alle heiligen - Afzondering met persoonlijke geestelijke
lezing.
3.15 Vespers en Completen - Conferentie - Lofzang - Vieruurtje- en
Ontspanning.
5.30 Metten en Lauden - Overweging - Miserere - Rozenkrans - Bezinning -
Regina Caeli.
Er worden drie zaken aanbevolen:
1° Stipt stilzwijgen behalve tijdens de ontspanning.
2° IJverig deelnemen aan de godsvruchtoefeningen.
3° Overtuigd zijn dat de retraite een grote genade is van de Heer.
God - Ziel – Eeuwigheid.
Et haec omnia ad majorem Dei gloriam.
11 april 1864.
Rector Don Bosco Giovanni

52.6 Page 516

▲back to top
- VII/511 -
gewetenszaken?
De jongen boog het hoofd en Don Bosco voegde eraan toe: - "Hoofd
omhoog, goeie moed; kom, wij zullen alles in orde brengen."
En de stumper werd Don Bosco's vriend en nu is hij vol vuur voor
het goede en vol bezieling om zijn plichten te vervullen."
"Toen de retraite (13) tegen de avond beëindigd was, klaagde Don
Bosco dat sommige leerlingen er niet van geprofiteerd hadden ten voorde-
le van hun ziel. - "In de voorbije dagen", zei hij, "zag ik de zonden
van iedereen onder jullie zo duidelijk, alsof ik ze alle op een blaadje
voor mij geschreven zag staan; ik zag ze voor mijn ogen zo dat de dingen
voor mij in de war geraakten, toen sommigen hun zonden zelf wilden op-
biechten bij hun algemene biecht en geen acht gaven op mijn ondervragin-
gen. Het is een uitzonderlijke genade, die de Heer mij tijdens die dagen
geschonken heeft voor jullie welzijn. Nu zullen sommigen, die mijn raad
in de wind sloegen, mij komen vragen, of ik niet meer in hun binnenste
kan kijken zoals te voren. - Welnu, neen moet ik hun antwoorden; toen
zijn ze niet gekomen en nu zijn ze niet meer op tijd om van die weldaad
te genieten."
"Op 14 april hield Don Bosco het avondwoordje voor de studenten
en daags daarop voor de vakjongens. En hij vertelde hun twee dromen
waarvan hij de eerste voor en de tweede na de retraite gedroomd had.
Zoals hij zei, was hij er zelf door van streek gebracht.
"
Het was in de nacht die de zondag in Albis, 3 april, voor-
" afging en het scheen mij toe dat ik op het balkon naar de jongens
" stond te kijken die aan het spelen waren. Plots zag ik een groot
" wit laken verschijnen dat heel de speelplaats bedekte en waaron-
" der de jongens speelden. Terwijl ik dat stond te bekijken, zag ik
" een grote hoeveelheid raven die overal boven het laken rondvlogen;
" en eindelijk vonden ze de uiteinden van het laken, vlogen er onder
" en wierpen zich op de jongens om ze te pikken.
"
Het was een droevig schouwspel; bij de ene pikten ze de
" ogen uit, bij een andere trokken zij met de snavel de tong aan
" stukken, bij een derde pikten ze in het voorhoofd, van een vierde
" verscheurden zij het hart. Maar wat me het meest trof, was dat
" niemand schreeuwde of klaagde maar dat allen onverschillig bleven
" staan, alsof ze ongevoelig waren en er niet eens aan dachten om
" zich te verdedigen. - Droom ik, dacht ik bij mezelf, of ben ik
" wakker? Als het geen droom was, hoe zouden ze zich dan zo laten
" verwonden zonder maar een kreet van pijn te uiten? - Doch na
" korte tijd hoorde ik een algemeen geklaag en zag de gewonden hef-
" tig in beweging komen, schreeuwen, razen en apart van de anderen
" gaan staan. Verwonderd begon ik te gissen wat dit wel kon beteke-
" nen.- Misschien, dacht ik, wil de Heer, nu het zaterdag na Pasen
" is,ze allen met zijn genade overladen. Die raven zullen wellicht
" duivelen zijn, die de jongens aanvallen.-

52.7 Page 517

▲back to top
- VII/512 -
"
Terwijl ik daar aan dacht, hoorde ik gerucht, werd wakker en
" het was al dag; iemand had op de deur van mijn kamer geklopt.
"
Maar wat was ik verrast toen ik maandag de communies zag
" verminderen en 's dinsdags nog meer en 's woensdags op een opval-
" lende wijze zodat ik in het midden van de mis al gedaan had met
" biechthoren. Ik wilde niets zeggen, omdat de retraite dichtbij was
" en hoopte dat alles in orde zou komen. Gisteren, 13 april had ik
" een andere droom. Ik had de hele dag biecht gehoord zodat mijn
" geest, zoals dat gewoonlijk gaat, met niets anders bezig was, dan
" met de ziel van de jongens. 's Avonds ging ik naar bed, doch kon
" niet slapen; het was een sluimeren en weer wakker worden, totdat ik
" na een paar uur in een regelmatige slaap viel. Toen scheen het mij
" dat ik weer op het balkon stond om naar de jongens die aan het spe-
" len waren, te kijken.Ik zag allen die door de raven gewond waren en
" sloeg hen gade. Er verscheen iemand die een pot met balsem in de
" handen had. Een ander vergezelde hem met een doekje. Zij begonnen
" de wonden van de jongens te verzorgen, en zodra de balsem erop was,
" waren ze genezen. Er waren er echter verscheidene die weggingen -
" toen zij die twee zagen naderen en niet genezen wilden worden. En
" wat mij het meeste leed deed, was dar deze niet met weinigen maar
" werkelijk talrijk waren. Ik schreef zorgvuldig hun namen op een
" stuk papier; maar terwijl ik schreef werd ik wakker en lag daar
" zonder papier. Maar ik heb de namen goed in het geheugen en nu her-
" inner ik ze mij bijna alle. Het kan gebeuren dat ik er een paar -
" vergeet, doch heel weinig. Ik zal ze nu geleidelijk aan spreken,
" zoals ik het al met enkelen deed en ik zal hen aanzetten hun won-
" den te laten genezen.
"
Hecht aan deze droom de waarde die jullie verkiezen; maar
" ik zeg u dat zo jullie er geloof aan hechten, de ziel er geen scha-
" de zal door lijden. Maar ik verlang dat die dingen niet buiten het
" Oratorio verteld worden. Ik zeg jullie alles, maar ik verlang dat
" alles onder ons blijft.
Intussen werden sinds het begin van de maand maart de werken voor
de nieuwe kerk hervat. Nadat de uitgravingen op normale diepte beëindigd
waren en men op het punt stond de eerste stenen en de eerste kalklaag
aan te brengen, bemerkte de ploegbaas dat de funderingen zouden gelegd
worden op aangeslibde grond en daardoor niet in staat waren de grondves-
ten van een gebouw van dergelijk formaat te schragen. Men moest de uit-
gravingen dus veel verder uitdiepen en een sterk paalwerk inheien, dat
beantwoordde aan de omvang van de ontworpen constructie. Dat was de oor-
zaak van grotere onkosten; er moesten nl. meer werkuren betaald en een
groter aantal steunbalken geplaatst worden. Toch werden de werken ijve-
rig voortgezet en op 5 april schreef Don Bosco een uitnodiging aan de
openbare liefdadigheid voor de bouw van de nieuwe kerk en stuurde ze aan
de Gazzetta Ufficiale. Op 12 april 1864 verscheen ze daarin en 's ande-
rendaags, maar dan ingekort, in de Unità Cattolica.

52.8 Page 518

▲back to top
- VII/513 -
"Bouw van een nieuwe kerk in Valdocco." - Men verzoekt ons volgen-
de tekst in te lassen.
Een van de wijken van deze hoofdstad die sinds enige jaren heel
bevolkt werd, is zeker die van Valdocco. Vanaf de parochiekerk van Borgo
Dora en vanaf de Consolata tot aan Borgo S. Donato is alles bebouwd;
meer dan dertigduizend inwoners leven er. Maar op heel deze oppervlakte
is er geen enkele kerk die groot genoeg is om de goddelijke diensten
voor het publiek te kunnen houden.
Gezien die nood, heeft priester Bosco het plan opgevat een nieuw
heiligdom op te trekken op een terrein dat daartoe speciaal gekocht
werd; het is gelegen tussen de via Cottolengo en het Oratorio van de H.
Franciscus van Sales.
Dit Oratorio staat sinds veertien jaar ten dienste van de kinderen
en van volwassenen; maar gezien de grote nood door de aangroei van de be-
volking, biedt deze kerk te weinig plaats zodat nog geen derde deel van
de jongens die er op zon- en feestdagen samenkomen, er plaats kan vinden.
Bijgevolg moet de nieuwe kerk groot genoeg zijn om plaats te bieden aan
de jongens en ook aan de volwassenen die er gebruik van willen maken. Bij
de kerk is er ook een gebouw nodig voor avond- en zondagscholen en ook
een speelplaats voor de jongens op zon- en feestdagen. Dank zij enige
verdienstelijke burgers van de stad kon men al de plaats ertoe bereiden,
evenals de plannen en ook een grote hoeveelheid materialen. Wij hopen dat
deze eerste schenkers edelmoedige navolgers zullen hebben en dat het ge-
bouw met dezelfde snelheid zal opschieten als de andere gebouwen van de
openbare weldadigheid die onze hoofdstad zoveel eer aandoen.
Op het einde van april was het grondwerk klaar, waren de funde-
ringspalen grotendeels ingeheid en was men gereed om met het metselwerk
aan te vangen. Werkbaas Carlo Buzzetti ging Don Bosco vragen, of hij zo
goed wilde zijn om de eerste steen te plaatsen. De dienaar Gods was van
zijn priesters en van talrijke leerlingen vergezeld bij die kleine plech-
tigheid. En nauwelijks was dat werk gedaan, of hij wendde zich, om zijn
grote tevredenheid te veruiterlijken, tot Carlo Buzzetti en zei hem: -
"Ik wil je op staande voet een voorschot op de grote werken geven. Ik
weet niet, of het veel is maar in alle geval zal het alles zijn, wat ik
bezit." - Daarop haalde hij zijn geldbeugel boven, opende hem en keerde
hem om in de handen van de werkbaas, die meende dat ze met goudstukken
gevuld zouden worden. Hoe groot was echter zijn verwondering en die van
allen die bij hem waren, toen er zich slechts acht povere stuivers in
bevonden. En Don Bosco voegde er glimlachend aan toe: - "Wees maar ge-
rust. De Madonna zal er wel aan denken het nodige geld voor haar kerk te
bezorgen. Ik zal slechts haar instrument, haar kassier wezen." - En zich
wendend tot allen die rond hem stonden, besloot hij: "Jullie zullen het
wel zien!"
Markies Fassati liet een opmerking vallen in verband met de
grootsheid van het plan en zei hem: "U heeft waarachtig meer moed dan
ik om met het bouwen aan de slag te gaan." - Verstandige lui vroegen hem

52.9 Page 519

▲back to top
- VII/514 -
hoeveel geld hij in feite al bijeengebracht had en op welke inkomsten
hij kon rekenen, omdat het hierbij toch om uitgaven ging, die het half
miljoen moesten te boven gaan; en hij antwoordde: - "Ik heb warempel in
al mijn laden gezocht en ik heb maar veertig centimes gevonden."
Hij zei echter dat 200.000 lires zouden volstaan, terwijl aan het
voltooide werk ongeveer een miljoen zou uitgegeven worden. De grondwer-
ken, die door landmeter G.B. Elia op 16 juli opgemeten werden en de fun-
deringen alleen bedroegen de som van 35.000 lires.
Het nieuws van die constructie maakte ophef in de stad. De burgers
liepen naar Valdocco toe om er zich met eigen ogen van te vergewissen.
En niet allen bekeken het geval met een goed oog. "Hoe zal Don Bosco het
aanpakken om vooruit te gaan"? - vroeg de een.
"Hij zal onder schulden begraven worden"! - zei de ander.
"Pius IX zal hem het geld wel geven"! - voegde er een aan toe.
"Tenzij hij een schat gevonden heeft"! riep weer een ander uit.
"Hij zal met failliet eindigen"! besloten ze.
Allen hadden hun eigen zienswijze. Duizenden praatjes liepen over
de tongen in verband met Don Bosco. Maar Don Bosco zette door met het
werk zonder acht te geven op die praatjes. Nauwelijks waren de werken
aangevat, of er werd hem een brief van kan. Gastaldi bezorgd:
" Leve Jezus!
Via Giulio, 20 - Turijn, 5 mei 1864
"
"
Dierbare Don Bosco,
"
"
Het spijt mij zeer dat u, eerw., begonnen bent met de bouw
" zonder eerst mondeling of schriftelijk mijn advies daarover te vra-
" gen, omdat men tegenwoordig niet alles meer kan doen volgens onze
" eigen voorafgaande plannen. En het spijt mij ook dat u vandaag,
" ondanks ons akkoord dat wij samen bij de architect zouden gaan,
" uit Turijn bent weggegaan; op die wijze zullen wij nooit over iets
" kunnen overeenkomen. - Maar toch ben ik bij de architect geweest
" en heb met hem besloten: 1° de twee torens die nu op het plan
" staan, weg te laten; 2° de toegang van de sacristie naar de zijal-
" taren vrij te houden; 3° de voorhal bij de kerk te voegen en het
" oksaal met twee stenen kolommen te ondersteunen. Wat de trommel van
" de koepel en de vensters in het gewelf betreft, is er nog tijd om
" erover na te denken.
"
U, eerw., zou ook onmiddellijk een beslissing moeten nemen
" voor de plaats waar de toren moet komen; dat hangt af van de plaats
" waar men de sacristie zal bouwen, aangezien hij deel moet uitmaken
" van de sacristie; hierdoor wordt het gemakkelijker om de klokken te
" luiden en moet de koster niet al te veel voor het altaar van het
" heilig sacrament voorbijgaan. Welnu, de sacristie van deze kerk
" zou ten westen moeten liggen; want als ik het goed voorheb, zou u,

52.10 Page 520

▲back to top
- VII/515 -
" eerw., een ringmuur optrekken vanaf de kerk tot aan uw huidig ge-
" bouw; maar dan zou het publiek van buiten uit aan de oostzijde
" geen toegang hebben tot de sacristie, maar wel aan de westzijde;
" bijgevolg zou de toren op die plaats moeten gebouwd worden.
"
Spreek er onmiddellijk met de architect over, eerw. en be-
" schouw mij steeds als
"
Uw zeer genegen dienaar en vriend
"
L. Gastaldi
Op 7 mei schreef de goede kanunnik uit Bologna, waar hij begonnen
was een missie in de kathedraal te preken, een brief aan Don Bosco en
drong erop aan dat zijn voorstellen aanvaard zouden worden, daar ze al
door architect Spezia aangenomen waren. Hij wilde verkrijgen "dat de
deuren van de twee sacristieën zo geplaatst zouden worden dat men van-
daar naar het koor en van de ene naar de andere sacristie kon gaan zon-
der door het priesterkoor te moeten gaan, zoals het zou gebeuren als de
deuren van de sacristie toegang zouden geven naar het hoofdaltaar, zo-
als dat op het ogenblik is. Het is nodig dat men van de sacristie naar
het koor en van de ene sacristie naar de andere kan gaan zonder door het
priesterkoor te moeten gaan en dat om twee voorname redenen: 1° omdat
anders de kerkelijke diensten gestoord worden en het misplaatst is dat
mensen door het priesterkoor komen en gaan. 2° omdat men het nooit zal
bekomen dat al wie voor het Allerheiligste komt en gaat, altijd op ge-
paste wijze zal knielen, enz. enz."
Don Bosco ging voor een gedeelte in op de wenken van zijn vriend
en voegde daarom op het plan twee andere deuren bij in de sacristie aan
de zijde van het hoofdaltaar zodat men van de ene naar de andere kon
gaan, als men tussen de enge ruimte van hoofdaltaar en de muur ging. Om
andere bezwaren te voorkomen, dacht hij eraan het koor op te trekken met
twee nieuwe laterale sacristieën, een werk dat nog niet op het plan
stond en dat uitgevoerd zou worden nadat de kerkbouw beëindigd was. Hij
werkte het atrium in de kerk in, maar liet de twee klokkentorens niet
wegvallen omdat hij daarmee een doorgang naar de zijkapellen wist klaar
te spelen.
Toen de plannen van de kerk in die zin ontworpen waren, wendde hij
zich met een omzendbrief tot de gelovigen en stuurde er een gedrukt af-
schrift van, om zo te zeggen, naar heel Noord- en Midden-Italië.
"
Verdienstelijke Heer,
"
"
Terwijl de stad Turijn zich elke dag meer en meer uit-
" breidt door nieuwe gebouwen en de bevolking voortdurend aangroeit,
" vermeerdert ook de behoefte aan nieuwe gewijde gebouwen ten dien-
" ste van onze godsdienst. In vergelijking met de overige delen van

53 Pages 521-530

▲back to top

53.1 Page 521

▲back to top
- VII/516 -
" de stad laat deze nood zich levendig voelen in de wijk Valdocco,(1)
" waar voor ongeveer of meer dan dertigduizend inwoners geen andere
" kerk te vinden is dan de parochiekerk van Borgo di Dora,(2) die
" nochtans niet meer dan 1.500 personen kan bevatten.
"
In de omgeving van deze parochiekerk bestaat er wel de klei-
" ne kerk van de Casa della Divina Provvidenza en van het Oratorio
" van de H. Franciscus van Sales, waar op zon- en feestdagen toegang
" verleend wordt aan het publiek; als die twee niet eens groot genoeg
" zijn voor de talrijke kinderen en personen voor wie ze gebouwd
" zijn, dan zal er zeker geen plaats overschieten voor de bezoekers.
"
Met het verlangen dan te voorzien in de dringende nood van
" de inwoners van Valdocco en van vele jongens die op zon- en feest-
" dagen uit alle hoeken van de stad naar het Oratorio komen en voor
" wie het huidig kerkje niet groot genoeg is, heb ik beslist mij aan
" het werk te zetten om een kerk te bouwen die groot genoeg is om aan
" dit dubbele doel te beantwoorden; met de tijd zal ze ook als pa-
" rochiekerk kunnen dienen indien de geestelijke overheid het goed
" zal vinden. Een verdienstelijke ingenieur maakte er het plan van
" in kruisvorm en het werd al door de bevoegde overheid goedgekeurd;
" de binnenoppervlakte bedraagt ongeveer 1.000 vierkante meter; de
" kosten zullen ongeveer 200.000lires belopen.
"
De kerk zal in via Cottolengo opgericht worden op een ter-
" rein dat gekocht werd, dank zij de vrijgevigheid van enige vrome;
" personen; het paalt aan het huidige Oratorio van de H. Franciscus
" Sales. De uitgravingen zijn al beëindigd en men is begonnen met
" het leggen van van de fundamenten.
"
Om dit heilige werk, waarvoor ik eigenlijk geen middelen
" heb,tot een goed einde te brengen, kan ik niets anders doen dan
" vertrouwen op de goddelijke Voorzienigheid en mij aanbevelen aan
" de liefdadigheid van de Mariavereerders, waaronder ik u meen te
" mogen rekenen.
"
Ik zeg: van de Mariavereerders, omdat precies dit gebouw
" zal oprijzen ter ere van de Onbevlekte Moeder van Onze Heer Jezus
" Christus,onder de aanroeping van Maria, Hulp der Christenen, of
" "Auxilium Christianorum." Terwijl men hoopt dat het voor vele per-
" sonen een middel tot eeuwige zaligheid zal zijn, wil het ook een
" tol zijn van onze dankbaarheid aan de heilige Maagd voor alle ont-
" vangen weldaden en een beroep op onze medelijdende Moeder om ons
" steeds in de toekomst te beschermen en ons te helpen om in onze
" stad het geloof te
VERKLARINGEN
(1) Deze wijk heet Valdocco, voortkomend uit de initialen "Val.0c., vallis occisorum" of
"Vallei van de vermoorden", zoals van ouds deze vallei genoemd werd, omdat de
HH.Avventore en Ottavio er gemarteld werden. Daarom werd dit deel van de stad zo door
God gezegend met vrome en liefdadige instituten. Het werd besproeid met het bloed van
de martelaren.
(2) Als men vanaf de parochiekerk van Borgo Dora een lijn trekt tot aan de kerken van de
Consolata en tot die van S. Donato en vandaar naar de koninklijke wapenfabriek tot
aan de Dora, dan heeft men een oppervlakte die totaal met huizen bebouwd is waar er
meer dan 35.000 mensen wonen en geen enkele openbare kerk is.

53.2 Page 522

▲back to top
- VII/517 -
" bewaren en alle christelijke deugden te beoefenen.
"
Tot u neem ik mijn vertrouwvolle toevlucht. Om het even
" welke geldsom of voorwerp of materialen voor de bouw zullen met
" levendige dankbaarheid ontvangen worden. Er zullen drie jaar no-
" dig zijn om dit werk te voltooien; indien het u op dit ogenblik
" onmogelijk is te helpen, zult u het wellicht later nog kunnen.
"
Ik voeg hier enige formulieren bij voor u en voor die lief-
" dadige personen waaraan u meent ze te kunnen aanbieden voor zulke
" werken van openbare liefdadigheid.
"
Als een formulier volgens bijgaand model ingevuld is, ver-
" zoek ik u het op mijn adres te willen opsturen, zodat ik de voort-
" zetting van het werk kan regelen. Mocht u geen ander middel vin-
" den om ons te laten toekomen wat uw liefdadigheid u ingeeft, dan
" zou u het via de zekere weg van een postwissel kunnen doen.
"
Ik verzeker u dat ik er vast op vertrouw, dat al wat u zult
" willen doen in dit uitzonderlijke geval, u overvloedige zegen van
" de heilige Maagd Maria zal bekomen op geestelijk gebied en ook
" voor uw tijdelijke noden.
"
En eindelijk verzoek u mij te willen verontschuldigen voor
" de last die ik u veroorzaak en mijn vurige wens voor alle zegen
" van de hemel te willen aanvaarden; met de grootste dankbaarheid
" aanzie ik het als een grote eer mij te mogen noemen
"
van u, welwillende,
"
Pr. Bosco Giovanni
Don Bosco voegde bij deze omzendbrief een inschrijvingsformulier.
(1)
Wij bezitten nog brieven van pastoors en van andere priesters die
bereidwillig aan Don Bosco hun edelmoedige inschrijving stuurden. Op
sommige adressen had hijzelf aanroepingen en zinnen geschreven die hen
ontroerd hadden, zoals blijkt uit sommige brieven in ons bezit. Een on-
derschrift luidt: - "Maria, Hulp der Christenen, beveelt zich bij haar
trouwe dienaar aan... om haar te helpen bij het bouwen van haar kerk.
(1)
GIFTEN
Voor de kerk van Maria, Hulp der Christenen, in opbouw te Valdocco.
Ondergetekende, woonachtig te............ straat. ...... Nr...
Verdieping... schenkt voor het hoger aangeduide doel in één keer, of met verschei-
dene stortingen de volgende aalmoes.
In 1864
fr.
In 1865
In 1866
fr.
fr.
De ..... van de maand......... 186...
Ik onderteken.......

53.3 Page 523

▲back to top
- VII/518 -
Aan die personen die hij had uitgekozen om de omzendbrieven te
verdelen aan de dames die uitmuntten door goedheid en godsdienstzin,
stuurde hij volgend briefje:
"Maria, Hulp beveelt zich bij haar vereerster aan, om de brieven en de
bijgevoegde formulieren (van inschrijving) te verspreiden en ze op te
halen bij de andere vereersters, als ze ondertekend zijn. Die hemelse
Moeder zal in edelmoedigheid niet onderdoen voor haar dochters, die tot
haar eer op aarde werken en die Zij allemaal verwacht om ze eens in de
hemel te belonen."
De vereerders van Maria antwoordden op gulle manier; en zoals Don
Bosco in dergelijke gevallen placht te doen, hield hij de opgestuurde
brieven bij en noteerde de ontvangen of beloofde sommen. Onder de
weldoeners die dat jaar tot de eerste onkosten bijdroegen, vinden wij:
Hr Anglesio, apotheker
2.000 L.
Markiezin Maria Fassati
1.000 L.
D.Franco di Troffarello
100 L.
Ridder di Villanova en vrienden
3.000 L.
Mevrouw Raimondo
1.000 L.
Markies Fassati Domenico
1.000 L.
Mevr. Vallauri Teresa
500 L.
Gravin Callori
900 L.
Mevr. Prato
500 L.
Graaf Carlo De Maistre
800 L.
Gravin Sofia de la Piere
100 L.
Markies Brignole Sale
100 L.
Mevr. Angela Dupraz
1.000 L.
Markies Fassati Domenico zal betalen
8.000 L.
Kan. Gastaldi zal geven
2.000 L.
Baron Bianco di Barbania zal de hoofddeur met bijhorig ijzerwerk
betalen.
Graaf Cays Carlo, de klok voor de klokkentoren.
Nico Michele het glas van alle ramen.
Bosco di Ruffino Ridder Alerano het hoofdaltaar.
Wij laten de schenkers van geringere giften wegvallen, om niet te
langdradig te zijn.
Maar bij de eerste schenkers hoorde ook paus Pius IX; hij werd door
Don Bosco ingelicht over de noodzaak en het voornemen om in Valdocco een
kerk te bouwen die aan de Allerheiligste Maagd Maria toegewijd zou zijn en
aanstonds stuurde hij zijn kostbare gift van 500 lires en liet weten dat
Maria, Hulp der Christenen een titel zou zijn die aan de verheven Koningin
van de Hemel welgevallig zou zijn. Hij liet zijn gift van een speciale ze-
gen vergezeld gaan voor allen die met hun bijdragen meehielpen aan de bouw
en de luister van de nieuwe kerk. En hij voegde eraan toe: "Onze kleine
maar hartelijke gift moge veel edelmoedige mededingers krijgen en moge de
Heilige Maagd Maria veel zegeningen vanuit de hemel uitstrooien over allen
die er het hunne toe bijdragen om 's Heren huis te helpen bouwen. Moge dit
werk ertoe aanzetten de glorie van Gods Moeder op aarde te bevorderen en

53.4 Page 524

▲back to top
- VII/519 -
zodoende het aantal vermeerderen van hen die haar eens in de hemel
triomfantelijk zullen omringen.
De Unità Cattolica van 1 mei kondigde de gift van Pius IX aan en
besloot het artikel met deze woorden: "Men rekent erop dat in de maand
mei de funderingen van het gewijde gebouw gelegd zullen worden, gebouw
dat toegewijd zal zijn aan Maria Auxilium Christianorum, hetzij om dank
te betuigen aan de verheven Moeder Gods voor verkregen genaden, hetzij
om haar werkdadige bescherming altijd in de toekomst te mogen ondervin-
den. Wie te dien einde een gift wil doen, kan met een postwissel of met
welk ander aangepast middel ook zijn gift laten geworden aan priester
Bosco Giovanni. De regering van Z. Majesteit stuurde insgelijks, laat
het dan met een andere bedoeling geweest zijn, financiële hulp.
" Koninklijk Algemeen Economaat,
"
"
Ondergetekende, Algemeen Econoom, haast zich u, Eerw., te
" melden dat de regering van Zijne Majesteit zich verwaardigd heeft
" U uit de schatkist van dit Algemeen Economaat de som van 500 li-
" res te verlenen ten voordele van de door U bestuurde drie Orato-
" rio's,met de verplichting dat de Algemeen Econoom kan vaststellen
" dat bovengenoemde som voor het vermelde doel gebruikt wordt.
"
"
De waarnemende Algemeen Econoom
" Turijn, 21 juni 1864
Fenoglio.
Advocaat Fenoglio was in dat regentschap Ridder Vacchetta opge-
volgd, die door kwaadwillige aanklachten en beledigingen van de Gazzet-
ta del Popolo opgehitst werd en zijn ontslag aangeboden had in februari
1864. Fenoglio wilde geen priester meer in het economische beheer en zo-
doende werden de door hem aan de Staat bewezen diensten betaald met
groot nadeel voor de Kerk en voor zijn geweten. En toch had hij het Ora-
torio begunstigd. Al was hij trots, verknocht aan de regering en hoog-
hartig met de anderen, toch had hij zich eenvoudig en eerbiedig tegen-
over Don Bosco getoond en wilde hij zich alleen van hem bedienen voor
zijn beroep op Rome, in sommige zaken. De waarschuwingen van de man Gods
waren niet zonder resultaat gebleven; door dergelijk groot affront ont-
goocheld en in zichzelf gekeerd, vroeg en verkreeg hij na enkele dagen
afzondering absolutie van de censuren, En dat werd zijn grote geluk,
want de dood overviel hem op 21 augustus van datzelfde jaar.
Intussen had de drukkerij aan de abonnees van de Letture Catto-
liche de aflevering van mei bezorgd: Aangename en hedendaagse episoden,
uit de openbare gedenkschriften opgediept, door priester Bosco Giovanni.
Daarin leest men ondermeer de bekering tot het katholicisme van protes-
tant Giovanni Enrico Beher, enkele korte beschouwingen over het leven
van Kan. Giuseppe Cottolengo, verschillende feiten over Pius IX en enkele

53.5 Page 525

▲back to top
- VII/520 -
gunsten van de Madonna en meer speciaal het wonder van Renella Valle
Vigezzo.
Voor de maand juni werd de aflevering: De fortuinzoeker (in de
goudmijnen van Californië) gedrukt. Het besluit van het boekje luidde:
"De rijkdommen maken de mensen niet gelukkig." Als bijvoegsel kreeg men
een kleine chronologische tabel van de "Gewijde en van de Kerkgeschie-
denis," en het verhaal van een gunst die door de tussenkomst van Domini-
cus Savio verkregen was. Ook in deze uitgave kon men zien dat Don Bosco
de hand erin had.

53.6 Page 526

▲back to top
- VII/521 -
H O O F D S T U K LXV.
De gemeenteraad van Turijn bevorderde het volksonderricht uit
alle macht en stond erop de vooruitgang vast te stellen, zelfs met sta-
tistieken uit de privé-scholen van de stad. Daarom vroeg de gemeente-
lijke assessor Baricco aan Don Bosco inlichtingen over de lagere klassen
van het Oratorio:
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Met het verlangen een statistiek op te maken van de klas-
" sen van dit jaar, verzoek ik van uw welwillendheid de volgende
" inlichtingen:
"
1° Namen, voornamen, geboorteplaats en leeftijd van de on-
" derwijzers van de lagere school, van de avondklassen en de zon-
" dagsscholen in uw instituut.
"
2° Het aantal leerlingen in het geheel en het aantal van
" elke klas.
"
Het is niet nodig dat de onderwijzers van avond- en zon-
" dagsscholen een diploma hebben; dit is slechts nodig voor de lage-
" re dagscholen; voor mij is één diploma voldoende.
"
Ik dank u bij voorbaat en noem mij van U
"
"
de zeer toegewijde dienaar
" Turijn, 10 april 1864
Ass. Baricco
Don Bosco's antwoord van 20 april geeft ons een nieuw gedetail-
leerd idee over het Oratorio en over zijn inrichting. Over het geheel van
de lagere scholen was Don Ruffino Domenico uit Giaveno directeur, die ten
andere zelf onderwijzer "Hogere lagere school" was. De avondscholen van
het lager onderwijs waren in drie klassen verdeeld met eigen meesters en
telden 105 scholieren. De zondagsscholen telden vier klassen, die elk aan
een trapsgewijze periode van onderricht beantwoordden en vingen 185 jon-
gens op. De enige lagere dagschool was in twee secties ingedeeld met 90
leerlingen; in een ervan onderwees Higlietti Giacomo uit Occhieppo.
De avondscholen voor vocale muziek werd geleid door Maestro Don
Cagliero Giovanni uit Castelnuovo d'Asti; er waren vier klassen en ze
telden 83 leerlingen. Die voor Gregoriaanse zang had zes klassen met 161
zangers.
Die voor instrumentale muziek telde 30 leerlingen. De muziekmees-
ter was Massa Francesco uit Turijn, lid van het muziekkorps van de nati-

53.7 Page 527

▲back to top
- VII/522 -
onale Garde; directeur was Buzzetti Giuseppe uit Carron Ghiringhello.
Nadat Don Bosco met zijn gebruikelijke hoffelijkheid de gemeente-
lijke assessor tevreden gesteld had, had hij zich tijdens de eerste mei-
dagen voor korte tijd uit Turijn moeten verwijderen, terwijl in het Ora-
torio de maand van Maria ingezet werd met de lezing van het gewone boek-
je, met de "ruikers" van elke dag en met de dagelijkse schietgebeden. 's
Morgens bad men, zoals gewoonlijk het rozenhoedje en 's avonds ging men
om 7 naar de kerk voor het lof.
Zo lezen wij het in de kroniek, die voortgaat met te vertellen,
wat er in de maand mei voorviel. "Nauwelijks was Don Bosco terug naar
huis gekeerd, of hij hield het avondwoordje voor de jongens in zoverre
zijn bezigheden het hem toelieten. Hier volgt een van die toespraakjes:
"
Zullen alle jongens de maand van Maria goed houden? Als de
" Heilige Maagd door dit beeld zou spreken, dan zou zij zeggen dat
" er velen zijn die ze goed vieren; ze zijn heel vurig en ze zijn
" heel talrijk en veel talrijker dan de anderen die deze goede moe-
" der minder beminnen. Anderen doen iets om haar te vereren, doch
" weinig; de ene dag zijn ze vol vuur en de andere dag koud als ijs:
" nu eens maken ze een goed voornemen, dan weer doen ze hun plicht
" niet; nu eens bidden ze, dan weer zitten ze te praten in de kerk
" en storen ze de anderen: ze zouden twee heren willen dienen. Er
" zijn er ook die niets goeds doen; ze vloeken niet omdat er nie-
" mand is die hen kwaad maakt; ze vechten niet omdat ze niet weten
" met wie; ze storen niet in de kerk, doch ze bidden ook niet. Maar
" met anderen is het nog erger: niet alleen doen ze weinig of niets,
" Zo doch ze doen kwaad.ze het gebed kunnen nalaten, dan doen ze dat
" graag; als ze een makker vinden van hun soort bekritiseren ze aan-
" stonds hun oversten,de regel en alles wat hun niet aanstaat. Als
" het er om gaat ongehoorzaam te zijn, hebben ze geen gewetenswroe-
" ging. Welnu, de eersten moedigt Maria aan en belooft hun een mooie
" beloning. Aan de tweeden zegt zij: Werk of meen je wellicht dat ik
" je niet overvloedig zal belonen? Tot de derden zegt ze bijna het-
" zelfde als tot de tweeden:Word het niet moe, volhard en je zal te-
" vreden zijn. En tot de laatsten zegt ze niets, maar ze wendt de
" ogen af, kijkt naar haar goddelijke Zoon en weent en smeekt om
" barmhartigheid voor hen.
"Op zondag 8 mei hield Don Bosco de algemene conferentie tot alle
leden van de sociëteit van de H. Frans van Sales. Het werd een zitting,
die opzien baarde omdat Don Bosco tot op dat ogenblik nooit op derge-
lijke manier gesproken had: - "Ik heb jullie vanavond bijeengeroepen om
jullie over enkele dingen te spreken die betrekking hebben op de oor-
sprong van onze sociëteit, dat wil zeggen over wat er de aanleiding en
de aansporing toe geweest zijn. Ik zet trouwens voorop dat ik ieder van
jullie wens te verplichten er met geen anderen, die buiten de sociëteit
staan, over te praten."

53.8 Page 528

▲back to top
- VII/523 -
Daarop begon hij te vertellen hoe hij als kind en later als clericus
zorg ging besteden aan de jongens omdat hij van toen af aanvoelde, wel-
ke behoefte zij hadden aan opvoeding en hoe gemakkelijk zij zich laten
doen, als zij maar merken dat iemand hun welzijn nastreeft. Hij be-
schreef het begin van het zondagsoratorio in de kerk van de H. Frans
van Assisië, zijn verblijf in het refugio en zijn ontslag later, de
dromen (die hij bezoeken heette) die hem het huis Pinardi toonden, de
verhuizingen naar de stadsmolens, naar Sint-Pieters-Banden, naar het
huis Moretta, naar de Filippiweide, de duurzaam opgeslagen tenten in
het huis Pinardi. En hij vertelde hoe de hand Gods allen geslagen had,
die zich tegen zijn onderneming verzet hadden. En hij onthulde de twee
dromen waarin hij de priesters, de clerici en de jongens gezien had,
die de Voorzienigheid onder zijn leiding zou plaatsen. De eerste droom
met de kerk waarbij op de voorgevel geschreven stond: Haec est domus
mea: inde exibit gloria mea. De tweede droom van de laan en de rozen-
pergola. Hij somde alle moeilijkheden op die in het begin gerezen waren,
maar met Gods hulp overwonnen werden; en hij zei dat aartsbisschop
Fransoni hem bij zich geroepen en aangemoedigd had om het werk van de
Oratorio's te vereeuwigen en dat Pius IX zelf hem in 1858 de grondslag
van onze sociëteit gegeven had. Hij besloot: - "Ik vertelde de paus al-
le dingen, die ik jullie heden onthul. Niemand anders wist er ooit van.
Maar de een of ander zou kunnen zeggen: die dingen draaien uit op Don
Bosco's glorie! Volstrekt niet! Mij blijft alleen maar over een schrik-
wekkende rekenschap af te leggen in verband met de vervulling van Gods
wil. Met dat plan dat mij door de Heer geopenbaard werd, ben ik steeds
vooruitgegaan en dat was het enige doel van al wat ik tot op heden ge-
daan had. En daar ligt de reden waarom ik mij nooit vrees heb laten aan-
jagen bij tegenslagen en vervolgingen en zelfs niet bij de grootste hin-
derpalen; want de Heer was altijd met ons."
"De diepe indruk welke hij naliet en de geestdrift die dergelijke
onthulling wekte, kan niet beschreven worden, zo zegt de kroniek ver-
der." Daags daarna gaf Don Bosco aan de jongens een voorname wenk: de
lichtzinnigen zouden bedachtzamer moeten worden.
"
Er blijft ons nog slechts een derde van het schooljaar en
" ik verlang dat wij het goed doorbrengen. Daarom meen ik dat het
" goed is dat wij jullie zeggen wat wij tijdens die tijd gaan doen;
" zo zal er u niets als nieuw toeschijnen en zullen jullie over
" alles ingelicht zijn; daarbij verlang ik dat jullie mij alles
" zeggen, zoals ook ik alles aan jullie zeg.
"
Eerst en vooral zeg ik dat het tijdens deze maand in het
" Oratorio de gewoonte is dat de leraars, de assistenten en de an-
" dere oversten, Don Bosco uitgezonderd, voor een bijzondere zaak
" vergaderen. En welk is die bijzondere kwestie, zullen jullie me
" zeggen?Zij vergaderen om hun oordeel te geven en hun stem uit te
" brengen over die jongens die hier in huis niet op hun plaats zijn
" en die bijgevolg het volgende jaar niet meer in het Oratorio aan-
" vaard zullen worden. Ik hoop nochtans dat geen enkele van onze
" jongens zo een

53.9 Page 529

▲back to top
- VII/524 -
" geschenk zal verdienen. En wie, zo vragen jullie mij, zijn hier
" niet meer op hun plaats en worden bijgevolg niet meer in het Ora-
" torio aanvaard na de vakantie? Kijk. 1° Al degenen die het al te
" bont gemaakt hebben door opstandigheid, of door diefstal of iets
" anders. Het schijnt dat men met sommigen een beetje te veel ge-
" duld heeft, dat men een oog dicht doet, dat men te weinig streng
" is.Maar met de tijd komt alles wel in orde. Soms omwille van de
" ouders, van de weldoeners, van de toestand van de jongen zijn de
" oversten lankmoedig.
"
2° Zij die een ergernis waren voor de anderen door hun
" woorden of hun daden.
"
3° Zij die niet meer in het Oratorio wensen te blijven. En
" wie zijn zij die liever thuis willen zijn? Die hier niet gaarne
" zijn? Dat zijn zij die altijd iets te bekritiseren hebben, hetzij
" een beslissing van de oversten, hetzij een artikel van de regel;
" ook zij die klagen over het eten of over het Oratorio; zij die hun
" oversten vluchten, die absoluut niet willen studeren in de klas of
" de zaken van het huis beschadigen. Zij worden allen geplaatst on-
" der het getal van hen die in het Oratorio niet meer op hun plaats
" zijn en die men volgend jaar niet meer kan aannemen. De reden van
" onze beslissing is de volgende: wij houden ons aan deze regeling:
" wij willen hier niemand tegen wil en dank houden. Wie hier wil,
" blijven moet hier gaarne zijn; en het is niet voldoende dat wij er
" met het hart gaarne zijn; het moet uiterlijk te zien zijn en men
" moet tevreden zijn met alles wat de oversten beslissen. Indien
" Don Bosco hier was om geld te verdienen zou men kunnen begrijpen
" dat hij mopperende en slechte jongens hier zou houden; maar daar
" wij niet werken uit eigenbelang, verlangen wij dat de jongens goed
" zijn of minstens de goede wil hebben om zo te worden en tevreden
" te zijn. Maar zoals ik zei, hoop ik, dat er niemand zal zijn die,
" als hij thuis met vakantie is, een brief voor zijn ouders ziet
" toekomen, met het verzoek hun jongen elders te plaatsen, omdat er
" hier geen plaats meer is voor hem. Ik wil absoluut niet dat mijn
" woorden jullie zouden ontmoedigen;ik verlang alleen iedereen te
" waarschuwen. Als het geweten iemand zou verwijten zo een oordeel
" te verdienen; zou hij dan niet uit alle macht de rechte weg kun-
" nen inslaan en totaal van gedrag veranderen? Dat hij probere en
" zich aan de Madonna aanbevele! En misschien zal hij dat op het
" einde van het jaar zo een slecht figuur niet meer slaan.
Op 10 mei bood zich een jongen bij Don Bosco aan, met een aanbeve-
lingsbrief.
"Graaf Cibrario beveelt aan ridder Pr. Bosco de aanvraag van drager de-
zes warm aan; zijn verzoek verdient alle belangstelling die de verlich-
te vroomheid van de zeer gewaardeerde voornoemde priester gewoonlijk
schenkt aan gevallen van ernstige nood. 10 mei. Cibrario."
De graaf behandelde Don Bosco met een vertrouwelijke vriendschap,

53.10 Page 530

▲back to top
- VII/525 -
die geen weigeringen vreesde. Don Bosco nam die jongen inderdaad aan om
de eenvoudige reden dat hij niets kon weigeren aan zijn weldoener, die
hem bij zoveel gelegenheden bijgesprongen was en hem bij koning en
andere gezagdragers goede diensten in zijn voordeel bewees.
"Op donderdag 12 mei voerden de jongens van het Oratorio H. Frans
van Sales van die goede Don Bosco een Latijns blijspel op dat geschreven
was door Monseigneur Rosini, bisschop van Pozzuoli. Het blijspel droeg
als titel Phasmatonices of in andere woorden de overwinnaar van de spo-
ken en werd verbeterd, vooral wat de versbouw betreft, door de uitsteken-
de Latijnse filoloog, Pater Palombo van het gezelschap van Jezus. Ver-
eerden het schouwspel met hun aanwezigheid verscheidene voorname persona-
ges waaronder Monseigneur Balma, bisschop van Tolemaïde. Allen stonden
verbaasd over de heldere en zuivere klanken, die over de lippen rolden van
die verstandige jongens. De natuurlijkheid en de vlotheid waarin de dialo-
gen zich afspeelden, leken zo groot dat ze wel in hun eigen moedertaal
schenen te praten. Wij weten dat die verdienste grotendeels moest toege-
schreven worden aan de jonge priester Francesia, vurige beoefenaar van de
Latijnse letteren, die de jonge spelers op die vertoning voorbereid had.
Bij het zo grote verval van de klassieke studiën kunnen wij niet anders
dan de Don Bosco gelukwensen, die ze onder de jongens van zijn Oratorio
met zulke ijver bevordert." Zo schreef de "Unità Cattolica", 14 mei 1864.
De avond daarop, zo vertelt de kroniek, verhaalde Don Bosco:
"
In de omstreken van Bologna werd een kind van 9 jaar uit
" een zeer welgestelde familie in het begin van de lente van verle-
" den jaar 1863, door een geweldige koorts overvallen, die het op
" weinige dagen in levensgevaar bracht. De dokters verklaarden zich
" onmachtig, én om de ernstige kwaal én omdat het hem onmogelijk
" was ook maar enige medicijn in te slikken. Het was zover gekomen
" dat de dokters het kind nog slechts enkele uren te leven gaven.
" De ouders, die niets anders ter wereld hadden dan hun kind, had-
" den geen hoop meer en gaven zich over aan een ontroostbaar gejam-
" mer. Plots herinnerde zich de moeder, iets dat haar zeker door de
" H. Maagd ingegeven was. Als diep godsdienstige en vrome vrouw had
" zij de geschiedenis gelezen van de wonderen, die door een Beel-
" tenis van Maria in de omstreken van Spoleto werden gewrocht. Die
" geschiedenis was geschreven door de beroemde aartsbisschop die
" sinds acht maanden in de gevangenis zat als slachtoffer van de
" haat tegen de godsdienst. Zij dacht dat alleen de H. Maagd haar
" dierbaar kind nog kon redden en vol geloof ging zij tot bij haar
" kind en zei: - 'Beloof aan de Madonna van Spoleto dat als zij
" zich verwaardigt je weer gezond te maken, je haar zal bezoeken in
" haar kleine kapel.' Nauwelijks had de kleine met moeite deze woor-
" den uitgesproken of de ziekte verergerde. Maar in zijn verwarde
" taal sprak het over niets anders dan over die reis. Nu eens wilde
" het zijn klederen om te vertrekken, dan weer meende het op reis te

54 Pages 531-540

▲back to top

54.1 Page 531

▲back to top
- VII/526 -
" zijn of meende het altaar en de eerbiedwaardige afbeelding te
" zien. Maar plots zweeg het en scheen dood te zijn. Iedereen meen-
" de dat het inderdaad dood was; maar zie, alsof het plots uit een
" lethargische slaap ontwaakte, lachte het de omstaanders toe; de
" ogen werden weer levendig zoals tevoren zodat het na twee dagen
" genezen was, tot grote verbazing van de dokters. De ouders waren
" buiten zichzelf van vreugde, brachten hun kind bij Maria te Spo-
" leto en volbrachten zo hun belofte. "Maria, Auxilium Christiano-
" rum, ora pro nobis."
Op 21 mei werden te Turijn in de kerk van de lazaristen door Mgr.
Balma tot priester gewijd: D. Carlo Ghivarello, D. Giovanni Boggero, D.
Giovanni Bonetti en D. Giovanni B. Anfossi. Op dezelfde dag werd D. Ce-
lestino Durando te Mondovi priester gewijd door Monseigneur Ghilardi.
Intussen vorderden de funderingswerken van de kerk en ging de Ma-
donna, de Hulp der Christenen, voort met genaden aan haar vereerders te
schenken. Zo schreef gravin Cravosio Anfossi in 1891 aan D. Rua:
"
In het jaar 1864 had ik ten gevolge van veel onaangenaam-
" heden geweldige neusbloedingen; dat gebeurde verscheidene keren,
" maar de tweede keer scheen het alsof er een ader gesprongen was.
" Daar deze bloedingen bleven duren, legde ik mij te bed. Dank zij
" de geneesmiddelen hield de kwaal op, maar bij de minste verande-
" ring van weer, bij de minste storing herbegon de bloeding die mij
" fysisch en moreel veel deed lijden. Ik ging Don Bosco opzoeken om
" de zegen van de Madonna te vragen. Don Bosco zei mij: - "Maar als
" deze kwaal een einde neemt en er een andere in de plaats komt?"
" Ik heb geantwoord: - "Spreekt u dan maar af met de Madonna dat zij
" mij, zoals ik hoop, de gunst volledig schenkt." - Toen stak Don
" Bosco twee kaarsen aan;ik knielde neer en hoorde dat Don Bosco La-
" tijnse gebeden opzegde,opdat de H. Maagd mij van alle bloedkwalen
" zou genezen. Vol vertrouwen in de goedheid van de Moeder Gods en
" in de gebeden van Don Bosco was ik er zeker van de genade te be-
" komen. Inderdaad nooit meer heb ik nog neusbloedingen gehad; soms,
" bij verandering van seizoen, waren er nog twee of drie bloeddrup-
" pels zonder andere gevolgen of nadeel aan mijn gezondheid.
"
Hoe dikwijls heb ik ware miraculeuze genezingen horen ver-
" tellen door gezagvolle en geloofwaardige personen. De kerk van Ma-
" ria,Hulp der Christenen, werd gebouwd dank zij buitengewone gun-
" sten door de Madonna bekomen op voorspraak van onze eerbiedwaardi-
" ge vader Don Bosco.
"
Moge het verhaal hiervan dat in alle rechtzinnigheid en in
" geweten gedaan is, bijdragen tot het bekomen van wat zovelen van
" harte verlangen, nl. dat de dienaar van God, Don Giovanni Bosco,
" zo vlug mogelijk op de altaren vereerd moge worden met de ere-
" dienst der heiligen.
"
Cravosio Anfossi.

54.2 Page 532

▲back to top
- VII/527 -
Tijdens die maand had een leerling een zware fout begaan en was
uit het Oratorio weggevlucht. De vader had hem teruggebracht, hoewel hij
er niet meer aanvaard werd, was hij er door bemiddeling van de pastoor
toch in geslaagd de oversten tot goedertierenheid te bewegen. Bij die
gelegenheid hield Don Bosco een van zijn zeldzame avondwoordjes waarin
het gedrag van de oversten bij dat geval gerechtvaardigd werd, een pas-
sende blaam aan de schuldige gegeven werd en bij de andere leerlingen
een heilzame afschuw werd ingeprent voor alles wat een christelijke jon-
gen onteert.
"
Het is nu twaalf jaar geleden dat een jonge man, die door
" zijn moeder christelijk opgevoed werd, het ouderlijke huis ver-
" liet en zich naar de hoofdstad begaf om er zijn studiën te doen.
" Wat leed die goede moeder onder dit vertrek. Zij vreesde grote-
" lijks dat haar zoon verleid zou worden om de weg van de gods-
" vrucht en de godsdienst te verlaten. De jongen trachtte haar ge-
" rust te stellen en beloofde dat hij nooit haar vermaningen zou
" vergeten. Hij vertrok en na enige tijd keerde hij naar huis te-
" rug. De eerste ontmoeting met de moeder ging gepaard met omhel-
" zing, kussen en liefdesuitingen van beide zijden. Doch de jongen
" was niet meer dezelfde als vroeger. Slechte makkers en slechte
" lezingen hadden de onervaren jongen bedorven. De moeder werd het
" gauw gewaar. Hij was niet meer gehoorzaam, wilde niet thuis
" blijven en niet meer tot de sacramenten naderen. De bedroefde moe-
" der deed al wat ze kon om hem tot betere gevoelens te brengen,
" maar nutteloos. Hij keerde terug naar de studie en de vroegere
" vrienden. De moeder was bedroefd, weende, zond hem dikwijls de
" liefdevolste raadgevingen, doch alles te vergeefs. De moeder leed
" er zozeer onder dat zij er ziek van werd. Dit nieuws trof hem
" enigszins; doch weldra gaf hij zich weer aan zijn uitspattingen
" over.
"
Terug thuis beeldde hij zich in dat zijn moeder zou genezen;
" maar op een nacht kwam zijn zuster op zijn kamer en riep: -
" "Haast je, als je moeder nog eenmaal wil zien eer ze sterft." -
" Hij staat haastig op, trekt zijn kleren aan, loopt naar het bed
" van zijn moeder en ziet dat ze bijna stervend en buiten kennis is.
" Nu wordt hij diep ontroerd; de gedachte dat hij haar zoveel leed
" heeft aangedaan, dat hij wellicht de oorzaak is van haar dood
" grijpt hem aan en maakt zich meer en meer van hem meester. Met
" betraande ogen bekijkt hij zijn moeder, roept tot haar, neemt
" haar bij de hand en schreeuwt: moeder, moeder, vergeef je het
" mij? Zeg mij nog een woord, zeg mij dat je mij vergeeft." - Hij
" beziet zijn moeder, beziet de omstanders en "angstig vraagt
" hij: - "Heeft ze nog iets gezegd? Heeft ze nog een woord
" gezegd?" - Maar niemand antwoordde; want moeder had slechts met
" de reutel van de doodstrijd geantwoord. Met hartverscheurende
" stem smeekt hij haar weer: - "Moeder, zeg alleen dit woord: ik
" schenk vergiffenis!" - Doch op dit ogenblik zelf sterft de
" moeder. De ongelukkige voelt iets als een loodzwaar gewicht
" over hem komen. De gedachte wellicht dat hij de dood van zijn
" moeder verhaast heeft, gaat overal met hem mee, hij tracht

54.3 Page 533

▲back to top
- VII/528 -
" zich te verstrooien, gaat op reis, vermaakt zich; maar het droe-
" vige beeld van zijn stervende moeder staat hem altijd voor ogen;
" en sinds zes jaar herhaalt hij dat hij haar niet kan vergeten.
"
Ook wij hebben zo'n jongen die zeker de oorzaak zal worden
" van de dood van zijn vader. Arme vader! Gij moest dit deze morgen
" gezien hebben hoe hij vergiffenis vroeg voor zijn zoon, die naar
" huis terug moest, omdat hij hier niet meer kon blijven. Hij kwam
" in mijn kamer, wilde zich op de knieën werpen en smeekte met zo-
" veel vurigheid dat men zijn zoon vergiffenis zou schenken en op-
" nieuw zou aanvaarden. De zoon die met hem meegekomen was, stond
" daar ongevoelig, onverschillig, alsof het hem niet aanging. Ik,
" die zo een diep leed las op het gezicht van de vader en niets op
" dat van de zoon, was van mening dat de ergernis zo groot was dat
" ze niet kon vergeven worden. Ik voelde de tranen in mijn ogen op-
" wellen,zodat ik verplicht werd hem naar de heer prefect te zenden.
" Die arme vader smeekte bij allen, bij de leraars, bij de assis-
" tenten, tot bij de portier toe.
"
Jongens, vergeet niet dat het ellendig is, de oorzaak te
" zijn van het verdriet van de ouders. God vervloekt degenen die ze
" doet wenen. Toen de arme vader thuis teruggekeerd was, vroeg hij
" zijn kapelaan te willen bemiddelen; de jongen werd weer aanvaard
" op voorwaarde dat hij de ergernis door boete zou herstellen en van
" gedrag zou veranderen. Maar zal hij nu bekeerd zijn? Als de Heer
" zijn inborst niet verandert, zal hij bij de eerste gelegenheid
" weer vluchten. De tranen van de vader ontroerden iedereen; hij al-
" leen bleef koud en zo zal hij tenslotte de oorzaak worden van de
" dood van zijn vader en van zijn eigen ondergang. Arme jongen! Hij
" is te beklagen. Laten wij voor hem bidden dat God zijn hart moge
" raken. Hier zit de oorzaak van die toestand: hij heeft het ongeluk
" gehad slechte makkers te ontmoeten, die hem op de weg van het ver-
" derf gebracht hebben. Enkel een genade van de Heer kan die jongen
" veranderen! Daarom zal er iemand onder jullie morgen en overmorgen
" de heilige communie voor die verdwaalde makker opdragen; en wie
" weet of de Heer uw liefde niet op prijs stelt en hem bekeert. Het
" zou een prachtige aanwinst voor jullie zijn.

54.4 Page 534

▲back to top
- VII/529 -
H O O F D S T U K LXVI.
Wij lezen in de kroniek: "1 juni. - De lesrooster wordt veran-
derd. Men staat op te 5 u. Geen verandering in de morgen. Na de middag
van 2 tot 3 vrije studie in de klassen; te kwart voor vijf: einde van de
klas, om half zes studie tot half zeven met de gebruikelijke lezing van
een boek; van kwart over acht tot 8.37 u. zangles.
Op de feestdagen staat men op te kwart vóór zes; om half acht
naar de kerk en eerste H. Mis; om 9 u. tweede H. Mis en preek van Don
Bosco; om 11 u. studie. Na het lof en tot het avondmaal is er geen stu-
die meer.
"Wie verlangt 's morgens vroeg op te staan, krijgt hiervoor de
toelating van Don Bosco; als men maar niet opstaat vóór 4 u.
"Hij staat gemakkelijk sommige redelijke uitzonderingen toe, maar
duldt in geen geval dat de dagindeling buiten zijn weten gewijzigd, het
reglement overtreden of om het even welk voorschrift tot beveiliging van
de moraliteit verzuimd wordt. Nooit laat hij na de overtreders te ver-
wittigen of te berispen; hij doet dat echter in grote kalmte en hij laat
alle soort vermaning achterwege, als hij met bewogen gemoed moet optre-
den.
"Een hele nacht had hij liggen nadenken over een brief met verma-
ningen, die hij tengevolge van begane tekortkoming aan iemand wilde
schrijven. Toen hij 's morgens opgestaan was, zette hij zich aan het
schrijven. Maar hij zei daarna: "Ik ben kwaad. Dat blad zou niet door
mij ingegeven zijn, maar door de verontwaardiging. Het is dus niet het
goede ogenblik daarvoor. - Hij liet het daarom liggen en hield zich met
iets anders bezig. Meermaals zette hij zich in de loop van de dag weer
voor zijn schrijftafel met dat doel, maar liet het daar weer bij. En de
avond viel in en hij had nog altijd niets geschreven. Later zag hij in
dat hij er goed aan gedaan had zijn verontwaardiging niet schriftelijk
te uiten.
"Aan mijzelf (D.Ruffino) legde Don Bosco de reden uit waarom hij
niet geschreven had.
"2 juni. - Sinds maanden lijdt Don Bosco aan de ogen en heeft
geen hoop op een nabije genezing. Hij heeft gezegd dat hij niet bidt om
die te verkrijgen; de jongens bidden er integendeel wèl voor, maar zij
zien geen teken van beterschap."
"Op dinsdag 7 juni, zei hij tot verscheidene personen en liet hij
zeggen door hem die in zijn plaats 's avonds het katheder besteeg, dat
men Besucco op de volgende wijze op de proef moest stellen: - "Als ik
binnen drie dagen genees, is dat het zekere teken dat Besucco die nauwe-

54.5 Page 535

▲back to top
- VII/530 -
lijks overleden is, aanstonds naar de hemel gegaan is; als ik echter
niet genees, zal ik een argument minder voor mijn overtuiging hebben.
Voor velen scheen die proefneming een beetje roekeloos, een soort uit-
daging van de Heer. Omdat de tijd kort was, waren allen in angstige af-
wachting. Hij had ook nog deze belofte gedaan of liever dit teken gege-
ven. - "Als ik vrijdagavond tot de jongens kom spreken, betekent het dat
de gunst verkregen werd; zo niet, is dat het bewijs dat er niets veran-
derd is."
Op woensdag 8 juni, ging het slechter met zijn ogen, op 9 juni was
het er slecht mee en op de 10de 's middags beter. Het was vrijdag. Om 2
u. in de namiddag kon hij zich bezighouden en ging hij de hele avond
voort met lezen en met schrijven zonder bril. Na het avondmaal ging hij
met de jongens praten. Maar nauwelijks hadden ze het in de gaten, of er
ontstond een algemene ontroering. - "Hij is genezen, hij is genezen! Zo
kon men alom horen herhalen. Hij stapte op het verhoog en allen klapten
in de handen ten teken van blijdschap. Daarop kondigde hij de bekomen
gunst aan; en als bewijs bleef hij enkele ogenblikken in de vlam van de
gaslamp staren, wat hij sinds lange tijd niet meer had kunnen doen.
Slechts een kleine uitwendige ontsteking was er overgebleven. Die nacht
kon hij echter geen rust vinden en 's zaterdags 's morgens, eerste dag
van de noveen van de Consolata waren zijn ogen weer enigszins verergerd;
maar op zondag 12 juni, stonden zij weer helder."
"Op die zondag besloot Don Bosco zijn preek op de volgende wijze:
"Ik wens dat jullie vanmorgen deze gedachte zouden meedragen, die bij
mij opkwam. Let eens op! Ik heb er zoveel zien sterven; ik heb al over
de dood van zovelen gelezen, maar ik heb nooit van iemand geweten dat
hij er zijn beklag over maakte op het ogenblik van sterven dat hij te
veel goed gedaan had. Andersom heb ik nooit gehoord dat er een was die
op het ogenblik van sterven gelukkig was met het kwaad, dat hij bedreven
had. De reden hiervan is klaar genoeg. Denk eraan, mijn beste jongens;
het kwaad schenkt voldoening tijdens het korte ogenblik waarop het be-
dreven wordt, maar daarna blijft er niets dan wroeging over. Het goede
echter geeft voldoening aan het hart, terwijl men het doet en laat een
tevredenheid achter, die heel het leven blijft duren. Welke van de twee
zal ons op het ogenblik van sterven het meest voldoening schenken? Bij
de trieste herinnering aan het kwaad dat men bedreven heeft, zal zich
de vrees voegen of tenminste de twijfel betreffende Gods vreeswekkende
straf. Het goede zal echter op dat ogenblik de vaste hoop op de beloning
met zich meedragen. Ach, laten wij ons toch niet misleiden door de dui-
vel. Zie toe: al is de duivel zo sluw, toch is hij hierin dwaas, omdat
hij, als de zonde bedreven is, de lelijkheid ervan tracht te doen inzien
om ons te vernederen en ons te ontmoedigen om weer op te staan. Maar
jullie, mijn beste jongens, moeten zijn eigen wapens tegen hem keren.
Zijn jullie vernederd? Door een goede biecht kunnen jullie de verloren
eer van Gods zonen direct herwinnen en je fout zal je in eeuwigheid niet
meer aangerekend worden. Hebben jullie de genade verloren? Eén woord,
tot de biechtvader gezegd, volstaat om ze ten volle te heroveren en dan
antwoorden jullie de duivel: Als de zonde mij al zulke schande, zulke
ontsteltenis en zulke wroeging bezorgt, nu ik gezond ben, wat zal het
dan wel worden op het ogenblik van sterven? En wat zal er van mij gewor-

54.6 Page 536

▲back to top
- VII/531 -
den, als ik in die toestand voor Gods rechterstoel moet verschijnen?"
"Don Arro zei in het avondwoordje: - "Vandaag is het de tweede
dag van de noveen ter ere van de wonderbare beeltenis van de Heilige
Maagd van de Consolata. Het bijzondere puntje dat ik jullie geef voor
morgen, bestaat in het opzeggen van drie Weesgegroeten om de genade te
bekomen van een volledig vertrouwen in de oversten."
"In die dagen gaf Don Bosco een blijk van genegenheid aan Don
Giacomo Bellia, die hem als kleine jongen nog geholpen had in het begin
van het Oratorio en die een van de eerste vier clerici geweest was.
"Op 10 juni stierf zijn moeder. Die brave dame was een biechte-
linge en medewerkster van Don Bosco geweest en hem werd gevraagd een
grafschrift te schrijven voor haar graf te Pettinengo Biella.
Don Bosco ging op die wens in."(1)
" 13 juni. - Don Bosco sprak over de noveen van de Consolata.
"
"
Ik heb jullie iets te zeggen dat van groot belang is.
" Wie kan mij de reden noemen waarom ik dit nu zal zeggen? Sinds
" de duivel bij ons gekomen is onder vorm van een afschuwelijk
" beest, zie ik dat de veelvuldige biecht en communie sterk ver-
" minderd is. Er hangt een lauwheid in heel het huis die niet
" algemeen is, maar afzonderlijk; doch dat heeft zich zo ver-
" spreid dat het algemeen lijkt. Ik weet dat de vorige jaren tij-
" dens deze noveen er altijd grote vurigheid was; dit jaar inte-
" gendeel ziet men niets dat getuigt van een bijzondere liefde
" tot Maria. Zal het dan niet mogelijk zijn dat vuur nu te doen
" branden? Niet op de slaapzalen of in de studie, maar in het
" hart van de jongens? Wie weet of Don Bosco het geheim niet be-
" zit om het te laten branden? Het is zeker dat ik het bezit en
" het is onfeilbaar; maar daartoe zou ik moeten binnentreden in
" jullie hart, zoals ik doe bij velen om er een gedachte weg te
" nemen en er een ander in de plaats te brengen. De gedachte die
" ik er zou willen inplanten is deze: Mijn jongen, je hebt maar
" één ziel! en de gedachte die ik er zou willen uithalen is de vol-
" gende: niet denken dat je je ziel kunt redden als je in zonde
" leeft! Als ik dat kon, ben ik er zeker van een beetje liefdes-
" vuur voor God te ontsteken en er de haat voor de zonde en
(1) Aandenken aan Maria Maddalena Bellia Tirosso — voorbeeld van naastenliefde — model
van christelijk leven — geboren te Altessano, Venaria — op XXVII maart MDCCCV, een
heilige dood gestorven op X juni MDCCCLXIV — De echtgenoot Luigi Antonio — en de
kinderen Giacomo, Giuseppe en Teresa — diep bedroefd bidden voor haar eeuwige rust —
in de hoop haar eendaags weer te zien — in het vaderland der gelukzaligen. Amen.

54.7 Page 537

▲back to top
- VII/532 -
" vurigheid voor de sacramenten in te brengen. Dat vuur zou vol-
" staan, eerst voor de verbetering van heel het huis en dan voor
" de verbetering van jullie allen in het bijzonder. Ik zou willen
" dat morgen ieder gedurende een ogenblik deze gedachte zou over-
" wegen: wat heb ik in het verleden voor mijn ziel gedaan? Hoe sta
" ik nu voor het aanschijn van de Heer? Indien ik zou sterven, wat
" zou mij te wachten staan? Wat wil ik doen in de toekomst?" Dit
" weze het bloempje voor morgen. Dat men dit overwege in de kerk
" na de meditatie of de lezing.
"14 juni. - Don Bosco kondigt de oefening van de goede dood aan
voor donderdag en gaat verder:
"
Er zijn zoveel redenen om ze goed te doen: om van de Heer
" gezondheid te bekomen en de hulp om goed te slagen in de examens...
" en dan... omdat er iemand onder jullie is, die ze geen volgende
" keer meer zal doen. Wie zal het zijn? Zal ik het zijn, zal het
" iemand onder jullie zijn? Het is zeker dat het iemand van dit
" huis zal zijn. Jullie zullen misschien denken: wie weet wie het
" zijn kan! En ik zou het kunnen zeggen; ik kan enkel zeggen dat
" jullie het op zijn tijd zullen weten en dan zullen jullie zeggen:
" - "ik had nooit gedacht dat die zou gestorven zijn!"
Nadat Don Bosco op 15 juni verscheidene uren biecht gehoord had
zowel 's morgens als na de middag, sprak hij de jongens als volgt toe:
"
Eergisteren heb ik jullie een gedachte ter overweging ge-
" geven, die voor heel het leven zou moeten dienen. Als wij er diep
" op nadachten dat wij slechts één ziel hebben en dat, als wij ze
" verliezen ze voor altijd verloren is, zou het dan nog mogelijk
" zijn met een zonde op het geweten verder te leven? Ik weet dat
" jongens in het algemeen weinig nadenkend zijn en dat ze soms op
" onbegrijpelijke wijze lichtzinnig het kwaad bedrijven; en het kan
" gebeuren dat zij er soms lange tijd mee gaan slapen als met een
" afschuwelijk monster dat hen op elk ogenblik kan verscheuren. Maar
" wie zal de wekker zijn die ons gedurig aan deze grote gedachte van
" de ziel herinnert? Een andere gedachte! Die van de dood! Er komt
" een tijd dat ik moet sterven: zal het weldra gebeuren of veel la-
" ter? Zal het vlug gebeuren of lang duren? Zal het dit jaar zijn,
" deze maand, vandaag, vannacht? En hoe zal het met de ziel gesteld
" zijn in dat fatale uur? Als ik ze verlies, zal het voor eeuwig
" zijn! Morgen houden wij deze geestelijke oefening, die oefening
" van de goede dood genoemd wordt. We hebben zoveel redenen om ze
" goed te houden! Verleden maand hebben wij het niet kunnen doen en
" bijgevolg past het dat wij ze met des te meer ijver houden.

54.8 Page 538

▲back to top
- VII/533 -
"
We zijn in de noveen van Maria Troosteres; bijgevolg moe-
" ten wij ons haar bescherming verzekeren en in vriendschap met God
" leven. Wij hebben de genade van God nodig, opdat Hij ons gezond-
" heid geve, verstand en ons ook helpe de examens goed te doen. Als
" wij die genaden willen, laten wij dan onze toevlucht tot Maria ne-
" men; maar om haar voorspraak te bekomen, moeten wij ook haar ware
" kinderen zijn, de zonde verafschuwen en ze ver van ons houden. Zij
" zal ons dan veel tijdelijke en geestelijke gunsten verlenen; ze
" zal onze leidster, onze meesteres, onze moeder zijn. Alle weldaden
" van de Heer bekomen wij door Maria.
"
De H. Maria Magdalena van Pazzi zag alle vereerders van de
" Madonna in een boot, waarvan de koningin der engelen de loods was.
" De wind blies, de zee was woelig, maar de boot voer rustig en ze-
" ker.
"
Een heilige had volgend visioen. Hij zag twee trappen die
" van de aarde tot de hemel reikten, de ene rood, de andere wit. Bo-
" ven aan de rode stond Jezus Christus, aan de andere stond de H.
" Maagd. Vele mensen beklommen de rode trap, maar nadat zij enige
" treden bestegen hadden, vielen ze naar beneden. De ene viel van
" de, derde de andere van de vierde trede, weer een andere van de
" tiende. Ze probeerden opnieuw, doch vielen weer naar beneden. Nie-
" mand raakte tot aan de top. Toen zei men hen langs de andere trap
" te gaan en allen geraakten gemakkelijk tot boven. Onthoud het: het
" is bijna onmogelijk naar Jezus te gaan als men het niet door Ma-
" ria doet. Dus beveel haar al uw belangen aan en vooral uw ziel.
" Gehoorzaam mij in wat ik u zeg; de gehoorzaamheid weze prompt,
" blij, stipt; uw wil moet overeenstemmen met die van de overste,
" uw oordeel met het zijne, uw gevoelen met het zijne. Laten wij
" één van hart en één van geest zijn om Maria te beminnen en onze
" ziel te redden.
Op 16 juni werd de oefening van de goede dood gehouden en men gaf
de gewone toespijs aan tafel bij het ontbijt. In het avondwoordje zond
Don Bosco de jongens naar bed met de volgende woorden:
"
Deze morgen hebben jullie de oefening van de goede dood
" gehouden en zolang jullie in de kerk waren, was ik tevreden;
" maar toen jullie de kerk verlieten, was ik het niet meer, daar ik
" er verscheidene zag naar buiten gaan met een varkenssnuit. Dat
" wil zeggen dat zij de oefening niet gedaan hebben of dat zij ze
" slecht gedaan hebben... Daarom, zeg ik het volgende: als er zijn
" die hun geweten niet in orde hebben, dat zij het tijdens deze no-
" veen van de Consolata in orde brengen. Jullie weten dat dit een
" raad is die bij gelegenheid van elke noveen gegeven wordt. Zij
" die niets in orde moeten brengen moeten er de Heer voor danken
" en bidden om de heilige volharding te bekomen; want "non qui in-
" coeperit sed qui perseveraverit usque in finem, hic salvus erit".
" En zoals een grote heilige het uitlegt: "Incipientibus praemium
" promittitur, perseverantibus datur."

54.9 Page 539

▲back to top
- VII/534 -
"
Ik wens jullie nog een andere wenk te geven nl. dat ieder-
" een volle vrijheid heeft wat de godsvruchtoefeningen betreft. Ik
" zou heel graag hebben dat men de jongen die de Sacramenten ont-
" vangt, een bezoek brengt in de kerk, bidt bij het begin of het
" einde van de les, niet belachelijk maakt en dat men niet spot met
" zijn manier van doen. Men kan over die zaken denken wat men wil,
" doch men mag ze niet misprijzen of ermee spotten, want de Heer
" zou sommige criticasters kunnen straffen. Dus wacht u ervoor bij-
" namen te gebruiken die sommigen aan anderen geven enz."
"Toen hij ging slapen zei hij mij (D.Ruffino) die hem vergezelde:
- "Zeg aan ..... dat hij deze woorden goed moet vertalen: "lupus rapax";
aan de jongen ..... "Olim angelus, nunc sus."
"Don Bosco sprak op de volgende avonden:
"
17 juni 1864
"
"
Ik spreek tot jongens die het sacrament van de biecht ach-
" ten, ervan houden en er gebruik van maken. En dat doen jullie heel
" goed. In de wereld zullen jullie dikwijls mensen tegenkomen die
" dat sacrament niet op prijs stellen zoals jullie. Maar wees daar
" niet zo verbaasd over. Veronderstel een dronken man die op de
" boord van een afgrond ligt en schreeuw nu maar dat hij moet op-
" staan, omdat hij naar beneden zou kunnen vallen; hij begrijpt er
" niets van; om het gevaar te kunnen inzien, moet hij eerst nuchter
" zijn. Zo gaat het met zovelen in deze wereld. Ze zijn dronken door
" de zonde of door de zaken van deze wereld en zien de gevaren voor
" de ziel niet. Om hun die te laten zien, moet men ze eerst een
" beetje wegtrekken van de dingen en de belangen van deze wereld,
" hen een geneesmiddel bezorgen dat hen van de gehechtheid aan ze-
" kere zonden losmaakt, die hun een beetje het woord van God laten
" horen; en dan zullen ook zij begrijpen dat de biecht iets groots
" en schoon is en zullen ze inzien dat dit sacrament hen kan bevrij-
" den van het gevaar hun ziel te verliezen.
"
Inderdaad, wat is er schoner en dierbaarder dan de biecht?
" Waarmee heeft de Heer ons de grootste weldaad geschonken? Als wij
" een zware zonde op het geweten hebben, zijn wij op dat ogenblik
" bestemd voor de hel; en zolang wij er ons niet van zuiveren door
" de biecht, is onze plaats nog altijd in de hel. Je hebt mooi pra-
" ten, je hebt tijd genoeg om te biechten te gaan, dat kan je nog
" doen als je oud bent. Maar intussen blijf ik boven de afgrond van
" de hel hangen; de Heer houdt er mij boven en Hij doet dat uit wa-
" re barmhartigheid. Als ik voortga met Hem te beledigen, kan Hij
" verontwaardigd worden en mij laten vallen.
"
18 juni
"
"
Wellicht vragen jullie mij hoe dikwijls men moet te communie
" gaan? Luister; toen de joden in de woestijn waren, aten zij het
" manna dat elke dag viel. Nu zegt ons het evangelie dat het manna

54.10 Page 540

▲back to top
- VII/535 -
" een voorafbeelding is van de Eucharistie en bijgevolg moeten wij
" ook elke dag eten hier op aarde, wat voorafgebeeld is door de 40
" jaar die de joden in de woestijn verbleven. Als wij in het beloof-
" de land aangekomen zijn, hebben wij het niet meer nodig, omdat wij
" God voor altijd in zijn wezen zullen zien en bezitten.
"
De eerste gelovigen communiceerden elke dag in de mis; en-
" kelen, die om een of andere reden niet te communie konden gaan,
" moesten op een bepaald ogenblik weggaan. Ook later, maar nog
" altijd, tijdens de eerste drie eeuwen, ging niemand naar de
" mis zonder te communie te gaan. Later verklaarde de H. Kerk op het
" Concilie van Trente dat het haar verlangen was dat alle gelovigen
" in de heilige Mis tot de heilige tafel zouden naderen. Inderdaad,
" als men elke dag moet eten, waarom zou dan de ziel niet gevoed
" moeten worden? Zo spreken Tertulliaan en St.-Augustinus. - Dus,
" zal iemand me zeggen, moeten allen dan elke dag communiceren? En
" ik antwoord je dat het geen voorschrift is elke dag te communie te
" gaan. Jezus Christus verlangt het, doch schrijft het niet voor.
" Nochtans om jullie een raad te geven die past voor jullie leef-
" tijd, toestand, godsvrucht, voorbereiding en dankzegging die er
" moet zijn, zeg ik u: spreek erover met uw biechtvader en doe wat
" hij zegt. En wie mijn verlangen daarover wil kennen; hier heb je
" het: communiceer elke dag. Op geestelijke wijze? Het Concilie van
" "Trente zegt: Sacramentaliter"! Bijgevolg? Zo je het niet sacra-
" mentaliter kan doen, doe het dan op geestelijke wijze.
"
Maar alvorens jullie naar bed te laten gaan, zou ik nog een
" dwaling uit de geest van sommige jongens willen wegnemen. Sommigen
" zeggen dat men heilig moet zijn om dikwijls te communie te gaan.
" Dat is niet waar. Dat is bedrog! De communie is er om heilig te
" worden,niet voor de heiligen. De geneesmiddelen zijn voor de zie-
" ken, het voedsel is er voor de zwakken. Wat zou ik gelukkig zijn,
" als ik het vuur dat de Heer op aarde is komen brengen, in jullie
" zag ontvlammen! "Ignem veni mittere in terram et quid volo nisi
" ut accendatur!"
"
19 juni
"
"
Morgen viert men het feest van de Consolata en ik verlang
" dat jullie haar uw examens aanbeveelt. Ik moet zeggen dat dit
" jaar, aangezien de lessen wettelijk goedgekeurd zijn, de examens
" met alle regelmaat moeten gedaan worden. Bijgevolg mag niemand
" zich eraan verwachten een gunst te krijgen; er zal geen streng-
" heid zijn, maar ook geen medelijden. Men zal de zaken vaderlijk
" doen, maar ook rechtvaardig. En voor de punten van gedrag zal men
" nog minder toegeeflijk zijn. Vraag aan de H. Maagd de gunst dat
" zij jullie helpe voor de examens. Wat mij betreft, ik verlang dat
" allen mogen slagen en dat allen een goede en aangename vakantie
" mogen hebben.
"
Ik geef nog een puntje voor morgen: Aan 0.-L.-Vrouw vragen
" om dikwijls en goed, met de ziel in staat van genade, te communi-
" ceren. Ik zeg niet, ga morgen allen te communie, maar wees bereid
" om ze goed te doen. Daarom verbeelden jullie zich dat niet de
" priester de

55 Pages 541-550

▲back to top

55.1 Page 541

▲back to top
- VII/536 -
" communie geeft, maar wel de H. Maagd.
"
Niemand zal de moed hebben Jezus in de armen van Maria een
" slag op het hart te geven.
"
20 juni
"
"
Morgen vieren wij het feest van St.-Aloysius. Hoewel wij
" de plechtigheid ervan op een andere dag vieren, is het nu toch de
" verjaardag van zijn afsterven. Zonder twijfel kunnen wij hem gun-
" sten vragen op de dag dat wij hem plechtig vieren, maar omdat op
" de dag van zijn intrede in het paradijs er ons speciale genaden
" gegeven worden, zou ik heel graag hebben dat jullie St.-Aloysius
" een heel speciale genade zouden vragen nl. uw hart te onthechten
" aan de dingen van deze wereld.
"
Maar het schijnt dat deze vraag jullie minder aangaat,
" daar jongens in het algemeen hun hart niet hechten aan het geld;
" integendeel als een onder jullie een stuiver heeft, dan gaat hij
" hem onmiddellijk uitgeven voor kersen. En toch betreft die vraag
" jullie wel. Door onthechting van het hart aan de dingen van deze
" wereld, bedoel ik onthechting van mensen, die niet goed zijn, van
" ongeoorloofd genot, van te particuliere vriendschappen, onthech-
" ting aan eten en drinken die voor jongens een gelegenheid zijn tot
" gulzigheidi onthechting ook aan kleding, aan een paar stukken stof
" waar ze hun zinnen op gezet hebben, met het verlangen een mooi fi-
" guur te slaan en zo ijdel te voorschijn te komen dat ze wel juffer-
" tjes lijken. Als jullie aan dat soort zaken je hart hecht, dan is
" dat voor jullie een grote kwaal. Vraag dan maar die genade aan de
" heilige Aloysius.
"
0! Hoe beschrijft deze "infensus hostis" de onthechting
" van hart van de H. Aloysius aan alle ijdelheden van de wereld.
" Vraag hem dus, jullie een beetje ervan te onthechten en je hart
" een beetje te verheffen tot de hemelse dingen.
"
Kijk, ik zou willen dat jullie doen zoals de nog heel klei-
" ne vogeltjes die uit het nest willen vliegen. Eerst gaan zij op de
" boord van het nest zitten, dan schudden ze de vlerkjes, proberen
" zich een beetje te verheffen en beproeven zo hoe sterk ze zijn. Zo
" moeten jullie doen: de vleugels een beetje schudden om jullie in
" de richting van de hemel te verheffen. Ik verlang natuurlijk niet
" dat je in de top van een boom klimt en je op de grond laat vallen.
" Begin met kleine dingen en met deze die nodig zijn voor de eeuwige
" zaligheid.
"
Ik verlang dat jullie twee geestelijke vleugels uitslaan.
" Welke? De eerste: - "Verlang je de vleugels der vurigheid?
" De Maagd weze je liefde!
" Een hart dat haar trouw is
" Kan zich tot de hemel verheffen.
"
Hoe vaak hebben jullie die strofe niet gezongen! Welnu,
" dat is de eerste vleugel. De tweede is de godsvrucht tot Jezus in
" het H. Sacrament. Met deze twee vleugels, met deze twee devoties,
" Maria en Jezus in het H. Sacrament, zullen jullie zich zonder dra-
" len tot

55.2 Page 542

▲back to top
- VII/537 -
" de hemel verheffen. En bemerk wel dat, als de vogels uitvliegen,
" zij nooit naar beneden vliegen doch steeds de hoogte in. Zo moeten
" jullie doen. Pas op! vlieg met die vleugels niet langs de grond,
" d.i. tracht met die twee devoties geen wereldse of verkeerde be-
" doelingen te hebben: nl. gewaardeerd worden, aan de oversten be-
" hagen en meelopen met de grote hoop. 0! kon ik jullie maar deze
" grote liefde tot Maria en Jezus in het Allerheiligste inprenten,
" wat zou ik gelukkig zijn. Kijk, ik ga jullie een ongerijmdheid
" zeggen, maar dat heeft geen belang. Om dit te bekomen zou ik
" bereid zijn om het te doen. Mijn tong zou in stukken zijn, maar
" dat heeft geen belang: want al mijn jongens zouden heilig zijn.
"
" Ik moet jullie iets dringends aanbevelen: zorg ervoor mekaar
" gaarne te zien en niemand te misprijzen. Aanvaard iedereen zonder
" uitzondering in uw gezelschap en laat iedereen deelnemen aan uw
" spel. Heb voor niemand een afkeer, waarvoor men zelfs geen reden
" kan geven. Misschien omdat hij niet heel beleefd is? omdat hij niet
" goed gekleed is? omdat hij niet heel verstandig is, of geen mooi
" gezicht heeft of zo een dwaze praat vertelt? Maar kan God zijn
" gaven niet geven aan wie Hij wil? Wat kan de arme jongen er aan
" doen als God hem minder gegeven heeft dan aan jullie? Het is on-
" rechtvaardig van jullie! Het gebeurt meer dan eens, dat men met
" een makker niet wil spreken en dat wij weggaan en hem beschaamd
" laten staan als hij op ons afkomt. Als hij ergens alleen staat,
" gaat er niemand bij. Is dat liefde? Luister! Het is een plicht
" niet alleen van een welopgevoede jongen, maar van een christen-
" jongen iedereen goed te ontvangen en met iedereen beleefd te zijn.
" Goed ontvangen, dus niet weggaan, als iemand naar ons toekomt.
" Beleefd zijn en hem gaarne deel laten nemen aan onze gesprekken
" en onze spelen. Ik maak een enkele uitzondering en ik verlang
" dat jullie ze goed onthouden. Ik zeg iedereen goed ontvangen;
" maar als iemand naar jullie toekomt die slechte gesprekken voert
" en jullie tot het kwaad wil brengen, ga dan gerust weg en jullie
" doen wel. En als hij ver van jullie afstaat, laat hem staan. Hem
" moeten jullie geen beleefdheid of vriendschap betonen; jullie moe-
" ten hem vluchten als iemand die de pest heeft. En daarom dit voor
" nemen voor deze avond: wees vriendelijk en beleefd voor iedereen
" uitgenomen voor hen die slechte praat vertellen.
Op 22 juni, antivigilie van het feest van de H. Johannes de Do-
per, sprak Don Arro over de dankbaarheid, die de jongens aan Don Bosco
verschuldigd waren en vestigde hij de aandacht op twee dingen:
1° Men moet niet menen dat die deugd alleen slaat op stoffelijke
weldaden. Neen! Niet alleen hij die brood aan de armen uitreikt, geeft
aalmoezen. Verstandelijke en geestelijke weldaden vragen evenzeer om er-
kentelijkheid.
2° De dankbaarheid mag niet alleen slaan op personen, maar moet
ook God bereiken, die door diezelfde personen vertegenwoordigd wordt.

55.3 Page 543

▲back to top
- VII/538 -
Want door middel van hen schenkt de Heer ons gaven en gunsten.
Hij voegde er nog aan toe: - "Bij allen die Gods bedoelingen in-
volgen, kan men grote gelijkenispunten onderkennen met de heiligen waar-
van ze de naam dragen. Dat wijst juist op een speciale bescherming van
die heilige. Daarom zet ik ieder van jullie aan je die zegen te verdie-
nen, je patroon- en beschermheilige lief te hebben en aan te roepen en
er werk van te maken om zijn deugden in jezelf na te volgen."
Nadat de naamdag van de beschermer en vader van zoveel jongens in
het Oratorio met de gebruikelijke geestdrift gevierd was, sprak hij op
de avond van 25 juni als volgt tot de gemeenschap:
"
In de maand maart van dit jaar is er te Turijn iets voor-
" gevallen dat het bewijs levert dat de dingen van de wereld ijdel
" zijn. Een dame had een zoon die al haar vreugde uitmaakte en haar
" enige schat was. Hij was bijna 28 jaar en was een mooie jongen.
" Hij legde zich met ijver toe op de studie en zette zich in voor de
" goede zaak. Maar hij verwachtte van dat alles slechts een menselij-
" ke beloning. Hij verlangde vurig het ereteken van de H.H. Maurizio
" en Lazzaro; en na veel smeken en voorspraak, werd het hem beloofd.
" Hij schreef onmiddellijk aan zijn moeder, die vurig verlangde een
" zoon "ridder" te hebben, dat de decoratie zou verleend worden. De
" moeder die ergens in de provincie woonde terwijl haar zoon 's win-
" ters te Turijn verbleef, kwam onmiddellijk naar de hoofdstad om te
" delen in de vreugde van het gelukkige ogenblik waarop de zoon zou
" gedecoreerd worden. Maar jammer genoeg liep de zaak totaal mis. 's
" Maandags van de goede week moest het decreet toekomen; doch drie
" dagen te voren stierf de moeder aan een beroerte. De zo vurig ver-
" langde benoeming tot ridder werd hem overhandigd, doch hij had de
" tijd niet zich het ereteken te verschaffen; weinige dagen daarop
" stierf hij aan een longontsteking. "Sic transit gloria mundi."
"
27 juni
"
"
Ik zou jullie elke avond willen toespreken om nog een of
" andere raad te geven, niet alleen voor de tijd die jullie in het
" Oratorio doorbrengen, maar ook voor de vakantie. Op zekere dag
" kwam er iemand van ver om D. Cafasso te spreken en hem te vragen
" hoe hij zijn driften moest bestrijden. D. Cafasso zei hem slechts
" een enkel woord: "ze versterven". En dat woord was de man voldoen-
" de om tevreden weg te gaan. Ik wilde in de praktijk de kracht van
" deze raad onderzoeken en ik ondervond altijd dat dit de gepaste en
" onfeilbare is om het doel te bereiken. Er zijn er die menen dat
" toegeven wel het beste middel is om de drift in geval van bekoring
" te stillen. Dat is een vergissing; hoe meer de waterzuchtige
" drinkt, des te meer dorst hij krijgt. De passies zijn razende hon-
" den; ze zijn niet te voldoen en hoe meer men ze geeft, hoe meer ze
" willen. Wie graag wijn drinkt,meent dat, als hij zich dronken
" drinkt, hij voldaan zal zijn en zijn

55.4 Page 544

▲back to top
- VII/539 -
" neiging zal overgaan; doch hoe meer hij drinkt des te meer ver-
" langt hij te drinken. Wil je de onmatigheid bedwingen? Vast!
" Wil je de luiheid overwinnen? Werk! Wil je van de slechte gedach-
" ten afraken? Versterf je ogen, je tong, je oren, vermijd zekere
" praat en sommige lezingen. Slechts onder die voorwaarde zal je
" de driften het stilzwijgen opleggen, je overwinnen en rustiger
" worden.
Op 29 juni, feest van de apostelen Petrus en Paulus. Met grote
luister en de gewone processie werd de H. Aloysius herdacht.

55.5 Page 545

▲back to top
- VII/540 -
H O O F D S T U K LXVII.
Don Bosco had tijdens dat jaar veel namiddagen doorgebracht in het
kerkelijke convict van St.-Franciscus van Assisi, om er te spreken over
kwesties van moraal met theoloog Bertagna G.B. met wie hij vertrouwelijk
omging en om er afleveringen van zijn Letture Cattoliche samen te stel-
len.
Behalve de twee bovenvermelde, die in dat jaar 1864 geschreven
waren, beëindigde hij in de maand juni een derde die bedoeld was voor de
maanden juli en augustus. Heel zijn vaderhart had hij in die bladzijden
gelegd bij het vertellen van de deugden van een leerling die hem heel
dierbaar was. De titel zegt het.
Het Alpenherdertje of het leven van de jongen Besucco Francesco
uit Argentera door priester Bosco Giovanni. Op het titelblad stond onder
het portret geschreven: Ik sterf met de spijt dat ik God niet zoveel be-
mind heb als Hij het verdiende. Er is een bijvoegsel over het gewijde
kruisbeeld van Argentera.
Zo bood Don Bosco het nieuwe werk aan zijn leerlingen aan:
"
Dierbare jongens,
"
"
Terwijl ik bezig was met het leven te schrijven van een
" van jullie makkers, heb ik door de onverwachte dood van de leer-
" ling Besucco Francesco dit werk laten liggen om mij met deze laat-
" ste bezig te houden. Het is om te voldoen aan het levendige ver-
" langen van zijn streekgenoten, van zijn vrienden en van velen on-
" der jullie dat ik besloten heb om de meeste belangrijke gegevens
" te verzamelen van je betreurde makker, ze te ordenen en in een
" geven, overtuigd dat dit jullie nuttig en aangenaam zal zijn.
"
Het zou kunnen gebeuren dat de een of de andere zich af-
" vraagt aan welke bronnen ik geput heb, om zeker te zijn dat wat
" hierin beschreven wordt, werkelijk gebeurd is.
"
Met weinig woorden zal ik jullie voldoen. Over de tijd die
" Besucco in zijn dorp doorbracht, heb ik inlichtingen gekregen van
" zijn pastoor, zijn schoolmeester, zijn ouders en vrienden. Men
" kan zeggen dat ik niets anders gedaan heb, dan te schikken en af
" te schrijven wat men mij over hem geschreven heeft. Voor de tijd
" dat hij onder ons verbleef, heb ik heel nauwlettend de dingen op-
" geschreven die onder de ogen van duizenden gebeurd zijn en door
" geloofwaardige getuigen ondertekend werden.

55.6 Page 546

▲back to top
- VII/541 -
"
Het is waar dat er dingen bij zijn die verwondering wekken;
" maar dat is juist de reden waarom ik ze met bijzondere zorg op-
" teken; want mochten het zaken zijn van weinig belang, dan zou het
" de moeite niet zijn om ze te publiceren. Wanneer jullie bemerken
" dat in die jongen een graad van wetenschap aanwezig is, die nor-
" maal iemand van die leeftijd te boven gaat, dan moeten jullie er
" je aandacht op vestigen dat de grote ijver van Besucco om te stu-
" deren, zijn goed geheugen om te onthouden wat hij gehoord en gele-
" zen had, en de speciale manier waarop God hem begunstigde met zijn
" licht, krachtig bijgedragen hebben om hem te verrijken met kennis,
" die zeker zijn leeftijd te boven ging.
"
Ik zou jullie nog iets willen zeggen in betrekking met me-
" zelf. Misschien stellen jullie te veel welwillendheid vast in het
" beschrijven van de betrekkingen tussen mij en hem. Dat is waar en
" ik verzoek jullie mij daarvoor te willen verontschuldigen; hierbij
" moeten jullie mij beschouwen als een vader die spreekt over een
" teerbeminde zoon; een vader die lucht geeft aan zijn vaderlijke
" genegenheid als hij spreekt met zijn beminde kinderen. Hij opent
" heel zijn hart met hen om hen te voldoen en tevens om hen de deugd
" te leren beoefenen, waarvan Besucco een voorbeeld was. Lees, mijn
" dierbare jongens, en als jullie zich aangespoord voelen om een
" ondeugd uit te roeien of een deugd te beoefenen, verheerlijk er
" dan God voor, Hij, de enige Gever van alle ware goed.
"
De Heer zegene ons allen en beware ons in zijn heilige
" genade hier op aarde, opdat wij hem eens eeuwig mogen loven in
" de hemel.
In die kostbare biografische wenken liet Don Bosco toch niet na
zijn jongens - zoals hij dat trouwens bij elke gelegenheid deed - de
sacramenten van boete en van eucharistie aan te bevelen en hun te spre-
ken over de manier waarop zij ze met voordeel konden ontvangen. Als na
te volgen voorbeeld stelde hij hun de dierbare Besucco voor.
En wat de biecht betrof, verhaalde Don Bosco eerst hoe die brave
jongen in een brief de wekelijkse biecht aan een vriend aanraadde; daar-
na zette hij zijn verhaal voort met een heel voorname raad te geven.
"
Terwijl ik Besucco daarvoor ten zeerste loof, beveel ik
" allen, maar vooral de jeugd, met de meeste vurigheid van mijn
" hart aan om op tijd een keuze te doen van een vaste biechtvader
" en nooit te veranderen tenzij als het nodig is. Men moet het ge-
" brek van sommigen vermijden die telkens als zij te biecht gaan
" of iets van groter belang te zeggen hebben van biechtvader veran-
" deren en daarna weer bij hun eerste biechtvader teruggaan. Ik zeg
" niet dat zij zondigen met zo te handelen, maar zij zullen nooit
" een zielenleider hebben die de echte toestand van hun geweten kent.
" Met hen zou gebeuren wat een zieke gebeurt die telkens bij een
" andere dok-

55.7 Page 547

▲back to top
- VII/542 -
" ter gaat. Op die wijze kan een dokter moeilijk de gezondheidstoe-
" stand van de zieke kennen en zal nooit met zekerheid de aangepaste
" geneesmiddelen kunnen voorschrijven.
"
Mocht het gebeuren dat dit boekje gelezen wordt door iemand
" die door de goddelijke Voorzienigheid aangewezen is voor de opvoe-
" ding van de jeugd, dan durf ik hem dringend in de Heer drie zaken
" aanbevelen. Ten eerste, haar ijverig de veelvuldige biecht aanbe-
" velen als een hulp voor die onstandvastige leeftijden alle midde-
" len gebruiken, waardoor alle gemakkelijkheid tot het veelvuldig
" ontvangen van dit sacrament geboden wordt. Ten tweede het grote
" voordeel aantonen van de keuze van een vaste biechtvader en niet
" van biechtvader veranderen zonder ernstige reden. Er moeten veel
" biechtvaders ter beschikking zijn, zodat iedereen kan kiezen wie
" hem het best geschikt lijkt voor het welzijn van zijn ziel. Maar
" men moet er altijd op wijzen dat men geen kwaad doet, als men van
" biechtvader verandert en dat het duizendmaal beter is te verande-
" ren dan een zonde in de biecht te verzwijgen.
"
En het is ook nodig heel dikwijls te herinneren aan het
" grote geheim van de biecht. Duidelijk zeggen dat de biechtvader
" gebonden is door het natuurlijke, kerkelijk, goddelijk en burger-
" lijk geheim; om geen enkele reden, zelfs ten koste van zijn le-
" ven leven, mag hij aan anderen zeggen wat hij in de biecht ge-
" hoord heeft of er gebruik van maken voor zichzelf; hij mag zelfs
" aan de dingen die hij in de biecht gehoord heeft, niet denken,
" noch zich erover verwonderd tonen, noch zijn genegenheid ver-
" minderen ten gevolge van zaken, hoe erg ook, die hij in de biecht
" gehoord heeft; hij moet integendeel het vertrouwen verdienen van
" de biechteling. Zoals de dokter zich verheugt als hij de ernst
" van de ziekte bij zijn patiënt heeft ontdekt, omdat hij dan het
" gepaste geneesmiddel kan geven, zo geneest de biechtvader, die de
" geneesheer is van onze zielen, alle kwalen van onze ziel door
" de absolutie in de naam van God gegeven. Indien deze zaken aanbe-
" volen en terdege uitgelegd worden, dan zal men bij de jongens gro-
" te morele resultaten bekomen en zal men daadwerke lijk weten
" welk wonderbaar middel voor moraliteit de katho lieke godsdienst
" heeft in het sacrament van de biecht.
Het leven van die bewonderenswaardige jongen werd door de abonnees
van de Letture Cattoliche geestdriftig onthaald; het werd evenals dat van
Comollo, Savio en Magone tegen een geringe prijs te koop gesteld en had
grote aftrek. Don Bosco streefde met de afleveringen die voor de jeugd be-
stemd waren een zo groot mogelijke afzet na. Don Ruffino schreef: "Op ze-
kere dag had hij de directeur van de drukkerij een standje gegeven, omdat
hij voor de levensbeschrijving van Besucco een te hoge prijs had vastge-
steld. De drukker antwoordde dat het de gewone prijs van de Letture Catto-
liche betrof. Maar Don Bosco antwoordde: "Ik zie naar geen enkele prijs
om; ik heb alleen de verspreiding van goede boeken op het oog. Wij ge-
tweeën begrijpen elkaar nog niet." U weet hoe Don Bosco geld nodig heeft
en daarom wilt u er mij geven; maar ik weet dat goede boeken nodig zijn

55.8 Page 548

▲back to top
- VII/543 -
en dat die moeten verspreid worden. Daarom zie ik naar geen geld om."
Terwijl hij bezig was dat werk af te ronden, ontving hij intussen
twee omzendbrieven van de kon. inspecteur van Onderwijs.
Hier volgt de eerste:
" Kon. Inspecteur van Onderwijs
Turijn, 3 juni 1864
" van de Provincie Turijn
" Omzendbrief N. 41 Serie 3.
"
"
"
De Minister stelt met recht de weldoende resultaten van de
" lichaamsoefeningen voor de opvoeding van de jeugd op prijs, heeft
" ze verplicht gemaakt voor alle openbare instituten en bekwam bevre-
" digende resultaten. Maar om te weten of de publieke opinie dat
" waardeert, verlangt hij te weten in welke en in hoeveel privé-
" instituten deze bestaan.
"
Daartoe wordt U Edele hierbij een lijst gevoegd met het
" verzoek te willen antwoorden op de gestelde vragen en ze door
" U Ed. ondertekend aan deze dienst te willen terugsturen.
"
Gelieve in kolom 10 aan te duiden welke en hoeveel toe-
" stellen uw instituut in bezit heeft.
"
De Kon. Inspecteur
"
F. Selmi
"
"
Aan de Directeur van het gymnasiaal convict van het Orato-
" rio H. Franciscus van Sales te Valdocco - Turijn.
De gymnastiektoestellen waren in het Oratorio niet erg talrijk en
beperkten zich tot de brug, de schommel en een paar andere; maar de
loopspelen die bij de jongens trouwens de voorkeur kregen en meer vol-
deden op hygiënisch en moreel gebied, vulden dat tekort aan. Op 17 juni
antwoordde D. Alasonatti aan de inspecteur. Omdat Don Bosco meende dat
de kosten voor volledige gymnastiektoestellen voor hem te hoog zou-den
uitvallen en omdat hij in de magazijnen van de regering wel het nodige
kon vinden om tegemoet te komen aan de eisen van het ministerie, schreef
hij op datum van 5 augustus aan de directeur van het arsenaal, kol.
Audisio. Hij zette zijn geval uiteen en stuurde de lijst op van de toe-
stellen, die ontbraken. De kolonel antwoordde hem dat de gevraagde toe-
stellen in het arsenaal niet te vinden waren en dat daarvoor trouwens
een machtiging van het ministerie van Landsverdediging nodig was.
Zoals wij zullen zien, bereikte Don Bosco langs een andere weg wat
hij gevraagd had.
De tweede omzendbrief van de inspecteur handelde over een heel wat
belangrijkere kwestie:

55.9 Page 549

▲back to top
- VII/544 -
" Kon. Inspecteur enz.
Turijn, 10 juni 1864
" Omzendbrief nr. 43 - Serie 3.
"
"
"
Tengevolge van een nieuwe beslissing van de Minister van
" Openbaar Onderwijs werd aan ondergetekende de verplichting opge-
" legd voor 10 augustus e.k. aan het ministerie een verslag op te
" sturen over het privé-onderwijs, over de scholen die bestuurd
" worden door morele lichamen en religieuze gemeenschappen en
" over seminaries met middelbare studies. Daarom moet hij U,
" Eerw., vragen het verslag van uw instituut aan deze dienst te
" laten geworden, voor het einde van de maand juli.
"
"
De K. Inspecteur
"
F. Selmi
Die vragen lieten veronderstellen dat het ministerie vijandige
plannen koesterde tegenover de kerkelijke opvoeders. De kranten van de
revolutie drongen er op aan dat de onderwijzende kloostergemeenschappen
afgeschaft zouden worden. Minister Pisanelli trof door middel van decre-
ten en verordeningen voortdurend hatelijke maatregelen tegen de Kerk. In
januari had hij met verscheidene dwangmaatregelen de Secularisatie van
de seminaries trachten door te voeren; hij had dat van Caltanisetta la-
ten sluiten en had in juni de kloosterorden verboden novicen op te ne-
men. En de vermoedens van de katholieken namen steeds maar toe omdat mi-
nister Amari met een decreet van 20 juli de middelbare school die aan
het seminarie van Bergamo verbonden was, beval af te schaffen, terwijl
hij met langdurige achtervolging twee diocesane colleges van dezelfde
provincie Bergamo probeerde op te heffen. Met een rondschrijven van 13
september aan alle bisschoppen eiste Pisanelli dat hem een juist verslag
werd overgemaakt van de seminaries, hun professoren, hun aantal studen-
ten, clerici en andere, van het kostgeld, de inkomens, het aantal wij-
dingen tijdens een decennium, met het verslag van de gang van zaken op
alle gebied van elk seminarie sinds zijn stichting tot op de huidige
dag. Maar de val van het ministerie op 23 september zou de onbeschaamd-
heid van die trieste advocaat in de grond boren en tegelijkertijd een
hatelijk wetsontwerp, dat sinds maanden alles in beroering bracht, op
zij doen leggen.
Op 28 april had de minister van Landsverdediging, generaal Della
Rovere, in de Kamer een wetsvoorstel ingediend dat elke vrijstelling van
soldatendienst ten voordele van de clerici moest afschaffen en in juni
stelde de Commissie, die opgericht was om dergelijk wetsvoorstel te on-
derzoeken vast, dat de belangen van de regering en haar bedoelingen ge-
rechtvaardigd waren. Op 8 juli werd de wet in de Kamer van volksverte-
genwoordigers met 161 stemmen tegen 45 goedgekeurd. Men hield helemaal
geen rekening met de talrijke petities, die er tegen waren, door duizen-
den burgers ondertekend werden en door oproepen van de bisschoppen on-
dersteund waren. Maar omdat de zittingen van de Senaat afgelopen waren,
kon de wet op 16 juli niet definitief besproken en goedgekeurd worden.

55.10 Page 550

▲back to top
- VII/545 -
H O O F D S T U K LXVIII.
Het rad van de droom was zijn omwentelingen begonnen. Sinds ver-
scheidene maanden onderhandelden die van Lanzo met Don Bosco om in die
streek een opvoedingshuis voor de jeugd te openen.
Op de top van die heuvel die door twee waters afgezonderd was,
stond tussen de uitlopers van de Alpen en bij de uitmonding van drie
valleien een oud kapucijnenklooster, dat in het begin van de XIXde eeuw
door de Franse regering afgeschaft werd. Bij de val van Napoleon I wer-
den het gebouw, de kerk en de bijhorige tuin door de gemeenteraad bezet.
In die lokalen had een college-internaat gedurende een vijftigtal jaren
onder verschillende en opeenvolgende directies gebloeid; maar sinds en-
kele tijd was het gesloten doordat de laatste directeur zich terugge-
trokken had bij gebrek aan leerlingen.
Men dacht eraan het weer te openen. De zeer waardige deken van
Lanzo, theoloog Frederico Albert, heilig apostel niet alleen van die
valleien maar van Piëmonte, had op de eerste plaats aan Don Bosco ge-
dacht. Tot zijn groot verdriet zag hij dat de jongens van de parochie
altijd meer van de Kerk vervreemdden en dat het enige middel om het ge-
loof in hun harten te bewaren erin bestond hun een geestelijk onder-
richt bij te brengen waaraan zij verplicht zouden zijn deel te nemen. De
catechismus in school en kerk van het college op de feestdagen zou hen
aansporen tot de sacramenten te naderen. Met dat doel voor ogen was hij
meermaals naar het Oratorio gekomen en had er over dat heel voorname
probleem gepraat. De smeekbeden van Don Arro hadden zich bij zijn aan-
dringen gevoegd en uiteindelijk hadden zij van Don Bosco de belofte los-
gekregen dat hij zich voor die zaak zou inzetten. Tegelijk knoopte deken
Albert onderhandelingen met de gemeenteraad aan, die erin toestemde de
voorwaarden van dat plan te onderzoeken. Na langdurige discussies werd
het grotendeels goedgekeurd en werd tussen beide partijen een overeen-
komst gesloten waarvan wij hierbij de voornaamste artikelen aanhalen,
die de jeugd van de streek betreffen: - "De gemeenteraad verplicht er
zich toe aan Don Bosco jaarlijks de som van 3.000 lires te betalen voor
de lagere en gymnasiale scholen tot en met de twee retorica's en nog
eens 100 lires voor het aanschaffen van de jaarlijkse prijzen." - "Hij
geeft hem de toelating om te beschikken over het college met de plaat-
sen, kapel, speelplaatsen en bijhorige tuinen; hij verbindt zich tot
alle nodige herstellingen in verband met het gebruik en instandhouding
van het gebouw en van de bijhorigheden." - Hij zal Don Bosco niet de
laan kunnen uitsturen zonder voorafgaande verwittiging van vijf jaren. -
Alle installatiekosten zullen ten laste vallen van Don Bosco. - De ge-
meente zal Don Bosco een lening toestaan van 12.000 lires, maar hij zal
ook een gelijkwaardige waarborgsom geven. - Don Bosco zal zorgen voor

56 Pages 551-560

▲back to top

56.1 Page 551

▲back to top
- VII/546 -
drie meesters, voorzien van de nodige diploma's voor de lagere school
en voor de vijf gymnasiumklassen. - De leerlingen die de gymnasiale
klassen volgen, zullen kostgeld betalen, uitgenomen die van Lanzo, als
ze door de commissie als arm aangezien worden. - Wat de lagere klassen
betreft, zullen de leerlingen die niet tot de gemeente behoren, kostgeld
betalen. - De school zal opengaan bij het begin van het schooljaar 1864-
65. - Het schoolgeld werd heel laag gehouden ter oorzake van de schaar-
ste aan studenten voor het gymnasium in de streek; de lening liep uit op
een last en de som die door de gemeente vastgesteld was, kon niet vol-
staan voor het onderhoud van leraren, onderwijzers en overblijvende per-
soneel. Een erg zware uitgave zoals te Mirabello betekende de aanschaf-
fing van het meubilair voor een gebouw, waar alles ontbrak. Maar Don
Bosco schonk geen aandacht aan de onkosten om de ijver van deken Albert,
die al stoffelijke en geldelijke moeilijkheden had moeten overwinnen om
zijn heilig doel te bereiken, te bekomen.
Na het feest van de H. Aloysius begaf Don Bosco zich naar Lanzo
en daar vergezelden deken Albert en burgemeester Tessiore Paolo hem bij
zijn bezoek aan het college. Don Savio Angelo, die een tijdje tevoren
uitgestuurd was om een onderzoek in te stellen, was met een niet te be-
vredigend verslag teruggekeerd. Dat oude gebouw was aan enkele herstel-
lingswerken toe, omdat het sinds jaren niet meer bewoond werd, uitzonde-
ring gemaakt dan voor enige kamers die aan de gemeentelijke onderwijzers
toegewezen waren met de zalen voor de school. Toch trok Don Bosco zich
niet uit de onderneming terug, ook omdat hij verlangde, zelfs ten koste
van offers, een derde huis voor de vrome sociëteit te bezitten. De bur-
gemeester beloofde sommige werken te laten uitvoeren en de deken zou
drie kleine kamers laten bouwen en het dak aan een zijde van de binnen-
hof la- ten verhogen. Don Bosco stelde zich hier momenteel mee tevreden.
In 1851 was hij in gezelschap van Bersagliere Giuseppe Brosio op die top
geklommen; en zoals wij al verteld hebben, bij het bewonderen van dat
buitengewone tafereel en zijn omtrek, had hij uitgeroepen! - "Wat een
prachtige ligging voor een college!"
Op 30 juni kwam de gemeenteraad in buitengewone zitting bijeen,
daartoe gemachtigd door een dienstnota van de prefectuur van de 16de van
dezelfde maand, om te beslissen over een voorstel van Don Bosco in ver-
band met de heropening van het oude college. Don Bosco was er bij aanwe-
zig en de hierboven uiteengezette overeenkomsten werden erkend en be-
paald. Deze overeenkomst door Don Bosco, de burgemeester en twee raads-
leden ondertekend, werd zonder meer opgestuurd naar de voogdij-autori-
teit van de prefectuur om er goedgekeurd te worden.
Daarop keerde Don Bosco naar het Oratorio terug.
Bij de kapittelvergadering van de 4de juli 's avonds nam hij Ros-
si Spirito en Orsi Stefano voor een proeftijd aan; zij hadden gevraagd
om opgenomen te worden in de vrome sociëteit. In die dagen hield Don
Bosco ook de conferentie voor de medebroeders. De kroniek haalt de bete-
kenis van zijn woorden aan:

56.2 Page 552

▲back to top
- VII/547 -
"
De gehoorzaamheid is de samenvatting van heel het geestelijk
" leven en de minst moeilijke, de minst gevaarlijke, de zekerste en
" de kortste weg om zich met alle deugden te verrijken en naar de
" hemel te gaan. De H. Theresia was zo diep van deze waarheid over-
" tuigd dat zij zei: indien alle engelen mij iets gezegd hadden en
" de overste mij het tegengestelde bevolen had, dan zou ik zonder
" aarzelen het bevel van de overste kiezen: - "Omdat", voegde zij
" eraan toe, "de gehoorzaamheid aan de overste in de heilige Schrift
" door God bevolen wordt en daarom kan er geen vergissing zijn. In
" het leven van St.-Aloysius leest men dat hij tijdens zijn leven
" en tijdens zijn verblijf in het college nooit de minste regel van
" het college overtreden heeft. Nog meer, hij zelf beweerde dat hij
" nooit aan de minste beschikking of bevel van de overste ongehoor-
" zaam geweest was. Wie weet of wij dat ook kunnen zeggen. De reden
" waarom men niet stipt gehoorzaam is, ligt hierin: wij kennen de
" grote waarde van deze deugd niet." Luister naar het geval van
" St.-Dositeus.
"
Daar hij een jonge, edele, delicate man was, had hij een
" grote vrees gekregen voor de rekenschap die God op het einde van
" zijn leven van hem zou vragen en hij werd religieus om zich op
" dat oordeel voor te bereiden. Hij was niet sterk van gezondheid
" en kon de voorschriften van het gemeenschappelijke leven niet in
" acht nemen; hij kon op middernacht niet opstaan om de metten te
" bidden met de anderen en kon ook het voedsel niet gebruiken dat
" de anderen aten. Daar hij die regels niet kon onderhouden, nam
" hij het voornemen zich helemaal aan de gehoorzaamheid te wijden
" en met de meeste stiptheid en zorg verrichtte hij de nederigste
" werkzaamheden van het klooster die de overste hem vroeg. Na vijf
" jaar stierf hij en de Heer openbaarde aan de abt van de abdij,
" dat Dositeus dezelfde beloning ontvangen had als de eremijten
" St.-Antonius en St.-Paulus. De abt maakte deze openbaring aan de
" monniken bekend; zij waren niet overtuigd van de zaak en zegden
" onder elkaar: - "Hoe is het mogelijk dat een man die nooit gevast
" heeft en delicaat opgevoed werd, in de hemel op dezelfde ma-
" nier behandeld wordt als zij die veertig, vijftig en zestig jaar
" en nog langer de last en de hardheid van de boete, van de ontbe-
" ringen van het religieuze leven gedragen hebben? Wat hebben wij
" dan meer dan hij verdiend met ons zo te vermoeien en zoveel te
" doen, terwijl Dositeus rustig zijn dagen doorbracht in de gasten-
" kamer?" - En de Heer antwoordde hen bij middel van de ambt:
" - "Gij kent de waarde en de verdienste van de ware gehoorzaamheid
" niet. Door die deugd verdiende Dositeus op korte tijd meer dan an-
" deren met vele offers en arbeid. Zijn gehoorzaamheid was er een
" van de daad, van wil en oordeel. Het was een bereidwillige, blijde
" en stipte gehoorzaamheid; met zijn wil verlangde hij niets anders
" dan wat de overste verlangde; zijn oordeel was steeds hetzelfde
" als dat van zijn overste. Door die volmaakte gehoorzaamheid ont-
" ving Dositeus zulke prachtige beloning ... Kijk eens hoeveel ver-
" diensten wij niet verloren hebben telkens als wij onze gril inge-
" volgd hebben,

56.3 Page 553

▲back to top
- VII/548 -
" een regel van het huis of van de congregatie overtreden hebben,
" of onze plicht niet gedaan hebben; telkens als wij gemord hebben,
" een zaak beoordeeld of een bevel en het oordeel van de overste
" niet goedgekeurd hebben...
Ook voor de leerlingen had Don Bosco waarschuwingen en raadgevin-
gen ten goede tijdens de laatste resterende tijd van het schooljaar.
Verscheidene avonden sprak hij hun toe, maar de kroniek heeft slechts
een enkel van zijn toespraken bewaard.
"
Lang geleden had een misdadiger een liefdevolle vermaning
" gekregen van de bisschop van Saluzzo; maar die was zo erg toegeko-
" men dat de man eraan dacht zich daarover te wreken. Om zijn plan
" ten uitvoer te brengen, dacht hij aan de manier waarop hij dat
" zou kunnen klaarspelen. Op zekere dag dat de bisschop een open-
" bare, plechtige functie moest uitoefenen, nodigde die misdadiger
" hem in zijn huis op een middagmaal uit om de gelegenheid te krij-
" gen zijn haat te koelen. Op een bepaald ogenblik bracht een knecht
" wijn aan voor de bisschop en hij voerde aan dat het om een hoogst
" welsmakende drank ging. Nauwelijks had de bisschop ervan geproefd,
" of hij riep uit: "Wat een voortreffelijke wijn; ik herinner mij
" niet in mijn leven iets gelijkwaardigs geproefd te hebben." - Toen
" de tafelgenoten dat hoorden, vroegen ze dat er hun ook zou aange-
" boden worden. De knecht had echter opdracht gekregen direct na het
" schenken aan de bisschop de fles in een diepe molenbeek te wer-
" pen. Maar de disgenoten bleven aandringen dat ook aan hen van die
" wijn geschonken werd; en omdat zij niet ingewilligd werden, begon-
" nen zij de man erg te beledigen. Wat een geluk echter voor hen dat
" ze er niet toe kwamen ervan te drinken; want zij zouden het lot
" hebben gedeeld van de bisschop die brandende pijnen in zijn inge-
" wanden voelde en eraan stierf.
"
Toen ik dat feit las, meende ik dat het een mooi voorbeeld
" zou zijn van wat de jongeren overkomt. Wee hun, als hun wordt toe
" gestaan, wat ze vaak, hetzij met woorden, hetzij met daden, vra-
" gen. Hoe dikwijls zouden ze venijn drinken! En dat weze vooral ge-
" zegd, wat de zedigheid betreft. Ze zouden met sommige makkers wil-
" len omgaan,ze zouden sommige vriendschappen willen onderhouden en
" de oversten willen dat niet. Inderdaad is er hier of daar een die
" wat boosheid in zich heeft en ze bij de anderen laat doorschemeren
" en zie, de onschuldigen worden plots nieuwsgierig en vragen met
" aandrang om uitleg; en helaas zij beginnen die uitleg tot hun na-
" deel te doorzien en krijgen hem ook van de ongelukkigen, die de
" rol van de duivel spelen. En intussen drinken de onvoorzichtigen
" het venijn op. Als ze aan het feit van Dominicus Savio dachten en
" deden zoals hij, zou hun niet overkomen dat ze bedrogen werden.
" Toen die jongen uitgenodigd werd om mee te gaan zwemmen, antwoord-
" de hij: "Ik zal de toelating aan mijn ouders gaan vragen."

56.4 Page 554

▲back to top
- VII/549 -
"
- "0 dat niet", antwoordden de makkers, "ze zullen ze je
" niet geven.
"
- "Welnu, dat is dan zeker het bewijs dat verkeerd is, wat
" ik zou doen; dus ga ik niet mee.'
"
- "Mijn lieve jongens, houd rekening met wat je oversten
" verbieden; en als je voorziet dat ze ontevreden zouden zijn om een
" daad, die je op het punt staat te verrichten, doe ze dan nooit.
" Valt je een boek in handen? bedenk dan, alvorens beginnen te le-
" zen: - Zal Don Bosco er gelukkig mee zijn, als ik het lees? - Je
" geweten zal je het antwoord geven. Heeft een makker je een brief-
" je toegespeeld, zeg dan bij jezelf: - "Als de oversten het zagen,
" wat zouden ze dan van me denken?" - Scheur het daarom aanstonds
" stuk, of liever, geef het aan de assistent; dat zal het bewijs
" van je deugd wezen; maar antwoord nooit op dergelijke briefjes.
" Zie je ergens in een kring sommigen op geheimzinnige wijze staan
" praten, terwijl ze rondloeren of nergens een overste nadert?
" Blijf dan ver van die pest weg. Want daar is het venijn, daar
" is de dood. Denk aan mijn woorden. Soms stort dat vergif niet
" meteen in de eeuwige dood, maar brengt het wel de dood van de
" ziel. Iemand kan wel verrijzen door de heilige biecht; het venijn
" laat wel altijd vreselijke gevolgen na. Wroeging, afkeer van de
" godsvruchtoefeningen, zwakheid, slechte neigingen die er voorheen
" niet waren, beklagenswaardige toegeeflijkheid om weer te vallen,
" herinneringen die het leven bitter blijven maken, vrees voor Gods
" straffen, grotere moeite bij het vervullen van de eigen plichten,
" soms oneer en minachting van de makkers. Denk er daarom tevoren
" aan om niet in dergelijke toestand te geraken. De raadgevingen
" van je oversten mogen volstaan zonder dat jullie er het waarom
" over moeten zoeken. Als ze je iets verbieden, zeg dan slechts:
" - "Het is venijn, het is de dood en ik wil niet sterven!"
Intussen dacht Don Bosco aan de eindexamens en verlangde mis-
schien een confrontatie in verband met de vooruitgang die de leerlingen
van het Oratorio in de studies gemaakt hadden en die van de studenten
uit de staatsscholen.
Op 10 juli schreef hij aan de kon. inspecteur voor de studies; en
uit zijn antwoord kan men wel opmaken, welke zijn mening was:
"
Turijn, 13 juli 1864
"
"
Schrijver dezes kan niet voldoen aan de vraag voor de on-
" derwerpen die U, Waarde Heer, mij gericht heeft, gezien de minis-
" teriële omzendbrief 149, die de bevoegdheid niet toestaat ze te
" verlenen tenzij aan de kon. instituten door de regering erkend.
"
Ik dank u voor de uitnodiging op de prijsuitdeling; en zo
" ik niet door zaken belet ben, zal ik niet nalaten er tegenwoordig
" te zijn.
"
De K. Inspecteur
"
F. Selmi

56.5 Page 555

▲back to top
- VII/550 -
Don Bosco tekende in de marge aan: - Te herinneren op de vooravond
van de prijsuitdeling.
Twee dagen na de 15de juli stierf in het Mauritiaans hospitaal om
4 uur in de morgen de jongen Vallino Luigi, uit Turijn, op de leeftijd
van 15 jaar. Daarmee ging een voorspelling van Don Bosco van 14 juni in
vervulling. Vallino nam geen deel aan de tweede oefening van de goede
dood.
Hierop schijnt een los blad van de kroniek te zinspelen, dat zon-
der hem te noemen een feit vertelt, dat wij meermaals hebben horen ver-
halen door Giuseppe Buzetti en door Giovanni Bonetti.
"De jongen, die naar alle veronderstelling bedoeld was, werd naar
het hospitaal gebracht. Zijn ziekte bleek ernstig te wezen, zijn hoofd
zwol vreemd op en hij begon te ijlen. De woorden die uit zijn mond vie-
len, duidden aan dat hij er overtuigd van was dat hij zou moeten ster-
ven; hij riep op Don Bosco en vroeg om hulp en om vergeving. Niemand
onder de dokters en onder de zusters kon iets begrijpen van zijn onsa-
menhangende woorden. Toen Don Bosco nieuws over zijn toestand vernam,
haastte hij zich om hem te gaan bezoeken. Aan de zusters die hem over
het vreemde ijlen van de jongen vertelden, antwoordde hij: - "Ik weet
hoe de zaak in mekaar steekt; wacht maar tot ik met hem spreek en u zult
hem zien rustig worden." Hij ging tot bij zijn bed; nauwelijks had de
zieke zijn stem gehoord of hij richtte zich op: - "0, Don Bosco!" zei
hij, "spreek het oordeel niet uit!" - "Maar wat je me nu zegt! Ik ben
gekomen omdat ik van je houd en omdat ik wil dat je leeft; heb je dat
begrepen? Zeg me dan nu: wil je bij Don Bosco biechten?" "0 ja, ik ver-
lang niet beter; maar op voorwaarde dat je me niet vonnist." - "Geen
oordeel, mijn beste, ik wil dat je blij bent." - En hij boog zich voor-
over, fluisterde hem een woord in het oor, dat hem opvrolijkte en alle
vrees bij hem wegnam. Daarop biechtte hij hem, liet hem de H. Teerspijze
brengen en het H. Oliesel toedienen; en nadat de jongen die sacramenten
met groot geloof ontvangen had, overleed hij rustig."
Bij het naderen van de retraites te S. Ignazio, verzamelde Don
Bosco uit verschillende schrijvers en vooral bij Casalis enkele histori-
sche aantekeningen over Lanzo en over die streek die zo belangrijk was
door haar valleien; hij zou ze aan de nieuwe directeur overhandigen.
In de 12de eeuw werd het kasteel van Lanzo gebouwd voor de veilig-
heid van de vallei met haar wegen. Doch in 1551 werd het door de Fransen
ingenomen. Maar op het einde van het jaar werden de Fransen verjaagd
door Gonzaga, kapitein van de keizerlijke legers en werd het opnieuw
door de Canavese ingenomen. Maar ook het Spaanse garnizoen werd in 1552
zo zwaar aangevallen door de vijand dat het zich moest terugtrekken.
Intussen beval de Franse generaal Brisacco de vernieling van het kasteel
in 1557. Toen Emmanuele Filiberto in zijn staten teruggekeerd was,
maakte hij in 1570 D. Filippo d'Este tot leenman van het markgraafschap
van Lanzo. Vijftig jaar na de vernieling van het kasteel legde Bonesio
Bartolomeo op de puinen er van de fundamenten van het klooster der kapu-

56.6 Page 556

▲back to top
- VII/551 -
cijnen en schonk het als eerste fonds 2.000 goudstukken. Hij liet ook de
kerk bouwen, waarin voor de eerste keer de mis gecelebreerd werd op
Allerheiligen van 1615.
De kluizenaarswoning werd door de Granieri, oude familie van Lan-
zo, gesticht en in 1661 aan de paters Camaldolezen geschonken.
Uit deze kluis kwam Colombano Chiaverotti. In 1839 kwamen er de
karmelieten.
Forno di Croscavallo ligt op 667 m. boven de zeespiegel. In 1630
verschijnt de Madonna in een bos van beuken, platanen en essen. De fon-
tein is van Balangero (Berengarii Castrum), de Madonna van de martelaars
(thebaanse), Piè (plebis Castrum). Berengario II, markies van Ivrea, la-
ter koning van Italië liet er een kasteel bouwen en nog een ander over
de Tanaro, ook Berengarium genoemd en later Balangio Blanqua.
Vallis de Amatis (nu Mathi). Deze naam was algemeen in heel de
vallei van Lanzo (Matigis).
Ciriè. Cerreto. Bosjes vol steeneiken, waarvan er slechts weinig
overblijven. Eertijds had men de gewoonte als patronen die heiligen te
kiezen wier naam geleek op de naam van de streek. Bijgevolg is S. Ciria-
co, de patroon. Sommigen zeggen dat Frederik I hier de winter door-
bracht.
Don Bosco vertrok op 18 juli naar Lanzo en belastte D. Arro met
het avondwoordje voor de jongens. Hij was vergezeld van Pr. Ruffino Do-
menico, die hij tot directeur van het college van Lanzo aangesteld had.
Deze schreef vóór zijn vertrek een briefje aan zijn vriend Rebuffo.
"Ik weet niet of ik mijn vertrek naar S.Ignazio moet beschouwen
als een reden tot blijdschap of tot droefheid; zeker als ik de grote
nood van mijn ziel bekijk om mij wat terug te trekken en de zaken van
mijn geweten in orde te brengen, moet ik God en Don Bosco danken dat mij
deze gelegenheid geschonken werd; maar als ik er aan de andere kant aan
denk dat ik het Oratorio moet verlaten en mijn vrienden en jou, en nog
meer als ik zie dat dit korte afscheid wellicht het begin zal zijn van
een langer, dan voel ik mij veel meer ontroerd dan toen ik mijn thuis en
mijn broers en zusters verliet. 0, wat zijn de geestelijke banden toch
sterk; ik wist dat al, maar nu ondervind ik het.
Dierbare Rebuffo, voor enkele tijd zijn wij fysisch gescheiden;
doch nooit zullen wij het in de geest zijn."
Don Bosco kwam te S.Ignazio aan, waar nieuwe gebouwen opgetrokken
werden en waar aan de leiding van het werk van de retraites een nieuwe
rector benoemd was.
Toen kan. Eugenio Galletti zich terugtrok om in de Piccola Casa
della Providenza te gaan arbeiden, werd theoloog Felice Golzio, biecht-
vader van Don Bosco, zijn opvolger in het kerkelijk convict St.-Francis-
cus van Assisi; van 1864 tot 1873 zette die man in het heiligdom van
S.Ignazio het werk voort van D. Cafasso. Galletti en Golzio voltooiden

56.7 Page 557

▲back to top
- VII/552 -
de berijdbare weg, die naar het heiligdom voerde en bouwden, dank zij de
milde bijdragen van markiezin Barolo, de prachtige nieuwe refter met nog
een gebouw erboven. De rectoren duidden voor het hele jaar een vaste ka-
pelaan aan, die verplicht was de gasten te ontvangen, voor biechtgele-
genheid te zorgen en de kerkelijke diensten op zon- en feestdagen te
doen voor de bewoners van het gehucht Tortore en voor de jongens van de
school.
Terwijl Don Bosco daarboven wachtte om de retraite te beginnen,
vergat hij zijn zonen uit het Oratorio niet en schreef hun een brief
waarin hij de lotgevallen van zijn reis uiteenzette:
"
Aan mijn dierbare jongens van het Oratorio van de H. Fran-
"
ciscus van Sales.
"
"
Overtuigd dat ik jullie genoegen kan doen met u iets te
" schrijven ter ontspanning, heb ik gedacht u wat over mijn reis
" van Torino naar S.Ignazio waar ik nu, goddank, ben aangekomen,
" te vertellen.
"
Maandag, 18 dezer begaf ik mij om vier uur naar het rijtuig
" voor de afreis; gezien ik binnen in de omnibus aan de maag lijd,
" had ik plaats genomen op de imperiaal of boven op de omnibus. Maar
" mijn plaats was door iemand anders bezet. Wat te doen? De heer
" Adv. Arro eiste mijn recht op, doch met weinig succes. Ten slotte
" zei iemand die op de imperiaal zat, diep ernstig: - "Hela! ik ben
" bereid mijn plaats af te staan, niet om plezier te doen, wat ik
" zeker niet zou doen, maar voor passend drinkgeld." - Ik antwoord-
" de: - "Als geld de oplossing kan brengen, zal ik u tevreden stel-
" len; kom maar naar beneden: hier een geldstuk, waarmee u tevreden
" zal zijn."
"
En hij was het inderdaad.
"
Boven op mijn plaats, kreeg ik nu een beetje zon, dan een
" beetje wind, en een beetje stof en terwijl ik de medereizigers
" vertelde hoe ik, twee jaar geleden, op dezelfde dag van een ver-
" bazend onweer genoten had van Caselle tot Lanzo, betrekt de lucht
" en begint het te donderen, te bliksemen en te regenen precies zo-
" als wij het in de streek van Caselle meegemaakt hadden. Van de
" acht die boven zaten had ik alleen een paraplu, zodat ze allen
" liefderijk rond mij samendrongen, precies, mijn beste jongens,
" zoals jullie doen op de speelplaats als ik een klein geschenkje
" te geven heb. Maar als wij van in het begin al goed aan het pra-
" ten waren, dan deden wij het nog veel meer, nu wij daar allen de
" ene tegen de andere gedrumd stonden.
"
Er waren twee advocaten, twee dokters, een letterkundige en
" nog twee andere. Wij spraken over de geschiedenis van Egypte, van
" Perzië, Griekenland en Italië; maar het lag altijd in hun bedoe-
" ling Don Bosco aan te vallen tegen zijn "Gewijde Geschiedenis".
" Maar om de waarheid te zeggen, als ik ze op de proef stelde, kwam
" ik tot de overtuiging dat zij veel onzin wisten en niets van ge-
" schiedenis ken-

56.8 Page 558

▲back to top
- VII/553 -
" den en nadat ze nog wat drukte gemaakt hadden, moesten ze hun
" grapjes op zak steken.
"
Toen ging het gesprek over filosofie en theologie; ze wil-
" den het pantheïsme van Spinosa, het dualisme van Manes enz. enz.
" verdedigen; doch zij moesten onmiddellijk van hun beweringen af-
" zien. Toen begonnen ze met geweld te razen en te schreeuwen tegen
" het bestaan van God; ik liet hen eerst uitpraten om ze beter te
" kunnen antwoorden. Enigszins rustig, vertelde ik hun schertsend
" van de kip en het kippenhok; en toen ondervroeg ik hen: "Wat
" denkt u, dokter, zei ik tot een dokter, wat zou eerst gemaakt
" zijn, het ei of de kip?"
"
- "Zeker eerst de kip die dan het ei gemaakt heeft."
"
- "Vanwaar kwam de kip?"
"
- "Van het ei."
"
- "En wie heeft dan het eerste ei gemaakt waaruit de kip
" geboren werd?"
"
Toen wilde de dokter antwoorden, maar wist niet wat te zeg-
" gen: - "Zegt u toch ook iets", zei hij tot zijn collega's.
"
Maar niemand opende de mond. - "Zeg maar wat u het meest
" juiste toeschijnt", vroeg ik, "eerst het ei of eerst de kip?"
" Toen vloog hij woedend uit en schreeuwde: - "Naar de duivel met
" het ei en de kip! Ik weet niet meer wat ik moet antwoorden."
"
En allen schoten in een lach en klapten in de handen.
" Vervolgens zei een onder hen: - "Ik zou het ei en de kip in be-
" tere handen geven dan in die van de duivel; ik zou de kip en het
" ei in handen geven van een goede kok; dat zou ons een beetje op-
" kikkeren na deze regenvlaag. Maar u, Heer dokter, gaat u maar van
" ei naar de kip zoveel het u lust; maar u moet tot het besluit ko-
" men dat er een God is, die of het ei of de kip geschapen heeft,
" waarvan dan tot slot het ei gekomen is. En zo gaan wij van vader
" tot zoon; en we moeten eindigen bij een mens die door God gescha-
" pen werd en die is Adam, de eerste mens op de wereld."
"
Toen kwam er een einde aan al die kwesties; zij vroegen
" mijn naam en ik vroeg de hunne en tot in Lanzo sprak men over
" het Oratorio.
"
Ik meende de nacht te Lanzo door te brengen; theoloog
" Bertagna met het schoolhoofd Felice waren van plan te voet
" verder te gaan; en nu de regen zo goed als opgehouden had, ver-
" gezelde ik hen tot S.Ignazio. Het was acht uur en wij moesten
" nog een hoge berg beklimmen. Kort daarop betrok de hemel en de
" nacht werd pikdonker; wij vergisten ons in de weg en bevonden
" ons tussen rotsen en steenblokken. Terwijl we nadachten wat we
" zouden doen, begon het op te klaren en verlichtte de maan onze
" weg. Wij zijn dan weer opgestapt en langs steen en modder heb-
" ben wij de top bereikt. Geen ander incident tenzij dat Felice
" verdwaalde en wij hem niet meer zagen tenzij op het einde van de
" helling. We waren moe en uitgeput. Het was tien uur. Aan het hei-
" ligdom gekomen, waren wij niet weinig verwonderd dat er geen

56.9 Page 559

▲back to top
- VII/554 -
" levende ziel was om de deur te openen! Na veel geklop en lawaai
" kwam er dan toch iemand. Men bereidde ons een goed avondmaal dat,
" gezien onze "muzikale" eetlust, buitengewoon meeviel. Daarna kwam
" de slaap en toen het middernacht was, zijn we naar bed gegaan.
"
En ook een goede nacht aan jullie allemaal.
"
Ik hoop jullie morgen belangrijker zaken te kunnen schrij-
" ven. Bid voor mij, mijn dierbare jongens, ik bid ook voor jullie.
" De H. Maagd beware ons allen, als haar kinderen, altijd haar kin-
" deren. Doet een sacramentele of een geestelijke communie volgens
" mijn intentie. Amen.
"
" S.Ignazio, 22 juli 1864
Jullie allen zeer genegen in de Heer
Pr. Bosco Giovanni
Het ziet er niet naar uit dat Don Bosco de beloofde tweede brief
geschreven heeft, omdat er geen enkel document in verband met die brief
overgebleven is. Misschien legde het heilige priesterwerk al die dagen
beslag op hem. Don Arro liet de vakjongens naar de spreekzaal van de
studenten komen en daar konden allen samen vernemen, wat Don Bosco ge-
schreven had. Hierbij moet men onthouden dat de twee categorieën leer-
lingen sinds enkele jaren een lokaal of zaal afzonderlijk hadden, om
de avondgebeden op te zeggen en er naar de richtlijnen of vermaningen
van een van hun eigen oversten te luisteren. Ze werden alleen maar allen
samen geroepen, wanneer hun een buitengewone mededeling gegeven werd.
Nadat de retraite beëindigd was, vertrok Don Bosco uit S.Ignazio
en ging hij, zoals beloofd, naar Lanzo om er contact op te nemen met de
burgemeester en er alle onderhandelingen met de hogere schoolautoritei-
ten tot een goed einde te voeren.
Van de prefectuur van Turijn was het decreet van de provinciale
deputatie toegekomen:
"
Gezien het verslag van de gemeenteraad van Lanzo op 30 juni
" in verband met de heropening van het college en het contract met
" de heer Bosco;
"
Na mededeling van het rapport door de verslaggever;
"
Gezien men akkoord gaat met de opportuniteit en het nut van
" een openbaar college te Lanzo, verleent de provinciale deputatie
" de goedkeuring aan de bovenvermelde akte, alleen wat de onkosten
" betreft. De kwestie van het onderwijs en de speciale overeenkomst
" met Don Bosco moet goedgekeurd worden door de schoolautoriteit,
" waarvan hij geheel afhangt volgens de wet op het openbaar onder-
" wijs.
"
" Turijn, 15 juli 1864 De secretaris De Prefect Voorzitter
"
Zotto. Pasolini

56.10 Page 560

▲back to top
- VII/555 -
Daarom werd beslist alle door de wet vereiste documenten zonder
uitstel op te sturen aan de kon. inspecteur van de lagere school en aan
de hoofdinspecteur voor de studies. Don Bosco zou hun de diploma's voor-
leggen van de leraren en onderwijzers, die voor dat werk bestemd waren.
Omdat het gemeentebestuur voorzag dat er voor dit jaar geen leerlingen
voor de humanioraklassen en voor de retorica waren, stelde het zich te-
vreden met drie leraren voor het gymnasium. Wat de lening betrof, ver-
klaarde Don Bosco dat er geen haast mee gemoeid was; en toen hij naar
huis was teruggekeerd, liet hij hetzelfde programma als dat van Mirabel-
lo drukken en verspreiden.
Als directeur van de studies leidde Don Ruffino in het Oratorio
de eindexamens.
Op 31 juli vond de plechtige prijsuitreiking plaats en werd het
schooljaar afgesloten. Veel voorname personages waren voor die aangename
plechtigheid opgekomen. Don Bosco had eveneens graaf Cibrario uitgeno-
digd van wie hij volgend briefje ontving: "Duizendmaal dank aan de
vriendelijke heer Don Bosco. Om gezondheidsredenen kan ik echter tot
mijn spijt niet ingaan op zijn hoffelijke uitnodiging. - 29 juli - Graaf
Luigi Cibrario."

57 Pages 561-570

▲back to top

57.1 Page 561

▲back to top
- VII/556 -
H O O F D S T U K LXIX.
In die dagen was een grote vreugde voor Don Bosco weggelegd. De
heilige Congregatie van Bisschoppen en Regulieren had de mening van de
verschillende consultoren aanhoord en had na een minutieus onderzoek en
met goedkeuring van de paus op 23 juli 1864 het zogeheten decreet van
lof of van goedkeuring uitgevaardigd waardoor het bestaan en de geest
van de nieuwe sociëteit goedgekeurd werd. De goedkeuring van de consti-
tuties werd nochtans tot een latere, meer opportune tijd verschoven, en
gezien de speciale omstandigheden van tijd en plaats, werd Don Bosco tot
algemeen overste voor het leven benoemd en werd de duur van de functie
van zijn opvolger op twaalf jaar bepaald.
Dat decreet, vergezeld van de gebruikelijke brief, was gericht tot
de vicaris-capitularis van Turijn, die het aan Don Bosco overmaakte.
"
DECREET
"
"
van de H. Congregatie van Bisschoppen en Regulieren
"
voor het salesiaans instituut.
"
"
Bekommerd met het lot van de armste kinderen, zette priester
" Giovanni Bosco van het bisdom Turijn zich vanaf 1841 in, met
" behulp van andere priesters, om die jongens te verzamelen, hun
" de eerste beginselen van het katholieke geloof te leren en ook
" te voorzien in hun stoffelijke nood. Hieruit ontstond de vrome
" sociëteit die de naam draagt van de H. Franciscus van Sales en
" bestaat uit priesters, clerici en leken. De leden leggen de drie
" gewone eenvoudige geloften van gehoorzaamheid, armoede en zuiver-
" heid af; zij staan onder de leiding van de Algemeen Overste die
" rector major genoemd wordt; behalve de eigen heiliging hebben zij
" als voornaamste doel zich toe te wijden aan de tijdelijke en
" geestelijke noden van de jongens vooral van de armsten.
"
Sinds het begin van de vrome congregatie legden zij zich
" met grote ijver en toewijding toe op al die werken die in verband
" stonden met hun doel, zodat weldra iedereen het grote voordeel in-
" zag dat zij met hun werk aan de katholieke godsdienst bewezen; ve-
" le bisschoppen vroegen ze in hun respectieve bisdommen en ver-
" trouwden hen, die zorgzame en vlijtige arbeiders waren, een deel
" van hun werk toe in de wijngaard des Heren. Maar de voornoemde
" priester Giovanni Bosco, stichter en tegelijkertijd algemeen over-
" ste van de vrome sociëteit was van mening dat er hem en zijn leden
" veel ontbrak als dezelfde sociëteit de apostolische goedkeuring
" niet had.

57.2 Page 562

▲back to top
- VII/557 -
"
Met de aanbeveling van heel vele bisschoppen heeft hij on-
" langs met zeer nederige bede de voornoemde goedkeuring aan Zijne
" Heiligheid Paus Pius IX aangevraagd en de constituties ter goed-
" keuring aangeboden. Zijne Heiligheid heeft een audiëntie aan onder-
" getekende Mgr. Pro-Secretaris van de Heilige Congregatie van Bis-
" schoppen en Regulieren op datum van 1 juli 1864 verleend; gezien
" de aanbevelingsbrieven van voornoemde bisschoppen heeft hij de bo-
" vengenoemde sociëteit breedvoerig geprezen en goedgekeurd; volgens
" de inhoud van dit decreet prijst en beveelt hij de congregatie met
" eenvoudige geloften onder het bestuur van de Algemeen Overste aan,
" behoudens de jurisdictie van de ordinarii, volgens de voorschrif-
" ten van de Canons en de Apostolische Constituties en stelt de goed-
" keuring van de constituties tot een gepaster tijd uit. Gezien de
" speciale omstandigheden verleend, zoals de inhoud van het decreet
" vermeldt, verleent Zijne Heiligheid dat de huidige Algemeen Over-
" ste of rector major gedurende heel zijn leven zijn ambt mag uitoe-
" fenen, hoewel er bepaald werd dat de Algemeen Overste van dezelfde
" vrome sociëteit slechts gedurende twaalf jaar in dat ambt mag blij-
" ven.
"
Gegeven te Rome door de kanselarij van de Heilige Congrega-
" tie van Bisschoppen en Regulieren op deze dag 23 juli 1864.
"
"
A. Kard. Quaglia Prefect
"
Stanislao Svegliati Pro-secretaris.(1)
Bij het bovenstaande decreet van goedkeuring van de vrome socië-
teit waren de volgende 13 opmerkingen gevoegd over de constituties; zij
waren gemaakt door de congregatie van Bisschoppen en Regulieren.
Animadversiones in Constitutiones Sociorum sub titulo S.
Francisci Salesii in Diocesi Taurinensi.
1° Munus zie Lat. tekst blz. 707-708 Vol. VII M.B.
13° ... statuitur.
Stanislaus Svegliati Pro-Secretarius.
Nadat Don Bosco van de aartsbisschoppelijke curie het kostbaar
decreet ontvangen had, zond hij de volgende brief aan kardinaal Quaglia.
(1)
Decretum
Lat. tekst van het decreet zie blz. 706-707. Vol. VII M.B. (voetnota).

57.3 Page 563

▲back to top
- VII/558 -
"
Hoogeerw. Eminentie,
"
"
Tot mijn grote troost heb ik het decreet van goedkeuring
" van de Sociëteit van de H. Franciscus van Sales ontvangen, dat
" Uwe Eminentie in uw goedheid zich verwaardigd heeft mij te laten
" geworden. Ik acht het mijn plicht U daarvoor vurig te danken; en
" daar ik op geen andere wijze mijn dankbaarheid kan uiten, zal ik
" samen met al de leden van deze vrome sociëteit en met al de jon-
" gens van dit huis elke dag de zegen van de hemel over U afsmeken,
" opdat U "ad multos annos" uw zware taak tot groter eer van God en
" van zijn heilige Kerk moge voortzetten.
"
Intussen zal ik mijn aandacht schenken aan de opmerkingen
" op de constituties van deze sociëteit; ik zal mij dan opnieuw aan
" uw bekende goedheid aanbevelen opdat u zich verwaardigen moge het
" werk dat onder uw welwillende bescherming zo goed begonnen is,
" tot het verlangde doel te brengen.
"
Met de reeds verleende gunsten zou ik U nog een andere wil-
" len vragen: dat U in mijn naam en in naam van alle leden van de
" sociëteit een woord van diepgevoelde dankbaarheid, die wij allen
" in ons hart dragen, aan de heilige en steeds diepbeminde persoon
" van Zijne Heiligheid zou willen overbrengen. Ik verzeker U dat al
" de kloppingen van ons hart tekens zijn van liefde voor een zo te-
" dere Vader, die ons zozeer in de Heer bemint.
"
Drager van deze brief is de theoloog en advocaat Emiliano
" Manacorda, ijverige medewerker van dit huis. Hij is bemiddeld, is
" de persoon van de H. Vader heel genegen en verlangt heel zijn le-
" ven te wijden aan de heilige katholieke godsdienst. Zo U hem ooit
" kan gebruiken voor een of ander werk, hij biedt zich van harte aan
" om U te dienen.
"
Tenslotte gelieve in uw grote goedheid uw heilige zegen te
" schenken aan mijzelf en aan alle jongens van dit huis, terwijl ik
" met de meeste hoogachting het als een grote eer beschouw uw heilig
" gewaad te mogen kussen en mij te mogen noemen
"
van U, Hoogw. Em.
"
"
de zeer nederige en verplichte dienaar
" Turijn, 25 augustus 1864
Pr. Giovanni Bosco
Met dit decreet had de Vrome Sociëteit een grote stap gezet; maar
Don Bosco moest de 15 opmerkingen die op de regels gemaakt waren, onder-
zoeken, om te zien hoe hij ze aan de eisen van de tijdsomstandigheden en
van de plaatsen, en aan de moeilijkheden die konden oprijzen vanwege de
regering en vanwege de aard van het nieuwe instituut, kon aanpassen. Het
bleek niet dat de Heilige Congregatie absoluut alle verbeteringen wilde
opleggen. Inderdaad op een blad getekend door Mgr. Svegliati stond er
geschreven dat sommige ervan, vooral de vierde aangaande de wijdings-
brieven, gemaakt waren, omdat de vrome sociëteit nog niet definitief
goedgekeurd was. Don Bosco had ook een uitnodiging ontvangen om na te
gaan op welke plaats ze het best konden ingelast worden. Het was ook

57.4 Page 564

▲back to top
- VII/559 -
nodig de mogelijkheid ervan aan de praktijk te toetsen.
Hij bereidde heel rustig het memoriaal voor dat hij later aan het
oordeel van de Vaders van de Heilige Congregatie zou voorleggen. We ge-
ven hier het document dat hij met de hand geschreven had.
"
Supra Animadversiones in Constitutiones Sociorum sub
" titulo S. Francisci Salesii in Dioecesi Taurinensi
"
" Anno .....
"
"
Zie Lat. tekst op blz. 710 tot 715 Vol. VII M.B.
"
" ..... meliusve judicaverit.
Dit was de inhoud van zijn memoriaal. Zoals men ziet wilde hij
eerbiedig aan de H. Stoel verscheidene grote moeilijkheden voorleggen,
die door de toepassing van sommige van die opmerkingen zouden oprijzen.
Bijgevolg, vroeg hij dat ze in de regels zouden behouden blijven, of
beter dat men aan de salesiaanse Congregatie de bevoegdheid zou verlenen
om van de driejaarlijkse geloften te kunnen ontslaan, de faculteit om de
wijdingsbrieven te geven voor de toelating tot de heilige wijdingen, de
voorwaardelijke dispensatie om toelating te vragen aan de H. Stoel voor
vervreemdingen en leningen en aan de lokale bisschoppen het recht te
verlenen nieuwe huizen te stichten.
Zonder meer veranderde hij met de andere negen opmerkingen de con-
stituties; hij liet er een Latijnse vertaling van maken om ze dan, als
het nodig was, naar Rome te zenden.
Wat in Nr. 9 de consultor voorstelde te schrappen, waren de art.
betreffende de "externen"; hierin ontdekt men reeds de gedachte van de
salesiaanse medewerkers.
Voor de lezer verwijzen wij naar bijvoegsel Nr. 6 titel 16.

57.5 Page 565

▲back to top
- VII/560 -
H O O F D S T U K LXX.
De briefwisseling nam heel de vrije tijd, die Don Bosco overbleef
om de menigvuldige en voorname zaken af te handelen, in beslag. Meestal
ging het over zaken die te maken hadden met het geestelijke leven en het
geweten. Bij ontelbare personen, met zelfs veel burgerlijke en geeste-
lijke cultuur, leefde de overtuiging dat Don Bosco speciaal door God
verlicht werd; en die overtuiging nam niet af, zo evident was de wijs-
heid waarmee hij raad gaf en niet zelden het veropenbaren van de meest
verborgen geheimen. Van die brieven zijn er slechts weinige overgeble-
ven, omdat de door hem geschreven brieven bij hen bleven aan wie hij
antwoordde. En op weinige uitzonderingen na werden de vragen vernietigd.
Uit de een of andere van de overgebleven brieven zullen wij eervolle
dingen voor Don Bosco overnemen.
Gravin Isabella Gerini schreef op 30 juli 1864 uit Florence aan Don
Bosco:
"Ik sta versteld over de grote liefdadigheid waarmee U mij hebt
willen behandelen en ik vind geen woorden om er U Ed. voor te danken,
zoals ik het zou willen.
Ik ben werkelijk verrast geweest en ik sta in de hoogste bewonde-
ring voor Gods oneindige barmhartigheid, die zich heeft willen gewaardi-
gen om U zo wonderbaar te verlichten en om mij de zo noodzakelijke raad-
gevingen voor mijn ziel te schenken zonder dat ik U op enige wijze mijn
gedachten, vrees en twijfel had uitgedrukt.
Ik dank God voor zoveel goedheid en ik bedank ook U Ed. Oneindig om
mij dergelijke gunst van Onze Heer verkregen te hebben...
Ik bewaar uw kostbare brief als een schat en wil hem altijd als re-
gel voor mijn leven aanwenden..."
Een edele dame, mevrouw Carolina Ma.S. stuurde op 11 augustus 1864
vanuit Venetië volgende regels aan Don Bosco:
"De goedheid waarmee U Ed. zich verwaardigde mij te ontvangen, toen
ik het geluk kende U te Turijn te spreken, schenkt mij de moed U deze
enige regels toe te sturen en U te smeken belang te stellen in mijn arme
ziel... Ik zou U heel openhartig mijn hele arme hart willen blootleggen;
maar per brief is mij dat onmogelijk. Daarom hoop ik dat de Heer U mijn
heel grote ellende zal laten kennen en U zal inspireren wat U voor mij
kunt doen... Ik zou God willen liefhebben en dienen maar... Ik voeg er
niets meer aan toe, omdat ik er zeker van ben dat U in mijn hart leest
en mij al begrepen hebt."
En uit Rome kwam men om hem te raadplegen.

57.6 Page 566

▲back to top
- VII/561 -
Tijdens die maand maakte Don Bosco inderdaad kennis met markies
Angelo Vitelleschi, die zich voor de eerste maal naar Turijn begaf met
zijn echtgenote en zijn zoon. Ze kwamen naar het Oratorio en biechtten
bij hem. Sindsdien ontstond een grote vriendschap tussen Don Bosco en
die heren. In 1865 schreef de markies hem om zijn gezin in zijn gebeden
aan te bevelen en voegde eraan toe: "Wij verwachten, markiezin di Villa-
rios die het inzicht heeft enkele maanden te Rome te verblijven. Ik paai
mij altijd met de gedachte dat U op zekere dag naar Rome zult komen. Hoe
gelukkig zouden wij daarmee zijn; maar ik vrees ervoor dat zo iets zich
op het ogenblik niet zal voordoen."
Ook schreef hij aan Don Rua, op 4 februari 1888: "Immer ontvingen
wij van Don Bosco blijken van vriendschap en genegenheid. Ik heb hier
enkele brieven bij mij als kostbare aandenkens; en een ervan heeft mij
de verzekering bijgebracht dat Don Bosco waarlijk een buitengewoon man
was en door God echt bijzonder geliefd werd."
Vanuit een Turijns klooster schreef zuster Maddalena Veronica aan
Don Bosco: "Ik zou aan mijn plicht menen tekort te komen, als ik niet
een paar regels besteedde om U te danken voor de grote goedheid, die U
voor mij had bij gelegenheid van het afleggen van mijn religieuze pro-
fessie... Toen U mij de sluier gaf, zei U hem zonder smet voor Gods
Rechterstoel te brengen; help mij in godsnaam om hem zuiver te houden.
Verwaardig U de dennenboom te bezoeken, die U geplant hebt en te onder-
zoeken of nergens op de stam een twijgje uitgeschoten is, dat hem ver-
hindert ver de hoogte in te schieten; ik zal ervoor zorgen rondom een
tuin aan te leggen waaruit een zoete rozen- en viooltjesgeur opstijgt...
ik zal trachten de zonnebloem na te volgen." Zij herhaalde zeker de
woorden die door Don Bosco uitgesproken waren tijdens de gewijde dienst.
Hier zullen wij een uitweiding maken en erop wijzen dat behalve
de zusters van het Refugio, nog andere kloostervrouwen, die zich wijd-
den aan de redding en opvoeding van de vrouwelijke jeugd, hem ter harte
gingen. Don Bosco had het zo geschikt dat een van zijn priesters elke
dag de H. Mis ging opdragen in het Istitutio di S. Pietro, waar toen
meisjes die uit de gevangenissen vrijgelaten waren, opgevangen werden.
Dat werk, dat door D. Merla opgericht was en waaraan de jongens van het
Oratorio in 1864 hulp hadden geboden, had theoloog Vola als directeur.
Enkele zusters van de H. Vincentius uit Cottolengo verleenden assisten-
tie. Zo zorgde hij elke dag voor een H. Mis bij de Zusters van de Goede
Herder, die zonder kapelaan gebleven waren door een hatelijke beslis-
sing van de commissie van het " Opera Pia"; voor twee missen op zondag,
voor een biechtvader ten gunste van de talrijke meisjes die daar opge-
nomen of in bewaring geplaatst waren; en ook voor clerici bij de dienst
van de godsdienstplechtigheden.
En nu keren wij tot de jongens terug. Behalve de brieven van de
buitenstaanders ontving Don Bosco er vele van zijn leerlingen, die tij-
dens die maand met vakantie waren en aan wie hij niet naliet te ant-

57.7 Page 567

▲back to top
- VII/562 -
woorden. Daar waren vragen bij om raad, verslagen over de manier waarop
zij hun dag doorbrachten, boodschappen in naam van hun pastoor, van hun
ouders, van weldoeners en van andere personen die zich aan de dienaar
Gods wilden aanbevelen. In een van die brieven leest men:
"Een arme huismoeder laat mij U zeggen, of U zo goed wilt wezen
haar te zegenen omdat zij al sinds lange tijd heel veel pijn heeft." Een
jongen schrijft: "Een brave vrouw zei mij dat ik U, ter liefde Gods,
moest vragen haar met heel haar gezin te willen zegenen en zij vraagt
dat U vooral haar erg zieke ogen wilt zegenen, omdat zij immer vreest
dat zij blind zal worden en haar kinderen die ver weg zijn, niet meer
zal kunnen zien." Een andere leerling: "Mijn moeder smeekt U te willen
bidden dat zij haar hele gezin naar de hemel zou mogen leiden." Innemend
is de vraag van een leerling uit de 1ste gymnasiaal: "Ik bid U mij te
willen zegenen, mijn ouders, mijn broer, mijn zusters, mijn verwanten,
de dieren, de velden."
Don Bosco bad en zegende en scheen met zijn blik ook sommige van
zijn jongens in de verte te volgen. Een van hen had, omdat Don Bosco af-
wezig was, aan Don Alasonatti de toelating gevraagd en verkregen, om en-
kele dagen bij verwanten door te brengen. Maar daar werd hem een val-
strik gespannen waarvan die brave jongen zich in het begin niet bewust
was. Toen hij op zekere dag bij grote hitte aan de voet van een boom zat
te dutten, werd hij door een sterk en dreunend lawaai als van de donder
wakker. Op dat ogenblik kreeg hij in de gaten dat hem valstrikken voor
zijn deugd gespannen waren en keerde hij zonder meer terug naar het Ora-
torio.
Intussen was Don Bosco in huis weergekeerd en informeerde op
staande voet, waar die leerling was; en men zag hem zo gejaagd en onge-
duldig dat iedereen er verwonderd over stond. Zodra de jongen aangekomen
was, ging hij Don Bosco opzoeken; opgeruimd keek deze hem met zijn spe-
ciale en doordringende blik strak in de ogen en riep op verstaanbare
toon:
"Ah! Het gaat heel goed!"
"0! Don Bosco! als U wist..."
"Ik weet alles", antwoordde hem Don Bosco "en ik heb voor je
gebeden."
Die leerling is altijd overtuigd gebleven dat Don Bosco door bo-
vennatuurlijk licht gezien had, welk gevaar hij liep. En nu hij oud ge-
worden en doctor in de schone letteren, priester, kloosterling is, ver-
telde hij ons vaak dat feit met alle omstandigheden, zoals wij het hier
hebben opgetekend. Hij is een van hen die door Don Bosco in de droom van
het Rad met een gelukkige toekomst bewonderd werden.
Begin augustus werden de nieuwe leerlingen in het Oratorio ont-
haald om er voor de klassen van het gymnasium voorbereid te worden. Elk
jaar overtroffen zij het honderdtal. Ze moesten onderricht worden over
het reglement van het huis, zich aan de gehoorzaamheid en aan een waar-
dige houding gewennen en naar een leven van christelijke godsvrucht ge-
leid worden. Dat was een werk van Don Bosco in zijn talrijke avondwoord-

57.8 Page 568

▲back to top
- VII/563 -
jes. Wij bewaren nog twee van die toespraken in augustus; ze werden door
D. Ruffino bijgehouden:
"
I
"
"
Ik heb de gewoonte aan de jongens die hier pas in huis geko-
" men zijn, aan te raden wat Pytagoras (beroemd Italiaans filosoof
" uit de oudheid) gewoon was te eisen van zijn leerlingen. Telkens
" als een nieuwe leerling zich bij hem presenteerde om zijn lessen
" te volgen, dan wilde hij dat deze hem in vertrouwen een nauwkeu-
" rige verklaring gaf, of een soort van biecht over alles wat hij
" tijdens zijn verlopen leven gedaan had. Houd er rekening mee dat
" hij een heidense filosoof was, die nochtans zijn naaste trachtte
" te dienen met de vele kennissen die hij opgedaan had. Hij vroeg
" dus deze openbaring en zei waarom hij dat eiste: "Want als ik niet
" alles weet wat zij in hun vroeger leven gedaan hebben, kan ik hun
" de aangepaste geneesmiddelen niet geven die hun toestand of hun
" zedelijk gedrag vereist. En als een jongen dan in zijn school als
" leerling aanvaard werd, wilde hij dat deze zijn hart opende in
" alles: "Want", zei hij, "als ik ze inwendig niet ken, is het mij
" onmogelijk al het goede te doen dat ik verlang en dat zij nodig
" hebben."
"
Ik geef jullie dezelfde raad, mijn beste jongens. Sommigen
" menen dat het voldoende is hun hart helemaal te openen voor hun
" geestelijke leider, ten einde een nieuw leven te beginnen en dat
" het een algemene biecht is, als zij alles zeggen... Het is een
" groot iets, maar het is niet alles... Het gaat er niet om enkel
" het verleden te verhelpen maar men moet ook voor de toekomst
" voorzien met vaste voornemens... Wat de toekomst betreft, moeten
" wij, om met zekerheid vooruit te gaan, onze gewone gebreken ken-
" baar maken, de gelegenheden waarin men gewoonlijk viel en de do-
" minerende driften; wij moeten de raad volgen die gegeven wordt,
" steeds het hart vol vertrouwen openstellen en de noden, de beko-
" ringen, de gevaren openbaren zodat de leider met zekerheid zijn
" taak kan verrichten.
"
Wel te verstaan moet men als fundament een goede biecht
" spreken... Als men al het kwaad zegt dat men in het verleden ge-
" daan heeft, dan zegt men dat, niet alleen opdat de biechtvader
" de toestand van onze ziel zou kennen, maar veel meer nog om ze-
" kerheid te bekomen over de biechten van het voorbije leven; en
" men kan dan zeggen: - voor het verleden ben ik gerust, zo zal ik
" in de toekomst veel vrolijker kunnen zijn. - Gij zult inderdaad
" in alle omstandigheden kunnen rekenen op de hulp van de Heer,
" daar gij door uw liefde en uw nederigheid zijn kinderen en vrien-
" den zijt.

57.9 Page 569

▲back to top
- VII/564 -
"
II
"
"
Deze avond moet ik jullie iets van buitengewoon belang aan-
" bevelen. De H. Filippus, de H. Carolus Borromeus, H. Francescus
" van Sales, St.-Sebastianus Valfrè, bevalen dat de jongens aan. De
" grote bevelen dat uit beleefdheid en voor een goede opvoeding aan.
" Alle goede christenen bevalen dat aan om geen kwaad te doen; en
" d.i. elkaar nooit aanraken. Dat schijnt iets van weinig belang te
" zijn en toch is het van groot belang en de duivel die slim is, be-
" dient er zich van om jullie een valstrik te spannen.
"
Dus mag men nooit, in geen geval, iemand anders aanraken?
" Laten we elkaar goed verstaan. Als men een zieke moet helpen of
" iemand die gestruikeld is moet helpen rechtstaan, dan mag men niet
" alleen, maar moet men hem aanraken. Twee jongens die uit vakantie
" komen, geven elkaar een hand. Goed: ik vind het niet ongepast. Ook
" om breed te zijn: 's avonds als men naar de slaapzaal gaat, ge-
" ven twee jongens in het voorbijgaan elkaar de hand om goede nacht
" te wensen: ik zal dat niet afkeuren. Maar met de handen rond de
" hals aan iemands rug hangen, met drie, vier arm in arm, ongema-
" nierd over de speelplaats wandelen, over mekaars rug springen,
" iemand op de grond gooien, dat past niet, dat is tegen de goede
" opvoeding en tegen de goede zeden.
"
De duivel is leerling en meester: leerling door de ondervin-
" ding die hij heeft van eeuwen ver, meester door zijn geraffineerde
" boosheid en hij bedient zich daarvan om ons naar het kwaad te lei-
" den. Als leerling kent hij het kwaad dat voortspruit uit deze ge-
" mene manieren, hij heeft miljarden gevallen gezien; als meester
" brengt hij het kwaad waar het nog niet is. Bijgevolg uit een hou-
" ding die schijnbaar een onbeleefdheid is, komt er een gevaar; van
" het gevaar de bekoring; van de bekoring de val. Iemand valt en hij
" is verdorven. Maar ik ga niet verder met deze redenering; houd re-
" kening met mijn woord, meer nog, met het woord van de heiligen en
" van alle opvoeders. Wellicht denkt er iemand: En Don Bosco...? Ik
" zei al dat er gevallen kunnen zijn dat zekere terughouding niet
" zou passen, bv. als het "nodig of nuttig" is. Maar laten wij mijn
" geval bezien. Als ik soms iemand geen klapje kon geven of geen
" handdruk, of als ik een ander de hand niet op het hoofd mocht leg-
" gen, dan zou mij het middel ontbreken om hem mijn welwillendheid
" te betonen. De een of de andere zou zich beledigd of vernederd.
" kunnen voelen als hij bij mij komt Hij zou zeggen: - "Waarom heeft
" Don Bosco geen aandacht meer voor mij? Heb ik misschien iets mis-
" daan? Wat voor anderen een onbeleefdheid zou zijn, kan mij soms
" nodig en nuttig zijn. Er is nog een andere reden die mij aanzet
" zo te handelen. Sommigen vluchten mij soms gelijk de duivel het
" wijwater. En dan bij ongeluk, of beter bij geluk kom ik ze tegen
" op de trap. Ik neem ze bij de hand, ik druk hun hand en intussen
" zeg ik hun een woord en dikwijls is dat voldoende om hen van ge-
" dachten en van gedrag te doen veranderen. Integendeel ais iemand
" mij ontmoet en op een voorzichtige afstand blijft staan,dan groet
" ik hem op gewone manier. De vriend, die op zijn hoede is,

57.10 Page 570

▲back to top
- VII/565 -
" achterdochtig en gehinderd door deze ontmoeting, vlucht mij en
" ik krijg geen kans om hem een woord te zeggen. En als ik hem bij
" de hand neem, probeert hij te ontsnappen. En wat ik over mezelf
" zeg,zeg ik ook over al de priesters... oversten van het huis.
"
Hebben jullie begrepen?... wie weet of jullie mijn raad in
" de praktijk zullen brengen?... We zullen zien... ik hoop het...
" Goeie nacht, mijn beste jongens!"
De zorgen van Don Bosco voor de jongens gingen hand in hand met
zijn ijver voor de Letture Cattoliche, waarvoor hij steun en abonnemen-
ten moest vinden. En hij bereikte zijn doel door de katholieken tegen
de ketterse pest te waarschuwen. Golzio D. Seconde schreef hem op 6
augustus uit Pinerolo met het verzoek hem zoals vroeger maandelijks 66
nummers van die Letture op te sturen voor zijn abonnees. Het onthaal van
die mensen daar voor zijn boekjes was hem een grote vertroosting, omdat
Pinerolo gelegen was aan de uitmonding van de valleien van Barbetti Val-
desi.
En de drukkerij maakte ze met grote ijver klaar.
Voor september en oktober waren gereed: Het Leven van de H. Atha-
nasius de Grote, bisschop van Alexandrië en kerkleraar, aan het volk
verteld door priester Re Giuseppe. Dat boekje toont aan dat de ketters
even grote vervolgers van de Kerk waren als de heidenen.
Een heel voornaam bericht stond op het einde: "De Directie van
de Letture Cattoliche bidt de heren abonnees haar zo gauw mogelijk de
achterstallige bedragen te laten geworden, zo van het lopende jaar als
van de voorgaande jaren." Men wilde de rekeningen met de voormalige ad-
ministratie vereffenen.
Voor november werd een aflevering gedrukt, die de naam droeg: De
lotgevallen van de twee wezen Urbaan en Paula. Het gaat over een broer
en zuster van adellijke familie, die door schijnheilige en brutale vij-
anden belaagd, op wonderbare wijze gered worden en de ongerepte bloem
van hun onschuld aan God wijden.
Toen de druk klaar was, maakte Don Bosco zich gereed om naar Mon-
temagno te gaan, bij markies Fassati; hij zou er het feest van O.-L.-
Vrouw Tenhemelopneming gaan vieren, biechthoren in de parochie en
preken. Hij ging in op de uitnodiging van de markies:
"
Turijn, 8 augustus 1864
"
"
Geachte Mevr. Azelia,
"
"
Ik heb de brief ontvangen die u zo goed was ook in naam van
" Mama te schrijven. Zaterdagavond, als het God belieft, hoop ik met

58 Pages 571-580

▲back to top

58.1 Page 571

▲back to top
- VII/566 -
" Don Rua en nog een andere biechtvader te Montemagno te zijn.
" Waarschijnlijk zal advocaat Arro er niet zijn, daar hij het kruis
" moet dragen en zingen hier in het Oratorio.
"
Ik heb Monseigneur geschreven om hem mijn reis naar ginder
" te melden en hem uit te nodigen, maar bij wijze van beleefdheid,
" zonder te spreken over een speciale plechtigheid; en daarom zal
" hij niet komen; maar mocht hij er toch zijn, dan zou ik papa en
" mama verwittigen.
"
Bid voor mij, mevrouw Azelia, en voor mijn jongens; ik zal
" niet nalaten voor U de gezondheid en de vreze Gods met de volhar-
" ding in het goede van de Heer af te smeken.
"
Mijn nederige groeten aan papa en mama en geloof mij in de
" Heer
"
van U, zeer geachte,
"
de toegewijde dienaar
"
Pr. Bosco Giovanni
Met een andere brief gaf hij de dochter van de markiezin precie-
zer nieuws over de dag van zijn aankomst.
"
Hooggeachte Mevr. Azelia,
"
"
Onze brieven hebben elkaar gekruist; in alle geval komt
" Don Rua uit Mirabello en zal nog op tijd zijn voor de avondpreek
" op de 13de. Ik vertrek met een gezel uit Turijn en zal, zo niet,
" vroeger dan toch dezelfde avond te Montemagno zijn. Doe geen moei-
" te voor een rijtuig; en als ik geen gebruik kan maken van de omni-
" bus, zal ik mij wel redden.
"
Het spijt mij erg dat Mama ziek is; geef haar moed; ik heb
" ze reeds aan de Heer aanbevolen en de Madonna zal haar absoluut
" moeten genezen voor de dag van haar feest "Maria
Tenhemelopneming".
"
God zegene U en de hele familie en beware ons allen in de
" heilige vreze Gods. Amen.
"
Wees verzekerd van mijn grote achting.
"
"
" Turijn, 10 augustus 1864
Uw zeer toegewijde dienaar
Pr. Bosco Giovanni.
Don Michele Rua vertrok op de vastgestelde dag uit Mirabello en
stelde te Montemagno vast dat Don Bosco samen met Don Cagliero op tijd
aangekomen waren voor de preken van een triduüm.
De bevolking daar was echter terneergedrukt door grote ontmoedi-
ging. Sinds drie maanden weigerde een stalen hemel regen aan de uitge-
droogde velden en tevergeefs waren veel privé- en openbare gebeden ge-
stort. Heel de oogst dreigde verloren te gaan.

58.2 Page 572

▲back to top
- VII/567 -
Don Bosco beklom de kansel en zei tot de bevolking: - "Als jullie
naar de preken van deze drie dagen komen, als jullie zich met God ver-
zoenen door een goede biecht, als jullie allemaal zich zo op die feest-
dag voorbereiden dat het echt een algemene communie wordt, dan beloof ik
jullie in naam van de Madonna, dat er een overvloedige regen op uw vel-
den zal neervallen en ze zal verfrissen." - Zijn warme aansporing ver-
overde alle harten. In het vuur van zijn betoog had hij niet de bedoe-
ling een absolute belofte te doen, maar slechts een daadwerkelijke aan-
sporing, gebaseerd op de goedheid van Maria; de Madonna had wel door
zijn mond gesproken.
Toen Don Bosco naar de sacristie trok, viel het hem op hoe de
mensen hem verwonderd en ontroerd aankeken; en pastoor Don Clivio kwam
bij hem en zei: - "Bravo, mijn beste, ik wou gaarne uw moed hebben!"
"Welke moed?"
"De moed om het publiek te zeggen dat de regen onfeilbaar zeker
zal neerstromen op de feestdag."
"Heb ik dat gezegd?"
"Heel zeker; U heeft letterlijk volgende woorden gezegd: "In
naam van 0.-L.-Vrouw beloof ik jullie dat je regen zult krijgen als je
allemaal een goede biecht spreekt."
"Maar neen, U zult het verkeerd verstaan hebben..., ik herinner
mij niet dat ik dat gezegd heb."
"Ondervraag de toehoorders maar een na een en U zult zien dat
allen begrepen hebben, wat ik begrepen heb." - Zo was het er inderdaad
aan toegegaan en de bevolking was er zodanig van overtuigd dat het zich
resoluut gereed maakte om met het eigen geweten in het reine te komen.
Er waren niet voldoende biechtvaders voor de penitenten. In die dagen
werden de biechtstoelen van vroeg in de morgen tot laat in de avond en
tot ver in de nacht bestormd. Don Rua en vooral Don Cagliero herinneren
zich de vermoeienis van die dagen nog heel goed.
In de omliggende dorpen gingen de commentaren en de spot over de
voorspelling hun gang. En ook in de streek van Grana werd een groot bal-
feest voorbereid om de logenstraffing te vieren, die het weer aan de
priester zou bezorgen. Tijdens die drie dagen bleef de hemel schroeiend
heet. Don Bosco ging voort met preken; en bij het komen en gaan naar de
kerk ondervroegen de volksmensen hem: - "Welnu, en de regen?" - "Ban de
zonde" - antwoordde Don Bosco.
Op de dag van het feest van Maria's Tenhemelopneming, dat toen op
een maandag viel, was er een algemene communie, zoals men in geen jaren
gezien had. De lucht had er nooit zo sereen uitgezien als op die morgen.
Don Bosco zat aan tafel met markies Fassati om te middagmalen; maar eer
de genodigden klaar waren met eten, stond hij op en trok hij zich in
zijn kamer terug. Hij was enigszins angstig omdat zijn voorspelling te
veel stof opgejaagd had. De lucht voerde de verre klanken aan van de

58.3 Page 573

▲back to top
- VII/568 -
trompetten op het balfeest te Grana. En te Montemagno zelf hadden de li-
beralen een vijandige betoging tegen zijn persoon op het getouw gezet.
De klokken luidden voor de vespers en in de kerk werden de psalm-
gezangen aangeheven. Op het raam leunend, ondervroeg Don Bosco de hemel,
die onverbiddelijk scheen. Er heerste een drukkende hitte. Hij zat eraan
te denken, wat hij op de kansel zou vertellen, als de Madonna de gunst
niet zou schenken.
"Intussen", vertelde ons de hr. Luigi Porta, thans priester en
salesiaan, wandelde ik met de markies naar de kerk en hadden wij het
over de beloofde regen. Het zweet druppelde ons van het gezicht, hoewel
de afstand tussen huis en kerk nauwelijks tien minuten bedroeg. Toen wij
in de sacristie aangekomen waren, liepen de vespers juist ten einde en
gingen wij ons bij Don Bosco voegen. De markies zei hem: - "Deze keer,
hr. Don Bosco, wordt het een fiasco. U hebt regen beloofd, maar het is
alles behalve regen." - Daarop riep Don Bosco de koster: - "Jan, jongen,
zei hij hem, "ga eens achter het kasteel van baron Garofoli kijken, hoe
het weer eruit ziet en of er een spoor van regen is." - De koster gaat
en komt terug en meldt aan Don Bosco: "De lucht is helder als een spie-
gel; er is nauwelijks een wolkje te bespeuren, zo iets als een voetspoor
in de richting van Biella." - Dus iets als het wolkje van de Karmel ten
tijde van Elias? - "Goed", antwoordde Don Bosco "geef mij de stool." -
Enkele van de velen die in de sacristie waren, omringden hem en vroegen:
"En als er nu eens geen regen valt?"
"Dan is dat het teken, dat wij het niet verdienen", antwoordde
Don Bosco.
Toen het Magnificat beëindigd was, beklom hij traag de preekstoel
en zei in zijn hart tot Maria: - "Niet mijn eer staat op dit ogenblik op
het spel, maar wel de uwe. Wat zullen de bespotters van uw naam wel zeg-
gen, als deze christenen, die naar best vermogen hebben gehandeld om U
ter wille te zijn, teleurgesteld zijn in hun verwachtingen?"
Don Bosco verschijnt op de kansel. Een dichte menigte, die tot de
laatste hoek van de kerk ingenomen heeft, houdt de ogen op hem geves-
tigd. Na het opzeggen van het Ave Maria scheen het hem toe dat het zon-
nelicht een beetje verduisterde. Hij zet zijn aanhef in... en na weinige
korte zinnen hoort men het langgerekte gerommel van de donder. Een ge-
roezemoes van blijdschap vaart door heel de kerk. Don Bosco houdt een
ogenblik met spreken op, en is diep ontroerd. De donderslagen volgen
elkaar op en een onafgebroken en hevige regen slaat tegen de ruiten.
Stelt u het welsprekende woord voor, dat uit het hart van Don Bosco op-
welt, terwijl de regen blijft neergutsen; het was een hymne van dank
tegenover Maria en van troost en lofprijzing voor haar vereerders. En
hij weende en de toehooders weenden.
Na het lof bleven de mensen nog in de kerk en onder de grote
voorhal staan, want de regen bleef neerstromen. Allen erkenden het won-
der. Maar in Grana kwam zulke verschrikkelijke hagelbui neer dat heel de

58.4 Page 574

▲back to top
- VII/569 -
oogst vernield werd; en het is het onthouden overwaard, dat buiten het
grondgebied van die gemeente in heel de omtrek van de omliggende dorpen
zelfs geen korreltje hagel gevallen was.
Het feit werd ons weinige maanden na de gebeurtenis nog verteld
door onderpastoor Don Marchisio en door andere getuigen.
Don Bosco keerde naar het Oratorio terug om aan het sterfbed te
staan van clericus Morielli Giuseppe uit Prasco, een deugdzame jonge man
en medebroeder in de vrome sociëteit. Hij overleed op 21 augustus op de
leeftijd van 24 jaar. Hij was altijd opgeruimd en tevreden, had zijn
makkers door zijn deugd gesticht, omdat hij bewonderenswaardig was bij
het versterven van zijn zintuigen en het beoefenen van de nederigheid.
Hij slaagde schitterend in zijn studies en verkoos de assistentie van de
vakjongens. Eerste symptoom van zijn ziekte was het verlies van zijn
vroeger zo sterk geheugen. Toen hij zijn toevlucht tot Don Bosco genomen
had om hem de zegen te vragen zei de dienaar Gods hem: - "Dierbare Mori-
elli, zorg er eerst voor de hemel niet uit het oog te verliezen; en ver-
der geduld maar." - De laatste woorden van de brave clericus tot Don
Bosco luidden: "Zeg mijn makkers dat ik ze in de hemel verwacht."
Dat jaar waren al zeven jongens door God naar de eeuwigheid ge-
roepen en wij zullen nog anderen hen weinige tijd later zien volgen.
Sommige jaren viel het aantal jongeren, dat door God naar de
eeuwigheid geroepen werd, nogal hoog uit, al was er geen wanverhouding
tussen de officiële dodenstatistieken en die van het Oratorio. Maar Don
Bosco, zijn priesters, wijzelf hebben vastgesteld dat - op enkele uit-
zonderingen na - het merendeel van die overgangen naar de eeuwigheid
aanleiding gaven tot grote vertroosting. Met de woorden van het boek der
Wijsheid, hoofdstuk IV, kan men beweren
"Maar de rechtvaardige vindt rust al sterft hij ook voor zijn
tijd; Hij was welgevallig aan God en werd door Hem bemind.
Daar hij te midden van zondaars leefde werd hij opgenomen:
Hij werd weggerukt opdat geen boosheid zijn inzicht zou
vertroebelen en geen bedrog zijn ziel zou verleiden...
In korte tijd tot voleinding gekomen
heeft hij de volheid van vele jaren bereikt.
Want zijn ziel was welgevallig aan de Heer.
En daarom ging hij spoedig heen uit de slechte wereld.
Maar de mensen zien dat wel, maar begrijpen het niet;
in hun gedachten komt zoiets niet eens op
dat genade en barmhartigheid zijn uitverkorenen ten deel vallen
en dat er over zijn heiligen gewaakt wordt.
Een rechtvaardige die sterft zal een veroordeling zijn
van de goddelozen die leven
en een jongeman die vroeg tot volmaaktheid komt
zal de hoogbejaarde zondaar veroordelen."

58.5 Page 575

▲back to top
- VII/570 -
H O O F D S T U K LXXI.
Hoe Don Bosco in Italië bemind en vereerd werd ten gevolge van het
goede, dat hij te midden van de jeugd verrichtte, bewijzen brieven en
getuigenissen, die wij in groot aantal in onze archieven verzameld heb-
ben. Hiervan kiezen wij er twee uit. Don Apollonio Giuseppe, priester
uit Venetië en achtereenvolgens bisschop van Adria en van Trevisio,
schreef op 3 september 1864 vanuit Venetië aan Don Bosco:
"
Mijn zeer dierbare Don Bosco!
"
0, wat een troost voor mij toen eergisteren zekere perso-
" nen, die de Heer zo dierbaar zijn, mij uw groeten overbrachten!
" Doch bij die gelegenheid was het mij een doorn in het hart te ver-
" nemen dat u, Eerwaarde, meent dat U nog slechts een paar jaar op
" deze trieste wereld zult leven. 0 neen, neen, dierbare Don Bosco,
" sterf niet, neen. Ik weet, dat zo U er niet nodig bent (wat men
" van niemand kan zeggen) U nochtans van zeer groot nut bent in de
" omstandigheden waarin wij ons bevinden. Mijn gebeden zijn niet
" heel veel waard; maar ik wil toch de Heer vurig bidden dat Hij er
" geen acht op slaat, zo U verlangt weldra te sterven. Bid ook, kom
" aan, en zeg zoals St.-Martinus aan de Heer: Domine, si adhuc popu-
" lo tuo sum necessarius, non recuso laborem. 0, wat een goed hebt U
" tijdens deze jaren gedaan en hoeveel kunt U er nog doen. Schep
" moed te midden van zoveel ellende! Wie weet och arme, hoe U eron-
" der lijdt! Kijk, ook ik tracht met moed voort te werken, hoewel er
" dagen zijn dat ik niet meer kan! 0, goede Jezus, wat een droevige
" tijden hebt gij ons voorbehouden. Men kan inderdaad zeggen dat de
" bloedige oorlog die drie eeuwen lang de onbevlekte bruid van Chris-
" tus teisterde, niets is in vergelijking met de oorlog die haar in
" onze tijd teistert. 0, wat een vreselijke verwoesting in de harten
" en in de geesten. Ik hoop, meer nog, me dunkt dat ik er zeker van
" ben dat het niet zoveel jaren zal duren en misschien niet zoveel
" maanden eer men, ten minste wat het uiterlijke betreft, de weg
" van de orde zal opgaan; maar dat is van weinig betekenis als de
" geesten niet op het rechte spoor gebracht worden; maar de geesten
" zitten vol van het gif van morele sociale en religieuze beginse-
" len, waardoor ze voor het merendeel tot in het merg verdorven
" zijn, zodat er waarlijk een mirakel nodig is van dat soort dat de
" Angelicus zou noemen "ratione sui", om in weinige lustra weer op
" de goede weg te raken. Ik kan U niet zeggen,Don Giovanni, hoezeer
" ik er ook fysiek onder lijd; nochtans span ik mij in en spreek me-
" zelf moed in om zo goed mogelijk de vele en

58.6 Page 576

▲back to top
- VII/571 -
" moeilijke taken te volbrengen die de oversten mij hebben opgelegd.
" En dan past het ook de waarheid te zeggen: het zijn niet allemaal
" narigheden; want onze goede Moeder Maria en haar dierbare Zoon la-
" ten ons te midden van de arbeid ook grote troost smaken. Maar ik
" houd U te lang bezig met al die praat. En nu ter zake. Weet u, Don
" Bosco, dat u mij dikwijls in de geest komt en dat ik in deze tijd,
" hoewel onwaardig voor u gebeden heb. Bid dan ook voor mij... Ik
" durf u zelfs geen regel als antwoord vragen; maar u weet wat een
" troost het voor mij zou zijn. God zegene Don Bosco, zijn arbeid en
" belone hem met het schoonste resultaat...
"
"
Uw zeer toegewijde en verplichte dienaar en broer in J.M.
"
Pr. Giuseppe Apollonio.
Zoals D. Apollonio genegenheid voor Don Bosco voelde, zo ook ka-
nunnik Gastaldi Lorenzo. In die septembermaand had hij zich teruggetrok-
ken in het huis van de Heren van de Missie om er zich met de retraite
bezig te houden. Met hetzelfde doel bevond zich daar met hem D. Giaco-
melli, die ons vertelde: "Op zekere avond bezocht de kanunnik het Orato-
rio dat hij heel goed kende. Hij preekte er en hoorde er biecht; hij
praatte met mij over Don Bosco's werk, keurde het goed, prees het en
vertelde er vele mooie dingen over. Uiteindelijk besloot hij met te zeg-
gen over Don Bosco, wat de Heilige Schrift over David bevestigt: - "Et
Dominus erat cum illo."
"De retraite moest een dag eerder dan voorzien beëindigd worden om
dat D. Ambrogio samen met zijn aanhang verwensingen stond uit te
schreeuwen vóór de deur van het huis van de lazaristen."
Die gezant van ketterij en van sekten had al dergelijke walgelijke
schandalen opgevoerd tegen andere geestelijke instituten; en op pleinen
en vóór kerken ging hij voort met goddeloosheid en dwaze grofheden uit
te braken tegen al wat heilig is. Applaus bleef niet achter vanwege de
omgekochte cafébezoekers.
Op zekere dag zakte hij naar het Oratorio af, vergezeld van een
grote drom lui, die gewoon zijn rond kwakzalvers te staan. Hij ging pre-
ken vóór de poort van het Oratorio en ging dan met lompe uitdrukkingen
uitvaren tegen Don Bosco, om zich maar terug te trekken, toen hij aan
ademnood begon te lijden. Het gepeupel had gekrijst, dwaas zitten la-
chen, beledigingen en hoonwoorden uitgekraamd, niet alleen aan het adres
van de priesters, maar tevens aan dat van de redenaar die heel zeker
geen model van welsprekendheid geweest was. De leerlingen van het Orato-
rio hadden zich stil gehouden; Don Bosco was buitenshuis.
Toen Don Bosco teruggekeerd was en over die gebeurtenis hoorde,
zei hij: - "En waarom hebben jullie geen muziek gemaakt? Zet een volgen-
de keer het muziekkorps achter de gesloten poort en zet dan onverwachts
een daverende mars in met trommels en grote trom."

58.7 Page 577

▲back to top
- VII/572 -
Hijzelf liet zijn muziek weerklinken, weliswaar van een andere
soort. Het was een werkje onder de titel: - Wie is D. Ambrogio? Dialoog
tussen een kapper en een theoloog. - Daarin wordt het niet priesterlij-
ke en niet morele leven afgebeeld van een afvallige en wordt er gewezen
op de verplichting van de gelovigen om niet naar hem te luisteren en hem
te ontvluchten. Dat werkje werd op duizenden en duizenden exemplaren
verspreid in de Piëmontese provincies tegen de prijs van slechts 5 cen-
times. Tijdens de volgende jaren werden er meerdere uitgaven van gedrukt
en verspreid.
Zo stond Don Bosco bij elke gelegenheid gereed om de ketterij te
bekampen en er de vaandeldragers van te ontmaskeren, terwijl hij tege-
lijkertijd met evenveel inzet van zijn krachten bezig was met het be-
stendigen en ontwikkelen van zijn colleges en scholen. Het was zijn vas-
te bedoeling die werken te zijner tijd tot lichtbakens te laten worden,
om de jongeren uit de streken en steden waarin zij opgericht zouden wor-
den, door middel van de Oratorio’s te verlichten.
Allen die hij voor het onderwijs aangeduid had, steunden hem met
ijver en met hun beste krachten bij zijn bedoelingen. Het examen van het
eerste jaar schone letteren werd met lof afgelegd door Don Francesia
Giovanni en door Cl. Cerruti Francesco. Zij vroegen om zonder meer in
het derde jaar toegelaten te worden. Dat werd hun toegestaan, mits zij
zich onderwierpen aan een nieuw examen over de stof van het tweede jaar
waarin zij trouwens schitterend slaagden.
Haalden aan de universiteit de diploma's voor het derde gymnasi-
aal de clerici Barberis Pietro, Tamagnone Giovanni, Fagnano Giuseppe.
Uit het kleine seminarie van Mirabello boden zich op 10 oktober
te Alessandria voor het onderwijsexamen aan: voor de hogere klassen van
het lager onderwijs, de clerici Albera Paolo, Momo Gabriele, Dalmazzo
Francesco; voor de lagere klassen van datzelfde lager onderwijs, de cle-
rici Nasi Angelo, Cuffia Francesco, Belmonte Domenico; allen slaagden.
En Don Bosco moedigde de zijnen aan zich voor het onderwijs te bekwamen
en geen tegenzin te voeden voor de edele en noodzakelijke zending in de
scholen. Don Bonetti die te Mirabello het derde gymnasiaal onderwezen
had en die ernaar verlangde theologische studies te mogen doen, ontving
volgend schrijven van Don Bosco:
" Aan de Zeereerw. Heer Don Bonetti Gio. Professor.
"
Mirabello
"
Dierbare Banetti;
"
"
Ga maar verder zoals we bepaald hebben en je zal de wil van
" de Heer volbrengen. Men zal alles regelen dat je je studies kunt
" doen.
"
Heb vertrouwen in de Heer; ik zal Hem voor je bidden. Jij,
" bid Hem ook voor mij die van harte ben,
"
je zeer genegen in J.C.
" Turijn, 29 september 1864
Pr. Bosco Giovanni

58.8 Page 578

▲back to top
- VII/573 -
Hij had aan de schoolautoriteiten de namen en de diploma's van
leraren gepresenteerd, die voor Lanzo bestemd waren en in die dagen ont-
ving hij de toelating om dit college te openen.
" De Kon. Inspecteur voor de studies van de Provincie Turijn.
"
"
Gezien de aanvraag door de heer priester Giovanni Bosco ge-
" daan om in Lanzo, met de medewerking van het gemeentebestuur een
" collegekostschool voor lagere en gymnasiale klassen te openen;
"
Gezien de overeenkomst door voornoemde Pr. Bosco gesloten
" met de gemeente Lanzo op 30 juni jl. om te zorgen voor de lagere
" scholen door de gemeente vereist;
"
Gezien het decreet van de K. Inspecteur voor het lager on-
" derwijs van deze provincie op datum van 27 augustus jl., waardoor
" verklaard wordt dat er geen beletsel is van zijnentwege om de drie
" lagere klassen met behulp van de heren meesters clericus Capra
" Pietro voor de 3de en de 4de, Barberis Pietro voor de 2de en Ci-
" brario Nicolao voor de lste in te richten op voorwaarde dat er
" geen verplichting tot betaling van kostgeld gevraagd wordt voor
" alle leerlingen zonder onderscheid, al dan niet te Lanzo geboren,
" die deze lagere scholen willen volgen; want dat is in tegenspraak
" met art. 317 van de wet van 13 november 1859 n° 3725, die het la-
" ger onderwijs kosteloos en verplicht verklaart voor de gemeenten:
"
Gezien de art. 246 en 247 van de bovengenoemde wetten;
"
Gezien de lijst, de titels van het directie en het onderwij-
" zend personeel het gunstig hygiënische verslag van de lokalen en
" de ligging ervan:
"
Wordt de priester Gio. Bosco gemachtigd in het bestaande
" gebouw van het college van Lanzo een kostschool te openen, waar
" behalve de lagere scholen van hogere en lagere graad die totaal
" kosteloos zijn, in overeenkomst met de regeringsprogramma's het
" onderwijs van de drie eerste gymnasiale klassen gegeven wordt on-
" der de directie van de heer theoloog Rid. Albert, deken van Lanzo,
" met de hulp van de heren professoren-priesters:
"
Ruffino Domenico voor de derde klas;
"
Fusero Bartolomeo voor de tweede klas;
"
Bonetti Giovanni voor de eerste klas;
"
Aan deze toelating zijn verbonden de inachtneming van de
" voorwaarden die hoger aangeduid zijn, de beschikkingen in betrek-
" king met de privé-onderwijsinstellingen en de verplichting de
" schoolautoriteit op de hoogte te brengen van elke verandering van
" personeel.
"
" Turijn, 14 september 1864
Voor de K. Inspecteur
Vigna
Het college van Lanzo was bijgevolg zijn derde huis geworden; hierna
zag hij in dat er veel andere gesticht zouden worden: colleges, interna-

58.9 Page 579

▲back to top
- VII/574 -
ten, weeshuizen, scholen voor kunst en ambachten, seminaries, schoolko-
lonies, landbouwscholen, enz. Daarom liet hij uit verschillende kanten
programma's toesturen uit opvoedingshuizen, die voor een speciale cate-
gorie van leerlingen bedoeld waren. En wijzelf hebben in zijn kantoor
programma’s gevonden van het Piccolo ospizio van de arme vakjongens uit
Ivrea; van het tehuis voor arme en verlaten jongens in de stad Alba; van
het bisschoppelijke gymnasium-Convict uit Mondovi; van het technisch-
commerciële college-convict van de Broeders van de Christelijke Scholen
te Turijn; van het klein seminarie van het Piccola casa della Divina
Provvidenza; van het lagere college en semi-internaat van de Broeders
van de Christelijke Scholen te Turijn; van het katholieke college te
Menzin-gen voor de opvoeding van jongens die zich aan de handel wijden;
van het college-internaat te Pinerolo; en van de andere, die we ons op
dit ogen-blik niet herinneren.
Maar bovenal nam hij inlichtingen in verband met de wetten, de-
creten, programma's en regeringsomzendbrieven over het klassieke en het
lagere onderwijs. Hij bestudeerde de interpretatie, die aan sommige
artikelen gegeven werd en de niet strenge toepassing van de gezagdragers
bij sommige omstandigheden. Dat kostte Don Bosco de wettelijke bekwaam-
heidsverklaring van zijn onderwijzers en hij meende dat hij er nooit zou
in slagen een gediplomeerde bij zich te houden. De gelijkwaardige ti-
tels, de bevoegdheden van de koninklijke inspecteurs, de toegestane
plaatsvervangingen maakten alle deel uit van zijn studie om de nog toe-
nemende moeilijkheden, die de ontwikkeling van zijn scholen in de weg
stonden het hoofd te bieden. Kortom, hij zocht de twee te verzoenen; de
voorschriften van de wet involgen en de opgedragen zending tot elke
prijs voortzetten.
En omdat hij vooruitziend wilde zijn, wat de goede gang van zaken
in zijn huizen betrof, ging hij daarenboven voor het onderwijs vaak om
raad bij sommige van de best aangeschreven leraren van de staatsscholen;
in verband met de hygiëne raadpleegde hij dokters en specialisten; voor
de stoffelijke administratie en de wettelijke zaken vroeg hij het oor-
deel van bekwame advocaten.
Wij lezen in de spreekwoorden: - "De wijze die ondervraagt en
luistert, vermeerdert zijn kennis; en hij die begrijpt, zal aan het roer
staan."
De vreedzame studies werden echter verstoord door erge en betreu-
renswaardige rellen te Turijn. Op 15 september bepaalde Napoleon een
conventie met de Italiaanse regering, die door het Ministerie Minghetti
en Peruzzi vertegenwoordigd was en waarvan hierbij de tekst:
1° Italië verplicht er zich toe het huidige grondgebied van de Heilige
Vader niet aan te vallen en met alle macht elke aanval van het bui-
tenland tegen bovengenoemd grondgebied van de pauselijke staten te
verhinderen.
2° Frankrijk zal zijn troepen geleidelijk terugtrekken naarmate het le-
ger van de paus gereorganiseerd wordt. In alle geval moet de ontrui-
ming over twee jaar een feit zijn.

58.10 Page 580

▲back to top
- VII/575 -
3° De Italiaanse regering zal zich niet verzetten tegen de oprichting
van een pauselijk leger, zelfs als het samengesteld wordt uit buiten-
landse, katholieke vrijwilligers en voldoende in aantal is om het ge-
zag van de paus te waarborgen en de rust, zowel in het binnenland als
op de grenzen van de staat te verzekeren, mits die macht niet ont-
aardt in een aanvalsmachine tegen de Italiaanse regering.
4° Italië verklaart zich bereid te onderhandelen om een evenredig deel
van de schulden van de oude kerkelijke staten te zijnen laste te
nemen.
In een bijgevoegd protocol wordt gezegd: "De Conventie... zal
geen uitvoerende kracht hebben, tenzij wanneer Z.M. de Koning van Italië
de overbrenging van de hoofdstad van het land zal gedecreteerd hebben op
de plaats, die later door genoemde Majesteit vastgesteld zal worden."
Zoals om zo te zeggen alle Franse, Britse en Italiaanse kranten
het bestempelden, bleek dat die conventie een plechtige daad was van
overgave van Rome en van het pausdom aan Italië; en dat ze het voorspel
zou zijn van een nieuwe oorlog tegen Oostenrijk. En het was ook zo! Maar
toen men te Turijn te weten kwam dat de overbrenging van de hoofdstad
naar Florence gedecreteerd was, maakte een uitzinnige woede zich van het
merendeel van de bewoners meester, deels omdat zo iets de eigen onder-
gang beduidde, deels omdat men met verontwaardiging vaststelde hoe
slecht de door Piëmont en vooral door Turijn gebrachte offers voor de
Italiaanse zaak betaald werden, deels ook door een sektarische bedoe-
ling. De agenten van Mazzini, verwekkers van opstanden, zetten de bevol-
king tot oproer aan. Te Turijn werden een groot aantal dreigbrieven ver-
spreid met het opschrift: Leve Garibaldi, dood aan Vittorio Emmanuele,
leve de republiek. Ongeveer zesduizend personen waren op 20 september
met banieren samengetroept op de Piazza Castello en brulden: Weg met het
ministerie, weg met de Franse conventie, Leve Garibaldi. Daarop trokken
ze naar de Piazza S. Carlo, om er een vijandige demonstratie te houden
voor de drukkerij van de Gazzetta di Torino, ministeriële krant, die de
conventie toegejuicht had. Alles eindigde echter met oorverdovende kre-
ten en fluitconcerten.
Op de 21ste om 2 uur in de namiddag echter kwam een massa volk
met vlaggen bijeen aan de Porta Nuova en begaf zich onder de zuilengan-
gen van S. Carlo, om er te huilen en te fluiten tegen de Gazzetta di To-
rino. Op het plein zelf hoopten zich duizenden personen op. Op zeker
ogenblik doken zonder te zijn uitgedaagd, van alle kanten de politie-
agenten op met getrokken sabel en deelden links en rechts steek- en
houwslagen uit. Sommige stierven aan hun verwondingen. Opgeschrikt stoof
de menigte uiteen, maar weinige tijd later keerden ze talrijker en nog
woester terug, vielen het daar gelegen hoofdpolitiebureau aan, naast de
Heilige Christinakerk, en bekogelden de deur ervan met een vreselijke
stenenhagel. De politie durfde niet buiten komen. Op de Piazza Castello
verhinderde op dat ogenblik een eskadron carabinieri intussen een vreed-
zame en wettelijke toegelaten demonstratie, die daags te voren aangezegd
was. De betogers kwamen het plein op en omdat ze niet wisten waarom de
doorgang afgesloten was, begonnen ze toe te juichen, te brommen en mis-

59 Pages 581-590

▲back to top

59.1 Page 581

▲back to top
- VII/576 -
schien wel hier of daar bedreigingen te uiten. Plots openden de carabi-
nieri het vuur; tien burgers werden gedood en verscheidenen gewond.
Omstreeks 8 uur viel de menigte opnieuw het gebouw van de Gazzet-
ta aan met een verschrikkelijke hagelregen van stenen waardoor aanzien-
lijke schade aan de drukkerij toegebracht werd. Verscheidene magazijnen
van wapenhandelaars werden geplunderd; alle winkels waren gesloten. Een
terneergeslagen, trieste en zwijgzame bevolking vulde de straten; meer
dan 28.000 manschappen werden door het ministerie opgeroepen en trokken
met meer dan 100 kanonnen vanuit het S. Maurizio-kamp op en bezetten de
stad; de lont was aangestoken en op de kapucijnenberg, die Turijn be-
heerst, stond de zware artillerie opgesteld. De ministers wilden de
proef overwinnen en stonden klaar om de stad te bombarderen en elke
weerstand in het bloed te smoren.
Op de avond van 21 september had Don Bosco alle jongens onder de
zuilengangen verzameld. Alvorens hen naar bed te sturen, verlangde hij
dat ze baden voor de stad Turijn, voor haar inwoners en voor alle wel-
doeners en spoorde hij hen aan ze in volle vertrouwen aan te bevelen in
de goedheid van de hemelse beschermvrouw, de Allerheiligste Maagd.
De dag van de 22ste ging rustig voorbij en zo ook de eerste
avonduren, tot omstreeks 9 uur groepen lawaaimakers op de Piazza S.Carlo
bijeentroepten. Een grote massa volk, door nieuwsgierigheid gedreven,
was hen gevolgd. Een compagnie carabinieri en politieagenten stond vóór
het hoofdpolitiebureau geschaard; een bataljon van het 17de regiment
bezette het plein aan de oostkant; aan de overzijde stond daar tegenover
een bataljon van de 66ste infanterie. Omstreeks halftien begonnen de
demonstranten stenen te slingeren naar de binnenkant van de poort van
het politiebureel; twee soldaten werden daarbij zwaar gewond. Zonder
trompetgeschal openden de carabinieri het vuur op een groep aanvallers,
maar enkele kogels kwetsten de kolonel en enige soldaten van de 17de
infanterie. Toen de soldaten hun makkers zagen vallen, waren zij in de
waan dat die schoten door het volk gelost waren, en schoten terug. Maar
ook nu weer - als toppunt van tegenslag - vielen er doden en gewonden
onder de troep tegenover hen; en ook die verkeerden weer in dezelfde
dwaling en openden het vuur op de opeengedrongen menigte. Daarmee bevond
de massa zich plots tussen troepen die van drie kanten vuurden en zocht
haar heil in de vlucht. Zonder naar het gevaar om te zien, liepen de
priesters toe om de stervenden bij te staan en de gewonden weg te bren-
gen. Men telde 26 doden en het totaal gewonden, die in de statistieken
van de gemeente opgetekend staan, bedroeg 187; maar het aantal van hen
die naar huis gedragen en niet geregistreerd werden liep nog veel hoger
op. Bijna allen waren aan de schouders geraakt en niemand onder de ge-
troffenen droeg wapens op zich; veel jonge arbeiders, verscheidene kin-
deren en ook zes dames hoorden tot dat getal.
Wij leggen deze feiten voor aan de hand van het verslag dat door
raadslid Ara Casimiro samengesteld en op kosten van de gemeenteraad ge-
publiceerd werd.

59.2 Page 582

▲back to top
- VII/577 -
De burgerij was verbitterd, tot een personage door een gelukkig
toeval tot bij de koning kon doordringen en hem de ware toedracht van
de dingen uiteen kon zetten. De vorst was met afschuw vervuld; daar hij
nog een vreselijker bloedbad vreesde, nodigde hij de ministers tot twee-
maal toe uit hun ontslag aan te bieden; ze weigerden omdat ze naar hun
zeggen niet moesten toegeven aan volksgeweld en dat ze slechts van voor-
nemen zouden veranderen bij een precies en formeel bevel van de koning.
Daarop gaf Vittorio Emmanuele hun het bevel hun ontslag in te dienen. De
ministers gingen hierop in. De verandering van ministerie, het aanhou-
dingsbevel van de agents-provocateurs die zich aan het hoofd van de be-
togingen gesteld hadden, de aanwezigheid van nieuwe troepen en het onder
de wapens roepen van de burgerwacht, bracht de menigte tot rust. Maar de
Turijners vergisten zich toen zij verwachtten dat het nieuwe ministerie
La Marmora erin zou slagen de door Napoleon III goedgekeurde resoluties
te veranderen, Napoleon die de ware soeverein van Italië was. Een weinig
later werd de hoofdstad inderdaad naar Firenze overgebracht. "Turijn dat
zich niet alleen wreed maar lomp beledigd voelde, werd opnieuw provin-
ciestad, zoals zij het was ten tijde van koning Arduino; en zij onder-
vond de smarten van de onttroning zoals Parma, Modena en Napels.(1)
Wie daar echter nog meer moest onder lijden, was de paus. De con-
ventie was in haar wezen klaarblijkelijk bedrieglijk. Toen Rome en zijn
klein grondgebied niet meer verdedigd werden door de onoverwinnelijke
strijdkrachten van Frankrijk, bleef het afgezonderd liggen te midden van
een uitgestrekt rijk, dat het voortdurend bedreigde en dat het goede
ogenblik afwachtte waarop zich de kansen zouden bieden om zijn beloften
te breken. Behalve dit alles was de conventie in flagrante tegenstelling
met de rechten en de waardigheid van de Heilige Stoel. Napoleon had
trouwens noch met de paus noch met de katholieke machten onderhandeld in
wier naam Rome door Frankrijk bezet werd.
Op 3 december vroegen priesters en clerici aan Don Bosco nieuws
over de paus. - "Hij is rustig", antwoordde hij, "omdat het lot van de
Kerk in Gods handen ligt." Welke belachelijke figuur sloeg De Sartiges,
ambassadeur te Rome, toen hij Pius IX de conventie aanbood, en een nota
van minister Drouyn de Lhuys, waarmee hij de redelijkheid en de noodzaak
van de keizerlijke beslissingen wilde bewijzen. De ambassadeur praatte
over de conventie en gaf de verzekering dat Napoleon een trouw en loyaal
verdediger van de Kerk was. Pius IX sloeg absoluut geen acht op zijn ge-
praat en vroeg voortdurend nieuws over de gezondheidstoestand van zijn
gezin.
(1) Cantù. De laatste dertig jaren. blz. 61.

59.3 Page 583

▲back to top
- VII/578 -
HOOFDSTUK
LXXII.
In die dagen heerste er ook angstige spanning in het Oratorio en
vooral bij de vakleerlingen die verwanten in de stad Turijn hadden. Don
Bosco drong er bij allen op aan dat ze zichzelf en hun families onder de
bescherming zouden stellen van de Allerheiligste Maagd Maria, die haar
vereerders bij gevaren nooit in de steek laat. Tot dat vertrouwen zette
hij ze aan door middel van zijn toespraken. Ieder nieuws dat hem ter ore
kwam over buitengewone gunsten van de Madonna, vond hij de moeite waard
en hij rekende het zich tot zijn dierbare plicht dat aan zijn jongens te
vertellen. Vroegere en nieuwere heerlijkheden van de Moeder der christe-
nen lagen hem steeds op de lippen. Tijdens die maand, vertelt ons Don
Ruffino ongeveer op het einde van zijn kroniek, verhaalde Don Bosco vol-
gend geval.
"
Mevrouw Luisa de "Marchesi Garofoli", een tachtigjare dame,
" leed aan totale verlamming in de benen ten gevolge van een langdu-
" rige en zware ziekte. Nadat de meest befaamde dokters bij haar ge-
" roepen waren om haar te verzorgen en nadat ze zonder enig resul-
" taat alle middelen van de wetenschap aangewend hadden, verklaar-
" den zij eenstemmig dat de zieke én wegens de ernst van de ziekte
" én wegens haar gevorderde leeftijd met geen menselijke middelen
" kon genezen worden van de verlamming waaraan zij leed.
"
Door de dokters verlaten, vroeg de vrome dame hulp - en niet
" tevergeefs aan 0.-L.-Vrouw. Zij was ingeschreven in een aartsbroe-
" derschap van O.-L.-Vrouw van Genade in de kerk waar elk jaar het
" feest van de Smarten van de Moeder van God met veel plechtigheid
" gevierd werd. En het is een heel oude gewoonte dat de oudste le-
" den van die vrome vereniging bij die gelegenheid het beeld van de
" Moeder van Smarten met eigen handen rijkelijk aankleden. Omdat de
" zieke een van de alleroudste medezusters was, wilde ze naar de
" kerk gebracht worden en op een stoel bij het beeld, in de mate van
" het mogelijke haar vrome werk verrichten. Toen het zo versierde
" beeld daarop naar zijn gewone plaats gedragen werd, wilde zij over-
" eind of beter met de steun van haar twee neven zich er naartoe
" slepen. Nadat zij zodoende enige stappen gezet had, zei ze hun:
" "Trek je toch terug, trek je toch terug!" - Maar omdat ze niet
" ophielden haar te steunen, drong ze aan en riep krachtig: - "Laat
" mij toch los, laat mij toch los,want ik voel mijn benen in bewe-
" ging komen; de Madonna heeft mij de gunst verkregen."
"
Stom van religieuze verbazing, trokken de twee neven zich
" van de zieke weg; zonder verdere ondersteuning liep zij achter
" het beeld na tot bij de plaats, waar het neergezet werd. Vóór de
" voet van het altaar neergeknield, zegde ze én met tranen én met
" woorden dank aan

59.4 Page 584

▲back to top
- VII/579 -
" de H.Maagd Maria voor de verkregen genezing. Vol erkentelijke
" genegenheid en blij keerde ze naar huis terug en betrad heel al-
" leen de brede trappen van haar huis; zij ging de zalen binnen
" onder de verstomming en de toejuichingen van een massa adellijke
" vrienden en verwanten, die God en de gelukzalige Maagd Maria hulde
" brachten. Dat viel te Toledo voor.
Niet slechts met woorden maar vooral met daden ging hij voort met
de eredienst en de liefde tot de Koningin van hemel en aarde te bevorde-
ren, vooral door het bouwen van de nieuwe kerk te Valdocco. De onderne-
ming vorderde prachtig.
Op 26 januari 1864 had hij aan de algemeen vicaris-capitularis
Mgr. Zappata laten vragen hem een perceel grond te willen afstaan, dat
nodig was als bouwterrein voor de kerk; het antwoord viel gunstig uit.
Met de akte van 23 augustus 1864, door notaris Turvano opgesteld, ver-
kocht het aartsbisschoppelijke seminarie van Turijn aan Don Bosco een
streep grond van 0,25.6.10 dagroeden gelijk aan 0,09.71 hectare tegen de
vastgestelde prijs van 1.221,17 lires.
Nadat het contract ondertekend was, wendde Don Bosco zich tot de
burgemeester om met de voorgevel van de kerk een deel van de Via Cotto-
lengo die onregelmatig was en om zo te zeggen alleen in het veld getrok-
ken was, te mogen beslaan.
"
Hooggeachte Heer Burgemeester,
"
"
U zult U zeker nog het plan herinneren dat door de gemeente-
" raad goedgekeurd werd voor het bouwen van een kerk ten voordele
" vooral van de bewoners van Valdocco. Nu heb ik het genoegen U te
" melden dat men met de bouw van deze kerk begonnen is en dat het
" merendeel van deze fundamenten reeds boven de grond staan. Maar
" op het ogenblik is er een moeilijkheid nl. het rechttrekken van
" de via Cottolengo. Men heeft mij meermalen gezegd dat dat werk zo
" gauw mogelijk dient gedaan te worden; want zo dat nu niet gebeurt,
" zal de voorgevel van de kerk niet gunstig gelegen zijn en wellicht
" ook zonder die symmetrie die een openbaar gebouw past.
"
Ik vraag U dus met aandrang deze onderneming te bevorderen;
" zij zal de straat schoner maken, gemakkelijkheid bieden aan de be-
" woners en mij de verzekering geven dat de lijn en de eenvormig-
" heid van de kerk in opbouw aangepast is aan het toekomstige recht-
" trekken van de straat.
"
Aangezien de gemeente geen geldelijke subsidie kan verlenen
" voor dat werk van openbaar nut, heb ik het volle vertrouwen dat U
" zich zult inspannen om mij te hulp te komen met de uitvoering van
" bovengenoemde werken.

59.5 Page 585

▲back to top
- VII/580 -
"
Met dit vertrouwen heb ik de hoge eer mij met de meeste
" hoogachting te mogen noemen
"
van U, Hooggeachte,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, september 1864
Pr. Giovanni Bosco.
Daarbij deelde hij aan de burgemeester mee, dat hij een grotere
hoeveelheid water nodig had voor het Oratorio, daar er voor de bouw heel
veel gebruikt werd.
"
Hooggeachte Heer Burgemeester,
"
"
Verleden herfst heb ik U, Hooggeachte, een vraag voorge-
" legd waarin ik U om meer water vroeg voor de vele jongens op de
" weekdagen en vooral op zon- en feestdagen als een groot aantal
" jongens naar het Oratorio van de H. Franciscus van Sales komen.
" U was zo goed mij te laten weten dat U de aanvraag zou bewaren
" en ter harte nemen als de waterleiding verlengd werd tot dicht
" bij ons.
"
Dat werd nu gedaan. De nood is nu zo dringend dat, zo de
" gemeentelijke weldadigheid ons niet helpt, ik verplicht ben er
" op een andere wijze in te voorzien en dit zo snel mogelijk.
"
Daar het werk van de Oratoria ingericht is voor het alge-
" meen welzijn van de jongens die anders over de straat lopen,
" durf ik hopen dat U mij in dit particuliere geval te hulp zult
" komen.
"
Vol vertrouwen dat ik de gunst zal bekomen, verzoek ik U
" te willen aanvaarden de gevoelens van de diepste dankbaarheid,
" waarmee ik de eer heb mij te mogen noemen
"
Van U, Hooggeachte,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, september 1864
Pr. Bosco Giovanni
De gemeenteraad verklaarde zich bereid hem ter wille te zijn; en
ondertussen zocht hij steeds naar nieuwe middelen om de inschrijvings-
formulieren te plaatsen bij weldoende en godsdienstige personen, ten
voordele van de kerk. Een model ervan hebben wij onze lezers voorgelegd
in hoofdstuk LXIV. Verscheidene leden van de clerus hadden ze op de
kansel aanbevolen; hij had er een flink aantal van uitgedeeld samen met
zijn eerste omzendbrieven. En nu hernieuwde hij zijn oproep tot de ge-
lovigen.(1)
(1)
Welwillende Heer,
Het is zeker een grote troost te zien hoe talrijke gelovigen naar een heilige
plaats komen om er hun christelijke plicht te vervullen: maar het is evenzeer be-
droevend als ze dat niet kunnen doen bij gebrek aan plaats.
Dat is nu juist wat gebeurt in Valdocco, een wijk van de stad Turijn. Vanaf de
parochiekerk van Borgo Dora tot aan deze van San Donator, staat het vol huizen
waar vele duizenden personen wonen (1)
.../...

59.6 Page 586

▲back to top
- VII/581 -
In september schreef hij ook een brief waarvan hij twee kopieën
maakte, één voor prins Tommaso, hertog van Genova en één voor prins
Eugenio van Savooie.
"
Koninklijke Hoogheid,
"
"
De goedheid waarmee U.K.H. gewoon is deel te nemen aan al-
" le werken van openbare weldadigheid, moedigt mij aan, om ook mijn
" toevlucht tot U te nemen en U te vragen mij te helpen bij de bouw
" van een kerk, gelegen in de dichtbevolkte wijk van Valdocco en
" speciaal bestemd voor de arme jongens van deze stad.
(1) .../...
en waar er geen kerk is, noch kleine, noch grote voor de kerkelijke diensten.
Wel is er de kerk van St.—Franciscus van Sales, maar deze kan met moeite een
klein deel van de jongens bevatten, die daar op zon— en feestdagen gewoonlijk
bijeenkomen.
Gezien deze ernstige en steeds stijgende nood, heb ik mij voorgenomen een kerk
te bouwen, die groot genoeg is voor alle jongens die van alle kanten van de stad
naar hier komen en tegelijkertijd ook toegankelijk is voor volwassenen van elke
leeftijd of rang, die er gebruik van willen maken; ze zal parochiekerk worden als de
geestelijke overheid, met de tijd, het voordelig zal achten.
Een welwillende architect heeft er al een plan van gemaakt in de vorm van een
Latijns kruis; de inwendige grootte is 1.000 m2. De kosten zouden 200.000 frank
bedragen.
Enige vrome personen hebben al hun weldadigheid betoond, zodat men al een stuk
grond heeft kunnen kopen, gelegen tussen het huidige Oratorio H. Franciscus van
Sales en de Via Cottolengo; de uitgravingen zijn al gedaan en men is volop bezig met
de fundamenten die dit jaar nog, zo hopen wij, tot op de hoogte van de vloer zullen
komen.
Hoewel de werken begonnen zijn, is er geen rente of kapitaal in voorraad; al-
les werd toevertrouwd aan de goddelijke Voorzienigheid, aan de liefdadigheid van de
Mariavereerders, waaronder ik ook U meen te mogen rekenen.
Ik neem dan mijn nederige toevlucht tot U.
Om het even welke geldsom of voorwerp en ook bouwmaterialen zullen met de
grootste dankbaarheid aanvaard worden. De werken zullen in drie jaar moeten vol-
tooid zijn; wie dus nu niets kan geven, kan het nog altijd later doen.
Mocht U geen ander middel hebben om te geven wat uw liefdadigheid U ingeeft,
kunt U het altijd met een postwissel doen.
Ik heb het volle vertrouwen dat, wat u in dit uitzonderlijke geval zult doen,
u zeker overvloedige zegen op geestelijk en tijdelijk gebied vanwege de H. Maagd
Maria zal bekomen.
Wil mij verontschuldigen voor de last die ik U aandoe en mijn beste wensen
aanvaarden voor alle goeds uit de hemel, terwijl ik met de grootste dankbaarheid de
hoge eer heb mij te kunnen noemen
van U, Geachte Heer,
de zeer verplichte
dienaar Pr. Bosco
Giovanni
(1) Als men een lijn trekt van de parochiekerk van de Dora tot aan de Consolata en van
deze tot aan S. Donato en dan de richting volgt van de kon. Wapensmederij tot aan de
Dora, dan wonen er op die oppervlakte ongeveer 35.000 mensen, en er is daar geen
enkele openbare kerk.

59.7 Page 587

▲back to top
- VII/582 –
"
Hierbij een gedrukte uitnodiging. Hiermee kunt U, zo het U
" behaagt veel meer vernemen over de noodzaak en het doel van deze
" kerk.
"
Meer dan eens heb ik de liefdadigheid van U.K.H. ondervon-
" den en ik hoop ook in dit geval gehoor bij U te verkrijgen.
"
Met deze hoop wens ik overvloedige zegeningen van de hemel
" over de beminde persoon van U.K.H., opdat God hem lange tijd in
" de liefde van alle stadsgenoten beware en vooral van hen die van
" Uw weldaden mochten genieten, terwijl ik de zeer grote eer heb
" mij met de grootste dankbaarheid te noemen
"
van U.K.H.
"
de zeer nederige en verplichte dienaar
"
Pr. Giovanni Bosco
Nog andere brieven had hij geschreven en ter hand gesteld van Pr.
Emiliano Manacorda, die op het punt stond vanuit Casale naar Rome terug
te keren. Die jonge priester sloeg op Don Bosco's aanraden de prelaten-
loopbaan in, verwierf de doctorstitel in godgeleerdheid en in kerkelijk
recht en werd daarop in Parco Maggiore tot abbreviator van de breven be-
noemd. Zo nam hij verscheidene brieven van Don Bosco met zich mee naar
Rome waaronder een voor de paus en een andere voor pater Giuseppe
Oreglia. Ook had hij op zich genomen de inschrijvingsformulieren voor de
kerk van Maria, Hulp der Christenen aan Romeinse heren voor te leggen,
de toelating te bekomen voor het lezen van verboden boeken en de mening
te achterhalen van de leden van de Congregatie van Bisschoppen en Regu-
lieren in verband met de bevoegdheid tot het verlenen van de wijdings-
brieven.
Don Bosco was op de hoogte van de aankomst van D. Manacorda te
Rome door het antwoord van pater Oreglia:
"
Eerw. Heer,
"
"
Ik heb uw schrijven goed ontvangen via de heer theoloog
" Manacorda, doch ik kon hem toen niet zien; ik lag te bed ten ge-
" volge van maagpijn. - Ik heb hem later gezien, daar hij in zijn
" goedheid heeft willen terugkeren. Goddank, nu ben ik weer goed
" gezond.
"
Wij zullen, waar het te pas komt, in dit of volgend nummer
" van de kroniek spreken over uw onderneming die tot geestelijk
" welzijn strekt van een zo groot deel van de bevolking van Turijn.
"
En omdat ook wij willen meewerken heb ik (met de vereiste
" toelating) aan Pietro di Giacinto Marietti tot dit doel 100 fr.
" gegeven onder éne en strikte voorwaarde, dat dit niet gepubli-
" ceerd noch aan iemand gezegd wordt; want wij hebben geweigerd
" mee te werken voor andere kerken; en zij waaraan wij geweigerd
" hebben,zouden zich beledigd kunnen voelen; maar ten onrechte om-
" dat het volgens onze mening een nutteloze bouw was, terwijl het
" bij u om

59.8 Page 588

▲back to top
- VII/583 -
" een noodzakelijk werk gaat...
"
" Rome, 20 september 1864
uw zeer nederige dienaar
Giuseppe Oreglia d.C.d.G.
Manacorda zelf schreef kort daarop aan Don Bosco:
"
Rome, 26 september 1864
"
Borgo S. Agata N.23. Nabij de Madonna dei Monti
"
"
Zeer eerw. Heer Don Bosco,
"
"
Wat zal u al niet gezegd hebben tengevolge van mijn lang
" stilzwijgen na mijn vertrek uit Casale? En om het even welke ver-
" onderstelling ook, zou niet ongepast geweest zijn: maar u, Eerw.,
" die een en al goedheid bent, U zal er een goede verklaring aan ge-
" geven hebben en ik dank U ervoor.
"
Het is hier nu vakantietijd en ik heb niets kunnen bekomen.
" Ik heb de H. Vader nog niet kunnen spreken, omdat hij het na
" zijn terugkeer uit Castello heel druk heeft en weinigen ontvangt:
" ik vrees ook dat Mgr. Pacca mijn suppliek kwijtgeraakt is. In elk,
" geval zo ik de volgende week het geluk niet heb de voet van de H.
" Vader te kussen, dan zal ik uw brief door anderen aan Z. Heilig-
" heid laten bezorgen. Pater Tosi wilde zich belasten met de toela-
" ting van het lezen van verboden boeken door uw dierbare zonen: hij
" nam de lijst van de aanvragers, vertrok naar zijn buitenverblijf
" en kwam tot nu toe nóg niet terug. Laten we alles uit de handen
" van God aanvaarden en wat niet dient voor dit leven zal dienen
" voor het andere. Kardinaal Quaglia toonde zich heel sympathiek
" voor u, idem Mgr. Pacifici: zij zullen alles doen wat ze kunnen
" om u te voldoen en zij laten mij u hun groeten overbrengen.
"
Ik deel bij elke gelegenheid de uitnodigingsbrieven om mee
" te werken aan uw kerk uit en spreek er dikwijls over, terwijl ik
" mij houd aan de normen die u mij zo vaderlijk bij mijn vertrek ge-
" geven hebt. En wat uw kerk betreft, meende ik te Rome een in-
" schrijvingslijst te openen: verscheidene journalisten zouden er-
" over schrijven en ik had al gaarne een artikel dienaangaande ge-
" schreven. Het is wenselijk en ik zal met die zaak niet beginnen
" eer U mij schrijft dat ik mij in uw plaats daarmee moet gelasten
" en mij de toelating geeft om voor uw rekening de giften te ont-
" vangen die de liefdadigheid van de Romeinen zich zal verwaardigen
" ten uwen voordele te geven. Schrijf mij dan, ofwel aan de Osser-
" vatore Romano (met wie ik al overeengekomen ben) om mij uw ver-
" trouwen te betonen en mij te bevestigen in mijn verlangen om al-
" les te doen wat ik kan ten uwen voordele.....
"
Verder heb ik geen nieuws.
"
Manacorda Emiliano.

59.9 Page 589

▲back to top
- VII/584 -
Zelfs uit Rome begonnen daardoor giften toe te komen hij Don Bosco
voor zijn nieuwe kerk. Don Bosco nam ze nederig en dankbaar in ontvangst
en wist op tijd en stond de weldaden van zijn weldoeners dubbel en dik
te vergelden met geestelijke en tijdelijke goederen, in naam van de Ma-
donna. Hoeveel hij ophaalde, kan niet helemaal beschreven worden. De
goedheid van zijn dankbaar hart was een van de redenen waarom heel ve-
len vrijgevig te zijnen opzichte waren. Hij nam hun belangen, hun vreug-
de en hun zorgen ter harte. Aan iemand uit een heel adellijke familie
schreef hij:
"
Turijn, 28 september 1864
"
"
Dierbare en Verdienstelijke Heer Graaf,
"
"
Nadat ik van de Heer D. Tortone het bericht gekregen had
" dat U, dierbare Heer, een leraar verlangt voor uw door mij gelief-
" de kinderen, heb ik gedacht aan een priester die volgens mij alle
" titels en gaven daartoe heeft. Maar op dit ogenblik is hij buiten
" de stad en kan ik er hem niet over aanspreken voor half oktober:
" daarom kan ik U slechts dan bescheid geven.
"
Ik schrijf U dit tot uw norm en om U niet in onzekerheid
" te laten.
"
Ik ben al verscheidene malen getuige geweest, dierbare
" Heer Graaf, van dingen die uw familie onrust bezorgen en ik heb
" steeds de Heer gebeden opdat Hij u helpe en alles zou leiden vol-
" gens zijn meerdere glorie. Maak U niet ongerust, heb geduld. Ons
" paradijs is niet hier beneden en de voorbijgaande dingen van de
" wereld kunnen ons niet gelukkig maken. Ik weet dat U bij Uzelf
" zegt: Ik zal geen goede werken meer kunnen doen zoals vroeger. -
" Dat is zo, maar de Heer zal even goed uw goede wil belonen.
"
God is allerbarmhartigst, schenkt overvloedige zegen aan
" U, aan Mevrouw de Gravin, uw echtgenote, aan al uw opgroeiende
" kinderen en deelt U rijkelijk zijn liefde mee.
"
Ik beveel mezelf en mijn jongens aan de liefdadigheid van
" uw gebeden aan: ik ben gelukkig als ik U met iets van dienst kan
" zijn en noem mij, zeer eerbiedig,
"
van U, Dierbare,
"
de zeer verplichte en genegen dienaar
"
Pr. Bosco Giovanni
"
Dierbare Heer Graaf,
"
"
Ik heb met de priester waarop U rekende voor lessen aan
" uw dierbare kinderen gesproken. Er is hoop dat er een regeling
" kan getroffen worden. Hij kent nochtans geen Grieks. Zo dat geen
" moeilijkheid meebrengt, zal ik hem met U in betrekking stellen:
" dan kunt U elkaar zien en over de zaak praten.
"
God zegene U, Heer Graaf: Hij schenke U gezondheid, gena-

59.10 Page 590

▲back to top
- VII/585 -
" de en geduld. "Per ardua transimus, sed magna haereditas nos ex-
" pectat."
"
De Heilige Maagd sta U bij en bescherme U, uw gezin, en
" beschouw mij als heel de uwe in de Heer.
"
Uw zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 20 oktober 1864
Pr. Bosco Giovanni.
"
Dierbare Heer Graaf,
"
"
Zoals U mij met uw laatste brief liet weten, moeten wij,
" alvorens een beslissing te nemen met een andere leraar, afwachten
" of de huidige huisleraar, die U op prijs stelt, zijn ambt neer-
" legt en of U zoals de vorige jaren de winter te Turijn doorbrengt
" of op uw buitengoed blijft.
"
Gezien de voordelen die U te Turijn hebt, het gezelschap
" van verscheidene vrienden, waarmee U kan spreken, onderhandelen
" en waarbij U raad kan inwinnen, hebt U redenen genoeg om te ko-
" men. En ik zou het vurige verlangen, omdat ik mij dan vrij met
" U als met een oud- en uitstekend weldoener van de Oratoria kan
" onderhouden.
"
Ik meen ook dat, zo ik uw zaken van dichterbij bezie, dat
" voor uw gezondheid en voor uw tijdelijke belangen voordelig zou
" zijn. Goede moed, Heer Graaf, "non habemus hic manentem civita-
" tem sed futuram inquirimus." God zal ons niet verlaten: de krui-
" sen die Hij ons zendt, zijn een teken, dat Hij ons op de weg van
" de hemel wil.
"
God zegene U, uw gezin: bid ook voor mij die met de mees-
" te hoogachting en dankbaarheid mij noem
"
van U, Dierbare,
"
de zeer verplichte en genegen dienaar,
" Turijn, 9 november 1864
Pr. Bosco Giovanni

60 Pages 591-600

▲back to top

60.1 Page 591

▲back to top
- VII/586 -
HOOFDSTUK
LXXIII.
De reisroute van de herfstwandeling was al uitgestippeld: Castel-
nuovo, Genua, Mornese, Ovada, Acqui, Turijn. D. Pestarino Domenico, die
zich heel en al in Don Bosco's handen gelegd had, had hem uitgenodigd om
met zijn gezelschap naar Mornese te komen. Dat had Don Bosco aanvaard
en tevens was de vraag gesteld: - "Waarom ook niet naar Genua gaan, waar
wij zoveel vrienden tellen?" Don Cagliero Giovanni, die de gast was van
D. Montebruno Francesco, stichter van het college van de kleine vakjon-
gens, was er dat jaar naartoe gegaan om er volgens zijn opdracht enkele
zaken te regelen. Van daaruit berichtte hij de dienaar Gods dat zijn be-
zoek erg welgevallig zou zijn aan aartsbisschop Mgr. Andrea Chavraz en
dat het seminarie zijn leerlingen gaarne zou onthalen.
Daarop kon Don Bosco in het openbaar aankondigen: "Dit jaar zul-
len jullie de zee zien!"
Op 25 september, eerste dag van de noveen ter ere van 0.-L.-Vrouw
van de Rozenkrans, vertrok een kleine groep naar Becchi, waar Don
Cagliero elke avond preekte en er lange uren in de biechtstoel door-
bracht.
Op zaterdag 1 oktober voegde een tweede groep van ongeveer tach-
tig jongens zich bij Don Cagliero en de makkers die op hen wachtten: zij
hadden eerst een korte halte gemaakt in het seminarie van Chieri, waar
Rector Kan. Emanuele Cavalà hun een verkwikking had aangeboden. Omdat Don
Bosco vermoeid was wegens het voortdurende spreken met zijn jongens, trok
hij zich in een kamer terug om er de briefwisseling te gaan lezen. Die
avond schreef hij een brief aan kan. Vogliotti waarin hij hem onder meer
meedeelde dat D. Ruffino, die als directeur van Lanzo was aangeduid, zich
zou komen melden voor de moraalexamens, om er de biechtvergunning te gaan
halen: en hij verduidelijkte wat hem tot opheldering kon dienen in ver-
band met het boekje dat tegen D. Ambrogio gedrukt was. Misschien had de
drukker vergeten het voor te leggen aan de kerkelijke censor. Want over
de inhoud van dat werkje ontbraken de opmerkingen niet. De een of ander
was van mening dat men er misschien beter aan gedaan had zich niet met
D. Ambrogio te moeien en hem prijs te geven aan de verachting van het
lagere gepeupel waarmee hij zich door zijn gedrag gelijkgeschakeld had.
Dat kon des te meer omdat de door hem gepreekte dwalingen niet nieuw
klonken en al tientallen keren roemrijk door katholieke schrijvers be-
kampt waren. Wellicht vreesden die heren - critici moeilijkheden door die
publicatie.

60.2 Page 592

▲back to top
- VII/587 -
"
Hooggeachte en Zeereerw. Heer,
"
"
D. Ruffino zal zich bij de Heer Vicaris-Generaal aanmelden
" voor het preventieve examen vóór het eindexamen. Ik wist niet dat
" er een dergelijk examen was, maar D. Ruffino gaat er graag naar
" toe,omdat hij van de Heer Vicaris-Generaal verwacht dat hij hem
" regels van voorzichtigheid zal geven.
"
Wat de rekening met het seminarie betreft, gaan wij akkoord
" om ze te voldoen en ik ben hiervoor al twee keer naar het econo-
" maat gegaan om de rekening te krijgen van de laatste betaling.
" Men heeft ze mij beloofd, doch nooit gegeven. Als ik terug te Tu-
" rijn ben, zal ik er mij definitief mee bezig houden.
"
Wat D. Ambrogio betreft, heb ik ridder Oreglia gezegd u de
" nodige verklaringen te geven, daar het drukwerk gedaan werd toen
" ik te S.Ignazio was: maar in elk geval wees niet bevreesd voor D.
" Ambrogio: voor de rest sticht hij overal wanorde.
"
Doe uw beklag op het politiebureau en moedig anderen ertoe
" aan hetzelfde te doen als het nodig is. Het ware nog beter een
" aanklacht in te dienen bij de minister van Binnenlandse Zaken.
" Maar laten we nooit de reden geven waarom het kerkelijke gezag
" iets doet of wil doen. Voor de pers is de schrijver er verantwoor-
" delijk voor en als deze onbekend is, de drukkerij. De kerkelijke
" overheid moet alleen antwoorden als zij door een hoger gezag wordt
" ondervraagd.
"
Zo verdwijnt elk voorwendsel van vijandigheid.
"
Ik heb ook de formule: "Kerkelijke revisie" laten vervangen
" door: "Met kerkelijke goedkeuring."
"
God schenke U gezondheid en genade en beware U "ad multos
" annos" voor het welzijn van de Kerk en geloof mij
"
van U, Hooggeachte en Zeereerw. Heer,
"
de zeer verplichte dienaar,
" Castelnuovo d'Asti, 1 oktober 1864
Pr. Bosco Giovanni
"
" P.S. Dit jaar gingen acht leraren voor eigen voordeel of dat van
"
het Oratorio uit het huis weg: daarom zou ik ook de cleri-
"
cus Cibrario Nicolao nodig hebben, die aldus het pension
"
waarvan hij tegenwoordig geniet, aan anderen zou kunnen la-
"
ten. - Ik hoop dat er geen moeilijkheid zal zijn voor deze
"
toelating die ik u eerbiedig vraag.
Op 2 oktober, Rozenkranszondag, hadden de priesters van Castelnuo-
vo en de een of andere uit het Oratorio zich aan het biechthoren gezet
en waren er heel veel communies. Ook Don Bosco hoorde biecht en sprak
over het zielenleven met niet weinige van zijn oude vrienden. Telkens
verdient het opgemerkt te worden dat het vertrouwen, dat hij wist te
winnen, altijd bleef bij allen die met hem omgingen. Don Bosco zei zelf
tijdens zijn laatste levensjaren: - "Toen ik naar Castelnuovo en naar
Chieri ging, kwamen allen die jaren tevoren deelgenomen hadden aan mijn
zondagsoratorio en die hier in het Valdoccohuis al geweest waren, toege-

60.3 Page 593

▲back to top
- VII/588 -
lopen om mij te ontmoeten en mij hun verknochtheid te tonen. Ze kwamen
zelfs van vier tot vijf mijlen ver. Ik voeg eraan toe dat toen de jon-
gens van het Oratorio met vakantie waren, ze te dien tijde naar mij toe-
kwamen om hun biecht te spreken, al moesten ze daarvoor twintig tot der-
tig mijlen afleggen. Dat zou een overdrijving van mij kunnen lijken,
maar dat is ooit gebeurd met velen. Het waren er niet weinigen."
Op die bewuste zondag zong vicaris D. Cinzano de H.Mis en was het
orkest op de binnenplaats opgesteld. Rond 3 uur in de namiddag kwam een
grote massa bijeen om er de preek te beluisteren, de zegen te ontvangen,
van de muziek te genieten, het vuurwerk te bewonderen en andere vermake-
lijkheden te beleven.
Op maandag 3 oktober, begaven Don Bosco en zijn jongens zich tij-
dig naar het gebruikelijke middagmaal te Castelnuovo, dat hun door de
hr. vicaris aangerecht werd; en met overvloedige voorraad kwam het vro-
lijke gezelschap bij het station van Villanuova aan. Te Turijn werden
omstreeks de middag de laatsten, die aangeduid waren voor die plezier-
reis in twee coupés derde klas opgenomen, die door senator Bona ter be-
schikking gesteld waren voor heel de tijd dat de reis van Don Bosco zou
duren. Te Villanuova aangekomen, groetten zij met grote geestdrift hun
makkers die op het perron met de muziek geschaard stonden en die met Don
Bosco op de trein stapten. Hoorden ook tot het gezelschap Luciano, Ber-
sano, D. Lazzero, D. Francesia, Gastini, die de reis en de gastvrijheid
van de weldoeners opvrolijkten met muziek, zangen en gedichten.
Te half negen kwamen ze te Genua aan, waar enkele priesters in
het station hun een eerste onthaal bezorgden. In het seminarie, dat op
de uiterste hoek van de stad gelegen was, werden Don Bosco en de zijnen
voor de poort met grote luister onthaald door rector D. De Bernardis
G.B., doctor in de Rechten: door D. Fulle Angelo, econoom en correspon-
dent van de Letture Cattoliche voor honderd abonnees, en door de befaam-
de retorica-leraar, D. Rebuffo. Er was een flink avondmaal bereid en
ieder van de jongens kreeg om te slapen een cel van de seminaristen, die
met vakantie waren.
Nadat 's anderendaags, dinsdag 4 oktober, de Mis gecelebreerd was
in de mooie kapel van het seminarie, voerde Don Bosco zelf de jongens
aan bij het bezichtigen van zee, haven en vuurtoren. Hij was vergezeld
van D. Frassinetti, prior van S. Sabina, wie hij in de pastorie zijn be-
tuiging van eerbied en van vriendschap was gaan brengen.
Men ziet er het paleis of liever het koninklijke paleis van de
beroemde prins Andrea Doria, dat door keizer Karel V gebouwd is. Langs
de lage zeemuren viel een woud van masten van honderden schepen te zien
en wandelde men over het nu gesloopte marmeren terras, boven de haven-
dam. Ook verscheidene kerken werden bezocht.
Na het middagmaal in het seminarie begeleidden enige leden van de

60.4 Page 594

▲back to top
- VII/589 -
conferenties van de H. Vincentius a Paulo het gezelschap. Hier voegde
Don Bosco zich bij hen: hij was de aartsbisschop zijn hulde gaan brengen
en was er trouwens heel hartelijk onthaald geworden. Tien à twaalf boten
lagen te wachten en voeren hen naar een groot oorlogsschip, dat ze zou-
den bezoeken.
Omstreeks 6 uur in de avond werd er toneel gespeeld in de grote
zaal van het seminarie, waar een podium opgericht was. Heel wat genodig-
den waren aanwezig, vooral priesters en ook de aartsbisschop.
Het werd een schitterend blijspel in Piëmontees dialect, met
Gianduja als vedette. Het droeg de titel Antoon, of een les in moraal en
bestond uit drie bedrijven, geschreven door D. Bongiovanni Giuseppe. Het
gaat er om een oom die zijn neef van het slechte pad tracht weg te ha-
len: hij veinst dat hij zijn erfdeel wil verkwisten met zijn tijd op
lustige manier door te brengen. Daarna werd het nieuwe lied van Don
Cagliero "De zoon van de balling" gezongen.
Op woensdag 5 oktober, waren allen tegenwoordig in de Mis in de
kerk van 0.-L.-Vrouw van Castello, die aan de dominicanen toebehoort. Ze
waren daar uitgenodigd door paterpastoor, broer van de eerbiedwaardige
Cottolengo. En hij én de beroemde letterkundige en schrijver P. Marchese
konden van Don Bosco niet scheiden zodat hij nauwelijks om half elf af-
scheid van hen kon nemen. Tijdens de rest van de dag gingen de leerlin-
gen de kathedraal bezoeken, haar rijke kunstschatten, het grote hospi-
taal en de daaraan gehechte kerk, waarin het gave lichaam van de H. Ca-
tharina van Genua vereerd wordt, en het monumentale kerkhof van Stagli-
eno. En Don Bosco ging hier en daar bezoeken afleggen en onderhield zich
lange tijd met D. Francesco Montebruno over de samensmelting van beide
werken. Deze laatste stuurde hem enige dagen later volgende brief:
" Opera degli Artigianelli
Genova, 12 oktober 1864
" Mura di S. Chiara
" presso le R.R. Monache Crocifisse.
"
"
Dierbare in J.C.
"
"
Andermaal vraag ik U mij een kopie te willen geven van uw
" reglement vooral tot betrekking met de portier: want ik moet bij
" het vastleggen van ons reglement zeker rekening houden met dit be-
" langrijk ambt. - Met dit schrijven, zend ik u intussen het deel
" dat het ambt van de "onderdirecteurs" betreft, waarover ik U per-
" soonlijk gesproken heb. - U zult zien of er opmerkingen te maken
" zijn en wil ze maken met alle vrijheid van een vader. Ik vertrouw
" erop dat de Heer, voor wie ik alles wil doen, mij de personen zal
" geven die voor die taak nodig zijn.
"
Daar ik krachtens het organieke reglement mijn opvolger
" moet benoemen, zou ik willen dat U me zegt of U het goedvindt dat

60.5 Page 595

▲back to top
- VII/590 -
" ik in mijn geheim testament u benoem of een andere van de uwen
" moet aanduiden. Ik zou willen dat U mij wat dat betreft snel een
" antwoord stuurt en dit in het grootste vertrouwen, omdat ik voor
" alle eventualiteit alles vlug zou willen schikken.
"
Boven alles, bid voor mij opdat alles moge geschieden vol-
" gens de wil van 0.-H.-J.-C. in wie ik ben
"
Uw heel toegenegen
"
Francesco Montebruno.
Don Bosco droeg D. Alasonatti op het reglement van de vice-direc-
teurs te lezen en er verslag over uit te brengen.
's Avonds van de 5de vond in het seminarie een nieuwe vertoning
met nieuwe gezangen plaats met de toeloop van de uitgenodigde burgers:
het was een toeloop zoals daags te voren. Zelfs de aartsbisschop was er
weer: hij was vol geestdrift voor de bekwaamheid van de spelers.
Rector De Bernardis en econoom Fulle bejegenden Don Bosco met bui-
tengewone welwillendheid: met een belangstelling, alsof het om eigen za-
ken te doen was, onderhielden zij zich met hem tot laat in de avond, om
hem de geschiedenis van de oorsprong en van de beginperiode van het Ora-
torio en van het tehuis van Valdocco te horen vertellen.
Op donderdag 6 oktober, was een uitstap naar Pegli voorzien om er
de beroemde Villa Pallavicini te gaan bezoeken. Alle reizigers uit alle
delen van de wereld, die Genua aandoen, bezoeken deze plaats. Het is een
tot tuin omgebouwde berg. Markies Ignazio Pallavicini, rijkssenator, had
dat tijdens een jaar van schaarste uitgedacht en was met het werk, dat
miljoenen kostte, van start gegaan: voor het handwerk nam hij iedereen die
zich aanbood aan en betaalde elke avond ieder zijn loon uit. De markies
kende Don Bosco, had zijn zaak in de senaat bepleit en was gewoon hem bij
elk bezoek aan Turijn een gift te schenken. Over zijn komst ingelicht,
schikte hij alles voor een goed onthaal. De trein uit Genua liep 's mid-
dags binnen. De hr. Giuseppe Canale, broer van een befaamde kanunnik van
de kathedraal, eigenaar en caféhouder, had de karavaan geleid, want hij
was de initiatiefnemer van die reis. Nauwelijks was Don Bosco uit de trein
gestapt, of hij werd door de zoon van de markies die door zijn grootvader
gezonden was, welkom geheten. Halfweg kwam zijn vader, markies Durazzo,
samen met een massa knechts, die tot gids van de jongens moesten dienen,
hem tegen. Weinige ogenblikken later dook ook de bejaarde markies Ignazio
daar op, die ongeduldig was om Don Bosco te zien en hem benaderde met de
woorden: - "Uw komst en die van uw jongens was nodig om mij vandaag uit
het paleis te halen... Ikzelf zal U begeleiden bij het bezoeken van deze
plaatsen." - Daarop ging hij aan zijn zijde lopen en trok met hem, gevolgd
door alle jongens, het paleis binnen. Van op een ruim terras genoten ze
van een zeegezicht. Daarna gingen ze over een groot plein en over een hel-
ling die door hoge planten beschaduwd was, tot ze terecht kwamen bij een

60.6 Page 596

▲back to top
- VII/591 -
klassiek gebouwd tempeltje. Daar werd een kort gebed opgezegd. De jon-
gens werden in groepen ingedeeld en bezochten de wonderen van die
villa, waar de kunst, wat schoonheid betrof, wedijverde met de natuur.
Nadat men zo wat twee mijlen gewandeld had, kwam men terecht hij
bosjes planten van allerlei soort, tuinen met perken vol met de meest
rare bloemen, lanen met de grootste planten, schaduwrijke pergola's,
esplanaden met de benodigdheden voor volksspelen, paadjes waarlangs men
omhoog klom om telkens nieuwe vergezichten te vinden, bruggetjes boven
water dat naar ravijnen stroomde. En die wateren vielen op rotsen, sij-
pelden in de weiden, stroomden bijeen in visrijke vijvers, strekten zich
uit in kleine meren en in spelonken waar enorme stalactieten aan de zol-
dering hingen. Op plaatsen die met ware kunstzin gekozen waren, kon men
de triomfboog bewonderen, het middeleeuwse kasteel, de obelisk, de goti-
sche kapel, een ontmantelde toren, de Chinese pagode, de Moorse kiosk en
andere monumenten.
De jongens waren in de wolken bij dergelijke taferelen. Uiteinde-
lijk staken ze op bootjes een meer over, waarin zich in het midden een
rotonde bevond uit helderwit marmer vervaardigd: en onder het gewelf dat
door kolommen ondersteund werd, stond een beeld van de Madonna. Ze stap-
ten uit tegenover de Tempel van Flora, een aanvallig achthoekig bouw-
werk: het bevond zich op een kleine verhevenheid, die met bloemen bedekt
was te midden van beelden en bosjes. In dat paviljoen plachten de be-
zoekers hun handtekening te zetten. Daar binnen werden die honderd jon-
gens weerkaatst en verhonderdvoudigd in de spiegels die de muren rondom
bedekten, zodat ze te voorschijn traden, alsof een groot leger de zaal
omringde. Het was een uitzonderlijk prachtig tafereel!
- "Zie eens", zei markies Ignazio tot Don Bosco, "van wie hij
geen ogenblik weg te slaan was, zie eens hoeveel jongens U wel hebt."
- "0! mijn jongens", riep Don Bosco uit, "zijn oneindig talrij-
ker!" Daarop nam hij op uitnodiging de pen en schreef volgende zin neer:
"God, geef te zijner tijd het hemelse paradijs aan de weldadige heer,
die dit aardse paradijs heeft weten te scheppen en ons met zoveel goed-
heid zulke schitterende wonderen heeft laten genieten."
De jongens waren een beetje in wanorde uiteengegaan maar werden
direct door een dienaar teruggeroepen: hij zei hun dat zij zich naar
een prachtige plant moesten begeven, hoog van stam en vlakbij. De jon-
gens liepen toe en zagen tot hun grote verrassing dat er op verscheidene
tafels brood lag met verschillende soorten gerechten, fruit en flessen
edele wijn. Markies Ignazio wachtte hen daar samen met Don Bosco op,
liet ze rondom in het gras plaatsnemen en wilde hun zelf het eten uitde-
len, terwijl hij zich gelukkig voelde bij het zien van hun onbevangen
vrolijkheid. Toen men daarmee klaar was en het muziekkorps verscheidene
stukken ten gehore gebracht had, begaf men zich naar de kapel van het
paleis, waar het Tantum ergo gezongen en de zegen met het Allerheilig-
ste Sacrament gegeven werd.
Nu begon de zon te zinken en kwam het er op aan de trein niet te

60.7 Page 597

▲back to top
- VII/592 -
missen. Gaarne had Don Bosco de gidsen nog willen bedanken: maar zij wa-
ren verdwenen omdat de markies hun verboden had bij deze gelegenheid
fooien aan te nemen. Don Bosco nam dan afscheid van die adellijke heer.
Markiezin Durazzo, zijn dochter, kwam naderbij en zei hem: - "Dank, Don
Bosco, voor dat bezoek. Vader heeft er veel genoegen aan beleefd. U hebt
gezien hoe hij zich van U niet kon verwijderen. Wij danken U derhalve en
wensen U een blij weerzien."
Daarop vertrok Don Bosco met al de zijnen: maar markies Ignazio
kwam haastig aangelopen om hem in te halen. Don Bosco wachtte hem op en
zo stapten ze samen naar het station. De markies sprak vertrouwelijk met
hem, stak hem een milde aalmoes toe en keerde slechts naar zijn paleis
terug, nadat de portieren van de trein toegeslagen waren. Met de toela-
ting van de burgemeester, die hij tevoren gevraagd en ook verkregen had,
trok hij met de klanken van het muziekkorps de stad binnen. Don Bosco
volgde het, samen met zijn priesters en clerici en zijn naam stond er
borg voor dat de groep jongens sympathiek overkwamen bij de burgers.
Tegen de avond ging Don Bosco afscheid nemen en de aartsbisschop
bedanken. Deze deelde hem met een oprecht hart mee dat hij gelukkig ge-
weest was met zijn komst en dat hij hoopte hem met zijn jongens nog meer
dan eens te mogen weerzien. Toen hij in het seminarie teruggekeerd was,
vroeg hij daar aan de econoom, of hij de rekening van de onkosten klaar
gemaakt had: want hij wilde het seminarie vergoeden voor al wat het voor
zijn jongens gedaan had. Maar de econoom glimlachte en bood hem de al
voor voldaan getekende rekening aan. Een bewijs te meer van de uitzon-
derlijke goedheid van Zijne Excellentie.

60.8 Page 598

▲back to top
- VII/593 -
H O O F D S T U K LXXIV.
Op vrijdag 7 oktober, stonden alle jongens van het Oratorio te
4.30 uur gereed met de toneelbenodigdheden. Men trok naar het station
en omstreeks 8 uur kwam de trein te Serravalle Scrivia aan. D. Pestarino
wachtte hen daar op en leidde hen naar een niet veraf gelegen heuvel,
waar zich een kerk en klooster van de franciscanen bevond. Nadat men de
H. Mis bijgewoond en een klaarstaand ontbijt genomen had, ging men tegen
10 uur op stap naar het stadje Gavi. Halfweg ontmoette Don Bosco kan.
Gaetano Alimonda die al befaamd was door zijn conferenties in de kathe-
draal van Genua, te Gavi met vakantie was. D. Pestarino stelde de die-
naar Gods voor aan de kanunnik die Don Bosco trouwens slechts bij naam
kende, en samen begaven ze zich op weg. Het middagmaal stond gereed te
Mornese, maar de kanunnik zei tot Don Bosco: - "Mornese ligt nog ver af,
wij moeten aan een maaltijd denken, zo niet zou U eronder gaan lijden.
En ten andere de jongens hebben hun ontbijt al verteerd. Laat mij maar
doen: U moet er niets voor doen: ik denk aan alles."
En voetje voor voetje kwamen ze aan de eerste huizen van Gavi
aan. Met muziek trokken ze er binnen tot bij de woning van de kanunnik:
met de edelmoedige hulp van verscheidene voorname gezinnen en van de
pastoor van de H. Jacobus, Denegri Gerolamo, liet hij hen bij een vro-
lijk feestmaal aanzitten. Na het middagmaal trokken ze door het muziek-
korps voorafgegaan, naar de parochie. Een grote massa volk was toegelo-
pen. Op verzoek van de kanunnik hield Don Bosco een korte preek: daarna
werd de zegen met het Allerheiligste plechtig gegeven.
Bij het ondergaan van de zon bedankte Don Bosco kanunnik Alimonda
voor de gastvrijheid en nam met de zijnen afscheid, omdat zij nog twee
volle uren afstand moesten afleggen over berg en dal. Don Bosco steeg in
het zadel op een prachtig wit paard van D. Pestarino. Een van de zan-
gers, zwak van benen, besteeg een lief ezeltje. Omdat kan. Alimonda Don
Bosco nog wenste weer te zien, haalde hij Don Cagliero in, die met de
laatsten op weg was, klom met hen tot bij het heiligdom van de Madonna
della Guardia van Gavi en trachtte hem daar te ontmoeten. Hij vond hem
echter niet meer. Daarop besloot hij op zijn stappen terug te keren en
zei aan Don Cagliero: - "0! maar die providentiële man zal ik nog ont-
moeten! Op deze wereld komen bergen alleen elkaar niet tegen!"
Op een halve mijl afstand van Mornese stonden veel jongens, fees-
telijk gekleed, Don Bosco op te wachten. Hij kwam in de streek toe, toen
de nacht al ingevallen was. Hij steeg van zijn paard. Heel de bevolking
kwam hem tegemoet: ze werd voorafgegaan door pastoor D. Valle en door
Don Pestarino, die het gezelschap vooruitgegaan was. De klokken luidden

60.9 Page 599

▲back to top
- VII/594 -
feestelijk, knalbussen werden afgeschoten en overal was er verlichting.
De mensen kwamen uit hun huizen met lichten, kandelaars en brandende
hennep. Het muziekkorps vulde de lucht met zijn harmonieuze klanken.
Allen knielden neer bij de doortocht van Don Bosco, vroegen zijn zegen
en sloegen een kruis. Met hem traden ze de kerk binnen waar de zegen met
het Allerheiligste werd gegeven en de avondgebeden werden opgezegd.
Daarop volgden avondmaal en nachtrust. De jongens kregen tot onderkomen
een boerderij, waarin enige herstelde loodsen in een gesloten binnenhof
tot slaapzaal, eetzaal en speelzaal dienden.
Op zaterdag 8 oktober celebreerde Don Bosco de Heilige Mis meteen
na het luiden van het Angelus. Elke morgen liep de kerk vol alsof het
een feestdag was. De jongens konden niet bij hem geraken: want eenmaal
als hij in de sacristie was teruggekeerd, stond er een schare mannen
rond hem en moest hij tot over 10 uur in de biechtstoel blijven zitten.
Toen hij daarmee klaar was, stelde D. Pestarino hem een talrijke groep
brave kinderen en meisjes uit de streek voor, die tot godsvrucht opge-
voed en geleid werden door de Vereniging van de Dochters van de Onbe-
vlekte. Elders hebben wij over dat instituut al gesproken, dat door on-
derwijzeres Maccagno gesticht werd. Zij was erbij aanwezig, samen met
de oudste gezellinnen onder wie Maria Mazzarello, die door de Heer voor-
bestemd was om de eerste Algemene Overste van de Dochters van Maria
Hulp der Christenen te worden. Na vurig aandringen had D. Pestarino ver-
kregen dat Don Bosco naar zijn geboortestreek kwam, speciaal om de in-
stelling van die meisjes te zegenen, en nu smeekte hij hem met aandrang
dat hij ze als zijn geestelijke familie zou willen aanvaarden. En Don
Bosco nam het voorstel aan. Hij merkte de goede geest op, de godsvrucht
en de onderlinge liefde die in hun midden heerste en hoeveel goed zij
onder de kinderen van Mornese deden: en hij zegende ze.
Op die morgen ontving Don Bosco het aangename bezoek van D. Rai-
mondo Olivieri, aartspriester van Lerma, een dorp dat dichtbij gelegen
was. Toen hij zijn werk in de parochie beëindigd had, was hij aanstonds
vertrokken om hem te komen groeten. Een oude vriendschap verbond beide
heilige mannen en op het verzoek van de aartspriester aanvaardde Don
Bosco om zijn reisroute enigszins te wijzigen en maandag met heel zijn
gezelschap naar Lerma af te zakken.
D. Pestarino had de tafel in gereedheid laten brengen voor Don
Bosco en had tevens zijn vrienden uitgenodigd: en de gemeenteonderwij-
zer, Francesco Bodrato, een man van een veertig jaar, had opdracht ge-
kregen alles wat nodig was te schikken voor heel het gezelschap van het
Oratorio. Tijdens het middagmaal stond hij rechtop achter Don Bosco om
de bediening in de gaten te houden. En hij, die gewoon was met de jeugd
om te gaan stond in bewondering voor de familiaire en liefdevolle om-
gang van de leerlingen met hun overste: want tegelijkertijd bleven ze
eerbied voor hem hebben en gehoorzaamden ze hem op elke wenk: en dat
was zowel waar voor de studenten als voor de vakjongens. Hem was trou-
wens ook de vriendelijke handelwijze van Don Bosco met hen opgevallen,
zodat hij moest erkennen dat de aantrekkingskracht van de liefde groot

60.10 Page 600

▲back to top
- VII/595 -
was en dat er veel uit dat opvoedingssysteem te leren viel.
Te dien einde vroeg hij Don Bosco om een privé-onderhoud, dat hij
meteen kreeg. Dan vroeg hij hem welk geheim hij bezat om zoveel jonge-
ren, die van nature uit tegen tucht zijn, op dergelijke manier in toom
te houden. Don Bosco antwoordde hem:
- "Godsdienst en rede zijn de twee drijfveren van heel mijn op-
voedingssysteem. De opvoeder moet er alleen maar van overtuigd geraken
dat alle of bijna al die dierbare jongens een aangeboren aanleg bezitten
om het goede aan te voelen dat hun persoonlijk gedaan wordt: en tegelij-
kertijd zijn zij begiftigd met een gevoelig hart, dat gemakkelijk open-
staat voor erkentelijkheid. Wanneer men er met Gods hulp in geslaagd is
de voornaamste geheimen van onze H. Godsdienst in hun zielen te laten
doordringen nl. dat elke liefde teruggaat op de immense liefde, die God
de mens heeft toegedragen: wanneer men ertoe komt de snaar van de dank-
baarheid in hun hart te laten trillen, die men Hem schuldig is voor de
weldaden, die Hij ons zo overvloedig heeft uitgedeeld: wanneer zij er
uiteindelijk door de drijfveer van de rede overtuigd van zijn geraakt
dat de echte erkentelijkheid tegenover de Heer omgezet moet worden in
het vervullen van zijn verlangens, in het eerbiedigen van zijn voor-
schriften, vooral die van de naleving van onze wederzijdse plichten,
geloof mij dat dan het grootste deel van het opvoedkundige werk al ge-
daan is. In dat systeem dient de godsdienst als gebit, dat in de muil
van het vurige strijdros gelegd is om het te beheersen en in toom te
houden: de rede speelt daarna de rol van de teugel, die het gebit aan-
trekt en zorgt voor het resultaat, dat men wil bereiken. Ware en recht-
zinnige godsdienst, die de daden van de jeugd regeert en de rede, die
deze heilige voorschriften juist toepast bij alle handelingen, dat is
in twee woorden het systeem dat door mij toegepast wordt en waarvan U
mij het grote geheim vroeg."-
Op het einde van die uiteenzetting dacht Bodrato even na en zei
glimlachend op zijn beurt: - "Eerw. Heer, met de vergelijking van de
wijze temmer van de jonge veulens sprak U mij over de teugel van de
godsdienst en over het juiste aanwenden van de rede om alle daden te
richten. Dat is allemaal heel goed: maar mij dunkt dat U mij een derde
middel verzwegen hebt, dat altijd bij de dienst van de paardentemmer
hoort, ik bedoel de onmisbare zweep, die om zo te zeggen het derde ele-
ment van het welslagen is."-
Bij die opmerking van meester Bodrato ging Don Bosco voort: -
"Welnu, mijn beste heer, laat mij toe U erop te wijzen dat de naar uw
zeggen onvermijdelijke zweep, dat wil zeggen, de heilzame bedreiging van
mogelijke straffen, niet helemaal uitgesloten is. Ik wil er U aan herin-
neren dat er vele en verschrikkelijke straffen bestaan waarmee de gods-
dienst hèn bedreigt, die geen rekening houden met de wetten van de Heer
en zijn geboden durven misprijzen: strenge en vreselijke bedreigingen,
die mits zij vaak in herinnering gebracht worden, zonder twijfel hun re-
sultaat zullen hebben, te meer omdat ze niet beperkt worden tot uiter-
lijke daden maar ook de meest verborgen en meest geheime gedachten om-

61 Pages 601-610

▲back to top

61.1 Page 601

▲back to top
- VII/596 -
vatten. Om de overtuiging van die waarheden nog dieper ingang te doen
vinden, komen daar nog de oprechte godsdienstpraktijken bij, het ontvan-
gen van de Sacramenten en de herhaalde aansporing van de opvoeder. Het
is een feit dat men met de hulp van de Heer er heel gemakkelijk zal in
slagen heel velen, zelfs onder de meest hardnekkigen, tot goede christe-
nen om te vormen. Wanneer de jongens ten andere ervan overtuigd raken
dat hun opvoeder eerlijk hun welzijn nastreeft, dan zal als werkdadige
straf vaak volstaan dat hij een meer gereserveerde houding aanneemt en
meteen aantoont hoe hij innerlijk mishaagd is omdat zijn vaderlijke zor-
gen zo slecht beantwoord worden. En neem van mij aan, mijn beste heer,
dat dit systeem misschien ook nóg het gemakkelijkste en zeker het meest
werkdadig is: en omdat de godsdienst erbij betrokken is, zal het ook
zeker het meest door God gezegend worden. En om U daar een tastbaar be-
wijs van te leveren, ben ik zo vrij U uit te nodigen om enkele dagen de
praktische toepassing ervan in onze huizen te komen volgen. Het staat U
vrij enkele dagen bij ons te komen doorbrengen en ik hoop dat U mij op
het einde van het experiment de verzekering zult kunnen geven, dat wat
ik U voorgehouden heb, proefondervindelijk het meest praktische en het
veiligste systeem is."
Die uitnodiging werd deels grappig, deels ernstig gedaan en liet
een aangename indruk na bij Francesco Bodrato, die - intieme vriend van
Don Pestarïno - in zijn hart al beslist had toe te treden tot de vrome
sociëteit.
De jongens van het Oratorio gingen in de namiddag naar Parodi,
waar ze door de pastoor waren uitgenodigd die hun een verfrissing ge-
reedgemaakt had.
Toen ze op het punt stonden het dorp binnen te trekken, kwam de
koster hen tegemoet en vroeg hun geen muziek te maken. Want in de paro-
chie werd het veertigurengebed gehouden en nu zat daar heel de bevol-
king verzameld. Het gezelschap trok daarom stilzwijgend de kerk binnen,
toen de preek op zijn einde liep. De salesiaanse priesters en clerici
gingen helpen bij het lof en de zangers klommen op het oksaal en zongen
er het Tantum ergo. Bij het buitengaan speelden de muzikanten enkele
marsen, wat een orkaan van toejuichingen als gevolg had.
Te Parodi hadden zij een mooie ontmoeting. D. Verdona uit Gavi,
die volledig blind was, maar die als uitmuntende spreker op de beste
spreekgestoelten van Italië gestaan had, preekte het triduüm van de
Veertiguren. Zijn helder woord, ook voor het gewone volk, en zijn vuri-
ge godsvrucht trokken de algemene aandacht. Hij werd over de komst van
Don Bosco's jongens ingelicht, toonde zich zeer tevreden en wilde hen
begroeten. Hij was in het Oratorio geweest, toen hij de vasten preekte
in St.-Filippus te Turijn. Zijn zuster, mevrouw Geronima, was met hem
meegekomen naar Parodi. Van die dag af kreeg zij zoveel genegenheid voor
de salesiaanse werken dat zij er een uitstekende weldoenster van werd.
Laat in de avond keerden de jongens naar Mornese terug zonder de
vertroosting Don Bosco nog te zien, die in de kerk opgehouden werd ten
gevolge van het biechthoren.

61.2 Page 602

▲back to top
- VII/597 -
Hij was niet weggegaan uit Mornese. In die dagen hield hij lang-
durige gesprekken met D. Pestarino. Hij had hem zoals hij ten andere
vurig verlangde, onder de leden van de vrome sociëteit opgenomen, maar
wilde dat hij de leiding bleef waarnemen van de Dochters van de Onbe-
vlekte, zolang het de Heer zou believen hem in leven te laten. Hij be-
loofde hem echter bijstand met raad en middelen.
D. Pestarino zette ook aan Don Bosco zijn voornemen uiteen om te
Mornese een instituut te vestigen, dat ook na zijn dood aan zijn goede
dorpsgenoten moest bewijzen, hoe genegen hij hun geweest was: daarbij
was hij bereid er zijn hele, aanzienlijk fortuin aan te wijden. Hij was
al tot een overeenkomst geraakt met het plaatselijke gezag en had ook
al de inwilliging van Don Bosco. Daarom werd beslist de funderingen te
leggen van een groots gebouw voor openbaar nut, dat zou dienen als col-
lege voor de kinderen, zoals het algemeen gewenst werd. De bevolking
zou haar medewerking aan de bouw verlenen en op de feestdagen de mate-
rialen ter plaatse brengen. D. Pestarino was bereid dat edelmoedig te
vergoeden: hij zou hen wijn en 's namiddags een broodmaaltijd aanbieden
en hooi leveren voor de lastdieren en de ossen. En Don Bosco beloofde
hem naar Mornese terug te keren, om het gebouw in te wijden, als het
voltooid was.
Zondag 9 oktober, was de feestdag van het Moederschap van 0.-L.-
Vrouw, dat met grote plechtigheid in de parochie gevierd werd. Don Bos-
co las de algemene communiemis en werd bijgestaan door twee als clerici
geklede jongens uit de streek. D. Pestarino was 's avonds tevoren de
biechtstoel ingegaan, had de hele nacht biecht gehoord en was er ’s
morgens om 9 uur nog niet mee klaargekomen. Don Bosco was getuige van
die ijver, die er hem toe noopte deze taak meermaals in het jaar op zich
te nemen en zich om zo te zeggen ook nog elke dag verscheidene uren, 's
morgens en 's avonds aan dit heilige werk te wijden.
Don Bosco was pas uit de kerk en bezig met een kop koffie te
drinken of D. Pestarino kwam hem melden dat iemand hem wenste te spre-
ken en hem vroeg even buiten te komen. De dienaar Gods ging naar buiten:
maar nauwelijks stond hij op de drempel of een formidabel Leve Don Bosco
steeg op. Heel de streek was om zo te zeggen bijeengetroept op de bin-
nenplaats van D. Pestarino's huis en bezette tevens nog een deel van
zijn belendende wijngaard. De kinderen stonden in twee rijen geschaard
en achter hen hun ouders. En ieder had iets bij om aan te bieden: eie-
ren, boter, uitgelezen druiven, kippen, fruit en kaas. Sommigen brachten
een grote mandfles of een korf met flessen uitmuntende wijn: een ervan
had zelfs een vat wijn mee. Don Bosco liep door de rijen, dankte en had
een vriendelijk woord over voor iedereen. Daarna keerde hij terug, be-
trad enkele treden van de drempel van het huis en keerde zich tot de
bevolking. Hij bedankte allen samen voor wat zij voor hem hadden willen
doen, al kenden ze hem niet eens. En hij voegde eraan toe: - "Uw gene-
genheid maakt mij verlegen. Ik weet dat U in mij de dienaar van de Heer
wilt eren en daarin zie ik het bewijs van uw geloof. Moge de Heer het
steeds in uw hart bewaren, want het geloof alleen kan ons in dit leven
en in het andere gelukkig maken."

61.3 Page 603

▲back to top
- VII/598 -
Hier maakte Don Bosco een gebaar dat hij zich ging terugtrekken:
maar van alle kanten steeg één stem op: - "Zegen ons, zegen ons!" - Don
Bosco hervatte: "Goed! Ik zegen u allen van harte en ik zegen uw ge-
zinnen, uw velden: dat God alle tegenspoed van U verwijderd moge houden
en U echt gelukkig moogt zijn. Maar bid ook voor mij en voor mijn jon-
gens dat wij allen samen op een mooie dag één enkele familie in de hemel
mogen vormen."
Daarop drongen velen op hem aan, om hem de hand te kussen. Toen
omstreeks het middaguur de plechtige Mis beëindigd was, hoorde men de
jongens van het Oratorio D. Alasonatti toejuichen. Hoewel ziekelijk, was
de prefect uit Turijn overgekomen om Don Bosco sommige voorname dingen
mee te delen: daarom trok hij zich met hem voor een uurtje in een kamer
terug. Daarna vertrok hij haastig.
Bij het eerste gelui van de klokken, dat de vespers aankondigden,
was de kerk helemaal volgelopen. Don Bosco hield de preek. En hij sprak
als geïnspireerd over de werkdadige bescherming van de Madonna en haalde
daarbij veel voorbeelden aan tot groot welzijn van zijn gehoor. -
"Slechts heiligen", werd gezegd, "kunnen zo spreken."
Eens buiten de kerk ging het muziekkorps, door het volk gevolgd,
naar het dorpsplein en bracht er een serenade. Verscheidene ballonne-
tjes werden opgelaten en de huizen waren verlicht. Ook had er een kor-
te maar mooie toneelopvoering plaats: daarna trok de massa zich vlug
terug en keerde naar huis, omdat daar het vrome gebruik bestond in al-
le gezinnen de heilige rozenkrans elke avond te bidden.
Op deze dag had Don Bosco aan markiezin Fassati geschreven en
daarin gezinspeeld op de dag waarop hij zich te Turijn zou bevinden,
maar het aandringen van zijn vrienden dwong hem zijn reisroute te wij-
zigen.
"
Verdienstelijke mevrouw de Markiezin,
"
"
Ik ben op reis met mijn jongens en tot de 14de van deze
" maand ben ik niet te Turijn. Hoewel bij ons de lessen later hervat
" worden, vrees ik nochtans dat ze te Mongré vroeger beginnen en dat
" ik mijn dierbare Emanuele niet meer thuis zal vinden. Als het ooit
" is en het voldoende is enige dagen vroeger te Turijn te zijn, wil
" het zo mij dan meedelen; één woord is genoeg en ik zal er onmid-
" dellijk naartoe komen.
"
Mijn adres zal zijn: Seminarie van Acqui, waar ik over-
" morgen met mijn troep naartoe ga. Ik was van plan geweest u een
" bezoek te Montemagno te brengen, maar de opschudding in de hoofd-
" stad deed mij thuisblijven.
"
Ik ben te Mornese, bisdom Acqui. Hier ben ik getuige van
" zo een godsvrucht, naastenliefde en ijver dat het een echt kloos-
" ter schijnt te zijn van mensen die aan God zijn toegewijd. Vanmor-
" gen heb ik de

61.4 Page 604

▲back to top
- VII/599 -
" communiemis opgedragen en er waren zeker duizend mensen.
"
Wil aanvaarden, Mevrouw de Markiezin, mijn eerbiedige en
" dankbare gevoelens, ook voor de geëerde heer Markies, Azeglia en
" Emanuele; wil aan deze laatste zeggen dat ik hem nooit in mijn
" mis vergeet, maar dat hij ook niet mag vergeten wat ik hem te
" Montemagno aanbevolen heb.
"
Ik weet niet waar Papa en Mama zijn, doch mochten zij
" bij U zijn, gelieve hen eerbiedig van mijnentwege te groeten.
"
God schenke u allen gezondheid en genade en beware ons
" allen op de weg van het paradijs.
"
Uw zeer verplichte dienaar
" Mornese, 9 oktober 1864
Pr. Bosco Giovanni
Op maandag 10 oktober had Don Bosco met heel zijn gezelschap een
uitstap gemaakt naar Lerma, waar hij door aartspriester Raimondo Olivie-
ri en door vier leerlingen uit de streek, die met vakantie waren, werd
opgewacht. Halfweg, links, aan gene zijde van een kleine vlakte, op een
met bossen bedekte heuvel torent het kasteel van Casaleggio, dat toebe-
hoort aan de adellijke familie Ristori, bekend om haar naastenliefde en
medelijden met de armen. Op deze top ligt er een klein dorp met zijn
oude, kleine parochiekerk, die ten tijde van de middeleeuwen opgetrokken
werd. Rechts van de weg, maar een beetje hoger, verheft zich de nieuwe
kerk met de pastorie en met een portiek voor de hoofdingang die uitzicht
geeft op het kasteel. Hier werd Don Bosco opgewacht om verwelkomd te
worden door de bejaarde markiezin Ristori, de markiezen Orazio en Pie-
tro haar zonen en haar twee dochters. De nu afgeleefde pastoor, D. Pas-
tore Giovanni Maria, zat in een zetel.
Don Bosco ging naar omhoog om ze te gaan groeten. Het muziekkorps
bleef staan met heel het gezelschap en blies uit alle macht op de trom-
petten.
Na een kort oponthoud zetten de jongens hun tocht verder en kwa-
men aan te Lerma, dat op een heuvel ligt. Nauwelijks had men ze opge-
merkt, of de knalbussen gingen aan het ontploffen, de klokken begonnen
te luiden en het muziekkorps van het dorp liet zich horen. Die van het
Oratorio stelden zich in de vallei op en antwoordden met een nummertje.
Toen zij ophielden, hervatten de mannen die op de heuvel woonden een
andere melodie. En onder dergelijke afwisseling van klanken trokken de
leerlingen van Don Bosco Lerma binnen. De dienaar Gods begroette de pas-
toor die hem met een menigte volk opwachtte en zei enige dankwoorden aan
het adres van het muziekkorps van de gemeente. De hele bevolking stond
op straat. Triomfantelijk trok men het dorp binnen.
Heerlijk was het middagmaal dat door de aartspriester aangeboden
werd en waaraan ook de muzikanten van beide korpsen deelnamen. Gastini
Carlo deed bij het begin van het maal, wat hij gewoon was te doen in
alle dorpen waar zij voorbijkwamen. Hij sprong naar voren en op grotes-

61.5 Page 605

▲back to top
- VII/600 -
ke manier gekleed, speelde hij de rol van menestreel; zingend en decla-
merend bracht hij vrolijkheid bij de genodigden. Daarna gingen de muzi-
kanten aan de huizen van de burgemeester en van andere notabele perso-
nen spelen om hun hulde te brengen. Na een plechtig lof in de parochie-
kerk, vertrokken de leerlingen in goede orde, voorafgegaan door de twee
muziekkorpsen. Aan de afdaling gekomen, bleven die van Lerma stilstaan.
Nadat Don Bosco hen opnieuw bedankt had en de hoop uitgedrukt elkaar
samen in het paradijs te ontmoeten om er van muziek te genieten, zette
hij zich met de zijnen op weg naar de vallei. Bij de kromming van de
weg achter een heuvel, die Lerma aan het oog onttrok, hoorden ze voor de
laatste maal de trompetten van de nieuwe vrienden die een laatste groet
brachten aan hen die heengingen. Deze laatsten antwoordden met een mu-
ziekstukje en na een geestdriftig evviva dat door de enen geroepen en
door de anderen beantwoord werd, zetten ze zich op weg naar Mornese.
En zoals Don Bosco te voet gekomen was, zo keerde hij terug. Tij-
dens heel dat lange traject stapte een jonge, vreemde priester met hem
mee. Het was een geluk voor hem dat hij zo alleen kon zijn met Don
Bosco. De aartspriester, zijn vriend, had hem te Mornese voorgesteld en
Don Bosco keek hem strak met liefdevolle blik aan, vroeg hem zijn naam
en waar hij geboren was. Daarop zei hij hem: "Welnu... kom met mij naar
Turijn." - "En waarom niet?" - antwoordde die priester, als betoverd
door de goedheid van de dienaar Gods. Meer zei Don Bosco hem niet.
Te Lerma was ook hij een van de uitgenodigden en de aartspriester
had hem aan tafel naast Don Bosco plaats laten nemen. De hele tijd, om
zo te zeggen, had Don Bosco met hem gepraat over het Oratorio en over de
middelen die men moet aanwenden om de jeugd uit zovele gevaren te redden
waarmee zij bedreigd wordt. De priester die helemaal opging in wat hij
hoorde, had hem gezegd:
"Ik zou wel heel gaarne met U meegaan naar Turijn als U mij aan-
vaardt."
"En met welke bedoeling zou U komen?"
"Met de bedoeling U bij te springen met het weinige, dat in mijn
macht ligt."
"Nee", antwoordde Don Bosco, "Gods werken hebben geen menselijke
hulp nodig."
"Ik zal komen en U zult mij zeggen, wat ik te doen heb."
"Kom alleen maar om goed te doen aan uw ziel."
"Zo zal ik het doen", antwoordde die priester.
En nu keerde hij dan met Don Bosco naar Mornese terug en sprak
hem anderhalf uur lang over zijn voorbije leven, over wat hij gedaan
en gedacht had tot op deze dag en over zijn plannen. Het was een onver-
getelijke uitstap.

61.6 Page 606

▲back to top
- VII/601 -
's Anderendaags, dinsdag 11 oktober, dag van het vertrek, nam
Don Bosco en zijn karavaan na het ontbijt en onder toejuichingen van de
menigte afscheid van Mornese, om zich naar Capriata te begeven, waar hij
verwacht werd. Hij had daar tien jongens uit de streek aangenomen, het-
zij voor Turijn, hetzij voor Lanzo. Op zeker punt, waar de weg in tweeën
splitste en van de ene kant naar Gavi voerde en van de andere naar Mon-
taldeo, nam bovenvermelde priester, die naar Serravalle Scrivia moest
gaan, afscheid van Don Bosco. De dienaar Gods zei hem met een verrukke-
lijke glimlach: - "Wanneer kom je naar Turijn?" - En hij voegde eraan
toe: - "U laat mij toch toe, nietwaar, dat ik U met "je" aanspreek?" -
"Zeker, zeker! Behandel mij als uw zoon. Over acht dagen ben ik bij U."

61.7 Page 607

▲back to top
- VII/602 -
H O O F D S T U K LXXV.
De jongens van het Oratorio trokken door prachtige en vruchtbare
heuvels en kwamen zo te Montaldeo aan, waar ze langs de weg een ver-
frissing kregen die hen door de vrijgevigheid van graaf Tornielli aange-
boden werd. Men vertrok uit Montaldeo naar Castelletto d'Orba, waar het
middagmaal gebruikt werd. Van hieruit vertrok Don Bosco in calèche en de
anderen gingen te voet naar Capriata.
Deze grote gemeente verheft zich boven enige bekoorlijke heuvels;
aan de uitlopers daarvan loopt de provincieweg.
Een mooi aantal jongens, leerlingen van het college van Mirabel-
lo, die nu met vakantie waren, die hem al kenden en die met hun ouders
veel over hem gepraat hadden, samen met nog zes of zeven andere die
door Don Rua voor het nieuwe schooljaar aangenomen waren, onthaalden
hem feestelijk. Op uitnodiging van de pastoor trok men naar de parochie-
kerk, waar het lof met alle plechtigheid gezongen werd en 's avonds werd
in een ruime binnenplaats een toneelopvoering ten beste gegeven voor de
toegestroomde bevolking. Bongiovanni verrichtte wonderen bij het opzeg-
gen in Piëmontees dialect van Vijanden en geen vijanden. De jongens
avondmaalden en overnachtten in het huis van een priester, die een be-
wonderaar van Don Bosco en een vriend van Bisio Giovanni, medehelper in
het Oratorio was. Die jongeman vertelde over zichzelf: "Toen ik soldaat
was, las ik de werkjes van Don Bosco en vooral de "Giovane Provveduto".
Ik werd er door getroffen en toen ik mijn legerdienst beëindigd had,
informeerde ik bij een priester van Capriata, mijn geboortestreek, wie
die Don Bosco wel was. Hij beschreef hem mij als een heilige en daarom
wilde ik kennis met hem maken. Ik ging naar hem toe in 1864, werd door
zijn goede en heilige woorden overtuigd en bleef in het Oratorio."
's Anderendaags, woensdag 12 oktober, deed men Ovada aan. Don
Bosco werd er verwacht door een priester, die een aanzienlijk vermogen
bezat en die de dienaar Gods en zijn werken sinds lange jaren kende. Hij
heette D. Tito Borgatta. Voor twee dagen had hij een heel hotel gehuurd
en twee dagen lang zette hij zich in om de jongens van het Oratorio al-
les te bezorgen, wat zij nodig konden hebben. Al speelde het muziek-
korps, en al waren ze vergezeld van zoveel priesters en clerici, toch
werden zij door de bevolking koel onthaald en laten wij maar zeggen,
onder gefluit. Nadat de jongens onderkomen gevonden hadden, werden Don
Bosco en zijn priesters door D. Tito in huis opgenomen.
Men ging het lof zingen in de prachtige parochiekerk. Burgemees-
ter, Adv. Oddini Carlo, was met heel wat heren gekomen om Don Bosco te verwel-

61.8 Page 608

▲back to top
- VII/603 -
komen: en toen hij in de loop van het gesprek te weten kwam, dat de jon-
gens van het Oratorio op verscheidene plaatsen toneelopvoeringen gegeven
hadden, vroeg hij Don Bosco om ook voor de bewoners een opvoering in de
gemeentelijke toneelzaal te geven.
Don Bosco stond dat toe en de voorstelling werd voor die avond
vastgesteld. De streek werd ervan in kennis gesteld. D. Tito had ook
toegegeven op het aandringen van de burgemeester, die de eer verlangde
Don Bosco in zijn huis te gast te hebben.
De toneelzaal werd door de bevolking ingepalmd. De loggia's waren
bezet door al de heren van de stad en - enig geval - ook de geestelijk-
heid was aanwezig. Toen Bongiovanni, de Gianduia van de compagnie op het
voortoneel verscheen om het volk met enige verzen in het dialect te
groeten, waren de lachbuien, de toejuichingen en de evviva's van die
aard dat de zaal scheen in te storten. Het stuk Antonio werd opgevoerd.
Tussen de bedrijven in werden gezangen en Napolitaanse romances
ten beste gegeven.
Toen aangekondigd werd dat alles voorbij was, sprong een heer
recht en riep uit: - "Leve Don Bosco! Leve zijn school!"
De toeschouwers gingen met een langgerekte echo op zijn kreet in.
Toen de spelers in hun hotel teruggekeerd waren, kregen ze daar een
krachtig glas wijn, die de waard hun aanbood in naam van de heren uit de
streek. De geestdrift van de bevolking was zo groot dat een van de jon-
gens die naar de herberg of naar de tabakswinkel ging, gratis bediend
werd. Rond negen uur in de avond ging de dienaar Gods zijn leerlingen
opzoeken om met hen de avondgebeden op te zeggen.
Op donderdag 13 oktober, gingen de jongens in de morgen naar de
parochiekerk om er de Heilige Mis bij te wonen. Met toelating van de
pastoor werden de gebeden luidop gebeden, speelde het orgel en werd er
een motet gezongen. Veel personen waren op dat uur in de kerk aanwezig
en stonden erg verbaasd bij het zien dat zoveel communies uitgereikt
werden. Een dame ging tot bij een jongen: - "Welk feest vieren jullie
vandaag?"
- "Waarom, mevrouw?"
"Omdat ik zovelen onder jullie te communie heb zien gaan."
"Dat gaat zo elke dag, weet U."
Die dame was er heel door ontroerd en verwijderde zich met de
woorden:
- "Gezegend de jeugd, die in een dergelijke school mag opgroeien."
Na het ontbijt moest men naar Acqui optrekken. Alvorens te ver-
trekken, wilde Don Bosco heel voorzichtig, op liefdevolle wijze, een
raad geven aan D. Tito, die zich zo edelmoedig tegenover hem en zijn

61.9 Page 609

▲back to top
- VII/604 -
leerlingen gedragen had. Die priester besteedde zijn rijkdommen ten gun-
ste van de armen, maar was te veel met zaken bezig en bijna altijd met
het oog op stoffelijke belangen. Hij had een bank opgericht waaruit hij
grote winsten haalde, een grote broodbakkerij gesticht en een prachtig
gebouw opgetrokken als college voor rijke meisjes, dat door zijn kloos-
terzusters geleid werd en die elk een rijke bruidsschat meegebracht
hadden.
D. Pestarino en andere vrienden hadden hem de wenk gegeven niet
te veel achter de bankwinsten aan te hollen. Don Bosco onderhield zich
vertrouwelijk met hem en sprak hem over die ondernemingen. Hij zei hem
niet te vergeten dat de wereld de geestelijken haat en dat zij, als zij
hen vandaag geen kwaad kan doen, het morgen wel zal doen; dat het der-
halve beter is dat de priester zich inlaat met gewijde dingen en de we-
reldse dingen aan de wereldlijken overlaat. En hij herinnerde hem aan
Paulus'woorden: Nemo militans Deo implicat se negotiis saecularibus. En
hij besloot met hem te vragen van koers te veranderen, als hij niet
slecht wilde eindigen. D.Tito bekeek Don Bosco en glimlachte omdat zijn
fortuin in zijn ogen onwrikbaar zeker scheen te zijn. Maar Don Bosco's
woorden bleken later profetisch geweest te zijn. Een vennoot in wie de
arme priester heel zijn vertrouwen gesteld had, verried hem; het fail-
liet volgde met alle gevolgen vandien, tot en met de oneer en de onder-
gang van alles.
Rond 9 uur trokken de jongens van het Oratorio op de tonen van de
muziek en onder de toejuichingen van de hele bevolking uit Ovada weg en
stevenden naar Cremolino. De weg ligt tegen de heuvel waarop te Cremoli-
no de trotse burcht van Markies Serra zich verheft. Op de toren was de
banier gehesen zoals op plechtige dagen. Aan de voet van de helling ste-
den de twee jonge zonen van de markies zich aan Don Bosco voor en nodig-
den hem op het kasteel uit in naam van hun vader, die hem vurig wenste
te spreken. Hoewel daar geen halte voorzien was, ging Don Bosco op het
voorstel in. De goede markies kwam hem op de ophaalbrug tegemoet, nam
hem bij de hand als een oud bekende en leidde hem het kasteel binnen.
Omdat hij te weten gekomen was dat Don Bosco daar voorbij moest komen,
had hij een rijkelijk etentje voor heel het gezelschap laten voorberei-
den. De jongens werden naar een prachtige salon geleid, waar de instru-
menten neergelegd werden. Allen gingen in een kring staan en de markies
zelf reikte hun brood, beleg en uitgelezen wijn aan. Daarna liet hij aan
zijn tweede oudste de zorg over om hen vrolijk bezig te houden, terwijl
de oudste de priesters en de clerici in een andere zaal liet plaatsne-
men. Hijzelf trok zich met Don Bosco terug in een andere zaal, waar voor
hen beiden alleen een déjeuner opgediend werd. De markies wilde Don
Bosco in volle vertrouwen spreken, want hij was erg bedroefd om de dood
van de markiezin, die iets tevoren overleden was. Hij had behoefte aan
troost en die kreeg hij door de woorden van de dienaar Gods. Hij stond
erop dat hij zijn gast bleef tot maandag, maar hij schikte er zich in,
toen hij vernam dat de bisschop van Acqui hem die avond al verwachtte.
Toen hij daarop weer midden onder de jongens verscheen, met Don
Bosco aan zijn hand, bleek hij verjongd, zo opgeruimd toonde hij zich.
Zoals elders werden ook hier liederen, muziek en gedichten door de grap-

61.10 Page 610

▲back to top
- VII/605 -
pige menestreel ten beste gegeven. Feitelijk een kleine maar toch mooie
academische zitting. Men vertrok op de herhaalde kreet: Leve Mijnheer
de Markies!
En men trok verder naar Prasco, op uitnodiging van pastoor Don
Bobbio Giorgio, een man van grote voorzichtigheid en verlichte ijver,
die sinds lange tijd betrekkingen met Don Bosco onderhield en de deugd-
zame jongens uit zijn parochie voor het Oratorio aanbeval. Om 3 uur trok
men het dorp binnen, toen een bode van de pastoor de groep kwam verwit-
tigen dat de burgemeester op dat ogenblik overleden was. Slechts twee
dagen had de ziekte van de heer Deguidi Prospero, een uitstekende Chris-
ten, geduurd. Daardoor trokken de jongens stilzwijgend de parochie bin-
nen en werden naar een tuin geleid waar niets gereed was voor het mid-
dagmaal. De brave pastoor verontschuldigde zich, daar hij zijn sterven-
de vriend had moeten bijstaan.
Brood werd aangeschaft en Buzzetti en Enria maakten aanstond een
dikke polenta gereed, terwijl Don Bosco met de anderen naar de kerk trok.
Hij zei aan de bevolking een paar woorden over de dood en over de plicht
gereed te zijn en hij gaf de zegen. Daarna ging men haastig eten en ver-
trok in stilte bij het invallen van de avond. De volle maan verlichtte de
weg. Te 9 uur kwamen ze te Acquï aan; ze werden er door enkele vrienden
en zonder openbare feeststemming onthaald. Maar er was geestdrift in het
seminarie, waar de oversten en de seminaristen, die uit vakantie weerge-
keerd waren, op de gewenste gasten stonden te wachten.
Hier vond Don Bosco de briefwisseling met volgende brief:
"
Rome, 8 oktober 1864
"
Borgo S. Agata N 23 P.
"
"
Zeereerw. Heer Bosco,
"
"
Gisteravond om 7 uur heeft de H. Vader zich verwaardigd
" mij een privé-audiëntie te verlenen. Hij onderhield zich onge-
" veer 45 min. met mij en sprak met grote beminnelijkheid over
" veel dingen.
"
Ik vroeg hem zijn zegen voor u, Z. Eeerw., die mij zo
" dierbaar bent, voor de priesters van uw Oratorio en voor alle jon-
" gens die het geluk hebben opgevoed te worden in uw christelijke
" school. Ik vroeg hem in uw naam dat de privileges die aan het Ora-
" torio van de H. Franciscus van Sales te Turijn werden verleend,
" zouden uitgebreid worden tot het klein seminarie van Mirabello op
" de dag van S. Carlo, de patroon. Hij schonk de pauselijke zegen
" aan U, Eerw., en aan al uw jongens en gelastte mij u dit mee te
" delen en vraagt U dat U hem zou geven aan heel uw beminde en hei-
" lige familie. Met vreugde en verbazing vernam hij dat ze meer dan
" 700 jongens telde. Hij las heel uw brief, was er zeer door ge-
" troost en zei dat gij liefdevol in zijn herinnering blijft voort-
" leven. Meer nog: hij

62 Pages 611-620

▲back to top

62.1 Page 611

▲back to top
- VII/606 -
" zei: dat hij als aangenaam aandenken aan u het kleine doosje zou
" bewaren waarin de giften van uw jongens van het Oratorio zich be-
" vinden.
"
Ik sprak hem over uw kerk in opbouw. Hij toonde zich heel
" voldaan en zei mij dat men daarvoor een inschrijvingslijst zou
" kunnen openen om dan later een loterij te houden. Ik antwoordde
" hem dat ik zelf er al over gesproken had en overeengekomen was
" met de directeurs van de voornaamste dagbladen van Rome en dat ik
" nu een antwoord afwachtte van U, Eerw., op een brief die ik u ge-
" schreven heb. Toen zei de H.Vader: "Goed, bravo, help die heili-
" ge mens zoveel u kunt en intussen geef ik u twee kleine dingen."
" Hij stond op en gaf mij twee kleine voorwerpen die, hoewel van
" weinig waarde, kunnen dienen als aanmoediging voor anderen om dit
" voorbeeld te volgen; op die wijze zouden wij heel wat kunnen ver-
" zamelen voor het huis van de Heer. Hij zei nog meer. Mocht de lo-
" terij niet doorgaan, dan zou Don Bosco wel toelaten dat een van
" die voorwerpen aan u blijft tot mijn gedachtenis; ofwel als u
" iets aan Don Bosco wil aanbieden, zal hij die u zo genegen is,
" het wel aan u laten. Het voorwerp dat ik graag als aandenken van
" Zijne Heiligheid zou willen, is een klein gouden kruis.
"
Wij spraken lang over uw huis en ik gaf hem over alles uit-
" leg volgens de instructies die u mij voor mijn vertrek gegeven
" hebt.
"
Wat zegt u daarvan, mijn heel dierbare en zeereerw. Don
" Bosco? Moeten wij deze inschrijvingslijst openen of niet? Mijn
" mening daarover is: ja. En zo zij dan niet zoveel opbrengt, ge-
" duld dan maar, wij zullen toch iets bekomen.
"
De zegen van de Heilige Vader met zoveel vurigheid gegeven
" zal niet nutteloos zijn en vrucht dragen, te meer daar hij ge-
" paard gaat met het voorbeeld. Bijgevolg wil mij uw mening schrij-
" ven over dit verslag; ik zal er zorg voor dragen en mij voor al-
" les zo goed mogelijk inzetten...
"
Manacorda Emiliano
Op vrijdag 14 oktober, ging Don Bosco bisschop Mgr. Modesto Con-
tratto, kapucijn, eerbiedig groeten. Op diens uitdrukkelijk verlangen
stelde hij hem zijn leerlingen voor met wie hij zich heel gemoedelijk
onderhield. Het middagmaal was in het seminarie gereedgemaakt, maar de
bisschop wilde Don Bosco en zijn priesters bij hem aan tafel. 's Avonds
had een toneelopvoering plaats in de grote zaal van het seminarie. Ook
Monseigneur was daarbij tegenwoordig. Het programma van Ovada werd weer
uitgevoerd.
Op die dag viel een feitje voor dat niemand opviel, maar dat niet-
temin een karakteristieke trek weergeeft van Don Bosco's systeem. Hij
had een clericus, die veel van muziek hield en veel talenten bezat, maar
een moeilijk karakter had, een tijd geleden voorgesteld deel uit te ma-
ken van het personeel dat voor het college van Lanzo bestemd was. De
clericus hoorde nog niet tot de vrome sociëteit en weigerde, omdat hij

62.2 Page 612

▲back to top
- VII/607 -
er niet kon toe komen het Oratorio te verlaten. Don Bosco was er niet
door beledigd en schreef hem op de lijst van hen die hem op de wande-
ling zouden vergezellen. Bij het vertrek uit Becchi om naar Villanova te
gaan, nodigde Don Bosco hem uit hem gezelschap te houden, maar met een
voorwendsel maakte hij er zich van af. Te Genua, Mornese en Ovada zocht
hij hem met alle mogelijke middelen te spreken, maar de clericus slaagde
er telkens weer in hem te ontlopen omdat hij vreesde weer dat onaange-
naam voorstel te horen herhalen. Toen uiteindelijk alle jongens in het
bisschoppelijke paleis naar Monseigneur stonden te luisteren, zag hij
plots Don Bosco naast zich staan; deze nam hem bij de hand en zei: -
"Welnu, wat antwoord je mij nu?" - Beschaamd stamelde de clericus: -
"Vanavond of te Turijn zal ik U het antwoord geven."
Na de toneelopvoering stapte hij naar de slaapzaal die voor de
nachtrust van de jongens bestemd was en zag er Don Bosco zijn bed opma-
ken, dat 's morgens niet opgemaakt was. Don Bosco wenste hem een goede
nacht toe en trok zich daarop in zijn kamer terug, dicht bij de slaap-
zaal. Bij het zien van dergelijke daad kon de clericus niet inslapen,
lag heel de nacht te wenen en ging 's morgens aan Don Bosco's deur luis-
teren. Toen hij hem hoorde wandelen, vroeg hij om binnen te mogen komen
en riep snikkend uit: - "Stuur mij waarheen U goedvindt, ik kan niet
langer weerstand bieden." - Daarmee brak Don Bosco die weerstand en won
hij de genegenheid van een jongen die bestemd was om heel veel goed in
de missies te gaan verrichten.
Op 15 oktober, een zaterdag, vond in de kapel van het seminarie
een plechtige lijkdienst plaats voor de overledenen van een kerkelijke
groepering. De bisschop was erbij aanwezig. De dodenmis van Don Caglie-
ro werd uitgevoerd. Voor de absoute hield Don Bosco een ontroerende toe-
spraak.
Na het middagmaal wilde Monseigneur Don Bosco en zijn jongens
naar zijn buitenverblijf brengen; zij stonden verbaasd over zijn vader-
lijke welwillendheid; steeds verbleef hij in hun midden en liet hun een
overvloedig maal opdienen.
Op zondag 16 oktober, feestdag van de Zuiverheid van Maria, was
er een grote plechtigheid in de kathedraal en zongen de jongens de Mis.
Tijdens die drie dagen vol vreugde, te Acqui doorgebracht, bezochten de
jongens de mooie kathedraal met vijf beuken, verscheidene kerken, de
zeer oude zwavelhoudende bronnen met kokend water en de omstreken van
de stad. Ze zagen de verwoeste bogen van het Romeinse aquaduct, de
slijkthermen en het oude kasteel van de markiezen van Monferrato. Don
Bosco had echter zijn bezigheden. Hij had nieuwe leerlingen aangenomen
voor het Oratorio en voor zijn twee colleges en ijverde voor de ver-
spreiding van de Letture Cattoliche.
Wanneer hij naar de sacristie kwam om zich voor te bereiden op
het celebreren van de Mis, stonden daar elke morgen niet alleen zijn
jongens die te biechten wilden gaan, maar tevens ook de seminaristen.

62.3 Page 613

▲back to top
- VII/608 -
Meer dan één onder hen kon ondervinden dat de dienaar Gods in de harten
las. In de loop van de dag moest hij allen ontvangen die hem over hun
roeping wensten te spreken. Op die zondagavond uiteindelijk kondigde Don
Bosco, die afscheid van de brave bisschop genomen had, zijn jongens aan
dat de terugkeer naar Turijn 's anderendaags zou gebeuren. Nadat hij hun
het afgelegde deel van de reis beschreven en over de grote liefdadigheid
van de weldoeners gesproken had, besloot hij met de woorden: - "Alles
gaat voorbij, maar onze erkentelijkheid zal blijven duren, omdat wij
altijd tot de Heer zuilen blijven bidden, dat Hij allen die ons goedge-
daan hebben met zegeningen mag vervullen."
Na de Mis van maandag 17 oktober, groette het muziekkorps de se-
minaristen van Acqui in de binnenhof en trok men musicerend naar het
station. In een kring voerden ze daar een mooi stuk op onder de toejui-
chingen van de toegestroomde massa, namen met hun makkers plaats in de
spoorwagons en riepen onder het zwaaien met hun mutsen: "Leve Acqui!" -
Te Alessandria werden de wagons van hun trein aan de sneltrein uit Ge-
nova aangehaakt. Voor het vertrek kwam de stationschef Don Bosco aan de
trein begroeten. Te Asti stapte Don Bosco uit, waar hij door verscheide-
ne weldoeners verwacht werd. Daar zou hij enkele dagen op hun buitenver-
blijf doorbrengen. Kort na de middag kwam het gezelschap te Turijn aan.
Dit was de laatste herfstwandeling, de meest plechtige en de
langste van al de wandelingen die men in de laatste tien jaar gedaan
had. Maar welk een onberekenbaar goed had ze niet gedaan, omdat God zich
in Don Bosco openbaarde. Hoeveel jongens had hij niet aanvaard voor het
Oratorio, die nu ijverige priesters zijn. Hoeveel zondaars werden door
hem op het goede pad teruggeroepen. In hoeveel gezinnen had hij vrede
gebracht of serene berusting in de wisselvalligheden van het leven. Hoe-
velen stonden voor hun ontmoeting met hem, vijandig ten opzichte van de
priesters en eerbiedigden hem na hem gezien te hebben. Door zijn aposto-
lisch woord had God weer zijn plaats ingenomen te midden van zovele men-
sen.
Nu moest Don Bosco echter ophouden met die buitengewone zending.
Zijn nieuwe bezigheden zouden hem niet meer toelaten zo lange tijd en op
die manier uit het Oratorio afwezig te zijn. Daarom besliste hij alleen
nog naar Becchi - en nergens anders meer - elk jaar zangers en muzikan-
ten te sturen voor het feest van de rozenkrans, waaraan hij zelf zou
deelnemen.
Intussen keerde Don Bosco uit Asti naar het Oratorio terug, waar
een kostbare brief op hem lag te wachten.

62.4 Page 614

▲back to top
- VII/609 -
"
PIO PP. IX (1)
"
"
Aan de geliefde zoon - heil en apostolische zegen.
"
"
Uit uw zeer eerbiedig schrijven van 25 augustus ll. dat
" ons nu juist in handen gekomen is, vernemen wij dat het decreet,
" dat op ons bevel uitgevaardigd werd door onze Congregatie aange-
" steld voor de zaken en de consultaties van Bisschoppen en Regulie-
" ren in betrekking met de sociëteit van de H. Franciscus van Sales,
" gesticht voor de opvoeding van de jongens in de vreze van God en
" de godsvrucht, U zeer aangenaam was.
"
Uit dezelfde brief vernemen wij dat U met zorg alles zult
" uitvoeren wat er genoteerd en vastgesteld is in de opmerkingen
" van dezelfde Congregatie.
"
Met vreugde hebben wij vernomen dat diezelfde sociëteit
" zich met de hulp van God elke dag uitbreidt, dat veel jongens van
" elke stand en rang er naar toe komen en dat onze geliefde zoon
" Emiliano Manacorda alles doet wat mogelijk is om u ten dienste
" te staan.
"
Zeker, als het in andere tijden nodig was, dan moeten in
" deze moeilijke tijden alle zorgen en kommer er des te meer op
" gericht zijn om de jongens, die in zo grote gevaren verkeren,
" aan de hinderlagen van verdorven mensen te ontrukken, te onder-
" wijzen in de voorschriften van onze goddelijke godsdienst en met
" alle zorg op te leiden in de godsvrucht, de eerbaarheid en alle
" andere deugden. Daarom moedigen wij U aan om met vertrouwen in de
" hulp van God, zo een heilzaam werk elke dag met alle zorg, ijver
" en toewijding voort te zetten. En houd niet op uw vurigste gebe-
" den tot God te richten voor de triomf van zijn heilige Kerk en de
" bekering van alle afgedwaalden.
"
Tenslotte als onderpand van onze vaderlijke genegenheid,
" verlenen wij van ganser harte de apostolische zegen aan u, gelief-
" de zoon en aan alle jongens die deel uitmaken van de genoemde Con-
" gregatie van de H. Franciscus van Sales.
"
Gegeven te Rome, bij St.-Pieter, de 13de oktober 1864, het
" negentiende jaar van ons pontificaat.
"
" Aan de beminde zoon priester Giovanni Bosco - Torino.
Nog andere brieven waren toegekomen voor Don Bosco vanwege D. Emi-
liano Manacorda te Rome, die door hem met verschillende boodschappen be-
last was. De eerste bestond erin giften te vinden voor de kerk van Val-
docco; hiervoor wilde de goede Manacorda een loterij opzetten. De tweede
(1) Latijnse tekst: voetnoot blz. 779-780. Mem.Biogr. deel VII.

62.5 Page 615

▲back to top
- VII/610 -
betrof de bisschoppelijke volmachten in verband met de heilige wijdin-
gen; en de derde de dispensatie van het breviergebed. De Heilige Vader
had hem mondeling ontslagen op voorwaarde dat hij, als dat mogelijk was,
elke dag welk deel ook zou bidden; maar Don Bosco wenste een schrifte-
lijk document te bezitten, dat hij tot zijn rechtvaardiging bij elke
gelegenheid zou kunnen tonen. Herhaaldelijk gaf Don Manacorda hem het
verwachte nieuws.
Op 18 oktober drukte hij het verlangen uit zijn wil te kennen in
verband met de loterij en vroeg hij hem: - "Moeten wij dan op ondersteu-
ning van de Romeinen aansturen? En moeten wij een loterij openen, als
wij voldoende voorwerpen in ons bezit hebben? Naar het voorbeeld van de
Heilige Vader te oordelen, schijnt het zo te moeten gaan. U Edele denke
erover na en late het mij weten. 0, als ik mocht weten, op welke dag uw
jongens voor mij te communie gaan, wat zou ik dan tevreden zijn. Dat zal
voor mij een dag van grote plechtigheid betekenen... Ik meen dat U te-
vreden zult zijn over het artikeltje, dat ik in de Armonia liet
verschijnen..."
Nadat hij Don Bosco enige jongens warm aanbevolen had, ging hij
voort: "Wat de ontheffing van het breviergebed betreft", zei Mgr. Paci-
fici mij, "dat het nodig was speciale redenen op te geven en niet
slechts de biechtstoel. Mij dunkt dat U die oogkwaal zou kunnen voor-
leggen; wat vindt U ervan? In verband met de andere vraag, nl. die van
de bisschoppelijke volmachten, zei hij mij dat zo iets absoluut tot de
bevoegdheid hoorde van de Congregatie van Bisschoppen en Regulieren,
die op dit ogenblik gesloten is. Over enkele tijd kan dat gebeuren." Een
maand later schreef dezelfde Don Manacorda aan Don Bosco over sommige
dingen van de voorafgaande brieven.
"
Rome, 29 november 1864
"
Dierbare Don Bosco,
"
"
Ik stuur U via de Eerw. P. Crescentino de verlangde ver-
" andering van het breviergebed. Het is in deze zin opgevat: U
" moet een biechtvader kiezen die de U opgestuurde faculteit open-
" maakt en het breviergebed vervangt door een mondeling gebed, hoe
" kort dat ook zij; men zei mij, dat dit de curiale manier was om
" in soortgelijke gevallen te dispenseren.
"
Wat de "dimissorie" betreft, heb voorlopig geduld; men
" heeft mij verzekerd dat die vraag totaal ongelegen komt, te meer
" daar er in de artikels van onze Congregatie ook staat dat de le-
" den onderworpen zijn aan de ordinarius van de plaats waar zij
" wonen: laten wij dan hiervan het offer aan God brengen en Hem
" bedanken voor wat wij al bekomen hebben.
"
Ziehier mijn mening over de loterij. Ik denk niet dat wij
" bij de aankondiging ervan de plaats waar zij gehouden wordt, moe-
" ten bepalen, te Turijn of te Rome. Als wij veel verzamelen, kan
" zij te Rome plaatshebben. Maar als de edelmoedigheid van de Ro-
" meinen zich beperkt tot een geringe medewerking, dan zou het geen

62.6 Page 616

▲back to top
- VII/611 -
" zin hebben die twee voorwerpen van de H. Vader tentoon te stel-
" len, aangezien niemand dat voorbeeld navolgt. Dat zou volgens
" mij dwaas zijn. U zult beter over de zaak kunnen oordelen.
"
De bevoegdheid voor uw priesters om verboden boeken te le-
" zen heb ik onbeperkt bekomen alsof ze allen de doctorstitel had-
" den; voor de clerici echter werd het anders geregeld: de H. Vader
" geeft u de volmacht om deze toelating aan uw jongens naar eigen
" keuze en telkens als U het goedvindt te geven; en pater Modena
" zelf belast er zich mee bij de H. Vader te gaan en ze te vragen;
" en zodra ze bekomen is, zal ik ze u onmiddellijk laten sturen...
"
"
Manacorda Emiliano
Met welgevallen ontving Don Bosco - ook al tot grotere gerust-
stelling van zijn geweten - het indult voor het breviergebed. Toch zorg-
de hij er altijd voor het in zijn geheel of gedeeltelijk te bidden,
naarmate de tijd het hem toeliet te midden van zijn drukke bezigheden.
Daarom lag het indult altijd op zijn schrijftafel en droeg hij dat op
reis met zich mee. Wanneer hij later leed aan fysieke ongesteldheid of
aan gezichtszwakte, stond hij er op ook dan minstens een kort gedeelte
elke dag te lezen. Toen hij uiteindelijk tijdens de laatste jaren abso-
luut niets meer kon doen, ging hij bij anderen om raad over het officie
van de dag en liet hij zich de lessen voorlezen. Dat wordt ons door Mgr.
Cagliero, Don Rua en Don Berto bevestigd.
Nauwelijks was Don Bosco thuis gekomen of hij wilde een plicht
van dankbaarheid vervullen tegenover allen die zijn leerlingen tijdens
de uitstap met zoveel liefdadigheid onthaald en begunstigd hadden. Aan
allen stuurde hij brieven en zond door hem geschreven boeken op. Natuur-
lijk ontving hij ook antwoorden. Slechts één enkele brief is ons bewaard
gebleven. (1) Het is een brief van de heer Canale uit Genua, trouwe wel-
doener van de vakleerlingen van D. Montebruno, lid van de vereniging van
de zonen van de Onbevlekte van D. Frassinetti, lid voor de conferenties
van de H. Vincentius a Paulo en van andere goede werken en vriend van
Don Bosco. Tijdens de dagen waarop de leerlingen van het Oratorio te
Genua verbleven, was hij hun gids en mentor bij alle plaatsen die zij
bezocht hadden.
(1)
Mijn Zeereerw. Heer Bosco,
Laat mij toe u van ganser harte te danken voor het mooi geschenk dat ik als iets
kostbaar beschouw en mij een dierbaar aandenken zal zijn van uw dierbare persoon; in
mijn armzaligheid en stand verlang ik dat U mij altijd de gelegenheid biedt U van
dienst te zijn. Met genoegen heb ik twee van uw geliefde zonen mogen omhelzen; ik heb
van hen mogen horen over uw wandeling in Monferrato en ik was blij om de goede
ontvangst; jammer dat ik er geen deel aan kon nemen.
Ik verlang vurig om eens naar Turijn te komen en al die goede jongens terug te
zien; mij weer te spiegelen aan hun voorbeeld, om de deugd te beoefenen en te werken
niet voor deze tijd, die vervliegt maar voor de eeuwigheid die ons wacht en nooit een
einde neemt. Vergeet mij niet in uw gebeden die ik zo broodnodig heb; ik groet u eer-
biedig en vraag u mijn beste groeten te doen aan al de uwen; en terwijl ik U de hand
kus, heb ik de vreugde mij opnieuw te noemen
van U, Zeereerw.,
de zeer nederige zoon in J.C.
Genova, 21 oktober 1864
Giuseppe Canale van Bartolomeo.

62.7 Page 617

▲back to top
- VII/612 -
H O O F D S T U K LXXVI.
Tijdens het schooljaar 1864-65 bedroeg het aantal studenten 350.
Dat maken wij op uit een aantekening van Don Bosco die naar de konink-
lijke inspecteur opgestuurd werd. Het totale aantal echter overschreed
de 700.
Uit alle hoeken van Italië, tot uit Sicilië toe, waren ze geko-
men; zij waren voor de studies bestemd of verlangden een vak aan te le-
ren. Elke hoek van het Oratorio was door hen ingepalmd en ze waren vol
goede wil en goede voornemens. De oversten, zo priesters als clerici,
zegden aan Don Bosco dat hij te veel geld moest uitgeven voor zoveel
jongens; maar hij antwoordde dat er in het Oratorio een pomp stond, of
beter een hydraulische spuit, die altijd goudstukken uitspuwde, zodat
men bij gebrek aan geld daardoor nooit mocht nalaten arme jongens op te
nemen.
En dat gezegde staafde hij met feiten. Op de 18de van de maand
oktober was Don Bosco omstreeks negen uur in de avond, na de avondgebe-
den, door een aantal clerici omringd. Zij vroegen hem hun iets te ver-
tellen tot ontspanning. Daarop vertelde hij dat hij tijdens de laatste
winter op providentiële wijze hulp uit de hemel gekregen had.
Op zekere dag, zei hij, toen mijn beurs er heel armzalig uitzag,
stond ik plots oog in oog met de bakker. Hij drong er bij mij op aan
hem te betalen voor het brood, dat hij al aan het Oratorio geleverd
had. Een ogenblik stond ik als van de hand Gods geslagen en toen ant-
woordde ik hem: - "Kom morgen terug en U zult volledig uitbetaald wor-
den." - Dat woord was mij ontsnapt zonder eigenlijk goed te weten wat
ik zei, maar opeens voelde ik een levendig vertrouwen in de goddelijke
Voorzienigheid in mij heropflakkeren. Die morgen kwam en ik bezat geen
cent. Ik ging naar de kerk en dacht herhaaldelijk aan mijn schuld. Ik
ging de Heilige Mis lezen en op dat ogenblik zag men een heel vriende-
lijke jongen de sacristie binnenkomen; hij vroeg naar mij. Toen hij een
priester zag, reikte hij hem een brief aan voor mij en trok zich daarop
terug. Na de H. Mis werd mij de envelop, die verzegeld was, gebracht.
Ik opende ze en vond er drie biljetten in van duizend lires, som die
overeenstemde met de schuld. Wil daarbij opmerken dat ik niemand mijn
nood geklaagd had en dat ik de jongeman, drager van die brief helemaal
niet kende. "Zie eens, hoe groot de goddelijke Voorzienigheid is!"
Maar de schatten van de goddelijke Voorzienigheid wist Don Bos-
co als trouwe dienaar te beheren; hij deelde ze uit met voorzichtige
behoedzaamheid; de echte behoeftige werd erdoor geholpen en zij die
hem lastig vielen voor een hulp die hem niet nodig scheen, werden toch
niet mistevreden heengezonden. De schriftelijke aanvragen om jongens op

62.8 Page 618

▲back to top
- VII/613 -
te nemen, wielen minstens tienmaal talrijker uit dan de plaatsen die in
het Oratorio beschikbaar waren. En toch liet hij geen enkele onbeant-
woord, betoonde grote eerbied aan de schrijver ervan, hield ten volle
rekening met de aanbeveling en trof de gunstigste schikkingen om ieder-
een in de mate van het mogelijke tevreden te stellen.
Met dezelfde eerbiedige hoffelijkheid handelde hij met hen die
geen rekening hielden met de voorwaarden door het reglement gesteld bij
het opnemen van een jongen. Hij was er zich inderdaad heel goed van be-
wust dat het heel wat heren weinig kon uitmaken of een jongen al dan
niet aanvaard werd en dat zij soms een aanvraag ondersteunden om ver-
lost te zijn van een vervelend smekend aandringen. Anderen hadden alleen
tot doel met protectie te pralen en de gewone lui te laten inzien, welke
achting hun naam genoot. Met goede argumenten overtuigde Don Bosco de
beschermeling geduld te hebben en te vertrouwen op de Voorzienigheid.
Wanneer hij echter voorzag dat iemand die zich tot hem gewend had, door
een opgelopen weigering beledigd werd, dan gebeurde het niet zelden, tot
welzijn van zijn opgenomen jongens, dat hij opmerkelijke uitzonderingen
maakte.
Dan vroeg hij later als vergoeding soms wel eens een dienst aan
de beschermer, dienst die hij hem gemakkelijk kon bewijzen. Onder de
vele aanbevelingen was er die van volksvertegenwoordiger Amilcare Mara-
zio, die de opname bekwam van de jongen Gho en daarbij de belofte ge-
stand deed er zich voor in te zetten dat het ministerie van Justitie
en Eredienst een subsidie zou geven voor de bouw van de kerk van Maria,
Hulp der Christenen.
Maar wanneer uiteindelijk de armoede van een behoeftige bewezen
was, zette Don Bosco de poort van zijn Oratorio voor hem open en gaf
hij daar bericht van aan hem die de aanbeveling gedaan had. En dan deed
hij dat met dergelijke vriendelijke bewoordingen dat hij zodoende een
vriend te meer gewonnen had.(1)
(1)
Hooggeachte Heer,
Ik heb de brief ontvangen waarmee U, Hooggeachte, zo goed was mij de arme jon-
gen Genna Giacomo van Roretto aan te bevelen.
Met genoegen laat ik u weten dat, gezien de omstandigheden waarin de jongen
zich bevindt en nog meer de persoon die hem aanbeveelt, hij kan komen wanneer hij wil,
op voorwaarde nochtans dat hij gezond en lichamelijk goedgebouwd is. Gelieve alleen op
de hoogte te brengen wie het rechtens toekomt; en als hij hier aankomt, zal hij zonder
meer aangenomen en bestemd worden voor de studie of voor een ambacht volgens zijn aan-
leg en bekwaamheid.
Ik ben gelukkig U, Hooggeachte, bij deze eerste gelegenheid, te kunnen schrij-
ven en beveel de arme jongens van dit huis (er zijn er omtrent 800) aan uw welwillend-
heid aan; ik ben bereid u dienst te bewijzen in alles wat mij mogelijk is en heb de
grote eer mij met de meeste achting te kunnen noemen
van U, Hooggeachte,
de zeer toegewijde dienaar
Turijn, 19 oktober 1864.
Pr. Giovanni Bosco

62.9 Page 619

▲back to top
- VII/614 -
Wat Don Bosco echter het meeste ter harte ging, waren zijn cleri-
ci. Nauwelijks was hij weer thuis, of hij ging diezelfde avond na de
avondgebeden en in aanwezigheid van de hele gemeenschap in de kerk over
tot het zegenen en opleggen van het geestelijke kleed aan enige jongens,
onder wie Bodrato Francesco. Nadat hij de belangen van zijn huis gere-
geld had en de opvoeding van zijn twee zonen - hij was weduwnaar - aan
Don Bosco toevertrouwd had, omhelsde hij het salesiaanse leven.
Dat de dienaar Gods de leerlingen die tot de geestelijke staat
geroepen waren, kende, daar gaven zij die zijn steun in het Oratorio
waren blijk van. In die dagen hielden zij zich ijverig bezig met het
voorbereiden van de examens, die zij in het seminarie moesten afleggen;
hun ijver kreeg het verdiende loon. Op 3 november haalden ze - op vier
na die een goed kregen - voortreffelijk, zeer goed, bijna zeer goed.
Zestien onder hen volgden de cursus van godgeleerdheid en zes die van
wijsbegeerte. Men zou geneigd zijn te denken dat hun aantal verminderd
was, vergeleken bij dat van vorig jaar; maar men mag niet vergeten dat
de colleges van Mirabello en van Lanzo van personeel voorzien waren en
dat de een of ander ziek lag. Vijf anderen waren naar het seminarie ge-
gaan en Don Bosco vergat hen niet. Hij schreef inderdaad aan kan.
Vogliotti, rector van het seminarie:
"
Hooggeachte en Zeereerw. Heer,
"
"
Clericus Sargiotto Francesco vraagt mij een aanbeveling voor
" uw bekende liefdadigheid om gratis in het seminarie opgenomen te
" worden. Ik heb hem altijd gekend als een jongen van goede wil en
" uitstekende zeden; daarom beveel ik hem u aan; de vader kon nooit,
" noch kan iets betalen.
"
Ik beperk mij ertoe hem aan te bevelen. U doet maar zoals U
" het in uw wijsheid zal goedvinden tot meerdere eer van God.
"
Wil mijn wens voor alle hemelse zegen aanvaarden en met ware
" dankbaarheid noem ik mij
"
van U, Hooggeachte en Zeereerw.,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 22 oktober 1864
Pr. Bosco Giovanni
Tegelijkertijd had hij gedacht aan de regeling van de klassen en
aan het aanstellen van de leraren. Dit was het resultaat: Don Durando
Celestino leraar aan de vijfde gymnasiale; Don Francesia Giovanni kreeg
de vierde; gediplomeerde leraren, clericus Barberis Pietro voor de der-
de; Don Alasonatti Vittorio voor de tweede, Clericus Tamagnone Giovanni
voor de eerste. Het onderricht in rekenkunde was toevertrouwd aan Don
Savio Angelo, onderwijzer in de hogere cursus. Don Bosco maakte de lijst
van die namen over aan de koninklijke inspecteur, die er hem op 26 no-
vember om vroeg in een met het nummer 3.057 gemerkte brief. De school-
autoriteiten hadden er niets op aan te merken. In die dagen was Don Bos-
co nog andere werkzaamheden aan het beëindigen, nl. die van de Letture

62.10 Page 620

▲back to top
- VII/615 -
Cattoliche, die hij grotendeels zelf geschreven had.
Voor de maand december was de aflevering van de prior van S. Sa-
bina in Genova, Giuseppe Frassinetti, gedrukt. Twee verdoken juwelen,
of de dagelijkse en veelvuldige Communie en de volmaakte zuiverheid. Op
de laatste bladzijden stond de herderlijke brief van de bisschop van
Mondovi te lezen, die de gelovigen waarschuwde voor de ketterijen, die
de ongelukkige D. Ambrogio in het bisdom verspreidde en voor de erger-
nis die door hem veroorzaakt werd.
Uit een bijgevoegd blad kwamen wij te weten dat Don Bosco tijdens
dat jaar een boekhandel geopend had. Wordt inderdaad aangekondigd dat te
koop worden gesteld: de Latijnse werken van Professor Vallauri, eigendom
van de drukkerij-uitgeverij van het Oratorio; theologische werken met
grote faam worden in voorraad gehouden; alle afleveringen van de Letture
Cattoliche sinds 1853; de werken door Don Bosco geschreven en andere
boeken met verscheidene onderwerpen; gewijde en profane foto's van het
originele werk van de beste Italiaanse en vreemde kunstenaars; gewijde
en profane muziekstukken van Pr. Giovanni Cagliero. Die boekhandel, die
een zo hoge vlucht zou nemen, opende een nieuw arbeidsveld voor een
aantal jongeren en riep een handelsschool in het leven.
"
BELANGRIJKE BERICHTEN
"
"
Om aan het verlangen van verdienstelijke correspondenten en
" abonnees van de ‘Letture Cattoliche’ te voldoen, heeft de direc-
" tie beslist de jaarlijkse publicatie ervan met de maand januari
" te beginnen.
"
Er wordt dus beslist dat:
" 1° Met de huidige aflevering het XIIde jaar van de publicaties
"
een einde neemt en dat het XIIIde jaar met januari e.k. zal
"
aanvangen.
" 2° De abonnees zullen vergoed worden met een supplementaire afle-
"
vering; hiermee zal iedereen in het geheel twaalf afleveringen
"
hebben van 108 blz. zoals het hun beloofd werd.
" 3° Al het overige zal blijven volgens het tot nu toe gevolgd pro-
"
gramma.
De bijgevoegde aflevering droeg als titel: De godslastering; wat
men van de kroeg naar huis brengt, twee kleine werken van eerw. Heer
Mullois, apostolisch missionaris en eerste kapelaan van Napoleon III.
Een aanhangsel van acht mooie verhalen handelt over de verdiensten van
de katholieke godsdienst en van zijn zedenleer.
Toen beide afleveringen voltooid waren, hadden de drukkers de
hand geslagen aan de publicatie: Il Galantuomo (1) en zijn lotgevallen.
(1) Een man van eer.

63 Pages 621-630

▲back to top

63.1 Page 621

▲back to top
- VII/616 -
Nationale almanak voor het jaar 1865. Aan de Italiaanse katholieken aan-
geboden als nieuwjaarsgeschenk. In dat boekje wisselen verscheidene
stichtende en aangename anekdoten af met mooie gedichten en belangrijke
artikels. Hier volgen de titels van enkele: De clerus en de opvoeding
van de jeugd. - De godslamp van het Allerheiligste. - Bidt voor de mis-
sionarissen. - Gemakkelijke manier om tevreden te zijn met alles en met
allen en altijd vrolijk te zijn. - Wie is D. Ambrogio? Dialoog tussen
een kapper en een theoloog.
Voor elke maand van de kalender was een bladzijde ingelast met
overwegingen waarmee de gelovigen zich met veel toewijding vrijwaren te-
gen dwalingen en lasterpraatjes over de Kerk, vanwege protestanten, on-
gelovigen en onwetenden.
Op het einde gaf de Galantuomo aan zijn vrienden enkele notities
over bebouwing van hoven en van tuinen, terwijl hij in het begin - naar
het ons toeschijnt - al schertsend weer zinspelingen maakt op de door
ons al uiteengezette kwestie van het eigenaarschap van de Letture Catto-
liche; ofwel op enkele waarschuwingen die hij van de burgerlijke gezag-
dragers ontvangen had.
"
VOORREDE
"
"
waarin men spreekt over worteltjes, aardappelen en kolen,
"
en men in vertrouwen aan de lezers enige tegenslagen van
"
de "Galantuomo" vertelt.
"
"
"
"Alwie zich voorbereidt om zich af te tobben voor zijn ge-
" lijken, zal geen ander loon oogsten dan kopzorgen", heeft een
" wijsneus van onze dagen gezegd, en hij heeft heel goed, buitenge-
" woon goed, excellent goed gezegd. En u denkt bij u zelf, dierbare
" lezers, dat de "Galantuomo" een wezen is dat niemand kwaad doet,
" van niemand kwaad spreekt, het welzijn verlangt, ja zoekt van
" iedereen, van het gelukkigste leven van de wereld geniet en dat
" allen wedijveren om er het bestaan van te zegenen. Dierbare le-
" zers, excuseer mij; doch u verkeert allen in de grootste dwaling.
" En om u ervan te overtuigen, luister naar de droevige geschiedenis
" die het bestaan van de nieuwjaarswens van Galantuomo in gevaar
" bracht. Het was op het einde van december jl.; Galantuomo zat
" naast het vuur ineengehurkt met een heel grote bril op de neus;
" hij zat te lezen in een heel oude verzameling van het jaar twee
" duizend vijfhonderd toen hij plots buiten, een geklop hoorde als
" van iemand die haastig is en niet wil wachten. Galantuomo smijt
" zijn verzameling op tafel en gaat haastig de deur openen. Het was
" zijn oude vriend die van de stad kwam en er veel had horen spreken
" over de Galantuomo, een goede man hoor! Een man die houdt van rust
" en vrede; ongelooflijk! Hij sprak over alle soorten van uitspraken
" die hij gehoord had. De enen loofden Galantuomo, anderen bekriti-
" seerden hem, laakten hem of wensten hem de

63.2 Page 622

▲back to top
- VII/617 -
" vrede van het kerkhof toe. Wreedaards! En zeggen dat men verleden
" jaar aan iedereen gezegd dat men nooit de tanden moest laten zien,
" omdat hij gauw bang was en dat hij had kunnen sterven van schrik.
" Nadat de goede oude verteld had, wat men hem gezegd had à propos
" van de kalender: "Zie je, zei hij mij zonder complimenten, je zou
" beter doen je tijd te gebruiken met kolen te planten en worteltjes
" te zaaien dan met almanakken te fabriceren; je zou er meer mee ver-
" dienen en een rustig leven hebben." Het was, zoals u ziet, een ma-
" nier van spreken, die verschrikkelijk en vreselijk klaar was. Deze
" woorden, samen met nog een paar andere opmerkingen, troffen tot in
" het diepste van zijn hart onze Galantuomo en na een allerdiepste
" zucht waardoor heel het huis dreunde, vanaf de daken tot in de
" kelders, ach wat een smart! De dood van de almanak was onherroepe-
" lijk gedecreteerd! Ten gevolge daarvan en om in de puntjes de raad
" van de vriend te volgen, zocht Galantuomo een boerderijtje om
" voortaan zijn leven te wijden aan het kweken van aardappelen en
" kolen. Vaarwel dan almanakken, vaarwel nieuwjaarswensen, vaarwel
" kalenders. Indien een gelukkig voorval dat plan niet had afgebro-
" ken, zou heel de wereld te vergeefs de verschijning van Galantuomo
" als "Almanak"afgewacht hebben; het beste wat men van hem had kun-
" nen verwachten zou een aardappel geweest zijn of een verwenste
" distel; maar van Galantuomo zou men niet meer vernemen welke dag,
" van de is maand het welke de jaarlijkse feesten zijn, wanneer de,
" zon opstaat enz. enz., niets meer, niets meer. Wat een verwarring!
" In plaats van te rusten en de zondag te heiligen, zouden ontelba-
" ren zonder het te weten ’s maandags rusten. Anderen zouden zich
" ‘s donderdags van vlees onthouden hebben en er 's zaterdags zonder
" scrupules gegeten hebben; in plaats van te vasten tijdens de grote
" vasten, zouden zij op carnaval gevast hebben (en er zijn veel en
" soorten van vasten! Vul zelf maar verder aan. Het is waar dat dat
" vroeger ook wel eens gebeurd is. Maar de oorzaak lag hierin dat
" zij de "Galantuomo" niet lazen en bijgevolg de manier van leven
" niet kenden, noch de dag, noch de tijd waarin ze leefden. Geloof
" mij, het is een zaak van groot belang te weten welke dag het is
" en zonder almanak zou dat onmogelijk zijn.
"
De wereld zou dus gevaar gelopen hebben ten onder te gaan,
" indien Galantuomo erin volhard had zijn almanak niet meer te pu-
" bliceren. En dan krak!... Grote genade! Maar om deze fatale ge-
" beurtenis te voorkomen, zorgde de oude man zelf, die het besluit
" van Galantuomo veroorzaakt had, voor een oplossing. Nauwelijks had
" hij de aanstaande dood van de almanak vernomen of hij ging zonder
" dralen aan Jan en alleman in de stad verkondigen wat er gebeurd
" was. Dat was voldoende om met een zondvloed van brieven het huis
" van Galantuomo te overstromen: brieven van alle kleur, roze, groe-
" ne, kanariegele, waarmee men hem in naam van al wat te noemen is,
" bezwoer voort te gaan met de publicatie van de verdienstelijke al-
" manak. De brieven stonden vol pathetische uitdrukkingen en waren
" zo ontroerend dat "Galantuomo" aan zo een welsprekendheid niet kon
" weerstaan; hij verzaakte zijn boerenhofje, zijn worteltjes, de

63.3 Page 623

▲back to top
- VII/618 -
" rust van een privé-leven en besloot verder te gaan met zijn open-
" baar leven, enkel en alleen voor het welzijn van de maatschappij.
" Doch hij stelde zijn lezers voorwaarden opdat zij altijd meer
" overtuigd zouden zijn van het nut van een kalender. Ten eerste:
" zoals de kalender gemaakt is om de feestdagen te onderscheiden van
" de gewone dagen,zo moet elkeen zich inzetten om ze te heiligen
" door godsdienstoefeningen en op deze dagen alleen gewetensvol een
" werk van algemeen nut verrichten. Ten tweede: aangezien de kalen-
" der zegt op welke dagen men zich van vlees moet onthouden, moeten
" allen kennis ervan nemen en geen vlees eten. Ten derde: de paas-
" tijd wordt er aangeduid en dat dient om ons te herinneren aan het
" voorschrift dat wij in die tijd de HH. Sacramenten moeten ontvan-
" gen; want als wij dat voorschrift niet onderhouden, is het onmoge-
" lijk God en de naaste te beminnen zoals een katholiek hem moet be-
" minnen. Ten vierde: ze moeten nut trekken uit al de andere dingen
" die hij hun zal vertellen. En dit alles neemt "Galantuomo" ernstig
" op. Hij is wel de meest grappige man ter wereld, maar als hij over
" godsdienst spreekt, schertst hij niet. Hij weet heel goed dat men
" met God niet mag spotten en dat scherts en spot op gebied van
" godsdienst de meest walgelijke en de meest domme zaak is, die men
" zich kan voorstellen.
"
Na dit alles moet ik u nog iets anders vertellen, dat ver-
" leden jaar aan de "Galantuomo" overkomen is; doch ik wil het u
" slechts in vertrouwen vertellen en ik verzoek u het aan niemand
" anders te zeggen. U weet, dierbare lezers, dat "Galantuomo" ter
" gedachtenis en naar het goede voorbeeld van zijn grootvader een
" haardracht had die vanaf de hals over de schouders hing en staart-
" pruik genoemd werd. Welnu, sinds een jaar of nog langer heeft hij
" voorgoed die pruik afgelegd. Wat wil je! Men kwam hem vertellen
" dat zoiets niet meer van zijn tijd was, dat hij de moderne ideeën
" niet wilde aanvaarden, dat hij wilde doorgaan als een man van de
" oude, van de heel oude tijd, als reactionair, obcurantist en wat
" weet ik al! Arme Galantuomo; men deed hem een paar ogen openzet-
" ten, die wel twee volle manen schenen te zijn en men deed hem een
" half uur lang zijn neus ophalen. Stumper, hij begreep er niets
" van! Hij droeg het staartje en met dat voorwerp aan de hals ging
" hij langs de straten van stad en dorp en trok de jongens aan; en
" als er een zeker aantal bijeen waren, keerde hij zich om, gaf hun
" een geschenkje en een goede vermaning b.v. dat zij een troost voor
" hun ouders moesten zijn door hun goed gedrag, dat zij goed overeen
" moesten komen als echte broers, elkaar moesten helpen en God uit
" heel hun hart moesten beminnen; hij vertelde hun ook een mooi ver-
" telseltje en zond ze dan uiterst tevreden naar huis; en hij heeft
" zich nooit, maar dan ook nooit kunnen voorstellen dat een kortere
" of langere haardracht een politieke geloofsbelijdenis betekende.
" "Politiek"! zei hij bij zichzelf, "politiek! Wat is die politiek?"
" "Hadden ze mij daarover gesproken, toen ik nog heel klein was, dan
" zou ik gedacht hebben dat het een manier was om polenta te maken;
" maar nu weet ik maar al te goed dat politiek niets met polenta te
" maken heeft, ja toch!, de politiek zou soms de polenta kunnen doen

63.4 Page 624

▲back to top
- VII/619 -
" verminderen; maar ik heb mij daar nooit mee beziggehouden en van
" politiek ken ik geen snars en het is wat moois dat mijn staartje
" er meer van weet dan ik. Vermits het indiscreet is zijn neus in
" zaken te steken die hem niet aangaan, stuur ik hem morgen naar
" de maan." En hij hield woord. 's Anderendaags ondanks het misnoe-
" gen van zijn oude zus, werd de schaar in het staartje gezet en de
" telegraaf kon het aan de vier delen van de wereld melden. Onmoge-
" lijk te zeggen welke indruk dat feit maakte in alle lagen van de
" maatschappij vooral bij de haarkappers en "Galantuomo" kreeg nog-
" al wat te verduren. Toen hij op zekere dag uitgegaan was om zich
" wat te ontspannen, ontmoette hij een oude vriend die hem zonder
" trouwe gezel zag: "Maar wat"! riep hij uit, "ben jij ook een fran-
" maçon geworden?" Bij die benaming van franmaçon; nieuwe verbazing
" voor Galantuomo". "Maar wat een dwaasheid", zei hij: "franmaçon,
" formaggioni, wat weet ik daarvan? Moest ik dan het staartje dra-
" gen tot aan de dood? En dan zegt men dat iedereen vrij is... Dank
" voor zo een vrijheid. Als ik het staartje draag, is het verkeerd
" en als ik het niet draag, is het nog erger. Ah, dat ze allen naar
" de bliksem lopen." En daar men hem inmiddels voorgesteld had aard-
" appelen te kweken en zich uit het openbare leven terug te trekken,
" werd hij nog meer in zijn opzet versterkt.
"
Gelukkig voor u, beste lezers, dat ik omstreeks die tijd
" bij hem in huis viel en hem deed opmerken dat het belachelijk was
" slaaf te zijn van de praat van sommige leeglopers en dat vanaf het
" ogenblik dat hij niets te doen had en zich niet met politiek wens-
" te bezig te houden hij maar rustig moest blijven leven en de kik-
" kers laten kwaken en de mussen laten tjilpen. "Wat een politiek,
" wat een politiek van Egypte, bromde hij. Tot wat zou het dienen
" als ik er mij mee bezig hield? Ik vertrouw op de Voorzienigheid,
" wat er ook gebeurt. God zal uit alles het goede weten te halen om
" het mensdom tot zijn bestemming te brengen." Hij zat nog een goed
" half uur te brommen en wierp vlammende oogslagen naar zijn afge-
" kapt staartje, dat zijn oude zuster als ereteken in een verguld
" papier gewikkeld en boven op de kast gelegd had. "Jij bent, lelij-
" ke staart, de oorzaak van alles, murmelde hij tussen de tanden;
" gelukkig dat je daarboven ligt, anders zou ik je nogal toetake-
" len." Ik bleef verder aandringen,zodat hij, dank zij mijn woorden
" en de vele aanmoedigende brieven,zich gewonnen gaf om ook dit jaar
" zijn gewone almanak uit te geven.
"
En u, dierbare en vriendelijke lezers, ontvangt hem met een
" blij gezicht; leest hem en laat hem lezen; zorgt ervoor dat "Ga-
" lantuomo" er meer en meer van overtuigd geraakt dat hij een goed
" werk doet met zijn nieuwjaarswens te publiceren.

63.5 Page 625

▲back to top
- VII/620 -
H O O F D S T U K LXXVII.
Don Ruffino, die als directeur voor Lanzo bestemd was, kon zijn
kroniek niet langer verzorgen. Hoewel de verzamelaar van deze gedenk-
schriften van de eerbiedwaardige niets afwist van het door Ruffino en
Bonetti ingezette werk, had hij de inspiratie en het geluk ze gedurende
twee jaar voort te zetten. Wat wij hier dan schrijven, zagen we met onze
eigen ogen, hoorden wij met onze eigen oren en zetten wij nu op papier.
Wij beginnen met een korte preek van Don Bosco.
"
18 oktober 1864. - Elke clericus van het huis moet werken
" alsof hij zelf de directeur in eigen persoon was: hen vermanen
" die op enige wijze verkeerd handelen, goede raad geven, in ge-
" sprekken met de jongens de H.Communie doen waarderen, die de spil
" is van de goede gang van het huis. Laten wij moedig onze plichten
" volbrengen, maar ook nederig zijn. De paus schreef: "Deo bene
" adjuvante", bijgevolg moeten wij niets vrezen; als ons werk het
" werk van God is, zal het goed gaan; de mens in huis is niets op
" zich zelf; hij is een instrument dat alleen voor God moet werken
" zonder enige verwachting op aarde. Ook als velen ons in de steek
" laten, is dat van weinig belang; God moet ons helpen.
"
Zorgen wij ervoor Hem trouw te zijn. In de bekoringen ge-
" bruik een middel dat ik in mijn lange jaren ondervinding aller-
" machtigst bevonden heb om de duivel te overwinnen: de medaille
" van de Madonna kussen. Als je ergens bent waar het niet gaat om
" de medaille te kussen, zeg dan het schietgebed: -"Jezus, Maria,
" Jozef, ik geef u mijn hart en mijn ziel." - Als de bekoring niet
" ophoudt, herhaal de kus of het schietgebed en de bekoring zal
" overwonnen zijn.
Die verwittigingen waren speciaal tot de clerici gericht. Bij de
inzet van elk schooljaar placht hij de jongens een raadgeving in het
openbaar mee te geven, die betrekking had op de eerste troostende vruch-
ten van hun opvoeding in het eigen gezin.
Op 19 oktober sprak hij aan de leerlingen over hun ouders die ver
van hen verwijderd waren en die hun kinderen zoveel genegenheid toedroe-
gen; over de moeite en de onkosten, die zij deden om van hen gezonde
kinderen te maken en hun een goede opvoeding te bezorgen. Door een gebod
van God waren de kinderen dan ook gehouden tot eerbied, gehoorzaamheid
en genegenheid om dat aan hun ouders te vergoeden. Hij zette ze daarom

63.6 Page 626

▲back to top
- VII/621 -
aan allen een briefje aan de ouders te sturen, waarmee ze uitdrukking
gaven aan de genegenheid die ze voor hen koesterden en waarin ze om ver-
giffenis vroegen voor de onaangenaamheden, die ze hun hoe dan ook ver-
oorzaakt mochten hebben.
Na die twee eenvoudige toespraken vertelde hij hun een prachtige
droom.
Men leest in het boek Daniël, Hoofdstuk I, vers 17, dat vier adel-
lijke jongelingen door Nabuchodonosor als balling uit Jerusalem naar Ba-
bylonië gevoerd waren en er getrouw bleven aan de wetten van de Heer,
"pueris his dedit Deus scientiam et disciplinam in omni libro et sapien-
tiam; Danieli autem intelligentiam omnium visionum et somniorum." Daniël
kreeg van God de genade de dromen die door Hem ingegeven waren te kunnen
onderscheiden van andere, die toevallig en onvoorzien waren en in te
zien, wat God zelf ermee wenste te beduiden. Dezelfde genade werd om
dezelfde reden door de Heer aan Don Bosco geschonken in verband met min-
stens een groot aantal van de dromen, die door ons verhaald worden. En
dat geldt in onze ogen evenzeer en dat is even klaarblijkelijk het geval
met de droom, die wij nu gaan neerpennen en die door hem op de avond van
22 oktober verteld werd.
Don Bosco had 's nachts tevoren een droom gehad. Tezelfdertijd had
een jongen, die C... E... heette en uit Casal Monferrato afkomstig was,
juist dezelfde droom gehad waarin het hem toescheen dat hij zich bij Don
Bosco bevond en met hem een gesprek voerde. Bij het opstaan was hij er
zo door getroffen dat hij de door hem gedroomde dingen aan zijn leraar
ging vertellen; deze gaf hem de raad naar Don Bosco te gaan en hem alles
mee te delen. De jongen ging op staande voet naar hem en ontmoette hem
op het ogenblik dat hij de trappen afging om hem op te zoeken en hem de-
zelfde droom te verhalen.
Het scheen Don Bosco toe dat hij zich in een erg grote vallei be-
vond, vol duizenden en duizenden jongens, maar zo talrijk dat hij zich
niet kon voorstellen dat er zoveel op de hele wereld te vinden zijn. On-
der die jongens herkende hij allen, die in zijn huis geweest waren of
nog waren. Al de anderen zouden er later komen. Onder de jongens zag hij
de priesters en de clerici van het huis.
Een heel hoge rots sloot aan een kant de vallei af. Terwijl Don
Bosco aan het denken was, wat hij met zoveel jongens moest, zei een stem
hem: - "Zie je die rots daar? Welnu, jij en je jongens moeten er de top
van halen." - Daarop gaf Don Bosco aan alle jongens de opdracht zich op
gang te zetten naar het aangeduide punt. De jongens stormden op de rots
aan en klommen naar omhoog. Ook de priesters van het huis liepen mee
naar boven en duwden de jongens vooruit; ze hielpen hen die gevallen
waren weer op en droegen hen, die van vermoeienis niet verder konden lo-
pen, op hun schouders. Don Rua werkte met opgestroopte mouwen harder dan
alle anderen, nam de jongens twee aan twee en slingerde ze rechtstreeks

63.7 Page 627

▲back to top
- VII/622 -
door de lucht boven op de rots, waar ze op hun voeten terechtkwamen en
dan vrolijk hier en daar rondzwierven. Don Cagliero en Don Francesia
liepen her en der tussen de rijen en riepen: - "Moed, vooruit, vooruit,
moed."
In een korte tijd bereikten die jongens de top van de rots. Ook
Don Bosco was erop geklommen en zei: - "En nu, wat moeten wij nu aanvan-
gen?" - En de "stem" voegde eraan toe: - "Met je jongens moet je de tien
heuvels die je de een na de andere voor je ogen ziet oprijzen, over
trekken." - "Maar hoe moeten wij het klaarspelen om een zo lange reis
met zoveel jongens, die dan nog zo klein en zo teer zijn, tot een goed
einde te brengen?" - "Wie niet te voet kan gaan, zal gedragen worden", -
werd hem geantwoord.
En zie, daar verschijnt aan een eind van de heuvel een prachtige
wagen. Het is onbegonnen werk er een beschrijving van te geven, zo mooi
was hij; maar iets kan men er toch wel over vertellen. Hij was driehoe-
kig en had drie wielen, die zich naar alle richtingen bewogen. Uit de
drie hoeken vertrokken drie stangen, die in een enkel punt boven de wa-
gen zelf samenliepen en daar als de spits van een pergola vormden. Op
dat verbindingspunt verhief zich een prachtige standaard waarop in grote
letters geschreven stond: Innocentia. Een band die helemaal rond de wa-
gen liep, vormde de leuning en droeg het opschrift: "Adjutorio Dei Al-
tissimi Patris et Filii et Spiritus Sancti."
De wagen, die van goud en van kostbare stenen schitterde, kwam
naderbij en hield stil te midden van de jongens. Toen het sein gegeven
werd, sprongen veel kinderen erop. Hun aantal was 500. Nauwelijks vijf-
honderd onder zoveel duizenden jongens waren nog onschuldig.
Toen ze op de wagen gezeten waren en Don Bosco zich afvroeg welke
weg hij zou moeten volgen, zag hij plots voor zijn ogen een brede en ge-
makkelijke straat, maar helemaal met doornen bezaaid. Plots verschenen
zes jongens die al gestorven waren in het Oratorio. Zij waren in het wit
gekleed en hieven een andere prachtige banier in de hoogte waarop ge-
schreven stond: Poenitentia. Die zes gingen zich aan het hoofd stellen
van al die scharen jongens, die de reis te voet moesten doen. Daarop
werd het vertreksein gegeven. Veel priesters rukten op naar de dissel-
boom van de wagen, die door hen getrokken werd en aan het rollen ging.
De zes in het wit geklede jongens, volgden hem. Achter hen de hele rest
van die menigte. Met overheerlijke en onuitsprekelijke muziek werd door
de jongens op de wagen het Laudate pueri Dominium aangeheven.
In verrukking door die hemelse muziek stapte Don Bosco voort; maar
plots dacht hij eraan zich om te draaien en te kijken of alle jongens
hem ook gevolgd waren. Maar, o triest schouwspel! Velen waren in de val-
lei achtergebleven en vele anderen waren op hun stappen weergekeerd.
Door onuitsprekelijk verdriet gegrepen, besliste Don Bosco terug te gaan
om die onverstandige jongens te overtuigen en hen te helpen om hem te
volgen. Dat werd hem echter radicaal verboden. - "Maar die arme jongens
lopen verloren", riep hij uit. Hem werd geantwoord: - "Des te erger voor

63.8 Page 628

▲back to top
- VII/623 -
hen; evenals de anderen waren ook zij geroepen, maar ze wilden je niet
volgen. Ze hebben de te bewandelen weg gezien en dat volstaat." - Don
Bosco wilde antwoorden. Hij smeekte en hij bezwoer, maar alles was ver-
geefs. - "De gehoorzaamheid is ook voor jou"! - werd hem gezegd. En hij
moest zijn weg voortzetten.
Die smart was nog niet gelenigd, of een ander treurig voorval deed
zich voor. Veel van de jongens die op de wagen zaten, waren langzamer-
hand op de grond gevallen. Van de 500 bleven er nauwelijks 150 onder het
vaandel van de onschuld. Don Bosco's hart kromp ineen van ondraaglijke
angst. Hij hoopte dat het slechts een droom was en hij deed het onmoge-
lijke om te ontwaken, maar het bleek helaas vreselijke werkelijkheid te
zijn. Hij klapte in de handen en hoorde er de klank van. Hij zuchtte en
hij hoorde zijn zucht door de kamer weerklinken. Hij wenste die ver-
schrikkelijke nachtmerrie te verdrijven, maar slaagde er niet in.
- "Ach mijn dierbare jongens", riep hij op dat punt uit, bij het
vertellen van de droom. "Ik heb ze gezien en ik heb ze herkend, die in
de vallei achter bleven, die rechtsomkeer maakten of die van de karos
vielen. Ik heb ze allemaal herkend. Twijfel er echter niet aan, ik zal
elk mogelijk middel aanwenden om ze te redden. Velen onder jullie die
door mij uitgenodigd waren om hun biecht te komen spreken, gingen niet
in op mijn aanbod! Om de liefde Gods, red jullie zielen."
Velen onder hen die van de koets gevallen waren, hadden stilaan
een plaats ingenomen in de rijen van hen die achter de tweede banier op-
stapten. Intussen speelde de muziek zacht verder zodat Don Bosco's ver-
driet allengs overwonnen en verdreven werd. Zeven heuvels waren al over-
schreden; en toen de scharen op de achtste gekomen waren, traden ze een
wonderbare streek binnen, waar ze stilhielden om een beetje rust te ge-
nieten. De huizen waren er van een onbeschrijfelijke rijkdom en schoon-
heid.
Toen Don Bosco over die streek aan het spreken was tot de jongens,
voegde hij eraan toe: - "Ik zal jullie met de H. Theresia zeggen, wat
zij bevestigde over de dingen van de hemel: Met over die dingen te pra-
ten, worden ze minderwaardig omdat zij zo heerlijk zijn dat het onbegon-
nen werk is ze te willen beschrijven. Daarom zal ik hierbij slechts op-
merken dat de deurposten van die huizen tegelijk uit goud, kristal en
diamant schenen te bestaan, zodat ze het oog verrasten en streelden en
blijheid opwekten. De velden stonden overvol met bomen waarop men tege-
lijkertijd bloemen, knoppen, groene en rijpe vruchten vond. Het was een
betoverend schouwspel. De jongens verspreidden zich her en der, de ene
hiervoor en de ander daarvoor, want er was grote nieuwsgierigheid en
verlangen bij hen allen om van die vruchten te proeven.
Het is in dat dorp, dat de jongen van Casale Don Bosco ontmoette
en een langdurig onderhoud met hem had. Don Bosco en de jongen herinner-
den zich perfect de gestelde vragen en de gegeven antwoorden. Buitenge-
wone overeenkomst van twee dromen.

63.9 Page 629

▲back to top
- VII/624 -
Hier beleefde Don Bosco nog een andere vreemde verrassing. Zijn
jongens bleken plotseling oud geworden te zijn: tandeloos, vol rimpels
in het gezicht, met grijze haren, gebogen, kreupel of op een stok steu-
nend. Don Bosco stond verbaasd over die metamorfose, maar de "stem" zei
hem: - "Je staat verwonderd; maar je moet weten dat je niet slechts se-
dert een paar uren uit deze vallei weggetrokken bent maar wel sinds ja-
ren en jaren. Door de muziek komt het dat je meent dat de afgelegde weg
zo kort was. Ten andere, bekijk jezelf en je zult overtuigd zijn van wat
ik je zeg." - En er werd Don Bosco een spiegel voorgehouden. Hij bekeek
zichzelf en het viel hem op hoe hij het uitzicht had van een bejaarde
man met rimpelig gelaat, met weinig tanden die dan nog aangetast waren.
Inmiddels zette het gezelschap zich weer op gang en nu en dan
vroegen de jongens dat men zou halt houden om die nieuwe dingen te be-
kijken. Maar Don Bosco antwoordde hun: - "Vooruit, vooruit, wij hebben
niets nodig. Wij lijden geen honger, wij lijden geen dorst; vooruit bij-
gevolg":
(In de verte, op de tiende heuvel verscheen een licht, dat steeds
sterker werd en uit een wonderlijke deur te voorschijn scheen te tre-
den.) Daarop zette de zang weer in, maar op zo een wonderbare manier dat
zijn gelijke slechts in het Paradijs gehoord en gesmaakt kan worden. Dat
was geen instrumentale muziek en er bleken evenmin menselijke stemmen
bij te pas te komen. Het was een muziek, die onmogelijk beschreven kan
worden; en zo een grote vreugde maakte zich meester van het hart van Don
Bosco dat hij wakker schoot en vaststelde dat hij te bed lag.
Don Bosco legde zijn droom zo uit: - "De vallei is de wereld. -
De rots zijn de hinderpalen om er zich van los te maken. - De karos, dat
begrijpen jullie. - De groep jongens die te voet gingen, zijn zij die
hun onschuld verloren hebben maar berouw tonen over hun misstappen."
Don Bosco voegde er nog aan toe dat de tien heuvels de 10 geboden
Gods voorstellen; het onderhouden ervan leidt tot het eeuwige leven.
Vervolgens kondigde hij aan dat hij - als dat nodig bleek - be-
reid was sommige jongens in vertrouwen te zeggen, wat zij in die droom
uitvoerden; of zij in de vallei achterbleven of van de koets vielen.
Nadat hij van de katheder gestapt was, kwam de leerling Ferraris
Antonio naar hem toe en vertelde hem - en wijzelf waren daarbij aanwezig
en konden zijn woorden heel goed verstaan - dat hij 's avonds tevoren
gedroomd had dat hij zich in het gezelschap van zijn moeder bevond, die
hem gevraagd had of hij met Pasen naar huis zou keren om er de vakantie-
dagen door te brengen; en dat hij haar geantwoord had dat hij vóór Pasen
naar het Paradijs zou gaan. Daarop fluisterde hij nog enkele andere
woorden in Don Bosco's oor. Ferraris Antonio stierf op 16 maart 1865.
Wij hebben de droom dadelijk opgetekend; en op de avond zelf van
22 oktober 1864 voegden wij er op het einde volgende kanttekening bij:
"Ik ben er zeker van Don Bosco met zijn uitleg de andere verrassende za-

63.10 Page 630

▲back to top
- VII/625 -
ken die in de droom besloten waren, trachtte verborgen te houden, zeker
wat sommige omstandigheden betrof. De uitleg over de tien geboden vol-
doet mij niet. De achtste heuvel waarop Don Bosco een pauze hield en
zich zo verouderd in de spiegel zag, duidt aan, meen ik, dat het einde
van zijn leven ergens boven de zeventig moet vallen. Wij zullen dat in
de toekomst wel zien."
Die toekomst is nu al verleden tijd en wij zijn in onze mening
bevestigd geworden. De droom duidde de levensduur van Don Bosco's leven
aan. Deze droom kunnen wij vergelijken met die van het rad, die wij
slechts enkele jaren later begrepen. De omwentelingen van het rad gin-
gen vooruit met decenniën en zo blijkt het vooruitgaan van heuvel naar
heuvel een even grote tijdruimte te beduiden. Elke van de tien heuvels
betekent tien jaren, zodat de leeftijd van honderd jaar het toppunt van
het menselijke leven wil beduiden. Welnu, wij zien Don Bosco nog kind,
in het eerste decennium, zijn zending inzetten onder zijn makkers te
Becchi en daarmee zijn reis op gang brengen. Wij zien hem de zeven heu-
vels integraal doorlopen, dat wil zeggen, zeven decenniën, zodat zijn
leeftijd zeventig jaar bereikt had; hij trekt de achtste heuvel op en
maakt er een halte. Dan ziet hij wonderbaar mooie huizen en velden, in
andere woorden, zijn congregatie rijst machtig en vruchtbaar op, dankzij
de oneindige goedheid Gods. Er blijft hem nog een lange weg af te leg-
gen over de achtste heuvel en hij gaat opnieuw op stap; maar hij raakt
niet bij de negende heuvel, omdat hij wakker wordt. Daarmee bereikt hij
het achtste decennium niet, want hij sterft, als hij 72 jaar en 5 maan-
den oud is.
Wat vindt de lezer ervan? Wij zullen er nog aan toevoegen, dat
's anderendaags 's avonds Don Bosco onszelf ondervraagd had, wat wij
over die droom dachten en dat wij hem antwoordden dat die niet alleen
op de jongens sloeg, maar tevens de uitbreiding van de congregatie over
heel de wereld aanduidde.
"Hoe dat"? wierp een van onze medebroeders op. "Wij bezitten al
colleges te Mirabello en te Lanzo en hier of daar zullen wij er nog wel
een en ander in Piëmont openen. Wat wil je nog meer?"
"Neen, er wordt nog heel wat meer in de droom aangekondigd." En
Don Bosco trad lachend onze overtuiging bij.
Na de plechtigheid van Allerheiligen begaf Don Bosco zich naar
Mirabello om er het feest van S. Carlo Borromeo, de patroonheilige van
het kleinseminarie, te gaan vieren. Mgr. di Calabiana, bisschop van Ca-
sale, woonde de plechtigheid bij; want die miste dergelijke feestelijke
gelegenheden nooit en elk jaar begaf hij er zich heen, om de examens van
de clerici in wijsbegeerte en in godgeleerdheid af te nemen.
Het was een overheerlijk feest. Don Bosco zette de jongens in
vuur en vlam met de droom van de tien heuvels, bereidde ze op de alge-
mene communie voor, ontving het hele personeel van het huis afzonder-
lijk en toonde interesse voor de noden van iedereen en voor de moeilijk-

64 Pages 631-640

▲back to top

64.1 Page 631

▲back to top
- VII/626 -
heden bij het vervullen van hun taak.
Gedwongen door de omstandigheden, had hij sommige leerkrachten
moeten verplaatsen en de prefect Francesco Provera, werd door hem naar
Lanzo gezonden voor dezelfde functie. Te Mirabello moest Don Bonetti
Giovanni hem opvolgen.
Toen alles geregeld was, maakte Don Bosco zich klaar om te ver-
trekken. Maar het was en het bleef altijd een erg geval als de jongens
van hem moesten scheiden. Velen weenden en ieder had hem nog een ver-
trouwelijk woordje te zeggen, zodat hij ongaarne vertrok; maar hij be-
loofde dat hij spoedig zou terugkomen.
Te Turijn aangekomen, schreef hij vlug een brief aan Don Bonetti.
Hij had hem bedroefd aangetroffen ten gevolge van een misverstand zoals
dat in een gemeenschap kan gebeuren; hij was trouwens ook in gezondheid
achteruitgegaan, omdat hij sinds enige tijd door een hoest gekweld werd.
Zijn taak als prefect woog hem daarenboven zwaar.
"
Mijn dierbare Bonetti,
"
"
Zodra je deze brief ontvangen hebt, ga dan onmiddellijk bij
" Don Rua en zeg hem openhartig dat hij je blij moet maken. Jij moet
" niet spreken over brevier tot Pasen, d.w.z. dat het je verboden is
" hem te bidden. Lees de mis langzaam, om je niet te vermoeien. Alle
" vasten, elke versterving in voedsel is je verboden. In één woord,
" de Heer bereidt je werk voor, maar wil niet dat je ermee begint,
" tenzij je volmaakt gezond bent en voornamelijk dat je niet meer
" hoest. Doe zo en je zult doen wat de Heer behaagt.
"
Je mag dit alles vervangen door schietgebeden en door je
" goed voorbeeld; draag ook je ongesteldheid aan de Heer op.
"
Ik vergat iets. Leg een matras op je bed en schik het zo
" goed, alsof het voor een gepatenteerde luiaard was; zorg dat je
" het warm hebt te bed en buiten het bed. Amen.
"
God zegene je
"
Je zeer genegen in J.C.
" Turijn, 1864
Pr. Bosco Giovanni.
Een andere brief, die door hem aan gravin Callori geschreven werd,
maakt melding van het feest van S. Carlo te Mirabello. Het klein semina-
rie had zijn ontstaan te danken aan de vrijgevigheid van die dame. Daar-
om was ze het gaan bezoeken en in een brief gaf zij er uitleg over aan
Don Bosco samen met haar indrukken. Daardoor sprak ze hem tevens over de
toestand van Don Bonetti en merkte erbij op, of het wellicht niet beter
was hem naar het Oratorio terug te roepen. Hij was bezig een boek samen
te stellen dat de gravin zo gauw mogelijk uitgegeven wilde zien. Don
Bosco antwoordde haar:

64.2 Page 632

▲back to top
- VII/627 -
"
Verdienstelijke Mevrouw de Gravin,
"
"
Ik hoop dat u de boekjes ontvangen hebt, die u in uw goed-
" heid hebt willen vragen; zo u ze nog niet ontvangen hebt, zijn ze
" zeker al in Casale.
"
Don Cagliero is gewaarschuwd, zonder gewaarschuwd te zijn;
" hij kent het belang van de prediking te Vignale en hij zal er goed
" voorbereid naar toe gaan, met veel goede wil.
"
Ik heb gedacht aan de prefect van Mirabello; maar ik meen
" dat hij hier veel meer gestoord zal zijn dan elders, te meer daar
" de klassen weer begonnen zijn en zijn bezigheden veel verminderd.
" Hij verzekert mij dat hij nog deze maand, zo niet al het materiaal,
" dan toch ten minste een groot deel ervan zal zenden voor het boek
" dat als titel draagt: welke?
"
U verlangt dat het spoedig zal verschijnen en ik ook; en
" het is eigenaardig dat ik in die zin veel vragen krijg van invloed-
" rijke personen die niet weten dat men er al mee begonnen is. Ik
" hoop dat men met de druk ervan in februari zal beginnen.
"
Als u aan de povere Don Bosco schrijft zeg nooit: "ik
" vrees te veel te zeggen... ik spreek te stoutmoedig..." enz. Uw
" verwijten, uw vermaningen, uw raadgevingen zullen altijd met kin-
" derlijke eerbied en dankbaarheid ontvangen worden.
"
Don Rua was heel tevreden over uw bezoek, maar was een
" beetje beschaamd, omdat u zo onverwacht ontvangen werd op een
" ogenblik dat alles overhoop stond in het seminarie. Het was een
" heel ingetogen en mooi feest; de bisschop was heel tevreden en uw
" truffels waren er welkom.
"
Donderdagavond zal ik te Casale zijn en zal er tot vrijdag-
" avond blijven. Ik denk dat u nog te Vignale is. Ik zal u in elk
" geval een bezoek brengen om nieuws over u allen te hebben.
"
God zegene u, Mevrouw de Gravin, en heel uw achtenswaardig
" gezin, inzonderheid de Heer Graaf, bid ook voor mij die van u ben
" met de diepste dankbaarheid,
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 13 december 1864
Pr. Bosco Giovanni.
"
"
Aan de weledele Mevrouw,
"
Vignale.
Het boek, dat de belangstelling van de gravin wegdroeg, heet-
te de Cattolico Provveduto waarvan Don Bosco indertijd het handschrift
voorbereid had en dat nu op een gelegenheid wachtte om gedrukt te wor-
den. Op zekere dag was de gravin hem komen bezoeken en had hem gezegd:
- "Don Bosco, voor de jongens heeft U een bewonderenswaardig boek ge-
schreven, maar voor de volwassenen mocht men wel een beetje meer wensen.
Ik meen dat U te dien einde een ander moet samenstellen."

64.3 Page 633

▲back to top
- VII/628 -
Don Bosco die niets beters verwachtte, greep de gelegenheid aan
en antwoordde: - "Het boek, dat U verlangt, zou al klaar zijn, maar mij
vallen de drukkosten te zwaar uit. Als iemand mij hielp, was de zaak al
beklonken."
"Doe maar op; reken op mij."
"De kosten zijn echter niet onbelangrijk!"
"Ze gaan mijn mogelijkheden toch niet te boven, hoop ik..."
"0! neen..."
"Welnu, dan kunt U op mij rekenen. Wanneer het boek gedrukt is,
laat U mij het bedrag van de kosten weten."
Dat bedroeg 3.000 lires.

64.4 Page 634

▲back to top
- VII/629 -
H O O F D S T U K LXXVIII.
Don Bosco wachtte niet om het college van Lanzo te bezoeken. Goed
halverwege oktober waren Don Ruffino, directeur en Don Provera Frances-
co, prefect naar hun nieuwe bestemming gegaan. Hebben zich daar met nog
anderen voor dat werk ingezet: Guidazio Pietro, Bodrato Francesco, Fag-
nano Giuseppe, Cibrario Nicolao, Costamagna Giacomo, Sala Antonio. Later
werden zij mannen van grote waarde in de vrome sociëteit.
Maar de gemeenteraad had er niet veel spoed achter gezet om de
nodige herstellingswerken van de lokalen te laten uitvoeren. Clericus
Sala beschreef ons als volgt deze inbezitneming.
"Wij zijn dit college, dat later een bekend lyceum zou worden,
gaan openen met een enkele priester, de directeur Don Ruffino. Te Lanzo
aangekomen, dachten wij alles kant-en-klaar te vinden en dat wij niets
anders te doen hadden dan de leerlingen te ontvangen. Maar integendeel,
we vonden er niets anders dan een leeg gebouw en wat nog erger is, som-
mige muren waren voor meer dan de helft vernield. We wisten niet waar
wij konden eten, want er waren noch stoelen, noch tafels. Wij namen dan
twee onderstellen, legden er een kapotte deur op en de tafel was klaar.
Wij hadden ook geen kok en de huisknecht Givone werd belast het eten te
bereiden. Rijst en gekookt vlees in dezelfde pot klaar gemaakt was in
die dagen ons noenmaal. Er waren geen ruiten in de vensters; bij sommige
ontbrak het raam en de eerste nacht maakten wij de openingen dicht met
enige handdoeken en dekens die wij vastspijkerden. Zo konden wij ons
beschutten tegen het slechte weer van oktober. Maar er waren geen bed-
den. Vicaris Albert logeerde ons voor zover het hem mogelijk was; en
de overigen gingen stro halen, waarmee zij voor een paar nachten een
armzalig bed konden gereedmaken, totdat de bedden uit Turijn aangekomen
waren; want hij die ermee belast was, had er niet meer aan gedacht ze
te zenden. Intussen maakten Don Ruffino en wij clerici, allen met een
grote voorschoot aan, de lokalen klaar. De ene veegde, een andere stofte
af of maakte de klassen in orde of hielp in de keuken. De clericus Gui-
dazio die als goed schrijnwerker in de congregatie ingetreden was, maak-
te de ramen van sommige vensters en bracht de deuren in orde. Verschei-
dene onder ons werkten in de tuin, die een wildernis geworden was vol
struikgewas, doornen, acacia's; en wij ontgonnen hem gedeeltelijk. Daar-
bij moest ook nog het huisraad dat door het Oratorio gestuurd was, ge-
plaatst worden. Verscheidene jongens waren al aangekomen en het was
moeilijk iemand aan te duiden voor de assistentie en het onderwijs. Daar
moet nog aan toegevoegd worden dat de jeugd van de streek, waarschijn-
lijk door iemand opgehitst, ons heel vijandig gezind was; ze wierpen met
stenen en 's zondags stoorden zij onze religieuze diensten met ge-

64.5 Page 635

▲back to top
- VII/630 -
schreeuw en geklop op de deur van onze kerk. Ook stonden wij wantrouwig
tegenover enkele internen die in andere colleges geweigerd waren."
Dat was het begin van een internaat dat op weinige jaren met de
nieuwe gebouwen door Don Bosco gewild, meer dan 200 leerlingen zou tel-
len.
Het college dat onder de bescherming van S. Filippo Neri gesteld
werd, was intussen klaar om veertig jongens te ontvangen en de leraren
waren begonnen met de lessen. De interne leerlingen waren weinig tal-
rijk; die van de gemeentescholen waren het talrijkst en Don Ruffino
schreef aan Don Bosco:
"
Zeer beminde Vader,
"
"
Wij verlangen niets anders dan u zo gauw mogelijk te zien.
" Alle jongens verwachten u met open armen. De internen zijn met 28
" en er werden er 37 aangenomen, bijna allen voor de lagere school
" en de eerste gymnasiale. Ook zijn er twee voor de derde, twee voor
" de tweede, een voor de eerste retorica. Wij hebben er twee die van
" andere colleges komen.
"
De kapelaan komt elke zaterdag biechthoren. De leraar van
" de eerste lagere klas heeft geen tucht; de jongens van die klas
" zijn heel talrijk en uiterst ongehoorzaam; na alles geprobeerd te
" hebben, verbeterde de toestand niet. Daarom hebben wij gedacht ze,
" althans voor een tijdje aan Bodrato toe te vertrouwen; hij heeft
" al in de praktijk gestaan en, kan beter de orde handhaven.
"
Wees zo goed mij aan de Heer aan te bevelen opdat mijn werk
" niet te vergeefs zij. Als u nog een paar dagen wacht om te komen,
" zullen alle jongens hier zijn, denk ik.
"
Beschouw mij altijd
"
als uw zeer verplichte zoon
"
Pr. Ruffino Domenico
Don Bosco ging naar Lanzo waar hij aankwam en vanwaar hij vertrok
met de ontroerendste tekenen van genegenheid vanwege de salesianen en de
jongens. Mgr. Costamagna en Mgr. Fagnano herinneren ons aan de kostbare
vruchten van dat bezoek. Ook Don Bosco was fel getroost bij het zien van
de geest van toewijding die zijn clerici bezielde.
Don Ruffino spreekt over dat bezoek van Don Bosco aan Lanzo in
een schrijven aan prof. Pol D. Vincenzo, leraar aan het gymnasium van
het klein seminarie van Giaveno, ook toen Don Bosco er de leiding van
had.(1)
(1)
Dierbare D. Pol,
Toen ik uw brief ontvangen had, moest ik niet te lang wachten om te voldoen aan
uw vraag. Don Bosco kwam mij te Lanzo opzoeken en ik sprak hem over het door u aan-
bevolen weesje. Hij kon het tot nu toe niet in zijn Oratorio opnemen omdat het aantal
leerlingen al veel hoger ligt dan er plaats is in het huis; hij moest er zelfs ver-
scheidene naar het kleine seminarie van Mirabello zenden
../...

64.6 Page 636

▲back to top
- VII/631 -
Don Bosco dacht er steeds aan hoe hij in het levensonderhoud van
zijn jongens zou voorzien en hij liet geen enkele gelegenheid, die kans
van slagen bood, voorbijgaan om hulp te vragen. Hij verwaarloosde niets,
noch bezoeken, noch reizen, noch herhaald schrijven, noch aanvragen om
steun, noch ongemakken, noch offers van eigenliefde, noch kritiek, noch
afwijzing. Ook daarin beoefende hij op heldhaftige wijze de deugd. Doch
het was niet voor zichzelf dat hij zo zorgde, maar wel voor de armen die
door het evangelie ledematen van Jezus Christus genoemd worden.
Onder de vele door ons bekende feiten halen wij het volgende aan.
De heer Guenzati uit Milaan, handelaar in stoffen had samen met zijn
vrouw, door bemiddeling van Antonio Sala, het geluk Don Bosco te leren
kennen en werd zijn grote vriend en weldoener. Door een vreemde makelaar
werd een partij dekens geweigerd; zij lagen in de douanepost en werden
er weerhouden. Daar de heer Guenzati geen interesse had om douanerechten
te betalen voor goederen die naar zijn weten beschadigd waren, had hij
ze Don Bosco als geschenk aangeboden voor zijn arme jongens. Don Bosco
aanvaardde het en nam zijn toevlucht tot de minister van Financiën,
Sella, en vroeg om vrijstelling van belastingen. Maar op 2 augustus
1864, zond de secretaris Beccari, van de directie invoerrechten hem zijn
verzoekschrift terug met brief Nr. 7954, particulier Protocol, zeggend
"dat het de verantwoordelijke van het ministerie speet niet bij machte
te zijn door de van kracht zijnde wet, zijn aanvraag gunstig te kunnen
ontvangen en zo zijn edelmoedig en menslievende werk te kunnen steunen."
Dat was geen onverwacht antwoord voor Don Bosco; hij wilde een
andere poging doen en wendde zich tot de algemeen directeur van de dou-
anerechten.(1
(1) .../...
en ook verscheidene naar hier, waar slechts aangenomen worden die kostgeld betalen.
Voeg daarbij de ontelbare aanvragen die hem onophoudelijk toekomen en waaraan
hij in zijn goedheid nooit een beslist "neen" kan zeggen.
Wees er dan van overtuigd dat als Don Bosco u wat lang heeft laten wachten dat
niet bij gebrek aan goede wil was. Maar nu, wat is er besloten? De jongen is aanvaard
maar mag pas wat later komen. Dat hij tijdens de noveen van Kerstmis met zijn koffer
en het overige er naar toe gaat, tenzij er iets anders beslist wordt; dat hij zich bij
Don Bosco of bij Don Alasonatti aanmelde met mijn brief en hij zal opgenomen worden.
Uw zeer genegen
Lanzo, 16 oktober 1864
Pr. Ruffino
(1)
Hooggeachte Heer,
De priester Bosco, directeur van het Oratorio St.—Franciscus van Sales, legt U
eerbiedig voor dat in maart 1862 zevenhonderd twintig dekens aan de heer Guenzati
geweigerd werden, omdat ze beschadigd waren en dat ze nu door de mot aangetast zijn.
Deze dekens — er zijn er nog 550 — liggen bij de douanen van Turijn en 170 port-
vrij te Genua. Welnu, deze weldoende heer zou bereid zijn ze als geschenk te geven
ten voordele van de arme kinderen van dit huis, doch schijnt niet bereid te zijn de
douanerechten te betalen.
Daarom vraagt U, Hooggeachte, de ondergetekende, de genoemde douanekosten te
willen kwijtschelden en hem toe te laten de dekens te mogen afhalen ten voordele van
deze arme jongens die voor deze komende wintermaanden kleding en dekens nodig hebben.
/

64.7 Page 637

▲back to top
- VII/632 -
De uitslag van deze tweede aanvraag is ons niet bekend; maar nog
eer hij deze ingezonden had, had hij al een ander smeekschrift ingediend
bij generaal Petiti, minister van oorlog, met de zekerheid dat zijn ver-
zoek zal ingewilligd worden.
"
Excellentie,
"
"
Eerbiedig verzoek ik Uwe Exc. deze smeekbrief die ik U
" stuur ten voordele van de arme jongens van het Oratorio H. Fran-
" ciscus van Sales, welwillend te aanvaarden.
"
Een nieuwe onverwachte nood deed zich voor ten gevolge van
" de vele jongens die ons dit jaar gestuurd werden door de burger-
" lijke autoriteiten. Een geldelijke hulp, die men ons vroeger van
" tijd tot tijd bezorgde, werd ons nu niet aangeboden.
"
Om reden van die speciale nood van dit huis en de belang-
" rijke aangroei van het aantal jongens, is er een groot tekort aan
" kleding en dekens om die jongens tegen de kou van het komende win-
" terseizoen te beschermen. Daarom vraag ik nederig, doch dringend,
" mij om het even wat het ook is, te willen geven zoals lakens, hem-
" den,onderbroeken, lijfjes, broeken, kousen, schoenen, jasjes,
" overjassen en dergelijke die buiten gebruik zijn en die het minis-
" terie gewoonlijk geeft aan de werken van openbare liefdadigheid,
" zoals ik de vorige jaren heb mogen ondervinden.
"
Ook al zijn deze voorwerpen versleten of gescheurd, toch
" aanvaard ik ze dankbaar; ik zal ze laten herstellen en dan kunnen
" ze dienen voor onze arme jongens.
"
Vol vertrouwen in uw bekende goedheid, geef ik U de verze-
" kering van mijn oprechte en blijvende dankbaarheid en deze van
" onze bevoordeelde jongens, terwijl ik alle goed van de hemel over
" U afsmeek en mij met de meeste hoogachting noem
"
van U Edele
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 20 oktober 1864
Pr. Giovanni Bosco
De Minister liet hem niet op een antwoord wachten.
(1) .../...
Met hun oprechte dank, zullen zij niet nalaten elke dag de zegen van de
hemel over al hun weldoeners en voornamelijk over U, Hooggeachte, af te
smeken.
Ondergetekende heeft volle vertrouwen dat hij die gunst zal bekomen.
Van U, Hooggeachte,
de nederige verzoeker
Pr. Bosco Giovanni

64.8 Page 638

▲back to top
- VII/633 -
" Ministerie van Oorlog
Turijn, 31 oktober 1864
"
N. 19898
"
"
Aangezien het ministerie ook dit jaar zijn interesse wil
" tonen voor de jongens die opgenomen zijn in de weldadigheidsin-
" stituten van deze stad, heeft het beslist dat aan dit Oratorio
" van de H. Franciscus van Sales volgende stukken uit het voornaam-
" ste magazijn van de militaire administratie van dit departement
" zullen bezorgd worden, d.i.:
"
Velddekens
100
"
Laken kapoten
100
"
Laken broeken
80
"
Ik zend U deze brief, Eerw., tot uw norm en verzoek u
" deze voorwerpen te laten afhalen.
"
Voor de Minister
"
G. Parodi
Nadat Don Bosco deze kledingstukken had laten halen, meldde hij
zich aan bij de minister om hem zijn dank te betuigen niet alleen voor
die gift, maar ook omdat hij sommige clerici van de militaire dienst
ontslagen had. En om de waarheid eer aan te doen, moeten wij zeggen dat
Don Bosco altijd of bijna altijd door de minister van oorlog bevoordeeld
werd.
Don Bosco begon met hem te danken voor alles wat hij ten voorde-
le van zijn jongens gedaan had en voegde er dan aan toe: "Excellentie,
ik ben gekomen om u te danken en om u wat te vragen!" - En hij reikte
hem een ander verzoekschrift toe en legde hem uit dat hij nog meer kle-
dingstukken zou nodig hebben. De minister glimlachte en vroeg hoeveel
jongens in het Oratorio verbleven.
"Ongeveer achthonderd", antwoordde Don Bosco.
"Maar dan zijn er ook meer dan vijftig assistenten."
"Integendeel, er zijn er zeer weinig, doch voldoende."
"Dan zal de tucht wel zeer streng moeten zijn."
"Er zijn geen bepaalde straffen voorzien voor zekere fouten en
mocht het nodig zijn, wat zelden gebeurt, iemand te straffen, dan geeft
men de straf die op dat ogenblik het best aangepast is."
"Maar dan worden de schuldigen onmiddellijk uit het huis wegge-
zonden?"
"Absoluut niet. Als iemand een fout begaat tegen de goede ze-
den, gaat hij over het algemeen vanzelf weg, omdat hij ziet en gewaar
wordt, dat zijn tegenwoordigheid niet past in het college. Ten andere
het plichts- en eergevoel heeft een grote invloed op het gemoed van onze
jongens."
Intussen nam de minister de pen om een brief te tekenen; doch hij

64.9 Page 639

▲back to top
- VII/634 -
legde ze weer neer en vroeg: - "Zijn er van uw jongens in het leger?"
- "Er zijn er zeer vele in de militaire muziekkorpsen en bij de
soldaten: veel eerste luitenants en twee kapiteins die best aangeschre-
ven staan bij hun oversten."
De Minister vroeg nog welke vakken en wetenschappen in het Orato-
rio aangeleerd worden; hij was over alles tevreden en heel voldaan omdat
de schone letteren er bloeiden. Hij beloofde dat hij het Oratorio verder
zou helpen en dat hijzelf een bezoek zou brengen zodra het hem mogelijk
was.
Toen Don Bosco in het Oratorio terug was, vertelde hij tijdens
het avondmaal aan de priesters en de clerici die rond hem stonden, hoe
hij door de minister ontvangen was en dat hij hem beloofd had een nieuwe
schenking te doen.
Inderdaad enige dagen later ontving Don Bosco de volgende brief:
" Ministerie van Oorlog
Turijn, 10 december 1864
"
N. 10679
"
"
Met inachtneming van uw verzoekschrift van 3 december ll.
" en met het verlangen in de mate van het mogelijke de grote nood
" te lenigen waarin dit weldadigheidsinstituut verkeert, heeft dit
" ministerie opnieuw beschikt dat het magazijn van de militaire
" administratie van deze stad volgende stukken ter beschikking
" houdt van de persoon die U zal belasten ze af te halen:
"
Laken kapoten
50
"
Velddekens
50
"
Laken broeken
40
"
Daarover informeer ik u, Eerw., tot uw norm.
"
"
Voor de Minister
"
Incisa
Het doel van Don Bosco's stichting, zijn kalmte en sereniteit bij
het afhandelen van zaken, zijn gesprekken over de noden, over de goed-
heid, de levendigheid van zijn jongens tijdens de luidruchtige speeltij-
den, deden hem de welwillendheid van elke klasse van personen winnen. De
deugd wordt door iedereen bemind. Toen hij kort tevoren een bezoek
bracht aan Conforti, "de rode genoemd", werd hij niet alleen vriendelijk
ontvangen maar ook dringend uitgenodigd om tot elke prijs met hem te
blijven "dejeuneren."
Nochtans moet men niet denken dat Don Bosco gerust gesteld was
door al die tekens van hoffelijkheid. Het ministerie van Binnenlandse
Zaken hield hem in het oog. In 1864, 1865, 1866 was een geheime ver-

64.10 Page 640

▲back to top
- VII/635 -
trouweling van de politie, een ernstig man, van gevorderde leeftijd, die
niet veel van zeggen was, ermee belast hem te surveilleren. Deze maakte
kennis met Don Bosco, bezocht het Oratorio als een vriend, kwam op de
speelplaats te midden van de jongens, liep soms de trappen op in huis,
ging alles na en noteerde alles; maar hij kon nochtans niets zien of ho-
ren of vermoeden dat wees op een gevaar voor of een afwijzing van de na-
tionale instellingen. Hij toonde zich niet te nieuwsgierig en ondervroeg
de leerlingen niet. Don Bosco was op zijn hoede gebracht door een hoog-
geplaatste beambte van de regering. Hij liet die heer spioneren naar be-
lieven. Als hij hem ontmoette ging hij ermee om als met een vriend en
soms nodigde hij hem uit voor het middagmaal. Maar hij was een loyale
man en maakte nooit kwaadwillige rapporten.

65 Pages 641-650

▲back to top

65.1 Page 641

▲back to top
- VII/636 -
HOOFDSTUK
LXXIX.
Het bezoek van Don Bosco te Mirabello en te Lanzo had de vrome
oefening van de goede dood in het Oratorio verlaat; deze oefening werd
gewoonlijk in het begin van de maand gehouden. Na zijn terugkeer kondig-
de hij op 15 november 's avonds aan, dat ze zou plaatshebben op donder-
dag de 17de en dat er een jongen naar de eeuwigheid zou gaan nog voor
het einde van het jaar. Bijgevolg zette hij al de jongens aan, zich zo
goed voor te bereiden dat zij, als de dood zou komen, niet de minste
vrees zouden hebben.
De jongens volgden zijn waarschuwingen op, terwijl het leven in
het Oratorio met zijn goede ontspanningen hun stemmingen verheugde.
Op het feest van de H. Cecilia werd er een mooi toneelstuk van
twee bedrijven gespeeld: een eenvoudig stukje, vol ongekunstelde gene-
genheid, door Don Bosco geschreven. Zowel de uitvoerders als de toe-
schouwers waren er buitengewoon tevreden over en gezien het grote suc-
ces van deze opvoering, besloot men het te laten drukken om het ook
elders te kunnen lezen en op te voeren.
Don Bosco liet het door een geschiedkundige uitleg voorafgaan. In
het kort gezegd: de dochter van een welgestelde boer huwt tegen de wil
van de vader met een arme maar eerlijke jongen. Hij verlaat met zijn
vrouw zijn geboortestreek en trekt naar Turijn waar hij handel drijft en
meer dan een gewoon fortuin verdient. Maar verscheidene tegenslagen
brengen hem tot armoede. Hij sterft en zijn vrouw sterft ook kort daarna
zodat hun twee jongens in nood verkeren. De gebeurtenissen die de klein-
kinderen bij de grootvader brengen geven de ontknoping van de vertoning.
Met deze aflevering van januari 1865 begon het dertiende jaar van
de maandelijkse publicaties van de "Letture Cattoliche" en droeg als
titel: "Het huis van het fortuin", drama door Pr. Bosco Giovanni, met
bijvoegsel: "De goede zoon" door Abbé Mullois.
Het schitterende succes van dit en andere Italiaanse of Latijnse
toneelstukken was een bewijs van de vooruitgang in de studie, volgens
de normen die Don Bosco hun gegeven had. Wij zullen in chronologische
orde de raadgevingen die de goede Vader aan zijn jongens gaf, hier la-
ten volgen.
" 24 november. - Mijn beste jongens, ik ga jullie enige middelen ge-
" ven om goed in de studies te slagen; ik zal er één geven per avond.
" Het eerste middel om goed te slagen is de vreze Gods. Initium sa-

65.2 Page 642

▲back to top
- VII/637 -
" pientiae timor Domini." Willen jullie echt geleerd worden en veel
" nut uit de lessen trekken? Vrees de Heer en wacht je wel Hem te
" beledigen, omdat "in male volam animam non introibit sapientiae
" nec habitabit in corpore subdito peccatis". De wijsheid van de
" mens komt van de wijsheid van God. En dan, welk genot kan hij in
" de studie vinden, als zijn hart door de driften beroerd wordt?
" Hoe wil je dat iemand de moeilijkheden die hij in de studie
" die ondervindt,zonder de hulp van God te boven komt? "Omnis sapi-
" entia a Domino Deo est." Een enkele doodzonde is een zo grote be-
" lediging van God dat alle engelen en mensen samen, ze niet kunnen
" uitwissen. En zou God iemand die Hem zo beledigt, in de studie
" moeten helpen? Waarlijk, geleerde mensen hebben God niet beledigd.
" Neem als voorbeeld St.-Thomas en de H. Franciscus van Sales. De
" ondervinding leert ons voortdurend dat zij die nut uit de studie
" trekken ook de zonde vermijden. Er zijn wel op onze dagen boze
" mensen die uitmunten door verstand en wetenschap. Maar wellicht
" is er een tijd geweest, dat zij door hun goed gedrag en goede
" werken deze grote gaven van God verdienden en er nu misbruik van
" maken. Ten andere, heel vele van die mensen bezitten de ware wijs-
" heid niet: hun hoofd zit vol dwalingen die ze anderen meedelen.
" En als de Heer aan een of andere slechte mens toegelaten heeft in
" de wetenschap naam te maken, hoewel hij zijn vijand is, dan zal
" dat tot groter straf en veroordeling strekken aangezien hij er
" misbruik van gemaakt heeft.
" 25 november. - Het tweede middel om goed te studeren is: "nooit
" een ogenblik tijd verliezen." De tijd is kostbaar. De tijd die
" voor de studie vastgesteld is, moet er helemaal aan gewijd zijn.
" Nooit voorwendsels zoeken om niet naar de klas te gaan. Het is
" pijnlijk te zien hoe jongens onder voorwendsel van ziekte of met
" ontfutselde toelatingen van de oversten aan die plicht trachten
" te ontsnappen. Tijdens de studie en de klastijd geen boeken lezen
" die niets met de stof te maken hebben, de verbeelding intomen.
" Zie eens naar die jongen die zo aandachtig op zijn boek kijkt. Je
" meent dat hij studeert. Foei! Zijn geest is duizend uren ver weg.
" Bezie hem: hij zit te glimlachen! Hij meent op de speelplaats te
" zijn en met zijn tol te spelen; hij denkt dat hij in het spel zal
" winnen van zijn makker. Een andere denkt aan de kastanjes en de
" salami, die in zijn kast liggen. Nog een andere heeft een plan
" b.v. om een boek te kopen, om een streek uit te halen, om iemand
" te verschalken of om een wandelingetje te maken. Ik spreek niet
" over jongens die eraan denken God te beledigen, omdat ik hoop dat
" er hier in het Oratorio zo geen zijn.
"
Bijgevolg studeren en geen tijd verliezen.
" 26 november. - Derde middel om in de studie te slagen. Zich eraan
" wennen om niet van de stof "wetenschappen" bv. over te gaan naar
" een regel van de grammatica, van het ene onderwerp naar het andere,

65.3 Page 643

▲back to top
- VII/638 -
" zonder het voorgaande goed te kennen. Bijgevolg, onthoud goed wat
" je studeert. Cicero zei het goed: "Tantum scimus quantum memoriae
" mandamus. Studeer elke dag zo dat de les of het stuk uit de klas-
" sieke auteur dat de leraar opgeeft, goed in je geest geprent
" blijft. En dat elke dag! Zoniet moet je om in te halen, je inspan-
" ning verdubbelen. Wie deze nalatigheid een week lang begaat, dient
" dan de zeven lessen in te halen. Daarenboven moet hij dan nog zijn
" dagelijkse schrijfwerk maken, dat al zijn tijd in beslag neemt.
" Omdat sommigen niet oplettend geweest zijn, komen er veel hiaten
" in hun geest, hebben ze veel zaken niet goed begrepen en moeten ze
" zich de laatste maanden van het jaar half dood werken uit vrees te
" moeten overdoen. Integendeel, wie altijd ijverig was, bezit vast
" de schat van zijn wetenschap en de tijd van de examens maakt hem
" niet onrustig.
" 27 november. - Vierde middel om goed te studeren. "Op de vastge-
" stelde tijd studeren." De keel doodt er meer dan het zwaard. Wil
" je leren? Leef niet om te eten, maar eet om te leven. 's Morgens
" en om vier uur, eet niet te veel. Eet niet tot je niet meer kunt.
" Als je in je koffer een goede brok voorraad liggen hebt, laat je
" niet door gulzigheid verleiden, eet niet alles ineens op zodat je
" ontploft; houd wat over voor de volgende dagen en zo zal het je
" geen kwaad doen. Denk niet dat ik dit alles zeg in mijn eigen be-
" lang; want de ondervinding leert dat als je bij het ontbijt een
" "gavasso" minder eet, je er twee of drie meer zult eten 's mid-
" dags. Wie naar de klas of de studie gaat met een te volle maag,
" zit er dikwijls met een zwaar hoofd; hij vecht tegen de slaap,
" doet niets, begrijp weinig of niets, omdat hij er zich niet kan
" op toeleggen. En als iemand zich te geweldig inspant, wordt het
" nog erger. Hij krijgt hoofdpijn, loopt er de hele dag mee rond
" en krijgt niet zelden een indigestie.
" 28 november. - Vijfde middel om goed te studeren: "Het gezelschap
" van ijverige jongens." En dat is het best gepaste middel om grote
" vooruitgang te maken in de studie. Als jullie op de speelplaats
" zijn, ga dan bij de clerici of bij de verstandigste makkers en
" vraag hun iets over aardrijkskunde, vraag uitleg over zekere pas-
" sages van de klassieke schrijvers, over een regel van de grammati-
" ca of over een feit van de geschiedenis. Als men dikwijls over za-
" ken spreekt die in verband staan met het avondwerk, de lessen, de
" verhandelingen, de vertalingen, ah, wat een nut trekt men er niet
" uit! Ook op wandeling moet je daarover spreken en niet omgaan met
" luieriken en dommeriken die je niets kunnen bijleren, maar inte-
" gendeel je alles doen vergeten. Nutteloze of lichtzinnige praat
" dient tot niets tenzij om de geest af te leiden en de ijver te
" verflauwen. De wijze zegt: "Zo ge wijs wilt worden, ga dan om met
" wijzen."

65.4 Page 644

▲back to top
- VII/639 -
De 29ste begon de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis en Don
Bosco had de bloempjes ter ere van O.-L.-Vrouw voorbereid. Maar op die
avond kondigde hij het overlijden van een makker aan. Hiermee ging zijn
voorzegging in vervulling. Op 26 november was te Lingotto, toen een
voorstad van Turijn, de jongen Saracco G.B. op de leeftijd van 16 jaar
gestorven. Don Bosco vertelde het droevige nieuws.
Verleden jaar gedroeg Saracco zich heel goed; hij ging regelmatig
te biecht en te communie en was altijd bij Don Bosco. De vakantie kwam,
hij ging naar huis, keerde vervolgens terug naar het Oratorio, maar he-
lemaal veranderd. Don Bosco zag hem niet meer tot de sacramenten nade-
ren; hij vluchtte zijn tegenwoordigheid; hij werd dikwijls geroepen door
een makker, maar wilde nooit gevolg geven aan de vaderlijke uitnodiging.
Zijn gezondheid begon stilaan te verminderen; van tijd tot tijd moest
hij uit de klas blijven ten gevolge van een ongewone zwakheid; doch
niets liet een ernstige ziekte vermoeden.
Intussen had Don Bosco de oefening van de goede dood aangekondigd
en gezegd dat een jongen van het Oratorio naar de eeuwigheid zou gaan.
Saracco hoorde wat Don Bosco zei, ging bij een makker, een leegloper zo-
als hij en vroeg hem of hij dacht te biecht te gaan. Grote genade! De
makker antwoordde bevestigend en hij ook besliste dan de sacramenten te
ontvangen; wat hij ook deed. Had hij zich tot een andere makker gewend,
die hem "neen" zou geantwoord hebben, dan zou hij wellicht zijn geweten
niet in orde hebben gebracht.
Acht dagen later werd hij gewaar dat hij zich niet op de studie
kon toeleggen en ging hij, de eerste keer van dit jaar, naar Don Bosco
om hem te vragen naar huis te mogen gaan.
"Ik zag hem mijn kamer binnenkomen", zegt Don Bosco, "verlegen
en beschaamd, en ik vroeg wat hij verlangde." Hij antwoordde mij: "De
toelating om naar huis te gaan."
"Ik voegde er aan toe: Kom je naar het Oratorio terug?" Hij ant-
woordde dat hij hoopte van ja; maar wellicht was dat zijn verlangen
niet. Ik nam hem bij de hand en zei: - "Mijn dierbare Saracco: je gaat
naar huis en de Heer zegene je. Maar luister: alvorens te vertrekken,
biecht eerst, dat zal voordeliger zijn voor jou."
Hij antwoordde mij: - "Ik zal zondag te biecht gaan in mijn paro-
chie. En waarom niet hier en met een gerust geweten naar huis gaan.
Kijk, daar staat een knielbankje. Kniel daar en op een ogenblik is het
gedaan."
"Ik ben niet gereed."
"Welnu, maak je dan gereed, hier is een "Giovane provveduto."
"Ik heb geen zin."
Ik hernam: - "Kijk, doe mij dat genoegen! Biecht en zo je bij mij
niet wenst te biechten, ga dan bij een andere priester van het huis."

65.5 Page 645

▲back to top
- VII/640 -
Hij antwoordde mij opnieuw: - "Ik zal biechten in mijn parochie."
Helaas, de zon van de zondag zou voor Saracco niet meer opstaan.
Hij begaf zich naar een familielid in afwachting dat zijn vader hem kwam
halen. Maar nauwelijks was hij daar of hij kreeg pijn in de zij, voelde
zich uitgeput van krachten en legde zich te bed. Zijn familieleden be-
reidden hem een tas bouillon; hij dronk ze uit, doch niemand dacht dat
de kwaal die hem bedreigde, zo gevaarlijk was. Toch lieten zij voor al-
le zekerheid de dokter komen; hij was van mening dat het een lichte on-
gesteldheid was en schreef een medicijn voor. Doch onverwachts vererger-
de zijn toestand en de pijn die zich eerst in de zij deed gevoelen, ging
over naar de keel en werd zelfs heel hevig. Toen werd Saracco zijn ge-
vaarlijke toestand gewaar. Hij riep om een biechtvader, kuste het kruis
dat men hem in handen gegeven had, vroeg vergiffenis aan de Heer en be-
val zich met schietgebeden aan de lieve Moeder Maagd Maria aan. Vurig
verlangde hij Don Bosco aan zijn zijde te hebben! Met wat een spijt, be-
klaagde hij het zich dat hij niet naar Don Bosco geluisterd had.
De priester kwam, doch te laat; hij was niet thuis toen de familie
hem ging roepen. Saracco had de spraak verloren. De priester gaf hem de
absolutie en diende hem het H. Oliesel toe. Het schijnt dat hij op dat
ogenblik een beetje tot bewustzijn gekomen was. Hij vertrok 's donder-
dags uit het Oratorio en 's zaterdags was hij al dood, zonder nog te
kunnen biechten. De vader kwam hem de maandag daarna halen en Saracco
lag al op het kerkhof.
Na dat verhaal vroeg Don Bosco aan de jongens dat zij al het goede
dat 's anderendaags in huis zou gedaan worden, zouden opdragen tot zie-
lenrust van de arme Saracco en dat men na elk tientje van de rozenkrans
een "requiem" zou zeggen. Daarna maakte hij er allen attent op dat men
in huis altijd twee aan twee naar de eeuwigheid gaat, en dat het bericht
van de dood van een, de dood van een tweede aankondigt. Hij zei dat deze
wellicht de oefening van de goede dood van december niet meer zou meema-
ken. Om te eindigen waarschuwde hij op een speciale manier allen die
zelden tot de sacramenten naderen en er zo maar los overheen lopen.
Toen hij daarna alleen bij de priesters bleef, riep hij uit: -
"Had ik Saracco toch maar kunnen voorbereiden, zoals ik het verlangde!
Doch hij wilde vertrekken." - Don Bosco wist dat Saracco zou sterven.
Arme Saracco, moge de Heer je genadig geweest zijn!
En terwijl hij de trap opging om zich in zijn kamer terug te trek-
ken, zei hij glimlachend tot een priester die hem de hand kuste: - "Esto
paratus."
Het bloempje dat Don Bosco vandaag had willen geven, gaf hij 's
anderendaags, 30 november. - "Gisteren", zei hij, "hebben wij aan de do-
den gedacht, vandaag spreken wij niet over de doden maar denken wij aan
de levenden. Het bloempje voor morgen weze: De mis bijwonen en dienen
met bijzondere godsvrucht." - Vervolgens wendt hij zich tot de leraren

65.6 Page 646

▲back to top
- VII/641 -
en vraagt hun de volgende zaterdag in de les de "manier om de heilige
Mis te dienen", aan te leren opdat dat met de meeste eerbied zou gebeu-
ren. Hij dringt erop aan dat de leerlingen ze zouden kennen, niet alleen
als zij de les opzeggen, maar dat zij ze goed van buiten zouden kennen,
zonder de minste fout, kortom dat zij ze uitnemend goed zouden kunnen
dienen.
En dan noemde hij de geestelijke directeur Don Cagliero bij naam
en zette hem aan alles te doen wat hij kon opdat de lessen van de ru-
brieken voor het misdieren stipt gegeven zouden worden.
Aan de schooldirecteur Don Francesia, zei hij, dat hij in overeen-
stemming met de directeur van de sacristie, ervoor zou zorgen dat er el-
ke dag twee jongens om beurt altijd in de sacristie zouden zijn, zolang
als er missen te dienen zijn. Zullen met de dienst beginnen de jongens
van de tweede retorica, vervolgens die van de eerste en zo verder tot
aan de eerste gymnasiale. Iedere dag zal om de beurt, een clericus in de
sacristie zijn om de priesters te helpen bij het aan- en uitkleden, de
superplies en alben te leren plooien en het missaal klaar te leggen enz.
Tot slot zet hij de jongens aan goed de gebeden en de ceremonies te le-
ren om op heilige wijze het hoogheilige sacrificie van het altaar te
dienen.
De volgende dag wees Don Bosco een zesde middel aan om goed in de
studies te slagen.
" 1 december. - Als er 's avonds in de spreekkamer gebeld wordt om
" een teken te geven dat de overste wil spreken, zwijg dan. Beeld
" jullie dan in dat ik met de hand je mond dichthoud en wees stil.
"
En laten wij nu verder gaan met de middelen te geven om goed
" te studeren. Het zesde middel is de geregelde ontspanning. De hele
" speeltijd moet gebruikt worden om te spelen, omdat men door het
" spel nieuwe krachten opdoet om beter te studeren als het uur voor
" de les geslagen is. Verander het uur van de speeltijd niet in een
" uur van studie; want, als je zult moeten studeren op de vastge-
" stelde tijd, zal je geest vermoeid zijn en je zult er weinig nut
" uit trekken.
"
Wacht je ook voor een onbeheerste en geweldige speeltijd. Er
" zijn er die tijdens de speeltijd zo op en af lopen dat het geen
" ontspanning meer is, doch veeleer een uitputtingsspel. Ze lopen
" hun makkers omver, breken zich de neus, vertrappen armen en benen
" en boksen als tijdverdrijf; en als de speeltijd ten einde is, zet-
" ten zij zich helemaal bezweet, ademloos en vermoeid aan de studie;
" maar ja, het hoofd draait nog, ze hebben rust nodig en ze zitten
" vol van het spel tijdens de klas. Ik spreek niet over hen die zo
" roepen en tieren dat zij de hele dag hoofdpijn hebben.
"
En ik zie ook jongens die al wandelend of in groep over niets
" anders spreken dan over feesten, koffiemaaltijden, diners, vakan-
" tie en dat met zoveel vuur dat ze eens in de klas nog alleen daar-
" mee bezig zijn.

65.7 Page 647

▲back to top
- VII/642 -
"
In verband met hen die tijdens de speeltijd slechte ge-
" sprekken houden, kan ik alleen maar zeggen dat waar de vrees
" des Heren niet heerst er geen vooruitgang mogelijk is.
"
Bijgevolg, houd ook maat tijdens de speeltijd. Nu wil ik
" natuurlijk niet zeggen dat jullie niet met de tol mogen spelen of
" geen loop- en vangspel mogen spelen; spring en amuseer je zoveel
" je wil, maar doe geen buitensporigheden. Als ik niet weerhouden
" word door bezoekers, dan houd ook ik speeltijd; dan ontspan ik
" mij met jullie, ben vrolijk en lach; doch ik breek mij de nek
" niet als ontspanning. Dus zesde middel om goed te studeren is een
" goede speeltijd. Het bloempje voor morgen ter ere van de H. Maagd
" zal dit zijn: Een goed geregelde speeltijd zoals dat betaamt voor
" ordelievende jongens.
Maar op de twee volgende avonden ging, naar aanleiding van de no-
veen van de Onbevlekte, zijn aandacht naar een ander belangrijk punt,
terwijl hij ook nog insisteerde op een ander niet te verwaarlozen middel
tot vooruitgang in de studies.
" 2 december. - Hebben jullie er nooit op gelet, mijn beste jongens,
" wat er gebeurt als het kippenhok opengezet wordt voor de kuiken-
" tjes? Sommige vliegen met alle snelheid weg, andere lopen zo rap
" als ze kunnen naar buiten; andere komen ook naar buiten, kijken
" lusteloos rond en gaan terug, alsof ze er spijt van hadden buiten-
" gekomen te zijn; en weer anderen lopen niet naar buiten, maar gaan
" in de eetbak kijken of er niets meer over gebleven is. Zo gebeurt
" het tijdens de noveen toegewijd aan onze lieve Moeder, de Madonna.
" Sommigen, zowel studenten als vakleerlingen, maakten deze dagen
" vooruitgang op de weg van de zaligheid. Anderen vlogen wel niet
" vooruit, maar liepen toch met grote snelheid; en er is alle hoop
" dat ze zullen volhouden tot aan de poorten van de hemel. Anderen
" verlieten met moeite de ongelukkige staat waarin ze zich bevonden;
" maar zij deden het als gedwongen, lusteloos en ongeveer tot hun
" spijt. Aan hen zeg ik: mijn beste jongens, doe niet zoals de hond;
" als hij gegeten heeft, dan eet hij weer op wat hij gebraakt heeft,
" zoals de H. Schrift zegt. Als de hond gegeten heeft, gaat hij op
" zoek naar een zeker kruid dat hij opknabbelt en daarna het braken
" verwekt. Voor jullie zullen sommige makkers als dit kruid zijn;
" als je ermee omgaat, zal je, zoals je weet, gemakkelijk de genade
" van God verliezen. Bijgevolg zoek nooit omgang met zulke makkers.
" Voor jullie zijn zekere lezingen als dit kruid; zij kunnen droevi-
" ge gevolgen voor de ziel hebben. Geef dus sommige boeken aan je
" oversten.
"
De laatste dan zijn mijn ongelukkige jongens, die de moed
" niet hebben hun driften te bestrijden en zich verder in de modder
" van de ontmoediging wentelen. Ach! Mochten ze toch beseffen dat
" hun weg op het eeuwige ongeluk uitmondt. Iemand zal mij zeggen:
" waarom spreek je ons op die wijze toe tijdens de noveen van de
" Madonna en geef je van dat soort bloempjes? Omdat, antwoord ik,

65.8 Page 648

▲back to top
- VII/643 -
" de novenen van de Hemelse Moeder dagen zijn van voorspraak en
" van zaligheid en wee hem die er geen goed gebruik van maakt. Ik
" hoop,of beter, ik ben er zeker van dat negentien op de twintig
" van mijn jongens nut zullen trekken uit zoveel genaden en dat de
" goede Onbevlekte Moeder ze in het paradijs zal verwelkomen. Maar
" de anderen die er geen gebruik willen van maken, moeten weten dat
" de eeuwige vlammen van de hel ze wachten, als zij zich niet be-
" keren.
"
Als de Heer mij voor zijn rechterstoel zal roepen en mij
" heel precieze rekenschap zal vragen van alles wat ik gedaan heb,
" zal Hij mij zeggen: - "Heb jij aan je jongens gezegd dat de dagen
" van de noveen van mijn hemelse moeder dagen van genade zijn? Heb
" je hun gezegd dat hij die van die dagen geen gebruik maakt, op on-
" vergeeflijke manier Maria beledigt en dat ik dat met alle streng-
" heid zal straffen? Ik hoop dat mijn antwoord de opperste Rechter
" zal voldoen. Maar indien ik strenge rekenschap zal moeten geven,
" indien ik jullie niet gezegd had wat de Heer verlangde, welke re-
" kenschap zullen jullie dan moeten afleggen indien je niet naar mij
" geluisterd hebt? De jongens, die doen wat ik gezegd heb en hun
" hemelse Moeder beminnen, hebben hun antwoord al gereed voor de
" Heer. Maar dat zij, die de genade weigeren en niet doen wat ik hun
" voorstel, zelf nu al het antwoord voorbereiden, zo ze durven, ja
" dat zij het nu al voorbereiden... maar zij zullen niet weten wat
" ze moeten antwoorden. Herinner je het geval van Farao. Hij was
" een halsstarrige goddeloze. God stuurde hem Mozes en Aäron om hem
" Gods wil kenbaar te maken; maar te vergeefs. De woorden van Aäron
" en Mozes verhardden nog zijn hart zodat de grootste straffen hem
" niet konden bekeren. Jullie kennen het einde van Farao? Hij werd
" door de hand van de Heer getroffen en stierf in het water van de
" Rode Zee. Goede nacht."
" 4 december. - "Mijn beste jongens! De noveen van de Onbevlekte
" loopt naar haar einde en ik wil dat deze drie laatste dagen op
" speciale wijze aan Maria worden toegewijd. Om deze goede Moeder te
" eren, wil ik dat jullie allen alles vluchten wat met het zesde ge-
" bod in strijd is, en alles doet wat dient om uw ziel te sieren met
" de tegengestelde deugd van deze ondeugd: de zedigheid. Maria is
" onbevlekt en haat alles wat de zuiverheid in gevaar brengt. Een
" onzuivere jongen kan niet door Maria bemind worden en kan geen
" vooruitgang maken.Ik heb beslist dat tijdens deze dagen na de com-
" muniemis, in plaats van de meditatie, de zegen met het Allerheilig-
" ste zal gegeven worden. Ik had ook gewild dat er in de kerk een
" korte preek gehouden werd,maar ik heb gedacht dat het beter is
" geen studietijd af te nemen. En à propos van studie, geef ik jul-
" lie deze avond het zevende middel om goed te studeren en dat is:
" 'de moeilijkheden die men bij de studie van de auteurs tegenkomt,
" overwinnen.'
"
Als je moeilijkheden ondervindt, laat je niet ontmoedigen.
" Wat zijn jullie in het Oratorio komen doen? Studeren! Het is dus
" natuurlijk dat je moet leren wat je niet kent. En iets leren wat

65.9 Page 649

▲back to top
- VII/644 -
" je niet kent, eist inspanning van de geest naarmate men min of
" meer verstandig is. Dus, moedig zijn. Het werk niet half doen.
" Het is verkeerd een moeilijkheid te laten liggen en te zeggen:
" dat versta ik niet, ik stap er overheen. Neen, ga niet verder tot
" de moeilijkheid overwonnen is. En om dat te kunnen, neem eerst je
" toevlucht tot Jezus en Maria door een schietgebed en je zal on-
" dervinden dat de moeilijkheden zullen verdwijnen. Vergeet dat
" nooit, mijn dierbare jongens; dat is het beste middel om elke
" moeilijkheid in de studie te overwinnen, omdat God alleen de gever
" is en de vader van de wetenschap en ze geeft zoals Hij wil en aan
" wie Hij wil. Aan de heilige Maagd zeggen jullie elke dag in de li-
" tanie: "Sedes Sapientiae, ora pro nobis." Zij is de zetel der wijs-
" heid. Wend je vervolgens tot de leraren, tot de assistenten; zij
" staan altijd klaar om te helpen en zullen alle aanduidingen en
" uitleg geven die je nodig hebt.
"
Ik zal jullie nog meer zeggen: niet alleen moeten jullie je
" inspannen en standvastig zijn om de moeilijkheden te overwinnen,
" jullie moeten zelfs blij zijn als je er ondervindt, omdat dat je
" bekwaamheid vergroot en je een aangename voldoening geeft als je
" ze overwonnen hebt.
"
Wat heb je eraan iets te leren dat niet moeilijk is? En
" merk goed op dat iets wat moeite gekost heeft om aan te leren niet
" meer vergeten wordt. Bijgevolg, goede moed, en wel te rusten."
De kroniek gaat verder: "Vandaag (4 december), kwam Mgr. Modesto,
bisschop van Acqui het lof doen in het Oratorio. Dit jaar komen er veel
prelaten en personen van naam naar het Oratorio om Don Bosco te spre-
ken." D. Daniele Comboni, de grote missionaris van Nigrizia, was te Rome
geweest bij Pius IX en had hem een plan voor de hernieuwing van Afrika
voorgelegd. Van daar ging hij naar Parijs, maar kwam via Turijn en lo-
geerde in het Oratorio van St.-Franciscus van Sales. Hij verwekte grote
geestdrift onder de jongens die hem met bewondering beluisterden toen
hij over de missies sprak en vurig verlangden hem te volgen. Hij ook
ging weg met een troostvolle indruk; van dat ogenblik af begon hij Don
Bosco te bewonderen en met een oprechte liefde van zijn jongens te hou-
den. Wat hem bijzonder aan de salesianen bond was het volgende feit dat
hij miraculeus noemde. Hij ontmoette in het Oratorio een priester die
steeds ontroerd was door wat hij 's avonds tevoren verteld had. Hij vond
hem geschikt en nodigde hem uit om met hem naar Afrika te gaan. Die re-
ligieus antwoordde heel kalm: - "Kijk, pater, als mijn overste het me
toelaat, neem ik mijn brevier, u geeft mij uw zegen en ik vertrek on-
middellijk."
"Maar moet gij aan niemand anders denken?"
"Ik heb mijn vader, mijn moeder en een zuster: maar als ik hun ga
zeggen dat ik naar de missies ga, dan vinden ze duizend bezwaren. "On-
middellijk vertrekken zou het beste zijn."

65.10 Page 650

▲back to top
- VII/645 -
Die goede missionaris onthield de prompte beslissing van deze
goede priester, dacht dikwijls met verering aan hem terug en wenste het
werk van het Oratorio dat zulke zonen had, alle goed toe; toen hij ver-
nam dat die priester naar Amerika vertrokken was, zei hij meer dan
eens: - "0, had ik hem bij mij gehad, wat al goed zou hij gedaan heb-
ben."

66 Pages 651-660

▲back to top

66.1 Page 651

▲back to top
- VII/646 -
H O O F D S T U K LXXX.
Don Bosco ging verder met aan de jongens de middelen voor te leg-
gen die hij nuttig achtte om gemakkelijk in de studie te slagen; maar
het nakende feest van de Onbevlekte bracht hem ertoe om met een ander
onderwerp te beginnen. Vroeger had hij al beloofd hen de manier te le-
ren waarop zij hun roeping konden kennen. Meteen zette hij allen aan om
Onze-Lieve-Vrouw te vereren door het ontvangen van de sacramenten met de
eeuwigheid voor ogen, en herinnerde hij hen de bijna plotse dood van hun
makker die onlangs gestorven was.
" 5 december. - Het achtste middel om met goed resultaat te studeren
" is: "Zich uitsluitend bezighouden met dingen die onze studie aan-
" gaan." "Pluribus intentus minor est ad singula sensus." Onmogelijk
" een wetenschap goed te kennen als men tegelijkertijd in veel boe-
" ken bladert. Toen St.-Thomas van Aquino ondervraagd werd hoe hij
" ertoe gekomen was zo geleerd te worden, antwoordde hij: - "met één
" enkel boek te lezen."-
"
Wij moeten goed voor ogen houden dat wij de studies buiten
" het klasverband op zij moeten laten. Als iemand Latijn studeert en
" tezelfdertijd Engels en Frans wil leren, welke taal zal hij op het
" einde van het jaar dan kennen? Het programma van de oude humanio-
" ra is al voldoende om een verstandige student zijn volle bezig-
" heid te geven. Er zijn jongens die veel lezen, maar door zoveel
" te lezen bemerken zij niet dat hun geest verward geraakt. Er zijn
" er velen die verzen, vertellingen, klassiek proza lezen; allemaal
" goede dingen, maar die niet voorgeschreven zijn; en intussen ver-
" zuimen zij hun plicht en verwerven niet de noodzakelijke kennis.
"
Maar, hoe dan de tijd doorbrengen, zegt men, als het werk
" gemaakt is en de lessen gekend? Als jullie je taak volbracht heb-
" ben en er nog tijd overblijft, zie dan de uitleg van reeds bestu-
" deerde auteurs, herneem zekere regels van de spraakkunst die je
" niet goed kent, lees een bladzijde van een voorgeschreven tekst
" maar lees ze met aandacht. Maar verlies je tijd niet met de hel-
" dendaden te lezen van Guerrin Meschino, het leven van Gianduja of
" dat van Bertoldo.
"
Nochtans als ik jullie die raad geef, ontken ik het belang
" en de voordelen niet van gezonde en oordeelkundige lezingen; maar
" bij het lezen moeten wij twee regels voor ogen houden: 1° Men leze
" geen boeken eer het klaswerk gedaan is. 2° Men leze geen boeken
" zonder eerst raad gevraagd te hebben aan de leraar of aan anderen
" die bekwaam zijn raad te geven; anders zal men boeken lezen die
" niet enkel van geen nut zijn, maar daarbij nog slecht geschreven
" zijn in

66.2 Page 652

▲back to top
- VII/647 -
" een gebrekkige taal, die af te keuren zijn, de geest nadeel berok-
" kenen en het hart met verkeerde principes vullen.
"
Ik heb nog iets anders te zeggen. Ik heb beloofd te spreken
" over de middelen om onze roeping te kennen. Deze avond zal ik er
" weinig over zeggen, maar ik zal dat op een andere keer op een meer
" uitgebreide manier doen. Velen onder jullie zullen priester worden,
" veel meer zullen leken zijn. Maar men moet niet denken omdat men
" zegt: "Ik wil priester worden" dat men het zo maar wordt, of dat
" men zegt: "ik word geen priester" en dat men dan leek zal blijven.
" Neen en nog eens neen. Menige keren roept de Heer jongens tot het
" priesterschap die er nooit aan gedacht hadden; en heel dikwijls
" veranderen jongens die menen geroepen te zijn en ook clerici, die
" het geestelijke gewaad al aangenomen hebben, van levensrichting.
" Laten wij bijgevolg, zolang wij tijd hebben, bidden dat de Heer
" ons de weg moge tonen die wij moeten bewandelen. En het eerste wat
" wij moeten doen om onze roeping zeker te kunnen volgen, wordt ons
" door de H. Petrus gezegd: "Fratres, satagite ut per bona opera
" certam vestram vocationem et electionem faciatis." Een leven leiden
" dat gevuld is met goede werken, een leven vol van de heilige vreze
" Gods. Laten wij al ons werk doen tot meerdere eer van God; dan
" zal de Heer ons zeggen wat Hij van ons verlangt, welke weg wij
" moeten opgaan, welke loopbaan wij moeten kiezen.
De volgende avond kwam Don Bosco terug op de dood van Saracco, en
legde opnieuw de nadruk op de grote noodzaak bereid te zijn voor de gro-
te stap en niet na te laten dikwijls tot de sacramenten te naderen. -
"Hij is zaterdag gestorven", aldus Don Bosco, "zonder te kunnen biechten
terwijl hij herhaaldelijk om een priester vroeg. Zondag werd hij begra-
ven. Ongerust vroeg ik of de arme jongen de oefening van de goede dood
gedaan had en men antwoordde mij van ja. Dat troostte mij geweldig en
laat ons hopen dat van af de laatste biecht geen zware zonde zijn ziel
nog bezoedelden en het vurige verlangen dat hij al stervend had om te
biechten, laat ons hopen dat elke zonde vergeven was.
0, mijn dierbare jongens, wie tijd heeft, wachte de tijd niet af.
"Dum tempus habemus, operemur bonum." Wij moeten allen een grote reis
ondernemen. "Ibit in domum aeternitatis suae." Laten wij ons bijgevolg
klaarmaken voor deze grote reis. Saracco wachtte op zondag, doch die
kwam niet voor hem. Laten wij bij gelegenheid van de plechtigheid van
Maria Onbevlekt de zaken van onze ziel in orde brengen; laten wij goed
de sacramenten van biecht en communie ontvangen! Mijn dierbare jongens,
zijn wij er zeker van dat wij overmorgen nog kunnen biechten en dat de
Heer in zijn goedheid op ons blijft wachten. Laten wij dan overmorgen
Maria vereren en een waarborg nemen voor de hemel."
Don Bosco vertelde een feit dat zich meermalen had voorgedaan. Hij
zei dat de celebrant, die onder de H. Mis de communie uitdeelde, een
jongen die ook op de communiebank geknield was, overgeslagen had en hem
de H. Hostie niet gegeven had. Toen de jongen op de speelplaats de

66.3 Page 653

▲back to top
- VII/648 -
priester ontmoette, vroeg hij hem waarom hij de communie niet gegeven
had. - "En durf jij", zo antwoordde hij hem, "met zonde in je hart te
communie gaan? Zie je niet hoe lelijk en zwart je tong is?" - Deze
priester zag dat aan de kleur die de tong op dat ogenblik kreeg en waar-
schuwde meermalen Don Bosco om het kwaad van de slechte biechten te
voorkomen.
8 december, een dag die dat jaar een nieuwe zegen bracht voor de
kerk en een grote vreugde voor Don Bosco. De paus vaardigde een Ency-
cliek uit, die de voornaamste dwalingen van de moderne tijd veroordeel-
de, niet alleen in verband met de bovennatuurlijke waarheden, maar ook
met de natuurlijke, wegens hun ketterse verdorvenheid, en de schade die
ze op filosofisch, sociaal en politiek gebied aanrichten. Samen met de
Encycliek verleende hij de jubileeaflaat tijdens heel het jaar 1865 en
voegde er een "syllabus" aan toe d.w.z. een lijst van tachtig veroor-
deelde stellingen. Pius IX zette standvastig met zijn onfeilbare leer
het werk van Jezus Christus verder. "Ego in hoc natus sum et ad hoc ve-
ni in mundum ut testimonium perhibeam veritati."(1) Er was gezegd dat
de leer van de H. Stoel de moderne beschaving noch koud noch warm maak-
te, maar door het woord van de paus aan alle Kerken van de wereld kwam
de hele wereld tot in haar diepste roerselen in beweging. Duizenden dag-
bladen, ook liberale, publiceerden de Encycliek en de Syllabus; de sek-
tariers vielen op lage en duivelse wijze ertegen uit in hun pers en met
woedende beledigingen en godslasteringen in hun bijeenkomsten.
De regeringen van Frankrijk en Italië trachtten te vergeefs in
ministervergaderingen, met dreigende omzendbrieven aan de bisschoppen,
met decreten die een herdruk en pastorale uitleg verboden, met diploma-
tieke telegrams, instructies aan de politie voor onderzoeken het woord
van de paus te smoren, terwijl miljoenen katholieken met hun bisschop-
pen in een enorm gejuich uitriepen: - "Niet met Belial, maar met Jezus
Christus en zijn plaatsvervanger!"
De H. Maagd had intussen de haar verschuldigde eerbetuigingen van
de jongens van Don Bosco ontvangen. De daarop volgende dagen sprak hij
nog over de roeping.
" 10 december. - Wij hebben gezegd dat de goede werken het eer-
" ste middel zijn om te weten tot welke staat God ons roept. Over
" het tweede spreekt St.-Paulus als volgt: - "Oportet autem illum
" et testimonium habere bonum ab iis qui foris sunt." Wie zijn zij
" die een getuigenis van ons moeten geven? Dat zijn vader, moeder,
" de pastoor, de dorpsgenoten, de directeur van het college of van
" de inrichting waar wij zijn. En als ik b.v. de directeur noem van
" ons huis hier, dan bedoel ik daarmee niet alleen mezelf, maar al-
(1) Joann. XVIII, 37.

66.4 Page 654

▲back to top
- VII/649 -
" len die hier zorg voor u dragen.
"
De jongens tonen vlug door hun gedrag waar God ze roept
" en volgens dat gedrag uiten zij die "foris sunt" hun mening. Van
" jongens die ingetogen zijn in de kerk, bescheiden in hun houding,
" die met iedereen vriendelijk zijn, hoort men zeggen: "die zal een
" goede priester worden!" Van een andere zegt men: - "die zal een
" goed soldaat zijn!" En van een derde: - "Van die zullen we een
" goede bakker maken!" Jullie lachen? Welnu, wat zegt gij hiervan:
" Sommige luie jongens hier in het Oratorio hebben 's middags aan
" tafel en ook bij het avondmaal brood in overvloed; bij het ont-
" bijt een grotere hoeveelheid dan men in welk ander college ook
" geeft; als vieruurtje weer een stuk brood; maar daarmee zijn zij
" nog niet tevreden en nemen bij het middag- en avondmaal vijf of
" zes broodjes mee, alsof zij bang waren van honger te sterven;
" welnu, zeggen jullie nu zelf maar of zij niet aangewezen zijn
" voor het bakkersberoep. En weten jullie waarom zij al dat brood
" verzamelen? Ik zal het jullie zeggen. Zij hebben hun huiswerk niet
" gemaakt,hun lessen niet geleerd en daarom of om een andere reden,
" willen ze niet naar school gaan; ze zeggen dat zij ziek zijn; en
" om te bewijzen dat ze geen eetlust hebben, nemen zij geen ontbijt,
" maar gaan naar de slaapzaal waar ze rustig het brood dat zij daags
" tevoren meegenomen hebben, opeten. En menen jullie dat zo een ge-
" drag hen een goede naam bezorgt? Laten wij ervoor zorgen al onze
" plichten tot de kleinste toe goed te volbrengen, als wij verlan-
" gen dat de Heer ons de weg toont die Hij voor ons bestemd heeft.
"
Er is misschien een jongen van wie heel het dorp weet dat
" hij priester wil worden; doch wat de studie betreft, spant hij
" zich weinig in; hij gaat zo weinig mogelijk naar de kerk en is
" niet erg godvruchtig; hij speelt gaarne, gaat om met zekere mak-
" kers en vertelt soms gemene praat. De mensen spreken over hem en
" zeggen: - "Dat wordt zeker een slechte priester!" - Die jongen
" komt naar het Oratorio; zijn ouders hebben hem gezonden, soms zon-
" der raad te vragen aan de pastoor. Maar wat een onverschilligheid!
" Neem zijn puntenboekje ter hand. In de kerk "middelmatig"; in klas
" "middelmatig", in de eetzaal, "middelmatig", op de slaapzaal "mid-
" delmatig". Kunnen zoveel keren "middelmatig" een "optime" uitma-
" ken? Natuurlijk niet!
"
Ach, mijn dierbaren, jullie moeten zich goed gedragen op-
" oversten gerust hun mening over uw roeping kunnen zeggen. Let op
" dat de wat ik nu zeg, omdat het dingen zijn die men in de boeken
" niet vindt of in boeken staan die jullie in de huidige omstandig-
" heden niet kunnen kopen. Heb vertrouwen in de oversten, ga ze
" raadplegen,want het is voor ons een voldoening jullie te kunnen
" helpen in alles wat mogelijk is. Er zijn jongens die tijdens heel
" het jaar nooit bij hun oversten komen en niet aan hun roeping
" denken; dat is voor hen de minste zorg. De vakantie breekt aan;
" zij bieden zich bij de pastoor aan en vragen raad of ze priester
" moeten worden of een andere weg moeten inslaan. De pastoor vraagt
" hun: wat heeft Don Bosco je gezegd? - Hij heeft mij niets gezegd,
" antwoorden zij. En ik daag iedereen uit om hun iets te zeggen,
" als ze zich nooit

66.5 Page 655

▲back to top
- VII/650 -
" laten zien. En dan nemen zij geblinddoekt een beslissing en kiezen
" een staat bv. "priester worden" zonder zich erom te bekommeren of
" ze door God geroepen zijn. Wat zal er van hen geworden, zonder de
" nodige genade?
"
En tot slot zal ik U zeggen wie raad moet geven. Eerst en
" vooral de ouders. Nochtans zijn zij niet altijd de gepaste raadge-
" vers omdat zij heel vaak niet het geestelijke welzijn of de wil
" van God als leidraad nemen, maar wel de tijdelijke belangen van
" hun zoon. Als ze een goed inkomen verwachten, dan zetten zij hem
" aan om priester te worden, zoniet wijzen zij hem een andere weg
" en verzetten zich soms hardnekkig, als hij tegen hun zin toch
" priester wil worden.
"
Maar als de ouders goede christenen zijn, dan zijn zij
" de beste raadgevers. Zij hebben jaren lang je leven met zorg ge-
" volgd en hun oordeel kan niet anders dan juist en gezond zijn.
" Wat er ook van zij, vraag altijd raad aan je ouders, die in het
" algemeen, zo je het vraagt zoals het hoort, je ook zoals het past,
" zal gegeven worden. Een andere keer spreek ik over het inwendige
" getuigenis van je roeping.
" 12 december. - Wij hebben gesproken over het getuigenis van hen
" die "qui foris sunt". Nu moet ik spreken over hem die de enige is
" om over de interne zaken van onze ziel te oordelen en dat is de
" biechtvader. Hem moeten wij dus ons geweten openhartig blootleggen,
" en hij zal ons weten te zeggen waar de Heer ons wil. Eens dat wij
" een biechtvader gekozen hebben, moeten wij standvastig bij de-
" zelfde gaan; hoe zal hij over onze roeping kunnen oordelen, als
" hij ons niet volmaakt kent? Bijgevolg moeten jullie geen twee
" biechtvaders hebben, een voor de weekdagen en een voor de zonda-
" gen; als er iets ergs op het geweten ligt of iets dat men als een
" zwaardere fout aanziet en als jullie dan te biecht gaan bij een
" andere biechtvader en niet bij de gewone, dan zal de gewone
" biechtvader menen te doen te hebben met een engeltje terwijl het
" eigenlijk met een duiveltje is; hij zal een oordeel vormen dat to-
" taal verkeerd is en bijgevolg zullen jullie een weg volgen die de
" Heer voor jullie niet wilde. Het zou erger zijn als jullie deden
" als sommige jongens, die telkens als ze te biecht gaan, een andere
" biechtvader nemen, precies alsof ze wilden weten hoe hij eruitziet.
" Dus, mijn beste jongens, het is mijn verlangen dat jullie een
" priester kiezen waarbij je altijd te biecht gaat, indien jullie
" willen weten wat de Heer verlangt. Er komen zelden vreemde biecht-
" vaders, maar er zijn er hier zoveel in huis dat jullie er een
" naar goedvinden kunnen kiezen.
"
Voor de vakleerlingen is die regel niet nodig. Hun roeping
" is al bepaald; het gaat over hamer, zaag, pers, naald en wat weet
" ik al. Maar voor de studenten en voor wie de roeping nog niet
" vaststaat, is er een heel andere regel. Daarmee wil ik niet zeg-
" gen dat wie van biechtvader verandert, zonde bedrijft. Dat niet.
" Integendeel. Mocht iemand onder u het ongeluk hebben een grote
" zonde te bedrijven en de moed niet hebben ze aan de gewone biecht-

66.6 Page 656

▲back to top
- VII/651 -
" vader te zeggen, dan is het veel beter bij een andere biechtvader
" te gaan dan een heiligschennende biecht te spreken; hij mag bij
" iedere biecht van biechtvader veranderen. Het is beter onzeker te
" zijn over zijn eigen toestand dan een heiligschennis te doen door
" een zonde in de biecht te verzwijgen. Hij die op het einde van het
" jaar over zijn roeping moet beslissen, moet eerst een algemene De
" biecht spreken, biechtvader zal hem met liefde aanhoren, zal hem
" helpen om dat te zeggen waarover hij zich schaamt en zal hem zeg-
" gen welke levensweg hij moet volgen. Onthouden we dus dat de
" biechtvader in de eerste plaats over onze roeping moet oordelen.
" Indien de ouders, de pastoor, de directeur van het opvoedingshuis
" je zeggen priester te worden; indien jijzelf een zekere neiging
" tot het priesterschap voelt, doch de biechtvader zou je zeggen:
" "Mijn jongen, die staat is niet voor jou" - dan hebben al de ande-
" re getuigenissen geen waarde; die van de biechtvader is de enige
" die men volgen moet.
"
In de lekenstaat is er ook een rangorde in de taken; er is
" het beroep en het ambacht. Ook hierin is het beter zich te houden
" aan de mening van hem die jullie inwendig kent. Hij zal bv. kunnen
" zeggen: schoolmeester worden is niet voor jou, advocaat, dokter,
" militair ook niet. Integendeel kies dat vak of dat beroep. De
" biechtvader die een man van ondervinding is, weet er meer van dan
" jullie. Hij kan jullie ook de middelen verschaffen om je loopbaan
" te helpen maken. Natuurlijk als iemand advocaat wil worden en de
" nodige middelen niet heeft, dan kan de biechtvader U die niet be-
" zorgen; maar hij kan meer dan eens U het middel aanduiden om dat
" doel te bereiken.
In de avondwoordjes die Don Bosco op de volgende dagen hield,
waarschuwde hij de jongens tegen de boosheid van de ergernis en kondigde
hij de laatste ogenblikken en de dood aan van een lekenmedebroeder van
de vrome sociëteit. De voorzegging die de dienaar Gods enige weken tevo-
ren gedaan had, werd bewaarheid. Bidden voor de zielen van het vagevuur,
de noveen van Kerstmis, een laatste wenk om in de studies te slagen, de
gedachte aan de dood, gaven hem stof voor zijn avondwoordjes.
De kroniek deelt ons op 13 december mee: - "Deze avond waarschuw-
de ons het belletje dat het viaticum gebracht werd aan Giovanni Lagorio,
lid van de congregatie en belast met het linnengoed. De jongens gaan
naar de kerk om aan de H. Maagd de genaden af te smeken die de arme zie-
ke nodig heeft.
Nadat Don Bosco het lof gedaan had, bleef hij op de trappen van
het altaar staan en zei tot de jongens:
"
Mijn dierbare jongens, deze avond werd Jezus in het heilig
" Sacrament aan onze broeder, die zwaar ziek is, gedragen. Er is
" weinig hoop op genezing; en daar hij nog enige tijd kan leven en
" ook vlug kan sterven, bidt de Heer dat Hij hem de kracht schenke

66.7 Page 657

▲back to top
- VII/652 -
" om in overgave zijn ziekte te doorstaan en de genade om heilig
" te sterven. Daarom zullen wij morgenochtend een "Pater en een
" Ave" bidden voor de zieke; weldra zullen wij misschien dat gebed
" veranderen in een "Requiem aeternam."
"
Mijn jongens, laten wij op dit ogenblik denken aan een grote
" plicht nl. een goed gebruik maken van onze gezondheid voor de
" dienst en de eer van God. De gezondheid is een grote gave van de
" Heer en wij moeten ze geheel voor Hem gebruiken. De ogen moeten
" zien voor God, de voeten lopen voor God, de handen werken voor
" God,het hart kloppen voor God, in één woord heel ons lichaam moet
" dienen voor God, zolang wij nog tijd hebben; en wanneer God ons
" de gezondheid zal ontnemen en wij naar onze laatste dag toegaan,
" dan mag het geweten ons niet verwijten dat wij er misbruik van
" gemaakt hebben.
De avond daarop beklom Don Bosco het spreekgestoelte en sprak met
een heel bewogen stem.
" 14 december. - Deze avond mijn dierbare jongens, moet ik jullie
" droevig nieuws melden. Jullie moeten het weten; en zo jullie het
" niet weten, dan deel ik jullie mee dat tijdens de plechtige no-
" veen die wij hielden, sommige jongens het Oratorio verlaten heb-
" ben om naar huis te gaan. Niemand zond ze weg; zij zijn uit eigen
" beweging vertrokken of liever de Madonna zelf heeft ze verwijderd.
" Men wilde ze uit medelijden nog hier houden, maar eerder dan te
" blijven, klommen zij over de muur en liepen weg. En wat nog pijn-
" lijker is, zij konden bij ons niet meer blijven, omdat zij de goe-
" de zeden kwetsten. Nooit zullen zij gedurende hun leven kunnen
" vergeten "waarom" zij het Oratorio verlaten hebben; hun hart zal
" bloeden, als zij eraan denken en ze zullen moeten zeggen: - "Ik-
" zelf ben er de schuld van. In hun dorp zal men hun vragen: -
" "Waarom ben je uit het Oratorio weg?" - Wat zullen zij antwoorden?
" Niets. Maar het enige antwoord dat ze moesten geven, zal in hun
" ziel weerklinken. - "Ik ben uit het Oratorio weg omdat ik de af-
" schuwelijkste zonde bedreven heb." Ze zullen zich herinneren dat
" zij een einde aan hun studies gemaakt hebben, dat ze niet hebben
" kunnen uitvoeren wat zij verlangden, dat zij plots de schoonste
" hoop van hun leven zagen verzwinden; en zij zullen op pijnlijke
" wijze zelf moeten antwoorden: "Ik ben de enige schuldige. Als zij
" groot geworden zijn en een van hun oud-makkers tegenkomen, zal de
" pijnlijke nagel hen weer in het hart steken, omdat zij zich in de
" tegenwoordigheid van een getuige van hun fout en hun schande be-
" vinden. En als de herinnering aan die fout hun zo pijnlijk is,
" als ze sterk en gezond zijn, wat dan, als hun krachten afnemen,
" als zij te bed zullen liggen en dan de vreselijke boosheid van
" hun fout zullen zien. Ze zullen moeten uitroepen: - "Ik alleen
" ben de oorzaak van al mijn verdriet!" Zo verloopt het in het aan-
" schijn van de mensen, hoe zal het zijn in het aanschijn van God,
" die de zuiverheid zelf

66.8 Page 658

▲back to top
- VII/653 -
" is? 0, wat zou ik jullie kunnen vertellen over al wat er enige
" dagen geleden gebeurd is; maar het is mij niet toegelaten.
"
Wat zijn de straffen van de Heer vreselijk voor de oneerbaren.
" Ik zal jullie een feit vertellen dat deze nacht te Turijn gebeur-
" de. Een jonge man stierf deze nacht onverwachts, terwijl hij zon-
" digde. Hij stierf en waar is zijn ziel nu? Zijn vrienden gingen
" hem 's morgens wekken, ze schudden hem; hij was dood. Ik zeg jul-
" lie niet meer dan dat; want het is te vreselijk en te afschuwe-
" lijk.
"
Mijn beste jongens, help elkaar om de schone deugd van zui-
" verheid aan te kweken. Maak onder elkaar het voornemen om nooit
" een daad te stellen, een woord te zeggen, een blik te werpen die
" deze schone deugd kwetsen. Als een makker gevaar loopt, om de
" liefde Gods, snel hem ter hulp. Trek hem weg van slechte makkers,
" geef hem goede raad, bid voor hem, kortom red hem. Vóór God en
" Maria zullen jullie grote verdienste hebben. En zo jullie zien dat
" een makker anderen zoekt te verderven, tracht hem dat onmiddellijk
" te beletten, ontruk de prooi uit zijn klauwen, roep moord en
" brand. Wat zou de herder doen, als een wolf in zijn kudde rondliep
" om de schapen te verslinden, en de kracht niet had om hem aan te
" vallen en zijn schapen te beschermen? Hij zou om hulp roepen. Zo
" moeten jullie doen met deze duivelse wolven die de zielen van hun
" makkers ten onder brengen. Roep om hulp, roep uw makkers om hulp
" en als het niet voldoende is, roep uw oversten om hulp en zij
" kunnen ze wel bestrijden.
"
Ik moet jullie nog een ander pijnlijk nieuws zeggen: onze
" broeder Giovanni Lagorio nadert zijn einde. Hij is helemaal gela-
" ten, ja, hij verlangt naar de hemel te vertrekken en zo van alle
" lichamelijke en geestelijke pijnen verlost te worden. Wij hebben
" alle reden om te hopen dat, als de Heer hem zal roepen, hij de
" vreugde van zijn aanwezigheid in het paradijs zal genieten.
"
Hij is een man van grote deugd. Op een andere keer zal ik
" iets over hem vertellen. In elk geval laten wij bidden opdat zijn
" overgang gelukkig moge zijn. Wees heel stil deze avond op de trap-
" pen, op de slaapzaal en als jullie te bed gaan, bid een "Salve"
" tot de Heilige Maagd opdat zij hem helpe bij de grote stap die hij
" op het punt staat te zetten. Waarschijnlijk zal het "Pater en Ave"
" die wij voor hem bidden, gevolgd worden door het "Requiem" in
" plaats van door het "Gloria." Wel te rusten."
" 15 december. - Deze morgen omstreeks twee uur is onze broeder
" Giovanni Lagorio naar de eeuwigheid overgegaan. Twee jaar gele-
" den kwam hij hier in dit huis en was al aangetast door de ziekte
" waaraan hij stierf. Tot gisteren meende hij nog te kunnen genezen,
" maar omstreeks de avond bemerkte hij dat de dood nakend was. Met
" zwakke stem zei hij mij wat hij mij vroeger al had gezegd: - "Zeg
" aan de jongens dat zij voor mij bidden, opdat ik weldra het aan-
" schijn van de Heer moge zien; zeg hun dat ik in de hemel aanhou-
" dend de H. Maagd zal bidden opdat zij van God al de genaden voor

66.9 Page 659

▲back to top
- VII/654 -
" jullie moge bekomen, die jullie nodig hebben." Ik heb hem beloofd
" jullie zijn woorden mee te delen en belastte hem, bij zijn aan-
" komst in het paradijs van onzentwege Maria te groeten en haar te
" vragen dat wij allemaal eendaags verenigd zijn om haar te loven
" en te danken in de hemel. Hij heeft me verzekerd dat te zullen
" doen. Laten wij dus voor hem bidden opdat hij vlug uit de pijnen
" van het vagevuur moge verlost zijn, mocht hij nog iets uit te boe-
" ten hebben. De Heer heeft gezegd dat wij met dezelfde maat zullen
" gemeten worden waarmee wijzelf gemeten hebben; en als wij nu barm-
" hartig zijn voor de anderen, zal de Heer ook voor ons barmhartig
" zijn. St.-Augustinus schrijft dat, als wij voor de heilige zielen
" van het vagevuur bidden en ze uit die pijnen verlossen, wij ons
" vagevuur korter maken. Als wij voor de overledenen bidden, zullen
" er, na onze dood ook anderen zijn die op ingeving van God, voor
" ons zullen bidden. Als wij verplicht zijn in het algemeen voor al-
" le gelovige zielen te bidden, hoeveel te meer dan voor allen die
" hier met ons in hetzelfde Oratorio waren, met ons in dezelfde kerk
" baden, met ons hetzelfde brood aten, die ten slotte onze broeders
" waren. Morgen zal de begrafenis plaats hebben; men zal de H. Mis
" zingen en de rozenkrans van de overledenen bidden. Al het goede
" dat morgen in ons huis gedaan wordt, zal toegepast worden op de
" ziel van Lagorio. Alle communies wezen tot hetzelfde doel opge-
" dragen; wie niet te communie gaat, drage een geestelijke communie
" op; de Heer zal dat ook aanvaarden tot lafenis van de zielen van
" het vagevuur. Daar het regent, is het niet goed voor de gezond-
" heid dat allen meegaan naar het kerkhof; enkele jongens zullen
" hiervoor door de prefect aangeduid worden.
" 16 december. - Vandaag begint de noveen van Kerstmis. Jullie we-
" ten welk belang ik hecht aan deze noveen.
"
Ik moet jullie nog een andere opmerking maken. Er wordt
" veel brood verkwist. Men vindt brood onder de bedden, brood op de
" trappen, brood op de speelplaats, brood in de klassen, brood over-
" al. Dat soort voedsel dat zo nodig is voor het leven, waardeer ik
" ten hoogste; ik weet wat het kost om het jullie te bezorgen, ik
" weet dat het een geschenk van de Voorzienigheid is, en ik zal al-
" les in het werk stellen om niets te laten verkwisten. Bijgevolg,
" als jullie een stuk brood hebben dat jullie willen wegwerpen, om-
" dat het te hard is of om welke andere reden ook, geef het liever
" aan mij; ik zal het op zak steken en ik zal ermee doen wat mij het
" beste toeschijnt. Tenslotte geef ik jullie, als je wilt, een punt-
" je voor de noveen. Als jullie morgen sacramenteel of geestelijk,
" communiceren geef dan een kus aan Jezus die in jullie hart geko-
" men is.
" 18 december. - Ik zal jullie verder spreken over de middelen om
" te studeren en geef je vandaag het voornaamste. Altijd onze toe-
" vlucht nemen tot de bescherming van de Heilige Maagd. Maria is de

66.10 Page 660

▲back to top
- VII/655 -
" zetel van de wijsheid; bijgevolg vooraleer jullie de les leren of
" beginnen met de uitleg van de auteurs, of het huiswerk maken, ver-
" geet nooit een "Ave" te bidden tot de Heilige Maagd en er aan toe
" te voegen: "Sedes Sapientiae, ora pro nobis."
"
Deze avond moet ik jullie een bedroevend nieuws meedelen. Een
" schrijnwerker die hier vroeger dikwijls kwam voor zaken in ver-
" band met zijn vak, had een werkplaats gebouwd; deze morgen wees
" hij nog aan de werklieden het werk aan en 's middags stierf hij
" aan een beroerte. Het betaamt niet om tijdens een zo schone no-
" veen doodsberichten te geven; maar wat wil je! Als men over leven
" spreekt, komt onmiddellijk de gedachte aan de dood te binnen; en
" als wij er niet aan denken, laat zij toch niet na om te komen. In-
" nocentius III was een groot en heilig paus, maar had een buitenge-
" wone vrees voor de dood en wilde er nooit horen over spreken. En
" bijgevolg in de kapel van het Vaticaanse paleis verbood hij de pre-
" dikant als er gepreekt werd, over de dood te spreken. Als hij een
" boek liet voorlezen, gebood hij die hoofdstukken die over dat on-
" derwerp handelden, over te slaan; indien hijzelf las, wilde hij
" zelfs geen hoofdstuk lezen dat er slechts allusie op maakte. Toen
" hij stierf maakte de beeldhouwer een grafmonument dat als onder-
" werp die schrik uitbeeldde. De paus ligt in doodstrijd. De dood
" zit onder het bed, steekt haar ontvleesd hoofd er onder uit en
" strekt de benige hand uit om hem vast te pakken. De paus springt
" recht; dat afschuwelijke wezen doet hem opschrikken, maar hij kan
" niet vluchten.
"
Er zijn er velen op deze wereld die aan de dood niet wil-
" len denken.
"
Dierbare jongens, men denkt er niet aan, maar of we het
" willen of niet willen, ze komt. Ik eindig met het noveenpuntje.
" Morgen vragen wij aan de goede Jezus, om een kleine diefstal bij
" ons te komen doen en weten jullie welke diefstal? Dat Hij jullie
" hart komt stelen en ook het mijne; want het zou een te groot on-
" geluk zijn voor mij als jullie hart vol zou zijn van de liefde
" tot God en dat het mijne, zo koud als marmer, in zijn ongenade
" zou zijn.

67 Pages 661-670

▲back to top

67.1 Page 661

▲back to top
- VII/656 -
HOOFDSTUK
LXXXI.
Don Bosco ontving in die dagen veel brieven als antwoord op zijn
kerst- en nieuwjaarswensen. Ook mensen van de hoogste adel betoonden hem
hun gevoelens van dank, eerbied en vertrouwen. Onder deze noemen wij
markies Ignazio Pallavicini (1) en gravin Allessandrina di Camburzano
die op 26 december 1864 aan Don Bosco uit Fossano meedeelde dat een van
haar neven hem vurig wenste te kennen en hem zou komen bezoeken.(2)
Intussen bleef hij na Kerstmis twee dagen weg uit Turijn om naar
Vercelli te gaan. Het schijnt dat hij bij die gelegenheid zich een paar
(1)
Zeereerw. Heer,
Ik voel mij ten zeerste gelukkig met uw gewaardeerde brief waarmee het u
behaagt mij het heel verplichtende nieuws mee te delen dat Uzelf en de 1.000 aan uw
zorgen toevertrouwde jongens in de kerstnachtmis de heilige communie tot mijn intentie
zullen opdragen. Dat is zonder twijfel het grootste geschenk dat ik erg waardeer en
dat ik te danken heb aan uw buitengewone goedheid voor mij; ik weet niet wat ik kan
gedaan hebben om zo'n gunst te verdienen. Ook ben ik u grote dank verschuldigd voor de
bijzondere gebeden die ten hemel stegen voor heel mijn familie en speciaal voor mijn
dierbaar neefje Durazzo; moge God hem voor altijd voor Zich bewaren zoals ik het van
ganser harte verlang. Laat mij dan toe u daarvoor de meest rechtzinnige
erkentelijkheid te betonen en u te verzoeken de verzekering van mijn erkentelijkheid
voor die vrome daad te aanvaarden.
Ik wens U, Zeereerw., en al uw jongens het grootste geluk toe dat zij voor mij
zullen afsmeken bij de grote Gever van alle goed en noem mij met de meeste eerbied
van U, Zeereerw.,
de zeer toegewijde en verplichte dienaar
Genova, 22 december 1864.
I. Pallavicini
(2)
"Deze jonge graaf", zo schreef zij, en de gravin, stichten iedereen door hun
godsvrucht en voorbeeldige gedrag. Zij bezitten alles wat hen volgens de wereld,
gelukkig kan maken: goed huwelijk, fortuin, gezondheid, jeugd. Maar zij hebben geen
erfgenaam die hun naam draagt. Daardoor, of om een andere reden is hij zo melancho-
lisch dat zijn familie en zijn vrienden er ongerust over zijn. Ik durf u vragen voor
hem te bidden en hem met alle welwillendheid, die hem veel goed zal doen, te ontvan-
gen. De vrienden van God vinden altijd de woorden om de ontmoedigde zielen te troos-
ten. Hun stem vindt gemakkelijk de weg naar het hart. En daarom heb ik het grootste
vertrouwen in het goede dat gij onze jonge bloedverwant zult doen.
Nodig hem uit u enkele keren te komen bezoeken, terwijl hij in de hoofdstad
verblijft. Te Turijn zal hij veel wereldse vrienden vinden. Deze denken dat bal en
toneel verstrooien en hem goed doen. Ik denk dat de enige ogenblikken die hij bij u
en te midden van uw ijverige medehelpers zal doorbrengen voor hem, in al zijn eenvoud,
veel meer troost zullen schenken.
De gezondheid van de heer graaf van Cambuzzano wordt veel op de proef gesteld.
Hij kan niet buitenshuis gaan en ondanks dit teruggetrokken leven, heeft hij hoofdpijn
en andere ongemakken. Ik beveel hem aan in uw gebeden en missen. Ik hen overtuigd dat
hij snel zal genezen zijn, indien u het de Heer vraagt.

67.2 Page 662

▲back to top
- VII/657 -
uren te Casale ophield, daar hij er niet was kunnen gaan ten gevolge van
de dood van Lagorio op de 15de van de maand.
Zoals hij het verscheidene keren per jaar deed, onderhield hij
zich lang op te Vercelli met de aartspriester van de domkerk kan. De
Gaudenzi Pietro, theoloog die in 1875 tot bisschop van Vigevano gewijd
werd. Over het belang van deze samenspraken vinden wij een getuigenis in
een brief die door de aartspriester Pietro Poltronieri, geestelijk
directeur van het seminarie van Vigevano aan Don Rua geschreven werd in
1888 om te condoleren, toen Don Bosco overleden was. Hij beschrijft de
plechtige rouwdienst die gehouden werd in het seminarie op het verlangen
en met assistentie van Mgr. De Gaudenzi voor de zielenrust van de die-
naar Gods.
"Na het officie, de gezongen mis "in pontificalibus" en de ab-
soute wilde Zijne Excellentie, zoals iedereen er zich aan verwachtte, de
droevige dienst niet sluiten zonder met korte, doch diep ontroerende
woorden de eerbiedwaardige figuur te gedenken van de Turijnse priester
waarmee hij persoonlijke en intieme betrekkingen had; en hij beschreef
hem met de eigen karakteristieke woorden en daden van Don Bosco zelf,
waarvan Monseigneur zelf getuige was, als een voorbeeld van stiptheid in
het vervullen van zijn priesterlijke verplichtingen van diepe nederig-
heid en van apostolische ijver voor de redding van de zielen.
" 'Da mihi animas, caetera tolle', dat was, zo zei Monseigneur
om te eindigen, de leuze van Don Bosco de "zinspreuk" die hem bezielde
in zijn ondernemingen, een "tolle" dat hem tot de onsterfelijke glorie
bracht. - 'Da mihi animas, caetera tolle' zegde de heilige man mij eens
toen hij bij mij thuis was te Vercelli en wij over onze respectieve
moeilijkheden spraken: dat moeten wij, priesters aan de goede God zeg-
gen."
"Mijn dierbaren, maak deze spreuk tot de uwe, ontvang ze als een
kostbaar erfdeel van Don Bosco, zoals hij ze overnam van de bisschop
van Geneve en de bisschop van Geneve ze overnam van de grote St.-Johan-
nes Christostomus; dan zult gij de roemrijke reeks voortzetten van die
heilige priesters, die de deugd doen beminnen en het priesterlijk karak-
ter doen eerbiedigen zelfs door de vijanden van de christelijke naam."
Toen Don Bosco terug was uit Vercelli, hernam hij zijn avond-
woordjes voor de jongens.
" 27 december. - Het spijt mij dat ik deze avond iets moet zeggen
" dat niet tot eer strekt van sommige jongens. Sinds enige tijd
" merkt men op dat er nu eens bij deze dan bij een andere, boeken,
" geld, vruchten, dassen, papier enz. ontbreken. Ook verleden jaar
" waren er van die kleine dieven in huis; doch ze werden ontdekt.
" Sommigen werden dadelijk weggezonden; anderen moesten weggaan om-
" dat zij door hun makkers, die kabaal maakten en hen "dieven" noem-
" den, aan

67.3 Page 663

▲back to top
- VII/658 -
" de kaak gesteld werden. Zij die zich aan deze diefstallen schul-
" dig maken, moeten van gedrag veranderen, zoniet zullen ze het ook
" moeten bekopen, als ze ontdekt worden. Ik belast er alle clerici
" en jongens mee te waken, om ze te ontdekken. Willen jullie dat ik
" de weg wijs om ze te ontdekken. Zij die gedurig eten uit gulzig-
" heid en vooral zij die zich niet schamen om 's vrijdags en 's za-
" terdags salami te eten in tegenwoordigheid van hun makkers; zij
" die in plaats van naar de klas te gaan, rondlopen in het Oratorio;
" zij die om het minste voorwendsel achterblijven op de slaapzaal :
" die kan men allen gerust verdenken; het is geen lichtvaardige ver-
" denking, maar een goed gefundeerde verdenking. Een van die over-
" treders van het reglement zou bij toeval onschuldig kunnen zijn;
" maar hij heeft er helemaal de schijn van schuldig te zijn. Deze
" diefstallen bedroeven mij, omdat zij een belediging zijn van God,
" maar anderzijds ben ik blij dat er sommige ongehoorzame jongens
" nu eens ondervinden wat het betekent het geld aan de prefect niet
" af te geven, ondanks mijn herhaalde aandringen op dit punt. Zij
" willen koppig zijn? Des te erger voor hen!
"
Maar aan die kleine dieven zeg ik dat velen, die wegens
" diefstallen verloren gaan, begonnen zijn met zich kleine dingen
" toe te eigenen en dan die slechte gewoonte behouden hebben. Van-
" daag nemen zij een boek, morgen twee stuivers; dan enige schrif-
" ten, een andere keer een paar postzegels en ga maar verder; bij
" beetjes, bijna zonder het gewaar te worden, maakt dat een grote
" diefstal uit.
"
En let wel op, zo iemand op die wijze tot een grote diefstal
" komt, dan is hij verplicht restitutie te doen, ook al zou hij niet
" bemerkt hebben dat hij zwaar gezondigd heeft.
"
En in verband met diefstal zal ik er aan toevoegen dat ook
" zij kleine dieven zijn die 's middags en 's avonds niet tevreden
" zijn met het brood dat zij aan tafel krijgen en er nog gaan nemen
" in de voorraadkamer, die stoelen vernielen en ruiten breken, voor-
" al als het met opzet gedaan wordt; en zij zijn verplicht de schade
" te vergoeden, die ze aan het Oratorio gedaan hebben.
"
Maar ik ken al enige van die kleine dieven die hun makkers
" bestelen en ik zeg hun daarmee op te houden en het gestolen goed
" terug te geven. Als ze willen dat ik hen help, dat ze het mij in
" vertrouwen komen zeggen en ik beloof alles te regelen zonder dat
" iemand er iets van weet en ze zullen niet gestraft worden; maar
" als ze niet van gedrag veranderen en door anderen ontdekt worden,
" dan mogen ze weten dat ik hen dieven zal noemen in het bijzijn
" van iedereen.
"
Ik zwijg over al die miseries die de goede jongens weinig
" plezier doen en ga u iets vertellen wat jullie aangenaam zal zijn.
" Vandaag, toen ik van Vercelli naar Turijn terugkeerde, zat er in
" het compartiment waar ik instapte een heer, die bezig was met mis-
" prijzend over de biecht te spreken. Nauwelijks had hij mij gezien
" of hij wendde zich tot mij en riep uit: "Bij God! Mijnheer de
" priester, zegt u iets over dit onderwerp."
"
Ik ging zitten en vroeg hem: - "En u, mijnheer, kunt u mij

67.4 Page 664

▲back to top
- VII/659 -
" zeggen door wie de biecht uitgevonden werd?"
"
- "Men zegt", antwoordde hij, "door het Concilie van Tren-
" te."
"
- "En kunt u mij zeggen omstreeks welke tijd dat concilie
" plaats had?"
"
- "Ten tijde van St.-Bernardus", antwoordde hij.
"
- "En wanneer leefde St.-Bernardus?"
"
- "Ten tijde van St.-Augustinus."
"
Bij dit betoog van geschiedkundige kennis, barstte een al-
" gemeen gelach in het compartiment los. Toen hernam ik:
"
- "Het Concilie van Trente werd ongeveer driehonderd jaar
" geleden gehouden. St.-Bernardus stierf zeshonderd jaar geleden.
" Ongeveer 1.400 jaar geleden leefde St.-Augustinus en ongeveer 1850
" jaar geleden stelde Jezus Christus dit sacrament in."
"
Mijn tegenstrever bleef een tijdje sprakeloos en dan zei hij:
"
- "Rechtuit gesproken; biechten staat mij niet aan."
"
- "Goed, ik zal u een middel aan de hand doen."
"
- "U staat mij aan, u bent de eerste priester die mij de
" manier leert om niet te biechten: welk is dit middel?"
"
- "Nooit zonden te bedrijven."
"
- "Ik doe geen zonde."
"
- "Ik wens u proficiat; nochtans doe ik u opmerken dat u
" bij het eerste woord dat u sprak, de naam van God ijdel gebruikte."
"
- "Het is waar, ik dacht er niet aan."
"
- "En mocht u mij toelaten u te ondervragen, dan zou u zien
" dat u wel iets op het geweten hebt."
"
- "Zeg maar op, ik geef u de toelating."
"
- "Neen, niet in het publiek, want het zou niet aangenaam
" zijn voor U en ik zou de oren van de heren hier kwetsen."
"
- "Spreek vrij uit, ik zal het u niet kwalijk nemen."
"
- "Neen, dat gaat niet in het publiek; ik zou het liever
" aan uw oor zeggen."
"
- "Goed, goed!"
"
Ik zei hem dan stilletjes wat ik hem moest zeggen en hij
" antwoordde mij luidop: "U heeft gelijk; maar, mijnheer, u moet we-
" ten dat ik uit Palermo ben."
"
- "Mijn gelukwensen, maar verschilt Palermo zo van de over-
" ige steden? Is Ons Heer te Palermo niet?"
"
Hij zweeg en na korte tijd voegde hij eraan toe: - "Ik ben
" naar Turijn geroepen om de Piëmontese militairen, die geen wiskun-
" de kennen, te onderwijzen. Die snoeverij stak mij geweldig tegen."
"
- "Wat!" zei ik bij mezelf, aanzie jij de Piëmontezen als
" zo een ezels dat zij jouw onderwijs nodig hebben? En luid op voeg-
" de ik eraan toe:
"
- "Mijnheer, wat verstaat u onder comptabiliteit, algebra,
" rekenkunde, boekhouding?"
"
- "Mijnheer, onder comptabiliteit versta ik comptabiliteit."
" Hij voegde er nog enkele woorden aan toe en raakte in de war; en
" al de anderen begonnen te lachen.
"
- "Kijk", zei ik hem ernstig met een schoolmeesterachtige
" air: "onder comptabiliteit verstaat men het grootboek, het dubbel

67.5 Page 665

▲back to top
- VII/660 -
" en het enkel boekhouden; in een woord ik gaf hem een bewijs van
" mijn kennis in verband met de eerste noties van de comptabiliteit.
"
De reizigers bezagen elkaar en zeiden: - "Die priester kent
" zelfs de militaire comptabiliteit" - en zich tot mij wendende,
" zeiden ze: - "Men zou zeggen dat u ook soldaat geweest bent."
"
- "Niet alleen ben ik soldaat geweest, maar ik ben het
" nog altijd."
"
Zij keken mij nog meer verwonderd aan en voegden eraan toe:
"
- "Maar dan hebt u zich verkleed?"
"
- "Och neen, dit is mijn uniform en ik ben geen simpele sol-
" daat; ik heb een graad, ja, van legergeneraal." - Zij begrepen de
" grap; ik richtte mij weer tot mijn gesprekspartner en zei: - "Kijk,
" mijnheer, alvorens te spreken, zie eerst met wie u te doen hebt,
" want het zou kunnen gebeuren dat u een slecht figuur zult slaan." -
" Ik zweeg en na een paar ogenblikken hernam ik: - "Ik beken dat ik
" weinig afweet van militaire comptabiliteit, maar ik was beledigd
" omdat u zo maar losweg zei dat de Piëmontezen niets afweten van mi-
" litaire comptabiliteit. Als ik, die het niet gestudeerd heb, er
" meer van afweet dan u, denk dan maar dat de Piëmontezen, die dat
" vak geleerd hebben, er heel wat van afweten." Mijn arme boekhouder
" antwoordde niets meer; maar een andere heer zei mij: - "Vanaf het
" ogenblik dat wij uit Milaan vertrokken zijn, hebben wij niets dan
" slechte praat uit zijn mond gehoord. Uw komst is een ware zegen
" geweest eerwaarde; wij hadden u werkelijk nodig om hem de mond
" te stoppen."
"
Mijn tegenstander was een officier in burger gekleed: hij
" verontschuldigde zich en beloofde dat hij mij in het Oratorio een
" bezoek zou brengen.
"
Mijn dierbare jongens, trek uit deze gebeurtenis een les.
" Als jullie zich bij iemand bevinden die kwaad over de godsdienst
" spreekt, moet je zo iemand normaal niet tegenspreken, als je niet
" heel goed je godsdienst kent; maar als men je ondervraagt, laat je
" niet in de war brengen en je overwinnen, maar ondervraag zelf in
" kalmte en vriendelijk alsof je iets van hen wou leren. In het al-
" gemeen zijn deze lasteraars en vijanden van de godsdienst heel on-
" wetend en bij de eerste vragen die je hen stelt, zullen zij de
" kluts kwijt zijn; zo zullen zij met dezelfde wapens waarmee ze
" jullie meenden te overwinnen, zelf overwonnen worden.
" 28 december. - Nog drie dagen en het jaar zal voorbij zijn. 1864
" zal voorbij zijn, zonder ooit nog terug te keren. Zo wij dit jaar
" niet goed begonnen, laten wij het dan ten minste goed eindigen;
" als wij het goed begonnen, laten wij het dan nog veel beter eindi-
" gen. Laten wij deze dagen heiligen en de fouten weer goedmaken die
" wij in de loop van het jaar bedreven hebben. Dat wil niet zeggen
" dat je daarom je schoolplicht moet verwaarlozen en vervangen door
" gebeden en buitengewone godsdienstoefeningen in de kerk, maar dat
" je met meer zorg en vurigheid deze oefeningen moet doen.

67.6 Page 666

▲back to top
- VII/661 -
"
Om jullie te leren de Heer te vrezen, wil ik je een feit
" vertellen, dat voor enige weken gebeurd is. Daaruit leren wij dat
" wij niet tezelfdertijd van de Heer en van de duivel kunnen zijn
" en dat de Heer grotendeels hen haat die zeggen dat zij de wereld
" en meteen God willen dienen. Er was hier te Turijn een bekend per-
" sonage die zo een ongelukkige levenswijze volgde. Hij woonde elke
" zondag de mis bij, kwam dikwijls naar mijn preken luisteren en als
" hij bij mij was, sprak hij heel goed over de godsdienst; maar als
" hij bij andere mensen was, dan kritiseerde hij paus, priester en
" godsdienst en spotte met hen. Op zekere dag hoorde een van zijn
" kennissen hem sommige dingen vertellen en zei hem: - "Mijnheer, U
" spreekt kwaad van de clerus en de godsdienst! Let op dat ge op ze-
" kere dag beide niet zult nodig hebben."
"
Die heer lachte met die vermaning maar ze werd, jammer ge-
" noeg, bewaarheid. Op zekere dag bevond hij zich in een gezelschap
" waar hij van alles uitkraamde tegen paus, tegen het tijdelijk ge-
" zag, tegen de priesters enz. Onverwachts kreeg hij een geweldige
" dorst. Hij vroeg te drinken en onmiddellijk bracht men hem een
" fles water. Hij drinkt er een glas van en de dorst vermeerdert;
" hij drinkt een tweede glas, heel de fles maar de dorst wordt niet
" gelest. Hij verlaat het gezelschap, stijgt in zijn rijtuig en komt
" in zijn herenhuis terug. Hij laat onmiddellijk de dokter roepen
" die hem een verfrissende drank voorschrijft. Hij drinkt en legt
" zich te bed. De bedienden zien hem zo onrustig en vragen of ze
" niet best bij hem zouden blijven. - "Neen, ga maar slapen", ant-
" woordt hij, "want ge zult wel moe zijn, ge hebt de hele dag ge-
" werkt." Ze trekken zich terug, doch ze komen overeen dat een onder
" hen in de wachtkamer zal waken. Omstreeks 2 uur 's nachts hoort de
" knecht lawaai in de kamer van de patroon, als van iemand die valt.
" Hij komt toegelopen en wat een ellendig schouwspel! Zijn heer zit
" in nachtgewaad op de vloer; zijn tong is heel zwart en hangt uit
" de mond, en de ogen zijn opengesperd. De knecht vraagt of hij niet
" te bed wil gaan. De patroon antwoordt niet, maar doet teken met
" de hand dat hij niet kan spreken. De dienaar helpt hem recht, legt
" hem te bed en zendt iemand om een priester. De zieke kan niet spre-
" ken, mond en tong zwellen nog steeds tot hij tenslotte verstikt en
" sterft. Heeft hij berouw gehad? Wij hopen het! Maar hoe vreselijk
" is het oordeel van God!
"
Mijn jongens, leer hieruit dat jullie met eerbied moeten
" spreken over paus, priesters en godsdienst. Wee hem die er kwaad
" over spreekt! De heer Jezus heeft het gezegd: "Nolite tangere
" Christos meos et in profetis meis nolite malignari." Als men er
" niet wil over spreken, dat men zwijge; maar als men er over
" spreekt, dan moet men er goed over spreken; want de Heer straft
" altijd wie er kwaad over spreekt en de ondervinding leert ons dat
" het merendeel van dat soort kwaadsprekers een ongelukkige dood
" sterven.

67.7 Page 667

▲back to top
- VII/662 -
" 29 december. - Nog twee dagen en het jaar is ten einde. Laten
" wij deze twee dagen heiligen; zij zullen nooit meer terugkeren.
"
Veel jongens en sommige leraren vragen mij wat ik bedoel
" met de woorden die ik soms aan de jongens zeg: "Houd moed, mijn
" jongen."
"
Vandaag wil ik jullie daarin voldoen. Als ik hen het woord
" "moed" toestuur, maar zonder het te herhalen, dan wil dat zeggen
" dat de duivel rond hen draait om hen ten onder te brengen. Als
" ik hen zeg "moed" en de vinger opsteek, dan betekent dat dat hij
" al overwonnen heeft en dat zij er zich van moeten bevrijden. Maar
" kijk, mijn beste jongens, soms zeg ik het om te lachen; maar in
" het algemeen zeg ik het omdat ik zeker ben van wat ik zeg; want
" als jullie zagen wat ik zie en wat ik al een paar keren gezien
" heb bij iemand onder jullie, jullie zouden roepen van schrik.
" Voortaan zal ik geen "moed" meer zeggen om te lachen. Maar heb
" aandacht voor dat punt. Telkens als ik jullie zal zeggen: "moed,
" mijn jongen, moed", is dat een teken dat ik de duivel rond je zie,
" of in je ziel en zorg er dan voor hem te bestrijden.
"
Voor hen die mijn bijzijn vluchten, die vrees schijnen te
" hebben, voeg ik er aan toe: Mijn jongens waarom vluchten jullie
" mij? Aan jullie zal ik niet viermaal "moed" zeggen, maar wel vijf-
" tig maal, omdat er zoveel nodig is, om uit de toestand te geraken
" waarin jullie nu verkeren.
"
Van tijd tot tijd zeg ik nog een ander woord aan een of
" andere jongen. Als ik zeg: "mijn jongen, willen we eens over je
" ziel spreken"? dan bedoel ik dat er iets verward is in je ziel,
" een slechte biecht of een zeker kwaad dat dreigt. Denk eraan.
"
Mijn dierbare jongens, om de liefde Gods, luister naar
" mijn woorden, gebruik de buitengewone middelen die de Heer je
" geeft. Dat zeg ik, omdat ik van jullie houd en wat ik zeg is de
" waarheid.
Van 29 en 30 december bezitten wij niets anders van Don Bosco ten-
zij twee brieven, een aan een Monseigneur van de H. Congregatie van Bis-
schoppen en Regulieren en de andere aan Don Bonetti te Mirabello.
"
Hoogeerw. Monseigneur,
"
"
Een goede priester, mijn vriend, die al in gevangenschap
" geweest is voor de goede zaak, gaat naar Rome. Hij zou een paar
" aanwijzingen moeten hebben om de voornaamste wondere dingen van
" Rome tot zijn voldoening en zijn voordeel te kunnen zien.
"
Ik hoop dat de heer D. Mentasti u de 25 lires bezorgd heeft
" voor de dispensaties en rescripten van de arme clerici. Dat is de
" derde keer dat ik ze zend. Ik verlangde u te vereren met mijn
" stiptheid, doch ik heb het niet gekund. Ik meen dat uwe Hoogwaar
" digheid vijand van het geld is en daarom wil ik in uw huis niet
" komen dat vol hemels goud en deugden zit. In elk geval dank ik u

67.8 Page 668

▲back to top
- VII/663 -
" en wens u alle goeds uit de hemel. Mocht er iets te doen of te
" betalen vallen in verband met deze dienst, dan zal priester Pio-
" la drager van dit briefje, dat wel doen. Hij is ermee belast.
"
Graaf en Gravin Bosco zijn u heel dankbaar voor uw Chris-
" telijke wensen en geven mij de speciale opdracht u te danken en
" het honderdvoudige te wensen aan uw dierbare en beminde persoon.
"
Ik beveel mezelf en onze jongens in de liefde van uw hei-
" lige gebeden aan, bid de hemel om een lang en gelukkig leven voor
" u en heb de eer mij vol achting te kunnen noemen
"
van U Ed. en Hoogeerw.
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 29 december 1864.
Pr. Giovanni Bosco.
" Aan de heer Bonetti Giovanni, prefect van het klein seminarie
" van Mirabello.
"
"
Mijn dierbare Bonetti,
"
Ik zend je enige bladen van kanunnik Ghemone. Ik heb met
" genoegen je brief ontvangen. Moed. Al je zorgen wezen er op ge-
" richt de eenheid van wil onder de oversten te bewaren omdat
" allen een en hetzelfde verlangen hebben: zielen redden en hun
" eigen ziel zalig maken.
"
God zegene je en wees zeker van mijn
"
"
grote genegenheid in J.C.
" Turijn, voorlaatste dag van 1864
Pr. Bosco Giovanni
De raad die aan Don Bonetti gegeven werd, was de nieuwjaarswens
van Don Bosco aan al zijn salesianen: "Vele zielen en zijn eigen ziel
redden." Voor de leerlingen bracht hij in herinnering de makkers die
in de loop van het jaar gestorven waren, onder wie Marenco Lorenzo, no-
vice van de vrome sociëteit, nauwelijks 16 jaar oud. Hij herhaalde hun
ook en legde het woord uit van de profeet Isaias Hfdst. XXXII v. 6 aan
Sion: "Et erit fides in temporibus suis: divitiae salutis, sapientia et
scientia timor Dominï ipse est thesaurus ejus." En in zijn tijd zal
het geloof heersen: wijsheid en wetenschap zullen zijn heilzame rijkdom
en de vreze van de Heer zal zijn eigen schat zijn."
Zo eindigde 1864.
Al wie het geluk had met de dienaar Gods in betrekking te komen,
voelde zich altijd gegrepen door een gevoel van diepe vreugde en werd
er noodzakelijk toe getrokken om van dichtbij zijn leven en zijn werken
te bestuderen. Zo een studie is een beste troost voor de ziel, die op
deze wijze haar blik kan afkeren van het droevige schouwspel van de dwa-
lingen, misdaden en eerloosheid van de wereld, om zich te verheugen in

67.9 Page 669

▲back to top
- VII/664
het zalvende onderzoek en de beschouwing van een deugd die op deze we-
reld niets anders is dan een weerspiegeling van de eeuwige goederen.
Dergelijke troost hebben wij dit jaar genoten en gedurende vierentwintig
jaar ondervonden aan de zijde van Don Bosco en van dat ogenblik af waren
wij overtuigd dat zijn naam zou blijven bestaan in de geschiedenis van
de Kerk, van Italië, en in de hele wereld. Wij hebben hem aandachtig be-
studeerd, maar we moeten besluiten dat we nog geen duizendste deel van
zijn wonderbare deugden kennen: zoals Colombus Christoforus, die van
eiland tot eiland voer en van ontdekking tot ontdekking kwam, nauwelijks
een punt van het Amerikaanse vasteland raakte.
Besluiten wij met een beeld dat de eerste tijden van zijn leven
weergeeft en waarin de waarheid, hoewel met enige onjuistheid, schit-
tert. Het tijdschrift, "Archivio dell'Ecclesiastico, anno I, Vol. II
van 1864 dat te Firenze gedrukt wordt, sprak in het artikel "I Monelli-
ni", over al wat er gedaan werd in de verschillende steden van Italië
voor de arme verlaten kinderen en schreef als volgt over Don Bosco op
blz. 309:
"En tot slot heeft Turijn zijn Don Giovanni Bosco, wiens werk ten
voordele van de "monellini" verdient in het kort beschreven te worden.
Don Bosco is een echte priester die geen stuiver bezit, maar in
hoge mate een geloof bezit dat wonderen voortbrengt, een hoop die over
de schatten van de Voorzienigheid beschikt en een geduldige en welwil-
lende liefde die zich niet tevergeefs inspant, maar altijd tot haar doel
komt. Vanaf zijn prilste jeugd voelde hij medelijden met de "monellini"
en besloot hen te redden. Nauwelijks priester, zette hij zich aan het
werk. Hij zag heel scherp in dat het niet voldoende is hen te beminnen,
maar dat men zich door hen moet doen beminnen. Er is geen andere weg is
om zich door hen te doen beminnen, dan zich geheel aan hen weg te schen-
ken. Daarom ging hij gedurig met hen om, niet met een streng en somber
wezen, maar met een open en blij gezicht en de glimlach op de lippen.
Hij mengde zich in hun eenvoudige spelen en scheen hun leerling te wor-
den om des te beter hun meester te zijn. Eens hij de vriend was van een
behoorlijk aantal onder hen, begon hij met hen onder één dak te leven in
een bergplaats die hij gehuurd had en die dienst deed als slaapzaal,
school, bidplaats enz. Dat duurde zo niet lang. Don Bosco nam nieuwe
vriendjes aan. De bergplaats werd veel te klein, zodat hij met hen van
het ene naar het andere huis moest vertrekken, dat altijd groter was dan
het huis dat hij verliet. Per slot van rekening begon dat gestadig ver-
huizen en de steeds groeiende reclamaties van de buren, die het lawaai
van de spelende jongens niet konden verdragen, hem te vervelen en hij
besloot een stuk grond te kopen buiten de stad Turijn, in Valdocco, en
er een tehuis te bouwen voor zijn jongens, dat hij noemde: "Oratorio di
San Francesco di Sales." Als het huis propvol zit, is Don Bosco niet
ontmoedigd maar maakt onmiddellijk het plan voor een nieuw gebouw; en
als bij toverslag laat hij het uit de grond opstijgen. Op het ogenblik
dat hij de jongens niet meer kan herbergen in het oude Oratorio, begint
hij met een prachtige kerk te bouwen die hij aan Maria, Hulp der Chris-
tenen, wil toewijden. Intussen neemt hij zoveel kinderen op als er zich

67.10 Page 670

▲back to top
- VII/665 -
aanbieden; en zonder ook maar één cent daarvoor te krijgen, geeft hij
hun eten, kleding en onderwijs volgens ieders bekwaamheid en verlangen.
En er is geen spraak van ze te verplichten om een ambacht te leren. Hij
laat hen de volle vrijheid te kiezen voor een ambacht of voor de lette-
ren of voor de geestelijke staat, alsof zij tot een gegoede familie be-
hoorden. Op dat ogenblik zijn er ongeveer 800 interne leerlingen van wie
er slechts 300 een ambacht leren. De andere 500 studeren de letteren om
zich vervolgens toe te leggen op de muziek, de tekenkunst, de weten-
schappen of de altaardienst. Als Don Bosco hun roeping onderzocht en
goedgekeurd heeft, nemen deze laatste het geestelijk kleed aan en blij-
ven samen met hun makkers leven, tenzij zij naar hun bisschoppelijk se-
minarie gaan voor hun hogere studies. Hij heeft altijd een zestigtal van
die clerici. Maar dat is niet alles. Elke dag komen er naar datzelfde
gebouw 800 andere arme jongens, die bij hun ouders zijn om er te leren
al wat de internen leren. Voor de zon- en feestdagen heeft hij twee
andere gebouwen geopend in twee andere wijken van de stad. Zij worden
ook "Oratorio" genoemd en men brengt er de dag door met spel en gebed.
Daar komen al die jongens samen, die door hem onderwezen werden en al
werk gevonden hebben, zodat er in die zondagsoratoria nu ongeveer 3.000
zijn. Wie dit leest zal wellicht menen dat het om een droom gaat: of ten
minste als hij eraan gelooft, zal hij denken dat het Oratorio van St.-
Franciscus van Sales, dat tot proppens toe vol jongens zit, een echt Ba-
bylonië of een model van wanorde of verwarring moet zijn; want die jon-
gens, vol leven, worden niet in bedwang gehouden door de politie gewa-
pend met sabel en stok, maar alleen bewaakt door de vreedzame Don Bosco.
Integendeel! Don Bosco heeft een grote macht om te beminnen en hij bezit
die uiterst zeldzame gave, om deze macht te ontplooien naar de harten
van de anderen. Zodra een jongen Don Bosco kent, voelt hij zich tot hem
getrokken en Don Bosco maakt gebruik van deze welwillendheid om de jon-
gen ertoe te brengen alles te doen wat hij van hem verlangt. Vandaar dat
de bevelen, die door hem heel voorzichtig en discreet gegeven worden
door elkeen met zoveel stiptheid en goede wil onderhouden worden en dat
de orde nooit verstoord wordt. Op wonderbare maar op waarachtige wijze,
wordt hier de macht getoond van de liefde die in het katholieke geloof
te vinden is. In de kerkelijke geschiedenis treffen wij de grote St.-
Antonius aan die twee tot drieduizend monniken in de woestijn van The-
baïde verzamelde. Welnu, vandaag zien wij Don Bosco die erin geslaagd is
hetzelfde te doen in de stad Turijn. Diezelfde Geest van de Heer die
deze monniken met elkaar verbond, bindt ook deze jongens samen en maakt
ze gedwee onder de leiding van Don Bosco. Wie het Oratorio van de H.
Franciscus van Sales binnentreedt, is verrast bij het zien van zo een
menigte jongens die in beweging zijn en in alle richtingen door elkaar
lopen zonder mekaar te hinderen; maar het is voldoende ze individueel
een weinig te bestuderen, of men ontdekt ras de tegenwoordigheid van de
Geest van de Heer die heel dit apparaat ordelijk in beweging houdt. De
vreugde en blijheid die op hun blozende wezens te lezen staat, is een
bewijs van de onschuld van hun zielen, hun beleefde manieren, waarmee
zij kunnen wedijveren met de best opgevoede jongens van de adel, be-
wijzen hoe gemakkelijk zij zich laten leiden door de rem van de opvoe-
ding; het verlangen en de aandacht, waarmee zij aan de lippen van Don

68 Pages 671-680

▲back to top

68.1 Page 671

▲back to top
- VII/666 -
Bosco hangen, die ze kunnen beluisteren zonder moe te worden, tonen ons
aan hoe hun verstandelijke vermogens zich ontwikkelen; hun vertrouwvolle
eerbied, gepaard met liefde en verering voor Don Bosco, die zij als een
heilige beschouwen, verdrijft de verwondering en legt het geheim bloot
van de goede gang van dit huis. Die jongens houden zoveel van Don Bosco
dat zij, om zo te zeggen, zich ervoor wachten God te beledigen, al was
het maar om hun weldoener niet te bedroeven. Op die wijze, zonder dwang,
zonder roede, zonder straf leeft de familie ordelijk verder in onge-
stoorde rust. Don Bosco heeft het zo ver gebracht dat hij niemand van
zijn jongens hoeft te straffen, omdat zij geen straf verdienen. En als
het een enkele keer gebeurt dat iemand een vermaning nodig heeft, dan is
het voldoende dat Don Bosco hem geen vriendelijke blik gunt zoals aan al
de anderen en hem niet toelaat de hand te kussen, om zo de schuldige tot
diepe spijt te brengen. En als hij ooit in waarlijk uitzonderlijke ge-
vallen deze houding drie dagen heeft laten duren, dan is de jongen ziek
geworden van verdriet.
Als na dat alles ons iemand nog met klank komt vertellen dat de
beschaving in Engeland het toppunt bereikt heeft dank zij de protestant-
se principes, dan kunnen wij hem op afdoende wijze antwoorden en hem
verzoeken de tehuizen die voor de straatlopertjes door de Engelse rege-
ring opgericht zijn te bezoeken en deze in Italië, die niet door de
regering zijn opgericht, maar door de liefdadigheid van een Lanzarini,
een Monte-bruno en een Don Bosco, waardige opvolgers van onze Filippo
Franci.
0, mocht de Heer ook in ons Firenze een nieuwe Franci verwekken,
die hem evenaart en welwillend een hulpbiedende hand toereikt aan onze
"monellini", jongens en meisjes, die op onze dagen zo talrijk zijn. Er
zijn al verscheidene vrome zielen, en de Zusters van Liefde, van de H.
Dorotea, van de Sacre Stimate en van het Kruis doen al wat mogelijk is
om de jongens en meisjes te hulp te komen; maar zij kunnen er slechts
een deel van redden. Het merendeel loopt nog langs de straat en wacht
op een edelmoedige ziel die ze opneemt. Ook de jongens beginnen weldoe-
ners te krijgen in Firenze. Te S. Lorenzo bestaat er een sociëteit van
priesters die avondscholen voor hen heeft geopend; er is nog de vereni-
ging van de H. Franciscus van Sales die ze bijstaat en aan nieuwe onder-
nemingen denkt; er is ook de conferentie van St.-Vincentius a Paolo die
een liefdevolle hand uitsteekt; doch dat alles is nog weinig. Er is een
andere Franci nodig, een andere Don Bosco. En laat ons hopen dat de Heer
deze laat opstaan uit hen die al met zoveel liefde hun krachten wijden
aan het heil van de monellini.

68.2 Page 672

▲back to top
INHOUDSTAFEL
Hoofdstuk I.
Hoofdstuk II.
Hoofdstuk III.
Hoofdstuk IV.
1862 - Genezing van Don Bosco - De nieuwjaarswens
Onze-Lieve-Vrouw aan de jongens van het Oratorio-
Een register dat iets verbazingwekkends kan verklaren -
Gefopte nieuwsgierigheid - Uitdeling van de wensen
en hun uitwerking - Strekking van sommige wensen -
Twee getuigenissen.
De kunst van Don Bosco bij de geestelijke leiding van
volksjongens - De aangesloten conferenties aan het
Werk van St.-Vincentius a Paolo in de zondags-
Oratorio's - Verantwoording van de aangesloten con-
ferenties van de Engelbewaarder in Vanchïglia in
betrekking met zijn werkzaamheid in 1861: de uit-
keringen aan de beschermelingen; veelvuldige communie;
verbranding van slechte boeken; de morgen- en avond-
gebeden; gift van een moeder, uit erkentelijkheid
voor het goede gedrag van haar zoon.
Bezoeken - Na de dood van Don Cafasso neemt de toe-
13.
loop van iedere klasse van mensen tot Don Bosco over-
matig toe - De eerbied die men heeft voor zijn raad-
gevingen - De kamer van Don Bosco - Hoe hij zijn be-
zoekers ontvangt en onderhoudt - Zijn aangename ma-
nier van spreken - Zijn weldadige openhartigheid te-
genover de priesters - Zijn voorzichtigheid bij het
afhandelen van zaken - De rechtvaardigheid van zijn
besluiten ook tegen de menselijke inzichten in - Zijn
houding tegenover praatzieke en domme mensen; tegen-
over degenen die hulp vragen; tegenover vijanden, te-
genover degenen die troost nodig hebben; tegenover
brutale en verwaande lieden - Vloekers kan hij niet
uitstaan - Zijn hoffelijkheid bij het afscheid nemen
van bezoekers - Bewondering voor hem van degenen die
met hem in aanraking komen.
Leed van Don Bosco bij het verlenen van audiënties - 23.
Wat hij degenen antwoordde die hem aanraadden onbe-
scheiden bezoekers af te wijzen - Hij beveelt zijn
medewerkers aan grote eerbied aan de dag te leggen
tegenover personen die zij ontvangen; bezorgdheid
om zo mogelijk niemand onvoldaan te laten heengaan;
offerzin; voorzichtigheid - Praktische les - Don
Bosco bereid om te spreken waar hij ook komt en met
iedereen die hem maar te spreken wenst - Hoe hij
handelde om zich de sympathie van allen te verwer-
ven - Vlotte afdoening van correspondentie - Ant-
woorden van Don Bosco op beledigende brieven.

68.3 Page 673

▲back to top
Hoofdstuk V.
- II -
28.
Ongepaste gesprekken en een geheimzinnig licht op
een slaapzaal - Kletspraatjes en angst - Don Bosco
geeft een verklaring van het feit en spoort de
jongens aan niet weigerig te zijn om die raadgeving
van Maria op te volgen - De nieuwjaarswens, het
licht, het bezoek aan de gewetens - Hoe Onze-Lieve-
Vrouw alles ziet wat ze wil en gewoon is in deze
wereld te verschijnen - Zang van Maria in een
visioen - Goede uitwerking van het licht onder de
leerlingen - Een reden waarom Don Bosco onvermoei-
baar biechthoort.
Hoofdstuk VI.
Hoofdstuk VII.
Antwoord van Pius IX op een brief van Don Bosco -
34.
Pauselijk rescript voor aflaten - Een hoofdstuk toe-
gevoegd bij de regels van het zondagsoratorio - Aan-
neming van leden in de vrome sociëteit : conferentie
over de gehoorzaamheid - Don Bosco geeft commentaar
over een vers van St.-Jan; de vreugde van degene die
voor het heil der zielen werkt - Hij ontraadt Don
Allievi het stichten van een kloostercongregatie -
Zijn avondwoordjes voor de leerlingen: manier om
carnaval goed door te brengen; middelen tot zelfhei-
liging; waarschuwingen voor nabije geestelijke wors-
telingen - Don Bosco wil niet dat jongens gedurende
de recreatie zich afzonderen of gaan zitten - Hij
ontdekt van veraf de stiekeme spelletjes om geld -
Een sneeuwballengevecht en de vergiffenis van Don
Bosco.
De Heer beloont Don Bosco voor zijn vruchtbare po-
41.
gingen om de studerende jongens op christelijke
wijze te onderrichten - Een pensionaat bij het Ora-
torio - De lagere school voor de externe leerlingen
in Valdocco en het reglement ervan - Voltooiing van
de katholieke scholen te Porta Nuova: Don Bosco te
Ivrea voor de keuze van onderwijzers; ontvangst door
de bisschop en de geestelijkheid - Een drukkerij in
het Oratorio van de H. Franciscus van Sales - Mening
van kardinaal Pie over de slechte pers - Pogingen
van Don Bosco om van de burgerlijke overheid het ve-
lof voor het inrichten van de drukkerij te verkrij-
gen - Katholieke Lectuur: Brief aan de abonnees -
Don Bosco deelt de weldoeners uit naam van de typo-
grafen het vestigen van de nieuwe werkplaats mede -
Bestemming van de drukkerij van Valdocco.

68.4 Page 674

▲back to top
III
Hoofdstuk VIII. Afzweringen van Waldenzen in aanwezigheid van Don
50.
Bosco - Zijn dispuut met de ketters: de uiterlijke
eredienst - Hij verzekert de nieuw bekeerden dat hij
hen van het nodige levensonderhoud zal voorzien -
Hij denkt erover de zonen van de meest behoeftigen te
plaatsen en zijn voorzichtige manier van optreden -
Duivelse kwellingen bezorgen Don Bosco veel last.-
Hij keert naar Ivrea terug om verlichting te zoeken
in deze kwellingen - De kwaadaardige geest tegen Don
Bosco en tegen zijn leerlingen - Uitwerking van het
gebed - Herinnering aan het lijden van die dagen.
Hoofdstuk IX.
Weer een portret van Don Bosco - Zijn verlangen naar
60.
het toekomstig leven - Zijn wankele gezondheid - Onge-
rustheid van zijn medehelpers - Voortdurende verster-
ving van Don Bosco; een avondmaal - Duizenden jongens
die Don Bosco bij zich in de hemel wil hebben Verdriet
bij het zien dat sommigen in de dienst van God ver-
flauwen - Don Bosco prijst de zuiverheid - Zijn gedrag
en zijn woorden om in de leerlingen de liefde tot deze
deugd te ontsteken; raadgevingen om ze te bewaren -
Voorzorgen aan de priesters en de clerici aangeraden -
Don Bosco levert commentaar op vers 34 van hoofdstuk
IV van het evangelie van de H. Johannes - Hij vraagt
een gunst aan een heilige wier leven hij schrijft -
Don Bosco dient de H. Mis; waarschuwing aan degenen
die haar te haastig celebreren - Gift van kardinaal
Corsi - Ernstige meningsverschillen tussen Oostenrijk
en Pruisen - Gebeden van de jongens voor de vrede in
Europa - Voorzeggingen van Don Bosco.
Hoofdstuk X.
Loterij 1862 - Aantekeningen en documenten. - Waarom
69.
Don Bosco aanhoudend een beroep bleef doen op de
liefdadigheid - Zijn overtuigend woord verschaft hem
wat hij nodig heeft - De openbare weldadigheid wordt
door zijn oproep op verschillende plaatsen tot leven
gebracht - Een nieuwsloterij: een rondschrijven - In-
stemming van de weldoeners - Huiszoeking in het pa-
leis van graaf Cays - Een gedrukte uitnodiging voor de
loterij en de reden daarvan: een ontwerp van reglement -
Don Bosco wendt zich tot de koninklijke prinsen om het
voorzitterschap van de loterij op zich te nemen: de
vorsten kunnen die uitnodiging niet aannemen, de bur-
gemeester van Turijn aanvaardt ze echter - De namen
der leden van het comité voor de loterij.

68.5 Page 675

▲back to top
- IV -
Hoofdstuk XI
Loterij 1862 - Aantekeningen en documenten - Er
77.
wordt gewerkt voor de loterij - Schertsend com-
mentaar van Don Bosco op een lovend woord van een
clericus - Verwijt tot iemand die herinnert aan
een wonderbaarlijke daad van hem - Gebruikelijke
bescheidenheid - Schatting van de voor de loterij
verzamelde voorwerpen - Don Bosco vraagt de
Prefect van Turijn om goedkeuring van de loterij;
het goedkeurïngsbesluit - Opening van de loterij
- Don Bosco krijgt voor dat jaar van het ministe-
rie een gratis reisbiljet voor de spoorwegen -
Don Bosco te Vercelli - Gesprekken van Don Bosco
in de trein die naar Turijn terugkeert en de eer-
bied die de reizigers hem bewijzen - Laatste toe-
bereidselen voor de loterij: de propagandisten -
De minister van Financiën schort de loterij op -
Rondschrijven van Don Bosco aan de weldoeners om
mededeling te doen van het besluit van de minis-
ter - Dood van Mgr. Fransoni.
Hoofdstuk XII
Een dringend te betalen schuld - Giften van de
86.
koning aan de clerici van het Oratorio - Nieuw
gebouw langs de via della Giardiniera - Don Bosco
is zeker van de hulp van de goddelijke Voorzie-
nigheid - Waarom bij de bouw niet volgens een vast
en van te voren gemaakt plan wordt gewerkt: God
belooft geen hulp voor de overbodige kosten - Bui-
tengewone gift - Andere werkzaamheden - De werk-
plaatsen van de smeden - Inrichting van alle werk-
plaatsen: nieuwe reglementen - Onderdrukte wanorde
- Het belang van de keuze van goede leermeesters -
Ongelukkig einde van een arbeider - Een uitstekend
meester van de smeden.
Hoofdstuk XIII
Liefdadigheid van Don Bosco bij het bezoek van de
93.
zieken in de stad; de verlichting die hij hun
verschaft; hoe hij hun geweten geruststelt - De
manier waarop hij een zieke erop voorbereidt te
sterven - Aan een dame, die op het uiterste ligt
en door zijn zegen de gezondheid verkrijgt, voor-
spelt hij dat ze haar vagevuur in deze wereld zal
ondergaan - Voorspelling van een sterfgeval; een
droom; een spookbeeld; de oproeping van een jongen
tot de eeuwigheid; een doodkist - Na de dood van
een jongen verklaart Don Bosco dat het niet degene
uit de droom is, van wiens naam hij de beginletter
noemt.

68.6 Page 676

▲back to top
V
Hoofdstuk XIV.
Hoofdstuk XV.
Hoofdstuk XVI.
Pasen: vermoeidheid van Don Bosco - Hij herinnert
99.
aan de biechten van de externe jongens in de eerste
jaren van het Oratorio - Zijn afschuw voor vloekwoor-
den - De commissie die de daden en woorden van Don
Bosco verzamelt zet haar taak voort - Onverwachte dood
van de in de droom aangewezen jongen - Verschillende
omstandigheden die dit overlijden voorafgaan en verge-
zellen - Een onthuld mysterie - Volkomen verwezenlij-
king van de droom - Don Giovanni Cagliero kende het
geheim van Don Bosco - Don Bosco onthaalt de jongens
op boeiende gesprekken: de grijze hond die hij alleen
soms ziet - Preek van Don Bosco op zondag in Albis.
Ontstemming te Giaveno tegen Don Bosco - Een
105.
diplomatiek gesprek - Don Bosco trekt zich terug uit
de directie van het klein seminarie - Enkele van zijn
clerici, aangelokt door de beloften van de oversten
van het seminarie, stemmen erin toe te blijven; ande-
ren keren naar het Oratorio terug - Intriges om ver-
schillende leden van de congregatie ertoe te bewegen
Don Bosco te verlaten - Don Bosco behandelt degenen
die hem slecht behandelen met goedheid - Don Bosco en
de aartsbisschoppelijke curie - Loon naar werken - De
regering geeft het metropolitaans seminarie aan het
diocees Turijn terug alsmede de rente - Betreurenswaar
dige vergeetachtigheid en de gevolgen ervan - Verval
van het seminarie van Giaveno - Mgr. Lorenzo Gastaldi
stelt zich op de hoogte van de aanwijzingen die Don
Bosco gaf voor de herleving van dat seminarie, keurt
ze goed en schrijft ze voor aan de door hem gekozen
rector - Don Giuseppe Aniceto – Schitte-rende en duur-
zame bloei van het klein seminarie - Don Bosco verheugt
zich over deze triomf, waarvoor hij de grondslag legde.
Het college van Dogliani aan Don Bosco aangeboden - 111.
Hoe Don Bosco te werk gaat bij het kiezen van het
personeel dat een van zijn instituten moet leiden -
Geen huizen stichten zonder verlof van de bisschop -
Don Bosco in gedachten verzonken - Hij gaat naar
Dogliani : preek bij de dominicanessen - Hij gaat in
op een overeenkomst met de gemeente voor de opening
van bedoeld college - Don Bosco begeeft zich naar Mon-
dovi en ziet van het contract af, rekening houdend
met de opmerkingen van Mgr. Ghilardi - Eerbied van Don
Bosco voor de bisschoppen - Hij beslist dat de Letture
Cattoliche door de drukkerij van het Oratorio gedrukt
worden - Verdienste van de bisschop van Ivrea voor de
vereniging - Zijn vertegenwoordiger als administrateur
ervan in het centraal bureau te Turijn - Don Bosco is
voornemens de vrome sociëteit tot erfge-

68.7 Page 677

▲back to top
- VI -
name van de Letture Cattoliche te maken - In het Ora-
torio wordt een begin gemaakt met het drukken van de
afleveringen - Brief geschreven aan Don Bosco uit
naam van de bisschop van Ivrea, die hem het recht van
eigendom weigert op deze Letture - De motieven waar-
door deze brief is ingegeven - Antwoord van Don Bosco
ter verdediging van zijn recht - De eerste vier afle-
veringen in het Oratorio gedrukt - Het pontificaat van
de H. Felix I en van de U. Eutychianus, pausen en mar-
telaren - Grappig verhaal van een oud-soldaat van Na-
poleon I - De administratie blijft nog toevertrouwd
aan de vertegenwoordiger van de bisschop.
Hoofdstuk XVII.
Een tuin van rupsen bevrijd - Een clericus genezen
119.
van de koorts - Een geheim verlangen onthuld en ver-
vuld - Avondwoordjes van Don Bosco: hij beveelt de
jongens drie dingen aan: zinspeelt op een nabij sterf-
geval; hij spoort de jongens en de leden van de con-
gregatie aan de paus lief te hebben en te verdedigen -
Don Bosco bereidt zijn salesianen voor op de religi-
euze professie - Van zijn kinderjaren af heeft hij de
gelofte afgelegd religieus te worden - De eerste formele
geloften afgelegd in de vrome sociëteit van de H. Fran-
ciscus van Sales: woorden van aanmoediging en vreugde
van Don Bosco – Voorspelde en stichtende dood van een
andere leerling - Een tweede profetisch briefje - De
Madonna van Spoleto - Personen die van ver komen om bij
Don Bosco te biech-ten - Hij spoort de jongens aan de
Mariamaand goed te beëindigen en te bidden voor die ka-
meraden die nog ver van God verwijderd zijn - Zijn preek
over de zuiverheid.
Hoofdstuk XVIII. Een droom: de toekomstige wederwaardigheden van de
128.
Kerk: de twee kolommen midden in zee : het schip van
de paus aangevallen en zijn opzienbarende overwin-
ning - Verklaring van de droom - Het is niet gemakke-
lijk trouw de woorden van Don Bosco op te schrijven -
Een onopgeloste kwestie betreffende de droom - Pater
Passaglia en de poging tot opstandigheid van de gees-
telijkheid tegen de paus - Don Bosco, pater Passaglia
en Nicomedus Bianchi - Terugkeer van een afvallig pries-
ter.
Hoofdstuk XIX.
De reizen van Don Bosco zijn een apostolaat - Gebe-
den zorgen voor handhaving van de vrede te Rome -
De heiligverklaring van de Japanse martelaren - Hei-
lige priesterwijding van Don Cagliero en Don France-
sia: vreugde van de jongens; lezing van een gedenk-
waardig opstel - Vertrouwelijke gesprekken van de
leerlingen met Don Bosco; twijfel over de vervul-
136.

68.8 Page 678

▲back to top
VII
ling van een voorspelling; of men in sommige gevallen
de roeping tot de geestelijke staat vrij mag noemen;
het geschenk van Onze-Lieve-Vrouw, het geheimzinnige
licht op de slaapzaal en de gevolgen; barmhartigheid
van God jegens degene die naar het Oratorio komt; het
goede verspreidt zich buiten het huis; bekering van
protestanten; hoe meer het Oratorio zich verborgen
houdt, des te beter gaat het ermee - Een terugkeer tot
de katholieke Kerk.
Hoofdstuk XX.
Hoofdstuk XXI.
Latijns toneelstuk - Kapittel van de vrome sociëteit 141.
en aanvaarding van leden - De naamdag van Don Bos-
co: de aangenaamste hulde; een liefdevolle brief van
Don Bosco aan een ziekelijke jongen die thuis op rust
is, ter beantwoording van diens gelukwensen - Avond-
woordje van Don Bosco: heilzame berisping van een
vloeker; iemand, die zijn ernstig zieke zuster bespot-
te omdat zij biechtte, door de barmhartigheid van de
Heer gestraft - Het feest van de H. Aloysius; de gods-
vrucht tot Onze-Lieve-Vrouw, waardoor degene wordt be-
loond die een licht tot haar eer brandend houdt - Raad-
gevingen aan de priesters: de jongens waarschuwen voor
de gevaren die hen op een zekere leeftijd bedreigen;
hoe handelen met hen die steeds in de zonde hervallen
en met de ergernisgevers; heilzame boete; aan God de
genade vragen om de zielen te redden door het heilig
priesterwerk; heiligschennende biechten - Voorspellin-
gen van Don Bosco bekend gemaakt aan de paus - Gari-
baldi en Aspromonte.
Loterij 1862 - Aanmoedigingen en documenten - De
150.
loterij wordt hervat - Aanmoedigingen: de Armonia;
brieven van de bisschop van Iglesias en van de kardi-
nalen Vannicelli en Marini - Giften van de paus -
Circulaire van Don Bosco met een verklaring van de
rode loten van de loterij - Verzoek aan de Prefect
om de tentoonstelling van de prijzen te mogen openen
en het aantal loten te vermeerderen - Een gunstige
beslissing en de mededeling daarvan aan de weldoe-
ners - Het boekje met de prijzenlijst - Opening van
de tentoonstelling; bezoek van de burgemeester en
zijn antwoord op de woorden van hulde van een leer-
ling - De weldoeners worden uitgenodigd om de ten-
toonstelling te bezoeken - De burgemeester beveelt
per circulaire de loterij aan bij de burgemeesters
van de provincie en aan verschillende rijksprefecten:
verzending en bezorging aan de prefectuur van Turijn -
Brieven van dezelfde met series loten aan de minister
van openbare werken, van onderwijs,van Marine, van
Buitenlandse zaken en van Financiën: hun antwoorden;

68.9 Page 679

▲back to top
VIII
- Brief van Don Bosco met een aanbieding van lo-
ten aan de prinsen van Savooie en de antwoorden
van prins Tommaso, hertog van Genua, de prins van
Carignano; de prinses Pia - koning Vittorio Ema-
nuele neemt duizend loten.
Hoofdstuk XXII.
Don Bosco kondigt een begrafenis aan voor de maand
juli - Droom: het rode paard - Revolutie: haar ra-
zernijen dienen verijdeld te worden, door het volk
eerbied en liefde tot de paus bij te brengen - Hoe
te beoordelen of een boek goed of slecht is - Men
kan niet over Don Bosco schrijven als men zijn gene-
genheid tot de paus niet ten volle kent - Voorzich-
tigheid van Don Bosco in het spreken over kerkelijke
politiek.
167.
Hoofdstuk XXIII. Opgewektheid van Don Bosco in het lijden - Don
Bosco gaat naar San Ignazio op Lanzo - Hij kondigt
op een onverklaarbare manier de dood van de jonge
Casalegno in Chieri aan - Hij ziet vanuit die ber-
gen drie leerlingen van Turijn die gaan zwemmen -
Zijn brief aan de jongens van het Oratorio;hij ver-
telt over zijn reis naar San Ignazio; hij onthult
wat er in het tehuis gebeurt -Nog een brief van
hem - Zijn geheime aantekening van enkele namen,
die in de brief niet vermeld worden - Zijn terug-
keer in het Oratorio - Hij geeft de jongens een
verklaring van wat hij uit Lanzo gezien en geschre-
ven heeft: de slagen op de schouders van wie gingen
zwemmen - Bewijs dat die slagen van een onzichtbare
hand kwamen - In de preek verhaalt Don Bosco de be-
kering van een afgedwaalde die stervende is - Goede
en ontroerende dood van een jongen die door een ka-
meraad bedorven was - Avondwoordje van Don Bosco bij
het einde van het schooljaar: het goede voorbeeld ge-
ven in de gezinskring - Over het gedrag gedurende de
vakantie.
172.
Hoofdstuk XXIV.
Don Bosco en de naamdag van de leerlingen -
Voorspellingen van ziekten - Alleen de liefde tot
God kan Don Bosco aan zijn leerlingen binden - Don
Bosco verhaalt de dood van een openbare zondares die
zich bekeerde: hij spoort de jongens aan tot verster-
ving der zinnen en te bidden - Een sterfgeval dat na
drie manen zal voorvallen; een zwaar zieke krijgt van
Don Bosco de verzekering dat hij niet zal doodgaan -
Droom : de slang en de rozenkrans - Verklaring van de
droom - Het bidden van de heilige rozenkrans steeds
door Don Bosco aanbevolen en gewild - De zonen zetten
de vaderlijke tradities voort.
181.

68.10 Page 680

▲back to top
- IX -
Hoofdstuk XXV.
Don Bosco vertelt het tweede gedeelte van de droom - 186.
Het vlees van de slang, de vergiftiging van wie er-
van eet, het geneesmiddel dat weer tot leven roept -
De waarheid in de geschiedenis - Onze bedenkingen
over het tweede deel van de droom - Fioretti voor de
noveen van Maria-Geboorte: geen zonde doen; een goe-
de raad geven; slechte gewoonten verbeteren en ver-
trouwen stellen in zijn oversten; generale biecht
voor wie dat nog niet gedaan heeft; we moeten Jezus
beminnen om bemind te worden door de Madonna; inge-
togenheid in de kerk; gehoorzaamheid - Don Bosco
wordt uitgenodigd om te komen preken en een schilde-
rij van het Heilig Hart van Maria te komen inzegenen
te Montemagno; hij wint schriftelijk inlichtingen in
en doet voorstellen omtrent noodzakelijke voorzienin-
gen - Preken in Montemagno van kanunnik Galletti en
van Don Bosco - Lof van Don Bosco over de heiligheid
en het ijverende woord van de kanunnik - Openbare hei-
ligschennis te Turijn - Vertrouwelijk gesprek van Don
Bosco: men zal jongens uit het Oratorio tot de eer
der altaren verheven zien; het gemakkelijkste middel
om heilig te worden; zijn zorg voor het zielenheil
van de jongens - Derde druk van de Geschiedenis van
Italië en van de Katholieke Beschaving.
Hoofdstuk XXVI.
Loterij 1862 - Brieven en documenten - Derde her-
vatting van de loterij - Verzoek aan de prefect van
Turijn voor een tweede uitstel der trekking van de
loterij en voor vermeerdering van het aantal loten -
Gunstig decreet van het ministerie van Financiën en
van de Prefectuur - De Armonia: Een bezoek aan de
tentoonstelling der prijzen - Het "Opera Piadi S.
Paolo" en het gemeentebestuur van Turijn kunnen
geen loten van de loterij nemen - Bijdrage van de
bisschop van Guastalla - Hoffelijke brief van Don
Bosco aan een heer, waaraan voor de tweede maal ve-
le loten van de loterij gezonden waren - Mildheid
van de aartsbisschop van Firenze - De loterij wordt
aanbevolen bij de gezanten der buitenlandse Hoven en
bij de koning van Italië.
196.
Hoofdstuk XXVII.
Loterij 1862 - Documenten en brieven - Het comité
bespreekt de trekking der nummers voor de prijzen
van de Loterij en legt de burgemeester een verlan-
gen voor - Antwoord van de burgemeester - Circulai-
re en een artikel van de Armonia die de trekkings-
dag aankondigen - Verbaal opgemaakt van de trek-
king - Circulaire die de winnende nummers bekend-
maakt - De Armonia maakt het tijdstip bekend waarop
de prijzen kunnen worden afgehaald - Een onaangena-
me verrassing: een dubbel lot kent aan twee winnaars
dezelfde eerste prijs toe;
205.

69 Pages 681-690

▲back to top

69.1 Page 681

▲back to top
-X-
- Het comité vergadert en stelt een manier voor om
dit incident ongedaan te maken - Don Bosco betaalt
vijfduizend lires aan een der winnaars - Uitreiking
van de andere gewonnen prijzen: het lot van hertogin
Melzi Sardi te Rome - Don Bosco aanvaardt niet het
voorstel om het Oratorio als een liefdadige instel-
ling te laten erkennen door de regering.
Hoofdstuk XXVIII. De najaarswandeling - Het plan om naar Vigevano te
213.
gaan valt in duigen - Strenge en vaderlijke les aan
een onbeschaamde - Don Bosco troost degenen die niet
aan de tocht kunnen deelnemen - Becchi: gedenkwaardige
preek van Don Cagliero: een geheimzinnige stem; waak-
zaam oog - Castelnuovo - Een regenachtige dag en toe-
vlucht in Piea - Villa San Secondo: de compagnie van
de heilige Aloysius - Calliano! onverwachte milde
gastvrijheid; een leerling met vakantie - Montemagno:
Luigi Lasagna - Vignale: een preek van Don Bosco ter
ere van het heilig Hart van Maria; de voorspelling
van een na- kende dood bewaarheid; een grote weldoen-
ster van de salesiaanse werken – Casorso - een pries-
ter die niet het geestelijke kleed draagt - Gratis
ter beschikkingstelling van twee wagons op de staats-
spoorwegen – Camagna - Mirabello : laatste schikkin-
gen voor de oprichting van het college – Castelletto –
Alessandria bezoek aan de kerken, aan de citadel en
aan het slagveld van Marengo -Turijn.
Hoofdstuk XXIX.
Identificering van het stoffelijk overschot van Don
Cafasso - Don Bosco is door God gezonden voor de jon-
gens - Letture Cattoliche; waarschuwing tot de jon-
gens: de ellende van de luiheid - Een mooie novelle
van een oud-soldaat van Napoleon - Don Domenico Pes-
tarino komt naar het Oratorio en wijdt zich voorgoed
aan de werken van Don Bosco - Wie Don Pestarino was -
Don Bosco voorziet het toekomstige instituut van de
Dochters van Maria, Hulp der Christenen - Plan door
Don Bosco voorgelegd aan de minister van Binnenland-
se Zaken voor de bouw van een hospitaal ten bate
van de arme kinderen beneden de leeftijd van twaalf
jaar - Zijn bedoeling met dat plan - De minister van
Oorlog schenkt het Oratorio militaire kledingstukken.
226.
Hoofdstuk XXX.
Het Oratorio weer bevolkt - Enkele opmerkelijke
aannemingen van jongens - Het zijn er velen, maar
de Heer zal voor hen zorgen - Don Bosco ondervraagt
hen en doet een keuze; hij herhaalt dat een van hen
bisschop zal worden - Luigi Lasagna -
275.

69.2 Page 682

▲back to top
- XI -
Een jongen die niet geschikt is voor het Oratorio -
De scholen gaan open: leerkrachten zonder diploma -
Verdraagzaamheid van de schoolautoriteit in het af-
gelopen jaar - Don Bosco laat de clerici zich voor-
bereiden op het verkrijgen van wettelijke diploma's -
In dit verband schrijft hij aan de pro-vicaris met
het verzoek zijn leerkrachten in dat jaar te ontslaan
van de theologie-examens - Hij verschaft de wijde-
lingen het kerkelijk patrimonium - De zondagavond-
predikatie toevertrouwd aan Don Cagliero Giovanni -
Het gebruik van het dialect op de preekstoel - Don
Bosco in de streek van Alba voor een preek: gastvrij-
heid aanvankelijk schriel, en daarna royaal - De oude
gravin - De almanak: hij houdt op met voorspellingen.
Hoofdstuk XXXI.
Nieuwe narigheden - Krijgsplan van de tegenstanders 246.
om het gymnasium van het Oratorio te laten sluiten -
Ridder Gatti hoofd van de kwaadwilligen: boosaardige
hoffelijkheid - Een niet ingewilligd verzoek van Don
Bosco, gericht tot het ministerie, om de leraren van
het Oratorio toe te laten tot een examen van bekwaam-
heid - Een niet verkregen audiëntie bij de minister
van Openbaar Onderwijs - Rammeling en het leven in het
Oratorio - Nederige en vertroostende stelregels van
Don Bosco - Commandeur Selmi, de nieuwe inspecteur
van het onderwijs: verzoekschriften en afwijzingen -
Domenico Savio; de geschiedenis van Italië, de hertog
van Parma - Een verzoek, officieel bezoek, goedkeu-
ring van de leraren.
Hoofdstuk XXXII.
Uit geheiligde smart komen grote dingen voort -
257.
Letture Cattoliche: Historische aantekeningen betref-
fende het leven van de Zalige Caterina de Mattei da
Racconigi - Lof van de Armonia - De noveen van de On-
bevlekte Ontvangenis: de ruikers die Don Bosco geeft -
Angstige nachten van een jongen die zich niet wil be-
keren - Don Bosco kan niet naar Cumiana gaan voor de
onderwijskwesties - Don Bosco onthult enkele van zijn
vertrouwelingen de ingeving die hij heeft ontvangen
voor de bouw van een kerk ter ere van Maria, Hulp der
Christenen - Het feest der Onbevlekte Ontvangenis -
Familiaar gesprek: toekomend jaar zal het college van
Mirabello worden geopend; opschrift op het huis van
Valdocco in een droom gezien; bittere tegenspoed in de
eerste tijden van het Oratorio - Een conferentie van
Don Bosco aan de salesianen; droom; een steile berg die
beklommen moet worden; heerlijke tafels aangericht op
de top; zijn eerste vermoeide medehelpers weigeren naar
boven te gaan; de jongens die door hem opgevoed zijn,
bereiken de top - Heilige wijdingen.

69.3 Page 683

▲back to top
XII
Hoofdstuk XXXIII. Het laatste bezoek van de broer van Don Bosco aan
het Oratorio; zijn goedheid en vroomheid - Giuseppe
wordt ziek en sterft te Becchi, bijgestaan door Don
Bosco - Het gezin van de broer - Het Oratorio ver-
krijgt de bevoegdheid om het Heilig Oliesel te bewa-
ren en toe te dienen - Voorspelling en gevolgen van
twee niet gevolgde roepingen - Een droom van Don Bos-
co terwijl de voorspelling betreffende de dood van
een leerling verwezenlijkt wordt - Nieuwe burgerlijke
bepalingen voor begrafenissen - Kerstmis: Don Bosco
leest in het geweten van een jongen - Nog een voor-
spelling van een sterfgeval, die onder gedenkwaar-
dige en ontroerende omstandigheden wordt bewaarheid -
De rozenstruik, die 's winters bloeit, bij het raam
van een kamer van Don Bosco.
264.
Hoofdstuk XXXIV. 1863 - Het aantal leden van de Congregatie -
276.
Verzoek om steun aan het ministerie van Justitie;
aan de prinsen van het koninklijk huis; aan de vorst
en aan de aalmoezenier van de koning - De nieuwjaars-
wens van Don Bosco aan de leerlingen - Droom: de moe-
der van Don Bosco; het beeldje van de Madonna; een
olifant in het Oratorio, in de kerk en op de speel-
plaats waar hij een slachting aanricht onder de jon-
gens; de mantel van Onze-Lieve-Vrouw, toevluchtsoord
van bedreigden en gekwetsten; de partijgenoten van het
monster en de verdedigers van de leerlingen; het mon-
ster en zijn medeplichtigen verzinken in een afgrond;
opschriften op de mantel van de Madonna; het vaandel
van een processie; woorden van Maria tot de jongens -
Heilzame uitwerking van de wens; de jongens beseffen
dat het geen droom is, maar een visioen - Don Bosco
onthult het geheim van een brief - Een oud-leerling
bevestigt de vervulling van een voorspelling van Don
Bosco in verband met de droom - Drie verslagen van het
kapittel: aanvaarding van nieuwe leden en driejaarlijk-
se geloften.
Hoofdstuk XXXV.
Verspreiding van goede boeken - Derde druk van de
286.
Gewijde Geschiedenis - De toespraak van de paus en
het betoog van het episcopaat bij de canonisatie van
de Japanse martelaren - Een nieuwe druk van de Ge-
schiedenis van Italië: de Armonia - Letture Cattoli-
che van maart: richtlijn voor de abonnees - Tegemoet-
koming van Don Bosco tegenover de prelaten die zich op
de Letture abonneren - Brieven van Don Bosco aan de
bisschoppen van vele diocesen van Italië om dergelijke
abonnementen aan te bevelen en hun antwoord.

69.4 Page 684

▲back to top
XIII
Hoofdstuk XXXVI. Don Bosco begint te spreken over de bouw van een
291.
nieuwe kerk in Valdocco en over de titel ervan - Hij
wijst het terrein aan waarop ze zal worden opgericht
en voorspelt de medewerking der gelovigen - De Madon-
na zal voor de middelen zorgen - Het terrein uit de
dromen behoort Don Bosco niet toe - Hij denkt erover
de kerk ergens anders te bouwen, maar slaagt er niet
in de grond ervoor te kopen - Mislukte pogingen om het
terrein uit de dromen te verkrijgen - De voornemens
voor de noveen van de H. Franciscus van Sales - Parti-
culiere gesprekken van Don Bosco: zijn onverschillig-
heid tegenover lofprijzingen en afkeuringen; een onder-
neming zal altijd slagen als ze de ware glorie van God
tot doel heeft; er resten hem nog slechts twee jaar te
leven; ze kunnen voor hem verlengd worden door de hulp
van de salesianen bij het bestrijden van de zonde en
door de gebeden van de jongens - Hij deelt de hele com-
muniteit een overwinning op de duivel mee - Verzoeken
tot het verkrijgen van subsidies voor de bouw van de
kerk tot graaf Cibrario, tot de orde van de H. Mauri-
tius, tot de minister van Justitie en Eredienst en tot
de burgemeester van Turijn - Een rondschrijven voor
hetzelfde doel aan de gelovigen van Italië - Sommi-
gen vrezen dat Don Bosco niet zal sla- gen, anderen
zijn ervan overtuigd dat voor hem niets onmogelijk is -
Don Bosco legt de hand op het terrein uit de dromen -
Getuigenis van het vertrouwen der gelovigen in de ge-
beden van Don Bosco en op zijn machtige voorspraak bij
de Heilige Maagd Maria.
Hoofdstuk XXXVII. Don Bosco schrijft naar Rome en vraagt de Diziona-
rïo Ecclesiastico van Moroni - De bibliotheek van
het Oratorio - Dankbetuiging voor de toezending van
Moroni - De brief van een vriend - Brief van Don Bos-
co aan Pius IX - Letture Cattoliche - Het pontificaat
van de H. Caius, paus en martelaar - Het oordeel van
Don Bosco over de populaire geschiedenis van de pau-
sen door Chantrel - Zijn waarschuwing tegen het ge-
bruik op school van gewijde verhalen uit vreemde ta-
len.
300.
Hoofdstuk XXXVIII.Circulaires van de inspecteur aan de scholen - Don
Bosco geeft antwoord met opgaven van de leraren in
het Oratorio en een statistiek van zijn studenten -
Hij bezoekt ridder Gatti die geen leerkrachten zon-
der diploma toelaat - Gatti tegen de inspecteur die
de leraren van het Oratorio voor een jaar aanvaardt -
Als twee honden vechten om een been, loopt een derde
ermee weg - Het ministerie en de Hoge Raad van Open-
308.

69.5 Page 685

▲back to top
- XIV -
baar Onderwijs weigeren Don Bosco en zijn zonen de
gevraagde toelating tot het bekwaamheidsexamen -Don
Bosco zet per brief zijn eveneens wettelijke redenen
uiteen aan minister Amari, met vernieuwing van zijn
verzoek - Nieuwe weigering van het ministerie - Wei-
geringen met onoprechte vriendelijkheden en tekenen
van hoogachting.
Hoofdstuk XXXIX.
Don Bosco kondigt aan dat twee leerlingen
naar de eeuwigheid geroepen worden, voordat ze nog
eenmaal de oefening voor de goede dood kunnen doen -
Woorden van Don Bosco: Het verdient de voorkeur dat
men omgaat met jongens die door de anderen het meest
worden genegeerd; noodzaak van een handleiding voor
biechtvaders van jongens; conferentie over de religi-
euze armoede; het keukenpersoneel geen last bezorgen
door te laat aan tafel te verschijnen; een leerling
in onrust omdat hij het Oratorio verlaten heeft -
Door vermoeidheid overmand, hoort Don Bosco op zijn
kamer de biecht van een oude arbeider - Een verzoek
aan de H. Vader, die met een eigenhandig schrijven
antwoordt - In de Goede Week dienen de clerici van
het Oratorio in de kathedraal en in andere kerken -
De clericus Leggero geneest van epilepsie door de
zegen van Don Bosco - Voorzichtige woorden van Don
Bosco om een einde te maken aan een onaangename on-
enigheid in de communiteit - Te Mirabello wordt het
college gebouwd - Don Bosco te Asti Zijn brief aan
de vicaris-kapitularis: hij beveelt hem de clerici
en de jongens van Asti, die in het Oratorio opgeno-
men zijn aan, daar het Oratorio voor hen een klein
seminarie geworden is.
316.
Hoofdstuk XL.
De Goede Week - Don Bosco valt flauw in de sacristie 324.
Wat hij antwoordt aan hen die hem aanraden rust te
nemen - Hij herinnert eraan dat een man slechts voor
een man telt - De deugden van enkele jongens - Ver-
hoorde gebeden van iemand die, om Don Bosco verlich-
ting te verschaffen, bereid is zijn ziekte over te
nemen - Getuigenissen omtrent dit feit - Don Bosco
presideert de vergadering van de compagnie van de On-
bevlekte Ontvangenis en beveelt de leerlingen aan, die
van vakantie terugkomen - Een brief van kardinaal Ma-
rini bevestigt de genegenheid die de paus Don Bosco
toedraagt - Kanunnik Gastaldi en de clerici van het
Oratorio zijn "Letture Cattoliche"; de kanunnik be-
rispt degenen die kwaadspreken over Don Bosco - Don
Bosco verwacht geen dankbaarheid van de wereld - Hij
ondersteunt ook de vrome werken die niet van hem
zijn - Hij vraagt schriftelijk om steun bij

69.6 Page 686

▲back to top
- XV -
Hoofdstuk XLI.
Hoofdstuk XLII.
markies Fassati - De retraite in het Oratorio: verma-
ningen en raadgevingen van Don Bosco aan de jongens;
dagindeling - Een geweten gerustgesteld door Onze-
Lieve-Vrouw - Don Bosco doet voorspellingen over de
toekomst van enkele jongens - Zijn avondwoordje: ver-
klaring van een vuurbol die boven het Oratorio is
waargenomen: iemand heeft de retraite niet goed ge-
daan; hij kent de gesteltenis van ieders geweten door
en door - Getuigenissen - Herinneringen aan een jon-
gen die zijn eerste communie gedaan heeft - gebeden
voor twee overleden leerlingen - Nieuwe medebroeders
opgenomen door het kapittel.
Don Bosco laat een gebouw voor de scholen bouwen -
Opschriften in de gaanderijen daarvan - Het verzet
duurt voort omdat de leraren van het Oratorio on-
rechtmatig de colleges in de Schone Letteren vol-
gen; men eist van hen een lyceumexamen - Het examen
filosofie aan het seminarie gelijkgesteld aan het
luceumexamen - Verzoekschrift van de leraren van het
Oratorio aan de rector van de universiteit - Getuig-
schrift van het examen in de filosofie - Verklarin-
gen en aanbeveling van Don Bosco bij de rector van
de Universiteit - Geweigerd verzoek - Ricotti en Don
Bosco - Een bemiddelaar - De toelatingsexamens tot
de universiteit worden toegestaan.
334.
De hoffelijke manier waarop Don Bosco degenen die
zich naar andere streken begeven bij zijn kennissen
aanbeveelt - Zijn alleszins ontgoochelde, maar gedul-
dige lankmoedigheid, in afwachting dat zijn eigen
schuldenaars hun beloften zullen houden - Letture
Cattoliche - Don Bosco gaat door met afleveringen
voor te bereiden over de levens van de pausen - Hij
schenkt exemplaren van zijn Geschiedenis van Italië
aan regeringspersonen - Antwoorden op de brieven van
Don Bosco waarin hij om subsidie vraagt: van de se-
cretaris-generaal van het ministerie van Justitie en
Eredienst, van graaf Cibrario eerste secretaris van
Z.M. grootmeester de Orde van de H. Mauritius, van
de afgevaardigde Spaventa bij het ministerie van Bin-
nenlandse Zaken - Don Bosco vraagt tevergeefs aan het
Ministerie de titel van baron voor iemand die bereid
is het Oratorio te steunen - De koning schenkt een
aanzienlijke som voor de kerk die in Valdocco in aan-
bouw is - Narigheden voor de kerk in Italië.
340.

69.7 Page 687

▲back to top
- XVI -
Hoofdstuk XLIII. Inspectie in het Oratorio op initiatief van ridder
Gatti - Bezoek aan de scholen - Dante, Welfen en
Gibellijnen en de wereldlijke macht van de pausen -
Mooie woorden en betreurenswaardige daden - Don Bos-
co maakt zijn opwachting bij de minister van Open-
baar Onderwijs - De beschuldigers met Don Bosco
geconfronteerd en hun smadelijke nederlaag - De be-
slissingen van de minister - De rust verzekerd.
349.
Hoofdstuk XLIV.
Don Bosco, voorbeeld van karaktersterkte - Opheffing 358.
van het college van S. Primitivo. De kranten tegen de
onderwijsgevende kloosterorden - Ontwerp van brieven
door Don Bosco gezonden aan de ministers van Binnen-
landse Zaken en van Openbaar Onderwijs te zijner recht-
vaardiging - Het zoet van het bittere - Eerbied van de
jongens voor Don Bosco, de leider in hun studies - Don
Bosco werkt mee aan de samenstelling van de aardrijks-
kundige kaart van het rijk voor postaal gebruik - Het
feest van Sint-Jan - Succesvolle examens van de cleri-
ci in het seminarie - Prachtige toelatingsexamens voor
de universiteit van de leraren in het Oratorio.
Hoofdstuk XLV.
Kerk van Maria, Hulp der Christenen: God wil haar
365.
- Architect Spezia bereidt het plan voor - Aangename
verrassing van Don Bosco - Het geld komt wel vanzelf -
Aanmoediging van het gemeentebestuur voor Don Bosco -
Iemand zou de titel van de kerk veranderd willen
zien - Het plan wordt goedgekeurd door de bouwkundi-
gen: geestig motto van Don Bosco - Oude devotie te
Turijn tot Maria, Hulp der Christenen - De aannemer
van de nieuwe kerk en voorlopige kosten - Don Bosco
geeft opdracht om een begin te maken met de werkzaam-
heden opdat de goddelijke Voorzienigheid iets zal kun-
nen doen - De eerste grondwerken - Hulp van de heilige
Maagd voor het betalen van het eerste veertiendaagse
loon aan de arbeiders.
Hoofdstuk XLVI.
Droom: iedere leerling neemt een briefje uit
een zakje dat hem wordt voorgehouden : Don Bosco
ont- hult wat er op de briefjes geschreven staat -
Noodzaak tot het verkrijgen van uitstel voor de le-
raren van het Oratorio om les te geven - Onderhoud
van Don Bosco met Selmi: opmerkingen en verklarin-
gen; politiek; Letture Cattoliche - Brief van Don
Bosco aan Selmi - Onzekerheden - Verwachtingen en
teleurstellingen - Pius IX klaagt erover dat Don
Bosco hem niet schrijft - In een brief voorspelt
Don Bosco hem het toekomstig lot van Rome - Brief
van de paus aan Don Bosco.
370.

69.8 Page 688

▲back to top
- XVII -
Hoofdstuk XLVII. Herinnering aan de droom van het wiel en het koren-
378.
veld - Don Bosco zal naar Oropa gaan voor het kiezen
van personeel dat naar Mirabello zal gezonden wor-
den: in het Oratorio wijzen allen Don Rua als direc-
teur aan - Moeilijkheden door het gebrek aan diplo-
ma's - De minister gelast een buitengewone zitting
voor examens voor wie het leraarsdiploma voor de
eerste gymnasiale klassen willen verwerven - Don Bos-
co spoort verscheidenen van de zijnen aan om er zich
op voor te bereiden - Edelmoedige en onverdroten stu-
die - Gedenkwaardige woorden van Don Bosco over het
onvermoeibare werk voor de eer van God - Brieven van
Don Bosco vanuit S. Ignazio aan twee clerici - Gebrui-
kelijke geheimzinnige klappen voor wie naar de Dora
gaat en een oorvijg van een onzichtbare hand: getuige-
nissen - Don Bosco keert uit Lanzo terug - Zijn advi-
serende brief aan een kennis te S. Ignazio.
Hoofdstuk XLVIII. Einde van het schooljaar - Een terugblik - Het café
della Consolata: onbeleefdheid en naastenliefde; een
leerling meer in het Oratorio; drie jaren met Don
Bosco; erkentelijkheid, volharding in het goede -
Francesco Besucco; zijn eerste gesprekken met Don
Bosco; erkentelijkheid jegens de weldoeners; arge-
loosheid; enkele van zijn deugden - Don Bosco staat
geen wandelingen toe op de vooravond van feestdagen.
383.
Hoofdstuk XLIX.
Don Bosco gaat naar het heiligdom van Opora - Zijn 389.
brief aan de studenten van het Oratorio: toeloop
van de gelovigen naar dit heiligdom; gebeden ie hij
stort voor zijn jongens - Don Bosco te Asti: hij
hoort biecht, houdt conferenties en troost een zie-
ke - Don Bosco te Montemagno - Hij neemt twee jon-
gens aan op aanbeveling van de prefectuur en van het
Ministerie van Openbare Werken - Eerste verzoek aan
de directie van de spoorwegen om tariefsvermindering
voor het transport der materialen voor de nieuwe kerk.
Hoofdstuk L.
393.
Avondwoordjes van Don Bosco tot zijn jongens: rede-
nen om vertrouwen te stellen in de overste; gemak in
het Oratorio om het goede te doen; geen leugens ver-
tellen die het Oratorio omlaaghalen en het niet onte-
ren door slecht gedrag; een te redden ziel: een raad,
een vriend, een gedachte - Vaderlijke belangstelling
van Don Bosco voor de leerlingen; hoe hij een van hen
de dood van diens vader meedeelt - Verscheidene raad-
gevingen voor de leraren en assistenten - Ook een on-
verdiende vermaning van de oversten goed opnemen - Het
nadeel van het niet opvolgen van de voorschriften -
Drie brieven van Don Bosco

69.9 Page 689

▲back to top
- XVII -
Hoofdstuk LI
Hoofdstuk LII.
Hoofdstuk LIII
aan kanunnik Voglïotti met betrekking tot jongens
die verlangen de soutane aan te nemen; deelneming
aan de kerkelijke plechtigheden in de dom; en hulp
aan een priester die in nood was en aan een cleri-
cus - Don Bosco stuurt assistenten naar andere
kloosters en gasthuizen.
Buitengewone zitting in de universiteit voor de
lerarendiploma's van de lagere klassen gymnasium -
Ricotti laat de clerici en priesters van het Orato-
rio niet tot de examens toe - Hij maakt een provi-
dentiële reis naar buiten - De plaatsvervangende
rector acht de getuigschriften van het seminarie
geldig - Vijf lerarendiploma's verworven door de
kandidaten van het Oratorio - Drie moeilijke maar
prachtige gymnasiale toelatingsexamens en nieuwe
toegelatenen tot de universiteit - Don Bosco houdt
de studies in grote ere - Zijn leerlingen en hun
gedenkwaardige toelatingsexamens voor het gymna-
sium : getuigenissen van vooraanstaande professo-
ren - De val en de dood van Commandeur Gatti.
Het klein seminarie van Mirabello - Don Bosco
schrijft het eerste reglement voor zijn colleges:
het belang dat men er moet aan hechten - De geest
van deze regels - Het programma en de verbreiding
ervan - Keuze van het personeel en raad gegeven
door Don Bosco - Het schrift met ervaringen - Het
klein seminarie in orde - Schriftelijke raadgevin-
gen voor een directeur door Don Bosco aan Don Rua
gegeven - Letture Cattoliche - De Galantuomo: een
ietwat geheimzinnig woord vooraf - Don Ambrogio -
Steenworpen naar het Oratorio.
Brief van Don Bosco aan een adellijke jongen die
naar het college gaat - Don Bosco met zijn leer-
lingen in Becchi voor het feest van de H. Rozen-
krans - Zijn brief van verontschuldiging aan een
vooraanstaand weldoener - De najaarswandeling:
twee spoorwagens gratis ter beschikking gesteld
door de directie van de spoorwegen - Asti en
Tortona - Gastvrijheid in het seminarie - Bij de
bisschop - Bezoek aan de kerken en aan de ruïnes
van de oude citadel - Toneelvoorstellingen - Dag
in een patriciërshuis - In Broni en Torre Garofoli
- In Villavernia: een weldoenster - In Mirabello -
Terugkeer te Turijn - Onze-Lieve-Vrouw betaalt het
veertiendaagse loon aan de arbeiders van de nieuwe
kerk - Voorspellingen van Don Bosco nauwkeurig be-
waarheid - Pijnlijk afscheid van de clerici die
naar Mirabello gaan - Heel het personeel op
402.
407.
416.

69.10 Page 690

▲back to top
- XIX -
Hoofdstuk LIV.
Hoofdstuk LV.
Hoofdstuk LVI.
zijn post in het klein seminarie - De klassen: een
moeilijk begin, bewonderenswaardige ijver: overvloe-
dige oogst van geestelijke roepingen - De zonen vol-
gen de vader na - Brief van Don Bosco aan Don Rua.
Nieuwe bestemming van de lokalen in het Oratorio
425.
voor de werkplaatsen: leidend personeel; Compag-
nies
- De drukkerij en een mooi boekje - Het metropo-
litaans seminarie wordt aan het bisdom teruggege-
ven - De kon. inspecteur vraagt weer statistieken
omtrent het gymnasium - Don Bosco geeft hem de lij-
sten van de leraren - De kon. inspecteur vraagt do-
cumenten en diploma's - goedkeuringsbesluit voor het
jaar 1863-1864. - Heldhaftigheid van Don Alasonatti -
Onbaatzuchtigheid van Don Bosco - Schenking van kle-
ren door de minister van Oorlog - De aartsbisschop
van Cagliari en de theol. Margotti - Don Bosco
droomt dat hij een lijkbaar naar het graf begeleidt -
Hij vraagt gebeden voor een leerling die over enige
tijd naar het ander leven zal moeten gaan - De oefe-
ning voor een goede dood en Mgr. Losana - Droom: de
slang in een put: overdenkingen.
Nieuw getuigenis dat Don Bosco in de gewetens leest -
Vertrouwen van de jongens in zijn geestelijke lei-
ding - Bewonderenswaardige orde in het Oratorio; de
gemeenschappelijke studiezaal; twee hoge bezoeken -
Verkiezing van het kapittel van het huis te Mirabel-
lo - Benoeming van twee nieuwe leden van het kapit-
tel van het huis te Turijn ter vervanging van hen die
naar Mirabello gezonden zijn - Aanneming van leden en
aflegging van de geloften.
434.
Oorzaken die de goedkeuring van de vrome sociëteit
440.
hebben vertraagd - Don Bosco vraagt aan de vicaris-
kapitularis van Turijn en aan verscheidene bisschop-
pen aanbevelingsbrieven voor de Heilige Congregatie
van Bisschoppen en Regulieren - Aanbevelingsbrief van
de bisschop van Cuneo - Enkele Hoofd 'fioretti' voor
de noveen der Onbevlekte Ontvangenis - Er sterft een
jongen en Don Bosco verklaart dat het niet degene is
die hij heeft aangeduid - Twee brieven van Don Bosco
aan de provicaris: hij stuurt hem de aanbevelingsbrief
van de bisschop van Cuneo; hij maakt melding van een
seminarie; hij beklaagt zich omdat men hem een cleri-
cus ontnomen heeft; hij verzoekt dat men zijn clerici
zou ontslaan van de dienst in de kathedraal; hij zal
ze naar de school in het seminarie zenden - Don Bosco
legt het congres der ordinarii van de Turijnse kerkpro-
vincie een memorandum voor over het proselitisme van
de protestanten - Zijn brief

70 Pages 691-700

▲back to top

70.1 Page 691

▲back to top
- XX -
aan Don Rua: hij zegt hem dat hij de kon. Inspec-
teur moet bedanken voor het aanbod van een eervolle
opdracht die hij echter niet vrij is te aanvaarden;
hij geeft een raad, belooft gebeden, kondigt aan dat
hij spoedig zal schrijven wat hij in de geest te
Mirabello heeft gezien - Het gemeentebestuur van
Tu-rijn kan niets bijdragen voor de bouw van de
kerk.
Hoofdstuk LVII.
Don Bosco gaat naar Mirabello; feestelijke ont-
vangst; hij herhaalt de voorspelling die hij te
Turijn gedaan heeft, nl. dat een jongen moet ster-
ven; oefening voor een goede dood - Don Bosco zegt
tot de jongens van het Oratorio dat degene die
sterven moet, zich dient voor te bereiden - Avond-
woordje; de wil om goed te doen; de etymologie van
het woord pagano (heiden) - Vraag om steun aan een
weldoenster - Verzoek aan het ministerie van binnen-
landse zaken ter uitkering van enkele kostgelden -
Wat er zal gebeuren voordat het feest van de Onbe-
vlekte Ontvangenis tweemaal zal gevierd worden -
Niets aanleren waarvan men later spijt heeft - Ne-
crologie - Don Bosco kondigt de voorspelde dood aan
en zegt dat nog een kameraad naar de eeuwigheid zal
worden geroepen; hij belooft het nieuwjaarsgeschenk;
spoort aan tot nederigheid - Brief van Don Bosco aan
de jongens van Mirabello; hij dankt hen voor hun
kinderlijke begroeting; hij brengt hun weer een be-
zoek in de geest en merkt dingen op die hem verblij-
den en dingen die hem bedroeven; geeft enkele raad-
gevingen; belooft gebed; hij bericht dat het voor-
zegde sterfgeval zich heeft voorgedaan, doch voegt
eraan toe dat een andere naar de hemel wil - Geluk-
wensen aan de minister van Binnenlandse Zaken uit
naam van de jongens die door hem aanbevolen zijn -
Een brief met gelukwensen aan een vriend - Don Bosco
denkt steeds aan de toekomst - Laatste avondwoordje
van Don Bosco tot de jongens in 1863; Voorzieningen
voor de toekomst; wat hij vraagt, belooft en aan-
vaardt voor het nieuwe jaar; een globe ondersteund
door twee zuilen; de nieuwjaarswens voor de jongens,
de priesters en de clerici; ditmaal geeft hij geen
persoonlijke nieuwjaarswens - Een nieuwjaarswens
voor Don Bosco.
Hoofdstuk LVIII. 1864 - Het aantal leden van de vrome sociëteit -
De eerste dag van het jaar - Ijver van de jongens
voor de studie - Katholieke Lectuur: de katholie-
ke eenheid - Brief van Don Bosco aan kanunnik
Vogliotti
450.
462.

70.2 Page 692

▲back to top
- XXI -
Hoofdstuk LIX.
Hoofdstuk LX.
Hoofdstuk LXI.
om van de vicaris-kapitularïs de aanbeveling voor
de salesiaanse sociëteit te bekomen - Aanvaarding
van nieuwe leden - Benijdenswaardige dood van Fran-
cesco Besucco - Algemene conferentie: de arend en
de os - Begrafenis van Besucco - Don Bosco zegt in
kleine kring, dat er binnen drie maanden nog drie
andere jongens zullen sterven.
Don Bosco blijft verder werken ondanks zijn zwak-
heid - Avondwoordje van Don Bosco; een leerling zal
naar de hemel gaan voor carnavalseinde; een luiaard
die het lot van de dieren in de weide benijdt; fu-
neste gevolgen van kleine gebreken; het gebod van
de naastenliefde; de bijen navolgen om verdiensten
te verwerven - Het hart van Don Bosco - Hij is niet
bekommerd om zijn eten en erkent de behoeften van de
anderen - Don Bosco ziek door onverteerbaar eten -
De kon. inspecteur van Alessandria voert oppositie
tegen het college van Mirabello - Don Rua vraagt
raad aan Don Bosco, die een antwoord geeft door mid-
del van Don Ruffino - Nieuwe brief van Don Bosco aan
Don Rua; hij hoopt naar Mirabello te komen vóór half-
vasten.
470.
Dood van markiezin di Barolo - Haar liefdadigheid
478.
jegens Don Bosco bij het begin van het Oratorio -
Erkentelijkheid van Don Bosco en zijn voortdurende
welwillendheid voor de instituten door de markiezin
gesticht - Brief van Don Bosco aan kan. Vogliotti;
hij verzoekt hem om de verkoop van een streep grond
van het seminarie voor zijn kerk en dringt erop aan
de aanbevelingsbrief van de vicaris-kapitularis te
verkrijgen - De zegen van de paus - Don Bosco op zoek
naar subsidies om het heiligdom voor Maria, Hulp te
bouwen - Gift van de koning uit de Mauritiaanse schat -
Reden waarom het stadsbestuur van Turijn niet kan
meewerken - Edelmoedig voorstel van kan. Gastaldi -
Beroep op de directie van het Spoor om gratis ver-
voer van de stenen te bekomen - Don Bosco vertrouwt
de ziekendienaar de namen van twee vakjongens die
vóór Pasen zullen sterven - Een jongen sterft vóór
vastenavond, zoals voorspeld werd - Dagindeling van
het huis tijdens de eerste dagen van februari -
Avondwoordje: manier om carnaval te heiligen; twee
jongens willen naar de hemel gaan vóór Pasen - Flin-
ke examens van de clerici in het seminarie - Een
drama: de H. Eustachius - Lijst van de uitgenodigden
voor het toneel – Carnaval - De Vastencatechismus.
Don Bosco spant zich in om de vrome sociëteit door
Rome te doen goedkeuren - hij laat de regels over-
schrijven - Hij ontvangt aanbevelingsbrieven van
487.

70.3 Page 693

▲back to top
- XXII -
vijf bisschoppen - Hij schrijft aan kan. Vogliotti en
overhandigt hem de aanbevelingsbrief van de vicaris-
kapitularis van Turijn - Conferentie van het kapittel
in het Oratorio en aanvaarding van nieuwe leden - Don
Bosco stuurt een brief, de regel, de aanbevelingsbrie-
ven en enige brieven aan de heilige Vader in verband
met de congregatie - Kard. Antonelli ontvangt de ver-
zegelde omslag, samen met een brief van Don Bosco -
Antwoord van de kardinaal - De documenten door Don
Bosco opgestuurd, worden aan de paus overhandigd en
door hem doorgestuurd aan de heilige Congregatie van
Bisschoppen en Regulieren - Verslag van de consultor
over de regel van de vrome sociëteit aan de heilige
Congregatie.
Hoofdstuk LXII.
Brief van de overste van de "Concettini ospidalieri"
aan Don Bosco - De sociëteit van de wereldpriesters
van St.-Paulus te Rome; Don Bosco en het genootschap
van het H. Hart van Jezus - De zaak van de eigendom
van de Letture Cattoliche - Don Bosco brengt de lei-
ding ervan over naar het Oratorio; zijn redenen - De
aflevering van maart en eerste aankondiging van de
nieuwe regeling - Artikel van de Unita Cattolïca -
Rondschrijven aan de abonnees - Nummer van april:
Het Pausschap van de H. Marcellinus en van de H.Mar-
cellus pausen en martelaars - Verspreiding van pro-
gramma's - Zakenbrieven van Don Bosco - Schenking
van de vicaris-kapitularis.
495.
Hoofdstuk LXIII. Avondwoordje van Don Bosco: manier om de maand
502.
van de H. Jozef te heiligen - Don Bosco kondigt drie
overlijdens aan voor. Pasen - Eerste verwezenlijking -
Aanvaarding van leden en conferentie - Halfjaarlijkse
examens - Het Oratorio aangesloten bij het Apostolaat
van het gebed van Puy in Frankrijk - Het feest van de
H. Frans van Sales - Tweede en derde verwezenlijking -
Nieuwe aanvaarding van leden - Paasvakantie - raadge-
vingen aan de leerlingen - Don Bosco deelt prentjes
van de Madonna uit - Voorziene ziekten - Hij geeft
twee jongens toelating om naar de hemel te gaan; hun
heilige dood - Hij kondigt een leerling een lang le-
ven aan bij de salesianen - Jezus Chr. bewijst dat
Hij de communie van de jongens op prijs stelt.
Hoofdstuk LXIV.
Don Bosco zet zijn priesters aan tot werken - Hij
geeft de verzekering dat hij nooit colleges voor
rijken zal openen - Retraite in het Oratorio; middel
om ze vruchtbaar te maken; dagindeling - Liefdadig-
heid van Don Bosco tijdens het biechthoren - Hij
brengt er een jongen toe zijn geweten in orde
509.

70.4 Page 694

▲back to top
- XXV -
Theoloog Golzio volgt kan. Galletti op bij de leiding
van het kerkelijke convict - Don Bosco schrijft aan de
jongens van het Oratorio en vertelt de avonturen van
zijn reis naar S. Ignazio - Decreet van de provinciale
deputatie, die het contract tussen Don Bosco en de ge-
meenteraad van Lanzo goedkeurt - Laatste onderhande-
lingen en schikkingen voor het college - Prijsuitdeling
in het Oratorio en sluiting van het schooljaar.
Hoofdstuk LXIX.
Hoofdstuk LXX.
Decreet van goedkeuring van de Heilige Congregatie
van Bisschoppen en Regulieren voor het salesiaanse
instituut - Dertien opmerkingen over de regels van
het instituut - Brief van Don Bosco aan kardinaal
Quaglia als dank voor het decreet - Memorie van Don
Bosco aan de Congregatie over de dertien opmerkingen -
Vertaling van de regel in het Latijn.
556.
Verscheidene brieven voor Don Bosco; overtuiging dat 560.
hij de toestand van de gewetens kent; herinnering
van een bezoek aan de eerbiedwaardige; zijn betrek-
kingen met een edele heer en zijn brieven, die hem
als een door God uitverkoren man laten zien; zijn
woorden bij het opleggen van de sluier aan een kloos-
terlinge - Attenties voor de zusters, die aan het wel-
zijn van de meisjes toegewijd zijn - Don Bosco ziet
het gevaar van een jongen en wendt het af - Zijn
avondwoordjes tot nieuwe leerlingen; morele rendicon-
ti, die Pythagoras van zijn leerlingen eiste; niet
aanraken met de handen - Letture Cattoliche - Don Bos-
co te Montemagno; hij preekt een triduüm tot voorberei-
ding van het feest van 0.-L.-Vr.-Tenhemelopneming -
Aan de bevolking door droogte geteisterd belooft hij
regen, als allen vrede sluiten met God - 0.-L.-Vrouw
staat de gunst toe - Overlijden van een medebroeder -
clericus - Beschouwing over de veelvuldige overlij-
dens van brave jongens.
Hoofdstuk LXII.
Bewijzen van achting voor Don Bosco door beroemde
570.
priesters - Don. Ambrogio vóór het Oratorio - Een
werkje tegen de oproerige apostaat - Het goed dat de
salesiaanse colleges kunnen doen - Examens op de uni-
versiteit en verworven diploma's - Aanmoediging tot
een leraar - De kon. inspecteur keurt de opening van
het college te Lanzo goed - IJver van Don Bosco om
zijn colleges in zo moeilijke tijden te vermeerderen
en te ondersteunen - Conventie tussen Napoleon en de
Italiaanse regering; overbrenging van de hoofdstad
naar Florence - Betogingen en rellen te Turijn - Don
Bosco zet aan tot bidden - Bloedbad op het S. Carlo-
plein - Turijn provinciestad - Hoe Pius IX de ambas-
sadeur van Frankrijk die hem de Conventie aanbood, ont-
haalde.

70.5 Page 695

▲back to top
- XXVI -
Hoofdstuk LXXII. Godsvrucht tot de Madonna - Verhaal van een gunst -
Aankoop van grond van het seminarie voor het bouw-
terrein van de kerk - Twee aanvragen van Don Bosco
bij het gemeentebestuur van Turijn: voor het recht-
rekken van de Via Cottolengo en voor een nieuwe wa-
terleiding - Rondschrijven tot de weldoeners voor
de kerk - Smeekbrief aan de prinsen Tommaso, hertog
van Genua en tot Eugenio van Savooie - Brieven naar
Rome - Antwoord en gift van een kloosterling voor de
kerk - Brief uit Rome van een vriend met heel wat
nieuws in verband met zijn moeite voor de vrome so-
ciëteit en voor de nieuwe kerk - Genegenheid van Don
Bosco voor zijn weldoeners en zijn troostbrieven.
578.
Hoofdstuk LXXIII. Schikkingen voor de herfstwandeling - Aankomst van
586.
de jongens te Becchi - Brief van Don Bosco aan kan.
Vogliotti; biechtexamen voor Don Ruffino; zaken met
het koninklijke economaat; hoe zich gedragen jegens
Don Ambrogio; een clericus wordt naar het Oratorio
teruggeroepen - Het feest van de H. Rozenkrans; gees-
telijke vertrouwelijkheid met Don Bosco Te Castelnuo-
vo en te Villanuova - Onthaal te Genua; gastvrijheid
in het seminarie - Bezoek aan de stad – Toneelopvoe-
ringen - Santa Maria di Castello en pater Cottolengo -
Villa Pallavicini te Pegli - Hartelijk onthaal van
markies Ignazio voor Don Bosco - Edelmoedigheid van
de aartsbisschop - Brief van Don Montebruno, direc-
teur van de kleine vakjongens aan Don Bosco.
Hoofdstuk LXXIV. Men vertrekt naar Serravalle: Don Pestarino - Te
Gavi; edelmoedige uitnodiging van kanunnik Alimonda
Te Mornese - De Dochters van de Onbevlekte - Aarts-
priester Raimondo Olivieri - Te Parodi: een befaamd
predikant - Francesco Bodrato - Don Bosco en Don Pes-
tarino nemen het besluit te Mornese een college te
openen - Plechtig feest; ijver van Don Pestarino -
Giften van de bevolking aan Don Bosco - Don Alasonat-
ti - Vespers; preek van Don Bosco; vrolijke en Chris-
telijke avond - Brief aan een buitengewone weldoen-
ster; mededelingen over de dag -Casaleggio - Lerma -
Een nieuwe leerling van Don Bosco - Vertrek uit Mor-
nese.
593•
Hoofdstuk LXXV.
Hij gaat naar Montaldeo en naar Castelletto d'Orba-
Capriata: kerk en toneel - Aankomst te Ovada - Don
Tito Borgatta en de burgemeester - Geestdrift van de
bevolking voor een toneelopvoering - Stichtende com-
munies - Raad van Don Bosco aan Don Borgatta - Cre-
molino: niet voorziene uitnodiging
603.

70.6 Page 696

▲back to top
- XXV -
Hoofdstuk LXIX.
Hoofdstuk LXX.
Theoloog Golzio volgt kan. Galletti op bij de leiding
van het kerkelijke convict - Don Bosco schrijft aan de
jongens van het Oratorio en vertelt de avonturen van
zijn reis naar S. Ignazio - Decreet van de provinciale
deputatie, die het contract tussen Don Bosco en de ge-
meenteraad van Lanzo goedkeurt - Laatste onderhandelin-
gen en schikkingen voor het college - Prijsuitdeling in
het Oratorio en sluiting van het schooljaar.
Decreet van goedkeuring van de Heilige Congregatie
van Bisschoppen en Regulieren voor het salesiaanse in-
stituut - Dertien opmerkingen over de regels van het
instituut - Brief van Don Bosco aan kardinaal Quaglia
als dank voor het decreet - Memorie van Don Bosco aan
de Congregatie over de dertien opmerkingen - Vertaling
van de regel in het Latijn.
556.
Verscheidene brieven voor Don Bosco; overtuiging dat 560.
hij de toestand van de gewetens kent; herinnering van
een bezoek aan de eerbiedwaardige; zijn betrekkingen
met een edele heer en zijn brieven, die hem als een
door God uitverkoren man laten zien; zijn woorden bij
het opleggen van de sluier aan een kloosterlinge -At-
tenties voor de zusters, die aan het welzijn van de
meisjes toegewijd zijn - Don Bosco ziet het gevaar van
een jongen en wendt het af - Zijn avondwoordjes tot
nieuwe leerlingen; morele rendiconti, die Pythagoras
van zijn leerlingen eiste; niet aanraken met de handen -
Letture Cattoliche - Don Bosco te Montemagno; hij
preekt een triduüm tot voorbereiding van het feest
van 0.-L.-Vr.-Tenhemelopneming - Aan de bevolking door
droogte geteisterd belooft hij regen, als allen vrede
sluiten met God - 0.-L.-Vrouw staat de gunst toe - Over-
lijden van een medebroeder - clericus - Beschouwing over
de veelvuldige overlijdens van brave jongens.
Hoofdstuk LXII.
Bewijzen van achting voor Don Bosco door beroemde
570.
priesters - Don Ambrogio vó6r het Oratorio - Een werk-
je tegen de oproerige apostaat - Het goed dat de sale-
siaanse colleges kunnen doen - Examens op de universi-
teit en verworven diploma's - Aanmoediging tot een le-
raar - De kon. inspecteur keurt de opening van het col-
lege te Lanzo goed - IJver van Don Bosco om zijn colle-
ges in zo moeilijke tijden te vermeerderen en te onder-
steunen - Conventie tussen Napoleon en de Italiaanse
regering; overbrenging van de hoofdstad naar Florence -
Betogingen en rellen te Turijn - Don Bosco zet aan tot
bidden - Bloedbad op het S. Carloplein - Turijn provin-
ciestad - Hoe Pius IX de ambassadeur van Frankrijk die
hem de Conventie aanbood, onthaalde.

70.7 Page 697

▲back to top
- XXVI -
Hoofdstuk LXXII. Godsvrucht tot de Madonna - Verhaal van een gunst -
578.
Aankoop van grond van het seminarie voor het bouwter-
rein van de kerk - Twee aanvragen van Don Bosco bij
het gemeentebestuur van Turijn: voor het rechtrekken
van de Via Cottolengo en voor een nieuwe waterleiding -
Rondschrijven tot de weldoeners voor de kerk - Smeek-
brief aan de prinsen Tommaso, hertog van Genua en tot
Eugenio van Savooie - Brieven naar Rome - Antwoord en
gift van een kloosterling voor de kerk - Brief uit Rome
van een vriend met heel wat nieuws in verband met zijn
moeite voor de vrome sociëteit en voor de nieuwe kerk -
Genegenheid van Don Bosco voor zijn weldoeners en zijn
troostbrieven.
Hoofdstuk LXXIII. Schikkingen voor de herfstwandeling - Aankomst van
586.
de jongens te Becchi - Brief van Don Bosco aan kan.
Vogliotti; biechtexamen voor Don Ruffino; zaken met
het koninklijke economaat, hoe zich gedragen jegens
Don Ambrogio; een clericus wordt naar het Oratorio
teruggeroepen - Het feest van de H. Rozenkrans; gees-
telijke vertrouwelijkheid met Don Bosco Te Castelnuovo
en te Villanuova - Onthaal te Genua; gastvrijheid in
het seminarie - Bezoek aan de stad - Toneelopvoeringen
Santa Maria di Castello en pater Cottolengo - Villa
Pallavicini te Pegli - Hartelijk onthaal van markies
Ignazio voor Don Bosco - Edelmoedigheid van de aarts-
bisschop - Brief van Don Montebruno, directeur van de
kleine vakjongens aan Don Bosco.
Hoofdstuk LXXIV. Men vertrekt naar Serravalle - Don Pestarino - Te
593.
Gavi; edelmoedige uitnodiging van kanunnik Alimon-
da Te Mornese - De Dochters van de Onbevlekte -Aarts-
priester Raimondo Olivieri - Te Parodi: een befaamd
predikant - Francesco Bodrato - Don Bosco en Don Pes-
tarino nemen het besluit te Mornese een college te
openen - Plechtig feest; ijver van Don Pestarino -
Giften van de bevolking aan Don Bosco Don Alasonatti -
Vespers; preek van Don Bosco; vrolijke en christelij-
ke avond - Brief aan een buitengewone weldoenster;
mededelingen over de dag - Casaleggio - Lerma - Een
nieuwe leerling van Don Bosco - Vertrek uit Mornese.
Hoofdstuk LXXV.
Hij gaat naar Montaldeo en naar Castelletto d'Orba-
Capriata: kerk en toneel - Aankomst te Ovada - Don
Tito Borgatta en de burgemeester - Geestdrift van de
bevolking voor een toneelopvoering - Stichtende com-
munies - Raad van Don Bosco aan Don Borgatta Cremo-
lino: niet voorziene uitnodiging
603.

70.8 Page 698

▲back to top
- XXVII -
van markies Serra; gestilde grote smart - Te Prasco
overlijden van de burgemeester; weemoedige toestand -
Aankomst in het seminarie van Acqui - Brief van Don
Manacorda - Don Bosco's leerlingen aan de bis-schop
voorgesteld - Toneelopvoering in het seminarie - Met
goedheid overwint Don Bosco de weerspannigheid van
een clericus - Begrafenisdienst - Don Bosco en de
seminaristen - Te Strevi met de bisschop - Plechtige
dienst in de kathedraal - Terugkeer te Turijn - Don
Bosco doet veel goed tijdens de wandelingen - Brief
van Pius IX aan Don Bosco - Andere brieven uit Rome;
aangeraden loterij; ontheffing van het brevier; drin-
gende aanvraag voor de wijdingsbrieven - Don Bosco
biedt geschenken aan hen die hem tijdens de uitstap-
pen weldaden bewezen; dankbetuigingen van een brave
heer.
Hoofdstuk LXXVI. Aantal jongens in het Oratorio - De goddelijke Voor-
zienigheid blijft nooit in gebreke - Maatstaf van
Don Bosco bij het onderhandelen voor de opname van
jongens - Inkleding van clerici - Examens van de
clerici - Don Bosco beveelt een clericus aan bij de
rector van het seminarie voor kosteloos pension - De
leraren in het Oratorio - Letture Cattoliche - Ope-
ning van de salesiaanse boekhandel - Aanvullende af-
levering van de Letture - Het jaarlijkse abonnement
zal met januari aanvangen - De Galantuomo.
612.
Hoofdstuk LXXVII. Een nieuwe kroniekschrijver - Toespraak van Don Bosco 620.
Iedere clericus moet werken, alsof hij directeur was;
laten wij nederig wezen om Gods bijstand te genieten;
hoe zich gedragen bij bekoringen - Raad aan de jongens;
zij moeten hun ouders vergiffenis vragen voor de aan
huis bedreven tekortkomingen - Gaven van God aan wie
Hem trouw is - De droom van de tien heuvels - Voorspel-
ingen van een jongen - Uitleg over die droom: lange
levensduur voor Don Bosco; uitbreiding van de congre-
gatie na zijn dood - Don Bosco gaat naar Mirabello
voor het feest van S. Carlo Borromeo; genegenheid van
de leerlingen - Don Bosco schrijft Don Bonetti enkele
voorzorgen voor om weer gezond te worden - Een nieuwe
brief aan de uitmuntende weldoenster van Mirabello;
Don Cagliero te Vignale; het drukken van een gewenst
boek; het welgevallige bezoek van de weldoenster aan
het klein seminarie; het feest van de S. Carlo op 15
december zal hij te Casale zijn.
Hoofdstuk LXXVIII.Don Ruffino, directeur, opent het college van Lanzo-
Zijn moedige medewerkers - Totaal lege lokalen en
voorbereidende werken om ze van alles te voorzien -
Vijandigheid van de jeugd der gemeente - Inzet van
de klassen - De interne leerlingen - Moeilijkheid om
629.

70.9 Page 699

▲back to top
- XXVIII -
de tucht onder de externe leerlingen te bekomen -Don
Bosco te Lanzo - Geest van offer bij de clerici -
Aanhoudende bekommernis van Don Bosco om te voorzien
in de nood van zijn jongens - Smeekbrief aan het
ministerie van Financiën om ontslagen te worden van
de douanerechten voor de dekens die hem geschonken
waren en weerhouden werden aan de douane -Verzoek bij
het ministerie van oorlog tot het bekomen van mili-
taire kledij die hem verleend wordt - Bezoek van Don
Bosco bij bovengenoemd minister om hem te danken;
vriendelijke ontvangst; een nieuwe gift van kledij -
Hoffelijke vrijgevigheid voor Don Bosco - Het Orato-
rio wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken
bewaakt.
Hoofdstuk LXXIX. Oefening van de goede dood - Don Bosco voorzegt dat
636.
een jongen voor het einde van het jaar naar de
eeuwigheid zal geroepen worden - Het feest van St.-
Cecilia; een toneelstuk van Don Bosco wordt opge-
voerd.- Katholieke Lezingen: 'Het huis van het for-
tuin - Avondwoordje van Don Bosco - Middelen om goed
in de studie te slagen; 1° De vreze des Heren; 2°
Nooit een ogenblik tijd verliezen; 3° Elke dag de
les leren; 4° Eten op de vastgestelde tijd; 5° Het
gezelschap van ijverige studenten opzoeken - De no-
veen van de Onbevlekte - Verwezenlijking en vertel-
ling van de dood door Don Bosco voorzegd - Don Bosco
verwittigt dat de dood van een, de dood van een ander
aankondigt -De mis dienen en bijwonen met speciale
godsvrucht - Ander middel om goed in de studies te
slagen; 6° Geregelde ontspanning - De goede, lauwe
en slechte jongens tijdens de noveen van de Onbevlek-
te: rekenschap die Don Bosco aan God zal moeten geven -
De Madonna haat de onzedigheid; 7° middel om in de stu-
dies te slagen: De moeilijkheden bij de studie van de
auteurs overwinnen en hulp vragen aan de Heer en de H.
Maagd - De bisschop van Acqui en Don Daniele Comboni
in het Oratorio.
Hoofdstuk LXXX.
Avondwoordjes van Don Bosco - Middelen om met wel-
646.
slagen te studeren: zich uitsluitend bezig houden met
zaken die onze studie betreffen - Het eerste middel
om zijn roeping te kennen is een voorbeeldig gedrag -
Zich met een goede biecht op de eeuwigheid voorberei-
den - Een priester ontdekt hen die met de zonde in de
ziel communiceren - Het feest van de Onbevlekte en het
'Syllabus' - Twee andere middelen om de roeping te
kennen: een goed getuigenis van de familie en de raad
van de biecht-

70.10 Page 700

▲back to top
- XXIX -
vader - Het ziekensacrament wordt aan de medebroeder
Lagorio toegediend; een goed gebruik maken van de ge-
zondheid - Schande en spijt van die jongens die door
hun schuld het Oratorio moeten verlaten: wee hem die
sterft in staat van zonde: om hulp roepen: bidden voor
de stervende Lagorio - Dood van Lagorio: belang van het
gebed voor de overledenen - Noveen van Kerstmis: ver-
maning aan wie brood verkwist: het Kindje Jezus een
kus geven - Voornaamste middel om in de studies te sla-
gen; de godsvrucht tot de H. Maagd; ons hart aan Jezus
wegschenken.
Hoofdstuk LXXXI. Brieven aan Don Bosco als dank voor zijn kerstwensen 656.
- Don Bosco te Vercelli: hulde aan Don Bosco door Mgr.
De Gaudenzi - Don Bosco spreekt zijn leerlingen toe:
er zijn jongens die hun makkers bestelen - van Vercel-
li naar Turijn: zijn antwoord aan een officier over
het sacrament van de biecht en over andere kwesties -
De laatste dagen van het jaar heiligen: rampzalige
dood van iemand die God wilde dienen en tegelijker-
tijd de wereld involgen - Don Bosco legt sommige mys-
terieuze woorden uit die hij hun soms zegt - Brieven
van Don Bosco aan een Romeinse Monseigneur en aan Don
Bonetti - Nieuwjaarswensen aan salesianen en jongens -
Gelukkig hij die een heilige dienaar van God ontmoet -
Artikel van het Florentijns tijdschrift "Archivio
dell'Ecclesiastico" dat het Werk van Don Bosco huldigt.