Memorie-Boek-05


Memorie-Boek-05

1 Pages 1-10

▲back to top

1.1 Page 1

▲back to top
DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.2 Page 2

▲back to top
- PRO MANUSCRIPT -

1.3 Page 3

▲back to top
DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
G. B. LEMOYNE
VIJFDE DEEL
1854 - 1858

1.4 Page 4

▲back to top
Deze Nederlandse vertaling
van dit vijfde deel van de
"Memorie" kwam eveneens
tot stand onder het impuls
van de DON-BOSCOKRING, ge-
leid door Z.E.H. Bae rt,
te Oud-Heverlee, in het
jaar 1964
Vertaling: J.H.P. Jacobs.

1.5 Page 5

▲back to top
HOOFDSTUK
I
1854 - DE KATHOLIEKE LECTUUR: HERDRUK VAN MOMENTEN
UIT HET LEVEN VAN DE JONGEN LUIGI COMOLLO -
SUBSIDIE-AANVRAAG AAN GRAAF DE LA MARGHERITA -
MOEILIJKHEDEN DOOR EEN GE SC HR I F T OV ER D E
RE VO LU T I ES - B R I E F WI S S EL IN G ME T RO SMINI
OVER DE DRUKKERIJ
Met waarlijk zuivere bedoelingen, met nederigheid van hart in al zijn on-
dernemingen, ging Don Bosco, zonder een zweem van eigenbelang, voort op de
weg die de Heer hem had aangewezen.
Tegen het einde van december 1853 en in het begin van januari 1854 gaf
hij in de reeks der Katholieke Lectuur een herdruk uit van zijn Flitsen uit
het Leven van de jongen Luigi Comollo. Het voorwoord, dat hij eerst aan de
Seminaristen had opgedragen, had hij echter door een ander vervangen.
"Aan de lezer. - Zoals het voorbeeld van deugdzame handelingen veel
meer waard is dan de fraaiste voordracht, is het niet onredelijk, een
beeld te geven van het leven van een jongen, die in korte tijd zo schone
deugden beoefende, dat hij tot voorbeeld gesteld kon worden aan iedere
oprechte christen die zijn eigen zielenheil nastreeft. Er is hierbij geen
sprake van buitengewone dingen, maar alles geschiedt zo volmaakt, dat wij
op de jonge Comollo de woorden van de Heilige Geest kunnen toepassen: Qui timet
Deum nihil negligit: wie God vreest verwaar-loost niets van wat kan bijdra-
gen tot zijn verdere voortgang langs 's Heren wegen.
"Er volgen hier vele feiten en weinig beschouwingen, zodat iedereen
datgene op zichzelf kan betrekken, wat volgens hem bij zijn levensstaat past.
"Alles wat hierin te lezen staat, werd vrijwel geheel op schrift ge-
steld ontleend in de tijd van zijn dood en werd al gedrukt in 1844. Het is
voor mij een grote vreugde met alle stelligheid te kunnen verzekeren,
dat alles wat hier geschreven werd, op waarheid berust. Het zijn allemaal
dingen die ikzelf gehoord en gezien heb, of vernomen van personen wier be-
trouwbaarheid niet in twijfel valt te trekken.
"Christen die dit leest! Lees dit met graagte, en wanneer ge zo nu
en dan iets langer blijft stilstaan bij hetgeen ge leest, zult u er zeker
genoegen aan beleven en er een leidraad in vinden voor een waarlijk
deugdzaam leven."
Van deze "flitsen" werd nog een derde druk in het licht gegeven in 1867;
en in de uitgave van 1884 voegde hij er, om de waarheid van wat hij schreef

1.6 Page 6

▲back to top
- V/2 -
te bevestigen, aan toe: "De oversten die in die tijd het Seminarie van
Chieri bestuurden, wilden in eigen persoon zelfs de geringste onnauwkeu-
righeid opsporen en verbeteren."
"Opgemerkt dient te worden dat deze uitgave niet een herdruk van de
vorige uitgaven is, doch vele feiten bevat, waarvan de publicatie inder-
tijd niet opportuun scheen, en andere die ons pas later bekend werden."
Aan dit boekje was de volgende kennisgeving toegevoegd.
"Het is ons een aangename en dwingende plicht aan onze verdienstelijke me-
dewerkers en lezers mededeling te doen van het schrijven dat zijn Eminen-
tie Kardinaal Antonelli ons uit naam van Zijne Heiligheid Pius IX deed
toekomen.
"Terwijl de welwillende bijval van de Plaatsbekleder van Jezus Chris-
tus onze zielen sterkt en een krachtige steun is voor de ondernomen inspan-
ningen voor de verdediging van onze heilige Katholieke Godsdienst en voor
het ontdekken van de misleidende kunstgrepen der vijanden van het geloof,
twijfelen wij er niet aan dat zij ook geen geringe bemoediging inhoudt voor
degenen die ons werk beschermen en dat zij tegelijkertijd een onderpand is
van zekerheid voor degenen die wij een tegengif tegen de dwalingen trachten toe
te dienen."
Maar al waren deze goedkeuringen sterkend voor de geest, ook het li-
chaam eiste zijn deel. Daar de provisiekast van het Oratorio weer eens leeg
was, wendde Don Bosco zich tot de weldoeners en schreef aan Zijne excellen-
tie Graaf Solaro de la Margherita, minister en staatsraad.
Algemene Leiding van de Katholieke Lectuur - warm aanbevolen aan Graaf en
Gravin de la Margherita.
"
Turijn, 5 januari 1854
"
Excellentie,
"
"
Hoewel ik mij nooit om ondersteuning tot uwe Excellentie gewend
" heb doen het aandeel dat U heeft in vele werken van liefdadigheid, en de
" ernstige nood waarin ik mij bevind, mij de hoop koesteren dat U van
" mijn uiteenzetting kennis zult willen nemen.
"
Het duurder worden van alle soorten voedsel, het toenemende
" aantal haveloze en verlaten jongens, de vermindering van vele giften
" die particuliere personen mij deden toekomen en die daar thans niet
" meer toe in staat zijn, hebben mij zodanig in verlegenheid gebracht,
" dat ik niet weet hoe ik me eruit moet redden; ongeacht nog vele an-
" dere kosten, bedraagt de bakkersrekening over dit trimester al meer
" dan 1.600 lire, en ik weet niet waar ik ook maar een enkele stuiver:
" vandaan moet halen toch moet er gegeten worden, en wanneer ik aan
" deze arme, in gevaar verkerende en gevaarlijke jongens een stuk
" brood weiger, stel ik hen bloot aan ernstig gevaar voor ziel en lichaam.
" In dit uitzonderlijke geval heb ik gemeend er goed aan te doen, mij
" tot uwe Excellentie te wenden, opdat U mij de steun zult willen ver-
" lenen die U in uw welwillendheid gepast acht en mij aan te bevelen
" bij die weldadige personen van wie U aanneemt dat zij geneigd zijn
" om deze liefdewerken te steunen. Het gaat hier niet om steun aan een per-
" soon in het

1.7 Page 7

▲back to top
- V/3 -
" bijzonder, doch om het verstrekken van een stuk brood aan jongens, die
" door de honger aan het grootste gevaar blootgesteld worden hun moraal en
" hun godsdienst te verliezen.
"
In de overtuiging dat U bereid zult zijn aan mijn benarde om-
" standigheden welwillend Uw aandacht te besteden verzeker ik U dat ik daar-
" aan de meest dankbare herinnering zal bewaren, en daar ik U en heel Uw
" achtenswaardige familie Gods beste zegen toewens, is het mij een grote
" eer mij te kunnen noemen
"
van Uwe Excellentie,
"
de gehoorzaamste dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
" P.S. 1) Wanneer Uw liefdadigheid U ertoe zou aanzetten in dit geval een
" gift te schenken, zou U deze, als het U goeddunkt, kunnen doen toekomen
" aan de Heer Don Cafasso.
"
2) U bent ook eerbiedig uitgenodigd voor het bijwonen van een
" godsdienstige toneeluitvoering welke morgen om half twee plaatsheeft in
" het Oratorio van de Heilige Franciscus van Sales.
Het betrof een van die toneelstukken met een zedelijke strekking, zoals As-
canio Savio me zei, die hij geschreven had teneinde vooral de arbeidende jongens
ontspanning te verschaffen en hen te onderrichten, en die hij, henzelf liet op-
voeren, tot hun eigen voordeel.
Intussen bereidden de drukkers het tweede geschrift van de maand januari
voor, een heruitgave van een werkje waarvan al vier uitgaven verschenen waren,
om de zaak van de Kerk en van de burgermaatschappij te steunen. Het boekje was
in vragen en antwoorden gesteld. Het had als titel: De katholieke catechismus
over de revoluties.
Wij willen enkele krachtige argumenten van de schrijver aanhalen.
"Het Katholicisme is de enige school van de eerbied, het protestantisme
is de school van de opstandigheid. Het is een ernstig kwaad in opstand te komen
tegen de Vorst. De revolutionair geeft zich uit voor de bevrijder van het volk,
doch wanneer hij erin slaagt de openbare orde te verstoren, wordt hij tot een ti-
ran van persoon, van de ziel van het vermogen en zelfs van de gedachten der bur-
gers. Hij haat de Kerk en de Vorst omdat hij God haat. Een duistere woelgeest,
alleen maar geschikt voor de hel, vaardigt ieder ogenblik wetten en decreten uit.
Zich meester te maken van de hartstochten, zonder dat enigerlei goddelijke of men-
selijke wet of gezag hun dat kunnen beletten, dat is het programma van de leiders
van de revoluties. Zij bestrijden de beginselen om geen weerstand meer te ontmoe-
ten in de boosaardige oorlog die zij tegen de hemel begonnen zijn. Zij beschermen
en houden van iedere sekte van ongelovigen om het kwaad dat elk ervan inhoudt.
Gewoonlijk zijn zij lid van geheime genootschappen, die door de Pausen met censu-
reren worden bestreden. Zij slaan bijna steeds de hand aan kerkelijke goederen,
zoals die van de pastoors en van de andere geestelijken, een misdrijf waardoor
zij zich de excommunicatie op de hals halen, die eveneens diegenen treft, die
zich zouden vergrijpen aan het grondgebied van de Heilige Stoel. Zij haten de
geestelijkheid, beschuldigen deze lasterlijk van vijandigheid ten opzichte van
de Grondwet en van het vaderland, en wel omdat zij haar gezaghebbende stem ver-
heft tegen het door hen bevorderde zedenbederf. De wereldlijke macht heeft het
recht en de plicht tegen hen op te treden, ook met de doodstraf; de Vorst Dei

1.8 Page 8

▲back to top
- V/4 -
enim minister est in bonum, en is verantwoordelijk voor al de schade die zij
aanrichten zowel op tijdelijk als op buitentijdelijk gebied. De mildheid
van een Koning mag niet in nadeel verkeren voor de gemeenschap en de blij-
vende vijanden van het publieke welzijn nog vermeteler maken door ze onge-
straft te laten. God heeft dat in de Heilige Schrift bij herhaling bevolen.
De onderdaan is in geweten verplicht aan de Regering mededeling te doen van
die geheime samenzweringen waarvan hij weet heeft, daar de Soeverein de vader
is van het volk."
De bisschop van Ivrea had besloten tot de publicatie van dit boekje
in de reeks Katholieke Lectuur. Don Bosco was een andere mening toegedaan
geweest, daar een dergelijke publicatie hem gevaarlijk voorkwam wegens
velen die, wanneer zij ervan op de hoogte kwamen, zich erdoor gekwetst
zouden voelen, maar hij zwichtte voor de aandrang van Monseigneur en onder-
wierp zich moedig aan de voorziene gevolgen. En inderdaad werd hij bij de
burgerlijke overheid geroepen, kreeg berispingen te horen en werd ook op
andere manieren lastig gevallen, waaraan gelukkig spoedig een einde kwam.
In die tijd begaf hij zich naar Irvea, waar hem een brief uit Stresa
bereikte van Don Vincenzo Devit van het Instituto della Carità, die hem uit
naam van de E.H. Rosmini om een schema verzocht van het ontwerp voor de
inrichting in het Oratorio van de geplande drukkerij. Don Bosco antwoordde
hem als volgt:
"
Ivrea, 11 januari 1854
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Als gevolg van het geachte schrijven van Uw eerwaarde,
" waarmee U mij de goede bedoelingen van de verdienstelijke heer Rosmini
" ten bate van de jongensoratorio’s in deze stad bekend maakt, zal ik
" beginnen met uiteen te zetten wat naar mijn gevoel zo ongeveer de
" basis zou kunnen zijn voor de oprichting van een drukkerij; en hoe-
" wel ik volkomen op de hoogte ben dat de basis, waarop bovengenoemde
" heer Rosmini wil bouwen, het verrichten is van een werk van recht-
" streekse liefdadigheid om via arbeid, mijn arme jongens goed te doen,
" is het niettemin nuttig dat de zaken duidelijk gesteld worden voor God en
" ook voor de mensen. Ziehier mijn mening:
" 1. De E.H. Rosmini zal een kapitaal verschaffen voor het oprichten
" van fabrieksruimte en voor de kosten van een eerste grondslag van
" een drukkerij.
" 2. Zijn geld zou verzekerd worden: dat wat in het gebouw belegd is
" in het gebouw zelf; het geld, ten koste gelegd aan de drukkerij, in
" de voorwerpen zelf die zijn eigendom zouden blijven.
" 3. Ik zou mijn medewerking en die van een clericus ter beschikking
" stellen en de huur van de ruimte.
" 4. De drukkerij zou van gemeenschappelijk nut zijn en op een vast te
" stellen tijdstip zou er rekenschap worden gegeven.
" 5. Op de werken die de E.H. Rosmini zal laten drukken zal een kor-
" ting verleend worden van vijf procent op de voor de klanten vastgestelde
" prijzen.
" 6. Allen beijveren zich om werk te verschaffen en ervoor te zorgen
" dat alle zaken ordelijk verlopen.
" 7. Winsten en kosten voor rekening van beide partijen.
"
Ik weet niet of ik mijn bedoeling goed heb geformuleerd, maar de
" E.H. Rosmini zal wel weten toe te voegen en te schrappen, en ook
" veranderingen aan te brengen waar dat nodig is; en ik richt mij vol-
" komen naar hem.

1.9 Page 9

▲back to top
- V/5 -
"
Intussen dank ik U voor de vriendelijke gevoelens die U ten op-
" zichte van mij tot uitdrukking heeft gebracht en terwijl ik voor de Eer-
" waarde Pater generaal en ook voor U alle zegen des Heren afsmeek, beveel
" ik mij eerbiedig in uwe gebeden aan en verblijf,
"
van uw zeereerwaarde
"
de gehoorzame dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
Het ontwerp van Don Bosco, dat al mondeling uiteengezet was, bestond in het
tot drukkerij bestemmen en inrichten van een lokaal in het gebouw zelf van het
Oratorio van Valdocco. Op zijn brief antwoordde Pater Devit per 21 januari in op-
dracht van de hoogeerwaarde Pater-generaal. Hij deelde hem mee dat de E.H. Rosmini
na rijp beraad tot de slotsom gekomen was, niet tot een besluit met betrekking
tot de drukkerij te kunnen komen, alvorens het lokaal gezien, en een onderhoud met
hem zelf in Turijn gehad te hebben, om de moeilijkheden te effenen die in een der-
gelijke aangelegenheid te verwachten waren. Daarom zou Rosmini binnen enkele
maanden een geschikt iemand sturen om met Don Bosco dat onderhoud te hebben.

1.10 Page 10

▲back to top
- V/6 -
H O O F D S T U K II
DE DECENNIA VAN HET ORATORIO – CONFERENTIE: VOOR HET EERST
NEMEN DE MEDEWERKERS VAN DON BOSCO DE NAAM VAN SALESIAWEN AAN -
PREKEN MET UITWERKING - HET FEEST VAN DE H. FRANCISCUS VAN SALES
EN DE BELONING VOOR GOED GEDRAG VOOR DE SEMINARISTEN EN VOOR DE
JONGENS - DE MAANDELIJKSE BELOFTE - HELDHAFTIGE NAASTENLIEFDE
VAN DON BOSCO BIJ HET BEVRIJDEN VAN ZIJN JONGENS VAN HEVIGE
PIJNEN.
In een aantekening heeft Don Bosco de opmerking nagelaten: "Wie aandachtig
toeziet, staat er verbaasd over hoe gedenkwaardig de decennia van het Oratorio
zijn. Het eerste decennium zou men kunnen noemen: Het zwervende Oratorio. In het
tweede decennium heeft het een vaste plaats en onderdak gekregen en die p e r i o d e
zou men kunnen omschrijven als: Het gevestigde Oratorio, met daaropvolgende in-
richting van het huis. In het derde decennium begon men enkele huizen te ope-
nen, zoals Mirabello en Lanzo en daarna al de andere in Italië, en dat zou men
kunnen noemen: het decennium van de uitwendige groei. In het begin van het
vierde decennium begon de Congregatie haar vleugels buiten Italië uit te slaan,
ging naar Frankrijk met het huis van Nice en Marseille en vloog naar de nieuwe
wereld door zijn colleges te stichten in de Republiek Argentinië en in die van Uru-
guay; en deze periode zou kunnen heten: De uitbreiding over de wereld."
Maar thans bevinden wij ons nog in het tweede decennium en Don Bosco
gaat verder. Men zou kunnen zeggen dat in 1854 de poëtische periode van het Ora-
torio was afgelopen en dat het positieve gedeelte begon. De jongens gingen niet
langer meer naar school met hun eigen lepel op zak, en er was een zaal als eet-
zaal aangewezen met al wat daarin nodig was. De komst daarna van Don Vittorio Ala-
sonatti, een rustig mens en een man van orde, had mij in staat gesteld orde in het
huis te brengen, daar ik nu niet meer alleen was. Toen begon ik enkele aanteke-
ningen te maken van de belangrijkste dingen die het Oratorio betroffen. Deze be-
stonden echter veeleer uit een korte aanduiding dan uit uitweidingen.
Daar echter de feestdag van de H. Franciscus van Sales naderde, ging Don Bos-
co door met in de ziel van enkele zijner leerlingen een vage voorstelling op te
roepen van een kloostercongregatie. Daartoe riep hij een vergadering bijeen, waar-
op hij sprak over het vele goede dat velen, gezamenlijk verenigd, zouden kunnen
doen voor de evennaaste in het algemeen en voor de kinderen in het bijzonder. De
seminarist Rua hield er aantekening van in een van zijn geschriften, dat nog in
de archieven wordt bewaard. "Op de avond van de 26ste januari 1854 vergaderden

2 Pages 11-20

▲back to top

2.1 Page 11

▲back to top
- V/7 -
wij in de kamer van Don Bosco. Aanwezig waren Don Bosco, Rocchietti, Artiglia,
Cagliero en Rua. Er werd voorgesteld om met de hulp des Heren en van de H. Fran-
ciscus van Sales een proeve van praktische beoefening der naastenliefde te onder-
nemen om daarna tot een belofte te komen; en vervolgens, wanneer dit mogelijk en
passend was, er een belofte aan de Heer van te maken. Op die avond werd de naam
van Salesianen gegeven aan degenen die zich een dergelijke oefening voornamen.
Dat voorstel maakte een grote indruk op de brave seminaristen, omdat het
weerklank vond in hun harten, die eveneens voorbereid waren door zijn preken,
waarin hij de gedachten welke hij de anderen ingaf aan zijn geheime bedoelingen
aanpaste. Hij deed zijn toehoorders vooral de godsdienstige waarheden be-
grijpen door op de preekstoel feiten uit de kerkgeschiedenis of uit het
leven der Pausen uiteen te zetten. Om zich ervan te vergewissen dat men
hem ook begrepen had, en mede om de wedijver aan te wakkeren, was hij
gewoon bij het einde van zijn uiteenzetting het woord te geven aan enkele
van zijn toehoorders - nu eens aan internen, dan aan externen - en hen te
vragen tot welke overwegingen die geschiedenissen hen brachten en welke
les men eruit zou kunnen trekken. Op die manier verplichtte hij allen aan-
dachtig te blijven en wakkerde hij hun scherpzinnigheid aan. Vervolgens
verzamelde hij uit de ontvangen antwoorden de verschillende normen die
eruit op te maken waren. Hij verduidelijkte ze met een algemeen beginsel
door ze toe te passen op het leven van zijn jongens; en zodoende verbond
hij de onderrichting met het zedelijke leven. Bewonderenswaardig was in
dat opzicht de eenvoud en de ordelijkheid, de helderheid, de liefde waar-
mee hij de banden van broederschap van de eerste christenen schetste, de
kinderlijke eensgezindheid van de bedienaren van het altaar met de Paus
en met hun bisschoppen, de vurige deugdzaamheid van de eerste klooster-
orden alsook de inspanningen van de apostelen en de bekeringen der vol-
ken. Vervolgens ondervroeg hij een der seminaristen openlijk wat de oor-
zaak was van zulke prachtige resultaten en men kwam onder algemene aan-
dacht tot het besluit: "De gehoorzaamheid verenigt, vermeerdert de krach-
ten en bewerkt met Gods genade belangrijke werken."
Door de preken van Don Bosco en door zijn schitterende voorbeelden voel-
den velen in hun hart het zaad der klooster- of priesterroeping ontkiemen en tot
wasdom komen, die hen tot sieraden van de Oratoria en van de Kerk maakten. Hij
trachtte hen te vormen in de praktijk van de verschillende voor hun levens-
staat noodzakelijke deugden, vooral in de geest van nederigheid en van offerzin
ook voor wat de dagelijkse en gewone bezigheden betrof, en bij de seminaristen
drong hij erop aan dat zij voor iedereen een voorbeeld van gehoorzaamheid zou-
den zijn.
Intussen naderde het feest van de patroonheilige van het Oratorio van Val-
docco. Wij hebben al verteld dat Don Bosco, als prikkel tot en beloning voor het
goede gedrag van de opgenomen jongens, een lofwaardige praktijk had ingevoerd, die
vele jaren lang van kracht bleef. Het was het toekennen van een prijs aan dege-
nen die met algemene stemmen voor de besten gehouden werden. De uitreiking van
deze prijzen vond gewoonlijk op de avond van het feest van de H. Franciscus van
Sales plaats, zowel aan de studenten als aan de vakleerlingen. In de week ervoor
schreef elk van de leerlingen op een blaadje de namen van een bepaald aantal van
zijn kameraden wier gedrag op godsdienstig en moreel gebied naar zijn mening het
beste was. Tussen degenen die stemden kon niet van te voren iets overeengekomen
worden en zij gaven ook geen motivering van hun stem. De oversten bemoeiden er
zich niet mee en gaven evenmin advies voor dergelijke stemmingen, die dus volko-

2.2 Page 12

▲back to top
- V/8 -
men vrij waren. De ondertekende briefjes werden bij Don Bosco ingeleverd. Hij
zocht ze uit, en de namen van de zes, acht, tien en ook meer jongens die
meerdere stemmen kregen, ofwel door de anderen verschillende malen op de
afzonderlijke lijsten geplaatst werden, werden op die avond voorgelezen en
de jongens plechtig beloond met een of ander boek, in aanwezigheid van
allen, oversten en leerlingen. Het is de moeite waard te overwegen dat het
door de kameraden gegeven oordeel telkens zo juist en verstandig was, dat
dat van de oversten zelf niet beter had kunnen zijn. Nooit beleefde men dat
iemand een prijs kreeg die dat niet verdiende. En degenen die de zaak beet
wilden nemen hadden nooit succes. Niemand is inderdaad beter in staat ons
te kennen, te weten waar we ons ophouden, wat we doen en, zonder dat we er
erg in ebben, onze handelingen en woorden beter waar te nemen. Deze prijs-
toekenning na slechts drie maanden sinds de jongens in het Oratorio geko-
men waren, was niet alleen een grote aansporing tot het goede, maar een
waarschuwing en een openbaring voor degenen die geen enkele stem gekregen
hadden.
In dat jaar echter was er bij de stemming, doch slechts als enige
uitzondering, iets nieuws ingevoerd: de jongens zouden namelijk ook stem-
men toekennen aan de seminaristen.
In een door Don Bosco zelf geschreven register valt te lezen: "In
dat jaar waren bij de plechtige prijsuitreiking op de feestdag van de H.
Franciscus van Sales bij uitzondering Michele Rua en Guiseppe Rocchietti onder
de seminaristen begrepen. Onder de studenten die met een prijs vereerd wer-
den, bevonden zich Bellisio, Artiglia, Cagliero. Het lot werd getrokken
door Mag. Turchi, Angelo Savio, L. Pepe, Comollo."
In dat register is het punt voor moreel gedrag aangetekend van alle
jongens van het huis, die op dat ogenblik 76 in getal waren, en wel van
1 november 1853 tot 1 augustus 1854. Ook valt er het totale maandelijk-
se punt voor gedrag, voor godsvrucht en studie-ijver van de seminaristen
in te lezen. Tot dezen behoren, behalve Domenico Marchisio, nog enkele an-
deren die wij nog niet genoemd hebben. Namelijk: Giuseppe Olivero, Gio-
vanni Luciano, Luigi Viale. De reden waarom twee seminaristen het geeste-
lijke gewaad aflegden, wordt belicht door het stemmental dat hen in de
voortgang van het jaar successievelijk ten deel viel alsook door een ver-
klaring van Don Bosco zelf. Zij waren bijzonder nalatig in het bijwonen van
de godsdienstoefeningen, verloren veel tijd zonder te studeren en hun ge-
sprekken en handelingen waren weinig voorbeeldig.
Ook de punten voor het gedrag van de seminaristen werden af en toe
op de vastgestelde dagen openlijk voorgelezen samen met die van de jon-
gens. En niemand nam daar aanstoot aan of verwonderde zich erover. Het Ora-
torio was het rijk van de ware democratie. Seminaristen, studenten, arbeidende
jongens behandelden elkaar over en weer met broederlijke vertrouwelijkheid,
en zij tutoyeerden elkaar niet alleen toen, maar ook toen zij mannen ge-
worden waren en het maatschappelijke verschil een andere gedragslijn in dat
opzicht scheen te vereisen. De ware genegenheid kent geen verandering, en
zodanig was ook die, welke hun werd toegedragen door de heldhaftige liefde
van Don Bosco: standvastig, edelmoedig, bereid tot elk offer voor zijn zo-
nen. Hij verheugde zich wanneer zij zich verheugden, leed wanneer zij le-
den, weende bij hun tranen, was gelukkig in hun geluk, ja hij werd zelfs
ziek wanneer zij ziek werden. Met de H. Paulus kon hij de verzekering
geven: Quis infirmatur et ego non infirmor? Hij werd zelfs ziek opdat de
anderen zouden genezen. In de eerste jaren van het Oratorio wendde hij
zich, telkens wanneer een jongen geplaagd werd door koorts, kiespijn, hoofd-

2.3 Page 13

▲back to top
- V/9 -
pijn of maagkrampen, tot de Heer met de smeekbede de kwaal van de arme jongen
weg te nemen, en vroeg hij deze penitentie voor zichzelf. En hij werd ver-
hoord!
Als een jongen zich niet goed voelde, zei Don Bosco tegen hem: "Kom-
aan, houd goede moed, ik zal een deel van je pijn op me nemen." Hij zei
dat lachend, maar daarna werd hij overvallen door hoofdpijn, of door oorpijn of
verschrikkelijke kiespijn en de jongen voelde zich op hetzelfde ogenblik
van de last bevrijd. Toen hij na enkele jaren echter opgemerkt had, dat
hij zijn plichten niet meer kon vervullen als hij niet gezond was, en zijn
tegenwoordigheid noodzakelijk was voor de goede gang van zaken in het Ora-
torio, besloot hij zoiets niet meer te vragen. "Ik zou wel gek zijn"! zei
hij tot de jongens, zoveel mogelijk zijn deugd verbergend; maar de jongens
wisten wel hoeveel deze goede vader van hen hield, ook al bleef hij deze
heldhaftige akte van liefde malligheid noemen.
Op zekere dag zag hij een jongen die door zo een vreselijke kiespijn
gekweld werd, dat de arme knaap er gek van dacht te worden. Don Bosco zei
tegen hem: "Houd maar goede moed. Ik ga de Heer vragen dat hij mij een
deel van je pijn geeft." - De jongen antwoordde dat hij beslist niet wil-
de Don Bosco te zien lijden, maar de goede overste hield woord.
Toen het avond geworden was voelde Don Bosco, toen hij nauwelijks
klaar was met eten, een kiespijn die hand over hand toenam zodat hij zelfs
zijn moeder moest roepen en tegen haar zei: "Blijf in 's hemelsnaam bij
me, want ik ben bang dat ik nog uit het raam zal springen. Ik ben bang
dat die pijn me nog van het verstand beroven zal." - Niettemin had hij, evenmin
als anders, spijt van zijn offer. Hij wilde de Heer niet vragen hem van die
kwelling te verlossen en onderwierp zich aan de gevolgen van zijn offer.
De brave Margherita zat in zak en as en wist niet wat ze moest
doen, noch welk geneesmiddel ze te baat kon nemen. Op die manier bracht
Don Bosco een deel van de nacht door totdat hij, toen de pijn plotseling
ondraaglijk geworden was, de jonge Buzzetti liet roepen en hem verzocht
hem naar een tandarts te vergezellen. Ze gingen dus op zoek en zagen bo-
ven een deur het naambord van Camusso, koninklijk tandarts. Zij klopten
aan en de deur werd opengemaakt, doch een jongen, die kwam kijken wie er
was zei, dat de heer Camusso zich op dat uur te bed bevond. "Laten we zien
of hij kan komen om me te behandelen, ik verga van de pijn!"
"Kom dan maar mee", antwoordde die jongen: "mijn vader weet wat dat
voor pijn is en zal wel opstaan."
Inderdaad verscheen de heer Camusso. Hij onderzocht de tanden, maar
zag er geen die aangetast was, ze waren allemaal gezond. Alleen de hele
kaak was op een onbeschrijflijke manier ontstoken.
"Wat nu gedaan"? zei de tandarts. "Er zit niets anders voor ons op
dan het uiterste middel toe te passen, zoals wanneer in een vat de drank
begint te gisten. We zullen op goed geluk een tand moeten trekken."
Het was een zware beproeving, zich een kies te moeten laten trekken
die gezond en wel en met de andere verbonden was; maar in de toestand waar-
in Don Bosco zich bevond zou hij ze zich allemaal hebben laten trekken.
Niet bang dat hij nog erger pijn zou te verduren krijgen dan hij al had,
nam hij plaats en met een ruk werd de tand getrokken. Hoewel de tandarts
zo zachtzinnig mogelijk te werk ging raakte Don Bosco toch bewusteloos en
er moest hem iets worden toegediend om hem weer bij te brengen.

2.4 Page 14

▲back to top
- V/10 -
Hij keerde naar huis terug, en de pijn die al minder geworden was, verliet
hem tenslotte helemaal. Ook de jongen was genezen.
In deze edelmoedige liefde van Don Bosco voerde echter ongetwijfeld de
gave der genezing de boventoon en daar ging hij mee door zolang hij leefde. Als
ooggetuige, vertelt ons Don Giovanni Turchi in een geschrift uit de eerste tijd,
verschillende wonderbaarlijke feiten van allerlei aard die door Don Bosco bewerk-
stelligd waren, waarbij hij ons de verzekering geeft dat hij zoveel mogelijk op
de juiste data gelet heeft, en op de nauwkeurigheid van de door hem verhaalde ge-
beurtenissen, daar hij, wat dat betreft, liever dingen, die misschien waar, doch
onzeker waren wegliet, dan ten koste van de waarheid twijfelachtige gevallen vast
te leggen hoewel die misschien gebeurd waren. In de voorgaande delen hebben wij
daar al gebruik van gemaakt en wij zullen dat in het vervolg van onze geschie-
denis nog vaker doen, vooral door gewag te maken van genezingen met vermelding
van het jaar waarin zij plaatsvonden. Voor het ogenblik beperken we ons tot twee
gevallen.
Vóór 1850 kreeg een jongen, die het zondagsoratorio bezocht, iets aan een
been dat begon te etteren uit verschillende gaten, zo erg dat het afschuwelijk
was om te zien. Er dreigde koud vuur in te komen. Zijn ouders lieten Don
Bosco roepen, die niet aarzelde erheen te gaan en, vol verdriet zeiden zij
hem dat de dokters overwogen tot amputatie van het been over te gaan.
"Nee", antwoordde Don Bosco, "dat zal niet gebeuren. Heb maar vertrouwen
en het gebeurt niet."
Daarna nodigde hij de jongen uit een belofte te doen en zegende hij hem on-
der aanroeping van de H. Aloysius van Gonzaga en van Luigi Comollo. De volgende
dag kwam de dokter, onderzocht het been en dat bleek genezen te zijn, alleen de
wonden waren nog gebleven.
De jongen stond op en het been bleef nog een beetje pijn doen, doch alleen
bij verandering van weer. Daar de jongen echter na korte tijd zijn belofte on-
trouw werd, werd hij weer even ziek als eerst. Don Bosco ging hem opzoeken en
giste meteen wat de oorzaak van dat terugvallen was. Hij liet hem toen zijn belof-
te hernieuwen, zegende hem andermaal en de ongelukkige knaap genas.
In 1853 was een jonge student, G. Turco, met zeer hevige koorts naar bed
gegaan. Hij had pijn in heel het lichaam. Hij woelde verschrikkelijk en wentelde
zich in alle mogelijke houdingen, zonder er een te kunnen vinden die hem rust
schafte; hij zuchtte en jammerde huilend. Don Bosco, die van het geval op de
hoogte gesteld was, ging de jongen na het avondeten geheel in zijn eentje opzoe-
ken, terwijl de leerlingen zich aan de recreatie begaven of deelnamen aan de
zanglessen. Op zijn beminnelijke manier wist hij de jongen tot kalmte te brengen.
Hij spoorde hem aan een levendig vertrouwen te hebben in de heilige Aloysius, en
deed hem aan deze beminnelijke heilige een bijzondere belofte afleggen. Tot slot
gaf hij hem zijn zegen onder het aanroepen van de H. Aloysius en ging van hem weg,
na hem liefdevol welterusten gewenst te hebben. Wat er met de zieke gebeurde is
niet te zeggen en niemand kan het zich herinneren. Hij werd ogenblikkelijk rustig
en sliep in, transpireerde en 's morgens werd hij, na aan één stuk geslapen te
hebben wakker en kwam tot de ontdekking dat hij volkomen genezen was. Don Bosco,
zorgzaam als steeds voor de gezondheid van zijn leerlingen, vroeg toen hij uit de
kerk kwam, hoe het met de zieke ging en kreeg als antwoord: "Turco zit lustig
met de anderen zijn brood te eten." - De jongen zelf vertelde: "Ik heb toen en
later het onverwachte ophouden van mijn ziekte steeds als iets buitengewoons be-
schouwd!"

2.5 Page 15

▲back to top
- V/11 -
Maar de Heer achtte een plotselinge of overhaaste genezing niet altijd
op haar plaats, en dan demonstreerde de liefde van Don Bosco zich op een andere
manier.
"Als een jongen ziek werd", zo verhaalde ons de theol. Ascanio Savio,
liet Don Bosco hem naar het vertrek, dat voor ziekenzaal bestemd was brengen, en
was dan gewoon hem in allerlei opzichten ijverig hulp te verlenen waartoe hij ook
anderen aanzette, zoals ikzelf heb ondervonden." - "Ik heb zijn als het ware
moederlijke zorgen ondervonden, toen ik door de tyfus bezocht werd", verklaarde
ons kanunnik Anfossi. Hoewel hij het erg druk had, liet Don Bosco niet na zijn
zieken op te zoeken, en hij haastte zich onmiddellijk naar hen toe als het een
ernstig geval betrof. Hij liet de dokter komen en hij bracht deze zelf tot bij
het bed van de zieke. Zij gingen hem zozeer ter harte dat, wanneer hij niet naar
hen toe kon gaan, hij dikwijls vroeg hoe het ging, en of ze van medicijnen
voorzien waren, en hij herhaalde het bevel dat het hun aan niets mocht ontbreken.
Hij zei altijd: "Zuinig zijn, dat kunnen we in alle andere omstandigheden doen,
maar de zieken moeten krijgen wat ze nodig hebben." Wanneer de zieke jongen
erger werd, en hij naar hem toeging, bleef hij niet alleen de hele dag bij hem,
maar ook gedurende lange uren van de nacht, en vooral zorgde hij ervoor dat de
jongens tijdig en in de vereiste gesteltenis de heilige sacramenten ontvingen.
Zijn manier van optreden was zo betoverend, zijn woorden waren zo van genegenheid
vervuld en van een heilige zalving, dat het de zieken was alsof zij nergens meer
last van hadden. "Het was een gevleugeld woord onder ons allen", zeiden Don
Turchi en Mgr. Cagliero, "dat het zoet zou zijn te sterven in het Oratorio, daar
wij de bijstand zouden hebben van onze geliefde vader."
Wanneer zij aan de beterhand waren droeg hij de prefect op bij de maal-
tijden in het bijzonder rekening met hen te houden en hun ook overvloedig van
wijn te voorzien, en hij vroeg hen met veel nadruk hoe zij zich nu voelden. "Zo
was hij nu eenmaal", zei Enria: "hij vergat zichzelf om aan ons te denken."

2.6 Page 16

▲back to top
- V/12 -
H O O F D S T U K III
KATHOLIEKE LECTUUR - DE EERSTE JAARGANG VAN
DEZE PERIODIEK -MEDEDELING VAN DON BOSCO AAN DE
ABONNEES - BEKERING VAN EEN WALDENZER DAME - MEDEDELING
VAN DE BISSCHOP VAN BIELLA OVER DE COMPLOTTEN VAN DE
PROTESTANTEN - STRAFWETTEN TEGEN DE CLERUS EN DE
OPROEPING VOOR DE MILITAIRE DIENST VAN DE
SEMINARISTEN
Met dezelfde liefde die hij zijn zonen toedroeg, ging Don Bosco zijn
gang met het drukken en verspreiden van de Katholieke Lectuur. Daar zijn eigen
werk niet toereikend was om te voldoen aan de eisen en noden van de belaagde
maatschappij, legde hij er zich op toe verschillende geleerde priesters en ook
leken in te schakelen om te schrijven over godsdienstige onderwerpen, waarbij
hijzelf aan elk de te behandelen stof aanwees. Sommigen deden er graag hun best
voor; doch anderen probeerden hem te ontlopen om niet in een dergelijke arbeid
verwikkeld te worden, terwijl het hun van de andere kant leed deed, de goede
dienaar Gods, die hen met een zo onweerstaanbare beminnelijkheid uitnodigde,
iets te weigeren.
Daarom kan men gerust zeggen dat in de eerste vijftien jaren een groot
deel van deze geschriften zijn werk waren, en dat de andere alle door hem nauw-
keurig werden gecontroleerd, bijgewerkt, en verbeterd en niet enkel voor wat de
oorspronkelijke handschriften aangaat, doch eveneens de drukproeven.
Voor de maand februari 1854 werd het anonieme dubbelnummer uitgegeven
dat tot titel droeg: "Aan de boeren - Goede gedragsregels voor de lieden van het
land, nuttig voor personen van elke stand." Het begon zo: "Ik zou U, beste vrien-
den, uw levensstaat willen doen beminnen boven alle andere. Ik zou u willen doen
begrijpen dat onder de gebruikelijke leefomstandigheden de uwe tot de meest eer-
volle behoren, tot de door God meest begunstigde, tot de vruchtbaarste aan midde-
len ter heiliging... Gij zijt de dienaren, de werklieden van de macht van de
Schepper... Wanneer gij allen uw werk zoudt neerleggen, allen tegelijk, dan zou
het leven overal een einde nemen... Uw levensstaat is het meest eerbiedwaardig
omdat God de eerste mens als verzorger van de bodem schiep." En in gulden blad-
zijden ging hij verder met de aantrekkelijkheid van het leven op het land te
beschrijven, de liefde die meer dan ergens anders tussen de landsbevolking
heerst, de vrede en de liefde in de huizen, en hun zware arbeid, even verdienste-
lijk als die van de heilige kluizenaars in de woestijnen.
Vervolgens vermaande hij tot het behouden van de eenvoud, de soberheid,
de zuiverheid van hun oude gebruiken, niet op marktdagen te gaan spelen in de
herbergen, de ijdelheid op het gebied van kleding niet in hun gezinnen toe te
laten, in tegenwoordigheid van hun kinderen en de bedienden geen ongepaste

2.7 Page 17

▲back to top
- V/13 -
gesprekken te voeren tegen de burgerlijke en kerkelijke autoriteiten.
Tot slot deed hij hun middelen ter heiliging aan de hand. Het gebed. De
verheffing van het hart tot God, met de gedachte dat God ons ziet. De heiliging
van de zon- en feestdagen. Het veelvuldig gebruikmaken van de Sacramenten. De
onderworpenheid aan de oordelen en raadgevingen van de Biechtvader. De stichte-
lijke lectuur, bijvoorbeeld de Heilige Schrift, de Kerkgeschiedenis enz., te
lezen op avondbijeenkomsten. "Alvorens echter boeken te kopen", zo merkte hij op,
"moet ge de raad inwinnen van uw Pastoor; en wel om het kwaad dat door een
slecht boek gesticht wordt ver van uw huis te houden. Neem geen boeken voor niets
aan van personen die ge nooit gekend hebt, daar er personen rondtrekken die tot
opdracht hebben drukwerken onder de bevolking te verspreiden om hen tot afvallig-
heid te brengen."
Dit boekje sloot met de volgende verklaring:
"
Aan onze abonnees,
"
"
Met het verschijnen van het drieëntwintigste deeltje van de Ka-
" tholieke Lectuur, waarmee de eerste jaargang van het abonnement afsluit,
" hebben wij eveneens voldaan aan de beloften in ons programma gedaan.
"
Daarin kondigden wij de abonnees aan dat zij maandelijks een
" boekje zouden ontvangen van op zijn minst 96 bladzijden, maar de gunstige
" ontvangst van de uitgave, de aanmoedigingen van welwillende lieden en de
" raadgevingen en verlangens, door een groot aantal van de abonnees tot
" uitdrukking gebracht, deden ons besluiten om, ongeacht de meerdere kosten
" die wij daardoor zouden moeten maken, per maand twee boekjes uit te geven
" van 50 tot 60 bladzijden, al naar de eis van de te behandelen stof, en per
" maand 108 bladzijden te leveren in plaats van 96; en zodoende 1.296 blad-
" zijden in plaats van 1.152 per jaar, zoals men kan " opmaken uit de ver-
" antwoording die wij aan het slot hebben opgenomen.
"
Wij hopen de verwachtingen der abonnees niet teleurgesteld
" te hebben, noch voor wat de zakelijke zijde aangaat, noch voor wat de be-
" ginselen en de behandelde vraagstukken betreft, waarbij wij ook rekening
" gehouden hebben met de voorstellen, die vooraanstaande personen zo goed
" waren ons te doen.
" Wij danken vooral, en het is ons een ware behoefte openlijk getuigenis af
" te leggen van deze erkentelijkheid, de Hoogeerwaarde Prelaten, die zich
" verwaardigden ons hun bescherming te verlenen; de achtenswaardige geeste-
" lijken, onze medebroeders, die met ons samen werkten; en de nobele en
" edelmoedige zielen die dit werk met hun abonnement steunden.
"
De bestendiging van deze medewerking doet ons de hoop koesteren dat
" wij, met Gods hulp, in het tweede jaar dat wij gaan inzetten, nog betere
" resultaten zullen kunnen bereiken om aan maatschappij en godsdienst dat
" goede te verschaffen, dat iedereen in deze voor alle kritieke tijden mag
" verwachten. Wanneer wij er in zullen slagen met onze krachten alleen maar
" de onzedelijkheid, het bederf van de geesten en gemoederen tot staan te
" brengen, die men met zoveel ijver en met zovele middelen steeds hardnek-
" kiger tracht uit te zaaien in ons arme vaderland, zullen wij de instrumen-
" ten ge-

2.8 Page 18

▲back to top
- V/14 -
" weest zijn waarmee God een groot goed bewerkstelligd zal hebben.
" De verdiensten daarvan zal Hij ons ten goede laten komen en al degenen die
" zich, met ons, beijveren voor de verdediging van het katholieke geloof en
" voor de verspreiding van de beginselen der christelijke deugden.
"
De instemming van de Heilige Vader, ons door middel van zijne
" Eminentie de Staatssecretaris kardinaal Antonelli, meegedeeld in de brief,
" die voor in het geschrift 20-21 is weergegeven, vervult ons hart met nieu-
" we moed en wij vertrouwen dat de zegen van de verheven Pius IX ook onze
" welwillende medewerkers ertoe zal hebben aangemoedigd, opgewekt van geest
" voort te gaan met ons de hulp te verlenen, waarmee wij in het verleden
" verblijd werden en die wij andermaal warm inroepen.
"
De vijanden van de katholieke godsdienst en van de maatschappij
" zetten met ongelooflijke ijver en met alle mogelijke middelen alles op
" alles om geest en hart van de lauwen en eenvoudigen te bederven. Het is
" onze plicht, het is de plicht van alle goedwillenden, om eveneens met
" volle ijver en met alle geoorloofde en eerbare middelen de stroom te
" keren die maatschappij en godsdienst met zijn verderfelijke golven
" probeert te ondermijnen.
"
Maar voor dit allervoortreffelijkst maatschappelijk en heilig werk
" is er eenheid nodig, eensgezindheid. Verenigen wij ons daarom, laat ons
" eensgezind zijn en werken zo hard wij kunnen. God zal onze inspanning
" zegenen, hij zal onze ondernemingen de noodzakelijke groei verlenen, en op
" een dag zullen wij de troost smaken, onze vijanden, de vijanden van het
" katholieke geloof en van de maatschappij, overtuigd te hebben van hun
" dwalingen, van hun waanbeelden ofwel zij zullen zich bekeren en zich met
" ons verenigen, ofwel zij zullen zich beschaamd en teleurgesteld, wentelen
" in het slijk van hun nederlaag, niet in staat nog meer schade te veroor-
" zaken.
"
Intussen delen wij mee dat het abonnement zal bestendigd worden op
" dezelfde basis en voorwaarden van het afgelopen jaar; dat de onderwerpen
" en de beginselen die behandeld zullen worden, in elke afzonderlijke publi-
" catie zullen worden samengevat, zodat de verschillende uitgaven niets met
" elkaar uitstaande hebben, tenzij ze een vervolg zouden vormen op andere;
" dat de directie al haar best zal doen om de abonnees tijdig de afleverin-
" gen te bezorgen die verschijnen.
"
Tenslotte berichten wij, dat er een Franse vertaling ter perse is
" van al de geschriften die in de loop van het jaar verschenen zijn, ten
" einde tegemoet te komen aan het verlangen, en te voorzien in de behoeften
" van die provincies en diocesen waar het Frans algemeen is. Wij hernieuwen
" nog eens de waarschuwing die op de omslag van aflevering 20-21 staat
" vermeld."
Deze laatste waarschuwing had betrekking op de abonnees in Savoye.
Met deze toelichting ging de Katholieke Lectuur het tweede jaar van haar
bestaan in. Ten einde ze aan te bevelen had Don Bosco bij Doyen 3.000 circulai-
res laten drukken, en in maart gaf hijzelf in twee afleveringen een uiteenzetting
over een tijdeigen voorval onder de titel: Bekering van een Waldenzer dame. Het

2.9 Page 19

▲back to top
- V/15 -
is een werkelijk gebeurde geschiedenis, waaruit alleen enkele omstandigheden zijn
weggelaten waarvan de openbaarmaking toen niet opportuun was. De heldin van het
treurige voorval is een uit ketterse ouders geboren meisje. Naijverig als zij is
op de vrede die haar katholieke vriendinnen in hun geloof vinden, laat zij zich
in stilte onderrichten door de Pastoor. De protestantse dominee gaat tegen haar
in. Haar vader straft haar en sluit haar op, maar op wonderbaarlijke wijze weet
zij het huis te ontvluchten en ze laat zich opnemen in de schoot van de Kerk,
ondanks de listen en lagen van de vijanden van haar ziel.
Dit boekje is voorzien van de volgende gezaghebbende inleiding:
"Tot nu toe hebben de protestanten gratis op grote schaal nu eens de ver-
valste Bijbel, dan weer geschriften verspreid, die openlijk in strijd zijn met
de dogma's, vijandig aan de eredienst, en aan de zedenleer van de Katholieke
Kerk. Daar zij echter gezien hebben dat dit manoeuvre zonder uitwerking bleef,
trachtte men de gewetens met goud te kopen! Maar thans gaat men verder. Bij de
heiligschennis en het goud voegt men thans het bedrog; een nieuwe schelmenstreek
waartoe alleen de helse vijand van het goede in staat is. Om ons heen, evenals in
andere provincies van de Staat, zoeken omgekochte en gehuurde lieden, schijnbaar
met het doel iets te verhandelen of te vervaardigen, toegang tot winkels en
huizen, en verspreiden er boekjes, hetzij gratis of tegen slechts heel geringe
kosten, boekjes vol ketterijen en godslasteringen, en die voorop van de fraaiste
titels voorzien zijn, om de onvoorzichtigen erin te laten lopen en in de gezinnen
het ergste, want minst verdachte, vergif toegang te doen vinden."
Zo schreef de Bisschop van Biella aan zijn diocesanen in een Mededeling van
15 maart 1854, waarin hij hun nuttige raadgevingen en voorschriften gaf. En Don
Bosco voegde eraan toe: "De vijanden van het katholicisme, broeders, in het bij-
zonder de protestanten, stellen alles in het werk om ons het geloof te ontnemen.
Wij bidden en smeken ten zeerste al degenen, wie het behoud van de godsdienst
hunner vaderen ter harte gaat, zich met ons te verenigen voor de verdediging van
het geloof, het schoonste geschenk dat ons door de goddelijke barmhartigheid
geschonken is en ons met hun werk te helpen bij de verspreiding van de Katholieke
Lectuur die juist wordt uitgegeven om de dwalingen die men verbreidt bekend te
maken opdat in ons volk het Katholiek Geloof in stand gehouden worde, dat uit-
sluitend het kenteken van de waarheid draagt en waarbuiten het onmogelijk is God
te behagen en zalig te worden."
Maar de Waldenzen werden des te brutaler omdat zij wisten dat zij onge-
straft zouden blijven, terwijl de katholieken de zwartste laster niet bespaard
bleef.
In januari 1854 hadden de bisschoppen bij de Koning geprotesteerd tegen de
geestelijkheid in de schoenen geschoven ernstige en onrechtvaardige beschuldi-
gingen van opstandigheid en zij hadden hem de raad gegeven de meningsverschillen
met de Heilige Stoel bij te leggen. Doch bij wijze van antwoord diende Urbano
Rattazzi, minister van justitie, bij de kamer voorstellen in tot wijziging van
het wetboek van strafrecht. Terwijl er veel gematigd werd van wat eerst was
vastgesteld tegen de beledigers van de godsdienst, drong hij erop aan dat de
bedienaren van de eredienst, die in de openbare uitoefening van hun ambt uitla-
tingen deden die kritiek behelsden op instellingen of wetten van de Staat, met
gevangenisstraf beboet zouden worden van drie maanden tot twee jaar. Wanneer

2.10 Page 20

▲back to top
- V/16 -
vervolgens de kritiek in geschrift zou beoefend worden of in andere documenten,
gelezen op openbare bijeenkomsten of in andere vormen zou worden gepubliceerd,
zou de gevangenisstraf uitgebreid worden van zes maanden tot drie jaar. In beide
gevallen kwam er een geldboete bij die tegen de tweeduizend lire liep. Op 16
maart werd de wet door het parlement goedgekeurd met 93 stemmen tegen 33.
De Sub-Alpijnse en Ligurische bisschoppen verzochten de Senaat toen, bij
brief van 30 maart, de katholieke geestelijkheid dezelfde vrijheden en rechten te
verzekeren die de Grondwet aan alle burgers toestond. De Senaat keurde de wet met
enkele wijzigingen goed en de Koning sanctioneerde ze op 5 juli.
Doch dat was nog niet alles. Nadat de regering op het einde van het vooraf-
gaande jaar het ontwerp van een wet op de militaire dienstplicht had voorbereid,
had de Kamer van afgevaardigden art. 98 van de volgende inhoud goedgekeurd. "Ont-
slagen van medevorming van het contingent zijn, in een aantal, dat in verhouding
staat tot de behoeften van de eredienst, ieder jaar en in ieder diocees vast te
stellen en te bekrachtigen bij Koninklijk besluit, uit te vaardigen op voordracht
van de minister van Justitie, de dienstplichtigen die zijn:
1°) Katholieke leerlingen in kerkelijke opleiding voor wie van tevoren door
de Bisschoppen van hun diocees ontheffing van de loting is gevraagd.
2°) De aspiranten voor de bediening van andere erediensten van godsdiensti-
ge gemeenschappen die door de Staat zijn toegestaan, voor wie, als in het vorige
lid, door de oversten van hun confessie ontheffing is gevraagd.
Uit dit artikel vloeide voort dat de vrijstelling der seminaristen van de
dienstplicht ophield een voorrecht, een recht, te zijn, om te worden tot een
gunst van de zijde van de vorst; en dat deze gunstverlening zich uitstrekte tot
de Waldenzen, tot de Joden en tot welke andere sekte ook die over voldoende geld
beschikte om zich van een paar dozijn volgelingen te verzekeren.
De bisschoppen hadden hun toevlucht gezocht tot Koning en Senaat, aantonend
dat er in vele diocesen gebrek aan priesters was, maar op 2 februari 1854 namen
de senatoren de wet met 50 tegen slechts 12 stemmen aan. De Koning sanctioneerde
ze op 20 mei. Iedere bisschop had de bevoegdheid een seminarist te werven op elke
twintigduizend diocesanen, maar in de gevallen waarin de seminarist voor zijn
zesentwintigste jaar geen der hogere wijdingen zou ontvangen zou hij van de vrij-
stelling uitgesloten worden. Voor de protestantse bedienaren bestond deze hinder-
paal niet.

3 Pages 21-30

▲back to top

3.1 Page 21

▲back to top
- V/17 -
H O O F D S T U K IV
HET SEMINARIE VAN TURIJN VERKOOPT EEN TERREIN AAN DON
BOSCO - ANDERE PLANNEN VOOR DE OPRICHTING VAN EEN DRUKKERIJ
- BRIEVEN VAN DON BOSCO AAN ROSMINI EN DIENS ANTWOORD -
KATHOLIEKE LECTUUR: VERZAMELING VAN ACTUELE MERKWAARDIGE
GEBEURTENISSEN - EEN BOEKBINDERIJ, DE DERDE WERKPLAATS IN
HET ORATORIO
De besprekingen met de E.H. Rosmini over de vestiging van een drukkerij
vonden voortgang. Men had het plan, om daarvoor enkele ruimten van het in aanbouw
zijnde hospitium in te richten laten varen en het plan opgevat op een geschikt
terrein een afzonderlijk gebouw daarvoor op te richten. Daartoe had men het oog
laten vallen op het driehoekige terrein van ongeveer 38 are, dat door het semi-
narie van Turijn, vertegenwoordigd door de rector kanunnik Vogliotti, aan Don
Bosco was verkocht. De overeenkomst was na verkregen goedkeuring gesloten bij
besluit van 28 februari 1850 door Mgr. Fransoni, afgevaardigde van de Heilige
Congregatie van Bisschoppen en Ordeoversten van 1 december 1849. Op 5 februari
1850 werd het koninklijk exsequatur verkregen.
De top van de driehoek begon bij de scherpe splitsing van de twee wegen
Giardiniera en Cottolengo, en deze splitsing is nog zichtbaar op de speelplaats
van het Oratorio, naderhand naar Maria, Hulp der Christenen genoemd. De basis van
de driehoek viel buiten de helft van deze ruimte, thans door onze kerk in beslag
genomen.
Nu had Don Bosco op 18 juni 1851 voor 2.500 lire een gedeelte van de grond
die het seminarie hem had afgestaan, verkocht aan de heer Giovanni Battista Co-
riasco, te weten een rechthoekig stuk van 17 meter lengte aan de via Cottolengo
en 19,40 m. diepte, een stuk dat ongeveer de hele ruimte van ons tegenwoordige
portiersverblijf in beslag nam. De heer Coriasco had hier een huisje van één
verdieping gebouwd, met twee aan elkaar parallel lopende vleugels en hij woonde
er als meubelmaker. In hetzelfde jaar 1851, op 20 november, had Don Bosco aan
Giovanni Emanuel, eveneens in eigendom afgestaan een stuk van 0,199 hectare ten
oosten van het huisje van Coriasco, voor de som van 1.573 lire.
Daar hij de beide bovengenoemde eigendommen kon terugkopen, stelde Don
Bosco ze aan de E.H. Rosmini voor als een heel geschikte gelegenheid voor de
verwerkelijking van hun eigen plan. De E.H. Rosmini had daarom andermaal ge-
schreven aan Don Bosco. Hij vroeg hem om inlichtingen, terwijl hij hem opdroeg
de onderhandelingen met Coriasco en Emanuel op gang te brengen, terwijl hij hem
erop wees dat het gewenst zou zijn contact op te nemen met de Aartsbisschoppe-

3.2 Page 22

▲back to top
- V/18 -
lijke curie. Deze brief is niet in de archieven terug te vinden, maar de inhoud
ervan valt af te leiden uit een schrijven van Don Bosco.
" Aan de Hoogeerwaarde Heer Don Antonio Rosmini Stresa
"
Hoogeerwaarde Heer,
"
Ik kan niet minder doen dan U, Hoogeerwaarde, danken voor de
" welwillende gevoelens die U te mijnen opzichte tot uitdrukking hebt ge-
" bracht. U zegt mij, te zullen doen wat U kunt. Ook ik van mijn kant zal
" doen wat ik kan, opdat onze plannen verwezenlijkt zullen worden tot meer-
" dere eer van God en het heil van de zielen. Er zullen nog enkele wijzigin-
" gen moeten worden aangebracht in de gestelde voorwaarden, om het hele
" terrein tot onze beschikking te krijgen.
"
Het zou voor mij een nogal ernstige voorwaarde zijn het huis
" met het aan Coriasco verkochte terrein en het ten oosten en ten noorden
" daaraan grenzende terrein terug te verwerven met de verplichting het niet
" te verkopen. Ik geloof dat het beter zou zijn indien u zowel het terrein
" als het huis zoudt kopen, waardoor er twee moeilijkheden zouden zijn op-
" gelost. Daar u mij zegt op het ogenblik een dergelijke uitgave niet te
" kunnen doen, zou ik deze hindernis voor een deel kunnen opheffen door het
" bedrag van dat zeventigtal vierkante meter bij te dragen, d.w.z. wat het
" gewone stuk, dat geen moeilijkheden oplevert, te buiten gaat, ter aflos-
" sing van een deel van mijn schuld aan u, terwijl u de kosten voor uw re-
" kening neemt ten aanzien van Coriasco, die in hun geheel ongeveer achtdui-
" zend vijfhonderd frank zouden bedragen, waarvan er thans slechts drie-
" duizend betaald zouden moeten worden.
"
Ik neem het wel op me de onderhandelingen te voeren met Coriasco om
" van hem iedere mogelijke tegemoetkoming te verkrijgen. Ik merk hier echter
" op, dat U bijzondere behoefte zult hebben aan die werkplaatsen van Corias-
" co. Zodra er een begin gemaakt moet worden met bouwen, is een onderdak van
" voldoende capaciteit om de vele zaken die worden aangevoerd te bergen, met
" enkele vertrekjes voor een assistent en voor een huishoudster, onontbeer-
" lijk; dat zou er dan al zijn.
"
Vandaag ben ik bij de stadsarchitect geweest en die zei me dat hij
" te allen tijde de omtrek kon vastleggen. Doch daarvoor is het noodzakelijk
" een bouwplan voor te leggen, aan de hand waarvan de bouwraad zulk een
" besluit zou kunnen nemen. Die drukte neem ik op me.
"
Hoewel de kosten der akten gewoonlijk ten laste zijn van de koper,
" wil ik deze niettemin voor de helft op mij nemen, zoals U zegt; en dat om
" de onderneming te vergemakkelijken.
"
Voor wat de bespreking hierover met onze vicaris-generaal betreft,
" acht ik het beter deze nog uit te stellen, en wellicht zal het beter zijn
" de gelegenheid aan te grijpen, wanneer iemand van het Instituut naar Lyon
" gaat om er mondeling met de Aartsbisschop zelf over te spreken. Hierover
" te spreken met onze vicaris zou wellicht moeilijkheden veroorzaken waar
" er, naar ik geloof, geen zijn. Wanneer U van een andere mening bent, wil U
" het mij wel

3.3 Page 23

▲back to top
- V/19 -
" zeggen; dan zal ik gaarne handelen volgens wat u voorstelt.
"
Nu de zaken zich in dit stadium bevinden, geloof ik dat u een ge-
" volmachtigde kunt zenden, die de grenzen aangeeft waarbinnen wij ons te
" houden hebben, en hier ter plaatse zullen wij alles in orde brengen; want
" dit plan voldoet mij ten zeerste en ik verlang ernaar dat het uitgevoerd
" en tot een goed einde gebracht zal worden.
"
Ik merk tenslotte op dat iemand het resultaat van deze onderhan-
" delingen afwacht om het terrein over te nemen dat ik hem eventueel zal
" kunnen verkopen. Bovendien, wanneer we thans kunnen beginnen met het aan-
" schaffen van de materialen die nodig zijn, zouden we een korting genieten
" van niet minder dan vijftien percent, iets wat na de maand april niet meer
" het geval zou zijn. Ziedaar wat ik uit de grond van mijn hart als ant-
" woord te bieden heb op uw gewaardeerde brief, daarbij bereid, elke vader-
" lijke raad op te volgen die u zou willen geven, omdat het hier niet gaat
" om het "tijdelijke voordeel van het Instituut van het Oratorio, doch om
" de bevordering van Gods eer en het heil van de zielen.
"
Moge de Heer u zegenen evenals uw verdienstelijke Instituut en,
" terwijl ik u alle goeds van boven toewens, beveel ik me aan in uw god-
" vruchtige gebeden, en stel ik mij in uw dienst zoveel ik kan.
"
"
van Uw hoogeerwaarde,
"
de gehoorzame en genegen dienaar in
"
Jezus Christus,
" Turijn, 24 februari 1854
Bosco Giovanni, pr.
Op deze brief reageerde de E.H. Rosmini met een andere brief.
"
Stresa, 2 maart 1854
"
"
Geliefde en Eerwaarde Heer en Broeder in Jezus Christus,
"
"
Uw gewaardeerde brief geeft mij veel te denken, omdat ik, hoewel
" het voor het ogenblik slechts mijn bedoeling is één enkele vleugel van het
" gebouw op te trekken, voorzover strikt noodzakelijk voor het doel, niette-
" min vrees dat anderen naderhand zullen zeggen: "Coepit aedificare et non
" potuit consummare". Ik zou u dan ook willen verzoeken te besluiten mij nog
" iets méér tegemoet te komen dan u beloofde. Ik stel u daarom voor dat ik
" eveneens op me neem het stuk Coriasco te kopen, doch niet meer, en op
" voorwaarde dat u iets teruggeeft van het kapitaal van twintigduizend lire,
" terwijl de voorwaarden voor het overige gedeelte blijven bestaan.
"
Wat de met de heer Coriasco overeen te komen prijs betreft verlaat
" ik me geheel op u. Tegen de prijs van 350 lire per tavola zou het terrein
" de 3.500 lire niet kunnen overschrijden; dan komt er het gebouw bij waar-
" van ik niet weet wat het gaat kosten. Maar alles bijeen ben ik er zeker
" van dat u het gemeenschappelijke belang zult behartigen.
"
Het is op het ogenblik niet mogelijk het gemeentebestuur het plan
" van het op te richten gebouw voor te leggen, daar de architect daarmee
" nog niet gereed is, doch het zal intussen voldoende zijn de

3.4 Page 24

▲back to top
- V/20 -
" stadsarchitect te zeggen dat men het terrein met een muur wil omgeven en
" dat men later, wanneer er met bouwen begonnen wordt, het plan voor zal
" leggen. Wat deze afsluiting aangaat: die kunt u in tekening laten brengen
" en een middelmatige hoogte van de muur vaststellen, en op dat in kaart
" gebrachte tracé, zal genoemde architect ongetwijfeld de omtrek vaststel-
" len, wat nodig is alvorens het koopcontract kan worden getekend, waarin
" genoemde lijn dient te worden aangeduid evenals trouwens de diepte.
"
Wat de hoffelijkheid betreft die ik dacht in acht te moeten nemen
" ten opzichte van die monseigneur de vicaris-generaal, zal ik mij houden
" aan uw raad.
"
Ik zie gaarne een gunstig antwoord van u tegemoet, waarop ik vast
" ik vast vertrouw, en ik zal personen ter plaatse zenden, hetzij voor de
" aankoop of voor de onmiddellijke voorziening van materialen.
"
In deze verwachting beveel ik me aan in uw gebeden en is het mij
" een eer in alle eerbied en genegenheid in Jezus Christus te zijn,
"
uw onderdanige en gehoorzame dienaar en broeder,
"
Antonio ROSMINI
"
Prep. G.D.S.D.C.
Uit het geheel van deze onderhandelingen kan men opmaken dat de aanvan-
kelijke waarde van de terreinen in Valdocco heel erg gestegen was, en dat er on-
dernemers waren, die ze graag wilden kopen. Inderdaad deed in die dagen een be-
hoorlijk gegrond gerucht de ronde, dat het spoorwegstation van Milaan, dat later
bij de Porta Susa werd gebouwd, niet ver van het Oratorio gebouwd moest worden,
met een plein ervoor. Stellig had Don Bosco de E.H. Rosmini van deze plannen van
de overheid op de hoogte gebracht. Vandaar dat hij nog een brief naar Stresa
zond.
" Centrale Directie van de Katholieke Lectuur.
"
"
"
"
"
Hoogeerwaarde Heer,
Turijn, 7 maart 1854.
"
"
"
Wat moet ik U in verband met deze kwestie toch al moeilijkheden
" heden bezorgen. Zoveel moeilijkheden zullen evenveel wissels zijn voor de
" goddelijke Voorzienigheid. De reden waarom ik niet akkoord kan gaan met de
" gestelde voorwaarden is, dat ik er krap voorzit en een paar zaken moet
" bekostigen die samenhangen met de bouw die bijna voltooid is. Maar omdat
" ik graag wil dat wij het eens zijn bij zulk een initiatief neem ik uw
" voorstel aan met de volgende wijzigingen:
" 1. Bij de verkoop en de koop van het huis van Coriasco zorg ik in korting
" op de prijs van het verkochte terrein voor vijfduizend frank, waarvan
" er mij vorige herfst drieduizend geleend zijn en tweeduizend op de
" twintigduizend waarvan u melding maakte in uw brief.
" 2. Het stuk dat ik neem vlak naast de stichting zou ik drie jaar lang niet
" kunnen verkopen; mocht ik mij aan het eind daarvan in moeilijke omstan-
" digheden bevinden en zou ik mij dat terrein

3.5 Page 25

▲back to top
- V/21 -
" niet op een andere manier ten nutte kunnen maken, dan zou het mij vrij
" staan het van de hand te doen, bij voorkeur tegen 25 fr. per tavola bo-
" ven de gangbare prijzen, indien men het kopen wil van het Instituto
" della Carità.
" 3. Het Stadsbestuur van Turijn verzekert de frontlijn door een eenvoudige
" buitenmuur waarvan op mijn bevel al een gelijke plattegrond gemaakt
" wordt om aan de stadsarchitect voor te leggen, hetgeen vandaag klaar-
" komt.
"
Ik moet echter opmerken dat er nog andere liefhebbers zijn voor de
" aankoop van het terrein Coriasco, maar dat hij ons de voorkeur geeft; er
" werd hem een bedrag aangeboden van 9.500 frank en hij zou het afstaan voor
" tienduizend in contanten ofwel voor twaalfduizend in termijnen. Er zou
" thans snel over deze aankoop beslist moeten worden, aangezien de nabije
" lente het aantal kopers doet toenemen.
"
Ziedaar op welke wijze ik U in antwoord op uw gewaardeerd schrijven
" op de hoogte kan stellen van mijn situatie. En ik zou u alleen willen vra-
" gen om binnenkort een besluit te nemen teneinde mij in de gelegenheid te
" stellen enkele personen van antwoord te dienen die mij naar het betreffen-
" de terrein gevraagd hebben.
"
Ik vertrouw er ten stelligste op, dat de zaken alle geregeld zullen
" worden; geeft u degene, die over de zaak moet oordelen, maar opdracht voor
" wat er verder nog in orde gemaakt moet worden. En indien er zich gedurende
" de voortgang van onze onderneming moeilijkheden mochten voordoen, zullen
" we over en weer de manier trachten te vinden, waarop we die kunnen over-
" winnen.
"
Verontschuldig deze brief. De Heer moge U en al uw metgezellen en
" zonen van het Instituto Zijn overvloedige zegen schenken en met gevoelens
" van de diepste eerbied verblijf ik in Jezus Christus,
"
van Uw Hoogeerwaarde,
"
de gehoorzaamste dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
Op 10 maart antwoordde Don Carlo Gilardi hem, dat zijn overste hem de
volgende week naar Turijn zond om de zaak definitief te regelen, en dat hij
hoopte dat zij gemakkelijk tot een overeenkomst zouden komen. Hij verzocht Don
Bosco echter, hem, indien mogelijk, gastvrijheid te verlenen, waarvoor hij pen-
siongeld wilde betalen.
Intussen legde Don Bosco de laatste hand aan het dubbelnummer van de
Katholieke Lectuur voor de maand april, welk nummer hijzelf had samengesteld:
Verzameling van actuele merkwaardige gebeurtenissen, alle betrekking hebbend op
de protestanten en hun streken, en het droeg als titel: Een pastoor temidden van
de moordenaars - Gezond verstand van een arbeider - Een mooie gelijkenis - Ka-
tholieke standvastigheid - De narigheid van het jaar - De waarheid erkend - Het
werken op feestdagen. - Ze waren in levendige dialoogvorm gesteld. Daaraan waren
toegevoegd de verschijningen van de Heilige Maagd aan twee herderskinderen van
Salette, de bekering en de dood van een jonge protestant, en enkele andere boei-
ende vertellingen.
Don Bosco had de inhoud van deze aflevering laten voorafgaan door de
volgende Raadgeving. "Met het publiceren van deze Verzameling van actuele ge-

3.6 Page 26

▲back to top
- V/22 -
beurtenissen willen wij onze lezers erop attent maken dat de protestanten zich
vooraf hoogst verontwaardigd hebben getoond over andere door ons reeds gepubli-
ceerde feiten die op hen betrekking hebben. Dat hebben zij door hun uitlatingen,
in persoonlijke brieven en door hun eigen dagbladpers laten blijken. Wij ver-
wachtten dat zij een discussie zouden begonnen zijn om ons mogelijke fouten die
we gepubliceerd hadden te doen rechtzetten, maar dat is niet geschied.
"Al wat ze zeggen, schrijven en publiceren, bleek niets anders dan een
samenweefsel van scheldwoorden en beledigingen aan het adres van de Katholieke
Lectuur en van degene die deze samenstelt. In het uiten van beledigingen en
scheldwoorden kennen wij hun van ganser harte de palm der overwinning toe, zonder
dat wij maar even de moeite nemen hen van antwoord te dienen. Want wij hebben ons
steeds als hoogste taak gesteld nooit ook maar iets te publiceren dat in strijd
zou zijn met de liefde, die tegenover ieder mens ter wereld in acht genomen
behoort te worden. Terwijl wij dan ook van ganser harte vergiffenis schenken aan
onze bespotters, leggen wij er ons steeds op toe persoonlijkheden te vermijden,
maar de dwaling te ontmaskeren overal waar zij zich voordoet.
"Dat God zijn hemelse zegen schenke aan onze lezers, en aan al degenen die
zich met ons verenigen in het stutten van de waarheid en het behoud van de hei-
lige katholieke godsdienst onder de volkeren."
De dwalingen van de ketters werden nog stoutmoediger bestreden met twee
andere afleveringen die in één bandje verschenen, en in de maand mei bij de
drukker werden bezorgd. Het zij voldoende de naam van de schrijver aan te duiden
om de waarde ervan aan te tonen.
Catechismus betreffende het Protestantisme ten dienste van het volk door
Pater Giovanni Perrone van de Sociëteit van Jezus. Het bevatte de geschiedenis en
de leer van het Protestantisme, zijn kwalijke kunstgrepen bij het uitzaaien van
dwalingen, het ongelukkige leven en de betreurenswaardige dood van de afvalligen.
Terwijl Don Bosco intussen binnen niet te lange tijd een drukkerij tot zijn
beschikking hoopte te hebben, opende hij in de eerste maanden van het jaar, met
een grapje, zoals hij bij veel van zijn ondernemingen gewoon was te doen, een
derde werkplaats in het tehuis: de boekbinderij. Maar onder de jongens die hij in
huis had was er geen die van dat vak iets kende. Om een leermeester van buiten te
betalen was de tijd nog niet rijp. Niettemin legde hij op zekere dag, terwijl
zijn leerlingen om hem heen stonden, de gedrukte vellen van een boekje op tafel,
dat als titel had: De Engelbewaarders, en toen hij een jongen bij zich geroepen
had zei hij tegen hem: - "Jij wordt de binder!"
"Ik boekbinder? Hoe kan dat nou, als ik niets van dat vak afweet?"
"Kom hier! Zie je die vellen? Ga dan aan het tafeltje zitten: je moet
beginnen met ze te vouwen."
Don Bosco ging eveneens zitten, en al de vellen werden door hem en de jon-
gen gevouwen. Het boek had nu al model gekregen, maar het moest nu genaaid wor-
den. Daarbij kwam moeder Margherita hem te hulp en met hun drieën begonnen ze het
boek te naaien. Van een beetje meel werd wat plaksel gemaakt en daarmee werd ook
de omslag van het boek bevestigd. Hierna ging het erom, de vellen gelijk te ma-

3.7 Page 27

▲back to top
- V/23 -
ken, ze af te snijden. Hoe moest dat gebeuren? Al de andere jongens stonden om de
tafel heen, als getuigen van deze inwijdingsplechtigheid. Elk gaf zijn mening te
kennen over de manier waarop die katerntjes gelijk gemaakt moesten worden. De een
zei dat het met een mes gebeuren moest, de ander beval een schaar aan. In huis
was er nog niets tot dat doel aanwezig, absoluut niets. De nood maakte Don Bosco
vindingrijk. Hij gaat de keuken in, neemt waardig het halvemaanvormige stalen
hakmes dat diende om uien, knoflook en andere kruiden fijn te snijden en begint
met dit instrument het papier glad te maken. Maar intussen hielden de jongens
zich de buik vast van het lachen.
"Jullie lachen nu wel", riep Don Bosco uit, "maar ik weet dat er in ons
huis die boekbinderswerkplaats moet zijn en wil dat er een begin mee gemaakt
wordt."
Het boek was gebonden en afgesneden.
- "En nu", vroeg Don Bosco, "zullen we het nu verguld op snee maken?"
- "Dat moest er nog bijkomen"! riep moeder Margherita uit.
- "Wel, als we geen goud hebben", vervolgde Don Bosco, "zullen we alleen
wat geel op de snee doen! Maar hoe?" - Hij nam een beetje gele oker en, zich tot
de omstanders wendend: " En nu? Met welke vloeistof zal ik dat mengen? Met zuiver
water?"
"Dat houdt niet"! antwoordden de jongens in koor.
"Met olie?"
"Dat gaat door het hele boek!"
Don Bosco dacht even na, stuurde toen iemand weg om voor een paar stuivers
vernis te kopen, daarin mengde hij de oker, en asjeblieft: het volmaakt ingebon-
den boek! Don Bosco lachte, ook moeder Margherita lachte en de jongens ook;
maar... de werkplaats was ingewijd en zij bevond zich op de eerste verdieping van
het eerste gedeelte van het nieuwe gebouw, dicht bij de trap, waar zich op het
ogenblik een van de refters bevindt. Gezien de geldnood van dat jaar waren de
bouwwerkzaamheden niet hervat, maar er werden alleen enkele al opgetrokken ge-
deelten afgebouwd en andere die dringend nodig waren. Don Bosco zorgde er intus-
sen voor in de werkplaatsen van Turijn de techniek van dit vak te leren, die hij
zijn eerste boekbinder geleidelijk bijbracht.
Bij hem zette hij er nog een paar en zorgde voor wat gereedschap waarmee
zo goed en zo kwaad als het ging werd gewerkt; vervolgens werden er in het Orato-
rio enkele jongens opgenomen, die reeds een tijdlang in boekbinderijen in de stad
werkzaam waren geweest. Deze jongens hielpen de werkzaamheden behoorlijk op gang
en de werkplaats begon zich te wagen aan het vouwen en innaaien van de Katholieke
Lectuur en van schoolboeken. De eerste jongen die boekbinder werd was Bedino, die
de bijnaam "Bestuur" droeg.
Welke ontwikkeling en vervolmaking wachtte dat geringe begin niet? In de
herfst van hetzelfde jaar kon de Armonia van november 1854 de volgende aankon-
diging publiceren, duidend op een gebeurtenis die wij spoedig nader zullen be-
schrijven.
"Met de bedoeling werk te verschaffen aan enkele arme jongens die opge-
nomen zijn in het jongensoratorio van de H. Franciscus van Sales in Valdocco,

3.8 Page 28

▲back to top
- V/24 -
onder leiding van de verdienstelijke priester Don Giovanni Bosco, werd een boek-
binderswerkplaats geopend. Degenen die er boeken of andere werkstukken heenbren-
gen zullen, afgezien van de aantrekkelijke prijs, daardoor steun verlenen aan een
werk van openbare liefdadigheid. Wij bevelen deze instelling warm aan, daar wij
weten dat er al achttien jongens werkzaam zijn, die wees zijn geworden door het
moordende verschijnen van de cholera; nog anderen zullen er binnenkort worden
ondergebracht.
En bij deze binderij begon zich in hetzelfde jaar 1854 een kleine boekhan-
del te vormen.

3.9 Page 29

▲back to top
- V/25 -
HOOFDSTUK V
DE ZONDAGSORATORIO’S - MEDEWERKING VAN DE
SECULIERE EN REGULIERE GEESTELIJKHEID VAN DE STAD - DE
"PRIORS" OP DE FEESTEN - DE ONDERLINGE TOENADERING DER
SOCIALE KLASSEN EN DE LIEFDE DER JONGENS VOOR HUN EDELE
WELDOENERS - MORELE VOLDOENING - LIEFDE VOOR DE PRIESTER EN
HEILZAME UITWERKING ERVAN - CATECHISMUS-LESSEN IN DE VASTEN
- BEWONDERENSWAARDIGE STANDVASTIGHEID VAN EEN JONGEN BIJ HET
BEZOEKEN VAN HET ORATORIO - DON BOSCO STAAT AAN ROSMINI HET
TERREIN, DAT HIJ VAN HET SEMINARIE GEKOCHT HEEFT, AF VOOR
DE OPRICHTING DER DRUKKERIJ - DON BOSCO IN CASTELNUOVO EN
VERRASSENDE GENEZING VAN EEN JONGETJE - DE GOEDEREN VAN HET
SEMINARIE VAN TURIJN IN BESLAG GENOMEN.
De zakelijke beslommeringen en de Katholieke Lectuur deden de ijver van
Don Bosco voor de Zondagsoratoria niet afnemen. De jongens stroomden in grote
getallen toe om catechismus te krijgen. De seminaristen waren 's zondags en op
feestdagen van de vroege ochtend tot de late avond druk in de weer met het onder-
wijzen van de christelijke leer, met voortdurend toezicht houden in en buiten de
kerk, met deelname aan alle recreaties, om de jongens in hun spel en ontspanning
aan te moedigen. In het Oratorio van Valdocco verlootte Don Bosco, na de avond-
dienst in de kerk, één keer per maand een of ander kledingstuk, levensmiddelen en
boeken ten behoeve zowel van de interne als van de externe jongens; en vooral
voor deze laatsten om hen aan te sporen ijverig de zondagsbijeenkomsten bij te
wonen.
In de beide andere Oratoria bestond hetzelfde gebruik. In dat van de H.
Aloysius moesten de seminaristen ervoor zorgen de prijzen voor die loterij bij
elkaar te krijgen en Don Demonte gaf hun tot 1861 iedere maand vijf lire voor dat
doel en door een verstandig beheer van dat bedrag wisten zij er voldoende voor-
werpen voor te verkrijgen om de jongens tevreden te stellen. Daar de directeur,
Don Felice Rossi, een heel ijverige jongen, die echter een zwakke gezondheid had,
dikwijls afwezig was, behoorde het tot hun taak in Turijn op zoek te gaan naar
een priester die de komende zondag de heilige Mis wilde opdragen, preken en
biechthoren. En zij vonden steeds iemand die zich vrijwillig voor dat werk van
naastenliefde beschikbaar stelde. Ook voor de plechtigheden in de kerk en voor de
oefening van de goede dood namen zij hun toevlucht tot biechtvaders in de stad,
en wanneer deze door hun bezigheden verhinderd waren, klommen de brave seminaris-
ten helemaal naar het op de berg gelegen klooster. De Pater Gardiaan van de
Capucijnen zond hun dan een paar van zijn kloosterlingen, die liefderijk urenlang
naar de jeugdige penitenten luisterden. Dat gebeurde vele malen en gedurende
meerdere jaren.

3.10 Page 30

▲back to top
- V/26 -
Voor de jaarlijkse uitdeling van de prijzen en de viering van het feest
van de beschermheilige moesten er feestelijke bijeenkomsten voorbereid worden met
stukken proza en met gedichten, met wat muziek en zang, en telkens wanneer de
tijd daarvoor gekomen was, ontbrak er niets aan de luister en de aantrekkelijk-
heid van die plechtigheden. De seminaristen dachten aan alles. Ook pleegden ze
samen overleg over de "prior" die ze zouden kiezen, en de gekozene gingen ze dan
opzoeken, om hem te vragen of hij die functie, die een soort van voorzitterschap
inhield, wilde aannemen. Dikwijls was de "prior" een voorname jongeman uit een
aanzienlijke familie, en bij zijn aankomst in het Oratorio, gedurende de gods-
dienstoefeningen en bij zijn vertrek, werd hij behandeld met al de onderschei-
ding, die men in acht neemt ten aanzien van personen, wier aanwezigheid men naar
waarde weet te schatten. De advocaat Garelli, die kans had burgemeester te wor-
den, vertelde ons met veel voldoening dat hij op twintigjarige leeftijd "prior"
geweest was in Porta Nuova.
Zowel daar als in Vanchiglia werd bij de voorstelling en bij de uitreiking
van de prijzen, voor de "prior" een bevoorrechte plaats opengehouden, en na
afloop sprak een van de seminaristen het slotwoord, ofwel hij nodigde de "prior"
uit, enkele woorden tot de menigte jongens te richten, in tegenwoordigheid van
hun ouders en hun weldoeners. Indien de "prior" niet al te bedreven was in het
spreken, ofwel verlegenheid aan de dag legde, stond de seminarist hem ter zijde,
deed hem een of ander idee aan de hand, verwekte een applaus om hem aan te moe-
digen, wanneer hij zag dat hij in de war was; en soms viel hij hem in de rede en
sprak zelf in naam van de woordvoerder verder, beamend wat de spreker tot dat
ogenblik al gezegd had. Maar hij deed dat dan op een zo beminnelijke manier dat
de toehoorders er niets van merkten; de seminarist Rua legde bij het verlenen van
een dergelijke hulp een bijzonder grote tegenwoordigheid van geest aan de dag. De
"prior" was daarna gewoon met een edelmoedige gift bij te dragen in de kosten van
de feestavond.
Don Bosco gaf zijn clerici bepaalde algemene richtlijnen en liet ze dan de
vrije hand in het zoeken van de middelen om het gestelde doel te bereiken; zo
wende hij hen eraan de dingen zelf te doen, terwijl hij steeds klaarstond de
helpende hand te bieden.
Maar was het zondagsoratorio een nuttige leerschool voor de seminaristen,
voor de jongens bracht het, behalve al de weldaden waar elders al op gewezen is,
het voordeel mee, dat het hen bevrijdde van bepaalde vooroordelen, die verkeerd
zouden hebben kunnen zijn voor hun handel en wandel in de maatschappij. Zo waren
er bijvoorbeeld de heftige uitvallen waarmee de volksopruiers, boeken, kranten en
schouwspelen, vijandige gevoelens wekten onder het volk tegen de hogere klassen
van de maatschappij. Wanneer de jongens echter zagen dat zoveel deftige lieden
deel namen aan hun godsdienstoefeningen, dat zij in de kerk in hun banken kniel-
den, naast hen te communie gingen, hun de catechismus bijbrachten, en in hun
midden bleven vertoeven gedurende de recreatie, dat deze heren vaak als leermees-
ters optraden in de avondscholen, begonnen de jongens eerbied voor hen te krij-
gen. Ze begonnen hen te waarderen, behandelden hen vertrouwelijk, waren blij als
ze kwamen, groetten hen op straat en volgden hun goede voorbeelden en ze waren er
trots op kennis met hen gemaakt te hebben.
In die personen zagen zij niet alleen de patriciër, de bankier, de arts,

4 Pages 31-40

▲back to top

4.1 Page 31

▲back to top
- V/27 -
de hoogleraar, de advocaat, de notaris, de universiteitsstudent, maar eveneens en
veeleer de vriend van de arme. Zodoende werden de afstanden en de vijandigheid
weggenomen. De arbeidersjongen ondervond van dichtbij hoe leugenachtig de begin-
selen van de revolutionairen waren, en leerde dat God wijs handelt door de mensen
in verschillende omstandigheden geboren te laten worden, daar de rijke gemaakt is
voor de arme en de arme is geschapen voor de rijke; de ene de overvloed van zijn
goederen schenkend aan wie het noodzakelijkste ontbeert, dezen tegenover die wel-
daad genegenheid stellend, hulp en arbeid. Hij zag in, dat beiden door God voor
Zijn glorie geschapen zijn. Nederig dient de rijke te zijn bij het benaderen van
de behoeftige, en nederig de arme in het dragen der ontberingen van zijn eigen
levensstaat: en elk van hen beschikt in zijn eigen levensomstandigheden over het
middel om het eeuwige geluk deelachtig te worden. Tezelfdertijd vond hij troost
in de grote gedachte dat Jezus geboren wilde worden uit een adellijke familie,
maar arm leven, de armen zalig prijzend en verklarend dat de armen zijn eigen
goddelijke persoonlijkheid vertegenwoordigen.
En van de arme jongens waren die heren inderdaad de meesters en weldoeners,
en velen onder hen die toen verlaten waren, zeiden ons, toen zij volwassen waren
geworden: - "Wanneer ik voldoende bezit heb vergaard om overvloedig in al mijn
levensbehoeften te kunnen voorzien, dan dank ik dat aan Don Bosco, aan de goede
gewoonten, aan de kennis, aan de aanbevelingsbrieven, aan de steun, die mij van
zoveel nut zijn geweest doordat ik het Oratorio heb bezocht. Om het in één woord
te zeggen, hebben we het bewijs ervan in de volgende brief, op 1 april 1854 door
Don Bosco geschreven aan graaf Zaverio Provana di Collegno: - "Ziedaar Morra, aan
wie men, naar ik meen, de jongen kan toevertrouwen wiens lot U zich liefdevol
aantrekt. Hij is de vriendelijkheid zelf. Van hem hoort hij wel hoe de zaken hier
geregeld zijn. Ik beveel mij aan in de Heer en verblijf..."
Ook verzamelden deze heren niet alleen schatten van verdiensten voor hun
zielen en grote zegeningen voor hun gezinnen, maar ontvingen ook de beloning van
hun moeiten door hun geloof in het Oratorio bekroond te zien. - "Op de zondagen",
zo zei de advocaat Belingeri, "was datgene wat ons onweerstaanbaar naar het Ora-
torio trok, het zien te communie gaan van onze bengels. Men zag aan de communie-
bank honderden van die gezichten verschijnen, waarvan de trekken korte tijd tevo-
ren ofwel onbeduidend, of ruw, of boosaardig, of spottend, of hoogmoedig geweest
waren en waarvan er enkele, naar men zou kunnen zeggen, welhaast duister geweest
waren. Welnu, op dat ogenblik veranderden zij en namen een uitdrukking aan van
onschuld, van eenvoud, van geloof, van liefde en schoonheid, wat getuigde van de
waarachtige aanwezigheid in hun harten van Jezus in het Sacrament. Dat was voor
ons uiterst stichtend."
Maar de grote triomf van het zondagsoratorio waren toch de liefde en eer-
bied voor het priesterschap, ook wanneer degenen die het al als kinderen bezocht
hadden mannen geworden waren. Daar vloeide de volharding in een zedelijk levens-
gedrag uit voort, de terugkeer op het goede pad van wie zich door de hartstochten
daarvan hadden laten verwijderen, het zoeken naar een wijze raadsman en weldoener
in gevallen van twijfel, in de moeilijkheden des levens en in tijden van ramp-
spoed; en aan alle harten toonde het steeds de weg die naar Valdocco leidde en
naar de kamer of de kerk waar Don Bosco steeds op hen wachtte.
Hoeveel prachtige bladzijden zouden er over dit onderwerp niet te schrij-

4.2 Page 32

▲back to top
- V/28 -
ven zijn, wanneer men het Oratorio zag als de meester voor het leven, door zijn
tradities, door het welslagen van zoveel jongens die het bezochten, door de ver-
schillende gebeurtenissen die allen op hun beurt meemaakten, niet alleen van hun
vroegste jeugd af tot het volgen van hun roeping, levensstaat of beroep, maar tot
het uur van hun dood. Een heel aantal buitengewone levensbeschrijvingen zouden
daaruit te vormen zijn, en wel de leerzaamste en boeiendste ter wereld. Al de
deugden, al de fouten, alle volmaaktheden, alle gebreken vanaf het begin, ge-
durende hun ontwikkeling en tot hun uiteindelijk resultaat, zou men er de revue
zien passeren, doorweven met de meest verscheiden gebeurtenissen, - soms ook de
vreemdste - in de meeste waarvan de barmhartigheid van God en de bescherming van
de allerheiligste Maagd Maria zich weerspiegelen.
Maar men mag wel zeggen dat dergelijke kostbare vruchten vooral op een bij-
zondere manier ontsproten door het goede zaad dat uitgestrooid werd in de dage-
lijkse catechismuslessen van de vastentijd. De evangelische velden waren door de
Heer gezegend in verhouding tot de arbeidzaamheid van degenen die ze bewerkten.
In dat jaar ving de vasten op 1 maart aan. Don Bosco had moedige, na-ijverige
volgelingen in zijn geest van offervaardigheid.
Op zondagen dienden de seminaristen en de jonge catechismusonderrichters,
die naar Porto Nuova en Vanchiglia moesten om les te geven, van tevoren hun mid-
dagmaal gebruiken alvorens vele kilometers af te leggen en vervolgens catechis-
musles te gaan geven in de klassen van het seminarie. Dikwijls zorgden zij nog na
het avondmaal voor de godsdienstige onderrichting van enkele bijzondere klassen
van de arbeidersjongens. Dat waren prestaties van ware missionarissen.
In een brief aan Don Abbondioli, de pastoor van Sassi, bracht Don Bosco de
catechismusonderrichters van Valdocco ter sprake. Terwijl de goddelijke genade in
de harten herleefde, meende hij ook het groentetuintje van moeder Margherita weer
groen te moeten doen worden, en schertsenderwijs schreef hij dan ook:
"
Turijn, 4 april 1854
"
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Hoewel mijn moeder hier veel tuinbonen heeft, en wel heel dikke,
" zou ze er toch graag wat uit Sassi willen hebben, en daarom beveelt zij
" zich gaarne bij U aan, opdat u haar een beetje zaad zou doen toekomen van
" de zogenaamde prinsessenbonen, waarmee u haar al eerder een plezier gedaan
" hebt.
"
Ook zou zij graag nog wat andere groenten willen hebben, wanneer U
" haar die zou kunnen verschaffen, en die brenger dezes u beter mondeling
" kan noemen.
"
Ik heb vierhonderd catechismusleerlingen in de dagelijkse mid-
" dagcatechismus. Dat betekent dat het zedelijke leven van de arme jongens
" nog niet verloren is.
"
Mij aanbevelend in de Heer verzoek ik U de verzekering te aanvaarden
" van mijn oprechte genegenheid.
"
Uw nederige dienaar
"
Bosco Giovanni, Hoofd van de kwajongens
" P.S. Na Pasen kom ik u opzoeken.

4.3 Page 33

▲back to top
- V/29 -
Die verzekering van Don Bosco, dat wil zeggen dat het zedelijk leven onder
de externe jongens bewaard bleef, was juist. Deze arme jongens lieten zich, on-
danks alle verleidingen van het kwaad en de teruggang van de openbare en Chris-
telijke deugden, door zijn eenvoudige en liefdevolle woorden tot het goede trek-
ken. Niemand kan de heilzame uitwerking berekenen die door de in het Oratorio
gevolgde catechismuslessen werd bereikt. Men zag zelfs dat hele arbeidersgezinnen
tot de Heer werden teruggebracht door hun jongens, die in het Oratorio een veilig
toevluchtsoord gezocht hadden tegen de slechte voorbeelden en de betreurenswaar-
dige lessen van het ouderlijke huis. En niet zelden betoonden zij zich helden van
volharding in het goede. Eén enkel feit moge dat voldoende aantonen. "Als je
nog eens", zei een vader, die aan het hoofd stond van een werkplaats, tegen zijn
jonge zoon die onder hem werkte, "als je het zondags nog eens aanlegt met dat
boevenpak van de priesters, dan laat ik je niet meer bij me werken. Je kunt gaan
als je wilt, maar dan houd ik je loon in dat je iedere dag verdiend hebt." En de
jongen bleef zijn bezoeken aan het Oratorio voortzetten, hij ging door met in de
werkplaats van zijn vader te werken, zonder daar een duit aan te verdienen, en
legde meer ijver en vaardigheid aan de dag dan wie van zijn medearbeiders ook;
dezen die onder één hoedje speelden met zijn vader, overstelpten hem met hun
domme spot; maar de dag kwam waarop zijn heldhaftigheid en geloof beloond werden
door de bekering van zijn vader.
Intussen was de heer Don Carlo Gilardi, de algemene zaakgelastigde van de
Rosminianen, naar Turijn gekomen. Toen hij het ontwerp, dat door Don Bosco voor
het gebouw van de drukkerij was voorgesteld, had bestudeerd, verwierp hij direct
de idee om het huis Coriasco aan te kopen, en drong er zonder meer op aan het
grotere, driehoekige terrein aan te schaffen dat vroeger aan het Seminarie
behoord had. Wij geloven dat Don Bosco ietwat aarzelde alvorens op een dergelijk
voorstel in te gaan, omdat hij zich op die manier geleidelijk aan een plaats zag
ontglippen, waaraan hij om zovele redenen gehecht geraakt was. Door de omstan-
digheden gedwongen had hij op 8 maart en 10 april 1849 en op 10 juni 1850 enkele
stukken moeten verkopen van het terrein dat door de via Cottolengo van zijn hui-
dig bezit gescheiden was en dat weliswaar bijkomstig was, maar van groot belang,
vanwege de rol die het speelde in zijn prachtige dromen. En nu zou hij afstand
moeten doen van de plek waarop naar het hem voorgekomen was de Koningin der
Engelen de voet gezet had! Maar het welzijn van de jongens dwong hem ertoe dit
offer te brengen en daarom gaf hij toe, het aan de goddelijke Voorzienigheid
overlatend te zorgen voor de vervulling der voorspellingen.
Daarom verkocht hij in de namiddag van 10 april, maandag van de Goede Week,
terwijl de jongens zich voorbereidden op de paascommunie, bij notaris Turvano
voor verleden akte, aan Don Carlo Gilardi, zaakgelastigde van eerwaarde heer
Rosmini, 51 tavola's, 10 piedi en 5 once van het terrein, overeenkomend met
0,1948 hectare tegen de prijs van tienduizend lire. Het terrein grensde aan de
oostzijde aan het huis Coriasco en aan het terrein van Don Bosco, in het westen
aan ander bezit van het Seminarie, in het zuiden aan de Cottolengoweg en in het
noorden aan het Oratorio.
Bij persoonlijke overeenkomst ontlastte de eerwaarde heer Rosmini Don Bosco
tegelijkertijd van de schuld van 3.000 lire en nam diens verplichting van 5.000
lire tegenover het Seminarie van Turijn op zich. Hij bleef echter steeds zijn
schuldeiser voor een bedrag van 20.000 lire tegen vier percent voor de aankoop
van het huis Pinardi.

4.4 Page 34

▲back to top
- V/30 -
Don Bosco was zo verheugd door de hoop, thans de drukkerij te zullen zien verrij-
zen, dat hij enkele van zijn dringender schuldeisers betaalde, en in de tweede
week na Pasen begaf hij zich naar Castelnuovo d'Asti met de Bisschop van Ivrea,
die door Don Cinzano was uitgenodigd om het Heilig Vormsel te komen toedienen.
Een student, S.A., lag thuis in Pranello, lijdend aan een ernstige oog-
ziekte, zodat zijn genezing door de artsen al was opgegeven en hij al meer dan
een jaar zijn studies had moeten onderbreken. Alvorens naar Turijn terug te keren
wilde Don Bosco naar hem gaan kijken, vergezeld van de jonge Giovanni Turchi.
"Daar aangekomen", zo vertelt Turchi, "deed men de kamer van de zieke open. Hij
lag in bed met zijn ogen verbonden. Het bed was omgeven door dekens die van het
plafond naar beneden hingen. Omdat het raam gesloten was en er een dubbel dik
gordijn voorhing, kon er geen enkel straaltje licht naar binnen vallen; en toch
hoefde men slechts de deur van de kamer open te doen of de zieke riep luid dat
men ze gauw zou sluiten om hem pijn te besparen. Don Bosco ging naar binnen en
wij bleven buiten. Wat er daarbinnen gebeurd is ben ik nimmer te weten kunnen
komen; maar dit weet ik wel: de volgende dag begon de zieke het verband voor zijn
ogen weg te nemen, daarna opende hij de ogen, vervolgens begon hij te lezen,
daarna stond hij op en naderhand was hij geheel en al genezen. Na enkele dagen
begaf hij zich naar het Oratorio, waar hij van die tijd af nooit meer enige blijk
gaf pijn aan de ogen te hebben."
Toen Don Bosco in Turijn was teruggekeerd, gaf hij Don Carlo Gilardi met de
volgende brief de laatste ophelderingen waarom hem gevraagd was, voor een naar
Rome te zenden schrijven ter verkrijging van de goedkeuring van hun overeenkomst.
" Beste Don Carlo,
"
"
"
Ik heb Uw gewaardeerde brief met de daarin genoemde bijlagen
" ontvangen, te weten: een boek voor de seminarist Olivero, dat hem is
" overhandigd; en het toneelstuk De kleine Janus, dat me erg " bevalt en
" dat u opgevoerd zult zien bij de eerste gelegenheid dat u weer in Turijn
" komt. Ik heb ook de heer Don Luigi Setti gezien, die niet geregeld in het
" huis van het Oratorio kan verblijven, door de veelvuldige lessen die
" hij op verscheidene en ongeregelde uren moet geven. Over enkele dagen zal
" ik u de verkoopakte doen toekomen, die notaris Turvano mij beloofd heeft.
"
Wat de gedachte betreft om naar Rome te gaan, geloof ik niet
" dat dat enige uitwerking zal hebben, omdat Rome bij de huidige stand van
" zaken niemand volmacht kan geven om het contract op te maken; het Semina-
" rie niet, waaraan men de bevoegdheid ontnomen heeft; het beherend college
" niet, dat immers nog niet als eigenaar is erkend. De Heer Dorna, die even-
" eens een strook van dit terrein nodig had, kreeg, toen hij er met de
" eerwaarde heer Vacchetta en het Ministerie over gesproken had, ten ant-
" woord, dat hij moest wachten totdat er een beslissend antwoord uit Rome
" zou zijn gekomen. Ik vind dat wij dat ook kunnen doen.
"
Voor het overige spreken we hier nog steeds over Don Carlo, en
" het was een hele verandering toen wij hem niet meer in ons midden zagen.

4.5 Page 35

▲back to top
- V/31 -
" Mijn moeder, al onze seminaristen, de heer Dorna en een groot aantal van
" onze jongens laten U hartelijk groeten. Ik van mijn kant wens, met mijn
" eerbiedige groeten voor pater Generaal, uzelf alle goeds des Heren en
" beveel mij gaarne in uw godvruchtige gebeden aan en verblijf,
"
" Turijn, 9 mei 1854
Uw genegen vriend
Bosco G., pr. Hoofd van de kwajongens
De grond voor bepaalde opmerkingen van Don Bosco betreffende het Kerke-lijk
Gezag willen we hier nader verklaren.
Op 2 maart had een koninklijk decreet de eerwaarde heer econoom Vacchetta
opgedragen de leiding van het Aartsbisschoppelijk seminarie over te nemen, dat al
eerder veranderd was in een militair ziekenhuis en daarna in een magazijn voor
legergoederen. De volgende dag had de econoom, zonder er met de vicaris-generaal
over te spreken, zich naar de rector, kanunnik Vogliotti, gehaast en hem zonder
meer gesommeerd hem de aanzienlijke bedragen te overhandigen die bewaard werden
in de kluizen, alsook de archieven, en al wat tot het aanzienlijke bezit behoor-
de. Kanunnik Vogliotti had geweigerd aan een dergelijk bevel gevolg te geven. Pas
onder bedreiging met de tussenkomst van de koninklijke carabinieri, moest hij
onder protest voor het geweld wijken. Daardoor kwamen de seminaries van Bra en
van Chieri zonder de noodzakelijke middelen te zitten, aangezien de opbrengst van
dat van Turijn voorzag in de kosten van leraren en het onderhoud van de leerlin-
gen. De Waldenzen echter zwommen in het goud, dat uit Engeland en Amerika werd
aangevoerd.

4.6 Page 36

▲back to top
- V/32 -
H O O F D S T U K VI
MINISTER URBANO RATTAZZI IN HET ORATORIO - PREEK VAN
DON BOSCO OVER DE H. PAUS CLEMENS - EEN GEVAARLIJKE VRAAG
EN EEN WIJS ANTWOORD - GESPREK TUSSEN RATTAZZI EN DON BOSCO
- PROVIDENTIELE SYMPATHIEEN
We moeten thans ook iets zeggen over nog een andere gebeurtenis die om
haar gevolgen gedenkwaardig is.
Het was op een zondagmorgen van de maand april in het jaar 1854, tegen
half elf. De jongens van het tehuis en vele externen bevonden zich voor de tweede
maal in de kerk; ze hadden metten en lofgezangen van het Officie van de Heilige
Maagd gezongen en de Mis bijgewoond. Don Bosco was de preekstoel opgegaan en
hield daar een verhandeling over een onderwerp uit de Kerkgeschiedenis, met zijn
gewone, betoverende eenvoud. Op dat ogenblik kwam er iemand door de buitendeur
van de kerk naar binnen; een mijnheer die niemand kende, zelfs Don Bosco niet.
Toen de bezoeker hoorde dat er gepreekt werd, nam hij plaats op een der banken,
die achterin voor gelovigen beschikbaar waren en bleef tot het einde toe zitten
luisteren. Don Bosco was de vorige zondag het leven van de H. Paus Clemens
beginnen te vertellen, en deze ochtend schetste hij hoe de heilige Paus door kei-
zer Trajanus, uit haat tegen de christelijke godsdienst, in ballingschap was
gezonden naar de Chersonesus, die tegenwoordig de Krim genoemd wordt.
Toen hij klaar was met zijn verhaal, vroeg hij, om de belangstelling nog
meer gaande te maken, aan een van de externe jongens of hij iets te vragen had
over het onderwerp, en welke les men uit de historische gebeurtenis zou kunnen
trekken. De jongen kwam, tegen iedere verwachting in, voor de dag met een welis-
waar toepasselijke, maar ter plaatse inopportune en in die tijd gevaarlijke
vraag. Hij zei namelijk:
- "Indien keizer Trajanus onrechtvaardig handelde door de heilige Paus Cle-
mens uit Rome weg te jagen en in ballingschap te sturen, heeft dan misschien ook
onze regering verkeerd gedaan door onze Aartsbisschop Monseigneur Fransoni te
verbannen?" - Op die onverwachte vraag antwoordde Don Bosco zonder ook maar even
een spier van zijn gezicht te vertrekken:
- "Het is hier niet de plaats om te zeggen of onze regering goed of ver-
keerd gedaan heeft met onze vereerde Aartsbisschoppen in ballingschap te zenden.
Dat is iets waar te zijner tijd wel over gesproken zal worden; maar wel staat het
vast dat in alle eeuwen en van het begin van de Kerk af, de vijanden van de
christelijke godsdienst steeds de Hoofden daarvan tot mikpunt gekozen hebben, de
pausen, de bisschoppen, de priesters, omdat zij denken dat, wanneer men de zuilen
wegneemt, het gebouw ineenstort, en dat, als de herders neergeslagen zijn, de
schapen zich zullen verspreiden en een gemakkelijke prooi worden voor de roof-
zuchtige wolven. Wanneer wij daarom horen of lezen dat deze of gene paus, deze of

4.7 Page 37

▲back to top
- V/33 -
gene bisschop, deze of gene priester tot een straf veroordeeld is, bijvoorbeeld
tot verbanning, tot gevangenisstraf en misschien ook ter dood, moeten we niet
gauw geloven dat zij werkelijk schuldig zijn zoals men van hen zegt; want het zou
kunnen blijken, dat hij in plaats van schuldig een slachtoffer van zijn plicht
is, of een geloofsbelijder, of een held van de Kerk, zoals de apostelen, zoals de
martelaren, zoals zovele pausen, bisschoppen, priesters en eenvoudige gelovigen
dat waren. En dan moeten we steeds bedenken dat de mensen, de joden, Pilatus
zelfs, de goddelijke Zaligmaker tot de dood van het kruis veroordeelden als een
goddeloze godslasteraar en opruier, terwijl Hij waarlijk de Zoon van God, tot
gehoorzaamheid en onderwerping aan het gevestigde gezag aangespoord had, en
terwijl Hij bevolen had Caesar te geven wat Caesar toekomt en aan God wat God
toekomt."
Nadat hij daar nog enkele woorden aan toegevoegd had over de plicht tot
standvastigheid in het geloof en in de vroomheid, en over de eerbied die men
dient te betonen tegenover de bedienaren van de Kerk, bad Don Bosco op de preek-
stoel met de jongens het gebruikelijke Onzevader en Weesgegroet ter ere van de H.
Aloysius van Gonzaga, en toen het De namen van Jezus en Maria mogen steeds ge-
prezen worden gezongen was, verlieten zij de kerk door de zijdeur. Achter hen
ging ook de onbekende heer naar buiten, die, op de speelplaats gekomen, Don Bosco
te spreken vroeg. Deze had intussen zijn kamer al bereikt, vergezeld van een der
jongens. Na de eerste plichtplegingen ontstond er tussen Don Bosco en die mijn-
heer een kort gesprek, dat door diezelfde jongen werd gehoord, daar deze, zoals
in die gevaarlijke tijd de gewoonte was, daar was blijven staan zolang Don Bosco
hem niet een teken gaf dat hij ook gaan kon omdat er niets gebeurde.
Het gesprek verliep aldus:
Don Bosco: - "Mag ik weten met wie ik de eer heb?"
Ratt. - " Met Rattazzi."
D.B.: - "Met Rattazzi! Die grote afgevaardigde Rattazzi, al gauw voor-
zitter van de Kamer en thans minister van ’s koningsregering?"
Ratt.: - "Inderdaad."
D.B.: - "Dus",- glimlachend - "dan kan ik er zeker wel op voorbereid
zijn de polsen in de boeien te moeten steken en me gereed te maken om naar de
duisternis van de gevangenis te gaan."
Ratt.:- "Waarom zou dat nodig zijn?"
D.B.: - "Om wat uwe excellentie zojuist in onze kerk gehoord heeft ten
aanzien van monseigneur de Aartsbisschop."
Ratt.: - "Helemaal niet. In het midden gelaten of de vraag van die
jongen voortreffelijk was, en geen enkele minister ter wereld zou u ook maar het
geringste verwijt kunnen maken. Overigens, hoewel ik vind dat het geen pas geeft
in de Kerk politiek te behandelen, zeker niet ten aanhoren van jonge mensen, die
nog niet in staat zijn die dingen naar waarde te schatten, behoeft u uw eigen
mening te verloochenen tegenover niemand. Voeg daaraan toe dat ook in een consti-
tutionele regering de ministers verantwoordelijk zijn voor hun handelingen, die
gecontroleerd kunnen worden door welke burger ook, en dus ook door Don Bosco.
Ikzelf ben, hoewel niet alle ideeën en daden van Mgr. Fransoni mij toelachen,
toch blij dat de strenge maatregelen tegen hem niet onder mijn Ministerie genomen
zijn."
D.B.: - "Als het zo is", besloot Don Bosco opgewekt - "kan ik er voor
deze keer dus op vertrouwen dat uwe excellentie mij niet in de gevangenis zal
laten werpen, en me de vrije lucht van Valdocco laat inademen. Laten we dan ter
zake komen."

4.8 Page 38

▲back to top
- V/34 -
Na deze vrolijke inleiding volgde er een ernstig onderhoud van bijna
een uur. Aan de hand van een lange rij vragen die hij tot Don Bosco richtte, liet
Rattazzi zich tot in bijzonderheden inlichten over de oorsprong, het doel, de
ontwikkeling en de resultaten van het instituut van het Oratorio en van het
daarmee verbonden tehuis. Onder de verschillende vragen was er één, die handelde
over het middel waarmee Don Bosco de orde handhaafde onder zoveel jongens die
naar het Oratorio stroomden.
- "Heeft uw eerwaarde", zo vroeg de minister, "niet op zijn minst een stuk
of twee, drie politieagenten tot uw beschikking, in uniform of in burger?"
- "Dat komt niet in mijn hoofd op, excellentie."
- "Hoe is het mogelijk? Maar uw jongens zullen toch wel niet zoveel ver-
schillen van alle jongens ter wereld; ze zullen toch wel op zijn minst teugelloos
zijn, twistziek en vechtlustig. Welke berispingen, welke straffen gebruikt u dan
om hen in toom te houden en wanordelijkheden te voorkomen?"
- "Het merendeel van deze jongens is inderdaad van de straat opgeraapt, zo-
als men dat wel zegt; niettemin wordt er hier noch van geweld noch van straffen
van welke aard ook gebruik gemaakt om wanordelijkheden te voorkomen."
- "Dat komt me vrij geheimzinnig voor; zou u zo goed willen zijn, me dat
mysterie duidelijk te maken?"
- "Het is uwe excellentie niet onbekend dat er twee opvoedingssystemen
bestaan; één ervan wordt het repressieve systeem genoemd, het andere noemt men
het voorkomende systeem. Het eerste legt er zich op toe de mens met geweld op te
voeden, door hem te vermanen en te bestraffen wanneer hij voorschriften heeft
overtreden of een misdrijf heeft begaan. Het tweede probeert hem op te voeden met
zachtmoedigheid, en daarom helpt het hem op een zachtaardige manier de voor-
schriften zelf te eerbiedigen, en hem de meest geëigende en werkzame middelen tot
dat doel te verschaffen; en dit laatste is nu juist het systeem dat hier door ons
wordt toegepast. Voor alles draagt men er hier zorg voor, het hart van de jongens
te vervullen met de vreze Gods, men brengt hun liefde bij voor de deugd en af-
schrik voor de ondeugd, door middel van catechismusonderwijs en door goede zede-
lijke vorming; betreden en houden de weg van het goede door toepasselijke en
welwillende raadgevingen en vooral door middel van godvruchtige en godsdienstige
oefeningen. Bovendien omgeeft men hen, zoveel mogelijk, met een welwillende bij-
stand gedurende de recreaties, in de klassen, bij het werk; men moedigt hen aan
met vriendelijke woorden, en nauwelijks geven zij enige blijk hun plichten te
vergeten, of men herinnert er hen aan op een aangename manier en door hen te
vermanen met goede raadgevingen. In één woord, men gebruikt alle ijver die de
christelijke liefde toestaat, opdat de jongens het goede zouden doen en het kwade
mijden, met als basis een geweten dat voorgelicht wordt en gaaf gehouden door de
godsdienst."
- "Zeker, dat is een heel geschikte methode om redelijke schepselen op te
voeden; maar heeft zij ook uitwerking op allen?"
- "Voor negentig van de honderd heeft dit systeem een verheugende uitwer-
invloed uit, dat het hen minder halsstarrig en minder gevaarlijk maakt; vandaar
dat het mij maar zelden overkomt dat ik een jongen moet wegsturen omdat hij niet
te temmen en onverbeterlijk zou zijn. Zowel hier in het Oratorio, als in die van

4.9 Page 39

▲back to top
- V/35 -
Porta Nuova en van Vanchiglia, bieden zich jongens aan of brengt men jongens bij
ons die, of door een slechte inborst, of door ongehoorzaamheid, of ook wel door
kwaadaardigheid, al de wanhoop van hun ouders en leermeesters geworden waren, en
na verloop van een paar weken dezelfden niet meer schijnen; zij zijn van wolven,
bij wijze van spreken, in lammetjes veranderd."
"Jammer dat de regering niet in staat is een dergelijke methode op te nemen
in haar wetboek van strafrecht, nu er honderden politieagenten nodig zijn om
ongeregeldheden te onderdrukken, en de gevangenen met de dag alleen maar slechter
worden."
"En wat belet de regering dit systeem te volgen in haar strafinrichtingen?
Voert er de godsdienst in; stelt er een geschikte tijd in voor godsdienstonder-
richt en voor godvruchtige oefeningen; brengt de leiders van die instellingen
onder ogen hoe belangrijk het is; laat de bedienaars van de godsdienst er dik-
wijls een bezoek brengen en zich ongedwongen met die ongelukkigen onderhouden, en
hun een woord van liefde en vrede laten horen, dan zal de preventieve methode
goed toegepast worden. Na enige tijd zullen de bewaarders niets meer of nog maar
heel weinig te doen hebben; maar de regering zal het voordeel hebben, aan de ge-
zinnen en aan de maatschappij even zovele zedelijk gevormde en nuttige leden
terug te schenken. In het andere geval zal zij het geld uitgeven om een groot
aantal weerspanningen en schuldigen voor kortere of langere tijd te verbeteren of
te straffen en wanneer ze hen weer in vrijheid gesteld heeft, moet ze voortgaan
met hen in het oog te houden om zich tegen hen te beschermen, daar zij dan bereid
zijn om nog erger te doen."
Op die manier ging Don Bosco nog een hele tijd door; en daar hij van 1841
af de toestanden onder de jonge en volwassen gevangenen kende, omdat hij toen die
ongelukkigen vaak bezocht, kon hij de minister van binnenlandse zaken de uitwer-
king van de godsdienst op het morele herstel duidelijk maken.- "Bij het zien van
de priester Gods", zo voegde hij eraan toe, "door het horen van vertroostende
woorden, zal de gevangene zich de gelukkige jaren herinneren, waarin hij naar de
catechismus ging, hij zal zich de vermaningen van pastoor of schoolmeester her-
inneren, en inzien dat, als hij in die strafinrichting terechtgekomen is, de
oorzaak te vinden is, ofwel in het feit dat hij niet meer naar de kerk ging, of
doordat hij de leringen die hij ontvangen had, niet in praktijk gebracht heeft.
Door zich deze dierbare herinneringen weer voor de geest te halen, zal hij meest-
al ontroerd worden, komt er een traan in zijn ogen, krijgt hij berouw, lijdt in
gelatenheid, besluit zijn gedrag te verbeteren en, als hij zijn straf heeft uit-
geboet, zal hij in de maatschappij terugkeren met het vaste voornemen deze scha-
deloos te stellen voor de ergernis die hij haar gegeven heeft. Wanneer hij echter
beroofd wordt van het beminnelijke aspect van de godsdienst en de zachtheid van
zijn beginselen en van zijn praktijken; wanneer hij zich beroofd ziet van ge-
sprekken met en raadgevingen van een vriend zijner ziel, wat zal er dan van de
ongelukkige in dat gehate verblijf terechtkomen? Wanneer hij nooit door een
liefdevolle stem wordt uitgenodigd om zijn geest boven de aarde te verheffen;
nooit wordt aangespoord te bedenken, dat hij door te zondigen niet alleen de
wetten van de staat, maar God, de hoogste Wetgever, beledigd heeft; wanneer hij
nooit opgewekt wordt Hem vergiffenis te vragen, noch getroost wordt door de
gedachte, dat hij beter zijn tijdelijke straf kan uitboeten dan haar in de
eeuwigheid te moeten ondergaan, die hem kan worden kwijtgescholden, zal hij in
zijn ellende niets anders zien dan de ongunst van de tegenspoed. Vandaar dan ook
dat hij in dat geval, in plaats van zijn ketenen te bevloeien met de tranen van
zijn berouw, ze met kwalijk verborgen woede zal trachten te verbreken; in plaats

4.10 Page 40

▲back to top
- V/36 -
van zich een beter leven voor te nemen, zal hij volharden in zijn boosaardigheid.
Van zijn metgezellen in de bestraffing zal hij nieuw kwaad leren, en met hen de
manier overleggen waarop er op zekere dag omzichtiger te werk gegaan moet worden
bij het plegen van een misdrijf, om niet opnieuw in de handen van de justitie te
vallen, maar niet hoe hij zich zal beteren en een goede burger worden."
De gunstige gelegenheid, die hem geboden werd, te baat nemend, bracht Don
Bosco de minister het nut van het preventieve systeem onder ogen vooral in de
openbare scholen en in de opvoedingstehuizen, waar nog ongerepte zielen moesten
worden opgevoed; zielen die zich volgzaam zouden voegen naar de stem van over-
reding en liefde. - "Ik weet wel", zo besloot Don Bosco, "dat het bevorderen van
dit systeem niet een taak is die op de weg van uw departement ligt; maar een aan-
duiding van uw kant, een enkel woord, zal steeds veel gewicht in de schaal leggen
bij de besluiten die genomen worden door de minister van onderwijs."
De heer Rattazzi luisterde met levendige belangstelling naar deze en andere
opmerkingen van Don Bosco. Hij overtuigde zich volledig van de deugdelijkheid van
het in de Oratoria toegepaste systeem, en beloofde dat hij het van zijn kant de
voorkeur zou laten geven in alle andere regeringsinstellingen. Dat hij later zijn
woord niet steeds hield, vindt zijn oorzaak in het feit dat ook Rattazzi de moed
miste om op te komen voor zijn eigen godsdienstige overtuiging en haar te verde-
digen.
Na dat gesprek ging hij met een zo goede indruk weg, dat hij van die dag af
de pleitbezorger en beschermer van Don Bosco werd. Het was een bijzondere ingreep
van de Voorzienigheid, want, daar de tijdsomstandigheden van jaar tot jaar be-
narder werden en Rattazzi verschillende keren de regering in handen had gehad en
nog steeds een invloedrijke man gebleven was, had het Oratorio in hem een grote
steun, zonder welke het misschien heel veel geleden zou hebben onder felle aan-
vallen en ook ernstige schade zou hebben geleden.
De lezers zullen waarschijnlijk verwonderd zijn te vernemen, dat minister
Rattazzi een zo levendige belangstelling aan de dag legde voor Don Bosco en zijn
werk, terwijl immers de hele wereld op de hoogte is van de rampspoedige politieke
ideeën van deze man, en van het helaas aanzienlijke werkzame aandeel dat hij had
in ondernemingen, die tot grote, betreurenswaardige schade van de Kerk strekten.
En toch was het zo, omdat Gods vaderlijke Voorzienigheid het zo wilde.
Wanneer God iemand uitkiest om zich van hem te bedienen als instrument in
een glorierijke onderneming, geeft Hij hem zoveel als nodig is om zijn zending
tot een einde te brengen; en wanneer dat de medewerking van velen vergt, drukt
Hij op zijn uitverkorene als het ware een stempel, iets ik weet niet wat voor
geheimzinnigs, opdat allen hem genegen zijn en zich haasten hem te helpen, ook
zijn tegenstanders. De Heilige Schrift en de Kerkgeschiedenis wemelen van voor-
vallen die deze waarheid bevestigen. Jozef is voorbestemd om in Egypte de redder
van zijn broeders te zijn, en God schikt alles zo, dat hij, de slaaf, de gevan-
gene, de vreemdeling, na genade gevonden te hebben in het hart van de Farao en
diens volk, het tot de hoogste waardigheid, na de koninklijke, van het rijk
brengt. Daniël moest in de allerbedroevendste dagen der gevangenschap de ver-
trooster zijn van zijn medegevangenen in Babylonië, en de Heer stempelt zijn
gelaat en voorkomen met iets zo buitengewoons, dat hij al de koningen verdrukt

5 Pages 41-50

▲back to top

5.1 Page 41

▲back to top
- V/37 -
hij al de koningen verdrukt die op de Chaldeeuwse troon van Nabukodonosor plaats-
nemen, van Cyrus tot Darius, en hem in staat stelden bijna vijftig jaar lang te
zijn wie hij was. Zo verging het ook de H. Benedictus, de H. Franciscus van Assi-
si en een menigte heiligen uit het nieuwe Testament. Hetzelfde kan verklaard wor-
den van Don Bosco; en de aantrekkingskracht die hij op vele, de Kerk vijandig
gezinde mensen uitoefende, is een bewijs te meer van zijn goddelijke zending.

5.2 Page 42

▲back to top
- V/38 -
HOOFDSTUK VII
WEER RUIMTEGEBREK IN HET ORATORIO - CIRCULAIRE VOOR EEN NIEUWE
LOTERIJ - RATTAZZI EN DE BURGEMEESTER VAN TURIJN KOPEN LOTEN -
EEN ONVERWACHTE BIECHTVADER - TREKKING VAN DE LOTERIJ – OEFE-
NINGEN VOOR DE EXTERNE JONGENS - HET VEERTIGURENGEBED IN HET
ORATORIO VAN DE H. FRANCISCUS - EEN VUURBOL BOVEN HET VELD VAN
DE DROMEN - PRAKTISCHE AANTEKENINGEN OM MOEILIJKHEDEN GEDURENDE
DE PLECHTIGHEID TE VOORKOMEN - HET FEEST VAN DE
H. ALOYSIUS - KATHOLIEKE LECTUUR
In Piëmont werd gebrek geleden doordat de oogsten schaars geweest waren
en door de prijsstijging der koloniale waren tengevolge van de oorlog in het
oosten. In 1853 had tsaar Nicolaas I, met de geheime bedoeling zich meester te
maken van Constantinopel, van de Sultan geëist dat deze hem de volledige voogdij
zou toevertrouwen over al de Griekse onderdanen van het Turkse grondgebied en de
suprematie van de Griekse boven de Latijnse Kerk zou uitroepen. Toen de sultan
dat geweigerd had, hadden de Russische troepen in juli een inval gedaan en de
vorstendommen Valdacchia en Moldavië bezet, en in november in de haven van Si-
nope de mohammedaanse vloot vernie- tigd. Later in dat jaar 1854 hadden zij de
vesting Silistrië aan de Donau bij de Bulgaarse grens belegerd, maar waren er
niet in geslaagd haar te veroveren. De oorlog verhinderde intussen de graantrans-
porten van de Zwarte Zee naar Italië.
De openbare liefdadigheid nam dientengevolge af. Don Bosco, voorziende dat
zijn beschermelingen daaronder te lijden zouden hebben, nam andermaal zijn
toevlucht tot de kleine bijdragen van velen, door middel van een verloting van
de voorwerpen die van de vorige loterij waren overgebleven. Nadat goedkeuring
verkregen was van de burgerlijke overheid had de verloting plaats aan de via S.
Chiara, terwijl in de door de eer- waarde paters dominicanen ter beschikking
gestelde lokalen de prijzen werden tentoongesteld. Ieder lot kostte 20 centesimi.
De oudere jongens hielden om beurten toezicht in de verschillende zalen. Op die
manier slaagde Don Bosco erin, niet zonder dat hij er veel moeite voor moest
doen en veel werk verzetten, de loten her en der te verspreiden. De opbrengst er-
van diende om zijn grote familie te voorzien van het nodige voor hun
levensonderhoud.
Hij had een groot aantal circulaires rondgezonden, waarvan hier een exem-
plaar volgt, voorzien van een met de pen geschreven aantekening voor de theo-
loog Appendini in Vallistellone.

5.3 Page 43

▲back to top
- V/39 -
" Weledele Heer,
"
De ernstige nood waarin ik dit jaar geraakt ben, door de
" grote kosten verbonden aan de drie in deze stad ten behoeve van
" de in gevaar verkerende jeugd opgerichte Oratorio, dwingt mij er-
" toe, mijn toevlucht te nemen tot de publieke weldadigheid en in het
" bijzonder tot U, wiens goedheid en naastenliefde ik al verschei-
" dene malen heb ondervonden.
"
Vertrouwend op uw goedhartigheid, verstout ik me, zonder in
" bijzonderheden te treden over de nood waarin ik mij bevind, u 200
" loten te doen toekomen van een kleine loterij van voorwerpen, ge-
" deeltelijk overgebleven van de loterij van een jaar of twee gele-
" den, deels ook aangeboden door andere liefdadige personen. Ik ver-
" trouw gaarne dat de ingesloten loten verspreiding zullen vinden
" door u en door degenen die u goed kent.
"
Ik bevind me echter in de trieste noodzaak u de verzekering
" te geven dat, wanneer er ooit een voor de jeugd benarde tijd was
" het wel thans is. Een groot aantal bevindt zich in het onmiddel-
" lijk gevaar, eerlijkheid en godsdienst te verliezen voor een stuk
" brood. De zorg die u in dit geval op u neemt is feitelijk een mede-
" werken aan het heil der zielen en zal ook zonder twijfel voor u
" een bron van hemelse zegeningen zijn.
"
Vervuld van dankbaarheid voor de al ontvangen gunsten,
" waarvan ik hoop dat u ze zult willen voortzetten ten behoeve van
" mijn arme jongens, geef ik u de verzekering dat ik en mijn jongens
" in onze gebeden steeds overvloedige genaden van de Hemel zullen
" afsmeken voor u en voor allen wie dit werk van liefdadigheid ter
" harte gaat.
"
Sta mij intussen toe dat ik met de grootste eerbied verblijf,
"
"
uw onderdanige dienaar,
" Turij n, 13 maart 1854
D. Bosco
" P.S. Door deel te nemen aan dit liefdewerk draagt U bij tot het
" welzijn van de arme jongens van Villastellone, die in een aan-
" zienlijk aantal deze Oratorio’s bezoeken en van wie er enkele
" volledig onderdak en verzorging vinden in het Oratorio van Valdocco.
Van de vele antwoorden die hij ontving zijn er slechts twee be-
waard gebleven. Het ene is van minister Rattazzi, het andere van de
burgemeester van Turijn.
" Ministerie van Binnenlandse Zaken
"
Kabinet
Turijn, 12 mei 1854
"
"
Zeereerwaarde Heer,
"
Gaarne het verzoek inwilligend dat U tot mij gericht hebt
" tot deelneming aan het liefdewerk ter bestrijding van de dringen-
" de kosten voor het jongensoratorio van de H. Franciscus van Sales in
" Valdocco, sluit ik hierbij een bedrag van 40 Lire ineens voor U
" in, onder terugzending van de 200 loten die mij van de Loterij
" werden toegezonden; met dank voor het tot dat doel tot mij gericht

5.4 Page 44

▲back to top
- V/40 -
" verzoek, heb ik de eer te verblijven, met de meeste hoogachting,
"
U. RATTAZZI
Na de minister schreef de burgemeester aldus:
" STAD TURIJN
" Antwoord op de brief van 30 april jl.
"
Turijn, 13 mei 1854
" Gaarne getuigend van mijn levendig verlangen om, zij het op ge-
" ringe wijze, naar vermogen mee te werken tot het nut van de zon-
" dagsoratorio’s, door Uw Zeereerwaarde zo loffelijk begonnen en
" voortgezet voor het morele en materiële welzijn van de verlaten
" jongens, prijs ik me gelukkig te kunnen ingaan op de uitnodiging
" in Uw in marge aangeduide brief, door de honderd daarbij inge-
" sloten loten voor de loterij ten bate van de Oratoria, te be-
" houden. De kosten van genoemde loten, voor een bedrag van 20 lire,
" hierbij insluitend, spreek ik de wens uit dat de Oratoria steeds
" steun mogen ondervinden van iedereen die in staat is hen te be-
" schermen zoals zij verdienen.
"
Uw dw. dienaar,
"
NOTTA
De trekking van de Loterij was vastgesteld op 27 april, doch Don
Bosco verkreeg toestemming om ze enkele weken uit te stellen.
In die dagen gebeurde er intussen iets dat het vermelden waard is.
Toen Don Bosco naar de zalen van de Loterij gegaan was, bevond er
zich onder de vele personen die de tentoonstelling waren komen bezoeken
een heer die dringend vroeg te kunnen biechten. Don Bosco verzocht hem
naar de nabije kathedraal te willen gaan en daar even te wachten, daar
hijzelf er eveneens heenging. Don Bosco nam plaats in een alleenstaande
bank, in de verwachting dat die heer bij hem zou komen zitten om op die
plaats bij hem te biechten. Doch in plaats daarvan zag hij hem recht-
streeks op een biechtstoel afgaan en daar knielde. Wat te doen? Don Bos-
co vreesde dat de koster zou komen om hem aan de deur te zetten als een
indringer, of erger nog, dat de kanunnik, aan wie deze biechtstoel toe-
behoorde, zou komen om de biecht te horen van enkele penitenten. Daarom
aarzelde hij even. Eindelijk nam hij een besluit en ging biechthoren.
Maar na de eerste diende zich een tweede aan, en daar er van lieverlee
anderen volgden werd hij daar bijna een halve dag opgehouden.
Onder hen bevond zich ook een man die een betrekking had in het
Oratorio en die op zoek was naar een biechtvader die hem niet kende,
en toen hij zag dat deze biechtstoel bezet was, ging hij op de knieën
zitten en toen hij aan de beurt was sprak hij zijn biecht. In de loop
van de biecht bleek dat hij naar die plaats gegaan was om te biechten,
omdat hij niet wilde dat Don Bosco een tamelijk ernstige overtreding te weten

5.5 Page 45

▲back to top
- V/41 -
zou komen waartoe hij zich had laten verleiden in zijn beheer, wellicht van gel-
den van het huis. Don Bosco hoorde alles aan zonder iets te zeggen. Daarna zei
hij tot de man: - "Let op, ik verzeker je dat Don Bosco er niets over te weten
zal komen. En ter geruststelling van je geweten, ook in de toekomst, mag je vel
weten dat hij die kwestie over het hoofd zal zien." - Men stelle zich de verba-
zing van de man voor toen hij merkte dat hij juist was gaan biechten bij degene
voor wie hij in geen geval zijn geweten had durven blootleggen. Volkomen getroost
keerde hij terug naar het Oratorio, waar hij het vreemde geval dat hem overkomen
was aan Giuseppe Buzzetti vertelde.
Intussen werden de prijzen van de Loterij getrokken op 24 mei om twee uur
's middags in een vertrek van het Oratorio van Valdocco en op 30 mei
publiceerde de Armonia de lijst van de winnende nummers.
Maar in die tussentijd had Don Bosco niet nagelaten zich met volle ijver
met apostolische werkzaamheden bezig te houden door te preken. Vanaf 22 april,
een zaterdag, hadden verschillende ijverige priesters met zijn hulp gedurende
acht dagen de geestelijke oefeningen geleid voor een aantal jongens en volwasse-
nen van de stad, in de kerk van de eerbiedwaardige broederschap der Misericordia.
Ongetwijfeld voor meer dan één van hen was het eeuwige heil veilig gesteld van de
gesel die in dat jaar Turijn zou treffen.
Hierna bereidde Don Bosco een andere bijzondere plechtigheid voor, waar-
omtrent wij de aankondiging, die in de Armonia van 20 mei 1854 te le- zen
stond, in ons bezit hebben.
Veertigurengebed en octaaf in het jongensoratorio van
de H. Eranciscus van Sales in Valdocco.
" Ten einde de zegen des Heren te verkrijgen over het christen-
" volk en over de vruchten van onze akkers, werd een heilig octaaf in-
" gesteld te houden ter ere van de Allerheiligste Maagd Maria in dit
" Oratorio van 21 tot 28 mei.
"
Het programma van de eerste drie dagen is als volgt: In de
" loop van de morgen een voldoende aantal stille Missen; om tien uur
" plechtige hoogmis en uitstelling voor het Veertigurengebed.
"
's Avonds, om 6 uur, preek, zegen met het Heilig Sacrament.
"
Op de dagen die volgen op het Veertigurengebed om 7 uur 's
" avonds Rozenkransgebed, preek en Zegen.
"
Donderdag (25), dag van 's Heren Hemelvaart en zondag (28),
" hebben de diensten plaats zoals in de loop van het jaar.
"
Alle getrouwe christenen en in het bijzonder de jongens die
" gewoonlijk dit Oratorio bezoeken, worden warm uitgenodigd om deze
" heilige diensten bij te wonen. Tot dat doel verleent de Paus een
" volle aflaat aan allen die, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben,
" een bezoek brengen aan deze kerk gedurende de drie dagen van het
" Veertigurengebed. Zijne Heiligheid, de regerende Pius IX verleent
" bij bijzonder besluit dezelfde volle aflaat voor zondag 23 dezer,
" daar op die dag op plechtige wijze de sluiting plaatsvindt van de-
" ze aan de heilige Maagd Maria toegewijde maand.

5.6 Page 46

▲back to top
- V/42 -
Gedurende die dagen vertelde Don Bosco andermaal aan de jongens
hoe hij een lichtende vuurbol in de lucht had gezien boven de plaats
waar later de kerk van Maria, Hulp der Christenen verrees. Het
scheen alsof de Heilige Maagd door dat teken wenste te bevestigen dat
zij de door haar ingenomen plaats niet prijsgaf. Giuseppe Buzzetti, die
getuige geweest is van dergelijke uitlatingen, zei in 1887 te Lanzo,
toen hij Don Bosco aan dat verhaal herinnerde: - "Dat was de verlichte
koepel, is het niet?"
- "En waarom niet"? antwoordde Don Bosco.
Na het Veertigurengebed werden de voorbereidingen getroffen voor
de plechtigheden van de Heilige Aloysius en van Sint-Jan. Voor deze en
voor alle andere feesten drong Don Bosco, die in alles orde wenste, erop
aan, dat degenen die de leiding hadden, vroegtijdig zowel in als bui-
ten de kerk over alles zouden beschikken wat nodig was, om iedere on-
voorziene moeilijkheid onder ogen te kunnen zien. Daarom beval hij aan:
1. dat er ieder jaar schriftelijk aantekening zou worden gehouden van de
oorzaken van elke onordelijkheid die zich had voorgedaan, opdat dit
zou kunnen dienen als ervaring voor toekomstige feesten.
2. Dat men een lijst zou bewaren of opmaken van alle weldoeners en wel-
doensters of vriendelijk gezinde personen, om hun uitnodigingen te
sturen voor de feestelijkheden in kerk, toneelzaal of academische
zitting.
3. Dat er steeds een programma opgesteld werd om bij de Prefect te laten
bewaren voor de materiële regeling der feesten.
En inderdaad vinden wij tussen zijn brieven de regeling voor het
feest van de H. Aloysius:
1. Tijdig een "prior" zoeken, een afvaardiging naar hem toe zenden met
het verzoek deze functie te willen aanvaarden; op zijn minst op de
dag voor het feest hem een afschrift verschaffen van het sonnet ...,
het programma, enzovoort.
2. Noveen of triduüm. Programma zenden aan de heren "Weldoeners".
3. Zindelijkheid buiten de kerk en langs de wegen waar de processie zal
voorbijkomen. Baldakijn ontplooien.
4. Uitstalling en relikwieverering. Doekjes bij de hand.
5. Loterij op de speelplaats indien men dat geschikt acht.
6. Limonade voor de muzikanten.
7. De inspecteur van politie waarschuwen door hem het programma van het
feest te zenden.
Daarna herdrukte Don Bosco ter voorbereiding van het feest van
lectuur, bestemd voor de maand juni: De zes zondagen en de noveen ter ere van
de H. Aloysius van Gonzaga; liet hij 500 prentjes van deze heilige drukken
bij Doyen om onder de jongens uit te delen. Een gedicht ter ere van de
H. Aloysius, dat nog in de archieven bewaard wordt, werd in druk gege-
ven en van het volgende onderschrift voorzien: De zonen van het Oratorio
van de H. Franciscus van Sales en voor hen de theol. Giov. Battista Vola, gees-
telijk directeur van de compagnie van de H.Aloysius, hier opgericht.

5.7 Page 47

▲back to top
- V/43 -
Graaf Cays, die herkozen werd als "prior" van deze compagnie zorg-
de voor rode doeken met halfgouden stiksel om de hele kroonlijst rondom
in de kerk mee te bedekken.
Midden tussen de bedrijvigheid voor die feestelijkheden door hield
Don Bosco echter niet op met de bestrijding van de protestanten, en in
drie afleveringen, voor juni en juli, gaf hij in druk de Catechismus be-
treffende de Katholieke Kerk ten gebruike van het volk door Giovanni Per-
rone van de Sociëteit van Jezus. In dat boekje van meer dan 200 blad-
zijden, toonde de schrijver de oorsprong en de aard van de Katholieke
Kerk aan; de kenmerken en de eretitels van de ware Kerk van Jezus
Christus, haar onfeilbaarheid, de heiligheid, de bestendigheid, de on-
veranderlijkheid. Hij sprak over haar stichting, over de plicht haar
bedienaren te gehoorzamen, gaf antwoord op de bezwaren van de protestan-
ten tegen de Inquisitie, tegen de biecht, de mis, het vagevuur, de ver-
ering en de aanroeping van de heiligen. Hij eindigde met aan te tonen
dat het de plicht der gelovigen is de Kerk van Rome lief te hebben.
Don Bosco onderbrak dit werk om zich naar San Ignazio te begeven
om biecht te horen, en hij nam de seminarist Michele Rua met zich mee,
die de retraite wilde volgen; maar nauwelijks was hij in Turijn terugge-
keerd of Don Bosco zette het werk voort.
Voor de maand augustus publiceerde hij in twee afleveringen een
anoniem boekje: Verhandeling over het Heilig Misoffer. Het zijn samen-
spraken tussen een vader en zijn zoon. Er wordt de goddelijke instel-
ling in aangetoond van de offers in de oudheid en van de H. Mis. Weerlegd
worden de schaamteloze leugens van de Protestanten, met de oude en ver-
schillende liturgieën van alle christelijke kerken, ook de schismatieke,
die volkomen het katholieke geloof bevestigen. Er wordt de voortreffe-
lijkheid in aangetoond van de H. Mis en de eretitels of eigenschappen
van oneindige waarde ervan, en de vruchten die er overvloedig uit voort-
vloeien voor de priester en voor de gelovigen, levenden zowel als doden.

5.8 Page 48

▲back to top
- V/44 -
HOOFDSTUK VIII
SUBSIDIE VAN DE KONING VOOR DON BOSCO - DE RECTOR ALLEEN IS
NIET MEER VOLDOENDE VOOR DE LEIDING VAN HET HOSPITIUM - DON
VITTORIO ALASONATTI EERSTE PREFECT EN ECONOOM - OPMERKELIJKE
DEUGDEN VAN DEZE PRIESTER.
In de aanvang van de maand augustus had Don Bosco zijn toevlucht tot de
koning genomen om wat subsidie te verkrijgen, en ziehier het antwoord dat hij
ontving:
" Secretariaat van de Grootmeester der Orde
" van de HH. Mauritius en Lazarus.
"
Turijn, 15 augustus 1854
"
Daar de Orde van Mauritius in dit jaar van waarlijk buiten-
" gewone ellende ook buitengewone steun heeft moeten verlenen ter
" verlichting van nieuwe en ongewone zorgen, zou zij moeilijk in
" staat kunnen zijn bij herhaling aan eenzelfde instelling steun te
" verlenen.
"
Overwegende echter dat de duurte van de levensmiddelen, de
" kosten van het levensonderhoud der verlaten jongens, die U onder-
" dak verschaft, gevoelig toeneemt, en dat het aantal jongens ook
" aanmerkelijk stijgt, heb ik gemeend voor ditmaal te kunnen afwij-
" ken van het vastgestelde maximum, en aan Zijne Majesteit voor te
" stellen andermaal een bijzondere subsidie voor uw liefdadig werk
" toe te staan.
"
Daarom verwaardigt Zijne Majesteit de Koning zich U tot dat
" doel het bedrag van 250 Lire te verlenen, en het is mij een eer U
" dat te kunnen berichten, terwijl ik u verzoek mijn gevoelens van
" eerbied te willen aanvaarden.
"
Voor de eerste secretaris van Z.M.
" de eerste ambtenaar
"
SOMIS DI CHIAVRIE
Maar niet alleen aan geld had Don Bosco grote behoefte. Van 1853 af
ging hij onder zware zorgen gebukt en kon hij zonder hulp niet meer beantwoor-
den aan de morele en materiële eisen van de inwendige leiding van het huis,
die steeds grotere proporties begon aan te nemen. En de Heer voorzag hem op
het juiste ogenblik van degene die later zijn rechterhand zou worden, de sterke
en intelligente steun van het Werk der Oratorio’s. Don Bosco had al eerder het
oog laten vallen op de priester Vittorio Alasonatti uit Avigliana, een goede

5.9 Page 49

▲back to top
- V/45 -
vriend van Don Giacomelli en dus ook van hem. Verscheidene keren en ook in
1854 hadden zij samen de retraite in San Ignazio gevolgd en gezamenlijk hadden
zij de weg afgelegd van Turijn naar Lanzo. Hij wist dus uit ervaring hoezeer Don
Alasonatti van dienst zou kunnen zijn voor de belangrijke en moeilijke
taak die hij zich voorgesteld had hem op te leggen. Hij deed hem dus het voor-
stel om de last in het Oratorio met hem te komen delen. Veel werk en wei-
nig rust, veel leed en weinig vertroosting, armoede, zelfverloochening,
offer, ziedaar het programma dat Don Bosco aan Don Alasonatti kon voor-
leggen toen hij hem uitnodigde het ambt van Prefect in het Oratorio te
willen aanvaarden. Als beloning beloofde hij hem niets anders dan voeding
en kleding en uit naam van God een rijke gloriekroon in de hemel. Het was
als de uitnodiging die de Zaligmaker tot Petrus en Johannes gericht had.
Don Bosco had hem daarna een brief geschreven. Don Alasonatti ontving die
terwijl hij zich op zijn kamer bevond. Hij las de brief, richtte zijn ogen op
de hemel, als om naar 's Heren wil te vragen, wierp een blik op het kruis-
beeld, et hoofd en nam de uitnodiging aan.
Doch wie was deze waardige priester, op wie de Congregatie van
Don Bosco zich steeds zal kunnen beroemen?
Op 15 november 1812 in Avigliana geboren, had hij de gewone scho-
len van zijn geboorteplaats bezocht, waartoe toen ook de eerste klas van
het gymnasium behoorde, en op het seminarie van Giaveno voleindigde hij
de grammatica, de poësis en de retorica. In Avigliana nam hij het geeste-
lijke kleed aan uit de handen van de Deken Don Pautass. Op het seminarie
van Turijn studeerde hij filosofie en theologie. Overal echter was hij
in iedere deugd steeds het voorbeeld van zijn medestudenten geweest. Na-
dat hij moraaltheologie gestudeerd had in het Convict van Sint Francis-
cus van Assisi, werd hij priester gewijd in 1835. Terwijl hij zich in
zijn geboortestreek onvermoeibaar toelegde op de uitoefening van zijn
geestelijk ambt, werd hij op verlangen van alle mensen tot meester van
de lagere school benoemd. Hij was heel erg geliefd bij de kinderen. On-
danks de nobele ernst van zijn manier van optreden wist hij eenvoudig
te zijn met de eenvoudigen, hij wilde als het ware een van hen worden.
De waarlijk moederlijke genegenheid waarmee hij zijn klas naar de kerk bege-
leidde en het onuitputtelijke geduld waarmee hij de wanordelijkheden van
zijn woelige leerlingen verbeterde wekten de bewondering van heel de be-
volking en van de hele clerus. Hij vermaande de kinderen van tevoren in de
klas dat zij zich godvruchtig en ingetogen moesten gedragen wanneer zij
in Gods huis waren. Hij lette op hen onderweg van de school naar de kerk,
zag erop toe dat zij wijwater namen en goed het kruisteken maakten, deed
hen vervolgens op de voor hen aangewezen plaatsen gaan zitten, en zorgde
er door oplettendheid en door zijn voorbeeld voor dat zij op een behoor-
lijke manier het heilig misoffer bijwoonden. Het waren zorgen die hij met
een waarlijk priesterlijke ijver op zich nam.
Buiten de gratis particuliere lessen, die hij aan volwassenen gaf
en aan wie een bijzondere cursus wilden volgen, hielp hij ook de pastoor
de parochiële zorgen te verlichten. Hij gaf 's zondags een uiteenzetting
van het Evangelie, gaf catechismusles, deed dienst aan het altaar als
een eenvoudige misdienaar, gaf les in Gregoriaans, bracht lange uren in
de biechtstoel door, stond zieken en stervenden bij. Hij was het toon-
beeld van een apostolische man.
Wanneer hij zich vermoeid terugtrok om zich ter ruste te begeven in zijn
eenvoudig kamertje, bad hij iedere dag de Rozenkrans, gevolgd door andere lange

5.10 Page 50

▲back to top
- V/46 -
gebeden, en zijn brevier bad hij steeds geknield en met ontbloot hoofd,
ook in de laatste jaren van zijn leven, hoewel hij toen versleten was
door langdurige en zware inspanningen, door voortdurende verstervingen
en tal van smartelijke ongemakken. Nooit liet hij deze zware levenswijze
na, en een dergelijke geestkracht moest wel in grote mate bijdragen tot
de hoogste matigheid, die hij steeds betrachtte, in zijn rust, in
zijn ontspanning of bij de maaltijd. Iedere dag hield hij een lange
overweging, bracht hij een bezoek aan het Heilig Sacrament en deed hij
een grondig gewetensonderzoek. In de laatste tien jaren bad hij iedere
avond het Proficiscere, de gebeden der stervenden op zichzelf betrek-
kend. En juist toen de pastoor van Avigliana, de theol. Vignolo, de
streek en de geestelijkheid, het meest op hem rekenden, riep Don Bosco
hem naar Turijn in het Oratorio met een frase die hij tegenover hem al
vaker had gebruikt: - "Kom me helpen mijn brevier te bidden!"
De 14de augustus 1854 liet Don Alasonatti edelmoedig alle weelde-
righeid van zijn welgestelde familie in de steek, zag af van een aan-
zienlijk salaris dat hem ten deel viel als bedreven en geëerd schoolmees-
ter; bekommerde zich niet om de min of meer wereldse overwegingen die
enkele bekenden en ook aanzienlijke personen uit de geestelijkheid hem
voorhielden om hem op zijn besluit te doen terugkomen, betrad het Orato-
rio met zij n br ev ie r o nd er d e arm en ze i tot Don Bosc o: "Waar moet ik
mijn brevier bidden?"
Don Bosco bracht hem naar het vertrek dat hij voor hem bestemd had in
het huis Pinardi en dat als kantoor van de prefectuur diende, terwijl
hij tegen hem zei: - "Hier is uw plaats!"
Van dat ogenblik af stelde Don Alasonatti zich volkomen onder de
leiding van zijn nieuwe Overste, en verzocht hem hem zonder terughou-
dendheid te willen bevelen in alles wat hij nuttig achtte voor het huis,
en hem nooit te sparen wanneer Gods glorie dat vereiste. Hij hoefde
niet lang te wachten of hij was met werk overstelpt, omdat het program-
ma van Don Bosco niet een onvruchtbare plichtpleging was geweest. Het
huis bevatte toen ongeveer tachtig jongens, studenten en handwerkjon-
gens, buiten de externen die naar de dag- en avondscholen kwamen. Don
Alasonatti was belast met de algemene administratie. Dat belangrijke
ambt omvatte het toezicht over het morele gedrag van de jongens, de
leiding van de lessen, van de werkplaatsen, de bijstand in de kerk en
bij de studie, het toezicht op de kerkdiensten, het bijhouden van de
bo ek en van wie er kwamen en gingen, het administratieregister, en een uitge-
breide briefwisseling.
Hij, die steeds de eerste was die aan het werk ging, was de laat-
ste die zich ter ruste begaf, en heel dikwijls was zijn bed 's morgens
nog onbeslapen. Niet zelden duurde het ontvangen van bezoekers zo
lang, dat een brief, waar hij 's morgens aan begonnen was, moest blijven
liggen tot 's avonds, en ook wel eens tot de volgende dag, al naargelang
het aantal bezoekers, die achtereenvolgens in zijn kamer verschenen en
het hem onmogelijk maakten de pen weer ter hand te nemen. Dikwijls werd
het ontvangen van bezoekers dubbel lastig, door de verschillende zaken
die hij behandelen moest, door de vrijpostigheid van de bezoekers, door
de onaangename berispingen die hij de schuldigen dikwijls moest toevoe-
gen. De een moest hij uitvoerig vermanen, voor de ander was een veelzeg-
gende blik voldoende. Menige keer moest hij een gesprek onderbreken om
een bezoek te brengen aan een slaapzaal, het bezoek aan de slaapzaal onderbre-

6 Pages 51-60

▲back to top

6.1 Page 51

▲back to top
- V/47 -
ken om in een studeervertrek onordelijkheid te voorkomen. Dikwijls begaf
hij zich op weg om de werkplaatsen in ogenschouw te nemen, en dan werd
hij in allerijl naar de prefectuur geroepen om ouders van de jongens te
ontvangen, om dezen en genen tevreden te stellen. De hele administra-
tie van het huis hing van de prefect af; voor iedere kleine of grotere
aangelegenheid moest men zich tot hem wenden. Vandaar dat hij tegelij-
kertijd moest optreden als schoolmeester, assistent in de kerk, opzich-
ter in de werkplaats en dikwijls als dokter en ziekenoppasser in de zieken-
zaal.
Don Alasonatti trad deze opeenstapeling van taken tegemoet met
een zodanige onverstoorbare gelijkmoedigheid, dat het moeilijk te zeg-
gen zou zijn, wat het meest in hem tot uitdrukking kwam. Het geduld in
het lijden of de manier waarop hij alle zaken wist te regelen, de rusti-
ge manier waarop hij de zaken overwoog, of de ongedwongenheid in het
afwerken van de meest ingewikkelde aangelegenheden; de voldoening over
een tot een goed einde gebrachte werkzaamheden of het verlangen om
nieuwe bezigheden te doen te krijgen. Ook werden al die moeiten niet
steeds beloond met een goede uitslag; soms waren blijken van ondankbaar-
heid het loon voor zijn onvermoeibare ijver.
Hij dacht er dan wel eens aan, dat hij in Avigliana een familie
had, zijn ouders, die hem met open armen ontvangen zouden hebben, dat
hij in zijn geboortestreek de vreugden zou hebben kunnen genieten van
een rustig en tevreden leven onder de schutse van het ouderlijke dak.
Daarbij kwam het klimmen der jaren, het opdagen van lichamelijke onge-
makken die zich, tengevolge van deze overmaat aan werkzaamheden, al op
een pijnlijke manier begonnen te doen voelen. Doch wel verre van zich
door dergelijke overwegingen te laten weerhouden, was zijn uiteindelijke
besluit daaruit alleen, dat hij zich met nieuwe moed op zijn werk moest
werpen. - "Vittorio, ad quid venisti"? zei hij dan tegen zichzelf.
"Waarom ben je naar het Oratorio van de Heilige Franciscus van Sales
ge ko m en ? Je zu s Chri stus kreeg pas rust op het kruis en jij wilt halverwege
blijven rusten?"
Vertroost door zulke gedachten nam hij nieuwe werkzaamheden in
handen. De plaats innemend van Don Bosco, onderlegde hij de jongens in
de Gregoriaanse zang, zodat zij het lof en de mis in een tweestemmig
koor konden zingen, en daardoor werden de leerlingen bekwaam om in
de parochies te zingen. De heilige ceremonieën uitleggen, het nieuwe
testament verklaren aan de seminaristen, catechismusles geven, dat alles
werd voor Don Alasonatti dagelijks brood. Men zag hem herhaaldelijk
meehelpen bij het in orde brengen van bedden die slecht waren opge-
maakt, de trappen vegen of aan tafel bedienen, met een eenvoud waarbij
die van de minste knecht in het huis in het niet verdween.
Don Bosco die zovele en ernstige zorgen met de prefect deelde,
wilde op de een of andere manier zijn zware taak verlichten, maar daar-
tegen verzette hij zich steeds met beslistheid. Beider nijvere vlijt ze-
genend, deed de goddelijke Voorzienigheid echter al spoedig mensen vinden die
in staat waren de prefect althans van een deel van zijn taken te bevrij-
den, gaf hem een vice-prefect voor het bijhouden van de boeken, terwijl
Don Alasonatti de zaken van groter gewicht werden voorbehouden; er kwam
een econoom voor de geldzaken, een directeur voor de studies en na enige
tijd een prefect voor de sacristie.

6.2 Page 52

▲back to top
- V/48 -
om een inzicht te krijgen in de grote geest van versterving van Don Ala-
sonatti, willen we hieraan toevoegen dat hij, toen hij uit Avigliana v er tr ok om
na ar h et Oratorio te gaan, te ge n Do n Gia co me ll i zei: - "Ik zal Don Bos-
co niet in de steek laten en niet meer naar huis terugkeren zolang Don
Bosco niet enkele helpers heeft."
Toen hij in het Oratorio kwam was een van zijn eerste bevindingen
dat daar gebrek was aan alles. De wijn, die af en toe door de gemeente-
lijke weldadigheid en door enkele kooplieden van de wijnmarkt verstrekt
werd, en uit verschillende soorten was samengesteld, soms zuur of muf
van smaak lag hem niet goed op zijn maag, en hij nam onmiddellijk het
vaste besluit: - "Voor mij is het voldoende van water en brood te leven!"
Hij was gewoon, thuis zijn koppige wijn te drinken, daar zijn kelders be-
hoorlijk voorzien waren. Maar daar hij zich geen verwijtend antwoord op
de hals wilde halen van zijn ouders, die hem slechts met tegenzin
hadden laten vertrekken, bang ook dat hij Don Bosco in verlegenheid zou
brengen door over die behoefte te spreken, en ook bevreesd een uitzonde-
ring te maken, die anderen aanleiding zou hebben gegeven om wijn te be-
waren in hun eigen cel, besloot hij zijn ouders er niet om te vragen en
altijd water te drinken. Dat deed hij tot het jaar voor zijn dood toe,
al waren er enkele spaarzame gevallen waarin de hoffelijkheid hem gebood
een glas wijn aan te nemen.
Deze versterving voelde hij heel erg, maar steeds sereen, steeds
rustig, trok hij zich dat niet erg aan: Semper in gratiarum actione manere.
Iustus meus ex fide vivit, was zijn gebruikelijke leuze.
Zo was de eerste prefect en econoom die door de Heer naar de jon-
gens van het Hospitium werd gezonden. Op de zondag van zijn komst in het
Oratorio, feest van Maria Tenhemelopneming, werd het rooster voor de
diensten in de kerk op zondagen vastgesteld en niet meer veranderd. Te-
gen half acht begon Don Alasonatti de Mis op te dragen, dat wil zeggen
die, waaronder de communie werd uitgereikt, en Don Bosco betrad om
tien uur het altaar als hij klaar was met biechthoren van de externe
jongens; daarna preekte hij. Voor deze tweede Mis ging het zingen regel-
matig door, evenals het bidden van de metten en lauden uit het kleine officie
van Onze-Lieve-Vrouw, zoals ook thans nog gebruikelijk is. Tot 1858 toe
celebreerde Don Bosco de tweede Mis.
Intussen begon Don Alasonatti de 15de augustus 1854 zijn missie
in Valdocco met het waken bij een choleralijder, daar deze Aziatische
ziekte op een moorddadige wijze in Turijn om zich heen was gaan grijpen.

6.3 Page 53

▲back to top
- V/49 -
H O O F D S T U K IX
DE CHOLERA VOORSPELD - HAAR OPTREDEN IN TURIJN - HET GEMEENTE-
BESTUUR NEEMT ZIJN TOEVLUCHT TOT MARIA TROOSTERES - DE STERFTE
IN HET GEBIED VAN VALDOCCO - VOORZORGSMAATREGELEN IN HET ORA-
TORIO - DON BOSCO BIEDT ZIJN LEVEN AAN VOOR ZIJN LEERLINGEN
- EEN GEDENKWAARDIG GESPREK - DEUGDZAAM GEDRAG VAN DE
LEERLINGEN - DON BOSCO BEGINT MET DE VERZORGING VAN DE
CHOLERALIJDERS - WAARDIGE ZONEN VAN HUN VADER -
DOELTREFFENDE LERINGEN - DE JEUGDIGE ZIEKENVERPLEGERS -
HULP VOOR DE ZIEKEN EN EDELMOEDIGHEID VAN MOEDER MARGHERITA -
DE REGERING LAAT VERSCHEIDENE
TEHUIZEN EN KLOOSTERS VRIJMAKEN.
Volgens de verzekering van Don Rua had Don Bosco in de maand mei aan de
jongens aangekondigd dat de cholera in Turijn zou uitbreken en er grote verwoes-
tingen aanrichten. Tegelijkertijd had hij gezegd: "Maar jullie kunnen gerust
zijn, indien jullie doen wat ik zeg, zullen jullie allen van deze gesel gespaard
blijven."
- "En wat moeten we dan doen"? vroegen de jongens eenstemmig.
"Op de allereerste plaats in staat van genade leven, een medaille
van Onze-Lieve-Vrouw om de hals dragen. Ik zal die medailles zegenen en aan elk
van jullie uitreiken; iedere dag een Onzevader, Weesgegroet, Eer zij de Vader
met gebed tot de H. Aloysius bidden, met toevoeging van het schietgebed: Ab
omni malo libera nos, Domine."
Inderdaad was de cholera, komend uit Indië, waar zij steeds heerste, en
na door verschillende streken van Europa gegaan te zijn, ook tot Italië doorge-
drongen, zowel in Ligurië als Piëmont. In de maand juli brak ze uit in Genua,
waar ze in tijd van twee maanden ongeveer drieduizend mensen van het leven be-
roofde.
Bij de melding van de eerste gevallen gaf het ministerie, bij besluit
van 25 juli, voorschriften voor voorzorgsmaatregelen aan de vicarisgeneraal van
Turijn, opdat de geestelijkheid de burgerlijke autoriteiten de helpende hand
zou bieden bij de uitvoering van de uitgevaardigde bevelen. De pastoors ge-
hoorzaamden, de geestelijkheid verklaarde zich bereid, en de kloosterlingen van
San Camillo, de kapucijnen, de dominicanen en de Oblaten van Maria boden zich aan
voor het verzorgen van de choleralijders.
De verschijnselen en uitwerkingen van de Aziatische ziekte waren verschrik-
kelijk, zodat de moedigsten van schrik vervuld werden. Over het algemeen werd zij
voorafgegaan door ingewandstoornissen; maar plotseling openbaarde zij zich dan

6.4 Page 54

▲back to top
- V/50 -
door aanhoudend braken en diarree. De patiënt bespeurde een zwaar gevoel
in de maag; krampen en vreselijke spiertrekkingen kwelden hem over alle
ledematen. De ogen weken terug in hun kassen en werden door een lood-
kleurige ring omgeven, terwijl hun uitdrukking mat en uitdrukkingsloos
werd; de neus werd scherp, het gezicht vermagerde en veranderde zo dat
men de persoon niet meer kon herkennen. De tong werd wit en koud, de stem
hees en het spreken was bijna onverstaanbaar. Het hele lichaam nam een
zwartblauwe kleur aan, en in de ernstigste gevallen werd het zelfs groen-
achtig en weinig minder koud dan een lijk. Sommigen, die door de ziekte
waren aangetast, vielen ter aarde als door een bliksemsnelle beroerte
getroffen; anderen leefden nog slechts weinige uren; enkelen langer dan
vierentwintig uren. In de eerste dagen dat de ziekte optrad werden velen
erdoor getroffen en even zovele stierven erdoor. Daarna stierven er
gemiddeld zestig van de honderd die door de ziekte werden aangetast;
vandaar dat, met uitzondering van de pest, er geen enkele ziekte is,
tot dan toe bekend, die een zo verschrikkelijk sterftecijfer te zien gaf.
Ook wanneer de pest een groter aantal slachtoffers maakte, deed zij dat
overigens niet in zo een korte tijd als de cholera. Vandaar dat iedereen
zich de vrees die allen beving gemakkelijk kan voorstellen.
Deze vrees werd nog gevoed door de wetenschap dat er geen enkel
geneesmiddel gevonden was dat de dodelijke ziekte vermocht te keren,
evenals de overtuiging dat zij niet alleen epidemisch maar ook besmet-
telijk was. Daar komt nog het vooroordeel bij, dat was gaan heersen, bij
de meer eenvoudige mensen die halsstarrig waren gaan geloven, dat de
artsen de zieken een vergiftigd drankje zouden toedienen, dat in Turijn
de naam van acquetta gekregen had, en dat met het doel, de zieken gau-
wer te doen sterven, om op die manier het gevaar voor zichzelf en voor
de ande-ren gemakkelijker te keren.
Een bewijs van de ontdaanheid die het optreden van de moorden-
de ziekte in de harten verwekte, was het stilleggen van alle handelsver-
keer, het sluiten van de werkplaatsen, en het al spoedig op de vlucht
slaan van velen uit de besmette stad. Meer nog, op sommige plaatsen
hoefde er maar iemand door de ziekte te worden overvallen, of de buren,
en soms zijn eigen familieleden, namen, van schrik bevangen, overhaast
de vlucht. Ze lieten hem zonder hulp en bijstand in de steek, zodat een
of andere liefdevolle en moedige persoon zich over hem moest ontfermen,
en zo iemand was er helaas niet altijd te vinden. Het was soms zelfs no-
dig dat de doodgravers door de vensters moesten binnendringen of de
deuren forceren, om een huis te kunnen binnenkomen en de lijken weg te
voeren die al een walgelijke stank begonnen te verspreiden. Kortom, in
enkele streken werden in die dagen herhaaldelijk dezelfde taferelen van
verschrikking vertoond, die gedurende het woeden van vroegere gesels
waren voorgevallen, en waarvan de boeken van oude en moderne schrij-
vers volstaan. Doch de cholera trok zich niets aan van de algemene
vrees. Zoals een door de ontzetting van zijn tegenstanders overmoedig
geworden vijand, trok de ziekte zelfs van dorp tot dorp voort, onder-
weg ontelbare slachtoffers neermaaiend. De gezondste streken, zoals de
heuvels en de bergen, werden niet gespaard. Op de 50ste juli, nadat de
ziekte de Apennijnen overgekomen was, bevond zij zich al op het grond-
gebied van Turijn, en in de eerste dagen van augustus begon zij enkele
slacht offers te maken in de buitenwijken van de stad. Heel het konink-
lijke huis ging, op uitnodiging van Graaf Cays, op diens kasteel van Case-
lette wonen, op een koele hoogte aan de voet van de Alpen gelegen en daar ver-

6.5 Page 55

▲back to top
- V/51-
bleef zij wel drie maanden lang in veiligheid.
Nauwelijks was het gevaar van deze gesel komen opdoemen, of het gemeen-
tebestuur gaf een prachtig voorbeeld van godsvrucht aan heel het volk.
Burgemeester Notta wilde, na de vereiste gezondheidsmaatregelen voor
de verzorging en bijstand van de zieken getroffen en gepaste voorzienin-
gen uitgevaardigd te hebben, eveneens dat men zijn toevlucht zou nemen tot
de Koningin des Hemels, wier waardevolle bescherming in andere soortgelijke
benauwenissen gebleken was. Hij beval daarom een godsdienstplechtigheid
aan in de Kerk van Maria Troosteres der Bedroefden, waaraan in de morgen
van 3 augustus, samen met een geweldige menigte gelovigen, deelgenomen
werd door een bijzondere vertegenwoordiging van de gemeenteraad. De bur-
gemeester deed hiervan zelf mededeling aan de kerkelijke autoriteiten in
een brief, waarin onder meer het volgende te lezen staat:
- "De gemeenteraad heeft, als vertolker van de wens van de bevol-
king van onze hoofdstad, bij gelegenheid van het uitbreken der gevreesde
cholera, hedenmorgen een Mis, gevolgd door de zegen met het Allerheilig-
ste, bijgewoond in de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Troosteres, teneinde
Haar bescherming af te smeken."
Maria, Hulp der Christenen liet deze smeekbede niet onverhoord,
want de verschrikkelijke ziekte woedde, tegen iedere verwachting in, te
Turijn met tamelijk geringe hevigheid, vergeleken bij vele andere steden
en dorpen in Europa, Italië en ook in Piëmont.
Desondanks stegen de gevallen van één tot tien, tot twintig, tot
dertig en daarna zelfs tot vijftig en zestig per dag. Van 1 augustus tot
21 november kwamen er in de stad, voorsteden en omgeving, ongeveer 2.500
gevallen voor, waarvan 1.400 met dodelijke afloop. De meest geteisterde
streek was het gebied van Valdocco, waar alleen al in de parochie van het
gehucht Dora het aantal slachtoffers in één maand tijd 800 bedroeg van wie
er 500 stierven. In de buurt van ons Hospitium waren er gezinnen die niet
alleen gedecimeerd werden, doch volkomen uitgeroeid. In het huis Bellez-
za, in het huis van de herberg "Het gouden hart", in het huis Filippi en
in het huis Moretta, op enkele meters afstand van het Oratorio, - zo ver-
telde ons de ijverige ziekenverpleger Tomatis, - stierven er in de kortst
mogelijke tijd meer dan veertig. Op andere punten van het gebied Parco en
Bertola gebeurde hetzelfde.
Welnu, wat was, bij het uitbarsten en onder het woeden van de
noodlottige ziekte zo dicht in de buurt, en bij de ontsteltenis van de
moedigste mensen, het lot, wat werd er van het Oratorio van de H. Fran-
ciscus van Sales? Wij zullen het in het kort vertellen.
Toen bekend werd dat de ziekte in de stad om zich heen begon te
grijpen, toonde Don Bosco zich voor zijn zonen als een liefhebbende va-
der, als een goede herder: om de Heer niet te tarten nam hij alle mogelijke
voorzorgsmaatregelen die gezond verstand en kennis hem ingaven. Hij liet
daarom alle lokalen grondig schoonmaken, nieuwe vertrekken inschakelen,
het aantal bedden op de slaapzalen verminderen en het voedsel verbeteren
waardoor hij zich aanzienlijke kosten op de hals haalde.
De katholieke en verdienstelijke Armonia, op de hoogte van de be-
nauwenis waarin Don Bosco zich bevond, deed daarom in die dagen ten gun-
ste van hem en zijn jongens een warm beroep op de liefdadigheid van de
gelovigen, met dit korte, maar kernachtige artikel:

6.6 Page 56

▲back to top
- V/52 -
"
Hulp voor het Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
"
Iedereen weet, met hoeveel ijver en met hoeveel liefde de
" priester Don Giovanni Bosco zich opoffert voor de onderrichting
" en voor de opvoeding van de jongens der laagste volksklasse, die over
" het algemeen aan zichzelf overgelaten zijn waar het de opvoe-
" ding betreft. En wat het gevolg is van deze verlatenheid kunnen ons nie-
" mand beter vertellen dan de magistraten die belast zijn met de be-
" straffing van delinquenten en die voor het merendeel deskun-
" digen zijn ten aanzien van deze klasse. Hoeveel misdrijven heeft
" de liefde van de vrome priester niet voorkomen? Iedereen weet
" eveneens, dat deze instelling, die onder de bescherming staat
" van de H. Franciscus van Sales, geen andere ondersteuning geniet dan
" die welke het van rechtschapen personen ontvangt, daar het niet de
" minste subsidie krijgt van de publieke weldadigheid. Iedereen kan zich
" gemakkelijk voorstellen hoeveel er nodig is om een honderdtal
" jongens te onderhouden en onderdak te verlenen, vooral in dit
" jaar, waarin de duurte der levensmiddelen zich in alle beurzen
" doet gevoelen. Bij het naderen van de cholera waren er nieuwe en
" dringende middelen nodig voor het schoonmaken der lokalen, voor
" het verminderen van het aantal bedden in een en dezelfde zaal,
" en derhalve voor het inrichten van nieuwe ruimten daarvoor, voor
" het aanschaffen van linnengoed enz. Wij weten met stelligheid dat
" de goede priester, hoewel steeds gelijkmoedig en bouwend op de
" Voorzienigheid, die ook de vogels in de lucht en de wilde dieren in het
" bos niet vergeet, zich niettemin in ernstige moeilijkheden bevindt,
" en dat hij tot ieder offer bereid is, liever dan zijn beminde
" jongens in de steek te laten, nu zij meer dan ooit hulp nodig
" hebben. Wij twijfelen er niet aan, dat edelmoedige zielen, van
" wie hijzelf zich de schuldenaar verklaart voor al wat hij tot nu
" toe ten bate van de jeugd heeft kunnen doen de achtenswaardige
" en liefdevolle priester te hulp zullen komen.
Aldus het katholieke dagblad in zijn nummer 95 van het jaar 1854,
10 augustus.
Maar Don Bosco, niet tevreden met aardse maatregelen alleen, ver-
trouwde ook van ganser harte op verreweg veel werkzamer voorzieningen,
die van de hemel. Van geloofwaardige personen zijn wij te weten gekomen
dat Don Bosco, vanaf de eerste dagen van het gevaar, voor het altaar
uitgestrekt, dit gebed tot de Heer richtte: "Mijn God, sla de herder,
doch spaar de kudde." Zich daarna tot de Heilige Maagd richtend, zei
hij: "Maria, gij zijt de beminnelijke en machtige Moeder; ach! bewaar
deze beminde kinderen; en wanneer de Heer een slachtoffer temidden
v a n o n s wenst, welnu, ik ben bereid te sterven, wanneer en zoals het Hem be-
haagt."
Hij was de goede herder die zijn leven offerde voor zijn schapen.
Op 5 augustus, feest van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw, dat in dat
jaar op zaterdag viel, verzamelde hij op een gegeven moment al de jon-
gens die onderdak bij hem vonden om zich heen, en hield een toespraakje
voor hen dat met de hulp van dezen en genen in grote lijnen gereconstru-
eerd kon worden.
- "Zoals jullie al gehoord hebben", zei hij, "heeft de cholera haae intre-

6.7 Page 57

▲back to top
- V/53 -
de in Turijn gedaan, en er zijn al enkele dodelijke gevallen vastgesteld. Velen
in de stad zijn er erg door ontdaan, en ik weet dat niet weinigen van jullie
in angst en zorg leven. Ik wilde jullie echter enkele dingen onder ogen brengen
die, wanneer jullie ze in praktijk brengen, jullie allen naar ik hoop voor de
verschrikkelijke ziekte zullen behoeden.
"Op de eerste plaats moet je weten dat deze ziekte niet nieuw is in de
wereld. Er wordt al over gesproken in de Heilige Boeken, waarin God ons onder-
richt over de voornaamste oorzaken die haar verwekken. - "Het vele eten", zo
zegt Ecclesiasticus, "veroorzaakt ziekte, en de gulzigheid leidt zelfs tot cho-
lera: In multis escis erit infirmitas, et aviditas appropinquabit usque ad CHO-
LERAM." (1) - Maar God, die ons de noodlottige kiemen van die ziekte aanduidt,
doet ons ook de middelen aan de hand om ze te voorkomen. - "Weest sober", zo
zegt Hij ons, met de spijzen die u worden voorgezet. - Een beetje wijn is
voldoende voor een welopgevoed mens." - Elders geeft de Heer het geneesmiddel,
dat meer waard is dan elk ander, en Hij zegt: - "Vermijd de zonde, verbeter uw
handelingen en rei- nig uw hart van alle schuld."
"Ziedaar dus, mijn beste jongens, de geneesmiddelen die ik jullie aan-
raad om van de cholera vrij te blijven. Ze zijn bijna dezelfde als die welke de
artsen voorschrijven: Matigheid, soberheid, een rustige geest en moed. Maar hoe
kan iemand van binnen rustig zijn en moed hebben die in staat van doodzonde
leeft, in onmin leeft met God, en weet dat hij naar de hel gaat indien hij zou
sterven?"
"Ik wens ook nog dat wij ziel en lichaam onder Maria's hoede stellen.
Wordt de cholera veroorzaakt door natuurlijke oorzaken, zoals besmetting door
de lucht, door aanrakingen en dergelijke? In dat geval hebben wij een goede
medicijn nodig, die er ons voor bewaart. Maar welke medicijn kan er beter en
werkzamer zijn, dan de Koningin des Hemels, die door de Heilige Kerk het Heil der
zieken genoemd wordt, Salus informorum? Of zou de dodelijke ziekte veeleer een
gesel zijn in handen van God, die verontwaardigd is over de zonden van de wereld?
Dan hebben wij een welbespraakte pleitbezorgster nodig, een barmhartige moeder,
die met haar machtig gebed, met haar milde liefde, zijn verontwaardiging doet
bedaren, zijn hand ontwapent en barmhartigheid en vergiffenis voor ons ver-
werft. En Maria is juist deze pleitbezorgster, deze moeder: Advocata nostra; Ma-
ter misericordiae; vita dulcedo et spes nostra.
"Ook in het jaar 1835 heeft deze zelfde ziekte Turijn bezocht, maar de
Allerheiligste Maagd heeft haar vrij gauw verjaagd. Ter herdenking van deze ge-
nade, heeft de stad Turijn de mooie granieten zuil opgericht, met het witte
marmeren beeld van de Heilige Maagd er boven op, dat wij thans op het voor-
plein van de Consolatakerk zien staan. Wie weet of Maria ons dit jaar niet
andermaal zal beschermen, die boosaardige ziekte van ons weghouden, of althans
niet zo heftig onder ons zal laten woeden?
"Vandaag is het de feestdag van Maria ter Sneeuw, en morgen begint de no-
veen van de mooiste plechtigheid die de Kerk ter ere van de Allerheiligste Maagd
heeft ingesteld; een plechtigheid die ons herinnert aan haar over overgegeven en
(1) 37, 33.

6.8 Page 58

▲back to top
- V/54 -
overgegeven en heilige dood; een plechtigheid, die ons haar glorie, haar
triomf weer in de gedachte brengt en haar macht in de Hemel. Ik beveel aan
dat morgen elk van jullie een goede biecht spreekt en de heilige Communie
ontvangt, opdat ik jullie allen gezamenlijk aan Maria kan aanbieden en
haar smeken de blik op jullie te richten en jullie te beschermen als haar
meest uitverkoren zonen. Doen jullie dat?"
"Ja, ja", luidde het eenstemmige antwoord van allen.
Hier zweeg Don Bosco een ogenblik en toen hij verder ging met
spreken, had zijn stem een bijzondere klank, die men moeilijk zou kun-
nen imiteren. Hij zei dan en besloot:
"De oorzaak van de dood is zonder twijfel de zonde. Wanneer
jullie ervoor zorgen in staat van genade te zijn en geen enkele doodzon-
de bedrijft, geef ik jullie de verzekering dat niemand van jullie door
de cholera zal worden getroffen; maar wanneer er ook maar iemand hals-
starrig Gods vijand zou blijven, en, wat nog erger is, hem ernstig zou
durven beledigen, van dat ogenblik af zou ik niet meer kunnen instaan,
noch voor hem, noch voor enig ander hier in huis."
Aldus Don Bosco op de avond van 5 augustus 1854.
De uitwerking die deze gedenkwaardige woorden op de jongens had-
den valt met geen pen te beschrijven. Gedeeltelijk nog die avond zelf,
gedeeltelijk de volgende morgen, gingen alle jongens van het Hospitium,
met verscheidene anderen van het zondagsoratorio, te biechten en ontvin-
gen de heilige Communie.
Vanaf die dag werd het godsdienstige en morele gedrag van de jon-
gens van het Hospitium zo stichtend en voorbeeldig, dat men het niet be-
ter had kunnen wensen. Het gebed, de bezoeken aan het Heilig Sacrament,
het werk, de gehoorzaamheid, de liefde, de vreze Gods, alles werd in de
hoogste graad van volmaaktheid beoefend. Vooral heerste er een zo grote
vrees zonden te bedrijven dat, wanneer er eentje ook maar even iets ge-
zegd of gedaan had, wat hem als een - zij het ook nog zo lichte beledi-
ging van God voorkwam, hij onmiddellijk naar Don Bosco ging en het hem
toevertrouwde en hem om raad en een gepaste penitentie vroeg. Vooral
's avonds na de gebeden omringden allen hem, om hem hun persoonlijke
twijfels voor te leggen, of hem de kleine fouten van die dag te zeggen;
en soms stond de geduldige priester wel een uur en langer te luisteren
naar deze en gene, bemoedigend, geruststellend, troostend en hen allen
gelukkig en rustig naar bed sturend. Dat was een tafereel dat tot tra-
nen toe ontroerde en de duidelijkste aanwijzing was voor de zuiverheid
van hart, die iedere jongen voor God wilde bewaren.
Ook de jongens die alleen maar het zondagsoratorio bezochten be-
gonnen een veel deugdzamer leven te leiden. Op de zondagen begaven zij
zich stipt naar de diensten in de kerk, en naderden in groot getal tot
de Heilige Sacramenten; in de loop van de week daarna waren zij voor-
beelden voor allen die hen zagen en met hen omgingen.
Intussen namen de gevallen van cholera in Turijn en in de voor-
steden van dag tot dag toe, en Don Bosco had nauwelijks vernomen dat de
epidemie tot in de omgeving van het Oratorio was doorgedrongen, of hij
snelde zonder meer toe om de zieken te helpen. Moeder Margherita die in
verschillende omstandigheden zo bang geweest was voor het leven van haar
zoon verklaarde dat het zijn plicht was zich aan besmetting bloot te stellen.

6.9 Page 59

▲back to top
- V/55 -
Tegelijkertijd richtte het gemeentebestuur van Turijn inderhaast
drie lazaretten in, om er de choleralijders in op te nemen die in hun
eigen huis geen hulpmiddelen en geen verzorging hadden. Twee van deze geïmpro-
viseerde hospitalen werden ondergebracht in het gehucht San Donato dat
toen nog deel uitmaakte van de parochie van het gehucht Dora. Maar al
slaagde het gemeentebestuur van Turijn er ook gemakkelijk in hier en daar
lazaretten in te richten, het werd daarna moeilijk personen te vinden die
zich, zelfs tegen betaling, beschikbaar wilden stellen om de zieken in
die lazaretten of in particuliere huizen te verzorgen. Ook de moedigsten
vreesden de ziekte op te lopen en zij weigerden op zo een gevaarlijke
wijze hun leven in de weegschaal te stellen. Op dat moment flitste Don
Bosco een grote gedachte door het hoofd; een gedachte die hem tot een
edelmoedig en nobel besluit bracht.
Na zich verscheidene dagen en nachten hier en daar beschikbaar
gesteld te hebben voor de verzorging van choleralijders, samen met
Don Alasonatti en met enkele priesters uit Turijn die aan het zondags-
oratorio verbonden waren; na met eigen ogen gezien te hebben in welke
benarde toestand vele zieken zich bevonden, verzamelde Don Bosco op
zekere dag zijn jongens om zich heen en richtte een liefdevolle toe-
spraak tot hen. Hij beschreef hun de ellendige toestand waarin zovele
arme choleralijders verkeerden, van wie er enkele bezweken bij gebrek
aan directe en noodzakelijke hulp. Hij schetste wat voor een schone
daad van naastenliefde het was, zich te wijden aan de verlichting van
hun lijden, dat de goddelijke Zaligmaker in het heilig Evangelie verze-
kerd had de diensten die men aan de zieken bewees, als aan zichzelf ge-
daan te beschouwen; dat in alle epidemieën, en ook in die welke men thans
meemaakte, er steeds edelmoedige christenen geweest waren, die de dood
getrotseerd hadden, naast de getroffenen, en om deze te helpen naar ziel
en lichaam. Hij vertelde hun dat de burgemeester zelf een beroep had
gedaan op verplegers en helpers; dat Don Bosco en verschillende ande-
ren zich al hadden aangeboden; en hij besloot met de wens uit te spre-
ken dat enkele van zijn jongens zijn metgezellen zouden worden bij dit
werk van barmhartigheid. Die woorden van Don Bosco vielen niet te ver-
geefs. De jongens van het Oratorio aanvaardden ze in een geest van ge-
loof en toonden zich waardige zonen van zulk een vader. Veertien van hen
boden zich ogenblikkelijk aan, bereid om aan zijn verlangens te voldoen,
en zij gaven hem hun namen op, om aan de Gezondheidscommissie te worden
doorgegeven; en enkele dagen la- ter volgden nog dertig anderen dat voor-
beeld.
Wie van de ene kant de schrik overdenkt, die in die dagen de
geesten zodanig beheerste, dat velen, zelfs de artsen niet uitgesloten, de stad
ontvluchtten, en dat vele zieken door hun eigen familieleden verlaten
werden; en wie van de andere kant denkt aan de leeftijd en de natuurlijke vrees-
achtigheid van de jeugd in zulke gevallen, kan niet anders dan bewonde-
ring hebben voor dat edele gebaar van de jongens van Don Bosco, die zo
ver-heugd was dat hij van vreugde schreide.
Overigens gaf de goede vader, alvorens de jongens het strijdperk
te laten betreden, verschillende aanwijzingen die zij moesten volgen, op-
dat hun werk tot voordeel van de zieken zou strekken, zowel naar lichaam
als naar de ziel. De verschrikkelijke ziekte had in het algemeen twee
stadia of perioden; de plotselinge aanval, die, zonder directe hulp, voor
de meesten dodelijk was; en de reactie, waardoor velen, door het herstel
van de bloedsomloop aan de dood ontsnapten. Om die reden moest degene die een

6.10 Page 60

▲back to top
- V/56 -
choleralijder hielp, zich tot doel stellen de heftigheid van de aanval
te overwinnen, door de reactie bij hem op te wekken, hetgeen vooral kon
gebeuren door middel van zachte wrijvingen en warme omslagen, met lappen
om de uiteinden van het lichaam, die door kramp en koude waren aangetast.
Op dit punt gaf Don Bosco aan de jonge ziekenverplegers geschikte aan-
wijzingen en voldoende nuttige kennis om hen als het ware tot geïmprovi-
seerde artsen te maken. Hij voegde daar enkele raadgevingen aan toe met
betrekking tot het terrein van het zielenleven, opdat voor zover het van
hen afhing geen enkele zieke zou hoeven te sterven zonder de vertroos-
tingen van de godsdienst.
Nadat zij behoorlijk waren ingelicht, werd er een uurrooster
vastgesteld en werden de jongens naar verschillende plaatsen gezonden.
Sommigen moesten hulp gaan verlenen in de lazaretten, anderen in parti-
culiere huizen, allen bij verschillende families. Weer anderen trok-
ken rond in de omgeving om na te gaan of er nog zieken waren die niet
bekend waren; een laatste groep tenslotte bleef in huis, om te allen
tijde klaar te staan om aan het eerste het beste verzoek om hulp te voldoen.
Nauwelijks was het bekend geworden dat de jongens van het Orato-
rio zich aan de verzorging en het bijstaan van de choleralijders gewijd
hadden, en dat zij uitstekende ziekenverplegers bleken te zijn, of de
vraag naar hen nam zo toe, dat men zich niet meer aan het uurrooster kon
houden. Familieleden, buren, bekenden, het gemeentebestuur, allen wend-
den zich tot Don Bosco, zodat men gerust kon zeggen dat de jongens aan-
houdend in de weer waren. Op sommige dagen vonden zij amper tijd om een
stukje brood te verorberen, en soms kon dat alleen in alle haast ten
huize van de choleralijder zelf gebeuren. Ook 's nachts was het een
voortdurend komen en gaan; dezen gingen naar bed, anderen stonden op, en
verscheidene nachten werden slapeloos doorgebracht of bij de zieken, of
wakend zonder een minuut rust, doch steeds opgewekt en tevreden.
V an het be gi n af a an vo or za g iedereen zich, alvorens zich aan zijn
liefdadige taak te begeven, van een flesje azijn of van een beetje kam-
fer of zo iets; keerden zij dan thuis terug, dan wasten ze zich en ge-
bruikten de azijn voor het desinfecteren; maar al spoedig moest dat zo
vaak gebeuren dat het nodig was hen van die verplichting te ontslaan
om geen tijd te verliezen. Ze konden nu aan niets anders meer denken dan
aan hun arme zieken, terwijl zij de zorg voor zichzelf aan de goddelij-
ke Voorzienigheid overlieten.
Zelfs in die droevige omstandigheden betrok het werk van het Ora-
torio niet uitsluitend de mensen als zodanig want, hoe arm ze ook waren,
konden ze niettemin ook in materieel opzicht vele zieken helpen. Dikwijls
kwamen ze bij een zieke, die geen lakens of dekens had, geen hemden, en
dit niet en dat niet. Een dergelijk gebrek aan de meest nodige dingen
ziende, kwam men dan thuis, vertelde het aan de brave moeder Margherita.
Wanneer zij het verhaal gehoord had, werd zij door medelijden bewogen,
ging naar de linnenkast en haalde eruit wat nodig was. De een gaf zij een
hemd, de ander een deken, of een laken of een handdoek, enzovoort. Na
verloop van enkele dagen had men zelf niets anders meer dan wat men aan-
had of wat er nodig was om zich 's nachts te bedekken.
Een jonge ziekenverpleger kwam haar op zekere dag vertellen dat
een van zijn zieken, die plotseling door de vreselijke ziekte overvallen w a s ,
zich in een ellendige legerstede wentelde zonder lakens, en hij vroeg

7 Pages 61-70

▲back to top

7.1 Page 61

▲back to top
- V/57 -
naar het een of ander dat als bedekking dienst kon doen. De liefdevolle vrouw
ging onmiddellijk op zoek of ze nog iets kon vinden; maar zij vond niets
anders dan een tafellaken. – "Hier", zei de medelijdende moeder, "kijk,
dat is het enige wat ik nog aan linnengoed heb overgehouden; neem het
maar en probeer je er mee te behelpen voor je arme zieke. " - En de
jongen haastte zich blij naar zijn zieke, zich gelukkig prijzend dat
hij hem minstens in iets zindelijks kon wikkelen.
Doch de aanvragen om hulp bleven aanhouden. Er waren arme moeders
van gezinnen die zich kwamen aanbevelen voor hun dochters, of meisjes
voor hun moeders, of andere vrouwen die zich om hulp wendden tot het
bureau voor ziekenverpleging; en Margherita schonk hun haar mutsen, haar
sjaal, en gaf hun tenslotte haar kleren en al gauw haar onderrokken, tot-
dat zij tenslotte niets anders meer overhield dan wat zij aanhad.
Op een dag kwam er iemand bij haar om wat dekking vragen voor de
zieken. Het gaat Margherita zeer aan het hart niets meer te hebben om te
kunnen weggeven. Toen, getroffen door een plotselinge gedachte, neemt zij
een altaardwaal, een schouderdoek en een koorhemd en gaat Don Bosco
verlof vragen om deze kerkelijke voorwerpen te mogen weggeven als aal-
moes. Don Bosco stemt toe en Margherita geeft het aan degene die het was
komen vragen. Op die manier bekleedden deze heilige lijnwaden de leden van
Jezus Christus, want dat zijn de behoeftigen. Eigenhandig had Don Bosco
op een blad geschreven: "Kan men iets waardigers doen met het vaatwerk be-
stemd om het bloed van de Zaligmaker te bevatten, dan voor de tweede maal die-
genen ermee vrij te kopen die al eens vrij gekocht zijn met dit bloed
zelf? Aldus de H. Ambrosius door de nood gedwongen het heilige vaatwerk
te v er kopen om de vrijstell in g va n de sl av en t e verkr ij ge n. " Zijn geval
leek op dat van de heilige Bisschop van Milaan.
De regering had intussen het voornemen gemaakt zich van de kloos-
terorden te ontdoen; en onder het voorwendsel van de cholera, had Urbano
Rattazzi op 9 augustus bericht aan de curie gezonden dat, daar de ge-
meentelijke lazaretten niet toereikend waren, hij van plan was beslag
te leggen op de conventen van de H. Dominicus en van de Consolata, en van
de kloosters der zusters Lateranensen en Capucinessen. De Pro-vicaris
Fissore liet de nodige protesten horen, omdat het hier ging om een
schending van de clausuur zonder machtiging van de kerkelijke overheid;
en hij betoogde zich bij een dergelijke inbeslagneming niet te kunnen
neerleggen. Rattazzi antwoordde hem scherp, dat de gegeven bevelen niet
voor discussie vatbaar waren, en dat alleen de regering de bevoegde
rechter was over de noden van de burgermaatschappij. Op 18 augustus
richtte de politie, om drie uur in de ochtend, haar stappen naar het
klooster van de Kanunnikessen van Lateranen en voerden de zusters naar
een villa van markiezin di Barolo nabij de stad; en in de nacht van de
22ste kwamen veertig carabinieri en politieagenten een inval doen in het
klooster van de Capucinessen. Ze troffen de zusters biddend in het koor
aan, dwongen hen naar buiten te gaan, en in rijtuigen brachten zij hen
over naar Carignano, waar ze in het klooster van de H. Clara werden opgeslo-
ten.
De kloosterlingen moesten Sint Dominicus en de Consolata wel ont-
ruimen en er bleven alleen degenen die nodig waren voor de dienst in
de kerk. Onder hetzelfde voorwendsel werden hier en daar verschillende
kloosters in beslag genomen in Piëmont; en de Kartuizers werden met ge-
weld verdreven uit het prachtige Kartuizersklooster van Collegno, waar-
na men het in een krankzinnigengesticht veranderde. Dat alles gebeurde
in strijd met de door de staat erkende rechten, terwijl deze kloosters ook
helemaal niet voor het doel dienden waartoe de minister ze in beslag had aten
nemen.

7.2 Page 62

▲back to top
- V/58 -
HOOFDSTUK X
KALMTE VAN DON BOSCO EN ONVERSCHROKKENHEID VAN DE JONGENS
BIJ HET HELPEN VAN DE CHOLERALIJDERS - DE LAZARETTEN
EN HET WERPEN MET STENEN - VERSCHILLENDE GEBEURTENISSEN
IN DE HUIZEN DER ZIEKEN - EEN CHOLERALIJDER DOOR DON
BOSCO NAAR HET LAZARET OVERGEBRACHT - ZIJN NIEUWE
O P R O E P E N N IEUWE VERPLEGERS – ONZE-LIEVE-VROUW MAAKT
DE MOEDER VAN DE SEMINARIST FRANCESIA WEER GEZOND.
Aan Don Bosco was de geestelijke leiding opgedragen van een lazaret van
de parochie Borgo Dora, gevestigd op de plaats waar zich thans het tehuis van
Sint-Petrus bevindt en in een aangrenzend huis. Hij en Don Alasonatti stonden
steeds klaar om te gaan waarheen zij geroepen werden. Ze wisselden elkaar af,
opdat er steeds een van hen in huis zou zijn, maar soms moesten ze allebei weg.
Zij besteedden geen aandacht aan eten, aan slapen of rusten. Don Bosco stelde
zich aan het gevaar bloot, zonder zich zorgen te maken over een of andere
voorzorgsmaatregel om zich tegen de ziekte te beschermen. De eerste keer dat hij
naar het lazaret ging waste hij zich met chloorwater, zoals ook de anderen tel-
kens deden wanneer zij naar die plaats gingen; maar naderhand wilde hij zich niet
meer aan dergelijke voorzorgsmaatregelen onderwerpen, om geen tijd verloren te
laten gaan. Hij was dag en nacht in de weer. Een hele tijd lang nam hij geen
andere rust dan een uur of twee op een sofa of in een gemakkelijke stoel. Van
naar bed gaan was geen sprake meer.
Met de grotere jongens ging hij voortdurend hierheen en daarheen waar
hij wist dat er choleralijders waren, terwijl hij geneesmiddelen, aalmoezen
en kledingstukken meenam. Hij ging alle huizen binnen waar zieken waren, maar
hij kon er zich niet lang ophouden aangezien er te veel waren die behoefte had-
den aan zijn priesterlijke bijstand. Wanneer hij zag dat er in die huizen nie-
mand was om de lichamelijke verzorging op zich te nemen, liet hij er een van zijn
jongens achter of riep er een, die nachten lang bij het bed van de zieke door-
bracht. Met zijn beminnelijke kalmte wist hij hen te bemoedigen, hun goede
wil te prijzen, en nooit sprak er uit zijn woorden ook maar het geringste
ongeduld. De seminarist Francesia paste op bij een zieke in een huisje, gelegen
op de plaats waar zich thans onze drukkerij bevindt. Het was al na middernacht.
Toen hij merkte dat de zieke achteruitging, ijlde hij naar buiten, klom over de
muur om de speelplaats heen en riep Don Bosco, die kort tevoren thuisgekomen
was. Deze ging onmiddellijk naar de zieke toe, maar de ongelukkige was al ge-
storven. Toch beklaagde hij zich er niet over dat hij zo laat nog voor niets
op pad had moeten gaan; evenmin maakte hij er de jongen een verwijt van, dat

7.3 Page 63

▲back to top
- V/59 -
wijt van, dat deze hem zo laat was komen waarschuwen; en volkomen rustig
keerde hij naar zijn kamer terug.
Ook de naastenliefde van de jonge ziekenoppassers bleek van het-
zelfde gehalte als die van Don Bosco. Maar men hoeft niet te denken dat het van
hen, vooral in het begin, niet de hoogste inspanning eiste, om over hun vrees
heen te komen en zichzelf te overwinnen. Zo was er een van de veertien,
die zich het allereerst hadden opgegeven, en die zich zo manhaftig naar
het bed van de choleralijders begaven, die al voldoende toonde welk
geweld de jongens zich moesten aandoen om zich aan dit werk te wijden
en het tot het einde toe vol te houden. Want de eerste keer dat hij een
voet zette in het lazaret en degenen die door de verschrikkelijke
ziekte waren aangetast zag te keer gaan, toen hij de loodkleurige lij-
kengezichten zag met de ingevallen ogen, waar nog maar een beetje leven
in te bespeuren viel, en vooral toen hij hen op een verschrikkelijke
manier zag sterven, werd hij door een zo hevige angst aangegrepen, dat
hij al even bleek werd als zijzelf; het werd hem zwart voor de ogen,
zijn krachten begaven en hij viel in zwijm. Gelukkig was Don Bosco bij
hem die, hierop bedacht, hem opving voordat hij op de grond kon vallen,
en hem naar buiten droeg en hem al spoedig bijbracht met een versterkend
drankje; anders zou men misschien gedacht hebben dat de arme jongen door
de cholera overvallen was en hem bij de andere zieken gelegd hebben.
Er moest werkelijk heel wat moed worden opgebracht om zich onver-
schrokken op die plaatsen van smart en dood te bewegen. Want, behalve
door het verschrikkelijke lijden, waaraan zoveel arme zieken ten prooi
waren, werd men door medelijden aangegrepen wanneer men hen, meteen na
hun dood zag overbrengen naar het naburige verzamelcentrum, en hen bijna
onmiddellijk naar het kerkhof zag dragen en begraven worden. Soms schenen
zij nog te leven en werden zij al bij de doden gelegd. In het lazaret
waar de jongens van het Oratorio dienst deden, viel onder meer het vol-
gende voor. Men had juist een lijk naar de naburige dodenkamer gebracht,
terwijl Don Bosco zich onderhield met de arts. Plotseling kwam de oppas-
ser de ziekenzaal in en zei tegen de dokter: "Dokter, die en die zieke
bewegen nog; moeten we hen misschien weer hierheen brengen?" - "Laat hen
maar daar", antwoordde de dokter schertsend; "pas alleen op dat zij er
niet tussenuit gaan." - En, zich vervolgens tot Don Bosco wendend, her-
nam hij: "Men moet wreed zijn met het woord om niet werkelijk wreed te
zijn. Wee als ontmoediging zich van onze bedienden zou meester maken! Wat
zou er dan van de zieken worden!" De bedienden waren inderdaad zo bang,
dat het bijna nodig was hen dronken te maken wanneer er doden of zieken
vervoerd moesten worden. Daarom kan niemand zich de koelbloedigheid,
of, beter gezegd, de geestkracht voorstellen, die nodig was om derge-
lijke taferelen onverschrokken bij te wonen.
In de eerste dagen was het dan ook niet alleen nodig zich boven de
vrees voor de ziekte en voor de dood te verheffen, maar zelfs ook boven
de dreigementen van bepaalde personen. Het is goed hierbij te bedenken
dat de lazaretten, ofschoon ze in de buitenwijken waren ondergebracht,
wat een wijze voorzorgsmaatregel betekende, niettemin ongaarne gezien
werden, en zowel door de zieken als door degenen die er dichtbij woonden
verafschuwd werden. De eersten werden bezield door het vooroordeel dat
men in die plaatsen spoediger stierf, en men er ook ter dood gebracht
werd, door middel van het "drankje", de tweede groep vreesde niet zonder
reden, dat het lazaret eerder de lucht in de omgeving zou verpesten en hun leven

7.4 Page 64

▲back to top
- V/60 -
hun leven in gevaar bracht. Niet in staat te voorkomen dat ze daar geo-
pend werden, maakten enkelen daarom het voornemen ze te doen sluiten
of ze onbruikbaar te maken langs even verachtelijke als onwettelijke
wegen. In het gehucht San Donato, zoals ook elders, nam een troepje vle-
gels het besluit, degenen die zich aanboden om de daar opgenomen zieken
te helpen, schrik aan te jagen, in de waan dat er geen andere meer heen-
gebracht zouden worden, wanneer niemand er meer heen zou durven gaan om
hen te verzorgen en te helpen. Met die bedoeling begonnen deze boosdoe-
ners met dreigementen, daarna gingen ze over tot slaan en tot het gooi-
en met stenen, zodat het een tijdlang nodig was zich door politie te
laten vergezellen als men zich naar het lazaret wilde begeven of het
wilde verlaten, vooral wanneer dat 's nachts gebeurde. Het was juist op
een van de eerste avonden toen twee van de onzen, onder wie de seminarist
Michele Rua, het zwaar te verduren kregen; nadat ze uit het lazaret ge-
komen waren en zich op een duistere plek bevonden onderweg naar het
Oratorio, hoorden zij een onsamenhangend misbaar van kreten en gefluit
vermengd met kreten van: "Sla erop! Sla erop!" Dat was nog niet genoeg;
daar de uitzinnigen kiezelstenen grepen, waarmee de grond daar bezaaid
lag en zo een hagelbui veroorzaakten, dat de twee jeugdige verplegers
aangewezen waren op de snelheid van hun benen en het gelukkige toeval
twee tolbeambten tegen te komen, om niet ingehaald en mishandeld te wor-
den. Ook Don Bosco werd herhaalde malen op stenen onthaald.
Ondanks deze onmenselijke ontvangst, bleef hij zijn bezoeken
aan het lazaret voortzetten zolang het nodig was. Daarop nam de woede
van de buurtbewoners af, en verwierf hij enkel nog de bewondering van
heel de stad.
Moeilijk viel het echter, de zieken het bijgeloof van het vergif
uit het hoofd te praten. Van de vele dingen die er voorvielen willen we
er enkele niet stilzwijgend voorbijgaan, daar ze van genoeg belang zijn
en het vertellen waard.
In het huis Moretta bevond zich een man die door de ziekte ge-
troffen was. De stakker, ervan overtuigd dat dit ongeluk het werk was
van boosaardige lieden die hem met het "drankje", dat ze bij zich droe-
gen, zouden besprenkelen, had een vuurwapen dicht bij zijn bed verbor-
gen, en verbood iedereen, die niet tot de familie behoorde, zijn kamer
binnen te komen. Hij dreigde vastbesloten op iedere vreemde te zullen
schieten. En inderdaad, toen een priester zich had laten aandienen om
hem te komen vertroosten, had deze zich moeten terugtrekken en weggaan,
daar de zieke zijn wapen op hem richtte.
De ziekte verergerde vlug, de familieleden wisten niet tot wie
zich te wenden en besloten uiteindelijk Don Bosco te gaan roepen, die hij
kende en die hij hoog vereerde.
Don Bosco nam de uitnodiging direct aan en ging, en toen hij
ter plaatse aankwam, riep hij de man bij zijn naam.
"0, Don Bosco"! antwoordde de zieke.
"Kan ik binnenkomen?"
"Natuurlijk, kom binnen, kom binnen, Don Bosco. U zult me zeker
het "drankje" niet brengen."
Don Bosco trad binnen, maar nauwelijks was hij over de drempel,
of de man gebood hem op bevelende toon te blijven staan en sommeerde hem:

7.5 Page 65

▲back to top
- V/61 -
- "Doe uw handen open."
Don Bosco toonde hem de palm van zijn rechterhand.
"Laat ook de linker zien"! vervolgde de ongeduldige zieke. Don
Bosco opende de linkerhand.
"Schud eens met uw mouwen, met de armen omlaag!" Don Bosco deed wat
hem gezegd werd.
- "Hebt u niets in uw zak?"
Don Bosco schudde zijn zakken en keerde ze om.
"Dan komt u maar hier bij het bed, het is veilig!"
Don Bosco hoorde zijn biecht! Na enkele ogenblikken, toen de ongeluk-
kige het bewustzijn verloren had, wikkelde Tomatis, die met een andere
metgezel was binnengekomen, de man in een deken, en nadat zij hem op een
draagbaar uitgestrekt hadden neergelegd, droegen ze hem naar het lazaret,
waar hij stierf.
Er had zich ook nog een ander gerucht onder de mensen verspreid,
namelijk dat de cholera vooral veroorzaakt werd door een bepaald water
dat witachtig was, tengevolge van een dodelijk poeder dat, naar men zei,
zich in de bronnen bevond; vandaar dat velen niet meer wilden drinken.
Toen Don Bosco nu bij een vrij ernstige zieke geroepen was, zag
hij, nadat hij hem de sacramenten had toegediend, dat de man, ofschoon
zijn keelgat brandend droog was, het op geen enkele wijze wilde bevoch-
t i gen.
Daar Don Bosco steeds gehoorzaamd werd, zette hij een flesje voor
hem gereed en zei hem dat hij daar zonder vrees van kon drinken wanneer
hij last had van dorst. De zieke beloofde het, en Don Bosco ging, - na
een jongen bij hem achtergelaten te hebben om hem 's nachts te helpen, -
op bezoek bij andere choleralijders. Na een weinig tijd zei de jongen,
ziende dat de zieke verergerde: "Neem toch wat te drinken."
De zieke, die de verzekeringen van Don Bosco vergeten scheen,
spande zich in, draaide zich om en keek de jongen gemelijk aan.
"Neem, neem wat; drink", vervolgde de jongen, terwijl hij hem het
flesje toereikte.
"Wat heb je gezegd? Wat zeg je? Weg, weg, ga dadelijk de kamer
uit!"
"Wees toch rustig; drink, u zult er verlichting door voelen", ant-
woordde de kleine verpleger.
"Ben je nog niet weg"? riep de zieke uit; en ging te keer als
een krankzinnige, kwam het bed uit, deed wankelend een paar stappen,
om een geweer te nemen en richtte het naar de deur: "als je nu niet
weggaat!" - Maar de jongen holde al de trappen af.
Meerdere malen hielp Don Bosco zelf de choleralijders te vervoe-
ren. Op de ochtend van de 16de augustus, feestdag van Sint-Rochus, een
der beschermheiligen van Turijn, zag Don Bosco, toen hij aankwam om het
Oratorio binnen te gaan, op de rand van een greppel van het weiland der
gebroeders Filippi, - eertijds het terrein van zijn eerste samenkomsten,
- een jongen zitten die gretig een dikke meloen zat te eten.

7.6 Page 66

▲back to top
- V/62 -
"Laat dat", zei Don Bosco tegen hem, "je zou ziek kunnen worden."
"Die is zo lekker, die meloen, die doet mij niets", antwoordde
die jongen, "ik doe hààr wat!" Don Bosco drong er nog eens bij hem op aan,
het te laten, maar slaagde daar niet in. Toen vervolgde hij zijn weg en
ging het huis in. Maar hij had nauwelijks zijn kamer bereikt, toen er
iemand kwam vertellen dat een arme werkman in het weiland ten prooi was
aan hevige pijnen en om hulp vroeg. Don Bosco ging meteen naar de
plaats toe en zag de jongen, die geen acht op zijn raad geslagen had,
kreunen en zich in allerlei bochten wringen, terwijl de helft van de me-
loen nog naast hem lag. Enkele nieuwsgierigen stonden vanuit de verte
met een uitdrukking van schrik naar hem te kijken en niemand durfde naar
hem toe te gaan. Don Bosco, die tot vlak bij hem ging, stelde hem met
bemoedigende woorden op zijn gemak en voegde daaraan toe: "Wat heb je?" - "Ik
weet het niet... ik krijg het koud... ik krijg koude rillingen..."
- Don Bosco nam hem bij de handen, die waren ijskoud, een zeker symptoom
van de dodelijke ziekte. Toen verzocht hij de arme jongen op te staan en
met hem mee te gaan; maar de ander ging, toen hij enkele stappen gedaan
had, ondanks alle inspanningen, weer zitten en zei: - "Ik heb mijn benen
niet meer in mijn macht."
Don Bosco, die rondkeek om mensen te roepen, zag Tomatis voorbij-
komen, en toen hij deze een wenk gegeven had, nam hij de jongen aan de
ene kant onder de arm en Tomatis aan de andere; ze tilden hem op en be-
gaven zich op weg. Een poosje lang kon de ongelukkige nog de voeten ver-
plaatsen en lopen; maar op een zeker punt gekomen werd hij door krampen
en door zulke hevige pijnen overvallen, dat hij zich voor dood op de
grond liet vallen. Toen ze dat zagen vouwden de beide medelijdende ver-
zorgers de handen ineen en vormden een soort van zetel en droegen de
stakker op die manier een eind verder. - "Waar gaat u toch met me naar
toe"? vroeg hij.
- "Hier in de buurt naar een vriend van me, in een kliniek, waar je ge-
nezen kunt worden", antwoordde Don Bosco. Hij zei niet: "naar het laza-
ret", daar die naam de jongen zou hebben doen schrikken.
Onderweg viel hem de meloen uit zijn handen en hij wilde dat zijn
twee dragers zouden blijven staan om ze op te rapen. Don Bosco vol-
deed aan zijn verzoek; maar toen Tomatis zag, hoe oververmoeid zijn
Overste was, trok hij de zieke op zijn schouders, want die vracht was
voor zijn sterke schouders slechts een licht gewicht. Don Bosco
volgde hem en steunde de arme jongen van achteren om er zelf niet wer-
keloos bij te lopen. Op die manier bereikten ze het lazaret, waar de
ziekenverplegers, toen ze zagen wat voor een ernstig geval het was,
direct een warm bad gereedmaakten. Don Bosco nodigde de jongen intussen
uit om te biechten, om hem voor te bereiden op de dood, en de stakker
biechtte zo goed en zo kwaad als het ging, maar met oprechte gevoelens
van berouw. Vlak daarop raakte hij in ijltoestand, praatte over zijn
meloen en over acht stuiver die hij in zijn zak verborgen had. Hij was
bang dat de een of andere booswicht hem die zou afnemen. Don Bosco vroeg
hem of hij wilde dat hij ze voor hem zou bewaren, en de jongen vertrouwde
hem rustig zijn kleine schat toe, terwijl hij zei: - "Bewaart u ze voor
me totdat ik genezen ben." - Intussen kwam de dokter; de jongen wordt
in het bad gedaan en men begint hem te wrijven om hem aan het zweten te
brengen. Vergeefse moeite: om twaalf uur was hij niet meer.

7.7 Page 67

▲back to top
- V/63 -
De sluipende ziekte eiste dus voortdurend lichamelijke en geeste-
lijke offers van naastenliefde, en Don Bosco kon slechts met moeite in
zoveel behoeften voorzien. Soms gebeurde het dat de jongens die zich
hadden laten inschrijven als verplegers, allen tegelijk uit waren om
choleralijders te helpen, en er in huis slechts de allerjongsten achter-
bleven, de zwaksten naar gezondheid en ook de schuchtersten. Niettemin
had Don Bosco behoefte aan aanderen, die hem zouden kunnen vergezellen,
of die naar plaatsen gingen waar dringend om hulp gevraagd was. Op een
morgen moest hij naar het lazaret om het H. 0liesel toe te dienen; maar
hij moest iemand hebben om de heilige olie vast te houden terwijl hij het
sacrament zou toedienen. Geen van de jongens die in huis waren achter-
gebleven durfden hem vergezellen. Nadat enkelen geweigerd hadden, vroeg
Don Bosco het aan Giovanni Cagliero, die zich toen met zijn kameraden vermaakte.
"Wil jij met me meegaan?"
- "We gaan!" antwoordde Cagliero vastberaden; en onmiddellijk be-
gaven zij zich op weg. In het lazaret aangekomen, hielp Cagliero Don Bosco
bij de toebereidselen voor de toediening van het H. Oliesel, en beant-
woordde de gebeden van het ritueel, terwijl zij van het ene bed naar het
andere gingen. Opeens kwam er een dokter die deze jongen zag en zei: "Don
Bosco, wat doet u nu? Deze jongen kan en mag hier niet zijn. Vindt u
dat geen ernstige onvoorzichtigheid?" - "Nee, nee, dokter, " antwoordde
Don Bosco, "noch hij, noch ik zijn bang voor de cholera en er zal ons niets
gebeuren."
Cagliero kon inderdaad door zijn moed en behendigheid doorgaan voor
een ervaren ziekenverpleger, en met hem eveneens Giovanni Battista Anfos-
si, die ons de volgende aantekening heeft nagelaten: - "Ik heb het geluk
gehad Don Bosco op verschillende bezoeken, die hij aan de cholera-
lijders bracht, te vergezellen. Ik was toen pas veertien jaar, en herin-
ner me, dat ik bij het verrichten van mijn werk als ziekenverpleger, een
grote kalmte voelde, omdat ik de hoop had gespaard te worden, een hoop
waarmee Don Bosco zijn leerlingen had weten te vervullen. Bij die hulp-
verlening was het ook de liefde van Don Bosco die me op mijn gemak stel-
de. Het was ontroerend, te zien met hoeveel beminnelijkheid en behen-
digheid hij de zieken ertoe wist te bewegen de troostmiddelen van de
godsdienst te aanvaarden en een goede dood te sterven; evenals de manier
waarop hij erin slaagde hen gerust te stellen voor wat het lot van hun
arme kinderen betrof, die zonder enige steun zouden achterblijven. Op een
dag zag ik hem naar het Oratorio terugkeren met zeker zestien kinderen,
die hij hier en daar in de huizen verzameld had en die door de dood van
hun ouders als wezen waren achtergebleven. Hij hield hen allen bij zich,
en later zette hij hen, ieder volgens zijn aanleg, aan de studie of aan
het leren van een ambacht. En dat waren niet de enigen die hij diep be-
wogen, aan de hand meenam om hen toe te vertrouwen aan de goddelijke Voor-
zienigheid.
Het voorbeeld van Cagliero, van Anfossi en van anderen maakte een
paar dagen later diegenen warm, die nog geen besluit hadden weten te nemen.
"Inderdaad," zo bevestigde de seminarist Felice Reviglio, "als
Don Bosco uit de stad terugkeerde, omringden degenen die in huis waren achter-
gebleven hem. En hij riep: "Wie wil naar het lazaret gaan en naar de par-
ticuliere huizen om de choleralijders te helpen?" - "Ik, ik"! riepen
allen in een opwelling van naastenliefde. - Toen richtte hij rechtstreeks
tot mij diezelfde vraag, en misschien was ik de enige die er niet op in-
ging, omdat ik een bevel verlangde te krijgen. Met een glimlach om de lippen

7.8 Page 68

▲back to top
- V/64 -
scheen Don Bosco er zich bij neer te leggen mij met rust te laten.
Maar, alsof hij in mijn hart gelezen had, koos hij mij meteen uit om hem
te vergezellen; hij riep mij en, door hemzelf gezonden, deed ik mijn
werk, door zes choleralijders tot het einde van h un leven bij te staan."
Aan die nachtwaken met Don Bosco werd deelgenomen door Giovanni
Turchi en Carlo Gastini; maar in de voortdurende verzorging van de zie-
ken onderscheidden zich in bijzondere mate de seminaristen Rua, Giusep-
pe Buzzetti en Francesia. Don Bosco bad aanhoudend voor de gezondheid
van zijn zonen, en Onze-Lieve-Vrouw verhoorde hem, waarbij Zij vooral in
het geval van de seminarist Francesia een bewijs van haar moederlijke
bescherming leverde.
De moeder van deze brave seminarist was er slecht aan toe. Haar
zoon werd gewaarschuwd en hij haastte zich naar huis, waar hij haar aan-
trof in een toestand die maar weinig hoop meer gaf. In alle haast in het
Oratorio teruggekeerd, waarschuwde hij Don Bosco, die onmiddellijk
naar haar toe ging om haar biecht te horen. Zij woonde tegenover de Con-
solatakerk. Toen Don Bosco op het plein voorbij de zuil kwam met het
beeld van de Onbevlekte Maagd erop, ontblootte hij het hoofd en, Ferance-
sia op het beeld van Maria wijzend, zei hij: "Zie je haar? Zij zal zon-
der twijfel je moeder genezen als je haar belooft om, zodra je priester
geworden bent, op heel bijzondere wijze je leven te wijden aan het ver-
breiden van haar glorie en van de devotie tot haar." - De seminarist
ging akkoord. Don Bosco ging toen naar boven, waar de zieke woonde,
troostte haar en hoorde haar biecht, en meteen werd haar het H. Olie-
sel toegediend. Toen Don Bosco zich had teruggetrokken en de jongen
gebleven was, verscheen de dokter, een ouderwets iemand, die zei dat de
enige remedie een herhaalde aderlating was. De vrouwen uit de buurt, die
zich in het vertrek verdrongen, hadden niet veel op met dat voorschrift
van de dokter en drongen er bij de zieke op aan, dat zij zich niet moest
laten aderlaten. De dokter, onbeweeglijk en stilzwijgend temidden van
dat gepraat, zei tenslotte: "Ik tap geen bloed af als de zieke het niet
toestaat." - Hierna ging hij weg. De zoon liet toen de kamer ontruimen
en, vol vertrouwen in het woord van Don Bosco, zei hij tot zijn moeder: "En
wat doen we nu?"
"Zeg jij het maar", antwoordde de brave vrouw. "Wat denk jij
ervan?"
"Ik zou zeggen dat we moeten doen wat de dokter heeft voorge-
steld."
"Ga jij hem dan roepen!"
De jongen haalde de dokter aan de voet van de trap in, en ver-
zocht hem weer boven te komen, na hem de verzekering gegeven te hebben
dat zijn moeder zich volkomen aan zijn raadgeving onderwierp. Vijf of
zes maal werd haar bloed afgetapt en de zieke genas en leefde nog eenen-
twintig jaar.

7.9 Page 69

▲back to top
- V/65 -
HOOFDSTUK XI
ERNSTIGE ZIEKTE VAN GIOVANNI CAGLIERO - PROFETISCH
VISIOEN - HERSTEL, INZINKING, GENEZING - CAGLIERO NEEMT
HET GEESTELIJK KLEED AAN - GEVOLGEN EN BEVESTIGINGEN VAN DE
VOORSPELLING.
Een ander bewijs van haar bescherming en van haar welgevallen in
wat de zonen van het Oratorio deden, gaf de Allerheiligste Maagd
Maria door de genezing van de jeugdige Giovanni Cagliero. "Toen men
de hoop op menselijke middelen had opgegeven", schreef Don Rua, raadde
Don Bosco de zieke aan, zijn toevlucht te nemen tot Onze-Lieve-Vrouw, waarbij
hij hem vertelde dat hij genezen zou; en ik was zeer verwonderd deze
voorspelling in vervulling te zien gaan." Laten wij de zaak even in
haar bijzonderheden uiteenzetten.
Op zekere dag, tegen het einde van de maand augustus, keerde Gio-
vanni Cagliero, vermoeid van het werk bij het verzorgen van de zieken, van het
lazaret naar huis terug. Hij voelde zich niet goed en moest naar bed
gaan. Don Bosco, die als een vader van hem hield, liet alle mogelijke
zorg aan hem besteden om hem te bevrijden van de vreselijke tyfusachti-
ge koortsen die hem bijna twee maanden lang plaagden; alles was echter
tevergeefs. Met het oog op de ernst van zijn ziekte, sprak Cagliero,
enkele dagen nadat hij zich te bed begeven had, zijn biecht en ontving
hij de heilige Communie. De koortsen namen echter zozeer toe, dat hij
na verloop van een maand op sterven lag. Don Bosco had openlijk ver-
kl aa rd d at geen van zijn jongens aan de cholera zou sterven, wanneer zij in
staat van genade bleven. Cagliero, die toen zestien jaar was, stelde vol-
ledig vertrouwen in de woorden van Don Bosco, maar het ongeluk wilde,
dat het in zijn geval niet om de cholera ging. In het Oratorio was men
van mening dat hij van de ene dag op de andere naar de eeuwigheid kon
vertrekken; hijzelf was echter rustig. Intussen verklaarden de twee be-
roemde artsen van Turijn, Galvagno en Bellingeri, na een consult, tegen-
over Don Bosco, dat het hier een hopeloos geval betrof, en dat hij
d e z i e k e d e laatste sacramenten maar moest toedienen, daar hij de volgende dag
wel niet meer zou halen. De seminarist Buzzetti bracht Cagliero toen op
de hoogte van het gevaar waarin hij zich bevond en zei hem, dat Don
Bosco zou komen om zijn biecht te horen, hem de Heilige Teerspijze te
brengen en het Heilig Oliesel toe te dienen.
Don Bosco ging zonder uitstel bij Cagliero binnen, om hem voor
te bereiden op de grote stap; maar hij bleef op de drempel staan, toen
voor zijn ogen een wonderlijk schouwspel verscheen. Hij zag een prachti-
ge duif verschijnen die, als een lichtend punt, stralen van helder spran-
kelend licht verspreidde, zodat heel de kamer ervan schitterde. De duif
droeg in haar bek een olijftakje en klapwiekte alsmaar in het rond.
Tenslotte streek zij neer op het bed van de zieke jongen, en raakte zijn
lippen aan met het olijftakje, dat zij vervolgens op zijn hoofd liet
vallen. Daarna nog een schitterender licht dan eerst. Uitstralend ver-
dween zij. Zijn gevoel zei Don Bosco toen, dat Cagliero niet zou ster-
ven, maar dat hij nog zeer veel voor Gods eer te doen zou krijgen, dat de
vrede, verzinnebeeld door het olijftakje, door zijn woord zou worden verkon-

7.10 Page 70

▲back to top
- V/66 -
digd; dat de lichtschittering van de duif, de volheid der genade van de
Heilige Geest beduidde, waarmee hij bekleed zou worden. Van dat ogenblik
af had Don Bosco een nog verward en vaag doch stellig idee, dat hem
voortdurend bijbleef, namelijk dat de jeugdige Cagliero bisschop zou
worden. - En hij hield deze voorspelling al voor bewaarheid, toen
Ca gl ie ro v oo r d e ee rs te maal naar Amerika vertrok.
Op het eerste visioen nu was een tweede gevolgd. Toen Don Bosco
ongeveer halverwege de kamer gekomen was, verdwenen als bij toverslag de
muren, en rondom het bed zag hij een menigte zonderlinge gestalten van
wilden, die hun blik op het gelaat van de zieke richtten en hem smekend
om hulp schenen te vragen. Twee mannen, die zich van al de anderen on-
derscheidden, één met een afschuwelijk en zwartachtig voorkomen, de ander
koperkleurig en rijzig en met een krijgshaftige houding die vermengd was
met een air van goedigheid waren over de kleine stervende gebogen. -
Veel later kwam Don Bosco tot het inzicht dat dit de gezichten waren van
de wilden van Patagonië en Vuurland.
De twee visioenen duurden enkele ogenblikken, en de jeugdige
zieke en de omstanders waren zich van niets bewust.
Met zijn gewone kalmte en zijn beminnelijke glimlach kwam Don Bos-
co langzaam, zeer langzaam naar het bed toe en Cagliero vroeg hem: "Is
dit misschien mijn laatste biecht?"
"Waarom stel je me die vraag"? gaf Don Bosco hem ten antwoord.
"Omdat ik weten wil of ik sterven moet."
Don Bosco concentreerde toen zijn gedachten en zei vervolgens te-
gen hem: - "Giovanni, vertel me eens: wil je liever nu naar de hemel
ga an , of zou je liever willen genezen en nog wat wachten?"
- "Och, mijn beste Don Bosco", antwoordde Cagliero, "ik verkies wat
voor mij het beste is."
"Voor jou zou het ongetwijfeld het beste zijn als je nu naar de
hemel ging, met het oog op je jeugdige leeftijd. Maar daarvoor is het de
tijd nog niet. De Heer wil niet dat je nu sterft. Er valt nog veel te
doen. Je zult genezen en, volgens het verlangen dat je steeds bezield
heeft, zul je het geestelijke kleed aannemen... priester worden... en
dan ... en dan..." - hier onderbrak Don Bosco zichzelf, bleef ietwat
peinzend staan - "en dan, met je brevier onder de arm, zul je reizen te
maken hebben... ! je hebt nog heel wat te doen voor je sterft!... en
je gaat ver, ver weg." - Toen zweeg hij, zonder hem te zeggen waarheen
hij gaan zou.
"Als het zo is", riep Cagliero uit, "is het niet nodig dat ik me
voorbereid op het ontvangen van de sacramenten. Ik voel me helemaal ge-
rust van geweten. Ik zal wachten met biechten totdat ik uit bed ben op-
gestaan en totdat ook al mijn kameraden de sacramenten zullen ontvangen."
"Inderdaad", antwoordde Don Bosco hem, "je kunt wachten totdat
je weer op de been bent." - En hij hoorde zijn biecht niet en ook werd
er over de sacramenten der stervenden niet meer gesproken.
Van dat ogenblik af maakte Cagliero zich nergens meer zorgen over
en hield hij het, ondanks de ernst van zijn ziekte, voor een uitgemaakte
zaak dat zijn genezing zeker was. En inderdaad duurde het niet lang of
er trad beterschap in en begon hij te herstellen. Maar toen alle gevaar geweken

8 Pages 71-80

▲back to top

8.1 Page 71

▲back to top
- V/67 -
scheen en zijn ouders hem in de maand september wat druiven gestuurd
hadden, at hij daar gretig van, want het was een voedsel dat voor on-
schuldig doorging; toen kreeg hij een inzinking en lag al gauw weer op
sterven.
Men moest zijn moeder waarschuwen om hem weer te komen bezoeken,
terwijl men haar erop wees welke dodelijke wending de ziekte van haar
zoon genomen had. Zij haastte zich daarom terug naar Castelnuovo. Nauwe-
lijks was zij in de kamer en zag zij haar zoon in die toestand of zij
riep uit terwijl zij zich tot de aanwezigen richtte: - "Nu is mijn Gio-
vanni er niet meer! 0, wat moet ik zien, alles is afgelopen." - Maar
Giovanni begon, om zijn blijdschap over de komst van zijn moeder te to-
nen, zonder meer met te zeggen dat zij eraan moest denken zijn pries-
tertoog te kopen, met alle andere benodigdheden, voor do inkleding. De
brave moeder dacht dat haar zoon fantaseerde en zei tegen Don Bosco die
inmiddels verschenen was: - "Och, Don Bosco, het is werkelijk waar dat
het slecht gesteld is met mijn jongen! Hij ijlt en spreekt me over
h e t p r i e s t e r kleed en dat ik alles voor hem moet klaarmaken wat er nodig is."
Waarop Don Bosco: - "Wel nee, mijn beste Teresa, uw zoon ijlt
helemaal niet. Wat hij zegt is zeer juist, zorg alleen maar voor al het
nodige om hem als seminarist te kleden; hij heeft nog heel veel te doen
en heeft nog geen zin om dood te gaan."
Cagliero, die alles gehoord had zei: - "Zie je wel, moedertje, ik
zei het u toch; hebt u het begrepen? Ik wil het seminaristenkleed dragen
en Don Bosco zal het me geven."
"Jawel, jawel", riep de moeder schreiend uit: "arme jongen! Een
kleed zullen ze je aantrekken, maar God geve dat het niet een ander zijn
zal dan je verlangt."
Don Bosco probeerde haar te kalmeren door haar te verzekeren dat
zij haar zoon als seminarist zou zien; maar de brave vrouw vervolgde
stamelend: - "Ze zullen je in alle geval een kleed aantrekken, als ze
je in je kist leggen."
Steeds opgewekt sprak haar zoon echter met allen die hem kwamen
opzoeken steeds over het geestelijke kleed dat hij spoedig zou dragen?
Inderdaad, zoals God het wilde, keerden de krachten terug, zijn moeder
vergezelde hem naar zijn dorp. Hij was zo vermagerd dat hij wel een ge-
raamte leek; zo verzwakt was hij, dat hij zich nauwelijks staande kon
houden en niet anders kon lopen dan op een stok gesteund; hij was mee-
lijwekkend om aan te zien. Intussen bleef hij er bij zijn moeder steeds
op aandringen, dat zij zou zorgen voor zijn uitzet als seminarist, en
de brave vrouw besloot aan zijn verlangen te voldoen. De mensen, die
haar daarvoor in de weer zagen, stelden haar de vraag: "Wat doet u toch,
Teresa?"
"De seminaristenuitzet voor mijn zoon samenstellen."
"Maar hij is immers half dood, hij kan niet eens op zijn benen
staan."
"Mijn zoon wil het zo hebben."
In een antwoord van Don Bosco uit Turijn op een brief van hem,
die hij de 7de oktober geschreven had, had Don Bosco hem gezegd: "Bes-
te Cagliero. Het doet me plezier dat je gezondheid al vooruitgaat; we
verwachten je hier, wanneer het ook mag zijn, als het maar gezond is, dapper,

8.2 Page 72

▲back to top
- V/68 -
opgewekt zoals gewoonlijk. Goed dat je je op de inkleding voorbereid...
Groet je ouders, bid allen voor mij, en de Heer zegene en behoede jul-
lie. Je zeer genegen Don Bosco."
Reeds naderde de dag om naar Turijn te gaan voor de inkleding.
De vrienden en familieleden van Cagliero trachtten het hem uit het
hoofd te praten met het oog op zijn wankele gezondheidstoestand. Ze zei-
den dat hij beter op een ander ogenblik het priesterkleed kon aannemen.
Maar hij antwoordde: "Geen sprake van. Ik moet het kleed nu aannemen, omdat Don
Bosco het gezegd heeft."
Anderen vonden dat hij te jong was, daar hij nog zijn laatste
jaar van het gymnasium moest afmaken; maar hij antwoordde: "Dat is van
geen belang. Don Bosco heeft het gezegd."
Door een samenloop van omstandigheden was de dag waarop hij naar
het Oratorio moest vertrekken dezelfde die bepaald was voor de bruiloft
van zijn broer, die zich daarom tot Giovanni wendde en hem vroeg te
willen blijven om dat feest bij te wonen. Giovanni antwoordde: "Jij
neemt degenen die jij wilt en ik neem wat ik wil: dat wil zeggen: het
s e m i naristenkleed."
Zijn ouders wilden hem weerhouden door te zeggen, dat, als hij
wegging, hij daardoor te kennen gaf niet ingenomen te zijn met de
tegenwoordigheid van degene die zijn broer tot zijn bruid had uitver-
koren. -"Mijn broer doet wat hij wil; ik zeg u dat ik tevreden, uiterst
tevreden ben met de keus die hij gedaan heeft. Is u dat niet genoeg?
Moet ik bij notariële akte laten vastleggen dat ik tevreden ben?"
De 21ste november keerde Cagliero, volkomen hersteld, in het
Oratorio terug, en de 22ste, feestdag van de H. Cecilia, wijdde Don
Bosco het geestelijke kleed en legde het zijn beminde zoon om de schou-
ders. De rector van het hoofdstedelijke seminarie, kanunnik A. Vogliot-
ti, verleende op 5 november 1855 aan de seminarist Cagliero toestemming
om zijn intrek te nemen bij Don Bosco, zolang hij de klassen van het
seminarie bezocht en daar de noodzakelijke diploma's behaalde om zich aan te
melden bij de aartsbisschoppelijke curie alvorens het laatste examen van
het schooljaar af te leggen. Dit was in overeenstemming met de beschik-
king, uitgegeven door Mgr. de Aartsbisschop in zijn circulaire van 1
september 1834. Een soortgelijk verlof was ook verleend aan de andere
seminaristen die in het Oratorio woonden.
Intussen schijnt Don Bosco, wie aanhoudend het visioen van de
duif en van de wilden voor de geest zweefde, zijn geheim aan de prefect
Don Alasonatti te hebben toevertrouwd. Toen deze op zekere dag Cagliero
tegenkwam, zei hij tegen hem: - "Je moet maar goed je best doen, want
Don Bosco heeft me heel bijzondere dingen betreffende jou verteld."
Het was ongeveer in 1855, toen verschillende seminaristen en
jongens nog met Don Bosco aan tafel zaten, en voor de grap spraken ze
over hun toekomst. Don Bosco, die tenslotte een beetje stil geworden
was, kreeg een ernstige en peinzende uitdrukking, zoals wel meer voor-
kwam, en terwijl hij elk van zijn leerlingen een voor een aankeek,
z e i h i j : - "Een van jullie zal bisschop worden!"
Die mededeling vervulde allen met verwondering; en glimlachend
voegde hij er toen aan toe: - "Maar Don Bosco zal altijd alleen maar Don

8.3 Page 73

▲back to top
- V/69 -
Bosco zijn."
Bij die woorden begonnen allen te lachen, omdat zij eenvoudige
seminaristen waren, en niet zouden hebben kunnen zeggen op wie van hen
een dergelijke voorspelling van toepassing zou kunnen zijn. Geen van hen
behoorde tot een vooraanstaande klasse in de maatschappij, doch veeleer
stamden zij uit heel eenvoudige, om niet te zeggen arme milieus, en tot
de waardigheid van bisschop was men, vooral in die tijden, gewoon perso-
nen van adellijken huize te verheffen, of op zijn minst mannen met een
zeldzame geest en kennis. Van de andere kant was de positie van Don Bosco
en van zijn Instituut toen zo bescheiden, dat het menselijkerwijze onmo-
gelijk scheen dat een van zijn leerlingen uitverkoren zou kunnen worden
voor een bisschopszetel. Temeer daar toen evenmin de idee bestond van
buitenlandse missies. Maar juist de onwaarschijnlijkheid van een derge-
lijke gebeurtenis hield de herinnering aan de voorspelling levend, om
nog maar te zwijgen van de eigenliefde van de een of ander, die in de
loop van de tijd mocht hopen de uitverkorene te zijn.
De seminaristen Turchi, Reviglio, Cagliero, Francesia, Anfossi en
Rua waren daarbij aanwezig en hoorden Don Bosco dit zeggen. En dezelfden
hoorden Don Bosco herhalen: - "Wie zou ooit zeggen dat een van u tot Bis-
schop bevorderd moet worden?"
Ook zei hij nog herhaalde malen: "Laten we eens zien of Don Bosco
zich vergist. Ik zie in uw midden een mijter en het zal niet de enige
zijn. Maar hier is er al één!"
En de seminaristen probeerden dan, schertsend met Don Bosco, te
gissen wie, nu nog een eenvoudige seminarist, te zijner tijd Bisschop zou
zijn. Don Bosco echter glimlachte en zweeg. Soms scheen het alsof hij de
een of ander van zijn geheim wilde doordringen.
Mgr. Cagliero vertelt: - "In de eerste jaren van mijn priester-
schap ontmoette ik Don Bosco aan de voet van de trap, ietwat vermoeid.
Vol kinderlijke genegenheid en op schertsende toon: - "Don Bosco, geef
me de hand," zei ik tegen hem; "ik zal zien of ik in staat ben u te hel-
pen de trappen op te komen." - En hij reikte me vaderlijk de hand; maar
op de bovenste verdieping gekomen, merkte ik dat hij probeerde mijn
rechterhand te kussen. Terstond trok ik haar terug, maar deed het niet
tijdig genoeg. Toen zei ik tegen hem: "Is het uw bedoeling uzelf daarmee
te vernederen, of mij te vernederen?"
"Noch het een, noch het ander", gaf hij me tot antwoord; "het mo-
tief zul je te zijner tijd wel te weten komen."
In 1883 gaf hij Don Cagliero nog een duidelijker aanwijzing;
daar hij op het punt stond naar Frankrijk te vertrekken, had hij zijn
testament gemaakt en een aandenken gegeven aan elk der leden van het
hoofdkapittel, en hem schonk hij een verzegeld doosje met de woorden:
- "Dit is voor jou!" - Toen vertrok hij. Enige tijd later werd
Don Cagliero nieuwsgierig naar de inhoud van het doosje, en hij kwam tot
de ontdekking dat er een kostbare ring in zat.
Toen tenslotte in oktober 1884 de verkiezing van Cagliero tot
titulair bisschop van Magido had plaatsgevonden, vroeg hij aan Don Bosco, of
hij het geheim van dertig jaar geleden wilde onthullen, toen hij tegen
hem gezegd had dat een van zijn seminaristen bisschop zou worden. - "Zeker",

8.4 Page 74

▲back to top
- V/70 -
antwoordde hij hem; "ik zal het je zeggen op de vooravond van je wij-
ding." - En het was op de avond van die dag dat Don Bosco, toen hij al-
leen met Mgr. Cagliero in diens vertrek was, tegen hem zei: - "Je her-
innert je de ernstige ziekte die je gehad hebt, toen je nog erg jong en
pas met je studie begonnen was?"
"Jazeker, dat herinner ik me", antwoordde Cagliero, "en ik her-
inner me ook dat u was gekomen om mij de laatste heilige sacramenten toe
te dienen, en dat u ze me niet toediende, en tegen me zei dat ik zou
genezen en dat ik met mijn brevier ver, ver weg zou gaan en werken als
priester... en... maar nee, meer hebt u me niet gezegd, toen."
"Welnu, luister dan", vervolgde Don Bosco; en hij vertelde hem
haarfijn alles van de twee visioenen. Nadat hij dit alles gehoord had,
verzocht Mgr. Cagliero Don Bosco diezelfde avond onder het avondeten
deze visioenen ook mee te delen aan de medebroeders van het hoofdkapit-
tel. En daar Don Bosco niet kon weigeren, vooral niet wanneer de meerdere
eer van God en het heil der zielen ermee gemoeid waren, stemde hij toe
en vertelde, in tegenwoordigheid van het kapittel, dezelfde feiten die
wij hierboven hebben uiteengezet. Wij hebben deze bladzijden diezelfde
avond geschreven en wel volgens het dictaat van monseigneur Cagliero.

8.5 Page 75

▲back to top
- V/71 -
HOOFDSTUK XII
OPENLIJKE HULDE AAN DE NAASTENLIEFDE VAN DON BOSCO EN VAN ZIJN
ZONEN - DON BOSCO BIEDT ZICH BIJ DE BURGEMEESTER VAN PINEROLO
AAN VOOR HET HELPEN VAN DE CHOLERALIJDERS - BRIEF VAN NICOLO
TOMMASEO - DOORLUCHTIGE BEZOEKEN AAN HET ORATORIO EN HOFFE-
LIJKHEID VAN DON BOSCO TEGENOVER ZIJN JONGENS - HIJ RAADT EEN
SEMINARIST DE LOOPBAAN VAN PRELAAT AAN -
KATHOLIEKE LECTUUR - EEN DOORTRAPTE BEDRIEGER.
Nemen wij de draad van onze verhaal weer op vanaf september 1854. De
dienst die in die dagen aan de choleralijders bewezen was door de jongens van
het Oratorio werd zo lofwaardig beoordeeld, dat het meren- deel der dagbladen
van die tijd, die de liefdadige werkzaamheid van de katholieke geestelijkheid
gedurende de cholera in het licht stelde, die dienst met een bijzonder fraai
artikel in het licht wenste te stellen.
Om de lezers er een bevestiging in te laten zien van wat wij tot hier toe
hebben uiteengezet, geven we het artikel hier weer. Het luidt als volgt:
"
Bij het publiceren van onze kroniek over de liefdadige
" werkzaamheid van de clerus gedurende de cholera, hebben we tot nu
" toe weinig kunnen zeggen over de geestelijkheid van Turijn, dan
" alleen dat velen van hen zich hebben aangeboden die dit werk als
" hun taak beschouwen. Van hen noemen wij de paters Dominicanen en
" de Priesters van de Oblaten van de Consolata. Maar wanneer de ge-
" ringe omvang van de ziekte (in de binnenwijken) aan de liefdadig-
" held van de Turijnse geestelijkheid niet de gelegenheid geboden
" heeft een groot bewijs van hun ijver te leveren, heeft niettemin
" het weinige dat zij gedaan heeft, ons er voldoende van overtuigd
" hoeveel te meer zij gedaan hebben, indien de goddelijke Voorzie-
" nigheid anders over ons zou hebben beschikt.
"
We zouden kunnen verhalen hoe de geestelijkheid van haar
" invloed gebruik gemaakt heeft om het domme vooroordeel van het
" volk tegen de artsen en de geneesmiddelen te doen verdwijnen. De
" geestelijkheid had de troost, te zien, dat ondanks alle beledi-
" gingen waarmee de minderwaardige pers haar overstelpte, de arme
" volksmensen, die door de ziekte getroffen werden, terwijl ze bru-
" taal de deur dichtsloegen voor de arts, met open armen de pries-
" ter ontvingen, die voor geestelijke en lichamelijke verlichting
" tot hen kwam. En een woord van de priesters was genoeg om hen de
" dokter te doen ontvangen, en de medicijnen te doen innemen die
" zij eerst meer verafschuwden dan de ziekte waardoor zij werden

8.6 Page 76

▲back to top
- V/72 -
" gekweld.
"
Als voorbeeld willen wij, in plaats van alle werkzaamheden
" van de geestelijkheid te vertellen, spreken over de dienst, bewe-
" zen in het lazaret van de wijk San Donato, toevertrouwd aan de zorg
" van Don Galvagno, kapelaan van de "Fucina", en van Don Bosco,
" stichter en leider van het Oratorio van de H. Franciscus van Sa-
" les. Verscheidene weken lang gingen zij niet naar bed dan gekleed
" en wel, om een beetje te rusten, drie of vier maal per nacht on-
" derbroken om steeds ergens te kunnen bijspringen. Ook kon Don
" Bosco aan de gezondheidscommissie een lijst overhandigen van 14
" van zijn jongens, die zich vrijwillig aanboden om allerlei dien-
" sten aan de choleralijders te verlenen, zowel in de lazaretten
" als aan huis. Deze jongens zijn voldoende onderlegd over wat wij
" te doen hebben ten aanzien van de zieken, evengoed voor gees-
" telijke bijstand, door godvruchtige gevoelens op te wekken en
" woorden van troost te spreken, als voor ziekenverpleging. Aange-
" moedigd door de geest van Don Bosco, die meer een vader dan een
" overste voor hen is, gingen zij tot de choleralijders, hun moed
" en vertrouwen insprekend, niet met het woord alleen, maar met
" daden, door hen met de handen aan te pakken en te masseren, zon-
" der een spoor van afkeer of vrees te tonen. Wanneer zij het huis
" van een choleralijder binnengetreden waren, wendden zij zich ech-
" ter terstond tot de ontstelde personen, hun aanradend zich terug
" te trekken als ze bang waren, terwijl zij zorgden voor alles wat
" er nodig was, behalve wanneer het ging om personen van het zwakke
" geslacht, want in dat geval vroegen zij iemand van de huisgenoten
" te willen blijven, zo niet naast het bed, dan toch minstens ergens
" in de nabijheid. Wanneer de zieke kwam te overlijden en het geen
" vrouw was, verrichtten zij de laatste zorgen voor het lijk.
"
Buiten de 14 genoemden, is er nog een dertigtal leerlingen
" van de goede priester, op dezelfde wijze opgeleid om geestelijke
" en lichamelijke hulp te verlenen, bereid om hun kameraden te hulp
" te snellen wanneer dat nodig mocht zijn.
"
Wij hebben bijzondere nadruk op deze hulpverlening willen
" leggen van dit waardevolle instituut, omdat het als het ware ver-
" plicht is, en wij in zijn plaats, verantwoording van zijn werk-
" zaamheden af te leggen tegenover die liefdadige weldoeners, die
" het met hun barmhartigheid onderhouden. Enkele weken geleden heb-
" ben wij een beroep gedaan op hun edelmoedigheid voor de ernstige
" noden van het Oratorio. Onze woorden hebben een goede uitwerking
" gehad en wij willen de verschuldigde dank betuigen ook in naam
" van de geëerde Rector van het tehuis. Wij zijn er zeker van dat
" het gemakkelijk is te weten, althans gedeeltelijk, hoe vruchtbaar
" de aalmoezen zijn geweest die zij aan deze arme jongens hebben
" geschonken, en dat zal een nieuwe prikkel voor hun naastenliefde
" zijn, die niet toestaat, diegenen in nood te laten, die bereid
" zijn hun leven te offeren in dienst van hun broeders."
Tot zover het achtenswaardige blad Armonia van die dagen, in nr.
112, 16 september 1854.
Doch hoe Don Bosco zich in Turijn ook inspande, toch was hij niet
zo in die barmhartige zorgen verdiept, of hij dacht ook nog aan middelen om het

8.7 Page 77

▲back to top
- V/73 -
ongeluk te verlichten van hen die buiten de hoofdstad woonden. Wetend,
dat ook in Pinerolo de vreselijke ziekte slachtoffers maakte, schreef
hij, zeker van de dapperheid van zijn jongens, een brief aan de burge-
meester van die stad, om enkele van zijn ziekenverplegers aan te bieden
ten dienste van de zieken. De burgemeester antwoordde hem:
"
"
Zeereerwaarde Heer,
Pinerolo, 2 oktober 1854
"
Duizendmaal dank ben ik u verschuldigd voor het edelmoedige
" en tegelijk barmhartige aanbod van vier jeugdige personen die zich
" zouden willen wijden aan de hulp van de zuchtende mensheid, vooral
" aan de choleralijders in Pinerolo. Wanneer het - wat God verhoede
" nog mocht gebeuren dat er ziekenverplegers nodig zijn voor de
" herstellende choleralijders in het lazaret van Pinerolo, wil ik
" gaarne van het aanbod gebruik maken, doch voor het ogenblik
" schijnt de dodelijke ziekte een einde te nemen; het aantal
" slachtoffers is namelijk sinds enkele dagen verminderd en wij
" hopen dat de ziekte niet meer in omvang zal toenemen.
"
De herstellenden in het lazaret zijn nog slechts 29 in aan-
" tal, van wie er 24 buiten gevaar zijn en over acht tot tien dagen
" het ziekenhuis zullen kunnen verlaten. Wanneer ik een maand gele-
" den, toen het lazaret geopend werd, waarin intussen ongeveer twee-
" honderd personen behandeld zijn, geweten had, dat er in Turijn een
" zo liefdadige vereniging voor hulp aan de zieken bestond, zou ik zeker
" een beroep gedaan hebben op de menslievende hulp van die ver-
" dienstelijke instelling die van groot nut zou zijn geweest voor
" onze ongelukkige zieken.
"
Met het verzoek mijn gevoelens van dankbaarheid te willen
" aanvaarden eveneens namens het gemeentebestuur van Pinerolo en mij
" bij gelegenheid gaarne tot wederdienst bereid verklarend, heb ik
" de eer te zijn, met de meeste hoogachting,
"
"
Uw nederige en toegewijde dienaar,
"
De Burgemeester, GIOSSERANO.
Van deze voor Don Bosco roemrijke feiten bezitten wij de herin-
nering in een brief die in die tijd tot hem gericht werd door Nicolo
Tommaseo, die zich in dat jaar in Turijn gevestigd had en daar woonde
tot in 1859:
"
Zeereerwaarde Heer,
"
Wanneer U de werken van Rosmini bezit, deel XI tot XVI,
" verzoek ik u ze me te lenen, wanneer alle tegelijk niet kan, dan
" één voor één. De last die mijn ogen, en andere ongemakken die mij
" af en toe plagen mij veroorzaken, verhinderen mij ze persoonlijk
" te komen vragen. Sinds lang moet ik u bedanken voor de vererende
" terbeschikkingstelling van de boeken; ook moet ik U nog meedelen
" dat van mijn twee zonen de ene werkzaam is in een drukkerij, de

8.8 Page 78

▲back to top
- V/74 -
" ander in een boekbinderij en op het ogenblik wonen ze bij mij
" thuis. Ik heb gehoord van de edelmoedige naastenliefde die door u en
" de uwen gedurende de ziekte, die vooral de armen van de stad
" bedreigd heeft, aan de dag is gelegd; alsook van al de oprechte
" dankbaarheid die u als christen toekomt. Wanneer brenger dezes u
" niet thuis mocht treffen, verzoek ik u zo goed te willen zijn,
" mij een berichtje als antwoord te sturen te mijnen name op no.
" 22 in Dora Grossa. Met alle erkentelijkheid,
"
" Turijn, 3 oktober 1854
uw toegewijde,
N. TOMMASE0
Tommaseo kwam Don Bosco soms bezoeken, met wie hij de E.H. Rosmi-
ni en markies Gustavo di Cavour tot gemeenschappelijke vrienden had. Car-
lo Tomatis vertelde ons: "Op een morgen bevond ik mij op een slaapzaal,
dat wil zeggen in een laag en eng vertrek met vier bedden, in het huis
Pinardi. Ik kwam terug uit het lazaret. Plotseling, tegen negen uur, kwam
Don Bosco binnen met een heer die er erg zwak uitzag en die hij verge-
zelde bij een bezichtiging van het Hospitium. Het was Nicolo Tommaseo
die Don Bosco volgde en intussen tot hem zei: - "Mijn beste Don Bosco,
het doet me genoegen u te kunnen zeggen dat u een gemakkelijke stijl, de
juiste manier gevonden hebt, om aan de mensen uw ideeën duidelijk te
maken zoals u dat wilt. U verstaat de kunst ook moeilijke onderwerpen
populair en helder te maken." - Intussen had Don Bosco mij nauwelijks in
het oog gekregen, of hij riep me bij die mijnheer en noemde hem mijn naam
en mijn beroep. Dat verwonderde me niet, omdat wij toen ik in 1853 eens
met hem uit de stad naar huis kwam, Silvio Pellico tegenkwamen, en hij
alvorens een gesprek te beginnen dat nogal lang duurde, mij eerst met
woorden van lof wilde voorstellen aan de schrijver van Mijn gevangen-
schappen. En zulke blijken van hoffelijkheid legde hij niet enkel ten
opzichte van mij aan de dag, maar evengoed tegenover al zijn aangenomen
zonen; daar het zijn vaste gewoonte was hen steeds voor te stellen, wan-
neer zij bij hem waren, aan iedereen die naar hem toekwam, gaf hij daar-
door blijken van eerbied tegenover hen. En het dient opgemerkt dat, van
het begin van mijn verblijf in het Oratorio, niet weinig vooraanstaande
personen en letterkundigen van naam in Valdocco verschenen, om dat toe-
vluchtsoord en deze man van naastenliefde te bezoeken.
Maar bij al deze bezoeken was onze Don Bosco het dankbaarst voor
dat van de seminarist Emiliano Alanacorda, waarin hij een grote vriend
vond. Deze seminarist was naar het Oratorio gekomen met het vaste voor-
nemen bij Don Bosco te blijven. Hij wandelde langdurig met hem op de
speelplaats voor het huis, hem raad vragend, omdat het leven van het
seminarie hem niet aanstond, en zijn aard zich veeleer scheen te rich-
ten naar een grotere activiteit en bezigheid als praktisch kloosterling.
Don Bosco, die toch grote behoefte aan seminaristen had, luisterde min-
zaam naar hem, drong er bij hem op aan naar het seminarie te gaan en be-
sloot met te zeggen dat, wanneer hij zijn theologische studies beëindigd
had, hij nog altijd zien kon welk besluit hij zou nemen. In de jaren
nadien keerde de seminarist Manacorda af en toe naar Don Bosco terug, en
zette hem ook zijn plan uiteen om als missionaris naar de heidense lan-
den te vertrekken; maar het scheen dat Don Bosco een dergelijke gedachte
niet goedkeurde. Toen kwam Don Manacorda, na zijn priesterwijding, in
1863 naar het Oratorio en woonde er ongeveer zes maanden; daarna vertrok hij

8.9 Page 79

▲back to top
- V/75 -
naar Rome, nadat Don Bosco hem had aangeraden zich op een loopbaan als
prelaat toe te leggen. Gedurende de tijd dat hij in het Oratorio vertoef-
de, bestudeerde hij Don Bosco met zoveel aandacht, dat hij verbaasd
stond over diens heldhaftige deugden. Toen hij monseigneur en daarna
bi ss ch op van Fossano geworden was, werd hij zijn vurigste apostel en verdediger.
Tussen de bedrijven door had de hulp aan de choleralijders Don
Bosco niet belet de twee afleveringen voor de maand september voor te
bereiden en in druk te geven en hij gaf anoniem het volgende boekje uit:
Over de gewetenszwendel en over de protestantse agitatie in Europa. Men
kan erin lezen:
"Met de dertig zilverlingen van Judas trachten de protestanten de
katholieken Jezus Christus en zijn Kerk, afvallig te doen worden, vooral
door misbruik te maken van de ellende der allerarmsten. Hoewel onder de-
genen die geboren protestanten zijn niet weinigen te goeder trouw hande-
len, geloven de leiders van hun sekte niet meer, noch aan de Bijbel noch
aan God. Verdeeld onder elkaar, door onoverbrugbare meningsverschillen,
hebben zij één enkel punt gemeen, namelijk een felle haat tegen de Ka-
tholieke Kerk.
"Niet te goeder trouw zijn de dominees, de catechisten, de protes-
tantse zendelingen hetzij vanwege het afschuwelijke beginsel van het vrije on-
derzoek, dat de onfeilbaarheid van de Paus en van de Kerk ontkent, terwijl het
die wèl toekent aan iedere domme volgeling, ook wanneer hij niet lezen kan; het-
zij doordat hun drijfveren de goede salarissen zijn waarmee zij worden
beloond. Hun doel is niet de booswichten te bekeren, maar de naïeve en
onvoorzichtige zielen te bederven en hen in opstand te brengen tegen de
waarheid. Satan, de bedrieger van onze eerste voorouders in het aarts-
pa ra di js , is h un vo or be el d; z ij w ee r sp ie ge le n zi jn b oo sh e id i n zich
wijl zij de slechtheid van hun eigen onwetendheid kennen."
Desondanks gingen de booswichten onvermoeid door met het smeden
van nieuwe wapens tegen Don Bosco. In de Armonia van 17 oktober staat te
lezen: - "Een pastoor in de omgeving van Turijn schrijft ons dat hij op
13 dezer, tegen de avond, toen hij zich naar huis begaf, een jongen te-
genkwam die eenvoudig en goedsmoeds naar hem toekwam, en hem een paar
boekjes uit naam van Don Bosco aanbood, waarbij hij hem verzocht het werk
van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales bij zijn parochianen aan
te bevelen. Hij voegde eraan toe dat pastoor zus en pastoor zo hem, res-
pectievelijk twee en drie lire voor het Oratorio gegeven hadden. Hij
had opdracht van Don Bosco met dit doel alle pastoors te bezoeken; en
daar het al laat was, vroeg hij hem om onderdak. De goede pastoor nam de
boeken aan, gaf drie lire, waarbij hij zijn naam en het geschonken bedrag
in het boekje schreef dat hem door de goede jongen werd voorgehouden,
maar weigerde op goede grond hem gastvrijheid te verlenen.
Toen de pastoor thuisgekomen was, opende hij een van de boekjes,
en hoe groot was zijn verwondering te merken dat het allesbehalve goede
boeken waren! Toen pas besefte hij bedrogen te zijn door een spitsboef,
die ervan leeft de pastoors hun geld te stelen en Don Bosco van zijn
goede naam te beroven. Dit moge als waarschuwing dienen voor alle ver-
standige mensen."

8.10 Page 80

▲back to top
- V/76 -
H O O F D S T U K XIII
IN CASTELNUOVO - AANNAME VAN DOMENICO SAVIO -
INKLEDING - DOMENICO SAVIO EN GIUSEPPE
BONGIOANNI IN HET ORATORIO -
VOORNAAMSTE DOEL VAN DON BOSCO WANNEER HIJ DE
JONGENS LAAT STUDEREN - VERLOTING VAN EEN IVOREN
KRUISBEELD - DE WEZEN DER SLACHTOFFERS VAN DE CHOLERA -
DON BOSCO BIEDT ZICH AAN
OM HUN ONDERRICHT TE GEVEN - BRIEF VAN DE
BURGEMEES TER - EERSTE BEZOEK VAN DON BOSCO AAN DE TE
SAN DOMENICO OPGENOMEN WEZEN - DANKBAARHEID VAN DE
BURGEMEESTER - DE KLAS DER ALLERKLEINSTEN IN HET ORATORIO.
Tegen het einde van september ging Don Bosco, daar de epidemie bij-
na ten einde was, met een aantal van zijn jongens naar Becchi, opdat zij, na
zoveel vermoeienissen, wat verstrooiing zouden vinden en in de zuivere lucht
van de heuvels zouden bekomen. Daar zond de Heer, als het ware bij wijze van be-
loning voor wat het Oratorio voor de zieken gedaan had, Don Bosco een leerling
die de luister en de glorie van het instituut zou worden: Domenico Savio. Don
Giuseppe Cugliero, zijn leermeester in Mondonio, een klein, aan Castelnuovo
grenzend dorpje, was tegen het midden van het jaar in Turijn met Don Bosco
over zijn leerling komen spreken en na diens voorbeeldig gedrag beschreven te
hebben, besloot hij:
- "Het is mogelijk dat u hier in huis soortgelijke jongens hebt, maar het
zal moeilijk zijn er te vinden die hem in talent en deugd overtreffen. Neemt de
proef op de som en u zult een H. Aloysius vinden. Don Bosco kwam toen met hem
overeen dat deze hem naar Morialdo zou sturen, als hij, Don Bosco, zelf daar-
heen zou gaan om de noveen te leiden en de plechtigheid te vieren van de Al-
lerheiligste Rozenkrans.
Don Bosco vertelde het volgende over zijn ontmoeting met de jeugdige
Domenico Savio:
"Het was de eerste maandag, de 2de oktober, vroeg in de morgen, toen
ik een jongen in gezelschap van zijn vader zag, die naar mij toekwam om mij te
spreken. Zijn opgewekt gezicht, zijn glimlachend maar eerbiedig voorkomen trok-
ken mijn aandacht.
"Wie ben je", zei ik tegen hem, "waar kom je vandaan?"
"Ik ben Domenico Savio", antwoordde hij, "over wie mijn leermees-
ter Don Cugliero u gesproken heeft, en we komen uit Mondonio."
"Toen riep ik hem apart bij me, en we begonnen te spreken over

9 Pages 81-90

▲back to top

9.1 Page 81

▲back to top
- V/77 -
de studies die hij gedaan had, over de levenswijze die hij tot nu toe ge-
volgd had, en zodoende waren we al spoedig in een volkomen vertrouwelijk gesprek
gewikkeld, hij met mij, en ik met hem.
"Ik herkende in deze jongen een gemoedsgesteldheid die geheel
met de geest des Heren strookte en ik was niet weinig verbaasd toen ik
het werk zag dat de goddelijke genade hier al op zo jeugdige leeftijd
had verricht.
"Toen we al een tijdje met elkaar spraken, zei hij, voor ik zijn
vader erbij riep, precies deze woorden tot me:
"Welnu, wat dunkt u ervan? Neemt u me mee naar Turijn om te
s t u deren?"
"Och, me dunkt dat er goede stof voor handen is."
"Waartoe kan die stof dienen?"
"Om er een mooi kleed van te maken om aan de Heer te schenken."
"Dan ben ik de stof; u bent de kleermaker; neem me dan ook met
u mee en maak een mooi kleed voor de Heer."
"Ik vrees dat je zwak gestel niet tegen de studie is opgewassen."
"Daar moet u niet bang voor zijn; de Heer die me tot nu toe
gezondheid en genade geschonken heeft, zal me ook voor de toekomst wel
h e l pen."
_ "Maar wat wil je gaan doen zodra je je Latijnse studie vol-
tooid hebt? "
"Als de Heer mij zoveel genade wil verlenen, wil ik niets liever
dan priester worden."
"Goed: dan wil ik nu eens zien of je over voldoende capacitei-
ten beschikt voor de studie. Neem dit boekje hier - het was een afleve-
ring van de Katholieke Lectuur - bestudeer daarvan vandaag deze bladzijde,
en dan kom je morgen terug om ze voor me op te zeggen."
"Nadat ik dit gezegd had liet ik hem met de andere jongens gaan
spelen, terwijl ik me met zijn vader begon te onderhouden. Er verliepen
niet meer dan acht minuten, toen Domenico lachend naar me toe kwam
en tegen me zei: "Als u wilt, zeg ik mijn bladzijde nu voor u op." - Ik
nam het boek en tot mijn verrassing moest ik erkennen dat hij niet al-
leen de aangewezen bladzijde letterlijk kende, maar dat hij voortreffe-
lijk de zin begreep van de dingen die erin behandeld werden.
- "Bravo", zei ik tegen hem, "je bent vooruitgelopen op het be-
studeren van je les en nu zal ik vooruitlopen op mijn antwoord: Ja, ik
neem je mee naar Turijn, en van dit ogenblik af behoor je tot mijn be-
minde zonen, begin ook jij van nu af God te bidden dat hij mij en jou
moge helpen zijn heilige wil te doen."
Niet wetende hoe hij beter zijn geluk en dankbaarheid tot uit-
drukking kon brengen, nam hij mijn hand, drukte die, kuste ze her-
haaldelijk en zei tenslotte: "Ik hoop me zo te gedragen dat u zich
nooit over mij zult te klagen hebben."
Don Bosco hield zich enkele dagen in Becchi op; daarna riepen
ernstige zaken hem naar Turijn. De jonge Angelo Savio had in die tijd
het geestelijke kleed aangenomen en Giovanni Turchi bereidde zich met
anderen eveneens voor op het aannemen daarvan. Don Bosco was gewoon,
hen ijverig op deze belangrijke gebeurtenis voor te bereiden, waarbij hij hen

9.2 Page 82

▲back to top
- V/78 -
erop wees dat de roeping tot de geestelijke staat een geschenk van God
was. Tegelijkertijd zette hij voor hen de tekenen uiteen om de eigen
roeping te onderkennen, d.w.z. de houding tegenover en de neiging tot
het heilige ambt en de zuiverheid van bedoeling in het zich beschik-
baar stellen voor de dienst van God. Eveneens zette hij hun op een dui-
delijke en vertrouwelijke manier, met de woorden van de H. Paulus,(1)
de hoge waardigheid van het priesterschap uiteen en de verplichtingen
die door de goddelijke roeping worden opgelegd: - "Degenen die God als
zijn bedienaren voorzien heeft, heeft hij ook voorbestemd om in over-
eenstemming te zijn met het beeld van zijn Zoon, waardoor Hij de eerst-
geborene is tussen vele broeders. Degenen vervolgens die hij heeft voor-
bestemd, heeft hij ook geroepen, en degenen die hij geroepen heeft,
heeft hij ook gerechtvaardigd, en degenen die hij gerechtvaardigd
heeft, die heeft hij ook verheerlijkt." Vervolgens beschreef hij het
onsterfelijke loon, bereid voor degenen die trouw bleven aan hun eigen roe-
ping.
Intussen zeiden de personen die met Don Bosco op vertrouwelijke
voet stonden, als zij hem zo druk bezig zagen met het aanwerven van se-
minaristen die besloten hadden hem te helpen, tegen hem: - "Maar, waar-
om hebt u toch zoveel mensen nodig voor drie Oratoria?"
"Ik weet wat er nodig is; en dat is heel wat."
"En wat wilt u doen met die seminaristen?"
"Iets zullen we ermee doen; laat dat maar aan mij over."
"En wie wilt u dat hun de wijding zal toedienen wanneer geen
van hen tot een of ander diocees behoort?"
- "We zullen wel iemand vinden die hen wijdt."
"Maar ziet u dan niet in dat wanneer zij priester zullen zijn,
de bisschoppen ze u zullen afnemen?"
"Ook voor die moeilijkheid zullen we een oplossing vinden."
Zulke gesprekken vonden herhaaldelijk plaats, telkens in een an-
dere vorm: honderden malen, zonder dat iemand de toekomst kon voorzien.
Don Pacchiotti, echter, kapelaan aan het Refugium, die zich de profe-
tische woorden van vroeger herinnerde, zei meer dan eens tegen Don Bosco:
"Nu geloof ik dat u priesters en seminaristen hebt!"
Maar het begin van het schooljaar naderde nu met de laatste weken
van oktober, en de jongens die pas waren aangenomen deden hun intrede
in het Oratorio. Domenico Savio was een van de eersten. Hij begaf zich
naar de kamer van Don Bosco om zich, zoals hij zei, volkomen in de han-
den van zijn oversten over te geven. Zijn blik viel meteen op een bord-
je waarop met grote letters de volgende woorden geschreven stonden, die
de H. Franciscus van Sales gewoon was te gebruiken: Da mihi animas, cae-
tera tolle. Hij las ze aandachtig, en Don Bosco verlangde dat hij er de
betekenis van zou begrijpen. Daarom vroeg hij hem, en hielp hem zelfs,
deze zin te vertalen en te proberen hem te begrijpen: 0, Heer, geef
m i j z i e l e n , e n neemt gij alle andere dingen. Savio dacht een ogenblik na en
merkte toen
(1) Rom 8, 29

9.3 Page 83

▲back to top
- V/79 -
op: "Ik begrijp het al; het gaat hier niet om een geldhandel, maar om
handel in zielen, ik begrijp het; ik hoop dat mijn ziel ook deel van die
handel zal uitmaken." - En zonder meer begon hij zich met ijver toe te
leggen op de studie en al zijn religieuze plichten, en al de schitteren-
de bewijzen van deugdzaamheid af te leggen, door Don Bosco zelf zo mooi
beschreven in een aflevering van de Katholieke Lectuur.
In Mondonio had Savio de beginselen van het Latijn geleerd;
en daarom wist hij door zijn grote toeleg bij de studie en zijn onge-
wone gaven spoedig te worden opgenomen in de vierde klas, of zoals we
tegenwoordig zeggen, in de tweede van de Latijnse grammatica. Hij ver-
richtte deze studie onder het zorgzame en liefdevolle toezicht van
professor Giuseppe Bonzanino, waar de jongens van het Oratorio op
school waren. Door zijn min of meer zwak en teer uiterlijk, een moeilijk
te omschrijven ernst en charme, zijn uiterst zachtzinnige en vriende-
lijke aard, en door zijn steeds gelijkmoedig humeur, had deze jongen
inderdaad een engelachtig voorkomen. En het duurde niet lang voor hij
aller harten en de achting van al zijn kameraden verworven had. Liever
st er ve n da n z o n d i g en ! wa s h e t motto waarin zijn hele leven was samengevat.
Met Domenico Savio kwam ook Giuseppe Bongioanni in het Oratorio.
Daar hij vader en moeder verloren had, was hij door een tante bij Don
Bosco aanbevolen, die hem in november 1854 liefderijk opnam. Hij was toen
zeventien jaar, en hij kwam met tegenzin, gedwongen door de omstandighe-
den, de geest nog vol wereldse dingen en met vele vooroordelen op het
gebied van de godsdienst. De goddelijke genade was echter duidelijk in
hem werkzaam, zodat hij na korte tijd een grote genegenheid voor het huis
aan de dag legde, evenals voor de regels en de oversten. Hij herzag on-
merkbaar al zijn ideeën en legde zich van ganser harte toe op het verwer-
ven van de deugd en op oefeningen van godsvrucht. Begiftigd als hij was
met een scherpzinnige geest en met een groot gemak om te leren, werd hij
aan de studie gezet. Met bewonderenswaardige snelheid doorliep hij de
klassen; hij bereikte overal voortreffelijke resultaten. Daar hij boven-
dien een levendige verbeeldingskracht bezat, ontwikkelde hij een grote
vaardigheid in de dichtkunst, hetzij in het Italiaans of in het dialect
van Piëmont; en terwijl hij bij zijn makkers in de smaak viel met impro-
visaties over kluchtige onderwerpen, schreef hij aan zijn tafel prachti-
ge gedichten, waarvan er veel publiceerd werden, zoals dat ter ere van
Maria, Hulp der Christenen: - "Gegroet, gegroet, barmhartige Maria,
enz." dat voorkomt in de Giovane Provveduto.
Buiten die twee, werden er ook nog andere jongens als student in
het Oratorio opgenomen, en het eerste praatje met Don Bosco maakte een
zo beminnelijke indruk op hen, dat zij hem al spoedig begonnen te bewon-
deren en te vereren. Ook de aanhoudende zorg voor hen van Margherita,
die het huishouden en de keuken van het instituut voor haar rekening had,
maakte, met haar vroomheid en haar geloof, een zo diepe indruk op hen, dat zij
een van de voornaamste oorzaken was van hun blijvende dankbaarheid ten
opzichte van het Oratorio. Talrijk zijn de relazen die ons zijn toe-
gekomen van dezelfde oud-leerlingen uit 1854 en 1855.
Don Bosco bestudeerde met aandacht hun aard, hun gedrag en hun
voorkeur, en indien zij geen teken van roeping tot het priesterschap ga-
ven, probeerde hij hen voor God te bewaren of hen tot Hem te brengen,
deugdzame mannen van hen te maken, die niet alleen zelf God liefhadden, maar

9.4 Page 84

▲back to top
- V/80 -
die met woord en voorbeeld ook de vreze Gods en de liefde tot de Heer in
de gezinnen en in de maatschappij zouden doen doordringen. Hij stond
echter niet toe dat zij studeerden op kosten van het Oratorio. Volgens
dezelfde vormen behandelde hij zijn neefjes, die hij in het Oratorio
opnam op dezelfde voorwaarden waarmee hij de kinderen der armen in huis
opnam. Hij was bereid de ouders te hulp te komen, wanneer zij arm wa-
ren, omdat de naastenliefde dit voorschrijft, maar hij zou niets ge-
daan hebben om hun een gemakkelijker leven te bezorgen. Toen hij dan ook
zijn neefje Francesco van de herfst van 1854 af bij zich genomen had,
stuurde hij hem naar huis terug omdat het hem toescheen dat de jongen
niet tot een geestelijke loopbaan geroepen was, hoewel hij intelligent
was en een goed karakter had. Francesco ging in Becchi door met het be-
roep van zijn ouders en werd een voortreffelijk gezinshoofd. In dezelfde
herfst riep Don Bosco de tweede zoon van zijn broer Giuseppe bij zich,
om de plaats van Francesco in te nemen. Die jongen heette Luigi. Don
Bosco had tegen de twee neefjes gezegd: - "Ik ben niet van plan advoca-
ten, dokters of professors van jullie te maken. Als de Heer jullie tot
de geestelijke staat roept, goed; in het andere geval is het beter dat
jullie het werk van je vader voortzet!"
Ook voor Luigi legde Don Bosco een waarlijk vaderlijke zorg aan de dag
door hem een godsdienstige en maatschappelijke opvoeding te geven, in
overeenstemming met zijn omstandigheden. Maar niets bijzonders. - "Wat
ik heb", zei Don Bosco zo nu en dan, "en wat de weldoeners mij geven,
moet ik gebruiken om brood te kopen voor mijn jongens. Wee mij, als ik
er een ander gebruik van zou maken!"
En het zag er wel naar uit dat er broodgebrek in het Oratorio zou komen.
De oorlog in het oosten veroorzaakte enorme rampen voor de handel, die een grote
weerslag hadden op tal van weldadige families. Frankrijk en Engeland, bang dat
hun invloed en hun belangen in de Levant zouden afnemen, hadden zich ten gun-
ste van Turkije verbonden. Ze zetten hun soldaten aan land, eerst in
Varna en vervolgens op de Krim, brachten de Russen nederlagen toe in
ve rs ch il le nd e v elds la ge n, e n sl oe gen o p 9 ok t ob er 1 85 4 het beleg voor
Sebastopol.
Op 2 november 1854 echter vroeg Don Bosco per brief aan de over-
heid verlof voor het houden van een kleine verloting van een ivoren
kruisbeeld, 35 centimeter hoog, van hoge kunstwaarde en dat tot dit doel
door de heer Giacomo Ramella was geschonken.
Met dergelijke middelen kon men het grote gezin van Valdocco weer
enkele dagen onderhouden, want het gezin breidde zich uit met de wezen,
die door de epidemie hun ouders verloren hadden. Ook het gemeentebestuur
van Turijn had oog voor deze moeilijkheden en verwierf zich de dank-
baarheid van alle burgers, niet alleen door haar bezorgdheid om de
trieste gevolgen van de boosaardige epidemie te voorkomen en te doen
afnemen, maar ook door haar hulp aan het steeds toenemend aantal jon-
gens, dat van hun ouders werd beroofd. Tot dit liefdadige doel had het
gemeentebestuur een geïmproviseerd weeshuis ingericht bij de kerk van
de H. Dominicus, waar onderdak, levensonderhoud en kleding verstrekt
werd aan een groot aantal wezen, die, zonder deze liefdevolle maatregel,
in deze verschrikkelijke nood ergens op straat zouden rondzwerven. Het
deed meer nog: de burgemeester was niet meer tevreden deze jongens
alleen van de noodzakelijke dingen voor het lichaam te voorzien, maar dacht

9.5 Page 85

▲back to top
- V/81 -
ook aan de zorg voor hun geest en gemoed. Daarom gaf hij enkele heren zijn
mening te kennen, dat beter dan ieder ander, Don Bosco, aangewezen zou
kunnen worden als hun opvoeder. Don Bosco, die op de hoogte was van het
verlangen van het hoofd der gemeente Turijn, was onuitsprekelijk blij
en maakte zich op om hem te helpen, daarom diende hij formeel een ver-
zoekschrift in. De burgemeester antwoordde als volgt:
"
Turijn, 31 oktober 1854
"
Gezien Uw vriendelijk aanbod om de opleiding te verzorgen
" van die arme wezen, die voorlopig zijn opgenomen in het weeshuis
" van de H. Dominicus, welk aanbod door de ondergetekende burge-
" meester is voorgelegd aan de centrale commissie van weldadigheid,
" neemt deze laatste volgaarne dit aanbod aan en draagt ondergete-
" kende op U de levendige gevoelens van dank namens deze commissie
" ter kennis te brengen.
"
Voor het vervullen echter van de U toevertrouwde functie
" verzoekt ondergetekende U, wanneer dit U gelegen komt, naar het
" bedoelde weeshuis te komen om daar de noodzakelijke besprekingen
" te voeren met de Heer Loassa, administrateur van het weeshuis.
"
Met herhaalde uitdrukking van zijn persoonlijke dank,
" heeft ondergetekende de eer, met gevoelens van grote hoogachting,
" te verblijven,
"
De Eerste Burgemeester
"
NOTTA.
Don Bosco begon dus zijn tijd te verdelen tussen de zieken en de
arme jongens, door verschillende uren per dag bij hen door te brengen;
en, opdat zij de noodzakelijke ontwikkeling zouden opdoen, koos hij en-
kele van de handigste jongens van het Oratorio en een paar seminaristen
uit, en droeg hun op die jongens op vastgestelde uren les te geven en
hen te on derrichten in de christelijke leer.
En dit gebeurde tot het einde van november. Men hoeft echter niet
te menen dat Don Bosco zich pas nadat hij erom gevraagd had bezighield
met de zorg voor de wezen van San Domenico.
Pietro Enria, onze medebroeder, liet ons de volgende aantekening
na:
- "Ik heb de dienaar Gods gekend in september 1854, in het kloos-
ter van de Dominicanen, waar, door de zorg van een commissie, de jongens
waren opgenomen, die wees geworden waren tengevolge van de kwaadaardige
choleraepidemie. Daar kwam Don Bosco ons op zekere dag bezoeken, verge-
zeld van de administrateur van het weeshuis. We waren er met een honderdtal. Ik
had hem nog nooit gezien. Zijn glimlachende en goedige gezicht maakte dat
men van hem hield nog voordat men hem gesproken had. Hij glimlachte allen
toe, en vervolgens vroeg hij ons onze namen en voornamen, en of we de
catechismus kenden, of we gebiecht hadden, of we onze eerste communie al
gedaan hadden: en allen gaven hem vol vertrouwen antwoord. Tenslotte kwam hij
ook bij mij, en ik voelde mijn hart kloppen, niet uit vrees, maar uit de
genegenheid die ik reeds voor hem voelde. Hij vroeg mijn naam en voor-
naam en zei toen tegen me: "Wil je niet bij mij komen? We zullen altijd goede

9.6 Page 86

▲back to top
- V/82 -
vrienden zijn tot we naar de hemel kunnen gaan! Zou je dat prettig vinden?"
En ik antwoordde: "0, natuurlijk meneer!"
Toen voegde hij eraan toe: "En die je daar bij je hebt, is dat je
broertje?"
"Jawel, meneer", antwoordde ik. "Goed, hij mag ook komen!"
"Enkele dagen daarna werden we allebei naar het Oratorio gebracht;
ik was toen dertien jaar, mijn broertje elf. Mijn moeder was aan de cho-
lera gestorven, en mijn vader leed nog aan dezelfde ziekte.
"Zeventien jaren verliepen er sinds die dag en ik zei tegen Don Bos-
co die ziek lag in Varazze: - "Herinnert u zich nog, Don Bosco, hoe uw moe-
der altijd mopperde omdat u steeds maar nieuwe jongens opnam? Ze zei tegen
u: "Jij neemt maar steeds nieuwe jongens op; maar hoe moeten we hen onder-
houden en kleden? Er is niets in huis en het begint koud te worden." - En
inderdaad moest ik, in het begin, verscheidene nachten op een hoop bladeren
slapen met niets anders over me heen dan een dun dekentje. En 's avonds,
als we in bed lagen, zorgde u, Don Bosco, en uw moeder, voor onze broeken
en verscheurde jasjes, omdat we er maar één hadden." - Don Bosco glimlachte,
toen hij me dat hoorde vertellen en zei: "Wat heb ik het mijn goede moeder
soms lastig gemaakt!... Een heilige vrouw!... Maar de Voorzienigheid heeft
het ons aan niets laten ontbreken!"
Toen er een einde gekomen was aan de sterfgevallen, sloot het ge-
meentebestuur in het begin van december het voorlopige weeshuis en ver-
trouwde de kinderen ervan deels aan één, deels aan een andere instelling
van weldadigheid toe. Twintig van de kleinsten werden aan Don Bosco toever-
trouwd en waren van die dag af zijn aangenomen zonen. Zij vormden een af-
zonderlijke klas, die door de andere jongens de bassignanaklas genoemd
werd, omdat ze was samengesteld uit de allerkleinsten, namelijk degenen die
bassi, kleinst van gestalte waren; en voor het jaar verstreken was, zo
vertelde Pietro Enria, waren er nog dertig van diezelfde leeftijd door Don
Bosco in huis opgenomen.
Het aan de wezen van Sint Dominicus gegeven onderwijs, en het opne-
men van een groot deel van hen in het Hospitium van de H. Franciscus van
Sales, waren twee dingen, die de in die tijd te Turijn ingestelde Commis-
sie van openbare weldadigheid ten zeerste welkom waren, en de burgemeester
schreef er Don Bosco een brief over, die wij hier weergeven.
" STAD TURIJN
"
Zeereerwaarde Heer,
Turijn, 7 december 1854
"
Ondergetekende, burgemeester, rekent het zich tot een dwin-
" gende plicht U, uit naam van de Openbare Commissie voor publieke
" weldadigheid, zeer bijzondere dank te betuigen voor uw welwillende
" en edelmoedige medewerking, getoond bij het onderrichten van de ar-
" me wezen, die tijdelijk opgenomen zijn geweest in het weeshuis van
" de H. Dominicus, en die zeker niet zullen nalaten God te bidden
" voor hun achtenswaardige leraar.

9.7 Page 87

▲back to top
- V/83 -
"
Met het vervullen van de aan ondergetekende gegeven opdracht,
" wil deze van zijn kant gaarne zijn gevoelens van de meeste hoogach-
" ting en erkentelijkheid hernieuwd tot uitdrukking brengen.
"
De eerste Burgemeester
"
NOTTA.
In een andere brief, gedateerd op de 4de van dezelfde maand, merkt
dezelfde burgemeester, in een tot Don Bosco gericht verzoek, een nieuwe
wees, Andrea Fioccardi geheten, in zijn instituut op te nemen, op: "Onder-
getekende neemt gaarne deze gelegenheid te baat om U, in naam van de tot
dat doel ingestelde Commissie, te danken voor de medewerking door U ver-
leend bij het opnemen van die arme wezen, wier ouders het slachtoffer ge-
worden zijn van de noodlottige ziekte, die bijna vier maanden lang onze
stad en omgeving heeft geteisterd."
Don Bosco had er intussen aan gedacht deze kleine wezen goed te ver-
zorgen. Hij zocht een afzonderlijke plaats voor de lessen en voor de
slaapzalen, verschafte hun eerst onderwijs en godsdienstige en geestelij-
ke vorming en zorgde vervolgens voor het leren van een vak, meer dan een
jaar lang gaf hij hun onderricht: eerst alleen en daarna met hulp van ver-
schillende vrienden van buiten. Onder deze wezen was er een met grote
begaafdheid, Cora heette hij, die een uitstekend toneelspeler werd en ja-
renlang met Gastini in het theater van het Oratorio de bewondering van
de toeschouwers wekte. Enkelen onder hen verlieten later, nadat zij een
vak geleerd hadden, het Hospitium, steeds vol genegenheid voor degene die
hun tweede vader was geworden; anderen bleven er en zijn er thans nog,
als getuigen van die gedenkwaardige dagen.
Pietro Enria besloot een van zijn notities met deze woorden: "Ik zal
altijd in het Oratorio blijven waar Don Bosco en zijn moeder ons met zo-
veel liefde opnamen; wij beschouwden de moeder van Don Bosco als onze ei-
gen moeder, en allen waren er tevreden en gelukkig."

9.8 Page 88

▲back to top
- V/84 -
HOOFDSTUK XIV.
KATHOLIEKE LECTUUR - ANTWOORD VAN DE VICARISSEN-GENERAAL OP
HET VERZOEK OM ZE TE VERSPREIDEN - DE GENTLEMAN VOOR 1855 -
SCHEURING ONDER DE WALDENZEN - BRIEF VAN DON BOSCO AAN DE
WALDENZER DOMINEE DE SANCTIS, VERVOLGD DOOR ZIJN MEDEGELO-
VIGEN - ANTWOORD - TWEE ANDERE BRIEVEN VAN DON BOSCO AAN
DEZELFDE DOMINEE OM HEM UIT TE NODIGEN TOT GOD TERUG TE
KEREN - BEZOEKEN, GEDACHTEWISSELINGEN, HARDNEKKIGHEID -
ONGELUKKIGE DOOD.
De verhaalde gebeurtenissen hadden de regelmatige verschijning van de Ka-
tholieke Lectuur niet onderbroken. Voor oktober, voor de eerste helft van novem-
ber en voor de maand februari 1855, waren vijf afleveringen vastgesteld, waarin
ook het anonieme werkje zou worden opgenomen dat als titel droeg: Hoe te leven om
gezond te blijven: gesprekken.
Het zijn tien samenspraken over de lichamelijke en morele gevolgen van de
onmatigheid, van het misbruik van spijs en drank, van zekere gewoonten tegen het
goede fatsoen, van de toorn en de zelfzuchtige hartstochten; zij doen de middelen
aan de hand om er zich vrij van te maken, en beschrijven de heilzame gevolgen van
deze zelfversterving. Er wordt ook in gewezen op de ondeugden van de protestantse
topfiguren. De laatste samenspraak zet een goede levensregel uiteen voor het gezin
en voor de maatschappij. Een arts is de liefdevolle raadgever van verschillende
jongelieden, die hij op het rechte pad terugbrengt, en in wier huis hij vrede en
geluk herstelt.
Don Bosco ging intussen door met nieuwe medewerkers te zoeken, en tot dat
doel richtte hij zich met brieven en gedrukte circulaires tot de verschillende
kerkelijke curies van het rijk. Ziehier de antwoorden die ons nog bewaard gebleven
zijn:
"
Ik heb de 180 exemplaren van het rondschrijven ontvangen waar-
" over U mij in uw geëerde brief van 31 oktober jl. hebt geschreven.
" Ik heb ze terstond laten verzenden naar alle parochies van het dio-
" cees, en hoop dat zij een uitwerking zullen hebben overeenkomstig uw
" weldadige en vrome verlangens.
"
Ik verblijf, enz.
"
Kan. Aartsdiaken Guiglia, vicaris-generaal

9.9 Page 89

▲back to top
- V/85 -
"
Gisteren heb ik het pak circulaires ontvangen die in ons dio-
" cees zullen worden rondgestuurd. De Heer moge uw steeds voorbeeldige
" ijver zegenen. Overal waar ik zal kunnen meewerken aan uw gods-
" dienstige ondernemingen, zal ik niet nalaten het weinige dat in
" mijn vermogen ligt te doen.
"
Met de meeste hoogachting verblijvend, enz.
" Novara, 11 november 1854
"
Scavini, vicaris-generaal
"
Tegelijk met uw vriendelijke brief van de 31ste van verleden maand
" ktober, ontving ik slechts twee dagen geleden, de daarin aangekon-
" digde circulaires, die in overleg met de Prelaat van Ivrea werden
" samengesteld.
"
De circulaires zelf zullen voorzien van het bisschoppelijk zegel,
" meteen aan de parochies van deze stad en van het diocees gezonden
" zonden worden en aan andere morele personen opdat de katholieke
" lectuur in zo ruim mogelijke mate verspreiding zal vinden.
"
Het beoogde doel is in de hoogste mate aanbevelenswaardig en
" heilig, en daarom hoop ik dat uw ijverige inspanningen Gods zegen
" mogen hebben en met veel succes bekroond worden.
"
Wees verzekerd, enz.
"
Asti, 15 november 1854
"
Kan. Mussi, vicaris-generaal
Tegelijkertijd bereidde Don Bosco de Gentleman voor, de almanak voor
januari 1855. In die bladzijden deed hij recepten aan de hand voor dran-
ken die de wijn konden vervangen, en voor het verwijderen van vlekken uit
kleren; vervolgens gaf hij een mooie uiteenzetting van de voornaamste kerkelijke
plechtigheden, verschillende stichtende voorbeelden, een tweegesprek
over het sacrament van de Biecht, en twee mooie gedichten, het ene in het
Italiaans, en het andere in het dialect van Piëmont.
Maar vooral het voorwoord is de aandacht waard. Daarmee wil Don
Bosco, in een opgewekte stijl, verschillende vooroordelen van het volk
wegnemen, en het eraan herinneren hoeveel de burgemeester en de goede bur-
gers gedaan hebben om de armen te helpen tijdens de voorbije epidemie. We
nemen er enkele gedeelten uit over:
"
De Gentleman tot zijn vrienden:
"
Ik leef nog, ik ben nog in leven! Wat een treurig jaar heb
" ik moeten doormaken... Op de helft van het jaar raakte ik zonder
" werk, zonder geld, en was overladen met schulden... Maar deze ellen-
" de was nog het minste. Nauwelijks brak die verschrikkelijke ziekte uit
" die ze cholera-morbus noemen, of verschillende gezinnen die bij me
" in de buurt woonden werden er op een afschuwelijke manier door ge-
" troffen. Tien vrienden van mijn leeftijd - ik ben veertig jaar - die
" gezond en sterk waren, werden er het slachtoffer van. O! wat een ver-
" schrikke-

9.10 Page 90

▲back to top
- V/86 -
" lijke dood stierven ze!... Als zij zich naar het lazaret hadden laten
" brengen zouden ze misschien niet gestorven zijn; maar dat wilden
" ze in geen geval; ze waren bezeten van het dwaze denkbeeld, dat men
" hun daar een wit flesje zou geven om hen te doen sterven, en in-
" tussen gingen ze dood zonder flesje. Arme vrienden, requiescant in
" pace. Het is echter een troost voor me dat ze gestorven zijn als
" goede christenen en ik hoop dat ze bij God in de hemel zijn.
"
Terwijl ik meende dat ik de storm nu voorgoed overleefd had
" en bijna Alleluja wilde zingen, barstte het noodweer juist in al
" zijn hevigheid over me los... Ik zelf en een van mijn jongens werden
" door de cholera aangestoken; en daar het in mijn huis al armoe was
" dat de klok sloeg, werden we beiden naar het lazaret overgebracht.
" Daar ontbrak het mij niet aan goede zorg en bijstand; ik ben genezen;
" mijn zoon ging naar de andere wereld. Op dat fatale ogenblik kwam de
" goddelijke Voorzienigheid mij te hulp. De burgemeester van de stad
" liet mijn twee overgebleven jongens opnemen, die ik spoedig weer in
" mijn huis hoop te kunnen terughalen; enkele vrome heren van de Sint-
" Vincentiusvereniging hebben mij flink geholpen. Verschillende keren
" brachten ze me geld, beddengoed en dekens; tegenwoordig krijg ik van
" hen nog iedere week een bon voor vlees en twee voor brood. Alles
" bijeen heeft de liefde van deze mensen mij, na God, het leven gered.
" De hemel moge hun beloning zijn, en de hemel ook moge hen allen
" voor de cholera-morbus behoeden.
"
Intussen heb ik me nu voorgenomen verstandig te worden, en
" een beetje ernstiger aan mijn ziel te denken; wees dus niet verbaasd
" beste vrienden, wanneer ik dit jaar domheden achterwege laat en
" verstandiger zal praten.
"
Ik heb een verzameling aantekeningen aangelegd van verschil-
" lende gebeurtenissen, en ik hoop dat ik er bij het doorlezen veel
" voordeel uit kan halen voor u en voor uw gezinnen. De hemel moge onze
" beloning zijn, ons behoeden voor gevaren, en ons betere tijden
" schenken. Volgend jaar, als ik dan nog in leven ben, zal ik terug-
" keren om u een bezoek te brengen.
Intussen hadden in die maanden de ketters van verschillende kleur,
die een overeenkomst schenen gesloten te hebben om zich van Don Bosco te
ontdoen, niet meer van zich doen spreken. Maar toen de cholera verdwenen
was, hervatten zij hun hatelijkheden en rakelden vooral hun vroegere in-
nerlijke onenigheden weer op. Zij waren als het ware in twee partijen ver-
deeld, de Evangelischen en de Waldenzen. Nu en dan vlogen zij elkaar in de
haren en vervloekten elkaar over en weer. Zij hadden zich voorgenomen
een catechismus samen te stellen en die was al door drie van hun domi-
nees voorbereid, maar ze konden het niet met elkaar eens worden. Ze hadden
evenveel godsdienstige beginselen als er hoofden waren. Ze hadden over en
weer een verschrikkelijke hekel aan elkaar, in verschillende dorpen van de
dalen en in andere plaatsen van Piëmont, vormden zij nieuwe sekten, die,
onder verschillende benamingen, de weidse titel van vrije kerk aannamen.
De onenigheid was opgelaaid van het ogenblik af dat het erom ging
de dominee te benoemen, die de nieuwe tempel aan de Corso del Re zou be-
dienen. De Waldenzen hadden het opgenomen voor Amedeo Bert, de Evange-
lischen voor de afvallige oud-pastoor De Sanctis. De strijd werd zo he-
vig dat in november 1854 de Waldenzer dominee De Sanctis, die gebroken had

10 Pages 91-100

▲back to top

10.1 Page 91

▲back to top
- V/87 -
met zijn collegas, uit zijn ambt ontzet werd op last van de zogenaamde
Hoogwaardige Tafelronde, nl. het Hoofdbestuur van de Waldenzer Kerk. Het
orgaan van de Evangelische sekte, Het Evangelische Licht, deelde dit in
nummer vier van die maand mee in de volgende scherpe bewoordingen: - "De
Heer De Sanctis, Bedi enaar v an h et H eil ig E va ng elie, die t ot heden h et
evangelisatiewerk in Turijn tot tevredenheid van allen verricht heeft, is
door de Hoogwaardige Tafelronde der Waldenzer Kerk op staande voet uit
zijn Evangelisch ambt ontzet. Aangezien een dergelijk besluit van de
Hoogwaardige Tafelronde de Kerk voor schut zet en de faam van de heer De
Sanctis bij vreemden (niet bij de Italianen, die hem immers kennen) zou
kunnen aantasten, vraagt de directie van Het Evangelische Licht aan de
leden der Kerk, die zich voldoende onafhankelijk voelen, te zeggen of
zij al dan niet in geweten en voor God, die ons moet oordelen, kunnen verkla-
ren of zij het besluit van de Hoogwaardige Tafelronde goedkeuren."
Deze teleurstelling die de betreurenswaardige afvallige ten deel
viel was een stem, die de Heer hem deed horen, om hem terug te roepen op
het goede pad en in de schoot van de Katholieke Kerk, die hij in hoog-
moed de rug had toegekeerd. Vandaar dat Don Bosco, die zijn tegenstanders
verstandiger aanpakte dan zij hem, het in die dagen voor De Sanctis gemak-
kelijk probeerde te maken de weg van het heil weer te betreden. Hij schreef
hem tot dat doel een brief:
"
Turijn Valdocco, 17 november 1854.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Sinds enige tijd loop ik rond met het plan U te
" schrijven, om U mijn levendig verlangen kenbaar te maken met u te
" spreken en U te bieden wat een oprechte vriend te bieden heeft. Ik kom
" hiertoe door een aandachtige lectuur van uw boeken, waaruit, naar
" het mij voorkomt, een ware ongerustheid van gemoed en hart uwer-
" zijds spreekt.
"
Nu U, volgens sommige in de dagbladen verschenen berichten,
" in onenigheid schijnt te verkeren met de Waldenzen, nodig ik U uit
" bij mij in huis te komen, wanneer U maar wilt. Om wat te doen? Dat,
" wat de Heer U ingeeft. U zult een kamer hebben om te wonen, U zult
" met mij een bescheiden maaltijd delen, U zult brood en studie met
" mij delen. En dat zonder enige financiële verplichting.
"
Ziedaar de vriendschappelijke gevoelens die ik uit de grond
" van mijn hart voor U uitspreek. Wanneer U ontdekt hoe loyaal en
" oprecht mijn vriendschap voor U is, zult U mijn uitnodiging zeker
" aanvaarden, of mij minstens een goed hart toedragen.
"
Moge de goede God dit verlangen van mij zegenen en van ons één
" hart en één ziel maken voor de Heer, die een rechtvaardige belo-
" ning zal geven aan wie Hem dient in dit leven,
"
"
Uw oprechte vriend in Jezus Christus
"
Bosco Giovanni, pr.
Dit geschrift van Don Bosco trof de gevoeligste snaren van de arme De
Sanctis, die onmiddellijk antwoordde als volgt:

10.2 Page 92

▲back to top
- V/88 -
" Turijn, San Salvario,
" Via dei Fiori no. 1
"
Hooggeachte Heer,
"
U zult zich nooit kunnen voorstellen welke indruk uw
" beminnelijke brief van gisteren op mij heeft gemaakt. Ik had nooit
" gedacht zoveel edelmoedigheid en zoveel beminnelijkheid aan te
" treffen bij een man, die openlijk mijn tegenstander is. Laten wij
" ons niets wijsmaken: U bestrijdt mijn beginselen zoals ik de uwe
" bestrijd, maar terwijl ge mij bestrijdt toont ge mij oprecht te
" beminnen. U steekt mij een helpende hand toe in de tijd van ver-
" driet. En zo toont u de praktijk te kennen van de christelijke,
" naastenliefde die in theorie door velen zo goed wordt verkondigd,
" God gave dat uw liefde nagevolgd mocht worden door uw confraters
" van de Campanone, die de mond niet weten open te doen zonder te be-
" ledigen, of zonder verachting en spot te braken over de meest ernstige
" zaken.(1)
"
In antwoord nu op uw brief zeg ik U, dat ik het aanbod van uw
" vriendschap als een kostbaar geschenk aanneem en hoop dat ik spoe-
" dig in de gelegenheid zal zijn om U te tonen, zonder mijn geweten
" geweld aan te doen, dat ik U niet met woord en tong genegen ben,
" maar metterdaad en in waarheid.
"
Door zeer veel redenen is het mij thans niet mogelijk uw edenl-
" moedig aanbod te aanvaarden, maar de diepe indruk die het in mijn
" hart geprent heeft, zal niet zo gemakkelijk zijn uit te wissen.
" Vragen wij intussen God voor elkaar dat Hij ons de genade verleent
" ons voor alle eeuwigheid samen te brengen voor Gods troon, en de
" lofzang te zingen van de door het bloed van het Lam vrijgekochten.
"
"
Ik verblijf intussen met de meeste hoogachting,
"
Uw dw Dienaar en Vriend,
"
"
LUIGI DE SANCTIS.
Hoe gelukkig zou het voor De Sanctis geweest zijn als hij naar
de raad van Don Bosco had geluisterd en zich bevrijd had van zijn bescher-
mende boeien! Maar, de ongelukkige sloot de oren voor de stem des hemels,
stelde zich ermee tevreden Don Bosco te bedanken en met in het Evangeli-
sche Licht het volgende te laten verschijnen: "Terwijl de Waldenzen de Heer
De Sanctis behandelen op een manier die iedereen bekend is, schrijft de
priester Don Giovanni Bosco hem een brief vol vriendelijkheid en liefde,
met de uitnodiging zijn woning en zijn tafel met hem te delen. Ere wie ere
toekomt."
Hierna schreef hij aan de directeur van het Buona Novella in een
brief die in druk verscheen: - "Ik moet de waarheid recht doen wedervaren:
de priesters hebben mij nooit zo slecht behandeld", bij de Waldenzen ver-
geleken.
(1) De Campanone was een katholiek krantje, datzelfde jaar in Turijn opgericht dat met vuur en
levendigheid geschreven was. Het was de hamer der ketters, die het daarom een dodelijke haat
toedroegen. In een manifest van de Evangelische sekte, gedateerd van 5 augustus 1854 leest
men onder meer, te midden van de vele uitdrukkingen vol haat en nijd: "Wij smeken de hulp van
de regering af, van het wettelijke gezag en van de openbare mening, opdat het misdadigersge-
broed dat de Campanone drukt, vernietigd worde." Wel een mooi soort verdraagzaamheid!

10.3 Page 93

▲back to top
- V/89 -
Maar Don Bosco stelde zich er niet mee tevreden dat De Sanctis hem
geprezen had; hij wilde zijn werk niet onafgemaakt laten, en stuurde hem
daarom de volgende brief:
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Het heeft mij oprecht verheugd dat mijn brief, hoog-
" geachte en beminde Heer, Uw waardering gewekt heeft; en daar ge mij
" zegt dat ge met tegenslag te kampen hebt, zou ik willen dat U mij,
" mijn nederige doch loyale vriendschap aanvaardend, een gelegenheid
" zoudt schenken die het mij mogelijk maakt U enige verlichting te
" brengen. Ik zou daarom wensen u ervan te overtuigen dat het aantal der-
" genen die U oprecht liefhebben en achten misschien groter is dan
" U zich voorstelt. Kanunnik Anglesio, Rector van het Instituut van
" Cottolengo, de theol. Borel, rector van het Refugium, Don Cafasso,
" hoofd der conferenties en Rector van het Klooster van de H. Fran-
" ciscus van Assisi, en heel vele anderen delen met mij dezelfde gevoe-
" lens te Uwen opzichte, en zouden zich gelukkig prijzen de gelegen-
" heid te hebben de waarheid van deze bewering aan te tonen.
"
Aangezien het U behaagt mij uw vriend te noemen, zou ik het
" op prijs stellen, eens met U te spreken, hetzij om persoonlijk ken-
" nis te maken met degene die ik waardeer zonder hem ooit gezien te
" hebben, hetzij om persoonlijk te bevestigen wat ik U schrijf. Het-
" zij U mij wilt toestaan U te bezoeken, of een plaats voor een ont-
" moeting wilt vaststellen in de stad; ofwel, en dat zou een eer voor
" mij zijn, U naar mijn huis zoudt willen komen, wat, naar ik ge-
" loof, tot beider voldoening zou strekken, en in dat geval zou U
" voor niemand bang hoeven te zijn.
"
Alleen zou ik dan gaarne zien dat U mij de dag noemde en zo
" mogelijk ook het uur, opdat ik niet afwezig ben op een ogenblik dat
" U naar mijn huis zou komen en mij er niet aantreffen.
"
Wil mijn vriendschappelijke gevoelens aanvaarden, en met het
" verzoek mij uw vriendschap bestendig te blijven toedragen, wens ik
" U alle goeds des hemels en verblijf,
"
" Turijn-Valdocco, 30 november 1854
"
Uw toegenegen Dienaar en Vriend
"
Bosco Giov., pr.
De Sanctis, de arme afgevallen priester, de schrijver van het god-
deloze De vriend des huizen ging op de uitnodiging in, op voorwaarde dat Don
Bosco hem in zijn geschriften niet zou noemen.
Hij kwam naar het Oratorio. Don Bosco ontving hem met zijn baret
in de hand en bleef deze in de hand houden zolang de ander hem niet ver-
zocht het hoofd weer te dekken. Hij liet hem het kleine huis zien, en ging
met hem naar de eerste werkplaatsen, waar Gastini de boekbinderij
beheerde. Vervolgens had hij een gesprek met hem, en in de loop van de
volgende da- gen nog andere. De vraagstukken handelden voornamelijk over
de kenmerken
van de ware Kerk.

10.4 Page 94

▲back to top
- V/90 -
De Sanctis gaf, zoals alle protestanten doen, de zichtbaarheid van
de Kerk toe die duidelijk bevestigd wordt in het Heilig Evangelie; maar hij
beweerde dat het protestantisme bestond sinds het bestaan van het Evangelie
en dat dat de zichtbare gemeenschap was van degenen die in Jezus Christus
geloven en zijn ware leer bezitten.
- "Maar waar was uw kerk dan voor Luther en Calvijn"? wierp Don
Bos-co tegen. "Waar is het protestantisme in de 1500 jaren die er verliepen
sinds de eerste kerk tot de Hervorming? Indien de gemeenschap van deze men-
sen zichtbaar was, moet zij steeds leiders gehad hebben. Geef mij dan hun
naam, hun vaderland, hun opvolgers, de tijd waarin zij leefden, de plaats
waar zij woonden, hun eredienst, hun liturgie, hun dogma's, hun zedenleer,
hun tucht. Ik vraag u zelfs niet de naam van velen te noemen: geef me
slechts de naam van een enkele persoon die voor Luther en Calvijn dezelfde
leer beleed die u tegenwoordig belijdt."
- "Een naam? 0, een naam is er wel te noemen." - En hier herhaalde
hij de geschiedenis zoals ze door zijn medegelovigen vernomen werd en zin-
speelde op ketters uit de oudheid die niets gemeen hadden met de hervormers
uit de 16de eeuw.
Don Bosco stelde deze fouten aan de kaak en hij kon hem des te ge-
makkelijker overtuigen daar bleek dat De Sanctis niet onbekend was met de
kerkgeschiedenis, en hij besloot: - "Dus uw sekte, of kerk, als u ze zo
noemen wilt, was 1500 jaar lang onzichtbaar, dus mist zij het Evangelisch
karakter, dus is zij niet de ware!"
De kleine jongens van het Oratorio slopen soms voorzichtig naar het
raam om iets op te vangen van het gesprek en later zeiden ze voor de grap
dan telkens tegen elkaar: - "Noem me eens de naam van één van hen, één naam
maar!"
- De Sanctis werd overtuigd van zijn dwalingen, maar van een beke-
ring kwam niets. De theoloog Marengo had in die tijd juist aan Don Bosco
geschreven: - "Uit de jongste uitgave van het Licht blijkt dat De Sanctis
opgenomen is in en innig verbonden is met de Italiaanse Evangelische Ge-
meenschap welke band hem noodlottig kan worden." Toch vloeiden er ook enke-
le goede dingen uit die samenspraken voort. Het edelmoedige gebaar van
Don Bosco ten opzichte van zo een bekende tegenstander die in ongenade
gevallen was, scheen de vijandelijke toorn tegen hem te doen afnemen. Van
die dag af, zagen de ketters inderdaad af van geweldplegingen, en beperk-
ten zij zich tot de ongevaarlijke wapenen van de polemiek.
Don Bosco liet echter niet na, te trachten de bekering van de arme
De Sanctis te bewerkstelligen en het volgende jaar zond hij hem nog een
brief.
"
"
Mijn waarde Heer,
20 mei 1855
"
In het verlangen dat onze vriendschap niet beperkt
" blijft tot woorden alleen, heb ik de gelegenheid afgewacht ze
" metterdaad te tonen. Bovendien meen ik uit uw geschriften en woorden
" te mogen opmaken, dat U, mijn beste vriend, niet geheel en al ge-
" rust zijt; ik wacht dan ook een geschikte gelegenheid af om U de leven-

10.5 Page 95

▲back to top
- V/91 -
" dige gevoelens, die ik ten opzichte van U en van uw eeuwige zalig-
" heid koester, te tonen, en Gij, die me immers uw vriendschap ge-
" schonken hebt, zoudt mij als vriend tot vriend kunnen vertellen van
" wat U hoopt en wat U vreest. Niet zozeer met de bedoeling te disputeren,
" wat onder vrienden niet behoort te zijn, doch om de waarheid te be-
" spreken en te leren kennen... daarom was ik verlangend u weer te
" zien.
"
Thans zeg ik U openhartig dat ik verlang, en van ganser harte
" verlang, naar de redding van uw ziel, en dat ik bereid ben tot alle
" geestelijke en tijdelijke offers om U te helpen. Het gaat er thans
" slechts om of U me zegt of U meent gerust te kunnen zijn en zalig te kun-
" nen worden; of U denkt dat een goede katholiek zalig kan worden
" in zijn huidig godsdienstig stelsel; of U denkt dat wie er grotere
" garantie op zalig worden heeft, een katholieke of een afgescheidene.
" Wees er echter van overtuigd dat alles wat er tussen ons om zal
" gaan, hetzij in geschriften of in gesprekken, U nooit enige schade
" kan berokkenen in uw persoonlijke, maatschappelijke of godsdienstige
" positie, daar ik U verzeker dat alles gezegd en geschreven wordt
" onder de striktste vriendschappelijke geheimhouding.
"
U zult verbaasd zijn over deze brief; ik ben nu eenmaal zo;
" als ik een dergelijke vriendschap gesloten heb, wens ik niets zo
" vurig dan ze voort te zetten en de vriend al het goede te geven dat
" me mogelijk is.
"
De goede God zegene en behoede U, en ik verblijf met de
" grootste achting en bereid alles voor U te doen,
"
"
Uw toegenegen dienaar en Vriend,
"
Giov. Bosco, priester.
De Sanctis wist wat de loyale vriendschap van Don Bosco betekende.
De hartstochten vertroebelden zijn verstand, maar hij kon niet blind zijn
voor de valsheid van wat hij leerde. Bij zijn bezoeken aan Don Bosco slaag-
de hij er niet in, de klemmende argumenten waarmee de heilige priester hem
aanspoorde om in de schoot van de Katholieke Kerk terug te keren te weerleggen.
De Sanctis verdedigde zich steevast met te zeggen: "Ik heb familie en be-
zit geen middelen van bestaan."
Don Bosco antwoordde hem: - "Wees er zeker van dat de katholieken
u niet in de steek zullen laten, en ik ben bereid mijn brood met u te
delen. Ik zal u helpen met alle mogelijke middelen."
- "Maar... en mijn vrouw staat me niet toe de stap te doen die u me
aanraadt."
Om iedere hindernis voor hem uit de weg te ruimen ging Don Bosco
zelfs zover dat hij op zich nam zijn zogenaamde echtgenote een behoorlijk
onderhoud te bezorgen; maar De Sanctis ging er niet op in. De laatste maal
dat hij met Don Bosco sprak, liet hij deze een straaltje hoop, dat hij zich
zou bekeren. Hij was tot tranen toe ontroerd en erkentelijk voor de goed-
heid waarmee hij zich behandeld zag.
Maar de ongelukkige afvallige wilde de beschamende boeien niet verbre-
ken en enkele jaren daarna stierf hij onverhoeds bij een ongeluk; ter-
wijl hij tegen de gezellin van zijn ontredderd leven zei: "Ik sterf, ik
sterf!" De hemel geve dat hij op dat ogenblik minstens in zijn hart nog
een akte van berouw kon verwekken!

10.6 Page 96

▲back to top
- V/92 -
HOOFDSTUK XV
KATHOLIEKE LECTUUR - HET JUBILEUMJAAR EN OEFENINGEN VOOR HET BEZOEK
AAN DE KERKEN - DE JONGENS VAN HET ORATORIO ALLEN BEWAARD VOOR DE
AZIATISCHE ZIEKTE - DON BOSCO EN HET ENIGE CHOLERAGEVAL - PIUS IX
KONDIGT HET DOGMA DER ONBEVLEKTE ONTVANGENIS VAN DE ALLERHEILIGSTE
MAAGD AF - PLECHTIGHEID EN OEFENINGEN VAN DANKZEGGING IN HET ORA-
TORIO - BEANTWOORDE LIEFDE VAN DON BOSCO TOT DE
HEILIGE MAAGD.
De Paus had in zijn encycliek van 1 augustus 1854 een universeel jubeljaar
afgekondigd. Hij riep de volkeren op tot boete en gebed om door de voorspraak
van de Allerheiligste en Onbevlekte Maagd Maria, van de Heer te verkrijgen dat Hij
de straffen, die de wereld bedreigden, zou wegnemen of op zijn minst verzachten.
Onder de motieven tot dit jubeljaar, noemde de Paus dat de Bisschoppen samen met
alle gelovigen door smeekbeden en vurige beloften de goedheid van de Vader van
barmhartigheid zouden afsmeken, opdat Hij zich zou verwaardigen onze geest te ver-
lichten met het licht van zijn Heilige Geest, en opdat Wij aangaande de Ontvange-
nis van de Allerheiligste Moeder van God, de onbevlekte Maagd Maria zo spoedig
mogelijk tot een beslissing komen, die zal strekken tot meerdere eer van God en
van de Heilige Maagd, onze geliefde Moeder zelf.
In het Aartsbisdom Turijn had het jubileum plaats van 1 oktober tot 31 de-
cember. Don Bosco liet daarom in november bij de drukkerij De Agostini in de reeks
der Katholieke Lectuur zijn boekje: Het jubileum en oefeningen voor het bezoek
aan de kerken verschijnen. Daarin publiceerde Don Bosco de pauselijke Encycliek
en in het voorwoord zei hij:
" Aan de lezer. - Het voornaamste doel van dit boekje is, aan de gelo-
" vige christenen de ware oorsprong van het jubileum te doen kennen,
" en hoe dat van de synagoge der Joden naar de Katholieke Kerk is over-
" gegaan.
"
Ik heb het als mijn strikte plicht beschouwd de oudste en meest
" bevoegde schrijvers te raadplegen en daarbij in geen geval iets over
" te schrijven dat niet helemaal zeker was. Er zijn enkele oefeningen
" van godsvrucht aan toegevoegd, die dienen kunnen bij het bezoeken
" van de drie kerken, zoals het door de Paus van Rome bij het afkondi-
" gen van deze jubileumaflaat is voorgeschreven.
"
Dit zal ook kunnen dienen ter weerlegging van de beschuldiging
" der protestanten en enkele slechte katholieken, gericht tegen de Ka-
" tholieke Kerk, dat het jubeljaar en de heilige aflaten een instelling
" uit de latere tijden zouden zijn.

10.7 Page 97

▲back to top
- V/93 -
"
Lees dit, christen, en lees het aandachtig, wie weet of dit
" voor mij en voor u niet het laatste jubileum zal zijn? Gelukkig
" zijn wij, gelukkig zijn alle Christenen wanneer zij het goed vieren.
" De goddelijke barmhartigheid wacht op ons; de hemelse schatten zijn
" voor ons geopend, geve God dat allen er hun voordeel mee doen.
"
"
Bosco Gio., priester
De aflevering van de maand december kwam mooi op tijd, omdat er in die
dagen door Sektariërs zoveel gevloekt werd tegen de Heilige Maagd in woord en
geschrift, dat zelfs de duivels ervan huiverden. Op de omslag van het boekje
stond geschreven: Overdenkingen met betrekking tot de te verwachten dogmaver-
klaring van de Onbevlekte Ontvangenis van de Allerheiligste Maagd, geschreven
door prof. Fr. Casta, Rooms priester, met toevoeging van gebeden voor een noveen.
Het gaf een bepaling van de leer over de Onbevlekte Ontvangenis van Maria,
verhaalde de houding van de Kerk met betrekking tot dit leerstuk vanaf de
eerste tijden tot in onze dagen. Zette het doel uiteen dat de Kerk zich met de
aangekondigde dogmaverklaring stelde, en de verplichtingen die tengevolge van ge-
noemde dogmaverklaring op alle katholieken zouden rusten.
Deze uitgave was eveneens een teken van erkentelijkheid van het Oratorio
tegenover de Allerheiligste Maagd, aangezien de belofte die Don Bosco met zoveel
vertrouwen aan de jongens gedaan had, bewaarheid was geworden. Het resultaat
was verassend, zelfs voor een scepticus. In die tijd vormden de leerlingen van het
Hospitium, met inbegrip van Don Bosco en zijn moeder, al een familie van bijna
honderd personen. Welnu, op een plaats, waar de cholera zo wreed tekeer ging,
dat links en rechts en ervoor, ieder huis zijn doden te betreuren had, werd er
na bijna vier maanden, toen de plaag voorbij was, geteld en van de grote groep
die zij waren, ontbrak er niet één. De ziekte was om hen heen gelopen, tot op
de drempel van het Oratorio gekomen, was zelfs doorgedrongen in de kamer van Don
Bosco; maar alsof een onzichtbare hand haar terugwees en zij gehoorzaamde, had
zij het leven van allen die daar waren geëerbiedigd. Iets wat eveneens iedereen
in verbazing bracht, was de gezondheidstoestand van de jongens, die zich in
die tijd aan de dienst van de zieken gewijd hadden. Zij waren zo gezond, flink en
stralend, alsof zij al die dagen niet in de verpestende lucht van de lazaretten
en van de besmette huizen hadden doorgebracht, maar in een verrukkelijke en ge-
zonde landstreek, met volop ontspanning en rust. Vandaar dat allen die van de
omstandigheden op de hoogte waren, er ten zeerste ververwonderd over waren. Het
was onmogelijk daarin niet de barmhartige hand van God te onderkennen, die hen
zichtbaar had beschermd.
We maakten zojuist de opmerking, dat de ziekte tot in de kamer van Don
Bosco was doorgedrongen; wij moeten hieraan toevoegen dat zij hem toch nog over-
viel.
Hij had, zoals we al gezegd hebben, de Heer gevraagd dat, wanneer de ziek-
te iemand van zijn jongens moest treffen, hij zichzelf als slachtoffer aanbood
in hun plaats. En hij werd op de proef gesteld. Moeder Margherita vertelde inder-
daad aan Don Bonetti dat, op een avond in de week waarin de cholera haar vernie-
tigingswerk begon, Don Bosco zich, na een dag van grote vermoeienissen, te bed
begaf en insliep. Maar het duurde niet lang of hij werd wakker. Hij voelde zich

10.8 Page 98

▲back to top
- V/94 -
hij overvallen door een grote zwakte; daarna door kou en krampen in voe-
ten en benen. Zijn hoofd was draaierig, hevig braken deed zijn maag
vreselijke pijn; hij voelde kortom alle voortekenen van de grote vijand.
Hij ging rechtop zitten. Wat te doen? Hij nam de bel om iemand te roepen,
doch belde niet. Hij was bang de jongens te doen schrikken als hij om
hulp vroeg. Daarom begon hij tot Onze-Lieve-Vrouw te bidden, legde God
zijn lot in handen, en begon zich te behandelen zoals hij bij de chole-
ralijders altijd deed. Daarom begon hij, terwijl hij met beide handen
deken en laken vasthield, voeten en benen met zo grote kracht tegen elkaar
te wrijven en heen en weer te bewegen, dat hij na een kwartier, doodmoe
over heel het lichaam baadde in het zweet. In deze toestand sliep Don
Bosco in, en werd 's morgens wakker en mankeerde niets. Dat was het enige
geval van cholera dat men in huis had, dat echter niet alleen werd ver-
oorzaakt door zijn liefde voor zijn jongens, maar ook tengevolge van een
nog verhevener beweegreden, hem ingegeven door een gevoel van levendig
vertrouwen in de triomf van de Kerk en van de H. Maagd.
Inderdaad hebben wij op grond van sommige zijner woorden en ge-
schriften gegronde redenen tot de overtuiging, dat Don Bosco God edelmoedig
het offer van zijn eigen leven zou hebben gebracht om te verkrijgen dat in
dat jaar het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd zou worden
afgekondigd. Ook staat het vast, dat hij met veel lof personen in de her-
innering bracht die in 1854 een soortgelijke gelofte hadden afgelegd. Daar-
om geloven wij dat de ziekte die hem overviel, het bewijs was dat dit
offer door de Heer aanvaard was en zijn genezing het gevolg van Maria's goed-
heid.
Toen de ziekte in de stad en omgeving geheel opgehouden had, wenste
Don Bosco dat de jongens de Heer op levendige wijze hun dank zouden betonen
omdat Hij hen zo liefdevol beschermd had. Tot dat doel werd de 8ste decem-
ber aangewezen, feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis van de Maagd Maria,
welke op die zelfde dag plechtig tot leerstuk van het geloof werd verklaard
door de onsterfelijke Paus Pius IX. Dat geschiedde in de Vaticaanse basi-
liek, waarbij de Paus omgeven was door 200 kardinalen, patriarchen, aarts-
bisschoppen en bisschoppen, die uit alle delen van de wereld waren gekomen. In
de voormiddag van die gedenkwaardige dag naderden de jongens van het Hos-
pitium en velen van het zondagsoratorio godvruchtig tot de Heilige Sacra-
menten ter ere van Maria Onbevlekt Ontvangen, die hen met haar mantel van
moederlijke goedheid bedekt had. 's Avonds bereidde Don Bosco met een bij-
zondere toespraak de zielen der jongens voor op hun dankbetuiging. Hij sprak
op een gepaste en voor de jongens begrijpelijke wijze over het mysterie
dat die dag tot geloofswaarheid was verheven. Hij sprak vervolgens over de
goedheid en macht van Maria en haar verering. Tot slot kwam hij ertoe te
zeggen, dat, nu alle gevaar van de cholera verdwenen was, op allen de
plicht rustte de hemel ervoor te danken dat zij ervan gespaard bleven. Don
Bosco vergeleek het voorbijtrekken van de cholera in onze dorpen als het
voorbijgaan van de engel van het verderf in Egypte; en om de opvallende
weldaad nog beter te doen begrijpen, die de Heer hun bewezen had, beschreef
hij enkele smartelijke taferelen, voorgevallen in verschillende plaatsen
van Ligurië, Piëmont, in Turijn zelf en in enkele huizen in de buurt. -
"Ja", zo besloot hij, "ja, mijn beste jongens, laten wij God danken, we
hebben er alle reden toe, want, zoals jullie zien, heeft Hij ons in leven
gehouden temidden van duizenden die levensgevaarlijk ziek waren. Maar opdat
onze dankbaarheid Hem nog aangenamer zal zijn, moeten wij er de harte-
lijke en ernstige belofte aan verbinden Hem de hele rest van onze levensdagen

10.9 Page 99

▲back to top
- V/95 -
toe te wijden, door Hem te beminnen uit heel ons hart, de Godsdienst te
beoefenen als goede Christenen, Gods geboden en die van de Kerk te onder-
houden, tenslotte de dood- zonde te vermijden, die een oneindig erger
ziekte is dan de cholera en de pest." Toen hij dat gezegd had, zette hij
het Te Deum in, en de jongens zongen het verder met de levendigste gevoelens
van erkentelijkheid en liefde.
Zijn vreugde was in die dagen heel groot, en hij had ze overgedra-
gen op zijn leerlingen, die ze ook nog met een mooie academieavond en met
muziek tot uiting brachten. Hij had vurig gebeden, had missen opgedra-
gen, om de genade van die dogmaverklaring te bespoedigen, die hij al lang
gewenst had; en hij ging voort met bidden en de Heer te danken omdat Hij
op aarde de Koningin der Engelen en der mensen op die wijze had verheer-
lijkt. De feest- dag van de Onbevlekte Ontvangenis werd zijn lievelings-
feest, hoewel hij ook dat van Maria Tenhemelopneming met grote luister bleef
vieren.
Wie kan beschrijven hoe Don Bosco van Onze-Lieve-Vrouw hield! Na
het Allerheiligste Sacrament gold zijn eerste devotie de Allerheilig-
ste Maagd Maria. Het was alsof hij slechts leefde voor Haar. Deze devotie
beval hij eenieder voortdurend aan, of hij nu preekte, biecht hoorde, of
vertrouwelijke gesprekken voerde, en hij deed dat met een kinderlijke te-
derheid die van zijn gelaat afstraalde. Dikwijls bezocht hij de kerken van
zijn hemelse moeder. Steeds had hij gewijde medailles en prentjes van On-
ze-Lieve-Vrouw bij zich, die hij gaarne uitdeelde, doorgaans aan de jon-
gens die zich om hem heen verdrongen, terwijl hij hun aanbeval die steeds
devoot bij zich te dragen en elke dag tot de Heilige Maagd te bidden.
Met gejubel en heilige vervoering zong hij met de jongens, hetzij
in de kerk, hetzij op de speelplaats de lofgezangen tot Maria; en de stem
alleen was hem nog niet genoeg wanneer hij het liedje Wij zijn zonen van
Maria inzette, want dan hief hij de handen op ten teken van vreugde en met
heilige eenvoud sloeg hij de maat. Kanunnik Anfossi vertelt: "Don Bosco
wilde dat de Maagd Maria voortdurend geprezen zou worden door zijn jongens.
Hoeveel lofgezangen herinner ik me in zijn gezelschap gezongen te hebben.
De geestdrift die hij voor de Heilige Maagd wekte was zo groot, dat hij op
een zondagavond, terugkerend van het Oratorio van de Engelbewaarder in Vanchi-
glia, gevolgd door een talrijke schare jongens, onder wie ook ik me bevond, het
lied inzette: Duizendmaal gezegend, o zoete Maagd Maria, dat we luidkeels
zongen toen we de Piazza Emanuele Filiberto overstaken." Zijn blijdschap
bereikte het hoogtepunt in die jaren, wanneer hij zijn jongens, nadat zij
verlof daartoe gevraagd hadden, altaartjes zag bouwen in de studiezaal en op de
slaapzaaltjes, om op plechtige manier de meimaand te vieren.
Zowel in deze maand als bij gelegenheid van de novenen der Maria-
feesten hield hij iedere avond een toespraak, sprak over een deugd of een
voorrecht van de Heilige Maagd, vertelde van een genade door haar bemidde-
ling verkregen, en raadde steeds aan een bloempje te plukken door Haar ter
ere iets goeds te doen. Er kon geen feestdag van Onze-Lieve-Vrouw naderen
of hij kondigde het tijdig aan. Bij die gelegenheden, bevorderde hij
steeds het veelvuldig naderen tot de Sacramenten, waarbij hijzelf lange
uren in de biechtstoel doorbracht, en wanneer hij op de feestdag zelf niet
kon preken, droeg hij er zorg voor dat er een predikant werd uitgenodigd,
die de harten wist te bezielen voor Maria.
Dikwijls, wanneer hij zich tot enkele studenten richtte, haalde hij
een Latijnse tekst uit de bijbel voor hen aan, die de Kerk op Onze-Lieve-Vrouw

10.10 Page 100

▲back to top
- V/96 -
oepaste, zoals bijvoorbeeld: Beatus homo qui audit me, et qui vigilat ad fo-
res meas quotidie et observat ad postes ostii mei. Qui me invenerit inve-
niet vitam et hauriet salutem a Domino.(1) Daarna vroeg hij hun de verta-
ling, waarop hij dan toelichting kon geven, aansporend tot levendig ver-
trouwen in de Hemelse Moeder, en de verzekering gevend dat men alle genaden zou
kunnen verkrijgen waaraan men maar behoefte zou kunnen hebben.
Aan de jongens buiten het zondagsoratorio beval hij aan, iedere dag
een Rozenhoedje te bidden, en liever dan het na te laten door gebrek
aan tijd, verlangde hij dat ze het voor een deel ook gedurende het werk
zouden bidden, en gedeeltelijk bij het gaan en komen naar en van de werk-
plaatsen. Hij verzekerde, dat de heilige Rozenkrans een wonderbaarlijk
middel is om de deugd van zuiverheid te verkrijgen en een zekere bescher-
ming tegen de listen van de duivel.
Daarbij was hij de apostel van al de oefeningen van godsvrucht
waarvan hij wist dat ze de Heilige Moeder Gods aangenaam waren. In veel
parochies van Piëmont liet hij na het Angelus driemaal Glorie zij de V-
der toevoegen, wat men toen over het algemeen niet gewoon was te doen,
omdat hij wist dat een vroom iemand door openbaring te weten gekomen
w as d at d it gaarne gewenst werd door Onze-Lieve-Vrouw.
Hij begon zijn werk steeds met Haar aan te roepen, en met die aan-
roeping vervolgde en eindigde hij het werk. Wanneer hij circulaires rond
te zenden had, zorgde hij ervoor dat zij verzonden werden op de dag van
een van Haar feesten, en soms verschoof hij de verzending zodoende ver-
scheidene weken totdat er een dergelijke datum kwam. Op dezelfde manier
ging hij te werk bij het beginnen van een onderneming, of bij het houden
van een plechtige bijeenkomst met zijn medewerkers. Elk van zijn werken
schreef hij toe aan Onze-Lieve-Vrouw, en in zijn preken en conferenties
bleef hij erop hameren dat, hoeveel het Oratorio en de Congregatie ook deed,
men alles moest toeschrijven aan de goedheid van Maria. Gedurende de h e-
le loop van zijn leven ondernam hij nooit iets van belang zonder zijn
eigen plannen e er st onder haar bescherming te stellen.
De meest vertrouwde aanroeping tot Haar was: Maria, mater gratiae,
Dulcis parens clementiae. Tu nos ab hoste protege. Et mortis hora suscipe.
En Maria bevrijdde hem uit alle benauwenissen.
- "Maria is steeds mijn leidsvrouw geweest", riep hij dikwijls uit.
Het was duidelijk! zoveel genaden verkreeg Don Bosco door tussenkomst van
Maria voor zichzelf, voor zijn jongens, en voor degenen die zich door
zijn bemiddeling tot haar wendden. En de jongens zeiden altijd onder elkaar:
- "Don Bosco moet wel goede betrekkingen met de Allerheiligste Maagd
onderhouden dat hij zoveel genaden van Haar ontvangt." - Het volk was er-
van overtuigd, dat de Allerheiligste Maagd niet weigerde wat hij Haar
vroeg. Zijn onbeperkt vertrouwen bleek met de dag levendiger, en op een
heel bijzondere manier bij het bed van de zieken, waar hij buitengewone
genezingen verkreeg. Zijn zegen riep over de aanwezigen en over wie zich
elders bevonden de moederlijke en machtige bescherming van Maria af, en
zonder aan zichzelf enigerlei verdienste toe te kennen, herhaalde hij
steeds weer: - "Hoe goed is Onze-Lieve-Vrouw toch altijd!"
( 1 ) S pr., 34-35.

11 Pages 101-110

▲back to top

11.1 Page 101

▲back to top
- V/97 -
De Koningin van hemel en aarde, die Don Bosco steeds beschouwde als
een moeder, met welke beminnelijke naam hij haar ook noemde, beant-
woordde aan zijn genegenheid en die van zijn jongens, door rechtstreeks de
hoge leiding van het Oratorio op zich te nemen. De novenen die tot Haar eer
gevierd werden, waren noodlottig voor de kwaadaardigen. Als hij de novenen
aankondigde was hij gewoon te zeggen: - "Laten we het goed doen, want
Onze-Lieve-Vrouw zelf wil het huis zuiveren en zal iedereen eruit verjagen
die niet waardig is er te wonen." - En inderdaad waren die dagen steeds
gekenmerkt door de ontdekking van een of andere sluwe vos, of van een of
andere wolf, die, hoelang hij zich ook verborgen wist te houden, om de een
of andere reden, en doorgaans vrijwillig, het Oratorio verliet. Het is
een feit dat zich honderden malen herhaalde, vastgesteld door heel de communi-
teit.
Voor deze keer genoeg over dit onderwerp. Wat Onze-Lieve-Vrouw deed
voor Don Bosco en wat Don Bosco verrichte voor Haar, door te werken, door
te schrijven en te spreken, dat zullen we in de loop van deze bladzijden nog
zien.
Over wat wij hierboven hebben uiteengezet werd getuigenis gegeven
door Mgr. Cagliero, Don Rua, kanunnik Anfossi, Don Cerruti, Giovanni Villa
voor wat de levenden betreft, en door vele anderen. Gezaghebbende herinneringen
werden geschreven door de theol. Reviglio, Don Giacomelli, Don Bonetti, die
al door God tot de eeuwigheid zijn geroepen.

11.2 Page 102

▲back to top
- V/98 -
H O O F D S T U K XVI
DON BOSCO EN DE DEUGD VAN ZUIVERHEID.
Een zo vurige genegenheid voor de Heilige Maagd was een uitstraling
en een bewijs van Don Bosco's zuiverheid van hart.
Zeker, wij zijn er in het diepst van ons hart van overtuigd,
dat hierin vooral het geheim van zijn grootheid ligt, wat zeggen wil dat
God hem overstelpt heeft met buitengewone gaven en dat Hij zich van hem
heeft bediend in wonderbaarlijke werken, omdat hij zich steeds zuiver en
kuis gedroeg. "Alleen al wanneer men hem zag", verzekert Don Piano, "kon
men gewaarworden hoeveel liefde hij koesterde voor de schone deugd." Zijn
woorden, zijn gedragingen, zijn gelaatstrekken en, alles bijeengenomen,
al zijn handelingen ademden een zo grote reinheid en maagdelijke sfeer,
dat het iedereen die in zijn nabijheid kwam in verrukking bracht en
stichtte, al was het ook een ontspoorde. De engelachtige glans die zijn
gezicht uitstraalde had een heel bijzonder vermogen om de harten tot
zich te trekken. Nooit kwam er een woord over zijn lippen waarvan men zou
kunnen zeggen dat het minder gepast was. In zijn manier van doen vermeed
hij ieder gebaar, iedere beweging die ook maar even iets werelds had. Wat
degene die hem in de intiemste ogenblikken van zijn leven kende, steeds
als het meest buitengewone in hem ontmoette, was de grote voorzichtig-
heid die hij in acht nam om in geen enkel opzicht in zedigheid tekort te
komen. Enkelen van zijn volgelingen wilden zijn uiterlijk gedrag tot in
bijzonderheden onderzoeken, en bespiedden hem daartoe soms zelfs door het
sleutelgat, en nooit werd hij verrast in minder passende houding. Nooit
werd hij ook maar een enkele keer gezien met over elkaar geslagen benen,
of uitgestrekt in een leunstoel, of met de handen in zijn jas of in de
zakken, om ze te verwarmen, ook niet bij de felste kou.
Nooit stond hij in zijn bijzijn enigszins grove schertsen toe; een
ietwat vrije opmerking deed hem blozen en hij aarzelde niet degene die ze
gemaakt had een waarschuwing te geven. Al zijn geschriften zijn een voor-
beeld van de hoogste fijngevoeligheid die hem in dat opzicht bezielde, een waar-
achtige en klare weerspiegeling van zijn ziel. "Enkele malen gebeurde het
me", zei Don Rua, "en ook verschillende van mijn metgezellen, dat wij ble-
ven steken bij het vertellen van enkele feiten uit het oude testament.
Wanneer wij dan zijn gewijde geschiedenis raadpleegden, vonden wij de ma-
nier om ons met een zo grote fijngevoeligheid uit te drukken, dat ieder
gevaar voor ongepastheid uitgesloten was. Men zou ook van hem kunnen zeg-
gen wat gezegd wordt van onze goddelijke Zaligmaker, dat zijn vijanden,
hoe zij hem ook beschuldigden het niet waagden hem op het punt van zuiver-
heid aan te vallen. Zo moet men tot de slotsom komen dat hij deze deugd op
een heldhaftige wijze gedurende de hele loop van zijn leven heeft bewaard."
Op zekere dag bevond Don Chiattelino zich in gesprek met Don Bosco, zijn

11.3 Page 103

▲back to top
- V/99 -
vertrouweling en raadsman. De brave priester werd door ernstige scrupules ge-
kweld na biecht gehoord te hebben, en twijfelde er steeds aan of hij wel de no-
dige ondervraging verricht had om niet tekort te komen aan de vol- ledigheid van
het sacrament. Toen vertelde Don Bosco, om hem gerust te stellen, dat hij, toen
hij eens ging biechten bij een priester die het ambt van biechtvader nog niet lang
bekleedde, ondervraagd over verschillende fouten, geantwoord had dat hij ze met
Gods hulp nooit had bedreven.
"En die en die?"
"Nee, eerwaarde, nooit; God heeft me steeds bijstand verleend."
"En die andere?"
"Door Gods goedheid, evenmin!" - En Don Bosco voegde eraan toe, dat die
biechtvader er niet goed uit wijs scheen te worden, en bijna vreesde dat zijn peni-
tent niet ernstig was. Daarna bracht hij Don Chiattelino onder ogen, dat wanneer
iemand meent voldoende ingelicht te zijn over zijn plichten, het een voorschrift
van wijze voorzichtigheid is, dat de biechtvader zonder meer de belijdenis aan-
vaardt zoals ze gegeven wordt, en zich niet opwindt of opwinding verwekt. Daarom
kon hij hem de overtuiging bijbrengen, dat zijn vrees alleen maar op fantasie be-
rustte.
Toen Don Chiattelino ons dat vertelde, voegde hij eraan toe: - "Toen ik
die woorden van Don Bosco hoorde en ze combineerde met andere, die hem, naar ik
mij herinnerde, bij het geven van een belangrijke raad eens ontvallen waren,
raak- te ik ervan overtuigd dat Don Bosco nooit in een ernstige fout gevallen
was."
Ook Don Ascanio Savio, die van begin af aan, en dat wel veertig jaar lang,
Don Bosco gadesloeg, bevestigde dat hij ervan overtuigd was dat hij nimmer de on-
schuld van zijn doopsel verloren had en dat ook andere oud-leerlingen die priester
werden deze mening met hem deelden.
In de omgang met de mensen liet Don Bosco zich de handen kussen, maar hij
zei ons, dat men dit moest toestaan daar de priesters met een goddelijk kenteken
en gezag bekleed zijn en gewijde handen hebben. Zulke gevoelens waren klaarblijke-
lijk kenmerkend voor elk van zijn handelingen. Personen van het andere geslacht
stond hij soms die blijk van onderdanigheid toe, zonder echter ooit hun hand in de
zijne te nemen, en dikwijls verzette hij zich ertegen, doch zonder onbeleefd te
schijnen. In de eerste jaren van het Oratorio, toen er nog geen portier was, had
hij de gewoonte na de Mis bezoekers te ontvangen onder de gaanderijen van het
huis, en men zag nooit dat hij vrouwen voor een gesprek naar zijn kamer leidde.
Later, toen het huis groter werd, ontving hij hen in zijn kamer, die echter ver-
bonden was met de wachtkamer, waarin zich andere personen bevonden, en ook iemand
van het huis die aankondigde, wie hem wenste te spreken. Maar hij liet bovendien
steeds de deur op een kier staan, zodat alle aanwezigen steeds vrije inkijk had-
den. Wanneer er soms een dame bij hem kwam die een beetje opzichtig gekleed was,
hield hij de blik steeds naar de grond gericht, zoals allen steeds hebben gezien,
en zoals bevestigd is door Don Rua, Don Piano en honderd anderen.
Hij zat op een zekere afstand van de bezoeksters en nooit vlak voor hen.
Hij keek nooit recht in het gezicht en nooit drukte hij hen de hand bij het bin-
nenkomen of weggaan. Bovendien handelde hij zo vlug mogelijk de za- ken met hen
af. Hoewel tal van deze personen er behoefte aan hadden getroost te worden, ge-
bruikte hij nooit gevoelige woorden, die van het ene kwaad zouden genezen door

11.4 Page 104

▲back to top
- V/100 -
een ander voort te brengen. Om die reden bracht hij hen met een ernstig gezicht tot
kalmte en verzoende hij hen met hun tegenspoed, door gebruik te maken van een
troostrede die hij gewoon was dikwijls te herhalen: "Fiat voluntas tua!" Of ook
wel: "God laat niemand in de steek. Wie zijn toevlucht tot Hem neemt, met een
ziel die zuiver is van zonde en met een goed gebed, verkrijgt al wat hij nodig
heeft." Hij vermeed zelfs een vrouw te tutoyeren, zelfs wanneer het een fami-
lielid betrof, tenzij het kleine kinderen of meisjes van heel jonge leeftijd
betrof. Maar ook tegen- over dezen was hij altijd heel gereserveerd. Soms verzocht
de een of andere dame, die hem zijn zegen vroeg, haar een kruisje op het voor-
hoofd te maken of op de ogen, in de hoop te kunnen genezen van een aandoening;
maar Don Bosco voldeed nooit aan dat verlangen. Op een dag nam een van hen zijn
hand om die op haar hoofd te leggen. Hij berispte haar streng daarover. Don Rua
was er getuige van.
Op straat groette hij nooit een dame het eerst, ook al betrof het een
weldoenster. Nooit bracht hij een bezoek bij een dame, tenzij de eer van God of
een dringende noodzaak het eiste. Verschillende malen werd hij door een of andere
dame uitgenodigd om van haar eigen rijtuig gebruik te maken wanneer ze tegelijker-
tijd weg moesten. Don Bosco bedankte maar nam de uitnodiging niet aan; en indien
hij een enkele keer de uitnodiging aannam, was het wanneer hij vergezeld was van
een der zijnen of door een andere man.
Bij zijn leerlingen drong hij aan op de grootst mogelijke ingetogenheid.
De theol. Reviglio vertelde: - "Ik herinner me dat, toen ik pastoor en pastoor-de-
ken in Volpiano werd, Don Bosco mij de raad gaf meisjes nooit ook maar in de ge-
ringste mate te liefkozen, zelfs niet als beloning of aanmoediging omdat, naar hij
zei, dat aanleiding kan geven tot kwaadsprekerij. Toen ik later al pastoor was
in de parochie van de H. Augustinus in Turijn, prentte hij me in, ook in het
geoorloofde steeds alle omzichtigheid en reserve in acht te nemen om mijn prestige
als correcte pastoor te handhaven."
Don Bosco bewaarde dit prestige zorgvuldig. Don Angelo Savio en Mgr.
Cagliero vertelden ons dat hij, toen hij eens in Castelnuovo was en zich moest la-
ten scheren, een kapperszaak zocht. Toen hij er een gevonden had trad hij er bin-
nen. Onmiddellijk stond hem een dame te woord die, hem hoffelijk begroette, hem
uitnodigde plaats te nemen, hem verzekerend dat hij onmiddellijk geholpen zou wor-
den. Men dient te bedenken dat de vader van deze jongedame de kapper was en, daar
hij geen zoon had, zijn dochter het vak geleerd had. Deze begon dan ook met hem
een handdoek voor te binden. - "Tot zover steekt daar niets in", zei Don Bosco
bij zichzelf, daar hij in de mening verkeerde dat de kapper in eigen persoon zou
komen. Maar toen zag hij dat de jongedame het scheermes begon te slijpen, het
zeepbakje nam, en kennelijk alle toebereidselen maakte om hem te scheren. Toen hij
dat zag stond Don Bosco op, nam zijn hoed en vriendelijk groetend zei hij: "Ik zal
nooit toelaten dat een dame mij bij de neus neemt. 0, nee! Tot nu toe heeft nog
niemand deze wangen aangeraakt behalve mijn moeder!" - En hij ging. Voegen we er
nog aan toe dat hij, als hij ziek was, nooit bediend wilde worden door personen
van het andere geslacht. Zelfs niet door zusters, en nooit liet hij anderen rond
zijn bed toe buiten zijn volwassen medewerkers, die steeds de grote zorg bewonder-
den waarmee hij ook het minste of gering- ste vermeed dat in strijd kon zijn met
de zedigheid.
Maar ex abundantia cordis os loquitur: In zijn preken, aansporingen ge-
sprekken en conferenties wist hij in de harten de liefde tot de koningin der deug-

11.5 Page 105

▲back to top
- V/101 -
den op te wekken. Voortdurend sprak hij over de onschatbare waarde die in
haar besloten is. Hij schilderde de schoonheid van een reine ziel en de vreugden
die zij smaakt, de beloning die de Heer voor haar heeft weggelegd op aarde
en in de hemel, en hoe zij in de hemel het Lam zal volgen overal waar het
gaat. Zijn woorden hadden een verbazende uitwerking op degenen die hem
hoorden, die thans Giovanni Villa en duizenden anderen zich nog graag herinneren.
Don Bosco leek niet een mens die sprak, doch een engel, en zijn toehoorders ver-
klaarden als om strijd: - "Alleen hij die zuiver en kuis is als de engelen, zou
op die manier over de zuiverheid kunnen spreken." - Don Bosco elektriseerde
zijn jongens en dikwijls riep hij ook in de recreatie onverwacht uit: - "Ik wou
dat jullie allen even zovele Heilige Aloysiussen waren!" - "Laten wij onze
beloften houden! Ik hoop dat de eindeloze barmhartigheid van God ervoor zal
zorgen dat wij allen elkaar op zekere dag met een sneeuwwit doopkleed aan in
de gelukzaligheid zullen ontmoeten!" – En wanneer iemand angstvallig twijfel-
de riep hij uit: "Kom, kom, bedenk: Omnia possum in eo qui me confortat." -
En heel in het bijzonder drong hij bij allen met nadruk aan op de devotie
tot de Allerheiligste Maagd, zeggend dat men haar in gevaar moest aanroe-
pen met het schietgebed: Maria, help mij! Maria aiutami! Ook raadde hij
hen aan, op hun boeken en schriften dit schietgebed met de initialen M.A. te
schrijven. Hij verzekerde hen dat dat hen in gevaren zou beschermen.
Buiten de geestelijke en veelvuldige middelen die we al kennen,
drong hij aan op de noodzakelijkheid om steeds ergens mee bezig te zijn,
gedurende de recreatie steeds in beweging te blijven, bij het spelen de ar-
men niet om elkaars schouders te slaan, niet gearmd of met de handen in elkaar
gestrengeld te lopen of zo te blijven staan. Hij stond niet toe dat de
jongens onder elkaar ruw waren of omarmden, ook al was het maar bedoeld
als spel. Streng, maar met voorzichtigheid, verbood hij de bijzondere
vriendschappen, hoezeer ze aanvankelijk ook geen enkele vorm van gevaar
schenen op te leveren, en in dat opzicht was hij onverbiddelijk. Niet al-
leen verafschuwde hij gemene praatjes, maar hij kon ook niet hebben dat
men platte woorden gebruikte, die een minder fatsoenlijke gedachte, een min-
der behoorlijke gewaarwording konden oproepen, en hij riep uit: "Bepaalde
woorden nec nominentur in vobis!" - Ook spoorde hij hen aan al hun hande-
lingen zo te verrichten dat iedere verdenking betreffende hun gedrag vermeden
werd.
In zijn vermaningen sprak Don Bosco echter meer over de zuiverheid
dan over de tegenovergestelde ondeugd; daarop zinspeelde hij slechts in gereser-
veerde en voorzichtige termen. Hij vermeed deze of gene zonde met name te noe-
men; de bekoringen schonk hij geen andere kwalificatie dan gevaarlijk; een
val noemde hij ongeluk. Het woord kuisheid echter scheen hem zelf helemaal
niet voldoende. Hij verving het door het woord zuiverheid, dat een uitgebreidere
inhoud bezat en volgens hem minder tot de verbeelding sprak.
In de jongens kweekte hij de grootste afschuw voor deze ondeugd aan, niet
zozeer door zijn woord, dan wel door een geheel van goddelijke genade, van over-
tuiging, genegenheid en vrees, dat uit het hart van Don Bosco in de harten
der jongens overging. En om hen te bemoedigen riep hij in de strijd tegen de
duivel dikwijls uit: Momentaneum quod cruciat, aeternum quod delectat. En
hij kreeg tranen in zijn ogen bij de gedachte dat zoveel jongens te gronde
gingen door de zonde van oneerbaarheid. Ook in het openbaar schreide hij
als hij met veel warmte sprak met betrekking tot dat onderwerp: "Men zou
het Oratorio beter sluiten, zo zei hij, dan dat deze zonde er bedreven zou
worden. Zo treft de vervloeking van God ook gehele naties." - En de jongens be-

11.6 Page 106

▲back to top
- V/102 -
gaven zich diep bewogen en met gebogen hoofd ter ruste, vastbesloten naijverig hun
hart voor God te bewaren.
- "Gezegende dagen", riep Don Bongiovanni uit, "waarin een kleine tekort-
koming in de zedigheid ons tot tranen bewoog en ons ertoe dwong aan de voeten van
de biechtvader neer te knielen; zo groot was op ons de uitwerking van de woorden
van Don Bosco."
En Don Reviglio die vele jaren in Valdocco verbleef voegde eraan toe: "Ik
kan met grote stelligheid verzekeren dat er in het Oratorio een buitengewoon se-
rene sfeer heerste."
Tegelijkertijd vormde Don Bosco de assisterende seminaristen zoals
hij zelf was. Hij waarschuwde hen, wanneer hij merkte dat zij op te vertrouwelij-
ke voet met de leerlingen omgingen. Hij stond niet toe dat zij hen bij de hand
hielden, dat ze hen meenamen naar hun cel, en dat zij op de slaapzalen zich, af-
gezien van ernstige noodzaak, tussen de bedden bevonden. Hij eiste dat ieder onder-
houd, ieder gesprek zou plaatsvinden in aller aanwezigheid, en onder geen enkel
beding ooit op afgezonderde plaatsen. Hij waarschuwde hen dat er in elk van hun
gebaren, geschriften of woorden, niets mocht zijn dat, ook op de duur niet, hun
deugd in twijfel zou kunnen trekken. Hij prentte hen strenge waakzaamheid in over
hun eigen zinnen en, wanneer hij hen zond om te helpen bij de godsdienstplechtig-
heden in de opvoedingsgestichten, raadde hij hen aan, hun ogen thuis te laten. -
"Deze versterving", zei hij tot hen, "is een grote bewaker van de zuiverheid."
- Don Bosco had op zekere dag het huis verlaten met een jongen, die toen ze op
een plein waren, verstrooid naar de draagbalk van een venster staarden. Plot-
seling werd hij opgeschrikt door de stem van Don B o s c o : - "Waar kijk je
naar?" - De jongen haastte zich hem een bevredigend antwoord te geven, en Don
Bosco gerustgesteld, zei bijna peinzend zachtjes: - "Pepigi foedus cum oculis
meis." (Ik sloot een verbond met mijn ogen). - Tot dat doel trachtte hij te ver-
hinderen dat jonge vrouwen hem in het Oratorio kwamen raadplegen, en hij maakte
de door hen verlangde afspraak op andere plaatsen. Het stellige bewijs daarvan
vinden wij in verschillende van zijn brieven, waarbij er een is gedateerd in Tu-
rijn op 13 juli 1854.
"
Hooggeboren Vrouwe,
"
Ik ben in S. Francesco aangekomen op een ogenblik
" dat ik niet meer in de gelegenheid was U daarvan op de hoogte te
" stellen. Wilt u zo goed zijn aan Uw moeder te zeggen, dat ik morgen
" tussen 3 en 5 uur namiddag in het Convict zal zijn; u hoeft slechts
" naar me te vragen bij de portier.
"
God zegene U opdat ge in deugdzaamheid de vreugde
" van Uw voortreffelijke ouders zult kunnen zijn.
"
"
Uw dienstwillige
"
BOSCO GIOVANNI, priester.
Zeer streng was hij wanneer hem om raad gevraagd werd met betrekking tot de
geestelijke roeping. Hij was dan gewoon te zeggen, dat men nooit iemand de heilige
wijding zou mogen aanraden, of hem daartoe toelaten, die niet vast zou staan in de

11.7 Page 107

▲back to top
- V/103 -
zou beoefening der engelachtige deugd.
In het vermanen van de seminaristen om zich met genegen zorg het lot
van de jongens aan te trekken, hield hij hun het voorbeeld van onze Zalig-
maker Jezus Christus voor. Zelfs vrezend dat de een of ander zich niet zou
weten staande te houden in het goede, verhaalde hij in het openbaar niet in
hun geheel of zonder commentaar de passages van het Evangelie. Daarin wordt
gezegd wordt dat de goddelijke Zaligmaker de kinderen aan zijn hart drukte,
want, zo voegde hij eraan toe, wat God deed, kon niet zonder gevaar door
hen gedaan worden. Hij hield niet op voortdurende waakzaamheid aan te beve-
len, en dat zij uit handen en ogen van de jongens alles moesten verwijderen
wat in hen een of andere verkeerde nieuwsgierigheid zou kunnen wekken, of
hun iets verkeerds zou kunnen leren, waarbij hij zei: "Bedenkt: De mori-
bus! Ziedaar alles; redt de zedelijkheid. Staat alles toe, levendigheid,
brutaliteit, onoplettendheid, maar niet de belediging van God, en in het
bijzonder niet de ondeugd van onzuiverheid. Wees daarvoor op uw hoede, en
schenk al uw aandacht aan de U toevertrouwde jongens."
En ziedaar Don Bosco zelf temidden der jongens, meester en model,
in woord en werken, voor de priesters, de seminaristen en voor al zijn
medewerkers; en zie zijn zuiverheid zo streng en teder overal stralen, dat
zij nooit ruimte laat voor de geringste twijfel. Zijn liefde voor de jon-
ens, en vooral voor de armsten en verlatenen, die het meest zijn zorg be-
hoeven, daar zij in groter gevaar verkeren verloren te gaan, toont zich
steeds teder, groot, sterk, maar geheel geestelijk, waarlijk kuis. Hoewel
hij ze op tal van manieren tot uitdrukking zocht te brengen, stond hij
zichzelf nooit een te gevoelige handeling toe en drukte niet eens langdu-
rig de hand van een zijner jongens. Hij gaf een volmaakt denkbeeld van de
aanwezigheid van de Zaligmaker temidden der kinderen. De deugd van zuiver-
heid was als een mantel die hem van het hoofd tot de voeten bedekte, en
wanneer de jongens vrijwillig naar hem toegingen, boezemde hij hun onbe-
perkt vertrouwen in daar zij wisten hoe onschuldig en rein hij was. De
theol. Leonardo Murialdo voegt als gevolgtrekking daaraan toe, dat de
liefde die Don Bosco tegenover zijn jongens koesterde van dien aard was,
dat zij haar ook beantwoordden met oprechte genegenheid en in zodanige
mate, dat men nergens een ander voorbeeld zou kunnen vinden dat ermee te ver-
gelijken valt.
Kan. Ballesio draagt eveneens zijn getuigenis bij. "Temidden van de
jongens, door hen omstuwd en om beurten door hen naar de ene en naar de andere
zijde getrokken, bij de recreatie in de spelen en spelletjes, steeds legde
hij een ongedwongen eenvoud en een bescheiden opgewektheid aan de dag. Niet
alleen zijn woorden, maar ook zijn aanwezigheid en nog veel meer een blik
van hem, een glimlach, wekten liefde voor die deugd, die in onze ogen een
der schitterendste sieraden van de dienaar Gods was en omwille waarvan
hij door ons zo vereerd en bemind werd. Dikwijls, als we aan het spe-
len waren, hield hij een groot aantal jongens met zijn vingers aan een hand
vast, terwijl hij tegelijkertijd over nuttige en stichtende dingen sprak.
Steeds heel gereserveerd, boog hij nu en dan, om er één een goede raad in
het oor te fluisteren, het hoofd naar hem toe, om hem op waardige manier
iets in het oor te fluisteren zodat de anderen in de buurt het niet zou-
den horen. En nu eens beval hij een van die schietgebeden aan die hijzelf dik-
wijls gebruikte, dan weer beval hij zichzelf aan voor een gebed. Hij liet
zich de hand kussen, en daarvan maakte hij gebruik, om zich met enkele jongens
te onderhouden aan wie hij een vermaning of aanmoediging had te geven. Maar
evengoed toen als later, wanneer de jongens het Oratorio al verlaten hadden, en

11.8 Page 108

▲back to top
- V/104 -
ook priesters, allen kusten hem graag de hand en zij deden dat met een
mengeling van achting en diepe eerbied, alsof ze een relikwie kusten."
Don Giovanni Turchi verklaarde: - "Wanneer wij om hem heen ge-
schaard waren, oefende alleen al zijn aanwezigheid zo een grote aantrek-
kingskracht voor de deugd van zuiverheid op ons uit, dat men zelfs niet
in staat was een minder eerbare gedachte te koesteren, en diezelfde indruk
hadden mijn makkers ook." Mgr. Cagliero deed eveneens opmerken: - "Wanneer
wij bij Don Bosco biechtten, was de ingetogenheid van zijn persoon en de
onschuld van zijn ziel zodanig, dat wij ons door een heilige en vrome
en als het ware paradijselijke sfeer omgeven voelden. Hoe wist hij met en-
kele woorden een vurige liefde in te boezemen voor de kuisheid!"
Zeggen we nog dat men bij hem ten opzichte van de jongens nooit de
gewone gebaren van genegenheid aantrof die anderen in alle onschuld aan-
wendden. Als beloning of als teken van zijn ingenomenheid beperkte hij er
zich toe hun de hand even op hoofd of schouder te leggen, of op de wang,
die hij nauwelijks met de vingers aanraakte. "En in deze gebaren, die hij
tegenover ons aanwendde", schreef de theol. Reviglio, "was er iets dat zo
zuiver, zo beheerst en zo vaderlijk was, dat het ons scheen te vervul-
len met de geest van zijn zuiverheid, zodat wij ons meegesleurd voelden, en
ten stelligste besloten waren de schone deugd te beoefenen." Daarbij valt
nog te bedenken dat, wanneer een jongen kwam om hem alleen te spreken in
zijn kamer, hij deze met nog grotere terughouding behandelde. Hoewel steeds vol
genegenheid in zijn manier van spreken, veroorloofde hij zich geen enkele
van de bovengenoemde tekenen van vertrouwelijkheid, hoe gering ook.
Met deze voorzichtige, argeloze en heilige houding, begon Don Bosco
van begin af aan en hij ging tot zijn laatste ademtocht door met het aan-
kweken bij de jongens van liefde voor de zuiverheid en de ongereptheid.
Hoewel het een verzameling jongens betrof van verschillende aard, milieu
en plaats, werden zij er zo door vervuld, en waardeerden het zo, dat de
glans van deze schone deugd op een bijzondere wijze bij het merendeel van
hen afstraalde. Zij vielen gunstig op door hun manier van spreken, door
hun blikken en hun persoonlijke houding. De afschuw die zij voor de zonde
hadden is niet te beschrijven. Vandaar die diepte van degelijke en waar-
achtige vroomheid die de karakteristiek uitmaakte van het Oratorio - een
vroomheid die hun leeftijd nagenoeg te boven ging en die wereldse mensen
bijna ongelooflijk moet voorkomen. Wij hebben hen duizenden keren gezien
in de kerk en hun gezicht bood steeds een zo beminnelijke aanblik dat het
betoverend was om te zien, hun blik was vervuld van een dergelijk vuur van
onschatbare onschuld, dat geen pen in staat is het te beschrijven. Het is
de weerkaatsing van het gelaat des Heren. Beati mundo corde quoniam ipsi Deum
videbunt.
Enkele van deze jongens werden, zonder dat zijzelf het wisten, door
Don Bosco naar bepaalde grote gezinnen in de stad gestuurd, ter stich-
ting van hun kinderen, en dikwijls zonden deftige lieden en patriciërs
van Turijn met hetzelfde doel hun kinderen naar de kerkdiensten van het Orato-
rio.
De oorzaak van zoveel liefde en zuiverheid in de jongens, noemt ons
een vooraanstaande oud-professor, eertijds leerling van het Oratorio: -
"Wanneer ik thans een oordeel uitspreek over de dingen die ik gedurende
tien en meer jaren in het Oratorio zag, kom ik tot de slotsom dat ik geen
enkele andere priester van de velen die ik ken, zo zag branden van zuivere
liefde tot God als Don Bosco, en die zich zoveel moeite deed opdat allen
van hem zouden houden!"

11.9 Page 109

▲back to top
- V/105 -
H O O F D S T U K XVII
VOORBEREIDING VAN DE WET OP DE KERKELIJKE GOEDEREN EN
DE OPHEFFING VAN DE KLOOSTERS - DE BEDREIGINGEN IN DE
STICHTINGSOORKONDE DER ABDIJ VAN ALTACOMBA - DE
T W E E KONINKLIJKE WELDOENSTERS VAN HET ORATORIO - TWEE
DROMEN: GROTE BEGRAFENIS AAN HET HOF - RAADGEVING NIET
DOOR DE KONING AANVAARD - DE WET WORDT INGEDIEND BIJ
DE KAMER VAN AFGEVAARDIGDEN - DON BOSCO BEREIDT ZICH
VOOR OP NIEUWE PREDICATIES.
Wel een heel vreemd contrast met de onschuld en vrede die er in de harten
der rechtvaardigen heersten, vormden de boze hartstochten van velen, die halsstar-
rig de geestelijkheid bleven benadelen en beledigen door er heftig naar te streven
haar te beroven van eigendommen en rechten, en haar, als het in hun macht lag,
iedere invloed op het volk te ontnemen. Het waren opstandige complotten tegen de
Godheid zelf.
De Katholieke Kerk, enig volkomen geestelijke gemeenschap en voor
haar verheven doel onafhankelijk van iedere aardse rechtspleging, uit mensen sa-
mengesteld, kan het niet stellen zonder materiële middelen, te weten gebouwen voor
haar bijeenkomsten, gebedshuizen voor de eredienst, seminaries voor de leerlingen
van het heiligdom, bisschoppelijke paleizen voor haar herders, conventen en kloos-
ters voor de beleving der Evangelische Raden en andere goederen van verschillende
aard, voor het onderhoud van haar bedienaren, voor haar vele werken van liefda-
digheid, en voor al de andere verplichtingen die krachtens haar goddelijke zen-
ding zijn opgelegd. Van die goederen zal zij zich steeds hebben te bedienen, daar
Zij op aarde moet blijven tot het einde der tijden. Vandaar haar natuurlijk recht
op blijvende en duurzame bezittingen. Vandaar dat een dergelijk recht in geen
enkel opzicht ontstaat uit en afhankelijk is van het burgerlijke gezag, maar wel
uit het gezag alleen van Jezus Christus, die het haar nadrukkelijk heeft toege-
kend, uit kracht van de heerschappij die Hij had en heeft over al het geschapene.
Data est mihi omnis potestas in coelo et in terra: euntes ergo docete omnes gen-
tes.(1)
Volgens hun programma van haat tegen de Kerk zwoeren de sektariërs thans
(1) Mt. 28, 18-19.

11.10 Page 110

▲back to top
- V/106 -
samen om haar het recht te weigeren om eigen goederen en welke wereldlijke soeve-
reiniteit ook te bezitten. Dat nadat ze haar al de wet- gevende, de uitvoerende
en de rechterlijke macht betwist hadden. Zij gingen echter met grote listig-
heid te werk om geleidelijk aan al hun plannen te verwezenlijken. Enkele
door hen geïnspireerde provinciale raden hadden al een stem laten horen
voor inbeslagneming van de kerkelijke goederen, maar de regering had zich in
1852 plechtig verzet tegen een dergelijke inbeslagneming. Van dat ogenblik af wa-
ren zij begonnen tot dat doel verzoekschriften te verspreiden, en een speciaal
comité diende bij de kamers een verzoekschrift in van honderd gemeenteraden,
van tweeëndertig afgevaardigden en van 20.213 burgers, die inbeslagneming van
de kerkelijke goederen verlangden, vermindering van bisschoppelijke palei-
zen, de afschaffing van de kloosters alsook van de vrijstelling van alle
seminaristen van militaire dienst. Dat comité sprak zich gunstig uit voor
deze instanties, opmerkend dat de goederen van de Kerk, met inbegrip van de
eenvoudige beneficiën, de broederschappen, de legaten en de openbare instel-
lingen van weldadigheid, 15 miljoen rente opleverden met een kapitaal van
ongeveer 380 miljoen; en dat dat bedrag een grote versteviging zou hebben be-
tekend voor de staatsfinanciën.
Ten aanzien van dat opruiwerk publiceerden de Bisschoppen zeer nuttige
richtlijnen, waarin aangetoond werd dat een dergelijke inbeslagneming een
ernstige onrechtvaardigheid was, een heiligschennis. De grondwet van de
Staat erkende het recht van de Kerk op eigendom. Art. 2 daarvan zegt: "De
Koning verklaart zich tot beschermer van de Kerk en bevordert het nakomen
van haar wetten in zaken die tot haar macht behoren." En art. 25 voegde
daaraan toe: - "De Kerk, de kloostergemeenschappen, de openbare instellin-
gen, de verenigingen door de Koning erkend, en andere zedelijke lichamen
bezitten rechtspersoonlijkheid en genieten burgerlijke rechten ongeacht de
beperkingen door de wetten bepaald." (1) De Grondwet verklaarde eveneens:
garantie van persoonlijke vrijheid, onschendbaarheid van vestiging, en
onschendbaarheid ook van eigendom zonder enige uitzondering.
Maar om al die redeneringen bekommerde men zich niet. De kloos-
ters die de kloosterlingen waren afgenomen onder het voorwendsel dat men
ze ten tijde van de cholera nodig had, werden niet teruggegeven. Uit duizenden
aanwijzingen was het duidelijk dat de wet op de inbeslagneming spoedig
van kracht zou worden, en de katholieken in Piëmont leefden in ernstige
bezorgdheid.
Don Bosco voelde zich intussen geïnspireerd en gedrongen, te
trachten de nieuwe aanslag tegen de Kerk te verhinderen. Laat ons een
gedenkwaardig feit noemen, dat een nieuw licht werpt op de zending die
God aan zijn trouwe dienaar had toevertrouwd. Wij vertellen het, zoals we
het gehoord hebben uit de mond van Don Angelo Savio, die er niet alleen,
met vele anderen getuige van was, maar er ook de hoofdrol in speelde. Wij
gaan evenwel niet helemaal op ons geheugen af, maar raadplegen de door hem ver-
beterde aantekeningen die wij aan de hand van zijn dictaat hebben gemaakt.
Don Bosco had dan, van het ogenblik af dat men was beginnen te
spreken over de opheffing van de kloosterorden, in een avondwoordje de jongens
(1) Codice Albertino; inleiding.

12 Pages 111-120

▲back to top

12.1 Page 111

▲back to top
- V/107 -
gesproken over de vervloekingen, die door de oude hertogen van Savoye geschreven
waren in de stichtingsoorkonde van de abdij van Altacomba, gericht tegen diegenen
onder hun opvolgers die de Abdij zouden durven verwoesten of haar goederen in be-
slag nemen. Bij het horen van die verschrikkelijke bedreigingen kreeg de jeugdi-
ge Angelo Savio een stoutmoedig idee. Zonder hem te raden had Don Bosco hem toch
op een goede manier aan het denken gebracht, en dat was voldoende. De jongen
zocht en vond een afschrift van die stichtingsakte, schreef al de vervloekingen
over in een brief, ondertekende met zijn naam, voornaam en hoedanigheid, sloot
zijn brief in een envelop en zond die aan de Koning.
Toen Victor Emanuel dit document gelezen had, begreep hij de bedoeling van
deze aan hem gerichte brief, en liet markies Domenico Fassati bij zich komen, met
wie hij zich dikwijls heel vertrouwelijk onderhield. Deze heer stamde uit een der
hoogste adellijke families van Piëmont. Trouw als hij was aan zijn koning, had
hij hem dapper gediend in vrede en in oorlogstijd, en hij had zich onderscheiden
op de slagvelden van Lombardije in 1848 en 1849. Voor zijn militaire prestatie was
hij onderscheiden met de graad van Hoofdcommandant van de lijfgarde die hij vormde
naar het voorbeeld van de cohorten der pretorianen in de oudheid. Hij was in het
huwelijk verbonden met Maria De Maistre, dochter van de beroemde Rodolfo en een
waardige nicht van Giuseppe die een sluw en behendige diplomaat werd, een belang-
rijk en diep wijsgeer, een zuiver en geleerd schrijver, wiens faam in heel de we-
reld verbreid is; een vrouw van zulke zeldzame eigenschappen van geest en hart,
dat koningin Maria Adelaide, echtgenote van Victor Emanuel II, haar tot haar hof-
dame had uitverkoren, alsook tot haar grootste vriendin en intiemste vertrouwe-
linge.
Deze man nu, die zulke grote verdiensten had en zulke schitterende en
zeldzame relaties bezat, was een bewonderaar en steunpilaar van het werk van Don
Bosco en hij kwam dikwijls naar het Oratorio alsof er familie van hem woonde en
hij kwam er om de interne en externe jongens onderricht te geven.
Toen de Markies dus bij de Koning was, legde deze hem in vertrouwen dat af-
schrift van de stichtingsakte van Altacomba voor en beklaagde er zich tegenover
hem over dat dit, zoals hij het noemde, een lompheid was waardoor hij zich bele-
digd voelde. Maar wie kon de schrijver van die brief zijn? Toen markies Fassati
de naam van Angelo Savio las, begreep hij meteen wie het was die dit geschreven
had. Niettemin hield hij zijn mond, daar hij een voorzichtige man was, maar wel
bracht hij een bezoek aan Don Bosco. En daar begon hij zich te beklagen over de
driestheid van Angelo Savio, hij bracht hem onder ogen hoe verwerpelijk het was de
Soeverein zo onbeschaamd te bejegenen en dat de jongen daarom een ernstige beris-
ping verdiende. Don Bosco hoorde de nogal opgewonden klachten van zijn goede vriend
de Markies aan; maar hij was het niet eens met het voorstel, de schrijver van
die brief te berispen, en hij gaf hem ten antwoord: - "De waarheid mag, kan en
moet in bepaalde gevallen niet verborgen blijven. De jonge Savio heeft zelfs veel
goed gedaan. Die brief is niet een gebrek aan eerbied tegenover de verheven persoon
van de koning, maar wijst veeleer op de liefde die hij de koninklijke familie
toedraagt." - De Markies ging weg, weinig voldaan over de uitslag van zijn bezoek.
Hij voorzag immers niet welke gebeurtenissen er binnenkort zouden volgen noch dat
die wet er het betreurenswaardige begin van zou zijn.
Aan het Hof geloofde men intussen gedurende een poosje dat de aanstich-

12.2 Page 112

▲back to top
- V/108 -
ter of schrijver van die brief kanunnik Anglesio was, de Pater Overste van
het Kleine Huis der goddelijke Voorzienigheid, omdat hij gewoon was tegen
zijn vrienden, de dokters en andere persoonlijkheden uit de stad te zeggen:
"Wacht maar! wacht maar, we zullen zekere sterren zien verdwijnen en bepaalde
schurkenstreken bij die gebeurtenis zien voorvallen."
Het duurde echter niet lang of men begon te veronderstellen uit wel-
ke hoek een dergelijke raad kwam, een verdenking die al spoedig zekerheid werd.
Maar al wilde Don Bosco op de eerste plaats de verdediging van de
rechten des Heren op zich nemen, tezelfdertijd verlangde hij ook te getui-
gen van zijn genegenheid en erkentelijkheid ten aanzien van het Huis Sa-
voye, waarvan zijn jongens zoveel weldaden ontvangen hadden. Vooral de
beide koninginnen Maria Teresa en Maria Adelaide, wier harten van liefde
voor de arme kinderen vervuld waren. Maria Teresa, de weduwe van Carlo Al-
berto en moeder van koning Victor Emanuel II, zond Don Bosco dikwijls bui-
tengewone aalmoezen, nu eens door tussenkomst van de theol. Roberto Mu-
rialdo, dan weer door bemiddeling van Ridder Sangiusto. Een keer zond zij
ruim duizend lire naar het Oratorio ter verlichting van de ziel van haar
doorluchtige gemaal. Bij een andere gelegenheid, toen Don Bosco zich in
ernstige moeilijkheden bevond, schreef hij haar en vroeg een of andere
steun, en de heilige vrouw deed hem de volgende dag reeds andermaal duizend
lire toegenomen. Bij verschillende gelegenheden was zij voor het Oratorio de
engel der Voorzienigheid, en de laatste subsidie werd door haar verhoogd op
het einde van 1854. We halen hier de desbetreffende brief aan.
" Particuliere Intendant
" van H.M. de Koningin-Weduwe Maria Teresa
"
"
Zeereerwaarde Pater,
Moncalieri, 19 november 1854.
"
Aangezien het H.M. Koningin Maria Teresa, mijn
" verheven gebiedster, heeft behaagd, dat, met het oog op de viering van
" het heilige Jubileum, bij het getal der door haar milde weldadig-
" heid vastgestelde schenkingen, ook enige, door het eigen instituut
" bijzonder aanbevolen, zedelijke lichamen en instellingen van open-
" bare liefdadigheid en onderwijs van deze Hoofdstad werden gerekend,
" heeft Zij mij opgedragen U een bedrag van vierhonderd lire ter be-
" schikking te stellen, te verdelen in 200 lire om bij te dragen in
" de kosten van het onderhoud van het Oratorio en Hospitium voor in ge-
" vaarlijke omstandigheden levende jongens in Valdocco, en een even
" grote som om de kosten te helpen dragen van de zondagsscholen in
" de Oratorio van de H. Aloysius in Porta Nuova, en van de Heilige
" Engelbewaarder aan de Porta di Po, op de wijze die Uzelf het beste
" voorkomt.
"
Van deze gelegenheid, U op de hoogte te brengen van deze liefdadige
" beschikking van H.M., en met de mededeling dat u over het genoem-
" de bedrag kunt beschikken op het bureau van de particuliere in-
" tendant, onder overlegging ener kwitantie, maak ik gaarne gebruik
" om U mijn gevoelens van de meeste hoogachting kenbaar te maken.
"
"
De proc.-gen. van H.M.
"
SANGIUSTO DI SAN LORENZO

12.3 Page 113

▲back to top
- V/109 -
Don Bosco wenste dus een dreigende wolk die steeds meer het Konink-
lijk Huis overschaduwde, te verdrijven.
En in een nacht, tegen het einde van de maand november, had hij een
droom. Het kwam hem voor dat hij zich bevond in de centrale wandelgang
van het Oratorio, die toen nog slechts voor de helft gebouwd was, dicht bij de
hydraulische pomp, die tegen de muur van het huis Pinardi was aange-
bracht. Hij was omgeven door priesters en seminaristen. Opeens zag hij hal-
verwege de speelplaats een lakei van het Hof aankomen, in zijn rode uni-
form, die met haastige pas naar hem toekwam en, naar het hem toescheen,
uitriep: - "Belangrijk nieuws!"
- "Wat dan"? vroeg Don Bosco hem.
- "Grote begrafenis aan het Hof! Grote begrafenis aan het Hof!"
kondigde hij aan.
Bij deze onvoorziene verschijning bleef Don Bosco als versteend
staan en de bode herhaalde: - "Grote begrafenis aan het Hof!" - Don Bosco
wilde hem om uitleg van zijn onheilspellende aankondiging vragen, maar de
man was verdwenen. Toen Don Bosco wakker werd was hij als buiten zichzelf
en, het mysterie van deze verschijning beseffend, nam hij de pen ter hand
en bereidde ogenblikkelijk een brief voor aan Victor Emanuel, in welk
schrijven hij onthulde wat hem was aangekondigd, en in eenvoudige bewoor-
dingen de droom vertelde.
Na de middag kwam hij, ver over tijd, de refter binnen voor het
middageten. De jongens herinneren zich nog, dat in dat jaar de koude plots was
ingevallen en dat Don Bosco een paar oude, versleten handschoenen droeg en
enkele brieven in de hand hield. Er vormde zich een kring om hem heen. Er wa-
ren aanwezig Don Alasonatti, Angelo Savio, Cagliero, Francesia, Giovanni Tur-
chi, Reviglio, Rua, Anfossi, Buzzetti, Enria, Tomatis en anderen, meren-
deels seminaristen. Glimlachend richtte Don Bosco het woord tot hen:
"Beste jongens, vanmorgen heb ik drie brieven geschreven aan personen van
grote betekenis: aan de Paus, aan de Koning en aan de beul." - Er steeg
een algemeen gelach op toen de jongens deze opsomming van namen hoorden.
Toch vonden zij het op zichzelf niet vreemd dat de beul in die reeks voor-
kwam, daar zij wisten dat Don Bosco in vriendschappelijke verhouding
stond tot de gevangenbewaarders, en dat deze man werkelijk een goede chris-
ten was. Hij beoefende de naastenliefde met de weinige middelen die hij
had. Hij schreef de verzoekschriften die de gewone mensen tot de Koning
of regeringsinstanties wilden richten; maar het ging hem erg aan het hart
dat zijn zoon van de openbare school was moeten weggaan, verdreven door
de afschuw die zijn metgezellen van hem hadden toen ze te weten kwamen
welk beroep zijn vader uitoefende.
Voor wat de Paus betreft, was het hun niet onbekend dat er een
briefwisseling tussen deze en Don Bosco bestond. Wat dan ook hun nieuwsgierig-
heid wekte was dat Don Bosco aan de koning geschreven had, temeer omdat ze wis-
ten wat hij dacht over het in beslag nemen van de kerkelijke goederen. Don Bos-
co aarzelde niet en onthulde hun wat hij aan de koning geschreven had, op-
dat deze het indienen van de onzalige wetten niet zou toestaan. Daarna
vertelde hij zijn droom en besloot met de woorden: "Het was een nare droom
en hij heeft me erg aangegrepen." - Hij was in gedachten verzonken en riep van
tijd tot tijd uit: - "Wie weet?... Wie weet?... Laten we bidden!"
Verrast begonnen de seminaristen toen te praten, elkaar vragend of ze er iets

12.4 Page 114

▲back to top
- V/110 -
hadden over horen zeggen dat er in het koninklijk paleis een of andere
edelman ziek was; maar allen kwamen tot de slotsom dat er daaromtrent
niets bekend was. Intussen vertrouwde Don Bosco de brief aan de seminarist
Angelo Savio toe, die hij bij zich had geroepen. "Schrijf hem over",
zei hij tegen hem, "en kondig de koning aan: Grote begrafenis aan het
Hof!" - En de seminarist Savio schreef. Maar, zoals Don Bosco van zijn
vertrouwde relaties in het paleis vernam, las de Koning de brief onver-
schillig en hield er geen rekening mee.
Sinds die droom waren er vijf dagen verlopen. Het was nacht en Don
Bosco sliep en droomde andermaal. Het scheen hem toe dat hij zich in zijn
kamer voor de tafel bevond, bezig met schrijven, toen hij het getrappel
van een paard op de speelplaats hoorde. Plots zag hij dat de deur opengerukt
werd en dat de bediende in zijn rode uniform verscheen, die binnentrad en
tot halverwege de kamer gekomen uitriep: - "Ik bericht U: niet een grote
begrafenis aan het Hof, maar grote begrafenissen aan het Hof!" - Hij her-
haalde die woorden tweemaal. Daarna trok hij zich met vlugge pas terug en
sloeg de deur achter zich dicht. Don Bosco wilde meer weten, hem onder-
vragen, hem om een verklaring verzoeken. Daarom stond hij van tafel op,
liep naar het balkon en zag de bediende op de speelplaats op zijn paard
stijgen. Hij riep hem toe, vroeg waarom hij die aankondiging was komen
herhalen; maar de bediende riep: - "Grote begrafenissen aan het Hof!" -
toen ging hij. 's Morgens schreef Don Bosco zelf een tweede brief aan de
Koning, waarin hij hem de tweede droom vertelde en besloot met Zijne
Majesteit te verzoeken "dat hij erover zou nadenken hoe de dreigende rampen
te mijden en de wet tot iedere prijs tegen te houden."
's Avonds na het eten riep Don Bosco temidden van zijn seminaristen
uit: - "Jullie moeten weten dat ik nu nog iets vreemder te vertellen heb
dan voor enkele dagen!" - En hij vertelde wat hij 's nachts gezien had. De semi-
naristen, nog meer verbaasd dan eerst, vroegen zich toen af, waarop deze
doodsaankondigingen konden duiden; en men kan zich voorstellen met welke
spanning zij afwachtten op welke manier deze voorspellingen zich zouden
verwezenlijken.
Tegenover de seminarist Cagliero en enkele anderen onthulde hij in-
tussen nadrukkelijk dat de voorspellingen bedreigingen met straffen in-
hielden die de Heer zou doen gevoelen aan wie de Kerk al schade en kwaad
berokkend hadden en aan wie er nog meer voorbereidden. In die dagen was het
hem droef te moede en hij herhaalde dikwijls: - "Die wet zal ernstige on-
gelukken afroepen over het huis van de vorst." - Hij zei zulke dingen tegen
zijn leerlingen om hen te verplichten te bidden voor de koning, en de be-
middeling van de barmhartigheid des Heren te verkrijgen opdat hij de ver-
drijving van zoveel kloosterlingen en het teloorgaan van zoveel roepingen
zou voorkomen.
Intussen had de Koning die brieven aan Markies Fassati ter hand
gesteld, die, toen hij ze gelezen had, naar het Oratorio ging en tegen Don
Bosco zei: "O! " Vindt ge dat een manier van doen om het hele Hof op stel-
ten te zetten? De koning is er meer dan opgewonden en verstoord over!...
woedend zelfs."
Don Bosco antwoordde: "Maar als het geschrevene nu eens waar is?
Het spijt mij mijn koning zo verstoord te hebben, doch alles bijeen gaat
het om zijn bestwil en om die van de Kerk."

12.5 Page 115

▲back to top
- V/111 -
Er werd niet naar de raadgevingen van Don Bosco geluisterd. Op 28
november 1854 diende de minister van justitie Urbano Rattazzi bij de volksverte-
genwoordiging een ontwerp in voor de opheffing der kloosters. Graaf Camil-
lo di Cavour, minister van financiën, was vastbesloten de wet tot iedere
prijs te doen aannemen. Deze heren huldigden als onaangevochten en onaan-
vechtbaar beginsel, dat er buiten het grote maatschappelijke lichaam, geen
gemeenschap is en kan zijn die daarboven staat en onafhankelijk van haar
is; dat de Staat alles is, en dat daarom geen enkel zedelijk lichaam, zelfs
de Katholieke Kerk niet, in juridische zin kan bestaan zonder toelating en
erkenning van het burgerlijke gezag. Uit het feit dat dit gezag het recht
om goederen te bezitten aan de universele Kerk ontkende maar toekent aan
elk lichaam van de godsdienstige verenigingen, besloten zij dat deze schep-
pingen van de burgerlijke overheid waren en dat het bestaan ervan zich wij-
zigde of ophield volgens de wil van deze overheid zelf, en dat de Staat,
erfgenaam van ieder burgerlijk persoon die geen nakomelingen heeft, de
enige en absolute eigenaar werd van al hun goederen wanneer zij zouden
worden opgeheven. Een grove dwaling, aangezien dergelijke bezittingen, wan-
neer door een of andere reden een kloostercongregatie zou ophouden te be-
staan, niet onbeheerd bleven, maar overgedragen moesten worden aan de
Kerk van Jezus Christus, vertegenwoordigd door de Paus, hoezeer de ver-
gaders van de Staat zich ook uitsloofden om dit te ontkennen.
De bekendmaking van het ingediende wetsvoorstel was voor de goede ka-
tholieken een bron van groot verdriet en erger nog voor Don Bosco. Om aan
de wil des hemels te voldoen had hij de vorst bij herhaling gewaarschuwd,
en dat was een gevaarlijke daad, waarvan men niet alle gevolgen kon over-
zien. Iemand anders, hoe koelbloedig en vastberaden ook, zou temidden van zoveel
tegenstanders, niet anders gekund hebben dan in voortdurende bezorgdheid
leven. Don Bosco echter putte steeds onverstoorbaar kracht uit het Aller-
heiligste Hart van Jezus in het Sacrament en met de hulp van zijn hemelse
Moeder, maakte hij zich op om, in voorbereiding op de heilige jubel van het
kerstfeest, het woord Gods aan het volk te gaan verkondigen.
Hij schreef daarom aan zijn oude leraar, de theol. Appendino, paro-
chieel administrateur te Villastellone.
"
"
Eerwaarde Heer,
Turijn, 21 december 1854
"
Om te weten waaraan mij te houden, zou ik van u willen
" vernemen wanneer het octaaf, dat ik beloofd heb te komen
" preken in Villastellone, begint en eindigt; dan kan ik de tijd
" vaststellen van een retraite ergens anders.
"
Intussen wens ik u en uw zus mooie feestdagen en veel zegen
" van de Heer, terwijl ik met hoogachting en dankbaarheid verblijf, uw
"
verplichte leerling en vriend,
"
Bosco Gio., pr.

12.6 Page 116

▲back to top
- V/112 -
H O O F D S T U K XVIII
1855 - BESPREKINGEN IN DE KAMER VAN AFGEVAARDIGDEN OVER DE WET
OP DE INBESLAGNEMING - DOOD VAN KONINGIN MARIA TERESA - ADVIES
AAN DE KONING - DOOD VAN KONINGIN MARIA ADELAIDE - GETUIGE-
NISSEN OVER DE VOORSPELLINGEN VAN DEZE BEIDE STERFGEVALLEN -
EDELMOEDIGE EN VERSTANDIGE LIEFDE VERSCHAFT DON BOSCO
MACHTIGE BESCHERMERS - JONGENS DOOR DE MINISTERS EN DOOR
HET KONINKLIJK HUIS AANBEVOLEN - PREKEN IN VILLASTELLONE -
OOK ONDERWEG BRENGT DON BOSCO ZIELEN TOT GOD.
We beginnen het jaar 1855 en als wij het onderzoek naar het leven van
Don Bosco voortzetten, vallen we van de ene verbazing in de andere. De geleerde
priester Don Giovanni Turchi, oordeelkundig toeschouwer der gebeurtenissen ge-
durende de eerste drie lustra van het Oratorio, waarvan hijzelf leerling was,
wilde er verschillende van in zijn geschriften vast- leggen, terwijl hij ze liet
voorafgaan door een opmerking, de echo van het getuigenis van zijn metgezellen.
"Wanneer God", zo drukte hij zich uit, "vrijgevig is met zijn gaven ten opzich-
te van een of ander mens, en hem tot een graad van heiligheid verheft, doet hij
dat voornamelijk om zijn heerlijkheid bekend te maken. Als die zich op bewonde-
renswaardige wijze in de levens der heiligen weerspiegelt zolang zij in leven
zijn valt het niet te zeggen tot welke geweldige afmetingen zij uitgroeit, in-
dien - wanneer zij tot de eeuwige vreugden overgaan, - de achterblijvenden le-
zen over hun gedenkwaardige en heilige daden, God prijzen die van iedere gave de
schenker is, en het spoor volgen van Zijn trouwe dienstknechten. Door deze gang
van zaken worden de mensen beter, neemt het getal der heiligen toe en beginnen
de volken te zoeken naar het ware goede. Vandaar dat op iedereen de verplichting
rust de glorie van God te bevorderen, wat voor mij neerkomt op de plicht naar de
pen te grijpen en zo goed mogelijk die dingen uit het leven van Don Giovanni Bos-
co, mijn vereerde overste, vast te leggen, die mij het stralendste voorkomt en het
meest vermeldenswaardig, opdat niet zoveel daden in vergetelheid raken waarvan ik
niet weet of men het meest bewonderen moet of navolgen."
Na dit gezegd te hebben zullen wij thans onze beschrijving der gebeurte-
nissen voortzetten.
Het ontwerp van wet tegen de kloosters was nog niet besproken in de Kamer
van Afgevaardigden, niettemin was er toch al over gesproken in twee zittingen, in
die van 27 december en die van 2 januari. Aan de aartsbisschop van Genua en aan de

12.7 Page 117

▲back to top
- V/113 -
bisschoppen van Annecy en Morienna, die naar Rome gegaan waren, had de minister
warm aanbevolen om zo mogelijk, stappen te doen bij de H. Stoel aangaande het
afstaan van de kerkelijke goederen aan de Staat. Maar dat waren smoesjes. Men wilde
tot iedere prijs de rechten van de Kerk met voeten treden. De H. Vader had zich
bereid getoond Piëmont in zijn financiële toestand te hulp te komen, en stelde
heel redelijke voorwaarden voor deze tegemoetkoming. Als enig antwoord echter had
de Regering een af- schrift van het wetsvoorstel naar Rome gezonden, iets wat
klaarblijkelijk alle onderhandelingen voor de hele duur van het huidige ministerie
moest afbreken. Intussen kwamen er bij het parlement van alle kanten petities bin-
nen, dat men de wet zou verwerpen. Twee boodschappen van het landelijke episcopaat
werden de Kamers aangeboden, welke beide stukken, door hun waardigheid en kracht
van redenen, de ondertekenaars werkelijk waardig waren.
De katholieken, die invloed op de openbare aangelegenheden konden uitoefe-
nen, begonnen zich op de strijd voor te bereiden. Nu en dan begaven zich personen,
onder wie de aanzienlijksten van Turijn, 's avonds naar het Convitto Ecclesiastico
en belegden er een conferentie met Don Cafasso tijdens de maaltijd van de bewo-
ners. Zij kwamen naar hem toe om zich in hun overtuiging te sterken, zich te wape-
nen met moed en door zijn inzichten een nauwkeurige richtlijn te verkrijgen ten
einde misleiding en bedrog te vermijden. Don Cafasso, die steeds een juist stand-
punt innam, wist met nauwkeurigheid aan te geven wat er te doen viel, en allen
spoorde hij aan tot eenheid, gehoorzaamheid, eerbied voor de Paus en vastbesloten-
heid in het vervullen van zijn plichten als goede christen. Het waren allen
vrienden van Don Bosco. Onder hen Markies Fassati, die wist wat Don Bosco in die
dagen voor de goede zaak op touw zette, en zeker niet zonder voeling te houden
met Don Cafasso. Ook graaf Clemente Solaro della Margherita kwam iedere week naar
deze heilige leidsman om de geestkracht te verkrijgen, waarmee hij daarna de
rechten van de Kerk in de sub-alpijnse Kamer verdedigde.
Intussen werd op 9 januari 1855 in de Kamer van Afgevaardigden een begin ge-
maakt met de behandeling van de inbeslagneming der kerkelijke goederen. Van de
lippen der liberalen klonken deze vreemde zinsneden: - "De burgerlijke overheid
heeft het recht zich met het kerkelijk eigendom te be- moeien, wanneer zij er
haar doel niet meer mee bereikt. De Kerk heeft geen recht op bezit. Op de goederen
van de Kerk hebben de armen recht, en wanneer de natie arm is moet zij ze in bezit
nemen. De kloostergemeenschappen moeten het burgerlijke gezag erkennen enkel en
alleen van de overheid van het land waartoe zij behoren." - Graaf della Marghe-
rita weerlegde met onvergelijkelijke welsprekendheid en moed al dergelijke domhe-
den, en was niet bevreesd het voorstel van Rattazzi te kwalificeren als een hei-
ligschennende diefstal, en hij besloot zijn geestdriftige toespraak door Piëmont
onheil te voorspellen, indien de wet zou worden goedgekeurd. Andere afgevaardigden
en de katholieke pers, de Armonia van Turijn en de "Cattolico" van Genua bestre-
den moedig dit voorstel.
In dit stadium verkeerden de zaken, toen een droevige gebeurtenis de bespre-
kingen verrassend overviel en onderbrak. Op 5 januari was de Koningin-moeder Ma-
ria Teresa vrijwel onverwachts ziek geworden, en hoewel zij 's nachts gekweld werd
door een hevige dorst, dronk zij niet om op de dag van Driekoningen te kunnen
communiceren; maar ze kon niet opstaan. Koning Victor Emanuel schreef aan gene-
raal Alfonso La Marmora: - "Mijn moeder en mijn vrouw herhalen steeds maar dat
zij sterven van zorg omwille van mij."(1)
(1) Tavallini, La vita e i tempi di Giovanni Lanza, Deel I, blz. 150.

12.8 Page 118

▲back to top
- V/114 -
De doorluchtige zieke stierf op 12 januari even na het middaguur, op de
leeftijd van vierenvijftig jaar. Om tegenover de koning van haar rouw te getuigen
schorste de Kamer haar werkzaamheden op. Het verlies van Maria Teresa was voor
Piëmont een groot ongeluk, want zij placht iedere dag on- telbare weldaden over
de ongelukkigen uit te strooien. De rouw was algemeen, zoals ook de zegeningen al-
gemeen waren, die van alle kanten naar haar be- minde gedachtenis uitgingen.
Terwijl deze kist gesloten werd, bereikte een andere geheimzinnige brief
het adres van de koning, waarin zonder dat er iemand genoemd werd, gezegd werd:
"Een ab alto verlicht persoon heeft gezegd: open uw ogen: één is er reeds gestor-
ven, indien de wet wordt aangenomen, zullen er ernstige ongelukken in uw familie
gebeuren. Dit is het voorspel nog maar van de rampen. Erunt mala super mala in domo
tua. Indien u niet ophoudt, zal zich een bodemloze afgrond voor u openen."
Toen de vorst deze brief gelezen had, bleef hij als verdoofd zitten, en,
aan de uiterste verwarring ten prooi, kon hij nergens meer rust vinden.
Advocaat Enrico Tavallini zinspeelt op deze geestestoestand van de koning:
"bedreigd door hemelse straffen in aanhoudende brieven van prelaten."(1)
De plechtige teraardebestelling van Maria Teresa vond plaats op de morgen
van de 16de; het stoffelijke overschot werd overgebracht naar Soperga, bij een zo
strenge koude dat vele soldaten er ziek van werden, evenals Graaf di Sangius-
to, stalmeester van de koningin. Maar het Hof was nog niet teruggekeerd van het
bewijzen der laatste eer aan de moeder van Victor Emanuel, toen men het in alle
haast kwam uitnodigen de bediening bij te wonen van de schoondochter van de
overledene. Koningin Maria Adelaide lag op het ogenblik dat Maria Teresa stierf
voor de vierde dag in het kraambed, na de voorspoedige geboorte van een zoon. En
zij, die zoveel van haar schoonmoeder hield, werd door een zo diepe smart overval-
len, dat zij, getroffen door een baarmoederontsteking, in levensgevaar was komen
te verkeren. Om drie uur 's middags werd haar het Allerheiligste Sacrament ge-
bracht uit de koninklijke kapel van de Lijkwade. Een geweldige menigte stroom-
de naar alle kerken voor herstel van haar gezondheid. Heel Piëmont verenigde zich
van ganser harte met de zorgen die de koninklijke familie troffen, als bewijs voor
het oude gezegde, dat in Piëmont het ongeluk van de koning het ongeluk van het volk
is. Maar op de 2Oste werd de koningin het H. Oliesel toegediend, en tegen de middag
ving de doorluchtige zieke haar doodstrijd aan; 's avonds tegen zes uur ontsliep
zij in de Heer, slechts 33 jaar oud.
Ook thans was dat niet het einde van de rouw voor het huis Savoye. Dezelf-
de avond werd Zijne Koninklijke Hoogheid Ferdinando, hertog van Genua, wiens
gezondheid al wankel was, bediend. Hij was de enige broer van de koning. Victor
Emanuel was overweldigd door een hartverscheurend verdriet.
De 21ste kwam de Kamer 's middags om drie uur bijeen, en hoorde de droevi-
ge bekendmaking van de dood der Koningin aan, besloot voor 13 dagen de rouw aan
te nemen en schorste de zitting voor tien dagen op.
(1) Tavallini, id., ibid. blz. 150.

12.9 Page 119

▲back to top
- V/115 -
De begrafenisplechtigheid van Maria Adelaide vond op 24 januari plaats en
het stoffelijke overschot werd naar Soperga overgebracht.
De seminaristen van het Oratorio waren verbijsterd toen zij de voorspellin-
gen van Don Bosco zo bliksemsnel zagen uitkomen, en zij waren des te meer onder de
indruk omdat ze de verschillende rouwstoeten waren gevolgd. Een bijzondere om-
standigheid was, dat de kou zo doordringend was, dat de grootceremoniemeester van
het Hof bij het overbrengen van het stoffelijke overschot van koningin Maria Ade-
laide de geestelijkheid toestond een over- jas aan te trekken en het hoofd be-
dekt te houden.
Voor het Oratorio was ook dat overlijden een groot ongeluk, en de semina-
risten zeiden tot Don Bosco: - "Uw droom is dus uitgekomen. Het zijn inderdaad gro-
te begrafenissen geweest, zoals de hofbediende aankondigde."
- "Inderdaad", antwoordde Don Bosco, "de wegen van God zijn werkelijk on-
doorgrondelijk. En we weten niet eens of met deze twee begrafenissen de goddelij-
ke gerechtigheid voldaan zal zijn."
Don Bosco moest inderdaad veel meer weten dan hij had bekendgemaakt. Gravin
Felicita Cravosio-Anfossi gaf ons het volgende door haar ondertekende getuigenis:
"Het was in het jaar 1854 en ik vroeg Don Bosco in het Oratorio een zoogbroeder
van mijn zoon op te nemen, die vader en moeder verloren had. Hij nam hem aan, op
voorwaarde dat ik, daar ik toegang had tot het Hof, mijn opwachting zou maken bij
de Koninginnen, om van hun liefdadigheid tweeduizend franken te bekomen die hij
nodig had om een dringende schuld te betalen. Ik beloofde het en was vastbe-lo-
ten mijn belofte na te komen, maar daarna deden zich moeilijkheden voor, die mij
het bezoek aan de doorluchtige vrouwen deden uitstellen, want zij waren intussen
uit Turijn weggegaan en woonden nu op het zomerverblijf van Graaf Cays di Gilet-
ta. Toen ik dan nog naar het platteland gegaan was en laat in de herfst naar de
stad terugkeerde, ging ik Don Bosco opzoeken. Hij zei me meteen: "Ik heb uw be-
schermeling opgenomen, maar u hebt uw belofte niet gehouden. U hebt niet met de
koninginnen gesproken over mijn schuld bij de bakker." - "Dat is inderdaad zo",
antwoordde ik een beetje verward, "maar wees er zeker van dat zodra de koningin
in Turijn teruggekeerd is, ik zonder uitstel de belofte zal nakomen die ik u
gedaan heb."
"Terwijl ik sprak, maakte Don Bosco met het hoofd een ontkennende beweging,
en met een iet of wat geheimzinnige glimlach zei hij tegen me: "Geduld! Er kunnen
nog zoveel dingen gebeuren, dat u misschien nooit meer met de koninginnen zult
spreken." - "Waarom zegt u me dat?" - "Het is zo; u zult de vorstinnen nooit meer
zien."
"Na een veertiental dagen bevond ik mij ten huize van een patriciër, toen we
de terugkeer van de koningin in Turijn vernamen en dat koningin Maria Teresa
het nogal slecht maakte en dat zij de Heilige Sacramenten ontvangen had. Kort
daarop kregen wij het bericht van haar dood. Acht dagen later stierf de jonge
koningin Maria Adelaide: beiden betreurd en vereerd, als twee heilige koninginnen.
Toen pas herinnerde ik me de woorden van de dienaar Gods en ik twijfelde niet meer
aan zijn waarlijk profetische geest."
Intussen gebeurde er die dagen iets heel ernstigs, de aankomst in Turijn van
de Pauselijke Toespraak van 22 januari. Met de openhartigheid die hem nooit verliet
toonde Pius IX aan hoeveel hij gedaan had voor het ver- lichten der zorgen van de
Kerk in Piëmont, wees op de vele besluiten waarmee de regering de godsdienst ver-
volgde, toonde aan hoe de nieuwe wet op de inbeslagneming volkomen in strijd was

12.10 Page 120

▲back to top
- V/116 -
met het natuurrecht en met het goddelijk en maatschappelijk recht, en hoe
zij de weg opende voor de verderfelijke dwalingen van het socialisme en
communisme, en hij herinnerde aan de censuren die de begunstigers van de
jongste wet zou treffen, evenals al degenen die de kerkelijke goederen in
beslag zouden nemen.
Er bestond een algemeen verlangen om het woord van Pius IX te lezen.
Minister Rattazzi nam zich voor een afschrift van de Pauselijke Toespraak
onder de afgevaardigden te verspreiden, maar intussen gaf hij strenge or-
ders aan de provincies, opdat politiecommissarissen en burgemeesters al
de pastoors gerechtelijk zouden vervolgen die het zouden wagen te spreken
over of eenvoudig maar te zinspelen op de Toespraak.
De Paus echter, steeds matig en barmhartig, schreef de Koning op
26 januari in een persoonlijke brief vol genegenheid zijn innige deelneming bij
gelegenheid van de dood der beide koninginnen, en enkele vermaningen als
een vader aan zijn zoon.
Gedurende de ontwikkeling van deze gebeurtenissen bleef het ver-
rassend te zien, dat de moed van Don Bosco, als hij de overheden de waar-
heid voor ogen hield, in die dagen in geen enkel opzicht hun eerbied voor
hem deed afnemen. Maar die verbazing verdwijnt meteen als men bedenkt, dat
buiten de bescherming die God zijn dienaar verleende, en dat was de groot-
ste, allen, ook de tegenstanders, in hem een kracht van liefde erkenden,
die de harten boeide, en daar wist hij zich zijn leven lang van te bedie-
nen. Hoezeer de behoeften van het Oratorio ook toenamen, aan de weldadig-
heid van Don Bosco kwam nooit een einde.
Als ergens in een dorp een catastrofe plaatsvond, haastte hij
zich de prefect van de provincie, en via hem de burgemeester, te laten
weten, dat hij bereid was in zijn Oratorio kinderen op te nemen die wees
geworden waren. Nu eens was het een brand die een gehucht vernield had;
dan weer een ingestorte muur, die arbeiders had meegesleurd en bedolven;
of een epidemie die een stad in ellende dompelde; dan weer een aardver-
schuiving, die verscheidene boeren bedolven had; of een sneeuwlawine die
een berghut verpletterd had en een gezinshoofd tot slachtoffer maakte. Het
aanbod van Don Bosco werd dan met diepe dankbaarheid ontvangen, en men had
alle lof voor zijn edelmoedigheid.
In die jaren, 1855 en 1856, deed de ellende in vele gezinnen de
aanvragen om arme jongens in het Oratorio opgenomen te krijgen, toene-
men. Door plaatsgebrek moest er echter een negatief antwoord gegeven wor-
den; maar dikwijls waren de verlatenheid van sommige jongens en de geva-
ren voor ziel en lichaam waaraan zij waren blootgesteld, zodanig, dat Don
Bosco het niet over zijn hart kon krijgen een weigerend antwoord te geven.

13 Pages 121-130

▲back to top

13.1 Page 121

▲back to top
- V/117 -
Ook de gemeenteraad (1) en de regering stuurden hem dikwijls met een uit-
drukkelijke aanbeveling, nu eens de zoon van een ambtenaar, dan weer de
wees van een militair, soms ook een verlaten jongen. Of een jongen uit een
familie die niet in staat was hem te onderhouden. Ook wel eens een jongen
van wie het karakter nog niet zo slecht was dat hij in een verbeterings-
gesticht thuishoorde, maar die in ieder geval genoeg te vrezen gaf voor de
toekomst, wanneer hij niet een behoorlijke zedelijke opvoeding kreeg. Zo-
doende nam met het groeien van het aantal pupillen het bedrag der kosten
toe, en namen de schulden grotere vormen aan, vooral bij de bakker.
Deze stand van zaken werd tamelijk ernstig voor Don Bosco. En toch,
wanneer een van zijn medewerkers tegen hem zei, dat hij zich, bij het
heersende gebrek aan middelen, niet kon veroorloven zich met nieuwe aanne-
mingen zo in de kosten te steken, antwoordde hij rustig en glimlachend: - "De
Allerheiligste Maagd heeft me steeds geholpen en Zij zal me wel altijd
blijven helpen!" - Hij stelde echter niemand vrij van het hele pension-
geld tenzij degenen die werkelijk arm waren, en hij eiste het met een
redelijke beslistheid wie de beschermer ook zijn mocht en het betalen
kon. Hij zei steeds: - "Ik ben niet de meester, maar eenvoudig de verde-
ler van de schatten die de goddelijke Voorzienigheid mij heeft toevertrouwd.
Het is niet rechtvaardig dat het brood van de arme gegeten wordt door wie niet
arm is."
Het aannemen en onder dak brengen van jongens die hem door de over-
heid waren aanbevolen betekende echter een groot voordeel voor hem. De mi-
nister van Oorlog, Alfonso Ferrero della Marmora, had welwillende aandacht
voor het Oratorio. De minister van binnenlandse zaken, Rattazzi, en die van
openbaar onderwijs, Cibrario, van hen weten wij al hoezeer zij met Don Bos-
co rekening hielden. Bona Bartolomeo, senator en directeur- generaal van
openbare werken, had niet geaarzeld zijn grote vriend te worden.
Daarom was Don Bosco graag gezien, overal waarheen hij zich begaf
in de bureaus van een of andere minister, en niet alleen door de chefs
maar ook door de ondergeschikte ambtenaren; en deze bezoeken waren voor
hem van groot moreel nut. Het was zijn beginsel dat, hoe beter men de men-
sen leert kennen, hoe beter zij zich laten kennen; daardoor verdwijnen achter-
(1) STAD TURIJN
Particulier kabinet
Turijn, 15 januari 1855.
Een der afgevaardigden van de Kamer heeft zich tot ondergetekende, burgemeester, gewend
om de opneming in een of andere inrichting te verkrijgen van een arme wees, met name Giusep-
pe Cominoli, 13 jaar oud, geboortig uit Margozzo, die een uitstekende gezondheid geniet, en
begiftigd is met een sterke lichamelijke constitutie alsook met een ontwikkelde geest. De
bloedverwanten van de jongen zijn evenals hij heel arm, uitgezonderd een oom, die, hoewel in
beperkte omstandigheden levend, zich niettemin bereid verklaard reeft jaarlijks een bedrag van
80 lire te schenken aan de instelling, die aan zijn ongelukkige neef onderdak zou willen verle-
nen. Ondergetekende ziet zich daarom verplicht een beroep te doen op uw welbekende liefdadig-
heid en u te verzoeken na te gaan of het mogelijk is deze arme wees in uw instituut onderdak
te verschaffen, mede met het oog op de jaarlijkse bijdrage die genoemde oom, hoe gering ze ook is,
bereid is te verschaffen.
Gaarne enig bericht tegemoet ziende, en U bij voorbaat dankend voor wat u voor de aan-
bevolen jongen zou willen doen.
De Burgemeester
NOTTA.

13.2 Page 122

▲back to top
- V/118 -
docht, vooringenomenheid, ongunstige indrukken door kwaadwilligen gewekt, en daar-
na laten zich gemakkelijk de moeilijkheden effenen die zich gemeenlijk voor de op-
lossing van verschillende zaken opwerpen. Wie met Don Bosco te doen kreeg, werd
gegrepen door zijn open jovialiteit en nederigheid, door de eenvoud van zijn re-
denering, en men kreeg de diepe overtuiging dat er in hem geen vijandige gevoe-
lens bestonden tegen welke persoon van welke partij ook. Dat is ook de reden waar-
om niemand er aanstoot aan nam dat hij met stelligheid, maar zonder bitterheid, ja
zelfs met grote hoffelijkheid en goedheid, beginselen voorstond en een zaak verde-
digde, waarmee zij het niet eens waren. Meer dan een van hen kwam in Valdocco om
te informeren naar de een of ander die hij had aanbevolen, en om Don Bosco gade te
slaan te midden van de menigte jongens. Dat was een schouwspel dat wel heel ver-
schilde van wat men zag bij het bezoek aan andere inrichtingen. Het Oratorio leg-
de duidelijk getuigenis af, dat jovialiteit en opgewektheid alleen mogelijk
zijn, waar onschuld van leven, en vrede en vreugde van geweten heersen. Zo was de
tucht gemakkelijk steunend op de liefde, de studie en het werk licht en aangenaam
geleid door het gevoel van plicht en eer. Deze vaststellingen, die zich spontaan
aan de geest van deze heren opdrong, namen tenslotte ieder vooroordeel weg dat nog
tegen Don Bosco had kunnen bestaan, zodat zij zijn toegenegen bewonderaars werden.
Zelfs Victor Emanuel kon de oprechte bedoelingen van Don Bosco niet ontkennen, en
toen die noodlottige en van verwarring vervulde dagen achter de rug waren, zien
wij hem weer zijn schenkingen aan het Oratorio voortzetten, en subsidies vast-
stellen voor die jongens, wier opneming hij liet aanbevelen door de beambten van
zijn koninklijke Huis.
Intussen besloot Don Bosco in de maand februari het woord Gods buiten Tu-
rijn te gaan verkondigen, ondanks de ernstige strijd die er in de Kamer van Af-
gevaardigden was ontbrand, en hem in angstige spanning hield ondanks het liefde-
volle medeleven met zijn leerlingen, en niettegenstaande de krappe financiële si-
tuatie van het Oratorio. Deze laatste deed zich werkelijk erg gevoelen wanneer hij
afwezig was, omdat de weldoeners, die met aalmoezen kwamen, hem deze beslist per-
soonlijk ter hand wilden stellen, ofwel moest hijzelf er naar op zoek gaan, ver-
trouwend de nodige bedragen te vinden. Ook zijn ijver werd daardoor niet geremd.
Hij had als volgt geschreven aan de theol. Appendino in Villastellone:
"
Turijn, 6 februari 1855.
"
Mijn beste Heer Theoloog,
"
We zijn nu tot het octaaf genaderd en ik bereid me voor om
" mijn belofte te volbrengen. Ik zou u alleen een voorstel willen doen,
" indien het althans uitvoerbaar is. Zou U of iemand anders de eerste
" preek op zaterdag kunnen houden? Zal ik zondag op tijd aankomen,
" als ik hier met de trein van half drie 's middags vertrek? Wanneer
" U deze twee vragen in bevestigende zin kunt beantwoorden, zou ik
" alle zaken in mijn Oratorio kunnen regelen.
"
Weest U zo goed mij een paar regels hierover te schrijven en,
" hoe het ook mag uitvallen, ik zal alles doen om me aan te passen.
"
Wees me genegen in de Heer en geloof dat ik doe wat ik kan,
"
"
Uw genegen leerling
"
Bosco Giov. priester

13.3 Page 123

▲back to top
- V/119 -
Hij vertrok naar Villastellone. Wanneer hij zich echter uit het
Oratorio verwijderde was hij gewoon de voorzorg te nemen zijn jongens
niets van zijn vertrek te zeggen, die daarom niet wisten of hij in of bui-
tenshuis was. Alleen degenen die wilden biechten en hem niet in de biecht-
stoel aantroffen merkten het. De meesten kwamen er niet achter, zelfs de Over-
sten niet, met uitzondering van de Prefect die de leiding moest overnemen. Zo
zweeg hij eveneens op de dag dat hij terugkwam. Maar van het ogenblik dat hij het
Oratorio verliet tot dat van zijn terugkeer oefende hij een waar apostolaat uit,
niet enkel op de preekstoel, maar onderweg en in de huizen waarin hij
zich moest ophouden. Hij liet geen enkele gelegenheid voorbijgaan om
met grote liefde geestelijke vermaningen te geven aan mensen die hij
voordien nooit gekend had; en de priester of seminarist die hem vergezel-
de stond versteld van de invloed die hij op iedereen scheen uit te oefenen. Dik-
wijls zag men mensen naar het Oratorio komen die Don Bosco onderweg ont-
moet hadden. Door hem aangespoord om te biechten, kwamen zij hun gedane
belofte inlossen. Onder hen was de koetsier van een openbare reiswagen. Don Bos-
co, die dicht bij hem had gezeten, had er aanstoot aan genomen dat hij de man
vrij dikwijls had horen vloeken. Hij hield het niet voor zich, maar ver-
zocht de man op een minzame manier daarmee op te houden. Deze antwoordde
echter dat dit nu eenmaal een aangenomen gewoonte was en dat hij er niet
veel hoop op had erin te slagen daar verbetering in te brengen. Toen zei
Don Bosco hem: - "Wanneer u van nu af tot de eerstvolgende wisseling van paar-
den, d.w.z. waar het rijtuig tot stilstand komt, geen enkele vloek meer zou
zeggen, betaal ik een liter voor u."
Van dat ogenblik af hoorde men de koetsier geen enkele keer meer de
naam van God ijdel gebruiken.
Don Bosco hield woord, en merkte vervolgens op: - "Als u voor zo een
kleine beloning uzelf al die tijd hebt kunnen overwinnen, waarom zou u het
vloeken dan niet helemaal achterwege kunnen laten bij de gedachte aan de
hemel die u wacht en ook aan de hel waarin u ieder ogenblik kunt terecht-
komen?"

13.4 Page 124

▲back to top
-V/120 -
H O O F D S T U K XIX
VERBOND VAN PIEMONT MET FRANKRIJK EN MET ENGELAND TEGEN RUSLAND
- DOOD VAN HERTOG FERDINAND - DE WET OP DE KLOOSTERS AANGENOMEN
DOOR DE KAMER VAN AFGEVAARDIGDEN - MARKIES DOMENICO FASSATI
CATECHISMUSLERAAR IN VALDOCCO - EEN HEILIG EN OPGEWEKT CARNAVAL
IN HET ORATORIO - WIJZE OPMERKINGEN OVER DE ZONDAGSORATORIO’S.
Don Bosco keerde uit Villastellone terug toen de zittingen van de Kamer
van Afgevaardigden en van de Senaat na de dagen van rouw weer heropend werden.
Een zaak van het allergrootste belang echter onderbrak de besprekingen over de
inbeslagneming der kerkelijke goederen en over de afschaffing van de kloosters.
Minister Cavour had zich uitgesproken voor het verbond met Frankrijk en
met Engeland tegen Rusland, gelokt door de hoop op een toekomstige uitbreiding van
het grondgebied van het Sardijnse rijk, en op 10 januari 1855 ondertekende hij het
verdrag, onder voorbehoud dat hij er eerst de goedkeuring van de Kamers voor moest
vragen. Er was vastgesteld dat voor deze onderneming 15.000 soldaten naar de Krim
gestuurd zouden worden en dat een dergelijk aantal, met opeenvolgende versterkin-
gen, steeds onder de wapenen gehouden zou worden. Piëmont moest al de kosten van
zijn leger zelf dragen. De discussies in het parlement begonnen op 3 februari en
op 10 februari werd het bondgenootschap goedgekeurd. De stemming was verhaast,
om geen tijd te verliezen voor de voortzetting der besprekingen over de voorstellen
van Rattazzi.
Slechts enkele uren later, in de nacht van 10 op 11 januari, stierf vorst
Ferdinando van Savoye, Hertog van Genua, broer van de koning, op de leeftijd van
33 jaar. Zodoende moest voor de derde maal deze onzalige zitting onderbroken wor-
den. De teraardebestelling van de vorst vond plaats op de 14de van de maand, en
het stoffelijke overschot werd naar Soperga overgebracht en bij zijn voorvaderen
bijgezet. De seminaristen van het Oratorio volgden de baar.
Deze opeenvolgende reeks van ongelukken zou de koning ervan hebben moeten
overtuigen, dat die geheimzinnige brief hem de wil van God kenbaar had gemaakt.
En inderdaad begon hij er ernstig over na te denken. Het was nog nooit gebeurd,
zelfs niet ten tijde van de wreedaardigste epidemie, dat in minder dan één maand
drie graven gemaakt hadden moeten worden om het stoffelijk overschot te ontvangen
van vorsten die in zo nauwe familiebetrekking stonden tot de regerende soeve-
rein. Niet enkel de katholieken, maar velen onder de liberalen zagen er een
waarschuwing in, die Victor Emanuel uit de hemel was gegeven, om niet voort te

13.5 Page 125

▲back to top
- V/121 -
op de weg die hij had ingeslagen.
Maar de 15de februari opende de Kamer van Afgevaardigden met een betreu-
renswaardige halsstarrigheid de besprekingen over de wet-Rattazzi, die wel ze-
ventien zittingen in beslag namen. Men vroeg goedkeuring van het wetsontwerp, om-
dat de Paus het had veroordeeld!!! Intussen moest op 23 februari en 3 maart de
twee rouwplechtigheden, in de hoofdstedelijke kathedraal gecelebreerd voor de
zielen der twee doorluchtige overledenen, menigeen wel de voorspelling van Don
Bosco in de herinnering gebracht hebben; maar op 2 maart werd de opheffingswet
aangenomen door 117 afgevaardigden tegen 36. Rattazzi diende ze vervolgens in bij
de Senaat, waar de katholieken verzoekschriften deden toekomen, ondertekend door
ruim 97.700 burgers, opdat de Senaat de wet zou verwerpen. De regering echter
stelde ten gunste van de wet in het geheim andere verzoekschriften daartegenover,
met 36.600 handtekeningen.
Terwijl de gemoederen der burgers bedrukt werden bij de gedachte aan de
gevolgen van de oorlog en van de anti-christelijke wet, verheugde het Oratorio van
Valdocco zich in de gunst van God en de mensen. Don Giovanni Bonetti schreef in
zijn Vijf lustrums geschiedenis van het Salesiaans Oratorio, een mooie bladzijde
over dat jaar 1855, en die nemen wij hier over.
- "Indien voor die tijd vele personen, geestelijken en leken, zich vol ge-
negenheid toonden ten opzichte van het Oratorio, van toen af namen de welwillenden
zowel in aantal als in ijver toe. Het liefdewerk, de hulp door de jongens ver-
leend aan de choleralijders gedurende de verschrikkelijke epidemie en de openlij-
ke lof, uitgesproken door het gemeentebestuur van Turijn, maakten het Instituut
van Don Bosco steeds beter bekend, zowel de aard ervan als het zegenrijke doel. Van
de andere kant wees de buitengewone, om niet te zeggen wonderbaarlijke bescherming
van de eerste tot de laatste van zijn jongens voor de noodlottige ziekte, tege-
lijkertijd op een teken van bijzondere bescherming en op welwillendheid van de
Hemel tegenover het werk van de heilige man. Vandaar dat de vroegere weldoeners
hun ijver ten behoeve van zijn arme kinderen voortzetten en vermeerderden en dat
vele anderen hun voorbeeld volgden.
"Ik zou hier verschillende namen moeten vastleggen van verdienstelijke per-
sonen, die voor Don Bosco de instrumenten van de goddelijke Voorzienigheid werden.
Met het voornemen daarover te spreken, op een meer geschikte plaats, herinner ik
hier enkel aan de heer Markies Domenico Fassati. Meerdere jaren lang begaf hij zich
op zondagen en op alle dagen van de vasten ijverig naar het Oratorio om catechis-
musles te geven aan een talrijke klas van arme arbeidersjongens, en verzette daar-
voor zelfs zijn maaltijden naar een minder gemakkelijk uur. Een keer, toen hij een
beetje te laat gekomen was, en een andere lesgever op zijn plaats vond, zei de
niet minder nederige dan edele man; "Ik heb een fout begaan en moet de straf er-
voor dragen." Toen hij dat gezegd had nam hij plaats op de bank tussen de jongens
in, en bleef daar als een van hen tot het einde zitten luisteren naar de cate-
chismus.
"Zeldzaam was de ijver, bewonderenswaardig de moeite die hij aan de dag
legde om de jongens tot oplettendheid en ijver aan te sporen, en hen vorderingen
te doen maken in de kennis van de godsdienst. Gewend aan orde als hij was,
plaatste hij, als goed soldaat, zijn jongens zo, dat hij ze allen in het oog had,
ondervroeg deze of gene afzonderlijk en als het ware onverwachts, zodat er, uit
vrees ondervraagd te worden, geen enkele verstrooid was. Op een blad had hij de
namen en voornamen van al zijn leerlingen genoteerd; hij hield aantekening van

13.6 Page 126

▲back to top
- V/122 -
hun afwezigheid en van het meer of minder goede gedrag. Nu en aan deelde hij
prentjes, medailles, boekjes en dergelijke dingen uit aan de vlijtigsten. Hoe
ernstig en op militaire manier hij zich tegenover de jongens ook gedroeg, toch
hielden deze zoveel van hem dat zij levendig hun vreugde te kennen gaven als hij
de klas binnenkwam, en slechts heel zelden bleef er iemand weg. Alles bijeen hield
markies Fassati zo goed orde onder de jongens en bracht hij hun alles zo goed
bij, dat hij als voorbeeld gesteld kon worden. Verlangend als hij was zich
steeds meer te vervolmaken in de kunst van de kleine jongens te onderrichten, ont-
zag de edelman zich niet, aanwezig te zijn bij de conferenties die Don Bosco af en
toe hield voor zijn catechisten. Hij zei altijd, dat geen enkel gesprek, geen
enkele bijeenkomst, geen enkele voorstelling, ook de prachtigste niet, hem zoveel
voldoening schonk als een half uurtje catechismusles aan de jongens van het Ora-
torio. Hij was zo een voorbeeld in zijn woorden dat hij wel verdient als voorbeeld
genomen te worden door iedere goede katholiek, vooral in onze dagen.
"De Markies liet zijn welwillendheid echter niet alleen door woorden
blijken, maar evengoed door bepaalde daden die men niet zo gemakkelijk vergeet.
Een daarvan was op de laatste dag van carnaval in 1855, waarop de oefening van
de goede dood verricht werd ter verlichting van de zielen in het vagevuur. Daar
hij dat wist, zei markies Fassati: - "De kinderen van Don Bosco zijn gewoon op
de laatste dag van carnaval de zielen in het vagevuur te verblijden door tot hun
verlichting de biecht, de heilige communie en bijzondere gebeden op te dragen en
ik wil hen op dezelfde manier verblijden; - en dat deed hij ook. Het was 20
februari. 's Morgens woonden over de honderd jongens van het Hospitium en vele
anderen van het Patronaat de H. Mis bij, naderden tot de heilige Sacramenten, ant-
woordden op de gebeden voor de goede dood, voorgebeden door Don Alasonatti, en
offerden God voor de heilige zielen niet alleen dat alles op, maar ook de last
van een bijtende koude. Maar bij het verlaten van de Kerk wachtte hun een onver-
wachte beloning, die bestond uit twee lekkere broodjes en een dikke schijf worst.
Het scheen dat de zielen in het vagevuur hen door de hand van de markies wilden
belonen, voor de verlichting die de jongens hun door hun offers verleend hadden.
"Maar helemaal buitengewoon was de maaltijd die diezelfde dag voor hen
was aangericht. De liefdadige heer wilde dat de jongens, behalve een goede
maaltijd, ook getrakteerd zouden worden op agnellotti (met vlees gevulde deeg-
blaadjes). Daarvan waren er meer dan honderd dozijn, zodat moeder Margherita er
de avond tevoren de handen vol werk aan had, doch geholpen werd door verschei-
dene jongens die onder haar leiding stonden. "Maar de agnellottï moeten besproeid
worden", zei de zorgzame markies, en zond een behoorlijke hoeveelheid wijn naar
het Oratorio uit zijn wijnbergen van Monferrato. Daarna had hij er veel plezier
in zelf aan de maaltijd deel te nemen, zeggende: - "Ik wil met mijn eigen ogen
eens zien, welke uitwerking twee glazen goede wijn op de jongens hebben", - en
hij zag en luisterde met groot genoegen. Vijf minuten nadat ze het eerste gedron-
ken hadden, waren de jongens een en al zichzelf; het rustige gebabbel ging over
in een levendig gepraat en het ene hoeraatje voor de markies volgde op het ande-
re, zonder ophouden; het was een echt carnavalstafereel, maar eerbaar en on-
schuldig. Toen het tweede glas zou worden ingeschonken vroeg Don Bosco, ziende
dat de opgewektheid al ten top gestegen was, of de markies het goed vond dat
deze edele Bacchusdrank een beetje gedoopt werd, om de jongens voor de geestrijk-
heid ervan te beschermen en te voorkomen dat hij hun naar het hoofd steeg. Al wa-

13.7 Page 127

▲back to top
- V/123 -
ren de pupillen van Don Bosco die dag over tevreden, het grootst was toch de vreug-
de van de markies. Het medelijden, het geloof dat al zijn handelingen leidde,
leerde hem dat hij een schare van arme jongens vreugde bereid had, die God gebeden
hadden hem op zekere dag zijn barmhartigheid te bewijzen en hem een passende en on-
vergankelijke beloning in de hemel te schenken: deze gedachte vervulde zijn ziel
met een onuitwisbare blijdschap. En ik neem aan dat, met het oog op die naasten-
liefde, de Heer hem dat geduld, die berusting en die geestkracht verleend had, die
hij steeds aan de dag legde in vele moeilijkheden, door welke hij in het leven
dikwijls gelouterd werd en klaargemaakt voor de Hemel, en hem ten slotte een za-
lige dood schonk, die de goddelijke Goedheid voor haar uitverkorenen pleegt weg
te leggen.
"En hier zij het mij vergund zijn woorden te herhalen voor de leiders en
bevorderaars van de patronaten. Wanneer men wil dat zij door de jongens bezocht
worden, zijn eerzame lokmiddelen onontbeerlijk. Zonder deze zal het grootste deel
van de jongens, die aan zichzelf overgelaten zijn, of geen ouders meer hebben of
door hen verwaarloosd worden, geen neiging vertonen om naar de kerk en de ca-
techismus te gaan. Door een aangeboren luchthartigheid en levendigheid ontwijken
zulke jongens als het ware vanzelf het leven en onttrekken zij zich aan alle toe-
zicht. Het is daarom nodig hen aan te trekken en te vangen, als de vliegen met lek-
kere honigraten. Om een zondagsoratorio te laten bloeien is het daarom nodig dat er
altijd voor ontspanning gezorgd wordt, voor spelen en spelletjes, goede en bemin-
nelijke omgang. Vervolgens moet er van tijd tot tijd toneel gespeeld worden,
kleine loterijen op touw gezet, traktaties, wandelingen, ontbijt, een vieruurtje
enzovoort. Wanneer men over deze aantrekkelijkheden beschikt, zal men zien dat de
Oratorio’s krioelen van de jongens; zo niet, zal men tot zijn spijt opmerken dat
de straten en pleinen en de omgeving van de stad op zondag gevuld zijn met jon-
gens, wier godsdienstige onwetendheid hand over hand toeneemt en wier kennis van
allerhande kwaad in overeenstemming groeit. Men zal tot zijn verdriet vaststellen
dat er een generatie opgroeit zonder God, zonder geloof en zonder wet. Men zal tot
zijn smart zien, dat er gezinnen, dat er een maatschappij gevormd wordt die de
wereld weer vervullen met de verschrikkingen van heidendom en barbaarsheid. Wan-
neer men er op het ogenblik betreurenswaardige voorbeelden van ziet in tal van
steden van Italië en Frankrijk, is het niet nodig die hier te signaleren. De ka-
tholieken die min of meer met aardse goederen gezegend zijn, zijn ontsteld daarover
en in zulke treurige tijden zouden zij een offer moeten weten te brengen, zich ook
hun eerzame genoegens moeten ontzeggen, om zovele ontspoorden aan te trekken
tot het goede, om hen te behouden of hen terug te voeren tot God, tot het vader-
land, tot de Hemel. Indien men langer wacht, zullen we niet meer op tijd zijn;
want de onwetendheid, de hartstochten, het slechte gezelschap zullen van zoveel
arme en onvoorzichtige jongens de rekruten maken, de soldaten van de revolutionaire
maatschappij, de volgelingen van degenen die er zelfs trots op gaan de lof te
zingen van Satan, en zich te verzamelen om onder zijn zwarte banieren te
strijden met de kreet: Leve de hel!
"De heren zouden ook aan zichzelf moeten denken, en vrezen dat God vroeg
of laat zich zal bedienen van een van deze ongelukkige wezen, als van een zweep om
hen te straffen voor hun onverschilligheid, waardoor zoveel jongens goddeloos en
misdadig opgroeien, zorgen wij allen er tenminste voor met onze liefde en onze
liefdadigheid ons de barmhartigheid Gods te verdienen op de wellicht niet zo ver
in de toekomst liggende dag, waarop zijn gerechte toorn zal losbarsten."

13.8 Page 128

▲back to top
- V/124 -
HOOFDSTUK XX
KATHOLIEKE LECTUUR - VREUGDE VOOR DON BOSCO BIJ DE
TERUGKEER VAN ENKELE JONGENS TOT DE WARE GODSDIENST EN OVER
HET DOOPSEL VAN EEN JOODSE JONGEN EN EEN WALDENZER -
DOMENICO SAVIO BIDT VOOR DE BEKERING DER PROTESTANTEN,
EN K ON D I GT D O N B O S CO D E NABIJE DOOD VAN EEN AFVALLIGE AAN
- DON BOSCO LEERT DE JONGENS DE MANIER OM HEILIG TE WORDEN
IN HUN LEVENSSTAAT - IJVER VAN SAVIO OM GOED TE DOEN
AAN DE ZIELEN - ZIJN VRIEND GIOVANNI MASSAGLIA -
DE SEMINARIST RUA LEGT DE DRIE GELOFTEN AF VOOR
EEN JAAR - ONZE-LIEVE-VROUW VAN TAGGIA -
DE RETRAITES GEDURENDE DE PAASTIJD.
Hoe ging het intussen met de Katholieke Lectuur? De derde jaargang ervan
werd dapper ingezet. De verhoging van de abonnementsprijs was ingevoerd op aan-
drang van de Bisschop van Ivrea.(1) Don Bosco hield zich voor- namelijk bezig met
de voorbereiding van deze drukwerkjes. De twee afleveringen voor de maand maart,
gedrukt bij Paravia, vormden de tweede druk van een werkje dat enkele jaren eerder
was uitgegeven: Handige methode om de Bijbelse Geschiedenis te leren, ten gebruike
van het christelijke volk met een aardrijkskundige kaart van het Heilig Land, be-
zorgd door Bosco Giovanni, priester. Met korte doch heldere vragen en antwoorden,
zette hij in eenen- dertig hoofdstukken zijn stof uiteen.
Hij had er een kaart aan toegevoegd met al de aardrijkskundige benamingen
die in de geschiedenis voorkwamen, en een chronologische lijst van de Patriarchen,
Rechters, Koningen en Hogepriesters van het Joodse volk.
(1) Centrale directie van de Katholieke Lectuur
Hooggeachte Heer,
Turijn, 8 februari 1855
Daar wij de rekening met de drukkerij moeten vereffenen, verzoeken wij U ons het bedrag te
willen doen toekomen van het abonnementsgeld voor de Katholieke Lectuur.
Wij verzoeken U ons het aantal exemplaren op te geven dat U voor de derde jaargang wenst te
ontvangen.
In afwachting van uw bericht verblijven wij,
met de meeste hoogachting,
I.C. VALINOTTI.

13.9 Page 129

▲back to top
- V/125 -
In de toespraken van Jezus Christus tot de massa, tekende hij aan wat Hij
gezegd had over de ereambten, over het goed gebruik van de rijkdom, over de
vergankelijkheid der aardse genoegens, over de deugd van zuiverheid, over de ma-
tigheid, over de nijd, de toorn en luiheid, en hij besloot zijn boek met:
"Voor degenen die buiten de Katholieke Kerk leven, moeten wij tot God bidden, op-
dat Hij zoveel genade in hun harten zou storten, dat zij, zonder menselijk op-
zicht, tot de Katholieke Kerk toetreden, om te voldoen aan het levendige verlan-
gen van Jezus Christus, die liefdevol alle mensen ter wereld tot zich roept, om
er slechts één enkele kudde met één enkele herder op aarde van te maken, en allen
daarna een eeuwige beloning in de hemel te geven."
Op de laatste bladzijde zette hij enkele zedelijke beginselen uiteen, ont-
leend aan de Heilige Schrift. Het eerste was dit: - "Wie God liefheeft zal in al-
les slagen." (Wijsh, 3.). En in Don Bosco zien we deze grote belofte in vervul-
ling gaan, vooral in het bereiken van zijn voornaamste doel: de redding van de
zielen.
Een bewijs daarvan vindt men in een nummer van de Armonia, nl. van 7 maart
1855, onder de titel: Bekeringen tot het katholicisme in het Oratorio van de H.
Franciscus van Sales.
"
Voor de katholieken is er niets verheugender denkbaar dan te
" zien dat het aantal der kinderen van het licht iedere dag toeneemt.
" Wij hebben er al meerdere malen op gewezen, hoe enkele katholie-
" ken, op onvoorzichtige wijze verstrikt in de dwalingen, dank zij het
" bezoeken van de Oratoria voor de jongens van deze stad, in zich
" zelf gekeerd zijn en teruggekeerd tot de katholieke godsdienst. Het
" is nauwelijks drie maanden geleden dat een joodse jongen leerling
" van het Oratorio, de joodse godsdienst vaarwel zei en christen werd.
"
Anderhalve maand daarna berichtten wij dat een zekere Michele
" Trombotti, verlokt door geschenken en beloften van de protestanten,
" zich bij deze sekte had laten inschrijven. Hij bezocht een tijdje
" het Oratorio van de H. Franciscus van Sales en daarbij drongen de
" stralen van de goddelijke genade in zijn hart door en zegevierden.
" Thans leeft hij als een goede christen, als een vurige katholiek.
"
Twee zondagen geleden hebben wij met oprechte vreugde twee
" jongens daar gezien, die niet langer meer de protestantse lessen be-
" zochten (waar ze door dagelijkse giften naar toe gelokt waren), en
" met van vreugde vervulde harten begonnen zij onlangs weer de gods-
" dienstplechtigheden der katholieken bij te wonen. Verleden zondag -
" 4 maart - zijn we aanwezig geweest bij het doopsel van een Waldenzer.
"
Deze jongen - Avandetto is zijn naam - was geboren te Torre
" di Luserna. Zijn ouders lieten hem opgroeien zonder een zweem van
" godsdienst en moraal, opdat hij, zo zeiden ze, wanneer hij een behoor-
" lijke leeftijd bereikt had, zelf zou kunnen kiezen welke godsdienst
" hem het meest beviel. Bij het uitbreken van de cholera werden zijn
" beide ouders door de ziekte overvallen en hij werd, als wees, bloot-
" gesteld aan de gevaren, waaraan een jongen van vijftien jaren zonder
" opvoeding en godsdienst helaas onderworpen is. De goddelijke Voor-
" zienigheid echter, die waakt over het lot van de mensen, besliste
" dat hij opgenomen werd in het huis van het Oratorio van de H. Fran-
" ciscus van Sales. Daar kreeg hij onderdak, voedsel, kleding en on-
" derricht. Gevraagd, welke godsdienst hij wilde omhelzen, antwoordde

13.10 Page 130

▲back to top
- V/126 -
" hij: - "Ik verlang de godsdienst te omhelzen die mij kan zalig
" maken." Na vier maanden catechismusles bleek hij voldoende onderricht om
" het Doopsel te ontvangen en werd hij in de schoot der katholieke
" Kerk opgenomen. Daarom begaf zich zondag, om drie uur namiddag,
" Mgr. Giovanni Pietro Losana, bisschop van Biella, naar het Oratorio
" van de H. Franciscus van Sales voor die plechtigheid. Wij weten niet
" wat meer de bewondering waard is, de grote blijdschap die het hart
" van de catechisten vervulde, of de vreugde die er afstraalde van
" het gezicht der talrijke schare jongens die hem omringden. Peter was
" Ridder Marco Gonella, meter Mevrouw Angela Gonella, geboren Piacenza,
" beiden behorend tot de familie die er steeds bij is, waar ook maar
" een werk van liefdadigheid of een christelijke daad van godsvrucht
" te verrichten valt.
"
Na de plechtigheid sprak Monseigneur enkele hartelijke woor-
" den van vreugde bij het zien, in deze dagen, van zovele kinderen
" der duisternis, die de dwaling de rug toekeerden om rust te komen
" vinden in de schoot der Katholieke Kerk. Daarna betreurde hij het
" met grote ontroering dat zoveel kinderen des lichts zich op dwaze
" manier tot de dwaling laten overhalen en, verblind door het idee
" van het nieuwe, overgaan tot het omhelzen van een godsdienst zonder
" gezag, zonder sacramenten, overgelaten aan de gril van iedereen.
"
Geliefde jongens, zei hij met nadruk, geloof me; het pro-
" testantisme is een godsdienst zonder credo, zonder vaste geloofsbe-
" lijdenis, omdat iedere protestant gelooft wat hij wil, en zoals hij
" het wil. Er kunnen geen twee protestantse dorpen zijn, evenmin twee
" gezinnen, zelfs geen twee personen in hetzelfde gezin, die op het
" punt van godsdienst hetzelfde geloven. Hoe is het mogelijk dat er
" katholieken zozeer hun verstand verliezen, dat zij ertoe overgaan hun
" allerheiligste godsdienst te verloochenen, om een godsdienstig waan-
" beeld na te lopen, dat van alle kanten niets anders biedt dan gril-
" ligheid, ijdelheid en wanorde?
"
Hij besloot met de nieuw gedoopte te vermanen zich met zorg
" te laten onderrichten in de omhelsde godsdienst, en zijn best te doen,
" met vlijt en moed stevig in het geloof te blijven volharden tot aan
" zijn dood. Tenslotte spoorde hij al de aanwezigen aan als goede
" katholieken te leven, om met woord en daad aan te tonen dat wij een
" heilig, een goddelijk geloof aanhangen, nl. het katholieke, Roomse,
" Apostolische geloof, buiten hetwelk niemand zalig kan worden.
"
Daarna zongen de jongens van het Oratorio een prachtig lof,
" en tot slot gaf de goede prelaat de zegen met het Allerheiligste.
"11
Zo hebben wij weer een katholiek meer, en wij hopen dat hij zo
" zal leven dat hij op zekere dag een bewoner zal zijn van het hemel-
" rijk.
De gebeden en de communies in het Oratorio hadden een groot aandeel
in het wegnemen van de hinderpalen die deze triomfen van de genade in
de weg stonden. Daarom is het niet onder woorden te brengen hoe groot
de vreugde van moeder Margherita was als zij een jongen zag die goed bad.
Op zekere dag zei ze tot Don Bosco: - "J e h e b t z o ve e l b r a v e j o n g e n s,
m a a r geen enkele overtreft de schoonheid van hart en ziel van Domenico Savio."

14 Pages 131-140

▲back to top

14.1 Page 131

▲back to top
- V/127 -
Don Bosco vroeg haar, waarom ze dat zei. Zij antwoordde: - "Je ziet hem al-
tijd bidden, als hij na de anderen in de kerk achterblijft na de gemeen-
schappelijke oefeningen. En dikwijls zit hij met een groepje kameraden
verzameld rond het altaar van de Heilige Maagd, om de rozenkrans te bidden.
Iedere dag verlaat hij de speelplaats om een bezoek te brengen aan het
Heilig Sacrament; verschillende keren al vergat hij om met de anderen aan
tafel te gaan en bleef hij voor het altaar in gebed verzonken en als het
ware volslagen afwezig. Hij is in de kerk als een engel in de Hemel."
Domenico Savio bad dus veel, maar vooral voor de bekering van de protes-
tanten. Verscheidene malen hoorde men hem uitroepen: - "Hoeveel zielen
wachten op onze hulp in Engeland. Och, als ik de kracht en de moed had, zou
ik er op ditzelfde ogenblik nog naar toe gaan, en met preken en met het
goede voorbeeld allen winnen voor de Heer!" - Dat zijn gebed ook uitwerking
had, bewijst het volgende door Don Bosco verhaalde feit.
- "Op zekere dag kwam Savio mijn kamer binnen en zei: "vlug kom mee,
er is een goed werk te doen." - "Waar wil je me naar toe brengen"? vroeg ik
hem. - "Haast u", vervolgde hij, "haast u!" - Ik aarzelde nog, maar daar
hij aandrong, en hij bij andere gelegenheden al bewezen had dat zulke uit-
nodigingen belangrijk waren, nam ik mijn hoed en volgde hem. Savio liep met
tamelijk snelle pas het huis uit en ging de ene straat in en de andere uit,
zonder ook maar even te blijven staan en zonder een woord te zeggen. Ten-
slotte sloeg hij de Weesmeisjesstraat in, ging een deur binnen, klom de
trappen op, bleef op de derde verdieping staan en trok krachtig aan de
bel. - "Hier is het", zei hij tegen me, "hier moet u binnengaan." En meteen
ging hij weg, terug naar huis.
- "Een vrouw deed de deur open en... "0! gauw", zei ze tegen me,
"vlug anders is het te laat. Mijn man heeft het ongeluk gehad protestant
te worden, nu ligt hij op sterven en vraagt ter liefde Gods als goed katho-
liek te kunnen sterven." - Ik ging direct naar het bed van de zieke die
grote angst toonde om de zaken van zijn ziel in orde te maken. Toen hij
in alle haast zijn geweten ontlast had kwam de pastoor van de parochie van
de H.Augustinus, die al eerder geroepen was. Deze kon hem nog maar net het
H. Oliesel met een enkele zalving toedienen, toen was de man al gestorven.
Enige tijd later wilde ik Savio vragen, hoe hij geweten had dat er in dat
huis een zieke in die staat verkeerde. Hij keek me met een uitdrukking van
groot verdriet aan, daarna begon hij te wenen. Toen vroeg ik niets meer,
mij de woorden herinnerend van de Heilige Schrift, die zegt: "Het is goed
het geheim van de Koning verborgen te houden: Sacramentum regis abscondere
bonum est en dat het voor een heilige ziel pijnlijker is de geschenken te
onthullen die zij van God ontvangen heeft, dan bedreven zonden te bekennen."
Temidden van deze blijken van Gods barmhartigheid waren in de drie Ora-
torio's 's zondags de vastencatechismuslessen begonnen. Don Bosco hield
op een van die zondagen een preek over de manier om zich te heiligen en
bepaalde zich voornamelijk tot het ontwikkelen van drie gedachten. Het is
de wil van God dat wij allen heilig worden. Het is tamelijk gemakkelijk dat
te bereiken. Er is een grote beloning in de hemel weggelegd voor wie heilig
wordt. Deze woorden maakten diepe indruk op het nederige gemoed van Sa-
vio. Later zei hij tot Don Bosco: - "I k v o e l e e n v e r l a n g e n , e e n b e -
ho eft e om heilig te worden. Ik dacht niet zo gemakkelijk heilig te kunnen
worden; maar nu ik begrepen heb dat men dat ook met opgewektheid bereikt,
wil ik in ieder geval heilig worden."

14.2 Page 132

▲back to top
- V/128 -
Don Bosco sterkte hem in zijn voornemen, wees hem erop dat God van hem op
de allereerste plaats een voortdurende en beheerste blijdschap verwachtte. Ter-
wijl hij hem de raad gaf stipt te zijn in de vervulling van zijn plichten op
godsdienstig gebied en in de studie, beval hij hem aan, altijd deel te nemen aan
de ontspanning samen met zijn kameraden. Tegelijkertijd verbood hij hem iedere
strenge boetedoening en te langdurige gebeden, omdat dat niet in overeenstemming
was te brengen met zijn leeftijd en gezondheidstoestand, noch met zijn
bezigheden.
Savio gehoorzaamde, maar op een dag kwam Don Bosco hem tegen. De jongen
zat diep in de put en riep uit: - "Nu weet ik het niet meer. De Heer zegt me,
dat ik zonder boete te doen niet in de hemel zal komen; en u hebt me verboden boe-
te te doen. Wat zal er dus van mijn hemel terechtkomen?"
"De boete die de Heer van je wil", zei Don Bosco hem, "is de gehoor-
zaamheid. Gehoorzaam en dat is genoeg."
"Zou ik niet nog een ander boetedoening op me kunnen nemen?"
"Zeker. Je kunt bij wijze van boetedoening geduldig beledigingen verdra-
gen, als die je worden aangedaan; gelaten de warmte, de koude, de wind, de regen,
de vermoeidheid verdragen en alles wat je gezondheid hindert en wat God je wenst
te zenden."
"Maar dat is lijden uit noodzaak."
"Wat je uit noodzaak uit te staan hebt, offer dat aan God op, zodoende
wordt het een deugd en een verdienste voor je ziel."
"En anders niets?"
"Leg je erop toe zielen te winnen voor God."
"Begrepen!" - Van dat ogenblik af groeide in Domenico steeds meer een
zodanige ijver voor de redding van de zielen, dat hij werkelijk een waarachtige,
zij het kleine apostel scheen. Om beter de levenswegen te leren die gemakkelij-
ker leiden tot de heilige oefening om de evenmens aange- naam te zijn, las hij
liefst de levensgeschiedenis van die heiligen, die op heel bijzondere wijze
werkzaam waren geweest voor het heil der zielen, zoals het leven van de H. Fi-
lippus Neri, van de H. Franciscus Xaverius, van de H. Franciscus van Sales en
dergelijke. Hij sprak graag over de missionarissen, die moeite deden voor de
bekering der ongelovigen en ketters, hij bad voor hen en benijdde hun lot. Dik-
wijls hoorde men hem uitroepen: - "Hoeveel zielen zullen er niet verloren gaan,
omdat er niemand is die hun het woord van God predikt! Hoeveel arme jongens gaan
misschien niet ten onder bij gebrek aan mensen die hen onderrichten in het ge-
loof!"
Hij stelde zich ook niet tevreden met verlangens, maar ging tot daden
over. Zover zijn leeftijd en zijn ontwikkeling het hem toestonden, legde hij
er zich met onbeschrijflijk genoegen op toe in de kerk van het Oratorio catechis-
musles te geven aan de kleintjes, maar wanneer bleek dat er een was die daar bij-
zondere behoefte aan had, nam hij met het grootste genoegen op zich zo iemand
godsdienstonderricht te geven op welke dag van de week, en op welk uur van de dag
ook. Alle moeite leek hem klein als hij bedacht dat hij werkte aan de redding
van een ziel.
De ijver waarmee hij in de speeltijd te werk ging om het verheven doel zo
goed mogelijk te bereiken, was werkelijk verbazend. Als hij wat snoepgoed, fruit,
een kruisje, een medaille, een prentje of iets dergelijks had, bewaarde hij het

14.3 Page 133

▲back to top
- V/129 -
daarvoor. "Wie wil dat hebben? Wie wil dat hebben"? riep hij dan. - "Ik, ik"! klonk
het van alle kanten, terwijl allen toeliepen. - "Kalm aan", zei hij dan, "ik zal
het geven aan degene die het beste antwoord geeft op een vraag uit de catechis-
mus." - Maar de heilige jongen stelde de vragen dan alleen aan de ondeugendsten, en
nauwelijks hadden zij een tamelijk bevredigend antwoord gegeven, of hij gaf hun
het geschenkje.
Op die manier won hij op korte tijd de sympathie van al de leeghoofden, door wie
hij bijna steeds omgeven was.
Niet alleen van zulke jongens echter zocht hij het gezelschap, maar ook
van een andere soort, die zijn hartelijke bezorgdheid niet minder nodig hadden.
Onder de jongens die in het Hospitium verbleven en onder de velen die het zondags-
oratorio bezochten, waren er enkelen zo ruw, onontwikkeld en weinig beschaafd,
dat hun makkers hen meestentijds links lieten liggen. Nu waren dat juist degenen
naar wie de belangstelling van Domenico uitging. Met een geest en intuïtie die we
wel bovennatuurlijk mogen heten, ging het hem niet om het uiterlijke en ook niet
om het verwerven van sympathie; maar, met enkel hun ziel als doel voor ogen, zocht
hij toenadering tot hen, wekte hun belangstelling op met een verhaal, nodigde hen
uit met hem te wandelen, bracht hen aan het praten, kortom hij bevrijdde hen van
hun moedeloosheid en troostte hen zo goed als hij kon.
Een van zijn methoden verdient hier heel in het bijzonder te worden ge-
noemd. Wanneer hij merkte dat de een of ander al een hele tijd niet meer was gaan
biechten, ging de ijverige jongen als volgt te werk. Op een vriendelijke manier
probeerde hij zich bij hem aan te sluiten, ze begonnen samen te praten of te
spelen en zo verstreek er een poosje; maar opeens onderbrak hij dan het gesprek,
of het spel, en zei tot zijn vriend: - "Zou je me een plezier willen doen?" - "Ja,
natuurlijk, waarmee?" - "Zondag wil ik gaan biechten, zou je me gezelschap willen
houden?" - Meestal antwoordde de ander dan ja, om hem een genoegen te doen. Dome-
nico was voldaan en vatte de draad van het gesprek weer op of ging door met het
spel. De volgende dag deed hij hetzelfde met een ander; zo was het op zaterdag-
avond of zondagmorgen een stichtend tafereel hem met twee, drie, en soms zelfs
met zeven of acht jongens, die tot de hardnekkigsten behoorden, bij de biecht-
stoel te zien zitten. Zo iets gebeurde heel dikwijls, en het was van groot nut
voor zijn kameraden en een grote vreugde voor Don Bosco die daarom gewoon was te
zeggen dat Domenico Savio met zijn spelletjes meer vissen in zijn net haalde dan
de predikanten met hun preken.
Savio was echter niet de enige die zulke heilige ondernemingen op touw
zette. Onder de anderen blonk er nog een uit, Jan Massaglia, een beste jongen uit
dezelfde streek afkomstig, die tegelijk met hem naar het Oratorio was gekomen en,
evenals hij, verlangend was de geestelijke staat te omhelzen, in het oprechte ver-
langen heilig te worden. - "Het is niet genoeg", zei Domenico op een dag tot zijn
vriend, "het is niet genoeg, te zeggen dat we geestelijken willen worden maar we
moeten ons best doen om de deugden te verwerven die voor die levensstaat noodza-
kelijk zijn."
- "Dat is waar", antwoordde de ander; "maar als wij van onze kant alles
doen wat we kunnen, zal God zeker niet nalaten ons genade en kracht te verlenen
om een zo grote gunst te verwerven dienaar van Jezus Christus te mogen worden."
In het opbloeien van zoveel deugden in het Oratorio, zag Don Bosco de
hand van Onze-Lieve-Vrouw, die ze aankweekte. Hij voelde er de werkzaamheid in

14.4 Page 134

▲back to top
- V/130 -
van haar moederlijke bescherming, terwijl hij van zijn kant daar met een zo
groot mogelijke ijver aan trachtte te beantwoorden. Ziedaar de beweegreden
en het geheim waardoor hij aangezet werd tot de eerste proeve van wat later
zijn grootste werk werd, het begin dus van de Congregatie waar zijn ver-
langens steeds naar waren uitgegaan. Met dat doel voor ogen nodigde hij, na
in conferenties voor zijn trouwste clerici lang en breed gesproken te heb-
ben over de drie deugden die het voorwerp der kloostergeloften zijn, de
seminarist Rua, die toen zijn tweede jaar filosofie deed, uit om die ge-
loften voor een jaar af te leggen. Hij zei echter niets over zijn groot
plan. De goede seminarist stemde toe, ervan overtuigd dat het er alleen om
ging bij Don Bosco te wonen, en hem door de beoefening van deze deugden
beter te helpen bij het werk van de Oratorio’s.
De seminarist Rua legde dus op de avond van Maria Boodschap in de
kamer van Don Bosco, zonder getuige, in aanwezigheid alleen van de die-
naar Gods, in eenvoudige toog gekleed, en geknield voor een kruisbeeld,
als eerste geloften af voor één jaar; kort daarop gevolgd door Don Ala-
sonatti, die zeker wat meer van de plannen van zijn heilige vriend afgeweten
moet hebben.
In die dagen, 25, 26, 27 en 28 maart werd door toedoen van de
Aartsbisschop van Chambéry en van de bisschoppen van Mondovi en Casale, in de
Consolatakerk de plechtigheid der dogmaverklaring van de Onbevlekte Ont-
vangenis gevierd.
Maar de plechtigheid in de Kerk, de processie en de verlichting
van heel de stad waren nog feestelijker ten gevolge van een groot wonder dat
in Taggia was gebeurd toen daar dezelfde heerlijke gebeurtenis was gevierd.
Een beeld van Onze-Lieve-Vrouw, van hard materiaal, ongeveer een meter
hoog, met roze kleed en blauwe mantel, en met in de rechterhand een
hart, werd daar in de parochiekerk vereerd. De levendige ogen van het beeld
waren op zachtmoedige wijze naar rechts gericht. En zie, op 11 maart,
richtten deze ogen zich met een beminnelijke blik op een meisje dat voor
het altaar geknield lag. Hierna bewogen de pupillen zich zichtbaar ver-
schillende keren van rechts naar links en keerden toen tot hun oorspron-
kelijke stand terug; of ook wel werden zij opgeslagen, zodat de pupillen
bijna helemaal onder de bovenste oogleden verdwenen en daarna werden ze
weer neergeslagen. Deze bewegingen geschiedden de ene keer langzaam,
soms tamelijk snel, en soms vestigden de ogen zich vast op degenen die
voor het altaar zaten. Soms drukten zij genegenheid uit, een andere keer
majesteit. Soms verloor het gelaat van de H. Maagd de uitdrukking van na-
tuurlijke aanminnigheid, en nam het er een van smart en droefheid aan, en
trok de roze kleur eruit weg om voor ongeveer twee minuten plaats te ma-
ken voor een duidelijke bleekheid. Deze veranderingen van het gelaat vie-
len heel vaak voor. Heel vaak nam het de uitdrukking aan van iemand die in
diepe gedachten verzonken is.
Bij die bewegingen bemerkte men, behalve het zwellen van de ogen en
het vouwen van de oogleden, dat ook de blik levendiger werd, in deze
zin, dat op het hoornvlies, schitterender en weker dan gewoonlijk, iets
verscheen als de heldere vochtigheid van een natuurlijk oog. Voorhoofd en
hals schenen als met zweet bedekt; op de wangen zag men iets dat leek op
spierbewegingen; deze veranderingen waren nog duidelijker zichtbaar dan de
bewegingen van de pupillen zelf.
Meisjes en vrome vrouwen waren de eersten die het wonder vaststelden,
en spoedig kwam heel de stad toegelopen om ontroerd en wenend de wonderen
van Maria Onbevlekt Ontvangen te zien. Het gebeurde was duidelijk, en herhaal-

14.5 Page 135

▲back to top
- V/131 -
de zich eerst bijna alle dagen tot de 25ste maart, en andermaal verschil-
lende keren, met tussenpozen, in de maanden april, mei en juni. Een ernstig
onderzoek van de kerkelijke overheid, ingesteld op de plaats van het won-
der zelf, gaf als uitslag dat men een en ander alleen kon toeschrijven aan
een genade des hemels, terwijl 120 beëdigde getuigen de echtheid van het
wonder bevestigden. Don Bosco liet zich daarover een relaas sturen dat wij
bewaren, en sprak erover tot de jongens; hij prees de goedheid van Maria en
de hulp, die Zij het volk in zulke benarde tijden bood. De theol. Bellasio,
teruggekeerd uit Taggia, waar hij ooggetuige van het wonder geweest was,
bevestigde in het Oratorio geestdriftig wat hij Don Bosco er al over had
meegedeeld.
Zo bereidden de leerlingen van het Oratorio van Valdocco, geest en
hart vervuld van gedachten aan de Allerheiligste Maagd, zich voor op de
viering van het Paasfeest, dat op 8 april viel, en namen deel aan de
plechtigheden van de Goede Week, die in dat jaar voor het eerst met enige
regelmaat gevierd werden. Over de retraite waaraan zij deelnamen schreef
Don Bosco een notitie neer, waarin hij als schreef volgt over Domenico
Savio en Garigliano:
"Toen de paastijd gekomen was, bereidden zij zich met voorbeeldi-
ge ijver voor om met de andere jongens de geestelijke oefeningen te
volgen. Toen die waren afgelopen, zei Domenico tot zijn vriend: - "Ik zou
graag zien dat wij ware vrienden zouden zijn voor wat de dingen der ziel
betreft. Daarom zou ik graag willen dat we elkaar van nu af aan opmerkin-
gen zouden maken in alles wat ons geestelijk welzijn kan bevorderen. Dus
als je in mij de een of andere fout ziet, zeg het me dan onmiddellijk, zo-
dat ik me ervan kan bevrijden. Of wanneer je ziet dat ik iets goed zou kun-
nen doen, vergeet dan niet mijn aandacht erop te vestigen."
"Dat wil ik graag voor je doen, hoewel je dat niet nodig hebt;
maar jij moet het wel doen tegenover mij, want ik weet heel goed dat ik
door mijn leeftijd, studie en school aan grotere gevaren ben blootgesteld."
"Laten we geen complimenten maken en elkaar over en weer helpen
om goed te doen aan onze zielen."
En ze hielden trouw hun woord.

14.6 Page 136

▲back to top
- V/132 -
HOOFDSTUK XXI
LA GENERALA - DON BOSCO EN DE RETRAITES VOOR DE JEUGDIGE
GEVANGENEN - HIJ KRIJGT VERLOF VAN RATTAZZI OM VRIJELIJK
MET HEN UIT WANDELEN TE GAAN - VERBLIJDENDE AANKONDIGING
- IN STUPINGI - LIEFDEVOLLE IJVER VOOR DE GEDETINEERDE
JONGENS - KONINKLIJKE VERENIGING TER BESCHERMING VAN UIT
HET VERBETERINGSGESTICHT ONTSLAGEN JONGENS -
VOORKOMEN ARRESTATIES.
De gevangenissen waren nog steeds een der terreinen waarop Don Bosco zijn
priesterlijk ambt uitoefende. Maar onder die strafinstellingen was er één, waarvoor
hij een bijzondere voorkeur had. Er was en er is thans nog in Turijn een verbete-
ringshuis voor minderjarige jongens, die er ondergebracht zijn door de ouders we-
gens onhandelbaarheid, of die veroordeeld zijn door de politieraad of door de
rechtbank om reden van een min of meer ernstige overtreding. Die inrichting wordt
"La Generala" genoemd.
Ze was door de regering van Piëmont gesticht in maart 1845, midden in de
stad. Ze kon driehonderd jongens bevatten en stond onder het ministerie van binnen-
landse zaken. In het begin was de leiding van deze strafinstelling toevertrouwd
aan de Vereniging van Sint-Petrus-Banden, in 1839 gesticht door kanunnik Fissi-
aux, onder de bescherming van Mgr. de Mazenod, bisschop van Marseille. Maar met
het veranderen der tijden was deze vereniging opgeheven.
Vele gedetineerden in de Generala kwamen van ouders die zich weinig of
niet om hun opvoeding hadden bekommerd. Anderen stammen uit slechte of ontredderde
gezinnen. Van andere jongens hadden beide of een van beide ouders, of andere fa-
milieleden ook al in de gevangenis gezeten. Velen van hen zijn wezen en volkomen
aan zichzelf overgelaten. Daardoor maken zij zich schuldig aan dingen die de aan-
dacht van de politie trekken. Over het algemeen worden de jongens na hun twintig-
ste jaar bij het leger ingelijfd en degenen die hun straf nog niet hebben uitgeze-
ten worden overgebracht naar de gevangenissen voor volwassenen. 's Nachts worden
de gedetineerden in afzonderlijke cellen opgesloten, en overdag worden ze te
werk gesteld hetzij in de landbouw of in een of ander vak of ambacht, steeds on-
der bewaking.
Wanneer de Godsdienst er zijn ereplaats zou hebben en erkend zou worden,
bemind en in praktijk gebracht, zou de tucht heel gemakkelijk te handhaven zijn.
De manier van leven zou beter worden en van lieverlee zouden de jongens zich als

14.7 Page 137

▲back to top
- V/133 -
de Godsdienst er maar weinig of geen invloed kan uitoefenen, is op zulke
plaatsen een betreurenswaardige wanorde het gevolg. Dagelijks moet er straf
worden gegeven voor opstandigheid, vechtpartijen, ruzies, overtredingen van
de voorschriften en andere misdrijven. De bewakers moeten soms toezicht
houden met de bajonet op het geweer. herboren voelen tot een nieuw leven. Maar
wanneer
Zolang de overheid zich welwillend toonde tegenover de priester, en
zolang het gevangenisreglement en zijn bezigheden het hem toestonden kon
Don Bosco zich zo nu en dan temidden van die arme jongens begeven, die
het grootste medelijden verdienden. Met toestemming van de directeur van
de gevangenis gaf hij hun catechismusles, preekte voor hen, hoorde hun
biecht, en onderhield zich dikwijls met hen op een vriendschappelijke ma-
nier, zoals hij dat met zijn jongens in het Oratorio gewoon was te doen. On-
nodig te zeggen dat de jonge gevangenen, die zich op een dergelijke behoor-
lijke manier behandeld zagen Don Bosco als een vader beschouwden, en dat
zij hem telkens de meest ernstige blijken van achting en genegenheid ga-
ven, en ook hun best deden om zo goed als zij konden onberispelijk te
leven, om hem niet teleur te stellen. Eén keer gedroegen zij zich, om zo
te zeggen, wondergoed, en op een duidelijke wijze demonstreerden zij de
macht van het preventieve systeem om ook de meest halsstarrige en op-
standige zielen tot zachtheid te dwingen. Het feit werd al gepubliceerd
door verschillende schrijvers. Onder anderen wordt erover gesproken door
de E.H. Luigi Mendra, dokter Carlo d'Espiney en door Graaf Carlo Conestabile.
Kort na Pasen 1855 had Don Bosco retraite gegeven aan deze jongens,
een retraite die bijzonder zegenrijk was voor hun zielen. De zachtmoedig-
heid en liefde van zijn hart had ook de boosaardigsten voor hem gewonnen,
en hij was erin geslaagd hen allen tot de heilige sacramenten te doen nade-
ren, één enkele uitgezonderd. In zijn toehoorders, in zijn penitenten, had
hij een ernstige bekering tot het goede onderkend, en tegelijkertijd een
diepe genegenheid en erkentelijke sympathie voor zijn persoon. De heilige
priester was erdoor bewogen, en hij besloot zijn best te doen om een of
andere verlichting in hun gevangenschap voor hen te verkrijgen. De eerste
gedachte die bij hem opkwam was die van een mooie wandeling, overtuigd als
hij was dat het ontberen van beweging en van vrijheid het hardste en ondra-
gelijkste van de straf was. Hij begaf zich dus terstond naar de directeur
der stadsgevangenissen en zei: - "Ik ben gekomen om u een voorstel te doen;
is er een mogelijkheid dat u het aanneemt?"
"We zullen alles doen wat we kunnen, eerwaarde, om u genoegen te
doen", antwoordde de ambtenaar, "want de invloed die u op onze gevangenen
hebt is van groot nut gebleken."
"Welnu, mijnheer de directeur, sta me dan toe dat ik u om een gunst
vraag voor die arme jongens, wier voorbeeldig gedrag sinds geruime tijd
geen aanleiding tot enigerlei klacht meer gegeven heeft. Geef mij verlof
om er op een dag eens met hen allen op uit te trekken; ik neem hen mee voor
een wandeling te voet naar Stupinigi; we gaan heel vroeg weg en keren 's
avonds terug: deze wandeling zal hun naar lichaam en ziel goed doen."
De verblufte directeur was van zijn stoel opgesprongen: "U spreekt
toch zeker niet in ernst, eerwaarde"! riep hij uit.
"Ik spreek met de grootste ernst van de wereld", antwoordde de priester,
"en ik verzoek u mijn voorstel in overweging te willen nemen."

14.8 Page 138

▲back to top
- V/134 -
- "Weet u dan niet dat ik verantwoordelijk ben voor iedereen die er
vandoor gaat?"
- "Wees ervan verzekerd dat er van vluchten geen sprake zal zijn.
Als u die jongens aan mij toevertrouwt, beloof ik ze ook weer bij u terug
te brengen, tot de laatste man."
Het gesprek duurde lang, Don Bosco drong aan. De directeur ver-
schanste zich achter de onwrikbaarheid van het reglement. Tenslotte,
niet in staat de verantwoordelijkheid op zich te nemen zou hij er met de
minister over spreken.
Don Bosco begaf zich toen naar Ridder Carlo Farcito di Vinea,
die toen intendant-generaal ofwel Commissaris van de provincie was, die hem
wel toestemming kon verlenen. Maar nadat de intendant hem aanhoord had,
weigerde hij onverbiddelijk.
De directeur der gevangenissen had echter woord gehouden.
Nog steeds was Urbano Rattazzi minister, een man die, hoezeer het
hem ook aan morele kwaliteiten ontbrak, over heel veel geest beschikte. Hij
dacht even na over het voorstel dat de directeur van de gevangenissen
hem uit naam van Don Bosco deed. Vervolgens gaf hij hem te verstaan, dat
hij Don Bosco wenste te zien. De tegenstander en de verdediger van de
kloosterorden zouden dan oog in oog staan. Rattazzi moest op zijn minst
vaag op de hoogte geweest zijn van de brieven die Don Bosco aan de Koning
had gestuurd, maar hij schijnt er niet over gesproken te hebben.
Don Bosco maakte zijn opwachting bij de minister op die eenvoudige
en ongedwongen manier die hem eigen was, en die hij steeds behield, ook in aan-
wezigheid van de hoogste personaliteiten. De minister ontving hem met de
grootste vriendelijkheid. - "Eerwaarde", zo zei hij, "ik wil mijn toestem-
ming geven voor het voorstel dat mij enkele dagen geleden uit uw naam is
gedaan. U kunt uw plan voor die wandeling ten uitvoer brengen. Het zal voor
de jonge gevangenen heel nuttig zijn, zowel in geestelijk als in lichame-
lijk opzicht. Ik zal de noodzakelijke bevelen daarvoor geven. Op afstand
zullen zij gevolgd worden door carabinieri in burger om u bij te springen
voor het geval u de orde wenst te handhaven, en om van geweld gebruik te
maken, wanneer enkele weerspannigen 's avonds niet meer in de gevangenis
terug willen."
De minister had dit alles op besliste toon gezegd, en meende daar-
mee aan alle verlangens van Don Bosco voldaan te hebben. Maar toen deze
hem over carabinieri hoorde spreken had hij geglimlacht.
- "Excellentie", a ntwoordde hij, "ik ben u bijzonder erkentelijk
voor uw vriendelijkheid, maar ik zal mijn plan alleen ten uitvoer brengen
op één enkele voorwaarde, namelijk, dat u me toestaat volkomen alleen met
mijn jongens er op uit te trekken, dat u me uw erewoord geeft mij niet de
openbare macht achterna te sturen. Ik neem de hele aangelegenheid op mijn ver-
antwoording. Uwe Excellentie mag mij in de gevangenis stoppen als er ook
maar iets onordelijks voorvalt."
De minister was verbluft.
- "Maar", riep hij uit, "u zult 's avonds niet een van die kerels meer
kunnen terugbrengen."
- "Laat u dat maar aan mij over", antwoordde Don Bosco; en aan zijn ge-

14.9 Page 139

▲back to top
- V/135 -
zicht was duidelijk te zien dat hij niet zou toegeven.
Het was dus een geval van doen of laten. Van de andere kant was Rattazzi
zelf nieuwsgierig naar de uitslag van de proef. Bovendien boezemde deze priester
hem volledig vertrouwen in en daarom gaf hij Don Bosco toestemming te doen wat
hij wilde.
Van de andere kant had hij ook al bij zichzelf gedacht: wanneer er ook al
een wegloopt, zullen de gendarmen er weinig moeite mee hebben hem binnen enkele
dagen weer op te sporen.
Don Bosco haastte zich naar de Generala terug te keren om de driehonderd
gevangenen voor te bereiden om op waardige wijze van de zeldzame gunst te genieten
die hun was toegestaan. Op de vooravond van de gedenkwaardige dag, verzamelde
hij allen om een toespraak tot hen te richten, die in het kort op het volgende
neerkwam:
- "Beste jongens", zei hij hun, "ik heb jullie iets mee te delen dat jullie
veel plezier zal doen. Als beloning voor de welwillendheid die jullie mij tot nu
toe betoond hebben, als beloning voor jullie goed gedrag van de laatste tijd, als
beloning vooral voor de manier waarop jullie al mijn moeiten gedurende de re-
traite beantwoord hebben, ben ik naar de directeur van de stadsgevangenissen ge-
gaan, en vervolgens naar de minister, en heb verlof gekregen om morgen met jullie
een wandeling te gaan maken, helemaal tot Stupinigi." - Bij het horen daarvan hie-
ven die arme jongens een reusachtig gebrul aan van verbazing en van plezier; het
was onbeschrijflijk. Toen even later de stilte en rust waren weergekeerd, vervolgde
Don Bosco: - "Jullie begrijpen wel dat dit een bijzondere grote gunst is, een
unieke gunst. Zo iets is tot op heden nog nooit toegestaan." - "Leve de minis-
ter! Leve Don Bosco!" riepen de jongens vol geestdrift en luidruchtig uit. - "Ja-
wel, leve de minister", vervolgde Don Bosco. "Maar nu luister, beste jongens, naar
het voornaamste. Ik heb mijn woord gegeven dat jullie je van begin tot eind zo
goed zullen gedragen, dat we geen bewakers en geen gendarmen nodig hebben. Ik heb
op mijn woord beloofd dat jullie morgenavond, van de eerste tot de laatste weer
in dit gebouw terug zullen zijn. Kan ik erop rekenen, dat jullie je daarnaar ge-
dragen? Kan ik erop rekenen dat niemand van jullie wilt proberen te vluchten?" -
"Ja, jazeker, reken maar; we houden ons rustig" - zo werd er algemeen geroepen. En
een van de oudsten zei: - "Verdraaid, als er één probeert te vluchten, ga ik hem
achterna en slacht hem af als een kip." - "En ik", zei een ander niet minder hef-
tig, "zal iedereen met een steen zijn kop platslaan als hij u in de narigheid
brengt." - "Hij zal in alle geval niet levend meer thuiskomen", riep op zijn
beurt een gespierde kerel van 18 jaar, "niemand moet proberen ons voor schut te
doen staan!" - "Genoeg, genoeg", zei Don Bosco, "ik houd niet van zulke taal. Maar
ik vertrouw jullie allen; ik weet dat jullie het goed met mij menen, en me niet in
verlegenheid wilt brengen. Intussen moeten jullie erom denken, dat morgen de hele
stad Turijn het oog op ons gericht houdt. Als er eentje is die zich slecht ge-
draagt, zullen allen daar het slachtoffer van zijn, en ik op de eerste plaats om-
dat ik hierom gevraagd heb en die gunst heb verkregen. Dan zullen de mensen gelijk
hebben als ze zeggen dat ik onvoorzichtig geweest ben en dat ik me voor de gek
heb laten houden; en ook jullie zelf zullen er het slacht- offer van zijn en door-
gaan voor jongens die niet te vertrouwen zijn. En wat heeft het bovendien voor
nut te vluchten? Zodra er maar één tussenuit gaat, zal het enkele uren duren, of
op zijn hoogst een dag of twee, of hij wordt opnieuw gearresteerd en in een veel

14.10 Page 140

▲back to top
- V/136 -
strengere gevangenis gestopt. Als jullie je daarentegen allemaal goed gedragen en
allen 's avonds in huis terugkomen zonder enige moeilijkheid, wie weet of we dan
niet nog eens in aanmerking komen voor een dergelijke gunst, en zodoende af en toe
nog eens een dergelijke wandeling kunnen maken? - Maar dat zijn slechts menselij-
ke overwegingen; één hebben we er in alle geval al, beste jongens, dat is van veel
meer belang. Jullie hebben laatst de mooiste belofte aan God gedaan, braaf te
blijven en hem niet meer te beledigen. Welnu, hij ziet jullie vanuit de hemel, en
is bereid jullie thans en in de toekomst te zegenen, wanneer jullie trouw
blijven. Geeft morgen daarom een schitterend bewijs van de ernst en vastbeslo-
tenheid van jullie besluiten. Alles in orde: weg met alle ongehoorzaamheid, met
alle ruzies, alle vechtpartijen. Beloven jullie dat?" - "Ja, ja, dat beloven we;
op ons erewoord, u zult het zien." – En een van hen voegde eraan toe: - "U gaat
aan het hoofd als onze generaal, en uit naam van alle kameraden verzeker ik u, dat
nog nooit een generaal volgzamer en meer gedisciplineerde soldaten heeft gehad."
Aldus gerustgesteld, ging Don Bosco ertoe over het uur van vertrek aan te
kondigen, de weg die men gaan zou, de aankomst en de terugkeer, en ten slotte af-
scheid nemend om naar Valdocco terug te gaan, zei hij: - "Tot ziens, morgenoch-
tend." - De arme jongens waren zichzelf niet meer meester van pure vreugde, en van
die avond af toonden zij zich tegenover de bewakers zo rustig en gehoorzaam als
nog nooit het geval geweest was.
Op tijd, de volgende morgen, sloegen zij onder leiding van Don Bosco de
weg in naar Stupinigi. Dat is een dorp van ongeveer duizend inwoners, en ligt aan
de Sangone, vier mijl ten zuidwesten van Turijn. Er ligt een koninklijk park.
Hier werden zij opgewacht door de pastoor, de zeereerwaarde Heer Emanuele Amaretti,
een heel goede vriend van Don Bosco en Don Alasonatti.
Buiten hun gevangenis genoten ze met dankbare vreugde van een dag van
zon en vrijheid. Voor hen uit ging een ezel die de proviand droeg. Ontroerend
was hun genegenheid ten opzichte van Don Bosco. Toen ze zagen dat hij een beetje
vermoeid raakte van het wandelen, namen ze in een ommezien de proviand op hun
schouders en dwongen Don Bosco op de rug van de ezel te gaan zitten. Twee van hen
leidden die bij de teugels. In Stupinigi ging Don Bosco met hen naar de kerk,
droeg de heilige Mis op, onthaalde hen opgewekt op een ontbijt en op de middagbo-
terham, en gedurende de hele dag hield hij hen met verschillende dingen bezig. De
tevredenheid beschrijven die op al die gezichten blonk is onmogelijk. Ze genoten
volop in de lanen rond het koninklijke paleis in de schaduw van de bomen, aan de
oevers van de vijvers en in de groene en met bloemen bezaaide weilanden.
Hun gedrag was onberispelijk. Geen enkele ruzie verstoorde de vrede van
deze dag, en Don Bosco hoefde geen enkele keer een waarschuwing of een vermaning
te geven om de tucht te handhaven. 's Avonds betraden allen weer hun trieste
woonplaats, meer berustend in hun lot en gewilliger dan eerst.
De minister wachtte met ongeduld op de uitslag van dit experiment; ondanks
het vertrouwen dat hij in Don Bosco stelde, voelde hij zich toch niet volkomen op
zijn gemak. Maar Don Bosco ging, zonder tijd te verliezen, persoonlijk naar de mi-
nister, die versteld stond toen hij het verslag van de priester vernam.
- "Ik ben u erkentelijk, eerwaarde", zei hij hem, "voor wat u voor onze
jonge gevangenen gedaan hebt; maar ik zou van u wel willen weten, waarom de Staat
op deze jongens niet de invloed heeft die u op hen uitoefent!"

15 Pages 141-150

▲back to top

15.1 Page 141

▲back to top
- V/137 -
- "Excellentie", antwoordde de priester, "de macht waarover wij be-
schikken is een morele sterkte; verschillend van die van de Staat, die
niets anders weet te doen dan te bevelen en te straffen. Wij spreken voor-
namelijk tot het hart van de jeugd, en ons woord is Gods woord."
En de minister moest wel inzien dat de Kerk een mysterieuze macht
heeft, die niet van deze wereld is en die door de vervolging van mensen
nooit te breken is. Hij zei tegen Don Bosco: "U kunt heersen over de har-
ten van de jeugd. Dat kunnen wij helemaal niet; dat is een terrein dat u
voorbehouden blijft." - Hij kon op die manier, zouden we willen zeggen,
duidelijk de uitwerking van het preventieve stelsel gewaarworden in de
opvoeding van de jongens, ook van degenen die het meest van allen ongezeg-
lijk waren, zoals Don Bosco hem het jaar daarvoor had aangetoond.
En hij dacht daaraan toen hij niet meer wist waar hij een nogal
losbollige jonge neef van hem moest plaatsen, om hem in de goede richting
te brengen. Even had hij eraan gedacht hem in een verbeteringsgesticht
onder te brengen, maar daarna dacht hij: - "Don Bosco weet nog tot het hart
van deze arme jongen door te dringen." - En hij bracht hem de jongen opdat
hij hem goede raad zou geven en weer goede gevoelens bij hem zou aankweken.
Don Bosco nam hem aan", zo verklaart Don Rua, "maakte van hem een goede ar-
beider en een goede christen, die ik op dit ogenblik van heel nabij ken.
Heel het Oratorio weet daarvan."
Getuigen van dat gedenkwaardige feit waren Giovanni Battista Piano,
thans pastoor van de Gran Madre di Dio in Turijn, die vele van zijn kame-
raden erover hoorde spreken en van wie nog een behoorlijk deel tot de
levenden behoort. Hetzelfde werd bevestigd door Don Ascanio Savio, die er ze-
kere inlichtingen over verkregen had en die dat jaar uit het huis in Valdocco
vertrokken was.
De commandeur Giuseppe Boschi, senator en afdelingschef bij het
ministerie van binnenlandse zaken, onder wie de Generala ressorteerde, en
die een oom van vaderszijde was van kanunnik Anfossi, vertelde zijn neef
wat wij hierboven uiteengezet hebben over de wandeling naar de Villa di
Stupinigi. Hij was iemand die het werk van Don Bosco zoveel mogelijk be-
gunstigde omdat hij het iets bewonderenswaardigs vond, en verschillende
keren was het door zijn toedoen, dat de Regering subsidie verleende aan het
Oratorio.
Hetzelfde feit wordt eveneens in herinnering gebracht door het
Officieel Bulletin van de centrale directie der gevangenissen, jaargang 8,
1888 aflevering 1-2, blz. 85.
Tenslotte, als het ware ter bezegeling van deze getuigenissen, kun-
nen we nog opmerken, dat die preek van Don Bosco grote en duurzame
vruchten afwierp. Toen hij niet meer naar de Generala kon gaan, bleef hij
er een van zijn priesters heenzenden. En later bleven de Salesianen op
uitnodiging van de overheid en op zijn aansporing, van dat jaar af steeds,
zoals ook thans nog het geval is, hun best doen voor deze ongelukkige
jongens, door het geven van retraites, waardoor echter het gewone werkplan
in de gevangenis niet in het gedrang mocht komen. Een lastige en niet te
ontlopen maatregel.
Maar welke moeten de gevoelens van Don Bosco geweest zijn, toen hij, te-
ruggekeerd uit Stupinigi, zoveel ontroerde stemmen hoorde, die hem dank-
ten, en hij de poort van de gevangenis achter zijn ongelukkige vrienden
zag sluiten? Och, zijn voldoening moet zeker wel met veel bitterheid gemengd

15.2 Page 142

▲back to top
- V/138 -
zijn geweest. Niet al de jongens kon men schuldigen noemen. Daar, in de
Generala, bevonden zich jongens wier harteloze ouders hen beschuldigd had-
den van onhandelbaarheid wegens de lichtzinnigheid en al te grote leven-
digheid van aard, eigen aan hun leeftijd, alleen maar om van hen af te ko-
men. Anderen waren opgesloten voor een eerste diefstalletje van een paar
stuiver, of omdat ze op de markt wat fruit of brood gegapt hadden omdat ze
rammelden van de honger. Meer dan een van hen wist toen hij in de gevan-
genis kwam, nog niet wat zonde was; maar onder niet weinige lotgenoten, die al
aan het kwaad doen verslaafd waren, en onder een reglement dat alleen maar
geweld als opvoedingssysteem kende, liepen velen de kans bijna onher-
st el ba ar slecht te worden.
Daarom deed Don Bosco, wanneer een jongen niet door een rechtbank
tot gevangenisstraf was veroordeeld, heel dikwijls en gedurende vele ja-
ren de nodige stappen om hem vrij te krijgen, en wanneer hij niemand
vond die zich voor de jongen interesseerde, nam hij hem dikwijls in zijn
huis op, of trachtte hem bij een geschikte patroon onder te brengen. In
dat geval vergat hij hem niet, maar ging hij hem geregeld opzoeken om
hem moed te geven en hem meteen aan te sporen 's zondags het Oratorio te
bezoeken, of de parochiekerk.
Daar de liefde van Don Bosco daardoor echter nog niet voldaan was,
werkte hij ook voor een met koninklijke goedkeuring in Turijn gestichte vereni-
ging, die als beschermster optrad van de jongens die uit de gevangenis
kwamen. Uit de stukken die we hier weergeven blijkt wel de belangrijkheid
en het doel daarvan.
Don Bosco ontving bijvoorbeeld de volgende brief.
"
"
Zeereerwaarde Heer,
Turijn, 8 augustus 1855
"
De Commissie van Toezicht heeft in haar vergadering
" van 23 juli jl. de priester Don Giovanni Bosco, actief lid,
" be noemd tot voogd van de jongen Luigi Pesciallo uit Vacarezza, 16 jaar
" oud, die ontslagen zal worden uit het verbeteringshuis per 15 au-
" gustus a.s.
"
Hij bekwaamde zich in genoemde inrichting in het
" vak van kleermaker en zou gaarne in hetzelfde vak willen doorgaan.
"
Onder mededeling van deze zijn benoeming aan de eerw. Heer Don
" Bosco voornoemd, verzoekt ondergetekende hem zijn zorgen aan deze jonge
" in vrijheid gestelde te willen wijden volgens de bij deze brief ge-
" voegde instructies.(1)
"
Hij verzoekt hem bovendien van tevoren terzake overleg te willen
" plegen met de intendant-generaal Costa, secretaris der vereniging en met
" de heer theol. Tasca, rector van het college
(1) Koninklijke Vereniging van toezicht op de uit het Verbeteringsgesticht ontslagen jongens.
— Onderwerp Instructies voor de voogden der vrijgelaten en onder voogdij gestelde jongens.
In de zin der statuten, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 21 november 1846,
nemen alle leden de verplichting op zich, de in vrijheid gestelde jongens die hun worden
toevertrouwd, bij hun

15.3 Page 143

▲back to top
- V/139 -
(1) vervolg van bladzijde 138.
vertrek uit het verbeteringsgesticht onder hun hoede te nemen, hen bij zich op te
nemen, over hen te waken en hen te helpen met de middelen die de vereniging hun ter
beschikking stelt, en aan de vereniging rekenschap te geven van de resultaten van hun zorgen.
Tengevolge van deze beschikking moet het lid, dat voogd genoemd wordt, van de uit
dit Huis in vrijheid gestelde:
1. Van tevoren een vakleraar, fabrikant of vakman zoeken die de in vrijheid gestelde
in zijn werkplaats, fabriek, of zaak wil opnemen al naar gelang de jongen een voor-
keur aan de dag gelegd heeft voor het ene of het andere vak of beroep, zoals aange-
geven in het advies dat hem door het Gesticht wordt meegegeven, of ook volgens de
neiging die de voogd heeft menen te kunnen waarnemen in de jongen, gedurende een be-
zoek dat hij voor het ontslag van de jongen aan het verbeteringsgesticht heeft
kunnen brengen. (volgens art. 132 van het tuchtreglement van het Gesticht, goed-
gekeurd bij koninklijk besluit van 5 juni 1853, hebben de leden der vereniging en vrije
toegang);
2. Met de persoon die zich bereid verklaart de jongen in dienst te nemen, de voor-
waarden en de tijd overeen te komen van de leertijd, waarbij hij dient mee te delen
dat de duur van de voogdijschap slechts drie jaren is.
3. Ervoor zorgen dat dezelfde persoon ook voor voeding en onderdak zorgt en, indien
dat niet het geval is, voor de pupil een ander huis of een familie tot dat doel
zoekt, eraan denkend dat de vereniging voor pension en onderdak aan elke jongen geen
grotere tegemoetkoming kan verlenen dan 80 centesimi per dag.
4. Aam de heer secretaris-generaal van de vereniging mededeling doen van de gesloten
overeenkomsten, opdat zo spoedig mogelijk, en niet later dan na een maand, te reke-
nen vanaf de dag der invrijheidstelling (gedurende welke tijd men zich op de hoogte
kan stellen van de bekwaamheid en geschiktheid van de in vrijheid gestelde), de
bijzondere overeenkomst tot stand kan komen tussen de vereniging, vertegenwoordigd
door genoemde secretaris-generaal, en de patroon die de jongen opneemt, via de be-
middeling van deze, bijgestaan door de voogd.
5. Regelmatig nu en dan de pupil bezoeken in de zaak of werkplaats waarin hij is op-
genomen, en zich op de hoogte stellen van zijn gedrag, zowel op godsdienstig en
burgerlijke t erre in al s ten aan zien van het werk.
6. Regelmatig, en wel op de eerste zondag van iedere maand, de plaatsingscommissie, in
de persoon van de heer secretaris-generaal der vereniging, op de hoogte stellen van
het gedrag van de pupil, van zijn ijver bij het werk, alsook van de wijze waarop
hij zijn gods dien stpli chten ver vult , in verband met de opmerkingen en vermaningen die
men de jongen in dat opzicht zou kunnen geven.
7. In geval van ernstige tekortkoming, of bij vlucht van de pupil, onmiddellijk de
secretaris-generaal en de voorzitter van de commissie van toezicht op de hoogte
brengen voor het treffen van de nodige voorzieningen.
8. Op het einde van iedere maand een verzoek indienen (op de formulieren die hem door de
vereniging worden verstrekt) tot betaling van het pensiongeld van de afgelopen
maand, voortvloeiend uit bovengenoemde overeenkomst, ten gunste van de betrokken patroon
of zijn rechthebbende.
9. De vereniging verstrekt aan haar beschermelingen kleding binnen de perken van het
allernoodzakelijkste. De patroon moet, indien hij deze noodzaak vaststelt, daartoe
een verzoekschrift indienen, op de gedrukte formulieren, en ervoor zorgen dat de
kosten nooit de som van 60 lire overschrijden per jaar, per pupil, en voor al wat
de uitrusting of kleding van een leerjongen uitmaakt, door deze som te verdelen over
de beide jaargetijden van zomer en winter.
10. De verzoekschriften, waarover in beide vorige artikelen is gesproken, moeten worden
ingediend bij de heer secretaris-generaal, die de nodige mandaten verstrekt, te vol-
doen door de penningmeester der vereniging, de heren bankiers, de gebroeders Ceri-
ana (Looiersweg, n.14, gelijkvloers, hoofdingang).
11. En tenslotte dient de voogd aan de commissie van toezicht voor te stellen, en via
haar aan haar voorzitter, al wat hij nuttig acht in het belang van de hem toever-
trouwde jongen, hetzij voor diens betere onderrichting en opvoeding, hetzij voor
het geheel van zijn zedelijke vorming, daarbij voorstellen doende voor beloningen
ter aanmoediging, voor vermaningen of eveneens voor ontheffing van de voogdij.
Turijn, 15 april 1854
Voor de commissie van toezicht
De Ondervoorzitter der Vereniging
CAGNONE

15.4 Page 144

▲back to top
- V/140 -
" van jonge arbeiders waarheen de in vrijheid gestelde zal worden
" overgebracht, en verblijft met de meeste hoogachting,
"
"
Vragen wij intussen God voor elkaar dat Hij ons de genade verleent
" ons voor alle eeuwigheid samen te brengen voor Gods troon, en de
" lofzang te zingen van de door het bloed van het Lam vrijgekochten.
"
"
Ik verblijf intussen met de meeste hoogachting,
"
uw dw Dienaar en Vriend,
"
LUIGI DE SANCTIS.
Hoe gelukkig zou het voor De Sanctis geweest zijn als hij naar
de raad van Don Bosco had geluisterd en zich bevrijd had van zijn bescher-
mende boeien! Maar, de ongelukkige sloot de oren voor de stem des hemels,
stelde zich ermee tevreden Don Bosco te bedanken en met in het Evangelische
Licht het volgende te laten verschijnen: "Terwijl de Waldenzen de Heer De
Sanctis behandelen op een manier die iedereen bekend is, schrijft de pries-
ter Don Giovanni Bosco hem een brief vol vriendelijkheid en liefde, met
de uitnodiging zijn woning en zijn tafel met hem te delen. Ere wie ere toe-
komt."
Hierna schreef hij aan de directeur van het Buona Novella in een
brief die in druk verscheen: - "Ik moet de waarheid recht doen wedervaren:
de priesters hebben mij nooit zo slecht behandeld", bij de Waldenzen ver-
geleken.
(1) De Campanone was een katholiek krantje, datzelfde jaar in Turijn opgericht dat met vuur en
levendigheid geschreven was. Het was de hamer der ketters, die het daarom een dodelijke haat
toedroegen. In een manifest van de Evangelische sekte, gedateerd van 5 augustus 1854 leest
men onder meer, te midden van de vele uitdrukkingen vol haat en nijd: "Wij smeken de hulp van
de regering af, van het wettelijke gezag en van de openbare mening, opdat het misdadigers-
gebroed dat de Campanone drukt, vernietigd worde." Wel een mooi soort verdraagzaamheid!

15.5 Page 145

▲back to top
- V/141 -
En wanneer er verantwoordelijke bloedverwanten bestonden, eiste
hij van hen, dat zij deze weldaad van het Oratorio aanvaardden, en dat
zij op geen enkele wijze iets aan de morele heropvoeding van de jongen
in de weg zouden leggen.
Zijn tegemoetkomendheid tegenover de overheid werd beantwoord met
de welwillendheid van de politieautoriteiten, die in vele omstandigheden
noodzakelijk was, vooral wanneer de politieke hartstochten onder het
volk oplaaiden.

15.6 Page 146

▲back to top
- V/142 -
H O O F D ST U K XXII
KATHOLIEKE LECTUUR: DE KERKELIJKE GOEDEREN - VOORSTEL VAN
HET EPISCOPAAT AAN DE REGERING TOT INTREKKING VAN DE WET
OP DE KLOOSTERS - RELLETJES, LEUGENS EN HINDERLAGEN -
MASSIMO D'AZEGLIO NAAR DE KONING
DOOD VAN EEN ZOON VAN VICTOR EMANUEL - DE SENAAT KEURT DE
WET GOED - GEBEDEN IN HET ORATORIO - LAATSTE GOEDE
RAADGEVINGEN AAN DE VORST - DE MENING VAN DE
REGERINGSGEZINDE THEOLOGEN - DE WET WORDT DOOR DE KONING
ONDERTEKEND - DON BOSCO BERISPT EEN RAADGEVER VAN HET HOF
- VICTOR EMANUEL IN HET ORATORIO - MINACHTENDE WOORDEN
VAN EEN GENERAAL TOT DON BOSCO -
EEN VRIEND TE MEER
De katholieken leefden in angstige afwachting van het uiteindelij-
ke gevreesde resultaat van de wet van Rattazzi. Don Bosco had al eerder
de stichtingsakte van Altacomba gepubliceerd, met vermelding van al de
vervloekingen waarmee diegene bedreigd werd die het zou bestaan de mon-
niken van dit klooster van hun eigendom te beroven. Thans gaf hij voor
de maand april bij de drukkerij Ribotta in twee afleveringen van de Ka-
tholieke Lectuur een boekje van baron Nilinse uit, dat getiteld was: De
kerkelijke goederen, hoe men ze roofde en wat de gevolgen ervan zijn;
met een kort aanhangsel over de wederwaardigheden van Piëmont. Op de ti-
telpagina stond vermeld: - "Wat nu! Met geen enkel recht kan men geweld
plegen tegen het huis van een particulier persoon, en jij waagt het de
hand de slaan aan het huis van de Heer!" SINT-AMBROSIUS. - Talrijke van
de in genoemd boek beschreven feiten waren aan protestantse schrijvers
ontleend. Ze beschreven de verschrikkelijke straffen waardoor in de loop
der eeuwen al degenen getroffen waren die, als regerenden of als onder-
danen, de aan God gewijde goederen hadden ontvreemd, verkocht of ge-
kocht; en zij toonden eveneens aan, dat niet alleen de berovers van de
Kerk en van de kloosterorden, maar ook hun families er bijna altijd de
weerslag van ondervonden, zodat het verschrikkelijke gezegde bewaarheid
werd: - "De familie die God besteelt zal de vierde generatie niet ha-
len!"
Deze beide boekjes baarden groot opzien en waren heel goed ge-
schikt tot het verwekken van een heilzame vrees in de zielen van velen,
die erdoor werden weerhouden zich aan gewijde goederen te vergrijpen.
De politie was huiverig voor de uitwerking die deze boekjes naar

15.7 Page 147

▲back to top
- V/143 -
zij vreesde, onder het volk konden hebben. Men sprak er al over ze in
beslag te nemen, maar naderhand bedacht men dat het beter was dat niet
te doen. Brofferio echter uitte temidden der Afgevaardigden de mening,
dat deze boekjes een beledigende uitdaging waren, gericht tot de wetge-
vende macht, en hij riep uit dat men de schrijver ervan in de gevangenis
moest werpen en straffen. Er was echter niemand, die zijn heftige uitval
ondersteunde, en men deed er tenslotte het zwijgen toe.
Intussen begon op 23 april de beraadslaging in de Senaat. De me-
ningen waren verdeeld, en de gedachtewisselingen ontaardden in een hef-
tige woordenstrijd, om de dwingende welsprekendheid van de katholieke
woordvoerders te kunnen overstemmen. De strijd duurde al drie dagen,
toen de senator, Mgr. di Calabiana, bisschop van Casale, om de huichel-
achtigheid van de vijanden der geestelijkheid te ontmaskeren en hun
plannen te verijdelen, na voorafgaand overleg met het bisdom en verkre-
gen goedkeuring van de H. Stoel, en ook na de koning gewaarschuwd te
hebben, aan de regering voorstelde de som van 928.412 lire te bieden,
opdat de wet zou worden ingetrokken. Dit bedrag was geschrapt van de
begroting van het lopende jaar, en was vroeger bestemd voor toelagen en
supplementen op toelagen voor de pastoors in de provincies op het vaste-
land. Door dat voorstel werden de ministers danig in verlegenheid ge-
bracht, want het voornaamste argument waarop zij hun verlangen om de
kloosters op te heffen hadden gebaseerd was juist dat men geld wilde
krijgen voor deze toelagen. Cavour verzocht de Senaat toen de zitting op
te heffen, daar koning Vittorio deze gang van zaken met welwillendheid
gadesloeg. Zijn vrouw en zijn moeder hadden op het laatste ogenblik bij
hun man en zoon nadrukkelijk gepleit voor de zaak van de vervolgde Kerk.
De herinnering aan de overledenen leefde sterk in zijn gemoed en hij
voelde zich erg geneigd om de voorwaarden van Rome aan te nemen. Toen
Mgr. Ghilardi, bisschop van Mondovi, op de avond voordat dit voorstel
gedaan werd, de koning was gaan opzoeken, om hem ervan op de hoogte te
stellen en om hem de voordelen van deze gang van zaken uiteen te zetten,
toonde hij er zich zo tevreden over dat hij, toen de Bisschop laat in de
avond afscheid nam, hem blootshoofds en onder het aanbieden van zijn arm
vergezelde tot halverwege de weg die langs de domkerk liep. De volgende
dag echter, 27 april, namen de ministers hun ontslag. Generaal Giacomo
Durando werd intussen belast met de samenstelling van een nieuw kabinet
op deze voorwaarden: 1. Alleen personen aan te trekken die dezelfde
denkwijze huldigden als de afgetreden ministers.
2. Overeenkomsten te sluiten met Rome. De ene voorwaarde was in lijn-
rechte tegenspraak met de andere, en beide toonden duidelijk de twee-
strijd in het verbijsterde gemoed van de koning.
Intussen probeerden de sektariërs met hun gebruikelijke intriges
op het gemoed van de vorst in te werken. De kranten dreigden met een
wereldondergang indien men het voorstel di Calabiana zou aannemen en Ca-
vour niet opnieuw aan de macht kwam. De universiteitsstudenten maakten
groot kabaal onder de kreet: - "Leve de wet Rattazzi!" Het gepeupel
jouwde. De senatoren die tegen de wet gekant waren werden op de openbare
weg beledigd. De gewone betaalde kliek gooide de vensterruiten kapot van
de woning van Mgr. Anzini, bij wie de bisschop van Casale zijn intrek
genomen had. De gezagdragers publiceerden illegale en ontijdige manifes-
ten. Telegrammen, elke dag een hele stapel, deden de koning mededeling
van onlusten ergens in de provincies, die in werkelijkheid niet beston-
den. Voortdurend ontving hij brieven van hooggeplaatste overheidsambte-
naren die met ontslag dreigden. Eveneens werd hij verontrust door de
plotselinge komst van enkele militaire leiders die verklaarden het bevel
over de veldtocht in de Krim dat hun was opgedrongen te zullen neerleg-

15.8 Page 148

▲back to top
- V/144 -
gen, wanneer de Kroon zich zou laten beïnvloeden door personen die hen
niet aanstonden. Een buitengewoon vertoon van militaire macht onder de
ramen van het koninklijke paleis stond gereed om denkbeeldige opstande-
lingen uiteen te drijven.
Nauwelijks had Massimo d'Azeglio vernomen dat de koning geneigd
scheen het tegen de Kerk ondernomen werk ongedaan te maken, of hij werd
een en al onrust en probeerde de vorst te spreken. Hij begaf zich naar
het paleis doch werd niet ontvangen. Toen waagde hij het, de koning een
brief te schrijven in de volgende termen: - "Majesteit, geloof een van
uw oude en getrouwe dienaren, die bij het dienen van uwe majesteit nooit
op iets anders dan op uw welzijn bedacht was, op uw faam en op het wel-
zijn van het land. Hij zegt u thans met tranen in de ogen en neerge-
knield aan uw voeten, ga niet voort op de door u ingeslagen weg. Het is
nog tijd. Volg de vroegere koers. Een intrige van monniken is erin ge-
slaagd in een enkele dag het werk van uw regering te vernietigen, het
land in opstand, de grondwet aan het wankelen te brengen, uw faam van
rechtschapenheid te verduisteren. Er valt geen ogenblik te verliezen. De
officiële verklaringen hebben de zaak in laatste instantie niet opge-
lost. Er wordt gezegd dat de Kroon nieuwe inzichten wilde zoeken. Laat
de Kroon verklaren dat deze inzichten haar hebben aangetoond, dat de
voorgestelde voorwaarden onaanvaardbaar zijn. Dat zij als niet gesteld
beschouwd dienen te worden...; dan zullen de zaken hun natuurlijke en
grondwettelijke loop hernemen. Piëmont verdraagt alles, maar opnieuw
onder het priesterlijke juk gebracht te worden, neen, bij... Zie waartoe
de intriges der monniken in Spanje bij de koningin, om haar een be-
schouwend concordaat te doen sluiten haar gebracht hebben! Zulke intri-
ges hebben Jacob Stuart geruïneerd, Karel X en vele anderen. Majesteit,
u weet het, de dingen die ik u voorspeld heb zijn gebeurd. Geloof me,
het gaat niet om godsdienst, maar om belangen. Amadeus II twistte dertig
jaren lang met Rome, en won. Laat Uwe Majesteit standvastigheid betonen
en eveneens overwinnen." - De brief is gedateerd op 29 april 1855.
En deze man, die voorzitter van de ministerraad was, had op het
einde van december 1849 in een bijeenkomst, dienende om tot een overeen-
komt te komen tussen de ministers en de linkse afgevaardigden, deze zon-
derlinge verklaring afgelegd: dat hij niet veel verstand had van de
Grondwet en dat hij de tekst ervan niet eens gelezen had.(1)
Hij was de kwade genius die de koning van de goede weg wilde af-
brengen, hij, die niet eens artikel 29 van de grondwet gelezen had.
"Alle eigendommen, zonder enige uitzondering, zijn onschendbaar".
Intussen schijnt het dat generaal Durando acht dagen lang in ge-
sprekken en conferenties vergeefs het nieuwe kabinet trachtte samen te
stellen. Doch dat was slechts komedie, en de 3de mei, toen de Senaat
weer in vergadering bijeenkwam, verklaarde generaal Durando, dat de vo-
rige ministers de portefeuilles weer hadden opgenomen en dat Cavour
voorzitter was van het kabinet. Deze vroeg onmiddellijk de besprekingen
over de wet Rattazzi voort te zetten en stelde de 5de mei daarvoor vast.
(1) Tavallini, La vita e i tempi di Giovanni Lanza, Deel I, blz. 110.

15.9 Page 149

▲back to top
- V/145 -
Maar terwijl men in de Senaat redekavelde over het onzalige wets-
ontwerp, werd het koninklijke huis op 17 mei andermaal in rouw gedom-
peld. De betreurde koningin Maria Adelaide had op de 8ste januari het
leven geschonken aan een kleine jongen. Het kind, Vittorio Emanuele
Leopoldo Maria Eugenio, genoot de beste gezondheid, toen het plotseling
snel achteruitging en ook stierf. Binnen de vier maanden had de Koning
zijn moeder, zijn vrouw, zijn broer en zijn zoon verloren. De droom van
Don Bosco was helemaal uitgekomen.
Ondanks dat alles hechtte de Senaat op 22 mei met 53 tegen 42
stemmen zijn goedkeuring aan de wet, met enkele wijzigingen die voorge-
steld waren door senator Des-Ambrois. De kloosterorden die door de wet
werden aangeduid werden opgeheven met onmiddellijke inbeslagneming van
al hun eigendom. De leden ervan zou men laten uitsterven in de kloos-
ters. Men zou hen echter verplichten de huizen te bewonen die door het
ministerie zouden worden aangewezen en met een toelage, in overeenstem-
ming met de netto-opbrengst die op dat moment in het bezit was van hun
huizen. Dat bedroeg echter niet meer dan 500 lire voor iedere geprofeste
kloosterling of kloosterlinge en 240 lire voor iedere lekenbroeder of
lekenzuster. Het stond wel vast dat het Parlement zich zou haasten de
aldus gewijzigde wet goed te keuren. Al dat kwaad ten diepste betreu-
rend, had Don Bosco in vele Instituten van de stad laten bidden, en hij
had zijn jongens niet alleen aangespoord tot bijzondere oefeningen van
godsvrucht maar ook om een hele dag lang uitsluitend op water en brood
te leven. En allen gehoorzaamden hem, zo vertelde ons Don Giovanni
Turchi.
Op een van die dagen bevond Don Bosco zich na de maaltijd in de
refter. Bij hem stonden de seminaristen Turchi, Reviglio, Angelo Savio,
Francesia, Cagliero, Rua en anderen, en toen de wet besproken werd, be-
gon hij met te zeggen; "Nu is alleen nog maar de handtekening van Vic-
tor Emanuel nodig om vele kloosters te gronde te richten. Wanneer ik met
de koning zou kunnen spreken zou ik hem zeggen: "Majesteit, onderteken
die wet niet, anders zult u voor nog meer ongelukken voor u en voor uw
familie tekenen."
Iemand van de aanwezigen vroeg hem: "Zou het niet goed zijn als
een van ons aan de Koning schreef?"
"Heel zeker. Jij, Savio, voel jij ervoor om te schrijven?"
"Dat wil ik zeker doen", antwoordde Angelo Savio; "u hoeft het
maar te zeggen."
"Goed. Schrijf dan: "Heilige Koninklijke Majesteit! Gisteren
was ik in een gesprek gemengd, en onder de aanwezigen bevond zich Don
Bosco. Er werd over de dingen van de dag gesproken en over de wet Rat-
tazzi die door de Senaat werd goedgekeurd. Don Bosco zei: - "Wanneer ik
met de koning zou kunnen spreken, zou ik hem zeggen: "Majesteit, onder-
teken de wet op de opheffing van de kloosters niet, anders tekent u voor
nog meer ongeluk over uzelf en over uw familie. " Hiervan stelt u op de
hoogte uw getrouwe, genegen en gehoorzame onderdaan..."
De seminarist schreef dat en zette er zijn handtekening onder An-
gelo Savio uit Castelnuovo d'Asti.
Maar toen deze brief verzonden was, was Don Bosco nog niet vol-
daan. Daarom, gedreven door een heilig ongeduld, schreef hij in het La-
tijn nog een laatste brief, waarin hij de zin aanhaalde: Dicit Dominus:
Erunt mala super mala in domo tua. Hij bezwoer hem niet meer, maar
dreigde met nog ernstiger straffen indien hij zijn handtekening onder
de wet zou plaatsen.

15.10 Page 150

▲back to top
- V/146 -
Daarna haastte hij zich, de brief aan een van de hogere dienaren van het
Hof te zenden, een man die in het koninklijk paleis over veel invloed
beschikte en het vertrouwen van de koning genoot. Die man heette Occhi-
ena, was afkomstig uit Castelnuovo, en was ook een vriend van Don Bosco
en nog een beetje familie van hem, terwijl zijn zonen het Oratorio be-
zochten. De koning was diezelfde dag naar Susa vertrokken. De heer Oc-
chiena zei tot de bode, toen hij de brief ontvangen had: "Goed, zeg Don
Bosco, dat ik de brief aan de koning zal geven zodra hij terugkomt. Ik
ga hem naar zijn vertrekken brengen."
"Maar het is heel dringend, de koning moet direct van de brief
kennisnemen."
"Zeg dan tegen Don Bosco dat hij gerust kan zijn, de brief zal
onmiddellijk verzonden worden." - Hij liet een bediende komen, beval hem
een paard te zadelen en vertrouwde hem de brief toe. De bediende haalde
de koning in San Ambrogio in.
"Een brief voor uwe majesteit."
- "Een brief? Geef hem maar aan iemand uit het gevolg, ik zal hem
lezen als ik op mijn rust ben; ik heb nu andere dingen te doen."
"Maar het is hoogst dringend, en het gaat over dingen die uwe
majesteit ten zeerste betreffen."
- "Van wie is die brief dan?"
- "Van Don Bosco."
- "Hé! Hij heeft altijd wat nieuws. Hij schrijft me dingen die
me te denken geven. Geef me de brief."
De koning opende de brief en na hem vlug te hebben doorgelezen:
"Zei ik het niet! Altijd hetzelfde. Neem hem mee en bewaar hem, en geef
hem me weer als ik ben teruggekeerd." - Met die woorden verwijderde hij
zich; maar hij had nauwelijks een paar passen gedaan, of hij keerde zich
om en riep de bode terug. "Nee", vervolgde hij, "geef me die brief toch
maar." Hij stak hem in zijn zak en vervolgde zijn weg.
De koning was er danig van onder de indruk, te meer daar hij de
dood van zijn zoontje betreurde, zoals de seminarist Cagliero uit de
mond van Markies Fassati vernam, die de brief van Don Bosco open op de
tafel van de koning had zien liggen. Toen de vorst in Turijn was terug-
gekeerd liet hij de brief van Don Bosco aan enkele ministers lezen en
ze: "Kijk eens hier wat Don Bosco me schrijft. Zegt u nu maar of ik de
wet zal tekenen." - We weten niet welk antwoord die heren hem gaven,
maar de 28ste mei, toen de wet in de Kamer van Afgevaardigden terugkwam,
werd zij goedgekeurd met 95 stemmen tegen 23. Zij bevatte dus vijf be-
langrijke bepalingen: De opheffing van die kloosters die niet werkzaam
waren op het terrein der prediking, van de opvoeding of van de bijstand
aan zieken. Het staken van de uitkeringen aan de collegiale kapittels
in de steden van niet meer dan 20.000 inwoners. De stichting van een
kerkelijk fonds. De aan de kloosterlingen toe te wijzen verblijven. En
tot slot een bijzondere belasting, op te leggen aan de zedelijke licha-
men en kerkelijke instituten die niet waren opgeheven.
Toen de wet aan de koning ter tekening werd voorgelegd antwoordde
hij: - "Laten we nog even wachten. Laat me er nog even over nadenken."
Het was misschien bij die gelegenheid, dat generaal La Marmora of iemand

16 Pages 151-160

▲back to top

16.1 Page 151

▲back to top
- V/147 -
van zijn familie voor een geheim onderhoud bij Don Cafasso kwam om twee
uur na middernacht, en zij tot aan de dageraad in gesprek waren.
Toen de ministers echter zagen dat het geweten van de koning on-
rustig en tegen hen ingenomen was, stelden ze hem voor - hetzij omdat
hij om raad vroeg, of op eigen initiatief enkele theologen van het hof
bijeen te roepen, wier oordeel hij waardeerde, en die hun mening over
zijn twijfels zouden geven. De koning ging daarop in. Op dat ogenblik
was hij zo vast besloten dat, indien de theologen hem ten goede zouden
geraden hebben, hij ofwel niet getekend zou hebben, of de wet op zijn
minst tot een later tijdstip hebben uitgesteld. De ministers riepen
toen in het paleis vier kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders bijeen,
doctoren in het kerkelijk recht, allen hovelingen, leerlingen van de
universiteit, leerlingen en bewonderaars van Nepomuceno Nuytz. Victor
Emanuel begaf zich onmiddellijk in hun gezelschap, formuleerde zijn
vraag, en terwijl hij hun de brieven van Don Bosco ter onderzoek over-
handigde, voegde hij erbij dat hij deze terug verlangde. Om geen in-
vloed op de vrije beraadslaging uit te oefenen, trok hij zich vervol-
gens terug in de naburige zaal, waar hij, aan hevige opwinding ten
prooi, op en neer begon te lopen in afwachting van het antwoord.
De theologen spraken een korte tijd over het vraagstuk, en nodig-
den de Koning weer binnen te komen. En ziehier het antwoord van deze
heren: "Majesteit, u moet zich niet laten afschrikken door wat Don Bos-
co u geschreven heeft. De tijd van de openbaringen is voorbij; daarom
hoeft u geen rekening te houden met de voorspellingen en dreigementen
van Don Bosco. Wat de wet op de kloosters betreft dient in het oog ge-
houden te worden dat door het gezag dat iets in het leven geroepen
heeft, dit in het leven geroepene eveneens teniet kan worden gedaan. Het
privilege om een gemeenschap te kunnen vormen als een zedelijk lichaam
is ontleend aan de Staat; vandaar dat de Staat het volste recht heeft om
dit privilege ook weer ongedaan te maken, met de natuurlijke gevolgen
die daaruit voortvloeien. Daardoor staat het de burgerlijke overheid
volkomen vrij uit eigen beweging die wettelijke bepalingen uit te vaar-
digen welke zij nodig acht voor het al of niet bestaan van godsdiensti-
ge gemeenschappen, van de andere kerkelijk instellingen en van hun be-
zittingen. Het recht van de Kerk, waar de tegenstanders van de wet zich
op beroepen, bestaat niet."
"Dus, per slot van rekening", zei de koning, die van al dat
gepraat weinig begreep, "kan ik dus in geweten deze wet ondertekenen?"
- "U kunt haar ondertekenen!" antwoordden die heel geleerde heren.
En diezelfde dag, de 29ste mei, ondertekende de koning de wet.
Er werden 35 kloosterorden door getroffen, 334 huizen en 5.406
personen. Tegelijkertijd verklaarde een koninklijk decreet de Academie
van Soperga opgeheven, die na de verdrijving van de theoloog Audisio
geen bewoners meer gehad had. Het geld dat zich in de kas van het be-
stuur in grote hoeveelheid had opgehoopt, werd later, bij een ander
decreet bestemd voor tijdelijke en voor het leven geldende uitkeringen
aan afgevallen priesters en bepaalde theologen die zich bijzonder ver-
dienstelijk gemaakt hadden voor de nationale regering. Hoeveel angsten
hebben vooral de arme kloosterzusters tengevolge van deze wetsbepalin-
gen moeten uitstaan. En tal van priesters werd een proces aangedaan,
omdat zij hun plichten vervuld hadden door het toedienen van de heilige
Sacramenten.
De dag nadat de theologen de koning hun opzienbarend inzicht ken-
baar gemaakt hadden, kwam een van hen, kanunnik in een provincieplaats,

16.2 Page 152

▲back to top
- V/148 -
in de buurt van het Rondo in Valdocco, Don Bosco tegen. Don Bosco groet-
te hem, de kanunnik beantwoordde de groet en terwijl hij staan bleef,
vroeg hij:
- "Bent u Don Bosco?"
- "Om u te dienen."
- "Bent u het die aan de koning bepaalde onbeschaamde brieven ge-
schreven heeft?"
- "Zeker, dat ben ik; maar ze waren niet onbeschaamd, maar zoals
een getrouwe onderdaan verplicht is zijn Koning te schrijven, om hem te
weerhouden van een verkeerde stap die hij op het punt staat te zetten."
- "En u bent het dus die het bestaat uw mening op te dringen en
wetten te dicteren, terwijl u echter zou moeten gehoorzamen? Ik sta ver-
stomd dat u zo iets durft."
- "En heeft de koning mijn raad opgevolgd?"
- "De koning stond in zijn recht. Het ging om een privilege van
de Kroon!"
- "En hebt u dat recht van de koning erkend?"
- "Zeker."
- "U hebt hem dus aangeraden te tekenen?"
- "Zonder twijfel."
- "Neemt u me niet kwalijk. Voor u verder gaat zou ik u een vraag
willen stellen. Hebt u vanmorgen de Heilige Mis gelezen?"
- "Dat heeft niets uit te staan met de berisping die ik u moet
geven."
- "Alstublieft, hebt u vanmorgen gelezen of hebt u niet gelezen?"
- "Ja, ik heb gelezen. En waarom zou ik niet?"
- "En alvorens te lezen bent u toch wel gaan biechten?"
- "Wat is dat nu voor een vraag! Waarom?"
- "Wel durft u tot de heilige tafel naderen, zonder de Heer ver-
giffenis gevraagd te hebben voor de onrechtvaardige raad die u aan de
koning gegeven hebt, en zonder zoveel mogelijk de schade en smaad goed-
gemaakt te hebben die de Kerk door deze slag te verduren heeft."
De kanunnik voelde zich beledigd bij deze uitval. Als verontschul-
diging haalde hij alle argumenten voor de dag op grond waarvan men aan
de universiteit van Turijn de koning volstrekt alle gezag toekende ten
aanzien van bepaalde rechten die de Kerk terecht voor zichzelf opeiste.
Don Bosco weerlegde een voor een al deze valse stellingen en liet de
kanunnik verward en verbluft staan.
Op dat ogenblik ging de kanunnik tamelijk kwaad van hem weg, maar
het duurde niet lang of hij werd zijn vriend en een belangrijke weldoe-
ner; dat bleef hij tot aan zijn dood. De dwalingen die door bepaalde
slechte leraren aan de jeugd worden geleerd zijn zo vol vergif dat zij
de meest klaarblijkelijke waarheden verduisteren.
Verscheidene andere vertrouwelijke brieven had Don Bosco nog aan
zijn vorst geschreven, en zolang hij nog hoop koesterde hem af te hou-

16.3 Page 153

▲back to top
- V/149 -
den van een stap waarvan hij noodlottige gevolgen verwachtte, hield hij
niet op hem te schrijven, zodanig dat de koning op zekere dag uitriep: -
"Ik heb geen ogenblik vrede meer! Don Bosco laat me niet met rust!" - En
hij gaf iemand van het hof bevel die woorden aan Don Bosco over te bren-
gen.
Maar toen dat beklag geen uitwerking had, wilde Victor Emanuel,
terwijl de zaak in de Kamer besproken werd, in beslag genomen en onge-
duldig als hij was na de eerste droevige gebeurtenissen persoonlijk de
plaats leren kennen waar de priester woonde, die het hem zo lastig maak-
te.
Daarom verscheen hij op een vroege maandagmorgen, in burger en te
paard, in Valdocco met een adjudant en reed het Oratorio binnen. Toen
hij de seminarist Cagliero zag, riep hij deze bij zich en vroeg hem naar
Don Bosco. De seminarist antwoordde dat Don Bosco zich in de kerk be-
vond, maar heel vermoeid was van het biechthoren, het preken en de as-
sistentie bij de jongens de dag ervoor. Toen hij dat hoorde ging de
koning weer weg, maar na een paar dagen keerde hij in een rijtuig terug.
Enkele ogenblikken voordat hij het Rondo bereikt had, kwam Don
Bosco van zijn kamer naar beneden en zei tot Goffi, die toen portier
was: - "Ik heb veel werk, en al mocht de koning komen, zeg hem maar dat
ik er niet ben." - Toen ging hij naar zijn kamer terug. En kijk, even
later stapte generaal graaf d'Engrogna uit het koninklijke rijtuig, kwam
het Oratorio binnen en vroeg naar Don Bosco. Toen hij het antwoord van
Goffi gehoord had, keerde hij naar de koning terug die op hem wachtte.
De seminarist Francesia, die alle dingen opmerkte, zag hem weer in het
rijtuig stappen, dat de kant van de wapenfabriek opging.
De koning nu had de generaal met enige heftigheid iets gezegd over
de stoutmoedigheid waarmee Don Bosco hem dreigementen schreef, en de ge-
neraal, een man met een opvliegend karakter, achtte het zijn plicht Don
Bosco rekenschap te vragen van de beledigingen die hij de vorst schijn-
baar had aangedaan.
Verscheidene dagen daarna reed graaf d'Angrogna dus te paard de
speelplaats van het Oratorio op, gevolgd door zijn adjudant, en nadat
hij van zijn paard gesprongen was en gevraagd had waar Don Bosco was,
stapte hij zonder meer diens kamer binnen.
Don Bosco stond op.
"Bent u Don Bosco"? vroeg de generaal bruusk.
"Ja, die ben ik."
"Bent u het die bepaalde brieven aan de koning heeft durven
schrijven en hem heeft willen vertellen op welke manier hij het Rijk
regeren moet."
"Ik heb hem persoonlijk geschreven; maar ik heb nooit iemand
mijn wil wensen op te leggen!"
De generaal onderbrak hem en begon tegen Don Bosco uit te pakken.
Hij noemde hem een bedrieger, een fanaticus, een opstandeling, een vij-
and van de koning. Hij beschuldigde hem ervan, de eer van de koning te
hebben besmeurd, majesteitsschennis gepleegd te hebben, het koninklijke
gezag met voeten te hebben getreden.
Nu en dan probeerde Don Bosco die stroom van scheldwoorden te on-
derbreken en hij deed zijn best de ander aan te tonen dat zijn brieven

16.4 Page 154

▲back to top
- V/150 -
Niet oneerbiedig geweest waren. Het doel van zijn schrijven was geweest
de koning voor te lichten. Hij was zijn vorst toegedaan en bereid tot
ieder mogelijk offer om hem van zijn trouw te overtuigen. Maar de gene-
raal werd alleen maar woedender en begreep niets of wilde niets begrij-
pen. Daarom riep hij met stemverheffing: "Ik ben overigens niet gekomen
om de kwestie alleen met woorden af te doen, u dient voldoening te geven
voor de beledigingen die u tot de koning hebt durven te richten."
- "Op welke manier?"
- "In de eerste plaats draag ik u in naam van zijne majesteit op,
hem niets meer te schrijven dat zinspeelt op zijn Hof en op de konink-
lijke familie. De koning is heel kwaad, en indien u niet gehoorzaamt,
zullen er maatregelen genomen worden die niet aangenaam voor u zijn. En
gaat u thans zitten en schrijf wat ik u dicteer."
- "Wanneer dat geen terugtrekking en geen ontkenning van de waar-
heid is wil ik dat gaarne doen", zei Don Bosco en ging zitten en nam de
pen ter hand.
De generaal begon iets te formuleren, waarin de koning nederig om
verontschuldiging gevraagd werd, en waarin hem gesmeekt werd de dreige-
menten en voorspellingen als niet geschreven te beschouwen.
Don Bosco legde de pen neer. - "Een dergelijke verklaring
kan ik onmogelijk op schrift stellen."
- "En toch zult u het moeten doen, kost wat kost!"
- "En wanneer ik het geschreven heb, zou u voor God verantwoorde-
lijk zijn voor wat er dan kan gebeuren?"
- "Hier heeft God niets mee te maken", brulde de generaal "en ik
wens dat u schrijft!"
Don Bosco stond op. - "Maar ik schrijf niet."
Bij dit antwoord legde de generaal, buiten zichzelf van woede, de
hand op de greep van zijn degen en zei tot Don Bosco dat hij moest op-
passen. Het scheen alsof hij hem tot een duel wilde uitdagen. Maar Don
Bosco antwoordde hem met bewonderenswaardige kalmte, dat hij geen wapens
had om zich te verdedigen en dat zijn enige verdediging bestond in de
rede en in de godsdienst. - "Overigens, mijnheer de graaf, zou ik u kun-
nen uitdagen om te zien wie van ons beiden het meeste bidt. U zou meer
bidden dan ik, omdat u meer vrije tijd hebt, en daarom zou u zeker de
overwinning behalen."
Maar de graaf snoof en rammelde met zijn degen. Don Bosco echter
trok een vastberaden gezicht om een einde aan dat schouwspel te maken.-
"Hola", riep hij uit, "dacht u mij misschien bang te kunnen maken met
uw bedreigingen? Dan zeg ik het u ronduit: ik ben niet bang."
Die onverwachte vastberadenheid bekoelde de generaal een beetje.
Hij antwoordde: - "Hoe? U bent dus niet bang voor mij?"
- "0 nee, helemaal niet, want ik weet met wie ik op dit ogenblik
te doen heb. U bent een gentleman, een dappere soldaat en u zult een ar-
me, ongewapende priester, die uiteindelijk slechts gedaan heeft wat hij
het beste achtte voor het welzijn van de ziel van zijn koning zeker geen
geweld willen aandoen. Ik ben daar zozeer van overtuigd, meneer de gene-
raal, dat als ik geweten had dat u zich naar mijn huis wilde begeven,

16.5 Page 155

▲back to top
- V/151 -
ik u de moeite van dat bezoek zou bespaard hebben. Ik zou zelf naar uw
woning gekomen zijn, waar we rustig de manier zouden hebben kunnen vin-
den om de koning genoegdoening te verschaffen en tegelijkertijd mijn
geweten gerust te stellen. Ik wist dat u een zo voorkomend en achtens-
waardig man bent, dat u bij mijn verschijnen een fles zoudt hebben open-
gemaakt en dat we op uw gezondheid zouden hebben gedronken."
De generaal staarde Don Bosco aan en wist niet meer wat hij zeg-
gen of doen moest. Zijn woede was bedaard, en verwonderd over de veran-
dering van gevoelens die zich in hem voltrokken had, groette hij Don
Bosco half verbluft en vertrok. Hij besteeg zijn paard, ging door het
hek naar buiten, bleef staan, kwam weer terug op de speelplaats, stapte
weer af en beende opnieuw de kamer van Don Bosco binnen. - "Dus u zegt",
zo hernam hij, "dat u naar mijn huis durft komen?"
- "Wel zeker."
- "Hebt u daar de moed toe?"
- "Ik zou zeker komen."
- "En als ik u aan uw woord houd?"
- "Doet u dat gerust."
- "Kom dan morgen om elf uur."
- "Op dat uur kan ik niet, ik heb dan iets heel belangrijks te
doen. Zegt u me een ander uur dat u gelegen komt."
- "Om drie uur 's middags."
- "Uitstekend. Morgen om drie uur in de middag zie ik u weer."
De generaal keek Don Bosco strak aan en vertrok.
De volgende dag was Don Bosco stipt op tijd. Hij werd met de
grootste hoffelijkheid ontvangen en in alle rust werd de brief opgesteld
die aan de koning zou worden gezonden. Don Bosco zette er zijn handteke-
ning onder. In die brief werd gezegd dat het Don Bosco erg speet de ko-
ning onaangenaam te zijn geweest, daar het niet zijn bedoeling geweest
was hem ook maar in het minst te beledigen. Wat de voorspellingen be-
trof, moest de vorst er maar in een zodanige mate rekening mee houden,
als hij voor zijn gemoedsrust het beste achtte. Hij besloot met de be-
lofte, dergelijke brieven niet meer te zullen schrijven. - Hierbij dient
te worden opgemerkt, dat de wet al was aangenomen en dat de feiten niet
meer te ontkennen waren. Niettemin verklaarde Don Bosco later, dat hij
die brief nooit ondertekend zou hebben, wanneer het niet geweest was om
een groter kwaad en onaangename gevolgen te voorkomen.
Het gesprek tussen Don Bosco en de generaal duurde verscheidene
uren. Het werd steeds hartelijker en opgewekter. D'Angrogna wilde dat
Don Bosco bij hem zou blijven eten, maar Don Bosco verontschuldigde zich
met te zeggen, dat hij al gegeten had. Toen hield de generaal Don Bosco,
die al vertrekken wilde, tegen en zei: - "Voor u weg gaat moet u dan
toch minstens zo vriendelijk zijn, de wijn uit mijn wijngaard te proe-
ven. Ik stel er prijs op dat we onze vriendschap bezegelen."
Hij gaf een bevel en er verscheen een bediende met een fles en
een schaal met koekjes. Toen de glazen gevuld waren keek Don Bosco de
generaal glimlachend aan. Ook de generaal glimlachte en nam een koekje,

16.6 Page 156

▲back to top
- V/152 -
hij bood het Don Bosco aan.
Schertsend vroeg Don Bosco: - "Er zitten toch geen heterogene
bestanddelen in dat koekje?"
En de generaal, eveneens schertsend: - "0, wat dat betreft...
Zie, ik eet de helft van uw koekje op." - En hij deed het ook. Enkele
minuten later drukten zij elkaar de hand, namen afscheid en van dat
ogenblik af waren zij vrienden.
Graaf d'Angrogna vertrouwde later een moor, die hij uit Afrika
had meegebracht, aan Don Bosco toe, om hem te laten dopen en er een
goede christen van te maken.

16.7 Page 157

▲back to top
- V/153 -
H O O F D S T U K XXIII
NOG STEEDS PLANNEN VOOR DE DRUKKERIJ KATHOLIEKE
LECTUUR -GESPREKKEN TUSSEN EEN ADVOCAAT EN EEN
PLATTELANDSPASTOOR OVER HET SACRAMENT VAN DE BIECHT -
HET HOSPITIUM VAN LIEFDE IN PINEROLO EN DE
CATECHUMENEN - DE NAAMDAG VAN DON BOSCO EN EEN
EDELMOEDIGE BELOFTE - HET FEEST VAN DE H. ALOYSIUS EN
DE GOEDHEID VAN DE PRIOR - NIEUWE RICHTLIJNEN VOOR DE
GODSDIENSTLERAREN.
Don Bosco, die door deze strijd en door al die storingen niet uit
zijn evenwicht te brengen was, zette zijn briefwisseling met Don Carlo
Gilardi voort. Hij had hem geschreven op de 6de mei. Daarbij had hij
tegelijkertijd het aandeel in de opbrengst dat hij de Congregatie der
Priesters van Liefde verschuldigd was voor het bedrag, dat hij nog
steeds te leen had van de E.H. Rosmini.
"
Mijn beste Don Carlo,
"
De paastijd nadert met rasse schreden en daarom is het no-
" alle gewetenszaken in orde te maken... Tot nu toe heb ik nog niet
" aan pater generaal geschreven omdat ik weet dat zijn gezond-
" heidstoestand te wensen overlaat...
"
Er is bepaald dat de spoorweghalte voorlopig hier in Val-
" docco zal komen, daardoor is de waarde van de terreinen hier in
" de buurt aanzienlijk gestegen; het is maar dat u er rekening
" mee kunt houden.
"
Coriasco, die eigenaar is van het huisje grenzend
" aan het door u gekochte en verkochte terrein, is gedwongen dit
" te verkopen; hij heeft mij te verstaan gegeven dat hij het voor
" fr. 7.000 zou kunnen afstaan. Afgelopen jaar hebben we hem al
" 10.000 geboden.
"
Moge de Heilige Maagd pater generaal zegenen en zijn ge-
" zondheid bewaren tot welzijn van onze heilige godsdienst. Daar-
" voor bid ik van ganser harte en zo bidden ook mijn zonen om de-
" ze gunst.
"
Ik beveel mij aan in uw gebeden; mijn moeder laat u
" groeten, samen met onze seminaristen en geloof mij wanneer
" ik mij van harte noem
"
Uw toegenegen vriend
"
Bosco Giov., priester.

16.8 Page 158

▲back to top
- V/154 -
Tegelijkertijd verzorgde Don Bosco in de drukkerij Ribotta, aan
de Consolatakerk gelegen, het verschijnen van de twee afleveringen voor
de maand mei. De troost van het Evangelie voor de christen die in de
wereld leeft, door T.K. Het zijn levendige, korte overwegingen over het
hele Evangelie van Mattheus. Het toont aan hoe gemakkelijk het is de
voorschriften van Jezus Christus te gehoorzamen, de heiligheid en de
voordelen van zijn raadgevingen, de bestendigheid van zijn Kerk, de
plichten die de mensen tegenover haar hebben, de bevoegdheid die zij
van God verkregen heeft om de zonden te vergeven, de uitwerking van
het gebed, vooral wanneer het in gemeenschap wordt verricht, de beteke-
nis van het overwegen van de vier uitersten van de mens, de barmhartig-
heid en rechtvaardigheid van God, enzovoort.
Voor de maand juni had Don Bosco zelf een mooi boek samengesteld
in twee afleveringen: Gesprekken tussen een advocaat en een plattelands-
pastoor over het sacrament van de biecht. De drukkerij Paravia had op-
dracht het werk te drukken.
Don Bosco zette het doel van deze gesprekken als volgt uiteen:
"
Er bestaat geen twijfel over dat in de rampzalige tijd
" waarin wij leven, het geloof op verbitterde wijze wordt bestreden.
" Alle pogingen van de vijanden zullen echter ijdel blijken, wanneer
" de katholieken het sacrament van de biecht maar niet verwaarlozen.
" Ziehier waarom de vijanden al hun wapenen juist tegen deze heil-
" zame praktijk richten. Een katholiek die niet meer biecht en aan
" zichzelf overgelaten blijft wandelt van afgrond tot afgrond, en
" als iedere zwakke, onbeschutte en aan de kracht van de wind bloot-
" gestelde plant, geraakt hij van de ene ellende in de andere. Om
" de gedachte van de biecht van de grond af te vernietigen, ver-
" spreiden de protestanten aanhoudend vlugschriften onder de katho-
" lieken, waarin zij beweren dat de biecht niet door God is inge-
" steld en dat zij daarom te verwerpen is.
"
Wij echter zullen, niet met bedrog, met praatjes en kwaad-
" willigheid, - wat de gebruikelijke wapenen van onze vijanden zijn
" maar aan de hand van het Evangelie en de geschiedenis bewijzen,
" dat de noodzaak van de biecht zelfs door de heidenen erkend werd.
" Op bevel van God werd zij in praktijk gebracht door het joodse
" volk en dat deze praktijk door de Zaligmaker tot de waardigheid
" van sacrament verheven werd, en werd voorgesteld als middel dat
" nuttig is voor iedere christen en absoluut noodzakelijk voor al
" wie na het Doopsel een doodzonde bedreven heeft.
"
De protestanten beweren steeds maar dat er in de eerste
" tijden van de Kerk nooit gesproken is over de biecht. Daarom zul-
" len wij hun steeds aan de hand van de geschiedenis laten zien,
" dat de biecht voortdurend in praktijk gebracht is in de Katho-
" lieke Kerk vanaf Jezus Christus tot in onze dagen.
"
Ik heb zoveel mogelijk vermeden de schrijvers en de godde-
" loosheden, die in de geschriften van de tegenstanders van de
" biecht vervat liggen, te noemen. Dat heb ik gedaan om twee rede-
" nen: om niet teveel ergernis te geven, aan de goede katholieken,
" die niet anders dan van de diepste smart vervuld kunnen zijn wan-
" neer zij zien dat de eerbiedwaardigste dingen van onze godsdienst
" geprofaneerd worden; en ook om niet per ongeluk de nieuwsgierig-
" heid te prikkelen tot het le-

16.9 Page 159

▲back to top
- V/155 -
" zen van de slechte boeken, die zoveel dwalingen en schaamteloos-
" heden bevatten.
"
Ik heb me ertoe beperkt de leer van de Katholieke Kerk
" ten aanzien van de instelling van de biecht duidelijk te maken,
" daarbij de waarheid aantonend en de dwaling bestrijdend, vrijwel
" zonder deze ooit te noemen. Ik meen echter dat ik met zekerheid
" geantwoord heb op alles wat er tegen de biecht gezegd en geschre-
" ven is
"
Ten zeerste bedroefd over het vele kwaad dat iedere dag
" tegen de katholieke godsdienst wordt opgestapeld, wens ik de ka-
" tholieken moed en standvastigheid toe.
"
Zeker, Katholieken, moed. Laten wij innig verenigd blijven
" in deze godsdienst die gesticht is door Jezus Christus, en als
" zichtbaar hoofd de Paus van Rome, Zijn plaatsvervanger op aarde
" heeft, die in de loop der eeuwen steeds bestreden werd, doch
" steeds overwonnen heeft.
"
Deze godsdienst van Jezus Christus bevindt zich uitslui-
" tend in de Katholieke Kerk; niemand is katholiek zonder de Paus;
" wee degene die zich van dit opperste hoofd afscheidt! Hij staat
" buiten de enige godsdienst die kan leiden tot zaligheid. Wie de
" Kerk niet tot moeder heeft kan God niet tot vader hebben.
"
Laat er onder ons dus hetzelfde geloof heersen, dezelfde
" wet, dezelfde sacramenten, dezelfde liefde in leven en dood. Maar
" laten we vooral voordeel weten te trekken uit het sacrament van
" de biecht, dat een belangrijk middel is, door Jezus Christus in-
" gesteld, om onze zielen de verdiensten van zijn lijden en dood
" deelachtig te laten worden; om de ketenen te verbreken waarmee
" de boze geest onze zielen gekluisterd houdt, om de hel voor ons
" te sluiten en voor ons de poorten te openen die toegang geven tot
" de Hemel. Zo zij het.
In die gesprekken laat Don Bosco de pastoor een feit vertellen
met betrekking tot het biechtgeheim, dat hij in een dispuut tegen de
protestanten zelf had beleefd.
- "Het is niet zo lang geleden dat er een wijsneus bij me kwam,
die me verzekerde dat hij de geestelijkheid heel wat te verwijten had
op het punt van het verbreken van het biechtgeheim. Ik deed hem opmer-
ken dat, wanneer het ook al zou gebeuren, dat een priester zijn heilig
ambt zou verraden, daarmee de heiligheid van dat sacrament nog niet ver-
minderd was. Zou men misschien de apostelen heiligschenners moeten noe-
men omdat er een Judas bestaan had? Maar toen hij erop bleef staan dat
hij bepaalde feiten wist, ging ik daarop in. "Als u", zo zei ik hem, "of
een van uw vrienden mij één enkel feit van dien aard zou kunnen aanto-
nen, maar dan één, dat ook stellig vaststaat, dan krijgt u van mij vijf-
honderd franken." - "Houd ze dan maar voor me gereed", vervolgde de an-
der, "zaterdag ben ik bij u." - "Wacht even", antwoordde ik hem. "Ik
heb hetzelfde al eens tegen anderen gezegd en ik zou niet graag willen
dat het met u hetzelfde ging, namelijk dat u zich helemaal niet meer
laat zien." "U zult me zonder twijfel zien", besloot de ander, "ik geef
u mijn erewoord."
U denkt misschien dat hij is teruggekomen?
Ik wacht nu al een hele tijd op hem. Tot op dit ogenblik is hij
nog steeds niet komen opdagen, en ik geloof dat ik hem nooit meer zien
zal, omdat hij geen feit weet te vinden zoals hij beloofd had. Werke-

16.10 Page 160

▲back to top
- V/156 -
lijk, degenen die ik zo dikwijls heb horen uitpakken tegen de biecht,
zijn steeds met vage dingen bij me gekomen, zonder dat ze een plaats
konden aanduiden, zonder de naam van de biechtvader of van de biechte-
ling te noemen, en hun verhalen begonnen steeds met de woorden: "Ik
heb horen rtellen...".
Nadat Don Bosco dit werk had voltooid, bevond hij zich de 25ste mei
in Ivrea, waar hij over de Onbevlekte Ontvangenis preekte en met de bis-
schop enkele regelingen trof voor de Katholieke Lectuur. Vandaar keerde
hij naar Turijn terug om met Paravia de druk van de twee andere afleve-
ringen voor juli te bespreken. Het boek had als thema: Bekering van een
adellijke en rijke Engelse dame tot de Katholieke Kerk, ten tijde dat de
strafwetten tegen de katholieken in Engeland nog van kracht waren. Een
historisch verhaal uit het Engels vertaald. Ziehier een uittreksel
ervan.
"In 1772 moesten de katholieke priesters zich verborgen houden.
Wie de heilige mis had opgedragen beliep de doodstraf. Iedereen die er-
op betrapt werd dat hij de mis in zijn huis had laten opdragen werd ver-
oordeeld tot inbeslagneming van zijn goederen en tot levenslange dwang-
arbeid in de koloniën. Dit is voldoende om een klein staaltje te geven
van de beroemde verdraagzaamheid die aanhoudend door de protestanten
gepreekt wordt. En deze onderdrukking van de katholieken duurde meer dan
tweehonderd jaar. In dit boek nu kan men lezen hoeveel die dame had uit
te staan om zich te bekeren en standvastig te blijven tegenover de ware
Kerk, levende midden in haar anglicaanse familie; en ook kan men erin
zien hoe de Heer haar heldhaftige deugden zegende."
Geschriften van deze aard betekenden een nederlaag voor de Wal-
denzen, ter oorzake van de afkeer die de lezers van deze sekte kregen.
Maar al was Don Bosco dan ook onvermoeid in het waarschuwen van de ge-
lovigen, hij wilde toch ook zelf dwalende zielen winnen en vooral die
van de jongens. Behalve aan de wezen die uit protestantse ouders geboren
waren en die hij bij zich had opgenomen, nam hij later andere jongens op
uit het Hospitium van de catechumenen in Turijn, en thans deed het Hos-
pitium van Liefde te Pinerolo een beroep op hem. Dezelfde burgemeester,
de heer Giosserane, die zich nog het aanbod herinnerde dat Don Bosco hem
in het voorgaande jaar gedaan had, bracht de jongen Plancia bij hem on-
der, die tot het Hospitium behoorde en hij betaalde 16 lire per maand
als pensiongeld, voor de tijd dat hij in de instelling zou verblijven
maar slechts tot aan een bedrag van 400 lire.
Van bovengenoemde jongens wilde een deel graag het katholicis-
me omhelzen, en de catechismusleraar had het gemakkelijk. Maar het
godsdienstonderricht van de anderen, die van de straat waren opgeraapt,
vereiste dikwijls een groot geduld, hetzij vanwege een vertraagde ont-
wikkeling, of door totaal gemis aan opvoeding, door vervorming van het
karakter en ook wel door gewone ongedisciplineerdheid. Don Bosco besef-
te hoeveel nieuwe zorgen en moeiten hij zich voor hen zou moeten ge-
troosten, en hij nam hen gaarne op als internen, en deed zijn best hen
tot de ware Kerk te doen toetreden. Een brief legt getuigenis af van
zijn ijver.
"
Pinerolo, 22 juni 1855.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
Ik dank u zeer voor de inlichtingen die u me hebt doen
" toekomen door bemiddeling van uw medewerker Don Alasonatti,
" betreffende Danielini Brunerotto over wie U, naar ik aanneem,

17 Pages 161-170

▲back to top

17.1 Page 161

▲back to top
- V/157 -
" steeds meer tevreden zult zijn, daar gij in uw instituut over de
" middelen beschikt om het goede te ontdekken dat tot het tijdelijk
" en geestelijk heil kan strekken; middelen waarover men hier in
" het Hospitium niet beschikt, zeker niet voor een zo ongemanierde
" jongen als hij is. Wanneer zijn bekering een feit is, wilt u me
" dan even verwittigen, opdat ik gelegenheid heb er aantekening van
" te houden in het register van het Hospitium?
"
Wat Pietro Plancia aangaat, God geve dat het zijn laatste
" dwaasheid zal zijn, maar ik heb er een zwaar hoofd in; ik had het
" kunnen weten. Als hij overigens zo lang in het Hospitium verbleef,
" dan was dat tegen mijn zin en indien hij zou willen terugkeren,
" zal ik hem zeker niet meer terug opnemen, nu ik weet dat hij bij u
" zo goed is. Vandaar dat ik ook zonder opmerking geen melding van
" zijn vlucht gemaakt zou hebben bij de Administratie van de Carità.
" Ik sprak er echter toch over met Kanunnik Badariotti, rector van
" het seminarie zowel over zijn vlucht als over zijn terugkeer, maar
" niet in mijn hoedanigheid als mede-administrateur, doch als vriend,
" en daar ik met hem op 4 juli a.s. naar Turijn moet om daarna voor
" de retraite naar San Ignazio te gaan, zullen wij het mandaat en
" de 200 lire kunnen meenemen, om het u dezelfde dag ter hand te
" stellen, als we tijd hebben, of anders de 13de bij onze terugkeer.
" Het zou echter sneller en veiliger zijn wanneer u, als u dat niet
" te lastig is, op de morgen van genoemde dag, 4 juli, om half negen
" aan het station zou kunnen zijn, waar we dan in ieder geval aan-
" komen.
"
Aanvaard de verzekering van mijn grote waardering,
"
Uw dw. dienaar,
"
Giov. Batta. Fortoul Kan. Pen.
Terwijl zodoende tal van goede werken van God, door middel van
Don Bosco volbracht, elkaar opvolgden, naderde de 24ste juni, op welke
dag de goede vader de jongens van zijn huis een bijzonder teken van ge-
negenheid wilde geven. Hij bood hun daarom de mogelijkheid, hem op een
briefje, of door het hem toe te fluisteren mee te delen met welk ge-
schenkje hij hun een plezier kon doen, met de belofte dat hij het hun
zou geven. Misschien deed hij dat ook om hen aan de hand van wat zij
vroegen, nog meer door en door te leren kennen. Iedereen kan zich gemak-
kelijk niet alleen de verscheidenheid, maar ook de dwaasheid en vreemd-
soortigheid van sommige vragen voorstellen. Maar Don Bosco willigde alle
redelijke verzoeken in, hoe kostbaar ook, zoals boeken, kleren, vrij-
stelling van kostgeld enzovoort.
"Ik ondervond", zo vertelt Don T., "opnieuw zijn buitengewone
goedheid en daar ik een nieuwe toog nodig had" - hij was seminarist -
"trok ik de stoute schoenen aan en vroeg hem erom. Hij stelde me vol-
gaarne in de gelegenheid de stof ervoor te kopen en betaalde ook het
maakloon." - Domenico Savio echter nam een stukje papier en schreef er
alleen deze woorden op: "Ik vraag u mijn ziel te redden en mij heilig
te maken!"
Nog een dag van naastenliefde was de feestdag ter ere van de H.
Aloysius, waarvoor Don Bosco 4.000 prentjes van de jonge heilige had
laten drukken. Toen markies Fassati tot Prior van het feest gekozen
was, wilde de adellijke heer de jongens een ongewone vreugde bereiden.
Op de namiddag van de eerste zondag van juli gaf hij, na afloop van de

17.2 Page 162

▲back to top
- V/158 -
plechtigheid in de kerk, brood en worst aan al degenen die naar het Ora-
torio gekomen waren. Met inbegrip van het grote aantal externen waren er
meer dan achthonderd. Daar hij erg vrijgevig was, wilde hij dat de trak-
tatie overvloedig zou zijn. Het was dan ook een lust voor het oog de
jongens te zien die hun portie gekregen hadden. Ze hielden dat voor hun
ogen, en triomfantelijk riepen ze: "Je kunt Soperga niet zien, je kunt
Soperga niet zien!" Dat is een bekende zinnetje om de dikte van een
schijf worst of kaas aan te duiden. Het betekent, dat, wanneer men So-
perga, een heuvel ten noord-oosten van Turijn, erdoorheen kan zien dat
een teken is dat ze dun en doorzichtig is; zo niet, dan is dat een be-
wijs dat ze dik en ondoorschijnend is en er veel te genieten valt. En
dat was juist het geval met de traktatie van de gulle Prior.
Deze en andere bewijzen van naastenliefde, nu eens door de ene dan
door een andere grote heer van Turijn aan de dag gelegd, waren nuttige
prikkels voor de externe jongens om geregeld naar de catechismusles en
de godsdienstoefeningen in het Oratorio te komen. Zij zagen er als het
ware de zin uit het Heilig Evangelie door bewaarheid: Zoek eerst het
Rijk Gods en zijn gerechtigheid, en al het overige zal u worden toege-
worpen. Door op die manier af en toe een extraatje te krijgen, hielden
zij zich vaker en liever met de goddelijke dingen en hun ziel bezig, en
hand over hand gingen zij dieper op de godsdienst in. Hun deugdzaamheid
nam toe in kracht, en zodoende werden ze goede christenen, behoorlijke
en achtenswaardige burgers.
Maar op de vreugde van deze feestdagen volgde een nieuwe beproe-
ving. Op 29 juni gaf Giovanni Lanzi, minister van Openbaar Onderwijs,
aan de inspecteurs van het onderwijs opdracht, de wet op de diploma's
ten uitvoer te brengen, krachtens welke het iedereen - man of vrouw -
verboden was iets, wat ook, te onderwijzen zonder voorafgaand examen
dat men volgens de regering met goed gevolg had afgelegd. Er werden
geen uitzonderingen meer gemaakt voor de kloosterzusters, wier scholen
moesten onderworpen worden aan het toezicht van de burgerlijke overheid.
Dat was een nieuwe en niet lichte belemmering die de leiding en instand-
houding van de godsdienstige instellingen moest hinderen en steeds moei-
lijker maken. Praktisch werd de zusters het geven van onderwijs verbo-
den, daar men hun dergelijke voorwaarden stelde, dat zij er zich onmoge-
lijk aan konden aanpassen.
De Heilige Stoel verzachtte echter de gevolgen. Desgevraagd ant-
woordde zij de bisschop van Novara: - "Het burgerlijke gezag kan de
rechten van de Kerk op het onderwijs niet inperken. Daarom kunnen de be-
palingen van de regering die ze willen verminderen, noch erkend, noch
goedgekeurd worden. Doch om niet tot het uiterste te gaan, moeten de on-
derwijscongregaties, wier huizen gesloten zijn, toch minstens het toe-
zicht uitoefenen dat de bisschop toekomt op het godsdienstige en zede-
lijke onderricht. Wanneer dat toezicht niet onmogelijk wordt gemaakt,
kunnen zij de examens en de inspectie van de regering tolereren!"

17.3 Page 163

▲back to top
- V/159 -
H O O F D S T U K XXIV
HET ORATORIO VOORTDUREND IN NOOD - TOEVLUCHT TOT DE
ARMENZORG - RENATO D'AGLIANO EN EEN VERKREGEN GUNST -
VERLOTING VAN ENKELE SCHILDERIJEN - VERKREGEN
GOEDKEURING - OPZET VAN DE LOTERIJ - BEROEP OP DE
OPENBARE WELDADIGHEID - MARKIES DI CAVOUR BRENGT DON
BOSCO OP DE HOOGTE VAN DE ERNSTIGE ZIEKTE VAN ROSMINI
DIE KORT DAARNA STERFT - VERSLAG OVER DE TREKKING VAN
DE LOTERIJ - MEDEDELING DAARVAN AAN DE WELDOENERS
De expeditie naar de Krim, waaraan vijftienduizend Piëmontese
soldaten deelnamen en die bedoeld was als hulp voor de Turken, voor
Engeland en Frankrijk tegen het dreigende Rusland, het zogenaamde
cryptogamen, een druivenziekte die sinds enkele jaren de mooiste wijn-
gaarden van Piëmont deed verkommeren; de aanhoudende schaarse oogsten;
het weer optreden van de cholera op Sardinië en nog andere onheilen
droegen er alle op hun beurt toe bij, de omstandigheden van rijken en
armen slechter te maken. Vandaar dat ons jongenstehuis, dat van de wel-
dadigheid leefde, ernstig gebrek leed en er krap voorzat.(1)
(1)
De weledelgeboren Heer Voorzitter van de Armenzorg te Turijn:
Vervuld van de levendigste gevoelens van dankbaarheid tegenover u en de heren
van de administratie van de Armenzorg voor de meermaals verleende bijdragen ten gunste
van de arme jongens die opgenomen zijn in het jongensoratorio van Valdocco, en van
degenen die de avondschool en de zedelijke onderrichtingen volgen in de Oratorio van de
H. Franciscus van Sales te Valdocco, van de H. Aloysius te Porta Nuova, en van de
Heilige Engelbewaarder in Vanchiglia, bevind ik mij dit jaar andermaal in de kritieke
omstandigheid opnieuw een beroep te moeten doen op dezelfde bron van weldadigheid.
Het duurder worden van de levensmiddelen en de werkeloosheid stelden
verscheidene alleenstaande en kwetsbare jongens aan de ernstigste gevaren bloot; en het
zou misschien slecht met hen aflopen als zij niet geholpen werden met geestelijke en
tijdelijke middelen.
Verscheidenen van hen, ongeveer honderd, waarvan een groot deel wees geworden
is door de noodlottige uitbarsting van de cholera in het afgelopen jaar, zijn in
Valdocco opgenomen, anderen worden zo goed mogelijk op andere manieren geholpen, en dat
zijn er meer dan vijftienhonderd over de drie Oratoria verdeeld.
Het is voor deze arme en verlaten jongens dat ik mijn toevlucht neem tot uw
beken- de en beproefde goedheid en u dringend vraag de noodlottige situatie van
genoemde jongens in welwillende overweging te nemen, en mij te hunnen behoeve een lief-
devolle bijdrage te verstrekken, waarvan U de grootte gelieve te bepalen aan de hand
van de ernst der omstandigheden.
U oprecht dankend, ook uit naam van de jongens, wens ik u en
alle heren van de administratie de overvloedige zegen des hemels en verblijf,
Uw dw.
Giovanni Bosco, priester.

17.4 Page 164

▲back to top
- V/160 -
Maar van tijd tot tijd liet God doorschemeren dat hij zijn armen
niet had vergeten. Juist op een van die dagen terwijl Don Bosco op het
punt stond uit te gaan om in de stad ergens hulp te zoeken, ontving hij
bezoek van graaf Renato D'Agliano, een Turijns edelman, een edelman
niet alleen naar den bloede maar ook door zijn gevoelens van christe-
lijke vroomheid, en deze zei hem: "Mijn vrouw is ernstig ziek, wilt u
voor haar genezing bidden en ook uw jongens daarvoor laten bidden?" -
En terwijl hij dat zei, overhandigde hij hem een aalmoes, voldoende om
de helft van de bakkersrekening te betalen. Don Bosco bedankte de vrij-
gevige man en spoorde hem aan vertrouwen te hebben, terwijl hij hem on-
der ogen bracht, dat hij met deze blijk van weldadigheid, nog voor hij
de gunst verkregen had, als het ware God ertoe dwong hem de gunst te
verlenen. Dezelfde avond deed Don Bosco, bij de gemeenschappelijke ge-
beden, een Onzevader en Weesgegroet toevoegen voor een zieke, en beval
dat men dat tot nader order iedere volgende dag zou doen. Maar de der-
de dag kwam de graaf naar het Oratorio terug en met de grootste dank-
baarheid vertelde hij, dat zijn vrouw tot grote verwondering van de
dokter buiten gevaar en zo goed als genezen was. Vervuld van erkente-
lijkheid tegenover God voor een zo onverwachte verkregen gunst, liet
hij uit haar naam een nieuwe gift achter als dank. De goddelijke Voor-
zienigheid, steeds wijs in haar beleid, had het zo geschikt, dat deze
tweede aalmoes gelijk was aan de eerste, zodat Don Bosco binnen drie
dagen zijn bakkersrekening volledig kon betalen.
Deze blijken van weldadigheid, die veeleer iets vreemds en won-
derlijks hadden, gaven een groot vertrouwen op de goddelijke goedheid,
en tegelijkertijd brachten zij Don Bosco tot de meest liefdevolle ijver
om in al de behoeften van zijn zorgenkinderen te voorzien. De relazen
die we over dit onderwerp hebben, stemmen overeen waar zij hem voor-
stellen als een arme maar bezorgde moeder, die, zich omringd ziet door
een talrijk gezin, en in de vrees dat haar kinderen op de een of andere
manier gebrek zouden lijden, zich geen rust gunt voordat er niets meer
ontbreekt aan wat het noodzakelijkst is voor hun levensonderhoud.
Om de edelmoedigheid van zijn gewone weldoeners niet te vermoei-
en, besloot hij een beroep te doen op de openbare weldadigheid. Daar er
nog enige schilderijen waren overgebleven van de vorige loterij, dacht
Don Bosco aan een derde, kleinere, als aanhangsel van de twee eerste,
met loten van een lire per stuk. Hij werkte er bijna zes maanden aan.
Hij ze: - "Twee jaar geleden deden wij een beroep op de openbare welda-
digheid voor de bouw van de kerk en het huis; nu doen wij een beroep op
u om aan brood te geraken." Daartoe stelde hij een geschikt comité samen
van liefdadige dames en heren uit Turijn en een leidinggevende en ver-
antwoordelijke commissie; daarna verzocht hij de burgerlijke overheid om
de nodige bevoegdheden, onder overlegging van het plan voor de loterij,
van de namen der leden van de commissie die gemachtigd moesten worden de
loten, het model van de matrices voor de druk ervan en de catalogus van
de schilderijen.
De aanvraag van Don Bosco was in deze termen opgesteld:
"
22 maart 1855
"
Hooggeachte Heer Intendant-Generaal,
"
Ondergetekende deelt U eerbiedig mede, dat hij in de noodza-
" kelijkheid verkeert brood te verschaffen aan verscheidene arme

17.5 Page 165

▲back to top
- V/161 -
" verlaten en in gevaar verkerende jongens die, ten getale van onge-
" veer honderd, opgenomen zijn in het Oratorio van de H. Franciscus
" van Sales, en van wie een groot gedeelte wees geworden is door het
" noodlottige uitbreken van de cholera in de loop van het jaar 1854.
" Tot dat doel had hij zich voorgesteld de verloting te organiseren
" van enkele schilderstukken, om het hoofd te kunnen bieden aan de
" dringende en onvermijdelijke onkosten waarvoor hij zich gesteld
" ziet.
"
Daarom richt hij zich tot U, met het verzoek de staat van
" verlatenheid van deze arme jongens in welwillende overweging te
" willen nemen, de commissie goed te keuren in de hier onder genoem-
" de leden en een deskundige af te vaardigen naar uw goeddunken om
" de schilderijen te taxeren en tegelijkertijd alle andere bevoegd-
" heden te verlenen die nodig zijn voor de uitvoering van het hier-
" bij gevoegde plan der loterij.
"
Met het oog op de geringe betekenis van de loterij, ver-
" zoekt ondergetekende U het stempel der commissie te willen erken-
" nen, afgedrukt op het bijgevoegde lot, en zodoende vrijstelling
" te verlenen van het zegel van de belasting, zoals door bijzondere
" gunst het vorig jaar geschiedde.
"
Met dank
"
Namens de commissie
"
Giovanni Bosco, priester.
De schilderijen die verloot werden waren elf in aantal, waarvan
de waarde bepaald was door M. Cusa, professor en secretaris van de
Albertina-academie. Ziehier, ook de catalogus die ons de nagedachtenis
heeft bewaard van de schenkers die tot het Oratorio behoorden, hetzij
doordat ze er woon- den of doordat zij er vaak kwamen.
1. Groot altaarstuk in olieverf op doek, voorstellend de Kroning van
Jezus Christus. Werk van de beroemde Padovanini, geschonken door
graaf Carlo Cays.
2. Olieverfschilderij op doek, voorstellend Magdalena, met vergulde
lijst, geschonken door doctor Viriglio.
3. Olieverfschilderij op doek, voorstellend het H. Hart van Jezus, in
vergulde lijst, werk van professor Gastaldi en geschonken door de
theol. kanunnik Lorenzo Gastaldi.
4. Olieverfschilderij op doek, voorstellend het H. Hart van Maria, met
vergulde lijst, vervaardigd en geschonken door dezelfde.
5. Schilderij op doek, voorstellend de Heilige Maagd Maria, werk van de
kunstenaar Carlo Tomatis, leerling van het Oratorio.
6. Schilderij op doek, voorstellend de H. Joannes de Doper, met ver-
gulde lijst, werk en geschenk van dezelfde.
7. Olieverfschilderij op doek, voorstellend de Maagd Maria het Kind
voedend, met vergulde achthoekige lijst, geschonken door Vittorio
Alasonatti, priester.
8. Olieverfschilderij op doek, voorstellend de St.- Franciscus van
Assisi, met vergulde lijst geschonken door Pietro Merla, priester.
9. Olieverfschilderij op doek, voorstellend Carlo Alberto en Vittorio

17.6 Page 166

▲back to top
- V/162 -
Emanuele, anoniem.
10. Bas-reliëf van papier-maché, voorstellend het Geloof, geschonken
door mevrouw Margherita Gastaldi, geboren Volpatto.
11. Bas-reliëf van was, voorstellend Leonardo da Vinci, in vergulde
lijst, geschonken door Z. Hoogheid de Hertog Litta Visconti.
Toen de waarde van deze voorwerpen door de Koninklijke Intendan-
ce-generaal van het District Turijn was vastgesteld, werd de loterij
goedgekeurd met het volgende decreet:
"
Gezien het verzoek tot het houden van een volgens bijgaand
" plan ontworpen loterij van voorwerpen, welke de hier aangeduide
" commissie wil ondernemen ten bate van het Oratorio van de H.
" Franciscus van Sales in deze stad; terwijl uit de gewonnen in-
" lichtingen blijkt dat de waarde die toegekend werd aan elk der
" objecten, die als prij-zen voor de loterij dienst doen, tot een
" gezamenlijk bedrag van 5.300 lire, niet overdreven is, wordt toe-
" stemming voor de bovengenoemde loterij verleend en vergunning
" verstrekt tot het uitgeven van 7.000 (zevenduizend) loten, tegen
" een frank per stuk, die alvorens uit het boekje gescheurd te wor-
" den, getekend dienen te worden door twee heren leden van de com-
" missie en voorzien van het stempel van het bureau der koninklij-
" ke loterijen op het ministerie van financiën, aan welks hoogste
" goedkeuring dit besluit wordt voorbehouden.
"
De loterij moet aan het publiek worden bekendgemaakt
" voordat met de verkoop van de loten wordt begonnen, en wel d.m.v.
" een passende aankondiging die de strekking bevat van het betref-
" fende plan en van dit decreet.
"
De trekking zal plaats hebben op 12 juli a.s. door toedoen
" van de commissie en in tegenwoordigheid van de controleur van Tu-
" rijn, speciaal belast met het toezicht op de uitvoering en met
" het vervolgens uitbrengen van het nodige verslag daarover aan dit
" hoofdbureau.
"
De commissie zal er zorg voor dragen dat de gehele op-
" brengst van de verkoop der loten en van die welke niet verkocht
" zijn, ten goede zal komen enkel en alleen aan het werk, waarvoor
" het verlof tot deze loterij is verleend.
"
Het niet opvolgen van enige der gestelde voorwaarden zal
" de verstrekte vergunning ongeldig en zonder kracht maken, afge-
" zien van de straffen die men door overtreding van de wet kan op-
" lopen.
"
" Turijn, 20 april 1855
De intendant-generaal
"
Farcito
Op herhaald verzoek van Don Bosco verleende de Intendant enkele
dagen later de volgende concessie:
"
Na nieuw overleg met het ministerie van financiën op 21
" april jl. wordt de commissie van de loterij voor deze enkele maal
" ontslagen van de verplichting de loten te voorzien van de stem-
" pel van de minister voornoemd, en in plaats daarvan gemachtigd
" de stempel van het Instituut zelf te gebruiken.
"
" Turijn, 23 april 1855
"
De intendant-generaal
"
Farcito

17.7 Page 167

▲back to top
- V/163 -
Na deze goedkeuringen verkregen te hebben begon Don Bosco in mei
met de aankondiging van het plan der loterij, als volgt geformuleerd:
" 1. Het doel van deze loterij is te voorzien in de onvermijdelijke
" kosten, verbonden aan het onderhoud van de jongens, opgenomen in
" het huis van het jongensoratorio van de H. Franciscus van Sales
" in Valdocco.
" 2. De loterij betreft enkele schilderijen, tentoongesteld in een
" vertrek van het Oratorio tot de dag der trekking.
" 3. De biljetten zullen 1 frank per stuk kosten en uit een boekje
" gescheurd worden, voorzien van het stempel van het Oratorio en
" getekend door twee leden van de commissie.
" 4. De trekking zal plaats vinden op 12 juli in een lokaal van het
" Oratorio en in aanwezigheid van de heer Controleur van deze stad
" en van de leden der commissie. Er zullen zoveel nummers getrokken
" worden als er voorwerpen vermeld zijn in bijgaande catalogus. Het
" eerste nummer wint de prijs getekend met het nummer één en zo ach-
" tereenvolgens. De getrokken nummers zullen in de dagbladen worden
" bekendgemaakt.
" 5. De verspreiding van de loten is toevertrouwd aan de leden van
" de commissie en aan die verdienstelijke personen die hun krachten
" ten gunste van dit werk van liefdadigheid willen geven.
" 6. De gewonnen prijzen zullen worden uitgereikt in bovengenoemd
" Oratorio, acht dagen na de trekking en degenen die na drie maan-
" den de gewonnen prijzen niet zullen hebben afgehaald, worden ver-
" ondersteld deze aan hetzelfde Oratorio ten geschenke af te staan.
Hierna vermeldde hij de catalogus van de schilderijen en de
ledenlijst der commissie, bevoegd tot het tekenen der loten, van wie de
namen hier volgen:
" Voorzitter
: Doctor Francesco Valluari
" Ondervoorzitter: Ridder Cesare Francesetti di Mezzenile
" Secretaris
: Ridder Lorenzo D'Agliano di Caravonica
" Penningmeester : Graaf Carlo Cays di Giletta
"
" Baron Carlo Giacinto Bianco di Barbania
" Don Giovanni Bosco, pr., Directeur van het Oratorio
" Markies Enrico d'Angennes
" Graaf Carlo Fantoni
" Markies Domenico Fassati
" Graaf Pius Galleani d'Agliano
" Ridder Marco Gonella
" Graaf Alessandro Lucerna d'Angrogna
" Graaf Giuseppe Ponte di Pino
" Graaf Alessandro Provanadi Colegno
" Graaf Casimiro Radicati di Brozolo
Onder de namen van deze heren verdient die van Graaf d'Angrogna,
generaal-majoor van de artillerie en adjudant van Zijne Majesteit, bij-
zondere opmerking. Hij was dezelfde die we bij Don Bosco hebben zien

17.8 Page 168

▲back to top
- V/164 -
verschijnen om hem te onderhouden over de brieven die hij tot de Koning
gericht had. Hij had dankbaar de uitnodiging aanvaard om als lid van de
commissie op te treden.
Het plan van de loterij eindigde met twee verklaringen die tot doel
hadden de kopers van loten een garantie te geven.
" 1. Ondergetekende verklaart de functie van penningmeester te heb-
" ben aanvaard, verantwoordelijk voor het bedrag dat opgebracht zal
" worden door de op touw gezette loterij en voor het juiste gebruik
" van de gelden voor het nader aangeduide doel in de zin der wet.
" Turijn, 21 maart 1855
Graaf Cays
" 2. Ondergetekende verklaart dat de bovenomschreven schilderijen
" aan het Oratorio zonder enige geldelijke vergoeding zijn geschon-
" ken, en dat dezelfde in een lokaal van het Oratorio gedeponeerd
" zijn tot het einde der trekking van de loterij.
" Turijn, 9 april 1855
Bosco Giovanni, priester.
Don Bosco wachtte er niet lang mee zijn loten overal te ver-
spreiden en zond ze aan alle personen die enigerlei kerkelijke of bur-
gerlijke waardigheid bekleedden en vergat niet de min of meer welge-
stelde personen, hen zodoende op aangename wijze noodzakend een goed
werk te verrichten ten bate van zoveel arme jongens die hem door God
waren toevertrouwd.
Ieder pakje loten was vergezeld van een gedrukte brief met de
volgende inhoud:
"
"
Hooggeachte Heer,
"
Turijn, 8 mei 1855
"
Het moeilijke jaar en het grote aantal jongens, die wees
" geworden zijn tengevolge van het optreden der noodlottige chole-
" ra, hebben mij vrijwel gedwongen het aantal jongens, dat in het
" Tehuis van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales is opge-
" nomen, aanzienlijk uit te breiden, zodat hun aantal op het ogen-
" blik ongeveer honderd bedraagt. Niet wetende waarheen mij te
" wenden om hun het dagelijks brood te verschaffen en in de ergste
" nood te voorzien, heb ik het oordeel ingewonnen van enkele welda-
" dige personen, genoemd in de lijst der leden van de commissie,
" die voorstelden een kleine loterij op touw te zetten met enkele
" schilderijen. Nu dit voorstel overgenomen is en voldaan heeft
" aan de wettelijke voorschriften, gaat het er thans om de loten
" te verspreiden. Ik heb besloten ze toe te vertrouwen aan de
" ijverige personen die ook bij andere gelegenheden bijdroegen tot
" het lenigen van de nood waarin ik me bevond. Daarom ben ik zo
" vrij ook thans een beroep te doen op uw beproefde welwillendheid
" en U ... loten toe te zenden met het verzoek uw best te willen
" doen om deze te verspreiden onder degenen die U genegen acht tot
" een dergelijk werk van naastenliefde. Wanneer U ze evenwel niet
" alle kunt verspreiden en U ze niet zelf meent te kunnen behou-
" houden, verzoek ik U andermaal zo goed te willen zijn ze te wil-

17.9 Page 169

▲back to top
- V/165 -
" len terugzenden acht dagen voor de trekking (12 juli) aan dat lid
" van de commissie wiens adres het gemakkelijkst te bereiken is,
" hetgeen U eveneens doen kunt voor het overmaken van het bedrag
" der biljetten die verkocht zijn of die U zelf mocht hebben behou-
" den.
"
Ik zou wel gaarne vermeden hebben U hiermede lastig te
" vallen, maar met het oog op de kosten waaraan ik het hoofd te
" bieden heb, en op het grote aantal verlaten jongens die om brood
" vragen, heb ik mij tot deze toezending verplicht gezien. Geloof
" me: het valt niet mee arme uitgehongerde jongens te eten te geven.
"
Met de betuiging van mijn oprechte dankbaarheid, geef ik U
" de verzekering dat ik mij met de op die wijze geholpen jongens zal
" verenigen om de goede God te bidden dat hij overvloedige zegen
" moge schenken aan U en aan al de Uwen, dat Hij U op bijzondere
" wijze geluk moge schenken in dit en het toekomstige leven. Met
" de meeste hoogachting verblijf ik
"
Uw dw. dn.
"
Giovanni Bosco, priester.
Zelfs Gustavo di Cavour aanvaardde gaarne de loterijbriefjes. Hij
was enkele dagen gaan doorbrengen bij de ernstig zieke priester Ros-
mini. Hij had lang met hem gepraat en was heel bewogen toen hij af-
scheid nam van zijn vriend, die hij vreesde niet meer te zullen terug-
zien. Daarom schreef hij aan Don Bosco:
"
Turijn, 3 juni 1855
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Een afwezigheid uit Turijn, die enkele dagen voor ver-
" schillende zaken heeft moeten duren, hebben enige vertraging
" veroorzaakt in mijn beantwoording van uw rondschrijven met be-
" trekking tot de door u op touw gezette loterij ten bate van uw
" belangwekkende en talrijke familie. Thans acht ik het echter
" mijn plicht u mee te delen, dat ik, met het oog op het voortref-
" felijke doel, de 50 loten die U me hebt aangeboden zal behouden
" en U het betrokken bedrag hierbij overmaak.
"
Intussen doet het mij leed u te moeten zeggen, dat de
" berichten die ik uit Stresa waar ik enkele dagen geleden ge-
" weest ben, meegebracht heb en die welke ik nog deze ochtend per
" brief ontvangen heb heel alarmerend zijn. Bid voor de beroemde
" zieke in wie wij zoveel belang stellen opdat de Heer hem be-
" houdt voor de behoeften van zijn voorbeeldige congregatie en
" van heel de Kerk, voor welke hij, naar het mij toeschijnt, nog
" veel zou kunnen betekenen.
"
Ik maak gaarne van de gelegenheid gebruik U de verzeke-
" ring te geven van mijn bijzondere genegenheid en verblijf,
"
uw onderdanige dienaar,
"
Gustavo di Cavour.
De priester Antonio Rosmini Serbate stierf in de nacht van 30
juni op 1 juli 1855 en Don Bosco deed heel het Oratorio bidden voor de
ziel van hun aller weldoener.
Intussen had Don Cafasso er welwillend in toegestemd dat, daar de

17.10 Page 170

▲back to top
- V/166 -
bewoners van het klooster toch met vakantie waren, de schilderijen voor
de loterij tentoongesteld werden in een der zalen van S.-Franciscus van
Assisi, dat meer in het centrum van de stad lag. Toen alle loten ver-
kocht waren, kon men op de vastgestelde tijd tot de trekking van de
prijzen overgaan met het resultaat dat uit dit proces-verbaal blijkt:
"
In het jaar des Heren 1855 op de 11de juli, in tegenwoor-
" digheid van de Heer Ridder Mario Gonella, Giovanni Bosco, pr.,
" leden van de commissie voor de loterij ten bate van de opgenomen
" jongens in het Tehuis van het jongensoratorio te Valdocco, en in
" tegenwoordigheid van de heer Graaf Alessandro Broglia, de heer
" kanun. Giuseppe Ariccio uit Carmagnola en de heer Antonio Beglia,
" meester metselaar, heeft de trekking plaatsgevonden van genoemde
" loterij met het volgende resultaat.
"
In het stadhuis van Turijn werd een zogenaamde Rekendoos
" gehaald; daarin deed men het tiental eenheden, de tientallen, hon-
" derden duizendtallen, alleen de eerste zes cijfers van deze
" laatste werden gebruikt, omdat de loten slechts tot zevenduizend
" liepen. Na de vereiste mengeling vond de trekking plaats in een
" lokaal van bovengenoemd Oratorio, volgens de richtlijnen, gegeven
" door de intendant-generaal en volgens het reglement van de loterij.
"
"
Theol. Kan. Giuseppe Ariccio
"
Beglia Antonio
"
Ridder Mario Gonella
Don Bosco haastte zich toen met het volgende rondschrijven be-
richt te sturen aan de weldoeners om hun de uitslag van de loterij mee
te delen.
"
Turijn, 16 juli 1855
"
Hooggeachte Heren,
"
"
"
"
"
Ik haast me U een lijst te doen toekomen van de getrokken
" nummers der loterij, die mede door U mogelijk is gemaakt, opdat
" U kunt nagaan of een lot van U met een prijs begunstigd is.
"
Ik weet heel goed dat de winst niet het doel is, maar enkel
" en alleen het liefdewerk, nl. de arme jongens te helpen, die mij
" in zekere zin door de goddelijke Voorzienigheid zijn toever-
" trouwd; en dat is een dubbele reden om U van ganser harte te
" danken.
"
U de verzekering gevend dat wij allen van de grootste dank-
" baarheid jegens U vervuld zijn, verzoek ik U uw begunstiging en
" naastenliefde in uw liefdadige werken te willen voortzetten. En
" daar wij op geen andere manier blijk kunnen geven van onze dank-
" baarheid, zal ik, en Don Alasonatti, mijn collega, en zullen al
" de jongens van het Oratorio niet nalaten God de Heer te vragen
" U met zijn hemelse zegen te overstelpen. Ik verblijf inmiddels
" met de meeste hoogachting,
"
"
Uw dw. dienaar,
"
Giovanni Bosco, priester.

18 Pages 171-180

▲back to top

18.1 Page 171

▲back to top
- V/167 -
H O O F D S T U K XXV
HET DAGELIJKS BROOD IN HET ORATORIO - DE GODDELIJKE VOORZIENIG-
HEID EN DON BOSCO - HET PLAN VOOR DE DRUKKERIJ MISLUKT -
VOOR TREFFELIJK GEDRAG VAN DE JONGENS UIT HET ORATORIO
OP DE PRIVE-SCHOLEN - EEN HELDHAFTIGE VREDESTICHTER -
ZORGEN VAN DON BOSCO
VOOR DE GROTE VAKANTIE EN ZIJN TOESPRAAK BIJ DE
PRIJSUITREIKING - EEN AAN DE HEILIGE MAAGD GEDANE BELOFTE
GEHOUDEN EN BELOOND -
RAADGEVINGEN VOOR DE JONGENS DIE NAAR HUN DORPEN TERUGKEREN -
SAVIO EN MASSAGLIA WILLEN DON BOSCO NIET VERLATEN.
Het schooljaar 1854-1855 liep zo stilaan ten einde en hoewel het
er armoede troef was, had het in het Oratorio niemand ook maar één dag
aan het nodige levensonderhoud ontbroken. Het brood van de tweede keus
kostte zestig centiemen per kilo, en Don Bosco stuurde geen enkele van
zijn jongens weg. Hij beperkte hun aantal niet en ging zelfs voort met
nieuwelingen aan te nemen. Enkele keren ook vrolijkte hij hun tafel op
met iets bijzonders. De opbrengst van de loterij was voor de directe be-
hoeften voldoende. Het was de beloning voor zijn bezielende liefde en
inspanningen die de waarde van zijn opofferingen verhoogden.
Daarom liet de goddelijke Voorzienigheid niet na hem te helpen en
hij gaf er zich met zoveel vertrouwen aan over, met zoveel liefde en
dankbaarheid, dat men gerust mag beweren dat hij zijn hele leven lang in
onophoudelijke dankbaarheid tegenover de Heer heeft doorgebracht.
Van iedere omstandigheid in het leven, van iedere gebeurtenis,
klein of groot, wist hij gebruik te maken om de ene keer de goedheid van
God, een andere keer zijn Voorzienigheid of zijn wijsheid en almacht te
prijzen. Op een avond in de zomer bevond hij zich in de straten van Tu-
rijn in gezelschap van Don Rua. Terwijl hij voor het stalletje van een
fruitverkoper bleef staan, wees hij hem op de verscheidenheid, de schoon-
heid, het goede van zoveel soorten fruit dat daar was uitgestald, en ver-
volgens riep hij uit: - "Hoe goed is de Heer toch dat hij ons steeds zo
overvloedig met zoveel verschillende dingen bedenkt voor ons lichamelijk
leven!" - Dergelijke woorden hoorde men hem wel duizenden keren zeggen.
Er viel bij hem nooit een zweem van ongeduld te bespeuren bij het
wachten op de hulp die soms lang uitbleef, opdat zij de beloning zou zijn
voor zijn geloof; zo ook wanneer hij de nabij veronderstelde verwezenlij-
king van een belangrijk en hem na aan het hart liggend plan in rook zag
opgaan. Inderdaad voorzag hij, dat hij het door hem gekoesterde plan van

18.2 Page 172

▲back to top
- V/168 -
de drukkerij voorlopig zou moeten opgeven, en dat hij het tot dat doel
verkochte ter-rein niet zou kunnen terugkrijgen. De dood van de E.H.
Rosmïni had zijn plan in de war gestuurd! En toch antwoordde hij in alle
gemoedsrust aan Don Carlo Gilardi, die voorstelde het door hem aan het
Instituut van Liefde overgedragen stuk terrein geheel of gedeeltelijk te
verkopen.
"
Beste Don Carlo,
"
"
Met dankbaarheid ontving ik uw hartelijke brief, die mij
" officieel op de hoogte stelt van de benoeming van Pater Pagani
" tot Pater-generaal. God zij gedankt. Ik geloof werkelijk dat dit
" de wil des Heren is. Groet hem bijzonder hartelijk van mij.
"
Wat het terrein betreft dat u voornemens bent te verkopen,
" dat is werkelijk een gunstige plaats voor de toekomstige uitbrei-
" ding van Valdocco. Afgelopen voorjaar was er tamelijk veel voorde-
" lige vraag en aanbod, thans bevinden we ons in een periode van
" crisis. Weinigen wensen te kopen, niemand wil bouwen, daarom zou
" ik ervoor voelen te wachten tot het voorjaar van 1856. Wanneer er
" zich in die tussentijd een gunstige gelegenheid mocht voordoen zou
" men die kunnen aanvaarden, maar niet hals over kop. Van mijn kant
" zou ik op het ogenblik niet in staat zijn om tot aankoop over te
" gaan.
"
Intussen doe ik u de hartelijke groeten van mijn goede moe-
" der, van mijn seminaristen, die een levendige herinnering aan U
" blijven bewaren, en mezelf aanbevelend in uw godvruchtige gebeden
" verblijf ik in de Heer,
"
" Turijn, 15 augustus 1855
Uw toegenegen vriend,
"
Bosco Giov. priester.
Deze brief weerspiegelt de volkomen kalmte van zijn gemoed, inge-
geven door zijn vertrouwen in de Allerheiligste Maagd, en verblijd door
het voorbeeldige gedrag van zijn zonen. Hun deugd was in Turijn bekend
en stond er hoog aangeschreven. Zij bezochten nog steeds de twee particu-
liere scholen voor het eerste deel van het gymnasium bij professor Giu-
seppe Borsalino en voor het tweede gedeelte bij professor Don Matteo
Picco. Ondanks hun bescheiden kleding en armelijke omstandigheden maak-
ten zij een keurige, welopgevoede, beleefde indruk, zodat hun kameraden
uit de burgerij en ook die van adellijke afkomst graag met hen te doen
hadden. Die vriendschap was heel heilzaam voor hen, door de onderlinge
wedijver, door de grotere orde en rust en door de aantrekkelijkheid van
de deugd. De professoren dankten de Heer ervoor hen als leerlingen te
hebben, te meer daar een van hen een ernstige ramp wist te bezweren.
Domenico Savio bezocht de lessen van de tweede klas Latijnse gram-
matica bij prof. Bonzanino, en twee leerlingen gaven hem aanleiding te
laten zien hoezeer hij brandde van liefde tot God en hoe groot zijn ver-
langen was om hen van het kwade af te houden.
Op zekere dag was het tot een twist tussen hen gekomen, om een paar
woorden die zij elkaar over hun wederzijdse familie hadden toegevoegd.
Op de beledigingen volgden scheldwoorden en het liep erop uit dat ze
elkaar uitdaagden om met een stenengevecht hun gelijk te bewijzen. Toen
Domenico die onenigheid en herrie gewaar werd, ging dit hem werkelijk

18.3 Page 173

▲back to top
- V/169 -
aan het hart, en hij wilde er een eind aan maken. Maar hoe moest hij dat
aan boord leggen, daar de twee vechtersbazen ouder en sterker waren dan
hij? Hij probeerde hen ertoe over te halen van die dwaze onenigheid af te
zien, en bracht hun beiden onder ogen dat de wraak in strijd is met de
rede en met de godsdienst. Hij schreef zowel de een als de ander brieven.
Hij bedreigde hen ermee de zaak aan de professor bekend te maken, en ook
aan hun ouders, maar hun onenigheid was zo bitter dat ieder woord nutte-
loos was. Toen deed zijn grootmoedigheid hem op een idee komen. Hij
wachtte hen na schooltijd op en terwijl hij zich tot hen beiden richtte
zei hij: "Daar jullie toch doorgaan met jullie afschuwelijke ruzie, ver-
zoek ik jullie minstens één voorwaarde te willen aannemen." - "Dat doen
we", antwoordden zij, "als je onze ruzie maar niets in de weg legt." -
"Hij is een schoft", schreeuwde een van hen. - "En ik wil met hem niets
meer te maken hebben", ging de ander voort, "totdat ik hem of hij mij de
nek gebroken heeft." - De brave jongen rilde bij het horen van zulke
beestachtige woorden. Om echter erger te voorkomen vatte hij moed en zei:
"De voorwaarde die ik jullie stel belet jullie niet ruzie te maken." -
"Wat is dat dan voor een voorwaarde?" - "Dat zeg ik jullie alleen op de
plaats waar jullie elkaar met stenen willen gaan gooien." - "Je houdt
ons voor de gek of je hebt iets in de zin om het ons te beletten." -
"Ik ga met jullie mee, en ik houd jullie niet voor de gek, wees maar ge-
rust." - "Misschien wil je er iemand bij gaan halen!" - "Dat zou ik fei-
teijk moeten doen, maar ik doe het niet. Laten we gaan, ik ga met jul-
lie mee, maar jullie moeten woord houden." - Dat beloofden ze hem, en
als plaats voor de misdadige vechtpartij hadden ze het terrein uitgeko-
zen van de zogenaamde weilanden van de citadel in de buurt van de Porta
Susa, het gebied waar later de parochiekerk van de Heilige Barbara ge-
bouwd werd.
Daar aangekomen, deed onze Savio iets dat zich zeker niemand zou
hebben kunnen voorstellen. Hij liet de twee duelleerders, elk met dikke
stenen gewapend, hun plaatsen innemen op een zekere afstand van elkaar.
Toen hij zag dat ze aanstalten maakten om naar elkaar met stenen te gooi-
en, zei hij: - "Voordat jullie beginnen te vechten moeten jullie eerst
de voorwaarde vervullen die jullie hebben aangenomen." - Met die woorden
trok hij het kleine kruisbeeld te voorschijn, dat hij om de hals droeg,
en, terwijl hij het hoog ophield met één hand, vervolgde hij: - "Nu moe-
ten jullie hiernaar kijken en dan, terwijl je een steen naar mij gooit,
dit zeggen: "Jezus Christus is onschuldig gestorven en schonk vergiffe-
nis aan die, die hem kruisigden. Ik zondaar, wil Hem beledigen en mijn
wraak ten uitvoer brengen."
Toen hij dat gezegd had, knielde hij voor degene van de twee die
zich het meest woedend getoond had, en zei tegen hem: "Breng mij de
eerste slag toe. Gooi maar een dikke steen op mijn hoofd." - Maar de an-
der, niet op een dergelijk voorstel bedacht, begon te beven, verbleekte
en antwoordde: "Nee, dat nooit. Ik heb helemaal niets tegen je, ik wil
je echter verdedigen als iemand het je lastig maakt. Toen Domenico dat
hoorde, stond hij op, ging naar de ander toe, knielde voor hem en her-
haalde zijn woorden. Maar ook die ander raakte in de war en riep uit:
"Ik zal jou nooit iets kwaads doen, nooit."
Toen kwam de heilige jongen overeind en zei ontroerd. "Wat nu, jul-
lie zijn bereid om ook ernstig gevaar te lopen om mij te verdedigen, die
slechts een ellendig schepsel ben, en jullie zijn niet in staat elkaar
een belediging te vergeven, een spotwoord, om jullie ziel te redden, die
het bloed gekost heeft van de goddelijke Zaligmaker, en die jullie door
deze zonde zullen verliezen?" - Hierna zweeg hij, hield nog steeds het

18.4 Page 174

▲back to top
- V/170 -
kruisbeeld hoog in de hand, en had tranen in de ogen.
Door dit schouwspel van liefde en vurige ijver werden de twee met-
gezellen overrompeld. - "Op dat ogenblik", zo verzekerde later een van
hen, werd mijn hart bewogen. Een rilling ging door me heen, en ik schaam-
de me dood omdat ik een zo goede vriend ertoe gedwongen had, zijn toe-
vlucht te nemen tot zulke uiterste maatregelen, om onze goddeloze voorne-
mens te verhinderen." - Enkele dagen later gingen de beide leerlingen,
die zich al met elkaar verzoend hadden, zich ook met God verzoenen door
middel van de biecht.
Intussen zag Don Bosco ieder jaar opnieuw met groot verdriet de
grote vakantie naderen en verschillende weken van tevoren begon hij de
jongens te vermanen dat de duivel, wanneer zij niet op hun hoede waren,
hun ziel zou vermoorden en alle inspanningen en moeite ongedaan maken.
Hij sprak over de gevaren die zij in de wereld zouden ontmoeten door
slechte kameraden, verkeerde lectuur, door ledigheid en door een leven
zonder versterving. Hij spoorde hen aan tot grote omzichtigheid in de
omgang met iedereen. Ook betreurde hij ten zeerste de verkeerde gewoonte
van sommige ouders die jongens en meisjes in hun puberteit samen lieten
spelen, wat hij bestempelde als de ondergang van de onschuld en de eer-
ste leerschool van het kwaad. Hij bracht ook in herinnering dat de H.
Filippus Neri de jongens niet eens wilde toestaan met hun zusjes te spe-
len.
Om die redenen deed hij hun inzien dat ze hem een groot plezier
zouden doen door niet met vakantie te gaan, of door spoedig naar het Ora-
torio terug te keren, waarbij hij hun beloofde hen voor dat offer te be-
lonen met spel, maaltijden, toneelvoorstellingen en heerlijke wandelin-
gen. De kerst- vakantie en de carnavalsvakantie had hij al afgeschaft.
In de eerste jaren had hij deze moeten toestaan, omdat dit het gebruik
was in al de colleges; en thans, en voor meerdere jaren daarna, stond hij
de paasvakantie toe. De grote vakantie echter duurde van de eerste weken
van juli tot ongeveer 20 oktober; en daarom had Don Bosco bepaald dat de
jongens halverwege augustus zouden worden teruggeroepen uit hun woon-
plaatsen om een maand lang lessen te volgen, om zich bij te werken, om te
herhalen en zich voor te bereiden op de hogere cursussen die in het ver-
schiet lagen. Er was echter overeengekomen dat de jongen, die zich zonder
geldige redenen in die maand niet gemeld had niet meer zou worden toege-
laten aan het begin van het nieuwe schooljaar. Hij had zich intussen
voorgenomen ten gepaste tijde ook de paasvakantie af te schaffen en de
herfstvakantie te verkorten tot slechts een maand.
Al deze beschikkingen en plannen waren hem ingegeven door een
heldhaftige naastenliefde.
Want inderdaad moest hij daardoor grotere kosten op zich nemen en
voor gratis onderhoud zorgen, wat, met het steeds toenemen van het aan-
tal jongens tot meer dan achthonderd, een enorme taak was. Ook zag hij
van alle rust af die hij minstens in die tijden van het jaar zou hebben
kunnen genieten, en gewillig nam hij de nieuwe persoonlijke lasten en
moeiten op zich die daaruit voortvloeiden.
In de eerste helft van juli, wanneer de jongens examens moesten
doen, vond ook de plechtige prijsuitreiking plaats, en Don Bosco was
gewoon deze te bekronen met een toespraakje dat hem recht uit het hart
kwam. Een oud-leerling vertelde ons wat hij zich van zo een toespraak
herinnerde: die werd wel niet in 1855 uitgesproken, maar behoort toch

18.5 Page 175

▲back to top
- V/171 -
tot dat tijdperk. Don Bosco had gezegd, dat de eerste prijs toekwam aan
de Allerheiligste Maagd voor al de hulp die zij de jongens dat jaar gebo-
den had, en hij vertelde daarbij het volgende: "Het was op een dag in de
maand mei, toegewijd aan de Koningin des Hemels en in een klooster vast-
gesteld voor de uitreiking van de prijzen. Verschillende aanzienlijke
personen waren uitgenodigd om het feest door hun aanwezigheid luister bij
te zetten. De prijzen bestonden zoals gewoonlijk uit devotievoorwerpen,
zoals boeken, schilderijen, beeldjes en dergelijke. Onder de tentoonge-
stelde voorwerpen bevonden zich ook enkele vazen met echte bloemen, fris
en geurend, meer bijeengebracht om als versiering, dan om als prijs
dienst te doen. De te belonen jongens die het eerst afgeroepen zouden
worden, hadden het voordeel dat zij onder al de voorwerpen het mooiste en
kostbaarste konden uitkiezen en dat wat hun het meest beviel. Toen het
langverwachte ogenblik gekomen en alles voorbereid was, kon men met de
uitreiking van de prijzen beginnen. De eerste die afgeroepen werd, kwam
in het achtenswaardige gezelschap naar voren en koos het door hem uitver-
koren en kostbare voorwerp. Er bleven er nog veel andere over, die niet
veel minder waren en dan wordt er een tweede jongen, bekend om zijn
deugdzame en ongerept gedrag, naar voren geroepen om een prijs te komen
uitzoeken. Die jongen komt heel bescheiden naar voren, blijft dan staan,
overweegt een ogenblik waarop hij zijn keus zal laten vallen, maar
schijnt niets van zijn gading te kunnen vinden. En opeens laat hij, te-
gen de verwachting van alle aanwezigen in, zijn blik vallen op een van
die vazen met verse bloemen. Hij stapt erop af, neemt de vaas op en
vrolijk en opgewekt gaat hij ermee naar het aangrenzende, aan de Heili-
ge Maagd toegewijde kapelletje en plaatst ze aan de voeten van het Ma-
riabeeld, dat in die maand bijzonder vereerd werd. Deze godvruchtige
daad, zo argeloos als ze was, werd door de aanwezigen naar behoren ge-
waardeerd. Vooral de jongens waren er diep door bewogen en toonden met
herhaald applaus hun bijval met de godsvrucht van hun vriend. Dat voor-
beeld werd door andere jongens gevolgd, die op die dag allen lieten
blijken hoeveel liefde zij in hun hart voelden tegenover hun hemelse
Moeder, de Allerheiligste Maagd Maria." - En hij besloot met te zeggen,
dat de prijs die Onze-Lieve-Vrouw van hen verlangde was, dat zij zich
steeds als echte christenen zouden blijven gedragen.
Het schooljaar werd besloten met de oefening van de goede dood.
De jongen Luigi Fumero, een grote liefhebber van muziek, was op de leef-
tijd gekomen waarop gewoonlijk de stem breekt, en daar hij spoedig het
Oratorio zou verlaten ging hij bij Don Bosco biechten. Hij had een bij-
zonder mooie stem; en de eerste kerk, en daarna die van de H. Franciscus
van Sales, leken wel in een paradijs herschapen wanneer hij zong. Don
Bosco zei daarom tot hem ervoor te zorgen, steeds het voornemen te maken
God eer te brengen, telkens wanneer hij werd uitgenodigd om zijn zeldzame
kunst te beoefenen. Fumero antwoordde hem dat hij de Heilige Maagd zou
bidden hem steeds zijn prachtige stem onveranderd te laten behouden, ter-
wijl hij haar beloofde dat hij ze nooit zou gebruiken voor profane lie-
deren, in wereldse concerten of theaters. Toen gaf Don Bosco hem de ver-
zekering dat Onze-Lieve-Vrouw hem deze uitgelezen genade zeker zou verle-
nen. Fumero hield zijn belofte door steeds alleen in de kerk te zingen en
om lof te brengen aan God, en hij behield zijn prachtige, heldere stem
tot op heel late leeftijd.
Tenslotte kwam de voor het vertrek vastgestelde dag. Een heel aan-
tal leerlingen had niet afgezien van de kans hun ouderlijk huis weer te
zien, hetzij uit ernstige genegenheid voor hun ouders, of door hun jeug-
dige lichtzinnigheid en ook misschien bezwijkend voor de aandrang van

18.6 Page 176

▲back to top
- V/172 -
hun ouders. Tot hen richtte Don Bosco de warme vermaning, iedere week tot
de heilige Sacramenten te naderen. Hij prentte hen vooral in, om zich,
zodra ze thuis waren aangekomen, onmiddellijk bij hun pastoor te melden,
die ze dan als een andere Don Bosco moesten beschouwen. Verder spoorde
hij hen aan iedere dag de heilige Mis te dienen en 's zondags nooit na te
laten de preek bij te wonen, en, indien ze daar al toe in staat waren,
catechismusles te geven aan de kinderen. Daarna gaf hij elk van hen een
blaadje waarop de aanwijzingen vermeld stonden voor een behoorlijk door-
brengen van de vakantie. Hoewel Don Bosco er joviaal en rustig uitzag, is
het niettemin een feit dat iedere jongen die wegging voor hem een steek
in het hart betekende. Toch waren er niet weinigen onder hen, die in de
loop van de vakantie een tocht van tien en meer mijlen maakten, ook te
voet, om in het Oratorio bij Don Bosco te komen biechten, of om hem raad
te vragen, of ook alleen maar om hem goedendag te zeggen. Er waren er
toen velen bij die uit Bra kwamen, uit Asti, uit Alessandria en van nog
andere, ook de verst verwijderde dorpen.
Het ontbrak echter niet aan leerlingen die, om Don Bosco een ge-
noegen te doen, en gedreven door het verlangen om voortgang te maken in
de studie en beter de godsdienstoefeningen bij te wonen, er de voorkeur
aan gaven in het Oratorio te blijven; en onder hen bevonden zich Savio
en Massaglia. Daar Don Bosco wist hoezeer hun ouders naar hen uitzagen,
en hoezeer zijzelf er behoefte aan hadden een beetje op verhaal te komen,
zei hij tegen beiden: - "Waarom gaan jullie niet een paar dagen met va-
kantie?" – In plaats van antwoord te geven begonnen ze allebei te lachen.
- "Wat bedoelen jullie met dat gelach?"
Domenico gaf als antwoord: - "We weten dat onze ouders ons met
genoegen zouden ontvangen; en wij houden ook veel van hen en zouden graag
naar hen toe gaan. Maar we weten ook dat de vogel, zolang hij zich in de
kooi bevindt, we1 niet van de vrijheid geniet, maar dat hij van de andere
kant veilig is voor de valk. Maar wanneer hij buiten de kooi is, vliegt
hij waar hij wil, maar van het ene ogenblik op het andere kan hij in de
klauwen vallen van de duivelse valk."
Niettemin achtte Don Bosco het beter hen een poosje naar huis te
sturen omwille van hun gezondheid, en zij schikten zich enkel uit gehoor-
zaamheid naar zijn wil, en bleven alleen maar de paar dagen weg die hij
hun had voorgesteld.
Anderen gehoorzaamden na een maand vakantie aan de voorschriften
van Don Bosco; en in het register van het maandoverzicht der zonen van
het huis, naar gelang van hun ijver en christelijk gedrag, vinden we in
het schooljaar 1854-1855, dat er in augustus in het Oratorio 35 studen-
ten aanwezig waren en 80 arbeidende jongens. In totaal 115. De semina-
risten en andere personen die in het huis vertoefden, of tot het perso-
neel ervan behoorden, worden daar niet bij geteld.
En de eerste zorg van Don Bosco in augustus en in oktober was,
bij hun terugkeer na te gaan of zij zijn raadgevingen hadden opgevolgd.

18.7 Page 177

▲back to top
- V/173 -
HOOFDSTUK
XXVI
DE GENTLEMAN, NATIONALE ALMANAK VOOR HET JAAR 1856 -
AAN ZIJN VRIENDEN - HET BEGIN VAN 1855 - DE GENTLEMAN
VERTREKT NAAR DE OORLOG IN HET OOSTEN - DE AANBLIK VAN
DE ZEE - DE KRIM - DE CHOLERA OP DE KRIM -
DE TOEKOMST VAN HET VADERLAND.
Om de verspreiding van de ketterse almanakken voor te zijn, begon
Don Bosco vanaf de maand juli de Gentleman voor te bereiden. Om hem te
schrijven, hem gedrukt te krijgen, de drukproeven te verbeteren en hem
te drukken waren op zijn minst twee maanden nodig. Behalve de herhaling
van aanwijzingen die al in de voorgaande jaren waren opgenomen, werden
er enkele belangrijke data in vermeld uit het leven van Pius IX, evenals
de regeling voor het Veertigurengebed in de kerken van Turijn voor het
jaar 1856. Er werden voorts aardige verhalen in verteld van wetenschap-
pelijke en godsdienstige aard, er werd melding gemaakt van moderne ont-
dekkingen en uitvindingen; en het boekje eindigde met een aardig gedicht
in het dialect van Piëmont, getiteld: De ondeugd van het spel. De druk-
kerij De Agostini kreeg opdracht er een geschenk van te maken voor de le-
den van de Katholieke Lectuur, en de overblijvende exemplaren zouden in
de verkoop worden gebracht.
De Gentleman van de beide voorgaande jaren had veel goeds ge-
sticht; doch die welke thans in druk was, wekte de levendigste belang-
stelling door bepaalde voorspellingen die erin werden aangekondigd. We
geven het geheel hier weer in enkele bladzijden, zonder dat dit nu nog
hetzelfde belang heeft; maar daar het geschreven is door Don Bosco von-
den wij dat het er toch wel toe kan bijdragen, zijn karakter steeds be-
ter te doen kennen evenals zijn vrijmoedigheid in het verdedigen van
godsdienstige beginselen. Ook overwogen we daarbij dat het verloren zou
kunnen gaan. Want in de loop van vijftig jaren zijn alle exemplaren ver-
dwenen en schijnt er geen andere mogelijkheid te be- staan om het ge-
schrift nog eens het licht te doen zien.
Als volgt kan men dus lezen in de Galantuomo, nationale almanak
voor het jaar 1856.
De gentleman tot zijn vrienden
Het begin van 1855.
"
Dit is de derde keer dat ik de eer heb me bij u te komen
" aanbieden, beste vrienden, om met u over nieuwe wederwaardigheden
" te praten. Dit jaar heb ik u zoveel ernstigs te vertellen, dingen

18.8 Page 178

▲back to top
- V/174 -
" van zo grote betekenis, dat ik me gedwongen zie de stof in enkele
" hoofdstukken te verdelen. Ik zal beginnen met te wijzen op wat er
" in het begin van dit jaar gebeurde om me de weg vrij te maken naar
" de rest.
"
Terwijl het jaar achttienhonderd vijfenvijftig begon, was de
" wet tegen de monniken, zusters en priesters in bespreking. Arme
" broeders, die mijn arme jongens zo vaak soep gegeven hebben, en zo
" vaak naar me kwamen kijken als ik ziek was! Doch, of de Heer ons nu
" ter wille van deze wet heeft willen straffen, of dat het om andere,
" ons niet bekende, redenen gebeurd is, het is een feit, dat de nood-
" lottige slagen vermeerderd werden. Onze geliefde koningin-moeder,
" Maria Teresa, werd ziek, en stierf na een paar dagen. Er verliepen
" enkele dagen en de regerende vorstin, Adelaide, volgde haar schoon-
" moeder in het graf. Och, arme koninginnen! Ze waren zo goed, ze
" gaven zoveel aalmoezen! Ik heb menige traan om hen gestort en ande-
" ren met mij. Op de dag van hun begrafenis, heb ik niets anders ge-
" daan dan Onzevaders en Requiem aeternam voor hun zielen gebeden.
" Velen hebben zich echter getroost met te zeggen: "we hebben twee
" weldoeners op de wereld verloren, maar we hebben er twee bescherm-
" sters in de hemel voor in de plaats gekregen." Overeenstemmend werd
" er echter gezegd: "nu zijn de moeders der armen dood; de wereld
" was te slecht geworden en verdiende niet twee zo goede koninginnen
" te hebben. God nam hen weg, opdat zij geen getuigen zouden hoe-
" ven te zijn van de duizenden ongerechtigheden, die binnen korte
" tijd bedreven zouden worden."
"
Men treurde nog over de dood van beide koninginnen toen ons
" een nieuwe ramp bezocht. De Hertog van Genua, die moedige man, die
" zo vurig gestreden had voor de eer van het vaderland, en die zoveel
" gevaren onder ogen gezien had in Lombardije en gedurende de veld-
" tocht van Novara, overleed in de bloei van zijn leven. Korte tijd
" daarna werd een zoon van de koning eveneens ten grave gedragen. Al
" die noodlottige gebeurtenissen deden zich voor terwijl men bezig
" was met de bespreking van de wet tegen de kloosterlingen en de
" priesters. Ik wil niet beweren dat God al deze brave mensen deed
" sterven vanwege die wet, doch velen hebben het gezegd en zeggen
" het nog, en men zegt zelfs dat God de goeden tot zich wilde roepen
" om de boosdoeners op gerechte wijze te straffen.
" Te midden van al die rampzaligheden kwam onze regering, ziende dat
" het in de oorlog tegen Rusland verkeerd ging met Engeland en Frank-
" rijk, op het idee deze beide landen te hulp te snellen, en dat lijkt
" me wel goed, omdat het helpen van de evenmens een werk van naasten-
" liefde is, en werken van naastenliefde zijn altijd prijzenswaardig.
"
Tot de zotten wier handen jeukten om tegen de Russen te vel-
" de te trekken behoorde ook ik. Maar mijn toestand veroorlooft me
" niet me te laten aanwerven als soldaat want, zoals iedereen wel
" weet, ben ik veertig jaar, mank aan een voet, een beetje gebo-
" cheld, doof aan een oor, blind aan een oog, allemaal dingen die
" het iemand onmogelijk maken voor soldaat te spelen. Ook zou ik er-
" heen willen gaan, niet om het plezier soldaten te doden, geens-
" zins, want ik raak al overstuur als ik een vlo zie doodmaken; maar
" ik zou erheen willen gaan om er wat te verdienen voor eten voor
" mij en mijn jongens.
"
Ik was er bijzonder krap voor komen te zitten, en wist niet
" waarheen me te wenden om hulp, omdat Mgr. de Aartsbisschop, zolang
" hij hier in Turijn was, me bijna iedere week een bijdrage schonk,

18.9 Page 179

▲back to top
- V/175 -
" en nu hebben ze hem verbannen, de kloosterlingen gaven mij wel
" eens een pan soep, maar men heeft hen allen naar huis gestuurd.
" Wat dus te doen? Ik heb me als kok bekwaamd bij een menagemees-
" ter van onze troepen, die naar de Krim moet vertrekken.
"
"
Het schouwspel van de zee
"
"
Gij, beste vrienden, zult uitzien naar nieuws over mijn reis
" en ik zal u daar van voorzien! Let goed op: hoewel ik u geen
" bloeddorstige en gruwelijke dingen te vertellen heb, zult ge U
" er toch mee amuseren.
"
Ik ben per trein van Porta Nuova vertrokken en binnen
" enkele uren kwam ik in Genua aan. Hier hebben we wel een miljoen
" dingen van allerlei aard aan boord van een vaartuig gebracht, en
" daarna hebben we ons ingescheept. Zolang ik nog dicht onder de
" wal was, ging alles goed, maar toen ik in de verte stad, oever,
" heuvels en bergen zag verdwijnen, werd het me toch te machtig en
" ik zei bij mezelf: Arme Gentleman! Wie weet of je dit land ooit
" nog zult terugzien.
"
Toen ik me in volle zee bevond, begon ik het model van de
" schepen eens te bekijken. Ze zijn gebouwd als barken, die ge al
" vaker op de Po zult hebben zien drijven, maar ze zijn meer dan
" vijftig maal zo groot. Er zijn veel ruimten in, waar men kan eten,
" slapen,zich vertreden, sigaren roken of wat anders doen, wat gra-
" tis gegeven wordt aan wie geld heeft om het te betalen.
"
De zee! 0, hoe oneindig groot is de zee! Stelt u een uit-
" gestrekte vlakte voor, niet omgeven door bergen of heuvels, zon-
" der straten, wegen of huizen, geen wijngaarden, geen weilanden,
" geen planten, geen bossen, en dat de grenzen van die uitgestrekte
" vlakte zich verliezen in dezelfde vlakte: zo krijgt u even een
" voorstelling van de zee. Ook heb ik met bewondering naar de gol-
" ven gekeken temidden waarvan ons schip voortgleed. Ik had het
" grootste plezier als ik naar de vissen keek, grote of kleine, die
" steeds om het schip heen hun snuitje lieten zien. Het was net als-
" of die diertjes wisten dat ik een gentleman ben, en dat ze niets
" van me te vrezen hadden. Intussen merkte ik dat het nacht werd:
" daarom liet ik iedere gedachte en bezorgdheid over verleden of
" toekomst varen, ging naar de kantine en at wat proviand met een
" schijf worst, dronk een halve liter wijn; daarna strekte ik me
" uit op een strozak om te rusten.
"
Ik sliep vast, toen een metgezel van me, met opzet of per
" vergissing misschien in de mening dat het een stuk brandhout
" was, mij bij een been greep.
"
- "Kalm aan", riep ik uit, "dat been is van mij." - "Niet
" waar, het is een stuk hout, ik moet het verbranden." - "Schaapskop
" die je bent", riep ik terug, "verbrand je eigen benen en niet de
" mijne. Ik betaal belasting voor ze, en wil niet dat iemand ze me
" afneemt." - De ander liet me met rust en ik kon mijn benen houden.
"
Maar mijn slaap was nu eenmaal onderbroken en ik kon hem
" niet hervatten. Om me wat te verfrissen begaf ik me aan dek. Toen
" zag ik een tafereel dat ik in mijn hele leven nog nooit gezien
" heb. Ik keek naar boven en zag een geweldige hoeveelheid sterren,
" ik keek naar beneden en de sterren weerspiegelden zich overal om
" me heen,zelfs vlak onder me. Ik kreeg op dat ogenblik het gevoel
" alsof ik een stofje was dat in het heelal gesmeten was.

18.10 Page 180

▲back to top
- V/176 -
"
Hoe meer ik naar boven en naar beneden keek en de geweldige
" hoeveelheid sterren die me omgaven bewonderde, des te kleiner voel-
" de ik me worden. Getroffen door deze voorstelling riep ik uit: "Ar-
" me Gentleman, er blijft niets van je over!" - Maar intussen bemerk-
" te ik dat mijn hoofd nog op mijn schouders stond, dat mijn hart,
" klopte dat mijn tong sprak. Mijn kleinheid beseffend, zei ik tot
" mezelf: "Zie je wel, Gentleman, hoe klein je bent in verhouding
" tot zoveel sterren, zo groot en zo ver van elkaar verwijderd! Hoe
" groot moet Hij zijn die dat alles heeft gemaakt!"
"
De tocht vanaf Genua voortzettend zijn we door de zogenaamde
" Thyrrheense zee gekomen, tussen het eiland Sardinië en Toscane.
" Daarna hebben we op Malta aangelegd, waar we wat voorraad water
" hebben ingenomen; want u weet zeker wel, dat het zeewater, dat erg
" zout is, ondrinkbaar is en daarom moet men een voorraad zoetwater
" meenemen om in volle zee te gebruiken. Daarna zijn we verder ge-
" reisd door de ene zee na de andere, totdat we Konstantinopel be-
" reikten, een grote stad, groter dan Turijn, maar niet zo mooi. Ik
" heb een wandeling gemaakt door de straten die erg bochtig zijn en
" weinig zindelijk. Ik heb voor het eerst de Turken gezien, die dap-
" per heten te zijn in de strijd, maar die zo te zien ook goede to-
" neelspelers zijn. Als broek dragen ze twee zakken en een hemd hangt
" hun over de schouders; op het hoofd hebben ze een baret waar drie
" zakken mais in kunnen. Ze zijn erg dom, ze kennen niet eens Piëmon-
" tees, wat bij ons het kleinste kind kent.
"
Ik vroeg aan een van hen hoe laat het was; hij antwoordde
" me: "Rachid Rachid."
"
- "Ik vraag niet naar Rachid; ik wil weten hoe laat het is.
"
" Hij weer: - "Rachid Rabadam Rabadam."
"
Ik: "Loop heen met je Rachid en je Rabadam; we hebben al zo
" veel Rabadams in ons land, dat ik ze hier niet hoef te komen zoe-
" ken.
"
Daarna ben ik maar weer naar het schip teruggegaan en bereik-
" te het toen de onzen zich opmaakten om de tocht door de Zwarte Zee
" voort te zetten. Ik was benieuwd die zee te zien, en dacht eigen-
" lijk dat ze zwart was; maar ik zag dat het water ervan net was als
" overal elders; en ze vertelden me dat het de Zwarte Zee genoemd
" wordt omdet het er 's avonds zo donker is, en ook omdat ze een
" goed deel van het jaar erg door nevels bedekt is.
"
"
De Krim.
"
"
Na een reis van veertien dagen hoor ik op een morgen bij
" het aanbreken van de dag uitroepen: De Krim! De Krim! Ik loop ook
" naar boven in mijn hemdsmouwen om de Krim te zien; en in de verte
" zie ik een punt, zodat het net is alsof daar iemand onder water
" ligt met zijn neus erbovenuit. Naarmate we naderen wordt het
" steeds groter, en tenslotte blijkt het een land te zijn, waar men-
" sen wonen met een lichaam en een ziel net als wij.
"
Ik heb er weinig verschil met onze dorpen gezien. De zon
" komt daar 's morgens op en gaat 's avonds onder; de dag is er hel-
" der en de nacht donker, behalve als de maan schijnt. De mensen lo-
" pen er op hun voeten, werken met de handen, eten met de mond, spre-
" ken met de tong, zien met de ogen en horen met de oren. Ook daar

19 Pages 181-190

▲back to top

19.1 Page 181

▲back to top
- V/177 -
" wil het gebruik dat men moet werken om te eten; met uitzondering
" van degenen - en dat zijn er niet weinig - die van diefstal leven.
"
Het verschil tussen dat land en het onze is dit: bij ons
" zijn de levensmiddelen duur; daar zijn ze erg duur. Een bord soep
" tien stuiver, een zuinig glas citroenwater acht stuiver; het brood
" twee en een halve frank per kilo, een liter tamelijk goede wijn
" drie frank, een boutje van een kapoen een frank, enzovoort. Veel
" dingen waren duur, maar voor mij en mijn baas kwam dat goed uit,
" want zo viel er wat geld te verdienen.
"
Toch was die voorspoed niet onvermengd met dingen die ons
" groot ongemak bezorgden. De hele dag hadden we te lijden van een
" uitermate grote hitte en 's nachts bevroren we van de kou. Overdag
" zijn er veel horzels en vliegen van de brutaalste soort, die ons
" zonder aanzien des persoon staken; 's nachts zijn er muggen en
" nachtvlinders en een bijzonder soort vlooien die ons geen rust
" gunden. Dikwijls heb ik kapiteins en generaals horen uitroepen dat
" ze geen zweem van angst kenden tegenover de kanonnen van de Russen,
" maar dat er een eind moest komen aan die beestjes, waartegen de
" nagels van een arme landbouwer meer vermogen dan de kracht en het
" zwaard van de moedigste militair.
"
Om een juist oordeel te verkrijgen van dat land heb ik een
" kapitein ondervraagd, die op een keer zo goed was mij na het mid-
" dagmaal welwillend en hoffelijk uit te nodigen om een wandeling
" met hem te maken. En om me op de hoogte te stellen vertelde hij
" het volgende:
"
- "Jij, Gentleman, wil goed ingelicht zijn over de Krim,
" en ik zal je graag wat inlichtingen geven die nuttig voor je kun-
" nen zijn.
"
"De Krim, oudtijds Chersonesus Taurica genoemd, is een
" schiereiland omgeven door de Zwarte Zee, door de Zee van Azow en
" de straat van Kertsj. Het is met het Russische vasteland verbonden
" door de landengte van Perekop, dat is een landtong van ongeveer
" vier mijl lang.
"
"De plaatsen die je al een beetje kent zijn Balaklava, Al-
" ma, Inkermann, Eupatoria, vanwaar de geallieerden in het afgelopen
" jaar grote overwinningen tegen de Russen hebben weggedragen. - Op
" de punt van het eiland, in het zuiden, is er een zeer versterkte
" berg die de toren van Malakoff genoemd wordt. Van deze hoogte af
" ziet men de stad Sebastopol liggen en daarachter staan weer andere
" forten, die spoedig in handen van de geallieerden zullen vallen.
"
"Er zijn weinig meren en rivieren.
"
"Een aanzienlijke stroom is de Cernaia, die op het ogen-
" blik de geallieerden scheidt van de Russische troepen, die we
" spoedig zullen gaan aanvallen.
"
"De bevolking van de Krim is nauwelijks tweehonderdduizend
" inwoners sterk, bijna allen tartaren die de godsdienst van Moha-
" med belijden.
"
"De hoofdstad van de Krim is Simferopol. De voornaamste
" havens zijn Almeschetta, Balaklava en Sebastopol, waarvan de laat-
" ste het best versterkt is.
"
"Het hele land is weinig in cultuur gebracht. Er zijn veel
" zanderige vlakten, doordat er 's zomers een ondraaglijk hete wind
" overheen strijkt, en er een verschrikkelijke kou heerst in de
" winter.
"
"De voornaamste producten zijn overvloedig veel graan,
" olie, vlas, hennep, tabak. Er worden ook met succes druiven ge-

19.2 Page 182

▲back to top
- V/178 -
" kweekt. Goede oogsten worden ook opgeleverd door de vijg, de
" olijf en de maïs;maar de vruchten ervan zijn erg onderhevig aan
" beschadiging door de sprinkhanen. Er zijn ook veel kudden vee:
" kamelen, geiten, schapen, paarden en ezels die groter zijn dan
" bij ons in het land. Jou buiten beschouwing gelaten!
"
"Er zijn ook steden, bergen, rivieren, meren, beken die
" ik je zal noemen: Karabi, Jaila, Tkhadyz-dugh...."
"
De vriendelijke kapitein wilde doorgaan met mij een reeks
" namen op te noemen, die ik niet alleen niet onthouden kon, maar
" zelfs niet uitspreken.
"
Niettemin heb ik hem hartelijk bedankt voor zijn welwil-
" lendheid, en ben naar mijn baas gegaan, die me toen juist nodig
" had bij het werk.
"
"
De cholera op de Krim
"
"
Nauwelijks op de Krim aangekomen, werden verschillende van
" onze soldaten door allerlei ziekten overvallen. De noodlottigste,
" die de grootste verwoestingen aanrichtte, was de cholera morbus.
" Aanvankelijk dacht men dat het een gewone ziekte was, veroorzaakt
" door de vermoeienissen van de reis. Maar spoedig kon iedereen zich
" ervan overtuigen dat het werkelijk de cholera was, volkomen dezelf-
" de als die welke ons land heeft geteisterd. Ik was er zelf ook bang
" voor, maar, toen ik me weer min of meer vermand had, zei ik tegen
" mezelf: "Moed, Gentleman, het geluk is met de moedigen. Doe wat je
" kunt voor je evenmens en vertrouw op de goddelijke Voorzienigheid."
" Daarom ben ik goedsmoeds mijn baas gaan helpen en ook zoveel moge-
" lijk hulp heb ik gebracht aan de zieken.
"
Maar de zaken namen een formidabele omvang aan. Het aantal
" gevallen en doden werd met de dag groter. Ze werden niet eens meer
" in de ziekenhuizen opgenomen; er was gebrek aan dokters en medicij-
" nen. Men stelle zich dat voor! In de plaats waar ik was had men
" geen ander geneesmiddel dan zuiveringszout. Een officier nam een
" beetje van die medicijn, maar in plaats van verlichting gewaar te
" worden werd hij door een zo erge buikpijn overvallen, dat hij als
" razend uit zijn bed sprong en wanhopig rondliep totdat hij dood
" neerviel. Meer wil ik u hierover niet vertellen, omdat dergelijke
" dingen me erg aangrijpen en u allen, die een goed en gevoelig hart
" hebt, zeker verdriet zouden doen. Het moge volstaan met te zeggen
" dat alles schrik en ontsteltenis ademde. Er werd me verzekerd, dat
" er in twee maanden bijna tweeduizend en vijfhonderd van de onzen
" stierven. En het hoogtepunt van mijn verdriet was wel dat ook mijn
" meester stierf. Ik was hem erg genegen en hij was erg goed voor
" me. Ik heb hem tot in zijn laatste ogenblikken bijgestaan.
"
Toen hij minder goed begon te praten, riep hij me bij zich
" en zei: "Gentleman, ik dank je voor je hulp. Ik zal niet meer in
" Piëmont terugkeren. Ik ben aan mijn laatste levensadem. Hier is
" een zakje met 5 lire (stukken). Dat is het kapitaal dat ik uit
" mijn land heb meegenomen, dat moet je aan mijn familie geven. Daar
" is het geld dat we met onze inspanning verdiend hebben, de helft
" ervan is voor jou; geef de andere helft aan die soldaten, van wie
" je weet dat ze het het hardst nodig hebben. Verkoop alles wat we
" hier hebben, de opbrengst is eveneens voor jou. Alle schulden die
" in het boek staan

19.3 Page 183

▲back to top
- V/179 -
" worden kwijtgescholden. Ik sterf met berusting, omdat ik alle
" troostmiddelen van de godsdienst heb ontvangen. Blijf me bijstaan
" totdat ik de geest gegeven heb. Als je me daarna begraven hebt,
" vertrek dan en keer terug naar Piëmont om mijn ouders en mijn
" vrienden op de hoogte te stellen van mijn dood. Daar ik hier geen
" testament kan maken moet diegene mijn spullen maar nemen die er
" volgens de wet recht op heeft. Gentleman! Laat me in deze laatste
" ogenblikken niet in de steek: de hemel zal je ervoor belonen. Be-
" veel mijn ziel aan bij de Heer..."
"
Hij kon niet verder. Een heftige innerlijke hitte, gepaard
" gaande met een ernstige druk in de maag benam hem in de smarte-
" lijkst mogelijke pijn het leven. Men stelle zich die droevige om-
" standigheden voor! Ik was de enige die hem hielp, twee metgezellen
" waren al aan dezelfde ziekte gestorven. Ik moest het lijk van mijn
" patroon verzorgen en vervolgens, zonder priesters, zonder enige
" begeleiding, nam ik hem in mijn armen, wikkelde hem in een grote
" deken en begroef hem in een graf op geringe afstand van onze tent.
" Toen ik dat gedaan had, knielde ik, om mijn bedroefde hart wat te
" vertroosten op het armzalige graf, en bad vijf Onzevaders, vijf
" Weesgegroeten, vijfmaal Requiem aeternam voor de zielenrust van
" mijn patroon.
"
"
De toekomst van het vaderland.
"
" Ik had de bevelen opgevolgd die mijn baas me had nagelaten: het
" vertrek was bepaald op 2 juli en er was een gunstige gelegenheid
" om met een schip te gaan dat Piëmont aandeed. Op de avond voor de
" inscheping meldde zich laat nog een onbekende man bij me, die zijn
" best deed zich verstaanbaar te maken. Hij was beleefd in zijn op-
" treden en zijn manier van spreken wekte vertrouwen. - "Gentleman",
" zo begon hij tegen me, "morgen ga je naar het vaderland; voordat
" je van hier weggaat, wil ik je iets laten zien wat je in geen en-
" kel ander land ter wereld ziet. Kom mee." – Ik: "Waar wilt u met
" me heen en wat wilt u me laten zien?" - De onbekende: "Ik breng
" je naar een Mosul (leider), die de toekomst van de oorlog en van
" ons vaderland voor je zal onthullen." - De nieuwsgierigheid naar
" het beloofde, het Piëmontees, dat hij sprak, de vriendelijke uit-
" nodiging en zijn gezicht wezen er in niets op dat ik iets van de
" man te vrezen had. Ik volgde hem. Hij nam me bij de hand, ging
" verschillende straten met me door en toen een huis binnen. 0,
" maar dat was het einde nog niet; hij ging een kamer in, liep een
" gang door, toen andere vertrekken, nog meer gangen en gaanderijen,
" steeg en daalde, totdat ik me, na twee uur door het donker gelopen
" te hebben, in een prachtig versierde en schitterende grot bevond.
"
Aanvankelijk drong het niet tot me door dat daar een sterfe-
" lijk mens woonde. Ik dacht al dat het een plek was die voor mij was
" bestemd om de nacht door te brengen. Maar de gids hield me tegen
" toen ik binnentrad. - "Zie je niet wie daar bij de tafel zit?" -
" Ik keek en zag een eerbiedwaardige grijsaard bij een tafeltje zit-
" ten. Hij had sneeuwwitte haren, het gezicht was een beetje gerim-
" peld, maar krachtig, levendig en indrukwekkend; hij las aandachtig
" in een boek, op de rug waarvan ik kon zien staan: "Ondervinding,
" grote leermeester".
"
Toen hij onze aanwezigheid bemerkte, keek hij langzaam op en
" steeds zitten blijvend zei hij: "Welk verlangen drijft u ertoe

19.4 Page 184

▲back to top
- V/180 -
" naar deze plaats te komen die van de woningen der stervelingen
" gescheiden ligt?"
"
Mijn gids antwoordde: "We zijn gekomen om u onze eerbied
" te betonen en u te verzoeken ons de toekomst te onthullen van de
" oorlog en van ons vaderland."
"
De grijsaard: "Het lot van de oorlog en van uw vaderland
" is alleen aan God bekend en aan degene die hij het heeft willen
" onthullen."
"
Let goed op, ik zal u zeggen wat men al aan de mensen kan
" openbaren. De oorlog duurt nog lang en zal verbitterd zijn. Grote
" veldslagen, veel bloedvergieten. De verwoestingen en schade zullen
" aan beide zijden even groot zijn, de overwinning behoort de geal-
" leerden toe. Zolang het mensengeslacht niet tegelijkertijd gekweld
" wordt door de honger, de oorlog en de pest, zal de wereld geen
" vrede hebben.
"
"Gij, Gentleman, zult naar uw vaderland terugkeren. Het zal
" dit jaar verschrikkelijk van sterfte te lijden hebben, en daar de
" mensen deze plaag aan het noodlot zullen toeschrijven, zal zij een
" rampspoedige nasleep hebben. Hagel, droogte, aardbevingen, duurte,
" faillissementen zullen volgen. Op deze slagen van de hand Gods
" zullen de mensen antwoorden met heiligschennende diefstallen, zelf-
" moorden, vloeken en goddeloosheden.
"
"Daarom zal het lot van uw vaderland steeds slechter worden.
" Deel uw vrienden mede dat men daar troon en godsdienst wil vernie-
" tigen; de eerste zal bezwijken, maar tegen de tweede kan niets
" gebeuren. Indien het berouw van de mensen de besluiten van God
" niet wijzigt, zal men dingen meemaken waarvan men in geen enkele
" tijd ooit gehoord heeft. De godsdienst zal verdedigd worden met
" het hoofd en het bloed van zijn bedienaren en zijn gelovigen. Ve-
" len zullen ontrouw worden, velen zullen trouw blijven tot in de
" dood. Daarna komt er een einde aan de heerschappij van de mensen,
" alleen God zal bevelen. De boosdoeners konden dan beter wensen
" niet te bestaan, maar er is geen tijd meer. God moet verheerlijkt
" worden, de kwaadwilligen gestraft, de goeden. verlicht. Daarna zal
" er algemene vrede zijn."
"
Ik wilde iets zeggen, maar de oude man voegde er terstond
" aan toe: "Zwijg, ik mag nooit onderbroken worden als ik spreek; u
" wilde me vragen, wanneer al die noodlottige dingen zullen gebeuren.
" Weet dan dat ze al begonnen zijn. Verschillende zullen dit jaar
" al merkbaar zijn, de andere later. En indien de mensen ermee door-
" gaan de goddelijke wet met de voeten te treden, zullen de gesels
" nog verschrikkelijker zijn dan de voorzegde. Het enige middel om
" ze te voorkomen en een betere toekomst te verkrijgen is te verza-
" ken aan de goddeloosheid."
"
Bij het vernemen van dat alles begon ik me af te vragen of
" ik droomde, dan wel of wat ik met mijn ogen zag en met mijn oren
" hoorde, werkelijkheid was. Ik wist niet wat ik moest geloven of
" niet. Ik wilde hem ook iets vragen, maar ik was zo ontsteld door
" de onglukken die hij voor ons land voorspelde, dat ik niets meer
" heb durven zeggen. Ik dankte hem, boog diep voor hem en vertrok.
" De gids bracht me langs dezelfde weg die we gekomen waren. Ik
" vroeg hem verschillen de keren naar de naam en de plaats van de
" persoon met wie we gesproken hadden; hij wilde me niets daarover
" zeggen.
"
Ik weet niet, vrienden, of ge geloof schenkt aan de dingen
" die ik u over de grijsaard verteld heb. U kunt doen wat u wilt;

19.5 Page 185

▲back to top
- V/181 -
" ik zal erin geloven naar gelang ik de dingen zie gebeuren. Ik
" stip enkel aan, dat de ouderen over het algemeen meer weten dan
" de jongeren, en zij die uit ervaring spreken vergissen zich zel-
" den.
"
Toen verhaastte ik mijn vertrek van de Krim en bereikte zon-
" der bijzondere belevenissen het vaderland, waar ik maar al te goed
" zie dat de dingen, die de oude man mij had voorspeld, bewaarheid
" worden; misschien komt de rest niet uit. Maar ik, Gentleman, die
" steeds het ergste vrees voor mezelf en voor de anderen, zie de
" toekomst met angst tegemoet. Toekomend jaar, als ik nog leef, zal
" ik u tal van ernstige, merkwaardige en hoogst belangrijke dingen
" te vertellen hebben.
Don Bosco was deze bladzijden in de maand juli beginnen te schrij-
ven, en ziehier wat er op de Krim gebeurde. In mei waren de Piëmontezen,
onder bevel van generaal Alfonso La Marmora ontscheept in Balaklava, waar
zij al spoedig door de cholera overvallen werden. Velen werden er het
slachtoffer van, zowel onder de soldaten als onder de officieren, en on-
der deze laatsten de dappere kolonel van de scherpschutters Alessandro
La Marmora.
Op 6 augustus wierpen 50.000 Russen zich onverhoeds op de belege-
raars; maar bij de rivier de Cernaia doorstonden de Piëmontezen zo goed
de poging van de overmachtige vijanden, dat zij het leger der geallieerd-
en tijd en gelegenheid schonken ter plaatse te verschijnen en een bijzon-
der grote overwinning te behalen.
Op 8 september namen de Fransen, geflankeerd door de Engelsen, in
een bestorming de toren van Malakoff in, het geweldige bolwerk van Se-
bastopol. De belegering had bijna een jaar geduurd, en iedere dag was het
artillerievuur van beide partijen verschrikkelijk geweest. Men schatte
dat er in die oorlog meer dan 500.000 mensen om het leven waren gekomen.
Tenslotte aanvaardde Rusland de vredesvoorstellen, die te Parijs
op het congres van de betrokken mogendheden besproken werden, en tekende
deze op 30 maart 1856.

19.6 Page 186

▲back to top
- V/182 -
H O O F D S T U K XXVII
EEN JONGEN DIE VAN DON BOSCO HOUDT NOG VOORDAT HIJ HEM
GEZIEN HEEFT - HARTELIJKE ONTMOETING - SPOT EN STENEN
- DON BOSCO NEEMT ENKELE VAN ZIJN BELAGERS IN HET
ORATORIO OP - KATHOLIEKE LECTUUR -
BRIEVEN VAN DON BOSCO AAN GRAAF D'AGLIANO.
Van de naam van Don Bosco alleen al ging een betovering uit op
jongens die hem nog niet persoonlijk kenden.
Giovanni Villa, geboortig uit Ponderano, onder Biella, verklaar-
de ons het volgende: "Ik heb Don Bosco in juli 1855 in Turijn ontmoet. In
1852 had ik al over hem horen spreken. Mijn pastoor, de theoloog Don Fer-
rero die stierf als aartspriester van de Dom waarheen hij in 1858 ver-
plaatst werd, begon op een zondag van de preekstoel over Don Bosco te
spreken, toen men in Valdocco bezig was met de bouw van de Kerk van de H.
Franciscus van Sales. Hij zei dat veel jongens uit Biella, die met hun
kalkemmertje naar Turijn gingen om er als metselaar te werken, ’s zondags
aan hun lot overgelaten waren en in gevaar verkeerden. Maar hij wist dat
een jonge priester, brandend van liefde, zich erop toegelegd had al die
jongens om zich heen te verzamelen, en hen, terwijl hij hun gelegenheid
gaf om zich op een goede manier te vermaken, ook in de waarheden van onze
heilige godsdienst onderrichtte. Hij had eraan toegevoegd, dat de pries-
ter bezig was een kerk te bouwen en hij beval ons aan een overvloedige
aalmoes te geven om hem te helpen, overtuigd dat we gehoor zouden geven
aan zijn verzoek, en dat deze daad van naastenliefde weer ten goede zou
komen aan zoveel jongens uit ons dorp die in Turijn gingen werken. Hij
sprak met zoveel lof en zo geestdriftig over Don Bosco, en hij verheer-
lijkte de uitwerking die zijn arbeid op de jongens had, en het goede dat
hij voor hen deed, zodanig, dat de toehoorders ten diepste ontroerd wer-
den. Ik, die toen veertien jaar was, had, toen ik de pastoor hoorde, een
machtige voorstelling van Don Bosco en verlangde er erg naar hem te leren
kennen. Drie jaren later werd ik in verband met familieomstandigheden
door mijn ouders naar Turijn gezonden en ik had me voorgenomen onmiddel-
lijk naar Valdocco te gaan. Hem de eerste keer te zien, de vaderlijke
genegenheid waarmee hij me ontving, maakten een zo diepe en verblijdende
indruk op me, dat dit nooit meer uit mijn geheugen gewist kon worden. Ik
voelde me voor hem ingenomen door een oneindige genegenheid, die nooit
meer verdween.
"Ik maakte toen een vergelijking tussen de manier waarop Don Bos-
co met de jongens omging, en die waarop de priesters in mijn woonplaats
en omgeving dat deden, en bij wie ik nooit een zo grote en liefdevolle
genegenheid had opgemerkt. Ik was niet de enige die dat onderging, maar

19.7 Page 187

▲back to top
- V/183 -
hetzelfde hadden tal van andere brave jongens in het gezelschap van Don
Bosco ondervonden, bij wie ik me graag aansloot. Bij de eerste ontmoeting
zei Don Bosco tegen me: "Vanaf nu zullen we goede vrienden zijn, totdat
we in de hemel zijn!" - Dat waren woorden die hem erg vertrouwd waren!
"Van dat ogenblik af heb ik nooit nagelaten het zondagsoratorio
te bezoeken tot in 1866, met uitzondering van de tijd die ik in militai-
re dienst doorbracht. In mijn dorp ging ik al te communie, maar begon
het toen bijna iedere week en ook wel vaker te doen, als resultaat van
de raadgevingen van Don Bosco. Van 1866 af ging ik af en toe naar Valdoc-
co en had dan steeds gelegenheid om met de dienaar Gods te spreken.
"Maar, om op mijn eerste indrukken terug te komen, moet ik
zeggen dat ik mevrouw Margherita kende, het toonbeeld van een goede huis-
vrouw en van een oprecht christelijke geest bezield. Voor de jongens van
het Oratorio was zij waarlijk een goede en vrome moeder; en wij jongens
stelden in haar een volkomen, kinderlijk vertrouwen en iedereen was
uitermate gesticht door haar deugden en haar voorbeeldig gedrag.
"Op de tweede plaats wil ik hieraan toevoegen dat ik, toen ik voor
de eerste keer naar Valdocco ging, er ongeveer 200 interne jongens zag,
van wie sommigen al seminarist waren, en ongeveer 600. externen die het
zondagsoratorio bezochten. Wanneer Don Bosco op de speelplaats verscheen,
troepten allen om hem heen, overgelukkig als zij bij hem in de buurt
konden komen en hem de handen kussen. En ook kan ik bevestigen dat hij
iedereen even iets in het oor fluisterde, wat een indruk maakte, die men
nooit meer vergat.
"Ik zag dat Don Bosco, om de jongens tot zich te trekken, hun alle
vrijheid en gelegenheid bood om zich te ontspannen, om te spelen en te
rennen. Hoe meer lawaai er op de speelplaats gemaakt werd, hoe meer te-
vreden hij scheen te zijn. En als het gebeurde dat we een beetje in de
put waren, of ook alleen maar niet opgewekt genoeg, ging hij rond om ons
met duizenderlei middelen weer aan te porren met nieuwe spelletjes, en op
die manier wist hij ons allemaal weer met blijdschap te vervullen. Op de-
zelfde manier ging hij te werk om ons 's zondags om zich heen te verzame-
len en ons allen onder ogen te hebben. Als het tijd was voor de Mis,
luidde hij de bel of liet anderen dat doen. Op hetzelfde ogenblik hield
dan alle spel op en gingen we de kerk in."
Maar al heerste er achter de ringmuur van het Oratorio de liefde,
buiten stookte de kwade geest de gemoederen van de boosdoeners of beter
gezegd van de onwetenden op. Een troep belhamels, ongetwijfeld daartoe
aangespoord door de een of andere sektariër, hadden Don Bosco een beledi-
gende bijnaam gegeven, door goddeloze journalisten bedacht, en die her-
haalden ze steeds maar, in koor of alleen, op een spottende manier wan-
neer de man Gods voorbijkwam. Don Bosco begreep wel dat het belachelijke
een dodelijk wapen is, door de uitwerking die het op onnozele mensen
heeft, en dat zijn woord en zijn ambt daardoor in bepaalde omstandigheden
bemoeilijkt en ook vruchteloos zouden kunnen worden.
Soms waarschuwde hij hen in goedheid, dat ze zouden ophouden; maar
als hij zag dat die vermaningen niets uithaalden, liet hij het over zich
heengaan en vervolgde rustig zijn weg. Aldus vertelt Don Francesia die
hem vergezelde.
Maar ze namen geen genoegen met woorden alleen. Een schare van
die kwajongens dwaalde sinds enkele maanden bijna voortdurend in de

19.8 Page 188

▲back to top
- V/184 -
buurt het Oratorio rond, en riep scheldwoorden naar wie er binnen ging
of naar buiten kwam, en soms vielen zij de wandelaars lastig en wierpen
ze met steentjes. 's Zondags wierpen ze stenen over de muur, de speel-
plaats op, wat ernstig gevaar opleverde voor de jongens die daar aan het
spelen waren.
Giovenale Fumero schreef ons: "Ik veroorloof me een wonderbaarlijk
feit te vertellen, dat ik met mijn eigen ogen gezien heb en dat verdiend
vastgelegd te worden in het leven van de geliefde en betreurde pater Don
Bosco. Het was op een zondag in de zomer van het jaar 1855, en wij, in-
terne jongens, arbeiders en studenten, beiden, kwamen tegen vijf uur 's
avonds uit de kerkdiensten van het Oratorio. Met ons verscheen er op de
speelplaats een hele stoet andere jongens, die alleen maar de zondags-
diensten bijwoonden. De speelplaats was toen nog niet helemaal met een
muur omgeven. Plots verscheen er een bende, de Coca di Valdocco geheten,
die gewoon was de jongens van het Oratorio lastig te vallen als ze hen
op de naburige wegen tegenkwamen, en die op die dag buitensporig tegen
ons tekeer ging en een ware regen van stenen op ons deed neerkomen.
Toen hij dat zag zei onze beminde Vader Don Bosco tegen ons, dat
wij ons achter de muur zouden verschuilen. Hij ging alleen, met een on-
beschrijfelijke moed en rust, op de deugnieten toe, die hem wild met ste-
nen bleven bekogelen. Het was waarlijk een wonder dat geen enkele ervan
hem trof. Intussen verzocht hij hen met gebaren en met woorden om met
dat wilde gedoe op te houden en hij kreeg dat inderdaad van hen gedaan."
Maar dat was nog niet alles. Don Rua vervolgt. "Don Bosco ontmoet-
te kort daarna op een werkdag een stuk of twaalf van die sujetten op
straat. Ze amuseerden zich op de gebruikelijke manier, met onbehoorlijke
grappen en beledigingen van mensen. Hij bleef bij hen staan en vroeg hun
op een beminnelijke manier waarom ze niet gingen werken. Hij kreeg ten
antwoord dat geen enkele patroon hen wilde hebben. Toen nodigde hij hen
uit met hem mee naar zijn huis te gaan en zei dat hij hun alles zou ver-
schaffen wat ze nodig hadden en dat hij hun een vak zou laten leren. Ze
namen de uitnodiging aan en Don Bosco, met zijn liefdevolle en heldhaf-
tige geduld, bevrijdde het Oratorio op die manier van de niet geringe
last van dat troepje, en mocht bovendien de troost smaken ook nog goede
arbeiders van hen te maken. Sommigen bleven er zes maanden, anderen een
jaar, weer anderen twee jaren of vier en vijf jaren. Maar als ze er weg-
gingen, waren allen eerst onderricht in onze heilige godsdienst en had-
den een vak geleerd, waarmee ze hun brood konden verdienen. Toen een van
hen na tal van jaren uit Amerika terugkeerde, gold zijn eerste bezoek het
Oratorio, waar hij zich dankbaar herinnerde met hoeveel liefde Don Bosco
hem en zijn kameraden bejegend had. Ik heb hem bij die gelegenheid ge-
sproken." Don Rua besloot. "Het zou me te ver voeren, als ik me met al de
vele gevallen zou moeten bezighouden waarin Don Bosco vergiffenis schonk
aan en zich ontfermde over jongens die alle eerbied voor hem verloren
hadden en hem ook hadden uitgescholden."
Tussen al die bedrijven door was het jaar al tot de helft van ju-
li gevorderd en Don Bosco was met de seminaristen Francesia, Turchi en
andere metgezellen, naar San Ignazio boven Lanzo geklommen om daar de
retraite mee te maken. Tal van heren uit Turijn namen daaraan deel en
Don Cafasso vertrouwde de leiding aan Don Bosco toe. Talrijk waren de
bekeringen die God door middel van Don Bosco tot stand bracht, en ook
dat kan verklaard worden uit de buitengewone gaven die hij van de hemel
ontvangen had, en uit het algemene vertrouwen dat hij de retraitanten

19.9 Page 189

▲back to top
- V/185 -
inboezemde, die bij voorkeur bij hem gingen biechten. Eén feit moge vol-
staan voor deze keer.
Een ongelovige journalist was ook in retraite gegaan, misschien
meer om enkele dagen rust te genieten in de zuivere lucht, dan omdat hij
wilde nadenken over zijn ziel. Hij had al heel wat artikelen tegen Don
Bosco geschreven en gepubliceerd, zonder dat hij hem echter persoonlijk
kende. De eerste dagen wist hij niet dat Don Bosco daar aanwezig was. Dat
kwam wellicht doordat hij wat afgezonderd van de anderen stond, of door-
dat hij alleen omging met mensen die Don Bosco evenmin kenden. Daar hij
getroffen was door de preken, besloot hij te gaan biechten, en toen hij
zag dat het bij de biechtstoel van Don Bosco bijzonder druk was, begaf
hij zich eveneens daarheen. Natuurlijk moest hij laten blijken wat zijn
beroep was en op welke manier hij op dat gebied tekortgeschoten was. Don
Bosco hoorde hem in alle goedheid aan, gaf hem de noodzakelijke raad en
vermaningen en legde hem op wat het geweten eiste. Hij had heel goed be-
grepen wie die meneer was, die, hoewel erg getroffen door zijn liefde-
volle manier van optreden, er nog niet aan gedacht had naar de naam van
zijn biechtvader te vragen. Hij kuste hem vervolgens de hand en stond op
het punt zich terug te trekken, toen onverhoeds een vermoeden in zijn
hoofd opkwam. Hij keert zich om en vraagt aan de biechtvader: "Bent u
misschien Don Bosco?"
"Ik ben Don Bosco", antwoordde de biechtvader glimlachend. - Ge-
troffen en verwonderd ging de journalist met tranen in de ogen heen.
Op deze gebeurtenis volgde een andere die nog merkwaardiger is.
Op de avond van de laatste retraitedag leidde Don Bosco zoals ge-
woonlijk het gebed, en hij was juist bezig met de Rozenkrans. Hij kniel-
de aan een zijkant van het priesterkoor, met rechts naast zich het altaar
en aan de linkerkant ongeveer honderd vrome heren uit Turijn.
Aan het einde van de psalm De Profundis gekomen, zwijgt hij plots;
probeert daarna verder te gaan met de responsoria en het Oremus, strui-
kelt over zijn woorden, stamelt en kan niet meer voort. Het was alsof hij
zijn geheugen verloren had, ofwel verzonken was in een of andere gedach-
te, die hem volkomen in beslag nam. "Ik dacht toen", zo schreef Don Tur-
chi, "dat hij door een of andere verstrooidheid op dat ogenblik vergeten
was wat hij moest bidden; en doordat mijn plaats achter de anderen was,
kon ik niet zien wat hij deed. Na een minuut vervolgde hij het gebed, en
ik hield het bij mijn aanvankelijke overtuiging. Buiten de kerk gekomen,
vroeg ik, terwijl we naar onze kamers gingen, aan enkelen of ze die on-
derbreking hadden opgemerkt; maar uit de antwoorden kon ik opmaken dat
men er niet veel belang aan hechtte."
"Maar niettemin waren er niet weinigen die hun verwondering erover
uitspraken, dat Don Bosco een zo gewoon gebed niet zou hebben kunnen bid-
den. Zijn meest intieme vrienden veronderstelden echter, dat er op dat
ogenblik misschien een ongewoon schouwspel voor zijn blik was opgerezen.
En zo was het inderdaad."
Hij had op het altaar twee vlammetjes zien verschijnen. In het
licht van het ene waren duidelijk de letters geschreven dood, en in dat
van het andere. geloofsafval. De twee vlammetjes zweefden van het altaar
weg, alsof ze van kaarsen werden losgemaakt en bewogen zich in de rich-
ting van het schip van de kerk. Toen had Don Bosco zich opgericht om te
zien wat er verder gebeurde, en hij zag dat die vlammen, na enkele cir-
kels boven de menigte beschreven te hebben, neerdaalden, het ene boven

19.10 Page 190

▲back to top
- V/186 -
het hoofd van één en het tweede boven het hoofd van een ander, die temid-
den van het gezelschap geknield lagen. De weerschijn van de vlammen deed
hun gezicht oplichten, en Don Bosco kon hen onderscheiden zonder gevaar
zich te vergissen. Kort daarna verdwenen de twee vlammen. Dat was de
oorzaak van zijn verstrooidheid geweest.
De volgende dag, terwijl allen in de rijtuigen stapten, droeg de
heer Bertagna uit Castelnuovo, er zorg voor naast Don Bosco plaats te ne-
men om naar het veronderstelde geheim te vragen. Ook de seminaristen wa-
ren er heel nieuwsgierig naar. Toen men er Don Bosco naar gevraagd had,
wachtte hij totdat de rijtuigen zich in beweging gezet hadden en onthulde
toen het geheim, beginnende met te zeggen: "Gisteravond is me werkelijk
wat moois overkomen!" - Toen hij het verteld had, besloot hij: "Toen ik
buiten de kerk kwam, wachtte ik, om te zien of de anderen over het geval
zouden praten. Daar niemand iets zei, moest ik wel aannemen, dat ik al-
leen het gezien had en dus deed ook ik er het zwijgen toe. Ik vertel het
jullie nu en ben benieuwd te zien wat er gebeurt met degenen op wie de
lichtjes neerdaalden."
In hetzelfde jaar ging het visioen in vervulling. Een rijke koop-
man, die de naam had van een goede christen te zijn en boven wiens voor-
hoofd het vlammetje met de aanduiding geloofsafval was blijven staan,
werd protestant. De ander, door het tweede vlammetje aangeduid, stierf
nog hetzelfde jaar: het was een achtenswaardige baron.
Don Bosco vertrouwde de namen toe aan Don Francesia die ze nooit
meer vergat. Toen Don Turchi enkele jaren later vroeg, wat er geworden
was van degene boven wie het eerste vlammetje was verschenen, kreeg hij
ten antwoord: "Die is protestant geworden."
Het staat vast dat andere dergelijke vlammetjes boven het hoofd
van verschillende personen verschenen en aan Don Bosco zodoende de toe-
komst van deze mensen onthulden.
In Turijn teruggekeerd, hield Don Bosco zich bezig met de verzen-
ding van de twee augustusafleveringen, gedrukt door de drukkerij Ribotta.
In deze uitgave verscheen de goedkeuring van de aartsbisschoppelijke cu-
rie van Turijn. Het boek droeg als titel: "Catechetische instructie over
het huwelijk door de collegiale theoloog Lorenzo Gastaldi". - Het is een
korte en duidelijke instructie, voor het volk geschreven. De geleerde
theoloog gaf een verantwoording van zijn geschrift. "Van alle zijden
wordt er een stroom van boeken en bladen verspreid, bedoeld om valse be-
ginselen ingang te doen vinden over de aard van de echtvereniging. Er
zijn hoogleraren van universiteiten, afgevaardigden van het parlement,
senatoren en magistraten die zich stijfhoofdig verzetten tegen het aan-
vaarden van de onfeilbare leringen van de Kerk en zich laten bedriegen
door een valse filosofie en er verkeerde leerstellingen met betrekking
tot het huwelijk op na houden; en, wat erger is, deze in de burgerlijke
wetten trachten op te nemen."
Hij besloot met aan te tonen hoe uit de opvatting van het christe-
lijk huwelijk het recht van de Kerk voortvloeit om zich te mengen in de
opvoeding van de katholieke kinderen. Ook leidde hij er de plicht der
ouders van af, bij de opvoeding van hun kinderen volgens de beginselen
en voorschriften van het Evangelie te werk te gaan, door hen aan meesters
of scholen van werkelijk christelijke aard toe te vertrouwen en hun vol-
komen vrijheid te laten bij de keuze van een levensstaat.

20 Pages 191-200

▲back to top

20.1 Page 191

▲back to top
- V/187 -
Hij vervolgde: "Wanneer de burgerlijke overheid een of andere huwelijks-
wet voorstelt, die door de Paus of door de bisschoppen in strijd ver-
klaard wordt met de leer van de Kerk, hebben alle katholieken de plicht
krachtige protesten bij het parlement in te dienen, om een dergelijke wet
te verhinderen."
Don Bosco schreef intussen uit Turijn de volgende brief aan Graaf
Pio Galleani d'Agliano.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Teruggekeerd van de retraite in San Ignazio, is het mij een
" plicht u te schrijven en U hartelijk dank te zeggen om weer met
" mijn geweten in het reine te komen.
"
Met gevoelens van oprechte dankbaarheid heb ik de honderdder-
" tig franken ontvangen voor de loten die ik U had gezonden. Boven-
" dien heb ik van de bakker Fornello 105 kilo stokbrood ontvangen,
" die zullen dienen om de kleine wezen en armen, in het Oratorio op-
" genomen,te eten te geven. Eveneens dank ik U voor uw goedheid om
" maandelijks 15 kilo ervan ter beschikking van het Huis te willen
" stellen.
"
Deze duidelijke tekenen van naastenliefde zullen kostbare
" parels vormen die, samen met andere, de gloriekroon zullen sieren
" die u zich met de sluwheid van de slang en met de eenvoud van de
" duif iedere dag in de hemel verzekert.
"
Op het ogenblik bevind ik mij in een nieuwe nood, doch van
" een andere aard. Ik heb een werkje voor de Katholieke Lectuur onder
" handen, waarvoor ik me enkele dagen uit Turijn zou moeten kunnen
" terugtrekken om me er volledig mee bezig te kunnen houden. Verschil-
" lende keren is de gedachte bij me gerezen naar Carraglio te komen,
" en wel naar uw huis, doch alvorens binnen te treden vragen wij ver-
" lof aan de heer des huizes. Indien u zo goed zou willen zijn een
" hoekje voor me in te ruimen waar ik mijn onbeduidend persoon kan
" terugtrekken met een boek en enkele schriften, met iets ad refoci-
" landam famen, zal ik van hier in de morgen van de 6de augustus ver-
" trekken en zaterdag van dezelfde week terugkeren.
"
U zult vragen of ik kostgeld betaal? Helemaal niet. We zul-
" len de opbrengst van mijn werk samen delen. Dat wil zeggen, wanneer
" dit werkje enig voordeel voor de zielen oplevert, sta ik de helft
" van het loon daarvoor af aan u voor de verleende gastvrijheid.
"
Intussen verzoek ik u van ganser harte deze brief, die mis-
" schien in een te groot vertrouwen geschreven is, goedgunstig te
" willen opvatten; overigens zal ik niet nalaten te bidden en te la-
" ten bidden tot de goede God voor u en uw familie en verblijf met
" de meeste hoogachting en, het zij nogmaals gezegd, van dankbaarheid
" vervuld,
"
"
uw gehoorzame dienaar,
" Turijn, 31 juli 1855
Bosco Giovanni, pr.
Op het antwoord van deze welwillende persoon reageerde Don Bosco zo:

20.2 Page 192

▲back to top
- V/188 -
" Hooggeachte Heer Graaf,
"
"
Een man als Don Bosco in uw rijtuig! Ik vrees alle demo-
" craten van Carraglio te zullen verbluffen; niettemin, daar honor
" est honorantis neem ik het edelmoedige aanbod van het rijtuig te
" gaarne aan, meer daar ik de wegen en de dorpen in die streek vol-
" strekt niet ken. Ik vertrek met de eerste trein 's morgens, ik
" heb geen enkele reden om me in Cuneo op te houden voor mijn terug-
" keer.
"
Van dankbaarheid vervuld voor de veelvuldige gunsten die
" u zich verwaardigt mij te schenken, dank ik u van ganser harte en
" verblijf met alle eerbied in de Heer,
"
" Turijn, 3 augustus 1855
"
Uw dw. dienaar,
Bosco Giovanni, pr.
Don Bosco begaf zich dus in het rijtuig van de Graaf naar diens
huis, werd er heel hartelijk ontvangen, en werkte zoals gewoonlijk aan de
twee afleveringen van de maand september, waarin over een heel belang-
rijk feit gehandeld werd: Korte biografie van Carlo Luigi Dehaller, lid
van de Hoge Raad te Bern in Zwitserland en zijn brief aan zijn eigen fa-
milie om haar de motieven uiteen te zetten voor zijn terugkeer tot de
Katholieke, Apostolische.Kerk van Rome.
Twee waarheden onder meer treden in dat boek op de voorgrond: ten
eerste, dat de mensen met de meest uitgelezen geest, rechtvaardig oor-
deel, en met een goed hart en een goede levenswandel, geboren in de ket-
terij, terugkeren tot het katholicisme, terwijl die katholieken die pro-
testant worden de vruchten zijn van een boevenpak. De eersten keren weer
uit miserie, de anderen deserteren uit begeerte naar genoegens. Op de
tweede plaats wordt gewezen op de schandelijke onverdraagzaamheid waarmee
de protestanten diegenen vervolgen die tot het katholicisme terugkeren,
doch echter onverschillig blijven wanneer diezelfden van sekte verande-
ren, zelfs al zouden ze boeddhist of Turk worden.
Teruggekeerd in Valdocco stelde Don Bosco het handschrift en de
drukproeven ter hand van Paravia en schreef aan Graaf d'Agliano.
"
Hooggeachte Heer Graaf,
"
"
Met genoegen deel ik U mee dat mijn reis van Palasazzo
" naar Turijn goed geweest is en door geen ander ongemak getekend n
" werd dadoor de ontmoeting met twee rasechte democraten die me van
" Cuneo tot Turijn gesprekstof aanboden, binnen de grenzen echter
" der redelijkheid en eerbied.
"
Het verblijf bij u is heel goed geweest voor mijn gezond-
" heid, zowel lichamelijk als geestelijk, vooral ook door het zien
" van de orde, de voorbeeldigheid en het verheven godsdienstige
" gedrag van heel de familie. Een dubbele reden voor mij om u mijn
" uitgelezen dank te betuigen. Ik zend u een honderdtal boekjes
" over de Biecht, die, naar ik meen, goed kunnen doen wanneer ze in
" die dorpen, die niet volstrekt van democratie gespeend zijn, ver-
" spreid worden.
"
Een exemplaar van de boekjes der Katholieke Lectuur, van

20.3 Page 193

▲back to top
- V/189 -
" het begin tot heden, voor U. En een ander exemplaar voor mevrouw
" de Gravin.
"
Andere exemplaren voor de heer Don Allione. Twee exempla-
" ren vervolgens, enkel van het lopende jaar, voor pater Gardiaan
" van de capucijnen, in Caraglio, zoals met hem overeengekomen.
"
Tot ziens in San Filomena. De jongen die ik denk mee te
" nemen om te helpen zingen, wil het Tantum Ergo van maestro Corini
" voor een enkele stem zingen. Ik zeg dat ten behoeve van wie hem
" moet begeleiden, en voor het geval dat de koren door de andere
" zangers ingestudeerd zouden worden, wat echter niet strikt nodig
" is.
"
Ik wens U een gelukkige feestdag, mijn beste heer Graaf,
" voor U en heel Uw familie en ook voor Don Allione. De Heilige
" Maagd zegene U allen, en allen mogen van haar Goddelijke Zoon
" rust, vrede en moed verkrijgen om te volharden in het goede, om
" haar eens gezamenlijk te kunnen prijzen en zegenen in de hemel.
" Zo zij het.
"
Bid ook voor mij die met alle achting en dankbaarheid ver-
" blijf,
"
" Turijn, 14 augustus 1855
uw. dw. dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
Later schreef hij genoemde heer nog eens.
"
Hooggeachte Heer Graaf,
"
"
De jongen Menardi is opgenomen in de voorjaarscursus voor
" de eerste oktober, en bevindt zich sinds zeven dagen in het Orato-
" rio. Hij is het, die U verleden lente hebt aanbevolen, en die we
" zullen opnemen om een deugdzaam iemand van hem te maken.
"
Ik werd diep getroffen door de dood van Don Cavallo! De
" dood verschoont ook de jonge priesters niet; een les voor ons, die
" al wat ouder worden.
"
Ik loop rond met de gedachte nog eens een tocht te maken
" naar Palasazzo, maar ik weet niet of ik het gedaan krijg, met het
" oog op de vele dingen die ik te doen heb en die me vasthouden.
"
Ik verzeker u echter dat ik de tweede belofte, om voor U
" en voor uw mooi bloeiend gezin te bidden, houd; mijn zwakke gebe-
" den verenig ik met die van mijn beste, arme zonen, onder wie er
" naast vele schelmen, ook zijn van grote deugdzaamheid.
"
Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans schenke u de ware vrede
" des harten en overstelpe heel de familie met de noodzakelijke
" zegeningen voor dit en het toekomende leven.
"
Met oprechte hoogachting verblijf ik,
"
" Turijn, 7 oktober 1855
Wij hebben deze brieven weergegeven, omdat ze ons aantonen, welk
een beminnelijk vertrouwen en christelijke familiariteit Don Bosco met
zijn weldoeners verbond. Over de manier waarop en met welke bedoeling
hij veelvuldig met tal van adellijke heren uit de eerste families ver-
keerde, zullen we in het volgende hoofdstuk spreken.

20.4 Page 194

▲back to top
- V/190 -
HOOFDSTUK
XXVIII
DON BOSCO EN DE ADELLIJKE HEREN - HOE HIJ ZICH IN HUN
HUIZEN VOORDEED - REDENEN WAAROM HIJ UITNODIGINGEN TOT
DE MAALTIJDEN AANNAM EN ZIJN GEDRAG - ZIJN GEDULD,
HARTELIJKHEID EN VERSTERVING - RESULTAAT:
EDELMOEDIGHEID DER WELDOENERS
TEGENOVER DON BOSCO EN HUN VERLANGEN HEM DIKWIJLS TE
GAST TE HEBBEN - ZIJN BESCHEIDEN TERUGHOUDENDHEID -
OPENHARTIGE VERMANINGEN - ERKENTELIJKHEID VOOR
ONTVANGEN WELDADEN.
"Geen bezoeken afleggen en zich niet met de zaken van anderen be-
moeien als de belangen van het Oratorio dat niet eisen, of wanneer het
niet om een motief gaat dat de naastenliefde of de eer van God betreft",
dat was de gedragsregel die Don Bosco volgde om zo weinig mogelijk naar
de huizen van de aanzienlijke heren te gaan. Maar gezien die redenen dik-
wijls aanwezig waren, diende hij zich te onderwerpen en, soms tot zijn
groot ongemak, welwillende mensen te bezoeken. Don Bosco die zich veel
liever onderhield met onwetende en verlaten kinderen, dan met vooraan-
staande heren die dikwijls bij hem kwamen, kwam in de grote herenhuizen
zonder een zweem van gemaaktheid en met de meest uitgelezen hoffelijk-
heid en eenvoud. Hij behandelde iedereen met de verschuldigde eerbied,
zonder zich echter tot slaaf van de etiquette te maken, daar de minuti-
euze ceremonies niet in overeenstemming waren met zijn openhartige op-
gewektheid. Toen een van de zijnen hem eens vroeg, hoe hij zich moest
gedragen wanneer hij zich in het gezelschap van bepaalde aanzienlijke
personen bevond, antwoordde hij: "Eenvoudig en natuurlijk, zonder ge-
zochtheid!" - In een jaar zond hij een seminarist uit om de herfstvakan-
tie door te brengen op het buitenverblijf van een heel adellijke Turijn-
se familie. In aanwezigheid van de vrouw des huizen zei hij hem: "Ga,
alsof je naar je eigen huis gaat. Als je iets nodig hebt, wend je dan tot
mevrouw de barones als tot je eigen moeder."
De manier waarop hij, vooral de eerste maal, zijn opwachting maak-
te in een uiterst deftige omgeving, was een akte van nederigheid. Als
men hem vroeg naar afkomst en omstandigheden, schaamde hij zich niet, te
verstaan te geven, dat hij arm geboren was en dat liefdadige personen hem
geholpen hadden om te studeren. Hij vertelde altijd met genoegen dat hij
een eenvoudige priester was, zonder enige titel, hetzij eretitel of uit-
drukking van een waardigheid. Hij had geen bul als theoloog, geen le-
raarsdiploma, zelfs geen bevoegdheid als meester voor de eerste klas van
de lagere school. "Ik noem me de arme Don Bosco", zei hij, "en de enige
titel die ik heb is die van Opperhoofd van de schelmen." - Tegelijker-
tijd echter beijverde hij zich, de personen te eren die wel titels
droegen welke hun toekwamen, waarbij hij, evenals de H. Franciscus van
Sales dat eerbetoon liever overdreef dan dat hij er karig mee was.

20.5 Page 195

▲back to top
- V/191 -
Hij ging eveneens naar deftige huizen om dringende zaken te behan-
delen voor het welzijn van die families. Zijn gesprekken waren steeds op
ernstige en stichtende zaken gericht; maar het valt niet onder woorden
te brengen wat de resultaten van zijn bezoeken waren; omdat in hem be-
waarheid werd wat men leest in het Boek der Wijsheid; "Wanneer ge minzaam
zijt in het gesprek zult ge vele vrienden bezitten." En het is daardoor
dat hij zich van talrijke weldoeners voor het Oratorio verzekerde. Ook
daarbij waren zijn gedachten steeds op het welzijn van zijn jongens ge-
richt, en soms toonde hij dat door zich uitroepen te laten ontsnappen die
misplaatst konden schijnen. Bij het betreden van een ruime zaal kon hij
bijvoorbeeld uitroepen; "Wat een prachtig vertrek! Hier zouden wel twin-
tig bedden kunnen staan!" Maar hij zei dat altijd heel vriendelijk en
verstandig. Het was daarom natuurlijk dat hij, om te voldoen aan elk
rechtvaardig verlangen van wie hem liefdevol iets vroegen, het bijna
altijd had over hen en over wat hij gedaan gekregen had of in hun belang
deed. Tengevolge daarvan kon hij niet zwijgen over zichzelf en soms over
dingen die voor hem erg eervol waren. Niettemin vertelde hij zulke din-
gen steeds met een bewonderenswaardige goedmoedigheid, zonder zich een
gewichtig air te geven. Dat oordeel hoorde Don Berto uit de mond van me-
vrouw de barones Gabriella Ricci, die zei: "Het is werkelijk iets verba-
zingwekkends Don Bosco te horen spreken, ook als hij het over buitenge-
wone dingen heeft die hem zelf betreffen: hij doet dat steeds alsof hij
het over anderen heeft."
Een vriendelijk schouwspel verblijdde die adellijke families wan-
neer er kinderen in huis waren. Don Bosco verwelkomde hen uiterst harte-
lijk wanneer hun brave moeder hen bij hem bracht. Hij wist bepaalde woor-
den van vermaan en van lof tot hen te richten die hen aanmoedigden steeds
beter hun best te doen om God te behagen en een vreugde te zijn voor hun
ouders. Dikwijls speelde hij ook met hen alsof hij een kameraadje van hen
was. Waar hij jongens ontmoette ging hij net met hen om als in het Orato-
rio, tot grote voldoening van hun moeder, die hem nooit liet weggaan zon-
der eerst zijn zegen gekregen te hebben. Aldus vertelde, onder meer ande-
re moeders, gravin di Bricherasio tegen Don Rua. Zodra men in een huis
hoorde dat Don Bosco op bezoek kwam, snelden alle kinderen hem tegemoet
en hij wist hen blij te maken met enkele woorden en kleine geschenkjes
die zij, ouder geworden, zich met levendige genegenheid en erkentelijk-
heid herinnerden.
Bij die bezoeken lette hij er ook steeds op geen overlast te ver-
oorzaken of vervelend te zijn voor het dienstpersoneel. Eens werd hem
door de vrouw des huizen een goede kop koffie aangeboden; in veel andere
omstandigheden had men hem verzocht die aan te nemen, maar had hij zich
verontschuldigd. Nu nam hij de koffie aan, maar in plaats van de suiker,
werd hem een schaaltje met Engels zout, ofwel magnesiumsulfaat voorge-
houden. Don Bosco bediende zich zonder op het verschil te letten, en
dronk de hele kop uit. Men kan zich voorstellen hoe die smaakte, maar om
de familie niet in verlegenheid en de bediende niet in de war te bren-
gen, liet hij niets blijken. In de antichambre placht hij het personeel
heel vertrouwelijk te behandelen en zich met hen te onderhouden. Hij
noemde hen vrienden, liet doorschemeren dat hij vroeger ook bediende
geweest was; en de bedienden achtten zich gelukkig door zijn komst en
droegen hem een genegenheid toe die ze niet eens tegenover hun eigen
meesters voelden. En die manier van doen van hem was niet gespeeld, maar
een uitvloeisel van zijn nederigheid. Een bewijs daarvan is de manier
waarop hij in het Oratorio zijn bloedverwanten ontving, die hem kwamen
opzoeken, en gekleed waren als arme boeren; of het feestelijke onthaal
van de oude mevrouw Dorotea Moglia bij wie hij nog als boerenknecht
gediend had en die hem een paar keren in Valdocco opzocht. Hij vereerde

20.6 Page 196

▲back to top
- V/192 -
haar met alle hartelijkheid alsof ze zijn moeder geweest was en wenste
dat zij gedurende de maaltijd naast hem zou zitten.
Vele bezoeken bezorgden hem vanzelfsprekend uitnodigingen om mee
aan tafel te gaan, omdat de families het een grote onderscheiding vonden
als Don Bosco bij hen de maaltijd wilde gebruiken. Don Bosco weigerde
niet, hetzij om hun een blijk te geven van zijn dankbaarheid voor genoten
steun, ofwel om zich niet ongevoelig te tonen voor de dringende verzoeken
van wie hem zo genegen waren, of ook wel om zodoende een goede gelegen-
heid te hebben om rustig de ernstige noden van het Oratorio en van zijn
andere ondernemingen uiteen te zetten. Maar als hij thuis zijn kamer ver-
liet om zijn toezegging na te komen, zei hij dikwijls tot Don Rua of tot
zijn secretaris: "Je moest eens weten hoezeer ik me er een verwijt van
maak buiten het Oratorio te moeten gaan eten!... Toch moet ik het doen om
sommige aalmoe- zen te krijgen. Een paar edelmoedige heren stellen als
voorwaarde dat ik bij hen kom eten, en hebben me een som geld beloofd,
met de woorden: "Komt u het maar in eigen persoon halen... Als u wat
nodig hebt, kom dan bij ons eten." Als het niet daarom was, zou ik nooit
meer dergelijke uitnodigingen aannemen, die niettemin enkel door de naas-
tenliefde zijn ingegeven. Ik blijf liever hier aan onze eenvoudige en
sobere tafel, dan buitenshuis met al dat spul en zoveel schotels... Ik
vind het erg spijtig, maar het kan nu eenmaal niet anders." - En inder-
daad vond Don Bosco soms bij het begin van zo een maaltijd, als hij zijn
servet openvouwde een bankbiljet van 100 lire daarin, een andere keer een
van 500 en ook wel van 1.000 lire; bij een andere gelegenheid kreeg hij
bij het fruit een bord met een hoop geld voorgezet.
Niettemin sloeg Don Bosco, ondanks de voortdurende behoefte aan
geld, ook veel uitnodigingen af, als zijn bezigheden van allerlei soort
en vooral de uitoefening van zijn heilig ambt dit noodzakelijk maakten.
Hij had al verschillende keren beloofd naar het Kasteel van Case-
lette te gaan om te eten bij graaf Carlo Cays op zijn naamdag, 4 novem-
ber, maar hij had nooit woord kunnen houden.
Eén jaar stuurde hij een boodschap naar de graaf om te zeggen, dat
hij nu zonder mankeren zou komen.
- "Als Don Bosco komt, eet ik een hele hond op"! riep de graaf
glimlachend uit.
En Don Bosco, die dat gehoord had nam, toen hij erheen ging, en-
kele hondjes mee van zoet deeg, door een uitstekende banketbakker be-
reid. Hij haalde ze bij het dessert voor de dag, zette ze op tafel en
zei: "Mijnheer de Graaf, nu moet u woord houden. Hier is een hond, en
die moet u helemaal opeten!"
De graaf, niet verdacht op die onvoorziene grap, lachte hartelijk.
Ook Markies Fassati beklaagde zich erover dat Don Bosco zo zelden
bij hem in zijn paleis kwam eten, verlangend als hij was, om zich enkele
uren met hem te onderhouden. Daarom kwam hij hem op zekere dag uitnodi-
gen in gezelschap van mevrouw de markiezin. Don Bosco verontschuldigde
zich beleefd, temeer daar het leidende personeel van het Oratorio in
die tijd erg schaars was. Hij zei daarom ook dat hij zich ermee moest
haasten tal van zaken af te werken, en dat hij de drukproeven voor de
Katholieke Lectuur nog moest corrigeren. De Markies drong aan, doch Don
Bosco antwoordde dat hij gedwongen was op zoek te gaan naar geld om de

20.7 Page 197

▲back to top
- V/193 -
van de bouwwerkzaamheden nabij het huis Filippi (1862). Toen besloot de markies
hem 3.000 lire te geven en zei hem: "U komt dus bij me eten, en telkens als u
komt zal ik u een briefje van honderd lire geven." - Toen ging Don Bosco, door
de dringende noodzaak gedreven gedurende veertien dagen van die maand in op het
verlangen van deze adellijke heer en ontving iedere keer wat hem was toegezegd.
Maar de Markies wilde, hoewel hij het erg prettig vond dat Don Bosco zo vaak
kwam, hem niet meer storen en zei op het einde van de maaltijd tegen hem: "Ik
zie wel dat het lastig voor u is, omwille van mij uw werkzaamheden te onderbre-
ken. Welnu, neem de rest van de 3.000 die ik u wilde geven. Als u later weer bij
me kunt komen eten, maar zonder dat het zo erg moeilijk voor u is, zult u me
daar steeds een groot plezier mee doen." - En hij gaf hem 1.500 lire. Daarna
liep hij nog met hem mee tot aan het Rondo van Valdocco. Onderweg vertelde Don
Bosco hem, dat hij nog verscheidene duizenden lires te betalen had, waarvoor de
termijn in januari van het volgende jaar zou verlopen zijn, voor kalk, stenen,
tegels, balken en arbeid. De markies antwoordde: "Mijn beste Don Bosco, ik beloof
u dat ik tegen die tijd tienduizend lire voor u gereed zal houden, zodat u uw
dringendste schuldeisers kunt voldoen." - Toen de Markies bij het Rondo Giu-
seppe Reano zag staan, die op zijn overste wachtte, keerde hij terug naar de
stad. Don Bosco vertelde onderweg naar het Oratorio aan de jongen wat hem die
avond overkomen was, en hij besloot met te zeggen: "Gezegend zij die edelmoedige
en vrome ziel!"
Markies Domenico Fassati die, hoewel heel gul, door hem was aangemoedigd
om heel vrijgevig te zijn voor de armen, was gewoon te zeggen: "Het is merkwaardig,
maar waar. Hoe meer ik aan Don Bosco geef, des te meer krijg ik."
Andere weldoeners van Don Bosco waren echter onverstoorbaar in hun opvat-
ting dat, als hij bijdragen van hen wilde hebben, hij hoeveel circulaires of per-
soonlijke brieven hij ook schreef, maar zelf moest komen om ze aan tafel in ont-
vangst te nemen. Onder hen was ook de hertogin Laval Mont- morency. Deze achtens-
waardige matrone, een vriendin van markiezin di Barolo en die evenals deze, hele-
maal opging in werken van liefdadigheid, was een dochter van de beroemde Joseph de
Maistre, en had haar vader vergezeld toen hij als ambassadeur naar Sint-Petersburg
ging. Zij had voortreffelijk Russisch geleerd, Frans, Engels, Duits, Latijn en
Grieks. Door de revolutie was zij tot armoede gebracht en wees geworden. Toen had
de rijke Hertog van Montmorency, op aanraden van zijn vrienden, haar gehuwd, maar
hij stierf niet lang daarna, haar heel zijn vermogen nalatend. Door haar grote
deugden verdiende zij een dergelijk lot. Zij was gewoon met gevoelens van grote
erkentelijkheid steeds over de Hertog te spreken als over mijn weldoener. Voor Don
Bosco koesterde zij grote eerbied en genegenheid, en daar zij gewoonlijk in Borgo
Cornalense woonde had zij graag dat hij vaak op bezoek kwam. Zolang zij leefde
voorzag zij hem van schoenen, die dikwijls aan de voeten van de seminaristen ver-
sleten werden; maar als het erom ging hem geldelijke bijdragen te geven, had zij
hem voor dit onomstotelijke dilemma gesteld. "Ofwel u komt voor die gelegenheid bij
me eten, of u krijgt geen hulp meer." - En wanneer Don Bosco er dan naar toe ging,
liet zij niet na zich uiterst edelmoedig te tonen ten bate van zijn beschermelin-
gen.
Maar waarom drong men zo aan om Don Bosco bij zich op bezoek te hebben?
Dikwijls liet Don Bosco zich vergezellen bij deze maaltijden, nu eens door
de een, dan door een ander van de zijnen. Cagliero, Turchi, Anfossi, Francesia, die
getuige waren van wat we hier hebben verteld en van wat wij nog te zeggen hebben,

20.8 Page 198

▲back to top
- V/194 -
en allen waren het eens over wat Don Rua daarover verzekerde - "Ik kan me
voor^stellen", zo schreef Don Rua, "om welke redenen men zo verlangend was
Don Bosco bij zich aan tafel te hebben, want ikzelf heb verschillende keren de
gelegenheid gehad hem in zulke omstandigheden te vergezellen. Als hij aan tafel
zat, steeds met een ernstig en gereserveerd gezicht, begon hij zulke pre-
ttige en leerzame gesprekken, dat de aanzittenden er het grootste genoe-
gen aan beleefden zodat, ook temidden van allerlei overvloed, zijn manier
van converseren een ware preek was, aangepast bij tijd en plaats. De
indruk die hij achterliet in de ziel van wie naar hem luisterde was ge-
weldig, onuitwisbaar. Hij sprak dikwijls over God, over Zijn goedheid, Zijn
wijsheid, Zijn voorzienigheid en barmhartigheid, zo zinvol en mooi, dat hij
aller harten daarmee in vlam zette en men zeggen moest dat het was alsof
een heilige aan het woord was. Ook sprak hij graag over nuttige dingen of
merkwaardigheden van wetenschappelijke aard, op het gebied van kunst, ge-
schiedenis en literatuur, zodat hij de bewondering van de aanzittenden
wekte; maar hij voegde er steeds een passend vroom woord aan toe, ofwel
bracht hij de disgenoten tot vrome en liefdevolle gevoelens, om hem te hel-
pen bij zijn ondernemingen.
Verschillende keren wist hij allerlei geschikte en gelukkige
vondsten toe te passen om dat verzwegen doel te bereiken. Toen hij op
zekere dag eens aan een tafel zat, die met tal van de heerlijkste dingen
gedekt was, riep hij uit: "Als mijn jongens nu eens hier waren, hoe zouden
ze smullen van al deze heerlijkheden Gods " - Bij een andere gelegenheid,
toen de tweede en de derde gang achter de rug waren hield hij op met eten
en wilde hij niets meer aanraken. - "Maar, Don Bosco, voelt u zich niet
goed"? vroeg het hoofd van het gezin. - "Ik voel me uitstekend"! ant-
woordde hij, "maar hoe kunt u nu verlangen dat ik dat allemaal eet, ter-
wijl mijn jongens niet genoeg hebben om hun honger te stillen?" - Op het-
zelfde ogenblik springt een van de aanzittenden op en zegt: "Dat is juist.
We moeten ook aan de jongens van Don Bosco denken!" - En meteen gaat hij
rond en haalt ongeveer 400 lire bij elkaar die hij aan Don Bosco overhan-
digt. Toen hij aan tafel was bij de bankier Cotta en deze hem min of meer
in gepeins verzonken zag, vroeg hij hem of hij moeilijkheden had. - "Wat
ik op het hart heb", antwoordde Don Bosco, "is stellig het gewicht van ver-
scheidene duizenden lire die u me geleend hebt." - "Oh", antwoordde de
bankier, "zie dat maar niet te somber in. Als u na het eten een goed kop-
je koffie gedronken hebt, bent u er weer bovenop." - Inderdaad, toen de
koffie kwam, overhandigde de bankier hem de schuldbekentenissen die hij
getekend had en schold hem iedere schuld kwijt, zodat Don Bosco opgelucht kon
vertrekken.
Wat bij zulke maaltijden zoveel gezag en invloed ook aan zijn gees-
tigheden verleende was een geest van versterving en nederigheid, waarmee hij zo-
wel de gastheren als de leden van het personeel verwonderd deed staan. Hij
lette niet op wat hem werd aangeboden; hij lette op en dacht aan alle an-
dere dingen. De maaltijd of het diner was voor hem eenvoudig een gelegen-
heid om goed te doen. Onder het voorwendsel, dat bepaalde spijzen hem
niet goed bekwamen, bediende hij zich nooit van die welke te uitgezocht en
verfijnd waren.
Bij Graaf Francesco de Maistre had men eens een schotel toebereid
waarvan men aannam dat ze wel naar zijn smaak zou zijn, en die werd bij het
einde van de maaltijd binnengebracht. Don Bosco - hetzij omdat hij misschien

20.9 Page 199

▲back to top
- V/195 -
reeds voldoende gegeten had naar zijn gewoonte, of omdat hij zich wilde
versterven, - weigerde beleefd iets te nemen van de schotel die hem werd
aangeboden. De graaf, zich tot markies Fassati wendend, die naast hem
zat, zei: "Ziet u Don Bosco? Die schotel is echt naar zijn smaak, maar
hij slaat ze af uit geest van versterving." - Daar Don Bosco giste wat
er fluisterend gezegd werd, had hij er spijt van dat er zulke eervolle
dingen over hem gezegd werden en wachtte totdat de schotel een tweede maal
zou worden aangeboden, en toen de bediende hem voorbij scheen te willen
gaan, riep Don Bosco uit, alsof hij de eerste keer zijn gedachten niet
helemaal bij de zaak gehad had: "En ik? Ik zie dat dit een voortreffelij-
ke schotel is en ik wil er mijn deel van hebben!" - De bediende kwam bij
hem en hij bediende zich heel royaal van de spijs. Maar toen vervolgden de
graaf en de markies: "Ziet u, wat een nederigheid. Hij neemt ervan, omdat
hij niet wil dat we zullen denken, dat hij zich versterft." Don Bosco
vertelde dit voorval later aan zijn seminaristen en priesters, en be-
sloot lachend: - "Dat betekent nu in aanzien te staan. Eet men niet, dan
versterft men zich; eet men daarna toch, dan wordt het nederigheid." -
Dat was een grote waarheid, en een belangwekkende les voor de geestelijken.
Hij at echter zo spaarzaam, dat niemand het zou kunnen geloven,
die hem niet aandachtig had gadegeslagen. Enkele van onze medebroeders, onder
wie Don Francesco Cerruti, die door hem meegenomen waren naar die maaltij-
den, wilde, om hem na te volgen, alleen maar zoveel eten als hij, en zag
zich verplicht met een behoorlijke eetlust afscheid te nemen van dat
huis. En in dat opzicht vertelde ons Don Cagliero een aardig verhaal. "Ik
herinner me dat we eens uit vergetelheid de uitnodiging hadden aangenomen
om te gaan eten bij Graaf Radicati en ook bij mevrouw de markiezin Dovan-
do. Bij de een om twaalf uur, bij de ander om twee uur 's middags van de-
zelfde dag. Toen Don Bosco van het misverstand hoorde, zei hij me heel
rustig: "We moeten beide maaltijden eer aandoen." - En inderdaad, om
twaalf uur, aan de tafel van Graaf Radicati gezeten, ontspon zich een
levendig gesprek en, gebruik makend van dat gesprek onder de aanzitten-
den, nam Don Bosco weinig soep, weinig van de hoofdschotel en een beetje
fruit. We gingen om twee uur weg van onze gastheren en begaven ons naar
het huis Dovando, en onderweg zei Don Bosco me lachend: "Nu zullen we onze
maaltijd gaan afmaken door de andere helft van de soep te nemen, van de
hoofdschotel en van het dessert, en je zult zien dat we vanavond onze
maaltijd in het Oratorio nog alle eer zullen aandoen."
Men kan hieruit opmaken, hoe hij zijn geest van versterving ver-
borgen wist te houden. Toch zorgde hij ervoor niet te zondigen tegen de
goede toon. Wie naast hem zaten schonken zijn wijnglas vol en dat liet hij
rustig toe. Hij bracht het glas af en toe aan zijn lippen, en nam er een
enkele maal een slokje uit en als de tafel opgeheven werd was zijn glas
nog vol. Maar om niet te veel in het oog te vallen of om zijn gastheren
niet teleur te stellen, bediende hij zich van sommige schalen met uitgele-
zen spijzen. Maar dikwijls at hij er niet van, maar vestigde zozeer aller
aandacht op zijn gesprek, dat bij het verschijnen van een nieuwe gang de
bediende, - en dikwijls op een wenk van hem - zijn bord wegnam en er een
ander voor in de plaats zette, zonder dat de anderen er erg in hadden.
Gewoonlijk nam hij deel aan familiemaaltijden, maar soms moest hij
bij een of andere feestelijke gebeurtenis aanzitten of bij plechtige ban-
ketten. De genodigden waren niet steeds goede katholieken, velen waren
niet gewoon met priesters om te gaan; maar Don Bosco was toch steeds de koning

20.10 Page 200

▲back to top
- V/196 -
van het feest. Er was niets strengs in hem, veeleer was hij de ziel van
het gezelschap en nooit kende hij enige schuwheid. Altijd even matig,
scheen het soms dat hij van alles genoot en de aanzittenden aanspoorde op-
gewekt te eten. Zijn geestige verhalen, zijn smakelijke grappen, de
toasten die hij uitsprak, de manier waarop hij de wensen beantwoordde die
tot hem gericht werden, steeds vergezeld van een vrome gedachte, dat alles
viel steeds erg in de smaak door de manier waarop hij het voordroeg. Ver-
scheidene malen hoorde men lieden, die allesbehalve kerkse mensen waren, uit-
roepen: "Het is een verademing zich in het gezelschap van een heilige pries-
ter te bevinden. We dachten dat heiligheid en een lang gezicht synoniemen
waren."
Doch even groot was in hem de deugd van geduld. Zijn bezigheden
waren zo menigvuldig, dat hij elk ogenblik van zijn dag kon gebruiken.
En toch volgden er op de langgerekte maaltijden, ook langdurige gesprekken
in salons waar de koffie geserveerd werd. En allen hadden Don Bosco iets te
vragen, en hij luisterde en antwoordde zonder ooit enig teken van ongeduld
te vertonen. Toch moest hij wel grote zelfbeheersing tonen. In dat opzicht
vertelde Don Cerruti: "Ik bevond me met hem in een huis van een van de voor-
naamste families van Turijn, de familie Radicati di Passerano. Toen de
maaltijd was afgelopen, ging men naar de conversatiezaal, en iemand van de
familie ging aan de piano zitten." Don Bosco, die op de sofa zat, richtte
zich tot mij en zei zachtjes: "Kijk dat leven nu toch eens aan! En ik heb
zoveel te doen, maar toch moet ik hier blijven om naar de muziek te luis-
teren. Maar wat wil je? Als ik het niet doe, hoe kom ik dan aan geld om
brood te kopen voor onze jongens? En van de andere kant verdienen al die wel-
willende lieden onze dank voor de liefdadigheid die ze ons van ganser harte
bewijzen!"
's Avonds, als hij naar Valdocco teruggekeerd was, konden al zijn leer-
lingen honderden malen vaststellen hoe de gewoonte der versterving er bij
hem in zat, en dat hij geen verschil maakte tussen de ene tafel en de ande-
re. In de gemeenschappelijke refter gezeten, at hij gewoon en met meer eet-
lust zijn armzalige en verkookte soep uit het Oratorio, met dezelfde opgewekt-
heid als waarmee hij zich de spijzen had laten smaken die hem in de rijke
huizen waren voorgezet. Nooit hoorde men hem iets zeggen over de hoeveel-
heid en de uitgelezenheid van de maaltijden die op tafel gebracht werden
en waarvan hij zich, ondanks zijn zo fabelachtig geheugen, stellig
niets meer herinnerde, en dikwijls ook zei hij dat hij zich in het Orato-
rio het best thuis voelde voor de maaltijden. Alleen wanneer hem daarom
gevraagd werd, zei hij iets over de duur van de maaltijd en over de aard
van de disgenoten.
Er wordt ook melding gemaakt van een andere voortreffelijke deugd,
die met aandacht en bewondering in Don Bosco werd opgemerkt door velen die
de paleizen en de huizen der vooraanstaanden bezochten waar hij eveneens
verscheen. Dat was de beminnelijke hoffelijkheid tegenover de dames en hun
dochters, verenigd met een heel strenge terughoudendheid in houding en ma-
nier van spreken, zonder dat er ook maar een enkele maal bij hem het min-
ste gebrek aan belangstelling te bespeuren viel, ook in vele omstandighe-
den, waarin het onbeleefd kon schijnen een schijnbaar gepaste vriendelijk-
heid niet te aanvaarden. Enkele malen in die jaren, en vooral in de laatste
van zijn leven, toen het lopen hem moeilijk begon te vallen en ook zijn ge-
zichtsvermogen achteruitging, verzocht de gastvrouw hem, op haar arm te
steunen bij het afdalen van de trap. Toen Don Rua hem op zekere dag verge-
zelde, was hij benieuwd hoe hij er zich uit zou redden, maar hij was zeker van

21 Pages 201-210

▲back to top

21.1 Page 201

▲back to top
- V/197 -
zijn weigering. Glimlachend antwoordde Don Bosco op de uitnodiging: "Het
zou mooi zijn als Don Bosco, die van zijn leven al gymnastiekleraar geweest
is, niet meer in staat zou zijn een trap af te gaan!" - En zonder meer ging
hij, met een beetje krachtinspanning, zonder iemands hulp de trap af.
Maar behalve dat hij een voorbeeld was in het voeren van een bemin-
nelijk en christelijk gesprek, was Don Bosco eveneens een voorbeeld van
ernst en liefde. Nooit vleide hij de rijken of degenen die met waardigheid
bekleed waren: ja, hij gaf hun zelfs, als dat te pas kwam, vermaningen en
raad. Hij verstond echter steeds de kunst aller harten voor zich te winnen
en hun erkentelijkheid te verwerven. Hij bevestigde het gezegde van de
apostel: Pietas ad omnia utilis est, promissionem habens vitae quae nunc est, et
futurae.(1)
Bezien we de feiten. We zullen beginnen met te spreken over het
goede voorbeeld dat Don Bosco gaf in het verdragen der gebreken van ande-
ren, in het feit dat hij zijn eigenliefde het zwijgen oplegde en in de ma-
nier waarop hij met de grootste rust omging met personen die van aard te
levendig en heerszuchtig waren. Zo was er een dame uit de hoogste adellijke
kringen, die zeer edelmoedig was tegenover de armen, zich ernstig op alle
deugden toelegde, maar die niet de geringste tegenspraak kon dulden. Daar
zij deze neiging wilde overwinnen door zich te oefenen in het betrachten
van geduld, had zij een gezelschapsdame bij zich genomen, een eigenzinnig
iemand, aan wie ze, buiten kost en kleding, 3.000 lire per jaar betaalde.
Hoewel zij door haar overstelpt werd met verwijten en woedende uitvallen,
duldde zij haar zolang als zij leefde, verzorgde en diende haar, maar ze
hadden aanhoudend de grootste ruzie.
Deze dame nu, kwam, zoals ze gewoon was, in 1857 op een dag Don
Bosco bezoeken. Gewend als zij was, dat wanneer zij ergens liep, alle deu-
ren door bedienden wijd voor haar geopend werden, maakte zij aanstalten om
de kamer van Don Bosco binnen te gaan waarvan de glazen deuren slechts voor
de helft geopend waren. Daar de dames in die tijd hoepelrokken droegen,
een nabootsing van de oude kinderkorven, en de opening daarvoor niet vol-
doende ruimte bood, wilde de dame, ongeduldig als steeds, met geweld
naar binnen gaan; maar daarbij verboog zij natuurlijk de stalen baleinen
die haar omhulden. Een en al woede zei ze toen, dat ze nooit meer naar het
Oratorio zou komen. Waarop Don Bosco zei: "Maar, hoogheid, weet u nog
niet dat de deuren bij Don Bosco niet zo breed zijn als die in uw pa-
leis?" - Maar de dame, die steeds kwader werd, wilde naar geen redenen
luisteren, verdween in de hoogste opwinding, liet haar rijtuig voor de
poort van de speelplaats rijden en nadat zij er, zo goed en zo kwaad als
het met haar kleren kon, ingestapt was, keerde ze naar huis terug.
De volgende dag meldde haar kamermeisje zich aan het Oratorio om
onder duizend verontschuldigingen voor de boodschap die ze hem moest komen over-
brengen, tot Don Bosco te zeggen, dat ze uit naam van haar meesteres kwam om
hem te doen weten, dat deze nooit meer een voet in het Oratorio zou zetten.
- "Heel goed, heel goed"! antwoordde Don Bosco rustig. Eerst ging
hij haar altijd een keer per maand opzoeken, maar van dat ogenblik af begaf
hij zich iedere week naar haar paleis. De tweede keer dat Don Bosco er kwam
zei de dame: "Hé, hoe komt het dat u zo gauw bent teruggekomen?"
- "Als u niet naar mij toekomt", antwoordde Don Bosco, "moet ik wel naar
(1) 1 Tim. 4,8.

21.2 Page 202

▲back to top
- V/198 -
naar u toegaan; wat zou ik anders moeten aanvangen met mijn arme jongens die
van alles nodig hebben?"
De dame, die Don Bosco steeds ruime schenkingen deed, als ze een ge-
sprek met hem had, begon te lachen en nam haar besluit terug. Maar Don Bos-
co liet niet na haar te vermanen, opdat ze deze trek van ongeduld, die ze
maar al te vaak demonstreerde, zou verbeteren, en zij, die in de grond fei-
telijk nederig van aard was, luisterde zwijgend naar hem en erkende dat hij
gelijk had.
In een maand in het najaar ontving Don Bosco, die door haar was uitgeno-
digd, maar die zich niet naar haar buitenverblijf had kunnen begeven, een
woedende brief van de geïrriteerde dame, waarin ze verklaarde, dat ze hem
nooit meer hulp zou verlenen. Enige tijd daarna ging Don Bosco naar haar
toe en zei heel rustig tot haar: "Ik kom u uw brief terugbrengen omdat ik
niet zou willen dat hij tot de dag van het laatste oordeel bewaard zou wor-
den." - Toen de dame dat hoorde bedaarde ze.
Een ander vooraanstaande persoon, heel bedacht op zijn eigen ver-
diensten en niet in staat meningen te verdragen die met de zijne in strijd
waren, was de beroemde Tomaso Vallauri, doctor in de schone letteren. Hij
was familie van de beroemde arts Vallauri, in wiens huis hij had ken-
nis gemaakt met Don Bosco die daar sinds enige tijd geregeld kwam. De pro-
fessor had enkele van zijn inzichten gepubliceerd over de Latijnse chris-
telijke schrijvers, waarin hij hen verweet dat zij een en al oog voor het
onderricht in en de verdediging van de godsdienst, de taal verwaarloosd, ja
zelfs geschonden hadden. Dat geschrift kwam in handen van Don Bosco, die
een manier zocht om de samensteller ervan op de vingers te tikken. De ge-
legenheid daartoe liet niet lang op zich wachten, en toen professor Vallau-
ri hem was komen opzoeken, begon Don Bosco: - "Het doet me plezier kennis
gemaakt te hebben met een auteur, van wie de naam door heel Europa bekend
is, en die de Kerk en haar schrijvers zo vereert."
Vallauri, aan wie de geamuseerde blik van Don Bosco niet ontging,
viel hem in de rede door te zeggen: - "Wilt u me misschien een afstraffing
geven?"
"Kijk, professor, ik leg me neer bij uw oordeel, maar ik zeg u al-
leen wat ik denk. U beweert dat de christelijke Latijnse schrijvers hun
boeken niet in een fraaie stijl schreven, terwijl de H. Hieronymus om zijn
schrijfwijze vergeleken wordt met Titus Livius, Lactantius met Cicero, en
anderen met Sallustius en Tacitus."
Meer zei Don Bosco niet. Vallauri dacht even na en antwoordde: "Don
Bosco heeft gelijk. Zegt u me maar, wat ik verbeteren moet; ik zal blindelings
gehoorzamen. Het is de eerste keer, weet u, dat ik mijn oordeel aan dat
van een ander onderwerp." - En van die dag af begon hij steeds te zeggen,
als hij over Don Bosco sprak: - "Dat zijn nu priesters naar mijn zin! Ze
zijn openhartig."
Door zijn vriendelijke manier van optreden slaagde hij er ook in, in tal
van families christelijke godvruchtige gewoonten te doen herleven, die in on-
bruik waren geraakt. Hij hechtte grote betekenis aan het maken van het
kruisteken voor en na de maaltijd. Nu werd hij eens uitgenodigd om te komen
eten in een huis van lieden die zich van dat vrome gebruik niets meer aantrokken.
Don Bosco wist dat. "Wacht maar eens", dacht hij; "ik zal proberen hun een lesje
te geven." - En wat deed hij? Hij maakte een praatje met een jongen van het ge-

21.3 Page 203

▲back to top
- V/199 -
zin, nadat ze reeds aan tafel waren geroepen. De familie had er al plaats
genomen, toen Don Bosco met de jongen naar binnen kwam en hem zei: "Nu
zullen we eerst een kruisje maken, alvorens we beginnen te eten. Je weet
zeker wel waarom we een kruisteken moeten maken voor we beginnen te eten?"
"Nee, dat weet ik niet", antwoordde de jongen.
"Wel, dat zal ik je in een paar woorden zeggen. Het dient om ons te
onderscheiden van de dieren. De beesten, die geen verstand hebben, maken
geen kruisteken, omdat ze niet weten, dat het voedsel dat zij eten een ge-
schenk van God is; maar wij, christenen, die weten dat het brood dat we
eten een genade van de Heer is, moeten het kruisteken maken om onze erken-
telijkheid te betuigen. En bovendien weet je hoe gauw je sterven kunt. Er
hoeft maar een korst brood dwars te gaan zitten en je de adem te benemen,
of de graat van een vis in je keel te schieten; en als we eerst tot de
Heer bidden, zal hij ons van zulke narigheden vrijwaren. Zeg dus met
mij: In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen."
De vader en de moeder en de anderen keken elkaar aan en kregen een
rood hoofd. Na een tijdje was het in dat gezin weer gebruik geworden, voor
en na het eten een kruisteken te maken.
Wanneer er gevallen waren waarin God en de godsdienst beledigd wer-
den, liet Don Bosco niet na liefdevolle vermaningen te geven.
Hijzelf vertelde in het jaar 1855 aan zijn jongens het volgende
verhaal, dat bevestigd werd door Don Chiatellino. 'Het is nog niet zo lang
geleden, dat ik eens op bezoek was bij een familie uit de goede burgerij.
Terwijl ik met de ouders zat te praten, was een jongetje van hen van nau-
welijks vijf jaar in dezelfde kamer aan het spelen en trok een wagentje
vooruit met houten paardjes. Daar het speelgoed niet rechtuit liep, en
omviel toen het in botsing kwam met een stoel, werd het ventje kwaad en
liet zich vol ergernis de heilige naam van Christus ontvallen.
De moeder gaf hem een standje en ik riep hem bij me en zei hem op
een zachtmoedige en vriendelijke manier. "Waarom heb je de naam van Jezus
Christus zo oneerbiedig gebruikt?" - De dreumes antwoordde me: "Omdat mijn
wagen niet goed wil lopen." - "Maar weet je dan niet dat men de naam van
God nooit anders mag noemen dan met grote eerbied en godsvrucht? Vertel
eens, ken je de Tien Geboden?" - "Jawel", antwoordde hij. - "Welnu, doe me
dan een plezier, en zeg ze eens op."
"De jongen begon, en toen hij bij het tweede gebod was: "Gij_zult de
naam van God niet zonder eerbied gebruiken", zei ik: "Stop, - weet je ook
wat het zeggen wil, de naam van God niet zonder eerbied gebruiken? Dat wil
zeggen, beste jongen, dat we Gods naam nooit mogen noemen, die zo goed voor
je is, zonder een rechtvaardige reden en zonder godsvrucht, anders doen we
zonde, dat wil zeggen, dan mishagen we God, vooral wanneer we die naam in
een driftige bui gebruiken, zoals jij nu deed!"
De jongen sloeg verlegen de ogen neer en antwoordde: "Papa zegt dat
altijd." Bij die woorden werd het gezicht van de vader zo rood als vuur; de
moeder verbleekte, ik deed er het zwijgen toe. De vader, die een verstan-
dige man was en zijn kind een goede opvoeding wilde geven, nam het kind op zijn
knieën en zei: - "Dat is waar, neem het me niet kwalijk... ja, ik doe
verkeerd als ik het zeg, maar vanaf nu zal ik het niet meer zeggen, maar dan

21.4 Page 204

▲back to top
- V/200 -
wil ik ook hebben dat het de laatste keer geweest is dat gij het gezegd
hebt. Afgesproken?" - Thans weet ik dat die les hem goed gedaan heeft, en
een einde gemaakt heeft aan de slechte gewoonte van het vloeken, en het is
nog niet zo lang geleden dat die goede echtgenote en moeder me haar dank
betuigde, omdat ik daar aan meegewerkt had."
Met een andere jongen liep het helemaal anders af.
De zoon van een beroemde generaal, een jongetje van twaalf jaar,
had tal van mooie gaven van geest en hart. De vader, die een beste man
was, maar er weinig verstand van had kinderen op te voeden, liet in de
salon de kranten rondslingeren die in de geest van de tijd geschreven wa-
ren. Hij had enkele voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat zijn
zoon bepaalde artikelen zou lezen, maar hij stond hem vrijelijk toe dat hij
met de geïllustreerde tijdschriften speelde, waarin de portretten stonden van de
voornaamste helden van de revolutie, prachtige prenten van hun veldslagen,
van hun triomfen en tegenslagen, voorzien van ongodsdienstige teksten als onder-
schrift. De geest van de jongen was op een noodlottige wijze daardoor
beïnvloed en, hoewel de familie werkelijk goed katholiek was, begon hij verach-
ting te tonen voor de godsdienst.
Don Bosco kwam op zekere dag op bezoek bij de generaal, die hem te-
gemoet ging, hem de hand kuste en hem heel hartelijk ontving. Zijn zoon
was erbij tegenwoordig en bleef zitten.
- "Kom op, Carlino", zei zijn vader; "kom Don Bosco de hand kussen."
De jongen verroerde zich niet.
- "Weet je niet wie deze priester is? Het is Don Bosco, over wie je
zo dikwijls hebt horen spreken"! herhaalde de generaal.
"Zwijnerij"! mompelde Carlino tussen zijn tanden.
"Heb je niet gezien dat ikzelf hem de hand gekust heb?"
"Ik, de hand van een priester kussen"?! riep de jongen verachte-
lijk uit.
De vader stond verslagen, Don Bosco was verrast. Men begon te pra-
ten. Er werd over geschiedenis gesproken, over aardrijkskunde, over de
Italiaanse onafhankelijkheid en over muziek, en de jongen, die gezellig
kon praten, goede manieren had en werkelijk vol liefde was voor zijn ouders
wist af en toe eveneens iets in het midden te brengen; maar als het gesprek
maar even godsdienstige onderwerpen raakte, hield hij zich afzijdig.
Toen Carlo zich had teruggetrokken, zei de vader, die over de ont-
dekking van de haat, die zijn zoon tegen de godsdienst koesterde, erg be-
droefd was, tot Don Bosco: "Hoe is het mogelijk dat mijn jongen zo veran-
derd is, terwijl hij eerst toch zo godsdienstig was? Hoe is het mogelijk!
Ik kan er niet over uit van verbazing. Dat is beslist niet wat zijn moeder
hem geleerd heeft, en het kan ook geen gevolg zijn van het voorbeeld dat
zijn vader hem heeft gegeven. Ik verzeker u, Don Bosco, dat we altijd
nauwlettend op hem hebben toegezien, we hebben hem nooit omgang met ver-
dachte vrienden toegestaan of in slecht gezelschap laten verkeren. Hoe
komt hij dan aan een dergelijke afkeer van de priester?"
Don Bosco, die op de hoogte was van de goedmoedigheid van deze heer,
had zijn blik door het vertrek laten dwalen en had op de tafel de Gazette del

21.5 Page 205

▲back to top
- V/201 -
popolo, La Piemontese, Il Secolo en andere bladen van dat soort zien liggen.
"U zoekt naar de oorzaak, mijnheer de Markies? Die ligt daar op
de tafel."
- "Och, wat denkt u dat zulke kleine jongens van bepaalde vraag-
stukken begrijpen? Bovendien is mijn zoon gehoorzaam en hij houdt van zijn
vader; en ik heb hem te verstaan gegeven, dat ik niet wil dat hij zijn tijd
verknoeit met die bladen. Ik kan er zeker van zijn dat hij ze niet heeft
gelezen."
- "En toch, en toch...".
- "Ik heb hem alleen toegestaan de geïllustreerde bladen in te zien,
voor de mooie platen die erin staan, van mensen die de laatste tijd veel
over zich hebben doen spreken."
"Wel, dan is het duidelijk dat die platen de oorzaak zijn van de
haat die uw Carlino tegen de Kerk heeft opgevat. U kunt ervan overtuigd
zijn dat de fantasie van een jongen warm loopt voor de dingen waar zijn
voorkeur naar uitgaat, en dat de eerste indrukken nimmer zijn uit te wissen."
"Wat moet er dan gebeuren?"
"De slechte lectuur moet vervangen worden door goede en u moet
proberen hem daarmee een tegengif toe te dienen."
De markies aanvaardde die goede raad.
Die arme jongen werd echter langzamerhand het slachtoffer van diepe
zwaarmoedigheid en stierf, zonder van gevoelens te veranderen, op de leef-
tijd van zestien jaar!
Met betrekking tot de zedigheid was het gedrag van Don Bosco in tal
van omstandigheden bewonderenswaardig evenals zijn openhartigheid bij het
vermanen van wie verkeerd deden. Hij ging op zekere dag op bezoek bij een
weldoener, en terwijl hij in de antichambre zat te wachten om te worden
ontvangen, zag hij een onbehoorlijk schilderij aan de muur hangen. Zonder
zich te bedenken klom hij op een stoel en draaide het schilderij met de
voorzijde naar de muur. Zijn gastheer begreep deze stille vermaning, hij
bedankte de dienaar Gods en nam de ergerniswekkende afbeelding uit de ka-
mer weg.
Bij een andere gelegenheid werd hij verwacht door markiezin Dovando,
die gewoon was veel goed te doen voor zijn jongens, en die bij deze ge-
legenheid tal van gasten had uitgenodigd. Er waren veel dames gekomen
die heel rijk gekleed waren en die graag met Don Bosco een praatje wil-
den maken. Twee van hen wachtten hem op toen hij de voet op de drempel
van de salon zette; maar ze droegen een nogal laag uitgesneden kleed dat
bovendien hun armen slechts tot de elleboog bedekte. Nauwelijks had Don
Bosco dat gezien, of hij sloeg de ogen neer. Hij zei: "Neemt u me niet
kwalijk, ik heb me in deur vergist. Ik wilde een huis binnengaan en in
plaats daarvan ben ik een ander binnengegaan." - En hij keerde zich om om weg
te gaan.
"Nee, Don Bosco, u heeft zich niet vergist, we wachten hier op u."
- "Nee, nee", hernam hij, "dat kan niet. Ik was ervan overtuigd dat
een priester in het huis waar ik ben uitgenodigd, vrij kon binnengaan. Ik
heb met u te doen, mijn waarde dames, men gebruikt tegenwoordig zoveel
zijde en linnen voor de plooien van het kleed, dat men niets meer overhoudt

21.6 Page 206

▲back to top
- V/202 -
om de armen te bedekken." - En hij ging weer.
Toen de dames merkten dat ze aanstoot gegeven hadden, bloosden ze, en ver-
ward begonnen ze sjaals en zakdoeken en andere stukken stof om te slaan. Aldus
ingewikkeld keerden ze terug, en verzochten Don Bosco, die al op de stoep stond,
of hij het hun wilde vergeven en terugkeren.
"Nu wel", antwoordde hij glimlachend, "zo is het goed." Hij bleef en werd
zeer gevierd door de gasten. De twee dames legden gedurende heel de maaltijd de
geïmproviseerde kledingstukken niet af.
Overigens had Don Bosco overal waar hij kwam steeds een of ander woordje
ten beste te geven dat de zielen goed deed.
Hij bevond zich aan tafel bij graaf en gravin Camburzano, en onder de
genodigden bevond zich een der dapperste generaals buiten dienst. Met godsdien-
stige gedachten had de oud-soldaat zich bepaald niet al te veel beziggehouden, en
wat vroomheid betreft was hij allesbehalve vurig. Don Bosco stond op het punt zich
terug te trekken, nadat hij geruime tijd afwisselend met de graaf en de gravin en
met de generaal gesproken had, toen deze laatste, die gedurende de maaltijd geen
blik van hem afgehouden had, getroffen door zijn manier van doen, op hem toetrad
en zei: "U moet me eens iets zeggen, dat ik kan onthouden als herinnering aan uw
bezoek."
"0, generaal", antwoordde Don Bosco slim, "bid voor mij, dat de arme Don
Bosco zijn ziel zal kunnen redden."
- "Ik, voor u bidden"? riep de generaal, getroffen door dat onverwachte
verzoek. "U kunt me beter een goede raad geven."
"Bid voor mij"! herhaalde Don Bosco. "Zoals u gezien hebt, ver beelden
allen om mij heen zich dat ik op het punt sta om op de altaren gezet te worden.
En ze zien hun vergissing niet in en weten niet dat ik maar een armzalig mens ben.
Ach! u toch kunt me helpen mijn ziel te redden."
Maar toen de generaal voor de derde maal aandrong, besloot Don Bosco, die
deze opmerking al had voorbereid met te zeggen:
"Mijn raad is deze: denkt ook u er aan, uw ziel te redden."
- "Ah, Don Bosco", riep de generaal uit, "dank voor uw woorden; ja, in de
toekomst wil ik bidden en ik zal ook voor u bidden. Maar u moet ook aan mij den-
ken." - "0"! zei hij enige tijd later, "die raad kon ik alleen van Don Bosco ver-
wachten en hij alleen kon zo vriendelijk en openhartig tegen me spreken." Die
goede raad droeg ook rijke vruchten in de ziel van die man. En hij wachtte er niet
lang mee zijn geweten in orde te maken, met een openhartigheid en gezond verstand,
die de bewondering en de vreugde van al zijn vrienden wekten.
Men zou nog ontelbare andere feiten van deze aard kunnen vertellen, daar
Don Bosco steeds zo sprak, dat hij de eigenliefde van degenen die hij tot God wilde
terugbrengen niet kwetste. Hij was zo voorzichtig, beleefd en fijnzinnig, dat een
geestelijke gedachte tot iedereen doordrong die daar behoefte aan had.
De ijver van Don Bosco werd eveneens ingegeven door zijn grote erkente-
lijkheid tegenover zijn weldoeners. Het is niet onder woorden te brengen hoe deze
deugd van hem zich in alle omstandigheden en bij de geringste gelegenheid demon-
streerde. Hij werd bewogen door de minste of geringste dienst die een ander hem

21.7 Page 207

▲back to top
- V/203 -
bewees. Een jongen, die hem de weg wees, een bediende die het licht voor
hem aanstak, een huisvriend, die een glas water voor hem haalde, of nog
minder voor hem deed, kon van zijn dankbaarheid verzekerd zijn. Dikwijls
hebben we hem na een bezoek, of na een ietwat langere conferentie horen
uitroepen: "Ik dank jullie ervoor dat jullie me hebben willen helpen en
naar me hebt willen luisteren."
Uit dat alles kan men afleiden wat er in zijn gemoed omging tegen-
over degenen die hem met edelmoedige opoffering zijn werk hielpen in stand
houden.
Hij bad aanhoudend voor zijn weldoeners, en liet daar ook zijn jon-
gens iedere dag voor bidden, door een Onzevader, Weesgegroet en Gloria aan
de gewone gebeden toe te voegen. Dikwijls liet hij de communie voor de
weldoeners opdragen, en las hijzelf missen voor hen of liet het door ande-
ren doen, vooral gedurende hun ziekten en na hun dood. Nooit vergat hij hun
weldadigheid. Don Francesco Cerruti vertelt dat, toen Don Bosco eens naar
Alassio ging om de heilige mis op te dragen, hij hem bij zich riep en zei:
- "Weet je, vanmo rg en w i l ik o p bi jz on de re w i jz e de m is o pd ra ge n vo o r
Do n Va ll eg a, d i e uiterst vrome priester, die jaren geleden zoveel goed voor
ons gedaan heeft."
Deze dankbaarheid bracht hij ook de jongens bij, en dat deed hij
dikwijls met woorden van zo zichtbare vervoering, dat zij er door mee ge-
sleept werden. "Kijk", zei hij hun soms, "we hadden niets meer om brood te
kopen, en toen kwam die en die meneer of dame om me te helpen. Zo groot is
de goedheid van God!"
We moeten er nog aan toevoegen dat hij de verdienste van al zijn
werk niet aan zichzelf maar aan zijn weldoeners toeschreef. Duizenden ke-
ren hoorde men hem zeggen, dat, wanneer hij al een beetje goed deed, hij
dat verschuldigd was aan de naastenliefde van vele goede zielen. - "Wij",
riep hij uit, "wij leven van de liefde van onze weldoeners!" - Mgr. Caglie-
ro schreef: "Ik herinner me dat markies Fassati en commandant Cotta meerma-
len tot Don Bosco zeiden: "Don Bosco toch! U zegt dat u geen woorden genoeg
hebt om ons te danken voor het weinige dat we gedaan hebben voor uw Orato-
rio. Maar wij zijn het, die u moeten bedanken, op de eerste plaats, omdat u
ons, door onze hulp te vragen voor uw jongens, in de gelegenheid stelt een
beetje goed te doen; en vervolgens, omdat de Heer ons door uw gebeden zegent en
onze steun verdrievoudigd."
Aan de weldoeners weigerde hij nooit enigerlei dienst, hoe zwaar
die hem of zijn jongens ook vallen mocht. Zo werd hem bijvoorbeeld dikwijls
gevraagd een van zijn priesters te willen sturen om mis te lezen op een ver ver-
wijderde plaats, met moeilijke wegen en erg laat, hij aarzelde dan geen
ogenblik, ook al was er geruime tijd mee gemoeid. Soms deed de een of ander
hem opmerken dat een dergelijke ijver groot ongemak en stoornis veroorzaak-
te. Don Bosco antwoordde: - "Het is een weldoener van ons. Laten ook wij
een offer brengen om hem een genoegen te doen!" - Om althans één bewijs te
noemen, willen we opmerken dat hij jarenlang, zolang men er behoefte aan
had, een priester zond naar de familie Bonier, die het geestelijke vader-
schap van twee van zijn seminaristen op zich genomen had, - om de mis te
lezen in hun huiskapel op alle zondagen van de herfst. Hijzelf ondernam tal
van keren reizen om mis te lezen of te preken, ten einde te voldoen aan de
dringende uitnodigingen van degenen die zijn jongens hielpen.
We herinneren ons ook hoezeer hij zich beijverde om van de H. Stoel gees-
telijke gunsten te verkrijgen als aflaten voor hen en hun familie, de zegen van

21.8 Page 208

▲back to top
- V/204 -
de Paus of andere, soortgelijke genaden.
Onder de veelheid van aanvragen die hij vooral in de laatste jaren ontving
voor nieuwe stichtingen van huizen, had hij er steeds oog voor, coeteris paribus,
de voorkeur te geven aan die uitnodigingen die tot hem gericht werden door aan-
zienlijke weldoeners.
Aan dezen en aan vele anderen zond hij heiligenprentjes, waarop hij ge-
schreven had: God zegene de weldoeners van de Salesiaanse instituten. En zijn wen-
sen gingen op een verrassende wijze, in vervulling zoals we in de loop van zijn
levensverhaal zullen zien.
Verschillende malen hielp hij hen in ongelukken die hen overkomen waren.
Een echtpaar zonder kinderen had hem bij verschillende gelegenheden, toen hij bezig
was met de bouw der kerk van Onze-Lieve-Vrouw, Hulp der Christenen, geld geschon-
ken, tot een totaal bedrag van zesduizend lire. Maar enkele jaren daarna waren
zij, doordat verschillende zaken verkeerd gelopen waren, en vooral door het fail-
lissement van een bank waar zij een belangrijk deel van hun kapitaal gedeponeerd
hadden, aan lager wal geraakt, zo erg, dat ze op een zolderkamertje in Milaan moes-
ten leven, waar zij zich hadden teruggetrokken. Don Bosco kwam dat te weten, hij
ging hen opzoeken en bood hen aan, de som terug te geven die zij hem geschonken
hadden. Schreiend weigerde de man dat aan te nemen, zeggend dat hij die schenking
als een aalmoes bedoeld had.
- "Welnu", antwoordde Don Bosco, dan ontvangt u van Onze-Lieve-Vrouw, wat
u Haar gegeven hebt, naar de mate dat u het nodig zult hebben."
Van toen af zond hij iedere maand honderd lire aan het echtpaar. Toen de
zesduizend lire waren terugbetaald, stierf de man, de weduwe kon korte tijd daarna
een heel goed huwelijk sluiten en ging weer door met aalmoezen te geven aan de
kerk van Onze-Lieve-Vrouw, Hulp der Christenen. Aldus vertelde Don Bosco zelf aan
Don Francesco Cerruti.
Hij stond steeds in briefwisseling met zijn weldoeners. Wanneer hij een
oneindig aantal brieven schreef om subsidies te verkrijgen, verdubbelden de schen-
kingen van de weldoeners zijn werk aan zijn schrijftafel. Want hij liet nooit na te
antwoorden en te bedanken en te laten blijken hoezeer hij de ontvangen weldaden
waardeerde, om tal van goede christenen aan te sporen in hun liefdadigheid te vol-
harden. Dat is een van de dingen die hij zijn zonen dikwijls voor ogen hield. Al
bedroeg de schenking ook maar enkele centesimi, met een visitekaartje bevestigde
hij dankbaar de ontvangst; maar wanneer de aalmoes twee of anderhalve lire bereik-
te, liet hij nooit na eigenhandig een brief van levendige en hartelijke dankbe-
tuigingen te schrijven. Hij beschouwde dat niet alleen als een plicht van dank-
baarheid, doch ook als een middel om de steun voor zijn werk te verveelvoudigen.
Geen mens kan zich voorstellen hoezeer het de weldoeners tegenvalt, wanneer er
verzuimd wordt te antwoorden, en hoe prettig zij het vinden, te weten dat hun aal-
moes ter bestemming gekomen is, en dat degenen die ondersteund worden er erkente-
lijk voor zijn. Heel dikwijls stuurden degenen die een dankbetuiging ontvangen
hadden voor enkele lires, na enkele dagen honderden en duizenden, en achtten zich
gelukkig als Don Bosco ze wilde aanvaarden.
Hij liet dan ook geen enkele gelegenheid voorbijgaan om te tonen dat hij
zich de ontvangen weldaden heel goed herinnerde. Hij schreef briefjes met geluk-
wensen bij iedere blijde gebeurtenis aan zijn weldoeners, bij gelegenheid van een
naamdag, van een huwelijk, geboorte, bij het ontvangen van onderscheidingen of in

21.9 Page 209

▲back to top
- V/205 -
andere gelukkige omstandigheden. Zo ook stuurde hij blijken van rouwbeklag wan-
neer er iets droevigs gebeurd was of de dood hen van een geliefde persoon had
beroofd. Bij het jaarbegin gebruikte hij een hele maand om overal zelfgeschre-
ven brieven van gelukwensen heen te zenden. We zullen te gelegener tijd enkele
van zulke brieven aanhalen, die werkelijk toonbeelden zijn van eenvoud, bondigheid
en christelijke gevoelens, en die hem steeds nieuwe schenkingen verschaften.
Verschillende malen per jaar nodigde hij enkele van zijn jongens afzon-
derlijk ertoe uit, hartelijk dankbrieven te schrijven aan degenen die goed voor hen
geweest waren, of hun goed hadden laten doen. Bij andere gelegenheden liet hij hen,
na een getuigenis van erkentelijkheid geschreven te hebben, dat mee ondertekenen,
soms door een hele klas van leerlingen, een andermaal door allen die in huis wa-
ren.
Aan de Nationale Bank stuurde hij in januari 1869 naar aanleiding van een
toegekende schenking de volgende brief:
"De jongens van het Huis, genoemd het Oratorio van de H. Franciscus van Sa-
les, vertolken, samen met hun directeur, Bosco pr., de gevoelens van de grootste
dankbaarheid aan het liefdadige bestuur van de Nationale Bank, dat hun ook dit jaar
de som van 250 lire schonk."
Dat gebaar van liefdadigheid verdient bijzondere dank vanwege het toenemen
van het aantal hier opgenomen jongens, evenals door enkele andere bijzondere om-
standigheden, die de noodzakelijkheid van deze ondersteuning nog beter doen gevoe-
len.
"Daarom smeken allen van harte overvloedige zegeningen van de hemel af
over de liefdadige beheerders van de Nationale Bank en over allen die op enigerlei
wijze bijdragen tot hun moreel en maatschappelijke welzijn."
Maar ook daarmee was hij niet tevreden. In de gevallen waarin het openbare
lichamen betrof, nam hij zijn toevlucht eveneens tot de journalistiek om de welda-
digheid meer eer en roem bij te zetten.
Er was ook nog een ander middel dat hij gebruikte om zijn dankbaarheid te
betuigen en dat hij later aan al de directeurs van zijn huizen aanbeval. Wanneer
iemand hem als bewijs van hun genegenheid zeldzame of kostbare dingen schonk, te-
veel om voor hem zelf en de zijnen te kunnen dienen, verdeelde hij ze direct onder
die weldoeners die het dichtst in de buurt woonden of die hij het gemakkelijkst
kon bereiken. Het ging daarbij om eerstellingen van het fruit, of groenten, of om
hazen, kippen, sinaasappels, citroenen, zoete koeken, flessen met kostelijke wijn,
bepaald gevogelte dat voor de keuken erg gezocht was, en daarmee wist hij deze lie-
den en hun gezinnen tot dankbaarheid op te wekken. Op die manier bewerkte hij een
uitwisseling die tot prachtige resultaten leidde.
Een truffel die bij hem terechtgekomen en geschonken was vanwege de bui-
tengewone dikte, ging als geschenk van de ene familie naar de andere, zodat ze
tenslotte van markiezin Fassati, die niets wist van de oorspronkelijke herkomst,
weer bij Don Bosco terugkeerde. De eerste die de truffel ge- kregen had, had het
Oratorio een bijdrage gestuurd, en Don Bosco kreeg, nadat hij de kostbare vrucht nu
naar een heel rijke dame in Marseille had doorgestuurd in ruil ervoor een aanzien-
lijk bedrag als blijk van dankbaarheid. Bij een andere gelegenheid bracht een
dergelijke gift hem een bedrag van 12.000 lire op.

21.10 Page 210

▲back to top
- V/206 -
Zo ook nadat hij eens een grote doos met zulke knollen ten geschenke
gekregen had, en hij ze verdeelde en stuurde naar verschillende stations-
chefs, burgemeesters en aanzienlijke personen in verschillende dorpen,
omdat zij op de een of andere manier iets gedaan hadden voor zijn jongens
of meegewerkt hadden aan zijn loterijen. Door zulke attenties won hij ve-
ler harten voor zich. Later beval hij de directeurs van scholen en gasthui-
zen, die over verschillende gebieden verdeeld waren aan, dat zij tot dat
doel onder elkaar over en weer allerlei zeldzaamheden uit hun gebied zou-
den ruilen.
Ook hoeft niet verzwegen te worden dat Don Bosco, als hij op de
hoogte was van bepaalde verlangens van zijn goede vrienden, zijn best deed
daaraan zoveel mogelijk tegemoet te komen. Een aanzienlijke dame wilde
graag wat vogeltjes hebben om haar kinderen een plezier te doen, en Don
Bosco zond haar een heel broedsel dat nog geen veertjes had. Die familie was zo
verrast door dat onverwachte geschenk, dat allen rond de tafel knielden
waar het nest op geplaatst was, en voor Don Bosco baden. Men bracht er die vo-
geltjes groot, en toen ze veren gekregen hadden en in staat waren te vliegen,
schonk men hun de vrijheid en zond tegelijkertijd een aalmoes aan het Oratorio.
En na onze stof in het kort te hebben samengevat door hier en daar
een korte steekproef te nemen uit het hele leven van onze beminde stichter,
keren wij hier nu terug naar het jaar 1855.

22 Pages 211-220

▲back to top

22.1 Page 211

▲back to top
- V/207 -
HOOFDSTUK XXIX
AFZWERING DOOR TWEE PROTESTANTEN - EEN BRIEF VAN DOMENICO
SAVIO AAN ZIJN VADER - ZONDERLINGE ONTDEKKING VAN EEN ZIEKE -
ERNSTIGE ZIEKTE VAN DE KONING - DON BOSCO AANVAARDT GEEN
GOEDEREN VAN DE IN BESLAG GENOMEN KLOOSTERS - KATHOLIEKE
LECTUUR - DE MACHT VAN EEN GOEDE OPVOEDING - DE MUZIEKKAPEL
VAN HET ORATORIO - TOCHT NAAR CASTELNUOVO EN HET FEEST VAN DE
H. ROZENKRANS - DON BOSCO EN DE ZONEN VAN VOORNAME LIEDEN -
CAMILLO GAVIO IN HET ORATORIO OPGENOMEN.
We zijn op het eind van augustus 1855. In de Armonia van de 27ste van
die maand, vindt men het volgende goede bericht: "Afzwering in het Oratorio van de
H. Franciscus van Sales." - Het is ons steeds een vreugde, melding te kunnen maken
van een nieuwe buit die aan de ketterij ontnomen werd, ondanks het woeden der li-
bertijnen om de dogma's en de moraal van de Katholieke Kerk in diskrediet te bren-
gen. De voortreffelijke priester Don Bosco, die zo zorgzaam te werk gaat met zijn
instellingen en geschriften ten bate van de volksklasse, plukt de vruchten van
zijn ijver ook dikwijls op het terrein der ketterij. Ziehier een nieuw bewijs
daarvan:
"Zaterdag 18de dezer, zwoeren in de kerk van het Oratorio van den H. Fran-
ciscus van Sales twee volgelingen van Calvijn, vader en zoon, de ketterij af,
door terug te keren tot de katholieke, apostolische godsdienst van Rome, van
welke hun voorvaderen zich plompweg hadden afgekeerd. Markies Domenico Fassati
trad op als peter en zijn vrome echtgenote, markiezin Maria, geboren De Mais-
tre, was meter."
In diezelfde maand was de cholera weer in Turijn verschenen doch, goddank,
in vrij lichte mate. Don Bosco en zijn jongens stonden alweer klaar om als verple-
gers op te treden en geestelijke hulp te verlenen, maar er was geen behoefte aan.
Degenen die door de ziekte werden bezocht, genazen, en slechts enkelen stierven
eraan.
Domenico Savio, die al weer in het Oratorio was teruggekeerd, schreef er-
over aan zijn vader. Deze brief bewaren wij met de grootste zorgzaamheid in het
archief.
"
Geliefde Vader,
"
"
Ik heb U een allermerkwaardigst nieuwtje te berichten, maar
" op de eerste plaats wil ik u vertellen hoe het met mezelf gaat. Ik

22.2 Page 212

▲back to top
- V/208 -
" dank de Hemel dat ik het tot nu toe nog steeds goed maak en nog een
" uitstekende gezondheid geniet, zoals ik ook hoop van U en van allen
" thuis. Mijn studies gaan geleidelijk vooruit en Don Bosco is er
" steeds meer tevreden over. Het nieuwtje is, dat ik een uur alleen
" met Don Bosco heb kunnen zijn, hoewel ik nooit langer dan tien minu-
" ten alleen met hem heb kunnen zijn. Ik heb over van alles met hem
" gesproken, onder meer over een vereniging voor verzekering tegen de
" cholera. Hij zei tegen me dat de ziekte in een beginstadium is en
" dat ze, wanneer de koude die al ingevallen is, er niet was, mis-
" schien grote verwoestingen zou hebben aangericht. Hij heeft me ook
" lid gemaakt van een broederschap, een die zich geheel aan het gebed
" wijdt. Ik heb hem ook over mijn zuster gesproken, zoals u me gezegd
" had, en hij zei dat u met haar naar zijn huis moest komen op het
" feest van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans, opdat hij zich een
" oordeel kan vormen over haar bekwaamheid en andere hoedanigheden.
" Daarna zult u er wel meer over horen. Overigens heb ik thans niets
" anders te berichten dan u en de hele familie te groeten, evenals
" mijn meester Don Cugliero, en ook Andrea Robino alsook mijn vriend
" Domenico Savio uit Ranello. Ik verblijf
"
"
uw liefhebbende zoon,
" Turijn, 6 september 1855
Savio Domenico
Het feest van Maria Geboorte werd door de jongens in Valdocco met grote
geestdrift gevierd, en het werd opgeluisterd door een kleine feest- avond, waarop
de prefect Don Vittorio Alasonatti enkele klassieke sonnet- ten voordroeg die de
hemelse gebeurtenis bezongen. Maar op die dag werd de vreugde van Don Bosco nog
vergroot door iets dat tamelijk merkwaardig was en misschien ook wonderbaarlijk.
In een huis, aan de via Cottolengo gelegen, niet ver van het Instituut
van het Refugium, werkte een brave, doch arme vrouw. Zij bleef er de hele dag lang
en keerde, behalve bij zeldzame uitzondering, 's avonds naar haar eigen huis te-
rug. Om het haar gemakkelijk te maken had de heer des huizen een klein donker ver-
trekje op de zolderverdieping tot haar beschikking gesteld, waar ze wat van haar
spulletjes kon onderbrengen en wat rust nemen. Welnu, op 8 september, meldde Dome-
nico Savio zich daar aan en vroeg aan de heer des huizen: "Is hier misschien
iemand door de cholera aangetast?" - "Nee, ter liefde Gods, dat is hier nie-
mand", antwoordde de man hem. - "En toch moet er hier iemand erg ziek zijn en
het niet te best stellen", hernam de jongen. - "Neem me niet kwalijk, beste jon-
gen", besloot die meneer, "maar je zult je in het huis vergist hebben. Hier zijn
we allemaal gelukkig gezond en niemand ligt te bed!" - Na een zo stellige ontken-
ning vertrok onze jongen van daar, wierp nog eens een blik achter zich, en keerde
toen terug en zei: "Wilt u mij het plezier doen het eens goed na te gaan, want er
moet hier een zieke in huis zijn."
Na dat vriendelijk aandringen gaf de man toe en begon zijn huls grondig
te doorzoeken. Samen met de jongen ging hij van de ene kamer naar de andere, tot-
dat hij ook het afgelegen zolderkamertje bereikte. En juist dáár vond hij tot zijn
smartelijke verrassing die arme vrouw ineengekrompen liggen, aan het einde van
haar krachten. Haar meester had gedacht dat zij de avond tevoren, zoals gewoon-
lijk, naar huis gegaan was, en toen ze naar boven gegaan was om wat te rusten,

22.3 Page 213

▲back to top
- V/209 -
was ze door de cholera overvallen, zonder dat iemand er erg in had, ter-
wijl zij ook geen kracht meer gehad had om hulp te roepen. Er werd direct
een priester gehaald, die haar, nadat zij gebiecht had, het Heilig Oliesel
toediende en haar de geest zag geven.
Intussen werd het koninklijke huis door nieuwe rampspoed getrof-
fen. In de maand september werd zijne majesteit in het kasteel van Pollenzo
door een hevige koorts overvallen, met heel verspreide, acute jicht in
tal van zijn leden en gewrichten. De ziekte was heel ernstig en bracht heel
het rijk in grote bezorgdheid. Doch God wilde dat er een plotse verbete-
ring optrad die haar normale verloop had, zodat de vorst langzaam aan her-
stelde. De 27ste september was hij echter verplicht prins Eugenio van Sa-
voye Carignano op te dragen, in zijn naam de dringende zaken af te handelen en
de Koninklijke besluiten te ondertekenen.
De tegen de kloosters uitgevaardigde wet bleef nog steeds droevige resul-
taten afwerpen, omdat men geen gehoor gegeven had aan de stem van een
der trouwste onderdanen, die, uit liefde voor de koning, zelfs zijn vrij-
heid, het Oratorio en zijn eigen leven op het spel gezet had. Niettemin
hadden de ministers niets tegen hem ondernomen, omdat ze liever hadden dat
er maar zo weinig mogelijk gerucht over deze zaak gemaakt werd.
Toen echter vonden ze het middel van een, laten we zeggen, repre-
saille, en bijna uit ironie, trachtten ze hem ertoe te brengen een deel van
de buit die zij de kloosters afgenomen hadden aan te nemen. Op een goede
dag zond Camillo Cavour het Oratorio als geschenk twee grote wagens vol
linnengoed dat in beslag genomen was in het klooster der Dominicanen. Hoe-
wel Don Bosco er in die tijd krap voorzat, beval hij toch dat de wagens op
de speelplaats moesten blijven staan en dat niemand die spullen mocht
aanraken. Daarna zond hij bericht aan de Overste van de Dominicanen en
vroeg wat hij doen moest. Hij kreeg ten antwoord: "Vraag degene die dat
linnengoed zond, het weer terug te halen." - Na deze opdracht liet Don
Bosco de muilezels weer voor de wagen spannen en zond alles terug naar het
adres dat de Overste hem had aangegeven.
Een andere keer kwam er een kar, thans met boeken, die de paters
Capucijnen waren afgenomen, en waaronder zich de banden van de Bollandis-
ten bevonden. Don Bosco waarschuwde meteen de eigenaars en stuurde ze hen toe.
Hij had er steeds iets tegen, goederen van de opgeheven kloosters
te kopen. De goederen werden tegen zeer lage prijzen van de hand gedaan en
men kon er dus voordelig zaken mee doen. Soms bracht iemand Don Bosco onder
ogen dat zoveel gewijde paramenten uiteindelijk maar in handen van de joden zou-
den terechtkomen en dat ze voor profaan gebruik zouden worden aangewend, zo-
dat het toch maar beter was ze terug te kopen. Don Bosco antwoordde daarop:
- "Allemaal goed en wel. Ook ik zie wel in dat ik nu een prachtige gele-
genheid zou hebben om mijn kerken te voorzien van tal van dingen die me
ontbreken, en waarvan ik niet weet hoe ik ze me moet aanschaffen. Maar ik
geloof dat, wanneer mijn huis in beslag genomen zou worden, ik geen andere
kerken zou willen binnengaan en daar zien wat mij was afgenomen. Dat zou
me te erg verdriet doen. En dezelfde gevoelens zouden zeker ook de kloos-
terlingen ondergaan, die mij gekleed zouden zien in wat hun ontstolen is."
Zo wilde hij ook nooit conventen of kloosters aannemen, die nu eens
de regering, een ander maal de gemeentebesturen of particulieren hem aanboden,

22.4 Page 214

▲back to top
- V/210 -
hetzij als geschenk of te koop. Hij ging er alleen toe over ze te kopen
toen Pius IX, aan wie hij zijn eigen opvattingen en bezwaren ter kennis
had gebracht, tot hem zei: "Neemt u gerust de opgeheven kloosters. Dat is
mijn wens. Het is beter dat ze door middel van u tot de Kerk terugkeren, dan
dat ze in lekenhanden blijven, die er een gebruik van maken dat God alleen
bekend is. Zorgt er dus voor, de nodige bevoegdheden te verkrijgen en dat
alleen om complicaties of meningsverschillen te vermijden met de kloosterorden
die er eerst eigenaar van waren."
Terwijl dat alles gebeurde, had de drukker Ribotta de twee afle-
veringen gedrukt voor de maand oktober. Zij bevatten het Leven van de H.
Martinus, Bisschop van Tours en drie aanhangsels: 1. De aanroeping,
de re likwieën, de verering der heiligen, en hun werkzame bemiddeling bij
God, bevestigd door de geschriften van het oude en het nieuwe Testament,
door de traditie en door talrijke wonderen. 2. De glorierijke dood van de
Arabische christen Hiëronymus, levend ingemetseld in een bastion in Alge-
rije, omdat hij Jezus Christus niet wilde afvallen. 3. Een artikel over het
Vagevuur, waarin de leer van de Katholieke Kerk over dat geloofspunt werd
weergegeven, en hoe deze leer al in de Bijbel vervat ligt.
Don Bosco, die de schrijver van dat boek was, was inmiddels al be-
gonnen met het schrijven van een ander voor de twee afleveringen van no-
vember, getiteld: De kracht van de goede opvoeding. Merkwaardige episode uit
onze tijd. Piet bekeert zijn vader door zijn goed en geduldig gedrag. Het
boekje besloot met een mooie litanie voor de zielenrust van de overledenen,
uit het Engels vertaald, en diende als bewijs dat de katholieken van Enge-
land het met de katholieken over de hele wereld eens waren, wat de leer
over het Vagevuur betreft, waaraan men daar voor de Hervorming algemeen
stellig geloofde.
Paravia kreeg de opdracht het boekje op de vastgestelde tijd te
laten verschijnen.
Toen deze zaken geregeld waren, begaf Don Bosco zich tegen het begin
van oktober naar Becchi voor het Rozenkransfeest. Deze tocht was ook een
beloning die hij de gehoorzaamste jongens beloofd had en voor wie hij in
dat jaar een nieuw lokmiddel had: de muziekkapel.
Don Bosco had die opgezet onder de werkjongens als een nieuw middel,
dat hij geschikt oordeelde om hen van het kwaad af te houden. Hij zei:
- "Men moet de jongens voortdurend bezighouden. Buiten de school of het
beroep moet hen worden geleerd, deel te nemen aan de muziek of aan het in-
richten van de kerk. Op die manier zal hun geest steeds bezig zijn. Wanneer
wij hen niet bezighouden, houden zij zichzelf bezig en stellig met gedach-
ten en dingen die niet goed zijn.
De zang gaf hij steeds de eerste plaats in het Oratorio, ook voor
de externen.
Toen hij eens in Marseille was, kwam hem een kloosterling opzoeken
die een zondagsoratorio in een Franse stad had opgericht. Deze vroeg hem
of hij het goedvond als er ook een muziekschool onder de ontspanningen van
de jongens werd opgenomen; en hij begon hem te vertellen hoeveel voordeel
er uit de muziek te puren viel voor de opvoeding, de bezigheid en de ont-
spanning van de jongens. Don Bosco luisterde instemmend en antwoordde:
- "Een Oratorio zonder muziek is een lichaam zonder ziel." - "Maar", zo
vervolgde de pater, "de muziek heeft ook haar bezwaren, en geen geringe." -

22.5 Page 215

▲back to top
- V/211 -
En vervolgens had hij het over de verkwisting waartoe ze sommigen kon
leiden, over het gevaar dat de jongens zouden gaan zingen of muziek maken in thea-
ters, cafés, op bals, bij politieke demonstraties enzovoort. Don Bosco luisterde
zonder iets te zeggen en zei toen kort en bondig: "Is het beter dat het er is of
dat het er niet is? Een Oratorio zonder muziek is een lichaam zonder ziel!"
De instrumentale muziek zou dus voor de eerste maal naar Castelnuovo moe-
ten gaan. De leider ervan was de interne leerling Callisto Cerutti, een voortreffe-
lijke muzikant, bekwaam in het orgelspel, welke edele kunst hij uitoefende in de
kerken van Turijn. Bersano, zijn kameraad, was eveneens organist en blonk uit bij
zijn muziekstudies. De kapel, achtereenvolgens opgeleid door Giani en daarna door
Bertolini en Massa, muzikanten van de gemeentelijke garde, liet al gauw haar melo-
dieën op de speelplaats weerklinken, en Giuseppe Buzzetti en Pietro Enria kregen
er de eerste plaatsen in. De kapel bestond uit slechts twaalf instrumenten, een
aantal dat enkele jaren lang niet groter werd.
Hier geloven we met recht enkele meer uitvoerige en ordelijke opmerkingen
te mogen maken over de tocht van Don Bosco met zijn jongens. De hele maand septem-
ber werd er in het Oratorio veel gesproken over de reis naar Castelnuovo. Het ging
erover, welke jongens er zouden worden uitgekozen om mee te gaan, en welke dorpen
ze zouden bezoeken, het was een voorproefje van het feest en van de wijnoogst die
hun op de stralende heuvels wachtte. Er werd druk gepraat over het plezier dat de-
genen hadden, die het jaar daarvoor Don Bosco naar Becchi vergezelden. De leven-
dige fantasie maakte het onmogelijk aan iets anders te denken en riep velen die
op vakantie gegaan waren naar het Oratorio terug, en wie niet op deze beloning
hoopte, maakte ernstige voornemens voor het komende jaar. Intussen werden de nood-
zakelijke voorbereidingen getroffen.
In de laatste twee weken van september vertrok Don Bosco tegen acht uur
's morgens uit Valdocco met enkele jongens, die het meeste zorg behoefden, hetzij
omdat hun gezondheid niet zo best was, of omdat ze niemand op de wereld hadden
die aan hen dacht. Omdat men hun niet allemaal een plaats in de omnibus kon geven,
gingen ze gewoonlijk te voet. De tocht liep over Chieri, Riva en Buttigliera
d'Asti; het eerste doel van deze wandeling was steeds het gebied van de Becchi.
Het was een lange weg, maar daar merkten de jongens haast niets van, doordat Don
Bosco de kunst verstond hun de weg veel korter te doen schijnen, door nu eens de
ene, dan de andere episode uit de geschiedenis van Italië of uit de kerkgeschie-
denis te vertellen. Bij het naderen van Chieri kwamen enkele van zijn intieme
vrienden, die tevoren gewaarschuwd waren, en onder wie zich ook kanunnik Calosso
bevond, hen tegemoet en wilden het genoegen hebben hem met zijn kleine vrienden
gastvrijheid te bieden. Na enkele uren rust, begaven zij zich weer op weg en be-
reikten het gehucht Morialdo, waar zijn broer Giuseppe op hen wachtte. De volgende
dag bracht Don Bosco met zijn jongens een bezoek aan het nederige, vervallen huisje
waarin hij geboren was, en hij zei hun dan altijd: "Kijk, dat is nu het leengoed
van Don Bosco!"
Het verblijf in de Becchi betekende dagen vol grote stichting, omdat men de
brave mensen uit de omgeving iedere avond in groot getal naar de noveen zag komen
om de preek te horen. Daar het kleine kapelletje niet groot genoeg was om al de
gelovigen te bevatten, bleef een grote groep buiten staan. De Rozenkrans werd
gebeden, litanieën gezongen en de zegen met het Allerheiligste werd gegeven.

22.6 Page 216

▲back to top
- V/212 -
Het vermoeide Don Bosco, maar hij vergaarde op die manier een mooie oogst van
zielen.
Het grootste deel van de schare vertrok 's zaterdagsmorgens uit
Turijn, op de vooravond van het feest van de Rozenkrans; de dag daarvoor
had Don Alasonatti de namen voorgelezen van degenen die zouden meegaan.
Het gezelschap, dat ieder jaar in omvang toenam, ging te voet naar Chieri.
Twee van hen droegen de toneelbenodigdheden op hun schouders, en een derde
een tas met de muziekpartituren. Daar de jongens niet allen van dezelfde
leeftijd waren en niet allemaal even goed konden lopen, kwam de ene groep op het
ene en de andere op een ander uur aan in de Becchi. Niet zo heel dikwijls
bereikten ze de plaats van bestemming in één grote of twee groepen verenigd,
en meer dan eens kwam er nog een aanzetten in het holst van de nacht.
Toen, in die allereerste tijden, waren er die, weinig vertrouwd met die
wegen, die meer denkbeeldig dan werkelijkheid waren, pas de volgende morgen
kwamen opdagen, nadat goede boerenmensen die hen waren tegengekomen en
hoorden dat ze verdwaald waren, hen hadden meegenomen naar hun boerderij
om daar op verhaal te komen.
Toen allen bij elkaar waren, wachtte men op het gunstige ogenblik om
Don Bosco te begroeten, die zich blij toonde hen weer te zien en zich de weder-
waardigheden van hun reis liet vertellen, wat dan met veel gelach en onder
grote vrolijkheid gebeurde. Daarna deed hij hen aanzitten, maar menigeen
viel al in slaap terwijl hij nog aan tafel zat. De broer van Don Bosco,
Giuseppe, die een laag stro had uitgespreid op de vloer van de bovenste
verdieping, welke ruimte anders voor het opslaan van het graan diende, gaf
iedereen dan een linnen laken, en, vergezeld door de assistenten, begaven
zij zich naar de aangewezen plaats. Andere kamers van de familie waren
eveneens tot slaapvertrekken ingericht en iedereen vond een bed, dat, al
was het ook niet helemaal goed opgemaakt, dan toch zeker voldeed.
Na het avondgebed volgde er een diepe stilte; niemand roerde zich
meer voor de ochtend, uitgezonderd een of ander van de godvruchtigsten die,
als hij wakker werd, op de knieën ging zitten en ter plaatse begon te bid-
den.
's Zondags stroomde er een grote menigte uit al de omliggende ge-
huchten naar de Becchi, vooral uit Castelnuovo. Het was een waar volks-
feest. 's Morgens werd de mis opgedragen met algemene heilige communie,
soms voorafgegaan en gevolgd door de missen van de andere priesters die met
Don Bosco waren meegekomen. In de eerste tijd weerklonk een klein harmo-
nium dat men uit Turijn had meegebracht. Om tien uur was de hoogmis, die
bijna altijd gezongen werd door de goede pastoor, de theol. Cinzano, die
op die dag bij Don Bosco bleef eten. Daar de kapel veel te klein was, ble-
ven de mensen en het koor buiten staan. Daar stond een omgekeerde wastob-
be, die voor preekstoel diende en waarop de predikant sprak over de glorie
van de Rozenkrans. Als de zegen gegeven was, beklom Gastini eveneens deze
tribune en hield de mensen met zijn malligheden bezig tot het uur gekomen
was voor het toneelspel, dat naast het terrein was voorbereid, en dat het
feest altijd bekroonde. Tenslotte werden er 's avonds luchtballonnetjes
opgelaten, er werden vuurpijlen en vuurwielen ontstoken, en het was een
betoverend schouwspel ook op de omliggende heuvels de vlammen der vreugde-
vuren ten hemel te zien stijgen.
De dag na het Rozenkransfeest wenste theol. Cinzano dat Don Bosco
en zijn jongens hem een tegenbezoek zouden brengen. Hij had zijn personeel la-

22.7 Page 217

▲back to top
- V/213 -
ten komen en een geïmproviseerd fornuis in een hoek van het erf laten plaatsen en
daar werd een fantastische maïspap klaargemaakt. Don Bosco werd met grote plechtig-
heid op de pastorie ontvangen. Terwijl de jongens zelf hielpen bij het klaarmaken
van de maaltijd, bestegen de muzikanten het orkestpodium, om te voldoen aan het ver-
langen van de goede pastoor die goede en klassieke muziek wilde horen, en ze voer-
den dan verschillende stukken uit die voor deze gelegenheid waren ingestudeerd. En
vooral moest hij altijd tevreden gesteld worden in zijn bijzondere voorliefde voor
de muziek van Mercadante, in het bijzonder van diens beroemde Et unam sanctam. En
dan verscheen plots de pap op het erf bij de klank van de muziek en onder het zin-
gen van een bekend volksliedje, en de jongens, in het rond verspreid en op een
hoop stenen gezeten, anderen op planken, ontvingen hun portie soep en daarna
brood, kaas, worst, koud vlees, eieren en honing; en alles verdween als bij tover-
slag.
Na de maaltijd van de jongens werden Don Bosco en zijn seminaristen, aan de
vrolijke en gemakkelijker tafel van de pastoor ontvangen, die op deze dag ook al de
priesters van de streek hen ter eer bij zich te gast wilde hebben. Hij was gewoon
hun te zeggen: - "Jullie zullen nog eens zien wat Don Bosco op zekere dag wordt!
Hij heeft het hoofd voor een minister van staat!" En Don Bosco behandelde zijn pas-
toor met nederige eerbied, en dáár en overal elders kuste hij hem ten aanschouwe
van iedereen de hand. De jongens bewonderden en herinnerden zich steeds deze akte
van nederigheid die Don Bosco nooit naliet te stellen.
Dan kwam eindelijk het ogenblik om Castelnuovo te verlaten. Enkele jongens,
die wat ziekelijk waren, bleven nog een poos in de Becchi, terwijl de anderen,
voorzien van overvloedig proviand, die hun door de liefdevolle pastoor was bezorgd,
in de richting van Turijn gingen, waar ze tegen negen uur 's avonds aankwamen.
Meestentijds hielden ze een korte rust in Chieri en trokken dan in één adem door
naar het Oratorio. Ze waren vermoeid, maar tevreden omdat ze een mooie relikwie
hadden meegebracht. Ze hadden in het kamertje waarin Don Bosco de eerste tijd van
zijn leven doorgebracht had een beetje kalk of wat steen van de muur gebrokkeld om
dat later aan hun familie te zenden.
Teruggekeerd in Turijn, ontving Don Bosco een brief van de hertogin di
Montmorency en bij het herlezen daarvan, herinneren we ons het vele goede dat Don
Bosco ook jarenlang deed voor de kinderen van adellijke families, die hij opzocht
in hun paleizen, vermaande, wanneer hij hun kwam bezoeken en aan wie hij briefjes
schreef die hun uitwerking niet misten en waarvan ons een zeker aantal is toever-
trouwd. Ziehier een voorbeeld daarvan:
"
Mijn beste Ottavio,
"
De tijd van de examens nadert en je vertelt me dat je je hebt
" aanbevolen bij de H. Aloysius, en daar heb je goed aan gedaan. Je
" kunt alleen maar een diep geloof bewaren onder de bescherming van
" deze heilige, en ik geef je de verzekering dat de uitslag van je exa-
" men goed zal zijn. Ik zal niet nalaten eveneens voor dat doel te bid-
" den.
"
Wat de verbetering van je geheugen betreft, daar hoef je
" geen bijzondere moeite voor te doen: onderhoudt maar datgene wat je
" hebt; wanneer het naderhand goed is voor je ziel dat het beter wordt,

22.8 Page 218

▲back to top
- V/214 -
" zal God daar wel voor zorgen.
"
Je zult wel andere dingen om je heen hebben om over te praten,
" maar ik hoop dat we na je examen tijd zullen vinden om eens een be-
" hoorlijk praatje te maken over wat er gebeuren moet. Morgen kunnen
" we in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales een volle aflaat
" verkrijgen; probeer hem eveneens te verdienen. Doe mijn groeten aan
" je moeder en aan de anderen thuis. Ik verblijf in de Heer,
"
" Turijn, 28 juni 1855
je zeer genegen,
"
D. Bosco Giov.
De ouders van deze jongens waren blij voor de hulp die Don Bosco hun bij de
opvoeding van hun zonen verleende; zij bekleedden hem, om zo te zeggen, met hun
gezag. Enkelen brachten hem hun kinderen opdat ze regelmatig bij hem zouden
biechten en onder hen merkt men de Provana di Collegno's op. Ze stonden hem met
genoegen toe dat hij de kinderen vertrouwelijk behandelde en tutoyeerde, iets wat
ze nooit zouden hebben toegestaan aan huisleraren of professoren, en aan niemand
die niet van adellijken bloede was. Don Bosco nam er ook een paar als gasten in
zijn Oratorio op, wekenlang en soms zelfs voor enkele maanden. De ouders ver-
trouwden die kinderen aan hem toe, opdat ze goed voorbereid zouden worden op hun
eerste communie, of opdat zij zich beter zouden bekwamen in de studie van school-
vakken waarin ze op de openbare examens erg zwak gebleken waren; ze kwamen dan
onder de invloed van de godsvrucht der jongens van het Oratorio en volgden hen
na in de deugd; of ook wel werd hun hele gedrag anders; en er waren ook wel ande-
re redenen, waarom de ouders daartoe besloten. De resultaten voldeden steeds aan
al hun verwachtingen. In de loop der jaren zag men steeds onder eenzelfde dak met
de volksjongens, de zonen van markiezen, graven, ridders en baronnen bijeen.
Hertogin di Montmorency had aan Don Bosco twee broertjes toevertrouwd, be-
schermelingen van haar, die tot vervallen Franse adellijke families behoorden, en
die zij opvoedde met de genegenheid van een moeder en die ze in de vakantie mee-
nam naar Borgo Cornalense. Langer dan een jaar kregen ze onderricht in het Ora-
torio, en de Hertogin, die heel voldaan was over de resultaten, schreef Don Bosco
een brief, die we hier in een vertaling uit het Franse origineel weergeven.
"
Eerwaarde Heer Bosco,
"
U bent me voor geweest. Ik wilde U schrijven, zoals ik hier-
" bij doe, om u te bedanken voor de zorgen die u gedurende mijn langdu-
" rige afwezigheid op zich genomen hebt voor mijn pupillen. Toen ik hen
" terugzag verkeerden ze in een perfecte gezondheid, en hadden bolle
" wangen; ze waren ook een heel stuk gegroeid. De een heeft veel vor-
" deringen gemaakt in het tekenen, de ander in het Latijn en, wat nog
" veel voornamer is, allebei zijn ze ook veel verstandiger geworden,
" vooral Luigi. Ze maken geen ruzie meer en vechten niet meer. Enrico
" heeft werkelijk wonderbaarlijke vorderingen in het tekenen gemaakt
" en daarvoor ben ik de heren Tommasini en Peire heel erkentelijk. Mijn
" bode, die u deze brief brengt, heeft opdracht om al de spullen van de
" jongens mee terug te brengen, met uitzondering van de kastjes en ta-
" feltjes en de andere kleine meubelstukjes die u voor hen hebt moeten

22.9 Page 219

▲back to top
- V/215 -
" aanschaffen. Ook zou ik gaarne zien dat U de rekening opmaakt van
" wat ik u voor hen schuldig ben.
"
Uw bezoek, waar ik stellig op reken, eerwaarde, zal voorafge-
" gaan worden door het mijne aan u. U kunt mij aanstaande maandag ver-
" wachten, als het weer het toestaat, want als het regent begeef ik me
" niet graag op weg. Allen hier maken het best en verheugen zich bij
" voorbaat op uw verschijning. Dat is het woord ter aanduiding van uw
" bezoeken, die een lichtflits zijn.
"
Aanvaard, eerwaarde, de verzekering van mijn meest eerbiedige
" gevoelens.
"
" Donderdagavond, 22 oktober 1855.
"
De Maistre, hertogin Laval
"
Montmorency.
Intussen keerden de jongens van de vakantie in het Oratorio terug en werden
de nieuwelingen aangenomen. Onder hen waren Domenico Bongioanni, een broer van de
al genoemde Giuseppe, die later de kerk bouwde van de H. Alfonsus in Turijn, en
Giovanni Bonetti uit Caramagna, die een vooraanstaande plaats in de Salesiaanse
sociëteit zou innemen en die toen, door zijn zeventienjarige leeftijd en door zijn
manier van optreden, van zijn kameraden meteen de bijnaam kreeg van papa.
Op het eind van oktober kwam als intern in het Oratorio een jongen uit
Tortona, wiens grote aanleg voor de schilder- en beeldhouwkunst het gemeentebe-
stuur van die stad aanleiding had gegeven om hem te helpen, opdat hij naar Turijn
zou kunnen gaan om zijn studies in die kunsten voort te zet- ten. Hij was thuis
ernstig ziek geweest. Toen hij in het Oratorio kwam, hetzij omdat hij nog niet
beter was, hetzij omdat hij ver van zijn ouders was, of ook wel door het gezelschap
van jongens die hem onbekend waren, bleef hij in ernstige gedachten verdiept,
staan toekijken als de anderen speelden. Domenico Savio zag dat en probeerde hem
meteen te benaderen om hem op zijn gemak te stellen en voerde met hem woordelijk
het volgende gesprek:
Savio begon: - "Wel, beste vriend, je kent nog niemand, is het niet?"
"Inderdaad, maar ik vind het leuk om ernaar te kijken, hoe de anderen
spelen. "
"Hoe heet je?"
"Camillo Gavio uit Tortona."
- "Hoe oud ben je?"
"Ik ben vijftien jaar geworden."
- "Waarom kijk je zo somber, ben je misschien ziek geweest?"
- "Jazeker, ik ben inderdaad ziek geweest; ik heb erg veel last gehad van
hartkloppingen, die me aan de rand van het graf gebracht hebben, en ik ben nu
nog niet helemaal genezen."
"En je wil toch genezen, is het niet?"
"Nu ja, niet op de eerste plaats, ik wil de wil van God volgen."

22.10 Page 220

▲back to top
- V/216 -
Deze laatste woorden deden Gavio kennen als een jongen van buiten-
gewone godsvrucht, en Savio vervolgde: - "Je wil dus eigenlijk heilig worden?"
- "Ja, dat wil ik inderdaad heel graag."
- "Goed. Dan zal ik je in een paar woorden zeggen wat je doen moet. Je moet
weten dat we hier de heiligheid doen bestaan in grote opgewektheid. Wij dragen er
vooral zorg voor, de zonde te vermijden, als een grote vijand, die ons berooft van
de goddelijke genade en van de vrede des harten. Wij doen ons uiterste best om
onze plichten nauwlettend te vervullen, en we leggen ons toe op het vervullen
van godvruchtige werken. Begin van nu af aan als herinnering daarvan op te
schrijven: Servite Domino in laetitia: laten we de Heer in heilige opgewektheid
dienen."
Dit gesprek was als een heilzame balsem op de neerslachtigheid van Gavio,
die er werkelijk een grote troost in vond. En ook werd hij van die dag af een trou-
we vriend van Savio en een trouwe navolger van diens deugden.

23 Pages 221-230

▲back to top

23.1 Page 221

▲back to top
- V/217 -
HOOFDSTUK XXX
HET SCHOOLJAAR 1855-1856 - ZOWEL DE LEERLINGEN ALS HUN OUDERS
BESCHOUWEN DON BOSCO ALS EEN HEILIGE - OPGAVE VAN DE
BOEKEN DIE IEDERE JONGEN BIJ ZICH HEEFT -
DE DERDE GYMNASIUMKLAS BIJ
HET ORATORIO GETROKKEN - KATHOLIEKE LECTUUR -
KORTE CATECHISMUS VOOR DE KINDEREN -
BRIEF AAN KANUNNIK VOGLIOTTI;
DIENST VAN DE SEMINARISTEN IN DE KATHEDRAAL;
JONGENS AANBEVOLEN VOOR HET SEMINARIE VAN CHIERI -
HET FEEST VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS -
KERSTWENSEN VOOR EEN WELDOENSTER - DE BROEDERS
DER CHRISTELIJKE SCHOLEN UIT DE OPENBARE SCHOLEN VERWIJDERD.
Door de steeds groter wordende bevolking van het Oratorio, aldus kanun-
nik Anfossi, bracht Don Bosco, ongemakkelijk gezeten op een eenvoudig stoeltje,
urenlang in de biechtstoel door, in de kerk of op zijn ka- mer, hoewel hij zich
steeds liet bijstaan door andere biechtvaders, door de Oblaat Don Dadesso, door
Don Giacomelli en soms door de theol. Borel en door de theol. Marengo. Don Bos-
co genoot echter steeds de voorkeur en het werden er hoe langer hoe meer die bij
hem kwamen biechten.
De theol. Marengo had een zo grote eerbied voor Don Bosco, dat hij, nadat
hij twee of drie jaar lang de biechtvader geweest was van een jongen, hem op een
gegeven ogenblik deze raad gaf: "Thans heb je behoefte aan een nauwkeuriger lei-
ding, en daarom zou het goed zijn als je Don Bosco zelf tot biechtvader koos."
Moeders die aan hun jongens schreven, of hen kwamen bezoeken, gaven hun
de raad dikwijls het gezelschap te zoeken van Don Bosco en bij hem te gaan biech-
ten. Ze zeiden: "Hij is een heilige en weet je wel te helpen!" - Jonge studenten
werden door hun opvoeders naar Valdocco gezonden - "omdat", zo zegden ze, "dat het
huis van een heilige is." - De leerlingen die naar huis schreven, bevestigden deze
faam hoe langer hoe meer, zodat er ook onder het volk over Don Bosco gesproken
werd, en hij ook door tal van rechtscha- pen en geleerde mensen als een wonder-
baarlijke persoonlijkheid beschouwd werd. En ouders, die naar hun jongens terug-
schreven, droegen hun op, aan Don Bosco te vragen, te bidden voor de bekering
van iemand uit de familie, voor de ontknoping van een of andere ingewikkelde aan-
elegenheid of voor de genezing van een zieke. Ook spoorden ze hen aan, hem om
raad te vragen hetzij voor hun tegenwoordige toestand of voor de toekomst, en de
leerlingen, die zijn hart en zijn wijsheid kenden, brachten hem zowel de vragen
van hun ouders als hun eigen zorgen over. Don Bosco hoorde deze jongens met de-
zelfde aandacht aan, als waarmee hij zich bezighield met zaken van ernstiger

23.2 Page 222

▲back to top
- V/218 -
aard en met personen van groter gewicht. "Wanneer wij hem", zo zei Pietro
Enria tegen ons, "om een of andere raad vroegen, dacht hij steeds ernstig na
alvorens antwoord te geven, en soms, als hij niet zeker was van de zaak, sprak
hij op dat ogenblik geen oordeel uit. Als hij dat later dan toch deed, waren
we er ook zeker van dat het juist was."
Maar de jongens waren vooral overtuigd van zijn heiligheid door de boven-
natuurlijke uitwerking die hij voor allen verkreeg, zowel voor de studenten, als
voor de jongens die handarbeid verrichten. Verlangend, zoveel mogelijk te doen
voor het welzijn van allen, kwam hij de laatsten 's avonds les geven in het le-
zen, schrijven en rekenen, terwijl hij alles in het werk stelde om hen weg te
houden uit de werkplaatsen in de stad.
Ook ten aanzien van de studenten had Don Bosco een belangrijk besluit ge-
nomen. Zodra zij hun intrede deden was hij op zijn hoede, opdat met hen niet de
vreselijkste vijanden hun intrede zouden doen in het opvoedingstehuis.
Daarom bepaalde hij, dat iedere leerling in het begin van het schooljaar
aan de Overste een nauwkeurige en door hem ondertekende lijst zou overleggen van
alle boeken die hij bezat of meegebracht had. Deze voorzorgsmaatregel was noodza-
kelijk om er zeker van te zijn, dat er in het Oratorio geen onzedelijke werken
zouden worden binnengebracht, of geschriften die door de Kerk verboden waren. Soms
verlangde hij na enkele maanden een tweede lijst.
De waakzaamheid kon in dat opzicht niet groot genoeg zijn. Ook zonder
schuld van de jongens, wikkelden sommige ouders uit onnozelheid kledingstukken,
die ze hun jongens toezonden, in ongodsdienstige kranten. Valse vrienden de-
den soms al het mogelijke om de opgenomen jongens onzedelijke romannetjes en
andere geschriften van dezelfde aard in handen te spelen. Met de grootste aan-
dacht werd daarom controle uitgeoefend in de portiersloge en werden koffers en
pakjes nauwkeurig onderzocht.
Wie in de loop van het jaar andere boeken van thuis ontvangen of aange-
schaft had zonder eerst verlof te vragen, moest deze ogenblikkelijk voorleggen om
onderzocht te worden, waarna ze ingeschreven werden op de lijst van ontvangen
goederen, die door de Overste werd bewaard. Wanneer bij een jongen een boek ont-
dekt werd dat hij stiekem bewaarde, en dat niet deug- de, werd het niet alleen
in beslag genomen, maar werd deze leerling boven- dien een ernstige daad van
ongehoorzaamheid aangerekend. Zulke jongens bedierven daardoor niet zelden hun
hele levensloop, daar Don Bosco heel streng was tegenover de bezitters van der-
gelijk vergif. Die algemene bepaling is misschien in dat jaar (1855) in werking
getreden, daar de eerste lijsten, die in de archieven bewaard worden, uit die
tijd stammen. We bezitten ook die van Domenico Savio. Aan dit gebruik werd ook
later steeds de hand gehouden, omdat de slechte lectuur de ondergang betekent van
de moraal en van de geestelijke roepingen.
Wanneer dus de boekenlijst van de jongens nagegaan was, en hun die boeken
afgenomen waren die voor hen niet geschikt waren, de werkzaamheden en het pro-
gramma van de studie vastgesteld, werden in het begin van november de klassen voor
de gregoriaanse zang ingedeeld. "Don Bosco", zo zegt de theol. Piano, "die wilde
dat allen die zouden leren, kwam iedere avond hulp bieden bij de afzonderlijke
lessen."
Don Bosco had intussen het besluit genomen de interne scholen van het Ora-
torio te vestigen. De beste lessen waren die van professor Bonzanino voor de gram-

23.3 Page 223

▲back to top
- V/219 -
matica, en van prof. Don Picco voor de retorica; maar het komen en gaan was vol
zedelijke gevaren, door wat de jongens onderweg zagen en hoorden. In de lijn van
zijn gewone voorzichtigheid, bestemde hij in het begin van november de zaal van
de vroegere kapel voor de ene school; vervolgens verwees hij de jongens die tot de
derde klas gymnasium behoorden voor hun onderricht naar de seminarist Giovanni
Francesia die, 17 jaar oud, op voortreffelijke wijze zijn Latijnse studie volein-
digd had. Hij had tegelijkertijd zijn filosofische, theologische en literaire
studies moeten voort- zetten. Maar Don Bosco kende de geestelijke en morele
waarde van Francesia en ook van de andere seminaristen, die hij te zijner tijd
voor het onderwijs bestemd had. Op verschillende wijzen had hij hen met soortge-
lijke en andere bezigheden op de proef gesteld; en schertsend deed hij hen opmer-
ken dat de grote redenaars, geschiedkundigen en dichters van het Romeinse volk
een groot deel van hun leven hadden moeten doorbrengen op het slagveld, in het ge-
woel van het gerechtshof, in het staatsbedrijf, en op verschillende wijzen ge-
slaagd waren door de beoefening van elke afzonderlijke gave.
Wat het lesgeven en studeren tegelijkertijd betrof, herinnerde Don Bosco
aan de grondregel van de H. Franciscus van Sales: - "Wil je leren? Studeer dan met
veel ijver. Wil je veel leren? Zoek dan iemand die je onderricht. Wil je heel
veel leren? Geef dan les in dat wat je gaat leren." - En de schitterende resulta-
ten van Don Bosco's leraren, verkregen door de geestdriftige toepassing daarvan,
toonden de waarheid van die beginselen. En verder was een dergelijke manier van
doen nodig omdat God het wilde.
De seminarist Giovanni Battista Francesia, vertrouwend op de hulp des He-
ren, begon vol moed zijn lessen en verkreeg goede resultaten, omdat hij, die ge-
leerd heeft te gehoorzamen, bevelen kan en macht heeft over de wil van anderen.
Met de geest van liefde, geleerd van Don Bosco, gemoedelijk en welwillend, ge-
duldig, wist hij de jongens lief te hebben en zich bij hen bemind te maken. Hij
had in dat jaar ook het geluk Domenico Savio tot leerling te hebben, die door zijn
aanhoudende ijver in de studie verdiend had tot de besten te worden bevorderd.
De studenten van de lste en 2de klas gymnasium en die van de poësis en
retorica, bleven de particuliere scholen in Turijn volgen.
De seminaristen van het Oratorio echter gingen, nadat zij waren inge-
schreven op de lijst van de diocesane clerus, geregeld de lessen volgen van de
professoren van het seminarie. Don Bosco had bij de curie gevraagd, dat de semi-
narist Francesia daarvan zou worden vrijgesteld omdat hij op die uren in beslag
genomen werd door zijn Latijnse klas; hij beloofde echter dat hij zich met zijn
kameraden aan het examen zou onderwerpen. De curie antwoordde dat zij zich niet
gerechtigd achtte een dergelijke ontheffing te verlenen, en dat de seminarist
Francesia daarom ofwel regelmatig de school zou moeten volgen, ofwel van de
geestelijke carrière zou moeten afzien.
Don Bosco gaf deze heren toen als antwoord: "Welnu, dan zal ik de Aartsbis-
schop om deze gunst verzoeken. Doch wilt u zo goed zijn monseigneur intussen niets
te laten weten over ons meningsverschil, voordat ik hem heb geschreven." - Dat be-
loofden ze en ze hielden ook woord en uit Lyon verkreeg hij de verlangde toestem-
ming.
De drukkerij Ribotta legde intussen de laatste hand aan vier afleve-
ringen, bestemd voor de maanden december en januari. Het waren de Verhandelingen
over het H. Sacrament van de Eucharistie, door Pater Carlo Filippo da Poirino, Capu-
cijn.

23.4 Page 224

▲back to top
- V/220 -
Achtereenvolgens stelde deze vrome kloosterling in zijn geschrift de god-
deloosheid, de oneerlijkheid en de ondankbaarheid van de protestanten tegenover
Onze Heer Jezus Christus in het licht.
Tegelijkertijd bereidde Don Bosco een Korte Catechismus voor de kinderen
voor, ten gebruike van de diocesen van Turijn, voorafgegaan door morgen- en
avondgebeden. In het avondgebed nam hij het driemaal herhaalde schietgebed op:
Lieve Moedermaagd Maria, help mij mijn ziel redden! wat niet voorkwam in de
eerste uitgave van de Giovane Provveduto uit 1847.
De gebeden werden gevolgd door een samenvatting van de Kerkgeschiedenis
in de vorm van een dialoog, verdeeld in veertien hoofdstukjes, waarvan de laat-
ste tot titel droegen: Het bestuur van de Kerk, en Redelijkheid van het christe-
lijk geloof. Daarna volgde er een uittreksel uit de catechis- mus voor degenen
die zich voorbereidden op het ontvangen van de drie sacra- menten: het H. Vorm-
sel, de Biecht en de Heilige Communie, onderverdeeld in negen lessen. Tot slot
bereidde hij de kleine catechismus voor de bisdommen voor, waarin hij aan het
vierde van de Tien Geboden de woorden toevoegde: opdat ge lang moogt leven op
aarde.
Toen hij klaar was met zijn werk, stuurde hij het manuscript met een bege-
leidend schrijven aan kanunnik Vogliotti, rector van het Seminarie en diocesaan
Provicaris.
"
Hoogeerwaarde Heer Rector,
"
Morgen zal ik de seminarist Reviglio met een metgezel sturen
" voor de dienst in de Kerk van de H. Johannes. Vraagt U maar gerust,
" ik zal steeds alles doen wat ik kan om aan Uw wensen tegemoet te ko-
" men.
"
Ik ontvang 24 F als gift voor de jonge Cumino. Het zal me ook
" een genoegen doen de beredeneerde mening van U en van de heer Kanun-
" nik Fantolini te vernemen over de Catechismus.
"
De jongen Ellena zou graag naar het seminarie van Chieri wil-
" len gaan, liever dan naar dat van Genua, maar de moeilijkheid is het
" kostgeld. De jongen is braaf en zijn gelijkmoedige, ordelijk en voor-
" beeldig gedrag doet het beste van hem verwachten. Wanneer U hem kunt
" helpen, minstens voor de twee jaren dat zijn broer nog in het se-
" minarie verblijft, en hem een klein kostgeld kon verstrekken, zou
" hij ingekleed kunnen worden als seminarist en zich onmiddellijk daar-
" heen begeven waar U hem zoudt willen heenzenden.
"
Met eerbied en dankbaarheid verblijf ik,
"
"
Uw dw. dienaar,
"
Giovanni Bosco, pr.
Kanunnik Vogliotti, aartsbisschoppelijk censor, verleende op 3 december
1855, in opdracht van Mgr. de Aartsbisschop, goedkeuring aan de Kleine Catechismus
van Don Bosco, met het voorstel van enkele kleine verbeteringen die trouw werden

23.5 Page 225

▲back to top
- V/221 -
aangebracht. Ook dit keer was de vervanging van het woord vrouw door persoon
(1) in het negende gebod niet toegelaten, omdat men geen verandering wilde
aanbrengen in een tekst, die jaren geleden door het kerkelijk gezag was vast-
gesteld.
Tegelijk met deze catechismus liet Don Bosco door de drukkerij De Agostini
8.000 exemplaren drukken van een geschrift ter ere van de Onbevlekte Ontvangenis,
met een omvang van 4 bladzijden, klein formaat, een geschrift dat hij later opnam
in de Giovane Provveduto. Tevens werden er 1.000 prentjes van de Onbevlekte Ont-
vangenis gedrukt; en het feest van 8 december was zo plechtig als hij maar ver-
langen kon.
Het naderende kerstfeest herinnerde hem aan zijn plicht van dankbaarheid
tegenover de weldoeners van zijn jongens en hij schreef onder meer aan de ver-
dienstelijke mevrouw de markiezin Maria Fassati die zich toen in Borgo bevond.
"
Mevrouw de Markiezin,
"
"
De arme jongens, opgenomen in het huis van het Oratorio van
" de H. Franciscus van Sales, danken U langs deze weg voor het brood
" dat U hun in Uw goedheid hebt willen verstrekken en zij verenigen zich
" met mijn wensen voor een overvloedige zegen des hemels, die bij ge-
" legenheid van het komende kerstfeest over U moge neerdalen.
"
Om onze dankbaarheid tot uitdrukking te brengen zijn we het
" volgende overeengekomen: Ik zal de nachtmis tot Uw intentie opdragen,
" en de jongens zullen ze met hetzelfde doel voor U bijwonen. U kunt
" dus naar eigen oordeel de verdiensten verdelen van een voor U opge-
" dragen plechtige mis en van ongeveer vierhonderd - doch ik denk meer
" - gehoorde missen. Laat U daarvan het deel dat U goeddunkt ten goede
" komen aan de Heer Markies Fassati en aan mijnheer de Graaf en de fa-
" milie De Maistre.
"
Ik beveel u allen aan bij het Jezuskind en bij zijn Onbevlekte
" Moeder. Laat U intussen niet na voor mij te bidden, opdat ik in alle
" opzichten de heilige wil van God moge volbrengen. Zo zij het.
"
" Turijn, 22 december 1855.
Uw onderdanige dienaar,
"
Bosco G., pr.
Niettemin werd de vreugde van het kerstfeest verstoord door nieuwe gevaren,
die de goede opvoeding van de Turijnse jeugd bedreigden. Op 27 december 1855 ont-
nam het gemeentebestuur aan de Broeders der Christelijke Scholen de openbare
scholen; hoewel erkend werd dat zij volkomen getrouw hun plichten vervuld had-
den. Aan de voorwendsels die aangevoerd werden om deze belediging een wettelijk
tintje te geven, was een gebeurtenis in Racconigi waarschijnlijk niet vreemd. Daar
hadden de Ignorantelli (2) een school, en aan enkele leerlingen hadden ze het boek
(1) In het Italiaans luidt het 9de gebod: Non desidorare la donna d’altri. Don Bosco
verlangde het te veranderen in: Non desiderare la persona d’altri.
(2) Zie Nota's deel III.

23.6 Page 226

▲back to top
- V/222 -
van baron di Nilinse gegeven met de titel: De goederen van de Kerk, hoe ze geroofd
werden en wat de gevolgen daar- van zijn, uitgegeven in de Katholieke Lectuur. We-
gens dat vergrijp had de minister van openbaar onderwijs de burgemeester van Rac-
conigi direct opdracht gegeven de broeders de bevoegdheid tot het geven van onder-
wijs te ontnemen, met de waarschuwing dat de school anders zou worden gesloten.
De broeders werden dus ontslagen uit de openbare scholen, en dat deze bra-
ve kloosterlingen nog in Turijn bleven om de kinderen uit het volk op te voeden,
kwam alleen doordat de directie van de Mendicità Istruita (1) hen in enkele van
hun huizen handhaafde.
kwamen tegen hun bisschoppen, zij allen begonnen benoemd te worden tot voorzitters
van schoolbesturen of directeurs van onderwijsinstellingen, en als leraren en
schoolmeesters op de katheders plaats te nemen.
(1) Zie nota's deel III.

23.7 Page 227

▲back to top
- V/223 -
HOOFDSTUK XXXI
DON BOSCO EN ZIJN LEERLINGEN - WONDERBAARLIJKE
VERANDERINGEN VAN LEVENSGEDRAG - BEKERING VAN EEN KLEINE
ONGELOVIGE - EEN UITGEKOMEN VOORSPELLING OVERWINT EEN
HALSSTARRIG GEMOED.
De maanden november en december werden door Don Bosco besteed aan het ge-
reedmaken van de akker in het Oratorio, opdat in de loop van het jaar in de har-
ten het zaad van de meest uitgelezen deugden tot ontkieming zou komen. Hijzelf
ving de jongens op, deed zijn best, hun genegenheid en hun hele ver- trouwen te
verwerven, en hij bracht hen ertoe een goede biecht te spreken; hun zielen gingen
voor hem open als de bloemen voor de zon in de ochtend. Gedurende die maanden
zorgde hij er heel in het bijzonder voor, zoveel mogelijk temidden van zijn ge-
liefde jongens te verblijven, om hen vastberaden op de weg van het goede te brengen.
De werking van de goddelijke genade, die hem steeds vergezelde, was won-
derbaarlijk. Tal van brave en onschuldige jongens schenen door de veelvuldige
communie de H. Aloysius in zuiverheid van levenswandel te evenaren! Anderen, die
in hun dorpen in de klauwen van de duivel gevallen waren, veranderden innerlijk
heel hun gedrag en in godsvrucht wedijverden zij met de besten! De kracht van het
sacrament van de biecht was zonneklaar. Door ingewortelde gewoonten ongelukkig
levende jongens, waren na de eerste biecht in het Oratorio als het ware herboren
en zelfs voor tal van jaren van iedere bekoring bevrijd! Wee hun echter, wanneer
zij, misbruik makend van de genade, zich in een of andere gevaarlijke gelegenheid
begaven. Dat zijn we te weten gekomen door de bekentenis van heel velen. Er waren
er onder deze beklagenswaardigen, doordrenkt van de antichristelijke geest van de
wereld, die door Don Bosco op proef werden aangenomen en soms hun intrede deden op
grond van leugenachtige aanbevelingen. In hen was de boosaardigheid soms veel grot-
er dan hun leeftijd kon doen aannemen. En Don Bosco? Don Bosco nam niet hals over
kop een beslissing, hij wapende zich met een ijverige geest van opoffering en leg-
de er zich voorzichtig op toe, deze zielen tot God te brengen. En heel dikwijls
werd zijn liefde beloond. Gewoonlijk redeneerde hij aldus: "Evenals er geen ondank-
baar en onvruchtbaar terrein bestaat, dat niet door langdurig geduld uiteindelijk
vruchten voortbrengt, zo is het ook met de mens gesteld. Een waarlijk morele on-
dergrond, die, hoe onvruchtbaar en koppig hij ook zijn mag, brengt vroeg of laat
niettemin goede gedachten voort en later deugdzame daden, wanneer een directeur
maar met vurige gebeden zijn krachten voegt bij wat Gods hand verricht in het
ontginnen en vruchtbaar en bloeiend maken van die grond. In iedere jongen, ook de
meest rampzalige, is er ergens een punt dat toegankelijk is voor het goede en het
is de eerste plicht van de opvoeder dat punt te zoeken, deze gevoelige snaar van
het hart te treffen en er zijn voordeel mee te doen."

23.8 Page 228

▲back to top
- V/224 -
Wij hebben al verscheidene malen in de loop van deze gedenkschriften,
hier en daar op deze vasthoudende aandacht van hem gewezen, en tegelijkertijd op
zijn bewonderenswaardige en omzichtige lankmoedigheid; hier zullen we er nog een
ander bewijs van geven. Op een morgen ging Don Bosco van de kerk naar boven,
naar zijn kamer. Op het balkon trof hij een meneer aan die op hem wachtte. Naast
hem stond een jongen, keurig gekleed, met een aardig gezicht, levendige ogen, die
van een ongewone intelligentie getuigden. Toen Don Bosco zijn kamer binnenging,
trad ook de meneer binnen en de jongen bleef buiten tegen het hek van het bal-
kon leunen en keek toe hoe de leerlingen opgewekt op de speelplaats speelden. De
vreemde heer zei tot Don Bosco: - "Hebt u die jongen gezien die ik bij me heb?"
- "Jazeker; ik heb hem gezien en ik vond het een aardige jongen, ik geloof
dat hij een openhartig karakter heeft."
- "Wel, die jongen is mijn zoon, maar u moest eens weten hoeveel zorgen
hij me veroorzaakt!"
- "Hoe is het mogelijk!"
- "Luister. Eerst heb ik hem naar de school in C... gestuurd en vervol-
gens naar die in R... Ik weet niet hoe het allemaal zo gekomen is, maar ik kan u
wel zeggen dat hij zo ondeugend geworden is, dat ik niet meer weet hoe ik hem nog
van aard kan doen veranderen. Hij heeft van alles gelezen, heeft van alles gezien,
spreekt over alles zonder onderscheid mee, en heeft streken van allerlei aard.
Vooral tegen de godsdienst heeft hij een haat, waar ik me geen verklaring van kan
geven, omdat bij ons thuis de godsdienst in hoog aanzien staat en ook beleefd
wordt. Maar er is nog meer. Toen hij met de herfstvakantie van school thuiskwam,
kwam hij thuis binnen, zei vader noch moeder goedendag en toen hij even later
was uitgegaan, bleek hij rechtstreeks naar het café in de buurt gegaan te zijn,
en daar begon hij te biljarten en later te kaarten. Dat duurde tot laat in de
avond... Opmerkingen wenste hij niet te horen, hij gaf brutale antwoorden, wei-
gerde openlijk te gehoorzamen, misprees alle godsdienstoefeningen en wilde van de
kerk niets weten. Zijn moeder en ik zijn er wanhopig door. We weten niet tot wie
we ons moeten wenden. Strenge maatregelen, daar zijn we zeker van, prikkelen
hem alleen maar. Wat moeten we nu doen? 0, Don Bosco! Ik heb u nu de beklagens-
waardige toestand van mijn zoon uiteengezet. Help ons! We hebben gedacht dat al-
leen Don Bosco erin zou slagen hem ietwat te verbeteren. Probeert u het eens! Als
u zo goed zoudt willen zijn hem op te nemen onder uw andere jongens, wie weet of
dat hem niet op de goede weg zou brengen. Uw raadgevingen, de voorbeelden van
zijn kameraden zouden mogelijk van invloed kunnen zijn op zijn bedorven gemoed.
Wilt u hem aannemen?"
Don Bosco bleef enkele ogenblikken in gedachten verzonken, terwijl de be-
zoeker hem met gespannen verwachting aankeek, en eindelijk zei hij:
- "Hoe oud is hij?"
- "Nauwelijks veertien jaar", antwoordde de vader. - Don Bosco dacht weer
na, toen antwoordde hij glimlachend: - "Wel, waarom eigenlijk niet?"
- "0, ja, Don Bosco, neemt u de proef. Ik betaal wat nodig is. Ik kijk op
geen kosten. Met dit werk van naastenliefde maakt u een arme vader en een arme
moeder gelukkig, die zo gebukt gaan onder deze smart, dat niemand het zich kan
voorstellen."
- "Welnu, goed! Graag! Maar wil uw jongen hier blijven?"

23.9 Page 229

▲back to top
- V/225 -
"Laat u, wat dat aangaat, de zorg maar aan mij over. Ik zal hem
nu aan u voorstellen; ondervraagt u hem, spreek met hem, en daarna zal
ik hem het voorstel doen." Toen liet de arme vader de jongen binnenkomen,
die zich onwillig aan Don Bosco voorstelde. Na enkele woorden werd deze
op een beminnelijke manier mededeelzaam. Don Bosco zinspeelde geen enkele
maal op wat hem het meest ter harte ging, dat wil zeggen op het zielenle-
ven van de jongen, maar begon met hem te praten over verschillende dingen
waarvan hij voorzag dat ze hem zouden bevallen, en met die aantrekkelij-
ke manier van doen die hem zo eigen was, wist hij de jongen zo te boeien
dat deze er helemaal door betoverd raakte. Hij lachte, stelde wedervragen,
vertelde en begon genegenheid voor Don Bosco te krijgen.
Bij het weggaan zei zijn vader hem: "Wel, jongen, bevalt Don Bosco
je?"
- "Of hij me bevalt? Hij heeft me zoveel moois verteld! Ik heb nog
weinig zulke goede en beminnelijke mensen gezien als hij! Wat een ver-
schil met de andere priesters die ik in die kloosterscholen heb leren ken-
nen! En bovendien heeft hij me geen ogenblik over godsdienst gesproken.
Ik ben werkelijk blij dat ik met hem gesproken heb." - Op die manier zet-
ten ze hun gesprek nog een poosje voort en toen de vader zag, dat Don
Bosco zo een grote indruk op hem gemaakt had, begon hij hem het plan uit-
een te zetten waar hij mee rondliep, en hij zei hem: - "Je kunt natuur-
lijk niet je studies onderbreken. In het dorp hebben we geen scholen die
voor jou geschikt zijn. Van de school, waar ik je dit jaar heen gestuurd
had, hebben ze me geschreven dat ze geen plaats meer voor je hebben. Wel-
nu, vertel me eens, zou deze school je bevallen? Zou je graag bij Don Bosco
willen blijven?"
- "Daar zal ik geen bezwaren tegen maken."
- "En als ik je nu eens werkelijk hier bij Don Bosco plaats?"
- "Ik heb er van mijn kant niet het minste tegen... alleen...
drie voorwaarden."
onder
- "Laat eens horen."
- "De eerste is dat ze me nooit over de biecht spreken; de tweede,
dat ik niet naar de kerk hoef te gaan, want daar zet ik geen voet; de
derde dat ik kan weglopen als ik wil! Anders niets."
De vader beet zich even op de lippen; maar wetende wie hij voor
had, achtte hij het niet raadzaam zich op dat ogenblik tegen een dergelijk
programma te verzetten. Hij keerde echter naar Don Bosco terug, en, een
weigering vrezend, zette hij ietwat aarzelend de voorwaarden uiteen die
zijn zoon gesteld had. Don Bosco hoorde hem aan zonder een spier van zijn ge-
zicht te vertrekken, en glimlachend antwoordde hij hem: - "Welnu, zeg
tegen uw jongen, dat ik hem aanneem." - De vader was buiten zichzelf van
blijdschap en liet zijn zoon, eveneens voldaan, in het Oratorio achter.
Don Bosco nam hem in behandeling, met zoveel goedheid, alsof het een van
de beste leerlingen gold, maar zonder hem met een enkel woord over de
godsdienst te spreken, daar hij wist dat dat op dit ogenblik nutteloos zou
geweest zijn. Maar de ongelukkige jongen, die ogen en oren had, was wel
gedwongen de godvruchtige voorbeelden van zijn kameraden te zien en de
avondtoespraken en andere vermanende woorden te horen, die Don Bosco tot
de hele gemeenschap richtte. Wanneer in de eerste week de bel het teken
gaf om naar de kerk te gaan, trok de jongen zich onder de gaanderij terug en

23.10 Page 230

▲back to top
- V/226 -
begon daar wat op en neer te lopen en soms profane liedjes te kwelen.
Maar omdat niemand hem terechtwees of hem zei, zich naar de voorschrif-
ten van het huis te voegen, begon hij bijna kwaad te worden over de onverschillig-
heid waarmee de anderen hem schijnbaar bejegenden, omdat die zich niets schenen
aan te trekken van wat hij deed of niet deed; ook begon hij de eenzaamheid verve-
lend te vinden waartoe hij zichzelf op die tijden veroordeelde. Vervolgens be-
sloot hij, ook een beetje uit nieuwsgierigheid, de kerk eens binnen te gaan. Zon-
der ook maar even blijk te geven, de heiligheid van de plaats te erkennen, stelde
hij zich staande in een hoekje op en keek naar zijn kameraden die baden, naar de
biechtstoel die door penitenten omgeven was, en naar degenen die te communie gin-
gen. - "Imbecielen"! gromde hij zachtjes, maar toch zo dat de een of ander hem
horen moest: "Imbecielen." - Op die manier wilde hij zeker laten zien dat hij een
onafhankelijke geest bezat, en misschien probeerde hij ook zich te verzetten
tegen een nieuw gevoel dat zich een weg baande naar zijn hart, en waartegen hij
zich tot het uiterste wenste te verzetten. Zo ging het een beetje door; hij bleef
naar de kerk gaan, maar steeds met een onverschillige of misprijzende uitdrukking
op zijn gezicht. Enkele jongens echter van de oudsten uit de compagnie van de H.
Aloysius, en de standvastigsten in de deugd hadden hem in hun kring opgenomen,
praatten met hem en maakten grapjes om hem tot hun vriend te ma- ken en om hem
af te houden van wat ergernis zou hebben kunnen geven. Don Bosco intussen bad en
liet voor hem bidden.
De raadgevingen van zijn nieuwe en oprechte vrienden, sommige woorden
van Don Bosco, die een onuitwisbaar spoor in zijn hart achterlieten, deden hem
langzamerhand verstandiger worden. Hij was zoveel van Don Bosco gaan houden, dat
het hem was, alsof hij niet meer zonder hem kon leven. Hij begon bij zichzelf
te denken: "Mijn kameraden gaan naar de kerk, biechten, gaan te communie, zijn
vrolijk en amuseren zich naar hartelust! En ik..." - Hij dacht ernstig na, nam
een besluit, ging naar de kerk met de andere jongens van zijn klas en bad.
En kijk, op zekere dag zag men hem aarzelend de biechtstoel van Don Bos-
co naderen en knielen. Toen hij aan de beurt was biechtte hij en keerde als een
ander mens uit de biechtstoel terug, de ogen nat van tranen. Zijn gezicht, dat van
nature al mooi was, had een dergelijke uitdrukking aangenomen, dat het op dat van
de H. Aloysius leek. Toen hij in de kerk op zijn plaats was teruggekeerd, bad hij
langdurig, biechtte nog eens twee of drie maal en ging eindelijk met veel gods-
vrucht te communie.
Van dat ogenblik af behoorde hij tot de voorbeeldigste leerlingen.
Een soortgelijk geval werd afgesloten tegen het einde van de maand decem-
ber. Een der studenten was van de herfstvakantie teruggekeerd en het bleek dat de
vakantie hem veel kwaad gedaan had. Wat was hij veranderd! Toen Don Bosco alle
middelen had aangewend, die zijn ijver hem vermocht in te geven, was hij tenslot-
te verplicht aan de vader betreurenswaardige mededelingen te doen.
"
Turijn, 17 december 1855.
"
Zeer Geachte Heer,
"
"
In de afgelopen jaren schreef ik U telkens om u goed nieuws

24 Pages 231-240

▲back to top

24.1 Page 231

▲back to top
- V/227 -
" mee te delen over Giovanni. Ditmaal om u slecht nieuws mee te delen.
" Sinds hij uit vakantie is teruggekomen kan ik van hem niets meer ge-
" daan krijgen.
"
Van vroomheid wil hij niet meer weten; 's morgens is hij niet
" meer uit zijn bed te krijgen, en als hij opstaat, gaat hij niet naar
" de kerk. Hij loopt zonder toestemming het huis uit. Op school brengt
" hij er niet veel van terecht. En wat nog het ergste is, hij luistert
" niet meer naar mijn raad. Kortom, ik zie hem tot een punt genaderd,
" waarop hij mij ernstige zorgen baart en U veel onaangenaamheden.
"
Het lezen van bepaalde kranten in de loop van de laatste vakan-
" tie heeft hem volkomen het hoofd op hol gebracht en God geve dat ze
" zijn gemoed niet bedorven hebben. Wilt u hem een brief schrijven
" waarin u hem de les leest over zijn slecht gedrag en hem zegt, dat
" wanneer hij zich niet betert, ik mij voor het onaangename feit ge-
" steld zal zien dat ik hem niet langer meer in huis kan houden. Ik heb
" gemeend er goed mee te doen u op de hoogte te stellen, alvorens de
" zaken een ernstiger wending nemen.
"
Mijn waarde heer! Als u toch eens wist wat een betreurenswaar-
" dig zaad de slechte lectuur is in de harten van de jeugd! Ik zal niet
" nalaten al het mogelijke voor uw jongen te doen. Laten wij alles over
" aan Onze-Lieve-Heer, en aanvaard inmiddels mijn oprechte blijken van
" eerbied.
"
Uw dw. dienaar,
"
Bosco Gio. pr.
De jongen kreeg een brief van zijn vader waarin hem ernstige verwijten ge-
maakt werden en vermaningen gegeven, maar de zoon trok er zich niets van aan.
Wat de zaak voor hem nog erger maakte was, dat hij op de lijst van ontvangen boe-
ken, die hij bij het begin van het jaar moest inleveren, enkele boeken had weg-
gelaten die van het grootste gevaar waren voor zijn onervaren leeftijd. Toen
Don Bosco van zijn boosaardig bedrog op de hoogte kwam, schreef hij andermaal
aan de vader van de jongen:
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Uw brief, samen met wat ik tegen uw zoon Giovanni heb gezegd,
" maakten niet de minste indruk op hem. Ik heb hem op dit ogenblik hier
" in mijn kamer ontboden en heb hem gezegd wat ik te weten ben gekomen.
" Hij zwijgt en zegt niets, of vertelt me een serie leugens. Hij heeft
" de schandelijkste boeken gelezen die verboden zijn en waarop excom-
" municatie staat; en dat ook gedurende de mis en de preek.
"
Morgen, 24 december, gaat hij naar huis zegt hij; besluit u
" maar wat u wilt; ik kan hem niet meer in huis hebben. Zijn leraar
" heeft me laten weten, dat hij hem niet meer op school wil hebben ten-
" zij met een brief. De redenen zijn dat hij weinig studeert en dikwijls
" van school wegblijft.
"
Het spijt mij ten zeerste u dit te moeten berichten, maar ik
" wil u niet om de tuin leiden. Wanneer ik op een of andere manier iets
" voor hem doen kan, kunt U niettemin op mij rekenen en ik verblijf in-
" middels van ganser harte,
" Turijn, 23 december 1855
"
"
Uw dw. dienaar,
Bosco Gio., pr.

24.2 Page 232

▲back to top
- V/228 -
Dit geval scheen hopeloos. En toch was het dat niet. In het Oratorio
leefde men, en daar waren allen van overtuigd, in een atmosfeer, waarin het bo-
vennatuurlijk goddelijke voelbaar aanwezig was. Op de 24ste december ging er een
voorzegging in vervulling, die Don Bosco ongeveer twee jaren van tevoren had
gedaan, en die de gemoederen van al de leerlingen voortdurend in spanning had
gehouden, in afwachting van haar vervulling. Niemand kon aan de klaarblijkelijk-
heid van het geval tornen. We zullen het daar in het volgende hoofdstuk nader over
hebben. Maar onze jongen kreeg er een hevige en heilzame klap door; hij vroeg
vergiffenis en werd door Don Bosco in het Oratorio gehouden. Daarna veranderde
zijn gedrag volkomen en hij bleef daarin standvastig.

24.3 Page 233

▲back to top
- V/229 -
H O O F D S T U K XXXII
DE DROMEN VAN DON BOSCO BEOORDEELD DOOR DON CAFASSO -
DE DROOM VAN DE TWEEENTWINTIG MANEN - DOOD VAN SECONDO GURGO
- DEVOTIE VAN DON BOSCO VOOR DE ZIELEN IN HET VAGEVUUR -
DOOD VAN CAMILLO GAVIO - OOK DE VOORSPELLINGEN OVER HET
EINDE VAN VERSCHILLENDE JONGENS WORDEN BEWAARHEID.
De jongens van het Oratorio waren er al van overtuigd dat Don Bosco
van de Heer buitengewone geestelijke gaven had verkregen. Hij had hun, onder meer,
de dood voorspeld van verschillende personen, evenals andere toevallige en, men-
selijk gesproken, niet te voorziene gebeurtenissen. Maar in het jaar 1854 kwa-
men zij steeds meer onder de indruk, toen hij dromen begon te vertellen die
men werkelijk kon omschrijven als hemelse visioenen, omdat God daarin aan Don
Bosco inderdaad liet zien wat Hij van hem en van de jongens wilde en vooral wat
tot de geestelijke vooruitgang van het Oratorio zou strekken. Don Bosco kende
aan deze dromen een grote betekenis toe, weliswaar getemperd door een oprechte
nederigheid, want het was duidelijk dat hij, wanneer hij er tot de jongens over
sprak, daar geen enkele glorie voor zich- zelf in zocht. En zelfs wanneer hij er-
over begon te spreken, koos hij steeds, om van zichzelf iedere schaduw van ver-
dienste of uitverkiezing verre te houden, van twee gedachten de meest gewone en
die welke het minst geëigend was om zichzelf te verheffen, en dikwijls nam hij
zijn toevlucht tot een grappige beschrijving en verborg hij de opvallendste
punten, die zich daardoor aan wie naar hem luisterden als heel gewoon en van-
zelfsprekend voordeden.
Het belang ervan toonde Don Bosco echter met feiten aan, want in die
gevallen spaarde hij zich geen moeite, door te preken, biecht te horen en gehoor
te verlenen, ook aan jongens afzonderlijk, die hem kwamen vragen wat hij wist
over hun heden of toekomst. De steevaste uitwerking van dergelijke mededelingen
was een heilzame vrees voor de zonde, zoals niet bereikt zou zijn geworden door
een retraite. Allen biechtten bijzonder berouwvol, velen spraken een generale
biecht en het aantal communies werd veel groter, tot onbeschrijflijk voordeel van
de zielen. En dat kon wel niet anders wanneer men zag dat de voorspellingen uit-
kwamen en hij de harten doorgrondde.
- "Niettemin", zo vertelde ons Don Bosco, toen hij eens een vertrouwe-
lijk, vriendschappelijk gesprek met ons had, "niettemin hechtte ik in de eerste
jaren aan die dromen slechts aarzelend het geloof dat ze verdienden. Dikwijls
schreef ik ze toe aan grillen van de fantasie. Bij het vertellen van die dro-
men, het voorspellen van een nabije dood en van de toekomst, voelde ik me
meermalen in onzekerheid verkeren, daar ik bang was het niet goed begrepen te
hebben en vreesde onwaarheden te vertellen. Daarom biechtte ik bij Don Cafasso
enkele keren die, volgens mij, gewaagde manier van spreken. De heilige piester

24.4 Page 234

▲back to top
- V/230 -
hoorde me aan, dacht even na en zei me toen: "Van het ogenblik af dat wat u zegt
uitkomt, kunt U gerust zijn en door- gaan." - "Toen echter nog maar enkele jaren
later de jonge Casalegno stierf en ik hem in de kist zag liggen, welke op twee
stoelen in de galerij stond, precies zoals in mijn droom, en ik wist hoezeer Don
Cagliero zich beijverd had om dat te voorkomen zonder echter daarin te slagen,
toen aarzelde ik niet meer, te geloven dat deze dromen waarschuwingen van Onze-
Lieve-Heer waren."
Over deze droom zullen we te zijner tijd nog spreken; thans nemen wij de
draad van onze geschiedenis weer op.
In maart 1854 riep Don Bosco op een zondag na de vespers alle interne
leerlingen bij zich in de achterste sacristie, en zei dat hij hun een droom wilde
vertellen. Onder de aanwezigen bevonden zich ook de jongens Cagliero, Turchi, An-
fossi, de seminaristen Reviglio en Buzzetti, uit wier mond wij het verhaal ge-
hoord hebben. Allen waren ervan overtuigd dat Don Bosco onder de naam van droom
de openbaringen verborg die hij van de hemel kreeg.
De droom was als volgt. - 'Ik bevond me met jullie op de speelplaats en
ik was blij, jullie zo levendig, opgewekt en vrolijk te zien. Sommigen sprongen,
anderen schreeuwden of renden. Opeens zie ik dat er een van jullie uit een deur
van het huis naar buiten komt en midden tussen zijn kameraden begint te lopen,
met een soort cilinder, een soort van tulband, op het hoofd. Deze was door-
schijnend, van binnen helemaal verlicht; en in de vorm van een grote maan, waar-
in precies in het midden het getal 22 geschreven stond. Stomverbaasd probeer ik
tot bij hem te komen om hem te zeggen die carnavalsdwaasheid achterwege te laten.
Maar plots, terwijl de lucht donker wordt, loopt de speelplaats leeg, alsof er
een teken met de bel gegeven was, en ik zie al de jongens onder de zuilengang
van het huis op een rij staan. Ze zagen er erg bevreesd uit, en tien of twaalf
van hen hadden een gezicht, dat door een vreemde bleekheid getekend was. Ik loop
naar die jongens toe om hen van dichtbij te bekijken; en ik zie onder hen
ook de jongen die de maan op zijn hoofd droeg, en hij is bleker dan de ande-
ren; van zijn schouders hangt een lijkkleed naar beneden. Ik ga naar hem toe om
hem te vragen wat dat vreemde schouwspel te betekenen heeft, maar er is een hand
die me tegenhoudt, en ik zie een onbekende met een ernstig gezicht en een edel
voorkomen, die me zegt: "Luister eens naar me, voordat je naar hem toe gaat hij
heeft nog 22 manen de tijd, en eer die om zijn sterft hij. Houd hem in het oog
en bereid hem voor! - Ik wil hem een verklaring vragen van wat hij zegt en van
zijn plots verschijnen, maar ik zie niemand meer. Die jongen, mijn beste kin-
deren, ken ik en hij is onder jullie!"
Een levendige schrik maakte zich van alle jongens meester, temeer omdat
het de eerste keer was dat Don Bosco in het openbaar en op een nogal plechtige
wijze de dood van iemand uit het huis aankondigde. De goede vader moest dat wel
merken en vervolgde: - "Ik ken hem en hij is onder jullie, die jongen van de ma-
nen. Maar ik wil niet dat jullie angstig zijn. Het is een droom, zoals ik jullie
gezegd heb, en jullie weten dat men aan dromen niet altijd geloof moet hechten.
Hoe het ook zij, in ieder geval is dit zeker, dat we steeds voorbereid moeten
zijn, zoals de goddelijke Zaligmaker ons in het heilig Evangelie voorhoudt, en
geen zonden bedrijven; dan boezemt de dood ons geen vrees meer in. Blijft allen
braaf, beledigt de Heer niet, en ik zal intussen opletten en die van het num-
mer 22 in het oog houden, want dat betekent 22 manen, ofwel 22 maanden; en ik
hoop dat hij een goede dood sterft."

24.5 Page 235

▲back to top
- V/231 -
Die aankondiging, al mocht zij aanvankelijk de jongens ook verschrikt heb-
ben, had naderhand echter een heel goede uitwerking, omdat allen er wel voor zorg-
den in Gods genade te blijven, denkend aan de dood, en intussen de manen aftellend
naargelang zij voorbijgingen. Af en toe vroeg Don Bosco hun: "Hoeveel manen zijn er
nog?" - En hij kreeg als antwoord: "Twintig, achttien, vijftien, enzovoort." -
Soms gingen de jongens, die scherp op al zijn woorden letten, naar hem toe om
hem te vertellen, hoeveel manen er al verstreken waren, en probeerden voor-
tekenen te onderkennen, te gissen, maar Don Bosco zweeg. De jongen Piano, die
in de maand november 1854 als student in het Oratorio was gekomen, hoorde spreken
over de negende maan, en hij kwam van zijn metgezellen en oversten te weten wat
Don Bosco had voorspeld. En ook hij zoals alle anderen, lette goed op.
Het jaar 1854 liep ten einde, vele maanden van 1855 gingen voorbij en
het werd oktober, dat wil zeggen de twintigste maan. Cagliero, al seminarist ge-
worden, was opgedragen toezicht te houden in de drie naast elkander gelegen ver-
trekken in het oude huis Pinardi, die tot slaapzaal dien- den voor een afdeling
van de jongens. Onder hen bevond zich een zekere Secondo Gurgo uit Pettinengo bij
Biella. Hij was zeventien jaar, zag er knap en fors uit, een toonbeeld van bloei-
ende gezondheid. Wat alle hoop op een lang leven tot in hoge ouderdom wettigde.
Zijn vader had hem bij Don Bosco aanbevolen om hem in huis te nemen. Hij speelde
goed piano en orgel, studeerde van de morgen tot de avond muziek en verdiende een
mooie stuiver met het geven van lessen in Turijn. In de loop van het jaar had Don
Bosco nu en dan aan de seminarist Cagliero gevraagd, naar het gedrag van de jon-
gens over wie hij het toezicht had. Daar had hij een bijzondere bedoeling mee. In
oktober riep hij hem bij zich en zei hem: "Waar slaap jij eigenlijk?"
- "In het achterste vertrek", antwoordde de seminarist Cagliero "en van-
daar houd ik toezicht over de andere twee."
"En zou het niet beter zijn als je je bed in de middelste kamer plaatste?"
- "Zoals u wilt, maar ik moet opmerken dat de twee andere vertrekken droog
zijn, terwijl in het tweede een wand gevormd wordt door een muur van de kerktoren.
Daardoor is het daar wel een beetje vochtig: de winter komt nu aan en ik zou me
er iets op de hals kunnen halen. Bovendien kan ik, van waar ik nu ben, de jongens
van mijn slaapzaal beter overzien."
"Ik weet dat je toezicht over hen kunt houden, maar het is toch beter,"
antwoordde Don Bosco, "dat je de middelste kamer neemt. " - De seminarist Caglie-
ro gehoorzaamde, maar na een poosje vroeg hij Don Bosco verlof zijn bed te mogen
overbrengen naar de eerste kamer. Don Bosco gaf geen toestemming, maar zei hem: -
"Blijf waar je bent en wees maar niet bang dat je gezondheid iets te lijden zal
hebben."
De seminarist Cagliero berustte erin, en enkele dagen erna vroeg Don Bosco
hem: "Met hoeveel zijn jullie in je nieuwe kamer?"
Hij antwoordde: "We zijn met ons drieën: ik, de jongen Secondo Gurgo,
Garovaglia en de piano, dat maakt vier."
- "Goed", zei Don Bosco; "dan zijn jullie met drie muzikanten, en Gurgo
kan jullie pianoles geven. Zorg dat je goed op hem let." - En meer zei hij niet.
De seminarist was nieuwsgierig geworden en dacht er het zijne van. Daarom begon
hij Don Bosco enkele vragen te stellen, maar deze onderbrak hem zei: "Het waarom

24.6 Page 236

▲back to top
- V/232 -
hoor je later wel." - Het geheim was, dat in die ka-mer de jongen van de 22 manen
lag.
In het begin van december was er niemand ziek in het Oratorio, en toen Don
Bosco 's avonds na de gebeden de preekstoel beklommen had, deelde hij mee dat een
van de jongens voor het kerstfeest zou komen te sterven. Door deze nieuwe voor-
spelling en ook omdat de 22 manen bijna verstreken waren, heerste er grote angst
in huis. Men herinnerde zich voortdurend de woorden van Don Bosco en vreesde dat
ze zouden uitkomen.
Don Bosco had in die dagen de seminarist Cagliero nog eens bij zich geroe-
pen en hem gevraagd of Gurgo het goed maakte en of hij, als hij in de stad muziek-
les gegeven had, op tijd thuiskwam. Cagliero antwoordde hem dat alles in orde was
en dat er niets bijzonders uit zijn afdeling te melden viel. - "Uitstekend! Dat
doet me genoegen, zorg er voor dat ze allemaal braaf zijn, en waarschuw me als er
iets voorvalt." - Dat zei Don Bosco hem, zonder daar verder iets aan toe te voe-
gen.
En plots, tegen het midden van december, wordt Gurgo door een heftige en
zo gevaarlijke koliek overvallen dat hem, op aanraden van de inderhaast bij hem
ontboden dokter, de heilige Sacramenten worden toegediend. Acht pijnlijke dagen
duurde de ziekte en nam toen een beter verloop, dank zij de zorgen van dokter
Debernardi, zodat Gurgo als herstellende het bed mocht verlaten. De ziekte was zo
goed als verdwenen en de dokter herhaalde dat de jongen er goed vanaf gekomen was.
Maar intussen was de vader van de jongen gewaarschuwd, omdat Don Bosco, daar er
nog niemand gestorven was in het Oratorio, de jongens het schouwspel van een
droevige begrafenis wilde besparen. De noveen voor het kerstfeest was begonnen en
Gurgo, die bijna genezen was, rekende erop met het kerstfeest naar huis te kunnen
gaan. Niettemin, toen men Don Bosco ging vertellen hoe goed hij het maakte, was
het, alsof hij dat niet geloofde. De vader van de jongen kwam, en toen hij zijn
zoon in goede toestand aantrof en hij verlof gevraagd en gekregen had, ging hij
een plaats bestellen in de reiswagen om hem de volgende dag mee te nemen naar
Novara, en vervolgens naar Pettinengo, opdat hij daar weer volkomen gezond zou
worden. Het was zondag, 23 december. Diezelfde avond kreeg Gurgo echter erge trek
in een beetje vlees, een spijs die de dokter verboden had. Met het idee hem te
laten aansterken ging de vader vlees kopen en liet het koken in een koffieketel.
De jongen dronk de bouillon en at het vlees, dat beslist half gaar en half gekookt
moest zijn en misschien meer was dan noodzakelijk. De vader trok zich terug. De
ziekenoppasser en Cagliero bleven in de kamer achter. Plotseling, op een gegeven
ogenblik in de loop van de nacht begint de zieke te klagen over buikpijn. De
koliek was teruggekomen, en terwijl hij zich op hartverscheurende wijze aan hem
vastklemde riep hij de naam van de assistent: "Cagliero, Cagliero! Nu kan ik je
geen pianoles meer geven!"
- "Stil maar, heb geduld en schep moed"! antwoordde Cagliero.
"Ik ga niet meer naar huis, ik ga niet meer weg. Bid voor me; als u wist
hoe slecht ik eraan toe ben. Beveel mij aan bij Onze-Lieve-Vrouw."
"Ja, ik zal bidden, roep jij ook de Heilige Maagd aan."
Intussen begon Cagliero te bidden; maar, door de slaap overmand, dommelde
hij in. Plots schudt de ziekenoppasser hem wakker en terwijl hij hem een wenk
geeft naar Gurgo, snelt hij direct weg om Don Alasonatti te gaan roepen, die in de

24.7 Page 237

▲back to top
- V/233 -
aangrenzende kamer sliep. Deze kwam en na enkele ogenblikken gaf Gurgo de geest.
Er heerste verslagenheid in het hele huis. 's Morgens ontmoette Cagliero Don
Bosco die de trap afkwam om de mis te gaan lezen, en erg ontroerd was, omdat men
hem al van het droevige nieuws op de hoogte gesteld had.
In heel het huis werd er veel over dit sterfgeval gesproken. Het was de
tweeëntwintigste maan, en die was niet eens geheel verlopen. Gurgo, die de 24ste
december voor het aanbreken van de dag stierf, deed ook de tweede voorzegging uit-
komen, en wel dat hij het feest van Kerstmis niet zou meemaken.
Na het ontbijt schaarden de jongens en de seminaristen zich rond Don Bos-
co. Opeens vroeg de seminarist Giovanni Turchi hem, of Gurgo de jongen met de
manen geweest was. - "Ja", antwoordde Don Bosco, "hij was het inderdaad, hij is
degene die ik in de droom gezien heb!" - Daarna vervolgde hij nog: "Jullie zullen
hebben gemerkt dat ik hem, een tijdje geleden, in een bijzondere kamer heb laten
slapen en een van mijn beste assistenten heb aangeraden zijn bed daarheen te
verplaatsen, zodat hij voortdurend over hem zou kunnen waken. Die assistent was de
seminarist Giovanni Cagliero. - En zich plots tot deze seminarist kerend, zei hij
hem: - "Een andere keer moet je niet zoveel opmerkingen meer maken over wat Don
Bosco tegen je zegt. Nu begrijp je zeker wel, waarom ik niet wilde dat je de kamer
verliet waar die arme stakkerd lag? Je vroeg mij erom, maar ik wilde je je zin
niet geven, juist opdat Gurgo iemand zou hebben die op hem lette. Als hij nog
leefde, zou hij je kunnen zeggen hoeveel hij over de dood sprak en hoe hij zijn
best deed om zich op een zalig afsterven voor te bereiden."
- "Toen", zo schreef Mgr. Cagliero, "begreep ik de reden waarom Don Bosco
mij die bijzondere aansporingen had gegeven, en ik leerde het gewicht van zijn
woorden en van zijn vaderlijke raadgevingen beter inzien en waarderen."
- "Ik herinner me nog", zo vertelt Pietro Enria, hoe Don Bosco op de voor-
avond van Kerstmis de preekstoel beklom en zijn blik liet ronddwalen alsof
hij iemand zocht. Toen zei hij: - "Het is de eerste jongen die in het Oratorio
sterft. Hij heeft zijn zaken goed behartigd, we mogen hopen dat hij in de he-
mel is. Ik raad jullie aan ervoor te zorgen steeds voorbereid te zijn...". -
Meer kon hij niet zeggen, zozeer was zijn hart vervuld van smart. De dood had
hem van een zoon beroofd."
Daar Gurgo de eerste leerling was die in huis stierf sinds de dag dat het
Oratorio gevestigd was, wilde Don Bosco hem een eervolle begrafenis bereiden,
hoewel met matige pracht en praal.(1) Bij die gelegenheid onderhandelde Don Bos-
co met de pastoor van het gehucht Dora, om tot een overeenkomst te komen voor wat
de parochiale rechten betrof, voor het geval andere jongens naar de eeuwigheid
geroepen zouden worden. Hij voorzag met zekerheid andere sterfgevallen, waar,
naar het schijnt, de droom duidelijk op gewezen zou hebben, hoewel het niet vast-
(1) Schikking voor de begrafenis van Gurgo. — Eenentwintig meisjes in uniform en twee kape-
laans met kaarsen van de parochie; vier jongens van het Oratorio in koorhemd, elk met
een kaars, de baar omgeven door vier kaarsdragers van de parochie, gevolgd door jongens
als erewacht, elk met een kaars; muziek voor de geestelijkheid uitgaande en steeds spe-
lend; een stoet seminaristen in toog en met toortsen; de pastoor laat de eigen kaarsen
wegbrengen; zwarte lopers bij de kerkdeur. De kosten bedroegen: 55 lire voor de gezongen
mis in de parochiekerk; 10 lire voor de burgerlijke stand voor de baar; een lire voor
de doodgraver die het lijk begraaft.

24.8 Page 238

▲back to top
- V/234 -
staat dat hij van alle iets aan de leerlingen meedeelde. Don Gattino legde tegen-
over het Oratorio hoffelijke toegevendheid aan de dag bij het vaststellen van de
voorwaarden voor het overbrengen van onze overledenen, door de kosten van de ver-
schillende begrafenisklassen vast te stellen en daarbij een korting toe te staan
in de kosten die niet de ouders maar Don Bosco ten laste zouden liggen.
Bij gelegenheid van het kerstfeest beval Don Bosco de interne en externe
jongens warm aan, dat de vele communies zouden worden opgedragen ter verlichting
van de ziel van de arme Gurgo.
Don Bosco brandde van een tedere liefde voor de zielen in het vagevuur.
Bij het sterven van een jongen, of van een weldoener of vriend van het huis,
beval hij onmiddellijk openlijke gebeden, een algemene heilige communie, het
bidden van de Rozenkrans, het zorgen voor een behoorlijke begrafenis en het op-
dragen van de mis der gemeenschap tot hun verlichting.
Hij liet alle dagen bijzondere gebeden verrichten voor de overledenen,
eveneens bij de maandelijkse oefening van de goede dood en op de laatste dag
van carnaval. Op de avond van Allerheiligen bevond hij zich tussen de jongens in
de kerk bij het bidden van de Rozenkrans en dikwijls bad hij zelf voor; op 2 no-
vember droeg hij een dodenmis op voor alle overleden gelovigen. Hij beval de
jongens een heldhaftige daad van naastenliefde aan voor die zielen. Kwam er een
feest, waarop men een volle aflaat kon verdienen voor de zielen in het vagevuur,
dan liet hij niet na dit bekend te maken. Hij spoorde zieken en bedrukten aan, die
arme zielen te helpen, door hun eigen moeilijkheden voor hen aan God op te offe-
ren; zo ook offerde hij zijn eigen zorgen, verenigd met een voortdurend gebed.
Wanneer de een of andere jongen, of iemand anders, hem een algemene goede raad
vroeg, was hij gewoon te zeggen: "Draag de communie op of bid een rozenhoedje, of
hoor de Mis ter verlichting van een ziel in het vagevuur wie het juist aan de ver-
dienste daarvan ontbreekt om te voldoen aan de goddelijke gerechtigheid en naar
het paradijs te vliegen." - Deze en andere godvruchtige gewoonten raadde hij voor
hetzelfde doel aan, ook ongevraagd. Zijn geloof in het bestaan van het Vagevuur
was heel levendig. In het godsdienstonderricht en in vertrouwelijke gesprekken,
deed hij vaak zijn best, de jongens een nauwkeurig beeld te geven van het geloof
in de straffen van het vagevuur, en hij beschreef die in zulke levendige kleuren,
dat hij bij al zijn toehoorders en diep medelijden voor de zielen in het vagevuur
opwekte, en een warm verlangen om te bidden en te offeren voor hun verlichting.
Daarvan zijn Don Rua, Don Turchi, Don Francesia en Don Cagliero, daarvan zijn
allen tenslotte getuigen geweest, vanaf de eerste dagen van het Oratorio.
Toen Gurgo ter aarde was besteld, werd een andere jongen door God naar de
eeuwigheid geroepen. Camillo Gavio had in de twee maanden die hij pas in het Ora-
torio vertoefde, zijn kameraden gesticht door een opvallende vroomheid. Maar zijn
vroegere ziekte kwam weer terug en ondanks de zorgen van de dokters en van zijn
vrienden, was er geen genezing meer voor hem te vinden. Domenico Savio ging hem
verschillende keren opzoeken en bood zich aan om de nachten wakend bij hem door
te brengen; maar hij kreeg er geen verlof voor. Na enkele dagen van verslechte-
ring en na met grote godsvrucht de laatste Sacramenten ontvangen te hebben, gaf
hij, bijgestaan door Don Bosco, zijn ziel aan zijn Schepper terug op 29 december
1855.
Toen Domenico Savio vernam dat zijn vriend gestorven was, wilde hij naar
hem toegaan om hem voor de laatste maal te zien, en toen hij hem daar gestorven
zag liggen, zei hij ontroerd tot hem: - "Vaarwel, Gavio, ik ben er diep van over-

24.9 Page 239

▲back to top
- V/235 -
tuigd, dat je naar de hemel gegaan bent; maak daarom ook een plaatsje voor mij
gereed; ik zal altijd je vriend blijven, en zolang de Heer mij in leven laat,
zal ik bidden voor je zielenrust." - Later ging hij met andere kameraden het
dodenofficie bidden in het vertrek van de overledene, en er werd ook gedurende de
verdere dag nog meer voor hem gebeden. Vervolgens nodigde hij enkele van zijn
beste medeleerlingen uit om de heilige communie op te dragen en hijzelf deed dat
verschillende malen ter verlichting van zijn vriend.
Don Bosco schreef in het leerlingenregister naast de naam van Gavio: Hij
stierf in geur van ongewone deugdzaamheid. Uit zekere, hoewel niet na- der be-
paalde aanwijzingen door ons verzameld, blijkt dat Don Bosco ook van deze jongen
de dood voorspeld zou hebben. Zijn begrafenis was eenvoudiger dan die van Gurgo.(1)
Behalve de bovengenoemde voorspellingen werden er nog andere van gelijke
aard door Don Bosco gedaan. "Van 1854 tot 1860", aldus verklaart kanunnik An-
fossi, "moest Don Bosco na de avondgebeden, als hij zijn gebruikelijke korte toe-
spraak hield, zeggen: - "Binnenkort - en telkens noemde hij de tijd, bijvoor-
beeld: een maand - zal een van degenen die hier aanwezig zijn, vertrekken om voor
de Heer rekenschap af te leggen over zijn leven." - Het is onbeschrijflijk hoe
groot de indruk was, die deze woorden op onze ziel maakten, daar wij niet in het
minst konden vermoeden op wie deze waarschuwing sloeg, aangezien er geen zie-
ken in huis waren; en bovendien wisten we al uit ervaring, dat een dergelijke aan-
kondiging, vroeger gedaan, uitgekomen was. Ridder Domenico D. Morra, kanunnik van
de kathedraal van Pinerolo, mijn makker in het Oratorio bevestigde op mijn vraag
ten volle deze voorspellingen."
Van 1860 tot 1880 kan men wel zeggen dat Don Bosco bijna iedere maand bij
de aankondiging van de oefening van de goede dood, gewoon was dergelijke voorspel-
lingen te doen, maar hij vertelde dan zo nauwkeurig de omstandigheden van die
toekomstige sterfgevallen, dat het de verwondering wekte van degenen die de vol-
komen verwerkelijking ervan meemaakten. De namen van enkele van deze overleden
jongens raakten in het vergeetboek. Van enkele dromen, die vastgesteld werden,
werden de verschillende gevallen en de bijzondere omstandigheden ofwel niet be-
schreven, omdat men het als iets gewoons beschouwde, of gingen in de loop der ja-
ren de documenten, die er betrekking op hadden, verloren. In een van zijn aante-
keningen zegt Don Gioachino Berto echter: "Hij voorspelde, vrij lang van tevoren,
de dood van bijna al de jongens die in het Oratorio stierven, met aanduiding van
de tijd en de omstandigheden van hun overgang naar het andere leven. Een keer of
twee gaf hij het de betrokken jongen duidelijk te verstaan. Dikwijls liet hij hem
bewaken door een of andere goede kameraad; soms noemde hij in het openbaar de
initialen van de naam. Van deze voorspellingen kan ik, voor zover ik me herin-
ner, de verzekering geven dat ze allemaal volkomen in vervulling gingen. Er was
een enkele zeldzame uitzondering, maar dan zo één die de profetische geest van
Don Bosco bevestigde. Ik, Don Berto, oor- en ooggetuige heb dit geschreven."
(1) Schikking voor de begrafenis van Gavio: Er zullen geen meisjes meegaan; muzikanten, Kruis
en geestelijkheid, twee kapelaans en twee seminaristen; de baar met vier toortsen; 40
lire, kaarsen van de parochie; korte gezongen mis; begeleiding van de jongens met eigen
kaarsen.
Kosten: De 10 lire aan de burgerlijke stand zijn niet betaald omdat wij alleen de stoet
vergezelden; 1 lire voor de doodgraver.

24.10 Page 240

▲back to top
- V/236 -
H O O F D S T U K XXXIII
DON BOSCO VOORZIET DE DIOCESEN VAN GEESTELIJKEN.
Het jaar 1855 liet een vloed van rampen na, waartegen niets te doen scheen.
Rampzalig waren de omstandigheden van de geestelijkheid in Piëmont. Honderden
seminaristen hadden hun toog aan de kapstok gehangen. De diocesen waren ofwel
zonder seminaries, ofwel deze waren verlaten. De ongodsdienstigheid, de slechte
gewoonten, de bedorven opvoeding, de door de pers opgezweepte haat tegen het ker-
kelijke gezag, het openlijk beschimpen van de priesters, het feit dat sommigen van
hen in de gevangenis geworpen werden en anderen gedeporteerd, de algemene terneer-
geslagenheid van de welwillenden, een zeker wantrouwen, in het hart der gezinnen
gezaaid waardoor het hun tegen de borst stuitte hun zonen de weg naar het
Heiligdom te laten betreden. Dat alles had de roepingen onder de jongens zoda-
nig doen afnemen, dat niemand of nog maar heel weinigen er voor voelden een
geestelijke loopbaan te kiezen.
Toen Michele Rua in 1852 het geestelijke kleed aannam, waren er zeven-
tien seminaristen in Turijn. Toen hij zijn eerste jaar filosofie begon, waren er
nog slechts twee die met hem de school van het seminarie bezochten, in het tweede
jaar had hij nog slechts één medeleerling.
Tot overmaat van ramp waren verschillende van de belangrijkste diocesen
van hun Herder beroofd, en andere Bisschoppen beschikten niet over de middelen
om gratis te voorzien in het onderhoud en de opleiding van een bepaald aantal
jongens, die ofwel van hun roeping afkerig konden zijn, of die op de proef ge-
steld moesten worden en daarna uit velen gekozen worden.
In zijn bewonderenswaardige voorzichtigheid had Don Bosco echter van het
begin van de revolutie af ingezien welk een gebrek aan wereldgeestelijken er
moest ontstaan, temeer daar de wet op de opheffing van de kloosters ook een ver-
schrikkelijke slag toebracht aan de reguliere geestelijkheid. Te voorzien in het
gebrek aan priesters scheen daardoor menselijkerwijze gesproken een onmogelijke
onderneming. Maar hij voelde dat God hem de zending had opgedragen om te voorzien
in de meest dringende noden van zijn Kerk, en hij aarzelde niet. We hebben al
gezien dat hij al meerdere jaren lang, met veel moeite en zonder zich rust te
gunnen, er zich op toegelegd had de roepingen tot de geestelijke staat te be-
schermen en te bevorderen. Hij zag er echter de noodzakelijkheid van in, de
werkzaamheid van de Bisschoppen en van de pastoors met zijn werk te verbinden.
In 1852, in de maand oktober, beval Don Bosco bij de Bisschop van Biella
een jongen uit zijn diocees aan, om deze op te nemen in zijn kleinseminarie,
daar de jongen een goede geestelijke beloofde te worden. De Bisschop antwoordde
hem onder aanduiding van de redenen, waarom hij daar op dat ogenblik niet kon op

25 Pages 241-250

▲back to top

25.1 Page 241

▲back to top
- V/237 -
ingaan, maar hij zei: "Ik heb steeds belangstelling voor uw en mijn schel-
men en terwijl U een heilig werk verricht door hen een juiste manier van
leven bij te brengen, zou ook ik u willen helpen en hen willen brengen naar
de top van een voor hen eervolle loopbaan en vooral waar dat nuttig zou zijn
voor de Kerk."
In 1853 schreef Don Bosco aan de Bisschop van Cueno, Mgr. Clemente,
en vroeg hem toestemming om de jonge Luciano het geestelijke kleed te laten
aannemen, en op 1 oktober schreef de prelaat hem als volgt:
- "Hoewel met enige tegenzin, gezien de behoefte die er in dit arme
diocees bestaat aan goede priesters, en het nog steeds toenemende gebrek
aan roepingen, zal ik, om u een genoegen te doen en tot meerdere eer van
God en het heil der zielen, geen bezwaar maken en de toekomstige seminarist
Luciano aan u overlaten. Met dien verstande echter dat hij het geestelijke
kleed aanneemt en voortgaat op zijn geestelijke loobaan voor rekening van
dit diocees en dat ik me het recht voorbehoud u de opdracht te geven hem het
kleed te geven en het te zegenen, wanneer U overeenstemming bereikt hebt
met de deken van Bernezzo aan wie ik heden in bovengenoemde zin zal
schrijven."
Op het eind van 1854 zond Lorenzo Renaldi, Bisschop van Pinerolo,
twee arme jongens naar Don Bosco, bestemd voor zijn seminarie: de semi-
narist Giovanni Battista Cavalleris en de student Giuseppe Gora, met ver-
lof hun het geestelijke kleed te geven. "De noodtoestand in het seminarie",
schreef deze bisschop op 24 oktober, "en de last die ik overigens al tors,
maken het mij onmogelijk hen geheel te mijnen laste in het seminarie te
houden; reden waarom ik U, mijn waarde heer, dankbaar ben voor uw welwillend-
heid."
In 1855 wendde Don Bosco zich tot enkele pastoors opdat zij met een
subsidie zouden bijspringen voor een van hun parochianen die kandidaat was
voor de geestelijke staat en hij schreef aan de heer theol. Appendino, de-
ken van Caramagna Turijn, 8 juni 1855.
"
"
Hoogeerwaarde Heer,
"
"
Al enkele dagen dacht ik erover U te schrijven met betrek-
" king tot de jongen Bartolomeo Fusero, uw parochiaan, toen de eerw.
" Heer Valfrè mij aanspoorde met de mededeling, dat U hiertoe genegen
" bent.
"
Ik deel U daarom mee dat deze jongen werkelijk vastbesloten
" is de studies voor de geestelijke loopbaan voort te zetten. Zijn
" voortreffelijk gedrag, zijn bescheidenheid, zijn veelvuldig gebruik
" maken van de sacramenten, zijn gedrag bij de studie, laten niets te
" wensen over voor het verhopen van een goed resultaat. Hij is echter
" arm; deze laatste drie jaren is hij te mijnen laste geweest; zal de
" Voorzienigheid hem een weg banen? Mijn hoop en die van Fusero zelf
" gaan uit naar U. Van wat u mij schrijven zult hangt het af of hij
" zich zal aanbieden voor het inkledingexamen, dan wel dat daarmee nog
" gewacht zal moeten worden.
"
Gaarne maak ik van deze gelegenheid gebruik om U mijn ge-
" voelens van hoogachting en dankbaarheid aan te bieden en ik verbljf
"
Uw dw. dienaar,
"
Bosco, Gio., pr.
" P.S. Mag ik U de verspreiding van de Katholieke Lectuur aanbevelen?

25.2 Page 242

▲back to top
- V/238 -
Bartolomeo Fusero nam op 17-jarige leeftijd in oktober het geestelijke
kleed aan uit handen van zijn pastoor; daarna keerde hij naar het Oratorio terug.
Het aantal jongens dat door Don Bosco voor de geestelijke loopbaan werd
opgeleid nam intussen toe, zoals blijkt uit de brieven die hij schreef aan de
Rector van het Seminarie van Turijn en aan de pro-vicaris van het diocees, ka-
nunnik Vogliotti.
"
Hoogeerwaarde Heer Rector,
"
Hierbij de lijst van mijn postulanten voor de geestelijke in-
" kleding. Enkelen ontbreekt het nog aan verschillende papieren die
" zij uit hun onderscheiden geboorteplaatsen verwachten. Over sommigen
" zullen wij elkaar echter persoonlijk moeten spreken. Doch laten we
" hen eerst het examen laten afleggen en daarna zullen we dan zien wat
" ons te doen staat.
"
Hun gedrag en bekwaamheden laten op het ogenblik niets te
" wensen over. Toch beveel ik hen in uw gebruikelijke goedheid aan.
"
Vergeef me, wanneer ook ik behoor tot degenen die het ver-
" schuldigde verzoek wat laat indienden. U van ganser harte dankend,
" verblijf ik,
"
" Turijn, 16 augustus 1855
"
Uw Bosco Giovanni, pr.
Wanneer echter het werk voor het bevorderen der priesterroepingen, hoe-
wel het goede vruchten afwierp, tot nu toe ietwat langzaam was gegaan, in dat jaar
kreeg het een buitengewone ontwikkeling doordat Don Bosco zijn toevlucht genomen
had tot een nieuw middel, dat hem zonder twijfel door de goddelijke goedheid was
ingegeven. In 1875 zei hij dan ook in een openbare conferentie aan zijn medewer-
kers, en sprekende over de eerste jaren van zijn Instituut, het volgende: "Waar
moet men de jongens vinden, die bereid zijn aan een roep van de Heer te beant-
woorden? De mens is een armzalig instrument van de goddelijke Voorzienigheid, dat
in haar handen en met haar heilige hulp doet wat Zij wil. Welnu, in die tijd liet
God duidelijk onderkennen, op welke wijze en waar zijn gewijde garde moest worden
uitgekozen. Niet zozeer onder de vooraanstaande en rijke families, omdat die over
het algemeen te veel besmet zijn door de geest van de wereld, waardoor ongeluk-
kigerwijze hun zonen vrij spoedig beneveld zijn. Degenen die de openbare scholen
bezoeken of naar de grote colleges zijn gestuurd, verliezen alle smaak, alle basis,
alle neiging tot de roeping die God hun voor de geestelijke staat in het hart
geplant heeft. Vandaar dat degenen, die door hem zijn uitverkoren om een roemrijke
plaats in te nemen temidden van hen die zich een weg naar het priesterschap banen,
te vinden zijn onder hen die hakbijl en hamer hanteren!" - Dat wil zeggen arme,
jonge boeren en arbeiders. Niettemin waren de jongens die tot burgerfamilies
behoorden welke hun vroegere staat verloren hadden, daarom niet uitgesloten wan-
neer zij te verstaan gaven dat zij zich volgaarne aan de studie zouden willen
wijden.
Met dit programma zocht Don Bosco een medewerker die de uitwerking van zijn

25.3 Page 243

▲back to top
- V/239 -
voornemens zou kunnen bespoedigen.
In de buurt van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales lag het
Kleine Huis van de Goddelijke Voorzienigheid. Zij vormden twee institu-
ten die elkaar steeds vriendschappelijk gezind waren, en die beide
door de Heer in het leven geroepen waren ter verlichting van de menselij-
ke ellende en ten behoeve van de godsdienst en de burgermaatschappij.
Nu had Don Bosco kanunnik Anglesio, directeur van het Kleine Huis, al
meermalen opgewekt en tenslotte bijna in heilige onbescheidenheid ge-
dwongen, het aantal op te voeren van de jongens die behoorden tot de fa-
milie van de Tommasini, een instelling van de Eerbiedwaardige Cottolengo,
met het doel de geestelijke roepingen te bevorderen. Er waren er slechts
tien en er kwam een priester uit de stad om hun les te geven. Het was no-
dig het aantal te verhogen door een college te stichten voor studenten
die ook een vast omlijnde taak tot doel zouden hebben voor de uitoefening
van het heilige ambt bij de zieken en de andere beschermelingen van dit
bewonderenswaardige instituut. Toen de kanunnik er dus van overtuigd was,
een instrument te zijn tot meerdere eer van God, volgde hij het voorbeeld en
de raad van Don Bosco.
Don Bosco begon thans met meer toeleg dan ooit, de plattelandsge-
meenten in de diocesen Turijn, Biella, Ivrea, Casale, en bovenal de omge-
vingen van Saluzzo en van Mondovi door te trekken, zoals hij al verschil-
lende jaren lang gedaan had, en vroeg daar aan de pastoors, welke van hun
meer deugdzame jongens, met een goed karakter en met belangstelling voor
de studie, zich naar hun mening zouden kunnen voorbereiden op de geeste-
lijke staat. Vervolgens riep hij degenen die hem waren aangewezen bij
zich en zodra er een voorstel aan hun ouders was gedaan en deze hun toe-
stemming gegeven hadden, nam hij hen voor weinig of gratis voor de studie
aan,in overleg met genoemde kanunnik. Hij nam hen dan mee naar Turijn, en
na hen ondervraagd en hun voorkeur vernomen te hebben, verdeelde hij ze
over het Kleine Huis en het Oratorio.
Giuseppe Buzzetti verklaarde ons: 'Slechts zelden keerde Don Bos-
co van zijn apostolische strooptocht terug zonder de een of andere wees
met zich mee te brengen, ofwel een paar jongens van wie het beste te ver-
wachten viel voor de Kerk. Tal van heel brave jongens volgden hem naar het
Oratorio, uit Cardè, Vigone, Revello, Sanfront, Paesana, Bagnolo, Cavour,
Fenestrelle, en uit honderden andere dorpen. Zijn moeder zei eens op een
dag: - "Maar, als je steeds maar nieuwe jongens blijft aannemen, houd je
op de duur niets meer over voor wat jezelf nodig hebt." - En Don Bosco ant-
woordde haar heel rustig: - "Voor mij is altijd nog wel een plaatsje t e
vinden in het gasthuis van Cottolengo." - En Margherita ontving die jon-
gens met stille vreugde, terwijl al haar gedachten steeds zozeer naar hun
welzijn uitgingen, dat zij zichzelf erbij vergat.
De hartelijkste ontvangst vonden de jongens ook in het Kleine Huis,
dat zij tot verblijfplaats hadden gekozen, en door deze ijver werd het
aantal studenten in beide Instituten steeds groter en bereikte in de ja-
ren 1858 en 1859 al verscheidene honderdtallen. Kanunnik Anglesio verschaf-
te zijn jongens alle middelen, nodig om waardige bedienaren des Heren te
worden, daar zijn bewonderenswaardig instituut ook de beschikking had over
een goed seminarie, dat een heel aantal geestelijke roepingen leverde,
niet enkel, voor het Aartsbisdom Turijn in die rampspoedige jaren, maar ook
thans nog levert het die zowel daar als aan vele andere diocesen in Italië.
Nog niet tevreden met zijn rondreizen, wendde Don Bosco zich echter ook

25.4 Page 244

▲back to top
- V/240 -
tot zijn vrienden, om te vragen of zij hem geen jongens van voorbeeldige levens-
wandel konden aanwijzen. Toen de Heer Giorgio Moglia hem eens was komen opzoeken,
toen het huisje van Pinardi nog niet was afgebroken, zei hij hem, dat, als hij in
Moncucco soms een of andere arme jongen kende, die geen ouders had, hij hem ook kon
meebrengen en dat hij hem dan in zijn huis zou opnemen. De heer Moglia keerde
echter terug met drie jongens, die door Don Bosco hartelijk werden ontvangen.
Bovendien begon hij korte tijd daarna brieven te schrijven, eerst aan
tal van pastoors van Piëmont, en daarna aan die van Lombardije, met het verzoek,
uit te zien naar roepingen onder de beste jongens van hun parochies en gehuchten
en ze naar Turijn te willen zenden voor de Latijnse school.
Zo bezig was hij met deze idee dat, wanneer hij, hetzij in de huizen of
op straat, een jongen zag die hij nog niet kende, en die door zijn open en ver-
standige gelaatsuitdrukking deed veronderstellen dat hij gaarne naar zijn woor-
den zou luisteren, hij hem bij zich riep, hem een medaille van Onze-Lieve-
Vrouw gaf en een praatje met hem maakte. Hij vroeg hem of hij regelmatig de sa-
cramenten ontving, of hij een goed voorbeeld gaf aan zijn kameraden, of hij naar
school ging, of hij geen zin had om verder te studeren. Soms besloot hij met
hem voor te stellen, zijn dienst aan God aan te bieden, wijzende op het geluk en
de eer die een dergelijke levensstaat verschaft. Vond hij gehoor, dan voegde hij
er ook nog aan toe dat, wanneer zijn ouders arm mochten zijn, hijzelf wel voor
alles zou zorgen. Het gebeurde in zulke gevallen meermalen dat na een dergelijk
gesprek de jongen Don Bosco naar het Oratorio volgde, en we kennen verscheidene
priesters die op die manier in het Huis des Heren werden binnengebracht.
Voegen we er ook nog aan toe dat soms, wanneer hij er door ernstige rede-
nen toe gedwongen was een jongen die hem aanbevolen was niet aan te nemen hij
hem toch niet vergat; en ook na lange tijd liet hij dan weer naar hem zoeken.
Dat blijkt uit een door hem geschreven brief, gericht aan prof. Giuseppe Bonza-
nino, waarin hij er ook zijn vreugde over uitspreekt dat hij van de Curie verlof
gekregen had voor de inkleding van enkele van zijn leerlingen.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Het is enkele jaren geleden dat U mij sprak over een jongen
" uit het diocees Vercelli, en die u mij later ook hebt laten zien, en
" die een groot verlangen had om te studeren en de geestelijke staat
" te omhelzen.
"
Wanneer U ooit mocht te weten komen waar hij zich bevindt, en
" of hij nog steeds van dezelfde wil bezield is, zou ik op dit ogen-
" blik misschien in staat zijn hem een weg te banen en hem te helpen
" bij het verwerkelijken van zijn verlangen. Dat ten aanzien van de
" jongen die U mij in uw goedheid had aanbevolen.
"
Verleden donderdag heb ik Don Picco met zijn familie op zijn
" buitenverblijf gezien, en allen maken het uitstekend.
"
Als alles goed gaat, zullen we ginder een verkenningstocht
" komen maken tot aan Castagnetto, dat wil zeggen tot bij U thuis.
" Van mijn studenten hebben er zeven het inkledingexamen gedaan en
" allen zijn toegelaten. Van uw leerlingen zijn dat Francesia, Cagliero

25.5 Page 245

▲back to top
- V/241 -
" Morra en Fusero.
"
In de hoop dat uw familie en uzelf een uitstekende gezondheid
" geniet, wens ik U de voortdurende bestendiging daarvan toe, en
" verblijf met hoogachting en dankbaarheid,
"
"
Uw erkentelijke en toegenegen vriend,
"
Giov. Bosco, pr.
Het was een waar feest voor Don Bosco, telkens wanneer er een roeping
was veiliggesteld, en hij schreef: "Laten we eraan denken dat wij een kostbare
schat aan de Kerk schenken, wanneer wij zorgen voor een goede roeping. Dat die
roeping of die priester naar de diocesen gaat, naar de missies of in een klooster,
doet er niet toe; het is altijd een grote schat die geschonken wordt aan de Kerk
van Jezus Christus. Nooit late men na uit gebrek aan middelen, een jongen aan te
nemen, die goede hoop biedt op een roeping. Besteed er alles aan wat ge hebt, en
als het nodig is ga dan ook bedelen, en wanneer u daarna nog in nood bent, twijfel
er dan maar niet aan dat de Heilige Maagd u op de een of andere manier, ook op
wonderbaarlijke wijze, te hulp zal komen."
Dat was zijn gedragslijn. Zijn hart was als dat van Salomon: sicut arena
quae est in littore maris. Het ging erom de middelen vinden voor geschikte loka-
len en voor de studie en voeding en kleding, voor de wijdingstitel en later
eveneens voor de vrijstelling van de militaire dienst. En hij voorzag in al-
les, deed een beroep op de liefdadigheid ten behoeve van zijn geliefde leer-
lingen, in de overtuiging, dat hij de schatten die de Goddelijke Voorzienigheid
hem had toevertrouwd niet beter kon besteden. Zijn vurig verlangen tot de laatste
ogenblikken van zijn leven was vele en heilige priesters te vormen. Honderden van
hen hadden, elk ongeveer tien jaren lang, dat wil zeggen: tot hun priesterwij-
ding, al wat zij nodig hadden, zoals eveneens duizenden jongens dat geheel of
bijna geheel gratis hadden gedurende de heel gymnasiale opleiding van vier of vijf
jaar, dus tot hun intrede in het seminarie.
Voor deze jongens nam hij, zodra ze in het Oratorio waren, een bijzonde-
re zorg op zich om hen te vormen, waarbij hij zich steeds een uitstekende opvoe-
der toonde, en een nieuwe, krachtige stoot gaf aan de kerkelijke studies.
Hoewel hij de jongens naar de lessen van Don Picco en van Bonzanino stuur-
de, zorgde hij er in de eerste tijd voor, dat er in het Oratorio 's morgens of
's avonds afwisselend Italiaans, Latijn, wiskunde en geschiedenis gerepeteerd
werd, voor de verschillende groepen van jongens, die, al naar bekwaamheid, in
klassen waren ingedeeld. Tegelijkertijd spoorde hij hen aan, zich niet te laten
afschrikken door de moeilijkheden van de studies en door andere narigheden van
het leven. Soms zei hij hun: - "Als jullie eens wis- ten, hoeveel ontberingen
ik heb moeten lijden om seminarist te worden! Ik heb steeds behoefte aan alles
en allen gehad om vooruit te komen." Door zijn aansporingen werd en was de liefde
voor de studie steeds een ware woede om kennis op te doen, zoals we in de loop
van onze gedenkschriften nog zullen zien. Don Bosco wist dit echter ook te ma-
tigen, zoals hij ook evenwicht wist te brengen in de ontspanning en in de be-
oefening der godsvrucht. Het ene bracht zodoende niet teveel verstrooiing, het
andere voorkwam de afkeer van devoties. Zodoende onderscheidden de leerlingen

25.6 Page 246

▲back to top
- V/242 -
van het Oratorio zich van die van andere instituten door plooibaarheid en gods-
dienstige praktijk.
Zulke jongens waren dan ook een machtig middel voor het wekken van nieuwe
roepingen. Wanneer zij, goed onderricht, voor enkele dagen vakantie naar huis
terugkeerden, deden zij in de goede families de vooroordelen en de antipathie
verdwijnen tegen een opvoeding die door de sektarische pamfletten misprijzend
die van de sacristie genoemd werd, en door hun hoogstaand gedrag trokken zij
andere jongens uit hun omgeving naar het Oratorio, terwijl de ouders van die jon-
gens hoopten, dat dat goede resultaten zou afwerpen, waarover ze het oordeel
overigens aan Don Bosco overlieten. En wanneer die leerlingen, na afloop van
het gymnasium, zich naar hun eigen woonplaats begaven om uit handen van hun pas-
toor het gewijde priestergewaad te ontvangen, wekte de nieuwigheid van een zo
mooie plechtigheid steeds in de een of ander het verlangen, om eveneens deze
weg te gaan.
En nu we het toch over zulke dingen hebben, mag er ook wel iets gezegd
worden over een andere oorzaak, die indirect invloed uitoefende op de strijd te-
gen de ziekelijke pogingen die de geestelijke loopbaan trachtten te kleineren.
De vele werklieden, handwerkers, schoolmeesters, gemeenteambtenaren, officieren,
beoefenaars der vrije kunsten, van wie er niet weinigen een grote naam verwier-
ven, hielden, als ze het Hospitium of het Oratorio van Don Bosco verlaten had-
den, steeds het priesterschap hoog, waar zij zich ook vestigden. Dat kwam door de
liefde en de achting die ze hem toedroegen, door de talloze verdiensten van de
geestelijken voor het volk waarover zij in de preken en in vertrouwelijke ge-
sprekken hadden horen spreken. Het kwam ook door de goedheid en de offergeest der
medewerkers van Don Bosco te hunnen behoeve. Zodoende maakte de naam van Don
Bosco het priesterschap sympathiek en achtenswaardig, ook bij degenen die het
eerst bestreden. En wanneer enkele van de bovengenoemde leerlingen hun jongen bij
Don Bosco kwamen brengen, zeiden ze hem: - "Wij zijn niet tot de schare van de H.
Petrus toegetreden, maar hier overhandigen we u een pand. We vertrouwen u onze
kinderen toe en, als de Heer hen roept, zullen we blij zijn wanneer u priesters
van hen maakt."
Maar beijverde Don Bosco zich om de jeugd, deze hoop van de Kerk, op te
vangen en te onderrichten, de werkelijk buitengewone ijver waarmee hij de jon-
gens hielp hun eigen roeping te onderkennen is niet te beschrijven. Na liefde-
volle aansporingen om hun belangstelling voor de deugd en de devotie tot Jezus
en Maria op te wekken, sprak hij hun over deze hoogst belangrijke zaak. En dat
niet één keer, maar meermalen liet hij hen bij zich komen, ondervroeg elk naar
zijn eigenlijke voorkeur, naar de beoefening van goede werken en vooral naar de
gewoonten die zij erop nahielden. In het algemeen vestigde hij er hun aandacht
op, dat degene die niet werkelijk tot de geestelijke staat geroepen was, beter
werkman kon worden dan zich op een weg te begeven die de zijne niet was. Allen
raadde hij aan te zorgen voor een vaste biechtvader, en gaarne nam hij de rol
van leider van hun geweten op zich.
Zijn voorzichtigheid in het geven van raad aan degenen die hem raad-
pleegden over de keuze van een levensstaat, was groot, en alvorens een oordeel
uit te spreken overwoog hij alles goed, ging na of de ware tekenen van roeping
aanwezig waren, en vroeg vervolgens met gebed verlichting van de Heilige Geest.
Hij nam geen beslissing voordat hij morele zekerheid van goede resultaten had,
en dan sprak hij zonder omwegen, als iemand die wist hoe hij de wil van God moest
doen kennen. - "Werkelijk", zo verzekert Don Francesco Dalmazzo, en met hem Mgr.

25.7 Page 247

▲back to top
- V/243 -
Cagliero en Don Rua, - enkele van onze kameraden, die niet wilden luiste-
ren naar de raad die Don Bosco hun gaf, bekenden me later onomwonden, dat
ze verkeerd gehandeld hadden door hun eigen grillen te volgen en dat ze
later de gevolgen van hun dwaling moesten betreuren. Hoewel zijn adviezen
niet in overeenstemming schenen met het menselijk inzicht, brachten zij
soms toch, zoals wij van de jongens zelf hoorden, wanneer ze gevolgd en in
praktijk gebracht werden, op bewonderenswaardige wijze de vrede, waar eerst
verwarring was, leidden ze tot het verkrijgen van een to es te mmi ng d ie
on mo ge lijk scheen, brachten z e de t wijfe la ch ti ge n op de rechte weg en de
besluitelozen tot inzicht in hun roeping.
- "Deze bewonderenswaardige voorzichtigheid in het ontdekken, be-
schermen en leiden van de geestelijke roepingen was al spoedig ook bui-
ten het Oratorio bekend en verscheidene bisschoppen en kloosteroversten
kwamen bij hem om raad en voorlichting. Onder andere kwam de generaal van
de Servieten."
Wanneer hij echter per brief over een zaak van zoveel gewicht werd geraad-
pleegd, of ook wanneer hij Gods wil in een bepaald geval niet duidelijk
voor zich zag, was hij gewoon de zaak aan de geestelijke leider of aan de
pastoor van de betrokkene voor te leggen.
De seminaristen van de diocesane seminaries vroegen hem om bijstand
en hulp in de moeilijkheden die ze soms ontmoetten, zetten hem hun twijfels
uiteen over de keuze die ze gedaan hadden, en bevalen zich bij hem aan,
opdat hij hun middelen aan de hand zou doen om voortgang te maken op het
gebied van een of andere bijzondere deugd, en dan haastte hij zich hen te
troosten. Menigeen schreef hem in een zekere besluiteloosheid, tegen de
tijd dat hun wijding naderde, en Don Bosco, die in het voetspoor trad van
de strengste theologen, waar het erom ging, iedereen buiten het heiligdom
te sluiten die niet onwrikbaar stond in de deugd, antwoordde dan, maar met
zinsneden van een zodanige zachtmoedigheid, dat zij in hem de man des Heren
deden erkennen. Ziehier een staaltje van wat wij bedoelen.
"
Mijn zeer beminde zoon,
"
Ik heb Uw brief ontvangen. Ik prijs uw openhartigheid en
" danken wij de Heer voor de goede wil waarmee Hij u bezielt. Volg
" slechts de raadgevingen van de biechtvader: Qui vos audit, me audit,
" zegt Jezus Christus in het Evangelie. Tracht te beantwoorden aan
" de aandrift der goddelijke genade die aan de deur van uw hart klopte. Wie
" weet of de Heer U niet roept tot een verheven graad van deugdzaamheid.
"
Maar vergissen wij ons niet: indien ge niet de volkomen over-
" winning wegdraagt op dit ongemak, ga dan niet verder, tracht nooit tot
" de Heilige Wijdingen te geraken tenzij na minstens een jaar, waarin
" er dan geen terugval mag geweest zijn. Bidden, het vermijden van
" ledigheid en gelegenheden, veelvuldig ontvangen der HH. Sacramenten,
" godsvrucht tot Onze-Lieve-Vrouw (een medaille om de hals dragen)
" en tot de H. Aloysius, het lezen van goede boeken, maar veel moed.
" Omnia possum in eo qui me confortat, zegt de H. Paulus.
"
Beminnen wij elkaar in de Heer en Oremus ad invicem ut salve
" mur en de heilige wil van God zouden volbrengen,
"
" Turijn, 7 december, 1855
"
"
" S. Ambrosi, ora pro nobis.
uw toegenegen,
Bosco Giovanni, pr.

25.8 Page 248

▲back to top
- V/244 -
"
Zeer beminde Zoon in Jezus Christus,
"
Als de zaken er zo voorstaan als in uw brief tot uitdrukking
" wordt gebracht, ben ik ook van oordeel, dat het goed is heel voor-
" zichtig te werk te gaan, wanneer men zich gereedmaakt de Heilige Wij-
" dingen te ontvangen. Alvorens echter in dat opzicht enigerlei be-
" slissing te nemen, zou ik het prettig vinden hierover te kunnen spreken,
" naar ik hoop na het examen van de H. Joannes.
"
Begeef u intussen met goede wil aan de studie om een goed exa-
" men te doen. Denk iedere avond aan datgene wat verbetering zou behoe-
" ven indien u in die nacht voor de rechterstoel van Jezus Christus
" zoudt moeten verschijnen om geoordeeld te worden.
"
Zeg dikwijls in de loop van de dag: Domine, ne tradas bestiis
" animas confitentes tibi.
"
Bid voor mij, die van ganser harte ben,
"
" Turijn, 16 april 1856
uw toegewijde vriend in J. Chr.
"
Bosco Gio., priester.
"
Mijn steeds beminde Zoon in Jezus Christus,
"
"
Om direct op uw dringende brief te antwoorden, zou ik moeten
" de tijd weten sinds wanneer er geen hervallen geweest zijn. Mijn oor-
" deel is coram Domino, dat er minstens zes maanden van rustige deugd-
" beoefening moeten geweest zijn alvorens men de wijdingen kan ontvan-
" gen. Ik wil u nochtans niet verbieden gebruik te maken van een andere
" mening waarmee men u heeft aangemoedigd vooruit te gaan. God is uw
" hulp. Bid voor mij. Ik bid voor u en blijf uw vaderlijk genegen
" vriend in Jezus Christus.
"
" Turijn, 28 april 1857.
priester Giov. Bosco.
Maar keren we terug tot onze uiteenzetting over het Oratorio. Dan moeten
we vaststellen dat Don Bosco, hoezeer ook toegerust met wijsheid, vastberadenheid,
voorzichtigheid en kennis van de leerlingen, alsook begiftigd met een buitenge-
wone verlichting, zich toch niet geheel op zichzelf verliet. Wanneer het ging om
jongens die niet zijn biechtkinderen geweest waren, wenste hij voor de keuze van
hun roeping dat zij eerst de raad zouden inwinnen van hun biechtvader. Dikwijls,
om niet te zeggen bijna altijd, stuurde hij hen naar Don Cafasso, om van deze het
laatste woord te horen. Het wekte ook niet zijn ijverzucht, wanneer zij hun toe-
vlucht namen tot andere voorzichtige priesters om hun raad te vernemen. - "Ik
herinner me", zo vertelt Don Francesco Cerruti, "dat ik als kleine jongen, en nog
leerling, als ik me niet vergis, van de derde klas gymnasium, hem zei dat ik
meer neiging voelde om bij de Capucijnen in te treden." - "Welnu", zei hij tegen
me: "dan zullen we op een dag eens naar het klooster van de Madonna di Campagna
gaan en daar met de gardiaan spreken." - Inderdaad was hij het zelf, die me aan
pater gardiaan voorstelde, om vrijuit met hem over mijn roeping te kunnen spre-
ken. En zo hadden anderen van hem de raad en de toestemming gekregen om zich aan

25.9 Page 249

▲back to top
- V/245 -
te bieden bij de oversten van verschillende ordes, bijvoorbeeld de jezuïeten, de
dominicanen, de minderbroeders, de oblaten van Maria.
Een eerbiedwaardige priester, oud-leerling, vertelt, wat al onze kamera-
den kunnen getuigen, dat Don Bosco zich beijverde om in twee onderscheiden peri-
oden zich in ernstige gesprekken te onderhouden met diegenen wier roeping vast-
stond. - "De eerste", zo zei hij, "was wanneer het ging om het aannemen van het
geestelijke kleed. Ik zal over mezelf spreken. Toen ik op het punt stond mijn gym-
nasiale studies te voltooien, had hij me verscheidene keren bij zich geroepen.
Ook herinner ik me dat hij me op een dag in zijn gezelschap deed uitgaan, en ons
gesprek was een nauwkeurig onderzoek naar de gesteltenis van mijn ziel. In zijn
gesprek veronachtzaamde hij geen enkel menselijk element, het was voortdurend
gericht op de eer van God en op het heil der zielen, waaraan ik mij, naar hij
steeds aandrong, ten volle moest wijden; en het verheugde hem zichtbaar als
hij sprak over het goed dat ik naar hij hoopte zou kunnen doen. Het tweede on-
derzoek over de roeping stelde Don Bosco in bij de seminaristen afzonderlijk,
tegen de tijd dat ze de Heilige Wijdingen zouden ontvangen. Dan vroeg hij hen,
bij zichzelf na te gaan en te zeggen of zij zich in het priesterschap een voor-
keur voorstelden, voor de priesterlijke bediening als pastoor of predikant, of
voor de onderrichting, en ook of ze, indien ze hem wilden helpen bij zijn werk,
voor het gemeenschapsleven voelden."
Deze laatste vraag bracht een levendig verlangen van hem en ook een gro-
te behoefte van het Oratorio tot uitdrukking, ja zelfs een onontbeerlijke voor-
waarde, wilde zijn eigen instituut niet zonder geestelijke roepingen blijven.
Don Bosco stelde de vraag echter nooit aan iemand anders, dan van wie hij er mo-
reel zeker van was, dat deze door de Heer geroepen was om deel uit te maken van
zijn Congregatie. Hij bracht het grote beginsel van de H. Vincentius a Paolo
in praktijk: - "Het komt enkel God toe, zijn bedienaren te kiezen en hen te be-
stemmen voor de verschillende verplichtingen; kunstmatig verwekte en door een
soort van onoprechte trouw onderhouden roepingen, brengen oneer aan het huis
des Heren."
Maar degenen die hij had uitgenodigd en van wie hij zich voorstelde een
edelmoedige gehoorzaamheid en vastbeslotenheid te kunnen vragen, sloegen soms zijn
verwachtingen de bodem in. Dat was een zwaar kruis, dat hij jarenlang moest tor-
sen, zonder er zich echter ook maar ooit door te laten afschrikken. Hij verschaf-
te vele priesters aan anderen, en met moeite slaagde hij erin er enkele voor zich-
zelf te houden. De weerstand van een zeker aantal van de ouders, en de onbesten-
digheid van de personen verleenden van die kant zijn heldhaftige moeiten en zijn
offers slechts een spaarzaam resultaat. Op een paar gevallen hebben we al gewezen.
- "Niemand", zo vertelde ons Don Bosco, "zou zich de innerlijke tegenzin, de anti-
pathie, de ontmoedigingen, de schaduwen, de desillusies, de bitterheden, en de
ondankbaarheden kunnen voorstellen, waaronder het Oratorio bijna twintig jaar lang
te lijden had." Wanneer de uitverkorenen beloofden, Don Bosco te zullen blijven
helpen, was dat niets anders dan een voorwendsel om hun studies gemakkelijk te
kunnen voortzetten, want, als die achter de rug waren, kwamen ze met duizend andere
voorwendsels voor de dag, om van hun belofte ontslagen te worden. Na verschillende
mislukte proeven, nam hij het besluit, acht jongens tegelijk de toog te laten aan-
nemen. Maar ook zij vertrokken spoedig uit het Oratorio. Er waren sommige anderen
die, juist op de dag van hun priesterwijding, of op de avond van hun eerste mis,

25.10 Page 250

▲back to top
- V/246 -
openlijk verklaarden, dat het leven van het Oratorio niet voor hen gemaakt was;
en ze gingen. Uit verlangen naar een rustiger en gemakkelijker leven, streefden zij
naar een plaats in een parochie, in een diocesaan seminarie of in een klooster-
orde, desnoods in het buitenland. Enkelen legden na een jaar theologische studie
het geestelijke kleed af.
Dat in de steek laten moest grotendeels wel veroorzaakt worden door ver-
warring en ophitsing door de geest van de duisternis, die niet ophield Don Bosco
te hinderen bij het voortgaan op zijn weg. En toch handhaafde zich bij die
jongens, ook buiten het Oratorio, een grote geest van liefde en eerbied voor Don
Bosco, waarvan meermalen schitterende bewijzen werden geleverd.
Hoewel Don Bosco enkele van zijn leerlingen tot zich zocht te trekken en
hen te vormen in de geest van een kloostergemeenschap, om hen tot medewerkers te
kunnen hebben, drong hij nooit aan. Nooit drong hij de roeping op, noch hij, noch
anderen oefenden druk uit op de jongens om hen tot dat doel te binden, maar hij
liet hen volkomen vrij in hun keus. Aldus kanunnik Berrone, die daar later ver-
schillende jaren lang getuige van was.
De theol. Reviglio voegde er nog aan toe: "Zelfs als hij zag dat de semina-
risten niet in hun aanvankelijke gesteltenis volhardden, maar niettemin roeping
voor de geestelijke staat aan de dag legden, deed Don Bosco daarom niet minder
zijn best om hun de middelen te verschaffen om tot het priesterschap te komen,
blij, de Kerk van nieuwe priesters te kunnen voorzien, waaraan juist toen grote
behoefte werd gevoeld. Ik was bij de eersten, die tot dat doel werden uitgekozen,
en hoewel ik er niet veel voor voelde hem de gehoorzaamheid te beloven die hij
vroeg, werd ik evengoed door hem geholpen om de studies te volgen en er werd me
volkomen vrijheid geschonken om me aan het bisdom te wijden; en zelfs kreeg ik
door zijn bijzondere aanbeveling van aartsbisschop Fransoni een kerkelijk patri-
monium op mijn naam."
Hij toonde zich niet gekwetst doordat zij hem in de steek lieten, zo ver-
telde ons kanunnik Anfossi, want hij schonk ook zijn zegen aan degenen die bij
hem weggingen, opdat zij zouden blijven voortgaan op de weg der deugd en erin
zouden slagen te werken voor het heil der zielen. En kanunnik Ballesio voegde
eraan toe: "Ten aanzien van de betrekkingen die ik met Don Bosco gehad heb, ook
na mijn vertrek uit het Oratorio, kan ik de verzekering geven dat hij van oor-
deel was, op een prachtige manier zijn doel bereikt te hebben, wanneer hij zijn
leerlingen ofwel op het seminarie ofwel in de parochiedienst zag. En voor dege-
nen die in dat herderlijke ambt hun bezigheden vonden, toonde hij door de wijze
en praktische raadgevingen die hij hun schonk, met hoeveel genegenheid hij stond
tegenover hun levensstaat en hoeveel voldoening deze hem gaf."
"Niettemin kan men niet verhelen, dat bepaalde teleurstellingen heel bit-
ter voor hem waren door de ontrouw van niet weinigen, die hij met zijn weldaden
overladen had, voor wie hij bijzondere kosten op zich genomen had, om hen te hel-
pen titels en diploma's te verkrijgen, op de minstens impliciete voorwaarde dat
zij dan ook bij hem zouden blijven. En enkelen hadden alles aan hem te danken:
kennis, welstand, eer en zelfs hun burgerlijk bestaan. De ondankbaarheid deed
Don Bosco leed, omdat het iets is dat in zichzelf verkeerd is, maar wat hem be-
trof beklaagde hij er zich niet over, en als hij soms zijn ongenoegen erover
uitte, dan deed hij het met alle berusting in de wil van God en om bepaalde zwak-
ke en onstandvastige geesten te waarschuwen voor wat zij mogelijk in de zin had-

26 Pages 251-260

▲back to top

26.1 Page 251

▲back to top
- V/247 -
den. Maar ook in die gevallen hield hij niet op de ondankbaren te beminnen. Hij
nodigde hen uit, hem in het Oratorio te komen bezoeken en bleef in gevallen
dat dat nodig was hun weldoener.
Dikwijls sprak hij over degenen die zich steeds onderscheiden had-
den door hun priesterlijke aard en teruggekeerd waren naar hun bisdom, en
meer dan eens zei hij: "Ik verlang zozeer dat mijn zonen, die in het bis-
dom werken, me eens zullen komen opzoeken, om er zeker van te zijn, dat
zij op de goede weg voortgaan!" - Kwamen zij dan, dan ontving hij hen heel
hartelijk, en als het nodig was herinnerde hij hun aan de vermaningen die
hij hun had gegeven toen ze nog jongens waren. Ook bracht hij vaak weer de
deugd van armoede ter sprake, passend bij hun omstandigheden. Een van hen
maakte eens zijn opwachting bij hem met handschoenen aan, op glimmend ge-
lakte schoenen met brede gespen, met manchetten als sneeuw zo schitterend
wit, en met gouden knopen erin. Hij keek hem glimlachend aan, en na her-
haaldelijk te hebben opgemerkt hoeveel leed het hem deed, bij priesters
zoveel lichtzinnigheid te vinden, achtte hij de gelegenheid gunstig hun
al te wereldse dracht in het belachelijke te trekken door vriendelijk te
zeggen: - "0, je verdient zeker veel bij je parochianen... Dat doet de
majesteit al toenemen." En meer van zulke dingen. En daarmee bracht hij hem
ertoe, voortaan die dingen na te laten.
Van een ander was hij te weten gekomen, dat hij er in zijn huis een
te grote luxe op nahield van meubels, tapijten en gordijnen, en hij gaf hem te
verstaan dat een priester voor de armen moet zorgen en niet bedacht zijn op zijn
eigen gemak.
Intussen kon men toch wel de grote overwinning vaststellen van
de hoge geestelijke opvoeding en onderrichting, die hij wist te geven.
Het gevolg daarvan was dat wanneer het bisdom Turijn, gedurende de slui-
ting van het seminarie, en de andere bisdommen van Piëmont nog priesters
konden hebben, die meer dan ooit nodig waren voor de parochiedienst, dat
voor het overgrote deel stellig te danken was aan de verdienste en de lief-
de van Don Bosco, die hen had opgeleid: ook de honderden jongens, kandidaten
voor het priesterschap, die hij ieder jaar om zich heen had, vormden daar-
van het bewijs.
Toen de seminaries weer open gingen, werden ze ogenblikkelijk be-
volkt door zijn leerlingen, die, wanneer zij zich bij hun Bisschoppen
kwamen aanbieden, met alle reden konden zeggen: - "Wij zijn gekomen om te
werken voor het heil der zielen. Het is Don Bosco die ons heeft gezonden."
- En de Bisschoppen ontvingen hen met vreugde en dankbaarheid. In 1865
hadden er van de zesenveertig seminaristen van het Grootseminarie in Tu-
rijn, achtendertig hun gymnasiale studies gedaan in Valdocco. In 1873
kwamen er van de honderdvijftig, honderdtwintig uit het Oratorio, zoals
vastgesteld is door Don Giuseppe Bertello. Die getallen werden ieder jaar
groter, en sommigen van hen zijn kanunnik, zes pastoor in Turijn, veertig
en meer pastoor in de omgeving, zonder de priesters die niet in de zielzorg
werkzaam zijn, en de m i s s i o n a r is s e n di e n a ar d en v r e e md e v e rt r o kk e n m e e
te tellen. Toen Mgr. Cagliero in 1870 met Mgr. Ferrè het seminarie van
Casale bezocht, kwam hij tot de bevinding, dat van de veertig seminaristen
die zich daar bevonden, er achtendertig uit de school van Don Bosco kwamen,
en driekwart van de huidige priesters in dat diocees, waren leerlingen van
het Salesiaans college. Daar- in werd tweederde deel van de pastoors van
het diocees d'Asti opgevoed, zoals blijkt uit een nauwkeurige berekening
van Don Cassetta, pastoor van Costigliole d'Asti. Hetzelfde kan gezegd worden
van andere subalpijnse diocesen.

26.2 Page 252

▲back to top
- V/248 -
Don Bosco schonk ook ieder jaar vele seminaristen aan het bisdom Milaan;
en Ligurië telt driehonderd en meer van zijn leerlingen als priesters. Ook Rome
had enkele vooraanstaanden van verschillende titel en waardigheid; en zes bis-
schoppen leefden jarenlang, toen zij nog jongens waren, aan de zijde van Don
Bosco.
En voor al dezen, wier roeping niet tot het Oratorio scheen te leiden,
legde Don Bosco dezelfde vriendelijkheid en zorgen aan de dag als voor degenen die
tot zijn Congregatie toetraden. Wanneer de tijd naderde dat een leerling het Ora-
torio moest verlaten, om zich bij de clerus van zijn eigen diocees te voegen, liet
hij hem enkele malen bij zich komen om hem de raadgevingen te verstrekken die hij
nodig achtte, opdat hij een goede seminarist en te zijner tijd een goede priester
zou worden. Vooral drong hij er bij hen op aan, dat zij de zuiverheid des harten
ongerept zouden bewaren, hen waarschuwende dat anders iedere hoop op geluk en op
een vruchtbare ambtsbediening verloren zou gaan.
Zo werkte Don Bosco met onvermoeibare ijver ten voordele van de katho-
lieke Kerk. Van de resultaten daarvan en van zijn verdienste is een levendige
beschrijving gegeven en een prachtige lofrede gemaakt door de eerwaarde Pater
Felice Giordano van de Oblaten van de Maagd Maria, zijn oude vriend en getuige
van iedere grote bijzonderheid zoals blijkt uit een brief uit Nice-aan-zee aan
Don Durando in 1888.
"
Sinds de noodlottige periode van '48, onderging het volk een
" felle schok in zijn godsdienstige gevoelens, die, helaas, nog steeds
" zijn uitwerking in groeiende mate laat gevoelen, ten nadele, niet
" zozeer van de maatschappij, dan wel van de Kerk. De Kerk kreeg ten-
" gevolge daarvan van die tijd af ieder jaar steeds minder roepingen,
" hetzij voor het parochiewerk, hetzij voor de kloosters. Vandaar dat
" zij, door het afsterven van velen en het bijkomen van weinigen, niet
" voldoende bedienaren meer had voor de eredienst. Intussen groeide
" naast veel onkruid, een steeds weelderiger oogst, en er waren armen
" te kort om deze te verzamelen. Daarom vroegen de grootmoedige en ver-
" trouwvolle zielen, zich de goddelijke zending herinnerend, de Heer
" van de oogst dat Hij zich zou verwaardigen, arbeiders in zijn wijn-
" gaard te zenden. Die goede zielen, met al hun goede bedoelingen,
" merkten echter niet dat de Heer van de oogst, hoewel genegen werk-
" lieden te zenden, hoewel bij machte om, als het nodig is, zelfs uit
" de stenen kinderen van Abraham te verwekken, gewoonlijk voor alles,
" ook voor wat de roepingen aangaat, op de medewerking van de mens
" wacht; dat wil zeggen, dat anderen zich moeite moeten geven en zich
" inspannen om een geschikt instrument te worden. Daarom blijven deze
" goede zielen, die voortreffelijke harten, op het beslissende uur,
" voor het merendeel met ten hemel geslagen ogen, maar met de handen
" in de schoot, zitten, zonder iets te doen, maar verloren in niets dan
" abstracties en prachtige plannen. Luisteren wij naar een van die zie-
" len, een die toevallig, in een uitgelezen kring van vrienden gezeten,
" zich opmaakt om een geleerd vertoog te houden.
"
- "Welkom, Heer Felix. We hebben hier juist een vraagstuk in
" behandeling dat brandt van actualiteit en dat op u wacht om opgelost
" te worden."
"
- "Waar gaat het over?"

26.3 Page 253

▲back to top
- V/249 -
"
- "Het gaat erover, hoe men het moet aanleggen om geestelijke
" roepingen te wekken."
"
- "Dat is een lastig vraagstuk. Ik zal u, daar u me de eer
" aandoet, niettemin zeggen wat ik erover denk. Vóór alles moeten vol-
" gens mij, de arme jongens, of die van de buiten in het oog gehouden
" worden, daar zij al lang gewoon zijn aan een leven van opofferin-
" gen, en dus meer geschikt voor de geestelijke roeping. Dit vooropge-
" steld, zou ik willen dat zich, op verschillende punten verspreid, zo
" niet in alle diocesen, dan minstens in de grootste provincies of
" steden, grote centra zouden bevinden, alle ingericht voor het opne-
" men van arme en verlaten jeugd. Door deze voorziening zouden de jon-
" gens uit alle richtingen komen toestromen en we zouden jongens in
" handen hebben, minstens honderden, duizenden, allen bestemd om een
" christelijke opvoeding te krijgen, met het vooropgezette plan hen te
" onderwijzen, in te delen, tijdig hun fysieke, verstandelijke en zede-
" lijke geschiktheid te bepalen, om er daarna, zoals de tuinman doet met
" de planten van zijn broeikas, een keuze uit te doen: deze voor de
" vlakte, andere voor de heuvels. De een heeft geen goed verstand, en
" kan evenmin iets onthouden, en voor deze zouden we ons tevreden kun-
" nen stellen met hem de dingen bij te brengen die nodig zijn om zalig
" te worden. De ander heeft geen wil, noch de aanleg om boven de boeken
" te zitten, en die voeden we op voor het vak of ambacht dat hem het
" meest bevalt. Maar dan die ander, met een argeloos voorkomen, een op-
" recht karakter, een goed geheugen, een ontvankelijke geest en een on-
" besproken gedrag, ach! deze, als een uitgelezen eerste vrucht, die
" zullen we met meer zorg vormen, omdat hij, mits er goed voor gezorgd
" wordt, zal toenemen in kracht en hogerop komen. Let er dus op dat
" mijn jongen door middel van een regelmatig studieprogramma sterk wordt
" in de grondbeginselen, sterker nog in de Latijnse spraakkunst en nog
" sterker in de welsprekendheid. Welnu, ik durf erom te wedden, dat
" mijn jongen na zo een verzorging, wanneer hij eenmaal oud genoeg is,
" een man van de Kerk zal worden, omdat de Heer van de oogst hem zal
" uitgekozen hebben om te werken in zijn wijngaard en deze te ontginnen.
" Zo lijkt het mij, en U?"
"
"Loop heen, Heer Felix! U verbluft ons met uw grappenmakerij
" over uw bijzonder gelukkige plannen die zo precies zijn aangepast aan
" de noden! Wilt U ons midden op de dag de sterren laten zien? Maar merkt
" u dan niet dat uw schitterende plannen, in abstracto, praktisch onuit-
" voerbaar zijn, en dat ze, wanneer ze in betere tijden onuitvoerbaar
" zijn geweest, zeker in deze tijden alleen maar dromen zijn! - Dromen!"
" En wie zou er anders geantwoord hebben, gezien de onderneming en in
" zulke tijden en omstandigheden?
"
En toch, voor Don Bosco waren het geen dromen, maar werkelijk-
" heden. Werkelijkheid was het samenbrengen in verspreide centra van
" uitgestoten jeugd. Werkelijkheid was het voorzichtig beslissende,
" diepindringende oordeel dat de enen bestemde voor een ambacht, ande-
" ren voor een beroep en ontelbaar velen voor de studie. Werkelijkheid,
" het verzorgen van de planten, die alle naar de Hemel gericht zijn,
" doch deze in het dal, gene op het gebergte. Wilt u weten hoeveel een
" tra of instellingen van dien aard hij te midden van de wereld heeft
" opgericht? Het zijn er honderdvijftig. Wilt u weten voor hoeveel gees-
" telijke roepingen zijn colleges het pad effenden? Ik kan het u niet
" zeggen, omdat het er thans, na verloop van veertig jaar, ontelbaar

26.4 Page 254

▲back to top
- V/250 -
" velen zijn geworden.
"
Vraagt het aan de seminaries, vraagt het aan de kloosters,
" vraagt het aan de missies."
Inderdaad hebben wij in 1883 en Don Dalmazzo met ons, Don Bosco
horen uitroepen: "Ik ben tevreden! Ik heb een uitvoerige statistiek laten sa-
menstellen, en men heeft ontdekt dat meer dan 2.000 priesters uit onze
huizen vandaan gekomen zijn, en zijn gaan werken in de diocesen. We zijn Onze-
Lieve-Heer en zijn Allerheiligste Moeder dankbaar, dat zij ons overvloe-
dig alle middelen geschonken hebben om dit goede werk te doen."
Zijn berekening was echter nog niet af. Nog 500 van zijn jongens
werden geestelijke voordat hij stierf; en daarna nog anderen, wier roeping
hij tot ontwikkeling gebracht had en die in de jaren, die volgden op zijn
heengaan uit deze wereld, de heilige bediening als hun deel kozen. Voe-
gen wij er nog diegenen aan toe die van zovele van zijn andere huizen naar
het seminarie gingen. En ook mogen we de velen niet vergeten, die op zijn
raad in kloosters traden om die weer te bevolken, en er zijn geen Orden
en ik zou haast zeggen, geen Congregaties in Italië, die op zekere dag
niet zonen van Don Bosco tot priester kregen. Bovendien mag men de ver-
dienste niet over het hoofd zien van het feit dat hij op indirecte wijze,
met verschillende middelen, het leger van het katholicisme met nieuwe
krachten versterkt heeft. Men kan zeggen dat naar zijn voorbeeld, en soms
door zijn aandringen en door zijn medewerking, de kleinseminaries geopend
en in stand gehouden werden. Niet weinig directeuren van deze en van de
grootseminaries hebben, als zij hem kwamen raadplegen, van hem de manier
geleerd om de leerlingen met beminnelijke en vaderlijke hulp vooruit te
helpen, zo ook met godsvrucht en vooral door de veelvuldige communie,
onmisbare voorwaarde voor het volharden in de roeping, zodat de geeste-
lijkheid van de verschillende diocesen daarvan groot voordeel ondervond;
want het is een feit, dat men vóór 1848 op de seminaries een heel ander
systeem volgde. Andere bewijzen voor onze verzekering bewaren we voor het
verdere verloop van onze geschiedenis. Daaruit, en uit het al vermelde,
kunnen we afleiden dat diegenen niet ver van de waarheid af zijn die ver-
zekeren dat Don Bosco zesduizend priesters heeft gevormd.
Van wat wij verteld hebben was Don Michele Rua getuige en deelge-
noot, nadat hij van 1850 tot 1888 aan de zijde van Don Bosco stond en hem
behulpzaam was bij al zijn ondernemingen. Maar wat hij vooral in hem bewon-
derde, was zijn kracht bij meningsverschillen met machtige tegenstanders,
die zijn instituut systematisch achtervolgden om het ten val te brengen.
Verscheidene van de eerste hoogwaardigheidsbekleders van de Staat, onder
wie commandeur Morena, koninklijk commissaris voor de liquidatie van het
kerkelijk vermogen te Rome, zeiden tot Don Francesu Dalmazzo: - "Terwijl
wij trachten ons van de kloosterlingen te ontdoen en de geestelijke roe-
pingen te verhinderen, fabriceert Don Bosco, met een volharding, een betere
zaak waardig, voor onze neus nieuwe priesters aan de lopende band."
We hebben een groot schilderij opgehangen: maar in 1856 bestond
daarvan nauwelijks een schets.

26.5 Page 255

▲back to top
- V/251 -
H O O F D S T U K XXXIV
1856 - MISSIE VAN DON BOSCO IN VIARIGI - VERZET - EERSTE PREKEN
EN AANKONDIGING VAN STRAFFEN - EEN WAANZINNIGE - ONVOORZIENE
DOOD - WELSPREKENDHEID GEÏNSPIREERD DOOR EEN LIJKBAAR -
TRIOMF VAN DE GODDELIJKE GENADE - BRIEF VAN DON ALASONATTI
AAN KANUNNIK ROSAZ - GRIGNASCHI HERROEPT ZIJN DWALINGEN -
LIEFDE VAN DON BOSCO EN ONBOETVAARDIGE DOOD VAN GRIGNASCHI.
In de maand januari van 1856 werd Don Bosco door de Heer gezonden om het
onkruid te verwijderen dat een Evangelische akker vulde en onvruchtbaar maakte.
Door de veroordeling van Grignaschi en zijn voornaamste medeplichtigen, en door
de predikaties van de bisschoppen van Casale en van Asti, al hadden die ook over-
vloedige vruchten afgeworpen, toch was in Viarigi de noodlottige sekte, die weel-
derig diepe wortels had geslagen in die arme grond, nog niet helemaal uitgeroeid.
Integendeel, een vrij talrijke kern van toegetreden fanatiekelingen, met een aan-
hang van onwetende niet belangloze mensen, hielden overmoedig stand en was meer
dan ooit halsstarrig en doof voor ieder vermaan der plaatselijke priesters en van
de missionarissen. De ernstige bekering van de Deken-pastoor der Sint-Petruskerk,
Don Lacchelli, en van Don Ferraris, die een goede dood stierf, had op hen geen
zweem van een heilzame indruk gemaakt. De zogenoemde Grignaschini wilden niet over
godsdienst horen spreken, tenzij men de dwalingen en de zedeloosheid van hun
ongelukkige leraar scheen te huldigen. De nieuwe pastoor, Don Giovanni Battista
Melino, had tevergeefs geprobeerd bij verschillende gelegenheden retraites en
missies te laten geven. Twee paters Capucijnen hadden getracht een reeks preken
te beginnen en moesten inderhaast vertrekken, zonder iets goeds te bewerkstelli-
gen. In 1854 wendde Don Melino zich tot Don Bosco om diens hulp in te roepen;
niettemin achtte men het na rijp beraad nog niet het geschikte ogenblik om ander-
maal een poging te ondernemen, en men liet nog twee jaren voorbijgaan na de laat-
ste mislukte missie.
Maar eindelijk brak het uur van Gods barmhartigheid aan, en met zo over-
vloedige genaden voor het dorp dat het alle verwachtingen van de goeden te boven
ging. Don Bosco was met pastoor Don Melino overeengekomen naar hem toe te komen
om de mensen daar de eeuwige waarheden te verkondigen, samen met een kanunnik van
de kathedraal van Turijn, Borsarelli di Riffredo. Daar hij zich echter, zoals Mgr.
Cagliero vertelt, bewust was van de moeilijkheid en het gewicht van de missie,
begon hij vooral zelf te bidden en zich aan te bevelen in de gebeden van zijn
jongens en in die van verschillende congregaties.
In de tweede week van de maand januari dus kwamen de beide predikanten
in Viarigi aan. Alle mensen waren op de been, ze vormden hagen langs de straten,
al waren er verscheidenen die in een vijandige houding tussen de mensen stonde

26.6 Page 256

▲back to top
- V/252 -
te mopperen op een manier dat zij door de missionarissen konden worden verstaan: -
"Ze zullen mooie dingen zeggen, maar ze zijn niet verlicht." - "Ze komen de boel
opeten op onze kosten." - "Dat ze teruggaan waar ze vandaan komen." - "Ze kunnen
voor lege banken praten, want er zal niemand naar hen gaan luisteren."
Hierbij dient men te weten dat, zodra het gerucht door het dorp was gegaan
dat tot deze missie besloten was, de leiders van de sekte bijeengekomen waren om
te overleggen hoe zij zich in deze omstandigheden moesten gedragen. Er werd be-
paald dat al de aanhangers zich strikt van het bezoek aan de kerk zouden onthou-
den. Dat ze deze onthouding eveneens zouden opleggen aan wie hun onderhorig waren.
Bovendien besloot men een of ander bal of een avondconcert op touw te zetten, dat
op hetzelfde tijdstip gehouden zou worden als waarop de missie werd gepreekt.
De muzikanten werden alvast vooraf betaald en alle andere dingen geregeld
opdat dit boosaardige verzet zou slagen. Ook stelden enkele gezinshoofden voor,
dat de rijksten onder hen, elkaar over en weer zouden uitnodigen, en zonodig de
armere aanhangers aan hun tafel zouden roepen.
De twee missionarissen kwamen de kerk binnen, waar ze niet veel mensen
aantroffen; maar ze wisten dat de befaamde huishoudster van Grignaschi, Lana ge-
heten, en die de Rode Madonna genoemd werd, al had plaats genomen. Toen zij uit
de gevangenis was gekomen, waar ze haar straf had uitgezeten, was zij naar die
gemeenschap teruggekeerd. Zij kwam, door nieuwsgierigheid gedreven, horen wat de
predikanten zouden zeggen.
Don Bosco beklom de preekstoel om de inleidende preek te houden; en toen hij
een blik op de kleine groep toehoorders had geworpen, stelde hij, wel verre van
zijn geestdrift kwijt te raken, meer dan ooit zijn vertrouwen op Degene die de
harten der mensen regeert. Hij begon te spreken. Hij verheugde zich met degenen die
gekomen waren over hun goede gesteltenis, sterkte hen in hun heilzame voornemens
en spoorde hen ertoe aan zoveel mogelijk anderen mee naar de kerk te brengen. On-
der meer sprak hij, zoals gewoonlijk, ook over de ernstige verplichting, gebruik
te maken van de barmhartigheid van God, die hun geboden werd, opdat God hen niet
zou straffen door hun de tijd om er een andere keer van te profiteren te onthou-
den. En er was des te meer reden om te vrezen dat God zijn straffende hand zou op-
heffen, omdat sommigen in het dorp bezield waren van een besliste geest van ver-
zet tegen de missie. En de Heer kon, zo voegde hij eraan toe, ook straffen met
een onvoorziene dood. Het gerucht van dit dreigement verspreidde zich snel door
het dorp, zonder echter een grote uitwerking teweeg te brengen. En de huishoud-
ster van Grignaschi vertelde overal rond: - "Die priester preekt goed, maar
hij heeft het licht niet!"
De volgende dag was het gehoor wat groter, maar niet veel. Alles samen
waren er honderdvijftig mensen. De predikanten gingen echter met bewonderens-
waardige standvastigheid door met hun preken. Ze hielden vier preken per dag:
Don Bosco twee, één 's morgens vroeg en de andere 's avonds laat.
Op de derde dag van de missie prentte Don Bosco zijn toehoorders in, de men-
sen van het dorp te waarschuwen dat, als ze niet naar de preek wilden komen, God
ongeluk over hen zou laten komen. Daarna nodigde hij hen uit een Onzevader en
Weesgegroet te bidden voor de eerste die er in het dorp zou sterven. Alle inwoners
kregen direct deze uitnodiging te horen, die de dreigende toon inhield van nabije
bestraffing. Voor die avond had een van de voornaamste grondbezitters een groot

26.7 Page 257

▲back to top
- V/253 -
een groot bal op touw gezet. Hij scheen geen kwaadaardige man te zijn, maar de
geestelijke verblinding, het lidmaatschap van een groep, waarvan hij de
boosaardigheid misschien niet doorzag, de zwakheid van zijn karakter en het
menselijke opzicht, dreven hem zeker het meest tot deze weloverwogen uitda-
ging.
Intussen waren op diezelfde dag enkele van de voornaamste aanhangers
en leiders der Grignaschi Don Bosco komen opzoeken om te zien of hij nog
besloten was zijn preken voort te zetten en om zich een oordeel te vor-
men over zijn karakter. Terwijl zij in een heel lang en geanimeerd gesprek
met hem gewikkeld waren, kwamen er plotseling een paar grapjassen binnen,
die tot Don Bosco zeiden:
- "Er is iemand die, als u het goedvindt, een bezoek zou willen brengen."
- "Laat maar komen, ik vind het best."
- "Maar het is iemand van groot gewicht."
- "Ik zal hem ontvangen zoals het hoort."
- "Het is niemand minder dan de Eeuwige Vader."
- "Best."
- "Maar u moet niet bang zijn als u hem ziet; hij doet niemand kwaad."
- "Wees gerust, ik zal kalm blijven."
- "Dan zullen we hem zeggen dat hij kan komen."
- "Jawel, ik verwacht hem."
Evenals de Rode Madonna behoorde ook de Eeuwige Vader tot de voor-
aanstaanden, die door de onwaardige sluwheid van Grignaschi bedrogen wa-
ren. Het waren twee schertsfiguren, die verontwaardiging en afschrik
wekten, indien ze niet veeleer het medelijden van de arme landbouwers
gaande maakten, zo lomp bedrogen als ze waren door een afschuwelijke be-
drieger. Ook de Eeuwige Vader kleedde zich en sprak op een manier, die
tot doel had om de draak te steken met degene die hij door zijn naam wilde
voorstellen.
Don Bosco wachtte hem op en het duurde niet lang of er verscheen
in zijn kamer een al oude man, rijzig van gestalte, met herculische vormen,
een zwarte en lange baard, die de borst bedekte, een paar vreemd gevormde
sandalen aan de voeten, en een hoed van een halve meter hoog op het hoofd.
Hij droeg een boek onder de arm en trad op met een verrassende eigendunk
en brutaliteit. Dat individu zag er echt uit om bang van te worden, wan-
neer hij 's nachts onverwachts zou verschijnen voor de ogen van iemand die
daar niet op voorbereid was. Hij had de gewoonte om steeds in rijmpjes te
spreken. - Toen hij zich aan Don Bosco voorstelde riep hij uit:
"Hier ben ik nu, komt het gelegen? Ik kwam, en niemand hield me tegen!"
"En U bent dus...?"
"Ja, de Eeuwige Vader, weet dat wel, die ook niet bang is voor de hel!"
"En weet u wie ik ben?"
"Of ik het weet! De zogenoemde priester Bosco, de beroemde."

26.8 Page 258

▲back to top
- V/254 -
Don Bosco moest zich goed houden om niet te lachen bij het zien van
deze figuur. - "Wat staat er in dat boek van u?"
De ander deed het boek open. Er waren tekeningen gemaakt aan alle
kanten van de bladzijde, nu eens van priesters die duivels sloegen,dan
weer duivels die priesters sloegen, vervolgens duivels die bij mensen op
de rug zaten, en omgekeerd. Vervolgens duivels als priesters gekleed, als Bis-
schoppen, als de Paus. Bij ieder figuurtje stond een bijschrift. De man
bleef de bladen van het boek omslaan, en toen Don Bosco zag dat de plaatjes
onzedelijk begonnen te worden, zei hij: - "Genoeg. Ik heb genoeg gezien.
Laten we nu over ernstige dingen spreken. U lijkt me een verstandige man,
iemand die nadenkt. Dus als ik u zou vragen, wie u geschapen heeft, ben ik
er zeker van dat u me zou antwoorden; - God heeft me geschapen."
De ander antwoordde:
"God wilde mij het leven schenken, daarover hoef ik niet te denken."
"Maar nu grapjes ter zijde", zei Don Bosco, "denk erom dat de tijd voor-
bijgaat, dat de dood komt. De barmhartigheid Gods heeft grenzen als de
zondaar hardnekkig is."
- Maar bij iedere tegenwerping wilde de ander telkens het laatste
woord hebben in een antwoord met twee flauwe en niet ter zake doende rijmpjes.
- "Maar denk toch eens goed na", zei Don Bosco hem: "binnenkort
is het voor u uit met alle wereldse dingen, dan kunt u uw leven niet
langer meer rekken."
Waarop de ander:
"Het leven wordt niet meer gerekt, Als men met wonden is bedekt."
"Bedenk wel, dat het de laatste uitnodiging van de Heer voor u
kan zijn!"
"Daarom zou ik u gaarne zien, vanavond op ons feest misschien?"
"Nou, tot ziens dan morgen, als de Heer u in zijn barmhartigheid nog
het leven gelaten heeft. Ik heb er nu genoeg van."
"Vanavond is er in elk geval, in onze zaal een heel groot bal."
En zonder groet, draaiend om zijn as, alsof hij op een spil stond,
begaf hij zich stijf rechtop op weg, en verdween. Don Bosco wist niet te
zeggen of die man een grappenmaker was, een bedrieger of van de duivel
bezeten.
Na de middag stonden er enkele volgelingen van Grignaschi op de
drempel van de kerk te wachten op de mensen die binnentraden, of als ze
van de preek naar buiten kwamen. Ze zeiden hun: "Kom vanavond bij ons.
Dààr zult u mooie preken horen, daar bij ons is de waarheid." En ze
lachten. Onder hen riep degene die het bal voorbereid had uit, dat het
de moeite niet waard was naar de missionarissen te gaan luisteren. -
"Kom", riep hij telkens w e e r m e t s m a k e l o z e g e e s t d r i f t : "k o m n a a r m i j
l u i s t e r e n d i e b e t e r p r e ekt dan de missionarissen!"
Het duurde niet lang of het profane feest begon. Een overvloedige maaltijd

26.9 Page 259

▲back to top
- V/255 -
en het bal vonden plaats in een huis nabij de woning van pastoor Don Me-
lino, die de klank van de muziekinstrumenten kon horen. Toen alles weer
rustig geworden was, werd er tegen middernacht plots herhaaldelijk op de
deur van de pastoor geklopt, en een stem riep hem toe, of hij zich naar
het huis wilde begeven waar het bal gehouden werd, daar er daar iemand
stervende was. Don Melino, een valstrik vrezend, aarzelde, maar de bood-
schapper drong aan: - "Het is meneer die-en-die, de heer des huizen, hij
werd opeens door erge pijnen overvallen, en nu is hij stervende. Haast u
in 's hemelsnaam." - De pastoor haastte zich erheen, maar trof deze onge-
lukkige al dood aan. Het nieuws van het droevige geval ging 's morgens
als een lopend vuurtje rond. Iedereen herinnerde zich de woorden van de
missionaris, en zag er de straf van God in. Van dat ogenblik af stroomde
de hele bevolking eensgezind naar de preken toe. De gebeurtenis wekte ge-
weldige opwinding, ook in de naburige dorpen. De ongelukkige, die eerst
verkondigd had dat hij beter preekte dan de missionaris, had de waarheid
gesproken en tot zijn ongeluk waren zijn woorden maar al te waar geweest!
De Rode Madonna echter verscheen meerdere dagen lang niet in de kerk,
en zei over Don Bosco: "Die priester is een duivel."
De morgen na het sterfgeval preekte Don Bosco zonder er een toe-
speling op te maken. 's Avonds gaf hij een uiteenzetting van de woorden
van Jezus Christus: "Estote parati quia qua hora non putatis filius hominis ve-
niet"; en hij bewees dat degene die niet waakzaam is, gevaar loopt niet
zalig te worden, doordat hij ofwel geen tijd meer heeft, of doordat hem de
wil of de genade ertoe ontbreekt. Hij besloot met te zeggen: - "Laten we
thans een Onzevader, Weesgegroet en Requiem bidden om onze arme vriend, die
vannacht gestorven is, aan te bevelen in de barmhartigheid van God." -
En langzaam bad hij voor.
Twee dagen daarna was de kerk 's avonds overvol. Don Bosco sprak
over het vreselijke onderwerp van de dood, de gewetenskwellingen, over de
angst, over de razernij van de onboetvaardige zondaar. Hij beschreef zijn angst-
wekkende doodstrijd, de laatste ademtocht, en het vormloos op het bed lig-
gende lijk. Maar opeens werd hij verrast door een plotseling opkomende
gedachte en hij vervolgde zijn beschrijving. - "De zondaar, die niet in
Gods genade stierf, wordt opgesloten in de kist, voorafgegaan door de
broederschappen die het Miserere psalmodiëren, en op de schouders van vier
mannen, naar de kerk gedragen... de baar verschijnt op de drempel... komt
de kerk binnen... de kist komt naderbij... nog dichterbij... hier... in het
midden..., voor mij... op die twee schragen...." Het tafereel was zo levend
dat de mensen, door een heimelijke vrees bevangen, om zich heen keken.
En Don Bosco vervolgde: " Ik heb al genoeg gesproken. Een ander moet
spreken in mijn plaats. En wie zal dat moeten zijn? Mijn metgezel? Het
is zijn tijd nog niet! Meneer pastoor? Ook hij is niet aan de beurt! Tot
wie zal ik me dan op dit ogenblik wenden om diens woord te horen? Tot het
Kruisbeeld? Het is geen tijd voor barmhartigheid! Tot het Allerheiligst Sacra-
ment? He t is g ee n t ij d vo or l ie fd e! T ot O n ze -L ie ve -Vro uw ? Ne en , n ee n,
geliefde Moeder, het is geen tijd om te bemiddelen. Tot wie mij dan gewend
deze avond?" - Hij zweeg. Na enkele korte ogenblikken, hernam hij met
trillende stem: - "Tot u, o, lijk! Open die kist: sta op! Kom naar voren!
Geef antwoord! Op welk ogenblik heeft de dood u overvallen? Waaraan heeft het
u ontbroken om zalig te worden? Aan preken misschien? Aan sacramenten?
Aan raadgevingen? Aan genade?" - Op al die vragen liet Don Bosco het uitvoeri-

26.10 Page 260

▲back to top
- V/256 -
ge, klaaglijke antwoord volgen, alsof de dode zelf sprak. Deze dialoog duurde ruim
een uur lang. De toehoorders waren als verpletterd, buiten zichzelf. Tweemaal
stuurde de pastoor iemand naar Don Bosco om hem te waarschuwen ermee op te houden,
omdat er een angstige spanning in heel de kerk heerste, en Don Bosco besloot:
- "Waaraan heeft het u dan ontbroken?" - Hier maakte hij weer een pauze. Allen
snikten hoorbaar. Daarna eindigde hij: - "Ik hoor zijn lugubere stem die ant-
woordt: - "Het ontbrak me aan tijd..." "En wat ontbreekt u, die naar mij luistert?
Laten we daar morgen verder over spreken."
In die dagen van de missie waren er nog enkele andere sterfgevallen in het
dorp of in de omgeving, en dus enkele stervenden, die in de gebeden van de gelo-
vigen moesten worden aanbevolen. Daarom verzocht Don Bosco in alle preken vanaf
de preekstoel: - "Laten we nu een Onzevader en een Weesgegroet bidden voor onze
broeder die-en-die, die op het punt staat voor Gods rechterstoel te verschijnen.
Bidden wij ook een Onzevader, een Weesgegroet en Requiem voor die ander, die deze
nacht naar de eeuwigheid is gegaan." - Door deze preken werden de zielen wakker
geschud, zodanig dat ze niet meer konden weerstaan en toestroomden om te biechten.
De zegen des Heren was zo groot, dat van de bijna drieduizend inwoners van het
dorp, er geen enkele volwassene was die niet tot de sacramenten naderde. De barm-
hartigheid van God strekte zich eveneens uit tot de Rode Madonna en de Eeuwige
Vader, de twee sprekendste en levendigste symbolen van de sekte. Tussen de pre-
dikanten en het volk leefde sympathie, die voortsproot uit het door de liefde
geïnspireerde openhartige woord en uit de achting die men voor de spreker had
gekregen. Dat gaf eveneens aanleiding tot enkele grappige gebeurtenissen. Op
zekere dag liet Don Bosco, zonder dat hij op iemand in het bijzonder doelde, de
verschillende soorten van mensen de revue passeren. Kinderen, jongens, meisjes,
gehuwde vrouwen, huisvaders, terwijl hij zoals gewoonlijk, telkens vragen stelde.
En opeens zei hij: "Zeg eens tegen die grijsaard met zijn witte haren: - "Wanneer
zul je nu eens je Pasen houden en je leven veranderen? Zie je niet dat je al met
één been in het graf staat?"
Plots wordt hij op dat ogenblik onderbroken door enkele stemmen: - "Hij
is hier, daar staat hij, degene waarover u spreekt!"
Don Bosco zweeg een beetje onthutst. Er stond een grijsaard voor de preek-
stoel en alle mensen wezen naar hem.
- "Nou goed, dat ben ik", zei de oude man hardop, "vanavond zal ik gaan
biechten, dan is het afgelopen!" - Don Bosco kon toen zijn lachen niet inhouden
en zei tot de oude man: "Bravo, ik zal op je wachten zoals men op een vriend
wacht." Daarna vervolgde hij zijn preek.
Intussen zwoeren de sektariërs hun dwalingen af en gaven aan de missiona-
rissen heel deugdelijke bewijzen, dat de ommekeer feitelijk het werk van de Heer
was. Van hun kant werden de beide missionarissen, doodmoe door het binnenhalen van
zo een grote oogst, gesteund en overvloedig beloond met onmetelijke troost bij het
zien dat dit goede volk verlost was van de bedrieglijke betovering der sekte: en
men mag zeggen dat deze na die missie volkomen verdween. Euntes ibant et flebant
mittentes semina sua, venientes autem venient cum exul-tatione portartes manipulos
suos. (Psalm 125).
Deze feiten werden aan Don Rua verteld door pastoor Don Melino zelf, door
de heer Beta en ook door verscheidene personen die zelf, door Grignaschi ver-
blind waren.

27 Pages 261-270

▲back to top

27.1 Page 261

▲back to top
- V/257 -
Het dagblad Armonia besloot in zijn nummer 27 van vrijdag 1 februari 1856,
zijn kort verslag over deze missie aldus:
" Om te kunnen oordelen over het gewicht van dit feit zouden de missio-
" narissen moeten kunnen zeggen wat hun door het onverbreekbare geheim
" en het fatsoen verboden is te uiten; of op zijn minst zouden we moe-
" ten kunnen vertellen wat de voorzichtigheid ons niet toestaat. Niet-
" temin zullen degenen die op de hoogte zijn van het uiterst grote
" kwaad, deze landbouwers door Grignaschi en zijn volgelingen aangedaan,
" en van de verblinding van deze arme mensen, die zich lieten verstrik-
" ken door een heiligheid en een mysticisme die zo weinig heilig waren,
" - zullen ook zij, die weten van de jarenlange vergeefse moeiten om
" hen de ogen te openen, de barmhartigheid des Heren weten te prijzen.
"
Men mag hopen dat degene die het werk begon, ipse perficiet,
" confirmabit, solidabitque (1 Petr. 5,10). In ieder geval is het pas-
" send dat wij dit volk helpen met onze gebeden, daar de tijd nadert
" waarop Grignaschi zijn straf in de kerker zal hebben uitgeboet. Deze
" ongelukkige, wel verre van ooit enig teken van inkeer gegeven te heb-
" ben, volhardt meer dan ooit, halsstarrig en fanatiek in zijn godde-
" loosheid. En nauwelijks zal hij in vrijheid gesteld zijn, of hij zal
" zich naar zijn vroeger arbeidsveld haasten om onkruid te zaaien. De
" gebeden der rechtvaardigen mogen de brave landbouwers van Viarigi
" steunen op de goede weg. Wij vertrouwen des te meer op hun volhar-
" ding daar zij niet uit boosaardigheid van de goede weg afdwaalden,
" maar doordat zij misleid waren. Ook zouden zij niet bedrogen zijn,
" wanneer er geen misbruik gemaakt was van hun goedheid, en de wolf
" niet in de schaapskooi had kunnen binnendringen, in schaapsklederen
" gehuld en zich zelfs voordeed als de goede herder."
Toen Don Bosco in Turijn terugkeerde werd hij door de jongens in triomf
ontvangen, en die dag werden ze allen goed onthaald om de gelukkige gebeurtenis te
vieren.
Toen Don Alasonatti een brief beantwoordde van de hoogeerw. Heer Don Rosaz,
kanunnik van de kathedraal van Susa, waar Don Borel zich in die dagen bevond,
maakte hij melding van deze missie.
"
Hoogeerwaarde Heer Kanunnik,
"
"
U zult de 100 boekjes voor de zondag wel ontvangen hebben om
" aantekening te houden van de jongens die komen om uw onderrichtingen
" te volgen en om de hulp van Uw voortdurende ijver te ontvangen.
"
De achtbare Sint-Vincentiusvereniging, waarover U mij inlich-
" tingen vraagt, is, in tal van conferenties en vertakkingen over heel
" deze stad verdeeld, de bevorderaarster van de gezonde opvoeding en
" de grote oorzaak van de goede zeden die men waarneemt bij het volk.
" Ook houdt hij zich ervan op de hoogte waar haar beschermelingen wo-
" nen, met wie en wanneer zij werken en wat hun arbeid is; zij doet
" ongelooflijk veel goeds.
"
Wilt u zo goed zijn Don Borel mede te delen dat zijn orders
" stipt zullen worden uitgevoerd? Dat werd mij tenminste beloofd door

27.2 Page 262

▲back to top
- V/258 -
" de jongen aan wie ik de lijst met verklaring erbij gegeven heb. Groet
" hem en de heren kanunniken Marzolino, Gey enz., uit mijn naam en die
" van Don Bosco, die heden is teruggekeerd van een streek waar hij, met
" preken van een retraite, grote bekeringen heeft geboekt en lauweren
" heeft geoogst. Het zij voldoende te zeggen dat men het daar al
" tweemaal vergeefs probeerde; ditmaal ging het zo goed dat hij met
" moeite op de preekstoel kon komen. En dat in Viarigi, het land van
" de befaamde Grignaschi.
"
De Heer zegene U en uw ijverige werken. Ik groet u in de Heer
" en verblijf met alle achting en de hoogste eerbied,
"
" Turijn, te middernacht
"
van 19 op 20 januari 1856
"
de onderdanige dienaren
"
D. Bosco en D. Alasonatti
Don Bosco was echter niet volkomen tevreden met het goede resultaat, als
hij er niet in slaagde om Grignaschi werkelijk berouwvol of op zijn minst onge-
vaarlijk te maken. En in zijn liefde wist hij zo te werk te gaan dat hij uitein-
delijk van hem, na de eerste aarzelingen, bij een bezoek dat hij hem in december
1856 of januari 1857 bracht, de geschreven herroeping van zijn dwalingen wist te
verkrijgen, die onmiddellijk naar de bisschop van Novara gezonden werd. Monseig-
neur stuurde ze door aan de Heilige Congregatie van het Heilig Officie, die, daar
ze de verklaring niet volledig oordeelde, een andere meer uitvoerig formuleerde,
die door Grignaschi werd aanvaard. Mgr. Gentile, daartoe afgevaardigd door de
Heilige Stoel, begaf zich naar Castello d'Ivrea op 2 april 1857, en, voor hem
neergeknield, las Grignaschi woord voor woord de verklaring voor die hem ter af-
zwering werd voorgelegd, bekende de enorme omvang van zijn schuld en beloofde on-
der ede, te verzaken aan de goddeloze leer die hij had beleden, geleraard en be-
vorderd, zich volkomen te onderwerpen aan de leerstellingen en aan het gezag van
de Kerk, en iedere boetedoening te aanvaarden die hem werd of zou worden opgelegd
door het Heilig Officie. De Bisschop ontsloeg hem toen van de door de Paus opge-
legde excommunicatie, en deze verklaring werd getekend door Grignaschi, door de
Bisschop en twee getuigen, van wie de ene de theol. Antonio Belasio was, aposto-
lisch missionaris, van wie vernomen werd hoeveel Don Bosco voor deze ongelukkige
deed. In opdracht van Rome bracht Grignaschi zelf woordelijk deze herroeping ter
openbare kennis in de Armonia in nummer 150 van 3 juli 1857, met het doel zoveel
mogelijk goed te maken van de ergernis die hij de evennaaste had gegeven. Dat do-
cument, gewaarmerkt door de bisschoppelijke curie van Novara, bevestigde zijn vol-
gelingen in hun goede voornemens, waartoe zij zich, dank zij Don Bosco en kanunnik
Borsarelli, bekeerd hadden.
Zijn bekering bleek echter niet oprecht. Toen Grignaschi zijn straf uit-
geboet had, kwam hij Don Bosco in het Oratorio opzoeken. Hij was als leek gekleed
en trok de geestelijke gewaden nooit meer aan. Don Bosco ontving hem zoals men
zijn liefste vriend ontvangt en omhelsde hem hartelijk, alsof hij hem niet meer
uit zijn hart kon bannen. Zijn vermaningen werden goed- deels aangenomen en
vooral verkreeg hij de belofte van hem dat hij zich niet meer zou laten zien in
Viarigi. Men vreesde dat hij de schaapskooi van Jezus Christus zou bederven en het

27.3 Page 263

▲back to top
- V/259 -
is aan de aansporingen van Don Bosco te danken dat Don Grignaschi geen volge-
lingen meer probeerde te krijgen. Nadat zich deze verscheidene maanden lang had
teruggetrokken op een boerderij in het land van Asti, bleek het spreken met Don
Bosco hem zoveel goed gedaan te hebben, dat hij hem andermaal kwam opzoeken.
Nadat hij zich vervolgens kort daarna verborgen gehouden had in een dorpje van
Ligurië, in de buurt van Villefranche bij Nice, kocht hij een huisje en liet
verder niets meer van zich horen. Don Bosco kreeg nog enkele brieven van hem die
wij bewaren, en eveneens trachtte hij nog toenadering tot hem te zoeken, om hem
ook materieel te steunen. Hij zond hun gemeenschappelijke vriend Giovanni Tamietti
uit Cambiano naar hem toe, opdat deze hem zou laten weten met welke gevoelens Don
Bosco over hem dacht, en om hem te vertroosten met goede raad. Dikwijls herinnerde
de ongelukkige zich de wijze waarop Don Bosco hem ontvangen had en riep dan ont-
roerd uit: '0, wat een liefde, wat een liefde bij deze man! Pater Protasi, S.J.,
zijn schoolkameraad, had eveneens zijn best gedaan om deze ziel voor God te winnen.
In de laatste jaren beweerde Grignaschi nog steeds een goede katholiek te zijn,
maar in zijn hart was hij altijd dezelfde gebleven. Verschrikkelijk is de verblin-
ding, veroorzaakt door slechte gewoonten en door duivelse bezetenheid. Hij stierf
in 1883 zonder de Sacramenten van de Kerk te ontvangen.

27.4 Page 264

▲back to top
- V/260 -
H O O F D S T U K XXXV
JONGENS DOOR DE BURGERLIJKE OVERHEID AANBEVOLEN - WELKE
GEDRAGSLIJN DON BOSCO BIJ HUN AANNEMING VOLGDE - AANVRAAG
VAN EEN LENING UIT DE SCHATKIST - DON BOSCO EN RATTAZZI
- DE KRACHT WAARMEE DON BOSCO OPENLIJK OPKWAM VOOR DE
RECHTEN VAN DE WAARHEID - NIEUWE ONDERWIJSWETTEN - DE
BESCHERMING DOOR ONZE-LIEVE-VROUW - JAARLIJKSE GELOFTEN.
Ieder jaar vermenigvuldigden zich de aanvragen die Don Bosco ontving om
arme jongens in het Tehuis van de H. Franciscus van Sales op te nemen. Behalve de-
genen die bij hem gebracht werden door hun ouders of door de pastoors, waren er
ook velen die zichzelf kwamen aanmelden. Bijna iedere zondag zag Don Bosco onder
de jongens, die het Oratorio bezochten of er voor de eerste keer naar toe gekomen
waren, er verschillenden die in een zodanige toestand van verlatenheid verkeer-
den, dat zij, wanneer men zich niet heel gauw over hen ontfermde, onvermijdelijk
het slechte pad op zouden gaan. In dezelfde omstandigheden bevonden zich tal van
jongens die zich naar het Oratorio van de Heilige Aloysius in Portanuova, of naar
dat van de Heilige Engelbewaarder in Vanchiglia begaven. Nu eens de een, dan de
ander van beide directeuren wees Don Bosco af en toe op degenen die werkelijk het
grootste medelijden verdienden.
Anderen werden niet zelden voorgedragen door de burgerlijke overheid,
zelfs door de ministers van de koning, en vooral door die van Binnenlandse Zaken.
Als hij maar even een gaatje of een hoekje wist weigerde Don Bosco nooit, en zet-
te een bed voor de nieuwe gast gereed. Ook in de zomer van 1855 had menigeen
zelfs op een verdieping van de klokkentoren geslapen. Uit dat jaar worden de vol-
gende aanvragen bewaard.
" Grootmeester van de Orde der HH. Mauritius en Lazarus.
"
"
Turijn, 7 februari 1856
"
"
Mij voorbehoudend te onderzoeken of het mogelijk zal zijn de
" jaarlijkse subsidie te verhogen die de Orde van Mauritius schenkt
" aan het door Uw Eerwaarde gestichte en geleide liefdadigheidswerk,
" volkomen overtuigd van de gevoelens van waarachtige naastenliefde,
" waardoor U bezield zijt en van de voortdurende zorg waarmee U zich
" ontfermt over de verlaten jongens die U bij U verzamelt, ben ik ver-
" plicht U te vragen te trachten onder Uw beschermelingen te willen
" opnemen een zekere Lorenzo Vindrola, twaalf jaar oud, wiens vader,

27.5 Page 265

▲back to top
- V/261 -
" Antonio Vindrola, in dienst geweest is bij de administratie van deze
" Orde, en overleden is in het Hoofdziekenhuis van onze Orde op 28 janu-
" ari jl. Behalve Lorenzo heeft hij nog een andere jongen van 21 jaar
" achtergelaten, die sjouwer van beroep is, en die met zijn arbeid
" nauwelijks in zijn eigen behoeften kan voorzien, en waarschijnlijk
" niet in staat is enigerlei hulp te bieden aan zijn broer, die
" schoenmakersleerling is, en die dus een op twaalfjarige leeftijd
" volkomen aan zichzelf overgelaten wees is. Het komt mij voor, dat
" de toestand van deze ongelukkige jongen uitzonderlijk is en alle
" medelijden waard. Daarom reken ik het mij tot een plicht een drin-
" gend beroep te doen op Uw weldadigheid, teneinde hem op te nemen
" in het door U bestuurde Instituut, waar hij, evenals de andere
" pupillen, van het nodige voorzien zou zijn en zich in zijn huidige
" of in een ander vak zou kunnen bekwamen, zodat hij op zekere dag
" zich de middelen kan verschaffen om op fatsoenlijke wijze zijn brood
" te verdienen.
"
Ik vlei mij met de hoop dat U mijn aanbeveling in welwillende
" overweging zult willen nemen en mij dienaangaande iets zult berich-
" ten, opdat ik de betreffende jongen zal kunnen waarschuwen dat hij
" zich bij U kan aanmelden. Inmiddels geef ik U de verzekering van
" mijn gevoelens van oprechte hoogachting en verblijf,
"
"
De eerste secretaris van Z.M.
"
CIBRARIO
" Ministerie van Binnenlandse
"
Zaken
" Particulier Kabinet
"
Turijn, 25 september 1856
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Omdat ik niet wil dat de arme jongen Romano Chiri ongelukki-
" gerwijze de weldaad zou moeten ontberen van de opvoeding in dit
" verdienstelijke Instituut, dat ikzelf heb voorgesteld, ben ik van
" plan, bij ontbreken van de nodige uitzet waarvan hij voorzien zou
" moeten worden, zelf bij te springen en zend u daarom hierbij inge-
" sloten een bankbiljet van 100 lire, met het verzoek dat uzelf de
" uitzet bezorgt voor zover dat in uw vermogen is.
"
Ik maak van de gelegenheid gebruik U mijn gevoelens van waarde-
" ring en hoogachting kenbaar te maken.
"
Uw dienstwillige
"
U. RATTAZZI
" Ministerie van Binnenlandse
"
Zaken
"
Turijn, 3 november 1856
"
"
Onze hoofdportier, Gioachino Fissore, is zojuist overleden en

27.6 Page 266

▲back to top
- V/262 -
" laat een weduwe achter met kinderen van jeugdige leeftijd onder wel-
" ke een jongen van negen jaar. Daar de moeder niet in staat is te
" zorgen voor de opvoeding en het onderhoud van deze jongen, beveelt
" ondergetekende minister, kennende de menslievendheid en de belang-
" stelling van de eerwaarde Heer Don Bosco, directeur van het jongens-
" instituut in Valdocco, voor verlaten of anderzijds verwaarloosde
" jongens, de jongen Fissore gaarne in uw aandacht aan en vleit zich
" met de hoop dat het mogelijk zal blijken deze jongen in het Insti-
" tuut op te nemen, wanneer deze u binnenkort door zijn moeder zal
" worden voorgesteld.
"
"
De Minister
"
U. RATTAZZI
Uit deze brief blijkt ook op wat voor een voorzichtige manier Don Bos-
co te werk ging bij het aannemen van bepaalde jongens. Vele ouders, niet enkel uit
Turijn, maar uit andere delen van het Rijk, wendden zich, om voor hun kinderen
gemakkelijker onderdak in het Oratorio te kunnen vinden, tot de burgerlijke
overheid en deze beval op haar beurt die kinderen dan bij Don Bosco aan. Deze
gaf onmiddellijk antwoord in een eerbiedige en be- leefde brief; en wanneer
hij plaats beschikbaar had en van oordeel was wel tot het opnemen van zo een
jongen te kunnen besluiten, deed hij opmerken dat hij niets wilde weigeren aan
zulke bemiddelaars, en dat hij het als een groot voorrecht beschouwde hun een
dienst te kunnen bewijzen. Tezelfdertijd ver zocht hij hun de vader, de moeder
of andere beschermers van die jongens te laten weten, dat zij zich zouden aanmel-
den bij de Overste van het Oratorio om tot een overeenstemming te komen voor wat
de tijd en de voorwaarden van opname betrof. Als de ouders kwamen, ontving Don
Bosco hen met grote minzaamheid. Hij stelde hen op de hoogte van de voorwaarden,
die hierin bestonden, dat hij hen uitnodigde ernaar uit te zien of zij enigerlei
bijdrage zouden kunnen verkrijgen van hun bloedverwanten, vrienden of weldoeners,
opdat ook zij hun deel zouden hebben in dat werk van liefdadigheid.
Hij ging op die manier te werk, omdat de mensen die door de overheid wa-
ren aanbevolen, zich bij de Huizen steeds kwamen aanmelden alsof ze met de
verkregen aanbeveling rechthebbenden waren. Zij meenden daarom ook dat zij ten
opzichte van het Oratorio aan geen enkele verplichting gebonden waren. Met zijn
voorstel gaf Don Bosco hun dus te verstaan, dat het lot van hun jongens enkel en
alleen van hem afhing en niet van anderen; dat alleen hij in de gunst kon bewil-
ligen of deze weigeren: daarop lieten zij hun aanmatigende houding wel varen en
maakten geen praatjes meer. De brave mensen begonnen vervolgens te bidden en te
smeken. Don Bosco nam dan behoorlijk wat tijd alvorens een definitief antwoord te
geven. De ene keer deed hij het voorstel om een bepaald heel gering jaarlijks
bedrag te betalen, een ander maal nam hij er genoegen mee, dat de jongens niets
anders zouden meebrengen dan hun eigen uitzet. Meestal was hij zo tegemoetkomend
dat hij hen geheel kosteloos in zijn Huis opnam; maar hij stond erop dat men zou
weten aan wie zij die weldaad te danken hadden. Don Bosco drong er later bij zijn
medewerkers ook op aan, dat zij in soortgelijke gevallen steeds op dezelfde manier
te werk zouden gaan, en hij gaf hun de verzekering dat dit de enige manier was om
baas in eigen huis te blijven.
Van die aanbevelingen door personen die macht en invloed hadden in het

27.7 Page 267

▲back to top
- V/263 -
openbare leven, wist Don Bosco ook met fijnzinnigheid gebruik te maken
om er in bepaalde gevallen voordeel uit te trekken ten behoeve van het
Oratorio. Wanneer sommige ouders, zonder enigerlei bemiddelaar, bij hem
kwamen met hun jongens, die zij niet konden onderhouden en opvoeden, onder-
wierp hij hen aan een ondervraging om op de hoogte te komen van hun maatschap-
pelijke omstandigheden en hoe groot hun gezin was. Vervolgens raadde hij
hun aan, zelf een verzoek te richten tot een of ander vooraanstaand per-
soon, die hij hun aanwees, met het oog op bepaalde doelstellingen die hem
voor ogen zweefden, bijvoorbeeld tot een minister, een senator of een par-
lementslid van bij hen in de buurt, of tot de gouverneur van hun provin-
cie, of tot de burgemeester van hun woonplaats, om zodoende een aanbeve-
ling te verkrijgen voor een of ander liefdadig werk en vooral voor dat van Don
Bosco. Degenen die zulke verzoekschriften met de vereiste getuigenverklarin-
gen ontvingen, zonden ze door naar het Oratorio, vergezeld van een offici-
eel schrijven waarin het verzoek ondersteund werd. Don Bosco trad dan in
briefwisseling met deze heren. Dikwijls werd het een ingewikkelde uitwis-
seling van brieven, daar zulke zendingen van een gemeenteraad of van an-
dere beschermers aan de gouverneur van de provincie gericht werden, en
door deze aan die van de hoofdstad. Een minister stuurde ze door naar de
burgemeester of naar de gouverneur en van lieverlee kwamen de brieven op de
verschillende bureaus of departementen alvorens hun bestemming te berei-
ken. Op die manier wist Don Bosco het bestaan en de betekenis van zijn
Instituut steeds beter bekend te maken in de officiële sfeer. Wie met het
voorstel kwam om een jongen opgenomen te krijgen getuigde zodoende op een
bepaalde manier van zijn waardering voor en vertrouwen in het Oratorio,
overeenkomend met een stilzwijgende goedkeuring voor alles wat Don Bosco ten
bate van de jeugd bewerkstelligde. De hoogwaardigheidsbekleders van de Staat
toonden zich, als Don Bosco op hun verzoekschriften inging, in tal van om-
standigheden welwillend te zijnen opzichte. Door zo een aanbevolen jongen
bij zich op te nemen, verkreeg Don Bosco op een bepaalde manier de garan-
tie voor het naleven van de voorwaarden die hij voor degenen die hij opnam
had vastgesteld, en als de tijd er rijp voor was, wist hij hen of bij de
regering subsidies aan te vragen of beëindiging te verkrijgen van moeilijk-
heden die hem door de sektariërs werden aangedaan.
Maar het opnemen van jongens vereiste een geschikter gebouw in Val-
docco om zovelen te kunnen herbergen. Daarom had Don Bosco, in het be-
gin van 1856 een beroep gedaan op de Schatkist om een bedrag in leen te
krijgen, ten einde de bouw van het nieuwe complex te voltooien, dat in 1853
onafgewerkt gebleven was. Een dergelijk verzoek was in die tijd zonderling
en gedurfd, maar hij deed de burgerlijke overheid ook een gemakkelijke
manier aan de hand, om aan enkele dringende behoeften van de bevolking
tegemoet te kunnen komen. En werkelijk, zonder schade voor de staatsfinan-
ciën, ziet men twintig en meer jaren daarna, bij wet aan arme gemeenten
leningen toezeggen voor de oprichting van schoolgebouwen, en zelfs aan
private personen om de scholen die door de aardbeving verwoest werden
terug op te bouwen, op voorwaarde dat er jaarlijks een klein gedeelte van
de voorschotten zal worden afbetaald, zodat na een bepaald aantal jaren de
hele schuld gedelgd is.
Don Bosco echter vroeg duizenden om tientallen te kunnen verkrij-
gen en ziehier het antwoord dat hem gezonden werd:

27.8 Page 268

▲back to top
- V/264 -
"
"
" MINISTERIE VAN BINNENLANSE ZAKEN
"
Derde afdeling no. 283
Turijn, de 14de 1856.
"
"
Allerlofwaardigst is het doel van de zeereerwaarde priester
" Giov. Bosco, uiteengezet in de memorie gevoegd bij zijn brief van 8
" dezer, en volgens welke hij de tegenwoordige gebouwen wil uitbreiden
" om een groter aantal verlaten en in gevaar verkerende jongens te
" kunnen opnemen, en dat door hem met zoveel succes geopend is in de
" wijk van Valdocco van deze hoofdstad. En hoewel ik gaarne in staat
" zou willen zijn te voorzien in het bedrag dat ten goede zou komen
" aan deze klasse van jongens, kan ondergetekende ondanks alle goede
" wil toch niet in de kosten van bovenbedoelde bouw voorzien, als ge-
" volg van de toestand waarin de staatsfinanciën zich op het ogenblik
" bevinden.
"
Ondergetekende hoopt en vertrouwt dat de verdienstelijke pries-
" ter Bosco eerlang bij de particuliere liefdadigheid de noodzakelijke
" middelen zal vinden en om hem intussen te helpen in de gewone zorgen,
" heeft ondergetekende besloten hem een ondersteuning van 300 lire te
" verlenen, daarbij betreurend dat de beperktheid van de fondsen van
" zijn ministerie een ruimere toelage niet mogelijk maken.
"
Er is zorg gedragen voor de verzending van het mandaat, dat
" door de administratie van het departement van Binnenlandse Zaken zal
" worden uitbetaald.
"
"
De minister
"
U. RATTAZZI
Deze brief toont aan hoezeer Rattazzi levendige belangstelling aan de dag
bleef leggen voor Don Bosco en zijn werk. Hij placht te zeggen, dat de regering
verplicht was dergelijke Instituten te beschermen, omdat zij succesvol meewerkten
tot het verminderen van het aantal bewoners der gevangenissen en omdat zij van de
betrokkenen behoorlijke burgers maakten.
Alle brieven, waarover ze ook handelden, die Rattazzi aan Don Bosco zond,
waren eigenhandig door hem getekend, en ook de aanbevelingen van jongens die op-
genomen moesten worden waren van zijn ondertekening voorzien. Op de latere aan-
vragen voor subsidies wilde hijzelf het antwoord geven zonder zich van de hulp
der secretarissen te bedienen.
Hij moedigde Don Bosco aan zijn edele onderneming voort te zetten, en
telkens wanneer deze zich naar het ministerie begaf, verwaardigde de minister
zich hem te zeggen dat hij van hem niets te vrezen had, en hij hield woord.
Hij was hem toegedaan met een ernstige genegenheid, wendde te zijnen gunste alle
invloed aan die hij in hogere regeringskringen genoot en had een zo grote eerbied
voor hem, dat hij hem in zijn gesprekken een groot man noemde. Verschillende ke-
ren kwam hij hem opzoeken in het Oratorio en soms ontbood hij hem in zijn kabinet
om hem mondeling een of andere verlaten jongen aan te bevelen of om hem te zeggen
hoe hij zich van de een of andere vervolging kon vrijwaren en ook wel om andere
zaken met hem te behandelen.
Maar Don Bosco, hoe erkentelijk ook, bleef op zijn hoede om niet op een
zodanige manier aan de minister verplicht te worden dat hij zijn vrijheid van

27.9 Page 269

▲back to top
- V/265 -
handelen zou verliezen. En inderdaad, toen de minister hem eens een aanzienlijke
som aanbood op voorwaarde dat hij zijn Instituut door de regering als een werk van
openbare liefdadigheid zou laten erkennen, zette Don Bosco hem de redenen uiteen
waarom hij dat niet wilde aanvaarden, en de minister drong niet verder aan.
Wanneer hij hem in audiëntie ontving, legde Rattazzi de grootst mogelijke
hoffelijkheid aan de dag.
De wachtkamers zaten propvol met aanzienlijke personen, secretarissen van
verschillende ministeries, afdelingschefs en andere heren die heel belangrijke
functies bekleedden. Don Bosco moest het laatst worden aangediend, daar hij als
laatste voorkwam op het lijstje dat de minister werd voorgelegd. Maar als Rattazzi
het bekeek beval hij zonder meer. "De E.H. Bosco! Laat hem binnen." - En tot ver-
wondering van allen kwam de deurwaarder uit het kabinet van de minister naar bui-
ten en riep: "De E.H. Bosco wordt bij de minister geroepen!" - En nauwelijks was
Don Bosco binnen getreden of Rattazzi zei hem: "U hebt geen tijd te verliezen."
Soms was iemand van oordeel dat Don Bosco te veel toenadering tot Rattaz-
zi zocht alsook tot andere personen uit het kamp dat tegen de Kerk gericht was,
en dat hij inniger betrekkingen met hen onderhield dan pas gaf. Don Bosco was
niet zo traag van begrip om dergelijke praatjes niet te voorzien. Maar daar het
ging om de eer van God en om zoveel mogelijk goed te doen en kwaad te voorko-
men, en zijn gedrag de rechtzinnigheid van zijn beginselen en bedoelingen duide-
lijk aantoonde, trok hij er zich niet veel van aan. Hij was op en top katholiek
in het zeggen van de waarheid. Trouw aan de Kerk, zonder voorwaarde of voorbehoud,
was zijn geloof gelijk aan dat van Petrus en nergens verheelde hij zijn diepgewor-
teld, zijn onwrikbaar geloof. Het menselijke opzicht had nooit vat op hem, en al
was hij ook steeds zachtmoedig en verdraagzaam tegenover personen, ten aanzien
van zijn beginselen en de leer wist hij van geen toegeven. Nooit maakte hij on-
der een of ander laf voorwendsel gemene zaak met de vijanden van God, ja, hij
laadde niet eens de schijn daarvan op zich; en het is omwille van deze karakter-
sterkte dat de lieden die heel ten nadele werkten van de zaak van de godsdienst,
hem de hoogste achting toedroegen.
Minister Rattazzi, zo verhaalde ons Mgr. Cagliero, gebruik makend van de
vertrouwelijkheid die er tussen hem en Don Bosco bestond, vroeg hem eens op de
dag, nadat hij hem een audiëntie op het ministerie had toegestaan, of hij omwille
van alles wat hij als minister tegen de Kerk had moeten ondernemen, eigenlijk
geen straf verdiend had. Don Bosco achtte het tegenover deze onverwachte vraag
beter niet onmiddellijk te antwoorden en vroeg drie dagen tijd, zeggende: "In ern-
stige gevallen wil ik nadenken, ja er een beetje over nadenken." - Drie dagen later
begaf Don Bosco zich weer naar de minister in de mening dat de minister een derge-
lijke vraag wel zou hebben vergeten, maar nauwelijks kreeg Rattazzi hem in het oog
of hij zei: - "Welnu! Ben ik geëxcommuniceerd?" - Prompt antwoordde Don Bosco: -
"Excellentie! Ik heb de zaak bestudeerd en heb alles gedaan om u te kunnen zeggen,
dat U geen straf verdiend hebt, maar ik ben er tot mijn spijt niet kunnen toe ko-
men. Ik heb geen enkele theologische schrijver kunnen vinden die u verontschul-
digt." - Deze openhartigheid en vrijmoedigheid van Don Bosco moest Rattazzi wel
bevallen die opmerkte: - "Bravo, Don Bosco! Ik was er zeker van dat u me niets
wijs zou maken en daarom heb ik het van u willen weten. Tot nu toe heeft nog nie-
mand zo oprecht willen zijn het me te zeggen. Uw openhartigheid doet me genoegen

27.10 Page 270

▲back to top
- V/266 -
en ik zeg u nog eens: wendt u zich maar tot mij telkens wanneer u enigerlei hulp
nodig hebt voor uw jongens."
Soms zei hij schertsend tot Don Bosco: "Bid voor mij, dat als ik naar de
hel moet gaan, ik er niet te diep in terechtkom." - Dat wijst erop dat Don
Bosco hem iets over het eeuwige leven had gezegd, zoals hij op rechtstreekse of
onrechtstreekse manier gewoon was te doen in al zijn gesprekken.
Toen hij eens bij Rattazzi binnenkwam, merkte hij op: - "Excellentie, uw
kabinet lijkt wel een biechtstoel, omringd door biechtelingen in de Paastijd,
zoveel mensen zitten er op u te wachten in de wachtkamer."
De minister antwoordde: "Met dat verschil, mijn beste Don Bosco, dat wie
de biechtstoel verlaat, gelukkig is, in zijn hart vrede voelt en zijn geestelij-
ke vader zegent; terwijl echter wie het ministerie verlaat, waar men zijn verlan-
gens niet heeft kunnen bevredigen, vol boosheid en de minister verwensend weg-
gaat!"
Deze man had nog wel een rest van geloof in zijn hart, maar helaas tracht-
te hij dat het zwijgen op te leggen. Don Francesco Cerruti zei eens, toen hij op
zekere dag met Don Bosco over hem sprak: - "Dus als Rattazzi met u spreekt is
hij een huichelaar?"
- "Neen", antwoordde Don Bosco. "Hij is een huichelaar als hij spreekt in
de kamer van afgevaardigden! Hij gehoorzaamt aan de sekte. In hem gaan betreurens-
waardige kwaliteiten samen met edele aandriften, die in een andere tijd of in een
andere atmosfeer, en zonder de banden die hem binden, een groot man van hem
gemaakt zouden hebben in plaats van een noodlottig man."
Zo was het ook met anderen die tot zijn partij behoorden en die gemene
zaak maakten om de activiteit van de Kerk ook op de scholen steeds meer in te per-
ken.
In het begin van 1856 diende Giovanni Lanza, minister van Openbaar onder-
wijs, bij de Senaat een wetsvoorstel in waarin bepaald werd dat alle seminaries
en bisschoppelijke colleges aan de minister onderworpen zouden worden. Het parle-
ment keurde het voorstel goed en de bisschoppen protesteerden.
Terwijl deze en andere wetten, die ofwel al waren afgekondigd of nog in
voorbereiding waren, de kerkelijke instellingen verontrustten, was Don Bosco be-
gonnen zijn interne scholen van het Oratorio te openen. Als hij nadacht over de
uitgebreidheid van zijn plannen voor het onderwijs en de opleiding van zijn jon-
gens, voorzag hij de felle stormen die er tegen hem zouden opsteken; maar hij
ging gewoon door en zei meer dan eens tot zijn leerlingen: "Vertwijfelt
niet! Als de storm voorbij is, wordt het opnieuw mooi weer, en gelukkig
degenen die zich dan niet aan mij geërgerd zullen hebben. Het is een be-
lofte van iemand die zich niet vergist. Het Oratorio is niet mijn werk;
was dat wel het geval, dan zou ik willen dat de Heer het onmiddellijk on-
gedaan maakte."
En het is daarom dat hij zijn eerste regelmatige leraar in de Latijnse
taal onder de bijzondere bescherming van de Allerheiligste Maagd Maria wenste te
stellen. Vandaar dat de seminarist Giovanni Francesia zich in 1856, zonder eni-
gerlei uiterlijke plechtigheid, zoals het vorige jaar het geval geweest was met
de seminarist Rua, voor een jaar bij gelofte aan God toewijdde in dienst van het
werk van Don Bosco. Hij had over die eerste blijde toewijding in het Latijn een

28 Pages 271-280

▲back to top

28.1 Page 271

▲back to top
- V/267 -
memorandum geschreven en er later de datum bijgeschreven die voor hem van
zoveel belang was. Op een eerste dag verraste Don Bosco hem terwijl hij
ermee bezig was dat geschrift te herlezen en Don Bosco riep uit: "Bravo!
het doet me veel plezier dat je je dat in de herinnering terugroept." -
Maar toen hij de datum las met de "kalender" en de "iden", merkte hij op:
"Je vergist je, je vergist je bepaald. Die dag moest aan Onze-Lieve-Vrouw
gewijd zijn, en dat blijkt hier niet uit." - Inderdaad kwam de seminarist
Francesia bij vergelijking tot de ontdekking dat hij in plaats van een
quinto kalendas moest schrijven quarto en dat dit samenviel met een feest-
dag van de Moeder Gods. Don Bosco hernam toen: - "Niets, hoor je, niets
mag er in het Oratorio gedaan worden, zonder de heilige naam van Maria!"

28.2 Page 272

▲back to top
- V/268 -
H O O F D S T U K XXXVI
KATHOLIEKE LECTUUR - EEN GEMAKKELIJKE MANIER OM DE BIJBEL
TE LEREN - RONDSCHRIJVEN VAN DON BOSCO AAN DE ABONNEES -
HERDERLIJK SCHRIJVEN VAN DE BISSCHOP VAN BIELLA - AFLATEN -
DE AARTSBROEDERSCHAP VOOR EERHERSTEL WEGENS HET VLOEKEN
EN DE ONTHEILIGING VAN DE ZONDAGEN - LEVEN VAN DE
H. PANCRATIUS - BRIEFWISSELING EN DISPUUT
VAN DON BOSCO MET EEN PROTESTANT.
Don Bosco zette de verbreiding van de reeks volksboeken voort. De afleve-
ring voor de tweede helft van januari werd in de Armonia van 4 februari 1856 als
volgt aangekondigd:
"Bij de drukkerij G.B. Paravia is zojuist een boekje van de pers gekomen
in de reeks van de Katholieke Lectuur. Het is getiteld: Gemakkelijke manier om de
Heilige Bijbel te leren ten gebruike van het christelijke volk, met een aardrijks-
kundige kaart van het Heilig Land, bezorgd door Giovanni Bosco priester. - De naam
van de schrijver staat er borg voor dat het boek aan het gestelde doel beant-
woordt. Men kent de nijvere werkzaamheid van deze voortreffelijke priester en weet
hoe hij geest en praktische zin bij de onderrichting van het volk doet
samengaan..."
Voor de maand februari behandelden de afleveringen XXIII en XXIV, gedrukt
bij Paravia: Het boek der zondagsgebeden, geschreven door de H. Cyprianus rond het
jaar 252 vertaald door graaf Coriolano Malingri da Bagnolo. Het werd voorafgegaan
door een korte samenvatting van het leven van de heilige. Dit boek, geschreven
door een martelaar, door een der eerste heilige Vaders der Latijnse Kerk, is een
document dat getuigenis aflegt van het geloof der Christenen uit die tijden, waar-
van de protestanten beweren dat de leringen van de Katholieke Kerk toen nog onbe-
dorven geweest zouden zijn. Men leest daarin echter klaar en duidelijk het geloof
in de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus Christus in de Eucharistie, in het
heilig Misoffer, in de noodzaak en het gewicht van de goede werken en gebeden,
enzovoort.
Don Bosco deed dit boek van een rondschrijven vergezeld gaan.
" Aan de abonnees en de verdienstelijke heren correspondenten,
"
"
We zijn aan het einde van de derde jaargang gekomen van onze
" volksuitgaven onder de titel Katholieke Lectuur; thans gevoelen wij

28.3 Page 273

▲back to top
- V/269 -
" de behoefte enkele woorden te richten tot de heren abonnees en
" correspondenten.
"
Allereerst willen wij zowel de enen als de anderen van har-
" te bedanken voor de hulp die zij ons met hun medewerking verleend
" hebben en die voor ons een ware steun was temidden van de offers
" die wij ons moesten getroosten, teneinde het volk niet verstoken te
" laten blijven van dat morele goed en die onderrichting, die wij ons
" in het hart en in de geest hadden voorgenomen hun te verschaffen.
"
Alles wat wij gedaan hebben is, we weten het, niets verge-
" leken bij wat er gedaan moet worden, vooral voor de volksklasse
" die ons even lief is als het licht onzer ogen.
"
Om die redenen beginnen wij, vol vertrouwen op onze abonnees
" en op de medewerking van onze geachte correspondenten, evenals op
" de bijstand en hulp van God, moedig het vierde jaar van onze publi-
" caties, ervoor zorg dragend alleen het beste te verschaffen dat zij
" maar kunnen verlangen, zowel wat de behandeling van de stof betreft,
" als de nauwkeurigheid en stiptheid van de publicaties en de verzen-
" ding ervan.
"
Slechte boeken en geschriften, gemaakt om de harten te beder-
" ven en de geest der eenvoudige lieden te misleiden worden in over-
" vloed en ongestraft verspreid door een onbekende maar listige hand,
" die speculeert op de menselijke hartstochten, tot onberekenbare
" schade van het geloof, de zeden in gezin en maatschappij! Het is dus
" van het grootste gewicht, en het is eveneens onze plicht om, ten-
" einde de noodlottige gevolgen daarvan zo veel mogelijk tegen te
" gaan, voor goede boeken te zorgen waarmee geest en hart met morele
" beginselen kunnen worden gevoed; boeken van geringe omvang om niet
" te zeer te vermoeien, en van matige prijs, om een offer te kunnen
" vragen dat niet te zwaar is.
"
Zo is de situatie en dàt het doel van de Katholieke Lectuur,
" mijne Heren. Begunstiging van onze onderneming betekent dus voor-
" treffelijk katholiek en maatschappelijk werk verrichten, en een werk
" van liefdadigheid doen. Ieder gezinshoofd zou daarom zijn steentje
" moeten bijdragen om de grondslag te leggen voor het godsdienstige en
" maatschappelijke gebouw door als abonnee toe te treden. Iedere pas-
" toor zou dit werk in zijn parochie moeten beschermen en bevorderen.
" Iedere vermogende zou aan een deel van zijn kapitaal geen betere be-
" stemming kunnen geven dan door het te gebruiken voor de kosteloze
" verspreiding van de afleveringen onder diegenen, wie de materiële
" middelen ontbreken om ze zich zelf aan te schaffen. Wij van onze
" kant menen, niet in gebreke te zijn gebleven, aangezien wij, in de
" loop van deze drie jaren al, en ten koste van grote offers, zeshon-
" derdduizend exemplaren van de Katholieke Lectuur in omloop gebracht
" hebben; en we zouden nog veel meer hebben kunnen doen, wanneer wij
" in staat gesteld zouden zijn ze te verspreiden in die dorpen en ste-
" den waar ze helaas nog steeds bijna onbekend is. Daarom houden wij
" ons warm aanbevolen, en verzoeken wij de heren correspondenten al-
" les op alles te zetten opdat de abonnees in aantal mogen toenemen,
" en om de uitgave bekendheid te verschaffen waar deze nog niet be-
" kend is, met de zekerheid dat zij zich ook op die manier verdienste-
" lijk maken voor geloof en maatschappij.
"
Wij hopen dat deze oproep van ons niet vergeefs zal zijn,
" daar wij de leiders van het volk kennen, de bereidheid en ijver van
" de geestelijkheid, de edelmoedigheid der vermogenden op wie, naast

28.4 Page 274

▲back to top
- V/270 -
" God, ons vertrouwen gesteld is. De centrale directie van de Katho-
" lieke Lectuur is gevestigd in Turijn, Via San Domenico, nr. 11. In
" de kantoren daar zijn de nummers verkrijgbaar die al verschenen tij-
" dens de drie afgelopen jaren.(1)
"
"
DE DIRECTIE.
Om te kunnen werken aan de Katholieke Lectuur gebruikte Don Bosco
geen minuut van de vele uren die hij voortdurend wijdde aan de catechismus-
les en aan de biechtstoel. De vasten was begonnen, die op 23 maart ten ein-
de liep. Hij sloeg geen acht op ongemakken, op overvloed van biechtelingen,
noch op hevige koude of op doordringende vochtigheid of verstikkende hitte,
noch op de steken van talloze insecten waarvan er altijd veel zijn waar een
groot aantal jongens bijeenkomt. Alles verdroeg Don Bosco met de grootste
beminnelijkheid en in plaats van zich te beklagen, lachte hij er alleen
maar om. Zodra hij in zijn kamer terug was, knapte hij zich wat op en was
bereid de volgende dag zijn langzaam en blijvend martelaarschap weer te
hervatten.
En van de biechtstoel keerde hij terug naar zijn werktafel om de
druk-proeven te verbeteren. In dat jaar verminderde hij het aantal afleve-
ringen der Katholieke Lectuur tot twaalf, zonder echter het beloofde aantal
bladzijden te verminderen. De maartaflevering droeg als titel: De zondag
voor het volk, vervaardigd in de drukkerij Ribotta, waarin deze drie onder-
werpen domineerden. "De ontheiliging van de zondag is een vergrijp tegen
God en tegen de mensheid. - Ontspanning en gezinsleven op de zondagen. - De
kroeg en de uitspattingen op zondag."
De Armonia berichtte op 28 maart:
"We hebben in ons blad de Katholieke Lectuur al aanbevolen en vinden
niettemin een gelegenheid om onze aansporing te hernieuwen, nu de eerste
aflevering van de vierde jaargang verschenen is onder de titel: De zondag
voor het volk. We kunnen de welmenenden niet beter aansporen om hun sympa-
thie hiernaar te laten uitgaan, dan door te herhalen wat de Bisschop van
Biella tot hetzelfde doel zegde tot zijn diocesanen, in zijn onlangs ver-
schenen herderlijk schrijven.
"Een der bloeiendste werken van naastenliefde", zo schrijft hij, "is
dat wat zich tot het verstand richt in deze tijden, waarin de vijanden van
de Kerk zo hardnekkig alles in het werk stellen om het op een dwaalspoor te
leiden. Vandaar dat wij de ijveraars voor de eer van God, voor de triomf
der katholieke Kerk en voor de goede zeden, geestelijken en leken, niets
beters kunnen aanraden dan met bijzondere vurigheid de verspreiding van de
Katholieke Lectuur te bevorderen, ten einde een geschikt en behoedend te-
gengif toe
(1) De Armonia meldde naar aanleiding van bovengenoemd rondschrijven in haar nummer van 22
februari 1856: "Wij bevelen dit waarachtige werk van naastenliefde ten zeerste aan. Als
het al een werk van naastenliefde is wanneer men verhindert dat iemand zich vergiftigt
door hem te waarschuwen voor het vergif dat hij op het punt staat in te nemen, kan het
zeker geen geringer werk van naastenliefde zijn, de geest te waarschuwen voor het vergif
der dwalingen. En wie maar iets weet van de verschrikkingen der pers in ons land, zal
gemakkelijk inzien dat bij ons de behoefte om een tegengif toe te dienen tegen zoveel
vergif dat er verspreid wordt, nooit groter is geweest."

28.5 Page 275

▲back to top
- V/271 -
te dienen voor het vergif dat in duizenderlei verlokkende kleuren door de
bladen verspreid wordt en dat voor het volk slechts schade en bederf mee-
brengt. Daarom legge men er zich op toe, ervoor te zorgen dat deze lectuur
volgens het charitas Christi urget nos van hand tot hand zou gaan, van ge-
zin tot gezin, en ertoe mee te werken dat het gelezen en gekocht wordt,
omdat het in onze dagen een waarlijk geschikte daad van naastenliefde is
en een vruchtbaar geestelijk goed."
Intussen was Don Bosco blij met het bekomen - voor 3 jaar, van de
bevoegdheid, die hij gevraagd had aan de H. Stoel, om kruisjes en medail-
les te wijden met toepassing van de volle aflaat in het uur van de dood,
en van rozenkransen met toepassing van de zogenaamde aflaten van de H.
Brigitta.(1)
Vervolgens stelde hij aan Paravia voor de maand april het anonieme
boekje ter hand, getiteld: "Het vloeken. Waarschuwing voor het volk." Hij
voegde er hier en daar enkele stichtende voorbeelden aan toe, en gaf ten
slotte een overzicht van het Reglement van de Aartsbroederschap tot eerher-
stel voor het vloeken en de zondagsontheiliging. Deze broederschap was ge-
sticht in Frankrijk door de priester Pierre Marche, in 1847, was met won-
derbaarlijke snelheid verbreid, was in dat jaar met goedkeuring der beide
prelaten in de Kerk der Weesmeisjes in Turijn opgericht en, in de Kerk van
Onze-Lieve-Vrouw van Oropa bij Biella en in tal van parochies. Ze telde al
meerdere duizenden leden. De directie van de Katholieke Lectuur bood aan,
het toetredingsdiploma tot de Aartsbroederschap te bezorgen, aan degenen
die zich niet rechtstreeks tot Pierre Marche, pastoor van La Noue te Saint
Dizier konden wenden, zodat zij de - voordelen en voorrechten door de Hei-
lige Stoel verleend konden verwerven.
Om deze vereniging zoveel mogelijk te steunen, kondigde Don Bosco ook
aan, dat het Reglement door de directie van de Katholieke Lectuur verkocht
werd voor dertig centiemen per dozijn.
Terwijl de persen deze afleveringen drukten, schreef Don Bosco het
(1)
PIUS P.P. IX
Dilecte fili, salutem et apostolicam benedictionem.
Quae ad religionem fovendam animarumque salutem procurandem fieri possunt, ea libenti
animo concedere solemus. Jam vero cum nuper Nobis exponendum curaveris, Te, ad Passionis
et Agoniae Redemptoris et D.N.J.Ch,, unde nobis vita, salus et resurrectio manavit,
memoriam in omnium Christi fidelium animis excitandam, nec non cultum et venerationem
B.M.V.I., ab ipso Catholicae Ecclesiae exordio ubique gentium semper exhibitam, promo-
vendam et adjuvandam, cruces, sacra numismata et coronas precatorias benedicere et
consuetis indulgentiis datare vehementer cupire, atque adeo a nobis petieris ut hanc
tibi facultatem de Apostolica benignitate concedere dignaremur; Nos piis hujusmodi
votis annuendum censuimus. Igitur de Omnipotentis Dei misericordia ac B.B. Petri et
Pauli Apostolorum ejus auctoritate oonfisi, tibi et deinceps ad Triennium proximum tan-
tum; dummodo ad excipiendas sacramentales Christi fidelium confessiones sis approbatus,
extra urbem ac de consensu Ordinarii tui (quem nisi obtinueris has litteras nullas vo-
lumus) cruces et sacra numismata cum applicatione indulgentiae plenariae in mortis ar-
ticulo consequendae, nec non coronas precatorias cum applicatione indulgentiarum S.
Brigittae nuncupatae, privatim in forma Ecclesiae consueta benedicere possis et valeas
auctoritate Apostolica tenore praesentium, concedimus et indulgemus. In contrarium
facientibus non obstantibus quibuscumque.
Datum Romae apud S. Petrum sub Annulo Piscatoris die XXII februarii MDCCCLVI,
Pontificatus Nostri anno Decimo.
Pro Domino Cardinali Macchi
G.B. Brancaleoni Castellani subs.

28.6 Page 276

▲back to top
- V/272 -
boekje voor de maand mei; dat heette: Het Leven van de H. Pancratius, mar-
telaar, met een aanhangsel over de aan hem toegewijde kerk in de buurt van
Pianezza. Hij hield van die kerk, en ging er soms heen op bedevaart, hetzij
alleen of in gezelschap van de jongens. Met het beschrijven van de glorie-
volle daden van deze jongen, beoogde hij de dwalingen der Waldenzen te
weerleggen; daarom maakte hij, zoals in al zijn geschriften, ook hierin van
de gelegenheid gebruik om door de ontmoeting van de H. Pancratius en de
Heilige Paus Caius het primaatschap over de hele Kerk van de Paus te doen
uitkomen; en met opzienbarende mirakelen die in de loop der eeuwen waren
voorgevallen, bevestigde hij het katholieke dogma betreffende de verering
der relikwieën van heiligen en over hun machtige bemiddeling bij God. Hij
begon met een Belangrijke raadgeving.
" Terwijl gij, christen, met het lezen van het leven van de H. Pancra-
" tius begint, zal misschien de gedachte bij u opgekomen zijn, waar de
" gegevens vandaan gehaald zijn die in dit boekje zijn vermeld; en zulks
" om na te gaan hoeveel geloof er gehecht kan worden aan degene die ze
" bewaard en aan het nageslacht doorgegeven heeft. Aan dit rechtmatige
" verlangen wil ik gaarne voldoen.
"
Voor de samenstelling van dit boekje heb ik de belangrijkste
" legendenverzamelingen der heiligen, voorzover ze op de Heilige mar-
" telaar Pancratius betrekking hebben, gelezen en aandachtig overwogen.
" Ik heb ook de werken van Surio gelezen en van de Bollandisten voor
" de dag van 12 mei met aanhangsel op bladzijde 680; de werken van
" Tillemont: Memorie sopra la Storia Ecclesiastica, deel V, en die van
" Pater Giovenale, ongeschoeid Augustijn, in het boek getiteld Delle
" maraviglie di S. Pancrazio, drie delen, gedrukt in 1655.
"
Ook heb ik enkele aantekeningen ontleend aan de preken van de
" H. Gregorius de Grote, van de H. Gregorius Bisschop van Tours, aan
" het boek over de glorie der martelaren, en aan enkele authentieke
" handschriften waarvan men het afschrift bewaard heeft. De genoemde
" schrijvers baseren zich op oude geschriften en ontlenen daaraan het
" meest zekere met betrekking tot het leven, het martelaarschap en de
" verering van de heilige martelaar Pancratius, en aan hen heb ik op
" mijn beurt ontleend wat hier uiteengezet wordt, waarbij ik mij heb
" beperkt tot het vertalen of vereenvoudigen van stukken die anders te
" moeilijk zouden zijn voor degenen die niet in de gelegenheid geweest
" zijn regelmatig te studeren. Ik geloof dat het overigens goed is op
" te merken, dat de wonderen die door deze christelijke held zijn be-
" werkt, zo groot in aantal en zo opzienbarend zijn in zichzelf, dat
" ik er slechts enkele hoefde uit te zoeken om het boek niet te dik te
" maken, en van de gekozen voorbeelden heb ik ook alleen nog die uitge-
" zocht die vaker en op gelijke wijze door de goddelijke goedheid aan
" de stervelingen worden toegestaan, met weglating van enkele dingen
" die ofwel een redelijke kritiek niet zouden kunnen doorstaan, ofwel
" door de een of ander in het belachelijke getrokken zouden kunnen wor-
" den.
"
Voor het overige, beste lezer, hebt gij hier voor u een jon-
" gen die, op wonderbaarlijke wijze tot het Geloof in Christus geleid,
" op jeugdige leeftijd met zijn eigen bloed het pas sinds kort omhelsde
" geloof bezegeld heeft. Een feit dat een nieuw bewijs is van de god-
" delijke heiligheid van onze godsdienst, daar alleen God een jonge

28.7 Page 277

▲back to top
- V/273 -
" edelknaap, die rijk is en wie de toekomst toelacht zoveel moed en
" zoveel volharding kan instorten dat hij verzaakt aan alle eer en ge-
" noegens, en zich bloot stelt aan de woede van een tiran en de ver-
" schrikkelijkste kwellingen, met als enige hoop de eeuwige beloning,
" en onverschrokken voor het geloof in Christus de dood tegemoet gaat.
"
Ik zou ook willen, katholieke lezer, dat gij goed onthoudt,
" dat alleen de katholieke godsdienst werkelijke martelaren heeft en
" dat het geweldige aantal martelaren dat er het sieraad van is, en
" dat de gelovigen ter verering wordt voorgesteld, even zovele getui-
" gen zijn van de waarheid van deze godsdienst, die te allen tijde en
" op vele plaatsen als goddelijk en heilig erkend werd, en dat zij met
" de prijs van hun leven hem verkondigen en bevestigden.
"
De andere gemeenschappen die zich er eveneens op beroemen
" christelijk te zijn, hebben geen enkele martelaar waarvan men zou kun-
" nen zeggen dat hij stierf voor de bevestiging der waarheden van hun
" geloof, evenmin hebben ze een heilige die wonderen gedaan heeft, noch
" een kerk waar men tekenen kan aanwijzen van verrichte wonderen of van
" verkregen gunsten. Nu is het feit, dat deze sekten noch martelaren,
" noch heiligen, noch wonderen, noch heiligdommen hebben, voor hen een
" reden om een heftige afkeer te koesteren tegen de heiligen, tegen de
" relikwieën en de heiligdommen waar de relieken en de afbeeldingen der
" heiligen door de gelovigen met bijzondere devotie worden vereerd, en
" waar God door bemiddeling van zijn uitverkorenen gewoon is zijn he-
" melse gunsten in overvloed te verlenen. God, die oneindig goed is en
" tegelijkertijd bewonderenswaardig in zijn heiligen, vervult de katho-
" lieken met moed om de weg te volgen van zoveel miljoenen heilige mar-
" telaren, belijders, maagden en boetvaardigen, die ons zijn voorge-
" gaan; en aan al degenen die buiten de Kerk staan verleent Hij licht
" om de waarheid te kennen, sterkte om de dwaling in te zien, moed om
" deze af te zweren, en tot de schaapsstal van Jezus Christus te komen
" om op aarde één enkele kudde te vormen, en later eens bij Hem te
" zijn in de hemel om eeuwig zijn barmhartigheid te bezingen."
Op die manier ging Don Bosco met dit boekje dat, zoals al zijn ande-
re geschriften, tot acht en tien herdrukken beleefde, voort de dwaling van
de Waldenzen te bestrijden. Deze ketters waren brutaal, doordat ze tot dan
toe bevoorrecht waren met volkomen vrijheid tot het geven van onderricht in
hun scholen. Wanneer de koninklijke inspecteurs van het onderwijs in Pine-
rolo hun scholen hadden willen bezoeken, of een van hun leraren naar zijn
diploma gevraagd hadden, zouden zij onmiddellijk zijn overgeplaatst.
Aan de andere kant hadden zij als bondgenoten de sektarische kranten
en vooral de Gazetta del Popolo, die Don Bosco aanduidde met de bijnaam
Don Bosio, om hem ongestraft met gemene artikelen te kunnen beledigen.
Niettemin probeerden de Waldenzen in de pers, in disputen en met
brieven, die zij door afvalligen aan Don Bosco lieten schrijven, en die wij
nog bewaren als documenten van onwetendheid, van gebrek aan taalkennis en
van trots, hem in verwarring te brengen en het zwijgen op te leggen. Maar
Don Bosco stond onvermoeibaar voor zijn onderneming op de bres; de liefde
van Jezus Christus en de methoden van de H. Franciscus van Sales waren zijn
wapenen. Hij antwoordde zonder bitterheid, terwijl hij deed alsof hij de
beledigingen niet bemerkte en met eerbiediging van de personen. Ook door

28.8 Page 278

▲back to top
- V/274 -
middel van vrienden trachtte hij degenen, die de ware godsdienst de rug
toegekeerd hadden, tot zich te trekken en tot een bezoek aan hem over te
halen. Het was een geestelijke strijd van vurige ijver tegen het hele leger
dwalenden, en tegelijkertijd een zonderlinge wedstrijd met velen onder hen.
Van wat hier verklaard wordt vindt men een proeve in de volgende
briefwisseling:
"
Eerwaarde Heer Don Bosco,
"
"
"
Hij die de vrijheid neemt U deze brief te doen toekomen is
" een zekere ingenieur Giov. Prina-Carpani, lid van de evangelische
" gemeente, werkzaam in Catasto, over wie de heer Pina, zijn collega
" reeds met U gesproken heeft. Al twee malen is ondergetekende naar
" U toegekomen, samen met de heer Pina voornoemd, en gisteren nog al-
" leen, maar mocht niet het genoegen smaken U thuis te treffen. Daar-
" om heeft hij het plan opgevat deze regels tot U te richten, om u
" van zijn eigenlijke bedoelingen op de hoogte te stellen.
"
Ik stel voorop dat ik in de heer Pina een voor deze tijden
" echt zeldzame jongeman heb gevonden, die vooral een godsdienstig
" en christelijk hart heeft. Ongelukkig genoeg is hij door de onwetend-
" heid en de vooroordelen die hem wegens een ontoereikende opvoeding
" zijn bijgebracht, niet alleen niet in staat om een logische redene-
" ring op godsdienstig gebied te kunnen opzetten, maar evenmin om ze
" te begrijpen. Daarom meende ondergetekende er goed aan te doen hem u
" te wijzen als zijn advocaat, aangezien u, afgezien van uw meningen,
" een goede naam heeft. Het zou daarom goed zijn als u een gesprek met
" hem zou hebben, waarin het schrijver dezes gegeven zal zijn tegen-
" over genoemde heer Pina rekenschap te geven van zijn eigen geloof,
" zijn verwachtingen en van de fundamenten waarop ze zijn gegrondvest.
" Deze conferentie zou tot doel hebben, de heer Pina op een christelij-
" ke manier te leren, niet te denken en te oordelen met het hoofd van
" anderen, maar zichzelf beter te onderrichten om niet de indruk te
" maken van een middeleeuwer, dat wil zeggen van een ingebeelde fanati-
" cus. Daar de tegenstander tegelijkertijd zal worden bijgestaan door
" uw eerwaarde, is ondergetekende voornemens zich te laten bijstaan
" door zijn broeder in Jezus Christus Carlo Davite, die U al kent. En
" om te bereiken dat onze gedachtewisseling vrucht zal afwerpen, is
" het gewenst dat, wanneer U het goedvindt, zij het alleen als getui-
" gen, tegenwoordig zijn twee van onze ambtsbroeders die, als beschei-
" den, onderlegde en met een rechtzinnig verstand begaafde lieden, in
" staat zouden zijn uit de kracht van onze argumenten eer te geven aan
" God, met erkenning dat de openbaring de waarheid is en dat daarbui-
" ten alles dwaling is.
"
In de verwachting van een gunstig antwoord, houde u zich over-
" tuigd van de oprechte dank van
"
" Turijn, 18 april 1856
"
"
Uw dw. dn.
Ing. Giov. Prina-Carpani.

28.9 Page 279

▲back to top
- V/275 -
Don Bosco antwoordde de Heer Prina-Carpani met een brief die een
toonbeeld is van de stijl waarin hij degenen, die zich van de waarheid had-
den afgewend, behandelde.
"
Hooggeachte Heer,
"
Het spijt me dat ik de twee keren dat U zo goed was bij mij
" aan huis te komen afwezig was; de veelvuldigheid van mijn bezigheden
" maakt het dikwijls nodig dat ik me elders bevind indien ik niet ge-
" waarschuwd ben thuis te blijven.
"
Bereid tot alles wat strekken kan tot nut van mijn evenmens,
" wil ik U en uw vrienden gaarne op een vriendschappelijke conferentie
" ontvangen. Maar het is allereerst noodzakelijk U te verzoeken mij
" enkele punten te willen aanduiden die mij onmisbaar voorkomen tussen
" twee christelijke vrienden die willen spreken over de godsdienst.
" 1. Wilt u mij zeggen of het doel van U en uw vrienden is te dispute-
"
ren of te confereren om de waarheid te kennen en haar, om het even
"
welke hindernis ook, na te streven. - Het dispuut alleen levert
"
geen enkele morele winst op, wanneer het gescheiden wordt van dat
"
verlangen om de waarheid te kennen en na te streven. - In dat ge-
"
val is het noodzakelijk met nederig hart te bidden, opdat God ons
"
zijn licht verlene om ons de zaken te laten kennen zoals Hij ze
" ons op zekere dag zal doen kennen, wanneer wij ons voor de rech-
"
terstoel van Jezus Christus zullen melden.
" 2. Of u van plan bent u te bedienen van de Bijbel alleen, of ook van
" de traditie, en in het eerste geval, welke Bijbel u wenst te ge-
" bruiken: de Griekse, de Hebreeuwse, de Latijnse of een Italiaanse
" of een Franse.
" 3. Wanneer er in de discussie meningsverschillen rijzen waarover wij
" niet tot overeenstemming kunnen komen, tot wie wenden wij ons
" dan voor een uitspraak over onze verschillen?
"
Wanneer u zo goed zou willen zijn mij hierop antwoord te geven,
" zal ik een tijdstip uitkiezen dat goed voor u uitkomt en waarop ik
" het minste kans loop gestoord te worden door zorgen van het Huis en
" ik mij volkomen zal kunnen wijden aan het confereren met U en met al
" uw vrienden die u verkiest mee te brengen.
"
Intussen verzoek ik u in ieder geval mijn vriendschap te wil-
" len aanvaarden; ik verzeker u dat ik u in Jezus Christus van ganser
" harte genegen ben; ik bid Hem allen het licht te willen verlenen om
" de waarheid te leren kennen, en de moed en de genade te verkrijgen
" om ernaar te leven en zodoende te komen tot één enkele schaapsstal
" op aarde, om Hem later voor eeuwig in de Hemel te kunnen loven.
"
Met alle eerbied verblijf ik,
"
" Turijn, 19 april 1856
"
Uw toegewijde dienaar in J. Chr.
"
Bosco Giov. priester.
De ingenieur wachtte niet lang alvorens de pen weer ter hand te nemen.

28.10 Page 280

▲back to top
- V/276 -
"
Zeereerwaarde Heer Don Bosco,
"
"
Uw geëerd schrijven van 19 dezer heeft mij pas in de morgen
" van de 21ste bereikt op mijn kantoor, en ik dank u hartelijk voor
" uw welwillende en christelijke beantwoording. Misschien zal ook de-
" ze brief u niet onmiddellijk bezorgd worden, daar ook ik al mijn tijd
" verdelen moet tussen mijn werk, mijn gezin, de tijdelijke zorgen der
" Evangelische Gemeenschap waartoe ik behoor, en ik vooral veel tijd
" nodig heb voor mijn onafzienbare geestelijke behoeften daar ik, door
" de genade Gods, nog maar sinds kort christen ben. Datzelfde geldt
" voor het feit dat ik mij moet verontschuldigen dat onze conferentie
" enigszins verdaagd zal moeten worden.
"
Punt voor punt Uw brief beantwoordend, doe ik U opmerken dat
" ik het doel van mijn voorstel al omschreven heb in mijn vorige
" brief, dat wil zeggen, te getuigen van mijn geloof, van mijn verwach-
" tingen en de fundamenten aan te tonen waarop zij gegrondvest zijn.
" De gevolgtrekkingen daaruit zullen veeleer door de anderen gedaan
" moeten worden en niet door mij, daar ik weet in wie ik vertrouw,
" indien dat Hem behaagt: dat zijn Heilige Geest dan in ons midden zij
" en de harten openen van wie zijn wil wenst te volgen en niet van
" plan is zich te richten naar het bedrog van de mensen. Ik wil even-
" wel niet beweren dat mijn karakter vrij is van halsstarrigheid, maar
" wanneer ik overtuigd word, wil ik dat ook volmondig erkennen. Wat nu
" het volgen van de overwinnaar betreft, moet ik u doen opmerken dat
" men op dat gebied geheel moet vertrouwen op de overwonnene, omdat men
" door kracht van argumenten van de ene zijde, of door onwetendheid of
" door onhandige uiteenzettingen van de ander, heel goed met de mond
" vol tanden kan komen te staan; maar de overtuiging kan niet steeds
" van het verstand komen, en nog minder van het hart, dat niet in ernst
" getuigenis kan geven dan bij degene die voelt dat de Geest des Heren
" hem gegrepen heeft. Ik zeg dit omdat degene die, om anderen te be-
" hagen, zegt en voorgeeft een godsdienst te volgen zonder de overtui-
" ging daarvan in hart en geest te hebben, steeds een leugenaar zal
" heten voor zichzelf en voor anderen, een huichelaar zelfs. Dit ook
" om U te verklaren dat, ook na onze conferentie, ik steeds dezelfde
" achting als voordien zal koesteren voor de tegenstanders.
"
Wat de vraag betreft of ieder zijn eigen oprechte overtuiging
" zal uiteenzetten als voor Degene die men niet bedriegen kan, heb ik
" niet de minste twijfel over U, want, indien ik niet die mening was
" toegedaan, zou ik u niet uitgekozen hebben, en wat mij en mijn broe-
" der aangaat, zal het alleen de Bijbel zijn die spreekt, toegelicht
" door de Bijbel zelf; hieruit zal Uw eerwaarde begrijpen wat ik op het
" tweede punt antwoord, namelijk dat ik de traditie niet kan aanvaar-
" den, wegens datgene wat naar ik weet daarover in de Bijbel staat, en
" ik dat dat zo nodig zal aantonen zowel met de Bijbel als met de ge-
" schiedenis. Wat de aard der vertaling van de Bijbel betreft is het
" mij om het even of er nu gebruik gemaakt wordt van de vulgaat - met
" uitzondering van de boeken die het Concilie van Trente eraan heeft
" toegevoegd - of die van Diodati of de Franse van Martin en de Griek-
" se tekst van het nieuwe Testament voor die punten, waaromtrent me-
" ningsverschil tussen de vertalers bestaat. Wanneer er tot slot onder
" ons discussies ontstaan waarin wij niet tot overeenstemming kunnen,
" komen moeten de woordenboeken of de taaldeskundigen beslis-

29 Pages 281-290

▲back to top

29.1 Page 281

▲back to top
- V/277 -
" sen wanneer het om filologische kwesties gaat; wat betreft het dogma
" zal alleen de Bijbel beslissen.
"
Alvorens te sluiten meen ik er goed aan te doen u te waarschu-
" wen, dat ook de heer Pina niet zo gauw in de gelegenheid zal zijn om
" aan deze conferentie deel te nemen, daar zijn ambtsbezigheden op het
" platteland hem erg in beslag nemen. Dat hoeft echter niets af te
" doen aan ons verlangen om samen te spreken, het betekent enkel enig
" uitstel. Intussen hoop ik, als het God belieft, in de komende week
" het genoegen te smaken persoonlijk kennis met U te maken, en indien
" U het goed vindt zullen we spreken over het Rijk van Onze Heer Jezus
" Christus, dat op het punt staat te komen tot troost van Zijn Kerk en
" tot definitieve overwinning van Satan, de Duivel die ons dag en nacht
" bij God aanklaagt. (Job 1,9; Apok. 12,10).
"
Met de meeste eerbied en even grote genegenheid in onze god-
" delijke Zaligmaker en Koning Jezus Christus heb ik de eer te zijn,
"
" Turijn, 24 april 1856
"
Uw dienaar,
"
Ing. Giov. Prina-Carpani
Wat al ongerijmdheden, wat al tegenspraken, wat al bewijzen van
klaarblijkelijke verharding in de dwaling wist deze heer op een enkele
bladzijde opeen te stapelen. Het was voldoende om aan te tonen hoezeer het
protestantisme tegen de rede ingenomen was, dat men wel niet goed bij het
hoofd moest zijn om het te omhelzen, ofwel een bedorven gemoed hebben, of
bezield zijn van een onredelijke hoogmoed tegenover Jezus de wetgever. Van-
daar de halsstarrigheid van de ketters. Een dispuut met hen brengt hen maar
moeilijk tot bekering. Hun dwaling is zonneklaar voor iedereen die over ge-
zond verstand beschikt. De aflevering van maart 1838 no. LVII blz. 281 van
de Annalen der Propaganda Fide, verhaalt van een openbaar dispuut van Mgr.
Purcell, bisschop van Cincinnati, met een protestantse dominee. De Bisschop
besloot aldus: "Ik kan deze discussie niet beter eindigen dan met vermel-
ding van een feit dat, naar het mij voorkomt, een antwoord biedt op vele
twijfelpunten en vele verwijten. Een katholieke priester en een protestant-
se dominee wandelen samen en komen een rabbijn tegen. - "Daar zijn we nu
met ons drieën", zegt de protestant, "elk van ons met een andere gods-
dienst; wie van ons heeft gelijk?" - "Dat zal ik u wel even vertellen",
antwoordde de rabbijn; "ik heb gelijk als de Messias niet gekomen is; de
katholiek heeft gelijk als hij wel gekomen is. Wat u betreft, of hij nu
gekomen is of niet, u hebt het in beide gevallen bij het verkeerde eind." -
Het dispuut tussen Don Bosco en de ingenieur vond plaats, maar we zouden
niet kunnen zeggen met welk resultaat voor de ziel van de arme protestant.
De methode die Don Bosco bij dergelijke disputen volgde is dezelfde
die we lezen in zijn boekjes: Luigi, of een dispuut tussen een advocaat en
een protestantse dominee. – Massimino, of ontmoeting van een jongen met een
protestantse dominee op het Kapitool. - Severino, enz.

29.2 Page 282

▲back to top
- V/278 -
H O O F D S T U K XXXVII
DE BOUW VAN HET TWEEDE DEEL VAN HET HOSPITIUM WORDT
HERVAT - VERTROUWEN OP GOD EN ONZE-LIEVE-VROUW - OP ZOEK
NAAR HULP - UITBREIDING VAN HET LIEFDEWERK VAN SINT-
PAULUS - GEVAARLIJK GEZELSCHAP VOOR DEGENEN DIE NIET
BIECHTEN - BRIEF VAN RATTAZZI MET EEN AANBOD - SCHULD
BIJ DE BAKKER - BELANGEN MET DE ROSMINIANEN -
DE MEIMAAND IN HET ORATORIO - VURIGHEID VAN DOMENICO
SAVIO EN ZIJN GESCHOKTE GEZONDHEID - HET FEEST VAN DE
GRONDWET - DE ZANGERTJES IN SUSA.
Met het oog op het toenemen van de ellende en van de aanvragen, had
Don Bosco, zoals we al gezegd hebben, het besluit genomen over te gaan tot
de oprichting van dat gedeelte van de dubbele bouw, dat zich tegenwoordig
uitstrekt van de middenpoort tot de kerk van de H. Franciscus van Sales.
Hij liet echter een zekere mijnheer Giovenale Delponte bij zich komen,
ingenieur en aannemer, en vroeg hem of hij geld had voor de eerste kosten.
- "Nee", antwoordde deze hem.
- "Ik evenmin", zei Don Bosco.
- "Hoe doen we dat dan?"
- "We beginnen evengoed", besloot Don Bosco, "en eer het tijd is om
de arbeiders te betalen, zal de Heer ons wel een paar stuivers sturen."
Dat was de gewone manier van zeggen van Don Bosco, telkens hij met
de uitvoering van een zijner plannen begon. - "Dat nieuwe gebouw is nodig.
Geld heb ik niet. We beginnen intussen en zullen er haast achter zetten." -
Men had berekend dat er voor die werkzaamheden 40.000 lire nodig zouden
zijn, en Giovanni Villa hoorde Don Bosco bij herhaling uitroepen: "Don
Bosco is arm, maar we kunnen alles in God. De Voorzienigheid zal voor al-
les zorgen; we doen geen zonde en daarom zal God, die voor de vogels in de
lucht zorgt, ook wel voor ons zorgen." - Ook zei hij dikwijls: "Hoe ver-
troostend is toch het Onzevader dat we iedere morgen en avond bidden. Hoe
goed is het, te bedenken dat we een Vader in de hemel hebben die aan ons
denkt."
Zijn verwachting werd niet de bodem ingeslagen of verminderde zelfs
niet, wanneer de middelen ontbraken om zijn werk te voleindigen, ofwel wan-
neer hij moeilijkheden ondervond of ook tegenstand, zelfs van welwillende
personen. Hij hoopte tegen iedere hoop in, zo stellig was hij verzekerd van
zijn goddelijke zending. Ook te midden van alle tegenspoed bewaarde hij
zijn kalmte. Voor zichzelf wist hij zich zeker van de belofte van de
Allerheiligste Maagd Maria. Don Rua schreef en vertelde ons:

29.3 Page 283

▲back to top
- V/279 -
- Don Bosco was in hoge mate begiftigd met de gave der voorspelling.
De voorspellingen van vrije en toevallige toekomstige gebeurtenissen die
volkomen bewaarheid werden, zijn zo verschillend en talrijk, dat ze leiden
tot de veronderstelling dat de gave der profetie voor hem iets heel gewoons
was. Hij sprak dikwijls met ons over dromen met betrekking tot zijn Orato-
rio en tot de Congregatie. Ik herinner me onder meer het volgende. Het was
tegen het jaar 1856. Op een dag zei hij ons: - "In mijn droom bevond ik me
op een plein waar ik een rad zag dat het zogenaamde rad van avontuur scheen
te zijn, en dat ik voor een symbool van het Oratorio hield. Iemand nam de
greep van het wiel in zijn hand, riep me bij zich en zei me: - "Let op!" -
En dat zeggende liet hij het rad één keer ronddraaien. Ik hoorde een beetje
rumoer waar ik niet veel aandacht aan schonk. De persoon zei me; "Heb je
het gezien? Heb je het gehoord?"
- "Jawel, ik heb gezien dat u het wiel ronddraaide en ik heb wat
rumoer gehoord."
- "Weet je ook wat één omwenteling betekent?"
- "Nee, dat weet ik niet."
- "Dat zijn tien jaren van je Oratorio."
- "Op die manier herhaalde hij nog vier keren die beweging met het
handvat en ook zijn vragen."
Maar bij iedere omwenteling werd het rumoer krachtiger, zodat het
me bij de tweede omwenteling voorkwam dat men het in heel Turijn en in heel
Piëmont kon horen. Bij de derde omwenteling in heel Italië, bij de vierde
in heel Europa, en bij de vijfde omwenteling leek dat geluid me hoorbaar in
de hele wereld. Die persoon zei me tenslotte: "Dat zal het lot van het Ora-
torio zijn."
"Als ik nu de verschillende fazen van het werk van Don Bosco
overschouw, dan zie ik dat het zich in de eerste tien jaren beperkt tot de
stad Turijn, zich in het tweede tiental jaren uitbreidt tot verschillende
provincies van Piëmont, dat in het derde tiental jaren de roep en de in-
vloed ervan zich verbreiden over verschillende delen van Italië, in het
vierde tiental in verschillende delen van Europa en dat het in het vijfde
decennium tenslotte bekend is in alle delen van de wereld, waar het overal
belangstelling wekt."
Met deze zekerheid ziet men Don Bosco brieven schrijven aan de wel-
doeners. Bij wijze van voorbeeld halen we er een aan, gericht tot Graaf Pio
Galleani d'Agliano.
"
Verdienstelijke en in de Heer geliefde Heer Graaf,
"
"
Ik heb vele opdrachten te vervullen die mij noodzakelijk toe-
" schijnen voor de eer van God en voor het heil van de zielen, en de
" stenen ontbreken me om deze werkzaamheden te voleindigen. Wanneer U
" me ooit in Uw goedheid de helpende hand zou kunnen bieden met een
" weinig kalk of met wat stenen, geef ik U de verzekering dat U daar-
" mee eigenlijk onderdak verleent aan een pelgrim, daar dit bouwwerk
" bestemd is om de allerarmsten en de meest verlatenen te herbergen.
"
Vervuld van dankbaarheid smeek ik overvloedige zegen van de

29.4 Page 284

▲back to top
- V/280 -
" hemel af over U en over heel uw familie, en verblijf met gevoelens
" van de meeste eerbied,
"
Uw dw. dienaar
"
Bosco Giovanni, priester.
Ook had hij zich gewend tot de directie van het Liefdadig Instituut
van de H. Paulus en ontving daarvan het volgende antwoord:
"
Turijn, 19 maart 1856
"
Zeereerwaarde Heer,
"
Onze directie heeft besloten uit de fondsen van het door haar
" geleide Liefdewerk het bedrag van honderd en vijftig lire ter be-
" schikking te stellen ten bate van het Instituut voor verlaten jon-
" gens dat zo voortreffelijk door Uw Eerw. wordt geleid.
"
Het spijt ondergetekende dat de hem ter beschikking gestelde
" fondsen, het niet toelaten een groter bedrag te verstrekken. Voor de
" verzending van het betrokken mandaat is reeds gezorgd en ondergete-
" kende haast zich U dit mee te delen, opdat U voor de inning bij deze
" kas wilt zorgen.
"
Intussen heeft hij de eer te verblijven met bijzondere hoog-
" achting,
"
Uw dw. dn.
"
Voor de President der Directie
"
L.Capello di S.Franco
In de maand maart 1856 werd aldus een begin gemaakt met de werkzaam-
heden. Het oude, vervallen huisje Pinardi, dat nog overeind stond als een
reliek van onze eerste grootheid, werd afgebroken en er werd een aanvang
gemaakt met de nieuwbouw volgens de reeds ontworpen plannen. Gedurende de
tijd der recreatie staken de jongens, ten einde tijd te winnen en kosten
te besparen ook zelf de handen uit de mouwen bij het neerhalen van muren en
het wegbrengen van stenen. Onder meer andere metselaars werkten er de ge-
broeders Carlo en Giosuè Buzzetti, oud-leerlingen van Don Bosco, die sinds
die tijd zijn dienst niet meer verlieten. Gezegend met een helder verstand
en een grote ijver, maakten zij behoorlijke vorderingen in de bouwkunst,
zodat zij later een verdiende faam ver wierven bij de belangrijkste aanne-
mers van Turijn. Daar het dringend nodig was dat men de lokalen in de ko-
mende herfst ter beschikking zou hebben, werd er zoveel haast achter het
werk gezet, zodat het nieuwe gebouw op het einde van juli niet alleen onder
dak was, maar ook de plafonds van de vier verdiepingen gereed waren, in de
hoop dat het gebouw binnenkort bewoond zou kunnen worden.
Terwijl deze werkzaamheden in volle gang waren, zag Don Bosco, toen
hij op zekere dag het Oratorio verliet, op het weggetje een groepje muil-
ezels staan. Hij hield de pas in. De ezeldrijvers zeiden hem: "Weest u maar
niet bang, ze zijn te vertrouwen. Komt u maar door, het zijn vreedzame die-
ren." - En Don Bosco antwoordde beminnelijk: - "Mijn moeder zei altijd te-
gen me: - "Jantje, vertrouw nooit degenen die niet gaan biechten." - De

29.5 Page 285

▲back to top
- V/281 -
ezeldrijvers keken hem met een ondeugende glimlach aan, waarmee zij te ken-
nen gaven dat ze het op hen gemunte grapje heel goed begrepen hadden. Een
andere keer, toen hij gemoedelijk over de weg liep, die thans de Regina
Margherita wordt genoemd, kwam hij onder het lopen ongemerkt te dicht in de
buurt van een groot paard dat aan een kar was vastgebonden. De begeleider
zei hem op te passen dat het dier hem niet een trap zou geven. Don Bosco
antwoordde hem: "Ik heb altijd gezegd dat men moet oppassen voor wie zijn
Pasen niet houd." - Men kan dus gerust beweren, dat iedere zin van Don
Bosco een aansporing geweest is om te gaan biechten.
Intussen was minister Rattazzi zo goed geweest Don Bosco, op diens
aanvraag, direct duizend lire toe te kennen om de eerste kosten van het
nieuwe gebouw op te vangen. Op 9 mei 1856 schreef hij vanuit het ministerie
van Binnenlandse Zaken in Turijn aldus:
" Ondergetekende Minister, vol lof voor het plan van de priester Don
" Bosco, directeur van het jongensoratorio van Valdocco, om het huidi-
" ge gebouw te doen uitbreiden, teneinde een groter aantal arme, ver-
" laten jongens te kunnen opnemen, deelt hem mee, hem als hulp ter
" bestrijding van de onderscheiden kosten een ondersteuning van dui-
" zend lire ten laste van dit ministerie toe te staan. Het spijt
" schrijver dezes dat de toestand der schatkist het niet mogelijk
" maakt een grotere tegemoetkoming te schenken. Van genoemde som zal
" deze maand vijfhonderd lire worden overgemaakt door de kas van het
" ministerie, terwijl de resterende vijfhonderd lire zullen worden
" uitbetaald door de provinciale kas van deze hoofdstad.
"
"
De Minister
"
Urbano Rattazzi
Ondanks deze steun, bevond Don Bosco zich in grote verlegenheid door-
dat de schulden aanhoudend groter werden en ook vanwege de wekelijkse uit-
betaling aan de metselaars, iets wat geen uitstel duldde. Daardoor was hij
niet in staat, degenen die hem geregeld van levensmiddelen voorzagen, stipt
te betalen. Dat blijkt uit de brief die hij aan enkele hem bekende Turijnse
heren schreef:
"
Zeer geachte Heer,
"
"
De beminnelijke wijze waarop U uitdrukking hebt gegeven aan
" Uw vertrouwen in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales, geeft
" mij moed om mij thans in mijn bijzondere nood tot U te richten.
"
Ik moet de bakkersrekening voor de maand maart nog betalen
" en ik weet niet waar ik het geld vandaan moet halen. Wanneer U me
" ooit zou kunnen helpen, dan is het wel juist door de hongerige armen
" te eten te geven.
"
De rekening beloopt 900 franken, maar ik vraag enkel een bij-
" drage, en welk bedrag U in Uw goedheid ook zou willen aanbieden, hoe
" klein ook, ik zou het met even grote dankbaarheid aanvaarden.
"
In de overtuiging dat U mij mijn vrijpostigheid niet kwalijk

29.6 Page 286

▲back to top
- V/282 -
" zult nemen, en niet in staat op andere wijze mijn dankbaarheid te
" betonen, wens ik U alle goeds des hemels toe, en verblijf met de
"
" Vanuit het huis, 7 mei 1856
"
meeste hoogachting,
"
Uw dw. dienaar,
"
Bosco Giovanni, priester.
Ook moest hij ieder jaar aan de E.H. Rosmini de interest afdragen
van de 20.000 lire die deze hem tegen 4% geleend had voor de aankoop van
het huis Pinardi, en enkele andere rekeningen in orde brengen, waarvan er
enkele betrekking hadden op het aangekochte terrein voor de drukkerij. De
nota daarvan zond hij naar Stresa, ingesloten bij een brief aan Don Carlo
Gilardi.
"
Mijn beste Don Carlo,
"
"
Wij hebben goed wachten, maar de paastijd loopt ten einde en
" de rekeningen moeten vereffend worden...
"
Verleden jaar hebt U de rekening opnieuw opgemaakt en heb
" ik enig tegoed ontdekt waar ik niets van wist; wie weet gebeurt nu
" hetzelfde. Er zijn al enkele aanvragen voor het terrein geweest,
" maar er wordt weinig geboden; het hoogste was 200 franken per tavola.
" De eerw. heer Pagani is komen kijken; de ligging bevalt hem wel, en
" hij zegt dat het op het ogenblik geen tijd is om te verkopen, wan-
" neer er niet enige winst op gemaakt wordt, wat naar ik hoop dit
" voorjaar het geval zal zijn.
"
Mijn moeder, mijn seminaristen en veel van mijn schelmen,
" die zich U nog heel goed herinneren, groeten U van ganser harte,
" en ik beveel me aan in Uw godvruchtige gebeden en verblijf,
"
" Turijn, 9 mei 1856
"
"
Uw dw. dienaar,
Bosco Giovanni, priester.
Het door de droom bekend geworden terrein, waarvan een derde deel
nog aan Don Bosco toebehoorde, bleef om een of andere reden eigendom van
de Rosminianen, en zoals men later zal zien, was het de goddelijke Voor-
zienigheid die deze verkoop verhinderde.
De Mariamaand werd in het Oratorio intussen gekenmerkt door drie
gedenkwaardige feiten. De vurigheid der devotie van de jongens tot de He-
melse Moeder, het feest van de Grondwet en de tocht van de zangers naar
Susa.
Vele leerlingen van het Oratorio trachtten de jonge Domenico Savio
te evenaren, die door zijn voorbeeld en met het woord in de harten van
zijn kameraden een levendig verlangen naar de eeuwige dingen wist aan te
steken. De gedachte aan zulke goede jongens was voor Don Bosco een sterke
steun bij het volgen van de harde weg die de Heer hem had aangewezen. Van
hen kon men met de woorden uit hoofdstuk XXXIX van Ecclesiasticus wel zeg-
gen: "Bloeit, als de lelie, verspreidt zoete geuren, verheft uw stem,

29.7 Page 287

▲back to top
- V/283 -
zingt een loflied en prijst de Heer om al zijn werken."
Tegen het einde van april was Domenico Savio naar Don Bosco toe ge-
komen en had hem gevraagd hoe hij de Mariamaand op een godvruchtige manier
zou kunnen doorbrengen.
"Vier die maand", gaf Don Bosco hem voor antwoord, "door nauwge-
zet je plichten te vervullen, door je kameraden iedere dag iets te vertel-
len ter ere van Maria en ervoor te zorgen dat je iedere dag de heilige com-
munie kunt ontvangen."
"Daar zal ik nauwgezet voor zorgen; maar welke genade moet ik
vragen?"
"Vraag aan de heilige Maagd dat zij van God gezondheid voor je
verkrijgt en de genade om heilig te worden."
- "Ja! Dat zij mij helpe heilig te worden, dat zij me helpe een hei-
lige dood te sterven, en dat zij me in de laatste ogenblikken van mijn
leven moge bijstaan en mij naar de hemel geleiden!"
En inderdaad legde hij in de loop van die maand zoveel vurigheid aan
de dag dat hij wel een engel in mensengedaante leek. Of hij schreef, of
sprak over Maria, of hij studeerde, zong of naar school ging, alles ge-
schiedde uit liefde tot Haar. Gedurende de recreatie zorgde hij ervoor
iedere dag iets te kunnen vertellen, nu eens tot deze, dan weer tot een an-
dere groep kameraden die zich rond hem verzamelden.
Om deze geliefde en ijverige jongen herstel te geven van zijn ge-
zondheid die sinds enige tijd hoe langer hoe meer achteruitging, liet Don
Bosco een medisch consult houden. Allen hadden bewondering voor zijn harte-
lijkheid, zijn gevatheid en zijn verstandige antwoorden. Dokter Francesco
Vallauri, zaliger gedachtenis, die een der welwillende deelnemers aan het
consult was, riep vol bewondering uit: - "Wat een kostbare parel is die
jongen!"
Don Bosco stelde hem de vraag: "Wat is de oorzaak van zijn ziekelijk-
heid?"
- "Zijn teer gestel, zijn vroegrijpe kennis, zijn voortdurende gees-
telijke gespannenheid, deze zijn als vijlen die onmerkbaar zijn levens-
krachten aanvreten."
"Wat zou het beste geneesmiddel voor hem zijn?"
"Het beste geneesmiddel zou zijn, hem naar de hemel te laten gaan,
waartoe hij me voldoende voorbereid schijnt. Het enige wat zijn leven zou
kunnen rekken is hem voor een tijdje helemaal uit de studie weg te nemen,
en hem met handenarbeid bezig te houden die voor zijn krachten geschikt
is."
Dokter Vallauri had een juist oordeel betreffende Domenico Savio
gegeven. Inderdaad had het God behaagd deze zo vrome jongen te begunstigen
met die hemelse gaven, waarvan het leven der heiligen ons zo een overvloed
van voorbeelden schenkt. Dikwijls, wanneer hij de heilige Communie ontvan-
gen had of in gebed verzonken voor het Allerheiligste Sacrament geknield
lag, leek hij als van zijn zinnen beroofd en bleef hij meerdere uren als in
extase in beschouwing verzonken. "Ik herinner mij", verklaart Don Giovanni
Bonetti, "dat hij op een keer niet aan het ontbijt verscheen, noch in de
klas en zelfs niet bij het middagmaal. Niemand wist waar hij was. Hij was
niet in de studiezaal en evenmin lag hij te bed. Het was ongeveer twee uur

29.8 Page 288

▲back to top
- V/284 -
in de namiddag toen een kameraad die hem niet zag komen opdagen, Don Bosco
ging waarschuwen. Toen Don Bosco het hoorde kwam direct het vermoeden bij
hem op dat inderdaad juist bleek, dat hij zich namelijk in de kerk zou
bevinden, zoals ook de vorige keren gebeurd was. Zonder iemand iets te zeg-
gen begaf Don Bosco zich naar de kapel, ging naar het priesterkoor en zag
Savio daar zo star en onbeweeglijk staan als was hij van steen. Hij stond
met de ene voet op de andere, een hand op de standaard van het antiphona-
rium, de andere op de borst, met het gezicht naar het tabernakel gewend, en
met glans in zijn ogen, die niet te beschrijven is. Don Bosco riep hem,
maar hij gaf geen antwoord. Hij raakte hem even aan en toen keek de heilige
jongen hem aan en zei: - "0! is de mis al uit?" - "Kijk", antwoordde Don
Bosco, terwijl hij hem zijn horloge liet zien: "het is twee uur!" Toen dit
tot hem doordrong toonde Domenico zich verward, vroeg nederig om vergiffe-
nis voor het overtreden van de regels, en maakte zich op om naar de school
te gaan. Maar Don Bosco nodigde hem uit bij hem te komen eten, en om hem te
vrijwaren voor lastige vragen, die zijn kameraden hem misschien gesteld
zouden hebben, zei hij hem: "Als iemand je soms mocht vragen waar je van-
daan komt, zeg je maar dat je voor mij een boodschap hebt gedaan."
Gelukkig de colleges waarin men dergelijke jongens tegenkomt; en
Savio was in het Oratorio niet de enige.
De tweede gedenkwaardige gebeurtenis is het feest van de Grondwet.
Giovanni Villa vertelde: - "Opdat de honderden externe jongens op die
feestdag niet naar de pleinen en barakken van de stad zouden gaan om deel
te nemen aan gevaarlijke ontspanningen, kocht Don Bosco grote hoeveelheden
salami's, brood en kleine flesjes wijn. Deze en de salami's hing hij op de
speelplaats aan lange touwen, die zodoende op slingers leken. Het is niet
te beschrijven hoeveel plezier iedereen had bij het zien daarvan. Don
Bosco, die de voorgaande zondag allen uitgenodigd had stipt op tijd te zijn
voor de kerk, voegde daar nu aan toe: - "Een meneer heeft me wat geld ge-
geven, om olielampen te kopen met gekleurde glazen, opdat het Oratorio op
de avond van het feest van de Grondwet mooi verlicht zou zijn. Ik ben toen
op een gelukkige gedachte gekomen. Is het beter de ogen te verzadigen door
lichtjes te branden, of de mond van mijn jongens te vullen? Daarom heb ik
gedacht dit alles maar voor jullie te kopen. Is dat goed?" - Een machtig
applaus onderbrak hem en hij vervolgde daarna: - "Nu moet elk van jullie
een nummer trekken uit deze zak en, zoals we ook andere keren gedaan heb-
ben, zal het lot telkens alle jongens in groepjes van drie verdelen. De
eerste van elk drietal neemt een brood, de tweede een worst en de derde
een flesje wijn." - En op die manier werd de grote menigte jongens uren-
lang beziggehouden. Daarna begonnen we, in groepjes van drie verdeeld, op-
gewekt en vrolijk te smullen, waaraan ook de interne jongens met plezier
meededen.
Tenslotte was ook een wandeling naar Susa een gelegenheid tot gro-
te vreugde. Een herinnering eraan is nog bewaard gebleven in een brief
van Don Bosco aan zijn vriend, Don Rosaz, kanunnik van de kathedraal van
die oude stad.
"
Turijn, 26 mei 1856
"
"
Beste Heer Kanunnik,
"
"
Over enkele dagen zult u bezoek krijgen van de organist over

29.9 Page 289

▲back to top
- V/285 -
" wie we gesproken hebben en ik geloof dat hij aan de verwachtingen
" zal beantwoorden. - Op het ogenblik kan ik de jonge schoenmaker niet
" opnemen, zoals ik zou willen, daar een deel van het huis is afgebro-
" ken om opnieuw te worden opgetrokken. Wat de jonge student aangaat
" zou ik misschien meer kunnen doen. Laat hem zijn cursus Latijnse
" grammatica voltooien. Wanneer hij bij een of andere gelegenheid in
" Turijn komt, moet hij zich dan eens laten zien; in de loop van de
" vakantie hoop ik dat we hem dan met Gods hulp zullen kunnen helpen.
"
Hoort u maar gerust biecht gedurende de kerkdiensten telkens
" wanneer erom gevraagd wordt, of wanneer er penitenten zijn die bij
" de biechtstoel zitten te wachten: dat is eveneens de mening van Don
" Cafasso.
"
De sonatines zult u ontvangen uit handen van onze schelmen,
" wanneer ze die gaan krijsen bij het sluiten van de Mariamaand.
"
Ik hoop binnenkort een tochtje naar Susa te kunnen maken, om
" eens over al onze aangelegenheden te spreken.
"
Doe mijn groeten aan de heer Kanunnik de vicaris-generaal, en
" aan de heer kanunnik Gey. Met dankbaarheid en hoogachting verblijf
" ik,
"
"
Uw toegenegen vriend,
"
Bosco, Giov. priester
In de eerste week van juni gingen de jongens van het Oratorio naar
Susa. De Armonia van de 8ste verklaarde dat het onmogelijk was een be-
schrijving te geven van de sluitingsplechtigheid van de meimaand, zonder
ver beneden de waarheid te blijven. En dan vervolgde zij:
"Heel de rest aan een betere pen overlatend dan de mijne, wil ik u
iets zeggen over de mooie en stemmige muziek, die bij de plechtigheden van
die dag werd uitgevoerd door de leerlingen van het Oratorio van de Heilige
Franciscus van Sales, van die apostolische man, die Don Bosco is. Terwijl
men moet opmerken dat de muziek op zichzelf voortreffelijk was, werd zij
bovendien op een bewonderenswaardige wijze uitgevoerd, omdat die brave jon-
gens door hun gedrag, door hun bescheidenheid, door hun godvruchtige hou-
ding uiterlijk toonden dat zij in de grond van hun hart ook voelden wat zij
met de klank van hun stem tot uitdrukking brachten. En u weet wel hoe een
buitengewoon verschijnsel een leek is, die zich in de kerk eerbiedig en
devoot gedraagt. En daarom was het zo buitengewoon en stichtend die jonge
zangers zo aandachtig bezig te zien, en hen met zoveel toewijding te horen
zingen. Ik zou wel willen dat dit gedeelte van de opvoeding van de jeugd,
zo bewonderenswaardig in praktijk gebracht door de voortreffelijke Don
Bosco, meer gekend en beoefend zou worden, en dat we de profanaties van de
theatrale muziek en de musici, die nog erger zijn dan de muziek, uit de
kerk konden bannen."

29.10 Page 290

▲back to top
- V/286 -
H O O F D S T U K XXXVIII
HET WERK DER CONFERENTIES VAN DE H. VINCENTIUS A PAOLO -
OPRICHTING VAN EEN VRIJE CONFERENTIE IN HET ORATORIO
VAN VALDOCCO - ZE WORDT VERBONDEN AAN DE HOGE RAAD DER
VERENIGING IN TURIJN - EEN BEETJE GESCHIEDENIS OVER DE
CONFERENTIES VERBONDEN AAN DE ORATORIO VAN DON BOSCO.
Er is nog geen melding gemaakt van een instelling die ongeveer twee
jaren eerder door Don Bosco in het Oratorio gesticht was ten bate van de
externe jongens, en die op de 11de mei van dit jaar een verdiende bekroning
vond.
We hebben al gezien hoe Don Bosco in 1850 om de praktijk der deugden
te eren en te bevorderen, en vooral de deugd van liefde tot de evenmens van
zijn geliefde heilige Vincentius a Paolo, de vestiging voorstond van het
instituut der Conferenties in Turijn, waar deze immers nog niet bestonden.
Tegen het einde van 1853 smaakte hij het genoegen er een viertal te kunnen
tellen. Hierin was in 1854, om in de noden van de armen te voorzien, die
ook door het optreden van de cholera groter in aantal geworden waren, een
bijzondere commissie ingesteld, die tussen de 27ste augustus en de 30ste
november hulp verleend had aan 430 gezinnen voor een bedrag van ongeveer
3.000 lire, alleen al in het parochiële district van het gehucht Dora, waar
de verschrikkelijke ziekte meer slachtoffers telde dan in andere delen van
de stad.
Maar bij het uitdelen van de ondersteuningen was men tot de ontdek-
king gekomen, dat er onder de armen niet weinigen waren uit Savoye en uit
Frankrijk; vandaar dat er in november van hetzelfde jaar een nieuwe Confe-
rentie gesticht werd, die op bijzondere wijze de zorg voor deze groepen op
zich zou nemen. Deze conferentie droeg de naam van de Heilige Franciscus
van Sales. Daar de E.H. Mermillod zich in Turijn bevond, die later bisschop
van Genève en kardinaal werd, opende deze de mooie onderneming, waaraan Don
Bosco niet vreemd moet geweest zijn, evenmin als aan de hulpverlening die
het gehucht Dora zoveel verlichting bezorgde.
Hij was inderdaad een van ziel met de onvermoeibare graaf Carlo
Cays di Giletta, eerste president van de Bijzondere Raad der Vereniging van
de H. Vincentius a Paolo, een waarachtige vader der armen. Zij waren vaak
samen voor het catechismusonderricht in de Oratorio van Valdocco, Porta
Nuova en Vanchiglia. Zij ontmoetten elkaar in de huizen van de choleralij-
ders om deze bij te staan, en onderhielden zich met elkaar over de manieren
waarop er weldadigheid te beoefenen viel, en de gedachten van de een waren
eveneens die van de ander. Van de kleine Savoyaarden en Fransen kende Don

30 Pages 291-300

▲back to top

30.1 Page 291

▲back to top
- V/287 -
Bosco er een heel aantal, die nu en dan het Oratorio bezochten, hij kende
de plaatsen waar ze samenkwamen, de lokalen waar ze de nacht doorbrachten,
van wie ze afhankelijk waren en op welke wijze ze door dezen werden behan-
deld. Toen in 1860 de bovengenoemde Conferentie van de H. Franciscus van
Sales, ophield te bestaan, ging hij er nog jarenlang mee door hun hulp te
verlenen, hetzij in hun geestelijke noden of, voor zover hem dat mogelijk
was, in materieel opzicht.
In 1854 voelde Don Bosco zich echter nog helemaal niet voldaan door
de wijze waarop aan de armen verlichting gebracht werd. Vandaar dat hij,
nog voor het jaar om was, in het Oratorio van Valdocco een kleine Confe-
rentie oprichtte, gelijk aan die van de Sint Vincentius a Paolo, en deze
beminnelijke heilige werd er de eerste beschermheilige van. De H. Francis-
cus van Sales de tweede. Zijn plan werd geprezen door dezelfde liefdevolle
heren, leden van de Vereniging, die, door zijn ijver aangetrokken, al ja-
ren catechismusles waren komen geven. Het waren markies Domenico Fassati,
graaf Radicati di Brozolo, markies Scarampi, enkele professoren van de uni-
versiteit en een paar welgestelde zakenlieden.
Don Bosco had aandachtig de reglementen van die Vereniging gelezen,
de middelen die zij aanbevolen om de gestelde doeleinden werkelijk te be-
reiken, en daarop baseerde hij zijn ontwerp. Zijn onmiddellijke doel was
het goede in de jongens aan te moedigen, niet zo direct hun ouders te hel-
pen.
Don Bosco kondigde de voorgestelde conferentie aan en spoorde zijn
leerlingen aan eraan deel te nemen, en een behoorlijk aantal van de oud-
sten, zowel internen als externen, lieten zich inschrijven. Bij de ope-
ningszitting werden de president, de secretaris en de penningmeester geko-
zen. Onder de eerste presidenten behoorde Serra, toen econoom in het col-
legio Nationae van Turijn. In verschillende jaren traden op als secretaris
om de notulen bij te houden, Don Michele Rua, Don Giulio Barberis, Don Do-
menico Bongiovanni, en onder het aantal leden wijzen we nog op Pietro En-
ria, Don Giovanni Anfossi, Giovanni Villa, Don Giovanni Turchi, die we noe-
men als getuigen van de waarheid van ons verhaal.
"Bij iedere aanvaarding van een nieuw lid van de Conferentie, sprak
Don Bosco enkele gepaste woorden van aanmoediging", zo vertelde de heer
Giovanni Villa. Zo bijvoorbeeld toen, jaren later, Giovanni Garino werd
aangenomen, zei hij, zinspelend op een marmerbeeldhouwer, die zijn atelier
aan de via della Consolata had en eveneens Garino heette, onder meer: -
"Daar worden mooie figuren van marmer gemaakt, en jij moet in de harten
en zielen van de anderen edele princiepen, heilige voornemens en goede
voorbeelden beitelen." - Hij voegde er vervolgens nog aan toe, dat het
doel van de conferenties was, "goed te doen aan de anderen, maar op de
eerste plaats aan zichzelf."
Deze jongens, ten getale van ongeveer twintig, moesten twee aan twee,
iedere zondag een bezoek brengen aan één of ook wel meer dan één familie
die hun waren aangewezen en er een aalmoes brengen, raad geven aan de
ouders, vooral met betrekking tot de christelijke opvoeding van hun kinde-
ren. Zij moesten hen aansporen deze naar de catechismus te sturen en ze het
Oratorio te doen bezoeken. Men luisterde graag naar hen, omdat die bezoe-
ken, afgezien van het voordeel dat ze brachten, regelmatig geschiedden, en
in liefde en eerbied werden gebracht, zoals Don Bosco had aangeraden. Ook
de weldadige bezoekers plukten vele vruchten van deze bezoeken, daar zij
de manieren leerden kennen en liefhebben om de ellende van de evenmens te

30.2 Page 292

▲back to top
- V/288 -
verlichten, en wanneer zij later in het leven kwamen konden zij zich heel
gemakkelijk bij de grote Conferenties van de Sint Vincentiusvereniging aan-
sluiten, waar zij dan eveneens nog steeds middelen vonden tot zelfheili-
ging, alsmede goede vrienden, ook al leefden die in betere omstandigheden.
Zij hielden hun bijeenkomsten in de refter van de Oversten om onge-
veer half twee in de namiddag. Don Bosco was erbij aanwezig, en soms namen
er leden van de Conferentie uit de stad aan deel, zoals graaf d'Agliano of
Commandeur Cotta. Graaf Cays verscheen er dikwijls.
Na het openingsgebed en het voorlezen van de notulen der vorige
vergadering, werd er verantwoording gegeven van wat er gedaan was bij ge-
legenheid van de bezoeken aan de familie der jongens op de vorige zondag.
Dan werden er punten van verdienste toegekend aan de jongens die zich, vol-
gens de inlichtingen, goed gedragen hadden. De stemmen die ieder gekregen
had werden opgeteld 10, 15, 20 punten. Wie op het eind van de maand de
meeste punten had, kreeg een prijs: bijvoorbeeld een broek, of een jas, of
een nieuwe das. Velen kregen leerzame en populaire boeken. Op het einde van
de bijeenkomst werd er een inzameling onder de leden gehouden, en ook de
armsten van hen hadden nog wel een stuiver te missen, tegemoetkomend aan
het verlangen van Don Bosco, die graag zag dat ze ruim van hart zouden
zijn. Natuurlijk brachten die inzamelingen niet erg veel op, tenzij dat
Graaf Cays, graaf di Collegno of andere rijke heren hun beurzen openden.
Ook Don Bosco gaf een bijdrage. Op die manier hield men de kas van de aal-
moezen die verdeeld moesten worden een beetje op peil.
Wanneer de tijd weer gekomen was om een bezoek te brengen aan de
ouders van de jongens, werd bij voorkeur het tijdstip van tien uur of half
elf gekozen, na de kerkdiensten, omdat de jongens op dat ogenblik aan het
spelen waren in het Oratorio en pas voor het middageten naar huis zouden
terugkeren. Daardoor kon men in alle vrijheid inlichtingen inwinnen over
de pupillen zelf. Dikwijls verzonnen de ouders leugens, om hun zoon aan
een prijs te helpen, en prezen zij degene die eerder een berisping ver-
diende. Daarom begaf men zich niet zelden naar de bazen van de werkplaat-
sen of winkels om nauwkeuriger gegevens te verkrijgen. Zulke pupillen wa-
ren doorgaans jongens van minder dan veertien of vijftien jaar. Wanneer
onze jeugdige huisbezoekers dan terugkeerden in het Oratorio, was het hun
taak hun kleine beschermelingen te waarschuwen als het nodig was, of hen
achter de vodden te zitten om hen op zachtzinnige wijze tot de onmisbare
godsdienstoefeningen te brengen, tot het ontvangen van de sacramenten in
een goede gesteltenis, of om zich eerbiedig en gehoorzaam te tonen tegen-
over hun ouders, en ijveriger te zijn bij hun werk. Ten einde dergelijke
waarschuwingen meer kracht bij te zetten werd er, voor hen alleen, eenmaal
per maand een kleine loterij op touw gezet.
Ook het zondagsoratorio van de H. Aloysius had zijn kleine Confe-
rentie naar het model van die van Valdocco, en beide knoopten na enkele
tijd innige banden aan met die van de Sint Vincentiusvereniging. Er waren
er in 1856 zeven van in Turijn en tien over verschillende steden van Pië-
mont verdeeld; daarom was er een Grote Raad in de hoofdstad gesticht en
daarvan werd graaf Cays de president. De adellijke heer die Don Bosco
eveneens met diens conferenties wilde helpen, keurde deze goed, nam ze
onder zijn bescherming en verleende ze de naam van annexe conferenties, een
naam die ze steeds zouden blijven behouden. Op Pinksterdag 1856 werd deze
nieuwe betiteling in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales inge-

30.3 Page 293

▲back to top
- V/289 -
voerd evenals in dat van de H. Aloysius; en onder de leden bevonden zich de
seminaristen Rua, Francesia en de heer Giovanni Villa. Vanaf dat ogenblik
liet de Sint-Vincentiusvereniging niet na in de besteding van haar te ver-
strekken aalmoezen ook de beide annexe Conferenties te laten delen.
Uit deze verbinding putte Don Bosco nog een ander voordeel dat van
heel groot belang was, namelijk het begin van de hartelijkste betrekkingen
met de presidenten van de Grote en de Bijzondere Raden en met verschillen-
de leden van de Italiaanse en Franse Conferenties.
- "In een van die jaren", zo vertelt kanunnik Anfossi, "kwamen er
op een zondag vier personen van de hoogste Italiaanse adel naar het Ora-
torio van Valdocco, namelijk hertog Scotti uit Milaan, markies Patrizi uit
Rome, markies Fasatti uit Turijn en graaf Cays. Het doel van hun bezoek
was, een zitting bij te wonen van de annexe Conferentie, van wie de leden
de armen bezochten in hun eigen woonplaatsen in gezelschap van een lid van
de SintVincentiusvereniging.
"Don Bosco ontving hen allervriendelijkst; maar om de jongens die
juist recreatie hadden niet in de steek te laten, liet hij hen plaatsnemen
op een houten bank in het midden van de speelplaats, en toen de recreatie
afgelopen was, gaf hij elk van hen een catechismus en wees elk een klas
aan. Volgaarne stemden de goede heren met deze gang van zaken in.
"Met grote voldoening namen ze vervolgens deel aan de vergadering,
die na de kerkdiensten gehouden werd. Het grote aantal jongens dat zij
voor zich zagen, de geest waarmee deze, naar zij wisten, bezield waren,
en in het bijzonder de voorschriften die Don Bosco hun, naar zij wisten
had gegeven om dit liefdewerk op de juiste manier te behartigen, overtuig-
de hen van het grote goed dat daar verricht werd. Ik had zelf ook het geluk
bij dat bezoek aanwezig te zijn." De heer Giovanni Villa herinnert zich ook
dat de president van de Sint-Vincentiusconferentie van Rome bij een derge-
lijke vergadering tegenwoordig was. Die richtte toen een zo mooie toespraak
tot de leden, dat Don Bosco, toen zijn gast uitgesproken was, heel ontroerd
tot hem zei: - "Maar... u spreekt als een apostel!"
We zouden nog verschillende feiten over dat onderwerp kunnen aanha-
len, maar we zullen daarmee wachten tot de tijd dat ze inderdaad voorvie-
len. Wij kunnen er ons hier echter niet van weerhouden even vooruit te
lopen en een kort overzicht te geven, zodat onze lezers met een oogopslag
het ontstaan, de ontwikkeling en het einde van de annexe Conferenties kun-
nen zien, die Don Bosco in het leven geroepen had, totdat de Sint-Vincen-
tiusvereniging en, in aantal toegenomen, op een andere manier kon voorzien
in de noden van de gebieden waarin ze waren opgericht.
ANNO 1859. De annexe Conferenties van de Oratorio van de Heilige Engelbe-
waarder in Vanchiglia en van Sint-Jozef in de wijk San Salvario te Turijn
worden opgericht; dit laatste is eigendom van de heer Carlo Occelletti.
ANNO 1860. Opheffing van de annexe Conferentie in het Oratorio van de H.
Aloysius in Porta Nuova.
ANNO 1864. Opheffing van de annexe Conferenties der Oratoria van de H.
Engelbewaarder in Vanchiglia en van de H. Jozef.
De enige dus die op haar post bleef, was die welke het eerst ge-
sticht werd in Valdocco en die nog jarenlang haar zending bleef vervul-
len; onder de leden ervan komen de namen voor van Paolo Albera, Giacomo

30.4 Page 294

▲back to top
- V/290 -
Costamagna, Costanzo Rinaudo, Luigi Jarach, Giuseppe Lazzero, Francesco
Provera. In een document dat in 1872 geschreven schijnt te zijn, leest men
wat de leden ervan verder bleven doen. Het is een bewijs te meer voor wat
wij verhaald hebben, en er blijkt eveneens uit wat de laatste wederwaardig-
heden van de Conferentie waren. Een soort van officiële inleiding gaat
vooraf aan de notulen van de vergadering. Om dit document niet te onderbre-
ken, lopen we vooruit op belangwekkende aantekeningen, terwijl we in de be-
treffende jaren zullen terugkomen op bepaalde feiten die hier worden ge-
noemd.
" Sint-Vincentiusvereniging.
"
" Annexe Conferentie van de H. Franciscus van Sales.
"
"
Het voornaamste doel van de conferentie is onderricht en hulp
" te bieden aan arme jongens die de kerkelijke plechtigheden bijwonen
" in de kerk van Onze-Lieve-Vrouw, Hulp der Christenen, vooral in het
" gehucht Dora te Valdocco.
"
Het catechismusonderricht wordt gegeven tussen 3 en 4 uur 's
" namiddags op iedere zondag en voorgeschreven feestdag. De catechis-
" mus wordt gevolgd door het zingen van het Ave maris Stella en het
" Magnificat, waarna er voor hen een aparte preek gehouden wordt,
" gevolgd door de zegen met het Allerheiligste.
"
De jongens zijn ongeveer tweehonderd in getal. De broeders
" zelf treden op als catechismusleraren van de jongens. Om hen aan te
" trekken worden hun, buiten de al genoemde hulp, medailles geschon-
" ken, afleveringen van de Katholieke Lectuur, gedenkboeken, zoals de
" Giovane Provveduto, De Sleutel tot het Paradijs, enz.
"
Iedere maand is er biecht en H. Communie voor degenen die
" daartoe zijn toegelaten. Op genoemde dagen geeft Don Bosco aan al-
" len een ontbijt, brood en toespijs. Ongelukkigerwijze moet een groot
" aantal van de oudere jongens 's zondagsmorgens gaan werken en kunnen
" ze slechts zelden de Sacramenten ontvangen. Het aantal van hen die
" maandelijks gaan biechten bedraagt gewoonlijk honderd.
"
Wat de hulpverlening betreft worden de behoeftigsten onder de
" jongens die vlijtig de catechismusles volgen uitgekozen en deze wor-
" den toegelaten tot het Patronaat en thuis bezocht; en wanneer ze
" twintig zegels voor trouw bezoek bijeen hebben, wordt hun een belo-
" ning gegeven in overeenstemming met hun gedrag en de behoeften van
" het gezin. De beloningen bestaan uit broeken, jassen, schoenen, sok-
" ken, petten en soortgelijke dingen.
"
De jongens voor wie het Patronaat op die wijze zorgt zijn on-
" geveer vijftig in getal, de broeders zijn gemiddeld met dertig man,
" bijna allen behorend tot het Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
" Daar zij met hun bijdragen niet de kosten kunnen bestrijden, nodig
" voor de beloningen van de catechismusleerlingen, en voor de loterij
" en het onthaal, dat de jongens af en toe ten deel valt om het
" deelnemen aan oefeningen van godsvrucht aantrekkelijk voor hen te
" maken, springt Don Bosco als onze gemeenschappelijke vader bij.
"
De Conferentie wordt iedere zondag gehouden, om twee uur
" 's middags in de zomer, en om één uur in de winter, in een apart
" lokaal van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales.

30.5 Page 295

▲back to top
- V/291 -
"
Verschillende heren uit de stad wonen eveneens af en toe de
" Conferenties bij en doen het bijeengebrachte geld toenemen, dat an-
" ders niet meer dan dertig of veertig centiemen per zondag bedraagt,
" daar de broeders zelf maar arme jongens zijn die zelf alle steun
" nodig hebben.
"
Deze Conferentie had Don Bosco in 1854 onder de jongens ge-
" sticht. Graaf Cays, voorzitter van de Sint-Vincentiusverenigingen in
" Piëmont, had die van Don Bosco steeds bescherming verleend, en toen
" hij ze in de zijne opnam, verstrekte hij de goederen die verdeeld
" zouden worden onder de gezinnen die door de jongens bezocht werden.
" Hij liet ook niet na op buitengewone wijze steun te verlenen. Ver-
" schillende adellijke heren kwamen nu en dan onze Conferentie bezoe-
" ken, die voorlopig niet gevormd was naar die, welke van Parijs af-
" hankelijk waren, daar haar rechtstreekse doel de jongens waren. Zo
" bleef het tal van jaren. De jongens van het Oratorio die lid waren
" van deze Conferentie gingen de gezinnen bezoeken die aan hun zorgen
" waren toevertrouwd.
"
Graaf Cays werd echter in zijn functie van president opgevolgd
" door de heer Ingenieur Ferrante die, streng de hand hield aan de re-
" gels en de Conferentie van het Oratorio niet meer wilde erkennen,
" en haar dientengevolge niet meer van middelen voorzag; van lieverlee
" trokken de heren die onze zittingen kwamen bijwonen zich terug. In
" 1871 kwamen alleen nog graaf Collegno en Ridder Pulciani. Tenslotte
" stond onze conferentie helemaal alleen. Niettemin bleven de opvolger
" van graaf Cays, en twee anderen die hem weer opvolgden, namelijk
" baron Ricci en Falcono, Don Bosco en het Oratorio steeds heel gene-
" gen.

30.6 Page 296

▲back to top
- V/292 -
H O O F D S T U K XXXIX
DE COMPAGNIE DER IMMACULATA - HAAR REGLEMENT - HET NUT
ERVAN VOOR DE LEERLINGEN - BRIEF VAN DON BOSCO AAN EEN
JONGEN - NIEUWE AFLATEN - HET FEEST VAN DE H.ALOYSIUS -
AANGEVALLEN EN VERDEDIGDE JONGENS - KATHOLIEKE LECTUUR.
Na de annexe Conferentie van de H. Vincentius in het Oratorio van de
H. Franciscus van Sales, werd er in 1856 een nieuwe compagnie gesticht.
Sinds enige tijd was er bij enkele leerlingen enige verkoeling in gods-
vrucht en studiezin ingetreden. Het had de schijn alsof alles in Huis niet
meer liep zoals vroeger, terwijl het aantal jongens van zo verschillende
geaardheid, opvoeding en afkomst, was toegenomen. Op de morgen van een
doordeweekse dag was er, wat heel ongewoon was, niemand naar de communie-
bank gekomen om te communiceren. Don Bosco, die de Mis opdroeg, had de
ciborie, na deze geopend te hebben weer moeten sluiten en terugplaatsen in
het tabernakel. Celestino Durando, die op de laatste dag van april in het
Oratorio gekomen was, en die dat jaar, als student van de humaniora, het
Collegio Nazionale in de Karmelietenstraat bezocht, was bevriend met Giu-
seppe Bongiovanni die de particuliere scholen bezocht, en toen hij hem bij
het Rondo ontmoette zei hij hem: - "Heb je dat vanmorgen gezien? Dat zal
Don Bosco wel geen genoegen gedaan hebben." - Toen ze thuisgekomen waren,
kwamen ze met hun kameraden Bonetti, Martellino, Rocchietti, Vaschetti en
Rua overeen, onder elkaar een vereniging te stichten waarvan de leden één
werkdag van de week zouden uitkiezen om te communie te gaan, zodat er
iedere morgen communicanten zouden zijn. Daarmee deden ze Don Bosco een
groot genoegen. Hoewel erbij gezegd moet worden dat de communie op zondag
wel algemeen genoemd kon worden.
Domenico Savio was al spoedig tot deze vereniging toegetreden en
dacht er op aanraden van Don Bosco over, ze duurzaam te maken. Geleid door
zijn gebruikelijke ijverige naastenliefde, zocht hij enkele van zijn trouwe
metgezellen uit en nodigde hen uit om gezamenlijk met hem een compagnie te
stichten onder de naam van de Onbevlekte Ontvangenis.
Het doel was zich te verzekeren van de bescherming van de Moeder
Gods gedurende het leven en in het bijzonder in het uur van sterven. Savio
stelde tot dat doel twee middelen op de voorgrond: het beoefenen en bevor-
deren van devoties ter ere van Onze-Lieve-Vrouw, Onbevlekt Ontvangen, en de
veelvuldige communie. Toen hij het met zijn vrienden eens was, en op de
daadwerkelijke steun van Giuseppe Bongiovanni kon rekenen, stelde hij een
reglement op, en na veel zorgen las hij het op 8 juni 1856, negen maanden
voor zijn dood, met hen voor bij het altaar van Onze-Lieve-Vrouw. Wij nemen
het hier in zijn geheel over, bedenkend dat het voor anderen als voorbeeld

30.7 Page 297

▲back to top
- V/293 -
zou kunnen dienen. Ziehier dus de tekst.
"
Wij, Domenico Savio, enz. (volgen de namen van de anderen),
" vervuld van het verlangen om ons in leven en dood te verzekeren van
" de bescherming van de Allerheiligste Onbevlekte Maagd, en om ons ge-
" heel toe te wijden aan haar heilige dienst, verklaren heden, op 8
" juni, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, en vastbesloten tegen-
" over onze Moeder een kinderlijke en voortdurende godsvrucht te be-
" oefenen, voor Haar altaar en met toestemming van onze geestelijke
" leider, dat wij, zoveel het in ons vermogen is, Luigi Comollo willen
" navolgen. Daartoe verplichten wij ons:
"
1. Streng de regels van het Huis in acht te nemen.
"
2. Onze kameraden te stichten door hen op beminnelijke wijze
" te vermanen en aan te sporen tot het goede door het woord, maar meer
" nog door het goede voorbeeld.
"
3. Onze tijd goed te besteden. Ten einde vervolgens te kunnen
" volharden in de levenswijze waartoe wij ons verplichten, onderwerpen
" wij het volgende reglement aan onze Directeur.
" 1. Als eerste regel zullen wij een stipte gehoorzaamheid in acht
" nemen tegenover onze oversten, aan wie wij ons met een onbeperkt ver-
" trouwen onderwerpen.
" 2. De vervulling van onze eigen plichten zal onze eerste en bijzon-
" dere bekommernis zijn.
" 3. Wederzijdse liefde zal onze harten met elkaar verbinden, ons onze
" broeders zonder onderscheid doen liefhebben, die wij zachtmoedig
" zullen waarschuwen, wanneer een terechtwijzing nodig schijnt.
" 4. Er zal wekelijks een half uur worden bepaald om bijeen te komen,
" en na aanroeping van de H. Geest en een korte geestelijke lezing,
" zullen de vorderingen van de Compagnie op het gebied der plichtsver-
" vulling en de deugdbetrachting worden behandeld.
" 5. Buiten aanwezigheid van anderen wijzen wij elkaar op die fouten
" die wij in ons moeten verbeteren.
" 6. We zullen ervoor zorgen ook de geringste onaangenaamheid te voor-
" komen en onze kameraden geduldig verdragen evenals de aanwezigheid
" van lastige personen.
"
" 7. Er wordt geen enkel gebed vastgesteld, daar de tijd welke er na
" het vervullen van onze plichten overschiet, gebruikt zal worden voor
" het doel dat het nuttigste schijnt voor ons zielenheil.
" 8. Wij maken ons echter de paar volgende oefeningen eigen:
"
1. Zo dikwijls het ons zal toegestaan zijn, naderen tot de
" heilige Sacramenten.
"
2. We zullen ter Heilige Tafel naderen op iedere zondag en
" verplichte feestdag, bij de novenen en vieringen der Mariadagen en
" die der Beschermheiligen van het Oratorio.
"
3. Door de week zullen we ervoor zorgen dat iedere donderdag
" te doen tenzij wij door dringende bezigheden daarin verhinderd zijn.
" 9. Iedere dag zullen wij, vooral bij het bidden van de Rozenkrans,
" onze vereniging bij Maria aanbevelen, en Haar vragen ons de genade

30.8 Page 298

▲back to top
- V/294 -
" der volharding te verkrijgen.
" 10. We zullen zorg dragen iedere zaterdag ter ere van Maria een bij-
" zondere godsvrucht aan de dag te leggen of goede werken te doen ter
" ere van haar Onbevlekte Ontvangenis.
" 11. We zullen daarom zorgen voor een steeds stichtender gedrag onder
" het bidden, bij de geestelijke lezing, gedurende de kerkelijke plech-
" tigheden, bij de studie en in de klas.
" 12. We zullen nauwlettend Gods woord aanhoren en de gehoorde waarhe
" den verder doorgeven.
" 13. We zullen ieder tijdverlies vermijden ten einde onze ziel te
" vrijwaren tegen de verleidingen die zich bij ledigheid gewoonlijk aan
" haar voordoen; daarom:
" 14. Zullen wij, na volbrenging van de plichten die elk van ons te
" verrichten heeft, de overblijvende vrije uren wijden aan nuttige
" bezigheden, zoals aan vrome en leerzame lectuur of aan het gebed.
" 15. Ontspanning is gewenst of minstens toegestaan na de maaltijd,
" na de les en na de studie.
"
" 16. We zullen ervoor zorgen onze oversten al datgene bekend te maken
" wat ons zedelijk gedrag zou kunnen verbeteren.
"
" 17. Ook zullen we er voor zorgen heel spaarzaam te zijn met de ver-
" gunningen die ons door de goedheid van onze oversten worden verleend,
" daar een van onze bijzondere doelstellingen juist een nauwkeurig on-
" derhouden van de regels van het huis is, waarop al te dikwijls door
" misbruik van zulke vergunningen inbreuk wordt gepleegd.
" 18. We zullen aanvaarden wat onze oversten voor ons onderhoud menen
" te moeten verstrekken, zonder ooit te klagen over wat er op tafel
" komt, en we zullen ook anderen ervan afhouden dat te doen.
" 19. Wie deel wenst uit te maken van deze vereniging, moet voor alles
" zijn geweten in orde maken door de Biecht en zich voeden met het Eu-
" charistisch brood, vervolgens een bewijs geven van zijn gesteltenis
" gedurende een proefweek, aandachtig deze regels lezen en nauwlettende
" inachtneming ervan beloven aan God en aan de Allerheiligste Onbevlek-
" te Maagd Maria.
"
" 20. Op de dag van zijn aanneming moeten de broeders de heilige Com-
" munie ontvangen en Zijne Goddelijke Majesteit bidden hun makkers de
" deugd van volharding, van gehoorzaamheid en van waarachtige liefde
" tot God te schenken.
" 21. De vereniging wordt onder de bescherming van de Onbevlekte Ont-
" vangenis gesteld, wier titel wij zullen voeren en van wie wij een
" gewijde medaille zullen dragen. Een oprecht, kinderlijk, onbeperkt
" vertrouwen in Maria, een buitengewone liefde tot Haar, een innige
" godsvrucht zullen ons tegen iedere hindernis opgewassen maken,
" vasthoudend in onze voornemens, streng tegenover onszelf, liefdevol
" voor de evenmens en nauwgezet in alles.
"
Wij raden de broeders onder meer aan, de Heilige Namen van
" Jezus en Maria allereerst in hun hart en geest te griffen, vervol-
" gens ze op hun boeken en op alle voorwerpen te schrijven die ons in

30.9 Page 299

▲back to top
- V/295 -
" het oog kunnen vallen.
"
Onze directeur wordt verzocht deze regels na te zien en ons
" zijn oordeel erover mee te delen; wij geven hem de verzekering dat
" wij ons in alles volkomen van zijn wil afhankelijk zullen tonen. Hij kan
" in dit reglement de wijzigingen aanbrengen die hij verkiest en die
" hem geschikt voorkomen.
"
En Maria? Dat zij onze inspanningen moge zegenen, daar reeds
" de gedachte, om deze vereniging te stichten, geheel van haar kwam.
" Moge haar glimlach over onze verwachtingen stralen, moge zij ons
" woord vernemen en ons bedekken met haar mantel: gesterkt door haar
" steun, zullen wij de stormen van deze onbetrouwbare zee trotseren, de
" aanvallen van de helse vijand doorstaan. Op deze manier door haar
" gesteund, hopen wij een stichtend voorbeeld voor onze kameraden te
" zijn, de troost van onze oversten, en haar uitverkoren kinderen. En
" wanneer God ons de genade en het leven zou willen verlenen haar in
" het priesterlijke ambt te kunnen dienen, zullen wij ons daar met
" al onze krachten aan wijden, om dit met de grootste ijver te doen, met
" wantrouwen in onze eigen krachten, doch met onbeperkt vertrouwen
" op de goddelijke hulp, zullen we kunnen hopen dat wij, na dit dal van
" tranen, vertroost door de tegenwoordigheid van Maria, met zeker-
" heid in ons laatste uur de eeuwige beloning zullen verwerven, die
" God heeft voorbehouden aan wie hem dienen in geest en waarheid.
Don Bosco las de hierboven weergegeven levensregel, en na hem nauwkeurig
te hebben onderzocht, hechtte hij er zijn goedkeuring aan op de volgende
voorwaarden
" 1. De genoemde beloften hebben geen kracht van gelofte.
" 2. Niets ervan is op straffe van welke schuld ook verplicht.
" 3. Op de bijeenkomsten verrichte men enkele werken van uiterlijke
"
naastenliefde, zoals het schoonhouden van de kerk, het helpen
"
van of catechismusles geven aan minder ontwikkelde jongens.
" 4. Men verdele de dagen van de week zo dat er iedere dag enkele
"
communicanten zijn.
" 5. Men beoefene geen devoties zonder bijzondere toestemming van de
"
oversten.
" 6. Men stelle als voornaamste doel de bevordering van de devotie
"
tot de Allerheiligste Maagd Onbevlekt Ontvangen en tot het Heilig
"
Sacrament.
" 7. Alvorens iemand als lid aan te nemen, late men hem eerst het
"
leven van Luigi Comollo lezen.
Domenico Savio was wel de aangewezen persoon om deze broederschap op
te richten. Iedereen was zijn vriend; wie niet van hem hield, eerbiedigde
hem vanwege zijn deugden. Met allen kon hij het goed vinden. Hij stond zo
hecht geworteld in de deugd, dat het hem werd toegestaan zich zelfs bezig
te houden met enkele nogal onzeglijke kameraden, om te trachten hen tot God
te brengen. En hij maakte gebruik van de recreatie, van de spelen en ook van on-
belangrijke gesprekken, om er geestelijk voordeel uit te putten. Niettemin
waren degenen die ingeschreven stonden als lid van de broederschap der Onbevlekte

30.10 Page 300

▲back to top
- V/296 -
Onbevlekte Ontvangenis zijn bijzondere vrienden, met wie hij nu eens bijeen-
kwam voor geestelijke besprekingen, een andermaal om oefeningen van christelijke
godsvrucht te volbrengen. Deze bijeenkomsten vonden plaats met verlof van de
oversten; maar werden bijgewoond en geregeld door de jongens zelf, die gekozen
werden onder de begaafdste en verstandigste interne leerlingen van elke klas, hoe-
wel er soms ook aan deelgenomen werd door een paar seminaristen en een enkele keer
door enkele priesters. De seminarist Rua werd met aller goedvinden tot president
gekozen, omdat hij tot dan toe de getrouwste, de meest voorbeeldige onder de zonen
van Don Bosco gebleven was. Er werd één maal per week vergaderd, en de zitting
werd geopend met de lezing van enkele zinnen uit een geestelijk boek. Een secreta-
ris had tot opdracht een verslag van de besprekingen te maken. Die bijeenkomsten
werden begonnen bij gelegenheid van de noveen van Onze-Lieve-Vrouw Troosteres.
In die besprekingen werd er gehandeld over de manier om de novenen voor de
grootste feesten te houden, over de dag waarop ieder te communie zou gaan in de
loop van de week, en iedereen kreeg de jongens aangewezen die bijzondere behoefte
hadden aan morele bijstand, zodat iedereen zich aan zijn pupil of beschermeling
kon wijden.
De praktische normen voor een dergelijke hulp waren gegrond op een voorzich-
tig beleid. Er werd een lijst opgemaakt van die jongens die uitgelaten waren,
zorgeloos bij het vervullen van hun plichten, onachtzaam in het ontvangen van
de sacramenten en in andere devoties, of verdacht werden van slecht gedrag; de
aard en de neigingen van de beschermelingen werden nagegaan, en dan werden zij
toegewezen aan degene wiens aard het beste voor hun karakter geschikt was. Dan
gingen de leden van de Compagnie der Onbevlekte Ontvangenis aan het werk, die
alle middelen wisten toe te passen, die hun werden ingegeven door de christe-
lijke naastenliefde om een jongen op het pad der deugd terug te brengen; en in de
conferentie van de volgende week brachten zij dan verslag uit over een of meer
jongens, die aan hun zorgen waren toevertrouwd. Ze zetten uiteen wat ze bereikt
hadden, kregen raad om met meer resultaat hun bijstand voort te zetten en pleegden
overleg met de anderen betreffende de dingen die beter leken voor de goede gang
van zaken in het Oratorio. De Compagnie was als een vereniging van Engelbewaar-
ders, die werkten, en die men niet zag. Elk van hen verloor geen ogenblik de hem
toevertrouwde ziel uit het oog, was voortdurend in zijn buurt, probeerde vriend-
schap met hem te sluiten, zonder dat de anderen er iets van merkten, zelfs niet
degenen die het voorwerp van die zorg waren. Zo een jongen was erbij, wanneer het
de schijn had dat er zich een verdachte kring gevormd had, hij lette op wat hij
las, hij leende zijn beschermeling boeken of gaf ze hem ten geschenke en speelde
bij voorkeur met hem. Na zijn hart gewonnen te hebben met zijn prettige manieren
en zo nodig, met het brengen van grotere offers, begon hij hem goede raad te geven
en hem aan te sporen, wekte hij hem op tot het goede, of gaf hem op het geschikte
moment de raad om te gaan biechten en nodigde hem er daarna toe uit.
Op die manier werden er veel zielen gered. De leden van de Compagnie waren
geen aanbrengers van fouten, maar de beschermers van degenen die zwak stonden in
de deugd, en ook van de boosaardigen, die er soms ook waren, en die door hen tot
de onschuld werden teruggevoerd. Ze vergoelijkten de schuld van die jongens bij
de oversten, ze stelden zich verantwoordelijk voor hen in het oog van God voor
hun toekomstig gedrag, soms boden zij zichzelf aan om de straf te mogen ondergaan
die de andere verdiend hadden, en probeerden tussenbeide te komen wanneer hun
beschermeling met wegzending bedreigd werd.

31 Pages 301-310

▲back to top

31.1 Page 301

▲back to top
- V/297 -
Het was alles bijeen een van de meest verheven vormen van apostolaat, maar een
dat een krachtige en wijze beoefening van de deugd vereiste. Wanneer de pupil
ziek was, hulp nodig had, hetzij op school of op het werk, wanneer een of
andere tegenslag hem bedrukte, of wanneer hij door een ongeluk getroffen werd,
kon hij stellig rekenen op de discretie en op de hulp van een ernstige
vriend, die hun in Jezus-Christus genegen was. Zo was dat heilige legioen, door
Don Bosco ingesteld om te waken opdat de inimicus homo niet zou doordrin-
gen in het Oratorio; hij zei hun: "De zedelijkheid! Die is van het hoogste be-
lang!" "Het is niet te zeggen", verklaart Don Rua, "hoeveel goeds de Compagnie
van de Onbevlekte Ontvangenis bewerkstelligde in de loop van een groot
aantal jaren; en ik heb in de laatste tijd (1895) vele oud-leerlingen ho-
ren zeggen dat, wanneer ze in het Oratorio hadden kunnen blijven en zich
met vrucht aan hun plichten hadden kunnen wijden, zij dit verschuldigd
waren aan de liefdevolle zorgen, die deze of gene kameraad hun betoond had,
van wie ik nauwkeurig wist dat hij lid geweest was van bovengenoemde compagnie.
"Deze leden, doordrenkt met de geest van Don Bosco, waren niet tevreden
met hun pupillen alleen, maar ze vormden de nerf, de leidinggevende ziel
van het Huis. Verspreid over de menigte rumoerige en levendige jongens,
waren zij door hun voorbeeld en door hun woorden, elementen van volgzaam-
heid, vrede en orde. De leerlingen, in groepen verdeeld, wandelden of
speelden en temidden van elk van die groepen was er één, rond wie al de anderen
zich verzamelden. Deze mopperde nooit en vloekte nooit, zonder dat hij
intussen de aandacht daardoor trok; hij zei nooit een onvertogen woord,
en vocht nooit. Allen waren hem welgezind, en als hij sprak en als hij
iets moois vertelde, luisterden allen aandachtig naar hem. Het was dan
niet nodig hen in rijen op te stellen om van de ene plaats naar de andere
te gaan, doch nauwelijks had de klok geluid voor de school of voor de werk-
plaats, voor de kerk of voor de studiezaal, of plotseling kwam er een eind
aan de spelen en het lawaai; en dan zag men de groepjes jongens zich als
één man in beweging zetten, samen met een van hun kameraden, die zich had
omgekeerd en aan wie ze bijna ongemerkt gehoorzaamden.
De leden van de Compagnie namen ook de bijzondere zorg op zich
voor de jongens die voor het eerst naar het Oratorio kwamen. Soms waren
die arme jongens neerslachtig en werden ze gekweld door een massa droevige
gedachten, ze hadden misschien voor de eerste keer van hun leven hun ge-
boorteplaats verlaten. Maar dan kwam er een kameraad naar hem toe, vroeg hem
allerlei bijzonderheden, deed hem vertellen en wandelen, leidde hem af,
stelde hem gerust en nodigde hem uit om te spelen, hij diende hem als gids
om vertrouwd te raken met het huis, bracht hem goede beginselen bij, ging
met hem naar de kerk om een Weesgegroet te bidden voor het altaar van
Onze-Lieve-Vrouw, vertelde hem hoe een liefhebbende vader Don Bosco was en
spoorde hem aan om dikwijls de sacramenten te ontvangen.
Op die manier werd niet alleen het kwaad verhinderd en het goede
verstevigd, maar vloeide er ook een groot geestelijk nut uit voort voor de
leden van de compagnie zelf. Don Bosco stelde hun voor, zoals hij ook al in de
voorafgaande jaren met anderen gedaan had, zich onder de kameraden die het
ijverigst waren, een geheime vermaner uit te kiezen, die ze moesten ver-
zoeken hun te willen wijzen op hun fouten en gebreken, telkens wanneer hij
vond dat dat nodig was. "Ikzelf", zo verklaarde Don Rua, "heb kunnen onder-
vinden van welk groot nut deze geestelijke ijver van onze goede vader voor
ons was, omdat ik in mijn kinderjaren gewaarschuwd werd door degenen die ik mij

31.2 Page 302

▲back to top
- V/298 -
tot stille vermaner had uitgekozen en alzo de waarde van de tijd leerde kennen en
ik me erop begon toe te leggen hem nuttiger te gebruiken."
In het jaar derhalve waarin Pius IX het feest van het Heilig Hart van
Jezus tot de hele Kerk uitbreidde en voorschreef dat overal het officie en de Mis
van dit feest gevierd zou worden; in de maand die toegewijd was aan het Heilig
Hart, werd de compagnie van de Onbevlekte Ontvangenis opgericht, waarin de eerste
leden van de Congregatie van de H. Franciscus van Sales zouden groeien. Zodoende
bracht ook de maand juni Don Bosco vreugde zoals ook de meimaand reeds gedaan
had.
Hij ontving een brief van Domenico Ruffino, student in de retorica te Gia-
veno, een jongen die helemaal van God was, van wie Don Bosco de zekerheid had,
dat hij hem onder zijn sterkste kampioenen van het Oratorio kon rekenen. Hij ant-
woordde hem als volgt:
"
Geliefde zoon,
"
"
Je hebt goed gedaan met me te schrijven; wanneer je me mondeling
" vertelt wat je op het hart hebt, zul je in mij een vriend vinden die alle
" mogelijke goeds voor je zal doen.
"
Draag je werkzaamheden aan God op, wees godvruchtig tot Maria; en als
" je in Turijn komt, zullen we eens praten.
"
De Heer zegene je, bid voor mij die van ganser harte ben,
"
" Turijn, 13 juni 1856
"
je zeer genegen,
"
Bosco Giov. priester.
Een andere vreugde viel hem vanuit Rome ten deel. Op 10 juni verleende de
Paus een volle aflaat (1) aan wie de kerk van het Oratorio zou bezoeken op de
voornaamste feestdagen van Onze-Lieve-Vrouw, en op die van de H. Franciscus van
Sales en het feest van de H. Jozef; op de 13de een aflaat van zeven jaar en zeven
quadragenen eenmaal per maand voor de gelovigen die de oefening van de goede dood
(1)
PIUS PP. IX
Universis Christi fidelibus praesentes litteras inspecturis salutem et Apostolicam
Benedictionem.
Ad augendam fidelium religionem et animarum salutem, coelestibus Ecclesiae the-
sauris pia charitate intenti, omnibus et singulis utriusque sexus Christi fidelibus vere
poenitentibus et confessis ac S. Comunione refectis, qui Ecclesiam Instituti, vulgo Ora-
torioum nuncup. sub titulo Sancti Francisci Salesii, juvenibus ad pietatem exercendis qui
in periculo versantur, canonice ut probatur erecti in Civitate seu Dioecesi Taurinensi,
in praecipuis B.M.V.I. festivitatibus, Conceptionis videlicet, Nativitatis, Praesenta-
tionis, Annunciationis, Purificationis, Visitationis et Assumptionia, Transitus S. Jose-
phi sponsi eiusdem B.M.V. ac S. Francisci Salesii, a primis vesperis usque ad occasum
solis dierum eiusmodi, singulis annis devote visitaverint, ibique pro Christianorum
Principum concordia, haeresum extirpatione ac S. Matris Ecclesiae exaltatione pias ad
Deum preces effuderint, quo die talium festorum id egerint, plenariam omnium peccatorum
suorum indulgentiam et remissionem misericorditer in Domino concedimus, Praesentibus ad
septennium tantum valituris.
Datum Romae apud S. Petrum sub Annulo Piscatoris die X junii MDCCCLVI Pontificatus
nostri anno decimo
Pro D.no Cardinali Macchi
I.B.Brancaleoni Oastellani subs.

31.3 Page 303

▲back to top
- V/299 -
hadden meegemaakt in bovengenoemde kerk en op dezelfde voorwaarden als de
tweede van zeven jaar en zeven quadragenen uitgebreid tot al de gelovigen
die in de Kerstnacht de plechtigheden in het Oratorio bijwoonden. Het is
niet te schrijven met welke diepe erkentelijkheid en levendige vreugde Don
Bosco deze onschatbare gunsten ontving.
Een andere oorzaak tot blijdschap was de 15de juni, toen het uit de
Krim terugkerende leger in Turijn aankwam. Nadat de soldaten op de wapen-
plaats de Mis hadden bijgewoond van de Aartsbisschop van Vercelli, Mgr.
d'Angennes, en het Te Deum gezongen was onder het donderen van de kanon-
nen, kwamen enkelen van hen, leden van het zondagsoratorio, en onder hen
de jeugdige Morello, en voor wie er zoveel gebeden was, naar Valdocco om
Don Bosco goedendag te zeggen en ze werden feestelijk begroet.
Geestdrift verwekten eveneens het feest van Sint Jan en dat van de
H. Aloysius, voor welke gelegenheid Don Bosco bij Paravia 7.500 prentjes van
de engelachtige jongeling had laten drukken.
Uit het programma van het tweede feest dat door de Armonia van 28
juni gepubliceerd werd, kennen wij het verloop ervan.
"
Morgen 29 juni, zal met de gebruikelijke plechtigheid en gods-
" vrucht het feest van de H. Aloysius van Gonzaga gevierd worden in·
" het Oratorio van de H. Franciscus van Sales van de priester Giovanni
" Bosco. Wij publiceren hier de uren van de kerkelijke plechtigheden,
" in de overtuiging dat de vroomheid van de gelovigen niet beter ge-
" sticht kan worden dan door wat er op deze dag te zien zal zijn in
" dit heiligdom vol van zoveel frisse jeugd, die een toonbeeld is van inge-
"keerdheid en godsvrucht
"
Volle aflaat voor wie, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben,
" deze kerk bezoeken en bidden ter intentie van de Paus.
"
"
Decr. van Z.H. Pius IX, 28 sept. 1850.
"
"
PROGRAMMA.
"
"
Missen en gelegenheid om te biechten en te communiceren
"
9 uur Ontspanning
"
10 uur Plechtige Mis
(1) vervolg van blz. 298.
PIUS PP. IX.
Universis Christi fidelibus praesentes litteras inspecturis salutem et Apostolicam
Benedictionem.
Ad augendam fidelium religionem atque animarum salutem, coelestibus Ecclesiae thesauris
pia charitate intenti, omnibus et singulis utriusque sexus Christi fidelibus, corde
saltem contritis, qui pio bonae mortis exercitio, in Ecclesia seu publico Oratorium
Instituti, vulgo dei giovani pericolantï nuncupatum, Civitatis seu Dioecesis Taurinensis,
semel quolibet anni mense de Ordinarii licentia peragent, devote interfuerint ac ibi pro
Christianorum Principum concordia, haeresum extirpatione, ac Sanctae Matris Ecclesiae
exaltatione pias ad Deum pretes effuderint, quo die id egerint, septem annos totidemque
quadragenas de injunctis eis seu alias quomodolibet poenitentiis debitis, in forma
Ecclesiae consueta relaxamus, Presentibus ad septennium tantum valituris.
Datum Romae apud S. Petrum sub annulo Piscatoris die XIII Junii MDCCCLVI
Pontificatus nostri anno decimo.
Pro D. no Card. Macchi
I.B. Brancaleoni Castellani.

31.4 Page 304

▲back to top
- V/300 -
"
’s Namiddags
"
3 uur Plechtig Lof – Feestpreek – processie – Zegen
"
met het Allerheiligste Sacrament
"
5 uur Loterij voor volwassenen
"
6 uur Loterij voor allen
"
7 uur Concert en andere ontspanningen
Maar de duivel moest wel razend zijn bij het zien van de vrede die er in
het Oratorio heerste en bij het zien van het goede dat er verricht werd door de
Compagnie van de Onbevlekte Ontvangenis. De speelplaats was nog niet zo door
muren omgeven, dat vreemden er niet konden doordringen.
Daardoor verschenen zijn afgezanten er jaren lang af en toe temidden van de jon-
gens, en zo te zien moesten ze behoren tot de sekte der Waldenzen, of eerder nog
tot de school van Judas. Bij voorkeur zochten ze de dagen uit waarop Don Bosco
zich niet in Turijn bevond, en dan verschenen ze plotseling met een grijnslach
op de lippen, gingen naar een of ander groepje toe om een boosaardig gesprek te
beginnen. Onder meer was er een jongeman onder hen wiens leven van boosheden aan
elkaar hing, met een heerachtig voorkomen, hoffelijke en beminnelijke manieren,
met een misleidende, sluwe, schijnheilige, brutale blik zodat zijn woorden een
volkomen onbegrijpelijke betoverende invloed hadden; zijn tegenwoordigheid alleen
reeds trok al die jongens, die van de prins geen kwaad wisten, als een magneet
naar hem toe. Maar de schildwachten van de Compagnie waren waakzaam en wisten op
een zachtzinnige wijze de leerlingen van deze slangen verwijderd te houden.
Eens gebeurde het dat onder de recreatie een man verscheen te midden van de
jongens die aan het spelen waren; hij keerde zich tot een van hen en begon te
spreken, maar zo luid dat allen in de buurt het konden horen. Om de jongens te
lokken begon de listigaard aanvankelijk zonderlinge en grappige dingen te vertel-
len. Door nieuwsgierigheid gedreven stonden de jongens al spoedig in drommen om
hem heen, en aandachtig hingen ze aan zijn lippen bij het horen van al dat
vreemds. Nauwelijks zag hij zich zo omringd, of hij bracht het gesprek op gods-
dienstige aangelegenheden, en hij zaaide flaters om zich heen om van te rillen,
hij stak de draak met de heiligste zaken en had er vooral een handje van, de gees-
telijken zwart te maken. Enkelen van de aanwezigen, die dergelijke goddelooshe-
den niet konden verdragen en er niet tegenin durfden gaan, stelden er zich mee
tevreden zich terug te trekken. Een behoorlijk aantal onvoorzichtigen echter bleef
naar hem luisteren. Opeens kwam Savio uit het huis naar buiten. Amper had hij door-
zien van welke aard dat gesprek was, of hij wendde zich, alle menselijk opzicht
ter zijde stellend, tot zijn kameraden en zei: - "Laten we weggaan, laten we
deze ongelukkige over aan zijn lot; hij wil ons onze ziel ontstelen." Gehoorgevend
aan wat hij zei, verwijderden alle jongens zich van deze afgezant van de duivel,
die, ziende dat allen hem lieten staan, op zijn beurt wegging en zich nooit meer
liet zien.
Op een andere dag gebeurde het dat een vreemde jongen naar het Huis kwam met
een blad waarin ongepaste en goddeloze voorstellingen stonden afgedrukt. Een
troepje jongens verdrong zich om hem heen om de wonderen van die prentjes te zien,
die Turken en heidenen zouden hebben doen huiveren. Ook Savio kwam toelopen, die
van veraf dacht, dat daar een of ander godvruchtige voorstelling viel te bewonde-
ren. Maar toen hij naderbij kwam was hij verrast: vervolgens nam hij bijna glimla-

31.5 Page 305

▲back to top
- V/301 -
chend het blad en scheurde het in heel kleine stukjes. Zijn kameraden stonden er
vol schrik bij te kijken en de een keek de ander aan zonder iets te zeggen.
Toen zei hij: - "Hoe jammer toch! Zijn jullie misschien vergeten wat
ons zo dikwijls in de preek is voorgehouden? De Zaligmaker zegt ons, dat
wij met één enkele blik onze ziel kunnen bezoedelen; en jullie kijken je
ogen uit op dergelijke dingen?"
- "We zijn naar die plaatjes komen kijken om te lachen", zei er een.
- "Jawel, om te lachen, maar intussen maken jullie je gereed om la-
chend naar de hel te gaan... maar zouden jullie ook nog lachen als jullie
het ongeluk hadden erin te vallen?"
Op die woorden zwegen allen stil en niemand durfde nog een opmerking
te maken.
Ondertussen waren er voor de maanden juni en juli van de drukkerij
in Ivrea, die onder leiding stond van G. Tea, de afleveringen van de
Katholieke Lectuur gekomen getiteld: Korte beschouwingen over de vereniging
met Gods heilige wil. Het was een anoniem geschrift. Dit boek, vol geleerdheid,
ver-troosting, beminnelijkheid en genegenheid, verrichtte veel goed aan de
zielen, daar het allen deed inzien, dat de wil van de Heer ons altijd ten
goede strekt, en dat de mens in die wil zijn vrede en zijn vervolmaking
vinden kan.

31.6 Page 306

▲back to top
- V/302-
HOOFDSTUK XL
DE GESCHIEDENIS VAN ITALIE - DE BEDOELING ERVAN -
LOFPRIJZINGEN VAN DE PERS EN VAN VOORAANSTAANDE PERSONEN
- OPDRACHT VAN DIT WERK AAN DE PAUS EN AAN DE WELDOENERS
- VOORSTEL DOOR DE REGERING NIET AANVAARD - ANDERE
PUBLICATIES - MAATSCHAPPELIJK VOORDEEL DOOR DEZE
GESCHIEDENIS - DE VERTALING IN HET ENGELS.
In dat jaar 1856 ontvingen de jongens van het Oratorio, evenals heel de
Italiaanse jeugd, van Don Bosco een geschenk, dat een onvergankelijk monument zal
blijven van de oprechte liefde die hij koesterde voor deze hoop van het vaderland
en van de Kerk. Onze lezers zullen niet kunnen nalaten de hoogste bewondering aan
de dag te leggen, als zij horen dat Don Bosco, te midden van zoveel geestelijke
arbeid en lichamelijke inspanning bij de leiding van zijn talrijke familie, ook
nog tijd gevonden had om een Geschiedenis van Italië samen te stellen en uit te
geven, een boek dat een van de mooiste en belangwekkendste is die er van zijn hand
verschenen zijn.
Een raadgeving van Don Giuseppe Cafasso had de samenstelling van dit werk
verhaast. Don Bosco was bij hem gekomen met twee schriften, op elk waarvan hij
een titel geschreven had, en had hem de vraag gesteld:
- "Moet ik een "Geschiedenis van Italië" schrijven, of een "Methode om
biecht te horen onder de jeugd?"
Don Bosco was van mening dat het beter was over het tweede onderwerp te
schrijven omdat sommigen aan deze biechten niet het noodzakelijke gewicht hecht-
ten. Het vooroordeel dat dit verloren tijd zou zijn, het ongeduld en de wrevel,
veroorzaakt door de lichtvaardigheid en de onwetendheid van de meeste kinderen,
het gebrek aan ervaring in veel gevallen, dit alles leidde ertoe dat het aantal
priesters dat de kinderen de biecht kon of wilde afnemen maar zeer gering was.
Alleen met Pasen werd hun biecht gehoord.
Nadat Don Cafasso deze overwegingen van Don Bosco had aangehoord, zei hij
hem zonder omwegen:
- "Schrijft u de Geschiedenis van Italië!"
Don Bosco gehoorzaamde. Van de andere kant zag hij in zijn dagen met groot
leedwezen dat onoprechte schrijvers, door middel van Opmerkingen, Samenvattingen,
Uittreksels en Vaderlandse Geschiedenissen enzovoort, de Geschiedenis van Italië
op een barbaarse manier verminkten, de reeds duizendmaal weerlegde oude leugens
tegen de Pausen oprakelden, hen voorstelden als de vijanden van Italië, de roem-
rijkste feiten verdonkeremaanden, in een verkeerd licht stelden of doodzwegen,

31.7 Page 307

▲back to top
— V/303 —
om als waarachtige historische feiten pure verzinsels en dwaasheden in de
plaats te zetten als ze maar hielpen om het Pausdom te beschimpen; ook
zelfs de Pausen van wie algemeen erkend werd dat zij tot de verdienste-
lijksten van het schiereiland behoord hadden, werden voorgesteld als ver-
oorzakers van de rampspoeden van het land en dergelijke. En, wat het erg-
ste was, dergelijke nationale geschiedenissen begon men in verschillende scholen
als leerboek te gebruiken. Daar kwam nog bij dat de protestanten in drie van
hun periodieken fel te keer gingen tegen het Pausdom, en de sektarische
journalisten vielen het wereldlijk domein van de Paus aan, waarvan ze oor-
sprong en doel vervalsten en loochenden dat dit op rechten gebaseerd was.
Deze vervalsing van de waarheid, die vergiftiging van de jonge ka-
rakters bracht het gemoed van Don Bosco in opstand en hij begon er zich op
voor te bereiden voor een werkzaam tegengif te zorgen. De seminarist Miche-
le Rua schreef heel de Geschiedenis van Italië op, terwijl Don Bosco dic-
teerde; en de jonge Melchior Voli, die later advocaat werd, burgemeester
van Turijn en senator, hielp Don Bosco het over te schrijven toen hij met
hem in Casa Roasenda was, daar het manuscript overzaaid was met verbeterin-
gen. In 1855 was Paravia met het drukken ervan begonnen. Deze bladzijden
bevatten een ware verdediging van de Kerk en van de Pausen, tonen de wel-
daden aan die zij aan de beschaving en in het bijzonder aan Italië deden, en
ondersteunen met onomstotelijke argumenten het tijdelijke domein van de
Pausen, dat noodzakelijk is voor de vrije uitoefening van hun geestelijk gezag.
De opzet van het werk onderscheidt de geschiedenis in vier tijdsge-
wrichten. Terwijl echter alle geschiedkundigen het gedeelte dat op de Ro-
meinse Geschiedenis betrekking heeft in drie episodes onderverdelen: de Ko-
ningen, de Republiek en het Keizerrijk, verdeelt Don Bosco dit in twee: het
heidense en het Christelijke Italië. Daarin weerspiegelt zich steeds weer
welke gevoelens hij in het hart droeg: Jezus-Christus, diens plaatsvervan-
ger en zijn Kerk.
Het eerste tijdperk of periode begon dus met de eerste bewoners van
Italië en strekte zich uit tot het begin van de Italiaanse periode, toen
heel het Romeinse Rijk onder de heerschappij van Augustus kwam. De tweede
periode van het begin van het Romeinse Rijk tot de val ervan in het westen,
in 476, omdat in die tijdruimte het christendom in Italië werd verbreid en
gevestigd. De derde periode begint met de val van het Romeinse Rijk in het
westen tot de ontdekking van Amerika door Christoffel Columbus in het jaar
1492: de geschiedenis van de Middeleeuwen. Het vierde deel omvat de rest van de
geschiedenis tot 1855, gewoonlijk Moderne Geschiedenis genoemd. Bijna alle
hoofdstukken sluiten met een zin uit het boek der Spreuken.
Naarmate het werk gereedkwam ging Don Bosco met de drukproeven naar
de E.H. Professor Amedeo Peyron die hij verzocht het te willen lezen en hem
zijn oordeel over dit werk te geven. De professor, die hem een goede dienst
wilde bewijzen, verbeterde en verbeterde... maar toen hij dan tenslotte
alles nog eens doorlas kwam hij tot de ontdekking dat het hem niet mogelijk
was het beter te doen. Daarna maakte hij de verbeteringen weer ongedaan en
liet het boek zoals Don Bosco het gedicteerd had. Aldus vertelde ons prof.
Don Garino. Maar bij die gelegenheid gaf Peyron aan Don Bosco een waar-
schuwing die nooit meer vergeten werd.
Onder de meer andere korte levensbeschrijvingen van beroemde mannen
had hij ook die van Vittorio Alfieri opgenomen. Peyron zei tot Don Bosco:
"Waarom neemt u in een boek dat voor de jeugd bestemd is de levensbeschrij-

31.8 Page 308

▲back to top
- V/304 -
ving op van Alfieri, een schrijver van zulke slechte zeden en verderfelijke ge-
dachten, die met zijn geschriften en tragedies zoveel kwaad gesticht heeft.
Laat die biografie weg. De herinnering aan Alfieri moet op de duur verdwijnen.
Als u hem noemt of afkeurt, of, nog erger, iets lovend over hem zegt, zal onder
de jeugd de nieuwsgierigheid gaande gemaakt worden om zijn werken te kopen en te
lezen tot hun grote schade. Weg ermee, laat dat weg."
En Don Bosco deed dat. Later gaf hij de leraren de raad er wel op te letten
dat zij geen slechte schrijvers zouden noemen of aanhalen en nog minder hen in de
hoogte steken terwille van hun taal of andere kwaliteiten.
Ook aan zijn vroegere professor Don Pietro Banaudi, had hij zijn geschie-
denis ten onderzoek gegeven, misschien vooral om diens oordeel te vernemen over
kerkelijke feiten.
"
Geachte Heer Professor,
"
"
Ziehier weer twee schriften van onze geschiedenis van Italië,
" die ik gaarne in uw goedheid aanbeveel zoals ik U ook erkentelijk
" ben voor uw zorgen m.b.t. de vorige.
"
Op het ogenblik zijn ze aan het drukken en ik hoop u spoedig
" de rest tot aan heden te doen toekome
"
Ik dank u van ganser harte, beveel mij aan in de Heer en ver-
" blijf,
"
" Turijn, 5 december.
"
Uw dw. leerling,
"
Bosco Giovanni priester.
In het midden van 1856 verscheen dan de Geschiedenis van Italië verteld
aan de jeugd, vanaf zijn eerste bewoners tot in onze dagen, voorzien van een aard-
rijkskundige kaart van Italië, door Bosco Giovanni, priester. Deze eerste oplage
telde 2.500 exemplaren.
Kostbaar zijn de woorden, waarmee hij het doel uiteenzet dat hem voor
de geest zweefde bij het schrijven van dit werk, woorden die verdienen hier te
worden weergegeven, omdat zij onthullen hoe de gezonde opvoeding van de jeugd
voortdurend zijn gedachten vervulde en het voornaamste oogmerk was van al zijn
moeiten.
"
Het is een algemeen aanvaard feit", zo schreef hij, "dat boe-
" ken aangepast behoren te zijn aan het begrip van degenen tot wie ze
" zich richten, zoals het eten moet passen bij de lichamelijke gestel-
" tenis van de afzonderlijke personen.
"
Juist dit beginsel stond mij voor de geest bij het verhalen
" der Geschiedenis van Italië voor de jeugd, voor wat de stof, de ma-
" nier van vertellen en de omvang betrof, waarbij ik dezelfde regels
" volgde die ik in andere voor hetzelfde doel bestemde boeken heb toe-
" gepast. Mij bepalend tot de vaststaande en voor de morele en prak-
" tische onderrichting nuttige feiten, laat ik onzekere feiten achter-
" wege, evenals persoonlijke opvattingen en teveel aanhalingen van au-

31.9 Page 309

▲back to top
- V/305 -
" teurs, alsook de veel te hoge politieke beschouwingen, die van geen
" nut en soms schadelijk blijken voor de jeugd.
"
Ik kan de lezer echter de verzekering geven, dat ik geen en-
" kele periode beschreven heb zonder te rade te gaan bij de bekwaamste
" schrijvers evenals, zoveel het mij mogelijk was, tijdeigen schrijvers
" of op zijn minst auteurs die zo dicht mogelijk leefden bij de tijd
" waarop de beschreven gebeurtenissen betrekking hebben. Ik heb zelfs geen
" moeite gespaard om de moderne schrijvers over Italiaanse aangele-
" genheden te lezen. Aan elk ervan ontleende ik wat mij voor het ge-
" stelde doel geschikt leek. Ik heb gedaan wat ik kon opdat mijn werk
" van nut zou zijn voor dat gedeelte van de maatschappij, dat de hoop
" uitmaakt op een blijde toekomst, de jeugd. De historische waarheid
" uiteen te zetten, liefde tot de deugd bij te brengen, evenals eer-
" bied voor het gezag en de godsdienst, dat was het uiteindelijke
" doel van elke bladzijde.
"
De goede ontvangst die het publiek enkele van mijn vorige
" werkjes heeft bereid, doen mij het beste hopen ten aanzien van dit
" werk. Wanneer het iemand van enig voordeel kan zijn, laat hij de
" eer ervan dan geven aan de Schenker van alle goeds, aan Wie ik
" deze vrucht van mijn geringe krachten wens toe te wijden."
Tot zover Don Bosco.
Nauwelijks was dit werk in de handel gebracht, of ter zake kundige
personen waren er vol lof over.
Don Trusso, onze leraar geworden oud-leerling, vertelde dat een
vooraanstaande Siciliaanse professor, na deze geschiedenis gelezen te
hebben uitriep: - "Wie dit boek geschreven heeft is een heilige!"
De geleerde schrijvers van de Civiltà Cattolica, die het boek hemel-
hoog prezen noemden het een boek dat in zijn soort misschien nog niet in
Italië is verschenen; en in hun tijdschrift, jaargang 13, serie 5, deel
3, blz. 474 gaven zij er het volgende oordeel over ten beste: "Onder de
pen van de bekwame Don Bosco, verwordt de Geschiedenis niet tot het ver-
spreiden van ideeën ener zonderlinge politiek of van beginselen ener hui-
chelachtige vrijheid, zoals helaas gebeurt door bepaalde andere samenstel-
lers van compendia en dergelijke, die Italië belagen en waarvan het nog
wemelt op vele scholen en die daar de faam genieten goede boeken te zijn.
Bij de waarheid van de feiten, bij de overvloed van materiaal, bij de hel-
derheid van stijl, bij de overzichtelijkheid, voegt de schrijver volkomen
gezonde leerstellingen en beginselen, morele zowel als godsdienstige en poli-
tieke."(1)
(1) De Armonia van 21 oktober kondigde aldus de Geschiedenis van Italië van Don Bosco aan: "De
schaamteloze handel die door de kliek der Calandrini van het openbaar onderwijs gedreven
wordt met dom in elkaar gebroddelde boeken en, wat erger is, dikwijls tot schade van de
jeugd bezoedeld door verderfelijke beginselen, doet ons de grootste vreugde smaken wanneer we
boeken in handen krijgen die geschikt zijn voor het onderwijs en de opvoeding van het
dierbaar-ste deel van de maatschappij, dat gevormd wordt door de jeugd. Men weet hoe vooral
de ge-schiedenis van ons arme Italië verknoeid is om dienst te doen voor politieke en
antigods-dienstige twisten
De onvermoeibare en ijverige opvoeder der jeugd, die allen kennen als de priester
Giovanni Bosco, heeft zich ook op dit deel van het onderwijs toegelegd, en ons onlangs
een Geschiedenis van Italië, voor de jeugd verteld, vanaf de eerste bewoners tot in onze
dagen, ter hand gesteld in een boekdeel van weinig minder dan 600 bladzijden, in 12°, met een
kaart van Italië. Wij willen thans niet spreken over

31.10 Page 310

▲back to top
- V/306-
Enkele boosaardige geesten die zich geprikkeld voelden door die lof
vertelden overal, dat Don Bosco in een bibliotheek het handschrift van
een jezuïet gevonden had en dat hij het onder zijn eigen naam had
uitgegeven. Don Bosco deed er het zwijgen toe, maar prof. Don Picco nam
het voor hem op: "Jezuïet! Jezuïet"! antwoordde hij tot degene die met dat
zonderlinge praatje bij hem kwam. Maar als ik nu bladzijde voor bladzijde
gezien heb, nadat Don Bosco ze had geschreven! En zelfs terwijl hij bezig
was ze te schrijven!... 0! men ziet wel, dat jullie Don Bosco niet kennen!"
Don Bosco had intussen niet nagelaten een van de eerste exemplaren
van deze geschiedenis in passende band te laten aanbieden aan de Paus, en
uit Rome ontving hij het verlangde antwoord.
" Zeer geachte Heer Don Bosco,
"
" Overeenkomstig het in Uw brief uitgedrukte verlangen van 7 dezer
" heb ik met genoegen aan de H. Vader het exemplaar overhandigd
" van de Geschiedenis van Italië, voor de jeugd verteld, door U
samen-" gesteld. Ik haast me daarom U mee te delen dat de H. Vader
met wel-
" gevallen dit blijk van onderworpenheid jegens zijn
doorluchtige en " heilige persoon aanvaardt en U door mij zijn
Apostolische Zegen doet " geworden.
" Tenslotte voel ik me zeer verplicht voor het andere exemplaar
" van hetzelfde werk dat U zo goed geweest bent mij te schenken, en onder
" het uitspreken van mijn verschuldigde dank verzoek ik U de gevoe-
" lens van mijn oprechte hoogachting te willen aanvaarden.
"
" Rome, 18 september 1856.
"
Uw oprechte dienaar,
"
G. Kardinaal Antonelli.
Tegelijkertijd zond Don Bosco andere exemplaren ten geschenke aan ver-
schillende vrienden en weldoeners. Uit hun antwoorden hebben we het vol-
gende uitgekozen.
(1) vervolg van blz. 305.
de letterkundige of wetenschappelijke verdiensten van het werk, daar een boek van 600
bladzijden niet in één adem valt uit te lezen, vooral niet om er een gegrond en
beredeneerd oordeel over te geven. Om echter niet na te laten dit werk bekendheid te
geven bij de opvoeders van de jeugd en de vaders van gezinnen, herinneren wij eraan dat
de naam van de auteur, die reeds bekendheid verwierf door vele andere werken, alle
gewijd aan de onderrichting van de jeugd, ons meer dan borg blijft voor de gedegenheid
van de stof, en voor de juiste vorm met het oog op het doel van het boek...
Wij zijn er stellig van overtuigd, dat de schoolmeesters, gezinshoofden en allen
wie de opvoeding van de jeugd ter harte gaat, de eerwaarde priester erkentelijk zullen
zijn, dat hij deze zware en ondankbare taak op zich genomen heeft om een geschiedenis
samen te stellen van ons land, die de jongens werkelijk tot hun voordeel en zonder
enig nadeel zullen kunnen lezen. In verschillende opvoedingstehuizen en in verschillende
colleges en kleinseminaries werd de Geschiedenis van Italië van Don
Bosco reeds
gunstig onthaald en als leerboek aan de jongens ter hand gesteld.
Wij twijfelen er niet aan dat over niet te lange tijd deze opvatting algemeen zal worden
in de opvoedingsinstituten van ons land.

32 Pages 311-320

▲back to top

32.1 Page 311

▲back to top
- V/307 -
"
Zeereerwaarde Don Giovanni,
"
"
Ik heb verzuimd U te danken voor het waardevolle geschenk
" waarmee U me bedacht hebt in de vorm van uw nauwkeurig werk waarin u een
" samenvatting geeft van de geschiedenis van Italië, vanaf de vroegste
" tijden tot onze dagen; ik heb verzuimd, zoals ik zeg, mij van deze
" taak te kwijten, omdat ik tot nu toe nog niet de tijd vond om me aan
" de lectuur ervan te begeven en er kennis van te nemen. Thans echter,
" nu ik mij in de landelijke rust bevind, en ver van mijn voortdurende
" en vele bezigheden in de stad, vervul ik deze plicht met des te meer
" erkentelijkheid, en met bewondering voor een werk dat U veel moeite
" gekost moet hebben bij het rangschikken en weergeven van de weder-
" waardigheden van ons mooie land, dat op het gebied van kunsten en weten-
" schappen tot onze roem steeds boven de andere uitsteekt. Ik be-
" wonder de zorgvuldige ijver waarmee U erin geslaagd bent, een zo
" omvangrijke stof in zo weinig woorden te vatten, zonder de histo-
" rische waarheid geweld aan te doen, en zonder ook maar één van de
" beruchtste en befaamdste gebeurtenissen achterwege te laten, die
" Italië successievelijk onderging° U verdient zeer zeker de
" dankbaarheid van de Turijnse jeugd waaraan U met zoveel liefde uw
" beproefde zorgen wijdt, en ik zou durven zeggen ook van heel het
" Italiaanse volk, dat er wel belangstelling voor moet hebben in een
" klein boekje onze oorsprong uiteengezet te vinden, tezamen met de
" vele wederwaardigheden die het mooie land, waarin zij zich afspeelden,
" had te ondergaan.
"
Ik maak tevens van de gunstige gelegenheid gebruik om uw brave
" leerlingen zeer, zeer te danken voor het uitvoeren van mijn onbedui-
" dende muzikale composities zodat ze onverdiend een mooie uitvoering
" genoten hebben.
"
Vergeef me de lengte van mijn brief die de grenzen der be-
" scheidenheid te buiten gaat. Gedenk U mijner en weet me bereid tot
" iedere dienst waar ik U die kan verlenen. Met alle erkentelijkheid
" verblijf ik
"
" Milaan, 29 oktober 1856.
Uw dw. dienaar
"
Cesare di Castelbarco.
In de volgende uitgaven voegde Don Bosco nog een hoofdstuk over de
oorlog van 1859 aan het boek toe, dat wil zeggen de verovering van Lombar-
dije, en later een chronologische samenvatting van de voornaamste gebeur-
tenissen sinds de vrede van Villefranche (1859) tot de dood van Napoleon
III (1873). Ook nam hij er enkele nieuwe levensbeschrijvingen van voor-
aanstaande mannen in op, van Carlo Denina, Giuseppe De Maistre, Antonio
Canova, Antonio Cesari, Vincenzo Motti, kardinaal Mezzofanti, Silvio
Pellico, Antonio Rosmini, Carlo Boucheron, Pier Alessandro Paravia, Ame-
deo Peyron, Alessandro Manzoni.
Met betrekking tot Alessandro Manzoni maakt hij, na diens geschrif-
ten en vooral zijn roman De verloofden (I Promessi Sposi) geprezen te heb-
ben, enkele opmerkingen over deze roman. "De waardering", zo schreef hij,
"die wij voor dit werk hebben, weerhoudt ons echter niet onze grootste
afkeuring uit te spreken over het portret dat ons gegeven wordt van Don
Abbondio evenals over dat van de ongelukkige Geltrude. Manzoni, die Italië
een waarlijk moreel en door katholiek gevoel geïnspireerd boek wilde schenken,

32.2 Page 312

▲back to top
- V/308 -
had ons stellig betere karakters kunnen bieden; zelfs de romanschrijvers van
boven de Alpen geven ons over het algemeen wel een ander beeld van de ka-
tholieke pastoor. De jongeling, wie van zijn eerste jaren af, met de liefde
voor zijn ouders, de eerbied voor zijn eigen pastoor is bijgebracht, zal
noodzakelijk een slechte indruk voor geest en hart moeten opdoen als hij zoiets
leest."
Daarom ried hij de jongens de lectuur ervan niet aan, omdat ze te
onervaren en te gevoelig voor indrukken waren, en hij liet het alleen toe,
toen het door de regering voor de scholen werd voorgeschreven. Daaruit kan
men afleiden wat Don Bosco dacht over de andere romans. Hij zei steeds
dat de boeken, ook als ze niet slecht waren, maar lichtzinnig en harts-
tochtelijk gevaarlijk zijn, vooral voor de goede zeden.
Die geschiedenis was voor die tijd en voor die daarna een geschenk
van de Voorzienigheid, gewaardeerd door de welmenenden en ook door degenen
die men niet van een overmaat van katholiciteit kon verdenken. God alleen
weet hoeveel goeds het bewerkt heeft onder de jeugd, en voor hoeveel kwaad
het haar heeft behoed. Nauwelijks hadden de huisvaders, de schoolmeesters
en leraren de betekenis van het werk vernomen of zij haastten zich, daar
zij allen kinderen en leerlingen wilden hebben die op de hoogte van de va-
derlandse geschiedenis maar niet vergiftigd zouden zijn, om het hun te
verschaffen.
In de loop van dertig jaar zijn er meer dan 70.000 exemplaren van
verspreid.
Aanvankelijk liet zelfs de minister van Openbaar Onderwijs, Giovan-
ni Lanza, het onderzoeken. Het beviel hem goed, hij kende het een premie
van duizend lire toe, en legde het verlangen aan de dag het boek te ge-
bruiken voor de regeringsscholen. Daarom waren er die vanwege de regering
naar Don Bosco toekwamen en hem beloofden dat er een besluit zou worden
uitgevaardigd om deze geschiedenis goed te keuren als leerboek voor het
onderwijs, mits Don Bosco, niet zozeer zijn werk zou verbeteren, maar
enkele passages eruit weg zou laten, die men hem zou aanwijzen. Hij wenste
er echter niets aan te veranderen, en liet zich niet overdonderen door
een plan dat hem toch een zeer groot gewin zou hebben kunnen opleveren.
Hij was zelfs bereid om met vreugde de woede der sektariërs te verdragen,
die hem ervan waren gaan verdenken dat hij reactionair en leider van de
reactie was, ten gunste van de Paus.
De jongens van het Oratorio lazen intussen ijverig deze geschiede-
nis en soms leerden ze hele hoofdstukken ervan van buiten; en Don Bosco
zelf deelde ter aanmoediging lofprijzingen en beloningen onder hen uit,
zoals hij ook op een verstandige wijze deed met degenen die beter hun
catechismus kenden, of de mooiste stukken uit de Heilige Schrift of uit de
Kerkgeschiedenis.
Er was nog een ander voordeel van groot belang dat de Geschiedenis
van Italië voor de maatschappij bewerkte. Zij diende tot model en voorbeeld
voor niet weinig auteurs om boeken over dezelfde stof te schrijven, waar-
door er geschiedenisboeken uit handen van de jeugd gehouden werden die erg
in zwang waren en zeer gevaarlijk ook voor de goede zeden.
Een feit moeten we hier nog aan toevoegen, namelijk dat de naam van
Don Bosco, toen hij nog leefde, zonder dat hij het wist, door dit werk in
Engeland bekend geworden was, omdat zijn boek daar als schoolboek gebruikt
werd. Onze confraters in Londen vonden daar in een kraampje waar tweedehands boe-

32.3 Page 313

▲back to top
- V/309 -
ken verkocht werden, een prachtig Engels boekdeel, met de titel: - "Samenvat-
ting der Geschiedenis van Italië van Giovanni Bosco, uit het Italiaans
vertaald door een Rijksinspecteur van het Onderwijs I.K.Morell, LL.D." Het
was in 1881 uitgegeven door de drukkerij Langman, Green, een der voor-
naamste uitgevershuizen van Londen.
De vertaler schreef aldus in de inleiding:
"
Gedurende mijn verblijf van verscheidene winters in Italië,
" richtte mijn belangstelling zich vanzelfsprekend naar de geschiedenis
" van dat land. Dikwijls dacht ik dat een goede samenvatting van de ge-
" schiedenis van Italië in het Engels, speciaal geschikt voor de jeugd,
" in een werkelijke behoefte zou kunnen voorzien.
"
We beschikken over talloze werken over de geschiedenis van
" het antieke Italië, dat wil zeggen over de Romeinse republiek en het
" Keizerrijk. Enkele daarvan zijn verspreid onder de studenten van de lagere
" en hogere scholen, terwijl andere min of meer werden aangepast.
" Maar nauwelijks zijn we aan de val van het West-Romeinse Rijk geko-
" men en treden we de Middeleeuwen binnen, of alles wat betrekking
" heeft op dit deel van de Italiaanse geschiedenis, houdt plotseling op.
"
Het is geenszins gemakkelijk alle ingewikkelde politieke ge-
" beurtenissen tegelijkertijd in het kort en toch duidelijk uiteen te
" zetten en er een verteerbare samenvatting van de Italiaanse geschie-
" denis van te maken; dat is geenszins een gemakkelijke taak.
"
De hierbij aangeboden samenvatting is voor het grootste deel een
" vertaling van het werk van Giovanni Bosco (een geleerde Italiaan-
" se priester) getiteld La storia d'Italia raccontata alla gioventù.
"
De samenvatting der Italiaanse geschiedenis van Don Bosco be-
" gint met de stichting van Rome. Het eerste deel (dat gewoonlijk de
" Romeinse Geschiedenis genoemde periode omvat) hoefde niet vertaald
" te worden, omdat het de stof van de Engelse handboeken die in al
" onze scholen en colleges gebruikt worden, bevat.
"
Wat de vertaling op zichzelf betreft, moet ik vooropstellen
" dat het boek geschreven werd (zoals de titel aanduidt) voor de jeugd
" van Italië, dat wil dus zeggen ten gebruike van de hogere scholen van dat
" land. Het heeft reeds vijf drukken gekend, en wordt alom gebruikt
" als erkende geschikte leertekst.
"
De stijl is uiterst eenvoudig, en er zijn verschillende be-
" schouwingen in verwerkt, die niet zo bijzonder noodzakelijk zouden zijn
" in voor meer ontwikkelde lezers bestemde boeken. Ik heb ernaar ge-
" streefd in de vertaling de beminnelijke eenvoud van de stijl min of meer
" weer te geven: van bovengenoemde beschouwingen heb ik er enkele overgeno-
" men, andere, als minder noodzakelijk, achterwege gelaten. Ook moet ik
" erop wijzen dat, daar de schrijver een zeer ijverige priester van de
" Katholieke Kerk is, er in zijn bladzijden gevoelens en meningen
" voorkomen die niet geheel en al overeenkomen met onze Engelse en
" vooral protestantse ideeën. Ik achtte mij gerechtigd deze, al naar
" het uit-viel, te veranderen of weg te laten...

32.4 Page 314

▲back to top
- V/310-
HOOFDSTUK XLI
GEDENKSCHRIFT VAN DON BOSCO OVER DE ONTWIKKELING VAN HET
ORATORIO IN DIT JAAR - BRIEF AAN DE PASTOORS OM DE JONGENS
DIE MET VAKANTIE ZIJN IN HUN HOEDE AAN TE BEVELEN - EEN VAN
HUIS WEGGELOPEN EN DOOR DON BOSCO IN HUIS OPGENOMEN JONGEN -
JONGENS DIE DOOR HET ZONDAGSORATORIO GEHOLPEN WORDEN -
SEMINARISTEN VRAGEN RAAD OMTRENT HUN ROEPING - DON BOSCO EN
DE ANNEXE CONFERENTIE - DON BOSCO IN SAN IGNAZIO EN ZIJN
BRIEVEN AAN HET ORATORIO - DE BLIKSEM - EEN TE DEUM BIJ DE
TERUGKEER VAN DON BOSCO IN TURIJN - KATHOLIEKE LECTUUR -
PREKEN - STUDENTEN VAN DE KWEEKSCHOLEN IN HET ORATORIO - BRIEF
AAN DE HERTOGIN VAN MONTMORENCY - NIEUWE AFLATEN - HET FEEST
VAN MARIA TEN HEMELOPNEMING.
Na het beschrijven van Don Bosco's fraaie successen met de publicatie van
de Geschiedenis van Italië, gaan wij gaarne over tot het weergeven van enkele
indrukken in het algemeen over de gang van zaken in het Oratorio te meer omdat wij
er het meest gezagvolle document van hebben.
In een omvangrijk gedenkschrift over het schooljaar 1855-1856, geheel van
Don Bosco's hand, en vol aantekeningen van verschillende aard, over wat er te vor-
deren en te betalen was, vindt men de namen vermeld van 153 leerlingen, waarvan er
63 student en 90 leerjongen zijn. Dat aantal is evenwel niet volledig, zoals door
oud-leerlingen uit die tijd verklaard is, daar er niet bij vermeld zijn de leer-
lingen die de hogere technische en middelbare scholen in Turijn bezochten en
anderen die slechts tijdelijk in het Oratorio verbleven. Bij een paar is bij wijze
van kanttekening vermeld dat zij onverbeterlijk brutaal waren, ernstig verdacht
werden van diefstal of zich niet wilden onderwerpen aan de regels van het huis, en
daarom weggestuurd werden. Ook wordt er melding gemaakt van een, die zich vrijwil-
lig terugtrok. Over Carlo Gastini leest men daar: Weggegaan in mei om zelfstandig
te gaan wonen.
Enkele namen, voornamelijk van leerjongens, duiden op arme wezen, die in
dat jaar de eeuwigheid ingingen. Nood en ontbering en andere oorzaken hadden in
het Oratorio hun verwoestende kiemen uitgezaaid. In het Cottolengo-Hospitaal

32.5 Page 315

▲back to top
- V/311 -
van Turijn stierven in de eerste maanden van 1856 Giovanni Picena uit Cre-
molino, 17 jaar oud, en Luigi Pesciallo uit Vacarezza, 15 jaar oud, en in
het Mauritius-Hospitaal, Bernardo Raggi, 16 jaar oud, te Cremolino nog een
andere Picena, een jongere broer van de bovengenoemde. Vol genegenheid
bracht Don Bosco een bezoek aan zijn leerlingen, die op last van de geneesheren
naar het hospitaal waren overgebracht en bereidde hen erop voor, op heilige
wijze afscheid te nemen van dit leven.
Toen het schooljaar was afgelopen en de examens en prijsuitreikingen
achter de rug waren ging een deel van de jonge studenten op vakantie naar
huis; maar Don Bosco zorgde ervoor dat ze niet zonder toezicht bleven en
gaf hun daarom een brief mee, die ze bij hun pastoor moesten afgeven. Zie-
hier de tekst:
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Eerbiedig beveel ik deze onze leerling in de welwillende
" aandacht van Uw Eerwaarde aan, met het nederige verzoek hem gedu-
" rende de vakantietijd ter zijde te willen staan en hem bij terugkeer
" een briefje te willen meegeven met de verklaring: 1) Of hij gedurende de
" tijd dat hij thuis vertoefde te biechten en te Communie is geweest;
" 2)Of hij de diensten in de parochiekerk bijwoonde en of hij zich
" beijverd heeft om de heilige Mis te dienen; 3) Of hij geen omgang
" gehad heeft met slechte kameraden en niet om andere redenen aanlei-
" ding heeft gegeven tot klachten over zijn zedelijk gedrag.
"
In de hoop goede berichten over onze leerling te mogen ont-
" vangen, dank ik U van ganser harte en heb intussen de eer te zijn,
"
"
van Uw Zeereerwaarde
"
de gehoorzaamste dienaar,
"
Giov. Bosco, priester.
Don Bosco kon echter de lege plaatsen in zijn tehuis niet lijden.
Zijn liefde voor de bedreigde jongens was zo groot dat hij, als hij
er een ontmoette, zich niet bekommerde om bepaalde voorwaarden van opne-
ming die hij zelf gewoonlijk als eis stelde, doch hem zonder meer aan-
vaardde als een zoon, die hem door de goddelijke Voorzienigheid werd
gegeven. Giovanni Villa vertelde ons:
"Ik herinner me dat Don Bosco op zekere dag naar een kapper was ge-
gaan om zich te laten scheren en daar zag hij een jongetje dat de patroon
hielp. Hij begon hem op een beminnelijke manier vragen te stellen en kreeg
van hem te horen dat hij geboren was in Cavour, van huis wegliep, nu
hier dan daar door Turijn zwierf op zoek naar werk, en hier in het huis
van de barbier gekomen was, die hem vijf stuivers per dag gaf voor zijn
levensonderhoud. Don Bosco nodigde hem toen uit, bij hem in het Oratorio
te komen. De jongen, die zich zo vaderlijk behandeld zag, nam het voorstel
aan, nam ontslag bij de barbier en ging naar Don Bosco. De goede priester
schreef terstond naar de vader van de jongen te Cavour, dat zijn zoon bij
hem onderdak had gevonden en vroeg hem of hij ermee kon instemmen dat de
jongen bij hem bleef. De vader, die door dit bericht getroost was, gaf
heel graag zijn toestemming.

32.6 Page 316

▲back to top
- V/312 -
"Ik heb die jongen gekend in het Oratorio die er bleef totdat hij naar de
militaire dienst moest vertrekken; hij toonde zich steeds een keurig iemand, en
thans heeft hij een eerzame betrekking in Turijn en als ik de gelegenheid heb om
een praatje met hem te maken, geeft hij steeds blijk van zijn erkentelijkheid
tegenover Don Bosco, aan wie hij, naar hij zegt, alle dank verschuldigd is voor de
goede opvoeding gedurende zijn jeugd."
Met dezelfde grote liefde was Don Bosco zijn jongens van het zondagsorato-
rio genegen. Wanneer zij Turijn moesten verlaten en ergens anders gaan wonen, ver-
gat hij hen nooit, maar stelde hij er steeds belang in hoe het hun ging. Uit de
vele getuigenissen daarvan kiezen wij het volgende, dat ons schriftelijk werd
gegeven door bovengenoemde Giovanni Villa. "Nadat ik een jaar in Turijn geweest
was, en dikwijls het Oratorio van Don Bosco bezocht had, moest ik met mijn vader
terug naar Biella. In juli 1856 vertelde mijn pastoor mij, dat Don Bosco hem een
brief geschreven had met het verzoek, mij en mijn broer te vragen, of we op die
en die bepaalde dag naar het Oratorio van de H. Philippus wilden komen, daar hij
zich naar Biella moest begeven en het hem veel plezier zou doen een praatje met
ons te maken.
Het ontroerde ons uitermate dat Don Bosco nog zo aan ons dacht; we gingen
op de vastgestelde dag naar het Oratorio van de H. Philippus; en nauwelijks kregen
we hem in het oog, of hij sprak ons onmiddellijk op zijn beminnelijke manier aan,
terwijl hij ons vroeg of we nog steeds zo oppassend waren als we in zijn Oratorio
geleerd hadden. Vervolgens nodigde hij me uit, naar Turijn te komen. Mijn vader
voelde daar eerst niet veel voor, maar tenslotte gaf hij me toch toestemming. -
Toen ik in Turijn aangekomen was, vond ik onmiddellijk weer werk, zodat ik mijn
vroegere vak weer opnam en trouw het Oratorio van Don Bosco bleef bezoeken.
Daarom ben ik Don Bosco zo erkentelijk voor de goedheid die hij me bewezen heeft
en voor alles wat hij voor me heeft gedaan. Ook gedurende mijn militaire dienst -
verschillende jaren lang in Midden-Italië doorgebracht, - schreef Don Bosco me
rechtstreeks om me raad te geven, en aan de Bisschop van Osimo schreef hij een
brief om mij in diens gunst aan te bevelen. En mijn tegenwoordige stevige positie
in de handel dank ik aan de opvoeding die ik van Don Bosco ontvangen heb en aan
zijn voorspraak bij degenen die mij behulpzaam geweest zijn om mijn geluk te vin-
den. En evenals voor mij, interesseerde Don Bosco zich voor allen die tot hem te-
rugkeerden."
Intussen bereidde Don Bosco zich erop voor naar Lanzo te vertrekken, en zo
schreef hij aan de seminarist Giacomo Delprato te Savigliano Monasterolo, die,
ingeschreven in het diocees Turijn, hem om raad gevraagd had omtrent zijn roe-
ping, zoals andere van zijn kameraden deden.
"
Zeer beminde zoon,
"
"
Ik heb even gewacht met U te schrijven omdat ik er wel op rekende
" dat U naar de retraite op San Ignazio zou komen. Gisteren heb ik vernomen
" dat er bij U enige twijfels gerezen zijn, en daarom deel ik U mee dat ik
" morgen naar San Ignazio vertrek en daar gedurende de hele retraite zal
" verblijven. Na de 25ste van de lopende maand zal ik weer in Turijn terug-
" zijn. Wanneer er in die tijd iets is waarmee ik U van dienst kan zijn,
" rekent U dan op wie zich noemt in de Heer,
"
"
uw genegen vriend,
"
Bosco Gio. priester.
" Turijn, 13 juli 1856.

32.7 Page 317

▲back to top
- V/313 -
In diezelfde dagen woonde hij een vergadering bij van de annexe
Conferentie van de Sint Vincentiusvereniging, en hij beval onder meer het
apostolaat van het gebed aan. Hij deelde eveneens mee dat hij zich in re-
traite zou begeven, beloofde dat hij in de kerk van San Ignazio voor
allen zou bidden en in het bijzonder voor de jongens van het Oratorio. Hij
bracht onder de aandacht dat met de gebeden der katholieken veel goeds be-
werkstelligd en buitengewone resultaten bereikt konden worden ook in verre lan-
den, bijvoorbeeld in Amerika: hetzij voor de gemeenschap der heiligen, of-
wel doordat het gebed der katholieken, voor degenen die niet in gemeenschap
met de Kerk leven, door God verhoord wordt met dezelfde bereidheid waarmee
een vader naar zijn eigen zonen luistert. In de valse godsdiensten ech-
ter is het gebed onvruchtbaar, dikwijls wordt het door de Heer niet ver-
hoord, en soms is het een belediging van de Godheid. Hij eindigde met op
een toon van grote nederigheid de zaligheid van zijn arme ziel warm aan te
bevelen in de gebeden van de vergaderden. Intussen kwam Ridder Peyron het
vertrek binnen; hij groette Don Bosco eerbiedig, en toen hij daarna zijn
laatste woorden gehoord had, zei hij vol eerbied; - "Don Bosco, bekeer u
niet hé in de retraite te San Ignazio! Bekeer u niet alstublieft!" - Aldus
verhaalde Giuseppe Reano die erbij tegenwoordig was.
Op de 14de van de maand ging Don Bosco naar San Ignazio, vergezeld
door de seminaristen Rua en Rocchietti, Giusseppe Bongiovanni, Pettiva en
Momo. Hier vond Don Bosco te midden van al het vele werk voor de uit-
oefening van zijn geestelijke functie nog tijd om de leden van de Turijnse
Conferentie van de H. Vincentius bijeen te roepen, die daarheen gekomen
waren voor de jaarlijkse retraite. Graaf Cays, Ridder Conella en andere
vooraanstaande personen waren er bijeen. Er werd ook een inzameling ge-
houden die 22 lire opbracht. Dit bedrag was bestemd voor de armste
gezinnen van de jongens die het zondagsoratorio bezochten. Het bericht
hiervan werd naar Valdocco overgebracht per brief, geschreven door de se-
cretaris Giuseppe Bongiovanni, en deze brief werd op de derde zondag van
juli voorgelezen gedurende een andere Conferentie die in het Oratorio
gehouden werd en die door Don Alasonatti werd voorgezeten.
Don Bosco wie de jongens na aan het hart lagen schreef eveneens een
brief aan Don Alasonatti, waarin hij twee vragen stelde aan allen die
in huis waren, en hij beloofde dat hij een mooie beloning had voor ieder
die het goede antwoord zou weten te geven. Ziehier de vragen: - 1. Welk
belang is erin gelegen, dat God aan de mens een ziel heeft geschonken? - 2.
Hoe wordt degene genoemd die er niet voor zorgt ze te redden?
Hij schreef nog meer brieven vanuit dit heiligdom, maar alleen de
volgende is ons in handen gekomen:
"
Beste Cagliero,
"
"
Ook ik stel het op prijs dat je je bezighoudt met het orgel
" en de piano, maar daar de lessen in de methodiek bijna volkomen ge-
" lijk zijn aan de filosofische studie die je wacht, en dit slechts
" een kwestie van een paar maanden is, zou ik willen dat je de voorkeur
" gaf aan de methodiek, en je alleen met de piano bezighoudt voor
" zover je daar tijd voor hebt; een tekort kun je na het examen aanvullen.
" Probeer steeds het aantal der vijanden te verminderen en dat der
" vrienden te doen toenemen, en maak allen tot vrienden van Jezus

32.8 Page 318

▲back to top
- V/314 -
" Christus. Beveel me aan bij de Heer en de hemel moge steeds voor je
" openstaan.
"
" S. Ignazio bij Lanzo, 23 juli 1856
"
Je toegenegen in J.C.
"
Bosco Giov. pr.
Ter toelichting bij deze brief moeten we opmerken dat Don Bosco de semina-
risten had opgedragen zich in de vakantie toe te leggen op de stof, noodzakelijk om
behoorlijk les te kunnen geven, met het doel hen het examen ter verkrijging van
een onderwijzersdiploma te laten doen. Professor Don Rossio had de taak op zich
genomen hen op te leiden.
Hij schreef dus, vroeg Don Cafasso om raad over zijn bekende plannen die hem
geheel en al in beslag namen en wachtte op het ogenblik dat hij naar het Orato-
rio zou terugkeren. Doch een kwade geest scheen het er af en toe op aan te leggen
een aan de glorie van de Kerk gewijd bestaan te vernietigen. De laatste dag van
de geestelijke oefeningen, 25 juli, was aangebroken, de dag waarop Don Bosco naar
Turijn zou terugkeren. Om drie uur 's morgens was het bewolkt weer, Don Bosco be-
vond zich in de gang van het huis der kapelanij waar hij logeerde, dichtbij de
glazen deur die toegang gaf tot het balkon, en die gesloten en beveiligd was met
een houten dwarsbalk. Plotseling weerklinkt er een verschrikkelijk geraas door de
lucht; de dwarsbalk wordt losgerukt, met kracht tegen Don Bosco aan gesmeten en
treft hem in de zij; de balkondeur vliegt met geweld open onder de druk van een
ontzettende wind die een stortvloed van regen met zich brengt; de bliksem
slaat in op de plaats waar Don Bosco staat, omgeeft hem helemaal, rukt een vier-
kante tegel van de vloer onder zijn voeten uit, maar Don Bosco blijft verdoofd en
onthutst rechtop op het cement staan. Het duurde echter niet lang of zijn tegen-
woordigheid van geest keerde terug; mensen kwamen toelopen, maar die deur was met
geen mogelijkheid dicht te krijgen, doordat de geweldige storm over aller kracht-
inspanning zegevierde. Don Bosco kon zich niet anders redden dan door zich in zijn
kamer terug te trekken, wachtend totdat de orkaan zou zijn afgelopen.
De heren die in de kamers rondom de kapel verbleven, waren zich van niets
bewust, en toen ze naar beneden gegaan waren om de Heilige Mis bij te wonen, ver-
wonderden ze er zich over dat Don Bosco een beetje strompelde toen hij naar het
altaar ging. Markies Berzetti di Mulazzano, die de rubrieken der kerkelijke
plechtigheden tot in de puntjes kende, begreep niet waarom Don Bosco de gebrui-
kelijke kniebuigingen niet verrichtte. - "Hoe komt het", mopperde hij naderhand
"dat de plechtigheden van de mis niet meer zijn zoals eerst?" - Maar toen er be-
kend werd wat er gebeurd was, erkenden allen dat de redding van Don Bosco een
bijzonder ingrijpen van de goddelijke Voorzienigheid was. Don Bosco was ongedeerd
gebleven, maar niet helemaal zonder een pijn, die hij verscheidene dagen lang in
het hoofd voelde, in zijn rug en daarna in de benen, terwijl de pijn in de zij
verschillende maanden lang aanhield. Tegenwoordig is in San Ignazio nog de kamer
te zien waar hij door de bliksem getroffen werd.
Toen hij op de avond van dezelfde 25ste juli in het Oratorio terugkeerde
werd hij daar met grote geestdrift ontvangen. Op zondag, de 27ste, verscheen op de
preekstoel Mgr. Foux, huiskapelaan van de hertogin van Genua die een jaar lang en
meer regelmatig iedere zondagavond in uitstekend Piëmontees dialect aan de jon-

32.9 Page 319

▲back to top
- V/315 -
gens van het Oratorio, een onderrichting gaf waarnaar een uur lang gre-
tig geluisterd werd. Hij beschreef wat er in San Ignazio gebeurd was,
en toen hij de jongens opwekte, God en de Heilige Maagd te danken omdat
zij op zo wonderbaarlijke wijze de directeur van het Oratorio gespaard
hadden, werd er een plechtig Te Deum ingezet. Men kan zich niet voorstel-
len met hoeveel geestdrift ze deze zang uitvoerden. Na het zingen van
het Tantum ergo werd op zeer plechtige wijze de zegen gegeven, en daarna
speelde op de speelplaats de muziekkapel, onder leiding van Giuseppe Buz-
zetti ten teken van blijdschap twee uren lang. Don Rua en Reano herinner-
den zich deze feiten, en Mgr. Cagliero getuigt nog van een zonderling ver-
schijnsel dat zich een jaar later voordeed toen Don Bosco's hele gestalte,
terwijl zich een onweer samenpakte, door een lichte stoomwolk scheen om-
huld, en vooral zijn handen een geur van zwavel verspreidden. Ook heeft
men in 1884 opgemerkt dat, toen de elektriciteit van de wolken zich scheen
te willen ontladen, de handen van Don Bosco opzwollen, en toen de bliksemstraal
oversprong verdween die gezwollenheid terstond.
Meteen had Don Bosco de verzorging van de afleveringen der Katholie-
ke Lectuur weer ter hand genomen. Die voor augustus, gedrukt bij Ribotta,
had tot onderwerp: Bekering van Herman Cohen, een Jood, thans Pater Augus-
tinus van het Allerheiligst Sacrament, der Ongeschoeide Karmelieten. Het
was een nieuw wonder onder duizenden, dat de werkelijke tegenwoordigheid
van Jezus-Christus in het H. Sacrament bevestigde. De aflevering voor
september werd in Ivrea samengesteld bij de drukkerij van G. Tea en was
getiteld: Andreas, of het geluk van de godsvrucht, verteld door Signora
Cesaria Fazzene, vertaald door Graaf G. Birago. Het was geschreven voor
de jongens en er werd, bij wijze van tegenstelling, het ongeluk in ge-
schetst van een van hen, die zich, met verachting voor de vrome opvoeding
die hij ontvangen had, liet meeslepen door ondeugden en misdrijven, met al de
verschrikkingen van het zelfverwijt, tenslotte verzacht door een ernstige
bekering. Tot de jongens werd gezegd: - "Wat van een jongen een deugdzaam
en eerlijk man moet maken, dus een werkelijk fatsoenlijk mens, is de ver-
vulling van alle plichten die de mens heeft tegenover God, tegenover
zichzelf en tegenover zijn evennaasten; plichten die jullie niet kunnen
leren dan onder de leiding van de Kerk, in de catechismus." - En er werd
bijgevoegd: "Kennen jullie je catechismus? En bezoekt ge uw pastoor om
die te leren kennen? Als dat het geval is, gelukkig dan maar! Ook al
mocht jullie geest alle menselijke kennis onthouden blijven, al konden
jullie lezen noch schrijven, dan zouden jullie toch genoeg weten om als
deugdzame en eerzame mensen op deze wereld te leven, en nuttig worden
voor jezelf en voor je naasten, meer nog dan vele geleerden, die alles
weten behalve wat hun plichten zijn."
Een derde drukkerij, Paravia, drukte de twee deeltjes voor oktober en
september die samen het werkje bevatten: Zedelijke verhandelingen omtrent
de riten en ceremoniën van de H. Mis, met toevoeging van een methode om
deze met vrucht te volgen, door Fr. Carlo Filippo da Poirino Pater Capucijn.
Het is een mooi boek, ook tegen de protestanten gericht en het weer-
legt hun dwalingen en hun laster tegen de Kerk, en toont aan dat de
kerkgebouwen, de offers en riten en gewijde gewaden door God zelf werden
ingesteld; zoals ook het H. Offer van onze altaren, en dat de voornaamste
riten en gebeden daarvan in praktijk gebracht zijn vanaf de eerste eeuwen
van de Kerk. Het toont de redelijkheid aan van het gebruik der Latijnse
taal in de Romeinse liturgie en leert met de H. Leonardus da Porto Maurizio om

32.10 Page 320

▲back to top
- V/316 -
vanaf het begin der Heilige Mis tot aan het Evangelie de oneindige majesteit van
God te prijzen en te aanbidden; vanaf het Evangelie tot de opheffing, vergiffe-
nis te vragen en de goddelijke gerechtigheid voldoening te geven voor onze zonden;
van de opheffing tot de Communie Hem te danken voor alle weldaden die we hebben
ontvangen; van de Communie tot het laatste Evangelie, onze noden voor te leggen
aan Hem die de schepper en het begin van alle genaden is.
We mogen intussen niet verzwijgen dat Don Bosco voortging met zijn apostoli-
sche preken en dat hij als het maar even kon aan vele uitnodigingen gehoor gaf.
Als hij niet kon, liet hij de hoop bestaan voor een volgende gelegenheid.
"
Aan de Zeereerw. Heer Seminarist Giacomo Delprato Gassino.
"
Beste vriend,
"
Op de dag dat het feest van Onze-Lieve-Vrouw, Moeder van Smar-
" ten gevierd wordt, ben ik in Castelnuovo d'Asti voor de noveen van
" de H. Rozenkrans, zodat ik niet kan ingaan op de vriendelijke uitno-
" diging om over de Moeder van Smarten te komen spreken. Een andere keer.
"
Het verheugt me dat u het goed maakt; de Heer moge u bijstaan
" en behoeden. Groet uw broer, meneer pastoor, de heer theol. Gibio Don
" Bertoldo. Bid voor mij, en u van ganser harte aanbevelend aan Jezus en
" Maria, verblijf ik,
"
" Turijn, 11 augustus 1856
Uw zeer genegen in J. Chr.
"
Bosco Giovanni, priester.
Don Bosco had ietwat meer de handen vrij door de voortdurende hulp die
Don Vittorio Alasonatti hem verleende bij de leiding van het zondagsoratorio en
van het Tehuis, dat, hoewel het vakantie was, steeds door velen bewoond werd. Er
waren priesters en seminaristen uit het diocees van Ivrea, door de Bisschop ge-
zonden, die zich voorbereidden op het examen van de normaalschool, opgeleid door
knappe leraren in de methodiek die naar de stad kwamen. Er waren ongeveer 150
leerlingen, omdat een deel van de studenten na een maand vakantie terugkeerde om
zich dertig dagen lang aan de studie te wijden en zich daarna voor de maand okto-
ber weer naar hun eigen thuis begaven. Verschillende jongens waren eveneens aanbe-
volen en opgenomen omdat zij bepaalde repetities van technisch of middelbaar
onderwijs moesten volgen. Over een van dezen, die behoorde tot een adellijke
familie, schreef Don Bosco als volgt aan Hertogin de La Val Montmorency-De Mais-
tre, Villastellone Borgo:
"
Mevrouw de Hertogin,
"
"
Bij mijn terugkeer van de retraite in S. Ignazio vond ik Uw
" gewaardeerde brief samen met de petit Henry. Ik heb uw raadgevin-
" gen gevolgd voor wat zijn studie van het tekenen en van de catechis-
" mus betreft, alsook in verband met zijn kamer. De vordering die hij

33 Pages 321-330

▲back to top

33.1 Page 321

▲back to top
- V/317 -
" intussen heeft gemaakt is, naar Tomatis mij mededeelt, zeer belang-
" wekkend. Ten aanzien van de godsvrucht gaat het heel goed; 's zondags
" heeft hij zijn plichten vervuld; en het doet me veel genoegen dat hij,
" bij het zien van het voorbeeld van de besten in ons huis, dit weldra
" zal trachten na te volgen. Iets wat u zeker wel zal verwonderen is dat
" hij in zo korte tijd zo groot geworden is. Ik ben met Henry naar de
" fruitmarkt geweest!
Mevrouw gravin de Maistre, mejuffrouw Filomena, Francesca en
" Emmanuele maken het goed; Don Chiatellino had wat koorts, maar dat
" is nu voorbij, maar het heeft hem toch wel erg afgemat, Severina is
" nog steeds dezelfde. Overdag komt ze uit bed, maar als ze lopen wil
" moet ze springen of zich van de krukken bedienen. Ze is zo opgewekt
" dat zij wel voortdurend in feeststemming lijkt. Laten we bidden dat
" de Heer haar geeft wat Hij volgens zijn raadsbesluiten het beste vindt
" voor haar ziel.
"
De goddelijke Voorzienigheid heeft ons twee grote weldoeners
" ontnomen, de een was dr. Vallauri, die heilig gestorven is op 13 juli
" jl.; de ander Ridder Morene, een broer van de Bisschop van Ivrea.
" Ziedaar op welke wijzen de Heer mij wil beproeven. De afgelopen jaren
" waren kritiek; maar de tijd van thans is niet beter. God neemt een
" groot aantal weldoeners tot zich; daar God de Heer echter de baas is,
" moet men Hem laten bevelen, omdat wat Hij doet steeds beter is dan
" wat wij kunnen verlangen. Niettemin houd ik niet op mij aan te beve-
" len in uw beproefde naastenliefde, opdat u ermee zult doorgaan mij
" uw hulp te verlenen, hetzij voor de kosten van het zondagsoratorio,
" dan wel voor het verschaffen van brood aan de hier opgenomen jongens,
" alsook om met Allerheiligen een dagschool te kunnen openen. Dit alles
" met het enige doel zielen te winnen voor Jezus-Christus, vooral in
" deze tijd waarin de duivel zozeer zijn krachten inspant om hen in het
" ongeluk mee te sleuren.
"
Ik van mijn kant zal niet nalaten God de Heer te bidden opdat
" hij U volharding schenke in het goede en u een glorierijke zetel in
" de hemel bereidt.
"
Terwijl ik mij aanbeveel in uw godvruchtige gebeden, groet ik
" u eveneens uit naam van mijn collega Don Alasonatti en van Tomatis,
" en verblijf met dankbaarheid,
"
" Turijn, 12 augustus 1856
"
Uw onderd. dienaar
"
Giov. Bosco, pr.
Don Bosco werd echter bij al zijn vele bezigheden af en toe gewaar
dat hij behoefte had aan een bijzondere zegen van de Paus, zowel voor zichzelf
als voor de jongens van de drie Oratorio’s zondags; daarom schreef hij;
"
Heilige Vader,
"
"
De priester Giovanni Bosco, overste van het Oratorio van de H.
" Franciscus van Sales voor de in gevaar verkerende jongens in de stad
" en het diocees Turijn, smeekt Uwe Heiligheid godvruchtig om Uw aposto-
" lische Zegen met Volle Aflaat, zowel voor zichzelf, als voor de ge-

33.2 Page 322

▲back to top
- V/318 -
" noemde door hem geleide jongens, wier aantal steeds groter wordt en
" op het ogenblik reeds ongeveer negenhonderd bedraagt.
"
Die enz.
"
" Pro gratia serv. servandis.
13 augustus 1856
"
PIUS PP. IX
"
"
Romae, die 17 Augusti 1856
"
"
Testamur praesens rescriptum esse manu SS.D.N.Pii Papae exara-
" tum.
"
B. Pacca
"
Magister ab Admissionibus SS.
Deze zegen kwam de vreugde van het feest van Maria Tenhemelopneming, dat
door Don Bosco steeds met grote luister gevierd werd, nog vergroten. We zullen
ons ermee tevreden stellen dit feest te gedenken door de vermelding van het door
Don Bosco geschreven programma, dat hij gewoon was samen te stellen, telkens wan-
neer het ging om een bijeenkomst van godsdienstige aard, van de school uit of
voor ontspanning.
"
Vrijdag 15 augustus
"
Feest van Maria Tenhemelopneming.
"
"
Zijne Heiligheid Pius IX verleent, teneinde in de getrouwe
" christenen de godsvrucht tot de grote Koningin des Hemels, onze ge-
" liefde Moeder, op te wekken, een volle aflaat aan al degenen die op
" deze dag, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, deze kerk zullen
" bezoeken. Decreet, gegeven te Rome op 28 september 1851.
"
AGENDA.
"
's Morgens misvieringen en ontvangen van de Sacramenten.
"
8.30 uur - Gezongen Mis, daarna Ontspanning.
"
"
's Namiddags.
"
3.30 uur - Vespers, preek, processie, zegen met het Aller-
"
heiligste Sacrament.
"
5.30 uur - Loterij, zaklopen, ontspanning.
"
"
Geloofd zijn steeds
"
de Heilige Namen van Jezus en Maria.

33.3 Page 323

▲back to top
- V/319 -
HOOFDSTUK XLII.
VERNIELING VAN HET NIEUWE GEDEELTE DER GEBOUWEN - BEWIJS VAN
GODDELIJKE BESCHERMING - GIUSEPPE BUZZETTI EN ZIJN LIEFDE VOOR
DON BOSCO - VRIENDELIJKE BRIEVEN AAN DE WELDOENERS - DE
BEGRAFENIS VAN DR. VALLAURI - AANVRAAG VAN SOLDATENJASSEN AAN
DE MINISTER VAN OORLOG - BOUW VAN EEN DAGSCHOOL -
RONDSCHRIJVEN AAN DE WELDOENERS - TOELAGEN VAN DE REGERING.
Het plan van het hele gebouw van het tehuis was tot uitvoering gekomen;
de dakpannen lagen op hun plaats, de vensters en de deuren en de ruiten werden
door metselaars aangebracht. Maar plotseling gebeurde er iets ergs.
Op de 22ste augustus, tegen tien uur voormiddag, was een metselaar bezig
de steunbalken weg te nemen van de plafonds van het nieuwe gebouw in het gedeelte
dat op het noorden uitzag.
De dagen daarvoor had hij de steunbalken weggenomen van de lagere verdie-
pingen, nu was hij doende die van de voorlaatste weg te nemen. Hij was bijna klaar
met zijn werk, toen een balk uit zijn handen glipte en met de spits op de vloer
van die verdieping viel; deze scheurde en viel op de volgende dat daaronder ge-
legen was, dat eveneens op het volgende neerstortte en zo vervolgens tot in de
kantine. In een oogwenk waren de drie verdiepingen van dit gedeelte van het huis
in een grote puinhoop veranderd.
Deze vernieling betekende voor het Oratorio een vrij groot ongeluk vanwege
de kosten die nu opnieuw gemaakt zouden moeten worden; doch bij deze ramp werd de
beschermende hand van de goddelijke Voorzienigheid ook zichtbaar.
We wijzen op twee gelukkige feiten. De gelijkvloerse verdieping, waar de
steigers en stutten reeds enkele dagen geleden waren weggenomen, was een erg gemak-
kelijke ruimte en het was er lekker koel, zodat het er op de tijd van de recreatie
altijd vol was van jongens, assistenten en geestelijken uit Ivrea die zich voor-
bereidden voor het examen van onderwijzer. Sommigen amuseerden zich daar met een
spelletje, anderen zaten te lezen of te studeren, anderen waren in gesprek ver-
diept of hielden toezicht. Doch om half tien luidde de klok, en iedereen trok zich
met voorbeeldige stiptheid terug, sommigen naar de klassen waar repetities, of
naar die waar didactiek gegeven werd, anderen begaven zich aan hun gewone studie.
Welnu, nauwelijks waren ze op hun plaats aangekomen, of men hoorde een oorverdo-
vend geraas en een instorting die allen deed beven: op dat ogenblik waren de pla-
fonds bezweken. Wanneer dit enkele minuten eerder gebeurd was zouden niet weinige
jongens er het slachtoffer van geworden zijn. Celestino Durando, een zeer intel-

33.4 Page 324

▲back to top
- V/320 -
intelligente en ijverige jongen, repeteerde Latijn met Giuseppe Reano, Domenico
Bongiovanni en Duvina in het koor van de kerk van de H. Franciscus, en door dat
verschrikkelijk geweld schrokken ze zo hevig, dat ze verscheidene maanden lang 's
nachts telkens wakker schrokken bij het minste of geringste onverwachte gerucht.
Een niet minder opmerkelijk feit was dat, waarin de betreffende metse-
laar betrokken was, die zich op het plafond bevond dat het eerst instortte. Nau-
welijks merkte hij dat dit begaf, of hij trachtte zich onmiddellijk in veilig-
heid te stellen, door naar de zijmuur te lopen; maar daarbij voelde hij de stenen
onder zijn voeten wegschieten en, terwijl hij zich instinctief op een laatste stuk
van de vloer wierp, bleef hij er met het grootste gedeelte van zijn lichaam, met
zijn benen in de lucht zwaaiend, op hangen. Hij had een paar laarzen aan en die
vielen eveneens met brokstukken en mortel naar beneden. Het was onmogelijk niet
Gods hand te onderkennen in het behouden van dat stuk gewelf, waardoor de arme man,
ondanks het feit dat hij er met zijn hele lichaamsgewicht op rustte, niettemin
zijn leven gered had. Evenmin had een van de vele andere arbeiders, die op dat
ogenblik hier en daar op het werk bezig waren, ook maar het minste letsel op-
gelopen.
Onze Don Bosco vertoefde die dag buitenshuis. Toen hij 's avonds in het
Oratorio was teruggekeerd en de ramp zag, had hij er veel verdriet van en vroeg
terstond: - "Is er niemand getroffen?" - Toen hij wist dat het leven van allen,
leerlingen en werklieden, gered was, dankte hij God daar voor, en met een effen
en toch schelms gezicht zei hij tegen de jongens die om hem heen stonden: - "Het
is niet zo erg, er is geen enkel slachtoffer! De rest heeft niets te beduiden...
en jullie, die met zo velen thuis waren, hadden jullie niet een vinger onder de
plafonds kunnen houden en ervoor zorgen dat ze niet invielen? 0, jullie deugen
toch ook nergens voor! Maar ik heb met jullie te doem: het is Bërlich, die ons
die stoot met zijn horens heeft toegebracht.(1) Het is trouwens de tweede keer,
dat dit kwaadaardige beest zo onvriendelijk is ons huis onderste boven te
gooien; maar het doet er niet toe. Hij heeft met God en met Onze-Lieve-Vrouw te
maken, en tegen Haar kan hij niet op. Al zijn de plafonds ook ingestort, wij
bouwen ze weer op en dan vallen ze niet meer... Dezelfde almachtige Heer die deze
beproeving toegestaan heeft laat ons niet in de steek... We hoeven niet bang te
zijn."
Giuseppe Buzzetti kon met deze vernieling echter geen vrede nemen. Te meer
niet daar er enkele oneerlijkheden ontdekt waren van personen die sedert lange
tijd de schijn gewekt hadden op het voordeel van het Oratorio bedacht te zijn.
Buzzetti kon zich niet voorstellen, dat er mensen in staat waren om misbruik te
maken van de goedheid van Don Bosco; daarom trok hij met striemende woorden van
leer tegen die oneerlijkheden, terwijl Don Bosco hem probeerde te kalmeren.
- " Buzzetti, laten we geduld hebben! Je zult zien dat de Heer ons zal
helpen."
- " Ja, ja, hij zal ons helpen! Maar intussen waakt en werkt u dag en nacht om
een paar honderd franken bijeen te krijgen, en de anderen beroven
(1) Piëmontees woord dat de duivel beduidt.

33.5 Page 325

▲back to top
- V/321 -
u in één ogenblik van duizenden lires. We zouden hun een gevoelige les moeten
geven."
- "Laten we het erbij! De Heer zal hun die wel geven." - En Don
Bosco's woorden bleken profetisch, want die ongelukkige slaagde er niet in
rijk te worden, en ondanks het feit dat Don Bosco zich er naderhand toe
beperkte hem te ontslaan en op verschillende wijzen probeerde hem te
helpen, eindigde hij in ellende.
Maar Buzzetti had zeker het recht om zijn stem te verheffen. Uit
nederigheid en omdat een pistoolschot hem van een vinger beroofd had,
had hij weer burgerklederen aangetrokken. Alles offerde hij op voor het
Oratorio. Hij verrichtte alle herstelwerken die er in het Oratorio nodig
waren, hielp in de refter, dekte de tafels, hield alles schoon, legde
zich nog meer toe op het geven van catechismusles en muziekonderricht,
en zorgde regelmatig voor de verzending per post van de Katholieke Lec-
tuur. Door zijn volhardende geest en zijn bereidvaardige handen was hij
de ziel van alle loterijen, zorgde hij ervoor werk te verschaffen aan
de werkplaatsen, voor het bestellen van het brood en deed verschillende
inkopen. Soms legde hij Don Bosco de lijst voor van verscheidene honder-
den lire die betaald moesten worden. "Hoe moet ik die nu betalen", riep
Don Bosco uit, terwijl we geen centiem bezitten?" - En dan liet Buzzetti
hem glimlachend de afgetekende schuldbrief zien. Hijzelf was er door zijn
vlijt en zijn gelukkige speculaties in geslaagd een dergelijk bedrag bij-
een te brengen, Hij was zoveel als een lijfwacht voor Don Bosco. Hij ver-
gezelde hem wanneer hij enig gevaar vreesde en ging hem 's avonds tege-
moet. Het was voor degenen die kwaad in de zin hadden voldoende hem
me t zi jn d ic ht e rod e ba ar d te z ie n o m zi ch o p ee n af stand te houden.
Meer dan eens hadden zijn collega's metselaars hem gezegd: - "Als
jij geen priester wordt, wat doe je dan eigenlijk in het Oratorio? En als
Don Bosco eens doodgaat, hoe verdien jij dan je brood als je geen vak kent?"
Waarop Giuseppe - "Don Bosco zegt me dat, ook wanneer hij dood zal
zijn, er nog wel een boterham voor mij zal zijn als ik hem trouw blijf.
Dank u voor uw bezorgdheid!"
Enkele jaren later kwam er ook voor hem een ogenblik van neerslach-
tigheid en ontmoediging, Hij voelde aan, dat het oude patriarchale fami-
lieleven door het reglement veranderd zou worden; langzamerhand zag hij de
leiding van de kameraden, van de klassen en van verschillende takken van
onderricht in handen van de jonge geestelijken overgaan; aan hen werden
belangrijke opdrachten gegeven, die eerst hem ten deel gevallen waren, en
daarom nam hij het besluit het Oratorio te verlaten. Daarom had hij in Tu-
rijn een betrekking gezocht, die voldoende vooruitzichten bood voor zijn
levensonderhoud. Toen hij vervolgens naar Don Bosco ging om zijn ontslag in
te dienen, zette hij hem duidelijk uiteen dat hij voortaan, als leek, de
geringste in huis zou zijn, hij die tot de eerste opgenomenen van Don Bosco
had behoord, hij verklaarde voorts dat de invloed der anderen op de ge-
meenschap zijn positie tot nul terugbracht, gedwongen als hij was om zich
te onderwerpen aan al degenen die hij als jongens gekend had; daarom had
hij zijn besluit genomen, en met grote tegenzin om de liefde die hij Don
Bosco toedroeg, voelde hij zich gedwongen dit huis te verlaten, dat hij
vanaf de fundamenten had zien ontstaan.
Don Bosco gaf geen antwoord op zijn klachten, maar vroeg hem meteen bij-

33.6 Page 326

▲back to top
- V/322 -
zonderheden over de nieuwe loopbaan die hij wilde beginnen en of hij er vol-
doende loon voor zou ontvangen. Daarna zei hij hem: - "Ik weet dat je
geen geld hebt om de eerste kosten op te vangen. Zeg me wat je nodig hebt
en ik zal het je geven. Ik wil niet dat een geliefde vriend van me een le-
ven van ontbering tegemoet gaat. We hebben het altijd goed kunnen vin-
den samen! En ik hoop dat je Don Bosco nooit zult vergetene" - Bij die
woorden, bij de blik waarmee Don Bosco hem aankeek, bij de ontroerde klank van
zijn vaderlijke stem, barstte Buzzetti zonder meer in snikken uit en zei: -
"Nee, nee, ik wil Don Bosco niet in de steek laten; ik wil altijd bij hem blij-
ven." - En hij bleef in het huis waar hij vele jaren lang een ware
steun betekende. Wanneer Don Bosco niet meer wist, wie hij een bepaalde
aangelegenheid moest toevertrouwen, zei hij: - "Roep Buzzetti eens bij
me!" - En Buzzetti verscheen steeds met een glimlach, luisterde naar de
aanwijzingen van Don Bosco, die hij terstond en met goed resultaat uitvoerde,
hoe moeilijk de opdracht ook mocht zijn.
Buzzetti had echter veel kameraden die Don Bosco zeer genegen waren.
Toen dezen in die maand augustus van 1856 zagen hoe de instorting van de
plafonds de voorziene kosten verreweg vergrootte, verkregen zij, daar zij
niets anders doen konden, door hun vurige gebeden en heilige communies,
van God ongetwijfeld de vereiste steun. Don Bosco's weldoeners in Turijn
hadden eveneens medelijden met hem toen zij van het ongeluk hoorden, en
inplaats van de steun die zij hem verschaften te doen afnemen, vermeer-
den ze hun ijver om hem bij zijn werk te helpen. Uit die dagen bezitten
we een brief van Don Bosco, die hij als blijk van dank richtte tot
mevrouw de markiezin Fassati.
"
Mevrouw de Markiezin,
"
"
Vanmorgen ontving ik Uw geëerd schrijven met een biljet van
" 500 lire. Ik heb het niet meer uit handen gelegd: ik heb het terstond
" naar de bakker gezonden. - Deo gratias.
"
Van vier tot vijf uur zal ik me in het Convict bevinden.
" Vanavond zal ik bij U het avondmaal komen gebruiken en zal ik U per-
" soonlijk bedanken voor de vele weldaden die U met Gods genade ten
" gunste van onze arme jongens wilt verrichten.
"
Mijn groeten voor U, voor Mevrouw Francesca, mijnheer de
" Markies en moge de Heer U allen zegenen. Met hoogachting en dank-
" baarheid,
"
" Ten huize, 30 augustus 1856
"
Uw dw. dienaar,
"
Bosco G. priester.
Men ziet dat de tegenslagen Don Bosco niet uit zijn evenwicht
brachten en dat wordt bewezen door de opgewektheid van een andere brief
van hem aan Graaf Pius Galleani d'Agliano.

33.7 Page 327

▲back to top
- V/323 -
" Hooggeachte Heer,
"
" D. Bosco. - Dag, mijnheer de Graaf; kan ik u even komen opzoeken en
"
een praatje met u maken?
" De heer Graaf. - Don Bosco! Wees welgekomen! Hoe maakt u het? U
"
komt onverwachts.
" D. Bosco. - Mijn verblijf hier in Palasazzo is zeer kort, en daardoor
"
heb ik het niet kunnen voorzien.
" G. - Waart U toch maar op de dag van de H. Philomena gekomen! U zoudt
"
ons mooie feest dan gezien hebben.
" B. - Ik had eigenlijk de bedoeling op die mooie dag te komen; en ik
"
was al begonnen aan de brief om u daar toestemming voor te vragen,
"
toen verschillende bezigheden mij van gedachten deden veranderen.
"
Maar, alstublieft, hoe is het met mevrouw de Gravin,en het
"
hele gezin, Giuseppe, maken ze het allen goed?
"
" G. - Jawel, goddank, allen maken het uitstekend. Ik voel me alleen
"
een beetje moe door deze warmte.
"
" B. - Is op het land alles goed gegaan?
" G. - De oogsten zijn niet slecht; alleen het koren is een beetje mislukt,
"
en ik heb ook wat hagel gehad. En dan de zijderupsen, die dit jaar
"
erg duur zullen zijn, daarvan heb ik niet eens het derde deel
"
van wat ik gehoopt had te zullen hebben.
"
" B. - Werkt Beppe? Studeert hij?
"
" G. - Jawel, hij begint nu wel wat te doen. De goede Theol. Broschiero
"
houdt zich met veel goedheid en geduld met hem bezig, Maar overigens
"
moet uw onverwacht bezoek toch wel een bepaald doel hebben?
"
" B. - Een exemplaar van de Geschiedenis van Italië, dat ik U verzoek
"
te willen aannemen.
"
" G. - Uitstekend. Die zal goed zijn om aan de meisjes voor te lezen,
"
en ook aan Beppe; dank u zeer.
"
" B. - Och, geen dank, Ik moet u toch zeker zo een boek schenken.
"
" G. - En uw jongens, uw huis, hoe gaat het daar allemaal mee? En het
"
geld ? Om eerlijk de waarheid te zeggen, vrees ik dat u zich in
"
moeilijkheden bevindt en dat u nu op bezoek gekomen bent enz."
"
" B. - In moeilijkheden, jawel, als u me een aalmoes geeft, zal ik ze
"
niet afslaan, maar mijn voornaamste reden van dit bezoek was
"
toch, nieuws te vernemen omtrent de familie, u dit boek aan
"
te bieden, en u te bedanken voor alles wat u gedaan hebt en dat u,
"
naar ik hoop, ook in de toekomst nog voor onze jongens zult
"
doen.
"
" G. - Ik zal niet nalaten te doen wat ik kan voor uw schelmen, maar
"
bid en laat bidden voor mij en voor mijn gezin, bid ook dat
"
de Heer de vruchten van onze velden bescherme, en mij vrede
"
en een rustige geest schenke.
"
" B. - Ik zal doen wat u zegt en vooral tot de Heer laten bidden opdat

33.8 Page 328

▲back to top
- V/324 -
" heel uw gezin in godsvrucht zal groeien.
" G. - Wilt u ons niet eens een langer bezoek komen brengen? U
"
hoeft het me maar te zeggen en de dag vast te stellen en ik
"
laat u in Cuneo afhalen.
" B. - Ik hoop dat dit mogelijk is en dank u ervoor; als u zelf zou
"
kunnen komen, zou dat me nog liever zijn. 0! Ik vergat nog
"
iets. Wanneer U ooit tot aanstelling zou willen overgaan van
"
een vaste schrijnwerker, dan hebben wij wel iemand voor u. Dus,
"
mijnheer de graaf, houd U goed, veel succes voor U en
"
heel de familie; doet mijn groeten aan mevrouw de gravin,
"
en beschouw mij steeds als uw, met gevoelens van oprechte hoog-
"
achting en dankbaarheid vervulde,
"
" " Turijn, 3 september 1856
"
dw. dienaar
"
Bosco Gio. priester.
En dat zijn dankbaarheid jegens de weldoeners geen beleefdheids-
frasen zonder meer waren, daarvan getuigt de Armonia van 12 september:
- " Gisteren, donderdag 11 september, werd in het Oratorio van de H. Fran-
ciscus van Sales in Valdocco een plechtige dienst opgedragen voor de zie-
lenrust van doctor Francesco Vallauri.
De baar, opgesteld in het midden van de kerk, de zang van de jon-
gens, het grote getal van hen die ter Heilige Tafel naderden, de smeek-
beden tot God voor en na de Mis, waren aanleiding tot grote ontroering.
Boven de ingang van de kerk kon men het volgende opschrift lezen:
Voor de ziel
van wijlen de Heer F r a n c e s c o V a l 1 a u r i
doctor in de medicijnen en chirurgie
voormalig leider
van de Compagnie van de H. Aloysius van Gonzaga
groot weldoener
van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales
bidden
de jongens die aan dit Oratorio
verbonden zijn
vervuld van dankbaarheid
de Heer om vrede en eeuwige rust.
Aldus zorgt de katholieke godsdienst, voor de blijvende herinnering
aan de heilige zielen die ons hebben welgedaan, alsook voor hun verlich-
ting aan de overzijde van het graf.
De liefde en dankbaarheid van het grootmoedige hart van Don Bosco waren

33.9 Page 329

▲back to top
- V/325 -
onder alle klassen van de burgerij bekend, en eveneens in regeringskringen, die
niet weigerden hem hun steun te verlenen. Terwijl hij zich dan ook haastte
de schade te herstellen die de gebouwen door de instorting geleden hadden,
was hij er eveneens op bedacht de zonen van het Oratorio tegen de koude
van de naderende winter te beschermen, Elders hebben we uiteengezet hoe
de minister van oorlog hem soldatenjassen ten geschenke had gegeven. Daarom
richtte Don Bosco zich met een vraag tot generaal La Marmora.
"
Excellentie,
"
"
Reeds bij andere gelegenheden heb ik mijn toevlucht tot U ge-
" nomen om U te verzoeken de verlaten jongens en wezen die de godde-
" lijke Voorzienigheid aan mij heeft toevertrouwd, te hulp te komen,
" U bent mij in Uw goedheid steeds ter wille geweest. Daar het aantal
" hier opgenomen jongens dit jaar aanzienlijk is toegenomen, en een
" veelheid van onmisbare zaken mijn uitgaven aanzienlijk heeft be-
" zwaard, waag ik het andermaal voor hetzelfde doel een beroep te doen
" op Uw beproefde welwillendheid.
"
Het aantal opgenomenen overschrijdt de 137 velen, wier aan-
" tal steeds groter wordt, nemen hun toevlucht tot mij voor kleding,
" schoeisel, en dekens, teneinde beschut te zijn tegen het wintersei-
" zoen of om in staat te zijn zich bij een of andere patroon voor
" werk te kunnen aanbieden.
"
Ik vraag geen kostbare dingen; wat schoeisels en kousen, wat
" kleren, vooral hemden, dekens, hoe versleten of afgedragen ook, het zal
" door mij alles met de grootste dankbaarheid worden aanvaard.
" Elk kledingstuk dat de kinderen der armen kan warmen komt me van pas.
"
In het volste vertrouwen dat bovenbedoelde ernstige noden
" uw bekende liefdadigheid in welwillende overweging zal willen nemen,
" dank ik U van ganser harte voor de in het verleden reeds genoten
" grote gunsten, en overvloedige zegen van de hemel voor U afsmekend,
" verblijf ik,
"
" Turijn, 30 september 1856
"
uw dw. dn.
"
Bosco Giovanni, pr. Directeur
Op dezelfde dag schreef hij een briefje aan Ridder Genova di
Pettinengo.
"
Zeer geachte Heer,
"
"
De in de vorige jaren van Uwentwege ondervonden gunsten indach-
" tig, neem ik ook dit jaar weer mijn toevlucht tot U met het ver-
" zoek Uw goede diensten bij de heer Minister van Oorlog te willen
" voortzetten. Ik heb een briefje tot hem gericht met het doel wat
" kledingstukken en dekking en dergelijke dingen van hem te verkrij-
" gen voor de jongens die in dit huis zijn opgenomen en wier aantal
" door de rampen van het lopende jaar zeer zijn toegenomen, evenals
" hun behoeften. Ik weet, dat dit van U afhangt, en daarom beveel ik

33.10 Page 330

▲back to top
- V/326 -
" mijn verzoek eerbiedig bij U aan. Vervuld van vertrouwen in uw be-
" proefde naastenliefde, verenig ik mij met de smeekbeden der jongens
" om voor U overvloedige zegen des hemels te verkrijgen en verblijf
" vol eerbied en dankbaarheid,
"
" Turijn, 30 september 1856
"
Uw dw. dienaar
"
Bosco Giovanni, pr. Directeur
Don Bosco was ervan verzekerd, dat de minister hem zou verhoren,
zoals ook inderdaad gebeurde, en dat de armsten van de externe jongens
van het Oratorio in die weldadigheid zouden delen. Nog niet tevreden
echter met deze stappen te hunnen voordele, ontwierp hij een nieuw plan,
uiteengezet in een rondschrijven dat hij tot liefdadige mensen richtte.
"
Hooggeachte en Verdienstelijke Heer,
"
"
Bij het zien van de tegenwoordige steeds groeiende behoeften
" voor het onderrichten van de jongens die tot de lagere volksklassen
" behoren, heb ik besloten een dagschool te openen teneinde tenminste
" een gedeelte op te vangen van hen die in groten getale de hele dag langs
" de straten zwerven, hetzij omdat de ouders zich niets van hen aan-
" trekken, of doordat zij te ver van de openbare scholen verwij-
" derd zijn; want in de omgeving van het gehucht Dora, San Barbara,
" de piazza Paesana, het gehucht S. Donato, Collegno en Madonna di
" Campagna wonen niet minder dan dertigduizend mensen zonder dat er
" voor hen een kerk of openbare school aanwezig is.
"
Om aan de nood van die jongens tegemoet te komen ben ik begon-
" nen met de bouw van een school, die er ongeveer honderdvijftig van
" hen kan bevatten. Maar aangezien ik geld nodig heb voor de onderwij-
" zers, voor de bouwvakarbeiders, voor de voorzieningen voor de school
" en aanschaffing van schoolbehoeften, neem ik mijn toevlucht tot uw
" bekende goedheid met het verzoek mij te hulp te komen, wat hetzelfde
" betekent als hulp verlenen aan deze jongens die werkelijk verlaten
" genoemd mogen worden, en die in gevaar verkeren en zelf een gevaar
" vormen.
"
Uw beproefde goedheid doet mij vertrouwen dat U de bovenbe-
" schreven ernstige nood in welwillende overweging zult willen nemen;
" vol eerbied en dankbaarheid wens ik U daarom overvloedige zegeningen
" des hemels en verblijf ik,
"
" Turijn, 1 oktober 1856
"
Uw dienstw. dienaar
"
Bosco Giovanni, pr.
Don Bosco had, alvorens zich tot de publieke liefdadigheid te wen-
den, het werk dus ter hand genomen.
Een poort met twee groengeverfde deurvleugels, ongeveer vier meter
breed, sloot de speelplaats van het Oratorio aan de zijde van de Giardi-
nieraweg af, en men kwam er binnen door een deurtje in een van de vleugels, dat

34 Pages 331-340

▲back to top

34.1 Page 331

▲back to top
- V/327 -
bij het opengaan een bel in beweging bracht. Nu liet Don Bosco in de ruimte tussen
deze ingang en de kerk van de heilige Franciscus twee klassen bouwen. Eén zeer
grote die in de zuidoostelijke hoek een kamertje had waarin men van buitenaf kon
binnenkomen en dat voor de portier bestemd was. De tweede was kleiner, maar kon
niettemin twintig leerlingen bevatten. Intussen publiceerde hij een nieuw rond-
schrijven.
"
Zeer geachte en Verdienstelijke Heer,
"
"
Ik breng eerbiedig te uwer kennis dat ik bij het beëindigen
" van de in dit huis noodzakelijke werkzaamheden, die ik reeds bij
" vorige gelegenheden onder uw aandacht bracht, mij werkelijk in grote
" verlegenheid bevind om de vele kosten die dit voor mij meebracht te
" kunnen bestrijden.
"
Ik wend mij daarom met vertrouwen tot uw bekende goedheid,
" door U te verzoeken mij ook dit maal nog eens te hulp te willen ko-
" men, wat hetzelfde betekent als hulp verlenen aan zoveel arme en in
" gevaar verkerende jongens die, mede door uw welwillendheid, in dit
" huis opgenomen, ten eeuwigen dage hun weldoeners zullen zegenen.
"
Vervuld van dankbaarheid en vertrouwen, dank ik U van ganser
" harte ook uit naam van mijn beschermelingen en verblijf ik,
"
" Turijn, 1 oktober 1856
"
Uw dienstw. dienaar
"
Bosco Giovanni, pr.
Ook tot minister Rattazzi had hij zich na de beschreven catastrofe weer ge-
wend, en ook deze wilde medewerken aan het herstel; uit naam van de regering liet
hij Don Bosco een subsidie toekennen waarvan hij hem met volgende brief in kennis
stelde.
" MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
"
"
Turijn, 3 oktober 1856.
"
"
Rekening houdende met de bijzondere omstandigheden door de
" Heer Gio. Bosco, priester, in zijn brief van 1 dezer uiteengezet,
" heeft ondergetekende ten aanzien van de economische moeilijkheden
" waarin het liefdadige Instituut genaamd Jongensoratorio in Valdocco
" zich bevindt, besloten aan dit instituut andermaal een buitengewone
" subsidie van duizend lire toe te kennen ten laste van dit ministerie
" onder toezending van het daarop betrekking hebbende mandaat, betaal-
" baar door de provinciale schatkist.
"
"
De Minister
"
U. Rattazzi.
De dag nadat Don Bosco deze brief ontvangen had, bereikte hem tot zijn grote
verrassing nog een tweede, aan zijn adres gericht door dezelfde minister.

34.2 Page 332

▲back to top
- V/328 -
"
Turijn, 4 oktober 1856
"
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Om op bijzondere wijze de belangstelling te tonen die Zijner
" Majesteitsregering stelt in de groei van het Liefdadige Jongenste-
" huis van Valdocco, gesticht en zo goed geleid door Giovanni Bosco,
" heeft ondergetekende, zich bewust van diens geldelijke moeilijkheden
" en in de wetenschap dat het zo pas toegekende bedrag van duizend li-
" re beneden de zeer grote noden blijft, bij decreet van heden ander-
" maal besloten, hem nogmaals duizend lire ten laste van dit ministe-
" rie uit te keren.
"
In aansluiting op zijn brief van gisteren deelt schrijver dezes aan
" de Heer Directeur van het bovengenoemde Oratorio zijn genomen
" besluit mee, en voegt hieraan toe dat hij insgelijks reeds beschik-
" kingen getroffen heeft ten aanzien van een betalingsmandaat voor
" bovengenoemd bedrag,
"
"
De Minister
"
U. BATTAZZI
In zijn Vijf Lustra geschiedenis van het Salesiaans Oratorio wijdt
Don Giovanni Bonetti enig commentaar aan deze door hem weergegeven brief.
Hij schreef als volgt:
"Ik heb gemeend goed te doen dit document hier weer te geven, opdat
men zou zien dat zelfs de bewindslieden het werk van ons Oratorio waar-
deerden. Hoewel de mannen die in die dagen aan de regering waren, beginse-
len huldigden die wel zeer verschilden van die van Don Bosco, erkenden zij
niettemin uit de opgedane ervaring, dat zijn opvoedingsmethode, die hij op
zijn jongens toepaste een veilig onderpand was voor het welzijn van het
gezin en van de maatschappij. Daarom, streefden zij de welvaart en de groei
van zijn Instituut na en begunstigden zij het zoveel zij konden. En te-
recht, want wie zijn talenten en voortdurende offers en zijn leven veil
heeft voor het welzijn van de kinderen van het volk, heeft niet alleen
recht op bijval, maar ook op de medewerking van elke wettelijke autori-
teit; en volgens het gevoelen van Urbano Rattazzi zou het "een geheiligd
beginsel van de regering moeten zijn zoveel mogelijk ieder Instituut te
subsidiëren, dat onder welke naam ook, de taak op zich neemt het volk op
te voeden en het de weg te vergemakkelijken naar die morele opvoeding die
op een andere wijze niet zou zijn te bemachtigen.
"Don Bosco van zijn kant onderhield gaarne betrekkingen met het
burgerlijk gezag en daarmee bereikte hij twee goede resultaten: het een
voor zijn jongens en het ander voor de regering. Door middel van een dergelijke
medewerking kreeg hij van de ene kant subsidie en steun van 's konings mi-
nisters ten behoeve van zijn Instituut, en van de andere kant beantwoordde
hij die weldaad door een toevluchtsoord te verschaffen aan zoveel arme en
verlaten jongens; omdat het dikwijls gebeurde dat de regering voorzien
moest in het onderbrengen van jongens die niet zo slecht waren dat zij
onder de deugnieten geteld konden worden, en toch zo behoeftig en aan
gevaren blootgesteld waren dat ze ter verbetering in een of ander Instituut
ondergebracht moesten worden; en daarvoor bleek geen ander Instituut beter

34.3 Page 333

▲back to top
- V/329 -
geschikt dan dat van Don Bosco. En hier dringt zich een opmerkelijke over-
weging aan de geest op, namelijk dat niettegenstaande de vele wisselvallig-
heden van de helaas niet altijd gunstige tijden en personen, Don Bosco
niettemin zijn werk kon voortzetten. Dat valt ongetwijfeld toe te schrij-
ven aan de bescherming van de Hemel; maar ook dient gezegd te worden dat
hij, met het enige doel wèl te doen aan de kinderen van het volk, er ook naar
streefde het voorschrift van Jezus-Christus in praktijk te brengen; Geef aan
de keizer wat de keizer en aan God wat God toekomt."
Dit zijn juiste overwegingen, maar we zijn verplicht eraan toe te
voegen dat Rattazzi, door een betreurenswaardige inconsequentie van begin-
selen, in de kloosterorden, die hij steeds vervolgde, niet het onmetelijke
goed wilde zien dat zij voor de Staat bewerkten.

34.4 Page 334

▲back to top
- V/330 -
H O O F D S T U K XLIII.
DON BOSCO IN ZIJN GEBOORTESTREEK EN WOORDEN VAN DE THEOL.
CINZANO - DE JONGENS UIT DE DORPEN RONDOM DE BECCHI - BRIEF
VAN EEN STUDENT - HET TEHUIS VOLTOOID EN DE ARMOEDE ERVAN -
MATERIELE SCHIKKINGEN - WERKPLAATS VOOR DE SCHRIJNWERKERS -
ONZE-LIEVE-VROUW MAAKT EEN GROTE ONVOORZICHTIGHEID WEER
GOED - OPSCHRIFTEN BOVEN DE DEUREN - DE THEOLOOG BOREL BE-
VESTIGT DE VOORSPELLINGEN VAN DON BOSCO.
Don Bosco vertrok met zijn eerste groepje naar de Becchi, waar de noveen
begon van de H. Rozenkrans, en op 28 september begaf hij zich naar Castelnuovo
bij gelegenheid van de feestdag van Onze-Lieve-Vrouw, Moeder van Smarten, om daar
te preken.
De theol. Antonio Cinzano was buiten zichzelf van vreugde dat hij hem in
zijn parochie mocht verwelkomen. "Hij bleef 's avonds bij de pastoor eten",
vertelde de jongen Giuseppe Reano, "en de pastoor begon de lof van Don Bosco's
doen en laten te bezingen. - "Jij, Don Bosco, jij hebt altijd een stalen geheu-
gen gehad; je hebt me hele schriften vol theologie van buiten opgezegd! Wat een
geduld! Ik zou het nooit klaarspelen! Jij, Don Bosco, jij bent een wonder! Je doet
in Turijn wonderen, Don Bosco, en over weinige jaren wil ik wedden dat je de hal-
ve wereld van je zult doen spreken." - En dergelijke dingen meer. Don Bosco luis-
terde en met een opgeruimde en rustige uitdrukking op het gezicht gaf hij ten
antwoord: - "Er zijn kleermakers die uiterst elegante kleren maken die iemand
als gegoten passen; en er zijn er ook, die ze alleen maar oplappen; ik behoor tot
die laatste groep."
Er waren dertig jongens naar de Becchi gekomen, onder wie zich bevonden
Giovanni Battista Piano, thans pastoor van de Gran Madre in Turijn, die de opmer-
king maakte dat er gedurende deze tochten die twee weken lang duurden, er niet
het minste of geringste voorviel dat uit een of ander opzicht onordelijk kon zijn,
en dat dank zij de werkzaamheid en het verstandige optreden van Don Bosco. Op de
vooravond van het feest kwam de muziekkapel aan, waarnaar reeds met groot verlan-
gen was uitgezien en die met haar spel de geestdrift van de plattelandbewoners
nog verdubbelde. De muziek was voor de Becchi echter niets nieuws. Een orkestje,
bestaande uit een viool, een gitaar, een harmonium en een fluit, had in de afge-
lopen jaren de kerkelijke diensten opgeluisterd, en ook toneel- en feestavonden,
en ging daar in de komende jaren mee door. Tomatis, Cerutti en Bersano hanteerden
deze instrumenten met waar meesterschap; en nu eens voerden zij fantasieën uit,
begeleidden de voordracht van gedichten en liederen, en een andermaal zongen

34.5 Page 335

▲back to top
- V/331 -
zij zelf een keus van operafragmenten.
Wanneer er zoveel leerlingen waren dat ze niet allemaal bij Don Bosco
ondergebracht konden worden, logeerden sommigen van hen bij goede buren.
In de eerste jaren kwamen er ook veel jongens uit Asti, Chieri, Buttigliera,
Castelnuovo, Capriglio, Mondonio en uit andere dorpen naar de Becchi om
het feest bij te wonen. Ze vonden onderdak op de boerderijen en in de
gehuchten in de omtrek en, als ze dichtbij geen plaats vonden, zochten
degenen uit verafgelegen dorpen een kamer in Castelnuovo, en legden 's
morgens en 's avonds de lange weg af die naar de Becchi voerde. Don Bosco
liet voor hen allen een stevige polenta klaarmaken met de daarbij passende
schotel. Die brave jongens verdienden die voorkomendheid, omdat feest gaan
vieren met Don Bosco neerkwam op te biechten gaan en de communie ontvan-
gen. In de Becchi werd Don Bosco, onder vele andere, ook een brief ter hand
gesteld die uit Sanfront kwam, geschreven door een student van de derde klas
der Latijnse school, een zoon van de advocaat Ridder Roggeri en waarop
Don Bosco als volgt antwoordde:
"
Turijn, 8 oktober '56
"
" Beste Giuseppino,
"
"
Het is goed dat je me geschreven hebt en je zult er plezier
" van hebben. Wanneer het altaartje helemaal kant en klaar zal zijn,
" zal ik er naar toekomen en er een preekje komen houden zoals ik be-
" loofd heb. Intussen gaan we door met over onze vriendschap te praten
" en over onze bijzondere aangelegenheden. Denk je nog aan de over-
" eenkomst die we gesloten hebben? Vrienden te zijn en ons te vereni-
" gen om God lief te hebben met slechts één hart en één enkele ziel?
"
Het genoegen dat je ondervindt bij het spel met heilige zaken
" waarover je mij schrijft, is goed, en wil zeggen dat God van je houdt, en
" dat ook jij je ook grote moeite moet doen om Hem te beminnen. - Het
" wil ook nog wat anders zeggen, maar dat vertel ik je pas wanneer we
" elkaar in Turijn zullen ontmoeten.
"
Je zou me een groot genoegen kunnen doen met mijn groeten
" over te brengen aan vader en moeder; zeg meneer pastoor goedendag
" en streel je broertje maar eens over zijn hoofdje in mijn plaats.
"
God moge allen in gezondheid en genade bewaren, en als je mijn
" vriend wil zijn, ga dan een weesgegroet o Koningin bidden bij Onze-
" Lieve-Vrouw voor mij die van ganser harte ben,
"
"
je toegenegen vriend
"
Bosco Giovanni priester,
Enkele dagen na het feest van de Rozenkrans verliet Don Bosco de
Becchi. Maar wanneer hij voorbij Chieri kwam, begaf hij zich niet zelden
naar het twee mijlen verder gelegen Moncucco om een bezoek te brengen aan
de familie Moglia, bij wie hij boerenknecht geweest was. De nederigheid
hield in zijn hart een oprechte erkentelijkheid levendig. Van Chieri ging
hij dan met de jongens weer verder op de terugreis naar Turijn.
Intussen was in het begin van oktober het nieuwe gebouw gereedgekomen,

34.6 Page 336

▲back to top
- V/332 -
en metselaars en timmerlieden waren met al hun werk klaar. Don Bosco zelf had hun
de indeling der ruimten aangewezen, zeggende dat in opvoedingstehuizen niet het
geringste over het hoofd mocht worden gezien dat zou kunnen bijdragen tot het
morele welzijn van de jongens; en zoals Don Carlo Ghivarello ons verklaarde wilde
hij nooit dat de deuren van de toiletten vanbinnen van een haak werden voorzien om
ze gesloten te kunnen houden.
Het gebouw is hetzelfde dat heden ten dage aan drie zijden de speelplaats
omgeeft die de naam van Don Bosco draagt, behalve de booggalerij naast de kerk van
de heilige Franciscus van Sales en de twee laatste nissen op de hoek van de ommu-
ring aan de oostzijde. Het kwam alles tot stand zoals hij het wilde, in de
grootste eenvoud. Hij stond geen verspilling van ruimte toe en verklaarde zich
tegen brede gangen en te grote bordessen; en de ontwerpers maakten zulke doorgan-
gen, dat er geen twee personen naast elkaar konden lopen. Toen Monseigneur Ales-
sandro Ottaviano uit Netro, bisschop van Savona, dit huis kwam bezoeken, keerde
hij zich bij het zien van de gangen die toegang gaven tot de centrale dienstver-
trekken, tot degene die hem vergezelde, en zei schertsend: - "Kijk eens wat een
grootsheid! Ik weet niet of er kloosters te vinden zijn die zulke nauwe gangen en
smalle trappen hebben!" - Don Michele Rua was hierbij tegenwoordig.
En Don Bosco liet het hele huis indelen en gaf aan elk lokaal zijn bestem-
ming. In de winter, gebruikte hij als spreekkamer, dat wil zeggen als zaal waar de
avondwoordjes gehouden werden, de tegenwoordige refter die aanvankelijk oversten-
refter genoemd werd, met aftrek evenwel van de ruimte van twee vensters aan de
kant van de kerk, welke ruimte in 1852 gebouwd en tot sacristie bestemd was. Ge-
lijkvloers bevonden zich aan de andere zijde van de middentrap drie grote loka-
len. Het eerste werd de werkplaats voor de schoenmakers, het tweede was bestemd
voor de boekbinders, en het derde, dat ook een grote ruimte onder de kamers van Don
Bosco omvatte, waar zich de eetzaal van de oversten en de keuken bevonden, moest
bezet worden door de schrijnwerkerij. Er was nog een vierde klasse van arbeiders-
jongens, die afkomstig waren uit de werkplaatsen van de stad en die in het
Oratorio waren opgenomen. Voor het einde van het jaar werd er voor banken gezorgd,
evenals voor een hoeveelheid ijzer van verschillende soorten en voor een voorraad
hout. De eerste leider en leraar was een zekere Corio, die muziekonderricht gaf,
daar hij een mooie tenorstem bezat.
Op de tweede verdieping lag een slaapzaal van de werkjongens onder de ka-
mers van Don Bosco. Aan de zuidkant bevond zich de studiezaal; aan de andere kant
van de trap, de ontvangkamer voor vreemdelingen, het bureau van de prefect en de
kleermakerswerkplaats; en de klassen verhuisden naargelang dat het beste uitkwam.
Op de derde verdieping boven de kapel van Onze-Lieve-Vrouw was het lokaal
voor het zangonderricht van de clericus Cagliero; boven de deur liet Don Bosco in
1859 het opschrift aanbrengen: N e i m pe d i a s m u s i c a m . Vervolgens nog steeds
aan de zuidzijde, de zaal voor instrumentaal muziekonderricht, de provisiekamer,
de ziekenafdeling, het verblijf van moeder Margherita en van haar helpsters en,
helemaal aan het uiteinde, een vertrek voor de kleding en het linnengoed van de
gemeenschap. De rest van het huis, aan de noordzijde, werd in beslag genomen door
de slaapzalen, alsook door zolderkamers, die aan de zuidzijde echter een rij cel-
len vormden voor de leerkrachten en enkele oudere seminaristen.

34.7 Page 337

▲back to top
- V/333 -
Bij de bouw van 1853 had men de grond tussen de muren van de fundamenten laten
liggen, en die bleef daar geruime tijd; maar bij de bouwwerkzaamheden van dit
jaar, werden er de souterrains ondergebracht, zodat men aan de zuidzijde
de beschikking had over de refter voor de oversten, en aan de noordkant over
de grotere voor de jongens, alsmede over de keuken.
Vele van deze vertrekken waren echter onbewoonbaar tengevolge van de
vochtigheid van de muren en plafonds, toch was het dringend nodig ze ge-
reed te krijgen. Het slechte seizoen naderde reeds, en wat dan gedaan? Don
Bosco verloor de moed niet. Het deed hem teveel leed, een groot aantal
van de arme jongens, die hij reeds aangenomen had, langer aan verlatenheid en
ellende overgeleverd te laten, en hij begon ijverig te zorgen voor wat hij
vergeefs van de natuur verwachtte. Hij liet daarom grote metalen kolen-
manden maken, en gaf opdracht, dat deze dag en nacht in de nieuwe kamers
brandend gehouden zouden worden, opdat de wanden zo gauw mogelijk zouden
drogen en men er zonder gevaar voor de gezondheid zou kunnen slapen. De onder-
neming slaagde voortreffelijk; maar de duidelijke bescherming van Onze-
Lieve-Vrouw was nodig om een groot ongeluk te voorkomen. In een slaapzaal
dicht bij de klokkentoren, brandde veertien dagen lang een grote metalen
mand tot de rand toe gevuld met cokes. De vensters waren hermetisch geslo-
ten, de deur bijna steeds dicht. Niettemin kropen in de vroege morgen
enkele onervaren jongens, niet meer denkend aan de bevelen van hun over-
sten, daar weg om zich te verwarmen, daar het erg koud was; anderen, die er
daarna om dezelfde redenen met hun matrassen heengingen bleven er verschei-
dene nachten lang rustig slapen. Het was waarlijk een wonder dat zowel de
ene als de andere groep, in een verstikkende atmosfeer, waarin men zelfs
niet enkele minuten opgesloten kon blijven zonder te sterven, er zelfs niet de
minste hoofdpijn van kreeg.
Vanwege dit ernstige gevaar en om andere redenen van noodzakelijk
toezicht, hernieuwde Don Bosco het bevel dat de klassen, slaapzalen, werk-
plaatsen en de studiezaal, zodra deze door de jongens verlaten waren,
vooral gedurende de recreatie gesloten moesten blijven en dat de sleutels
ter hand gesteld zouden worden aan degene die tot taak had ze te bewaren.
Toen alles zo voor de goede gang van zaken geregeld was en iedereen
in het Tehuis de hem aangewezen plaats had ingenomen, trad Don Alasonatti
in de plaats van Don Bosco en voerde in overleg met hem de gehele admini-
stratie van de leerlingen. Daarom had hij op de muren van de zuilengangen
de volgende mededeling laten aanbrengen, die wij voor het eerste behouden
document van deze aard menen te moeten houden:
"
Te beginnen met de eerste van de maand oktober zal er in dit
" huis op de eerste verdieping van de trap een kamer zijn voor het uitreiken
" en ontvangen, over en weer, van voorwerpen tussen oversten, leer-
" lingen en hun verwanten.
"
In dat lokaal zal 's zaterdags na het avondmaal en 's zondags
" na het middageten iemand aanwezig zijn die tot taak heeft de verhou-
" dingen na te gaan en te regelen die er behoren te zijn tussen de
" ambachtsjongens en hun patroons of opzichters, alsmede controle uit te
" oefenen op de verschillende ontvangen aanvragen voor kleding en
" andere voorwerpen die de jongens nodig zouden kunnen hebben.
"
In dit lokaal kunnen in het half uur voor het ontbijt en in
" het halve uur voor de middagschool de studenten alles verkrijgen wat
" zij voor de studie en de klas nodig hebben.

34.8 Page 338

▲back to top
- V/334 -
" Van daar gaan ook de bijzondere rekeningen uit en gebeuren de
" betalingen voor de kleinere kosten en voor de herstellingen van
" kleding, schoeisel, boekbinden, enz."
Don Bosco wilde dit werk echter op een waardige wijze bekronen, en
toen de zuilengangen gewit waren, dacht hij erover om boven de bogen en
tegen de pijlers door Pietro Enria enkele opschriften te laten aanbrengen
in grote drukletters en bestaande uit citaten uit de Heilige Schrift. Hij
wilde dat zelfs de muren van zijn Huis zouden spreken van de noodzaak om
de ziel te redden. Hij zei altijd: - "Onder deze bogen blijven de jongens
soms staan als ze moe zijn van het spelen, of ze wandelen er op en neer.
De vreemdelingen die voor allerlei zaken naar het Oratorio komen, blijven
hier staan wachten op het ogenblik dat ze ontvangen worden. Zowel de ene
als de andere groep zal bij het zien van die opschriften door nieuwsgie-
righeid gegrepen worden en ze lezen, al was het maar om de verveling te
verdrijven. Dan is er een goede gedachte in hun geest gehamerd die te zijner
tijd tot een vruchtbaar resultaat kan leiden." - De opschriften waren in
het Latijn en de vertaling stond eronder.
We beginnen met de negen opschriften tegen de muur en opzij van het
poortje aan de voet van de trap van de klokkentoren, dat toegang gaf tot
de sacristie van de kerk van de H. Franciscus van Sales.
" I. In ea omnis qui petit accipit, qui quaerit çnvenit et pulsanti
"
aperietur. (Mt, 7,8)
"
Want al wie vraagt, verkrijgt; wie zoekt, vindt en voor
"
wie klopt, doet men open.
"
" II. Unus autem ex illis qui erat primus sic ait: Quid quaeris et
"
quid vis discere a nobis? Parati sumus mori, magis quam patrias Dei
"
leges praevaricari. (2 Machab. 7,2)
"
Toen sprak een van hen die als woordvoerder optrad: Wat ver-
"
langt ge van ons en wat wilt ge van ons te weten komen? Wij
"
zijn besloten liever te sterven dan de wetten der vaderen te
"
overtreden.
"
" III. Quorum remiseritis peccata remittuntur eis et quorum retinue-
"
ritis retenta sunt. (Jo, 20,23)
"
Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven; en wier
"
zonden gij niet vergeeft hun zijn ze niet vergeven.
"
" IV. Confitemini ergo alterutrum peccata vestra et orate pro invicem
"
ut salvemini: multum enim valet deprecation justi assidua.(Jac.
"
5,16)
"
Belijdt dus elkaar uw zonden en bidt voor elkaar, opdat gij
"
genezen moogt worden. Veel vermag het krachtdadige gebed van
"
een rechtvaardige.
"
" V. Si confiteamur paccata nostra fidelis est et justus Deus, ut re-
"
mittat nobis peccato nostra et emundet nos ab omni iniquitate.
"
(Joh. 1,9)

34.9 Page 339

▲back to top
- V/335 -
"
Als wij onze zonden belijden, zal Hij die getrouw is en
"
rechtvaardig, ons de zonden vergeven en ons reinigen van elke
"
ongerechtigheid.
"
" VI. Et tibi dabo claves regni coelorum et quodcumque ligaveris super
"
terram erit ligatum et in coelis, et quodcumque solveris super
"
terram erit solutum et in coelis. (Mt. 16,19)
"
Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen, en
"
wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn
"
en wat gij zult ontbinden, zal ook in de hemel ontbonden zijn.
"
" VII. Donec confiteantur iniquitates suas et majorum suorum quibus
"
praevaricati sunt in me et ambulaverunt ex adverso mihi. (Lev.
"
26,40)
"
Maar dan zullen zij hun zonde en die hunner vaderen beken-
"
nen, hoe zij ontrouw tegen Mij zijn geweest; hoe zij zich tegen
"
Mij hebben verzet.
"
"VIII. Delictum meum cognitum tibi feci et injustitiam meam non abs-
"
condi. Dixi: Confitebor adversum me injustitiam meam Domino;
"
et tu remisisti impietatem peccati mei. (Ps. 31,5)
"
Maar toen ik U mijn zonde beleed, mijn schuld niet ver-
"
heelde, en sprak: - "Ik wil Jahweh mijn misdaad bekennen",
"
toen hebt gij de schuld mijner zonde vergeven.
"
" IX. Et steterunt et confitebantur peccata sua et iniquitates patrum
"
suorum. (Esdr. 9,2)
"
Zij plaatsten zich voor Jahweh en bekenden hun zonden en de
"
misslagen van hun voorvaders.
Deze opschriften vormen een volledige verhandeling over de biecht.
Het eerste stelt als grondslag het gebed, het tweede het besluit om in Gods
genade te blijven, het derde de instelling van het Sacrament en de heer-
schappij die de Heer aan de Apostelen gaf over de zonden, het vierde het voor-
schrift om de zonden te biechten, het vijfde van de vergeving, het zesde
de volledige macht van Petrus om te binden of te ontbinden, het zevende en
het achtste de ernst van de biecht, het negende het gebruik der joden om
hun schuld te belijden.
Boven de boog van het gedeelte dat langs de kerk liep werd in een nis
een mooi beeld van Onze-Lieve-Vrouw geplaatst, waarvoor in de meimaand een
mooie versiering werd aangebracht met draperieën en verlichting, waarvoor
de studenten in het mooie jaargetijde het avondgebed deden. Onder de nis
werden in een lijst gewoonlijk de voorgestelde fioretti en de voorgestelde
schietgebeden voor iedere dag van de Mariamaand en van de voornaamste
novenen aangebracht. Doch deze nis wachtte in werkelijkheid op een ander
beeld, dat tien jaar lang de wacht betrokken had in het huis Pinardi,
tussen 1846 en 1856, en dat bij de sloopwerkzaamheden verdwenen was. Hoe
was dat in zijn werk gegaan? Don Giacomelli had het middel gevonden om het
in veiligheid te brengen. Daar hij bewaren wilde wat hij het voornaamste
monument der stichting van het Oratorio noemde, dat wil zeggen de genaden
van Maria, bracht hij het over naar Avigliana naar zijn vaderlijk huis,
waar hij en zijn familie het steeds vereerden met gebed, licht en bloemen, wat

34.10 Page 340

▲back to top
- V/336 -
ook na zijn dood werd voortgezet.
Op de muur tegenover het beeld onder de boog was voor Haar die geheel zui-
ver is, dit opschrift aangebracht.
" Qui faciunt peccatun et iniquitatem hostes sunt animae suae. (Tob.
" 12,10)
" Degenen die zonden en ongerechtigheid bedrijven zijn vijanden van
" hun eigen ziel.
"
Zo droeg eveneens elk van de elf pilaren aan de binnenzijde
" zijn eigen opschrift. Het waren de tien geboden:
" I. Dominum Deum tuum adorabis et illi soli servies. (Mt. 4)
"
De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.
"
" II. Non assumes nomen Dei tui in vanum.
"
Gij zult de naam van God niet ijdel gebruiken.
"
" III. Qui blasphemaverit nomen Domini morte morietur. (Lev. 25)
"
Wie de naam van God vloekt zal met de dood gestraft worden.
"
" IV. Memento ut diem Sabbati sanctifices. (Exod. 20)
"
Denk eraan dat ge de Sabbat heiligt.
"
"
Qui polluerit illud Sabbatam morte morietur.
"
Wie hem schendt zal ter dood gebracht worden.
"
" V. Honora patrem et matrem tuam et longaevus eris super terram.
"
(Ex. 20)
"
Eert uw vaderen moeder, en ge zult lang leven op aarde.
"
Qui maledixerit patri vel matri aut eos percusserit morte
"
morietur.
"
Wie zijn vader of moeder zou vervloeken of de hand tegen
"
hen opheffen worden met de dood gestraft. "
" VI. Non occides. (Exod. 20)
"
Gij zult niet doodslaan.
"
Omnis homicida non intrabit in regnum coelorum.
"
Geen enkele moordenaar zal het rijk der hemelen binnengaan.
"
" VII. Non moechaberis. (Exod. 20)
"
Gij zult geen echtbreuk plegen.
"
Impudici non intrabunt in regnum Dei.
"
De ontuchtigen zullen het Godsrijk niet binnengaan.
"
"VIII. Non furtum facies. (Exod. 20,15)
"
Gij zult niet stelen.
"
Neque fures neque avari regnum Dei possidebunt.
"
Noch dieven noch gierigaards zullen het Godsrijk binnengaan.
"
" IX. Non loqueris contra proximum tuum falsum testimonium. (Exod. 20)
"
Gij zult tegen uw naaste geen valse getuigenis geven.
"
Os quod mentitur occidit animam. (Wijsh. 1,11)
"
Lastertaal doodt uw eigen ziel.

35 Pages 341-350

▲back to top

35.1 Page 341

▲back to top
- V/337 -
" X. Non desiderabis uxorem procimi tui. (Exod. 20)
"
Gij zult de persoon van uw naaste niet begeren.
" Qui viderit mulieram ad concupiscendam eam, jam moechatus
"
es eam in corde suo. (Mt. 5,28)
"
Alwie naar iemand kijkt met een verkeerde bedoeling, heeft
"
in zijn hart al zonde gedaan.
"
" XI. Non concupisces domum aut servum proximi tui. (Exod, 20)
"
Gij zult het huis van uw naaste niet verlangen noch zijn knecht.
"
Qui volunt divites fieri incidunt in tentationem et in laqueum
"
diaboli. (1 Tim.)
"
Zij die zich willen verrijken geraken in verzoeking en in de
"
strik van allerlei dwaze en kwalijke begeerten.
Aan de voet van de middentrap stond aan de linkerkant een bus opgesteld
met het volgende opschrift:
"
AALMOES VOOR HET ORATORIO
"
" Eleemosyna a morte liberat et purgat peccata et facit invenire mi-
" sericordiam et vitam aeternam. (Tob. 12,9)
" De aalmoes bevrijdt van de dood, zij maakt zuiver van zonden
" en doet barmhartigheid en het eeuwig leven vinden.
Don Bosco was bijzonder tevreden toen Enria met het schilderen van die
opschriften gereed was. In de korte avondtoespraken was hij gewoon er een korte
verklaring van te geven, en wanneer hij met enkele vreemdelingen onder de bogen-
galerij doorliep, schiep hij er dikwijls behagen in deze Bijbelse spreuken te
lezen, waarbij hij ze de artikelen van zijn wetboek noemde, die de kunst behels-
den, zoals hij zei, om goed te leven en goed te sterven.
Wie ook volledig voldaan was door al deze werkzaamheden was de theol. Bo-
rel, die het nieuwe gebouw op zekere dag kwam bezoeken en daarna tot de seminarist
Rua zei: - "Ik zie dat hier werkelijk bewaarheid wordt wat Don Bosco mij voorspeld
heeft, toen hij voor waanzinnig gehouden werd. Hij zei tegen me, dat hij zijn Ora-
torio reeds voor zich zag en thans zie ik het precies in de vorm zoals hij het
me heeft beschreven. En de hoop aarde, waarop Don Bosco zei dat daar het
hoofdaltaar van de kerk van de H. Franciscus van Sales zou komen te staan. Er
gaan zeven jaren voorbij en we zien die hoop grond nog steeds daar. En uiteinde-
lijk verdwijnt die aarde en op de plaats ervan wordt het voorzegde altaar opge-
richt!"

35.2 Page 342

▲back to top
- V/338 -
H O _O_ F D S T U K XLIV.
HET LAGERE GYMNASIUM IN HET ORATORIO - INDRUK DIE DON BOSCO
OP TWEE NIEUWE LEERLINGEN MAAKT - DE STUDENTEN VAN COTTOLENGO
OP DE SCHOLEN VAN DON BOSCO - DE LAGERE DAGSCHOOL VOOR DE
EXTERNEN - TOESPRAAKJES: GOD WIL ALLEN REDDEN – PREEK OVER
SLECHTE BOEKEN - KATHOLIEKE LECTUUR - GEZAGHEBBEND OORDEEL
OVER DE WERKZAAMHEID
VAN DON BOSCO - DOOD VAN DE DIRECTEUR VAN HET ORATORIO
VAN DE H. ALOYSIUS EN GEVOLGEN.
Half oktober 1856 was het aantal leerlingen van het Hospitium reeds tot
goed 150 gestegen. Voor wat de studie betreft, ging de seminarist Francesia in
het schooljaar 1856 en 1857 door met de leiding van de derde klas gymnasium en de
leraar Blanchi, die gratis zijn medewerking verleende, werd aangesteld om onder-
richt te geven in de samengevoegde eerste en tweede klas van het gymnasium. Deze
bevoegde leraar was een verovering die Don Bosco gemaakt had toen hij in de maand
juli in Foglizzo was gaan preken op uitnodiging van de pastoor Alberti Matteo,
waar na veertig en meer jaren de herinnering aan zijn preek nog levend was. Heel
het lagere gymnasium was dus in het Oratorio samengetrokken en alleen de leer-
lingen der poësis en retorica bleven de lessen van prof. Don Picco volgen. Tot hen
behoorde ook Domenico Savio, wiens gezondheid beter geworden scheen, en Don Picco,
die reeds bij herhaling had horen spreken over de opmerkelijke talenten van
deze jongen, liet hem gratis tot zijn lessen der poësis toe.
Onder de jongens die in het Oratorio gekomen waren stonden bij de studenten
ingeschreven: Carlo Ghivarello, Nicolao Cibrario, Francesco Cerruti, Domenico Bon-
giovanni en Giovanni Boggero.
Twee van hen herinnerden zich de indrukken die zij bij hun komst in het
Oratorio hadden opgedaan; Francesco Cerruti schreef: - "Toen ik op 11 november
1856 als student voor de tweede klas gymnasium, in het Oratorio van de H. Fran-
ciscus van Sales kwam, en ik mij temidden van 169 interne leerlingen bevond, werd
ik ten zeerste verrast door de verschijning van Don Bosco en ik zou die indruk
nimmer vergeten. Het kwam me voor in hem iemand te vinden die heel anders was,
beter gezegd, iemand die meer was dan degenen die ik tot dan toe onder de andere
priesters ontmoet had. Deze overtuiging leefde eveneens onder zeer velen van mijn
kameraden, namelijk dat Don Bosco een buitengewone en heilige persoonlijkheid
was; en die overtuiging werd steeds groter in me, toen ik hem meer van nabij kon
leren kennen, genieten kon van zijn gesprekken, en zijn persoonlijke en in het
openbaar uitgesproken raadgevingen hoorde, en vooral door wat hij me zei in de

35.3 Page 343

▲back to top
- V/339 -
biecht, waarbij hij steeds de glorie van God en het welzijn van mijn
ziel beoogde door middel van de veelvuldige heilige communie. Vervolgens
had ik bewondering voor zijn nederigheid, die bleek uit zijn bijzondere zorgen
voor de allerarmsten, jongens van het zondagsoratorio, de havelozen, die
geen opvoeding gehad hadden en dikwijls vuil waren en onder het ongedierte
zaten. Ik herinner me, en dat was de eerste en sterkste indruk die ik
kreeg, dat ik, in het Oratorio gekomen, met andere externen bij hem ging
biechten en hem omringd zag door een aantal van zulke jongens, waarbij er een
was die afschuwelijk stonk. Het scheen dat hij het prettig vond zich temid-
den van hen te bevinden. Ik zag dat hij op zondagen en soms ook wel op
werkdagen, honderden losbandige en ongedisciplineerde jongens bij zich had, met
wie hij ook onder vier ogen sprak en waarvan hij geleidelijk aan goede en
vurige christenen maakte. Hij had er een grote voorkeur voor, zich het
hoofd van de deugnieten van Turijn te noemen. Om hen ertoe te brengen naar
het Oratorio te komen trok hij hen op allerlei aangename wijzen tot zich, waar
hij hen ook vond. En zowel door middel van avondscholen, ontspanning, mu-
ziek, toneel, als door hen te onthalen op een kleine maaltijd, hun wat
snoepgoed te geven of door goocheltoeren en behendigheidsspelletjes, waar
hijzelf een meester in was, hield hij hen verre van het kwaad, voerde
hij hen tot de deugd en tot een veelvuldig gebruik van de sacramenten:
daarin kende hij geen vermoeidheid. Nooit liet hij merken dat hij uitge-
put was of dat het hem begon te vervelen, steeds deed hij zich hartelijk
en opgewekt voor tegenover de jongens die de Voorzienigheid hem toever-
trouwde. Hij droeg eveneens zo weinig zorg voor zichzelf en voor zijn
eigen gezondheid, dat hij dikwijls met de koorts op het lijf doorging met
zijn gewone werkzaamheden, met catechismuslessen en preken, zoals een gezonde
zou hebben gedaan."
Voegen wij aan dit getuigenis nog dat van Domenico Bongiovanni
toe. "Ik ben het zondagsoratorio beginnen te bezoeken in 1852 en het Jon-
genstehuis in 1855. In 1856 vroeg ik Don Bosco mij in het Tehuis op te
nemen. Daar hij wegens plaatsgebrek niet in staat was onmiddellijk aan
mijn verlangen te voldoen, stond hij me toe naar school te komen. Bij het
eerste onderhoud vroeg hij me intussen reeds, een noveen te houden in
voorbereiding op de algemene biecht en in het bijzonder om de wil van God
omtrent mijn roeping te leren kennen. Verschillende maanden daarna kwam
ik definitief in het Oratorio en werd mettertijd student van de tweede
klas gymnasium. Voordat het schooljaar ten einde liep, bedroeg het aantal
van mijn kameraden, studenten en werkjongens, meer dan 200.
Ik bewonderde Don Bosco omdat hij steeds rustig, geduldig en opge-
wekt was. Men zei dat Don Bosco vurig en trots van aard was, mij kwam
het daarentegen voor dat hij begenadigd was met een van nature goedig en
zachtaardig karakter, zodat hij zichzelf geweld zou hebben moeten doen
om enig ongeduld te tonen."
De zaken betreffende het Oratorio waren dus goed geregeld, temeer
daar de aanwezigheid van Don Bosco alleen reeds voor allen een voortduren-
de preek was en een opwekking tot het goede; en voor de studenten kwam
daarbij nog een machtige prikkel tot onderlinge wedijver.
Kanunnik Anglesio, die in die tijd nog niet voldoende leerkrachten
bezat, en die er zich bij Don Bosco over beklaagde dat hij zijn jongens
naar de scholen in de stad moest sturen, verzocht Don Bosco deze jongens
in de klassen van zijn Oratorio op te nemen; met graagte ging Don Bosco
daarop in. Vandaar dat er vanaf 1856 tot 1859 iedere schooldag, 's morgens en 's

35.4 Page 344

▲back to top
- V/340 -
avonds, een behoorlijk aantal van die jongens op het vastgestelde uur naar onze
klassen kwamen en temidden van ons naar dezelfde lessen luisterden, wedijverend
in studiezin en goed gedrag. Allen herinneren zich, dat er verschillenden
waren van grote bekwaamheid. Op het einde van het schooljaar vond de
uitdeling van de prijzen plaats, die voor beide groepen beschikbaar waren.
Aan de plechtigheid, die door zang en muziek werd opgeluisterd, namen
steeds verschillende aanzienlijke personen deel, de directeuren van de
twee Instituten en verschillende van hun weldoeners. Vele van onze mede-
leerlingen van het Hospitium van Cottolengo behaalden bovendien schitterende
resultaten; enkele van hen werden bisschop, anderen voorbeeldige pries-
ters in de diocesen, anderen weer ijverige missionarissen, zodat men se-
dertdien van Don Bosco kon zeggen dat hij zich verdienstelijk maakte voor
de vreemde missiën, anderen, die allen hun eigen weg volgden, bekleedden later
ofwel belangrijke posten in overheidsdienst of onderscheidden zich in de
rangen van het leger.
Wij bewaren een mooi handschrift van deze eerste medeleerlingen
opgevoed in het Kleine Huis van de goddelijke Voorzienigheid, waarin zij
getuigenis afleggen van hun erkentelijkheid jegens de leraren van het Ora-
torio.
" Ter gelegenheid van de laatste dag van het schooljaar 1857, 10 juli,
" aan de eerwaarde Heer Giovanni Francesia, leraar van de 3de klas
" gymnasium.
"
Wanneer wij op deze langverwachte en voor ons gelukkige dag,
" blijdschap voelen in ons hart, en het om zo te zeggen van vreugde
" klopt, dronken is van vreugdevolle hoop dat de uitslag van het ko-
" mende examen goed zal zijn, wie anders zullen we dan voor de bewer-
" ker van deze vreugde en van onze hoop moeten aanzien dan U, onze
" welbeminde Leraar? Want waarlijk, door U, en dank zij Uw geduld dat
" wij vaak niet verdienen, maar dat ons niettemin steeds weer ver-
" baast, verrijken wij onze geest met zoveel voor ons noodzakelijke
" kennis, dank zij U leren wij Latijn en nog veel meer; kortom, we hebben
" van U zoveel en zulke grote weldaden ontvangen, dat wij ons on-
" machtig verklaren U daarvoor hier op aarde de verplichte dank te
" betuigen, maar wij kunnen wel, en wij beloven dit ook, vurige gebeden
" richten tot de goede God, dat hij U eens in zijn heerlijkheid zal opne-
" men, en U bovendien de beloning zal geven die past bij de vele moeiten
" die U zich voor ons getroost hebt. Als de zaken zo staan, moeten wij
" dan niet blij en opgewekt zijn op deze zo gelukkige dag? Het is echter
" waar, dat deze laatste dag van het schooljaar droevig zou moeten zijn
" vanwege onze lange scheiding; doch het vaste vertrouwen dat U in Uw
" goedheid tegenover ons beminnelijke gevoelens bewaart, dit, ge-
" liefde leraar, houdt iedere droevige gedachte verre van ons. Wij
" achten ons Uw welwillendheid en liefde onwaardig. Maar gij, eer-
" biedwaardige leraar, wiens geduld nooit uitgeput raakte, hielpt ons zo-
" danig vooruit en verschafte ons zoveel goeds, dat ge ook wist te vergeven,
" waar er stellig schuld was aan onze zijde. We zijn er zeker van, dat Uw
" van brandende liefde vervulde hart, vooral zal kloppen wanneer ons wel-
" slagen ervan afhangt, en dan zult U de bloemen plukken die in de
" lentemorgen tevoorschijn komen, als de resultaten van de ons betoon-
" de welwillendheid. Wij wensen U een voorspoedige en blijde vakantie toe
" en hopen dat de Heer U nog in dit leven zal belo-

35.5 Page 345

▲back to top
- V/341 -
" nen voor de ijver die U te onzen voordele ten toon gespreid hebt.
"
"
Aangeboden door ons, leerlingen van Cottolengo.
Intussen was in november 1856 het lokaal nabij de ingang, bestemd
voor een lagere dagschool voorzien van de noodzakelijke meubels en beno-
digdheden. Niet lang daarna opende Don Bosco het voor de externe leerlin-
gen. Het was echt een wolk van jongens die er uit de huizen in de omtrek
heen trokken. Tot meester ervan stelde hij de jongen Giacomo Rossi aan,
geboortig uit Foglizzo, een bekwame baszanger en trompetspeler, die Don
Bosco had uitgenodigd naar het Oratorio te komen, toen hij in het geboorte-
dorp van de jongeman was gaan preken.
Het aantal leerlingen van het Oratorio bleef dus steeds toenemen,
evenals dat van het Hospitium.
Het deed Don Bosco's hart goed de familie van zoveel jongens zo te
zien groeien, jongens die allen onttrokken waren aan het gevaar van de on-
deugd, en op het pad der deugd geleid; de oudere jongens genoten er zelf
van de rijen van hun kleinere broeders zo te zien toenemen, en die nieuwe
jongens zelf waren verheugd een veilig toevluchtsoord en voedsel voor li-
chaam en geest gevonden te hebben; en ook vele ouders deed het goed te we-
ten dat hun kinderen goed onderricht en opgevoed werden, en ze drukten on-
omwonden hun erkentelijkheid daarover uit; van hun kant waren ook de wel-
doeners en weldoensters verheugd vanwege de goede resultaten van hun
liefdadigheid. Ook kanunnik Lorenzo Gastaldi, die in 1856 voor enkele da-
gen naar zijn geboortestreek gekomen was, zoals hij af en toe placht te
doen, bewonderde Don Bosco, wenste zichzelf geluk met hem en spoorde hem
ertoe aan met zijn bewonderenswaardige onderneming door te gaan.
Maar de krachtigste prikkel was steeds die van de liefde, en Don
Bosco leidde in die maanden met zijn innemende woorden de nieuwe leerlin-
gen tot het beoefenen van de deugd.
Giuseppe Reano zette enkele van zijn preken op schrift, die ten
doel hadden de jongens aan te moedigen op de weg naar het eeuwige leven,
omdat God hen allen beslist wilde redden. "Op alle avonden van de noveen
van de Opdracht in de Tempel, ondervroeg hij, na de gebeden, om zijn woor-
den nog meer kracht bij te zetten, enkele van de grotere jongens, en als
hij dan het verlangde antwoord ontvangen had, gaf hij er in het kort een
verklaring bij.
"Op de eerste avond van de noveen, toen hij op de kleine katheder of
op een bankje geklommen was, riep hij de seminarist Vaschetti bij de naam,
die al vele malen door hem ondervraagd was, en hij vroeg hem antwoord te
geven op de vraag: "Waarom moeten wij als vaststaand aannemen dat God ons
de hemel wil schenken?" - De seminarist antwoordde naar behoren en Don
Bosco voegde eraan toe: "Juist! Omdat God ons heeft laten geboren worden
in de schoot van de katholieke godsdienst, en ons bevoorrecht heeft boven
zoveel anderen, die geboren zijn te midden van volken die in dwaling le-
ven. Van onze kant is het echter noodzakelijk dat wij geloven aan wat Hij
aan de Kerk leerde, dat wij zijn geboden onderhouden en alles nalaten wat
Hij ons verboden heeft." - Vervolgens spoorde hij allen aan gedurende die
dagen de blik te laten gaan over de voorbije jaren en te overwegen of zij
ze op de goede manier hadden doorgebracht, en wanneer wij dan de bladzijde van

35.6 Page 346

▲back to top
- V/342 -
ons levensboek wilden omdraaien, moesten wij de rekening opmaken en nagaan
of de vergelijking in ons voordeel of in ons nadeel uitviel.
De tweede avond vroeg hij de jongens weer: - "Waarom moeten wij als
vaststaand aannemen dat God ons de hemel wil schenken?" - "Omdat we niet
alleen door Hem geschapen zijn en in de schoot der katholieke Kerk opgeno-
men zijn, maar omdat Hij ons het doopsel schonk en ons zodoende aannam als
zijn kinderen. Wij moeten ons echter blijven herinneren hoe wij bij monde
van onze peter, in de doopbeloften aan de wereld verzaakt hebben, aan de
duivel en aan het vlees, en plechtig beloofd hebben trouw te zijn aan Je-
zus-Christus en aan zijn Kerk."
Zeven achtereenvolgende avonden stelde Don Bosco dezelfde vraag aan
de jongens en wist het bewijs te leveren dat onze eeuwige redding de wil van God
is. - "Omdat God ons niet alleen geboren heeft laten worden in de schoot van de
Kerk, en ons het doopsel geschonken heeft, maar bovendien omdat Jezus-Christus de
biecht heeft ingesteld, door middel waarvan wij niet een enkele keer, geen twee
keer, geen honderd keren, maar vele en vele malen, en ook duizenden keren
zijn genade opnieuw kunnen verwerven, wanneer die door de zonde verloren
mocht zijn gegaan. Bedenk echter dat er geen hoop op vergiffenis zijn kan,
tenzij door een ernstige belijdenis, een oprecht berouw en een doeltref-
fend besluit om God niet meer te beledigen." - "Omdat, buiten hetgeen er op
de voorafgaande avonden gezegd is, Jezus-Christus ons op bewonderenswaardige wij-
ze begunstigd heeft door de instelling van de Heilige Eucharistie, door ons
zijn lichaam tot voedsel te geven en zijn bloed tot drank;" en hij riep
uit: "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt die zal het eeuwig leven
hebben. Maar vergeet ter liefde Gods niet dat, wie heiligschennend commu-
niceert, zijn eigen veroordeling eet en drinkt." - "Omdat de tweede Persoon
van de Heilige Drievuldigheid mens geworden is om ons van de eeuwige straf-
fen te bevrijden. Doch daartegenover dienen wij onze goddelijke Zaligmaker
aanhoudend te danken, de christelijke versterving in praktijk brengen en
onze wil te verloochenen door ons uit liefde tot Jezus-Christus af te
wenden van de aardse genoegens." - "Omdat Jezus voor ons aan het kruis
gestorven is, en al zijn bloed stortte voor onze redding, de oude veroor-
deling schrapte, en ons de Allerheiligste Maagd Maria tot moeder schonk."
- "Omdat God ons liefheeft van alle eeuwigheid, ons beveelt Hem boven
alles te beminnen, en dit als eerste van alle geboden gesteld heeft,
omdat Hij ons de liefde tot de evennaaste heeft doen kennen als een en
dezelfde als de liefde tot God; en vervolgens omdat Hij ons geleerd heeft,
dat de glorie van het paradijs de vervulling is van de genade." - En hij
voegde eraan toe. - "Niet allen kunnen vasten, of lange reizen ondernemen
voor de glorie van God, niet allen kunnen rijke aalmoezen geven, maar allen
kunnen liefhebben. Het is voldoende dit te willen."
Op dezelfde manier sprak Don Bosco voor de externe leerlingen,
waarbij hij zich in zijn redeneringen aanpaste bij hun bevattingsvermo-
gen. Daar de protestanten voortdurend verderfelijke boeken onder het volk
verspreidden, sprak Don Bosco op 16 november 1856 vanaf de preekstoel
over de apostel Paulus en vertelde daarbij het verhaal dat deze in de stad
Ephese een hoeveelheid boeken liet verbranden die toverijen en slechte
leringen bevatten, waarmee men het volk bedroog en tot allerlei soort
kwaad verleidde. Toen hij dit verhaal gedaan had, vroeg hij aan de semi-
narist Vaschetti: - "Waarom heeft de heilige Paulus in het openbaar een zo
groot aantal boeken laten verbranden, die misschien wel honderdduizend lire
waard waren, in plaats van ze te verkopen en het geld aan de armen te geven?

35.7 Page 347

▲back to top
- V/343 -
Of waarom hield hij ze niet bij zich?"
Vaschetti antwoordde: - "Wanneer die boeken in andere handen zouden zijn
gevallen, zouden des te meer personen zoveel dingen in zich hebben opgenomen die
schadelijk waren voor de zielen! Daarom achtte de H. Paulus het zijn dwingende
plicht ze te vernietigen. Hijzelf durfde het niet aan, deze verderfelijke boeken
te lezen." - En Don Bosco antwoordde daarop: "Dat heb je goed gezegd, want als
een vergiftigde drank mij kwaad kan doen, kan hij ook anderen kwaad doen; en er is
geen stoffelijk voordeel dat een morele schade kan te niet doen.
De jongens van het zondagsoratorio brachten alle boeken en kranten die ge-
vaarlijk waren en die ze bij zich thuis vonden of ten geschenke gekregen hadden,
naar Don Bosco om ze te laten verbranden. Hij vernietigde er heel wat, terwijl
hijzelf er voortdurend mee bezig was te zorgen voor het drukken van goede boeken.
De drukkerij van F. Tea te Ivrea had voor de maand december de aflevering der Ka-
tholieke Lectuur gereed: De Engelbewaarder der kinderen; gedachten ontleend aan
het boek van Claude Arvisenet, vicaris-generaal van Troyes. Het is een boek dat
het kind met raadgevingen en voorbeelden in al zijn dagelijkse handelingen
leidt, alsook in het beoefenen van de belangrijkste devoties; het omvat ook een
korte samenvatting der bewijzen van de waarheid van onze heilige godsdienst, in
de vorm van dialogen ontleend aan het oude en het nieuwe Testament; alsmede heel
korte gebeden voor verschillende omstandigheden.
Meer andere boeken werden door Don Bosco samengesteld: vier drukkerijen
waren, zoals we hebben opgemerkt, voor hem aan het werk. Monseigneur Bertagna
beschreef de werkzaamheid van Don Bosco op de volgende manier:
Don Bosco gaf de schitterendste voorbeelden van sterkte door voortdurend in
de weer te zijn, nu eens voor de ene, dan voor een andere taak; zonder zich ooit
gedurende de dag enige rust te gunnen, vatte hij terstond een andere zaak aan als
de vorige was afgewerkt; en gedurende de nacht was zijn rust slechts kort, en soms
rustte hij zelfs dan nog niet. En dan het geduld waarmee hij dikwijls toeliet dat
men hem stoorde in zijn werk; soms voor een niemendalletje. Dit gebeurde niet een
enkele keer, maar heel vaak, en dat zijn waarlijk bewonderenswaardige dingen. Hij
toonde zich nooit vermoeid, ook niet na nachtenlang met werken te hebben doorge-
bracht, hij vatte alles aan wat zijn hand te doen vond en zulks steeds met een als
het ware wonderbaarlijke rust." In eo quod amatur, aut non laboratur, aut labor
ipse amatur, zegt een grote heilige.
Maar bij zoveel werkzaamheden en zoveel redenen tot vreugde voegden zich
ook ernstige redenen tot droefheid.
De theol, Francesco Rossi, sinds drie jaren directeur van het Oratorio
van de H. Aloysius van Gonzaga in Portanuova, stierf op 5 november op de leeftijd
van slechts achtentwintig jaar. Levendig van aard en geestig, zeer vroom en bedre-
ven in de literaire, filosofische en theologische wetenschappen, was hij tegen-
over allen opgewekt, vrolijk, eerbiedig, meevoelend en welwillend. Zijn zorgen
voor de verwaarloosde jongens kenden geen grenzen, Preken, catechismusles, onder-
richting, biechthoren, raadgevingen, vermaningen, alles stelde hij in het werk
voor de jongens van dat Oratorio. De ene keer zag men hem op zoek naar een pa-
troon voor een jongen die zonder werk gevallen was, dan weer een beroep doen op
een patroon om medelijden te hebben, of een werkjongen aansporen tot vlijt; el-

35.8 Page 348

▲back to top
- V/344 -
ders zag men hem in het verborgene met levensmiddelen en kleren ergens heen-
gaan om de eerste gevolgen van de armoede te bezweren. Tezelfdertijd was
hij steeds bereid om retraites te geven, triduüms, missies, novenen. De
gevangenissen, de hospitalen, tal van kloosterinstellingen, de studerende
jeugd, zelfs de verblijven der militairen waren getuigen van zijn ijver en
naastenliefde. Hij was een waarachtige medewerker en navolger van Don Bosco.
Maar met al die inspanningen had hij zichzelf tenslotte verzwakt;
sommigen van zijn vrienden verzochten hem zich een beetje in acht te nemen.
Hij had echter geantwoord: "Een goed werkman stelt ni et uit tot morgen ,
wat hij vandaag kan doen." - Weldra verviel hij in een langdurige en
smartelijke ziekte, die hij met heldhaftig geduld verdroeg en die hem ten-
slotte het leven benam, nadat hij op buitengewoon stichtende wijze alle
troostmiddelen van de godsdienst ontvangen had. De jongens van het Orato-
rio van de H. Aloysius volgden de baar tot aan het graf, en de 13de novem-
ber wenste Don Bosco dat zij in hun kapel, verenigd met hun kameraden van
het Oratorio van Valdocco, met vele communies en een gezongen rouwmis zou-
den bidden voor deze uitverkoren ziel. De Armonia van 20 november publi-
ceerde een mooie necrologie van de theol. Rossi, die waarschijnlijk door Don
Bosco zelf is geschreven.
Maar evenzeer als dit verlies voor hem smartelijk was, was het erg
voor hem dat hij niemand kon vinden om de man te vervangen! Er volgde
daarna een periode van een jaar, waarin er in het Oratorio van de H. Aloy-
sius geen vaste directeur kon worden aangesteld. In die tijd zond Don
Bosco iedere zondag een seminarist naar Portanuova, die in de loop van de
week zijn best deed een geestelijke uit de stad te vinden, om 's morgens te ko-
men biechthoren en de Mis op te dragen en te preken; en soms ook een, om 's
avonds de diensten te verzorgen. Soms zond Don Cafasso ook een leerling
van het Convict. Onder degenen die zich in die tijd onderscheidden ver-
dient Don Demonte een bijzondere vermelding. Deze kon, vanwege zijn
leeftijd en een spraakgebrek, noch preken, noch biechthoren; maar hij kon
de Mis opdragen, catechismusles geven, en op eigen kosten voor prijzen
en spelen zorgen alsook voor kerkelijke benodigdheden. Hij was een hei-
lig en zeer rijk priester, die later heel zijn vermogen verloor, doordat
hij voor enkele van zijn verwanten borg gebleven was. Maar rijkdom noch
armoede waren in staat hem te beroven van zijn vrede des harten, noch
van de liefde tot God, de gehechtheid aan het Oratorio of van het verlan-
gen om zijn evennaaste te helpen.

35.9 Page 349

▲back to top
- V/345 -
H O O F D S T U K XLV.
ZIEKTE EN DOOD VAN MOEDER MARGHERITA - VERDRIET VAN DON
BOSCO EN EEN VERTROOSTENDE DROOM - VOLKSSTEMMING -
DE MOEDER VAN DON RUA IN HET ORATORIO - NIEUWE
PAUSELIJKE GUNST VOOR DE NACHTMIS MET KERSTMIS - HET
EINDE VAN HET JAAR - GELUKWENSEN EN GEBEDEN VAN
ERKENTELIJKHEID VOOR EEN GROOT WELDOENSTER -
DOOD VAN DE SEMINARIST MASSAGLIA.
Na de dood van de theol. Rossi werd Don Bosco door een nog diepere
smart getroffen. Tegen de tweede helft van november 1856 werd de innig
goede moeder Margherita ziek, die voor de jongens de plaats van hun moeder
had ingenomen en die hen door haar goedheid, door haar zorgzame aandacht en
door haar grote ijver als het ware deed vergeten dat zij hun moeder verlo-
ren hadden, of dat zij zich ver van haar bevonden. Haar ziekte - een hevi-
ge longontsteking - bracht de leerlingen ertoe veel te bidden voor haar ge-
nezing, deed hen verscheidene dagen lang tussen hoop en vrees zweven en
bood hun tevens de gelegenheid te tonen hoezeer ze zowel haar deugdzaamheid
als de liefde die zij hun toedroeg wisten te waarderen. Bijna ieder uur
kwam deze of gene jongen bij de deur van de ziekenkamer vragen hoe het
ermee ging. En als het avond was geworden, wachtten allen, na de gemeen-
schappelijke gebeden, in angstige spanning, om van Don Bosco of van
Don Alasonatti te vernemen hoe haar toestand was, en geen van allen ging
slapen alvorens haar te hebben aanbevolen aan Onze-Lieve-Vrouw Troosteres der
Bedrukten.
Dokter Celso Bellingeri, een vurige katholiek, wijdde zijn beste
zorgen aan haar. Hij was een geleerd man en bedreven in de geneeskunde.
Hij was de dokter van de interne jongens en leraar in de natuurweten-
schappen van de eerste seminaristen die zich voorbereidden op het behalen van
een academische graad. Don Bosco toonde grote genegenheid en erkentelijk-
heid jegens hem, terwijl hij ook zelf zijn moeder met de grootste zorgen
omringde. Hij bracht veel tijd door aan haar ziekbed; niets verzuimde
hij dat haar ten nutte kon komen en hij stond haar bij met heilige gedachten
en schietgebeden. Samen met hem waakten zijn broer Giuseppe, die in aller-
ijl van Castelnuovo gekomen was, en zijn tante Maria Anna Occhiena en me-
vrouw Giovanna Maria Rua.
Desondanks werd de ziekte zeer ernstig, en helaas ongeneeslijk.
Zeer groot werd de bezorgdheid van de jongens toen ze hoorden dat de
theoloog Giovanni Borel haar biecht kwam horen, want deze was haar gees-
telijke leidsman en onuitsprekelijk was hun verdriet toen haar de heilige
teerspijze gebracht werd.

35.10 Page 350

▲back to top
- V/346 -
Margherita was zich de ernst van haar ziekte toen ten volle bewust, en
zij wilde haar zonen haar laatste vermaningen geven. Toen zij alleen was met Don
Bosco zei ze tegen hem: - "Wat ik je nu zeg, verklaar ik je met dezelfde ernst
waarmee ik in de biecht met je zou spreken, opdat je beter de situatie van het
Oratorio zou kennen. Je moet veel vertrouwen stellen in degenen die met je samen-
werken in de wijngaard des Heren, doch alleen ten opzichte van die dingen waarvan
je zeker bent dat zij tot de eer van God strekken. Bedenk dat velen in plaats van
de eer van God te zoeken, alleen op eigen voordeel bedacht zijn. Ik moet vertrek-
ken en de zaken van het Hospitium aan de handen van anderen overlaten. Dat is een
verandering die je last zal veroorzaken, maar Onze-Lieve-Vrouw zal niet nalaten je
zaken te behartigen. Geen glorie noch succes zoeken in het werk. Zoek de glorie
van God, maar neem de werkelijke armoede tot grondslag. Je hebt er verschillenden
die de armoede in anderen beminnen, maar niet in zichzelf. Het vruchtbaarste on-
derricht is, te doen wat men anderen opdraagt. Je familie moet in haar eigen staat
blijven, dat wil zeggen in de staat van armoede en dat zal hun allen goed doen." -
Daarna begon zij te spreken over tal van vertrouwelijke dingen die het Oratorio
betroffen en wel op een zodanig juiste manier, dat Don Bosco wel verwonderd moest
zijn over zoveel scherpzinnigheid. Over de seminaristen Rua, Cagliero, Durando en
Francesia verklaarde zij tegenover hem dat zij waardevolle en trouwe steunpilaren
zouden zijn. Ten aanzien van anderen vermaande zij hem ze niet te vertrouwen. Over
de twee gebroeders Fer... zei ze hem: - "Wees erop bedacht dat zij van je welda-
digheid willen profiteren en meer niet." - Tenslotte beval zij zich aan in de
gebeden van al de priesters, de seminaristen en de jongens van het huis, en zij
besloot met te zeggen dat zij, zodra zij in Gods barmhartigheid zou zijn opgeno-
men, zonder ophouden zou bidden voor het Oratorio, Daarna scheen zij in een lichte
staat van bewusteloosheid te geraken en begon zij onsamenhangend te spreken. -
"Op het ogenblik", zei ze, Don Bosco recht in het gezicht kijkend, "doe je wat
je niet weet en wat je niet ziet; maar je zult het zien en weten zodra je het
licht van de Ster gekregen hebt."
Ook onderhield zij zich met haar zoon Giuseppe: - "Giuseppe", zo zei ze,
"ik moet jou en je gezin verlaten. Ik heb steeds gedaan wat ik kon en ik geloof
dat allen, daaraan hebben beantwoord. Zorg er echter voor dat je jongens blijven
op de plaats waar God hen heeft geroepen, tenzij zij neiging voelen tot de geeste-
lijke of kloosterlijke staat. Denk erom dat zij landbouwers zullen zijn, maar op
eerzame manier hun brood verdienen. Wanneer zij een andere levensstaat aanvaar-
den lopen zij de kans verspillers te worden van de opbrengst van hun ijver. Wat
ik je thans zeg, moet je overwegen en het zal je tot richtlijn dienen in tal van
dingen die ik je op het ogenblik door mijn zwakheid niet uiteen kan zetten.
Blijf alles doen wat je kunt voor het Oratorio. De heilige Maagd zal je zege-
nen en jouw leven en je gezin gelukkig maken.
Toen er sprake was om haar het Heilig Oliesel toe te dienen, herhaalde ze
tegenover Giovanni wat ze hem reeds eerder gezegd had. - "Er is een tijd geweest
dat ik je hielp de heilige sacramenten van onze heilige godsdienst te ontvangen.
Thans moet jij je moeder helpen om waardig dit laatste sacrament van mijn leven te
ontvangen. Je moet de voorgeschreven gebeden samen met mij zeggen. Ik zal gauw
geen woorden meer kunnen uitspreken; jij moet ze met duidelijke stem zeggen, en
ik zal proberen ze tenminste inwendig te herhalen."
Maar de avond kwam die haar laatste zou zijn. Don Bosco had tot een zeer

36 Pages 351-360

▲back to top

36.1 Page 351

▲back to top
- V/347 -
laat uur bij de beminde zieke gewaakt en haar met zijn zorgen omringd; hij was
echter aan een hevig verdriet ten prooi. Aan de andere zijde van het bed
stond Giuseppe die er, hoewel hij evenveel van zijn moeder hield, ech-
ter in slaagde in die omstandigheden zijn verdriet te verbergen. Plots
w e n d d e d e g o e de m o e d e r z i c h t o t D o n B o s c o e n z e i t e g e n h e m : - "G o d
weet, hoeveel ik in de loop van mijn leven van je heb gehouden. Ik hoop
nog meer van je te kunnen houden in de eeuwige zaligheid. Mijn geweten
is gerust, ik heb mijn plicht gedaan in alle opzichten. Het mag misschien
wel eens de schijn gehad hebben dat ik in sommige dingen te streng was,
maar dat was toch niet zo. Het was de stem van de plicht die mij daartoe
dwong en aanzette. Zeg aan onze beminde jongens dat ik voor hen gewerkt
heb en dat ik hun een moederlijke genegenheid toedraag. Ook jou zou ik
willen vragen hen veel voor me te laten bidden en minstens één keer de com-
munie op te laten dragen voor de verlichting van mijn ziel." - Op dat ogen-
blik waren beiden zo ontroerd, dat hun gesprek voor een ogenblik stokte.
Margherita vervolgde, toen ze weer wat op adem gekomen was: - "Ga,
mijn beste Giovanni, ga uit mijn aanwezigheid weg, want het bedroeft me te
zeer, je zo verdrietig te zien, en je zult zelf teveel lijden door mij in
mijn laatste ogenblikken te zien. Vaarwel, lieve Giovanni. Bedenk dat dit
leven bestaat in het lijden. De ware vreugden zullen we in het eeuwig le-
ven bezitten. Ga, trek je terug in je kamer en bid voor me."
Don Bosco aarzelde zich van haar bed te verwijderen. Margherita
keek hem recht aan, sloeg toen de ogen ten hemel alsof zij wilde zeggen:
- "Je lijdt en doet mij lijden; ga en bid dat wij in de eeuwige zaligheid
alles zullen begrijpen. Don Alasonatti is hier en dat is voor mij genoeg."
Nadat hij haar op innige manier goedendag gezegd had, trok hij zich
toen in zijn kamer terug, maar dacht niet dat het gevaar, haar te verliezen,
onmiddellijk nabij was. Daarna stak hij drie keer de lamp aan, maar
deze ging elk van de drie keren vanzelf weer uit.
Onmiddellijk moest hij denken aan het dierbare leven, dat naar hij
vreesde, spoedig zou worden uitgedoofd. Toen hij er eindelijk in ge-
slaagd was licht te maken, maakte hij zich gereed om naar bed te gaan.
Maar, hoe vreemd! Het portret van zijn moeder dat naast het bed aan de
muur was opgehangen, hing met het gezicht naar de wand toe. Don Bosco had
dit niet gedaan; bij niemand in huis kon een dergelijke gril opkomen,
temeer niet wijl de genegen eerbied voor de overste een dergelijke oneer-
biedige daad niet zou hebben verdragen. Dus? Van een diepe vrees vervuld
durfde hij niet naar bed gaan. - "Ik vrees", zei hij bij zichzelf, "dat
dit een teken is dat de hemel mij zendt om mij te waarschuwen dat mijn
lieve moeder spoedig naar de eeuwigheid zal gaan." Daarna keerde hij te-
rug naar het bed van de beminde zieke. Het was ongeveer middernacht.
Zijn moeder werd zijn aanwezigheid gewaar en gaf hem een teken, dat
hij zich zou verwijderen, maar Giovanni bleef onbeweeglijk staan. Zij
drong aan. - "Je moogt niet weigeren!..."
En met door snikken verstikte stem antwoordde Don Bosco: "Een
liefdevolle zoon kan op zulke ogenblikken niet weggaan."
Margherita bleef een ogenblik in stilzwijgen verzonken en toen, hem
bij zijn naam noemend: - "Ik vraag je me een genoegen te doen", zei ze;
"het is de laatste keer dat ik je dat vraag. Ik lijd dubbel door jou te
zien lijden. Ik heb voldoende bijstand. Ga jij, bid voor mij; ik verlang niets

36.2 Page 352

▲back to top
- V/348 -
anders: vaarwel." - Het was haar laatste groet.
Don Bosco trok zich gehoorzaam terug. Enkele ogenblikken later begon de
doodsstrijd. Het was de 25ste november. Om drie uur 's morgens hoorde Don
Bosco, die niet naar bed gegaan was, de stap van Giuseppe die naar zijn kamer
kwam, De vrome vrouw was naar de hemel gegaan. Beide broers keken elkaar aan
zonder een woord te zeggen. Toen barstten zij in een hartverscheurend snikken
uit, dat de verschillende leerlingen seminaristen en leken, die Giuseppe ge-
volgd waren diep aangreep.
En de jongens? Geen pen zal ooit in staat zijn hun smart te beschrijven,
hun gesnik en geween, toen ze het vreselijke nieuws vernamen dat de moeder van Don
Bosco en hun eigen moeder er niet meer was. Maar Don Bosco sprak tot hen, toen hij
allen om zich heen verzameld had om hen te troosten: "We hebben onze moeder ver-
loren, maar ik ben er zeker van dat zij ons vanuit de hemel zal helpen. Zij was
een heilige!"
En zo dacht iedereen over haar, vooral om haar naastenliefde. Zij had
nooit geweigerd welke arme ook iets te geven, die haar om een aalmoes kwam vra-
gen, en zij had haar best gedaan allen de noodzaak en het belang bij te brengen
van wat Jezus-Christus beveelt in het Evangelie omtrent de werken van barmhartig-
heid. Tot dit doel had zij zich aan tal van ontberingen onderworpen. Nu zij ge-
storven was, werd er in haar kamer niets aangetroffen dat ook maar op een zweem
van gemakzucht wees, en niets wat erop duidde dat zij haar gevorderde leeftijd
verlicht had met drank, snoep, wijn, likeuren of andere dingen. Ook hadden enkele
brave vrouwen die gekomen waren om het stoffelijk overschot te verzorgen, Don
Bosco verlof gevraagd om haar kleren te mogen meenemen en houden. Dat werd gaar-
ne toegestaan, maar ze werden teleurgesteld, daar er niets te vinden was, want
de overledene had de hele voorraad van haar linnenkast voor het Oratorio ge-
bruikt, evenals die van haar kleerkast, alles was gebruikt om enkele gezinnen
uit de nood te helpen. Het enige kleed dat overgebleven was diende om haar lijk te
omhullen, en in de zak daarvan vond men twaalf lire die Margherita niet meer had
kunnen uitgeven. Don Bosco had ze haar enkele dagen voor ze ziek werd gegeven,
om zich iets te kunnen aanschaffen om haar hoofd te bedekken; maar het is wel
zeker dat een deel van dit geringe bedrag ook nog in handen van de armen te-
rechtgekomen zou zijn.
Op de morgen van haar dood begaf Don Bosco zich in gezelschap van de jonge
Giuseppe Buzzetti op weg, om in de crypte van de Consolatakerk de H. Mis te gaan
opdragen. Na de offering van het goddelijk Lam en het aan de Eeuwige Vader te
hebben aangeboden ter verlichting van de ziel van zijn moeder, bleef Don Bosco
langdurig bidden voor het beeld van Onze-Lieve-Vrouw Troosteres der Bedroefden.
Onder meer zei hij: - "0 allerbarmhartigste Maagd, ik en mijn kleine zonen
hebben thans geen moeder meer; ach! weest gij voortaan op zeer bijzondere
wijze mijn en ook hun Moeder." - Maria schijnt zijn gebeden verhoord te heb-
ben, en wel op een heel bijzondere wijze, zoals uit de voorspoedige ontwikkeling
van het Oratorio blijkt. De begrafenis had in alle eenvoud plaats, maar vervulde
de harten van allen met gevoelens van de innigste liefde. Er werd een plechtige
mis opgedragen in de kerk van het Oratorio, en de jongens namen deel aan de al-
gemene H. Communie voor de zielerust van hun voortreffelijke weldoenster en moeder.
Daarna vergezelden allen het stoffelijk overschot naar de parochiekerk, en de
kapel van het Jongenstehuis wisselde het zingen van het Miserere af met treurmu-
ziek. De begrafenisstoet was zo ordelijk en vervulde alle toeschouwers met zo-

36.3 Page 353

▲back to top
- V/349 -
veel stichtende gevoelens, dat onder meer de voorname mevrouw Margherita Gas-
taldi, moeder van kanunnik Lorenzo, moest zeggen dat ze nog nooit een zo
ontroerende begrafenis had bijgewoond.
Verscheurd van smart, begaf Don Bosco zich na de begrafenis naar
Susa waar hij logeerde bij zijn vriend de kanunnik Rosaz, om wat verstrooi-
ing te hebben. Maar hij bleef er niet langer dan een dag en, in Turijn te-
ruggekeerd, ging hij door met vurig te bidden en veel te laten bidden voor
de ziel van zijn moeder, en stichtte een jaardienst. Hij sprak steeds met
kinderlijke genegenheid over haar, en hij verhaalde met zichtbare voldoening van
haar buitengewone deugden, zowel in het openbaar als in particuliere ge-
sprekken. Hij besliste ook dat een van zijn priesters de stichtende trek-
ken uit haar leven zou verzamelen en publiceren ter nagedachtenis aan haar
en tot algemene stichting. En in zijn laatste dagen kon men nog vast-
stellen hoe levend zijn genegenheid voor zijn moeder gebleven was, want
als hij over haar sprak weende hij altijd, en wie 's nachts voor hem zorgde
hoorde hem in zijn half wakende toestand om zijn moeder roepen. In zijn
dromen zag hij haar dikwijls voor zich, en die dromen bleven onuitwisbaar
in zijn geest geprent en soms vertelde hij er ons over.
In augustus 1860 scheen hij haar te ontmoeten in de buurt van de
Consolatakerk, langs de muur van het Sint-Annaklooster, op de hoek van de
straat, toen hij onderweg was naar het Oratorio van de H. Franciscus van
Assissie. Haar verschijning was wondermooi. "Maar hoe! u hier"? zei Don
Bosco tegen haar; "bent u niet dood?"
- "Ik ben dood, maar leef", antwoordde Margherita.
- "En bent u gelukkig?"
"Zeer gelukkig." - En Don Bosco stelde haar verschillende vra-
gen. Hij vroeg haar of zij na haar dood onmiddellijk in de hemel gekomen was.
Margherita antwoordde van niet. Toen wilde hij van haar weten of er ver-
schillende jongens, die hij met name noemde, in de hemel waren, en Marghe-
rita antwoordde van ja.
"En nu moet u me vertellen", vervolgde Don Bosco, "welke vreugde
u in de hemel geniet."
"Dat kan ik je niet doen begrijpen."
"Geeft u mij dan tenminste een bewijs van uw geluk; laat mij er op
zijn minst toch iets van bespeuren!"
Toen zag hij zijn moeder in prachtige straling, gekleed in een
kostbaar kleed, met een uiterlijk van wonderbaarlijke majesteit en achter
haar als het ware een talrijk koor. Margherita begon te zingen. Haar lied
van liefde tot God, van een onuitsprekelijke zoetheid, drong recht tot het
hart door, en verrukte het zonder moeite. Het leek een samenzang van dui-
zenden stemmen en duizenden schakeringen van stemmen, vanaf de diepste
bassen tot de hoogste tonen, met een verscheidenheid van kleur en modula-
tie, zo kunstvol gevoegd, dat het geheel als een schitterende eenheid
weerklonk. Bij deze allerzoetste melodie werd Don Bosco zo betoverd, dat
hij als het ware buiten zichzelf raakte en niet meer wist wat hij zijn
moeder nog zeggen of vragen zou; en toen zij het lied beëindigd had, wend-
de Margherita zich tot hem en zei: - "Ik wacht op je, want wij beiden
moeten steeds samen zijn." Na deze woorden gesproken te hebben, verdween zij.
Bij de dood van zijn moeder, zo vertelde ons Don Rua, zag Don Bosco
zich voor de noodzaak geplaatst, een congregatie van kloosterzusters in te

36.4 Page 354

▲back to top
- V/350 -
schakelen, die de zorg op zich zou kunnen nemen voor de kleren en het linnengoed
van een zo talrijke familie; maar hij wachtte nog met een beslissing te nemen, toen
de Voorzienigheid hem op duidelijke wijze haar wil kenbaar maakte. Alsof hij de
algemene opinie in het huis wilde peilen, stelde hij op een avond na de gebeden,
deze vraag aan de jongens: - "Moeten er in huis enkele zusters worden opgenomen,
die de zorg op zich nemen voor de was, voor het linnengoed en voor het naaien
van de kleren, ofwel moet er een vreemde vrouw in dienst genomen worden, die
iedere dag dit werk komt verrichten?" - De jongens, die begrepen, dat de aanwe-
zigheid van de zusters voor hen een zekere beperking van vrijheden zou betekenen,
antwoordden eenstemmig: - "Laat een vrouw van buiten komen!"
En er kwam een vrouw van buiten naar het Oratorio, maar niet in loondienst
en zij was bij de jongens al bekend. Het was mevrouw Giovanna Maria Rua, de moeder
van de seminarist Michele, die reeds jaren gewoon was, moeder Margherita te komen
helpen en buitengewoon goed met haar kon opschieten. En nu, bij de dood van Mar-
gherita, had zij het vanzelfsprekend gevonden dat zij de plaats van haar vrome
vriendin zou innemen. Zij verliet daarom de behaaglijke welgesteldheid van haar
huis, en begaf zich naar het Oratorio om daar te gaan wonen in die armoedige
tijd. Zij was al een beetje op jaren, maar zag er nog flink uit, had een helder
verstand en een bewonderenswaardig geduld, hield van de christelijke verster-
ving, was bereid tot iedere arbeid, en vurig in haar vroomheid; zij had daarenbo-
ven een teervoelend geweten zonder een schijntje scrupulositeit. Alle jongens
hielden erg veel van haar omdat zij een engel van goedheid was; maar zij richtte
haar zorgen bij voorkeur op de klasse van de werkende jongens, omdat deze armer en
minder ontwikkeld waren dan de anderen, Aldus getuigde Giuseppe Reano. Mevrouw Rua
werd in de zorg voor het linnengoed bijgestaan door de tante van Don Bosco, Marian-
na Occhiena, door de weduwe Lucia Cagliero, en gedurende vijf of zes jaar door
Mevrouw Bellia, de moeder van Don Giacomo, die iedere dag kwam naaien. Een meisje
uit het huis De Maistre drong er erg op aan zelf naar het Oratorio te komen om
als vijfde bij dit liefdewerk te mogen helpen; maar de Heer wilde dat zij in
een klooster zou treden.
Na de plechtigheid van Onze-Lieve-Vrouw, Onbevlekt Ontvangen bereidde Don
Bosco die van Kerstmis voor en door bemiddeling van kardinaal Gaude deed hij een
brief toekomen aan de Paus.
"
Heilige Vader,
"
"
De priester Don Giovanni Bosco, directeur van het Oratorio van de H.
" Franciscus van Sales, die van Uwe Heiligheid op 10 december 1852 ad
" triennium de bevoegdheid verkregen heeft om de jongens, die in genoemd
" Oratorio de Mis bijwonen die daar na middernacht wordt opgedragen, te
" laten communiceren, verzoekt daar dit drietal jaren thans verstreken is,
" allernederigst om het toekennen van dezelfde gunst.
De Kardinaal liet Don Bosco deze vergunning toekomen als bijlage bij de
volgende brief:

36.5 Page 355

▲back to top
- V/351 -
"
Zeereerwaarde Heer Don Giov. Bosco,
"
"
Ik heb geen ogenblik verloren laten gaan, en hoewel ik geen
" gelegenheid heb gehad om Zijne Heiligheid te zien en gebruik heb
" moeten maken van de gewone aanvragen, heb ik de nieuwe vergunning
" toch vrij vlug verkregen. God geve dat zij U op tijd bereikt. Alles
" bijeen heb ik ongeveer vier franken kosten gemaakt. U kunt ze ter
" hand stellen aan mijn vader in Cambiano of vier missen voor mijn
" intentie opdragen. Met hartelijke groeten, verblijf ik in vliegende
" haast,
"
" Rome, 20 december 1856
"
Uw zeer genegen
"
F. Kard. Gaude.
" Ex Audientia SS.mi Die 19 decembris 1856.
"
"
SS.mus remisit preces arbitrio Ordinarii, cum facultatibus
" necessariis et opportunis pro petita enunciati indulti prorogatione
" ad aliud Triennium ad formam praecedentis concessionis. Contrariis
" quibuscumque non obstantibus.
"
"
L. Kard. Altieri.
Nadat de feestelijkheden van Kerstmis op godvruchtige wijze waren doorge-
bracht, beëindigde Don Bosco het jaar met het schrijven van een brief aan
de Hertogin de La Val Montmorency De Maistre te Villastellone Borgo.
"
Mevrouw de Hertogin,
"
"
Onaangename gebeurtenissen die hier in huis zijn voorgevallen
" zijn er oorzaak van geweest dat ik niet heb kunnen antwoorden op uw
" vriendelijke en vrome brief die U zo goed geweest zijt mij te doen
" toekomen bij gelegenheid van het sterven van mijn beminde moeder.
" Thans wil U dank komen zeggen, zowel voor uw christelijke blijken
" van deelneming in uw eerste brief als voor uw werk samen met mevrouw de
" markiezin Fassati dat een marengo heeft opgebracht, die zoals ge-
" woonlijk besteed werd voor onze beschermelingen.
"
Daar het heden de laatste dag van het jaar is komen wij van-
" avond bij elkaar om het Te Deum te zingen om God te danken voor de
" ons in de loop van dit jaar verleende weldaden; in dezelfde bijeen-
" komst bidden wij in het bijzonder voor onze weldoeners; en voordat de
" zegen met het Heilig Sacrament gegeven wordt, zullen we allen ge-
" zamenlijk een Onzevader, een Weesgegroet en een Salve Regina bidden
" voor U, onze voortreffelijke weldoenster. Wij zullen uit heel ons
" hart de zegen des Heren over u afsmeken, opdat Hij u de vrede des
" harten en lichamelijke gezondheid moge schenken; dat U de heilige
" wil des Heren zult kunnen vervullen in al uw handelen; en dat het
" God moge behagen U, nadat Gij, zo laat mogelijk uw sterfelijk leven
" in de heilige harten van Jezus en Maria zult hebben beëindigd, het
" eeuwige loon in de Hemel in ontvangst te laten nemen.
"
Dit zijn mijn wensen in deze dagen, en ik weet dat dit ook

36.6 Page 356

▲back to top
- V/352 -
" uw verlangens zijn. Moge ook U zich verwaardigen voor mij te bidden
" opdat ook ik Gods heilige wil moge volbrengen, nu en in het nieuwe
" jaar dat wij beginnen en voor al de tijd dat de Heer mij in zijn
" barmhartigheid op deze wereld zal willen laten.
"
Het doet me genoegen U te kunnen mededelen, dat de gezondheids-
" toestand van onze schelmen opperbest is; van de honderdvijftig jon-
" gens is er in de loop van drie maanden geen enkele geweest die ook
" zelfs maar een beetje hoofdpijn gehad heeft. Mijn tante en mijn
" broer maken het ook best.
"
Vol hoogachting en dankbaarheid verzoek ik U mij zoveel
" mogelijk, in al wat ik doe, te beschouwen als in de Heer,
"
" Turijn, 31 december 1856
"
Uw gehoorzaamste dienaar,
"
Bosco Giov. priester.
" Sancta Maria Virgo et Sancte Silvester, orate pro nobis;
" et tempora nostra sint vestra protectione tranquilla.
Deze brief maakt even gewag van een zeer ernstige ziekte van zijn
broer Giuseppe, waarover wij later zullen spreken en bij die grote droe-
fenis voegde zich nog een andere, in verband met de ziekte en dood van de
seminarist Giovanni Massaglia.
In de herfst van 1855 had hij, nadat met goed gevolg zijn retorica
doorlopen en het geestelijk kleed aangenomen te hebben, zich in het Hos-
pitium gevestigd. Hij deed het beste van zich verwachten voor de studies
en voor de hulp in de Oratorio’s. Hij genoot een uitstekende gezondheid,
doch werd getroffen door een verstopping, die men voor een eenvoudige ver-
koudheid hield. Hij werd toen door zijn ouders meegenomen naar Marmorito
die hem afdoende wilden verzorgen, doch hij stierf er zoals de heiligen
sterven. Domenico Savio, hoewel met berusting in Gods wil, beweende hem
dagenlang, Pietro Enria verklaarde onder ede dat Don Bosco eveneens de
dood van Massaglia, zoals die van vele anderen, voorspeld had toen hij een
droom vertelde.

36.7 Page 357

▲back to top
- V/353 -
H O O F D S T U K XLVI.
LIEFDE VAN DON BOSCO VOOR DE PAUS - ZIJN AANHOUDENDE
BESTUDERING VAN DE GESCHIEDENIS VAN DE KATHOLIEKE KERK -
ZIJN PLAN OM DEZE GESCHIEDENIS OP EEN PASSENDE MANIER TE
BOEK TE STELLEN - ZIJN ALGEMENE GESCHIEDENIS VAN DE KERK -
DE LEVENS DER PAUSEN - DE GROTE HISTORISCHE KENNIS VAN DON
BOSCO - KATHOLIEKE LECTUUR: HET
LEVEN VAN DE HEILIGE PETRUS.
Sint Petrus! De Paus! Ziedaar de persoon die voor onze Don Bosco, het
grootst is en, na het Heilig Sacrament, op aarde de diepste eerbied en verering
waardig is. Hij geraakte in vuur als hij erover sprak tot zijn jongens: - "We moe-
ten hen liefhebben", zei hij tot hen, "de Pausen van Rome, en laten we geen on-
derscheid maken vanwege de tijd en de plaats waarop zij spreken, wanneer zij ons
een raad geven, en meer nog wanneer zij een verlangen te kennen geven, be-
hoort dit voor ons een bevel te zijn."
Dikwijls zei hij: - "Beste zonen, beschouw als vijanden van de godsdienst
diegenen die in woord en geschrift het gezag van de Paus beledigen, en de hem ver-
schuldigde gehoorzaamheid en eerbied proberen tekort te doen." - En telkens wanneer
de Paus zich in moeilijkheden bevond, spoorde hij zijn leerlingen aan om te bidden
en te communiceren.
"Don Bosco", zo schreef Mgr. Emiliano Manacorda in de lofrede bij gelegen-
heid van de dertigste herdenkingsdag van zijn dood, "stichter van de Congregatie
van de Heilige Franciscus van Sales, was in zijn gedachten en in zijn woorden, in
zijn genegenheden en in zijn handelingen het toonbeeld van een nederig man. Alles
in hen was nederigheid; doch deze kleedde zich in een feestelijke liefde zodra
het geheiligde woord: de Paus van Rome, tot hem doordrong; hij raakte dan in vuur,
was een en al levendigheid, en dan sprak hij met warmte. Niemand van wie met hem
in aanraking kwamen hoorde iets van hem dat niet aandrong op volkomen gehoorzaam-
heid en op de volgzaamheid van een argeloos kind."
Don Bosco schenen de eerbetuigingen aan de Pausen gebracht, nooit groot
genoeg te zijn, en op zekere dag maakte hij tegenover de seminarist Rua de op-
merking, hoe graag hij gezien zou hebben dat de feesten der heilige Pausen - die
toen met halfdubbel gevierd werden - tot de rang van dubbel verheven zouden wor-
den. Het feest van de H. Petrus wenste hij in het Oratorio ieder jaar met grote
plechtigheid gevierd te zien.
Een bewijs van zijn liefde voor de plaatsvervanger van Jezus-Christus, is
dat deze gedachte zijn hele leven vulde: het was ook een gevolg van de diepgaande
studies die hij gewoon was te maken van de geschiedenis van de Kerk, waaraan hij,

36.8 Page 358

▲back to top
- V/354 -
zoals we reeds gezien hebben, zeer veel belang hechtte. Hij was met deze
studie begonnen in 1834, toen hij nog seminarist was, en van 1851 tot
1861 zag Don Turchi hem nog met grote aandacht kennis nemen van belang-
wekkende werken, hetzij oude of van recente datum. Bovendien kon hij
niet genoeg krijgen van de bestudering van de Bollandisten, een werk dat
hem boven alle andere dierbaar was. Hij las de levens der heiligen, die met
zoveel zorg in deze vele en grote boeken zijn vastgelegd, als om zijn
geest er volkomen van te doordringen. En om ze dikwijls te kunnen raadple-
gen, verrijkte hij er, zodra hij kon, dat wil zeggen voor 1860, de bi-
bliotheek van het Oratorio mee. De levens van al de heiligen zijn ook het
gezaghebbendste commentaar op het dogma van het pauselijk gezag en stel-
len dit in het ware licht. Don Bosco erkende het in heel zijn uitgebreid-
heid. Wanneer er gedurende de maaltijd uit Henrion, Rohrbacher, Audisio,
Schmid en andere schrijvers over de universele geschiedenis van de kerk,
gelezen werd, hetzij in uitvoerige of samengevatte uitgaven, viel het
hem dikwijls op dat veel daarvan nationale kerkelijke geschiedenissen wa-
ren ofwel dat zij uitvoerig spraken over de Kerk in het algemeen, over
de concilies, over de levens der heiligen, doch slechts weinig zeiden
over de Pausen, die, tot zijn groot ongenoegen, er bijna steeds als figu-
ren van de tweede rang in optraden, dus als het ware bijkomstig waren. Don
Bosco was van oordeel dat de spil van een kerkgeschiedenis, waaromheen zij
draaien moest, de Paus was, en daarom behoorde het werkelijk een geschie-
denis van de Pausen te zijn. - "Is de Paus niet het Hoofd, de Vorst, de
Hoogste Herder"? zei Don Bosco. Is in een geschiedenis van een koninkrijk,
van een natie, van een keizerrijk de voornaamste figuur, die steeds op de
voorgrond treedt, soms niet die van de vorst? Is het soms niet nodig dat
men weet, dat men alles verplicht is aan de Pausen, eer, glorie, gehoor-
zaamheid, als aan het centrum van eenheid, zonder hetwelk de Kerk de Kerk
niet meer is? Het is een grote fout over de Kerk te schrijven en hele peri-
oden te laten voorbijgaan zonder melding te maken van haar Hoofd!"
Daarom was hij, op grond daarvan, van 1849 af begonnen met een uni-
versele geschiedenis van de Katholieke Kerk samen te stellen, ter
weerlegging van de leugens en lasteringen der ketters en ter verbetering
van de methode en van de vergissingen van enkele katholieke schrijvers. In
die bladzijden beschreef hij de aanhoudende invloed der Pausen van Rome op
de Kerk, het belang van hun tussenkomst in de voornaamste wereldgebeurte-
nissen, en al de blijken van gehoorzaamheid waarmee hun hoogste gezag werd
erkend. Het ging hem er eveneens om, de onnauwkeurigheden te verbeteren, de
weglatingen, de feiten of de verhaspelde bedoelingen die helaas ook in
de beroemdste werken te vinden waren. Don Bosco ging met zijn werk, in
vier delen, tot aan het begin van de 19de eeuw; en naar gelang hij een
schrift had volgeschreven gaf hij het aan de seminarist Giacomo Bellia om
het in schoonschrift te laten overschrijven. Op die manier kopieerde de
seminarist Bellia heel deze geschiedenis, en hij verklaarde over de waar-
heid van dit feit zich bereid een beëdigde verklaring af te leggen. In
een brief, die hij in 1903 aan Don Rua schreef voegde hij eraan toe: "Ver-
schillende van onze oudere priesters twijfelen eraan of Don Bosco het
bovengenoemde werk geschreven heeft, omdat zij zich niet konden voorstel-
len, wanneer Don Bosco dit moest hebben klaargespeeld, als hij buiten het
Oratorio vertoefde, op reis was, of missies preekte in de dorpen en in de
steden."
Hij had er geen haast mee het werk in druk te geven; omdat hij wilde
dat het, zoveel in zijn vermogen was, een volmaakte geschiedenis zou worden.

36.9 Page 359

▲back to top
- V/355 -
Daarom had hij zijn handschriften altijd bij zich, en ieder vrij ogenblik be-
steedde hij aan de lectuur ervan en maakte hij er aantekeningen bij of bracht
verbeteringen aan.
Deze gewoonte van hem was er echter oorzaak van dat veel moeite
verloren ging. In 1862, gedurende de wandelingen met de leerlingen, vergat
hij een gedeelte van zijn geschriften in het dorp waar hij de nacht had
doorgebracht. Hij was bijna zes mijl ver, toen het hem inviel, en Angelo Savio
die teruggekeerd was, had het geluk de geschriften weer te vinden en ze mee
te brengen. Maar zo ging het niet meer tegen 1870. In de haast van het uit
de trein stappen liet hij het laatste deel van het werk achter. Don Bosco
merkte dat pas enkele dagen later, en alle pogingen om het terug te vinden
waren vergeefs. Zo werd het bijna voleindigde werk onderbroken, zonder
dat Don Bosco het opnieuw kon maken, als gevolg van de voortdurende
werkzaamheden die zich steeds meer opstapelden.
Het verlies van een groot deel van een zo belangrijk werk, dat hem
zoveel jaren hoofdbrekens gekost had, moet Don Bosco werkelijk niet weinig
zorgen gebaard hebben; maar hij berustte lijdzaam, en begon zijn semina-
risten zijn levendig verlangen in te prenten, dat enkelen van hen er zich
op zouden toeleggen een Kerkgeschiedenis samen te stellen, om het doel te
bereiken dat hij zich had gesteld. Hij gaf hun twee normen; alle aandacht
besteden aan een duidelijke stijl, voor het gehele volk en voor de arbei-
ders; en zij moesten voor zichzelf vervuld zijn van de diepste eerbied
ten opzichte van de Apostolische Stoel.
Deze opdracht had hij heel in het bijzonder tot Don Giovanni Bonetti
gericht, die hem, samen met Don Francesco Cerruti, meermalen hoorde uit-
roepen: - "Ik ben werkelijk verontwaardigd vanwege de geringe dunk die be-
paalde schrijvers hebben van de Paus. Bedenkt, dat wij hecht aaneengesloten
om hem heen moeten staan, en dat onze redding alleen mogelijk is met de
Paus en door de Paus." - En ook zei hij hun dikwijls: "Het doet me werke-
lijk leed bepaalde schrijvers van kerkgeschiedenissen zoveel te zien
schrijven, maar zo weinig en onvoldoende over de Paus. De figuur van de
Paus moet in al haar kracht stralen voor heel de wereld. Enkelen zeggen dat
men van bepaalde Pausen uit de eerste eeuwen weinig of niets weet, en dat
daardoor het materiaal ontbreekt om over hen te schrijven. Dat is niet waar!
Laten zij de Bollandisten en andere belangrijke werken lezen, waarvan ze
alleen maar de titel kennen, en ze zullen opkijkenl... Waar het aan schort
is de wil om te werken! Geen enkele inspanning is onbelangrijk wanneer het
om de Kerk en om het Pausdom gaat.
Don Bosco gaf van zijn beweringen ook een mooi bewijs, toen hij de
levens der Pausen uit de eerste drie eeuwen begon te drukken, waaraan hij
sinds 1854 gewerkt had. Hij wilde dat het volk de oudste Pausen zou leren
kennen, daarom zocht hij alle mogelijke wetenswaardigheden omtrent hen bijeen,
bracht geruime tijd door in openbare en particuliere bibliotheken, en slaagde
erin kostbaar materiaal omtrent elk van hen bijeen te brengen. Hij stelde
er boekjes van samen, bestemd voor de Katholieke Lectuur, en het was ver-
rassend te zien, op welke manier hij die schreef. Dikwijls, vooral wanneer de
tijd naderde dat het manuscript in druk gegeven moest worden, riep hij een
van zijn seminaristen bij zich, ging met hem naar het convitto ecclesiastico
van de H. Franciscus en daar, in de bibliotheek, zonder een boek voor zich,
dicteerde hij hem wat hij, zonder nog tijd te hebben om het na te lezen, in
druk gaf, Toch werden deze boekjes zeer gewaardeerd door vele geleerden, onder

36.10 Page 360

▲back to top
- V/356 -
wie Mgr. Tripepi, huisprelaat van Pius IX en nu kardinaal, die in zijn
leven van de H. Pius I verschillende malen de Katholieke Lectuur aanhaalt,
waar deze uitgave over dezelfde Paus handelde, en hij karakteriseerde Don
Bosco als een even geleerd als vroom man.
Dat hij geleerd was, daarvan getuigt de snelheid waarmee hij
schreef. Doordat hij zich heel de geweldige massa van werken herinnerde
die hij had gelezen, evenals hij nauwkeurig de bladzijden wist, schreef
hij, wanneer hij zich niet uit het Oratorio kon verwijderen, en hij iets
moest raadplegen of een citaat van een schrijver nodig had, op een briefje de
naam van verschillende schrijvers, met de titel van het werk, het deel,
hoofdstuk en bladzijde. Vervolgens gaf hij dit aan een jongen of een semi-
narist, die zich naar de universiteit begaven en de gedeelten die hij wenste
voor hem overschreven. Nauwelijks was de eerste jongen vertrokken of hij
stuurde hem een tweede, en een derde na met soortgelijke briefjes. Prof.
Peyron hielp hem met de grootste belangstelling bij het opzoeken van de
verlangde boeken in de universiteitsbibliotheek en door de jongens aan te
wijzen welk gedeelte zij moesten overschrijven.
Wat zijn godsvrucht betreft bij dit werk, daarover vertelde ons
kanunnik Anfossi. - "Ik heb verschillende keren op zijn dictaat aan de le-
vens van de Pausen en de martelaren uit hun tijd geschreven, en ik her-
inner me dat hij zo geconcentreerd met dat werk bezig was, dat het soms
leek alsof hij in gebed verzonken was. Hij begon steeds met de Heilige
Geest aan te roepen en eindigde met een gebed van dankzegging. De manier
waarop hij heel dit grote werk verrichtte, toont zonneklaar aan hoe
groot zijn ijver was voor het welzijn van de evenmens en, voor de eer van
God, en hoe groot zijn heilige moed, waarmee hij een dam opwierp tegen de
stroom der ketters. Daardoor bevestigen deze geschriften de roep van hei-
ligheid die hij reeds algemeen genoot en velen kwamen naar hem toe, - ook
niet-katholieken, die op de hoogte waren van zijn grondige kennis, - en
lieten zich door hem in het geloof onderrichten.
Enkele van deze boekjes waren volkomen nieuw, andere waren ontleend
aan zijn geschriften van zijn universele geschiedenis, maar voorzien van
vele toevoegingen en citaten van schrijvers. Don Bellia, die, jaren later,
deze boekjes zag, herkende het geschrevene, en was ervan overtuigd dat zij
gedeelten uit het grote werk bevatten, ook om een proef te nemen, en om de
kritiek te horen van de vakhistorici teneinde daarvan gebruik te maken voor ver-
beteringen.
Terwijl hij de werkjes samenstelde, vertelde hij iedere zondag, na
de tweede Mis, een stuk uit zijn werk over de Pausen.
"Wat de stof vormde voor de hoogst belangwekkende verhandelingen",
schreef Don Paolo Albera, "was merendeel ontleend aan de Bollandisten.
Geen wonder dus dat zijn leerlingen zo aandachtig en zo gretig naar hem
luisterden. Ze konden er nooit genoeg van krijgen hem aan te horen, hoewel
zijn preken bijna anderhalf uur duurden. In de dialogen tussen de martela-
ren en hun vervolgers, was de predikant waarlijk onovertroffen. Steeds
bracht hij eerbied en genegenheid voor de Heilige Stoel tot uitdrukking,
opgeluisterd door opvallende daden van de Pausen en geheiligd door hun
bloed. Nooit verliet hij de preekstoel alvorens enkele jongens ondervraagd
te hebben; verscheidene jaren lang stelde hij de vragen voornamelijk aan de
seminarist Roetti. Gewoonlijk wanneer Don Bosco klaar was met vertellen
over het leven van een Paus of van een andere Heilige wiens daden een toelich-

37 Pages 361-370

▲back to top

37.1 Page 361

▲back to top
- V/357 -
ting op het Pausdom geweest waren, zagen wij later die geschiedenis verschijnen
in een deeltje van de Katholieke Lectuur, waarin we met groot genoegen de dingen
herlazen die we in zijn preken hadden gehoord."
Voor januari 1857 was het deeltje van de Katholieke Lectuur, dat
door Paravia gedrukt was, getiteld: Leven van de H. Apostel Petrus, prins
der apostelen, eerste Paus na Jezus-Christus, bezorgd door de_priester Gio-
vanni Bosco. Elk hoofdstuk eindigde met een treffende spreuk, die in de
harten van wie het lazen de liefde tot de Kerk inprentte, en het boek be-
sloot met een oproep tot de protestanten, opdat zij tot de schaapstal van
Jezus-Christus zouden terugkeren. Zo zou Don Bosco eveneens doen met de
volgende door hem over de Pausen geschreven boekjes. Als aanhangsel
voegde hij eraan toe het werkje van de theol. Marengo, professor in de
theologie, gedrukt in 1855 onder de titels Reis van de H. Petrus naar
Rome, waarin dit zeer belangrijke geschiedkundige feit zeer knap bewezen
wordt.
Op het leven van de H. Petrus schreef Don Bosco de volgende inleiding:
"
Meermalen heb ik bij mezelf overwogen hoe de haat en afkeer
" die menigeen in deze droevige tijden ten aanzien van de Pausen en
" hun gezag aan de dag legt, gematigd zou kunnen worden. Een zeer doel-
" treffend middel leek mij de kennis van de feiten die betrekking
" hebben op het leven van deze hoogste herders, aangewezen om op te treden
" als de plaatsvervangers van Jezus-Christus op aarde en om onze
" zielen op de weg naar de Hemel te leiden. - Ik geloof, zo dacht ik
" bij mezelf, dat er in de redelijke mens, niet zoveel kwaadaardig-
" heid kan bestaan, om afkerig te zijn van degenen die de volkeren
" zoveel geestelijk en tijdelijk welzijn hebben verschaft; die een
" heilig en zeer werkzaam leven geleid hebben; die steeds vereerd
" werden door de welwillenden en die te allen tijde de Godsdienst en hun
" eigen gezag met hun bloed verdedigden, om de eer van God en het heil
" van de evenmens te bevorderen.
"
Met deze gedachten, katholieke lezer, heb ik de taak op me
" genomen, het verhaal te doen van de handelingen der Pausen die sinds
" Jezus-Christus tot in onze dagen de Kerk bestuurden. Te beginnen dus met
" de H. Petrus, door Jezus-Christus zelf als eerste Paus aangesteld,
" zullen wij zonder meer overgaan op zijn opvolgers en ons beperken
" tot het maken van die noodzakelijke opmerkingen die het verhaal vereist.
"
De Heilige Petrus is de apostel die door de Zaligmaker zelf
" zalig genoemd is, en die de sleutels van het hemelrijk heeft ontvan-
" gen, met de bevoegdheid om te ontbinden, in deze zin dat zijn besluiten,
" in de normale gang van zaken, op die van God zouden vooruitlopen,
" deze apostel aan wie Jezus opdracht gaf zijn broeders in het geloof
" te bewaren door hem op te dragen, aan zijn schapen - dat zijn de
" herders van de Kerk, - en aan zijn lammeren, - dat zijn al de ge-
" lovigen, - die weide te geven die nodig zou zijn voor hun geestelijk
" en eeuwig welzijn; hij is kortom de apostel, door Jezus-Christus
" aangewezen om de Kerk te besturen, en die haar inderdaad bestuurde
" na de glorievolle Hemelvaart van de Zaligmaker.
"
Het gezag van Petrus echter moet, volgens de woorden van de Zalig-
" maker, zichtbaar blijven onder de mensen tot het einde der tijden,
" en aangezien de H. Petrus een mens was, en hij dus eens zou ophou-
" den te leven, moest hij, als natuurlijk gevolg, aan zijn opvolgers

37.2 Page 362

▲back to top
- V/358 -
" (de Pausen) datzelfde gezag doorgeven dat hij van Christus had ont-
" vangen. En van hen zullen wij eveneens het leven nagaan, na dat van
" de eerste Paus Sint-Petrus.
"
Daar een zoon er van nature toe geneigd zal zijn met genoe-
" gen te luisteren naar de roemrijke daden van zijn vader, zo moeten wij,
" als geestelijke zonen van Sint-Petrus en van zijn opvolgers, ons
" verheugen bij het lezen van de roemrijke handelingen van deze verhe-
" ven mannen, die achttien eeuwen lang de Kerk van Jezus-Christus heb-
" ben bestuurd.
"
Ik moet echter vooropstellen dat ik voor het volk schrijf,
" en daarom iedere gezochtheid van stijl, iedere twijfel en nutteloze
" discussie vermijdend, mijn best zal doen, de stijl en de stof terug
" te brengen tot de grootste eenvoud, die de historische nauwkeurig-
" heid, evenals de theologie en de regels van onze Italiaanse taal, ver-
" draagt. Wat de bronnen betreft, waar ik mijn gegevens aan heb ont-
" leend, kan ik de lezer verzekeren dat ik geen woord schrijf, en geen
" feit behandel, zonder zo mogelijk naar schrijvers te verwijzen die
" tijdgenoten waren, of minstens naar degenen, die zo dicht mogelijk
" bij de periode leefden waarop de gebeurtenissen betrekking hebben.
" Om hier nu geen saaie lijst af te drukken van de schrijvers van wier
" werk ik me bediend heb, zal ik de voornaamste van hen geleidelijk aan
" vermelden, telkens wanneer de gelegenheid daartoe zich voordoet.
"
Verder heb ik getracht de afleveringen zo samen te stellen, dat
" elk ervan een afgeronde stof behandelt, zodat men gevoeglijk andere
" kan beginnen te lezen zonder de stof te onderbreken. Voor diegenen
" vervolgens, die de serie afzonderlijk zouden willen bewaren, buiten
" de andere deeltjes van de Katholieke Lectuur, is elk deeltje, dat
" over de handelingen van de Pausen en over de dingen die gedurende hun
" leven gebeuren spreekt, van een letter van het alfabet voorzien die
" de volgorde aangeeft.
"
Terwijl ik van mijn kant beloof, moeite noch inspanning te sparen
" ten einde de grootste nauwkeurigheid te bereiken, kan ik niet anders
" dan mij tot de bedienaren van het altaar wenden, alsook tot al diegenen
" die over enige invloed op het christelijke volk beschikken, om mij
" te helpen deze boekjes te verspreiden in die plaatsen en i n d i e
" families waar er bijzondere behoefte aan bestaat.
"
De tijden zijn voor onze heilige godsdienst zeer noodlottig;
" de vijanden van het katholicisme besteden zeer grote bedragen, on-
" dernemen lange reizen, en geven zich de grootste moeite om onzede-
" lijke en met de godsdienst strijdige boeken te verspreiden; en zou-
" den wij ons dan voor de redding van de zielen niet op zijn minst de
" moeite geven, die anderen met zoveel vuur aan de dag leggen om ze
" ten verderve te voeren?
"
De barmhartige God vervulle aller harten met het levendige verlan-
" gen te werken voor het heil der zielen, en helpe ons standvastig
" te blijven in het geloof van Petrus, dat is dat van Jezus-Christus,
" en ons langs deze weg te leiden naar de Hemel. Zo zij het.
Over dit deeltje gaf de Armonia van 1 februari het volgende oordeel:
"
Wij geloven dat er in de huidige tijd geen nuttiger en ook

37.3 Page 363

▲back to top
- V/359 -
" geen noodzakelijker boeken zijn dan die welke spreken over het gezag
" van de Paus. We zien immers dat de vijanden van de katholieke gods-
" dienst van alle kanten, op duizend en een manieren, alles in het
" werk stellen om het Pausdom aan te vallen en te vernietigen. En daar
" alle vijanden van de Kerk alles in het werk stellen om onder het volk
" dezelfde anti-pauselijke gezindheid te verspreiden, is het noodza-
" kelijk dat ook van deze zijde een tegengif wordt toegediend, overal
" waar het vergif wordt verspreid. De onvermoeibare man Gods die de
" priester Giov. Bosco is, heeft er op het juiste moment aan gedacht
" om het kwaad te voorkomen dat aan het volk wordt toegebracht door
" verkeerde geschriften en blaadjes, door het leven van de Pausen te
" behandelen op een manier die ook voor de meest onontwikkelde geest
" begrijpelijk moet zijn. Hij is begonnen met het Leven van de H.
" Petrus, welk boekje de Xlde aflevering vormt van de vierde jaargang
" van de zo verdienstelijke reeks der Katholieke Lectuur. Het is een
" boekje van 180 bladzijden, dat, behalve het leven van de Prins der
" Apostelen in negenentwintig hoofdstukken, ook een aanhangsel over de
" reis van Sint Petrus naar Rome bevat. Dit aanhangsel stelt ons in een
" korte samenvatting op de hoogte van alles wat over dit belangwekken-
" de punt gezegd is door de Heilige Vaders, door katholieke en zelfs
" protestantse schrijvers, zodat het voortaan een dwaasheid zou zijn de
" komst van Sint Petrus in Rome in twijfel te willen trekken. De
" schrijver heeft er goed aan gedaan het boekje zo in te delen dat het
" later gemakkelijk door volgende afleveringen kan worden voortgezet,
" ook door degenen die niet geabonneerd mochten zijn op de Katholieke
" Lectuur. Het boek van Don Bosco heeft geen aanbeveling nodig. Veeleer
" zouden wij ons willen wenden tot de goede, welgestelde katholieken
" met het verzoek zich meerdere van deze boekjes aan te schaffen om ze
" te kunnen verspreiden onder het volk, teneinde de schade te her-
" stellen of te voorkomen, die wordt aangericht door de slechte boeken
" van de protestanten en van bepaalde zogenaamde katholieken die erger
" zijn dan de protestanten.

37.4 Page 364

▲back to top
- V/360 -
H O O F D S T U K XLVII.
DISPUTEN MET DE PROTESTANTEN - DE SEKTE VAN ANDREA
TOWIANSKY - KATHOLIEKE LECTUUR: TWEE GESPREKKEN TUSSEN
TWEE WALDENZER DOMINEES EN EEN KATHOLIEK PRIESTER OVER
HET VAGEVUUR - RONDSCHRIJVEN VAN DON BOSCO AAN DE
ABONNEES VAN DE KATHOLIEKE LECTUUR.
Nog een andere aflevering van de Katholieke Lectuur had Don Bosco samen-
gesteld, voor de maand februari, en het is goed iets van de geschiedenis
daarvan te vertellen.
Don Bosco schreef onvermoeibaar ter verdediging van de waarheid,
maar heel dikwijls ook disputeerde hij met de tegenstanders van de Kerk,
die niet moe werden hem aan te vallen. Het zag er soms naar uit dat zij
volgens een van tevoren vastgestelde tactiek te werk gingen. Eerst ver-
schenen de aanhangers van de Waldenzer sekte, en daarna zetten hun bedie-
naren en herders zich in beweging. Een van dezen was in deze laatste maanden
komen opduiken.
Verscheidene protestanten hadden zich meermalen tot Don Bosco gewend
teneinde met hem een dispuut te beginnen over verschillende godsdienstige vraag-
stukken. Over het algemeen bestonden hun discussies in groot geschreeuw en
in het springen van de ene kwestie op de andere, zonder ooit tot enigerlei
resultaat te komen. Als zij op een bepaald punt gekomen waren, dat zij niet
meer uit de weg konden gaan, waren ze gewoon te zeggen: - "Ja, op die moeilijk-
heid kunnen wij geen antwoord geven, daar hebben we niet genoeg voor ge-
studeerd; maar als onze dominee eens hier was! Hij is een reus van weten-
schap; hij kan met een paar woorden alle priesters het zwijgen opleggen."
"Zegt u hem dan toch eens, dat hij zelf komt", antwoordde Don
Bosco hun. "Als hij komt, en de redenen weet te weerleggen die de waar-
heid aantonen van de katholieke godsdienst, en op goede gronden de dwa-
lingen van de hervormers weet te schragen, dan verdient hij zeker de
roem een geleerd man genoemd te worden. Maar ik vrees dat hij niet komen zal."
"Wij vrezen dat hij alleen op onvriendelijkheden onthaald zou wor-
den, anders zijn we er zeker van dat hij zou komen..."
"Nee, nee, beste vrienden, zegt u hem maar gerust dat hij kan ko-
men; daar zal hij me een echt genoegen mee doen; geef hem de verzekering
dat hij als een vriend behandeld zal worden. Ook wanneer al zijn redeneringen
onaanvaardbaar zijn, wordt toch in ieder geval de eerbied voor zijn persoon
bewaard." - De dominee van zijn kant had al verschillende keren laten weten
dat hij zou komen, en hij had dag en uur vastgesteld; maar hij was nog
steeds niet verschenen. Eindelijk kwam hij op zekere dag opdagen in gezelschap

37.5 Page 365

▲back to top
- V/361 -
van twee van zijn vrienden. Hij liet zich aandienen, trad de kamer van Don
Bosco binnen en hoffelijk en vriendelijk begon hij aldus: - "Goedendag,
mijnheer de theoloog, ik hoop dat U dit bezoek kunt aanvaarden; we zijn
u komen storen."
Beminnelijk antwoordde Don Bosco: - "Weest welkom, heren, komt u
nader; neemt plaats. Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
De dominee: - "We zijn hier om een praatje te komen maken. Herhaal-
delijk komen er enkele van onze leerlingen van u vandaan, die zich ver-
diepen in bepaalde kwesties, die zij om de waarheid te zeggen niet in staat
zijn te verdedigen. Ze hebben me gezegd, dat u dezelfde moeilijkheden met
hun dominee zou willen bespreken: deze is thans gekomen, het is uw die-
naar. En het is nu juist mijn bedoeling, dat u dezelfde belangwekkende
opmerkingen maakt, waarop niemand, naar ik hoor, het verschuldigde antwoord
weet te geven."
Allen namen plaats, en het dispuut handelde over het Vagevuur. Alles
geschiedde in hoffelijke termen, en uiteindelijk scheen het alsof de waar-
heid tot de geest van de afvalligen doordrong.
Terwijl Don Bosco echter de Waldenzen probeerde te overtuigen, was
een andere boosaardige sekte in het verborgene werkzaam om de katholieken
te misleiden. Andrea Towianski, een Poolse sektariër, noemde zich, na-
dat hij onder de leiding van zekere rabbijnen het magnetisme en de occul-
te wetenschappen had bestudeerd, profeet en door de hemel gezondene. Hij
oefende als het ware een magische macht uit over degenen die met hem te
doen kregen. Hij ontkende de schepping van de wereld, de genade, de erf-
zonde, de vrije wil, de verdienste van de goede werken, de goddelijkheid
van Jezus-Christus, de sacramenten, het priesterschap, hij leraarde nieuwe ket-
terijen, zoals de metempsychose of zielsverhuizing na de lichamelijke dood.
Maar om de eenvoudigen van geest te misleiden, die van schrik vervuld zou-
den raken voor dergelijke goddeloze en zedeloze leerstellingen, wist hij
zijn opvattingen met een populair gehouden mysticisme, met gebruikelijke
termen, te verdoezelen, en hij sprak veel mooie woorden van lof over Jezus-
Christus.
Hij was in 1840 in Turijn gekomen en wist een aantal ontwikkelde en
ook vrome mensen om de tuin te leiden. De Heilige Stoel had hem reeds in
1850 veroordeeld en de Kerkelijke Rechtbank van de Turijnse Curie had hem
in 1854 een proces aangedaan en hem van dwalingen beschuldigd. Enkele teleurge-
stelden hadden zich teruggetrokken, anderen echter bleven halsstarrig en
begaven zich nu en dan naar Towianski, die in Zwitserland woonachtig was.
Don Bosco, bezorgd omdat er ook in Turijn verscheidene priesters en enkele
families waren die als aanhangers ook het bestaan van het vagevuur ontken-
den, maakte zich op om een einde aan deze ergernis te maken, en een begin-
nende sekte, die tot nu toe nog geen openbare bijeenkomsten had gehouden,
te doen verdwijnen. De theol. Maurizio Arpino, pastoor der parochie van
de HH. Petrus en Paulus, sprak met kanunnik Anfossi over dit nieuwe
werk van Don Bosco dat, hoe voorzichtig ook aangevat, niettemin opzien
verwekte. Onverpoosd hield Don Bosco zich op de hoogte van de voortgang van dit
kwaad, om de valse ideeën uit te roeien. Verscheidene van de invloedrijkste
misleiden ging hij een bezoek brengen. Hierna begon hij, zoals door de
theol. Arpino die hem daartoe had aangespoord werd bevestigd, door mid-
del van de pers, ten bate van de twijfelzuchtigen het geloof in het vage-
vuur te bewijzen, daar dit dogma op meer openlijke manier in twijfel
we rd g etrokken. Daarom zette Don Bosco op papier wat hij in het onderhoud met
de Waldenzer dominees over dit onderwerp gezegd had. Op die manier antwoordde hij

37.6 Page 366

▲back to top
- V/362 -
met één enkel boekje op de tegenwerpingen van de volgelingen dezer sekte. Het
boekje verscheen naderhand in de reeks der Katholieke Lectuur van februari. Het
was getiteld: Twee gesprekken tussen twee protestantse dominees en een katholiek
priester over het Vagevuur en over de lafenis van de zielen der overledenen, met
een aanhangsel over de liturgie bezorgd door de priester Giovanni Bosco. De druk-
kerij Paravia had het gedrukt, en met deze aflevering werd de vierde jaargang van
de Katholieke Lectuur afgesloten.
Ziehier de inleiding tot het boekje:
" AAN DE KATHOLIEKE LEZER,
"
"
Bij het publiceren van deze twee gesprekken, moet ik de lezer
" verzoeken, niet te willen vorsen naar de namen, noch naar de personen
" tussen wie ze hebben plaatsgevonden. De redenen die mij ertoe nopen
" de namen der betrokkenen niet bekend te maken, zijn er vele, onder
" meer deze dat ik dit desgevraagd beloofd heb. Overigens is wat men
" hier leest historisch. Bij het behandelen van de stof heb ik echter
" gemeend twee dingen te moeten doen ik heb enkele zegswijzen van de
" tegenstanders gewijzigd, teneinde ze gelijkvormig te maken aan wat
" andere protestanten in hun geschriften zeggen.
"
De moeilijkheden zijn hoofdzakelijk geformuleerd zoals in wer-
" kelijkheid geschiedde. Alleen werd er gedurende het gesprek meermalen
" hetzelfde gezegd. Daarom heb ik me veroorloofd de stof ononderbroken
" te behandelen zonder met deze herhalingen rekening te houden. Ook
" leek het me goed, enkele uitdrukkingen achterwege te laten, die,
" doordat ze onbehoorlijk en ongepast zijn ten aanzien van heilige
" zaken, de vrome zielen van onze lezers zouden kunnen hinderen.
"
Al zijn de gebezigde argumenten niet zodanig dat de stof over
" het bestaan van het Vagevuur geheel uitgeput is, zij hebben toch voldoen-
" de duidelijk tot uitdrukking gebracht en bewezen, hoezeer de leer van
" de katholieke Kerk met betrekking tot dit dogma gegrond en zeker is.
"
Daar ik begrijp dat enkele van de hier behandelde dingen
" iet wat boven het begripsvermogen uitgaan van het volk waarvoor ik in
" het bijzonder schrijf, heb ik naar die duidelijkheid en populariteit
" gestreefd, die aan deze moeilijkheid tegemoet kan komen. Overigens is
" het goed dat allen weten wat de vijanden van het geloof aanvoeren
" tegen het Vagevuur, en hoe zwak de argumenten zijn die de ontwikkeld-
" ste mensen onder de protestanten in staat zijn aan te voeren tegen
" de helderheid der katholieke waarheid.
"
Lees, o lezer, voor uw heilzame ontwikkeling en verenig u, al
" lezend, met mij in gebed tot de barmhartige God, opdat hij ons de
" kracht en de genade moge verlenen om zodanig te leven, dat wij na de
" dood de last van de boetedoening van het Vagevuur kunnen ontgaan en
" rechtstreeks kunnen heenvliegen naar de glorie der zaligen in de hemel.
Met deze aflevering werd tegelijkertijd de volgende circulaire ver-
zonden:

37.7 Page 367

▲back to top
- V/363-
" De Directie aan de hooggeachte correspondenten en aan de Heren abonnees.
"
Bij het afsluiten van de vierde jaargang van onze populaire pu-
" blicaties der Katholieke Lectuur, met bijgaande aflevering, is het
" ons een ware behoefte enkele woorden te richten tot de hooggeachte
" en verdienstelijke medewerkers en heren abonnees.
"
Wij hadden de aanmoediging van deze en gene hard nodig om
" door middel van voortdurende offers voort te gaan met ons werk in
" deze voor allen kritieke jaren.
"
Terwijl ons hart daarom vervuld is van erkentelijkheid, dan-
" ken wij de goddelijke Voorzienigheid nederig, dat zij onze armzalige
" en simpele moeiten gezegend heeft. Wij voelen eveneens de plicht
" openlijk onze warmste gevoelens van dankbaarheid te uiten ten op-
" zichte van de heren correspondenten voor alle zorgen en moeiten die
" zij zich getroost hebben voor de bevordering van de Katholieke Lec-
" tuur, zonder acht te slaan op de moeilijkheden, de overlast, en met
" enkel het welzijn van het volk als doel voor ogen, dat geliefde en
" belangrijke deel van de maatschappij, waarvoor wij schrijven, zoals
" ook voor de meerdere glorie van onze Heilige Godsdienst.
"
Wij danken de Abonnees die met hun penning meehelpen aan het
" in stand houden van dit werk, dat, hoewel op zichzelf eenvoudig,
" toch niet minder belangrijk is dan welke luidruchtige publicatie ook.
" Het gaat hier niet om boekenexploitatie, noch om enig materieel ge-
" win;dit is een werk van geloofsijver en van godsdienstige en sociale
" naastenliefde, een zuiver geestelijk werk.
"
Het gaat erom de goeden te onderrichten en te bevestigen in
" de beginselen van het katholicisme, de afgedwaalden met dezelfde op-
" gewektheid en beminnelijke liefde, die eigen en kenmerkend waren voor onze
" goddelijke Meester, te verlichten en aan te trekken tot de praktijk
" der godsdienstige plichten. Een vurig verlangen om een beetje goed te
" doen, of tenminste enig kwaad te voorkomen, is het enkele en uitsluitende
" doel van onze inspanningen. Wie zou er nu dus onder de welwillenden
" en vermogenden zijn, die ons zijn werkzame medewerking en hulp zou
" weigeren?
"
Niemand, daar zijn we zeker van, niemand zal weigeren met ons
" mee te werken, en ook hebben wij de stellige overtuiging, dat wan-
" neer wij in de loop van vier jaar meer dan zevenhonderdduizend num-
" mers van de Katholieke Lectuur hebben kunnen verspreiden en in de
" handen van het volk brengen, wij in de kortste tijd, mede door hun
" hulp, het aantal zouden kunnen verdubbelen, vooral met het oog op
" de grote behoefte die door deze tijd geschapen is.
"
De protestantse verenigingen en gemeenschappen gaan er trots op
" onder de katholieken miljoenen en miljoenen van hun werken te ver-
" spreiden die verderfelijk zijn voor het geloof en de zeden; en zouden
" wij, katholieken, ons dan laten overtreffen? Kunnen wij toestaan dat
" in ons midden ons geloof vervalst, onze heilige Godsdienst beledigd wordt,
" dat de zedelijkheid verloren gaat, zonder dat wij iets zouden doen
" om een dam, een barrière op te werpen om zoveel kwaad te keren? Wij
" vertrouwen, wegens onze zwakheid, weinig op onszelf, maar heel onze
" hoop is gericht, naast God, op het doorluchtig Episcopaat, de glans
" en glorie van het Katholicisme in Piëmont. Tot de Bisschop richten
" wij ons, onder wiens bescherming ons werk van het begin van

37.8 Page 368

▲back to top
- V/364 -
" onze populaire publicaties af, gesteld is, en nederig smeken wij hem,
" zich te verwaardigen ons met zijn raad en steun te helpen.
"
Een warm verzoek richten wij tot de heren Pastoors, die even-
" eens voor een groot deel tot het succes van de Katholieke Lectuur
" hebben bijgedragen, opdat zij het werk zullen bevorderen in hun
" parochies en ervoor zorgen dat ieder gezin abonnee wordt.
"
Wij verzoeken de heren correspondenten, die zich reeds zo ver-
" dienstelijk betoond hebben, steeds meer hun best te willen doen, en
" onze boekjes bekend te maken waar zij dit nog niet zijn. Tenslotte
" verzoeken wij de heren abonnees hun abonnement te vernieuwen en
" er voor te zorgen, dat ook hun familieleden en vrienden als abonnee
" toetreden, opdat al het goede, waar zovelen zich voor inspannen, en
" waarvan allen de dank verwachten van de goede God nog vruchtbaarder
" moge zijn.
"
" N.B. - De directie heeft rekening gehouden met alle adviezen en
" voorstellen, die zowel abonnees als correspondenten en vrienden
" haar deden geworden voor alle mogelijke verbeteringen, hetzij in de
" uitgave van de aflevering, hetzij ten aanzien van de behandelde
" stof. De directie zal steeds erkentelijk zijn jegens degenen die
" haar hun welwillende opmerkingen doen toekomen.
"
Dringend verzoeken wij die heren abonnees, die de afleverin-
" gen niet lezen, hetzij bij gebrek aan tijd, of wegens de eenvoud van
" de behandelde stof, ze niet ongebruikt in hun boekenrek te laten,
" staan doch ze liever in handen te geven van hen die geen abonnee
" kunnen of willen worden, maar voor wie ze toch van nut zouden kunnen
" zijn, daar wellicht de lectuur van eenvoudige dingen de lezers kan
" treffen en hen tot het goede leiden.
"
Tenslotte delen we nog mede, dat voortaan geen dubbelnummers
" meer uitgegeven zullen worden die voor twee maanden dienst moeten doen.
" Iedere maand echter zal een aflevering verschijnen, wat ook de om-
" vang ervan mag zijn.
"
Aanvragen voor een abonnement kunnen gericht worden tot de
" Directie van de Katholieke Lectuur, Via S. Domenico n.11 Turijn of in de
" provincie bij de Heren correspondenten van wie een lijst te bekomen
" is.

37.9 Page 369

▲back to top
- V/365 -
H O O F D S T U K XLVIII.
ENKELE PUBLICATIES VAN DON BOSCO -
R A A D G E V I N G E N A A N D E K ATHOLIEKE MEISJES -
DE SLEUTEL TOT DE HEMEL - DE GENTLEMAN
- DE VIJFTIEN GEHEIMEN VAN DE ROZENKRANS -
B E L A N G R I J K E T O E VOEGINGEN AAN DE GIOVANE PROVVEDUTO.
Alvorens met onze Gedenkschriften het jaar 1857 binnen te gaan,
zullen we een blik slaan op een ander groot goed dat Don Bosco in 1856
verrichtte met zijn vlugschriften en boeken waarvan wij nog geen mel-
di ng g emaakt hebben.
De drukkerij Paravia had voor hem gedrukt: zesduizend exemplaren
van de Gemakkelijke manier om de Gewijde Geschiedenis te leren en drie-
duizend van het Leven van de H. Pancratius, tweede druk; in juli vierdui-
zend exemplaren van de Raadgevingen aan de Katholieke meisjes, die Don
Bosco uitdeelde bij zijn missiepredikaties op de dorpen of retraites in de
Instituten; en het zijn wellicht dezelfde die opgenomen werden in het
Christelijk Vademecum, later uitgegeven in 1858. In dezelfde tijd gaf hij
zesduizend exemplaren uit van een eerste druk, die hij toen juist klaarge-
maakt had en die tot titel droeg: De sleutel tot de Hemel in handen van de
Katholiek die zijn christenplichten goed vervult, door Giovanni Bosco pries-
ter.
De auteur leidde zijn werk in met de volgende verantwoording:
" AAN DE WELWILLENDE LEZER,
"
"
Dit boekje is getiteld: De sleutel tot de Hemel, omdat iedere
" christen die de inhoud ervan kent, aanneemt en in praktijk brengt,
" zeker kan zijn van eeuwige zaligheid. Gij zult hierin vinden, godvruch-
" tige lezer, een samenvatting van de waarheden van het katholiek
" geloof en de voornaamste oefeningen van christelijke vroomheid,
" alsmede een keur van gewijde gezangen.
"
Alles werd ontleend aan de betrouwbaarste schrijvers; ik bracht
" alleen die wijzigingen en toevoegingen aan, die noodzakelijk en gepast
" leken om het voor iedereen verstaanbaar te maken.
" Verenigen wij ons intussen allen in gebed tot de barmhartige God, op-
" dat Hij alle mensen ter wereld tot de kennis van de katholieke gods-
" dienst moge brengen, de enige en ware godsdienst van Jezus-Christus,
" buiten welke niemand kan zalig worden.
"
Laten wij, die het geluk smaken ons in de schoot van de ware
" Kerk te bevinden, onze uiterste krachten inspannen om dat, wat onze
" barmhartige Moeder uit naam van God beveelt, te leren kennen, te

37.10 Page 370

▲back to top
- V/366 -
" aanvaarden en in praktijk te brengen.
"
Wanneer wij dit doen zullen vele christenen ons voorbeeld
" volgen! Velen zullen de weg van het kwaad verlaten om zich op de
" deugd toe te leggen! Veel zielen zullen volharden op de weg die leidt
" tot de eeuwige zaligheid! Welke grote beloning zal dan niet voor ons
" door God in de Hemel zijn weggelegd!
Wij maken melding van deze inleiding om onder de aandacht te brengen
hoe Don Bosco met uitzonderlijke nederigheid, zowel in deze als in zijn
andere ondernemingen, niet zelden aan andere schrijvers de verdienste van
zijn werk placht toe te schrijven, trouwhartig meedelend wanneer hij aan
hun werk iets ontleend, of er ongeveer uit overgenomen had, toen hij het
schreef. Maar die verklaring is nu eens juist, andermaal overdreven, en in
vele gevallen niet aanvaardbaar omdat hij zijn ideeën, na ze bij anderen
in zweet en bloed te hebben opgedolven, een nieuwe vorm gaf.
De sleutel tot de Hemel is geschreven naar het model van de tweede
uitgave van de Giovane Provveduto maar daar het nieuwe boek geschreven is
voor de klasse der volwassen gelovigen, liet hij er enkele dingen die op
de jeugd betrekking hadden uit weg, evenals enkele historische aanteke-
ningen en enkele godvruchtige oefeningen; en met veel nadenken en geduld
voegde hij er tal van verschillende gebeden aan toe. Bij het eerste deel voegde
hij een samenvatting van wat een christen moet weten, geloven en in prak-
tijk brengen, in de volgorde van de catechismus; hij voegde er een prach-
tig portret aan toe van de ware christen; en met gedachten over de eeu-
wigheid, levert hij stof voor ernstige overwegingen die tot diep in de ziel
doordringen. Uit de stof van het tweede en derde deel verwijderde hij de
Rozenkrans tot de Moeder van Smarten, de oefening tot de H. Engelbewaarder, de
vespers voor Allerheiligen, zoals ze in de missen v oo r de levenden en
overledenen gebeden werden; hij voegde er aan toe een gebed voor het be-
houd van de gave van het geloof, en vele schietgebeden om in de loop van
de dag te bidden, waaraan vele aflaten verbonden waren. Hij liet echter de
gewone vespers van de Zondag en die van Onze-Lieve-Vrouw niet weg. Ten-
slotte nam hij er de Grondslagen in van de katholieke godsdienst, die hij
gebruikte voor de derde druk van de Giovane Provveduto waaraan hij toen
bezig was en die dezelfde zijn als die welke wij thans nog in dat kostba-
re boek bezitten. De sleutel tot de Hemel vond een grote afzet en in veer-
tig en meer drukken zijn er ongeveer 800.000 exemplaren van verspreid on-
der de gelovigen. Het is een boek van 496 bladzijden met grote letters,
zoals de mensen dat graag hebben, vooral op het platteland.
Bij de drukkerij De Agostini had hij ook de almanak De Gentleman
voor het jaar 1857 laten drukken, die moest dienen als Nieuwjaarsgeschenk
voor de abonnees op de Katholieke Lectuur. Op die bladzijden beschreef hij
de triomf van de godsdienst in het Franse leger en op de vloot ten tijde van de
Krimoorlog, nadat de onderneming door keizer Napoleon III onder de bescher-
ming van de Allerheiligste Maagd gesteld was; verder schreef hij over de
aalmoezeniers die bij de regimenten en op de schepen gebleven waren en in
de militaire hospitalen bewijzen van bewonderenswaardige priesterlijke
heldenmoed aan de dag legden; over keizerin Eugenie die aan de generaals
eigenhandig de wonderdadige medaille uitreikte, die in de strijd het leven
redde van generaal Canrobert, over de soldaten die stervende waren, hetzij
door de cholera of door hun wonden, en om de aalmoezeniers riepen die kwamen

38 Pages 371-380

▲back to top

38.1 Page 371

▲back to top
- V/367 -
toelopen en hen met God verzoenden; over de Liefdezusters die bewonderens-
waardig werk verrichtten; over de christelijke gevoelens en de betuigingen
van geloof, over de moed van de dappere zonen van Frankrijk, tijdens de gevech-
ten.
Vervolgens wijdde hij een bladzijde aan het Sardijnse Leger. Hij
verhaalde dat het merendeel van onze soldaten wilde biechten en communice-
ren alvorens naar de Krim te vertrekken, en de medaille van Onze-Lieve-
Vrouw om de hals dragen. Hij bracht hun moedige daden in herinnering, de
roemrijke dood van de generaals Ansaldi en La Marmora, van kolonel di
Montevecchio, van kapitein di San Marzano; maar hij vond het jammer dat
hij wegens plaatsgebrek geen echt relaas kon geven van vele bijzondere
en lichtende feiten die terwijl zij bijdroegen tot grotere eer en waardig-
heid van de naam van Savoyaard, waarop wij trots zijn, eveneens de gods-
dienstige overtuigingen der soldaten en officieren onthulden. Stervend
riepen zij immers uit: "Als ik moet sterven, sterf ik voor het vaderland,
voor de koning, maar in het heilige geloof waarin we zijn geboren en opge-
groeid, met de geestelijke vertroostingen van hen die ons redden, onder de
bescherming van de Allerheiligste Maagd, die de Piëmontese soldaten met
zoveel vertrouwen bezielt. De Regering had inderdaad naar de troepen op de
Krim zes priesters der missionarissen van de H. Vincentius a Paolo gezon-
den, en zeventig Italiaanse zusters van Liefde, van wie er tien en een missio-
naris het leven lieten door besmettelijke ziekten, na veel vermoeienissen en
kwellingen in het bijstaan van zieken en gewonden.
Deze belangwekkende herinneringen vulde hij aan met een lang artikel
over enkele vormen van volksbijgeloof. Er is een pastoor die aanwezig is
bij een winterwake van boeren in de stal. Zij vragen hem uitleg over zekere bij-
gelovigheden, waanideeën en dwalingen die bevestiging schijnen te vinden
in bepaalde feiten zie zij uiteenzetten: het gaat over bepaalde godvruchti-
ge oefeningen waaraan men de kracht toeschrijft om zonder mankeren bevrijd
te worden van elke kwaal; over zout dat op de tafel gemorst wordt, teken
van dreigend ongeluk; over het getal 13 en over het klaaglijk roepen van de uil,
aankondiging van sterfgevallen; over de vrijdag die een ongeluksdag is,
over de toekomst die men meent te kunnen doorgronden bij het zien van de
eerste persoon die men bij het verlaten van zijn huis tegenkomt op het feest der
Besnijdenis, over de dromen die nummers voor een loterij aanduiden; over de
heksen die de toekomst voorspellen; over de dwaallichtjes die de mensen
volgen, die men houdt voor dwalende zielen uit het vagevuur. En de brave
pastoor ontzenuwt en veroordeelt bovengenoemde bijgelovigheden en ijdele
meningen één voor één met redeneringen, met geestigheden, met schertsend
gegeven berispingen, met waarschuwingen en bovenal door de catechismus aan
te halen, terwijl hij meteen aantoonde dat dit alles in strijd was met de
wet van God.
Met deze verhandeling bewees Don Bosco een grote dienst aan het volk
dat in Italië echter dank zij de onderrichtingen van de katholieke geeste-
lijkheid minder bijgelovig is dan in andere landen.
De Gentleman eindigde met een Piëmontees gedicht:
Meist Tomà '1 Pastissè, Meester Tommaso de Pasteibakker.
Daar Don Bosco echter zijn interne en externe werkjongens, behal-
ve met De Gentleman ook een plezier wilde doen met een andere almanak
waarvan hij wist dit ze deze op prijs zouden stellen, kocht hij in november dui-
zend exemplaren van de almanak der kunstenaars, die bestond uit een vel in
32°, eveneens gedrukt door de drukkerij Paolo De Agostini.

38.2 Page 372

▲back to top
- V/368 -
In dezelfde maand liet hij op een dubbel vel bij drukkerij Giuseppe
Cattaneo de vijftien geheimen van de Rozenkrans drukken. Don Bosco over-
woog woord voor woord wat hij schreef. Hij bevond zich in het Convict
met de theol. Golzio en verbeterde de overwegingen van deze geheimen. In
het derde blijde geheim gekomen bij de woorden: - "We zien hoe de Heilige
Maagd..." keerde hij zich tot de theoloog en vroeg hem: "Ter wereld
bracht?" - "Dat zou kunnen"! zei Don Golzio. Don Bosco dacht na en ver-
volgde toen: "Werd geboren uit de Maagd Maria"? en na nog eens nagedacht
te hebben zei hij tegen een seminarist die bij hem was: "Schrijf op: "We
zien hoe onze Verlosser geboren wordt in de stad Bethlehem."
Doch het werk dat hem eveneens gedurende lange tijd erg in beslag
nam, was dat van de herziening van de Giovane Provveduto met de toevoe-
gingen die hij nodig oordeelde voor de groeiende ontwikkeling van zijn
Instituut. Dat was: De noveen en de akte van toewijding aan Maria Onbe-
vlekt Ontvangen. Verder het artikel: De schoonste der deugden; het gebed
waarmee de H. Aloysius van Gonzaga zich aan Maria toewijdde; uitvoeriger
aanwijzingen over de manier van biechten en communiceren; de formule voor
de geestelijke communie; de jongen bij de keuze van zijn levensstaat en de
middelen om de eigen roeping te leren kennen; de jongen die trouw is aan
zijn roeping; gebed tot de Heilige Maagd om zijn roeping te leren kennen; dage-
lijkse en maandelijkse oefeningen, en een oefening voor iedere dag van de
noveen van de H. Franciscus van Sales; het dodenofficie en de heldhaftige
akte van liefde ter verlichting van de zielen in het vagevuur, en de manier
om veel aflaten te kunnen verdienen en tenslotte de gebeden bij de zegen
van de akkers.
Daar hij van plan was de Compagnie van de H. Jozef op te richten
voor de vakjongens, liet hij eveneens de oefening der zeven smarten en
der zeven vreugden van de H. Jozef drukken en een gebed tot dezelfde Hei-
lige voor het verkrijgen van de deugd der zuiverheid. Ten slotte in 1868
vervolledigde hij zijn boek met de noveen van Maria, Hulp der Christenen
en een groot aantal gewijde gezangen ter ere van Jezus, Maria en onze
bijzondere beschermheiligen. Hier en daar voorzag hij het werk van ge-
schiedkundige aantekeningen over de oorsprong van bepaalde devoties.
Het goede dat Don Bosco met dat werk bereikte is niet onder woorden
te brengen. Wie kan de jongens tellen die erdoor naar het Oratorio geleid
werden, de bekeringen die eruit voortvloeiden, de roepingen tot de kloos-
terlijke en geestelijke staat waarvoor hij het zaad uitstrooide, en die
daarna weelderig en rijk bloeiden, de deugden der christelijke volmaakt-
heid die hij in de harten wortel deed schieten.
Vandaar dat het niet te verwonderen valt dat de bladzijden van de
Giovane Provveduto zoveel liefde, zachtmoedigheid en overtuiging ademen
die de lezers voor zich innemen. We mogen zeggen dat zij doortrokken zijn
met de zalving van het H. Evangelie. De eerw. Heer Luigi Albera, lazarist,
overste te Finale, wilde dat ieder jaar de zeven overwegingen voor de da-
gen in de week aan de jongens van het college van Scarnafigi zouden wor-
den voorgelezen en hij riep uit: - "0, hoe mooi! Zulke overwegingen doen
veel goed! Waarom heeft Don Bosco er niet meer geschreven! Wat een geluk
zou het geweest zijn als het er in plaats van zeven, zevenzeventig waren!"

38.3 Page 373

▲back to top
- V/369 -
H O O F D S T U K XLIX.
1857 - BRIEF VAN MGR. CHARVAZ - EEN NIEUWE EN GROTE LOTERIJ -
DE COMMISSIE - ZIEKTE VAN DE BROER VAN DON BOSCO - DON
BOSCO TE GENUA - PLANNEN TOT VERENIGING VAN HET WERK
VAN DON BOSCO MET DAT VAN DON MONTEBRUNO - TE FASSOLO -
RONDSCHRIJVEN VOOR DE BESCHERMHEREN VAN DE LOTERIJ -
GEEST EN SNELHEID WAARMEE DON BOSCO ZIJN BRIEVEN
SCHREEF.
Don Bosco had besloten zich naar Genua te begeven; en voor het Kerstfeest
zond hij eerst een blijk van eerbied aan de geleerde en beminnelijke bisschop.
Mgr. Charvaz antwoordde hem aldus:
"
Mijnheer Don Bosco,
"
"
Ik dank U zeer voor de Geschiedenis van Italië die u hebt uit-
" gegeven, en die U zo goed was mij te doen toekomen. Ik twijfel er
" niet aan of zij komt overeen met uw voortreffelijke bedoelingen en zij
" voldoet aan de verwachtingen van allen die haar kennen. Ik zal ze in
" mijn seminaries doen doornemen en kennen.
"
Van de eerste de beste gelegenheid die zich voordoet zal ik
" gebruik maken om uw voortreffelijke Katholieke Lectuur aan te beve-
" len, waarvan ik het nut en de belangrijkheid bijzonder waardeer.
"
Zeer veel dank voor uw wensen bij gelegenheid van het Kerst-
" feest, die mij zeer dankbaar stemmen; op mijn beurt zend ook ik U
" mijn beste wensen. Ik doe ze vergezeld gaan van mijn gebeden opdat
" God U met zijn zegeningen moge overstelpen. Moge Hij U in gezondheid
" bewaren tot Zijn glorie en voor het welzijn van de godsdienst. Ik
" smeek Hem de vurige en heilige ijver te blijven zegenen waarmee U
" zich wijdt aan de onderrichting en heiliging van de jeugd.
"
Ontvang met mijn zegewens de bijzondere uitdrukking van mijn
" hoogachting en van de vrome eerbied waarmee ik verblijf,
"
" Genua, 1 januari 1857.
"
Uw nedrigste en gehoorzame dienaar
"
+ Andrea, Aartsbisschop van Genua.
" (Uit het Frans vertaald) (1).
(1) De italiaanse tekst in de Memorie Biogr. is uit het Frans vertaald.

38.4 Page 374

▲back to top
- V/370 -
Verschillende en belangwekkende motieven bewogen Don Bosco tot een
reis naar Ligurië. Don Francesco Montebruno had in Genua het Werk van de Arbei-
dersjongens opgericht; op de bovenste verdieping die hij gehuurd had van
een particulier huis in een straatje dat de Canneto lungo genoemd werd,
gaf hij onderdak aan veertig jongens, de armste en meest verwaarloosde van
de stad. De overeenkomst van hun roeping, van hun inborst en van de manier
waarop ze de weldadigheid beoefenden had een wederkerige genegenheid tus-
sen Don Bosco en Don Montebruno ten gevolge. Don Bosco bewonderde hem en
sprak dikwijls over hem tot de jongens van het Oratorio. De twee mannen
Gods hadden in briefwisseling met elkaar gestaan, waarbij zij het plan
opperden elkaar steun te verlenen, hun beide instituten tot één te ver-
enigen zodat op die manier ook na hun dood het werk ten bate van zoveel
verlatenen zou worden voortgezet.
De grote verspreiding van de Katholieke Lectuur in dat gedeelte van
het land, was aan deze gang van zaken stellig niet vreemd, en evenmin
misschien de verspreiding der loten voor een nieuwe loterij, waarvoor Don
Bosco de nodige vergunningen verkregen had. Deze loterij moest nog groter
worden dan de voorgaande. Vooral stelde hij zich ten doel aan een groter
aantal gelovigen een gunstige gelegenheid te bieden om een daad van de hoogste
naastenliefde te stellen, ofwel door het aanbieden van giften of door het
verspreiden van loten, en zich op die wijze een des te grotere kroon van
verdienste te verwerven en meer bij te dragen tot de glorie en eer van
God. Op de tweede plaats wilde hij zodoende de beurs van zijn getrouwe
weldoeners min of meer sparen, opdat zij aalmoezen zouden kunnen geven
voor de verlichting van velerlei andere vormen van ellende in Turijn en in
Piëmont. En tenslotte wilde hij zich de nodige fondsen verschaffen om de
schulden van de nieuwe bouwwerken te voldoen, tot ergernis van de vijand
van al het goede, die, in plaats van iets te winnen begon te verliezen,
zowel door de vermeerdering van de goede werken, als door de toename der
akten van liefde jegens God en tegenover de evenmens.
Daarom hield Don Bosco op 4 januari een vergadering met verschillen-
de adellijke heren om een uitvoerend Comitee samen te stellen, dat de
leiding en de verantwoordelijkheid voor genoemde loterij op zich zou ne-
men, en op 8 januari schreef hij als volgt aan Graaf Pio Galleani d'Agli-
ano: "Zondag kon U niet ten huize van de heer graaf Cays komen; niettemin
laat ik U niet buiten het getal der beschermleden van de loterij. Het is
een liefdewerk, en dat is voor U voldoende. Over enkele dagen zal ik om
vijf uur in de namiddag bij U aankomen. De Heer zegene U en heel uw gezin,
en weet dat ik in nomine Domini steeds met grote dankbaarheid ben enz."
Graaf d'Agliano ging gaarne op het voorstel van Don Bosco in; en op ver-
schillende soortgelijke brieven hadden eveneens andere heren bevestigend
geantwoord, zodat de commissie voor de loterij aldus werd
samengesteld:
Graaf Carlo Cays di Giletta, voorzitter.
Giacinto baron Bianco di Barbania, onder-voorzitter.
Ridder Lorenzo Galleani d'Agliano, secretaris.
Markies Ludovico Scarampi di Pruney, directeur van de Loterij.
Ridder Giuseppe Cotta, senator, penningmeester.
Advocaat Gaetano Bellingeri.
Giovanni Bosco, pr., directeur van de Oratorio’s.
Ridder Aleramo Bosco di Ruffino.
Paolo Cerruti.
Graaf Carlo De Maistre.

38.5 Page 375

▲back to top
- V/371 -
Ridder Giuseppe Duprè, gemeenteraadslid. Markies Domenico Fassati.
Graaf Pio Galleani d'Agliano.
Ridder Michele Galleani d'Agliano.
Ridder Marco Gonella, Directeur van de Loterij.
Carlo Grosso, directeur van de Loterij. Achille Prever.
Graaf Alessandro Provana di Collegno. Ridder Giuseppe Roasenda di Roasenda. Graaf
Francesco Viancino di Viancino.
Tussen de bedrijven door schreef Don Bosco als volgt aan Ridder
Zaverio Provana di Collegno:
"
Zeer geachte Heer,
"
"
Verontschuldig mijn nalatigheid in het antwoorden.
"
Verscheidene familieomstandigheden hebben me afgehouden van
" het nakomen van mijn verplichtingen, waaronder de beantwoording
" van Uw gewaardeerde brief.
"
Stuur mij de jongen over wie U spreekt. Indien hij niet werkt,
" kan hij om te beginnen van de school profiteren. Toont hij goede wil
" om zich aan een bezigheid te begeven, dan hoop ik, op de voorwaarden
" die U me in Uw geacht schrijven noemde, hem op weg te kunnen helpen.
"
De zegen des Heren moge overvloedig zijn voor U, alsmede voor
" Uw hooggeachte ouders en voor heel Uw gezin. Intussen verblijf ik in
" nomine Domini,
"
" Ten huize, 8 januari 1857
Uw dw. dienaar
"
Bosco Giov., priester.
Welke waren echter de omstandigheden die het Oratorio getroffen
hadden en waardoor het beantwoorden van brieven was vertraagd? Ongetwij-
feld de ernstige ziekte van zijn broer Giuseppe.
Wij hebben reeds gezegd hoezeer Don Bosco hem genegen was. Hij
was een ernstig man, had een edelmoedig hart en een voortreffelijk ka-
rakter. Als men hem voor het eerst zag leek hij somber en bijna bars, maar
hij deed zich moeite zo te schijnen te midden van de jongens; maar er was
weinig voor nodig, bijvoorbeeld een tot hem gerichte vraag, of hij was
een en al hoffelijkheid en gaf een bevredigend antwoord. Af en toe kwam
hij naar het Oratorio en bleef er enkele dagen; de oudere jongens, onder
wie Tomatis, gingen hem dan opzoeken om een poosje gezellig met hem te
praten. De brave Giuseppe was daar gaarne voor te vinden, en wist hen zo
goed te onderhouden, dat ze haast niet meer van hem weg konden. Hij had
veel karaktertrekken met Don Bosco gemeen vooral de beminnelijkheid en
ongedwongenheid.
De droefheid in het hele Huis was dan ook zeer groot toen hij, op
het eind van 1856 naar Turijn gekomen, een ernstige longontsteking kreeg.
Hij vond onderdak in een kamer van het Jongenstehuis die uitkwam op het
balkon van de tweede verdieping, en zijn toestand werd met de dag slechter.

38.6 Page 376

▲back to top
- V/372 -
Dokter Musso verzorgde hem, maar de geneesmiddelen hielpen niet. Toen de
ziekte nog erger werd, werd zijn goede vrouw in Castelnuovo geroepen, opdat
zij hem nog een laatste maal zou kunnen zien.
Don Bosco echter vertrouwde op God, in de overtuiging dat zijn broer
hun niet zou ontvallen en dat zijn dagen nog zouden worden verlengd ten-
einde zijn nog jonge kinderen te kunnen helpen. Verschillende malen per
dag, en iedere avond, bracht hij, alvorens zich ter ruste te begeven, lange
tijd bij de zieke door.
Op een avond kwam Don Bosco de kamer van zijn broer binnen waar Buz-
zetti, Rossi Giacomo, Davitto, Reano en ook zijn schoonzuster aanwezig wa-
ren. Zijn schoonzuster had de hele dag gehuild, vervuld van vrees, haar
man te zullen verliezen. Don Bosco keerde zich tot de zieke, nam zijn hand,
raakte zijn voorhoofd aan en vroeg hem hoe het met hem ging. Maar Giuseppe
was te ziek en te uitgeput om antwoord te kunnen geven.
Een uur was al voorbijgegaan en Don Bosco kreeg het gevoel dat hij
zich in die nacht niet van het ziekbed zou kunnen losmaken, hij bleef zijn
broer aanhoudend op een vriendelijke manier toespreken, wat grote indruk
op de aanwezigen maakte. Tenslotte zei hij tot hem: - "Luister eens,
mijn beste Giuseppino! Ik vind dat we er bij Onze-Lieve-Vrouw moeten op
aandringen je te laten genezen. Vind je dat goed? Laten we daarom nu met-
een een gebed tot Haar opzenden; om je niet te vermoeien hoef je ons gebed
alleen maar in gedachten te volgen." - Toen het gebed beëindigd was,
raakte Don Bosco andermaal het voorhoofd van zijn broer aan, sprak hem
moed en vertrouwen in, spoorde hem aan kalm te blijven en te vertrouwen
op de H. Maagd Maria en ging naar bed. De volgende morgen was Giuseppe
opvallend veel beter, en bleef aan de beterende hand, zodat hij enkele
dagen later kon opstaan. Na een lange tijd van herstel keerde hij volkomen
gezond naar zijn huis in de Becchi terug; en degenen die erbij waren zagen
in zijn genezing een kennelijk door Onze-Lieve-Vrouw aan Don Bosco verleende
genade.
Nauwelijks had de dokter verklaard dat Giuseppe buiten gevaar was,
of Don Bosco vertrok, ook vanwege de uitnodiging die hij daartoe ontvangen
had, naar Genua. Over deze reis werd ons een verslag geschreven door me-
vrouw Rosina Manassero Ferrerati. "Op het eind van het jaar 1856, of in de
eerste dagen van januari 1857 begaf ik me naar Genua, en bevond me daar-
bij in dezelfde treinwagon als de priester Giovanni Bosco. Hij sprak zijn
ongerustheid uit over het lot van de jongens die, vooral op zondagen,
langs de straten lopen, en dat hij op dat ogenblik zijn aandacht in het
bijzonder gericht had op diegenen onder hen die in de buurt van de kerk
der protestanten in Turijn woonden. Hij beschreef de moeilijkheden waarmee
hij te maken had en sprak de hoop uit dat hij erin zou slagen hen te red-
den. Hij sprak met zoveel liefde, eenvoud, ijver en geest van zelfverloo-
chening dat wij, die zijn reisgenoten waren, er ten zeerste door getroffen
werden. Toen hij, in Genua aangekomen, afscheid van ons nam, zeiden allen
eenstemmig: - "Dit is een priester die van liefde tot Jezus-Christus ver-
vuld is. Als hij geen heilige is geloven we niet dat er nog zijn."
Don Bosco logeerde in het paleis van Markies Antonio Brignole-Sale.
Na zijn opwachting gemaakt te hebben bij de Aartsbisschop, onderhield
hij zich langdurig met Don Montebruno over de manier waarop zij hun in-
spanningen tot groter zedelijk voordeel van de jeugd zouden kunnen samen-
bundelen, waarbij ze spraken over de materiële belangen, de geschiktheid
van de streek en de mogelijke bezwaren van de weldoeners. Zij bereikten geen

38.7 Page 377

▲back to top
- V/373-
overeenkomst,vooral omdat een van beide instituten althans voor een gedeelte zijn
autonomie had moeten prijsgeven. Het plan werd evenwel niet ter zijde gelegd, en
verschillende jaren lang leek een bevredigende overeenkomst niet onmogelijk. Het
samenvoegen van beide ondernemingen lag echter niet in de plannen van de Voorzie-
nigheid besloten.
Don Bosco bracht eveneens een bezoek aan de Heer Don Angelo Fulle, eco-
noom van het Aartsbisschoppelijk Seminarie, die met Don Bartolomeo Mariconi
de taak op zich nam abonnees voor de Katholieke Lectuur te werven. Hij sloot ook
vriendschap met de pastoor van de Sint-Sabinakerk, Don Giuseppe Frassinetti, een
heilig en geleerd moralist, die hij uitnodigde om enkele afleveringen van zijn po-
pulaire reeks te willen samenstellen; met de heer Giuseppe Canale, caféhouder,
steunpilaar van verschillende katholieke werken, en diens broer, Don Giambattis-
ta, kanunnik van de collegiale kerk van Onze-Lieve-Vrouw der Wijnbergen, een
priester die in heel de stad hoge achting genoot. Hij had verder een onderhoud
met kanunnik Melchiorre Fantini, met wie hij eertijds reeds betrekkingen onder-
houden had te Chieri, met Don Gerolamo Campanella, pastoor van de Carmine, en met
andere heren van de Genuese geestelijkheid, adel en burgerij, bij wie hij over-
al bewondering wekte door zijn deugden en zijn optreden. Hij vergat evenmin graaf
Rocco Bianchi en de Genuese Conferenties van de H. Vincentius a Paolo.
De heer Pirotti, een Lazarist, had grote eerbied voor hem. Toen hij hem op
straat tegenkwam en ernaar verlangde eens vertrouwelijk met hem te spreken, nodig-
de hij hem uit naar Fassolo te komen om een bezoek te brengen aan het college of
seminarie voor de buitenlandse missiën. Markies Brignole Sale had het laten bou-
wen nabij het huis en de kerk van de Lazaristen, en ook voor voldoende middelen
gezorgd voor het onderhoud der leraren en vierentwintig seminaristen. Don Bosco
zegde gaarne zijn bezoek toe omdat hij een bijzondere belangstelling had voor
alles wat de missies betrof, en de dag werd vastgesteld. Op de morgen van die
dag kwam Don Pirotti herhaalde malen bij de portier vragen of Don Bosco nog niet
gekomen was, omdat hij met ongeduld uitzag naar het onderhoud. Tenslotte sloeg
het middaguur en moest hij aan tafel gaan. Toen kwam Don Bosco aan, die door
allerlei zaken was opgehouden en die misschien ook niet gedacht had dat het zo een
lange weg was naar Fassolo, een buitenwijk aan de westkant van Genua. Hij vroeg bij
de portier naar de heer Pirotti. - "De Heer Pirotti is aan tafel", werd hem ge-
antwoord.
Don Bosco vroeg of hij hem kon spreken. - "Dat kan niet, dat is tegen de
regel."
- "Wel, laat hij dan verlof vragen aan de Overste. Die zal me dat genoegen
wel doen. Het is de heer Pirotti zelf die me heeft willen spreken en me verzocht
heeft om hierheen te komen."
- "Wacht u dan tot hij gegeten heeft", antwoordde deze iezegrim.
- "Ik kan niet wachten, want ik heb van alles in de stad te doen en wel op
vastgestelde uren. Dien mij dan tenminste aan; ik ben Don Bosco."
Maar de portier bleef onverzettelijk, of het nu was uit humeurigheid, of
omdat hij het zich niet te moeilijk wilde maken, of misschien ook omdat het nede-
rige voorkomen van deze priester hem geen hoge dunk van hem gaf. Met tegenzin
zag Don Bosco zich gedwongen heen te gaan. Nauwelijks had hij gegeten, of de heer
Pirotti haastte zich naar de portier, en hoorde tot zijn grote spijt dat Don
Bosco er geweest was en dat ze hem niet hadden gewaarschuwd. Hij vond dat zo

38.8 Page 378

▲back to top
- V/374 -
erg dat hij jaren later, als Overste van het huis te Sarzana, erover sprak
met Don Paolo Albera, en er zich over beklaagde dat hij toen door de
schuld van de portier, de kostbare gelegenheid gemist had zich met Don
Bosco te kunnen onderhouden. De goede dienaar Gods vergat hem echter niet
en af en toe dacht hij aan hem met grote genegenheid.
Toen hij na drie of vier dagen afwezigheid in Turijn terugkeerde, onder-
vond Don Bosco een van die aangename verrassingen, die zijn weldoeners hem
niet zelden bezorgden, en hij schreef daarover aan Graaf Pio Galleani
d'Agliano.
"
Mijnheer de Graaf,
"
"
De arme jongens die in het Huis van het Oratorio van de H.
" Franciscus van Sales zijn opgenomen, danken de Heer Graaf d'Agli-
" ano voor de vermeerdering van het brood dat U hun in uw welwil-
" lendheid hebt doen toekomen; en van ganser harte smeken zij God dat
" Hij zijn genaden en zegeningen voor U en heel Uw geachte familie
" moge vermeerderen.
"
Uit naam van genoemde jongens en eveneens namens zichzelf,
" verblijft, vol dankbaarheid
"
" Turijn, 22 januari 1857
"
Uw dw. dienaar
"
Giov. Bosco pr.
" P.S. Ontvangen de bon voor 20 Kilo per maand ten gunste van het
" Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
Daar hij intussen persoonlijk de voorbereidende werkzaamheden voor
de loterij weer ter hand genomen had, zond hij een gedrukte circulaire aan
velen wier genegenheid voor zijn werk hij kende.
"
Zeer geachte Heer,
"
"
De kosten die ik in de laatste jaren te dragen had, en die
" welke thans op mij rusten, hetzij om enkele onvermijdelijke werk-
" zaamheden voor de jongens in de Oratorio’s van de H. Franciscus
" van Sales in Valdocco, van de H. Aloysius te Porta Nuova en van
" de H. Engelbewaarder in Vanchiglia tot een goed einde te brengen,
" ofwel om te zorgen voor brood voor de ongeveer vijfhonderd in dit
" huis opgenomen jongens, zie ik mij voor de noodzaak gesteld dit
" jaar een loterij op touw te zetten.
"
Tot dit doel is het noodzakelijk dat U mij te hulp komt en
" mij uw medewerking verleent door het Beschermheerschap van deze loterij
" op u te nemen. Uw taak zou zijn de personen uit te nodigen met wie
" U bijzondere betrekkingen onderhoudt, en hun namens mij te vragen
" een of ander voorwerp dat zij het beste kunnen missen en dat zij
" in hun naastenliefde het liefst wegschenken ter beschikking te
" stellen, en tevens mee te werken aan de verspreiding van enkele
" loten zodra de openbare tentoonstelling van de voorwerpen een aanvang
" neemt.
"
Dit is het doel van deze loterij. Daar het gaat om medewerking
" aan een onderneming van openbare weldadigheid, weet ik zeker dat U

38.9 Page 379

▲back to top
- V/375 -
" mij die gunst zult willen verlenen; wanneer ik dus geen tegenbericht
" van U ontvang, neem ik aan dat U mij Uw bijstand zult willen verlenen,
" en zal ik U binnenkort enkele programma's met een overzicht van het
" reglement van de loterij ter verspreiding toesturen, waarin U dan
" alle ophelderingen zult kunnen lezen die U wenst.
"
Inmiddels smeek ik van ganser harte God de Heer, die het ge-
" ringste rijkelijk beloont, U in gezondheid te bewaren en U met zijn
" meest uitgelezen zegeningen te overstelpen. Intussen verblijf ik vol
" hoogachting en dankbaarheid,
"
" Turijn, 22 januari 1857
"
Uw dw. dienaar,
"
Giov. Bosco, pr.
Nauwelijks had Don Bosco zijn voornemens bekendgemaakt, of heren en dames,
geestelijken en leken van Turijn en uit andere plaatsen lieten zich als om strijd
als bevorderaars inschrijven. Het zou aardig zijn hier melding te maken van de
namen van al de weldoeners die we in een apart boekje hebben aangetroffen, maar
omwille van de beknoptheid vermelden we slechts dat het aantal bevorderaarsters
ver over de vierhonderd bedroeg!
Uit dit aantal kan men gemakkelijk besluiten wat voor een hoeveelheid
brieven Don Bosco voortdurend schreef. Hun aantal werd nog groter in ver-
band met alle regelingen die getroffen moesten worden om de loterij goed te
doen verlopen en in verband met nog vele andere zaken. Maar omdat al die
bezigheden de glorie van God tot doel hadden, kwam in al die brieven ook
steeds zijn vereniging met God tot uiting.
Ook sloot hij bij zijn brieven plaatjes in met een eigenhandig geschreven
woord om de geest tot God te verheffen; soms deelde hij ze uit aan bezoekers, soms
sloot hij ze zonder meer in een briefomslag. Tot dit doel liet hij dat jaar bij
Paravia 500 prentjes drukken van Maria Onbevlekt Ontvangen. Wat hij erop schreef
bevatte een aansporing tot naastenliefde, een bevestiging van ontvangst of een
woord van dank voor een gift of alleen maar een groet of heilwens. Bij het feest
van de voornaamste patroon van het Oratorio stuurde hij aan een vooraanstaande
beschermer, die veel moeite deed voor de loterij, een plaatje van de Heilige Fran-
ciscus van Sales met het opschrift: "De Nooit las men een brief waar-in de
naam van God niet voorkwam, of die van Jezus-Christus, of van de hemelse
Moeder; en men kan van hem zeggen wat de H. Bernardus van zichzelf ge-
tuigde, namelijk "dat elk gesprek, elk boek zouteloos is wanneer men er
de heilige naam van Jezus of Maria niet in aantreft." Don Bosco sprak
deze namen zoals altijd, ook wanneer hij ze schreef, met diep gevoel uit,
maar zo dat anderen het niet hoorden, omdat hij er een hekel aan had op
te vallen; en het was alsof hij die namen met zijn eigen adem op zijn
brieven drukte. Heilige Franciscus van Sales schenke op deze dag aan de Heer
Baron de zegen des Heren over hem en alle werkzaamheden die hij onderhanden heeft.
Amen. Giov. Bosco, pr."
Zijn eenvoudige brieven naar de vorm maar met een dergelijke geest geschre-
ven, hadden een wonderlijke uitwerking. Op zekere dag bijvoorbeeld, had hij zijn
geldelijke moeilijkheden uiteengezet aan een allesbehalve weldadig persoon; en na-
dat hij de brief van Don Bosco gelezen had, stuurde deze aan het Oratorio een be-
drag dat zeker niet kleiner was dan zijn inkomsten.

38.10 Page 380

▲back to top
- V/376 -
Ook de snelheid waarmee hij schreef was bewonderenswaardig. Verschillende
keren in de loop der jaren vergezelde de seminarist Durando Don Bosco naar
het Convict van de H. Franciscus om hem behulpzaam te zijn bij de verzen-
ding van de brieven. En ziehier wat er gebeurde. Als Don Bosco een brief
geschreven had, gaf hij hem aan Durando, die hem opvouwde, dichtplakte en
er het adres op schreef. Maar voordat de seminarist met die handeling klaar
was, werd hem reeds een volgende brief kant en klaar voorgelegd. De semi-
narist haastte zich, maar hij was nog niet klaar met het adres erop te zet-
ten, of er volgde een derde brief, enzovoort, uren en uren lang. Als dan
eindelijk het tijdstip gekomen was om terug te keren naar het Oratorio,
dankte Don Bosco de Heer, en riep, zonder enige vermoeidheid aan de dag te
leggen, glimlachend uit: - "Kijk, dat is de manier om veel zaken af te
handelen!" - En het aantal brieven dat hij schreef zou zeker ongeloof-lijk
geschenen hebben, als er niet zovelen van dit verbazingwekkend feit getuige
geweest waren.

39 Pages 381-390

▲back to top

39.1 Page 381

▲back to top
- V/377 -
H O O F D S T U K L.
HET COMITEE ROEPT DE BEVOLKING OP TOT DEELNAME AAN DE
LOTERIJ - HET ONTWERPREGLEMENT - BRIEF VAN DON
BOSCO BIJ DE OPROEP GEVOEGD - HET BINNENKOMEN DER
SCHENKINGEN EN BEVESTIGING VAN ONTVANGST - SCHENKING
VAN EEN SCHILDERIJ DOOR DE MINISTER VAN BINNENLANDSE
ZAKEN - TENTOONSTELLING VAN DE PRIJZEN - DE JONGENS VAN
HET JONGENSTEHUIS EN DE MILITAIRE DIENSTPLICHT.
Het comitee ter bevordering van de Loterij publiceerde en verspreidde een
kennisgeving aan de medeburgers dat naar het ons voorkomt waard is opgenomen te
worden in ons verhaal. Het was in de volgende termen gesteld:
" Uitnodiging tot deelneming aan een Loterij van voorwerpen ten bate
" van de Oratorio’s van de H. Aloysius te Porta Nuova, van de H. Fran-
" ciscus in Valdocco en van de H. Engelbewaarder in Vanchiglia.
"
"
Hoezeer de evangelische liefde, die de mens tot de mooiste
" werken van weldadigheid inspireert, er ook voor terugschrikt de blik-
" ken van anderen op zich te vestigen, aarzelt zij niet om daar, waar
" de eer van God en het welzijn van de evenmens het vergen, haar
" schroom te overwinnen en de hand uit te strekken naar liefdadige
" mensen, en telkens weer te spreken over de verrichte weldaden, om
" zo anderen aan te zetten de behoeftigen te hulp te komen. Deze
" overweging bracht het comité dat voor deze loterij werd opgericht,
" tot het besluit een mededeling te doen over de voornaamste werken
" die in deze Oratorio’s verricht worden, en zodoende allen ervan in
" kennis te stellen waarvoor de opbrengst van de loterij gebruikt zal
" worden.
"
Het is naar wij menen algemeen bekend hoe de priester Giovanni
" Bosco, in het verlangen het morele welzijn van de verwaarloosde jeugd
" te bevorderen, ervoor zorgde dat de drie jongensoratorio’s op de drie
" voornaamste punten van deze stad geopend werden, waar op zondagen in
" zo groot mogelijke getale die bedreigde jongens uit de stad verzameld
" worden, evenals degenen die vanuit hun dorpen in de provincie naar de
" stad komen. In deze Oratorio’s zijn kapellen voor de godsdienstoefe-
" ningen, enkele lokalen voor de school en een ruimte voor de recreatie.
" De jongens worden aangemoedigd erheen te komen door het beschikbaar
" stellen van prijzen, en ze worden er bezig gehouden met wat gymnas-

39.2 Page 382

▲back to top
- V/378 -
" tiek en ander onschuldig vermaak, nadat zij de kerkdiensten hebben
" bijgewoond. Het aantal jongens dat er een toevlucht vindt loopt in
" de drieduizend. Als het seizoen het toelaat wordt er les gegeven in
" lezen, schrijven, zingen en muziek. Een aanzienlijk aantal heren
" heeft zich ermee belast de jongens catechismusonderricht te geven, en
" doen hun best om werkloze jongens bij een goede patroon te plaat-
" sen, die hun werk voortzet door voor de jongens te zorgen als een
" goede vader.
"
In het Oratorio van Valdocco zijn er ook in de week dag- en
" avondscholen, in het bijzonder voor die jongens die, ofwel doordat
" zij er zo haveloos uitzien, of door hun ongedisciplineerdheid, niet
" op de openbare scholen kunnen worden toegelaten.
"
De avondscholen worden zeer druk bezocht. Daar wordt onder-
" richt gegeven in lezen, schrijven, vocale en instrumentale muziek en
" dit alles om hen weg te houden van slecht gezelschap, waar zij onge-
" twijfeld het gevaar zouden lopen, de schaarse opbrengst van hun werk,
" de goede zeden en hun geloof te verliezen.
"
Onder deze jongens zijn er uit de stad, uit de dorpen, en men
" komt er enkele onder hen tegen die geheel en al verweesd en zo arm
" en verlaten zijn, dat men hen niet tot een vak of beroep kan oplei-
" den zonder hun ook van onderdak, voedsel en kleding te voorzien, en in
" die behoefte wordt voorzien door een tot het Oratorio van Valdocco
" behorend huis, waarin er meer dan honderdvijftig zijn opgenomen,
" hun wordt bijgebracht wat nodig is om goede christenen en eerzame
" ambachtslieden van hen te maken.
"
Na een dergelijke beschrijving van de aard van deze Orato-
" rio’s, valt het gemakkelijk te begrijpen waarvoor de opbrengst van
" de Loterij bestemd is; de kosten van de huren van de verschillende loka-
" len, het onderhoud van klassen en kerk, de broodverschaffing aan
" honderdvijftig jongens zijn noodzakelijkheden die grote uitgaven vergen.
"
Bovendien is het thans drie jaar geleden dat men bij het
" noodlottige optreden van de cholera moest overgaan tot het inrichten
" van een passende ruimte, waarin bij die gelegenheid meer dan veertig
" wezen werden opgenomen, van wie er verscheidenen op het ogenblik nog
" in het huis verblijf houden. Vervolgens moet er dit jaar een deel van de
" gebouwen worden voltooid waarmee enkele maanden geleden begonnen is.
" Al deze werken, hoe zuinig ook uitgevoerd, veroorzaken andermaal de on-
" vermijdelijke kosten van veertigduizend lire. Dit bedrag werd reeds
" door de hulp van weldadige personen voor het grootste gedeelte be-
" taald, doch er is nog een schuld van twaalfduizend lire.
"
Om deze kosten te bestrijden en te voorzien in de mogelijk-
" heid om het begonnen goede werk te kunnen blijven voortzetten, heb-
" ben wij geen ander middel kunnen vinden dan een Loterij van voor-
" werpen, waardoor voor wie ook de weg geopend wordt om zijn medever-
" king te verlenen op de manier en in de mate die hem door zijn midde-
" len en zijn naastenliefde wordt ingegeven.
"
Tot dat doel werd de noodzakelijke vergunning aan de regering
" gevraagd, die gunstig over de aanvraag beschikte, en bij besluit van
" de tweede dezer alle machtigingen verstrekte die voor een goed ver-
" loop van de loterij geboden schijnen.
"
Wij zijn er innig van overtuigd dat onze medeburgers en de liefda-
" dige personen uit de provincie - die ook profijt hebben van de

39.3 Page 383

▲back to top
- V/379 -
" Oratorio’s en van het Huis - zich met ons willen verenigen en er in
" ruime mate aan willen deelnemen, door voorwerpen in te zenden die dienst
" kunnen doen als prijzen, en door loten te kopen. Een uitgelezen aan-
" tal liefdadige personen was zo goed als promotor op te treden, door
" zich te belasten met het verzamelen van voorwerpen en het versprei-
" den van loten volgens het opgestelde reglement dat hieraan is toege-
" voegd.
"
We hebben alleen het doel van de Oratorio’s uiteengezet,
" en de voornaamste middelen die aangewend worden om dit te bereiken. Het
" werk lijkt ons uit zichzelf aanbevelenswaardig, zonder dat wij er een
" woord aan toevoegen. Alleen merken wij op dat men, door deel te nemen
" aan dit werk van liefdadigheid, zich ten dienste stelt, van het al-
" gemeen en persoonlijk welzijn, waardoor men zich de zegen van God en
" de mensen waardig maakt. Van God, Wiens beloning niet geringer zal
" zijn; van de mensen, van wie men de diepste erkentelijkheid mag
" verwachten, terwijl een schare van jongens ieder ogenblik de hand
" zal zegenen, die de gevaren van de straat van hen heeft weggenomen,
" hen op goede weg gebracht heeft en hen, eveneens tot heil van hun
" zielen, aan werk heeft geholpen.
Aan deze oproep was het reglement van de loterij toegevoegd.
" 1. Met de grootste erkentelijkheid zal ieder kunst- of gebruiks-
" voorwerp in ontvangst genomen worden, namelijk borduurwerken, brei-
" werken, schilderijen, boeken, zijden, wollen en andere kledingstuk-
" ken. Ook ieder ander voorwerp van goud, zilver, enzovoort, zal dank-
" baar worden aanvaard.
"
" 2. Op het ogenblik dat de voorwerpen ter beschikking worden gesteld
" zal in een catalogus de kwaliteit van de schenking worden omschreven,
" met vermelding van de naam van de schenker, tenzij deze onbekend wenst te
" blijven.
"
" 3. De leden van het comité, de bevorderaars en bevorderaarsters zijn
" allen bevoegd de aangeboden schenkingen voor de loterij in ontvangst
" te nemen, met het verzoek ze vervolgens te laten bezorgen op de
" plaats van de openbare tentoonstelling, aan de Porta Nuova no. 23,
" Huis Gonella, eerste verdieping.
"
" 4. Om het allen gemakkelijk te maken zal er vanaf 23 februari iedere
" dag iemand aanwezig zijn om de aangeboden schenkingen in ontvangst te
" nemen, vanaf 10 uur in de voormiddag tot vier uur 's namiddags.
"
" 5. De loten zullen worden uitgegeven in een aantal evenredig aan de
" waarde der voorwerpen en binnen de beperkingen aangeduid door de In-
" tendant-Generaal van de provincie Turijn. De prijs is vastgesteld op
" 50 centiemen per stuk. Wie tien loten koopt ontvangt er een gratis.
"
" 6. De loten zullen worden afgescheurd van een boekje en voorzien zijn van
" de handtekening van twee leden van het comité.
"
" 7. De openbare tentoonstelling van de prijzen begint de volgende
" maand maart en zal drie maanden duren. De openbare trekking wordt in de
" dagbladen bekendgemaakt.

39.4 Page 384

▲back to top
- V/380 -
" 8. De nummers zullen een voor een worden getrokken. Mochten er
" per vergissing twee tegelijk getrokken worden, dan zullen ze niet
" worden afgelezen doch worden teruggelegd in de bus.
"
" 9. Er zullen zoveel nummers getrokken worden als er winnende
" prijzen zijn. Het eerst getrokken nummer wint het voorwerp dat met
" het nummer 1 is aangeduid; evenzo voor het tweede nummer en zo verder.
"
" 10. De winnende nummers zullen in de dagbladen worden gepubliceerd
" vier dagen na de trekking; vier dagen na deze publicatie begint
" de uitdeling van de prijzen. De prijzen die binnen twee maanden
" na de trekking niet zijn afgehaald worden beschouwd als ten be-
" hoeve van de loterij zelf te zijn geschonken.
De bovenvermelde oproep en dit trekkingsplan werden verzonden samen met
een brief van Don Bosco aan de propagandisten.
"
"Al wat gij gedaan hebt voor een dezer gering-
"
sten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan
"
zegt de Zaligmaker."
"
Mt. 25,40.
"
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Ik beschouw het als mijn plicht U mee te delen dat bij de
" Intendant-Generaal alle formaliteiten vervuld zijn voor de in Uw
" liefdadigheid aanbevolen Loterij. Daarom stuur ik U enkele program-
" ma's met het verzoek dit ter kennis te brengen van die personen
" die U genegen acht aan dit werk van liefdadigheid mee te wer-
" ken. Indien een of ander liefdadig persoon U voorwerpen ter
" hand stelt tot dit doel, verzoek ik U die in ontvangst te willen
" nemen en ze op een wijze die U schikt te laten bezorgen in het
" lokaal der tentoonstelling Huize Gonella, via Porta Nuova no.
" 23. Over enkele dagen zal ik U de openingsuren van de openbare
" tentoonstelling evenals enkele loten ter verspreiding toezenden.
"
Intussen dank ik U voor het aandeel dat U in dit liefde-
" werk op U genomen hebt, en ik verzoek U mij Uw gunst te willen
" blijven schenken, met de verzekering dat een groot aantal jon-
" gens niet zal nalaten de overvloedige zegen des hemels over U
" af te smeken.
"
Ik verblijf inmiddels met gevoelens van de diepste dank-
" baarheid,
"
" Turijn, 23 februari 1857
"
Uw dw. dienaar,
"
Giov. Bosco, pr.
De gelovigen beantwoordden de oproep van Don Bosco edelmoedig, en al
heel gauw bedroeg het aantal binnengekomen voorwerpen meer dan tweeduizend
negenhonderd stuks. Daaronder was er een van Z.K.H. Prins di Carignano.
Aan de schenkers bevestigde hij de ontvangst met het volgende briefje:

39.5 Page 385

▲back to top
- V/381 -
"
"Als iemand u een beker water te drinken
"
geeft omdat gij van Christus zijt,
"
Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan."
"
Mc. 9,41.
"
Met gevoelens van oprechte dankbaarheid ontvingen wij van de
" Heer...... de volgende voorwerpen.
"
Deze voorwerpen zijn bestemd voor de loterij die werd geor-
" ganiseerd ten bate van de drie Jongensoratorio’s van de H. Francis-
" cus van Sales, van de H. Aloysius en van de H. Engelbewaarder.
"
God belone de weldadige schenkers.
"
Lokaal der openbare tentoonstelling, via Porta Nuova, no, 23,
" Huis Gonella, eerste verdieping.
"
" Turijn, de ... van de maand .... 1857.
"
Voor het comité
"
Pesce Matteo
Onder de eerste ontvangen prijzen bevond zich een olieverfschilderij
voorstellend een episode uit "Jeruzalem Bevrijd" van Torquato Tasso, een
geschenk van de Minister van Binnenlandse Zaken.
" MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN, N. 1447.
"
"
De minister van binnenlandse zaken, verlangend aan de eerw.
" Don Bosco blijk te geven van zijn voortdurende belangstelling voor
" de groei van het Jongensoratorio in Valdocco, haast zich hem hier-
" bij mee te delen dat hem tegelijk met dit schrijven een olieverf-
" schilderij zal worden gezonden ter waarde van 400 lire, voorstel-
" lende Herminia, aangekocht op de jongste tentoonstelling voor schone
" kunsten in deze stad, hetgeen de Minister als geschenk aanbiedt
" voor de loterij ten bate van de Oratorio’s van Portuanova, Valdocco
" en Vanchiglia.
"
" Turijn, 20 maart 1857
"
De minister
"
U. Rattazzi
De Armonia, die de geestelijkheid en de katholieken van Piëmont vertegen-
woordigde beval op 7 maart de loterij warm aan.
"Het is onnodig", zo schreef het blad, "dat wij aan onze lezers het
uiterst belangrijke werk bekend maken waaraan zich de priester Don Giovanni
Bosco op bijzondere wijze gewijd heeft, het opnemen namelijk van jongens
uit de volksklasse om hen te onderrichten, op te voeden en hen weer terug
te brengen op het goede pad, of hen een vak te leren waarmee zij hun brood
kunnen verdienen.
"Men weet eveneens dat dit werk, verstoken als het is van ieder
hulpmiddel, behalve die waarvoor de Voorzienigheid zorgt die ons het dage-
lijks brood geeft, van de liefdadigheid en edelmoedigheid van goede Chris-
tenen leeft. Om het hoofd te bieden aan de grote kosten heeft deze nobele pries-

39.6 Page 386

▲back to top
- V/382 -
ter thans een loterij van voorwerpen op touw gezet." Hierna volgde een
weergave van het programma.
Ondanks het feit dat de tijd niet gunstig scheen voor loterijen van
deze aard, zou deze toch goede resultaten afwerpen. Zes lokalen waren ge-
vuld met kostbare schenkingen van de meest uiteenlopende vorm, soort en
naam. Groot was de medewerking der burgerij, voldoende de verspreiding van
de loten. Ook de dorpen op het platteland deden opgewekt mee met het aan-
bieden van schenkingen evenals met het kopen van loten. Er werden er ook
aan de Bisschoppen en aan de pastoors gezonden, aan burgemeesters en
senatoren, aan afgevaardigden, ministers en zelfs aan koning Victor Emmanuel.
Terwijl Don Bosco volkomen in beslag genomen werd door zijn Loterij,
deed zich plotseling, en wellicht onverwachts, een nieuwe moeilijkheid
voor wat betreft het behouden van het leidende en onderwijzend personeel
in het Oratorio. Aanvankelijk niet ernstig zou dit probleem weldra gaan
wegen en hem nieuwe beslommeringen bezorgen, die niet onderdeden voor die
welke hij nu reeds had. De burgemeester van de stad Turijn had hem in de
maand januari deze brief doen toekomen:
STAD TURIJN.
Oproep militaire dienstplicht.
No. 86 - 2 - Circulaire.
Het reglement tot vrijstelling van de Wet van 20 maart 1854 op de oproep
tot de Militaire Dienst schrijft in par. 14 voor:
"De jongens die opgenomen zijn in inrichtingen voor vakonderwijs of in lief-
dadigheidsinstituten moeten worden ingeschreven op de lijst van dienst-
plichtigen der gemeente waarin deze instellingen en instituten waartoe
zij behoren zijn gevestigd.
"De directie van deze liefdadigheidsinstellingen moet, voor het einde
van de maand december, aan de Burgemeester opgave doen van de opgenomen
jongens die in het komende jaar hun 19de levensjaar voleindigen.
"Dezelfde directie zal aan de Burgemeester de overlijdensakten doen
toeko-men van de pupillen die reeds werden ingeschreven maar overleden
voordat zij tot de militaire dienst konden worden opgeroepen, waarna zij
van de oproepingslijsten zullen worden afgevoerd."
De vrijheid nemend Uw Eerw. deze beschikkingen in herinnering te
brengen, zou ondergetekende U willen vragen in zoverre dit het geval is,
dat wil zeggen voor zover er in Uw Oratorio jongens aanwezig zijn die ge-
boren werden in 1839, daarvan mededeling te doen aan dit bureau en wel zo
spoedig mogelijk, van ieder vermeldend 1. de familienaam; 2. de naam
waarmee hij gewoonlijk aangesproken wordt; 3. naam van de vader, met ver-
melding of deze nog leeft dan wel overleden is; 4. afkomst van de vader;
5. familienaam en voornamen van de moeder, met vermelding: overleden of
nog in leven; 6. geboorteplaats, met vermelding van de provincie waartoe
deze behoort; 7. het beroep, en tenslotte andere inlichtingen zoals eventuele
lichaamsgebreken of familierechten op vrijstelling voor zover de jongens
zelf die zouden genieten.
Met dank bij voorbaat
De Burgemeester
A. COLLA

39.7 Page 387

▲back to top
- V/383 -
Don Bosco haastte zich aan dit verzoek te voldoen. Maar de burge-
meester van Turijn en van Castelnuovo d'Asti wisselden brieven waarin elk
van hen zich het recht voorbehield als rekruten op hun eigen lijst te ver-
melden Giovanni Cagliero en Giovanni Turco, Beltramo, de burgemeester van Cas-
telnuovo, wendde zich toen tot Don Bosco met het verzoek hem inlichtingen
te verschaffen over het Oratorio van Turijn en de twee jongens te onder-
vragen of zij gebruik wilden maken van hun recht, zich uit te spreken voor de
bezittingslijst van Castelnuovo of voor die van de Hoofdstad.
Wij geven hier het antwoord weer van Don Alasonatti aan de Burge-
meester van Castelnuovo, geschreven tegen het einde van februari, omdat
deze brief inlichtingen geeft over het Oratorio in die tijd.
"
Edelachtbare Heer Burgemeester,
"
"
Teneinde U de mij gevraagde inlichtingen te verschaffen over de
" vorm van deze inrichting, deel ik U het volgende mede:
"
Het Jongens-Oratorio van de Heer Don Bosco in Valdocco is open-
" gesteld voor jongens van twaalf jaar en ouder die echter de leef-
" tijd van achttien jaren nog niet bereikt hebben, en mits zij in-
" derdaad verlaten en arme wezen zijn. In deze inrichting hebben zij
" levensonderhoud, onderdak, vakopleiding, onderwijs en maatschappe-
" lijke en morele vorming. Een klein aantal van deze jongens heeft
" elders in de provincie eigen bloedverwanten, bij wie zij verblijven
" gedurende de vakanties, en waarheen zij zich, indien zij van mening
" veranderen of wanneer zij het doel van hun verblijf alhier bereikt
" hebben, naar believen kunnen begeven.
"
Voor de assistentie en onderrichting van zovele hier opgeno-
" men jongens hebben zich andere jongens beschikbaar gesteld, voor het me
" rendeel studenten, onder wie met ere vermeld moeten worden de jon-
" gens Giovanni Cagliero en Giovanni Turco, beiden afkomstig uit Cas-
" telnuovo d'Asti.
"
Zij wensen te worden ingeschreven op de lijsten der betrokken
" afdeling van uw Gemeente, en richten het verzoek tot U hen in rech-
" ten te willen steunen zoveel als in uw vermogen is, waarvoor zij U via
" mij hartelijk dank zeggen en zich vol vertrouwen aan uw wijze en
" edelmoedige welwillendheid onderwerpen.
"
Het verheugt mij intussen deze gelegenheid te baat te kunnen
" nemen om mijn gevoelens van oprechte hoogachting, enz.
"
"
Vittorio Alasonatti, pr.
Tot 1864 toe moest Don Bosco vanaf dat ogenblik ieder jaar in decem-
ber aan de burgerlijke overheid een nauwkeurige lijst overleggen die hij
alle bewaarde, met de namen van al zijn in huis opgenomen jongens, die door
de voorschriften van de wet werden aangewezen en volgens haar normen.
Daaraan was toegevoegd een overweging van de redenen voor vrijstelling van
de militaire dienst van ieder afzonderlijk. Wanneer het ging om clerici,
volgden er daarom aanvragen aan de Bisschoppen om gebruik te maken van hun
recht tot vrijstelling ten hunnen gunste, brieven aan de ouders om hen op
de hoogte te brengen en de situatie te verklaren, briefwisseling om in-
lichtingen met de bisschoppelijke curies, met de burgemeesters, met de
militaire autoriteiten. Tenslotte moest men op zoek gaan naar aanzienlijke
geldbedragen voor vrijkoping, voor een plaatsvervanger om als vrijwilliger
een jaar dienst te nemen. En dit alles nam Don Bosco op zijn schouders, om
zoveel mogelijk leerlingen voor de eredienst te kunnen behouden.

39.8 Page 388

▲back to top
- V/384 -
H O O F D S T U K LI
KATHOLIEKE LECTUUR - ARTIKEL VAN DE ARMONIA VOOR HET
BEGIN VAN DE VIJFDE JAARGANG VAN DEZE UITGAVE
- D E WALDENZEN IN CASTELNUOVO D'ASTI - ZIEKTE VAN
DOMENICO SAVIO EN ZIJN HEILIGE DOOD.
In 1857 duurde de Vasten van 25 februari tot 12 april. Ter onderrichting
van de gelovigen had Don Bosco bij de drukkerij Paravia anoniem een voor de
maand maart bestemde afleveringen voor de Katholieke Lectuur laten verschijnen:
Het christelijk Paasfeest. Daarin verhaalde hij de oorsprong van dit feest, wees
op de ernstige verplichting van de gelovigen om ter Heilige Tafel te naderen en
richtte vermaningen en aansporingen tot hen. Enkele weken daarna drong de Armonia
erop aan, dat deze uitgave ruimer zou worden gesteund en verspreid.
"
Met de maand maart begon de vijfde jaargang van de uitgave der
" Katholieke Lectuur van de priester Giovanni Bosco. Het is thans meer
" dan overbodig de grote verdienste van deze uitgave op te noemen voor
" de Kerk en het volk. Men weet met hoeveel vlijt en ijver de boekjes
" zijn geschreven en verspreid, ter onderrichting en opvoeding van het
" volk, door het voor te lichten over zijn christelijke en burgerlijke
" plichten, en door het te waarschuwen voor de gevaren waaraan het ge-
" weten van de mensen zowel op godsdienstig als zedelijk terrein is
" blootgesteld.
"
Er zijn meer dan zevenhonderdduizend exemplaren door de Ka-
" tholieke Lectuur verspreid en in handen gegeven van het volk gedu-
" rende de eerste vier jaren van het bestaan ervan!
"
Wanneer men de vurigheid, ja de woede gadeslaat waarmee de
" protestanten alles op alles zetten om de vervalste Bijbel en hun
" tegen de katholieke godsdienst gerichte boekjes onder het volk te
" verspreiden, is er wel niemand die zich niet vervuld voelt van ver-
" ering en erkentelijkheid voor de ijver van deze voortreffelijke
" priester die Don Bosco is, die in vertrouwen alleen op de hulp die hij
" van de christelijke naastenliefde verwacht, samen met zoveel andere
" voortreffelijke werken, de Katholieke Lectuur in stand houdt en doet
" bloeien. Het heeft weinig nut over de steeds toenemende goddeloosheid
" van de pers te klagen, wanneer de goedmenenden die van God het goede
" gekregen hebben om de werken die als tegengift tegen de slechte pers
" dienen, te steunen, daar toch hun geld aan besteden. Telkens wanneer
" deze goedwillenden in gejammer uitbarsten over de slechtheid van de

39.9 Page 389

▲back to top
- V/385 -
" pers, zou het goed zijn wanneer iemand hen op de schouder tikte en
" vroeg: "Wel, beste vriend! gij die als een predikant te keer gaat tegen
" de slechte pers, doet u daar wel iets tegen? Hoeveel besteedt ge
" in een heel jaar om de goede pers te helpen?"
"
Hoevelen zouden niet moeten blozen en er het zwijgen toe
" doen op deze vraag! De Katholieke Lectuur kost niet meer dan 36 stuiver
" per jaar en hoeveel goed zou er niet gesticht en hoeveel kwaad voor-
" komen kunnen worden, door deze boekjes te verspreiden onder het volk
" dat ze niet kent of ze zich niet kan aanschaffen!
"
Aanvragen om abonnementen kunnen gericht worden tot de direc-
" tie van de Katholieke Lectuur, via San Domenico nr. 11 te Turijn, of
" in de provincie bij de correspondenten, van wie wij hier tot onze
" spijt geen volledige lijst kunnen afdrukken. Maar iedereen kan daar
" gemakkelijk van op de hoogte komen door zich tot de pastoor of tot
" de secretarissen van de Bisschoppen te wenden.
En hoe goed de Armonia redeneerde bleek uit de stoutmoedigheid van
de Waldenzen, die probeerden in de geboortestreek van Don Bosco zelf vaste
voet te krijgen. Zij hadden reeds geprobeerd de vrede te verstoren in
Settimo in de provincie Turijn, in Crea en op tal van andere plaatsen in
Piëmont, door de verspreiding van verpestende boeken en door het houden van bij-
eenkomsten om volgelingen aan te trekken. In Chieri hield de Waldenzer
dominee Amedeo Bert een preek in een zaal die hem door een jood ter be-
schikking was gesteld, maar hij riep de bescherming in van de openbare
macht, daar hij door de bewoners van Chieri onzachtzinnig ontvangen was.
De ketters waren brutaal, omdat de gendarmen instructies gekregen hadden om
met geweld in te grijpen tegen de gerechtvaardigde betogingen van een volk
dat niet in zijn eigen geloof gekwetst wenste te worden en de eenvoudige
zielen niet misleid wilde zien. Meer dan één vonnis van de rechtbank was
ten gunste van de vijanden van de Kerk uitgevallen. Enkelen van deze laat-
sten, beschermd en gesteund door de burgemeester, die een man van elders en
iemand van weinig godsdienst was, hadden zich eveneens naar Castelnuovo
d'Asti begeven en begonnen in de cafés en op de pleinen hun goddeloze beginselen
te verkondigen, die evenwel met afschuw door deze brave en katholieke be-
volking verworpen werden. Doch daarmee nog niet tevreden, huurden ze een
groot lokaal in de woning van een zekere Giovanni-Battista Modini, een
vreemdeling, eveneens protestant, een vriend van de sektariërs, die er een
mandenwinkel op na hield; ze nodigden een protestantse dominee, een zeke-
re Gai van Turijn uit om enkele voordrachten te komen houden. Het bericht
van dit plan verspreidde zich over de hele streek; de bevolking was veront-
waardigd omdat de burgemeester zoiets toestond en verscheidene notabelen
uit de gemeente wendden zich tot Don Cinzano, tot de onderpastoor en tot
Don Bosco om raad. Het antwoord was bevredigend, doch voorzichtig ge-
steld: "Degenen die op een openbare plaats herrie maken doen geen kwaad,
indien zij geen geweld plegen tegen personen en eigendom; het was echter
niet de bedoeling hun met die woorden een richtlijn te geven waaraan zij zich
moesten houden.
Maar een goed verstaander heeft slechts een half woord nodig.
Op zondag 1 maart kwam dominee Gai tegen zes uur 's avonds aan het huis
van Modini; en er kwamen ongeveer dertig personen om naar hem te luiste-
ren, meer uit nieuwsgierigheid of hoop op voordeel, dan uit haat tegen de
Kerk, Plots werd er in het dorp een indrukwekkende demonstratie op touw
gezet, een soort van publiek protest: een stoet van bijna zeshonderd personen,

39.10 Page 390

▲back to top
- V/386 -
voornamelijk jongeren, aangevuurd door enigen die een dergelijke ergernis niet
wensten te verdragen, liepen te hoop bij de ingang van de vergadering en door
te fluiten en te roepen, in de handen te klappen en te brullen "Weg met
het protestantisme!" en door allerlei inderhaast samengeraapte voorwerpen tegen
elkander te slaan maakten ze een zo grote herrie dat het onmogelijk was de
toespraak voort te zetten. Deze muziek duurde tot tien uur, hoewel de burge-
meester in verontwaardigde termen geprobeerd had de bevolking ervan terug
te houden. Degenen die naar de vergaderingen waren gekomen, hadden één
voor één een goed heenkomen gezocht en de evangelische spreker droop de
volgende dag, woedend, ontsteld en gedwongen zich u it vrees te verbergen,
in alle stilte af.
Restte nog Modini, en tegen deze handlanger van de goddeloosheid,
werd op 4 maart een tweede betoging op touw gezet, die zolang duurde dat
hij zich gedwongen zag het dorp te verlaten: op verzoek van de burgemees-
ter kwamen er echter dertig carabinieri naar het dorp. De zaaiers van de
dwalingen wilden zich niet gewonnen geven, daarom waren zij van plan Cas-
telnuovo tot uitgangspunt en centrum te maken voor Astigiano en Monferrato;
daartoe hadden zij weten te bewerken dat er een bevel tot aanhouding zou
worden uitgevaardigd tegen vier van de leiders van die demonstratie. Het
motief van het aanhoudingsbevel luidde: Poging tot gewelddadig verzet te-
gen de uitvoering van het recht van vergaderen. Zij hadden ook geprobeerd
te weten te komen of, hoe en wanneer de priesters het tumult hadden uitge-
lokt of geleid, doch zij kwamen niets met zekerheid te weten. Ook Don Bosco
was door zijn Engelbewaarder beschermd geworden.
Het hele dorp stond op stelten. Van de vier aangehoudenen werden er
twee in de gevangenis gezet, namelijk Giuseppe Savio en Pietro Cafasso,
broer van Don Cafasso; twee slaagden erin zich te verbergen door naar Bor-
go Cornalense bij Hertogin di Montmorency te vluchten; dat waren Giu-
seppe Turco en Matilde Bertagna, de moeder van Monseigneur Bertagna. Don
Cafasso kwam deze strijders voor het geloof toen te hulp. Uit eigen midde-
len stortte hij een borgsom van 4.000 lire en verkreeg zodoende de voorlo-
pige vrijheid voor de vier beschuldigden, die hijzelf naar Castelnuovo
wilde brengen en aan hun gezinnen teruggeven. Door de gehele bevolking
werd hij in triomf ontvangen, en hij hield een toespraak waarin hij zich
met zijn medeburgers die zich voor de godsdienst zo verdienstelijk gemaakt
hadden, verheugde en hen aanspoorde pal te blijven staan tegen nieuwe aan-
vallen die hen zouden kunnen verrassen. Het was de laatste maal dat Don
Cafasso zich naar Castelnuovo begaf. Toen hij in Turijn was teruggekeerd,
stelde hij hoge invloedrijke kringen in beweging waarmee hij een gunstig
verloop van het proces wist te verkrijgen dat in Asti tegen de vier be-
schuldigden aanhangig was gemaakt; alle verdachten werden van alle
rechtsvervolging ontslagen. Hij had al de kosten van het proces willen
dragen, terwijl hij tot de vrijgesprokenen, die ze hem wilden terugbeta-
len, zei: - "Ik wil voor mij ook mijn deel hebben in jullie verdiensten
van de geleden geloofsvervolging." De mandenkoopman had intussen ergens
anders een goed heenkomen moeten zoeken, daar niemand meer iets bij hem
wilde kopen. Ook de burgemeester moest zijn ambt neerleggen, hij werd
niet meer herkozen en, door allen veracht, was hij gedwongen Castelnuovo
te verlaten. De protestanten keerden niet meer terug om de rust van deze
christelijke bevolking te storen.
Deze overwinning op de Waldenzen valt wellicht ook toe te schrijven aan de
gebeden van Domenico Savio, die niet ophield te verlangen naar de triomf van de
godsdienst.

40 Pages 391-400

▲back to top

40.1 Page 391

▲back to top
- V/387 -
Hij sprak over de Paus als een zoon over zijn eigen vader, bad vurig voor
hem, en bracht dikwijls een levendig verlangen tot uitdrukking hem te
kunnen zien alvorens te sterven, met de verzekering dat hij hem iets van
groot belang te zeggen had. Daar Don Bosco hem dit dikwijls had horen zeg-
gen, vroeg hij hem eens wat het voor iets belangrijks was dat hij de Paus
wilde zeggen.
"Wanneer ik met hem zou kunnen spreken, zou ik hem willen zeggen
dat hij temidden van de moeilijkheden die hem wachten, bijzondere ijver
moet tonen voor Engeland; God bereidt in dat land een grote triomf van het
katholicisme voor."
"Waar baseer je dat op?"
"Ik zeg het U, maar ik wil niet dat U er met anderen over spreekt.
Maar als u naar Rome gaat kunt u het wel tegen Pius IX zeggen. Kijk, toen
ik op een morgen mijn dankzegging na de communie deed, werd ik opeens erg ver-
strooid; het was alsof ik een heel grote vlakte zag, helemaal vol met men-
sen die zich in een dichte mist bevonden. Zij liepen echter als mensen
die de weg kwijt zijn en niet meer zien waar ze hun voeten zetten. Dat
land, zei iemand vlak bij me, is Engeland. Toen ik meer wilde vragen, zag
ik Paus Pius IX, zoals ik hem op enkele schilderijen gezien heb. Hij was
vol majesteit gekleed en droeg een hellichtende fakkel in de handen, en zo
begaf hij zich temidden van die geweldige mensenmenigte. Naargelang hij
vorderde verdween de nevel voor het schijnsel van die fakkel, en de men-
sen bevonden zich als in het licht van de heldere middag. Die fakkel, zei
de vriend tegen me, is de katholieke godsdienst die de Engelsen moet verlich-
ten."
Dat zei Domenico die, zoals men ziet, een kleine maar echte profeet
was. Want wie weet niet welke vooruitgang het katholicisme in de laatste
veertig jaren in het Verenigd Koninkrijk heeft gemaakt? De kerkelijke
hiërarchie werd allereerst hersteld in Engeland zelf en daarna in Schot-
land; de vrijheid van eredienst werd aan de katholieken toegestaan; de
bevoegdheid om te preken en te onderrichten; de talrijke kerken die in de
steden en op het platteland werden opgericht; de dagelijkse bekeringen van
protestanten, onder wie ministers, parlementsleden, leden van het Hoger-
huis, markiezen, hertogen enzovoort; het verdwijnen van de vooroordelen
tegen Paus en Katholieke Kerk; de gretigheid waarmee men haar beter
tracht te leren kennen; dit alles en nog andere feiten zijn een duidelijk
bewijs dat vele jaren geleden de jeugdige Domenico Savio met een door God
verhelderde blik in de toekomst keek.
Domenico Savio kondigde ook zijn nabije dood aan en zei dikwijls:
- "Ik moet hard lopen, anders overvalt de nacht mij onderweg." - In het
begin van het jaar deden de jongens de oefening van goede dood, op het
einde waarvan gewoonlijk een Onzevader en Weesgegroet gebeden werd voor
diegene onder de aanwezigen die het eerst zou komen te sterven. Savio zei
dikwijls schertsend : - "In plaats van t e zeggen voor degene die he t
eerst zal sterven, moeten jullie zeggen een Onzevader en Weesgegroet voor
Domenico Savio die van ons de eerste zal zijn die sterft.
Enige tijd van te voren had Don Bosco hem naar huis gezonden, om te
zien of de lucht van zijn geboorteplaats hem geen goed zou doen; hoewel
met tegenzin, had Domenico gehoorzaamd. Gedurende de reis overkwam hem iets
zonderlings dat Don Giuseppe Gamba vernam van zijn moeder, die het
va n Savio's eigen moeder gehoord had, terwijl het ook aan een zekere Marianna

40.2 Page 392

▲back to top
- V/388 -
Marchisio verteld was die er enkele jaren geleden nog getuigenis van aflegde.
Toen Domenico Savio per rijtuig in Castelnuovo was aangekomen, was
hij verplicht de weg te voet voort te zetten tot Mondonio, daar zijn
fami-lie geen bericht gekregen had van zijn komst. Vermoeid van de lange
reis thuis aangekomen, zei zijn moeder, die hem zo plots voor zich zag:
- "Maar ben je alleen gekomen? Was er niemand die je vergezelde?"
"Ik ben uit de reiskoets gestapt", antwoordde haar zoon, "en heb
terstond een mooie en deftige dame getroffen, die zo vriendelijk was me
tot aan de deur van ons huis te vergezellen."
"Waarom heb je haar niet laten binnenkomen om te rusten?"
"Omdat ze hier vlakbij in het dorp opeens verdween en ik haar
niet meer zag."
De brave moeder ging toen naar buiten, keek rond, maar vergeefs en
gedurende heel haar leven behield zij het vertroostende vermoeden in haar
hart, dat deze dame misschien de Heilige Maagd geweest kon zijn.
Domenico bleef slechts enkele dagen in Mondonio, en toen Don Bosco
hem weer in het Oratorio zag verschijnen, omdat de jongen er spijt van
had zijn studie en zijn gebruikelijke devoties te hebben onderbroken
zou Don Bosco hem het liefst ten koste van alles bij zich gehouden heb-
ben; maar hij wilde ook de raadgeving van de dokters opvolgen; te meer
omdat de jon-gen sinds enkele dagen onophoudelijk hoestte.
Daarom waarschuwde hij de vader en het vertrek werd vastgesteld op
1 maart 1857.
Domenico legde zich bij de beslissing neer, maar alleen om er een
offer aan God van te maken. "Waarom", vroeg men hem, "ga je met zoveel
tegenzin naar huis, terwijl je met vreugde behoorde te gaan om er te
genieten van het gezelschap van je lieve ouders?"
"Omdat", antwoordde hij, "ik mijn leven in het Oratorio wil
eindigen."
"Je gaat naar huis en als je weer wat hersteld bent, zul je
terugkeren."
"0! dat kan niet; ik ga en keer niet meer terug."
Op de vooravond voor het vertrek zag Don Bosco hem steeds in zijn
buurt; telkens had hij hem iets te vragen. Onder meer zei hij: - "Wat
kan een zieke het beste doen om voor God verdienste te verwerven?"
" Dikwijls aan God opdragen wat hij te lijden heeft."
" Wat kan hij nog meer doen?"
" Zijn leven aan de Heer offeren."
- " Kan ik er zeker van zijn dat mijn zonden vergeven zijn?"
"Ik verzeker uit naam van God dat je zonden allemaal vergeven zijn."
"Kan ik er zeker van zijn zalig te worden?"
"Zeker, door de goddelijke barmhartigheid, die niet zal nalaten
je zalig te maken."
"Als de duivel komt om me te bekoren, wat moet ik hem dan ant-
woorden?"

40.3 Page 393

▲back to top
- V/389 -
"Antwoord hem dat je je ziel aan Jezus-Christus verkocht hebt, en dat Hij
ze gekocht heeft met de prijs van zijn bloed om haar te redden van de hel en
haar met zich mee te nemen naar het paradijs."
- "Zal ik in de hemel mijn kameraden van het Oratorio en mijn ouders
zien?"
- "Zeker, vanuit de hemel kun je alles zien wat er in het Oratorio
gebeurt, je ziet je ouders, alles wat hen betreft en andere dingen die
duizendmaal mooier zijn."
- "Zal ik hun een bezoek kunnen brengen?"
- "Dat kan wanneer het tot meerdere glorie van God strekt.°
Deze en heel veel andere vragen stelde hij, en hij leek wel iemand
die reeds met één voet op de drempel van het paradijs stond en alvorens
binnen te stappen goed ingelicht wilde zijn over wat hij er zou zien.
Op de morgen van zijn vertrek deed hij nogmaals met grote godsvrucht
samen met zijn kameraden de oefening voor een goede dood, sprak nog eens
met elk van hen, waarbij hij hun wijze raad gaf. Hij sprak met zijn vrien-
den van de Compagnie der Onbevlekte Ontvangenis, en met de levendigste
uitdrukkingen spoorde hij hen aan steeds trouw de beloften na te komen die
zij aan de Allerheiligste Maagd Maria gedaan hadden en het grootste ver-
trouwen in Haar te stellen. Op het ogenblik van vertrek riep hij Don Bosco
en sprak letterlijk deze woorden tot hem: - "U w i l t m i j n s to f f el i j k
overschot dus niet hebben en ik ben gedwongen het naar Mondonio te dra-
gen. Het zou slechts een stoornis van enkele dagen geweest zijn... daarna
was alles voorbij; maar de wil van God geschiede. Als u naar Rome gaat,
denk dan aan de boodschap voor de Paus over Engeland: bid opdat ik een
goede dood zou sterven en tot weerziens in de hemel."
Ze waren tot bij de poort gekomen die van het Oratorio naar buiten
leidde en hij hield voortdurend de hand van Don Bosco omklemd, toen hij
zich tot zijn kameraden keerde die hem omringden en zei: "Vaarwel, beste
makkers, bid voor me en tot ziens daar waar we steeds samen zullen zijn
met de Heer." - Hij vroeg Don Bosco nog te worden opgenomen onder hen
die in hun stervensuur konden delen in de volle aflaten die Don Bosco van
de Paus verkregen had, en kuste hem voor de laatste maal de hand.
Op 1 maart om twee uur 's middags vertrok hij uit Turijn in gezel-
schap van zijn vader. Thuis aangekomen en onderzocht door de dokter, stelde
deze een ontsteking bij hem vast en paste aderlating op hem toe. De ziekte
scheen toen een goede wending te nemen, aldus verzekerde de dokter en dat
dachten ook de ouders, maar Domenico dacht er anders over. Geleid door de
gedachte dat het beter is te voorkomen dan de Sacramenten te missen riep
hij zijn vader en zei: - "Papa, het is goed als we een consult houden met
de hemelse dokter; ik wil biechten en de heilige Communie ontvangen."
Er werd aan zijn wens gevolg gegeven. Hij ontving de Heilige Teerspijze
met de vurigheid van een serafijn; en ervoor en erna sprak hij af en
toe zulke mooie en liefdevolle gebeden uit, dat men meende reeds een
zalige in gesprek met God te zien. Enkele dagen daarna vroeg de jongen,
hoewel de dokter verklaarde dat de ziekte overwonnen was, dat men hem het
sacrament van het H. Oliesel zou toedienen; en de ouders en de pastoor
zelf, misleid door de rust en opgewektheid van de zieke en door de woorden
van de dokter, voldeden aan zijn verzoek, niet omdat ze dachten dat het
nodig was, maar om niet tegen hem in te gaan. Toen hij het Laatste Oliesel met

40.4 Page 394

▲back to top
- V/390 -
de godsvrucht van een heilige ontvangen had, vroeg hij ook de pauselijke zegen.
Voorzien van alle troostmiddelen van de godsdienst, ondervond hij een
zodanige hemelse vreugde dat geen pen in staat is het te beschrijven.
Het was de avond van de 9de maart. Wie hem enkel hoorde spreken en
zijn gezicht zag, zou in hem alleen maar iemand gezien hebben die zich op
bed gelegd had om wat te rusten. Zijn opgewekte manier van doen, de le-
vendige oogopslag, zijn volkomen bewustzijn zou bij iedereen de gedachte
dat hij op het punt stond te sterven, hebben verdreven. Anderhalf uur
voordat hij de geest gaf, ging de pastoor hem opzoeken, en deze hoorde tot
zijn vreugde en verbazing hoe de jongen zijn ziel in Gods handen stelde.
Hij klemde het kruisbeeld in de hand, kuste het en sprak verschillende
schietgebeden uit, alle uitdrukkingen van het levendigste verlangen om
gauw naar de Hemel te kunnen gaan.
Toen de pastoor vertrokken was in de hoop hem terug te zien, sliep
de jongen in en nam een half uur rust. Daarna werd hij wakker, wierp een
blik op zijn ouders en zei: - "Papa, we zijn zover." - "Wat is er jongen,
wat wou je hebben?" - "Lieve vader, het is tijd; neem mijn Giovane Prov-
veduto, en lees me de litanie van de goede dood voor."
Bij die woorden barstte zijn moeder in snikken uit en verliet de zieken-
kamer. De vader brak het hart van verdriet en de tranen verstikten zijn
stem; maar niettemin vermande hij zich en begon het gebed te lezen. Dome-
nico herhaalde aandachtig en duidelijk elk woord; maar op het einde van
ieder deel wilde hij helemaal alleen zeggen: Barmhartige Jezus, ontferm u
over mij. Toen ze aan deze woorden gekomen waren: "Wanneer tenslot te mijn
ziel voor u zal verschijnen, en voor de eerste maal de onsterfelijke
schoonheid van uwe Majesteit zal aanschouwen, verwerp haar dan niet voor
uw aangezicht, maar verwaardig U haar in de beminnelijke schoot van uw
barmhartigheid te ontvangen, opdat ik voor eeuwig uw lof zal kunnen zin-
gen"! voegde hij eraan toe: "0, ja, dat is precies wat ik verlang, Ja,
ja vader lief, eeuwig de lof van de Heer zingen." - Hierna scheen hij weer
een beetje te rusten om ernstig te kunnen nadenken over dingen van groot
gewicht. Na enkele ogenblikken deed hij de ogen weer open, en zei glim-
lachend en met heldere stem: "Vaarwel lieve vader, vaarwel! Ah! Wat mooi
wat ik zie..." Met die woorden en met een blijde glimlach, gaf hij de
geest, de handen in de vorm van een kruis op de borst gevouwen. De avond
van de 9de maart 1857 was er een engel minder op aarde en een meer in de
hemel.
Dit was wat Don Bosco uitriep toen hij het droevige nieuws van de
vader vernam, het was ook de eenstemmige mening van de kameraden toen zij
allen wenend en biddend dit verlies betreurden en het was eveneens de me-
ning die door professor Don Picco tot uitdrukking gebracht werd in de
lijkrede die hij over zijn leerling voor alle scholieren uitsprak.
Dat de jonge Domenico Savio recht naar de Hemel gevlogen was kon
men gerust afleiden zowel uit de deugden die hij gedurende zijn leven op
buitengewone wijze beoefend had, als uit de hemelse genaden waarmee hij
gesierd bleek bij zijn benijdenswaardige dood en vooral uit vele genaden en
gunsten die tot heden door zijn bemiddeling verkregen werden.
Een merkwaardig feit vertelde zijn vader, die bereid was zijn be-
weringen te allen tijde en tegenover wie ook te bevestigen. Hij zette de
zaak als volgt uiteen:

40.5 Page 395

▲back to top
- V/391 -
"Het verlies van deze jongen van me, was voor mij een oorzaak van het
grootste verdriet, dat nog verhevigd werd door het verlangen te weten wat
er van hem in het andere leven geworden was. God heeft mij willen troosten.
Ongeveer een maand na zijn dood, was het in een nacht waarin ik een hele
tijd lang de slaap niet had kunnen vatten, alsof ik het plafond van de ka-
mer waarin ik sliep zag opengaan, en opeens verscheen in een overvloed van
licht Domenico voor me met een lachend en opgewekt gezicht, maar majesteitelijk
en indrukwekkend van voorkomen. Bij dit verrassende schouwspel raakte ik
als buiten mezelf. - "0, Domenico"! begon ik uit te roepen, "Domenico! hoe is
het? Waar ben je? Ben je al in de hemel? - "Jawel, vader", antwoordde hij,
"ik ben werkelijk in de hemel." - "Ach"! antwoordde ik, "als God je zoveel
goedheid bewezen heeft het geluk van de hemel te kunnen smaken, bid dan
voor al je broers en zusters, opdat ze op zekere dag bij je kunnen komen."
- "Ja, zeker vader", antwoordde hij, "ik zal God voor hen bidden opdat ze
op zekere dag met mij het mateloze geluk van de hemel mogen komen genie-
ten." - "Bid ook voor mij", hernam ik, "bid voor je moeder, opdat we allen
zalig zullen worden en eens samen zijn in het paradijs." - "Jazeker, ik
zal bidden!" - Toen hij dit gezegd had verdween hij, en de kamer werd weer
zo donker als eerst."

40.6 Page 396

▲back to top
- V/392 -
H O O F D S T U K LII
VASTENCATECHISMUS - DE NAAMDAG VAN DON CAFASSO -
KATHOLIEKE LECTUUR: LEVEN VAN DE H. PAULUS -
HET PAASFEEST - ONTMOETING VAN DON BOSCO MET OUD-
LEERLINGEN - DE NIEUWE DIRECTEUR VAN
HET ORATORIO IN PORTANUOVA.
Op 2 maart begon men de catechismuslessen, die in de drie Oratorio’s
van Don Bosco reeds op alle zon- en feestdagen gegeven werden, tot Pasen
toe iedere dag te houden. Het voorbeeld en het woord van de Overste maak-
ten deze nieuwe moeite voor de catechismusleraren gemakkelijk. Hij zei hun
dat zij, in navolging van de H. Franciscus van Sales, omnibus omnia facti
moesten zijn; een uitspraak van de H. Paulus, die telkens weer in het
Oremus van hun Patroonheilige voorkwam. Ook antwoordde hij heel dikwijls:
"Help me veel zielen te redden. De duivel werkt onverpoosd om ze naar het
verderf te voeren, laten wij dan zonder ophouden werken voor hun redding."
Op zekere dag zei Don Angelo Savio: "U moest een beetje rust nemen;
niet te vroeg opstaan 's morgens en 's avonds niet te laat gaan slapen;
dat is nu niet meer zo nodig, als vroeger." - En Dan Bosco antwoordde hem:
"Ik zal rust gaan nemen zodra ik enkele kilometers voorbij de maan ben."
Daarom spaarden de catechisten zich in geen enkel opzicht. Daar de
meesten van hen in het tehuis van de H. Franciscus van Sales verbleven, gebruik-
ten ze daar het ontbijt en iedereen, overste zowel als ondergeschikte, at
inderhaast en offerde er zelfs de middagrecreatie voor op om stipt op
tijd in de verschillende klassen te zijn. De ijver van al de leraren was
werkelijk bewonderenswaardig, vooral van degenen die zich van Valdocco
naar de twee Oratorio’s van de H. Aloysius en van de Heilige Engelbewaar-
der moesten begeven; want ze moesten iedere dag heen en weer vijf tot zes
kilometer te voet afleggen, afgezien van het feit dat in de winter de wegen
meestentijds slecht waren, of dat het sneeuwde of regende. Dit leven van zelf-
verloochening werd door allen met het zonnigste humeur van de wereld en met
vreugde in het hart aanvaard. Zodra de catechismuslessen afgelopen waren,
begaf Don Bosco zich iedere dag met een seminarist naar de bibliotheek van
het Convict en sloot zich daar op om er zijn werkjes te schrijven. Daar
vond eens een grappig voorval plaats, dat, met nog andere, doet denken aan
de verering die Don Bosco zijn geestelijke leidsman en weldoener toedroeg.
Het was op de vooravond van het feest van de Heilige Jozef, de naamdag van
Don Cafasso. Don Bosco was reeds in zijn kamer geweest om hem zijn geluk-
wensen aan te bieden; zoals hij gewoon was ieder jaar zonder mankeren te
doen; en toen hij buiten kwam stuurde hij de seminarist die hij met zich meege-
bracht had met hetzelfde doel naar binnen. De brave seminarist trof Don Cafasso

40.7 Page 397

▲back to top
- V/393 -
aan terwijl hij aan het brevieren was; deze, met de vinger op het boek op de
plaats waar hij gebleven was met zijn gebed, nam de gelukwensen vriendelijk
in ontvangst en vroeg hem toen:
"Wie bent u?"
- "Ik ben de seminarist A..."
- "Op welke dag bent U gekleed?"
- "Om de waarheid te zeggen herinner ik me dat nu niet meer zo goed",
antwoordde de seminarist na even te hebben nagedacht.
"En op welke dag hebt u de eerste communie gedaan?"
A... dacht weer even na en antwoordde: "Ik zou het niet precies
kunnen zeggen."
"Kijk, sommige datums moet men nooit vergeten, en wanneer na ver-
loop van maanden die verjaardagen terugkeren moeten we ze met blijdschap
en godsvrucht vieren." - Hierna bedankte hij hem en liet hem gaan.
Teruggekeerd in de bibliotheek, hervatte de seminarist zijn werk en
bracht de drukproeven van het boekje der Katholieke Lectuur voor de
maand april naar Paravia. Ziehier de titel: Leven van de H. Paulus Apostel,
Leraar der volkeren, bezorgd door Giovanni Bosco, pr. (B). Ook in dit
boekje eindigde ieder hoofdstuk met een zin die zodanig geformuleerd
was, dat zij niet meer uit de gedachten van de lezer was weg te wissen.
De voortreffelijkheid ervan willen wij hier aanduiden in de
bewoordingen van de Armonia van 19 mei.
" De priester Bosco heeft de taak op zich genomen het leven der Heilige
" Apostelen te beschrijven, daarna dat van de Pausen, teneinde aan de
" hand van de feiten die waarheden te doen kennen die de vijanden van
" het geloof graag zouden willen verbergen in de spitsvondigheden van
" hun redeneringen. Dit schijnt ook ons het geschiktste middel toe om
" het volk te waarschuwen; daar het, hetzij door gebrek aan tijd of
" aan ontwikkeling, een afkeer heeft van lange redeneringen en dikke
" folianten, doch niettemin met een zekere begerigheid leest wanneer
" de stof in de vorm van een verhaal geboden wordt.
"
Het onderhavige boekje, dat 168 bladzijden telt, bevat, buiten
" het geestelijk voedsel, veel feiten die geschikt zijn ter bestrijding
" van de vele dwalingen die door de ketters uit onwetendheid of boos-
" aardigheid worden verspreid. - Zo zouden de protestanten bijvoorbeeld
" het primaatschap van de H. Petrus willen ontkennen en het aan de H.
" Paulus schenken; als antwoord daarop kan men hun mededelen dat de aposte-
" len de H. Petrus steeds als hun hoofd erkenden en als hun rechter-
" in godsdienstige meningsverschillen en dat Sint Paulus zelf naar Je-
" ruzalem ging om hem te bezoeken en rekenschap af te leggen van zijn
" predikingen en zodoende in Petrus de Plaatsvervanger van Jesus-
" Christus erkende.
"
De protestanten beschuldigen de Katholieke Kerk van onverdraagzaam-
" heid, omdat zij te streng is tegenover de hardnekkigen, en de
" schrijver haalt de woorden van Paulus aan, waarmee hij Elimas een
" booswicht noemt, een vat van bedrog en goddeloosheid, een zoon van
" de duivel; hij vermeldt het feit van de bloedschenner van Corinthe

40.8 Page 398

▲back to top
- V/394 -
" die door de heilige Apostel eerst was geëxcommuniceerd, en daarna,
" toen hij zich gebeterd had, weer in de gemeenschap der gelovigen
" werd opgenomen. Deze feiten tonen aan dat de onverdraagzaamheid van
" de Katholieke Kerk dezelfde is als die van de H. Paulus, die geen
" enkel contact wenste tussen Christus en Belial: blz. 21, 76, 81.
"
Onder de dingen die de protestanten nooit moe werden te her-
" halen tegen de biecht, is er dit, dat er ten tijde van de Apostelen
" nimmer van een dergelijk sacrament sprake zou zijn geweest; en al
" gauw antwoordt hij hun met het feit van de Efesiërs die, bij de
" preek van de H. Paulus, in groten getale kwamen om hun schuld te
" belijden: Confitentes et annuntiantes actus suos: blz. 74.
"
De protestanten aanvaarden de traditie niet, en zij krijgen
" antwoord met de woorden van de heilige Apostel aan de Corinthiërs,
" wanneer hij zegt: Itaque fratres, state et tenete traditiones, quas
" didicistis sive per sermonem sive per epistolam oostram: blz. 69.
" Hetzelfde wordt gezegd in de brief door de gevangene van Rome ge-
" schreven aan zijn discipel Timoteus, "Wat gij van mij vernomen
" hebt, geef dat door aan betrouwbare mannen, bekwaam om op hun beurt
" anderen te onderrichten blz. 134.
"
Alles bijeen heeft de schrijver zich erop toegelegd de dwa-
" lingen met feiten te weerleggen, en het komt ons voor dat hij dit
" doel op een voortreffelijke wijze bereikt heeft.
"
Om die redenen bevelen wij deze Katholieke Lectuur warm aan,
" als het beste middel tegen de dwalingen van onze tijd. - Mogen deze
" woorden een aansporing betekenen voor allen die het welzijn van de
" godsdienst ter harte gaat, vooral voor de pastoors, opdat zij hun
" best doen met alle mogelijke middelen waarover zij beschikken, deze
" boekjes in handen van het christelijke volk te brengen.
Op 12 april werd in de Oratorio’s op plechtige wijze het Paasfeest ge-
vierd, dat in de Telkens had Don Bosco hun met bewonderenswaardige ijver zijn
levensspreuk onder harten van de jongens de heilzaamste indrukken achterliet.
ogen gebracht: "Beter niet leven dan zondigen." En door hem en door zijn medewer-
kers was het hun duidelijk dat zoveel offers, moeiten, en werkzaamheid gedragen
werden, en dat zij bereid waren er nog meer te aanvaarden, enkel en alleen uit
verlangen naar de redding van hun ziel. Daar van waren de jongens zozeer over-
tuigd, dat men hen meer dan eens hoorde zeggen: "Voor ons zou Don Bosco niet
aarzelen de dood te aanvaarden!"
Daarom beschouwden ze hem steeds als een liefhebbende vader en ook na
vele jaren, wanneer ze hem weer ontmoetten, antwoordden ze op zijn vriendelijke
vragen naar hun tegenwoordige positie en levensomstandigheden, naar hun familie
en ook naar hun materiële belangen en lieten hem spontaan blijken dat zij nog
steeds aan hun zieleheil dachten en ook vertelden wanneer ze het laatst waren
gaan biechten. Dan zei Don Bosco: "Mooi, mooi, dan ben ik tevreden. Zorg er
steeds voor een ware zoon van Don Bosco te zijn." - Wanneer ze er per toeval
niet aan gedacht hadden daarover te spreken, gaf Don Bosco hun met een enkel
woord en met een door hen welbegrepen blik van goedheid, te verstaan dat hij
verlangde te weten hoe het er tegenwoordig met hun ziel voorstond. - "En hoe is
het met je ziel? Hou je je nog altijd goed? Is het lang geleden dat je nog bent
wezen biechten? Heb je je Pasen gehouden? Wanneer kom je me weer eens opzoeken?
Je bent altijd welkom! - Zondagavond of zondagmorgen, kom dan; dan brengen we

40.9 Page 399

▲back to top
- V/395 -
in orde." - Zij gaven hem ernstig en vol genegenheid antwoord op zijn vragen, en
gehoorzaamden hem zoals we vele malen zelf gezien hebben, daarmee het bewijs leve-
rend hoe doeltreffend zijn catechismusonderricht geweest was dat ze als jongens bij
hem hadden gevolgd en dat onuitwisbaar in hun gemoed geschreven stond.
Dat bracht hen er ook dikwijls toe het geestelijke welzijn van hun vrien-
den te behartigen. We willen ons tot een enkel feit beperken. Een jongen die leer-
ling van het Oratorio geweest was, keerde in Turijn terug, nadat hij zijn vak in
vele steden van Italië had uitgeoefend. Wel tien jaar lang was hij niet meer te
biechten gegaan, en hij ondervond een grote tegenzin tegen het sacrament. Een fami-
lielid, eveneens een arbeider en een oud-leerling, nodigde hem uit om een bezoek
bij Don Bosco te gaan brengen. Toen ze in Valdocco aankwamen, troffen ze hem in de
sacristie aan, waar hij bezig was de laatste penitenten de biecht af te nemen. De
jongen wachtte totdat Don Bosco van zijn stoel opstond, toen zijn kameraad hem
plotseling een duwtje gaf zodat hij verbluft in de armen van Don Bosco terecht
kwam. Deze zei hem: "Ben je bang voor me? Zijn we niet meer de goede vrienden van
vroeger? Als je wil biechten is dat heel gemakkelijk, ik zal je wel helpen." - De
jongen werd ontroerd, begon onmiddellijk met zijn biecht en werd weer een goede
christen; en ook nu nog lacht hij over het grapje van zijn kameraad en vertelt
ontroerd wat Don Bosco op dat ogenblik tegen hem zei.
Toen het paasfeest was afgelopen werd in de drie Oratoria de gewone gang
van zaken weer hervat. Het Oratorio van de H. Aloysius had na de dood van de theo-
loog Paolo Rossi geen priester meer als directeur, maar was onder leiding gesteld
van de advocaat Gaetano Bellingeri, een leek met het hart van een apostel. Deze
tijdelijke onzekere situatie kon niet bestendigd blijven, en Don Bosco ging op
zoek om een priester naar zijn hart te vinden.
Enkele maanden daarna kwam hij op een morgen op de Dora Grossa-weg de the-
oloog Leonardo Murialdo tegen en hield hem staande, terwijl hij hem zei: "Zou u
mijn ontbijt willen betalen?" Murialdo liet zich dat geen tweemaal zeggen en met-
een nodigde hij de brave dienaar Gods uit een koffiehuis binnen te gaan. Daar gaf
Don Bosco hem tussen een paar grapjes in te verstaan, dat hij een priester nodig
had, die met dezelfde gaven was toegerust als hij, om als directeur van het Ora-
torio van de H. Aloysius op te treden en hij drong er bij hem op aan die opdracht
te aanvaarden. De theoloog Murialdo die al tot groot voordeel van de jongens zijn
krachten gewijd had aan het werk van Don Bosco in Vanchiglia en ook in Portanuova,
nam het aan en stelde zich volkomen ter beschikking van Don Bosco. Van dat ogenblik
af beschouwde hij het Oratorio van de H. Aloysius als zijn liefste onderneming,
en hij was er directeur tot september 1865, omdat hij toen in Parijs was, waar hij
een schooljaar wilde doorbrengen in het beroemde seminarie van Saint Sulpice, ge-
heel overgegeven aan teruggetrokkenheid, studie en godsvrucht. Hij was een heili-
ge en de liefde die hij de jongens toedroeg is niet te beschrijven. Hij verzuimde
niets om het hem toevertrouwde Oratorio gelijk te maken aan dat van Valdocco, en
hij slaagde daarin op een bewonderenswaardige manier, tot onmetelijk voordeel van
de zielen. Hij keek op geen inspanningen of kosten. Hij was een tweede Don Bosco,
deze stelde in hem dan ook het volste vertrouwen; zodat hij, ontlast van deze zorg
zijn toezicht op het Oratorio van Vanchiglia kon verdubbelen. Hij voorzag het Ora-
torio van de H. Aloysius echter steeds van assistenten en catechisten die werden
bijgestaan door vooraanstaande personen.

40.10 Page 400

▲back to top
- V/396 -
Wat het Oratorio van de H. Franciscus van Sales aangaat, dat
hield Don Bosco nog verschillende jaren onder zijn onmiddellijke leiding.
De externe jongens bleven er in een heel groot getal naartoe komen tot in
1862. Hij gaf in de kerk steeds catechismusles voor de ouderen, die hij
geestdriftig maakte met stichtende voorbeelden, die hij na afloop van de
behandeling der vragen, vertelde. Bij de theoloog Marengo, die jaren en
jaren lang een ijverige catechismusleraar was en ongemakken noch opofferin-
gen telde, had zich in dat jaar 1857 de seminarist Re gevoegd, die tot het
Aartsbisdom behoorde, en die daarna kanunnik werd van de kapittelkerk, en
iedere zondag in het koor aanwezig was om catechismusles te geven.

41 Pages 401-410

▲back to top

41.1 Page 401

▲back to top
- V/397 -
H O O F D S T U K LIII
DE LOTERIJ GAAT DOOR - STEUN VAN DE AUTORITEITEN, VAN DE
KEIZERIN VAN RUSLAND EN VAN DE KONING - BESLUIT VAN URBANO
RATTAZZI - RETRAITES IN HET ORATORIO - DE MAAND MEI EN DE
"BLOEMPJES" DER JONGENS VOOR ONZE-LIEVE-VROUW - KATHOLIEKE
LECTUUR - DE EERSTE LEERLING VAN HET ORATORIO PRIESTER
GEWIJD - DON BOSCO, WELDOENER, RAADGEVER EN GIDS VAN
V EL E DIOCESANE PRIESTERS.
Er kwam nooit een eind aan het geestelijke, intellectuele en materiële
werk in het Oratorio van Valdocco. We zullen hier niet blijven stilstaan om in
bijzonderheden te treden over de moeiten, narigheden en zorgen die de Loterij
meebrachten voor Don Bosco. Don Alasonatti, en zoveel liefdadige heren, onder wie
Ridder Lorenzo d'Agliano, advocaat Gaetano Bellingeri en de vooraanstaande grond-
eigenaar Scanagatti, die het ervoor over hadden ver- schillende keren hele nachten
door te brengen bij degenen in het Oratorio die daar bezig waren met het klaarmaken
van de loten. Brengen we alleen in herinnering dat door middel van de promotors de
loten met duizenden verspreid werden. Alle lagen van de burgerij kochten er in
massa, niet zozeer in de hoop een buitengewone prijs te winnen, dan wel om de vol-
doening te hebben mee te werken aan een onderneming die van zo groot belang was
voor de godsdienst en voor de maatschappij. Aan alle gezagsdragers van de Staat wa-
ren verzoekschriften gericht om te willen meewerken, terwijl de prachtige lokalen
van het huis Gonella de menigte aantrokken, om de tentoongestelde voorwerpen te
bezichtigen.
Ook regeringspersonen toonden zich voorkomend tegenover Don Bosco. De mi-
nister van oorlog schreef hem:
"
Om instemming te betuigen met uw voornemen om U, ten behoeve
" van de Oratorio van de H. Aloysius, van de H. Franciscus en van
" de H. Engelbewaarder, de middelen te verschaffen om voor het morele
" welzijn van de verwaarloosde jeugd te zorgen, door middel van een
" loterij van voorwerpen geschonken door weldoeners, wil ik heel gaarne
" voor mijn eigen rekening veertig loten behouden, waarvoor het bedrag
" U ter hand zal gesteld worden, terwijl ik U tegelijkertijd de hon-
" derdzestig loten terugzend zijnde de rest van de loten die U me ter
" keuze deed toekomen.
"
Met de beste wensen voor een goed resultaat van uw onderne-

41.2 Page 402

▲back to top
- V/398 -
" ming verblijf ik heel gaarne, met de meeste hoogachting,
"
" Turijn, april 1857
"
De Minister
"
Alf. La Marmora
De minister van Openbaar Onderwijs was eveneens vol lof voor het
Instituut van Don Bosco. Hij behield de toegezonden loten echter niet, en
antwoordde hem met een brief die het nummer 1585 draagt:
" De Heer Bosco, pr. Directeur van de Oratorio’s voor de verwaarloos-
" de jongens,
"
"
In de instituten der drie Oratoria waarop het bij Uw brief
" ingesloten programma van de Loterij zinspeelt, ziet ondergetekende
" met voldoening een van de vele voortreffelijke werken van Evange-
" lische liefde die een sieraad uitmaken van het land en die U met
" zoveel ijverige zorg hebt bevorderd. En hoewel dit ministerie bereid
" is om eveneens met de middelen waarover het beschikt ertoe bij te
" dragen dat de scholen die in deze Oratoria zijn ondergebracht, een
" steeds ruimere ontwikkeling mogen krijgen, kan het zich echter niet
" belasten met de verspreiding van de toegezonden loten, daar een der-
" gelijke verspreiding te veel buiten zijn bemoeiingen valt.
"
Met de wens dat de resultaten van bovengenoemde instituten in
" overeenstemming zullen zijn met de bedoeling van het liefdadige co-
" mité dat zich voor de loterij ingespannen heeft, haast ondergete-
" kende zich U de hem toegezonden loten terug te zenden met gevoelens
" van de hoogste achting,
"
" Turijn, 29 april 1857
"
De minister
"
G. Lanza.
Niettemin liet hij de scholen van het Oratorio vrij in de keuze der
leraren, had hij ze meermalen subsidies verstrekt en stelde hij ze in
hetzelfde jaar een gift van 1.000 lire ter beschikking, zoals uit een
aantekening van Don Bosco blijkt.
Ook de minister van Binnenlandse Zaken antwoordde hem, en om hem een
blijk van zijn waardering te geven, vaardigde hij een besluit uit dat
waard is bekend te zijn niet alleen om reden van steun die erin bevolen
wordt, maar om de overwegingen waarop het berust.
" De mi ni s t er , st aa ts se c r et ar i a a t
"
van Binnenlandse Zaken.
"
Gezien het programma van de Loterij van voorwerpen, welke ten
" gunste van de Oratorio’s van de H. Aloysius te Porta Nuova, van
" de H. Frans van Sales in Valdocco, en van de Engelbewaarder in
" Vanchiglia, wordt gehouden door de zorg van de heel verdienstelijke pries-

41.3 Page 403

▲back to top
- V/399 -
" ter Don Bosco, onder wiens toezicht de drie genoemde Oratoria tot
" zeer groot voordeel van de verlaten mannelijke jeugd ontstonden en
" voortbestaan, die nog niet zo lang geleden aan de drie voornaamste
" zijden van de Hoofdstad werden geopend, om de in gevaar verkerende
" jeugd van Turijn zelf of die vanuit de provincie er heen komt, on-
" derdak en opvoeding te geven, in overeenstemming met hun conditie;
" gezien het schrijven van voornoemde heer Don Bosco waarin hij
" aan het ministerie vierhonderd loten van de loterij tegen vijftig centie-
" men per stuk aanbiedt, met het dringend verzoek deze te willen aan-
" vaarden ter verlichting van de moeilijke omstandigheden waarin de
" genoemde huizen van liefdadigheid zich bevinden;
"
Overwegend dat zonder een machtige steun, die Don Bosco van de
" openbare weldadigheid verwacht, en waarop zijn liefdadig werk gro-
" tendeels gebaseerd is, hem de onmisbare middelen zouden ontbreken
" om zijn werk met succes en tot groot voordeel van de behoeftige
" klasse voort te zetten;
"
Overwegend dat de minister, bekend met de benarde financië-
" le omstandigheden waarin het Oratorio van Valdocco, waaraan de beide
" andere Huizen van Liefdadigheid van Porta Nuova en van Vanchiglia hun
" ontstaan en voortgang danken, dikwijls verkeert, zich steeds gehaast
" heeft hetzelve steun te verlenen;
"
Dat het voorts een geheiligd beginsel van de Regering is,
" subsidie te verlenen aan ieder instituut dat onder welke naam ook de
" taak op zich neemt het volk op te voeden, of deze instituten de weg te
" vergemakkelijken tot de morele opvoeding, die de verwaarloosde jon-
" gens zich op andere wijze niet kunnen verwerven.
"
"
Besluit:
"
"
Onder de post onvoorzien op de begroting van het lopende jaar
" van dit ministerie wordt toegekend aan de eerw. Heer Don Bosco, di-
" recteur van het jongensoratorio van Valdocco, voorzitter der commissie
" van de loterij voornoemd, de som van 200 lire, voor 400 loten à 50
" centiemen per stuk, buiten de schenking van de loten zelf, die wor-
" den terugbezorgd ten behoeve van het Oratorio van Valdocco, Vanchiglia
" en Porta Nuova, ten gunste waarvan de voornoemde heer Don Bosco met
" loffelijke en liefdadige ijver de loterij op touw heeft gezet. De
" centrale administratie is opgedragen zorg te dragen voor de verzen-
" ding van het betreffende mandaat ten bedrage van genoemde som van
" 200 lire, ten behoeve van de heer Don Bosco voornoemd, betaalbaar
" door de Provinciale Kas van deze Hoofdstad.
"
" Gegeven te Turijn, 30 april 1857.
"
De minister
"
U. RATTAZZI
Bij het afschrift van bovengenoemd besluit dat de minister zelf aan
Don Bosco deed toekomen, sloot hij een brief in met de volgende inhoud:
" MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN.
"
"
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken stelt het door de eerw.

41.4 Page 404

▲back to top
- V/400 -
" Heer D. Bosco gedane aanbod van 400 loten van de loterij ten bate
" van de Oratorio’s van Valdocco, Portanuova en Vanchiglia heel erg op
" prijs en besluit een betalingsmandaat te zijnen gunste af te
" geven ten bedrage van 200 Lire, zijnde het bedrag voor deze loten
" à 50 centiemen per stuk. Daar ondergetekende echter in de te
" houden loterij een nieuwe blijk ziet van filantropische naas-
" tenliefde die de Heer Don Bosco zo zeer kenmerkt, verzoekt hij
" hem de loten die hier weer bijgevoegd zijn te willen aanvaarden
" als een gift van de minister ten gunste van de genoemde Ora-
" torio’s, en ook als een hernieuwd bewijs van de belangstelling
" die dezelfde koestert voor de groei ervan.
"
" Turijn, 30 april 1857
"
De Minister
"
U.Rattazzi.
Door gebruik te maken van deze blijk van welwillendheid trachtte
Don Bosco een zo groot mogelijk voordeel uit de Loterij te halen.
" STAD TURIJN
" Secretarie - Afdeling I. Sectie 2. 1
"
Verslag der 199ste vergadering.
" Verslag der 199ste vergadering
"
" De Heer Don Gio. Bosco, directeur der jongensoratorio’s van de H.
" Franciscus van Sales, van de H. Aloysius enz. – Turijn.
"
"
In opdracht van de Heer Intendant-Generaal van deze admini-
" stratieve afdeling heeft ondergetekende de eer U de bijgaande ver-
" ordening te doen toekomen der Loterij ten bate van de door U be-
" stuurde Oratoria, in overeenstemming met het besluit van voornoemde
" Heer Intendant-Generaal, waarbij aan de Commissie voor de Loterij
" vergunning verleend is nogmaals 24.492 loten uit te geven, en de
" trekking der Loterij, die aanvankelijk vastgesteld was op 4 mei,
" uit te stellen tot de 15de juni.
"
De Heer Intendant voornoemd heeft eveneens verklaard dat er
" geen andere grotere verspreiding van loten of een andere verdaging
" van de trekking kan plaatshebben, daar het totale bedrag van 3.178
" Lire waartoe de totale waarde stijgt al heel aanzienlijk schijnt,
" en omdat voor andere aanvragen voor dergelijke loterijen aan de mi-
" nister van Financiën geen vergunning kan verleend worden vooraleer
" de huidige haar beslag zal hebben gekregen.
"
" Turijn, 28 april 1857
"
De vice-burgemeester
"
Baricco
Enkele weken daarna vereerden twee regerende vorsten het Oratorio
met hun gunsten. De Keizerin-Weduwe van Rusland, kwam van Rome en deed Tu-
rijn aan, waar haar een plechtige en hartelijke ontvangst in overeenstem-
ming met haar waardigheid, werd bereid. Zij reikte onderscheidingen uit aan
tal van Piëmontezen, maar met uitzondering van de ministers Lanza en Ratazzi, zij

41.5 Page 405

▲back to top
- V/401 -
bezorgde Piëmont tal van weldaden, maar verklaarde zich niet in te willen
laten met politieke emigranten. De lijst van haar schenkingen vermeldde
eveneens het Oratorio van Valdocco.
" KEIZERLIJK MINISTERIE VAN
"
BUITENLANDSE ZAKEN
"
" Keizerlijke legatie van Rusland
"
" Aan de Directie van het Werk der Oratoria van de H. Franciscus van
" Sales te Turijn.
"
" De Keizerlijke legatie van Rusland werd opgedragen van de fondsen
" die door Hare Keizerlijke Majesteit werden achtergelaten voor de
" armen van Turijn, een bedrag van 300 lire ten goede te doen komen
" aan het Instituut der Oratorio van de H. Franciscus van Sales enz.
"
Onder insluiting van dit bedrag, verzoekt de Keizerlijke Le-
" gatie de directie van genoemd Instituut haar de ontvangst te willen
" bevestigen.
"
De Legatie-secretaris
"
Rsehitchérene.
Ook koning Victor Emanuel, die niet vergeten was wat Don Bosco hem
in 1855 geschreven had, ontving 500 loten voor de loterij, die op zijn be-
vel terstond betaald werden door generaal graaf d'Angrogna.
Op zekere dag kwam de generaal samen met de koning bij Don Bosco
over zijn ondernemingen spreken. - "Wat ik zeggen wil", zei de koning, zon-
der te denken aan de al ontvangen en betaalde loten: "Don Bosco heeft een
loterij op touw gezet?"
"Jawel, majesteit."
"Wel, laat vijfhonderd loten nemen voor mijn rekening. We moeten
die arme priester helpen! Maar onder voorwaarde dat hij me bepaalde brieven
niet schrijft."
Graaf d'Angrogna wilde de koning niet herinneren aan de al genomen
loten, en vroeg aan Don Bosco nog eens 500 loten en betaalde die.
De Graaf, die een der eerste vrienden van Don Bosco was, had
o o k Victor Emanuel genegenheid voor hem weten in te boezemen. Inderdaad
probeerde de vorst verschillende keren met Don Bosco een onderhoud te heb-
ben, maar steeds tevergeefs.
Hij wilde hem in Turijn ontmoeten, stuurde een officier naar hem toe
om hem te waarschuwen; maar Don Bosco vertoefde buitenshuis. Ook in Florence
toen Don Bosco daar verbleef, kon Victor Emanuel aan dat verlangen niet
voldoen, omdat hij pas op de hoogte gebracht werd toen de dienaar Gods al
vertrokken was.
De koning droeg Don Bosco grote achting toe. Toen hij tegen 1867
naar Genua gegaan was om een bezoek te brengen aan Mgr. Charvaz riep hij
uit terwijl hij de kamer binnentrad van de aartsbisschop die hem vergezel-
de en ten aanhoren van allen die in de zaal waren, onder wie Don Angelo
Fulle, de econoom van het seminarie:

41.6 Page 406

▲back to top
- V/402 -
- "Monseigneur! Denk erom! Don Bosco is werkelijk een heilige!"
Daar op dat ogenblik de deur gesloten werd, kon men het antwoord
van de aartsbisschop niet horen, dat echter gelijk moest zijn aan de uit-
roep van de Soeverein, want hij wist op welke wijze de brandende ijver van
Don Bosco voor het eeuwige heil van de evenmens zich manifesteerde.
Intussen hadden de abonnees op de Katholieke Lectuur voor de maand
mei een door Paravia gedrukte aflevering ontvangen: Mariaal dagboek voor-
afgegaan door de Bekering van Maria Alfons Ratisbonne tot ons heilig ka-
tholiek geloof. Het dagboek bestond uit twee elflettergrepige versregels
voor elke dag van het jaar berijmd ter ere van de Maagd Maria. Het boekje
verscheen zonder auteursnaam.
Het was wel bijzonder toepasselijk voor de Mariamaand die de jon-
gens zo dierbaar was, en Don Bosco probeerde hen nog aan te moedigen door
de praktijk van kleine deugdbeoefeningen aan te wakkeren. Giuseppe
Reano schreef na zijn verhaal over de retraite die de studenten met gro-
te godsvrucht deden het volgende over deze meimaand:
"Om de devotie tot de Allerheiligste Maagd steeds meer te bevorde-
ren, gaf Don Bosco aan de jongens de raad dat elk naar eigen opvatting eens
een Fioretto zou maken, dat op een papiertje te schrijven en het hem ter
hand te stellen. En op een avond had hij zijn handen vol met deze brief-
jes. Enkele van de mooiste werden openlijk voorgelezen; bijvoorbeeld die
van Rua, Vaschetti, Bonetti, Francesia, Cagliero, Bongiovanni enz., Ik her-
inner me dat van Rocchietti: "Ook ik, lieve moeder wil U een belofte
doen. Ik weet dat het moeilijk voor me is, gezien mijn zwakheid, maar
met de hulp van Hem die alles kan, hoop ik mijn belofte geheel te kun-
nen vervullen. Welnu, ik heb vijf zintuigen en er zijn dertig dagen in de
maand die U zijn toegewijd. Goed, ik beloof u iedere dag een van mijn zin-
tuigen te versterven, zodat iedere vijf dagen de versterving van elk zintuig
wordt herhaald; als ik daar zesmaal in slaag zal ik met voldoening het
einde van deze maand halen."
Op een andere avond van die maand zei Don Bosco: "De beste fioretti
zijn de vrome gewoonten van die iedere dag bijvoorbeeld driemaal de me-
daille kussen, ofwel de grond; het kruisbeeld kussen alvorens zich aan het
werk te begeven, iedere dag een goede raad geven aan een kameraad, enkele
bladzijden lezen over de Heilige Maagd Maria, dan vertellen aan een kame-
raad wat men gelezen heeft; godvruchtig de korte gebeden doen voor en na
de maaltijd, het werk, de studie; het kruisteken goed maken, enzovoort."
Op 16 mei vroeg een jongen aan Don Bosco in het openbaar welke de
regel of de sleutel was die Domenico Savio gebruikte om zo goed en heilig
te worden om werkelijk een kind van Maria te zijn. Don Bosco antwoordde hem: "De
sleutel en het slot dat Domenico Savio gebruikte om in het Hemelse leven
te treden en de weg voor de duivel af te sluiten was de gehoorzaamheid, en
het grote vertrouwen in zijn geestelijke leidsman."
In de maand juni had er in het Oratorio een gedenkwaardig feit
plaats. Op de 6de dag van die maand werd Don Felice Reviglio na zijn vol-
tooide studies, tot de priesterlijke waardigheid verheven. Op aanbeveling
van de dienaar Gods had Mgr. Fransoni, hem het priesterschap toegediend.
- De dag daarna, Drievuldigheidszondag, droeg Don Reviglio de Heilige Mis op,
geassisteerd door Don Bosco, en dat feest werd aan tafel en op de speel-
plaats met muziek en voordrachten gevierd. Dezelfde avond echter nam hij afscheid

41.7 Page 407

▲back to top
- V/403 -
van zijn weldoener en ging om redelijke motieven zijn ambtsbediening uit-
oefenen in het Aartsbisdom. Hij werd een geleerd en aanzienlijk moralist
voor die priesters die pastoor wilden worden, en hijzelf, eerst pastoor in
Volpiano en daarna in de Sint-Augustinuskerk van Turijn, nam een heel
vooraanstaande plaats in onder de geestelijkheid. Maar hij bleef heel ge-
hecht aan Don Bosco door wiens toedoen God hem uit het stof had opgeraapt.
Don Bosco droeg hem wederkerig een vaderlijke genegenheid toe, niet
enkel omdat hij in hem het schitterende resultaat zag van zoveel moeiten
en offers die hij zich voor hem getroost had, maar meer nog omdat hij in
hem het priesterlijke merkteken vereerde. En zoals voor Don Reviglio zo
had hij ook voor heel vele geestelijken uit verschillende diocesen die met
hem in aanraking kwamen de grootste welwillendheid en in tal van geval-
len stond hij hen op liefdevolle wijze bij.
Hij beschouwde het als zijn plicht deze of gene priester, die zich
in nood bevond en zijn toevlucht tot hem nam, te helpen en hij verleende hun
waardevolle steun in moeilijkheden van allerlei aard. Dikwijls onder-
wierp hij zich aan ernstige moeilijkheden om verdediging en bescherming
voor hen te verkrijgen van de regering, de bisschoppen en de Paus. In meer dan
één omstandigheid deed hij zijn best om voor hen posities te verkrijgen die in
overeenstemming waren met hun kennis en dikwijls ondersteunde hij hen
eveneens op edelmoedige wijze met geldelijke middelen. - "Op zekere dag",
zo vertelt Don Turchi, "kwam er een arme priester bij Don Bosco, slecht
gekleed, en vroeg om hulp. Don Bosco, voor wie enkele vrienden een toog
hadden laten maken die hij slechts één keer had aangehad om te zien of ze
hem paste, zag met één oogopslag dat ze als geknipt was voor deze hulpbe-
hoevende priester en gaf ze hem ten geschenke."
Er zijn heel veel van zulke feiten te vertellen, maar voor het
ogenblik moge het weinige hierboven vermelde volstaan. Later meer.
In het diocees Ivrea werd het aantal rovers groter, die kerken en
altaren plunderden zonder de gewijde vaten met heilige Hosties te ontzien.
Slechts in heel zeldzame gevallen werden ze opgespoord. Daarom vernoemde
de Bisschop in zijn herderlijke brief van 3 juli 1857, met grote smart
zeven diefstallen of heiligschennende aanslagen die in de kerken van zijn
diocees plaatsgevonden hadden, terwijl hij de gelovigen opwekte tot het
brengen van eerherstel. Hij gaf de pastoors de raad in de tabernakels geen
vaatwerken van goud of zilver te laten, zelfs bepaalde hij, dat ze verkocht
moesten worden en vervangen door vergulde en verzilverde vaten van ander
metaal, terwijl hij het interdict uitsprak over de kerken waar de eucharis-
tische gedaanten waren ontwijd. Minister Rattazzi nodigde Mgr. Moreno uit
deze beschikking te herroepen, zeggend dat daarmee de rechten van de ge-
meenteraden waren geschonden, en daar de bisschop voet bij stuk hield, droeg hij
de burgemeesters op de verkoop der gewijde vaten te verbieden, en zich, waar
deze plaatsvond, onverwijld tot de rechterlijke macht te wenden. Indien
vervolgens het interdict tegen een kerk werd uitgesproken moest daarvan in
het belang van de openbare rust, onmiddellijk bericht gegeven worden aan
het ministerie.
Intussen werd het herderlijke schrijven van de Bisschoppen door de
pastoors van de kansel voorgelezen.
Don Thea, pastoor der San Salvatore in Ivrea, voegde er ter ver-
klaring enkele woorden aan toe, die beledigend geacht werden voor de regering en

41.8 Page 408

▲back to top
- V/404 -
het gerucht ging dat hij gevangen genomen zou worden. Don Riccardini, le-
raar in Ivrea, bezocht de club waar zich dikwijls ambtenaren van het ge-
recht, brigadiers, de secretaris, de burgemeester en andere autoriteiten
lieten zien. Hij verzocht toen de secretaris hem direct te willen waar-
schuwen zodra hij vernam dat er een aanhoudingsbevel tegen Don Thea zou
uitgevaardigd zijn. Op een nacht vervoegde de secretaris zich tegen twaalf
uur bij de pastorie van Don Thea waar de leraar logeerde en vroeg deze die
al sliep te spreken. Hij vertelde hem dat de aanhouding was vastgesteld op
de volgende dag om twaalf uur 's middags. Na deze mededeling kon Don Ric-
cardini geen oog meer dichtdoen. Hij ging 's morgens om vijf uur naar de
kerk en liet de pastoor rustig de Heilige Mis opdragen, daarna waarschuwde
hij hem en ging de raad inwinnen van Mgr. Moreno. Deze liet het rijtuig
van het seminarie gereedmaken en stuurde het naar de brug buiten de stad.
Vervolgens schreef hij een brief aan Don Bosco en vertrouwde die aan Don
Thea toe, die, om geen argwaan te wekken, rustig uitging als iemand die
een luchtje gaat scheppen, maar bij de brug gekomen stapte hij in het rij-
tuig en men reed spoorslags naar Turijn.
In Turijn aangekomen meldde hij zich direct aan bij Don Bosco met
een brief van Monseigneur. Don Bosco bracht hem in een huis van vertrouwde
vrienden, gelegen tegenover de staatsgevangenis waarin hij opgesloten zou
zijn. Daar hield hij hem verscheidene maanden lang verborgen. Toen profes-
sor Riccardini in Turijn kwam, verscheen hij in het Oratorio en Don Bosco
bracht hem waar Don Thea ondergedoken was. Op diens raad begaf Riccardini
zich toen naar de procureur-generaal van de koning Graaf Corsi, wie hij de
hele aangelegenheid toevertrouwde.
De procureur zei hem: - "Laat Don Thea zich verborgen houden, zich
niet aan de ramen laten zien, en ervoor zorgen dat ze hem niet te pakken
krijgen voordat het vonnis is uitgesproken. Wanneer hij veroordeeld mocht
worden, zullen we in hoger beroep gaan, en dan moet hij zich aanmelden,
dat betekent maanden en maanden minder gevangenisstraf en het zal een op-
lossing van de kwestie vergemakkelijken." Aldus geschiedde. Thea werd bij
verstek veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Toen ging hij zich aan-
geven, waartoe hij slechts de straat hoefde over te steken, en tekende
hoger beroep aan, en door het Hof van Appèl werd hij vrijgesproken, niet
zonder tussenkomst van de vrienden van het Oratorio.
Maar vanaf het eerste ogenblik dat professor Riccardini Don Bosco
bij bovengenoemde gelegenheid had ontmoet, had hij grote vriendschap met
hem gesloten. Toen hij naar Vigevano gezonden was om daar les te geven,
kwam hij vandaar tijdens de vakantie naar Turijn en las de Mis in het
Oratorio, daar Don Bosco en Don Alasonatti de enige priesters waren; la-
ter doceerde hij filosofie aan de beide seminaristen Provera en Cerruti.
In zijn beminnelijkheid had Don Bosco hem met zoveel voorkomendheid beje-
gend, dat hij er meteen door gesticht en over verrukt was. Op die manier
gedroeg Don Bosco zich tegenover alle priesters, niet alleen gedreven
door eenvoudige hoffelijkheid, maar door een geest van godsvrucht en ge-
loof wegens zijn hoge opvatting die hij ten opzichte van het priesterschap
altijd had gehad.
De kanunniken en vele pastoors bejegende hij met bijzondere voor-
komendheid. Wij hebben gezien hoe hij hun nederig de hand kuste, zoals
hij ook deed bij de theol. Belasio, apostolisch missionaris, hij bracht
zijn jongens deze eerbied ook bij zodat het een gewoonte van hen werd op straat

41.9 Page 409

▲back to top
- V/405 -
iedere priester te groeten, welke kerkelijke waardigheid hij ook bekleedde.
Hij herinnerde zich met grote voldoening zijn kameraden van het se-
minarie, en wanneer hij hen ontmoette, behandelde hij hen met veel genegenheid.
Hij ging hen bezoeken, ontving hen royaal, wanneer ze uit verre
plaatsen kwamen om hem weer eens te zien, omdat zij wisten hem daarmee een
genoegen te doen en tevens omdat zij verlangden van zijn gezelschap te ge-
nieten en zich gesticht te voelen door zijn voorbeeldige deugden. Hij was
heel gastvrij voor hen zoals hij over het algemeen was voor alle pries-
ters, dagenlang noodde hij hen zonder enige vergoeding aan zijn tafel en
liet hen bij zich logeren.
Sommigen durfden hem door het grote aanzien dat hij zich door zijn
werken verworven had, niet meer met de vroegere vertrouwelijkheid bejege-
nen en hem tutoyeren, en ze beschouwden hem bijna als een overste. Maar
Don Bosco bracht hen met een grapje daarvan af en wilde dat men zich steeds de
vertrouwde vriendschap uit de afgelopen jaren zou herinneren en hij wilde
niet dat ze hem met U aanspraken. Een priester, van wie we ons de naam niet
meer herinneren, zei eens tegen hem: - "Hoe is het mogelijk dat ik vertrou-
welijk zou omgaan met iemand die met kardinalen en met de Paus als met
zijns gelijken omgaat, en die nu de titel van monseigneur nog niet
heeft, maar deze toch wel spoedig zal krijgen?" En hij kreeg als antwoord.
- "Ik ben niets anders dan de arme Don Bosco!"
Over het algemeen was hij gewoon de priesters, na een of ander grap-
je, een goede les uit het Evangelie onder ogen te brengen en heel dikwijls
hebben we hem horen zeggen: - "Wij zijn het zout der aarde en het licht
der wereld, en we moeten ons zo gedragen dat de woorden van de Zaligmaker
bewaarheid worden, namelijk dat de mensen onze goede werken zien en onze
Vader vereren die in de hemel is."
Dikwijls vroegen ze hem om raad en ze bleken dan steeds voldaan. Don
Piano zei: - "Ik heb zijn wijsheid ondervonden. Eens had ik hem deelgenoot
gemaakt van enkele van mijn twijfels. Hij gaf me vaste normen en op mijn
verzoek schreef hij toen achterop een bidprentje van Maria, Hulp der Chris-
tenen deze zinsneden: Esto humilis et patiens et Dominus Jezus dabit tibi
velle et posse. Cor tuum sit constanter super egenos et pauperes. Dat
plaatje is voor mij heel kostbaar en ik heb het bijna voortdurend onder
ogen, het is voor mij een leidraad in de moeilijkheden van mijn pastorale
arbeid. En die zin was voor mij als het ware de grote lijn voor mijn graf-
rede die ik hield in de parochiekerk van San Benigno in het Canavesedal
bij gelegenheid van de dertigste verjaring van zijn dood!"
Wanneer hij zag dat de een of ander zich niet waardig gedroeg, deed hem
dat veel verdriet, en men zag hem in die gevallen meer dan eens wenen.
Hij had zijn verdriet liever voor aller ogen verborgen. Niet weinigen van dezen
werden hem aanbevolen door bisschoppen en vicarissen. Brandend van liefde
en met de uiterste omzichtigheid probeerde hij hen te rehabiliteren, hen
aan te moedigen, hij voerde lange gesprekken met hen en soms verleende
hij hun geldelijke hulp. Zijn ijver werd ruimschoots beloond en bijna allen wist
hij weer in hun priesterlijke waardigheid te herstellen in de ogen van God, in
die van de mensen, in de ogen van hun oversten. En wanneer zij weer op de
goede weg waren teruggebracht, werden zij volhardend in de nauwkeurige
betrachting van hun geestelijke plichten. Sommigen die zelfs tot kette-
rij vervallen waren, wist hij te bekeren en tot herroeping van hun dwa-
lingen te bewegen. Er zouden zonodig voorbeelden en namen genoemd kunnen worden,

41.10 Page 410

▲back to top
- V/406 -
maar dat kan beter achterwege blijven. Het moeilijkste was degenen die door
het kerkelijke gezag gestraft waren wegens schending van het celibaat,
van de gelegenheid die daartoe aanleiding kon geven verwijderd te houden.
Wanneer zij in hun fout hervallen waren, deed Don Bosco, als hij hen ont-
moette zijn best hen niet te vernederen, maar hij bejegende hen met zoveel
goedheid en mededogen, dat de beklagenswaardigen zich tot in het diepste van hun
hart getroffen voelden. Nooit liet hij zich een woord ontvallen dat sma-
delijk kon zijn voor het geestelijke merkteken dat ze droegen.
Als hij deze van de goede weg afgedwaalden vermaande, die hem soms
de ingewortelde gewoonten, de aangegane betrekkingen, de gevreesde wraak en
gevaren, het gebrek aan roeping voorlegden, wist hij hun aan te tonen hoe gemak-
kelijk zij, door Gods genade, iedere hindernis konden overwinnen, en hij
moedigde hen aan alle angst opzij te zetten, de goedheid en de bescher-
ming van Maria indachtig, terwijl hij hun de woorden van Don Cafasso in
herinnering bracht: "Wanneer ook al eens per toeval een priester tot de
gewijde bediening zou zijn toegetreden zonder de ware roeping, dan kan hij,
wanneer hij waarlijk een goede zoon van Maria is en blijft, er zeker van
zijn dat deze moeder door haar goedheid en barmhartigheid voor hem van haar
Zoon zal verkrijgen wat hij niet uit roeping bezit, namelijk de geest van
zijn staat, de noodzakelijke begaafdheden en een overvloed van genaden die
hem tot een waarachtige bedienaar des Heren maken."
Wat de toekomst betrof: indien hij twijfel waarnam aan het berei-
ken van de eeuwige zaligheid, of aan het herstel van het verloren pres-
tige onder de mensen, voegde hij eraan toe: "Bemin, vereer en dien Maria.
Zorg ervoor dat anderen haar leren kennen, leren beminnen en vereren. Niet
alleen zal een zoon die deze moeder vereerd heeft niet verloren gaan, maar
hij mag ook een grote kroon verwachten."
Het is haast niet te beschrijven hoe de zielen der priesters hem ter
harte gingen. Op een dag in de zomer was hij in ons gezelschap op wandeling
in de bergen rondom een dorpje waar hij logeerde, en na twee uur bleef hij
staan voor het huis van een kapelaan. Don Bosco, die al acht dagen door een aan-
houdende en hevige kiespijn gekweld werd, bleef door de hitte overmand, ge-
heel bezweet, even rusten. Het alleenstaande huis leek verlaten. Plots zag
men een boer langs een pad naar boven komen. Don Bosco vroeg hem of de
priester goed gezond was.
"Hij is al een hele tijd ziek’, antwoordde de boer, "hij heeft een
ziekte waar hij maar niet beter van wordt."
"Zijn hem de Sacramenten al toegediend?"
"Nog niet."
"Komt hem wel eens een priester bezoeken?"
"Niet dat ik weet; ik heb er nog geen gezien."
- "En wie verzorgt hem?"
- "De zoon van zijn bediende; al een maand lang wil hij niemand
anders meer in zijn kamer hebben."
Don Bosco bleef een ogenblik peinzend staan, toen wendde hij zich
tot ons: "Wachten jullie op me", zei hij en beklom de trap. Na ruim een
uur kwam hij weer naar beneden. Toen hij weer bij ons op de weg stond,
vroegen wij hem niet wat hij gedaan of gezegd had, en hij sprak er niet
over. Maar men kan wel vermoeden dat de liefde zijn stappen geleid had.

42 Pages 411-420

▲back to top

42.1 Page 411

▲back to top
- V/407 -
H O O F D S T U K LIV
FEEST VAN DE H. ALOYSIUS - DOOD VAN MARIA OCCHIENA - KARDINAAL
LAUDE IN HET ORATORIO - BEKERING VAN EEN JEUGDIGE AFVALLIGE
IN ZIJN STERVENSUUR - KATHOLIEKE LECTUUR - HET LEVEN VAN DE
HEILIGE PAUSEN LINUS, CLETUS EN CLEMENS - VREUGDE VAN DE
ARMONIA OVER DEZE AFLEVERING - HET LEVEN VAN DE HEILIGE PAUSEN
ANACLETUS, EVARISTUS EN ALEXANDER I - TREKKING VAN DE LOTERIJ.
Aan een kleine kroniek van een van onze medebroeders ontlenen wij enkele
aantekeningen over de maand juni.
"De 21ste vierden de leerlingen van de particuliere school der professoren
Don Picco en Bonzanino het jaarlijkse feest van de H. Aloysius van Gonzaga, in de
kerk van de koninklijke Basiliek. De studenten van poësis en retorica van het Ora-
torio namen eraan deel en Don Bosco bewaarde de verzen die voor die gelegenheid
geschreven waren. De jongens van Valdocco bereidden zich erop voor de H. Aloysius
op de 29ste te vieren.
"Op 22 juni, stierf in het Oratorio na een langdurige ziekte, om 11 uur 's
avonds Maria Anna Occhiena een benijdenswaardige dood. Zij was de tante van Don
Bosco en een zuster van zijn moeder. Het linnengoed van het huis was aan haar zor-
gen toevertrouwd en op liefdevolle wijze had zij zich heel nuttig weten te maken.
Vanwege dit sterfgeval werd de naamdag van Don Bosco uitgesteld tot het einde van
het schooljaar. Op de avond van de 26ste kwam zijne eminentie kardinaal Francesco
Gaude, een doorluchtige zoon van de H. Dominicus en de glorie van Piëmont, geboor-
tig nl. uit Cambiano, een bezoek brengen aan Don Bosco. Hij had zijn goede vader
zojuist in zijn laatste ogenblikken bijgestaan. Hij werd met grote feestelijkheid
in Valdocco ontvangen. Er was inderhaast een geïmproviseerde troon opgebouwd in
de zuilengang. Toen de doorluchtige Kerkvorst deze beklommen had sprak hij woor-
den van grote lof over Don Bosco, het Oratorio en zijn jongens."
Voegen wij eraan toe dat Don Bosco in die dagen een arme ziel aan de af-
grond der afvalligheid ontrukte en redde van de eeuwige verdoemenis. Het is een
voorval dat we van Don Bosco zelf en van de theoloog Leonardo Murialdo ver-
nomen hebben.
Een jongen, die het Oratorio van Valdocco bezocht had, kwam in de val-
strikken van de protestanten terecht, en was op studie gezonden in Genève om do-
minee te worden. Daar hij echter al spoedig liet doorschemeren dat hij diep over-
tuigd katholiek was, dreven zijn verleiders hem met hun gebruikelijke duivelse
kunstgrepen tot beklagenswaardige lichtzinnigheden om hem alle geloof te ont-
nemen. Omdat hij tengevolge daarvan een ongeneeslijke ziekte had opgelopen,

42.2 Page 412

▲back to top
- V/408 -
kwam het zover dat de dokters, om hem verlichting te geven, bevel gaven hem
naar Turijn te zenden, waar zijn moeder woonde. Daar deze arm was, kwamen de
Waldenzen haar onmiddellijk ruimschoots te hulp, een hulp die voorzichtigheids-
halve werd aanvaard. Ook boden zij aan, de zieke te verzorgen en bij hem
te waken, met de bedoeling te voorkomen dat er een priester bij hem zou
kunnen komen.
Op de avond dat de ongelukkige jongen thuis aankwam, zei hij, ge-
kweld door hevig verwijt, tegen zijn moeder:. "Ik zou eens met onze pastoor
willen spreken, want ik voel me erg ziek." Zijn moeder beloofde hem, om hem
gerust te stellen, dat zij die zou laten roepen. De volgende morgen ging
zij zelf naar de pastorie. Maar de Waldenzen waren haar voor. Van dat
ogenblik af was de ziekenoppasser van hun sekte, of een godsdienstleraar of
de dominee, dag en nacht naast het bed van hun slachtoffer of in de aan-
grenzende kamer. De pastoor kwam, ook andere priesters kwamen, maar geen
werd ooit toestemming gegeven binnen te komen. Ze gaven ten antwoord, dat
de jongen geen priester wenste te zien, of dat zijn ziekte niet zo ern-
stig was, ofwel dat de dokter verboden had dat hij bezoek zou ontvangen.
De zieke, die begreep dat hij niets in te brengen had, verontrust
doordat hij geen enkele priester zag verschijnen die hem zou kunnen voor-
bereiden op een goede dood, en die zijn laatste dagen nabij wist, ver-
veeld ook door de lege troostredenen waarmee men voorgaf hem zekerheid
en vrede te verschaffen, wendde zich tot de Heer. En de Heer liet hem niet
in de steek.
In overleg met de pastoor ging een priester naar Don Bosco en ver-
telde hem de hele geschiedenis. Don Bosco besloot tot iedere prijs een be-
zoek aan de arme jongen te brengen. Op een goede dag, om twee uur 's mid-
dags, begaf hij zich in gezelschap van twee stevige jongens, naar de wo-
ning van de zieke, in de buurt van de kerk van de H. Augustinus. Hij belde
en de Waldenzer dominee Amedeo Bert kwam zelf opendoen.
"Wat is er van uw dienst, eerwaarde?"
"Ik wilde met de zieke komen spreken."
- "Dat kan niet. Hij kan niemand ontvangen; het is door de dokter
streng verboden."
- "Laat me door, want ik heb haast, ik heb geen tijd om hier te
staan kletsen. Ik heb alleen een doodeenvoudige boodschap voor de moeder
van de zieke. 0, moedertje, goedendag"! vervolgde Don Bosco, de dame
tegemoettredend die juist de gang inkwam. "Ik ben gekomen om eens naar uw
Pietro te komen kijken." - En terwijl hij dit zei opende hij de deur van
de ziekenkamer. De dominee riep wel: "Dat kan niet, dat kan niet"! maar
Don Bosco was al bij het bed. - "Dag Pietro"!... zei hij tegen hem.
"0, wie zie ik nu"!... riep de jongen met tranen in de ogen uit.
"Hoe is het ermee, Pietro? Herinner je je mij nog? Ken je me nog?"
"Jawel, of ik u ken... Don Bosco!... De oude vriend van mijn
ziel! die mij zoveel goede raad gegeven heeft... maar die ik helaas in
de wind geslagen heb!... Ik schaam me, u in de ogen te moeten zien."
"Als je me kent, als ik je vriend ben, waarom ben je dan bang?"
- "Ik ben niet bang voor u, die zo goed zijt; maar ik ben beschaamd
omdat ik ondankbaar geweest ben, omdat ik veel verkeerde dingen heb gedaan."

42.3 Page 413

▲back to top
- V/409 -
De dominee, die levendige tekenen van ongeduld begon te geven,
mengde zich in het gesprek. - "Eerwaarde, ik verzoek u weg te willen gaan,
want de opwinding die U de zieke veroorzaakt kan noodlottig voor hem
zijn. Uw bezoek is een verrassing: Pietro wilde niemand ontvangen, en hij
heeft op het ogenblik niets van u nodig."
- "Pietro", vervolgde Don Bosco, zonder acht te slaan op de domi-
nee, "je moet wat rusten en je niet vermoeien door te praten, ik blijf nog
een poosje en houd je gezelschap." - En met die woorden nam hij een bankje
en ging bij het bed zitten.
- "Ik zeg u dat u moet weggaan", hernam de dominee met woede in
zijn stem. "U hebt over deze jongen niets te zeggen en u hebt niets met
hem te maken."
"Ik heb veel te maken met deze zoon van me en ik heb hem veel te
zeggen. Ik moet hem iets meedelen dat van het allergrootste gewicht is."
"En wie bent u dat u zich zo druk maakt"? zei de dominee.
"En wie bent u die hier zo de baas loopt te spelen"? antwoordde
Don Bosco.
"Ik ben de Waldenzer dominee, Amedeo Bert; wij hebben elkaar al
eens meer gezien."
"En ik ben de directeur van het Oratorio van de H. Franciscus van
Sales in Valdocco."
- "Welnu, wat wilt u eigenlijk van deze zieke?"
"Ik wil hem helpen zijn ziel te redden."
"Hij heeft met u niets meer te maken."
"Waarom zou hij niet?"
"Omdat hij lid geworden is van de Waldenzer kerk, en geen gods-
dienstige betrekkingen meer onderhoudt met de katholieken."
- "Ik heb hem het eerst opgetekend op de lijst van mijn zonen. Ik
ben een waarachtige vader voor hem geweest en wil dat blijven, daarom
heeft hij met de Waldenzen niets te maken en heeft hij hun niets te zeggen."
"Maar u, eerwaarde, verwart door zo te spreken het geweten van
de zieke en daardoor stelt u zich aan bepaalde gevolgen bloot, die u mis-
schien nog wel eens zult betreuren."
bang."
- "Als het erom gaat een ziel te redden ben ik voor geen enkel gevolg
"Sta op, u moet hier weggaan."
"En u moet hier voor mij weggaan..."
"Maar u weet niet tegen wie u spreekt!"
- "Ik weet gelukkig wel tot wie ik spreek, en ik geloof dat ook u
weet met wie u spreekt."
- "Vergeet niet dat ik gezag heb..."
- "Al mijn respect, maar ik ben voor niemand bang. En des te min-
der vrees ik u op dit ogenblik, omdat ik weet dat de zieke het betreurt
zijn naam aan uw geloofsovertuiging geschonken te hebben en dat hij ka-
tholiek wil sterven."

42.4 Page 414

▲back to top
- V/410 -
- "Dat is verleiding, een leugen. Is het niet waar, Pietro, dat je
wil volharden in onze Evangelische Kerk?"
Terwijl de jongen zich enigszins in zijn bed oprichtte en Don Bos-
co als om hulp vragend een blik toewierp, antwoordde hij: - "Ik wil vol-
harden in mijn godsdienst..."
- "Kalm aan, Pietro", onderbrak de dominee hem, "let op je woorden."
- "Mijnheer de dominee", merkte Don Bosco op, "houdt u bedaard. Sta
me alleen maar toe dat ik de zieke een vraag stel. Het antwoord dat hij zal
geven, zal beslissend zijn voor ons beiden."
Toen zweeg de dominee en terwijl hij Don Bosco met grote ogen aan-
keek, maakte hij aanstalten om te gaan zitten. De goede priester keerde zich
toen tot de jongen en minzaam sprak hij hem aldus toe: - "Luister eens,
beste Pietro, deze heer daar heeft een boek geschreven waarin hij herhaal-
delijk verklaart dat een goede katholiek zalig kan worden in zijn gods-
dienst. Dus hoeft geen enkele katholiek een ander geloof te omhelzen om
zalig te worden. Alle katholieken verklaren eveneens dat zij zeker zalig
zullen worden door hun eigen geloof te onderhouden. Maar zij voegen eraan
toe dat degene die hardnekkig is en het protestantisme wil blijven aanhan-
gen, zeker verloren zal gaanZeg jij me nu eens of je de zekerheid wil
laten varen van zalig te worden en je overgeven aan de twijfel, ja zelfs, vol-
gens de katholieken, aan de zekerheid om voor eeuwig verloren te gaan!"
- "Nee en nog eens nee", antwoordde de jongen, "en het blijft nee.
Ik ben katholiek geboren, en wil leven en sterven als een katholiek... Ik
heb berouw over wat ik gedaan heb."
Toen de dominee dit vrijmoedige antwoord hoorde, stond hij op,
nam zijn hoed en zich tot Don Bosco wendend, zei hij: "Op dit ogenblik
kan ik niet verder met u redeneren, we zullen een geschiktere gelegenheid
afwachten. Maar jij, Pietro, jij werpt je in een afgrond... Bedenk dat ze
je willen dwingen te biechten en dat die biecht, in plaats van je het le-
ven te geven, je dood zal verhaasten." - Na deze woorden verdween hij hoogst
verbolgen.
Toen vroeg Pietro, die zich zo uitgeput voelde dat hij vreesde nog
diezelfde nacht te zullen sterven, of hij direct kon biechten. Don Bosco
hoorde zijn biecht. Daar de jongen nooit iets gepredikt of geschreven had
tegen de katholieke godsdienst, was het niet nodig dat hij dit in het
openbaar terugtrok. Met de absolutie kwam het Pietro voor dat Don Bosco
hem van een ontzaglijke last bevrijd had. Zijn ziel herkreeg de rust die
zij jarenlang had moeten ontberen. Hij omklemde, kuste en kuste opnieuw
de hand van Don Bosco en voelde zich, ondanks zijn pijnen, overgelukkig.
Daar Don Bosco inmiddels het gevaar besefte waarin de jongen zich
bevond door de bezoeken die van de zijde der Waldenzen ongetwijfeld zouden
volgen, zorgde hij ervoor dat hij terstond werd overgebracht naar het mi-
litaire hospitaal. Daar werd hem de Heilige Teerspijze gebracht en het H.
Oliesel toegediend; en na ongeveer vierentwintig uur blies hij in vre-
de de laatste adem uit om, zoals wij mogen hopen, het eeuwige geluk van
de hemel te smaken.
Deze bekering was een grote troost voor Don Bosco, die geheel in
beslag genomen werd door zijn loterij en door de Katholieke Lectuur. Voor
de maand juni waren van de persen van Paravia de volgende afleveringen versche-

42.5 Page 415

▲back to top
- V/411 -
nen: Het Leven der Heilige Pausen, Cletus en Clemens, bezorgd door Bosco
Giovanni pr. (C.). Er zijn enkele hoofdstukken aan toegevoegd over het leven
en de dood van verschillende apostelen.
De Armonia van 24 juli 1857 gaf het volgende oordeel over dit nummer.
"
Dit is het derde nummer in de serie van de levens der Pausen,
" die de priester Bosco aan het christelijke volk is begonnen te ver-
" tellen. De schrijver laat een korte uiteenzetting voorafgaan over
" verschillende woorden die gewoonlijk gebruikt worden in de levens
" der Pausen en over het algemeen in de Kerkelijke Geschiedenis. Deze
" verklaringen, hoewel al nuttig op zichzelf, zijn beslist onontbeer-
" lijk voor het volk voor wie deze geschriften meer in het bijzonder
" bestemd zijn.
"
Hij verhaalt vervolgens de handelingen van de H. Linus, de H.
" Cletus en de H. Clemens. Vervolgens schrijft hij, zonder aandacht te
" schenken aan de ingewikkelde vraagstukken die niets ter zake doen, aan
" de hand van de meest bevoegde schrijvers der antieke christenheid,
" een stuk kerkelijke geschiedenis van ongeveer dertig jaar, dat wil
" zeggen vanaf het jaar 70 tot 103 na Christus, overeenkomend met de
" regeringsperiode van deze drie eerste opvolgers van de H. Petrus.
" Hierin wordt niet alleen hun leven uiteengezet, maar er wordt ook een
" populaire verklaring gegeven van de geest der primitieve Kerk, waar
" uit overduidelijk blijkt dat het bestuur, de tucht, de dogma's en de
" moraal van de oude Kerk dezelfde zijn als die van heden ten dage; dat
" het daarom boosaardige leugens zijn van de ketters die de katholieke
" Kerk van nieuwigheden beschuldigen in haar lering en instellingen.
"
De schrijver zet bijvoorbeeld uiteen hoe de H. Linus de vrou-
" wen beval met bedekt hoofd naar de kerk te gaan, maar hij merkt daar-
" bij terstond op dat iets dergelijks bevolen werd door de H. Paulus.
" Dat voorschrift werd hernieuwd en bleef bij de katholieken tot de dag
" van vandaag gehandhaafd. (Blz. 36, 37)
"
Hij verhaalt hoe de H. Cletus in Rome 25 presbyters aanstel-
" de voor de zielzorg, zoals tegenwoordig onze pastoors hebben, dat de
" presbyters later priesters genoemd werden; daaruit blijkt dat er in
" de Kerk geen vernieuwingen zijn aangebracht, noch ten aanzien van de
" parochies, noch ten aanzien van de priesters; de veranderingen kwamen
" allemaal van de zijde der protestanten, die, omdat zij het sacrament
" van de wijding verwerpen, ook verstoken zijn van het priesterschap en
" daardoor noch over pastoors noch over priesters beschikken.
"
Wij bevelen deze lectuur daarom warm aan bij iedereen, maar
" vooral bij degenen die door gebrek aan tijd of studie geen dikke boe-
" ken kunnen lezen waarin dergelijke onderwerpen behandeld worden, en
" wij achten dat des te meer nodig in deze tijd nu de vijanden van het
" geloof alle middelen van verachting en leugen te baat nemen om de
" dogma's en de instellingen van de katholieke kerk te verminken en de
" faam te ontkennen der Plaatsvervangers van Jezus Christus, die haar
" in verschillende tijden hebben bestuurd.
"
Wie zich daarna meer wil verdiepen in de stof die hier in het
" kort is aangeraakt, kan zich wenden tot de schrijvers die in deze uitgave
" worden aangehaald.
"
Intussen had Paravia aan Don Bosco de aflevering voor juli ge-
" zonden: Onze-Lieve-Vrouw van het Land, of het leven van de H. Oringa

42.6 Page 416

▲back to top
- V/412 -
" van Toscane, genoemd Christiana van het H. Kruis (gestorven in 1310).
" Herderin, dienstmeisje, stichteres van een klooster, en bewonde-
" renswaardig door heldhaftige deugden, door wonderbaarlijke gebeurte-
" nissen, door de verschijningen van de heilige Aartsengel Michaël,
" door de bescherming van de Allerheiligste Maria die haar leerde lezen.
"
Dezelfde Paravia was bezig met het drukken van de afleve-
" ring voor augustus: Leven van de Heilige Pausen Anacletus, Evaristus,
" Alexander I, bezorgd door Giovanni Bosco, pr. (D.).
Met het werk van de Katholieke Lectuur hield de Loterij gelijke
tred. Don Bosco was doorgegaan met het verzenden van circulaires.
"
Zeer geachte Heer,
"
Vol vertrouwen in Uw opmerkelijke en bekende goedheid beveel
" ik in de ijver van U en Uw vrienden een vijftigtal loten aan, onder
" bijvoeging van het programma en verzoek ik U vriendelijk niet alleen
" te willen zorg dragen voor een goede bezorging op de bijgevoegde
" adressen, maar ook om aantekening te houden van het geld dat U ont-
" vangt evenals van de loten die eventueel teruggegeven zouden worden,
" om alles vervolgens aan mij te doen toekomen.
"
Mijnerzijds geef ik U de verzekering van mijn grootst moge-
" lijke erkentelijkheid en eveneens van het feit dat U zich, door in
" zo ruime mate deel te nemen aan dit liefdadige werk, behalve over de
" verdienste die U zich daarvoor voor God verwerft, erover kunt ver-
" heugen een genoegen te verschaffen aan vele jongens of aan uw
" parochianen of buren, die deelnemen aan de godsdienstplechtigheden
" en lessen die in deze Oratoria worden gehouden.
"
Ik verblijf inmiddels met oprechte hoogachting,
"
" Turijn, 6 mei 1857 Uw dw.
"
Giov. Bosco, priester.
"
" P.S. Binnenkort wordt U de trekkingsdag per circulaire of in de kran-
"
ten meegedeeld.
En inderdaad werd op 12 mei in de Armonia meegedeeld dat de trekking
der winnende nummers was vastgesteld op 15 juni, waarbij eraan herinnerd
werd dat men door het schenken van een gift of het kopen van een lot eraan
meewerkte dat een jongen behoed werd voor de gevaren, waardoor het anders
wellicht verkeerd met hem zou aflopen. Op 18 juni werden de lezers van
dezelfde krant ervan in kennis gesteld, dat de bedoelde trekking was uit-
gesteld en thans stellig op 6 juli zou plaats hebben. Daarbij werd de aan-
koop van loten aanbevolen, waarvan er nog steeds een aanzienlijk aantal
beschikbaar was. "Iedereen behoort te bedenken", zo werd gezegd, "dat men
ook door het kopen van slechts een enkel lot ertoe bijdraagt dat de naakten
gekleed, de onwetenden onderricht, de pelgrim een onderdak en de hongerende
arme een stuk brood verschaft wordt, wat ook juist de bedoeling is van het werk
der jongensoratorio’s."
Tegelijkertijd werd in duizenden exemplaren een boekje verspreid met
het programma van de Loterij en de beschrijving van de prijzen. Op de voorpagina

42.7 Page 417

▲back to top
- V/413 -
daarvan stond gedrukt: Eleemosyna est quae purgat peccata et facit inve-
nire misericordiam. (Tob. 12,9). Bij dit boekje was een brief gevoegd.
"
Hoogeachte Heer,
"
"
Ik reken het mij tot een plicht U een exemplaar te doen
" toekomen van de catalogus der voorwerpen die ter beschikking zijn ge-
" steld van de loterij, opgezet ten bate van de jongens die de jon-
" gensoratorio’s van deze stad bezoeken. Zoals U daaruit kunt zien
" is het aantal giften heel aanzienlijk en heb ik alle redenen om de
" goddelijke Voorzienigheid te danken die bij zovelen zoveel edelmoe-
" digheid heeft opgewekt. Tegelijkertijd deel ik U mee dat de trekking
" thans door de intendant-generaal definitief is vastgesteld op 6 juli
" a.s., waarna ik U een lijst van de winnende nummers zal doen toekomen.
"
Omdat wij op het einde van de loterij echter nog een aan-
" zienlijke hoeveelheid loten zullen hebben, had ik gedacht U er x... tien-
" tallen te zenden, daar uw liefdadigheid bekend is en ik zo dikwijls
" ondervonden heb hoezeer u genegen bent mee te werken aan werken van
" openbare liefdadigheid. Wanneer het u echter niet mogelijk is deze
" loten aan de man te brengen en U ze ook niet voor uzelf kunt behouden,
" verzoek ik U beleefd mij op een andere manier ter wiLle te zijn door
" de moeite te nemen ze mij terug te zenden vóór de openbare trekking.
"
Overigens dank ik U van ganser harte voor wat u gedaan hebt
" en voor wat u, naar ik hoop, ook in de toekomst nog voor deze arme
" jongens zult willen doen, en terwijl ik U van mijn kant de diepste
" gevoelens van dankbaarheid betuig, zal ik niet nalaten de jongens
" te vragen de zegen des hemels af te smeken over al degenen die op zo
" een doeltreffende wijze ertoe meewerken eerzame burgers en goede
" christenen van hen te maken.
"
God behoede U en inmiddels verblijf ik met hoogachting en
" erkentelijkheid,
"
" Turijn, 17 juni 1857
Uw dw. dienaar
"
Giov. Bosco, priester.
Op 6 juli, rond het middaguur, in een zaal van het Stadhuis van Tu-
rijn en in tegenwoordigheid van de burgemeester, vond met alle wettelijke
formaliteiten, de openbare trekking plaats van de winnende nummers voor
de verlote voorwerpen. Het resultaat van de loterij hielp Don Bosco uit menige
verlegenheid, zodat hij alle reden had om de Heer er van harte voor te
danken. Zij bracht niet minder dan 60.000 lire op.
Met de volgende brief sloot Don Bosco de loterij af.
"
"Want de aalmoes bevrijdt van de dood, zij
"
maakt zuiver van zonden en doet barmhartig
"
heid en het eeuwig leven vinden".
"
Tob. 12,9.
"
Zeer geachte Heer,
"
De loterij die zo menigmaal in Uw welwillende aandacht is aan-

42.8 Page 418

▲back to top
- V/414 -
" bevolen is thans tot een gelukkig einde gekomen; en tot aller blijd-
" schap kan ik U meedelen dat de loten ervoor bijna allen zijn
" verkocht. Zodoende hebben we de huur der Oratorio’s kunnen betalen, als-
" ook de kosten van het afbouwen van het huis, terwijl wij eveneens
" enkele andere dringende zaken in orde hebben kunnen brengen. Thans
" zend ik U een lijst van de prijswinnende nummers, opdat U en uw
" kennissen kunnen nagaan of zij bij de trekking door het lot begun-
" stigd zijn.
"
Ik maak van deze zelfde gelegenheid gebruik U te danken voor
" de moeite die U zich voor dit werk van barmhartigheid hebt willen
" getroosten, dat niet anders dan royaal beloond zal worden door de
" gulheid van God, die aan zichzelf gedaan beschouwt wat men aan zijn
" armen verricht.
"
Alvorens echter deze loterij als volkomen beëindigd te beschou--
" wen, resten mij nog twee dingen die ik U warm zou willen aanbeve-
" len, namelijk, dat U zich zult verwaardigen voort te gaan met het
" schenken van Uw gunsten aan deze Oratoria en hen te gedenken in de
" besteding van Uw giften. Op de tweede plaats dat U daaraan nog een gees-
" telijke gunst zult willen toevoegen door tot God de Heer te bid-
" den voor mij, voor mijn medewerkers en voor de jongens, opdat wij
" in staat zouden zijn hun de grootste van alle rijkdommen te schen-
" ken, de vreze des Heren.
"
Onzerzijds zullen wij niet nalaten te bidden en ook de jon-
" gens aansporen te bidden, opdat God onze weldoeners gezondheid en
" genade moge schenken, alsook aan allen die ons helpen, totdat de
" dag komt waarop zowel zij aan wie weldaden verricht zijn als de-
" genen die deze weldaden geschonken hebben, zich gezamenlijk in de
" woning der zaligen zullen bevinden.
"
Met gevoelens van de grootste dankbaarheid en met verschul-
" digde eerbied verblijf ik
"
Uw zeer onderdanige dienaar
"
Giov. Bosco, priester.
" Turijn, 20 juli 1857.

42.9 Page 419

▲back to top
- V/415 -
H O O F D S T U K LV
DE DEUGD VAN ARMOEDE
De goddelijke Voorzienigheid was de hoop van Don Bosco, en God,
trouw aan Zijn beloften, liet hem nooit in de steek. "Maak u dus geen
zorgen over de vraag: wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of
waarmee zullen wij ons kleden, Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze
dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerech-
tigheid, dan zal alles u erbij gegeven worden." (1) En wanneer Don Bosco zich
dan ook in moeilijkheden bevond, beschouwde hij ze als even zo vele pogingen van
de Voorzienigheid om het geloof van zijn zonen op te wekken en troostte
zich met de herinnering aan de woorden van Jezus Christus: "Maakt u dus
niet bezorgd voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt voor
zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed..."
Vandaar zijn onveranderlijke gelijkmoedigheid en zijn vast ver-
trouwen in de toekomst, maar meer nog zijn heldhaftige liefde tot de vrij-
willige armoede, en de opgewektheid die hij aan de dag legde, ook al had
hij gebrek aan de noodzakelijkste dingen. Hij bleef arm tot het einde van
zijn leven, zoals hij het ook geweest was in de eerste dagen van het Ora-
torio. Zijn volkomen afstand tot de aardse goederen was in alle opzichten
duidelijk, en nooit ontdekte men in hem ook maar de minste neiging om zich
enigerlei tijdelijke voldoening te verschaffen. Hij was gewoon te zeggen:
"Men moet de armoede in het hart dragen om haar te kunnen beoefenen." - En
God beloonde hem rijkelijk voor zijn vertrouwen en zijn armoede, zodat
hij succes had met het ondernemen van werken die zelfs vorsten niet zou-
den hebben aangedurfd, en ze tot een gelukkig einde wist te brengen.
Voor deze werken had hij voortdurend geld nodig, en toch hechtte
hij er geen waarde aan, en vroeg hij er niet om dan alleen in zoverre het
hem diende als middel om te zorgen voor de glorie van God en het heil
van de zielen. Heel dikwijls was hij er geheel van verstoken, maar nau-
welijks had hij een bedrag ontvangen, of hij haastte zich dezelfde dag
nog het te besteden of met een deel ervan een schuld te delgen. Hij wilde
niet dat de prefect van het huis het nodige in reserve zou houden om op
geregelde tijden betalingen te verrichten. Doch hij wilde dat hij geheel op de
goddelijke Voorzienigheid zou bouwen, die op het gepaste ogenblik wel te
hulp zou komen. Nimmer dacht hij aan de dag van morgen, omdat men daar-
mee, naar hij zei, onrecht deed aan de vaderlijke goedheid van de Heer.
(1) Mt, 6,31-33.

42.10 Page 420

▲back to top
- V/416 -
Als hij aanzienlijke giften ontving, liet hij de prefect bij zich
komen en stelde ze hem onmiddellijk ter hand met de woorden: "Zie
eens, hoe goed de Voorzienigheid voor ons geweest is!" En slechts heel
moeilijk kon hij geld bij zich houden, dan alleen wanneer dat nodig was
om het onder de armen te verdelen.
Zijn beginsel was: "Uitgeven, niet om te verkwisten, maar uit
strikte noodzaak." Hij wist het geld te waarderen omwille van de moeite
die de weldoeners zich hadden getroost om het te verdienen en om de gees-
telijke en tijdelijke weldaden die het voortbracht door de hand van degene
die het had ontvangen. Hij had er niets tegen grote uitgaven te doen wan-
neer die nodig waren, maar hij duldde niet dat dat gebeurde voor dingen
van weinig betekenis, of, erger nog, voor overbodige zaken. Hij zei
steeds: "Zolang wij arm blijven, zal de Voorzienigheid ons niet in de steek
laten!" - En een andere keer: "Wanneer wij zelfs een cent niet nodeloos of
nutteloos uitgeven doch sparen, zal de goddelijke Voorzienigheid steeds
overvloedig zijn met haar weldaden!"
"Op zekere dag", zo schreef Giuseppe Brosio, "bevonden hij en ik
ons onder de galerij van een paleis aan de via Alfieri om een bezoek te
brengen aan een adellijke heer. Don Bosco was op zijn zondags, hij had een
heel oude toog en overjas aan en een hoed op die volslagen kaal geworden
was. Toen ik toevallig naar de grond keek zag ik dat de veters van zijn zware,
blinkende, maar opgelapte schoenen met inkt gekleurde touwtjes waren. - "Maar",
zei ik hem, "wanneer andere geestelijken op bezoek gaan bij vooraanstaande per-
soonlijkheden dragen ze zilveren gespen op hun schoenen en u rijgt ze
niet eens vast met zijden of katoenen veters, maar met touwtjes! Dat is
toch te gek! Vooral daar u zo een korte toog draagt, staat dat niet netjes.
Wacht hier even op me, dan ga ik voor een stuiver een paar veters kopen."
- En ik maakte aanstalten om te gaan.
- "Wacht even, kom hier", zei Don Bosco tegen me, "ik moet nog een
stuiver hebben." En hij zocht in alle zakken en zei: "Ik zal doen wat je
zegt. "Maar op hetzelfde ogenblik dat hij me de stuiver toereikte, kwam er
een oud vrouwtje aan dat om een aalmoes vroeg. Don Bosco trok direct de
hand terug en gaf de stuiver aan het oudje. Toen wilde ik beslist de ve-
ters voor mijn rekening gaan kopen, maar Don Bosco weerhield me, en hij
was met geen mogelijkheid te overreden, mij mijn gang te laten gaan om,
zoals hij het noemde, geld te verspillen. En hij bleef zo met de schoenen
lopen." Maar hij had ze wel altijd mooi gepoetst, zodat hij met de H.
Bernardus kon zeggen: Paupertas mihï semper placuit, sordes nunquam.
Hij waakte op de zuinigheid in huis. Wanneer er gezorgd moest wor-
den voor de tafel ten gebruike van de communiteit, verbood hij alle luxe,
hetzij in de opmaak van de tafel, hetzij in het tafelgerei, ook als er gas-
ten aan tafel waren, wat enkele keren per jaar wel gebeurde bij plechtige
gelegenheden, of wanneer er vooraanstaande personen in huis vertoefden.
Jarenlang werden er in de gemeenschappelijke refter lepels en vorken van
ijzer gebruikt, borden en schalen van tin. Verschillende keren kreeg hij
van een of andere erflater bestekken van zilver, of ook wel andere
voorwerpen, maar die liet hij dan onmiddellijk verkopen om in de noden
van het huis te kunnen voorzien.
Bij het middageten gebruikte men brood dat overgebleven was van
vorige maaltijden, en in de laatste tijd van zijn leven verzamelde hij
naarstig zelfs de kleinste kruimels, omdat dat, naar hij zei, bij de armoede

43 Pages 421-430

▲back to top

43.1 Page 421

▲back to top
- V/417 -
paste. Hij bediende zich niet van olie en zout voor bepaalde spijzen die
daar toch om vroegen.
Hij toonde groot ongenoegen wanneer hij soms zag dat jongens ook
maar het kleinste stukje brood verknoeiden, hij wilde dat zij daar rekening
mee hielden en vermaande hen aldus: "De goddelijke Voorzienigheid denkt aan
onze noden, en jullie zien dat we nooit iets te kort komen. Wanneer jullie
het brood verknoeien dat de Heer ons geeft, is dat een belediging van Zijn
goedheid, en hebben jullie vast te vrezen dat Hij jullie in de toekomst zal
straffen door het jullie aan het noodzakelijkste te laten ontbreken." - En
hij hield hun het voorbeeld van de goddelijke Zaligmaker voor ogen. Die na
de wonderbaarlijke spijziging der menigte, wilde dat de apostelen de overge-
bleven brokken zouden verzamelen opdat ze niet zouden verloren gaan.
Hij verlangde dat ook de anderen evenals hijzelf zuinig omsprongen
met halve bladen papier, die hij ijverig van de brieven die hij ontving
afscheurde en in klein formaat sneed om erop te schrijven of om er aante-
keningen op te maken van minder belangrijke dingen. Hij vond het erg jammer
als hij zag dat het een of ander voorwerp was weggegooid of beschadigd, en
hij wees er dan op dat men het moest trachten te herstellen om het ergens
anders voor te gebruiken, zo goed als het ging. Zelfs een stukje oud papier
of touw dat ergens in de gangen lag liet hij oprapen, met de opmerking dat
de tijd kon komen waarop men het gebruiken kon. Men zag hem zelfs de lampen
lager draaien als hij een ronde door het huis maakte op een laat uur, wan-
neer hij vond dat er te veel licht verbruikt werd en degene wiens taak het
was daarop te letten, daar niet voor gezorgd had. Ook Don Turchi en Don
Francesia gaven de verzekering dat Don Bosco verschillende malen zelf zijn
haren knipte en op die manier enkele stuivers uitspaarde die hij anders
aan de kapper had moeten geven.
De aansporing tot een dergelijke zuinigheid kwam niet voort uit
gierigheid, evenmin uit angst dat het hem aan het nodige zou ontbreken,
want hij beklaagde zich nooit over de ontberingen waaraan hij zich moest onder-
werpen. Integendeel, hij sprak niet zelden als een levendig verlangen uit:
"Na mijn dood verlang ik niets anders achter te laten dan de soutane die
ik draag." - En hoe armer hij was, des te meer straalde zijn gelaat van een
innerlijke vreugde. Soms gebeurde het dat hij slechts enkele stuivers op
zak had, die liet hij dan zien aan wie bij hem waren met de opmerking: "Zie-
hier mijn hele rijkdom!" - En soms voegde hij eraan toe: "Don Bosco is zo
arm als de armste van zijn zonen."
"Op zekere dag", zo vertelde ons een arbeidersjongen van het zon-
dagsoratorio, "ben ik Don Bosco eens in zijn kamer gaan opzoeken. Nadat we
over allerlei dingen gesproken hadden, kwam het gesprek op zijn financi-
en, en hij vertelde me dat hij geen geld had, dat hij gebukt ging onder
schulden. Daar ik bij die woorden deed alsof ik hem niet geloofde, zei ik
tegen hem met de eerbiedige vrijmoedigheid die Don Bosco zijn zonen toe-
stond, dat hij een vrek was die zijn schatten in zijn geldkist verborgen
hield - en een geldkist bezat hij nooit - om er een hele stapel van te
maken en die dan te aanbidden. En bij die opmerking werd er hartelijk gelachen.
Don Bosco nodigde me toen uit eens in zijn kamer te zoeken. Daartoe
werd onmiddellijk overgegaan, en na een grondig onderzoek in het enige
tafeltje dat hij bezat - een andere bergplaats was er niet - werd de schat
gevonden die bestond uit het belangrijke bedrag van veertig centiemen.

43.2 Page 422

▲back to top
- V/418 -
"Don Bosco deelde die som toen in tweeën, twintig centiemen hield
hij voor zichzelf en de andere twintig schonk hij mij. Merkwaardige scherts
van een man die, hoeveel geld hij op een gegeven ogenblik ook mocht bezit-
ten, toch nooit genoeg had, en opgroeiende jongens hadden altijd zo een
grote honger dat ieder jaar alles opraakte wat de aanzienlijkste bescher-
mers ook maar bijeen konden brengen. De aalmoezen die aan Don Bosco gegeven
werden leken als in een bodemloze put te verdwijnen."
En ondanks al zijn behoeften is het de moeite waard zijn oordeel
over de aardse rijkdommen te vernemen.
"Op een keer na het ontbijt", zo schreef Giuseppe Brosio aan Don
Bonnetti, "bevonden we ons op de via Dora Grossa. Don Bosco bleef staan
voor een winkeletalage, waar een grote wereldkaart was opgehangen en hij
begon me de verschillende delen van onze aardbol aan te wijzen. Bij Amerika
gekomen, zei hij me:
- "Kijk eens, Brosio, hoe uitgestrekt Amerika is en hoe dun be-
volkt!"
- "Maar ze hebben er des te meer goud", antwoordde ik!
Jawel, dat is zo, er is veel goud, maar geen enkele katholiek
maakt er een goed gebruik van." - En daarna hernam hij: "Hoeveel ellende
zou er met zoveel goud uit de wereld geholpen kunnen worden! Hoeveel ver-
diensten zou degene die het bezit zichzelf kunnen verwerven! En hoeveel
goed zou er ook niet mee gedaan kunnen worden voor de verbreiding van het
geloof! Niettemin, is het juist met de armo ede en he t Kruis gewee st
dat Jezus Christus de wereld verlost heeft, en de heilige armoede heeft
steeds de rijkdom uitgemaakt van zijn apostelen en waarachtige dienaren!"
Dat is juist het motief van zijn liefde voor de Evangelische armoe-
de. Elders hebben we al een beschrijving gegeven van zijn kamer, en
opgemerkt dat hij zich niet het geringste gemak gunde. Nooit wilde hij
gordijnen voor de ramen, geen stukje vloerkleed voor het bed, ook 's win-
ters niet, en evenmin een voetendek daarop. Wat het stoken van de kachel
betreft, lette hij er streng op dat er niet teveel hout verstookt werd.
Het lokaal was ook voor de rest armzalig ingericht. Bij de paar povere
meubeltjes behoorde nog een oude, versleten sofa met een strooien zitting,
die meer dan twintig jaar lang diende om de bezoekers te ontvangen. Toen
hij later in de laatste jaren van zijn leven over enkele betere meubels
beschikte, waren hem die ten geschenke gegeven. De vloer bestond uit or-
dinaire tegels, die geen van allen meer vastlagen. Verschillende keren
wees men hem erop dat het goed zou zijn die vloer opnieuw te leggen, maar
men kreeg er nooit verlof voor. Hij zei: "Vergeet niet dat we arm zijn, en
die geest van armoede moet ons niet alleen bezielen in ons hart en in onze
verzaking aan stoffelijke goederen zelf, maar we moeten haar ook uiterlijk aan
de wereld tonen."
Als de stof voor het maken van een kostuum, hoe weinig kostbaar ook,
opviel en de aandacht van anderen trok, verklaarde hij dat in strijd met de
geest van armoede en wilde hij niet dat men het droeg. Dezelfde uiterlijke
armoede streefde hij na in de bouwwerken met de opmerking dat daarin ook
een oefening van nederigheid schuilging.
Toen hij eens afwezig was kwam men op de gedachte zijn kamer, waar-
van men overigens steeds de zindelijkheid bewonderde, op te knappen met
een paar eenvoudige met het penseel uitgevoerde versieringen, maar toen
Don Bosco thuis kwam toonde hij zich daarmee helemaal niet ingenomen en beval

43.3 Page 423

▲back to top
- V/419 -
onmiddellijk dat men ze zou verwijderen, door muren en plafonds met kalk te
witten. Een ander ongemak was dat hij steeds verschillende keren per dag over de
trap en een lang balkon moest onder een brandende zon in de zomer, in regen,
sneeuw en kou in de winter. En hij wilde nooit dat men daar iets aan deed,
door het aanbrengen van een afdakje met glas of tentdoek.
Zijn kamer was armelijk, zijn kleding echter niet minder. Mgr. Ber-
tagna verklaarde dat Don Bosco het prettig vond heel arm gekleed te
gaan. Zijn toog, hoewel van dik laken gemaakt, droeg hij alle seizoenen.
Soms kreeg hij van zijn vriend de theol. Golzio een van diens togen of een
die door de priesters van het klooster niet meer gedragen werden ten ge-
schenke voor een der seminaristen van het Oratorio, maar hij trok zelf zo
een versleten en verstelde toog aan. Het ondergoed was van ruw linnen en
hij zei altijd op een vriendelijke manier dat wat in de winter de kou kon
tegenhouden, in de zomer ook beschermt tegen de hitte; en hij wilde nooit
hemden dragen van fijn linnen en evenmin dat ze gestreken zouden worden. Hij
droeg zware boerenschoenen omdat die goedkoper waren. Zijn zakdoeken waren
uiterst eenvoudig.
Vandaar dat hij nooit kleding droeg van fijne stof, elegante schoe-
nen met zilveren gespen, een gouden horloge, een ketting of soortgelijke
sieraden. Hij had er een hekel aan in een korte toog te lopen, zoals
toen door heel veel priesters gedaan werd, omdat hij dat onder meer een
beetje aanstellerig vond. Wanneer iemand hem iets moois of kostbaars ten
geschenke gaf wilde hij het niet zelf gebruiken en zei: "We zijn arm en
moeten als armen leven!" Bij gelegenheid van zijn naamdag uitten zijn
oud-leerlingen heel vaak het verlangen hem iets te mogen aanbieden in
overeenstemming met zijn persoon; maar hij vroeg hun steeds liever wat moois
voor de kerk te kopen.
Degene die met de zorg voor zijn kamer belast was verschafte ons de
volgende bijzonderheden: "Toen ik opdracht kreeg om zijn zomerjas te laten
herstellen, gebruikte de kleermaker een stukje zijde voor de kraag. Toen
Don Bosco dat zag, zei hij: "Nee, dat kan niet voor Don Bosco", en hij
stond erop dat de zijde door gewoon linnen zou vervangen worden.
"Op een keer kwam een weldoener met enkele nieuwe, heel mooie en
keurig bewerkte hemden naar het Oratorio, met de bedoeling dat ik ze Don
Bosco zou laten dragen. Inderdaad legde ik 's zaterdagsavonds een van die
hemden op zijn bed, maar tot mijn verrassing vond ik het de volgende mor-
gen op precies dezelfde plaats liggen. Toen Don Bosco me tegenkwam zei
hij: - "Giovanni! zijn dat nu hemden om aan een arme priester te geven?"
"Maar, als ik ze niet aan u geef, aan wie moet ik ze dan geven"?
antwoordde ik hem.
"Geef ze aan iemand die er meer waarde aan hecht."
Zijn hart was werkelijk onthecht aan alles wat hem toebehoorde.
Op zekere dag kwam er tegen het jaar 1860 een zekere Don Boetti uit
Mondovi naar hem toe. Hij was in burger en verzocht Don Bosco hem te wil-
len kleden volgens zijn geestelijke staat. Don Bosco gaf hem zijn hoed,
zijn toog; trok zijn zomerjas uit die hij in die dagen cadeau had gekregen
en trok zijn winterjas aan hoewel er een felle augustuszon brandde en gaf
hem eveneens zijn schoenen. Daarna kostte het hem heel wat moeite in ver-
sleten kleren rond te lopen die hij met moeite in huis vinden kon, totdat
de liefdadige theol. Golzio hem te hulp kwam door hem nieuwe klederen te geven.

43.4 Page 424

▲back to top
- V/420 -
Don Bosco dacht er evenmin aan zich kledingstukken te laten maken,
wanneer de gebruikte er te haveloos waren gaan uitzien, anderen moesten
daar aan denken.
Giuseppe Rossi verzekerde ons dat hij verschillende keren Don Bosco's
oude schoenen van diens kamer had moeten meenemen, met versleten zolen
en hem nieuwe had moeten verschaffen. Verscheidene malen had hij een nieuwe
soutane nodig en eens een nieuwe jas, en er was werkelijk een soort strijd
voor nodig om hem ertoe te brengen die aan te nemen en te gebruiken.
Soms had hij geen kleren genoeg om zich tegen de koude te bescher-
men en hij zei: "Het bezit van het rijk der hemelen zal onze armoede op
edelmoedige en overvloedige wijze ruimschoots vergelden." - Soms maak-
te een vriend van hem, als die hem zo van de noodzakelijkste dingen ont-
daan zag, een meelijwekkende opmerking erover. - "Maar"! antwoordde Don
Bosco dan, "op die manier wordt nu feitelijk pas de armoede beoefend. We
moeten niet doen zoals sommige geestelijken op wie de H. Bernardus zin-
speelt. Ze willen de armoede, maar niet de ongemakken van de armoede;
ze willen arm zijn mits het hun aan niets ontbreekt!" - En daarna voegde
hij eraan toe: "De Heilige Paulus zegt het zo duidelijk, dat de volgelin-
gen van Jezus Christus, waar ze ook heengaan, wat ze ook doen, tevreden
moeten zijn met het voor het leven strikt noodzakelijke voedsel en met kle-
ding om zich te bedekken."
Heel dikwijls als hij onverwacht op reis moest gaan, of zijn op-
wachting moest maken bij een aanzienlijke persoon, had hij geen kleren die in
behoorlijke staat verkeerden en moest hij aan zijn medewerkers vragen
ze hem te verschaffen en ze beijverden zich om strijd ze hem aan te bieden,
de een de schoenen of de kousen, anderen een broek, een soutane, het zwar-
te ondervest of het manteltje en soms ook de hoed. Op die manier probeer-
den ze te voorkomen dat hij onderweg last zou krijgen of te kort zou ko-
men in eerbied ten opzichte van degene die hem in zijn woning zou ontvan-
gen. En in de gevallen dat hij geen tijd had of er niet aan dacht op dat
ogenblik voor zijn kleren te zorgen, zorgden enkelen van zijn jongens er-
voor zijn kleren en hoed te schuieren.
Mgr. Cagliero vertelde: 'Op een avond in 1853 keerde Don Bosco zo
doorweekt door een stortbui terug dat hij geen droge draad meer aan het
lijf had. Thuis in zijn kamer gekomen, probeerde hij zich om te kleden,
maar zijn moeder kon geen andere jas voor hem vinden. Don Bosco vond het
erg vervelend omdat de jongens in de kerk op hem zaten te wachten voor het
bidden tot de Moeder van Smarten en hij wilde niet wegblijven. Opeens viel
zijn oog op een lange mantel en een paar witte schoenen die, meen ik, door
markies Fassati als aalmoes aan een jongen gegeven waren. Don Bosco trok
die mantel zonder meer aan, stak zijn voeten in een paar klompen en ging
toen naar de kerk. Het was donker, maar de jongens zagen toch wel die
vreemde kledij en glimlachend, begrepen zij dat hun goede vader zich ter
wille van hen in die toestand vertoonde.
"In een ander jaar werd hij in de maand mei onderweg door een stort-
bui overvallen; daar hij geen andere soutane had om aan te trekken ging hij
naar de kerk in een lange overjas die een bevriende priester hem gegeven
had; en het was toen dat we, terwijl hij op de trappen van het altaar zijn
kleine korte preek hield over Onze-Lieve-Vrouw, konden zien in wat voor
een betreurenswaardige staat zijn verstelde schoenen zich bevonden."
Iets aardigs gebeurde er ook tussen de jaren 1854 en 1855.

43.5 Page 425

▲back to top
- V/421 -
Op zekere dag moest Don Bosco Rocchietti naar Turijn sturen voor
een zeer belangrijke boodschap; maar toen bleek dat de jongen alleen maar
versleten schoenen had die aan flarden hingen, trok Don Bosco zonder ook
maar even aan de consequenties te denken, zijn eigen schoenen uit en gaf
de jongen die. Onder het weggaan zei Rocchietti lachend tegen zijn kamera-
den: "We zullen eens zien hoe Don Bosco het er vandaag afbrengt, want hij
heeft geen andere schoenen."
Inderdaad, Don Bosco liet Buzzetti, Rua en anderen roepen, maar
niemand bezat andere schoenen behalve die die ze droegen, en ze konden er
geen vinden die Don Bosco pasten. Tenslotte kon hij beslag leggen op een
paar klompen. Bedenken we dat het in de volle zomer was. Tegen het uur van het
middagmaal kwam Don Bosco de trap af en al de jongens kwamen toelopen op
het vreemde rumoer en lachten toen ze Don Bosco op klompen zagen. Maar het
mooiste was dat tegen drie uur een bediende van graaf Giriodi hem kwam ha-
len om zich zo gauw mogelijk naar een zieke te begeven in het huis van de
edelman. Don Bosco wilde een rijtuig hebben opdat niemand zijn klompen zou
zien, maar het vergde te veel tijd om er een te zoeken, omdat er in die
tijd in het centrum van de stad nog maar weinig stationeerden en omdat ze
te duur waren. Don Bosco moest echter onmiddellijk gaan. Daarom verzocht
hij de bediende zo goed te willen zijn even te wachten om hem te vergezel-
len, om zijn uniek schoeisel zodoende beter te kunnen verbergen. Met de be-
diende naast zich ging hij door de via Dora Grossa en over de piazza Cas-
tello. Zich dicht langs de muren van de huizen houdend en een beetje in
elkaar gedoken zodat zijn jas zijn voeten zou bedekken. Zo kwam hij op num-
mer 53 van de via di Po. Toen hij klaar was met zijn taak, scheen de be-
diende hem alleen te willen laten vertrekken en zei tegen hem: "Ik denk
dat u het nu wel zonder mij kunt stellen om naar huis terug te keren."
- "Nee, nee, beste vriend", antwoordde Don Bosco, "je moet me ver-
g e zellen."
- "Maar, neemt u me niet kwalijk, waarom eigenlijk?"
- "Omdat... omdat ik klompen aan heb."
- "Grote hemel"! riep de bediende uit, en haastte zich naar graaf Gi-
riodi en vertelde hem wat er aan de hand was. De graaf trok snel zijn jas
aan en verscheen zelf om Don Bosco te vergezellen door smalle straatjes
waar het op dat uur niet erg druk was. Op de via Corte d'Appello gekomen,
verzocht de graaf hem binnen te gaan bij een zekere weduwe Zanone, die daar
een winkel hield op nummer 8 en die een heel goede kennis was van Don
Bosco zowel als van de graaf, die de dame heel zachtjes toefluisterde:
"Don Bosco heeft geen schoenen en loopt op klompen." Mevrouw Zanone, die Don
Bosco allerhartelijkst begroet had toen ze hem maar even zag, toonde zich
heel verbaasd bij die woorden, zocht direct de mooiste schoenen die ze in
haar winkel had en hielp Don Bosco ze aantrekken. Maar de klompen be-
wa ar de ze daar als een kostbaar aandenken aan die gebeurtenis.
Hij gaf de voorkeur aan wat hij als aalmoes gevraagd had. Als hij
van weldoeners kledingstukken ten geschenke had gekregen, ontdeed hij er
zich alleen van ten behoeve van een van zijn beschermelingen. "Ik herinner
me", zei Mgr. Cagliero, "het voorbeeld dat Don Bosco ons gaf, toen hij van
het ministerie van oorlog militaire schoenen, jassen en sokken ontving die
al gebruikt waren, of geweigerd of achtergebleven in een hoek van de de-
pots en aangevreten door de motten, bovendien kreeg hij ook paardendekens,
opdat de leerlingen van het Oratorio zich ermee zouden kunnen beschermen tegen

43.6 Page 426

▲back to top
- V/422 -
de kou. Zonder onderscheid te maken tussen zichzelf en zijn arme wezen,
bediende hij zich in huis van deze schoenen, sokken en ook van de jassen
die hij soms zelfs aantrok als hij uitging, vooral als hij 's nachts moest
uitgaan, hoewel het bepaald geen gemakkelijke en erg elegante kledingstuk-
ken waren. In menige winter hebben we hem zien lopen met zijn dikke zwarte
soldaten kapotjas over zijn toog, zowel in als buiten de kerk. In 1866 en
volgende jaren stelde hij de bovenbedoelde schoenen dikwijls ter beschik-
king van Giovanni Bisio, met de bewering dat ze hem beter pasten. Een
grijs zadelkleed van een paard was als deken over zijn bed uitgespreid."
De heilige armoede beval hij met grote warmte aan, ook ex professo
dikwijls, aan al zijn zonen, zowel in de conferenties, in de preken, en
telkens wanneer de gelegenheid daartoe zich voordeed. Hij prentte ze de-
genen in die belast waren met de administratie, en wilde dat ze alles zou-
den beschouwen als het eigendom van de goddelijke Voorzienigheid. De semi-
naristen wees hij er herhaaldelijk op dat het geen pas gaf voor een gees-
telijke de luxe en de ijdelheid van de wereldlijken na te jagen. - En tot
degene die daartegen inbracht dat een gepast decorum toch noodzakelijk
was, antwoordde hij dat het decorum van de kloosterling en geestelijke de
armoede was, gepaard gaande echter met een grote zindelijkheid. En hoezeer
hij deze deugd liefhad, bemerkte men als men zag hoe hij eronder leed
wanneer hij deze deugd door de een of ander ondanks zijn herhaalde aan-
sporingen geschonden zag en hij wees hun erop dat verschillende klooster-
orden ten onder gegaan waren, juist doordat zij het gemeenschapsleven in
de steek gelaten hadden en doordat zij de aanvankelijke armoede hadden la-
ten schieten. Ook riep hij uit: "Ik beveel u ter liefde Gods aan het ver-
knoeien van wat overbodig is te vermijden. Bedenk wel dat wat wij hebben
niet van ons is maar van de armen; wee ons, als we er geen goed gebruik van
maken!"
Daarom maakte hij als hij op reis was - en hoeveel reisde hij
niet! - steeds gebruik van de derde klas als hij het voor het zeggen had en
er geen ernstige reden was om anders te handelen.
Zijn medewerkers bracht hij onder ogen dat zij steeds de sympathie
van de wereld zouden genieten en ook, op zijn minst, de verdraagzaamheid
van de vijanden van de godsdienst zelf, zolang ze de armoede zouden be-
oefenen. Anderzijds beloofde hij hun dat de geestelijke en tijdelijke ze-
geningen des Heren overvloedig over hen zouden worden uitgestort, als zij
volhardend en nauwgezet bleven in de uitoefening van deze deugd.
Dikwijls, als hij het leven van de goddelijke Zaligmaker verhaalde,
stelde hij Jezus Christus voor als degene die zelfs geen plek had om zijn
hoofd op te laten rusten en voegde eraan toe: "Hoe kunnen wij, zijn vol-
gelingen zijn als we zozeer verschillen van de meester? Jezus Christus is
arm geboren, nog armer heeft Hij geleefd en als de allerarmste is Hij ge-
storven."
Vervolgens spoorde hij hen aan de welgesteldheid niet te zoeken en voor-
zichtig om te gaan met kleren, boeken en alles wat zij gebruikten, daarom
ook geen papier te verknoeien, noch gewoonten aan te nemen die op de lange
duur kostelijk zijn. "Een dergelijke zuinigheid", zei hij tegen ons, "zal
het ons mogelijk maken een jongen meer in huis op te nemen!"
De zonen van Don Bosco luisterden gewillig naar de stem van hun va-
der en berustten erin zich inderdaad ieder gerieflijkheid te ontzeggen en
ook alles wat zij onmisbaar hadden geacht. De eerste priesters die de
oversten van het Oratorio uitmaakten hadden als kamer een klein zolderkamer-

43.7 Page 427

▲back to top
- V/423 -
tje, met een kleine tafel, een stoel of een houten bankje en een waskom om
zich te wassen, en meer niet. Om te studeren begaven zij zich naar de ge-
meenschappelijke studiezaal te midden van de leerlingen van het gymnasium.
De manier waarop ook zijn leerlingen de armoede beoefenden, verwierf voor
die jaren de benaming van de heldhaftige periode. Dat heldendom had tot
grondslag het beginsel van de H. Teresia: Hoe meer men het lichaam
geeft, des te minder geeft men aan de geest.
En thans besluiten we met een bladzijde van kanunnik Ballesio, die
acht volle jaren met Don Bosco heeft samengeleefd:
"De armoede was in heel het huis merkbaar, en in iedere handeling
van zijn en ons leven in het Oratorio. Dikwijls is deze gedachte bij me
opgekomen: "Zonder Capucijnen te zijn in naam of naar roeping, zijn
Don Bosco en zijn grote familie het inderdaad door hun armoedige en ar-
beidzame leven." - Die armoede, die bij hem, zoals bij de heiligen, die de
kunst verstaan het juiste midden te houden en overdrijvingen te vermij-
den, ging bij de dienaar Gods vergezeld van de uiterste zindelijkheid.
"Ik geloof dat dit een uitvloeisel was van zijn zielensterkte en
vooral van zijn versterving, zijn ijver en fijngevoeligheid, want de per-
soon van de dienaar Gods verscheen voor ons die om hem heen leefden, steeds
als heilig en op heilige wijze zuiver."

43.8 Page 428

▲back to top
- V/424 -
H O O F D S T U K LVI
POGING EN MOEILIJKHEID OM EEN BEGIN TE MAKEN MET DE
CONGREGATIE - DON BOSCO SCHRIJFT DE EERSTE REGEL ERVOOR
NAAR DE BEHOEFTEN EN AARD VAN DE TIJD - GEHEIMZINNIGE
VERWARRING - ONGESCHIKTE RAADGEVINGEN - VOORSTELLEN VAN URBANO
RATTAZZI - GOEDKEURING DOOR BISSCHOPPEN EN THEOLOGEN -
BEZORGDHEID VAN DE BISSCHOP VAN BIELLA - MGR. FRANSONI RAADT
DON BOSCO EEN REIS NAAR ROME AAN - DE OBLATEN VERDREVEN UIT
HET KLOOSTER VAN DE CONSOLATA, EN DE FRANCISCANEN -
DE JONGENS VAN HET ORATORIO EN DE PLECHTIGHEDEN IN DIE KERK -
VERSTANDIGE WOORDEN VAN DON BOSCO TER VERDEDIGING
VAN BEPAALDE KLOOSTERLINGEN.
Don Bosco beminde de Evangelische armoede met dezelfde liefde waarmee een
liefhebbende zoon zijn moeder is toegedaan en die armoede maakte zijn rijkdom uit.
Als beloning voor deze deugd had de Heer hem inderdaad voorbestemd om een con-
gregatie te stichten van kloosterlingen, volgens de behoeften van de tijd, en die
andermaal het woord van de apostel moest bevestigen: Nihil habentes et omnia pos-
sidentes. Niettemin was het geen gemakkelijke onderneming. Het ging er niet zozeer
om de eerste leden van deze kloostergemeenschap samen te brengen, doch hen te vor-
men, daar God zoveel inspanning eiste van de onvermoeibare trouw van zijn nederige
dienaren.. Ziehier het bewijs daarvan.
We hebben al herhaalde malen gezegd dat Don Bosco tot een zeker aantal van
zijn jongens en seminaristen de uitnodiging gericht had om in het Oratorio te
blijven om hem bij zijn onderneming te helpen, en hoe moeilijk het hem viel hen
te behouden. Don Ascanio Savio schreef: "In 1850 zei ik tegen Don Bosco: "Sticht
een kloosterorde." - En hij gaf me als antwoord: "Als de tijd daarvoor gekomen is."
- Daaruit maakte ik op dat hij, wat ook inderdaad het geval bleek, een of ander
plan van die aard in gedachten bleef houden. En jaren later wist ik dat hij begon-
nen was nu eens van de een dan van de ander enkele geloften te vragen, ad breve
tempus maar zonder erop aan te dringen dat ze ze zouden hernieuwen, zoals ze ook
inderdaad niet deden.
Ook Don Giuseppe Cafasso zei tegen Don Bosco, die met hem een onderhoud had
gehad over de moeilijkheden die hij ondervond om het werk van de Oratoria een vaste
vorm te geven: "Voor uw ondernemingen is een kloostercongregatie onontbeerlijk."
"Dat was ook mijn bedoeling, maar hoe moet ik het aanleggen? Wanneer de

43.9 Page 429

▲back to top
- V/425 -
kloosteroverste, ofwel de aangelegenheden van de leden der nieuwe congregatie
een verhuizing of een verandering van bezigheden zouden vergen,zou ik me in
dezelfde moeilijkheden bevinden."
"Heel zeker", antwoordde Don Cafasso, "maar die verbintenis moet dan
ook door geloften bezegeld zijn, en door de hoogste kerkelijke autoriteit
zijn goedgekeurd. Dan pas kan men vrijelijk over de leden van de congre-
gatie beschikken."
Don Bosco pleegde dus overleg betreffende een plan waarvan hij het
zekere resultaat al kende, maar hij wenste dat het goedgekeurd zou worden
door het gezag van zijn vrome en geleerde leidsman. Tegelijkertijd vergat
hij niet de herhaalde aansporingen van Aartsbisschop Fransoni. Niettemin
achtte hij het voorstel van formele geloften in zijn voorzichtigheid ietwat
voorbarig, en hij voorzag dat hij allereerst zou moeten beginnen met het
verkrijgen van de goedkeuring van de Regel, door de Overheid van het
bisdom.
De theol. Borel en enkele anderen - die terecht, hoewel ze in hun
huizen bleven, beschouwd moeten worden als de eerste grondleggers van de Congre-
gatie, daar zij voortdurend en op zoveel manieren Don Bosco geholpen had-
den - bewonderden het maatschappelijk goede dat de Oratoria verrichtten.
Zij wensten dat dit zich zou voortzetten en ze spraken met de dienaar Gods
erover dat hij een begin zou maken met de Congregatie waarvan hij hun het
plan had toevertrouwd. Don Bosco antwoordde echter: "Laten we voorwaarts
gaan en vertrouwen op God. Maar laten we wachten tot de Heer ons het teken
geeft om te beginnen!"
En inderdaad: waar leden te vinden die de Congregatie zouden vormen?
Geleidelijk aan, verzamelde hij jarenlang op zondagavond, nadat de
jongens naar bed gegaan waren, in zijn voorkamer, of beter bibliotheek,
enkele studenten en seminaristen die van zijn geest doordrongen bleken, in
bijzondere vergaderingen met het doel hen voor de kloosterlijke staat ge-
reed te maken. Om te voorkomen dat zij hun roeping zouden verliezen, stel-
de hij de voordelen van het leven in communiteit op de voorgrond; en met
godvruchtige aansporingen en heilige ijver haalde hij hen er toe over de
hele vakantie, of op zijn minst een groot deel ervan, in het Oratorio door
te brengen. Niet zelden zette hij hun geleidelijk aan zijn grote plannen
uiteen en verwekte in hen een levendige geestdrift. Hij sprak er eveneens over
in ge mo ed el ij ke g esp re kk en . Op d ie ma ni er , bi jn a zo nd er d a t zi j er e rg
in hadden, begon hij stilaan een begin van de Congregatie te vormen, daar
zij het Oratorio als hun eigenlijke huis begonnen te beschouwen.
Dat begin nochtans, hoewel geworteld in verscheidene harten, was
bij de anderen echter nog niet zichtbaar. Een dergelijke bijeenkomst leek
een volkomen vrije en vrome vergadering waarin de oudste zonen zich rond
hun vader schaarden om te horen wat hij het meest geschikt achtte voor de
goede gang van zaken in het Oratorio zowel in materieel als zedelijk op-
zicht. Zo dacht de hele communiteit erover tot in 1860 en later nog.
De motieven die Don Bosco had om de werkelijkheid van zijn bedoe-
lingen voor de leerlingen geheim te houden waren zeer ernstig. Hij durfde
er nauwelijks met een of twee van zijn meest getrouwen over te spreken om
degenen die bereid waren hem te helpen, niet af te schrikken. Wanneer hij
er een uitnodigde om zijn intrek bij hem te nemen, liet hij nooit blijken
dat het ging om de stichting van een Orde of Congregatie, nooit gebruikte hij de

43.10 Page 430

▲back to top
- V/426 -
woorden novice, noviciaat, professie, geloften, want dan zouden ze allen op
de vlucht geslagen zijn. Tegenover hem stonden de vooroordelen, de dwalin-
gen, de lasterpraat, de spotternij tegen de broederschappen, waarmee de
goddeloosheid de hele wereld vervulde, en ook de edelmoedigste zielen zouden
door ontsteltenis bevangen zijn doordat zij niet wisten welke toekomst ze
tegemoet zouden gaan, nadat de regering de kloosters ophief. Er kwam bij
dat deze goede jongens erg jong en onervaren waren.
Inderdaad hoorde men later bijna al de eerste priesters van het
Oratorio en de voornaamste leken-medewerkers herhaaldelijk opmerken:
"Als Don Bosco tegen ons gezegd zou hebben: "Wil je tot de Congregatie
toetreden?" - En wanneer hij ons volkomen duidelijk had gemaakt wat Congre-
gatie wilde zeggen, zou er geen een van ons zijn toegetreden. Maar Don
Bosco won ons met zijn liefde, en wij zijn, als door een grazige weide
aangelokte schapen, zijn schaapskooi binnengegaan. En gelukkig dat wij ons
hebben laten overhalen. Wanneer hij toen iemand vroeg om tot hem te komen
zei hij eenvoudig: "Hou je van Don Bosco? Wil je als geestelijke hier
in het Oratorio werkzaam zijn? Heb je zin Don Bosco met de tijd bij
zijn werk te helpen? Och, hoeveel werk zien we nog voor ons! Waren er
maar priesters en clerici die hier in huis wilden komen want er is werk
voor allen." - En wij werden meegesleept en waren geboeid. "Ik herinner
me", zo vertelde ons een van hen, "dat ik hem vroeg hoe ik het mijn ouders
zou moeten schrijven, die immers al bezig waren met een plaats voor mij
aan te vragen op het seminarie." Hij gaf me het volgende antwoord:
"Schrijf zo: uit erkentelijkheid tegenover Don Bosco die je tot nu toe
geholpen heeft, zou je graag bij hem willen blijven, om te zien of je als
seminarist hem zou kunnen helpen bij het vele werk dat er in het huis te
doen valt, hetzij door te assisteren, hetzij door les te geven, of op een
andere manier." - Op dat ogenblik be- greep ik het werkelijk niet, ik wist
het niet en ik verlangde niet meer." Een andere moeilijkheid vloeide voort uit
het feit dat er tot de oorspronkelijke groep zo weinig leden behoorden die
daarbij nog gespeend waren van de ware geest van spontane onderwerping
die de volmaakte kloosterling moet vormen met gehele uitroeiing van zijn
eigen wil. Hun noodzakelijke samenwerking bij de assistentie en het
godsdienst- en schoolonderricht, de traditionele vrijheid van het leven
in familietrant dat het huis van Valdocco zo geliefd maakte, bepaalde vu-
rige en moeilijke karakters die zich toch graag onderwierpen aan zware ar-
beid en ontberingen, dwongen Don Bosco tot een langdurige voorbereiding
alvorens van hen een tucht naar regel en nauwgezetheid te verlangen.
Hij volgde het voorbeeld van de goddelijke Meester, die, toen hij
van de farizeeërs het verwijt moest horen dat zijn discipelen niet vastten
hun antwoordde met de gelijkenis van het nieuwe lapje stof op een oud
kleed genaaid, van de jonge wijn in oude zakken, en van de drinker die,
aan oude gewoon, zich niet opeens gewonnen wilde geven voor de jonge wijn.
Daarmee toonde Hij aan hoe onmogelijk het is plots van levenswijze te verande-
ren, en dat het noodzakelijk is zijn leerlingen stap voor stap te leiden,
hun geest vernieuwend met zijn leringen, met zijn voorbeelden en met zijn
genade. En wat Hij te verduren had door hun gedrag wordt verhaald in de
bladzijden van het Heilig Evangelie.(1) Het is voldoende te wijzen op de
uitroep: Durus est hic sermo, en op het feit dat velen onder hen Hem de rug
toekeerden.
(1) Lk, 5,33 vv.

44 Pages 431-440

▲back to top

44.1 Page 431

▲back to top
- V/427 -
In 1875 zei Don Bosco: "Wie van u herinnert zich nog de eerste tijd van
het Oratorio? Maar thans worden vele zaken anders, en worden ze stabiel en
zeker. Hieruit ziet men eigenlijk dat wij progressisten bij uitstek zijn!
Eerst was Don Bosco heel alleen, en daarna had hij Don Alasonatti. En we moesten
van alles doen: les geven op de dagschool, op de avondschool, boeken
sc hr ij ven, preken, op bepaald e ur en de l ee rl in ge n ass is te re n, en zorgen
dat er geld was. En intussen ontstonden er niet weinig uiterlijke ongeregeldhe-
den, meningsverschillen tussen de clerici over de manier waarop men het
goede moet doen en werden er letterkundige of theologische disputen, gehou-
den, dat alles echter buiten de uren en vaak al opgewonden. Er heerste
wanorde in de studiezaal wanneer er geen jongens waren:.sommige clerici
waren 's morgens niet stipt bij het opstaan omdat het koud was; anderen
gingen om geldige redenen niet naar de school zonder echter iets tegen
de Overste te zeggen. Zij verzuimden wel niet met de jongens op een god-
vruchtige manier al de godsdienstoefeningen te houden die vastgesteld waren
door het reglement, maar zij hielden geen geestelijke lezing en mediteerden
niet, zoals de meesters der christelijke volmaaktheid dat eisten. Ik zag
die tekorten, deelde waarschuwingen uit aan wie dat nodig had, maar liet
toe dat men voortging zo goed als men kon, omdat er geen belediging van God
in het spel was. Wanneer ik de verschillende ongemakken met één slag uit de
wereld had willen hebben, zou ik alle jongens hebben moeten wegsturen en
het Oratorio sluiten, omdat de clerici zich niet hadden aangepast aan een
nieuw regime. Er heerste steeds een zekere sfeer van onafhankelijkheid die
een afkeer verwekte tegen alle banden; en teveel verlokkingen van een meer
welgesteld leven leidde tot de staat van een wereldgeestelijke. Er was ook
het aandringen van de ouders die hen naar huis wilden halen zodra zij
priester gewijd waren. Men moest zich dus met tactisch beleid wapenen. Van
de andere kant zag ik dat de seminaristen, hoezeer ook afgeleid, met vreug-
de werkten, goed van inborst waren, van een beproefd zedelijk gedrag, en,
wanneer dat jeugdige vuur maar eenmaal achter de rug was, zouden ze mij hoe
langer hoe meer geholpen hebben. En ik moet zeggen dat de verschillende
priesters van de Congregatie die toen tot die groep behoorden, thans gere-
kend moeten worden onder degenen die het meest presteren, die het meest
bezield zijn van de ware kerkelijke en kloosterlijke geest, maar toch zouden
zij zich stellig van me hebben teruggetrokken, liever dan zich aan bepaal-
de beperkende bepalingen onderworpen te hebben. Als ik, om alles volmaakt
te hebben, mij binnen een klein kringetje gehouden had, zou ik weinig of
niets bereikt hebben, en het Oratorio zou nu bestaan hebben uit een soort
van college met een vijftigtal of op zijn hoogst een honderdtal jongens.
Anders niets!"
Maar wat eveneens aanleiding is tot de hoogste lof voor die eerste mede-
werkers van Don Bosco is de eerbied en genegenheid die zij tegenover hun
Overste aan de dag legden. Vooral kenden zij hem het recht toe die vrijheid
van spreken te gebruiken die in een gezin vanzelfsprekend door een vader
wordt gebruikt. Vandaar dat Don Bosco ook vanaf het kleine preekgestoelte
van 's avonds, zij het slechts zelden, terechtwijzingen uitdeelde aan wie
ze had verdiend, in tegenwoordigheid van al de kameraden. Niemand nam daar
aanstoot aan, omdat Don Bosco kon zeggen en doen wat bij anderen als een
onvoorzichtigheid zou worden beschouwd.
We herinneren ons een feit dat in 1857 voorviel. Het was indertijd
bepaald dat de kaarsen die degenen ontvingen die naar de stad gezonden
waren voor een begrafenis, gebruikt moesten worden voor de diensten in het
Oratorio. Dat betekende een aanzienlijke geldelijke besparing, daar Don Bosco

44.2 Page 432

▲back to top
- V/428 -
niet zelden zulke uitnodigingen ontving. Nu gebeurde het dat vier semina-
risten naar de heuvel van Soperga gezonden waren om een begrafenisplech-
tigheid bij te wonen, waar elk een bundel van twaalf kaarsen kreeg. Thuis te-
ruggekeerd stelden twee van hen deze waskaarsen ter hand aan Don Alasonat-
ti zoals in dergelijke gevallen was voorgeschreven, en twee anderen gingen de
waskaarsen verkopen bij de kaarsenmaker en hielden de opbrengst voor
zichzelf. Het was niet de eerste maal dat iemand zich zo iets veroorloof-
de. Don Bosco had er toen niets van gezegd, en slechts zijn hoofd geschud,
op een manier glimlachend die te verstaan gaf dat hij wel gezien had wat
zij onder hun mantel verborgen hielden, maar hij zei niets omdat er vreem-
den bij waren. Misschien dacht hij ook dat ze zich een of ander boek of
iets dergelijks moesten aanschaffen.
Maar al had hij er toen het zwijgen toe gedaan, ditmaal achtte hij
het beter er iets over te zeggen, temeer daar allen in huis van de zaak
op de hoogte waren en het daarom nodig was te voorkomen dat het misbruik
door tolerantie algemeen zou kunnen warden.
's Avonds dus richtte hij na de gebeden, en steeds rustig en be-
minnelijk, het woord tot Don Alasonatti: "Vanmorgen zijn er dus enkelen
naar een begrafenis geweest."
- "Ja zeker."
"En wie waren het die daarheen gegaan zijn?"
- "Die en die."
"Juist! En hebben ze al de kaarsen aan de prefect overhandigd?"
Don Alasonatti antwoordde terwijl hij ook de namen noemde:
"Twee wel en twee niet."
- "Zo, dat vind ik niet juist. De jongen F... zou, al heeft hij
ongelijk, kunnen menen dat hij het Huis enig voordeel verschaft door bij
verschillende diensten in de stad deel te nemen aan de zang, maar jij,
mijn beste G..., nee; jij krijgt van het Huis alles wat je nodig hebt, je
bent hier helemaal gratis in pension. Onlangs ben je nog bij me gekomen
om te vragen, je alle bijkomende kosten kwijt te schelden, en je zei dat je
ouders die niet konden betalen, dat heb ik je toen ook toegezegd... je hebt
geen enkel excuus om me zo te behandelen... Wel te rusten."
Daar bijna alle jongens zich in dezelfde omstandigheden bevonden als
de clericus G., hadden ze een goede les gekregen die ze als gerechtvaar-
digd en noodzakelijk beschouwden. Dezelfde seminarist toonde zich niet ge-
kwetst, evenmin kwam de gedachte bij hem op dat Don Bosco tegen de lief-
de zou hebben gehandeld, daar deze hem steeds als een zoon genegen was.
In 1894 zei hij tegen ons: "Ik heb nooit in Don Bosco iets kunnen ontdek-
ken dat ook maar even in strijd zou kunnen zijn met zijn heilige levenswandel."
Lange tijd had Don Bosco dus het ideaal dat hem zozeer vervulde als
heel ver verwijderd gezien, maar in 1857 tenslotte, na tien jaren van on-
wankelbare volharding, van voortdurende inspanning, van kosten en moei-
ten om enkele jonge handenarbeiders aan de studie te zetten met voortreffelij-
ke resultaten, smaakte hij het geluk zich omgeven te zien door een uitge-
lezen schare van ongeveer acht clerici en jongens, waarop hij scheen te
kunnen rekenen, daar zij genegen schenen hun leven lang te willen delen in
zijn bemoeiingen.

44.3 Page 433

▲back to top
- V/429 -
Het was bijgevolg noodzakelijk hun een regel op te leggen, en die was
gereed. Geleid door zijn gewone voorzichtigheid, had Don Bosco, na lang-
durige overweging, maar zonder zich te overhaasten de Constitutie der So-
ciëteit geschreven, terwijl, zoals kanunnik Anfossi verklaarde, hij van de se-
minaristen een bijzonder gebed vroeg om bij het belangrijke werk godde-
lijke hulp te verkrijgen. De grondslag daarvan had hij in zekere zin al
gelegd, daar in de reglementen van het zondagsoratorio en van het Hospi-
tium, de oversten, met verschillende functies bekleed, de leden van het Hoofd-
kapittel vertegenwoordigden. Met veel moeite had hij geprobeerd in het be-
zit te komen van constituties van de voornaamste kloosterorden en kloostercon-
gregaties, daar deze er maar moeilijk toe komen toe te staan dat, al is
het slechts voor korte tijd, buitenstaanders daar inzage van krijgen.
Zelfs de Oblaten van Onze-Lieve-Vrouw in Turijn, die toch zijn beste
vrienden waren, weigerden hem dat beslist. Enkele jaren later echter
vond hij niettemin de manier het zich te verschaffen. Maar toen hij in
1855 het werk ondernam, moest hij zich tevreden stellen met de kennis die
alleen de studie van de kerkelijke geschiedenis hem verschafte, en door
zich te laten inspireren door gedachten die zich klaarblijkelijk in bepaal-
de dromen of visioenen duidelijk aan hem hadden opgedrongen. En hoeveel
doorwaakte avonden, hoeveel lectuur en gesprekken en briefwisselingen met
vooraanstaande personen, die in staat waren hem ter zijde te staan met hun
kennis en ervaring, waren daar intussen niet voor nodig? Te meer daar hij
van oordeel was dat zijn congregatie een uiterlijke vorm zou verkrijgen die
haar onderscheidde van de andere, ontdaan van bepaalde te ascetische prak-
tijken en gebruiken die de wereldlijke clerus niet beoefende en door we-
reldse mensen ongunstig beoordeeld en in het belachelijke getrokken werden.
- "Van het godsdienstige beware men het wezenlijke", zei hij, "de schijn is
niet noodzakelijk. Een dergelijke congregatie zal, naar het mij voorkomt,
ook meer vertrouwen en sympathie inboezemen, en na verloop van tijd meer-
deren ertoe brengen toe te treden, aangetrokken door de om zo te zeggen
moderne allure van de zaak." - Met het oog op datzelfde doel wilde hij niet
dat zijn nieuwe kloosterlingen genoemd zouden worden naar zijn naam.
Hij had ook gesproken met Pater Giovanni Battista Pagani, de recht-
streekse opvolger van Antonio Rosmini, om een richtsnoer te verkrijgen dat,
wat de tijdsomstandigheden niet schenen toe te laten, mogelijk te maken.
Het schijnt echter dat hij in die tijd ook last had van de vijand
van de mensheid, die dit werk maar weinig aanstond. "Inderdaad merkten
wij", zo verzekert kanunnik Anfossi, "hoe Don Bosco gemeenlijk belaagd
werd door duivelse inblazingen telkens wanneer hij op het punt stond eni-
gerlei belangrijk werk tot meerdere eer van God te ondernemen." Toen ik op
een morgen aan Don Bosco vroeg of hij die nacht goed geslapen had, ant-
woordde hij me: "Nee, niet zo best, want ik werd lastig gevallen door een
wild beest dat veel geleek op een beer, die me op het bed neerdrukte en
probeerde me te verstikken." - Dat gebeurde niet slechts een enkele keer,
en Don Bosco gaf duidelijk te verstaan dat het helse aanvechtingen waren.
- Anderen in het Oratorio verklaarden in dezelfde bewoordingen het boven-
genoemde feit te hebben meegemaakt, en zij waren door verschillende andere aan-
wijzingen tot de overtuiging gekomen dat hier werkelijk sprake was van iets bo-
vennatuurlijks.
In de nacht nadat Don Bosco klaar was met het schrijven van de
eerste Regel der Salesiaanse Congregatie, de vrucht van zoveel gebeden,
overwegingen en arbeid, en terwijl hij tot slot schreef: Ad maiorem Dei
gloriam, verscheen hem plotseling de inimicus homo, die zijn tafel schudde en

44.4 Page 434

▲back to top
- V/430 -
de inktpot omverwierp zodat de inkt over zijn handschrift stroomde, dan
vlogen de bladen door de lucht en vielen in wanorde neer, begeleid door
een vreemd gekrijs om er bang van te worden. De vellen papier waren zo
gevlekt dat ze niet meer leesbaar waren en Don Bosco verplicht was zijn
werk opnieuw te beginnen. Dat heeft Don Bosco zelf aan enkelen vertrou-
welijk meegedeeld onder wie de missionaris Don Evasio Rabagliati.
Toen hij eindelijk zijn geschrift beëindigd had, bad hij langdurig
tot de Heer, zoals hij ons zelf vertelde, opdat Hij hem een teken zou geven
als het uur gekomen was om een begin te maken met de zo gewenste Congrega-
tie.
Intussen had hij een bijzonder beroep gedaan op diegenen onder zijn
leerlingen, die klaarblijkelijk door de Heer geroepen waren om hem te
helpen. Hij verklaarde hun vertrouwelijk het plan van de sociëteit die
hem voor de geest zweefde, en waarvan hij stellig onschatbare vruchten
verwachtte ten bate van de jeugd. Af en toe las hij hun de regels voor die
hij had voorbereid. Het waren nog niet de definitieve regels, want daarvoor
ontbrak nog de goedkeuring van het kerkelijke gezag, maar ze waren zo
glashelder en zo ordelijk dat de leden der Congregatie het doel van Don
Bosco begonnen in te zien, evenals de verplichtingen die ze op zich zou-
den nemen wanneer zij die vrijwillig aanvaardden. Deze eerste Constitutie
nemen we aan het einde van dit deel op als historisch document, dat ont-
hullend is voor de wijze waarop Don Bosco de Sociëteit van de H. Franciscus
van Sales voor de geest zweefde.
rio.
De inhoud van dit reglement drong echter door tot buiten het Orato-
Enkele kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die hem welgezind wa-
ren, raadden hem aan dit plan niet te verwezenlijken gezien de droevige
tijdsomstandigheden en het gebrek aan onderhorigen, alsook vanwege de sys-
tematische vervolging van de Regering tegen de kloosterorden. Door dat
alles, zo zeiden ze, zou aan zijn Instituut geweld worden gedaan zodat het
al in de kiem gesmoord werd. Maar Don Bosco antwoordde dat voor God
niets onmogelijk is, en dat indien het werk dat hij wilde stichten van de
Heer was, het ondanks alle moeilijkheden zou vooruitgaan. Hij was het
echter niet eens met hen dat het nodig was zich met alle voorzichtigheid
te wapenen, omdat het ging om de grondvesting van een nieuw kloosterin-
stituut, terwijl de andere ten val gebracht werden, maar tegelijkertijd
verklaarde hij dat het nodig was de jeugd en haar moreel welzijn tot iedere
prijs te redden.
Don Bosco moest echter wel vrezen dat de regering hem zou verhinde-
ren een nieuwe Congregatie tot stand te brengen, die zoveel andere moest
vervangen die door de revolutie waren uiteengerukt. Toen plotseling een
onverwachte gebeurtenis hem de weg opende: De goddelijke Wijsheid die
steeds lacht om de wereld, ludens coram eo omni tempore, ludens in orbe
terrarum, verkoos zich te bedienen van Urbano Rattazzi om Don Bosco over
iedere aarzeling heen te helpen.
Op een dag van het jaar 1857 had minister Rattazzi, die vrees
begon te voelen voor de vorderingen der subversieve ideeën van het volk,
Don Bosco aan wie hij kort tevoren een brief geschreven had (1) bij zich ge-
roepen; en
(1)
Turijn, 7 juli 1857
Zeereerwaarde Heer,
De arme verweesd achtergebleven jongen Claudio Ardi, die de eerwaarde priester Bosco
in zijn brief van 13 juni jl. zich bereid verklaarde te willen opnemen in het door hem geleide
Tehuis, heeft

44.5 Page 435

▲back to top
- V/431 -
nadat hij zich een poosje met hem had onderhouden over het resultaat van
de Loterij, over het werk van de Oratorio en over het voordeel dat de
Regering daarvan verwachten kon, voegde hij hem ongeveer deze woorden toe:
"Ik hoop dat u, mijnheer Don Bosco, nog vele jaren zult leven om
voor zoveel arme kinderen te zorgen; maar u bent sterfelijk zoals ieder
ander, en als u er niet meer bent wat zal er dan terechtkomen van uw werk?
Hebt u daar al eens over nagedacht? En als u eraan gedacht hebt, welke maatre-
gelen zou u dan willen nemen om het voortbestaan van uw Instituut te verze-
keren?"
Bij deze onverwachte vraag antwoordde Don Bosco tussen ernst en
scherts in:
- "Om u de waarheid te zeggen, excellentie, ben ik niet van plan zo
gauw dood te gaan, en daarom had ik gedacht mij voor het ogenblik te voor-
zien van enkele helpers, maar ik weet werkelijk niet op welke manier het
werk van de Oratorio’s na mijn dood zou kunnen voortgezet worden. Nu u
daar echter over spreekt zou ik u op mijn beurt willen vragen, welk middel
ik naar uw mening te baat zou kunnen nemen om het voortbestaan van deze
instellingen te verzekeren?"
- "Naar mijn mening", antwoordde Rattazzi, "zou u, daar het er niet
naar uitziet het Oratorio als Liefdadige Instelling erkend te krijgen, enke-
le leken en geestelijken die uw vertrouwen genieten, moeten kiezen en met hen
een Sociëteit vormen volgens bepaalde normen, hen met uw geest bezielen,
hen onderrichten in uw systeem, zodat zij niet enkel helpers, maar ook
voortzetters van uw werk zouden worden als u er niet meer bent."
Bij dat voorstel speelde er een glimlachje om Don Bosco’s lippen.
De minister had de eerste wet doen stemmen op de opheffing van de klooster-
orden die al eeuwenlang in de Sardijnse Staten hadden bestaan; en daarom
kwam het Don Bosco nu vreemd voor deze man zelf hem de raad te horen geven
een andere op te richten. Daarom vervolgde hij:
"En meent uwe excellentie dat het mogelijk zou zijn in deze tijd een
dergelijke Sociëteit te stichten? En dat zij stand zou kunnen houden, zon-
der dat de leden ervan gebonden zouden zijn door een godsdienstige band?"
"Een band is noodzakelijk, dat geef ik toe; maar van een zodanige
aard dat het vermogen niet behoort aan de communiteit als aan een zedelijk
lichaam."
"Maar twee jaar geleden heeft de Regering verscheidene kloosterge-
meenschappen opgeheven, en misschien staat zij op het punt de overblijvende
ook nog op te ruimen, en zou u dan toestaan dat er een nieuwe gesticht werd
die van die andere niet verschilt?"
"De wet op de opheffing", hernam Rattazzi, "is mij bekend en ik
ken ook het doel ervan. Ze zal u niets in de weg leggen, aangezien uw eerwaarde
(1) vervolg van blz. 430.
het verlangen tot uitdrukking gebracht liever met een zuster van hem naar het Gasthuis
van de Cottolengo te gaan, en beiden zijn daar inmiddels reeds toegelaten door de Heer
directeur Ridder Anglesio per 3 dezer. De ondergetekende verzoekt Uw Eerwaarde te willen
besluiten tot de toelating in ruil voor de jongen Ardi, van de andere niet minder onge-
lukkige jongen, met name Guglielmo Giacomo Bertello, die U reeds per brief van dit
ministerie van 19 juni jl. werd aanbevolen. Tot dat doel echter wordt de priester Bosco
zo spoedig mogelijk verzocht op een geschikt ogenblik een bespreking te willen hebben
met ondergetekende
De minister
Urbano Rattazzi.

44.6 Page 436

▲back to top
- V/432 -
een Sociëteit zou stichten volgens de eisen van de tijd en in overeenstem-
ming met de heersende wetgeving."
- "Hoe zou die dan zijn?"
"Het zou een sociëteit zijn die niet het karakter zou hebben van
de dode hand, maar van de levende hand. Een sociëteit waarvan elk lid zijn bur-
gerlijke rechten zou behouden, zich zou onderwerpen aan de wetten van de
Staat, belasting betalen, enzovoort. In één woord, de nieuwe sociëteit zou
in de ogen van de Regering niets anders zijn dan een vereniging van vrije
burgers, die zich verenigd hebben en samen te leven met een liefdadig
doel."
"En kan uwe excellentie mij de verzekering geven dat de Regering
de stichting van een dergelijke sociëteit toestaat en laat voortbestaan?"
- "Geen enkele constitutionele en wettelijke Regering zal de
stichting en de ontwikkeling van een dergelijke sociëteit in de weg staan,
zoals zij ook geen bezwaar heeft tegen een vereniging van handel, van in-
dustrie, van het bankwezen, van onderling hulpbetoon of dergelijke, inte-
gendeel, dat alles zelfs bevordert. Iedere vereniging van vrije burgers is toe-
gestaan onverschillig welke mits het doel en de handelingen niet gericht
zijn tegen de wetten en tegen de instellingen van de Staat. "Wees gerust",
zo besloot hij, "u zult alle steun hebben van de Regering en van de ko-
ning, daar het om een buitengewoon humanitaire aangelegenheid gaat."
"Goed", zo besloot Don Bosco, "ik zal erover nadenken, en daar uwe
excellentie zich zo welwillend toont ten opzichte van mij en mijn jongens,
zal ik, als het nodig is, me haasten een beroep te doen op uw inzicht en
gezag."
De woorden van Rattazzi waren voor Don Bosco een lichtstraal
die hem volkomen geruststelde nu hij de bedoelingen van de Regering kende.
De sociëteit die hem was voorgesteld was een burgerlijke zuiver humane
vereniging, maar hij trad niet in een dispuut van geestelijke orde, van-
daar dat hij hem hartelijk bedankte voor het voorstel zonder hem te zeg-
gen dat hij deze ideeën al ontwikkeld had bij het schrijven van zijn Con-
stitutie, in het bijzonder wat de praktijk van de gelofte van armoede be-
trof. Van belang was dat Rattazzi het voorstel uitsluitend als het zijne
bleef beschouwen. Zo gebeurde het ook. En enkele malen als Don Bosco op
het ministerie kwam, beval Rattazzi de uitvoering van zijn plan warm aan.
Don Bosco zei op 1 januari 1876 in onze aanwezigheid: "Rattazzi wilde met
mij verschillende artikelen van onze regel opstellen ten aanzien van de
wijze waarmee onze sociëteit eerbied zou afdwingen bij de wetgever en de
Staat. Men kan gerust zeggen dat bepaalde voorzieningen, getroffen om te
voorkomen dat het burgerlijk gezag zou kunnen ingrijpen, helemaal zijn werk
waren."
Daar Don Bosco op een dergelijke steun kon rekenen, wilde hij, al-
vorens zich tot de Heilige Stoel te wenden en na een langdurige bespreking te
hebben gevoerd met Don Cafasso, verscheidene bisschoppen en andere vrome
en geleerde personen raadplegen. Het ging om de stichting van een Congregatie
met een heel ander karakter dan dat van zoveel andere die in Piëmont
bestonden of bestaan hadden. Daarom legde hij hun enkele vragen voor: "Zou
een vereniging die wil werken voor de eer van God, ook wanneer zij een
burgerlijk karakter heeft in het oog van de Regering, niet het karakter van een
kloosterinstelling kunnen bezitten in het oog van God en van de Kerk? -
Zouden de leden ervan niet tegelijkertijd zowel vrije burgers als kloos-
terlingen kunnen zijn? Mij dunkt van wel, op dezelfde manier als waarop in

44.7 Page 437

▲back to top
- V/433 -
welke Staat ook een katholiek zowel onderdaan van de koning of van de
republiek als onderdaan van de Kerk kan zijn, aan beide trouw, beider wetten
onderhoudend." Bisschoppen en theologen antwoordden in gunstige zin op die
vragen.
Er rees nog een andere vraag die, hoewel van secundair belang, een
hele reeks moeilijkheden zou kunnen veroorzaken.
Ook de Bisschop van Biella werd om raad gevraagd. Mgr. Losana had
Don Bosco doen opmerken dat de diocesen behoefte hadden aan onmiddel-
lijke hulp van priesters, en dat door zijn Sociëteit deze hulp wellicht
vertraagd zou worden, doordat hij de beste ondergeschikten voor zichzelf
hield. Het was inderdaad duidelijk dat de toekomst van de geestelijkheid
in handen van Don Bosco berustte. Maar Don Bosco antwoordde hem dat de
vertraging geen nadeel zou veroorzaken, omdat hij voorzag in weinige jaren
met zijn eerste helpers die aan zijn Congregatie verbonden zouden zijn,
een veel grotere hulp aan de diocesen van Piëmont te kunnen verlenen.
En hij bekrachtigde zijn antwoord met het gezegde: Funiculus triplex diffi-
cile rumpitur, dat wil zeggen dat het bevorderen van de roepingen vanaf nu
een gemeenschappelijke onderneming en niet meer een persoonlijke aangele-
genheid zou zijn, daarom blijvend, voortdurend, zich steeds verder ontwik-
kelend en dat niets of niemand dat zou kunnen verhinderen, daar de band van
gehoorzaamheid de werkers in de evangelische wijngaard stevig met elkaar
zou verbinden. Mgr. Losana die van dit gesprek mededeling deed aan kanun-
nik Anfossi, stemde met de woorden van Don Bosco in, en het duurde niet
lang of men zou ze op verrassende wijze bewaarheid zien. De bovengenoemde
kanunnik schreef ons: "Nadat ook ik belast was met een klas van het gym-
nasium in het Oratorio, besloten er in één jaar (1862) vierenzeventig van
een honderdtal jongens geestelijke te worden en gingen voor hun verdere
studies naar de seminaries van de verschillende diocesen."
Nadat hij dus ook de goedkeuring van de Bisschop van Biella verkre-
gen had, wenste Don Bosco ook het genomen besluit ter kennis te brengen van
zijn vereerde Aartsbisschop; en daar hij niet persoonlijk naar Lyon kon gaan,
waar deze onoverwonnen held van de Kerk nog steeds in ballingschap leefde,
heel erg ingenomen met het plan van Don Bosco, dat immers jarenlang ook al
het zijne geweest was. Hij moedigde hem aan het te verwezenlijken, en om
hem op een veilige weg te helpen raadde hij hem aan zich naar Rome te bege-
ven, teneinde aan de onsterfelijke Paus Pius IX raad en geschikte normen
te vragen. Don Bosco vernam met vreugde dat advies van zijn Aartsbisschop
en besloot tot een reis, waar hij al langer over gedacht had.
Intussen kwam er geen einde aan de oorzaken van ernstig leed.
Terwijl Don Bosco op het punt stond zijn Instituut in het leven te
roepen, ging de Regering door met kloosters in beslag te nemen, de
vreedzame en werkzame bewoners verbande zij eruit, terwijl ze in een en-
kel klooster de leden van verschillende Ordes bijeen verzamelde. Don Bos-
co ging daar erg onder gebukt, vooral daar de wet op de opheffing in al
haar gestrengheid ten uitvoer gelegd werd tegen de Oblaten van de Conso-
lata, voor wie hij grote eerbied en genegenheid koesterde. In november
van 1855 had de Cassa Ecclesiastica aan een hotelhouder een gedeelte van
hun klooster in huur gegeven en vandaar dat ze het hem in 1857 lieten ontrui-
men om er de Minderbroeders Observanten in onder te brengen die bij de Re-
gering erg gezien waren. Daar zij er hun intrek in genomen hadden zonder daar

44.8 Page 438

▲back to top
- V/434 -
mededeling van te doen aan de hoofdstedelijke curie, had de vicaris-generaal
hun niet de bevoegdheid tot het beheer van de kerk willen geven, en had er
tot rector een der Oblaten benoemd en daarna een wereldgeestelijke. Derge-
lijke wederwaardigheden kwamen de grotere verering van het gewijde beeld
van Maria Troosteres der Bedrukten zeker niet ten goede. Daarom zond Don
Bosco in die jaren zijn zangers naar die kerk om er de plechtige noveen op
te luisteren en de seminaristen voor de dienst van het altaar op de voor-
naamste feestdagen en wanneer er om gevraagd werd. Intussen boden de pa-
ters, toen zij zagen dat de Curie voet bij stuk hield, deze na enige aar-
zeling een door hen verkregen pauselijk besluit aan. Doch daar zij ter
verkrijging ervan ontoereikende redenen aangevoerd hadden, diende Mgr.
Fransoni in Rome bezwaar in, en kwam vandaar het bevel aan de Minderbroe-
ders de Aartsbisschop om verontschuldiging te vragen, en toen dat gebeurd
was liet men hen de kerk bedienen.
Terwijl deze kwestie werd bijgelegd, verscheen er in een katholie-
ke krant een artikel waarin de Minderbroeders Observanten uitermate hef-
tig werden gelaakt. Ondanks zijn genegenheid voor de Oblaten, deed dit
artikel Don Bosco veel verdriet, daar hij geen afdoende redenen aanwezig
achtte, om iets, dat enkel aan de rechtsmacht van de Kerk onderworpen was,
zo maar aan het oordeel van de openbare mening te onderwerpen.
- "Wanneer er aan de kant van de Franciscanen", zo zei hij, "een
fout gemaakt is, waarom die dan niet met de mantel der liefde bedekt, terwijl
men er zeker van was dat de Oblaten hun rechten toch niet zouden hebben
kunnen terugvorderen? En dan: in een heel talrijke gemeenschap kan door
een enkeling of door weinige een fout begaan worden, terwijl de anderen
te goeder trouw zijn, doch waarom dan allen onder dezelfde beschuldiging
laten lijden? " - En hij besloot: - "Priesters en kloosterlingen moeten
elkaar niet in diskrediet brengen noch elkaars naam bekladden, aangezien
zij werken en hun heilige ambtsbediening goed willen vervullen!" - Deze
woorden werden gehoord en doorgegeven door Don Giovanni Turchi.

44.9 Page 439

▲back to top
- V/435 -
H O O F D S T U K LVII.
TEKENEN VAN EEN GEESTELIJKE ROEPING - DE TOEKOMST VOOR DE
ARBEIDENDE JONGENS VERZEKERD - BRIEF VAN DE HEER BAUDON,
ALGEMEEN VOORZITTER VAN DE ST.-VINCENTIUSVERENIGING - WEZEN
DOOR RIJKE LIEDEN ALS ZOON AANGENOMEN - ARM DOCH PRIESTER -
TROOSTRIJKE BRIEF AAN EEN SEMINARIST - DE OPGEWEKTHEID IN
HET ORATORIO - DON BOSCO IN SANT' IGNAZIO,
ZIJN BRIEF AAN DE JONGENS - WOORDEN VAN DON CAFASSO AAN DE
SEMINARIST CAGLIERO - DON BOSCO HERHAALT DAT EEN VAN ZIJN
SEMINARISTEN BISSCHOP ZAL WORDEN - OVERZICHT VAN ZIJN
UITGEGEVEN WERKEN - DON BOSCO VERLANGT
NAAR HET GEZELSCHAP VAN DE JONGENS - KATHOLIEKE LECTUUR -
LEVEN VAN DE HEILIGE PAUSEN SIXTUS I, TELESPHORUS, HYGINUS EN
PIUS I - WAARSCHUWING AANGAANDE EEN POLEMIEK TEGEN AMEDEO
BERT - MOEILIJKHEDEN OM HET TERREIN UIT ZIJN DROMEN TE
VERKRIJGEN.
In het Oratorio had de uitreiking der prijzen plaatsgehad. Uit de regis-
ters van Don Bosco blijkt dat in het jaar 1856-1857 het aantal der jongens die
hun eindrapport behaald hadden op 1 november 163 bedroeg: 85 studenten, 78 ar-
beidersjongens. Dat was de tijd waarop het lot van vele jongens beslist werd, op
verschillende manieren en langs verscheidene wegen, ongerekend degenen die voor-
goed thuis bleven.
Men moest een roeping bepalen en Don Bosco legde een grote voorzichtig
heid aan de dag bij het geven van raad. Hier een voorbeeld dat het vermelden
waard is.
In 1857 moest de jongen T... zijn gymnasiale studie beëindigen. Zijn ge-
drag liet niets te wensen over, maar in die vijf jaren had hij nooit over een
roeping gesproken. Herhaalde malen had hij aan Don Bosco gevraagd op welke
levensbaan hij hem aanraadde zich te begeven, als hij eenmaal het gymnasium ach-
ter de rug had. - "Wees braaf", gaf hij hem ten antwoord, "studeer, bid, en te
zijner tijd zal God je wel laten blijken wat het beste voor je is."
"Wat moet ik doen om te verkrijgen dat God mij mijn roeping laat blijken?"
"De heilige Petrus zegt dat wij met de goede werken zeker kunnen zijn van
onze roeping en van de keuze van onze levensstaat."
Onder de retraite van Pasen, verlangde de jongen over zijn roeping te
spreken, en hoewel hij sinds enige tijd een grote neiging voor de geestelijke
staat bespeurde, vreesde hij niettemin dat zijn gedrag uit het verleden hem dat

44.10 Page 440

▲back to top
- V/436 -
zou verhinderen. Hij zocht in die dagen echter Don Bosco op en had met hem
het volgende gesprek, dat wij op schrift gesteld tussen zijn brieven gevon-
den hebben. Hier gaat het:
De jongen: "Welke zijn de tekenen die aantonen of een jongen al dan niet
tot de geestelijke staat geroepen is?"
Don Bosco: "Een deugdzame levenswandel, kennis, een vrome en kerkelijke
geest."
"Hoe kan men weten of er sprake is van een deugdzame levenswandel?"
"Een deugdzame levenswandel is vooral kenbaar door de overwinning
op de ondeugden tegen het zesde gebod, en daarom is het nodig dat men zich
aan het oordeel van zijn biechtvader onderwerpt."
"Mijn biechtvader heeft me al gezegd dat ik in dat opzicht rustig
voort kan gaan op de weg naar een geestelijke staat. Maar hoe staat het met
de kennis?"
"Voor de kennis moet je je aan het oordeel van je oversten onder-
werpen, die je een geschikt examen zullen afnemen."
"Wat verstaat men onder een vrome kerkelijke geest?"
"Onder een vrome geest verstaat men de neiging tot, en de voldoening
die men ondervindt in het deelnemen aan de kerkelijke diensten die in
overeenstemming zijn met je leeftijd en met je werkzaamheden."
"Anders niets?"
"Er is een deel van de kerkelijke geest die belangrijker is dan al
de rest. Het bestaat in een neiging tot deze staat, die men verlangt te
omhelzen boven iedere andere staat, hoe winstgevend of glorievol ook."
"Dat alles is er in mijn geval aanwezig. Eens wenste ik vurig
priester te worden. Twee jaar lang dacht ik er niet zo gunstig over, dat
zijn de twee jaren die u kent, maar tegenwoordig voel ik me tot niets an-
ders aangetrokken. Ik zal enkele moeilijkheden ondervinden van de kant
van mijn vader, maar met Gods hulp hoop ik iedere tegenwerking te overwinnen."
Don Bosco bracht hem nog onder ogen "dat priester worden betekende
te verzaken aan wereldse genoegens, aan rijkdom, aan werelds eerbetoon, geen
schitterende ambten nastreven, bereid zijn ieder mogelijk misprijzen te
ondergaan van de zijde der kwaadwilligen, en bereid zijn om alles te doen,
alles te verdragen ter vermeerdering van Gods glorie, zielen voor hem te
winnen en op de eerste plaats zijn eigen ziel te redden."
"Juist die verplichtingen", antwoordde de jongen, "drijven mij er-
toe de geestelijke staat te omhelzen. Omdat in iedere andere levensstaat
een zee van gevaren aanwezig is, die op de lange duur minder zijn in de
levensstaat waarover we spreken."
Maar de moeilijkheden zouden zich juist voordoen aan de kant van
de vader. Hij was een rijk man en hij had maar één erfgenaam. Nauwelijks
hoorde hij van diens besluit of hij probeerde hem van zijn voornemen af
te brengen. Eerst per brief, daarna kwam hijzelf naar het Oratorio om
de jongen mee naar huis te nemen. De jongen gaf toe. Bij het afscheid ne-
men van de school voegde Don Bosco hem deze woorden toe: "Mijn beste jon-
gen, er wacht je een hevige strijd. Hoed je voor slecht gezelschap en voor

45 Pages 441-450

▲back to top

45.1 Page 441

▲back to top
- V/437 -
slechte lectuur. Beschouw Onze-Lieve-Vrouw steeds als je moeder en neem
dikwijls je toevlucht tot haar. Laat gauw iets van je horen." - Toen de
jongen, diep bewogen, dit alles beloofd had, vertrok hij met zijn vader
naar zijn geboortestreek.
Hij hield woord. Uit gehoorzaamheid zich buigend voor de aandrang
van zijn vader, werd hij landmeter, maar hij bleef standvastig in zijn roe-
ping. De liefde voor het Oratorio had hij in zijn hart meegedragen en in-
wendig hoorde hij steeds de woorden van Don Bosco: "Wanneer je je ziel
verliest is alles verloren, als je je ziel redt is alles gered tot in
eeuwigheid!" Stipt vervulde hij zijn zondagsplicht. Terwille van gewin liet
hij zich op die dagen niet verleiden om als scheidsrechter op te treden of
een of ande- re openbare maatregel te nemen. "'s Zondags wil ik naar de
kerk gaan", zei hij, "en niets anders doen." Zijn voorbeeld, zijn woord had een
wonderbaarlijke uitwerking, en hij legde een ijverige hulpvaardigheid aan de
dag voor de pastoor bij alle goede werken.
In 1871 keerde hij naar Don Bosco terug, omhelsde de geestelijke
staat en werd na verloop van tijd priester gewijd.
Ook zorgde Don Bosco ervoor, dat de arbeidende jongens die hun leer-
tijd achter de rug hadden of om andere redenen het Oratorio moesten verla-
ten, veilig hun beroep konden uitoefenen in de beste werkplaatsen in de
stad en in de omgeving en tegen een behoorlijk loon. Daarbij werd hij ter
zijde gestaan door Don Begliatti, econoom van het Convitto Ecclesiastico, en door
verschillende leden van de vereniging van de Sint-Vincentiusconferen-
ties. Meer nog, hijzelf bezorgde met behulp van die liefdadige heren,
opdrachten aan de leiders van de werkplaatsen en de winkels die zijn jon-
gens in dienst genomen hadden, of hij verleende hun andere diensten waar ze
om gevraagd hadden.
Onder hen bevonden zich de gebroeders Doyen, drukkers, die veel
leerjongens van Don Bosco in hun kunst onderrichtten. Zijn betrekkingen
tot de Doyens stelde hem wellicht ook in de gelegenheid per brief een
gunst te vragen aan de heer Baudon, voorzitter van de Sint-Vincentius-
vereniging, die, kort tevoren in Turijn gekomen, het Oratorio was komen
bezoeken. De heer Baudon beantwoordde zijn vraag in gunstige zin, en wij
geven zijn brief hier weer, zowel omwille van de belangrijkheid van wie
hem schreef, als ook omdat hij het begin vormde van betrekkingen die daarna
bestendigd bleven.
" SINT-VINCENTIUSVERENIGING
"
"
Algemene Raad
" Secretariaat - Rue de Furstenberg, 6
"
" Eerwaarde Heer,
"
"
Het is ons een grote vreugde Uw Eerwaarde te kunnen helpen
" met het vele goed dat U verricht, het spijt ons alleen dat niet op
" een nog werkzamer wijze te kunnen doen.
"
In antwoord op uw verzoek, doen wij ons best U de clichés te
" kunnen toezenden waar U om vraagt. Zodra onze tekeningen klaar zijn,
" zullen we er U een proef van sturen, zodat U kunt beoordelen welke
" U het beste bevallen, en volgens uw advies zullen wij ons haasten ze
" direct te laten uitvoeren. Bovendien zullen wij U eveneens een druk-

45.2 Page 442

▲back to top
- V/438 -
" proef van de tekst toezenden, zodra deze gereed is.
"
Aanvaard, eerwaarde heer, de uitdrukking van onze diepste
" gevoelens van eerbied, waarmee wij de eer hebben te verblijven,
"
" Parijs, 18 juli 1857
" H. Thomas van Aquino
Uw dw. dnr.
"
Ad. Baudon
"
Voorzitter der Vereniging
"
Paolo de Caux, Alg. Vice-Voorzitter.
(naar het Frans)
Terwijl Don Bosco intussen probeerde voor zijn leerlingen een goe-
de plaats te vinden, scheen het dat de fortuin enkelen onder hen tegemoet
wilde komen. Er waren heren die Don Bosco niet zelden vroegen naar een paar
arme en brave jongens die zij als hun zoon konden adopteren. Onder de stu-
denten en onder de arbeidende jongens bestond er tegenzin om op die manier
van omstandigheden te veranderen; in de meeste gevallen antwoordden zij
zelfs met een besliste weigering op het voorstel om een doorluchtige naam
en rijkdom, grote rijkdom zelfs, aan te nemen. Door hun eergevoel waren ze
gehecht aan hun eigen naam, van hoe weinig luister die ook mocht zijn, en
zij vreesden dat anderen door hun naamverandering soms zouden denken dat ze von-
delingen waren en geen familie hadden. Ook hun ouders voelden er niets
voor. De arbeider met karakter geeft inderdaad de voorkeur aan zijn eigen
eerzaam beroep.
Don Bosco merkte op: "De teugelloze jongens zouden het met alle
plezier aannemen, maar zij zijn niet gewild. Voor de brave jongens is dat
adopteren een groot gevaar, wanneer de adoptant van plan is hen te laten
studeren. Ze zullen niet bestand zijn tegen de veranderde levenswijze, de ver-
andering van omgeving en gewoonten: de hoogmoed leidt hen tot de ondeugd.
De jongen die zich wil laten aannemen door welgestelde lieden zou aan enkele
voorwaarden moeten voldoen; geboortig zijn uit een geciviliseerd milieu,
het leven kennen van de welgestelden dat hijzelf door een of ander onge-
lukkig toeval verloren heeft, en van een beproefde deugdzaamheid en nede-
righeid zijn. Dan kan men hoop hebben op een goed resultaat."
Enkele jongens van het Oratorio echter wisten zich een dergelijk
lot dat de Voorzienigheid hun bereidde waardig te tonen. Noemen wij een
enkel voorbeeld.
Een Franse heer uit Parijs kwam in 1857 in het Oratorio en vroeg
Don Bosco naar een of andere jongen. Daar hij zelf geen kinderen had, wil-
de hij een arme jongen uitzoeken, hem tot zijn zoon aannemen en tot erfge-
naam van zijn vermogen maken. Hij had een grote schoenmakerij. Don Bosco
dacht meteen aan een brave jongen die schoenmaker van beroep was, en die
hij dat fortuin wel waardig keurde. Hij zei echter niets tegen de bezoe-
ker, en zich bereid verklarend hem ter wille te zijn, begeleidde hij hem
bij het bezichtigen van de werkplaatsen opdat hij zijn keus zou kunnen
doen. Toen ze in de werkplaats van de schoenmakers binnenkwamen ging Don
Bosco bij de jongen staan waarvan hij gemeend had dat die daar wel voor in
aanmerking kon komen en die aan het hoofd van de werktafel stond. Hij zei
tegen hem: "Leid deze heer eens rond door het Oratorio en breng hem daarna
op mijn kamer."

45.3 Page 443

▲back to top
- V/439 -
Don Bosco trok zich terug. De heer sprak Frans en de jongen ant-
woordde in alle gemoedsrust in het Piëmontees. Toen de heer bij Don Bos-
co terug was zei hij: "Och, u zou me een groot plezier doen als u me die
jongen zou willen geven die me zojuist rondgeleid heeft." - Don Bosco
glimlachte daar hij dat resultaat wel verwacht had.
- "Het schijnt dat die jongen u bevalt?"
"Buitengewoon, zoals hij ook mijn vrouw wel zal bevallen, daar ben
ik zeker van."
Don Bosco riep de jongen in zijn kamer. Het was een arme wees, zonder
enige toeverlaat in deze wereld, en hij deed hem het voorstel. Aanvankelijk
aarzelde de jongen, toen nam hij het aan, maar voegde eraan toe:
"Als ik om een of andere reden niet bij die mijnheer zou kunnen
blijven, kan ik dan weer bij u komen?"
- "Wees maar niet bang, ik ben ervan overtuigd dat je het daar goed
zult hebben. Niettemin, wanneer je er weggaat en het is niet om je gedrag,
maar om andere redenen, beloof ik je dat ik je weer graag zal ontvangen."
De jongen vertrok en werd als zoon aangenomen. Ook de vrouw van de
koopman hield van hem alsof hij haar eigen zoon was, zo braaf en gehoor-
zaam was hij.
Na korte tijd stierf die heer en daarna zijn vrouw, en de jongen werd
tot universeel erfgenaam benoemd. Hij ging door met het uitoefenen van het
schoenmakersvak en met het leiden van de werkplaats die zijn stiefvader hem
had nagelaten, en die hem ook vandaag nog vele vruchten oplevert. Zijn fortuin
gaat boven de 400.000 lire uit. Toen Don Bosco in 1883 in Parijs was, ging
de brave jongen hem dikwijls opzoeken, en hij smeekte hem het genoegen te
doen bij hem thuis te komen. Maar, hoezeer Don Bosco ook van goede wil
vervuld was, hij kon niet aan dat verlangen voldoen.
Sommige veranderingen van dien aard werden afgewezen op bovennatuur-
lijke gronden. Een rijke dame in Turijn had Don Bosco verzocht een jongen
voor haar te zoeken, van wie de ouders bereid waren hem af te staan, hem te
adopteren en tot erfgenaam te maken van haar vermogen. Don Bosco beloofde
het, koos in zijn gedachten een van de leerlingen uit die wees waren, een
die niet hoogmoedig en bedorven zou worden door het fortuin dat hem ten
deel zou vallen; daarna bereidde hij hem op een beminnelijke manier op een ver-
andering van omstandigheden voor. Tenslotte verscheen hij op zekere dag in
dat adellijke huis met zijn pupil, en zonder hem te zeggen waar het om
ging, stelde hij hem aan de dame voor, zodat zij kon oordelen of hij bij
haar in de smaak zou vallen.
Die avond werd er gegeten en voor de kleine jongen, die de eenvou-
dige maaltijden van het Oratorio gewoon was, werd het een vorstelijk banket.
Maar de jongen, die er zich niet van bewust was, dat men hem met levendige
belangstelling gadesloeg, was zo matig, dat de vrouw des huizes zich er-
over verwonderde. Na de maaltijd, toen er een zeker aantal gasten was, werd
er wat over en weer gepraat. De jongen die naast Don Bosco zat durfde de
ogen niet op te slaan en bleef stil en ingetogen zitten. Maar Don Bosco, die
vreesde dat dit stilzwijgen voor een teken van domheid zou gehouden wor-
den, vroeg hem iets over een punt uit de vaderlandse geschiedenis, waar de
heren het onder elkaar over hadden, de jongen gaf er zijn mening over, en zette

45.4 Page 444

▲back to top
- V/440 -
ze met alle bijzonderheden van de zaak, van personen en data uiteen. Toen
gingen allen om hem heen staan; en de jongen antwoordde met zoveel ongedwongen-
heid dat de dame uitriep: "Die moet ik hebben!"
Kort daarna, toen de gasten weg waren, bleef er niemand anders meer
in het lokaal achter dan Don Bosco en de dame. Don Bosco zei toen tegen
de jongen:
"Wel, mijn jongen, zou je het niet prettig vinden hier te blijven?"
"Om wat te doen?"
"Om haar te helpen!"
- "Hoe bedoelt u dat?" - En Don Bosco zette de liefdadige bedoe-
lingen van die dame uiteen, die in een beminnelijke houding het antwoord
afwachtte.
"Maar", merkte de jongen op, "dan zou ik ervan moeten afzien
priester te worden?"
"Natuurlijk"! antwoordde de dame.
- "Juist! Nee. Ik wil arm blijven, maar er komt een dag dat ik
priester ben."
En hij werd het, en thans werkt hij op het uitgestrekte gebied
dat de Heer hem heeft toevertrouwd en legt nog steeds een beproefde gene-
genheid voor Don Bosco aan de dag. Hij was echter niet de enige edelmoe-
dige geest, er is er een die God tot de hoogste eer van de Kerk verhief,
als beloning voor het trouw volgen van zijn roeping.
Terwijl Don Bosco zo zijn best deed om de toekomst van zijn leer-
lingen te verzekeren, en een gedeelte van hen thuis op vakantie was, kwa-
men enkele jongens uit burgerfamilies en enkele seminaristen van het dio-
cees op zijn uitnodiging naar het Oratorio om er een paar weken te ver-
blijven. Onder hen bevond zich de seminarist Domenico Ruffino, die zijn
eerste jaar filosofie gedaan had op het seminarie van Chieri. Toen hij
jaren tevoren Don Bosco ontmoet had, voelde hij zich voor hem van een
vurige kinderlijke genegenheid vervuld. Thans, nu hij op vakantie naar Giaveno
gegaan was, zijn geboorteplaats, had hij Don Bosco per brief zekere bezorgd-
heden toevertrouwd. Don Bosco antwoordde hem:
"
Geliefde zoon in de Heer,
"
"
Vat goede moed en stel al je vertrouwen in de Heer. Ik ge-
" loof dat ze je de 24 fr. toegangsgeld tot het Seminarie niet meer zul-
" len vragen. Wanneer je er andermaal om gevraagd mocht worden, zeg dan
" tegen je Oversten of ze zo goed willen zijn zich tot mij te wenden en
" ik zal de zaak dan wel in orde maken. Met het oog op de behoef-
" te van je familie zou het me een genoegen doen als je hierheen kwam om,
" indien je dat goed uitkomt, je vakantie door te brengen bij mij.
" Alleen moet je me dan een paar dagen van tevoren schrijven.
"
Voor het overige: bedenk steeds dat de grootste rijkdom van
" deze wereld de heilige vreze Gods is, en dat diligentibus Deum
" omnia cooperantur in bonum. Als je voor ernstige zorgen staat laat
" het me dan weten.
"
Geloof me, in de Heer,
" Turijn, 13 juli 1857
je zeer genegen
"
Giov. Bosco, priester.

45.5 Page 445

▲back to top
- V/441 -
De seminarist nam de uitnodiging onmiddellijk aan, en vanuit het
Oratorio schreef hij aan een van zijn vrienden:
"
Beste vriend,
"
"
Ik schrijf je om je mijn adres mee te delen bij Don Bosco te
" Turijn, waar ik naartoe gekomen ben om mijn vakantie rustiger door
" te brengen en om er Frans te leren. Ik verzeker je in alle oprecht-
" heid dat het me hier voorkomt alsof ik in een aards paradijs ben,
" allen zijn elkaar zo genegen als boers en meer nog. Iedereen is
" hier opgewekt, maar bezield van een waarlijk hemelse blijdschap,
" vooral wanneer Don Bosco bij ons is. Soms brengen we uren door die
" ons als minuten schijnen en allen hangen als betoverd aan zijn lip-
" pen. Hij is voor ons als een magneet, nauwelijks verschijnt hij of
" allen lopen hem tegemoet en ze zijn des te meer tevreden naarmate
" ze dichter bij hem in de buurt kunnen zijn en niemand gaat van hem
" weg, noch voor het middagmaal noch voor het avondeten, totdat de
" assistent hen als het ware met geweld moet wegjagen...
Zoals gewoonlijk begaf Don Bosco zich intussen naar S. Ignazio,
vergezeld van verscheidene seminaristen, onder wie Turchi en Cagliero, om
samen met hem de retraite te doen die door Don Cafasso gepreekt werd. In
die tijd trachtten de leerlingen van het Oratorio, als ze hem niet in hun
midden zagen, zich te troosten door hem brieven te schrijven, waarop Don
Bosco stipt antwoordde. Een enkel van die antwoorden hebben we ervan kunnen
behouden.
"
Beste Bonetti,
"
"
Als je in praktijk brengt wat je me geschreven hebt, zal ik
" een heilige van je maken. Maar denk eraan dat ik je brief zal bewaren!
"
Ik heb ook voor jou tot de Heer gebeden, opdat Hij je je
" roeping moge laten kennen.
"
God schenke je gezondheid en de genade om zijn heilige wil
" te volbrengen.
"
" S. Ignazio, 25 juli 1857
"
Je zeer genegen,
"
Giov. Bosco, priester.
Hadden die brieven een heilzame uitwerking in Turijn, te Sant'Igna-
zio was het evenzo met de woorden van Don Cafasso. In de loop van de retraite
dacht de seminarist Cagliero er aan hem te raadplegen over zijn roeping,
toen Don Cafasso hem tegenkwam en hem zei: "Ik weet dat je met me wil spreken,
kom." - Hij ging met hem naar zijn eigen cel en hij praatte een heel tijdje met
hem over de schoonheid en de waarde van de geestelijke en kloosterlijke roe-
ping, spoorde hem aan om erin te volharden en te blijven houden van Don
Bosco die, zo zei hij, grote plannen ten behoeve van de jeugd in handen had.
En inderdaad hield Don Bosco geen ogenblik op te denken aan de manier waar-

45.6 Page 446

▲back to top
- V/442 -
op hij zijn plannen in daden kon omzetten, steeds lachte de gedachte aan zijn
dromen en visioenen hem tegen, en keek hij naar het tafereel van de jongens
van tegenwoordig en van de toekomst, en vooral degenen die zijn Congregatie zou-
den gevormd en uitgebreid hebben.
Op een van die dagen stond hij gedurende de ontspanning op het
pleintje voor de kerk temidden van de brave seminaristen die hij uit Turijn
met zich meegenomen had, en die luisterden naar de belangwekkende dingen
die hij gewoon was te vertellen. Onder hen ontbrak Cagliero niet. Enkele heren
retraitanten waren er ook bij. Van lieverlee sprak Don Bosco over deze
seminaristen, en over het vertrouwen dat hij op hen gesteld had. Hij
besloot, zich tot de heren wendend met deze woorden: "Ziet u, heren, er
zal een dag komen waarop een van deze seminaristen Bisschop zal worden." -
Don Turchi schreef deze woorden direct op.
Met deze gedachten schreef Don Bosco bij het sluiten van de retraite
het volgende documentje:
"
Opdat later niemand mij geschriften zal toekennen die niet
" van mij zijn, geef ik hierover een overzicht van de boeken die ik
" geschreven of samengesteld heb, en waarvan ik mij het auteursrecht
" voorbehouden heb dat ik van plan ben te overhandigen aan mijn erf-
" genamen, zodat zij er het gebruik van kunnen maken dat zij tot de
" meerdere eer van God en voor het heil der zielen geschikt achten.
" 1. Aantekeningen over het leven van de jongen Luigi Comollo.
"
2 Drukken.
" 2. De devotie tot de Engelbewaarder. Anoniem.
" 3. De zeven smarten van Maria in de vorm van meditaties overwogen.
"
Anoniem.
" 4. Godvruchtige oefening tot de goddelijke barmhartigheid. Anoniem.
" 5. Gewijde Geschiedenis ten gebruike van de scholen. 2 Drukken.
" 6. Kerkgeschiedenis ten gebruike van de scholen. 2 Drukken.
" 7. Giovane Provveduto. 3 Drukken.
" 8. De Christen geleid tot de deugd en tot de cultuur. Anoniem.
" 9. Het metrieke stelsel teruggebracht tot eenvoudige vorm. 5 Drukken.
" 10. De Katholieke Christen onderricht in zijn godsdienst. 2 Drukken.
" 11. Hedendaagse gebeurtenissen uiteengezet in dialoogvorm.
" 12. Toneelstuk. Dispuut tussen een advocaat en een protestantse do-
"
minee.
" 13. Verzameling van merkwaardige hedendaagse gebeurtenissen.
" 14. De zes zondagen van de H. Aloysius.
" 15. Geschiedkundige aantekening betreffende het mirakel van het Aller-
"
heiligste Sacrament.
" 16. Gesprek tussen een advocaat en een plattelandspastoor over de
"
biecht.
" 17. Bekering van een Waldenzer. Gebeurtenis uit deze tijd.
" 18. Gemakkelijke manier om de Heilige Bijbel te leren. 3 Drukken.
" 19. De macht van de goede opvoeding. Tijdsbeeld.
" 20. Leven van de H. Pancratius, martelaar.
" 21. De geschiedenis van Italië aan de jeugd verteld.
" 22. De sleutel van de hemel in handen van de katholiek.
" 23. Leven van de H. Apostel Petrus en van de H. Paulus.
" 24. Twee conferenties over het Vagevuur en over de lafenis der over-

45.7 Page 447

▲back to top
- V/443 -
"
ledene.
" 25. Levens der Pausen tot het jaar 221.
"
" Turijn, 26 juli 1857
"
Giov. Bosco, priester.
Vermoeid van het vele biechthoren keerde Don Bosco in Turijn terug,
terwijl een gedeelte van de leerlingen in het Jongenstehuis terugkeerde
voor de maand vakantieschool, die hun verblijf thuis onderbrak. Op een dag
in augustus zei hij, toen hij onder de zuilengang van het huis stond, tegen
een dertigtal die hem omringden en onder wie zich Giuseppe Reano en Giusep-
pe Lazzero bevonden, en van wie de laatste op 3 augustus zijn intrek in
een kamer van het Oratorio genomen had: 'Ik zou lange wandelingen moeten
maken, met de volwassenen van het huis, en ook met de jongens. Die bewe-
gingsoefening zou mijn gezondheid ten goede komen, en ik zou met mijn
vrienden over allerlei dingen kunnen praten. En, om mijn geest die door
vele zorgen geplaagd wordt te verlichten, zou ik er de voorkeur aan geven al de
tijd van de recreatie bij mijn jongens door te brengen om hun ontspanning
te verschaffen, door goocheltrucjes te doen met de beker, met de tover-
st ok e n derge lijke; maar... we hebben zoveel te doen... en bovendien is de
mooiste wandeling en het mooiste spel dat me zou voldoen, tienduizend jongens
naar de hemel te brengen.
Hij had werkelijk geen ogenblik tijd om tot rust te komen. De druk-
proeven van drie afleveringen der Katholieke Lectuur, die Paravia hem gezon-
den had, bedekten zijn tafel.
Daar was de aflevering voor september: Leven van de Heilige Pausen Six-
tus, Telesphorus, Hyginus en Pius I, met een aanhangsel over de H. Justinus verde-
diger van het geloof en martelaar. Bezord door priester Giovanni Bosco. (E) Aan
het slot was een lofzang van Silvio Pellico afgedrukt, die het leven van
de H. Justinus bezingt.
Voor de maand oktober handelde de aflevering over een ontroerende
gebeurtenis, over een heldhaftige deugdzaamheid in het omhelzen van de
waarheid, onder de titel: "Het meisje Maria, ofwel de bekering van een protes-
tantse familie"; werk van een kanunnik van Sint Diez.
En ziehier de titel van het boekje voor de maand november: Eenvoudige_ver-
handeling over het primaatschap van de Paus en over het uitsluitend in de Katholie-
ke Kerk gelegen heil, ter weerlegging van de voornaamste argumenten der Waldenzen
tegen de Katholieke Kerk van Rome. Dit anonieme werkje was in dialoogvorm ge-
steld en weerlegde voornamelijk het werk van Amedeo Bert, dominee van de
Waldenzer gemeente in Turijn, dat tot titel droeg: De Waldenzen, d.w.z. de
katholieke Christenen volgens de primitieve kerk, enz. De ketter beweerde dat
de Kerk van Rome, volgens hem, de leer van de Apostelen veranderd had.
Hiermee werd andermaal het gezegde bewaarheid dat Isaias in de mond der
goddelozen legde: "We hebben onze toevlucht gezocht bij de leugen en de
leugen beschermt ons."(1)
(1) I s . 28,15.

45.8 Page 448

▲back to top
- V/444 -
Don Bosco liet het boekje voorafgaan door de volgende
"
Waarschuwing
"
"
Hoewel het veeleer ons doel is leerstellige zaken te publi-
" ceren en geen twistgeschrijf, zoals die welke voornamelijk tot de
" eenvoudige christen gericht zijn, tonen de inspanningen die de ket-
" terij zich sinds enige tijd getroost om in de lagere volksklassen en
" zelfs tot in de armzalige huizekes op het land door te dringen,
" niettemin de noodzakelijkheid aan om ruimte te bieden voor enkele af-
" leveringen om de gelovigen te beschermen tegen het vergif waarmee
" sommigen onder de naam van protestanten, Waldenzen of Evangelisten
" (wat bijna altijd een en hetzelfde is) nu hier dan daar de kostbare
" schat van onze voorvaderen: de heilige katholieke godsdienst,
" trachten te roven of te schenden.
"
En omdat de leer der protestanten die temidden van ons le-
" ven op een tamelijk duidelijke manier uiteengezet is in een boek
" geschreven door dominee Amedeo Bert, getiteld De Waldenzen, houden
" wij o n s a a n w a t h i j v o o r n a m e l i j k i n d i t b o e k g e s c h r e v e n
" heeft.
"
In de eerste jaargang van deze geschriften hebben we al een
" lange reeks van dwalingen aangeduid die het historische gedeelte
" van dat boek bevat: hier laten wij nu de dwalingen de revue passe-
" ren die men in iedere periode tegenkomt; en we hopen dat dit als
" afdoend tegengif kan dienen om ons van de ketterij te bevrijden.
"
Gij echter, christelijk volk, wees op uw hoede: de vijand, over
" wie het Evangelie spreekt, tracht uw woningen binnen te dringen
" en u te beroven van het mooiste dat u ter wereld bezit, het geloof:
" jaag hem moedig van u weg: sluit geen enkele overeenkomst met hem
" wat de godsdienst betreft: wanneer ge hem op straat tegenkomt beant-
" woordt zijn groet niet, zoals de goddelijke Zaligmaker ons zelf aanraadt:
" Nec ave quidem ei dixeritis. En wanneer ge genoodzaakt zijt over
" tijdelijke dingen met hem te spreken, doe dat dan inderhaast, zonder
" enigerlei vertrouwelijkheid. Wees echter één van hart en één van zin
" alleen met die heilige herders die de goddelijke Voorzienigheid ons
" gegeven heeft om ons op de weg der waarheid te begeleiden.
"
Er is geen enkele belofte, noch bedreiging, noch voorwendsel
" dat de moeite waard is om U los te maken van de leer die de opperste
" herder van de Kerk leraart, de opvolger van de H. Petrus, de plaats-
" vervanger van Jezus Christus, die de Kerk stichtte met de woorden:
" Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen. Tu es
" Petrus, et super hanc petram aedificabo Ecclesiam meam.
Bezig met al dat werk had Don Bosco steeds de aankoop voor de geest
van het terrein uit zijn dromen, het terrein dat eigendom geworden was
van de Rosminianen, en hij beantwoordde aldus een brief, geschreven door
de Heer Don Gilardi:
"
Mijn waarde Heer Don Carlo,
"
"
Ik verzoek U me bij Pater generaal te verontschuldigen voor

45.9 Page 449

▲back to top
- V/445 -
" mijn nalatigheid dat ik hem niet ben komen opzoeken. Ik ben een
" poosje buiten de stad geweest om voor iemand in te vallen die retraite
" moest geven. Daarna is gedurende een tiental dagen mijn gezond-
" heidstoestand niet te best geweest, en dat had tot gevolg dat ik niet
" met Ridder Cotta heb kunnen spreken over het terrein waarvan sprake was.
" Ik zeg dit om mijn schuld te belijden en verschoning te vragen, be-
" reid de penitentie te ondergaan. We spreken niet meer over het ge-
" maakte plan, daar Pater Generaal al anders beschikt heeft over dat
" terrein, maar wanneer het tot verkoop mocht komen, en er een beslis-
" send bod mocht gedaan worden, zou ik dat heel gaarne willen weten,
" om te trachten met de hulp van de goddelijke Voorzienigheid het no-
" dige te vinden om het terrein te kopen dat ik zo graag zou willen
" hebben. Maar ik moet me nu echter inhouden en de Heer niet verzoe-
" ken daar er geen besliste noodzaak is. Ik moet u echter zeggen, dat
" het thans het meest ongunstige ogenblik is om tot verkoop van het
" terrein over te gaan. Een grote hoeveelheid arbeiders die hun krach-
" ten inspanden voor de kloosters van paters en zusters, en voor de
" kerken en pastorieën, zijn zonder werk met als gevolg stilstand in
" de handel en de noodzaak om zich naar elders te begeven en de huizen
" leeg achter te laten. Dat schijnen wel de werkelijke motieven te
" zijn waarom de bouwwerken zijn stopgezet.
"
Wat nu de tweehonderd fr. betreft per tavola die twee of drie
" jaar geleden geboden werden, meen ik u gezegd te hebben hoe de zaak
" verliep. Het aanbod werd gedaan; ik nam op me het U mee te delen;
" de ander beloofde mij te antwoorden en ik zag hem niet meer.
"
Voor het overige heb ik nog steeds twee flinke armen, een
" gezonde maag maar ben ik te zwak om te werken; maar met wat ik nog
" kan verklaar ik me bereid nu en altijd mij geheel te geven voor het
" Liefdadigheidsinstituut.
"
Groet Pater-Generaal van mij, en beveel mij aan in zijn god-
" vruchtige gebeden; ik verblijf in de Heer,
"
" Turijn, 25 augustus 1857
"
Uw gehoorzaamste dienaar,
"
Giov. Bosco, priester.

45.10 Page 450

▲back to top
- V/446 -
H O O F D S T U K LVIII
ONZE-LIEVE-VROUW EN EEN ZIEKE JONGEN - DE DROOM VAN
DE BRODEN - EEN LEERLING LEGT VOOR DON BOSCO ZIJN
GEDACHTEN BLOOT - TWEE GENEZINGEN - DE ANGST VOOR HET
VAGEVUUR OVERPEINZINGEN OVER MIRAKELEN.
De ijver waarmee Don Bosco de eer van God nastreefde leidde tot
grote dankbaarheid van de Koningin der engelen, die, zoals al opgemerkt,
hem voortdurend hulp verleende, niet alleen door de ontwikkeling van zijn
Instituut, maar eveneens, en op voelbare wijze, in de leiding en heiliging
van zijn beminde leerlingen. Hij ontving van de Heer die talloze genaden,
waarmee wij hem de gelovigen zullen zien overstelpen die hun toevlucht tot
zijn smeekbeden en zegeningen nemen. Voor het ogenblik beperken we ons tot
de wonderbaarlijke dingen die ongeveer in die maanden voorvielen, en we
vertellen ze met dezelfde woorden als waarmee gezagvolle getuigen er uit-
drukking aan gaven.
Op de vooravond van Maria Geboorte was de jonge student Zucca in het
Oratorio ziek van de koorts, hij lag te bed op de slaapzaal van zijn afde-
ling. Plots verscheen de heilige Maagd naast hem, onbeschrijflijk bemin-
nelijk en vol majesteit, en Zij zei hem: "Ik ben gekomen omdat ik veel van
dit huis houd; ik zal je zeggen wat ik van elk van jullie zou willen, en
jij moet het in vertrouwen vertellen aan elk van je kameraden en vooral aan
die van deze afdeling." - Eerst gaf Ze de zieke jongen enkele raadgevingen,
daarna liep Zij langzaam door de zaal en terwijl Zij aan het voeteneind van
elk bed staan bleef, zei Ze, doelende op de jongen die gewoon was daar te
rusten: "Aan hem moet je dit en dat zeggen." - Op een bepaald punt geko-
men, wees zij naar het bed van de jonge Gastaldi, en vervolgde: "Die hier
moet je uit mijn naam aanraden dadelijk te gaan biechten, want hij heeft
sinds Pasen de Sacramenten niet meer ontvangen."
Teruggekomen bij het bed van Zucca, vervolgde Zij: "Zeg tegen Don
Bosco intussen dit en dat. Je meester moet je namens mij deze mededeling
doen." - En op die manier zei Ze hem wat hij aan iedereen in huis moest
doorgeven. Daarna verdween Zij.
Van dit eerste gedeelte van ons verhaal kon alleen de bevoorrechte
jongen getuigenis afleggen, maar van wat er daarna gebeurde was heel de
gemeenschap getuige, dat wil zeggen ongeveer tweehonderd personen.
De zieke was van dat ogenblik af volkomen genezen, maar daar de
avond al ver gevorderd was, stond hij niet op. In plaats daarvan liet hij
zijn kameraden van de afdeling roepen, die recreatie hadden, en hij
li et h un zeggen dat hij hun iets belangrijks had mee te delen. Zijn kameraden

46 Pages 451-460

▲back to top

46.1 Page 451

▲back to top
- V/447 -
kwamen naar boven en bleven op enige afstand van zijn bed staan terwijl hij
de een na de ander van hen naderbij liet komen en fluisterend zei wat voor
elk bestemd was. Zijn gezicht stond ernstig, het had een uitdrukking van
gezag, die indruk maakte en een contrast vormde met zijn kinderlijk ge-
laat. De jongens bewaarden het stilzwijgen in zijn bijzijn, bijna verbluft en
eerbiedig.
Toen hij klaar was zei hij luidop: "En nu moet ik met Gastaldi praten!"
Gastaldi was niet gekomen, een kameraad ging hem halen en bracht
hem bij het bed van Zucca; deze deelde hem de boodschap mee die Onze-Lieve-
Vrouw hem had toevertrouwd.
Op dat ogenblik bevond Don Bosco zich in de sacristie om biecht
te horen. Toen Gastaldi gehoord had wat Onze-Lieve-Vrouw over hem gezegd had,
antwoordde hij hardop: "Goed, ik ga direct!" en hij verliet de zaal om
te gaan biechten. Maar terwijl hij de trappen afdaalde veranderde hij van
mening en dacht: "Dat is een heel verhaal!" Maar omdat hij niet de schijn
wilde aannemen de raad van zijn vriend in de wind te slaan, ging hij
de sacristie binnen, van daar naar de kapel van Onze-Lieve-Vrouw en
daar bleef hij een poosje geknield zitten om de leugen die hij Zucca op
de mouw wilde spelden te vergulden. Daarna ging hij weer naar de slaap-
zaal. Geen van zijn kameraden had een voet verzet om te zien waar hij
heenging. Toen hij de mond wilde openen om te zeggen: "Nu ben ik gerust"...
leek het gezicht van Zucca de uitdrukking van een profeet aan te nemen, hij
kwam in bed overeind en zei in aanwezigheid van allen tegen hem: "Bedrieger!
Je meent zeker dat ik je niet gezien heb? Je hebt dit en dat gedaan." En
hij beschreef tot in de puntjes zijn wandeling, zijn knielen voor het al-
taar van Onze-Lieve-Vrouw, en hernam toen: "Ga terug en pas op geen misbruik
te maken van Gods barmhartigheid. Ga onmiddellijk!"
Gastaldi, volkomen in de war door het gebeurde, durfde niet meer te weer-
streven en met de belofte dat hij zou gaan biechten, ging hij naar bene-
den. Alsof hij zag wat er gebeurde, zei Zucca, met een blik op de deur ge-
richt. "Hij gaat naar beneden... hij is in de galerij... gaat de sacristie
binnen... knielt... nu komt hij bij Don Bosco... nu biecht hij... goed."
Even later keerde Gastaldi opgewekt terug, en hij had geen behoefte
noch tijd om te vertellen wat er gebeurd was, daar Zucca dadelijk tegen hem
zei: "Nu mag je inderdaad gerust zijn: maar pas op dat je braaf blijft, want
Onze-Lieve-Vrouw heeft tegen me gezegd dat je je leven moet veranderen,
anders wordt je straf voorbereid."
De volgende dag was Zucca, tot ieders verbazing, op de speelplaats.
Hij leek die dag wel geïnspireerd; hij ging naar de kameraden, nam hen even
apart, en deelde hun de boodschap van Onze-Lieve-Vrouw mee. Als hij zich verwij-
derde, bleef de betrokken kameraad verslagen achter. Geen enkele durfde te
lachen. Ook aan Don Bosco deelde hij mee wat Onze-Lieve-Vrouw hem had op-
gedragen te zeggen. Hij ging naar zijn geestelijke leider die, zowel door
de achting die zijn leerlingen hem toedroegen als door het gezag dat hij
over hen had, zo was, dat stellig niemand hem een opmerking zou hebben
durven maken. Don Bosco wist nog van niets, en plots was daar dan Zucca,
en toen hij hem hoorde spreken uit naam van Onze-Lieve-Vrouw en zag met
hoeveel gezag hij voor hem stond, voelde hij zich door een zo grote eer-
bied aangegrepen dat hij met geen woord antwoordde. Hij had het gevoel
alsof hij voor een meerdere stond. En de woorden die Zucca tegen hem zei
waren zo kenmerkend dat er zelfs geen sprake kon zijn van een vergissing.

46.2 Page 452

▲back to top
- V/448 -
Gastaldi beterde zich daarna, liet de studie varen, legde zich in het
Oratorio op de drukkunst toe en stierf in 1886 door een beroerte.
Met deze hemelse raadgevingen en vermaningen werd Don Bosco zelf
dikwijls begunstigd, o.a. bij gelegenheid van retraites van de communi-
teit, of als er novenen gehouden werden ter ere van Maria. Don Domenico
Bongiovanni, Don Rua, Mgr. Cagliero vertelden ons wat thans hier volgt:
- "Op een avond vertelde Don Bosco in het openbaar dat hij ons allen in
een droom gezien had, duidelijk verdeeld in vier groepjes terwijl we aan
het eten waren. De jongens van elke groep hadden een ander broodje in de
hand. Sommigen een vers, fijn, lekker broodje, anderen een gewoon wit
brood; enkelen brood met een zwarte korst en tenslotte de laatsten die
brood hadden dat met schimmel en vuil was bedekt. De eerste groep waren de
onschuldigen, de tweede, de braven, de derde, degenen die op het ogenblik
met God in onmin leefden, maar niet verstokt waren in de zonde, de vierde
groep waren zij die wel degelijk verstokt waren in het kwaad en niet van
plan hun leven te veranderen. Toen Don Bosco dat verteld had en ook wat het
gevolg was van dergelijk voedsel, verklaarde hij zich heel goed te herinne-
ren welk brood elk van ons gegeten had, en dat, als we het hem zouden vra-
gen, hij het ons zou zeggen. Velen gingen naar hem toe, en Don Bosco ont-
hulde iedereen afzonderlijk hoe hij hem in zijn droom gezien had. Hij
deed dat met zoveel opmerkingen en bijzonderheden over de toestand van hun
geweten, dat allen er van overtuigd konden zijn dat het geen spelletje was
van zijn fantasie en nog minder een gewaagde veronderstelling. De meest
verborgen geheimen, de in de biecht verzwegen zonden, de onoprechte bedoe-
ling bij bepaalde handelingen, de gevolgen van een weinig voorzichtig ge-
drag, en ook de deugden, de staat van genade, de roeping, alles tenslotte
wat elke ziel betrof, werd onthuld, beschreven of voorspeld. De jongens le-
ken als het ware buiten zichzelf van verbazing nadat ze met Don Bosco ge-
sproken hadden en zeiden met de Samaritaanse: Dixit mihi omnia quaecumque
feci.(1) Deze woorden hebben we ontelbare malen horen herhalen in de loop
van tal van jaren."
Soms maakten de jongens de raad die ze gekregen hadden bekend aan een
intieme vriend; maar Don Bosco sprak over die geheimen met niemand anders dan met
de bepaalde persoon die hem in zijn talrijke geestelijke visioenen werd
aangewezen. Zulke als de bovenbedoelde droom die zich bij diverse gelegen-
heden in verschillende vormen herhaalde, stemden hem wel eens droef bij
het zien van sommige betreurenswaardige taferelen, maar ze gaven hem toch de
verzekering dat een groot aantal van zijn jongens gewoonlijk in Gods genade
leefde.
Daarom hechtte Don Bosco zoveel waarde aan het gebed van zijn jon-
gens, en wanneer er iemand bij hem kwam om de een of andere gunst, ant-
woordde hij op zijn beurt: "Ik zal mijn jongens laten bidden!" Inderdaad
verkrijgt het gebed dat in gemeenschap en hardop gebeden wordt een wonder-
baarlijke uitwerking, die des te groter is naargelang de godsvrucht en de
heiligheid van degene die bidt groter is. In het Oratorio was er steeds
een groot aantal jongens van wie men zonder gevaar van logenstraffing
kon zeggen dat zij door de onschuld van hun zielen even zovele Heilige
Aloysiussen waren, en dat het inwendige leven zich bij hen ontwikkelde met

46.3 Page 453

▲back to top
- V/449 -
verschijnselen van geheimzinnige verlichting.
In datzelfde jaar 1857, bad Don Bosco op zekere dag, bij het op-
dragen van de heilige Mis, vurig tot God, dat Deze zich zou verwaardigen
hem te verlichten en aan te tonen hoe hij te werk moest gaan bij het ver-
wezenlijken van een van zijn plannen. Teruggekeerd in de sacristie legde
hij de gewaden af. Toen kwam de jongen die de Mis bij hem gediend had, naar
hem toe, kuste zijn hand en fluisterde hem toe: "U denkt daar en daar aan,
doe maar zoals u meent dat het moet, het zal goed aflopen." - Don Bosco
verbaasd: "Ja, dat klopt! Maar hoe weet je dat? Wie heeft het je ge-
zegd?" - De jongen raakte verward en stamelde enkele onsamenhangende
woorden, en Don Bosco drong niet verder aan. Verschillende keren stond
Don Bosco voor dergelijke verrassingen, waaruit bleek hoezeer hij en zijn
zonen één van hart waren zodat hun gebeden over en weer een wonderbaarlijke
uitwerking hadden.
Daaraan schreef Don Bosco het resultaat van zijn zegeningen toe.
Giuseppe Reano liet het volgende geschreven getuigenis na: "Een
student, afkomstig uit Ivrea, had een breuk opgelopen tengevolge van een
kronkel in de darm. Dikwijls veroorzaakte die hem ondraaglijke pijn, zodat
hij zich niet staande kon houden, en in bed moest blijven. Op zekere dag
had hij het zo benauwd dat hij geen teken van leven meer gaf. Inderhaast
werd de dokter gehaald, die direct kwam, het nutteloos oordeelde medicij-
nen voor te schrijven, maar vond dat er onmiddellijk operatief moest in-
gegrepen worden. Toen werd Don Bosco gewaarschuwd die, bij het bed van de
zieke gekomen, hem bij zijn naam riep, hem met de hand over het voorhoofd streek
en op fluisterende toon een paar woorden tegen hem zei die de omstanders
niet begrepen. Waarschijnlijk stelde hij hem voor de Heilige Maagd aan te
roepen en haar een belofte te doen, vervolgens stortte hij een kort gebed.
Op dat ogenblik sloeg de jongen eindelijk de ogen op, keek Don Bosco aan
en beantwoordde diens glimlach eveneens met een lachje. Alle pijn was weg
en nog diezelfde dag kwam de jongen uit bed."
De theol. Don Ascanio Savio getuigt nog: "Mijn broer Angelo, Sale-
siaan, ging op zekere dag met Don Bosco mee om een bezoek te brengen
bij een ernstige zieke en toen hij deze zijn zegen gegeven had, zei hij
tegen hem: "Sta nu op en kom aan tafel met de anderen, het is tijd voor
het middageten." - De zieke die dacht dat het hem onmogelijk was op te
staan wist niet goed wat te doen en aarzelde. Maar Don Bosco drong aan en
zei: "Trek je kleren aan en kom eten met de anderen." - Vertrouwend op het
woord van Don Bosco stond de jongen op, kleedde zich en genezen ging hij naar
beneden om in de gemeenschappelijke eetzaal het middagmaal te gebruiken.
"Mijn broer voegde eraan toe: "Ik was erdoor verbluft en dacht mijn
ogen niet te kunnen geloven." - En mijn broer was toch een heel ernstig
iemand die niet gauw geloof hechtte aan buitengewone voorvallen, als de
feiten hem er niet toe dwongen."
Mevrouw Vallauri, een grote weldoenster van het Oratorio, weduwe
van de vooraanstaande dokter in de medicijnen, verzocht Don Bosco, of
hij voor haar van Onze-Lieve-Vrouw de genade wilde afsmeken om nog in dit
leven het vagevuur te mogen ondergaan. De angst die ze onderging bij de gedach-
te aan de pijnen die degene die niet voldoende gelouterd is zou hebben te
ondergaan, alvorens tot de beschouwing van God te kunnen komen vervulde
haar met afschuw en zij kon dat afgrijzen niet overwinnen. Don Bosco be-
loofde het haar, bad, liet de hele gemeenschap bidden, en zie, de brave vrouw

46.4 Page 454

▲back to top
- V/450 -
werd plots door vreselijke pijnen overvallen, die gedurende goed twee jaar aan-
hielden. Toen die over waren, was haar hart van een onwankelbare vrede ver-
vuld: iedere vrees voor het vagevuur was weggewist en zij stierf zonder
ziek te zijn geweest. Don Rua getuigt dat.
De bovengenoemde feiten, de andere die we al verhaald hebben in de
voorafgaande delen, en ook de nog veel wonderbaarlijker gebeurtenissen, die
we in toenemend aantal, bijna tot in het oneindige toe, gedurende de ver-
dere loop van onze gedenkschriften, nog zullen vertellen, herinneren ons
aan een passage, gelezen in een der afleveringen van de Katholieke Lectuur,
over het leven van de Zalige Oringa.
"
Wie wordt niet door bewondering aangegrepen bij het aan-
" schouwen van het overweldigende tafereel van de macht die door God
" aan zijn heiligen wordt verleend! Uitverkoren zonen van de Vader
" die in de hemelen is, delen zij in Zijn macht en regeren samen met
" Hem; en op die wijze tonen zij aan de wereld hoezeer de deugd aange-
" naam is aan de Heer.
"
De taal van het wonder, bij uitstek populair, wordt door allen
" begrepen en met machtige stem roept zij allen toe: "Ziedaar de weg,
" die tot het leven leidt, volgt, o stervelingen, de roemvolle
" voetsporen van de heiligen, zij tonen de weg tot de glorie, de weg
" tot het geluk." Wie zou een zo duidelijke goddelijke oproep durven
" weerstaan?
"
Maar helaas zijn er die medelijdend glimlachen bij het ver-
" halen van zulke wonderbaarlijke gebeurtenissen, die de aureool vor-
" men waarmee God zijn heiligen kroont. Arme verblinden! Zij bemin-
" nen die helden van de heiligheid, bewonderen hun moreel gedrag maar
" trekken toch hun wonderen in twijfel! Zijn de heiligen soms geen
" levende wonderen door hun heldhaftige en volhardende deugdbeoefe-
" ning, die de arme menselijke krachten oneindig te boven gaan? Het
" wonder staat hun niet aan, maar ze zien niet dat het wonder overal
" aanwezig is; het wonder is in de wonderbaarlijke mens, samengesteld
" uit duizend wonderen; het wonder is aanwezig in de natuur, vervuld
" van onverklaarbare verschijnselen, en zal het dan niet aanwezig mo-
" gen zijn in de godsdienst, het centrum van alle wonderen en van alle
" mysteries?
"
"Hoe kan men begrijpen" - zo schrijft baron di Montreuil -
" "dat verstandige en christelijke mensen bevreesd zijn voor het woord
" wonder? Belijden zij dan niet het geloof in één God in drie per-
" sonen, in een God die mens geworden is en door een Maagd in de we-
" reld gekomen? Geloven zij niet, dat deze God-Mens gestorven is en
" na drie dagen weer verrezen? Aanbidden zij diezelfde God niet in
" onze tabernakels en geloven zij misschien niet dat hij op wonder-
" baarlijke wijze uit de hemel nederdaalt op het woord van de pries-
" ter aan het altaar? Weten ze niet dat het water ons herboren doet
" worden door middel van het doopsel, dat de Heilige Geest ons kracht
" verleent in het vormsel, dat de mensgeworden Zoon van God, waarlijk
" God en waarlijk mens, zich met ons verenigt in het allerheiligste
" sacrament, en zoveel andere dingen meer die gezamenlijk de leer
" van de godsdienst vormen? - En dan vrezen zulke christenen de won-
" deren, en willen dat men voorzichtigheid aan de dag legt alvorens
" er geloof aan te hechten en er ruchtbaarheid aan te geven!"
"
"De heiligen", zo vervolgt voornoemde schrijver, "geloofden
" gemakkelijk aan de wonderen, en het is daarom dat zij er deden; zij
" geloofden erin zoals zij ze zagen, en ze probeerden nimmer het be-
" wijs ervoor onder ogen te krijgen."

46.5 Page 455

▲back to top
- V/451 -
H O O F D S T U K LIX
IN CASTELNUOVO - GOEDE ONDERWIJZERS IN DE DEFTIGE
FAMILIES DOOR TOEDOEN VAN DON BOSCO - DE PAUS AANVAARDT
DE "GESCHIEDENIS VAN ITALIË" ALS GESCHENK -
B E Z O E K A A N H E T G R A F V A N DOMENICO SAVIO -
VAN DE BECCHI NAAR TURIJN.
Don Bosco vertrok naar Castelnuovo. De meest uitgelezen bloem van zijn
leerlingen nam hij mee. "Waarom wil je op vakantie gaan?" had hij te-
gen een van hen gezegd. "De vakantie doet de jongens geen goed. Je moeder be-
taalt honderd lire per jaar voor je onderhoud; zie je niet dat het mij dus
beter zou uitkomen als je naar huis ging, in plaats van nog drie maanden
langer in het Oratorio te blijven? Maar mij gaat het welzijn van je ziel
ter harte! Zie zonder meer van de vakantie af!" Tegen anderen had hij
soortgelijke opmerkingen gemaakt en hij had dezelfde uitnodiging tot hen
gericht, en hun gehoorzaamheid werd met deze tocht beloond.
Don Francesco Cerruti schreef: Don Bosco deed dat met de bedoeling,
zijn jongens ontspanning te verschaffen, maar om hen tegelijkertijd van de
zonde af te houden. Ik heb die overtuiging gekregen in zes opeenvolgende
jaren, dat wil zeggen van 1857 tot 1862, waarin ik het geluk had aan deze
tochten deel te nemen, die op zichzelf voldoende waren om de grote zorg aan
te tonen, die Don Bosco voor het geestelijke en tijdelijk welzijn van zijn
jongens aan de dag legde.
"De moeiten die hij zich getroostte om ons op te vrolijken en blij
te stemmen waren ongelooflijk, zoals ook zijn pogingen om te voorkomen dat
wij God zouden beledigen niet te overtreffen waren. Nooit werden de dage-
lijkse gebeden verzuimd, noch het bijwonen van de dagelijkse Mis; het
biechten en communiceren geschiedde even veelvuldig als in het Oratorio,
in welk dorp we ons ook bevonden. - "Beste jongens", zei hij dikwijls
tegen ons, "we hebben maar één ziel; red die en je redt alles."
Toen Don Bosco zijn intrek in de Becchi genomen had, en hij
zijn opgewekt gezelschap meenam op wandelingen door het land, - nu eens
naar de zeer oude kerk van Vesolano, dan weer naar de zwavelbronnen van
Albugnano, naar Capriglio en naar andere dorpen in de buurt, - liet hij
daarom nog niet na zijn priesterlijke bediening uit te oefenen, plannen
te ontwerpen voor nieuwe afleveringen van de Katholieke Lectuur, en brie-
ven te schrijven. In die maanden had hij ook nog een andere taak op zijn
schouders genomen: te zorgen nl. dat de kinderen van enkele vooraanstaan-
de families een repetitor hadden om in de herfst de lessen door te nemen
die zij op school geleerd hadden. Zo bezorgde hij ook aan andere kinderen
bekwame lesgevers en opvoeders op gebied van moraal en godsdienst om hen
te helpen bij de studie en in de voltooiing van hun opvoeding. De ouders wend-

46.6 Page 456

▲back to top
- V/452 -
den zich vol vertrouwen tot hem en lieten een zo belangrijke keuze aan hem
over; en hij moest zoeken, raad geven, bemiddelen, voorstellen doen, ant-
woorden: allemaal werk dat andermaal beslag legde op zijn tijd. Dat was
een van zijn aanhoudende goede werken, waarvan het belang ontgaat aan wie
geen aandachtige toe-schouwer is, maar waarvan het grote persoonlijke en
maatschappelijke voor-deel niet te ontkennen is. Over dergelijke aangele-
genheden onderhield hij zich met baron Feliciano Ricci des Ferres op de
vooravond van het feest van de Heilige Rozenkrans.
3 oktober 1857
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Ingevolge onze besprekingen over een leraar voor uw brave
" jongens, ben ik eens de rij geestelijken nagegaan die ik ken en ik
" zou er op het ogenblik wel een weten, namelijk de eerwaarde heer
" Giuseppe Pesce, die onderpastoor te Mombaruzzo is in het diocees
" Acqui. Ik geloof niet dat het hem aan kennis of bekwaamheid ont-
" breekt om anderen zijn kennis bij te brengen, hij beschikt even-
" wel over geen enkele onderwijsbevoegdheid daar hij nooit iets voor
" het onderwijs gevoeld heeft; hij is ongeveer dertig jaar en van
" voorbeeldig gedrag.
"
Indien U in de zaak een besluit zou willen nemen, zou U
" zich kunnen richten tot mij of tot Don Cafasso van wiens toestem-
" ming U verzekerd kunt zijn.
"
Gaarne maak ik van de gelegenheid gebruik mijn dankbaarheid
" tegenover U uit te spreken en de Heer te bidden om gezondheid en
" genade over U en heel Uw achtenswaardige familie terwijl ik me
" eerbiedig aanbeveel in uw gebeden en verblijf,
"
Uw dw. dienaar,
"
Bosco Giovanni, priester.
Voor de dag van het Rozenkransfeest waren plotseling de muzikanten
en de zangers uit Turijn overgekomen, evenals Domenico Bongiovanni, de fa-
meuze Gianduia (1) van het Oratorio. De bevolking was daar erg blij om,
maar nog veel groter was de blijdschap van Don Bosco vanwege de Paus aan
wie hij een prachtig gebonden exemplaar van zijn Geschiedenis van Italië
ten geschenke gezonden had. Er kwam nl. een brief van Pius IX om hem te be-
danken, een brief die voor hem een kostbaar bezit betekende.
"
Zeer Geachte en Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Aan Paus Pius IX werd, tegelijk met uw eerbiedige brief
" het boek aangeboden dat U geschreven hebt met het doel de jeugd
" een geschiedenis van Italië te bieden, die, zoals U schrijft, door haar
" gelezen kan worden zonder schade voor de godsdienst en voor de goede
(1) Zie deel III blz. 385.

46.7 Page 457

▲back to top
- V/453 -
" zeden. Ten aanzien van dit geschenk kreeg ik van Zijne Heiligheid
" de opdracht U hartelijk te danken, hoewel ernstige bezigheden de
" Paus nog niet in de gelegenheid gesteld hebben het boek zelf te
" lezen. Het moge een blijk zijn van de vaderlijke genegenheid van
" Zijn Heiligheid tegenover U, dat hij U zijn apostolische zegen
" zendt en aan al de jongens die aan uw zorgen zijn toevertrouwd.
"
Met de vervulling van de bij verstrekte opdracht, bied ik
" U de verzekering aan van mijn diepe eerbied en ik wens U Gods beste
" en heilzame zegen.
"
" Rome, 3 oktober 1857
"
Uw nederige en gehoorzame dienaar
"
Domenico Fieramonti
"
Secretaris van Z.H. voor de Latijnse brieven.(1)
De 5de oktober begaven Don Bosco en de jongens zich naar Mondonio,
waar het stoffelijke overschot van Domenico Savio rustte. Zij wilden
niet naar Turijn terugkeren zonder bij zijn graf gebeden te hebben. Ter-
wijl de brave vader van Savio wat te eten voor hen klaarmaakte begaven al-
len zich naar het kerkhof. Uit Turijn hadden ze een krans van wintergroen
meegebracht met de woorden: Aan Domenico Savio, leerling van het Oratorio van
de H. Franciscus van Sales te Turijn, vanwege zijn vrienden. Ze hingen deze krans
aan het eenvoudige kruis en meer dan één had tranen in de ogen. Ze bleven
langdurig geknield bidden en ze zouden nog wel langer op die gezegende
plaats gebleven zijn, indien ze niet zo weinig tijd gehad hadden om nog voor
de avond thuis te komen.
Don Bosco gaf Carlo Tomatis, die in die tijd het schilderen leerde
aan de Albertina-Academie de opdracht, om uit zijn geheugen of met de hulp
van enkele broers van Savio, het beminnelijke gezicht van de geliefde
leerling te schilderen. Tomatis deed dat met veel kennis en liefde.
(1) 111. me ac R.nde D.ne D.ne, Col.me.
Liber cum litteris tuis obsequentissimis dono perlatus fuit ad Pontificem Maximum Pium IX, qui
a te, Ill.me ac R.nde D.ne, exaratus est egregio eo consilio, ut adolescentibus eam Italiae
historiam proponeres, quam cum nullo, ut scribis, religionis sanctissimae ac morum de-
trimento ipsi decurrerent. (Quo de officio jusses ego sum a Sanctitate Sua debitas tibi
persolvere gratias; licet gravissimae Supremi Apostolatus curae et occupationes nequid-
quam sinerïnt, ut Tuum eundem librum Summus idem Pontifex perlegeret. Paternae Eius in Te
charitatis pignus est Apostolica Benedictio, quam auspicem gratiae coelestis ipsi Tibi,
Ill.me ac R.de D.ne, creditisque institutioni Tuae adolescentibus benignissimus idem Pon-
tifex peramanter impertitus est.
Ego interim cum Eius jussa facio, obsequii mei studium impense Tibi profiteor, ac
lata et salutaria omnia enixe precor a Domino.
Tui, Ill.me ac R.nde D.ne,
Dat, Romae die 3 octobris 1857
Humilissimus et Addictissimus Servus
DOMINICUS FIERAMONTI S.mi D.ni N. Secretarius pro Epistolis
Latinis.
lll.mo ac R.ndo D.no Presbytero Joanni Bosco Augustam Taurinorum.

46.8 Page 458

▲back to top
- V/454 -
Nadat de volgende dag de Heilige Mis was opgedragen, werd de kapel
ontruimd en toen alles gereedgemaakt was om naar Turijn te worden terug-
gebracht, begaven de jongens zich na iets gegeten te hebben, tegen negen
uur op weg naar het Oratorio. Een verplichte halteplaats was Buttigliera
d'Asti, omdat de pastoor, Don Vaccarino, Don Bosco en zijn jongens steeds
een dag bij zich wilde hebben. Ook gravin Miglino was heel gesteld op zijn
bezoek, en in de ruime hal van haar groot herenhuis had zij een overvloe-
dige maaltijd voor de reizigers gereedgezet. En daar de goede gravin erg
veel van muziek hield, zorgden de zangers dat ze wat nieuws ten gehore
konden brengen om haar tevreden te stellen en het is daar dat voor de
eerste keer "Signor Demetrio" ten tonele verscheen, een chef-kok met een
prachtige schare van koksmaatjes die gezamenlijk een mooi koor vormden. De
muziek en de tekst waren beide van Carlo Tomatis, de ziel van alle ont-
spanning.
Om twee uur na de middag begaf het gezelschap zich op weg naar Andezze-
no. Daar werd Don Bosco af en toe verwacht door de familie De Maistre, die
daar in een landhuis woonde dat de Fruitmand heette. Het waren vooraan-
staande weldoeners en ze hadden een bijdrage toegezegd, mits hij ze per-
soonlijk kwam halen. Don Bosco nam dus afscheid van zijn jongens die hem
ongaarne achterlieten, al beloofde hij ook dat hij de volgende dag
naar Turijn zou komen. Toen knielden zij op de openbare weg en hij gaf hun
zijn zegen. De jongens kusten hem de hand en vervolgden hun weg naar Tu-
rijn, en hij begaf zich naar Castello, waar de familie hem met grote blijd-
schap en eerbied tegemoetkwam.
De volgende dag vergezelde de edele familie Don Bosco een heel eind-
weegs in de richting van Chieri, en hij bereikte samen met een paar leer-
lingen die hij bij zich gehouden had, tegen de avond het Oratorio. Met handge-
klap en hoerageroep liepen alle jongens hem tegemoet, en voordat hij naar
boven naar zijn kamer ging, richtte hij het woord tot hen, zei dat het
hem plezier deed dat ze een goede reis gehad hadden en sprak er zijn blijd-
schap over uit dat zij zich onderweg ware zonen van het Oratorio getoond
hadden, en beval hun aan op het feest van het Moederschap van Maria, de
Heilige Maagd te danken voor de gunsten die zij in deze vakantie van
haar verkregen hadden.
Don Bosco hervatte zijn gewone bezigheden en begon nieuwe preken
voor te bereiden en weer biecht te horen, zoals we zullen zien en op 13
oktober schreef hij een briefje aan graaf Pius:
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Pas teruggekeerd van de Noveen van de Allerheiligste Rozen-
" krans in Castelnuovo tref ik hier Uw gewaardeerd schrijven aan en
" terwijl ik dit lees wordt mij een tweede brief ter hand gesteld.
"
U hebt goed gehandeld. Het volgende jaar hoop ik het Octaaf
" van Allerheiligen te gaan vieren. Ik ben erg getroffen door het
" nieuws over de ziekte van Don Chiansello; ik bid God en laat tot
" Hem bidden dat Hij hem voor ons behoude; doch in alle geval zij de wil

46.9 Page 459

▲back to top
- V/455 -
" des Heren steeds gezegend.
"
God schenke U en heel uw familie gezondheid en genade, en U
" allen eerbiedig groetend, verblijf ik met dankbaarheid,
"
"
Uw dw. dn.
"
"
Bosco Gio. priester.

46.10 Page 460

▲back to top
- V/456 -
H O O F D S T U K LX
OPNEMING VAN LEERLINGEN IN HET ORATORIO - LOFREDE OP
DON BOSCO - MICHIEL MAGONE - EEN JONGEN OPGEBRACHT
DOOR DE POLITIE - DE BELASTINGAMBTENAAR.
Met de jongens die van vakantie naar het Oratorio terugkeerden
kwamen ook de nieuw aangenomenen en bij enkelen van hen zullen we even
stil blijven staan om de naastenliefde van Don Bosco nog beter te doen
uitkomen. De eerste die we ons herinneren was de student Giacinto Balle-
sio, thans doctor in de theologie, kanunnik en pastoor van de belangrij-
ke collegiale kerk van Maria della Scala, Pastoor-deken in Moncalieri,
van wie we het getuigenis al vaker aangehaald hebben. Hij verklaarde:
- "Ik heb de dienaar Gods in de herfst van 1857 leren kennen, toen
ik me bij hem kwam aanbieden om in het Oratorio te worden opgenomen. Dat
eerste gesprek werd voor Don Bosco en voor mij het beginpunt van de gees-
telijke vriendschap en mijn kinderlijk vertrouwen in hem, die bestendigd bleven
en toenam gedurende mijn achtjarig verblijf in het Oratorio, en ook toen ik
dat al verlaten had. De indruk van dat eerste gesprek was voor mij een ware
gebeurtenis en ik vergat het nooit meer. Ook Don Bosco herinnerde me ver-
schillende keren aan die ontmoeting, zelfs nog in de laatste jaren van zijn
leven.
"Het was opvallend hoe Don Bosco de genegenheid van de jongens wist
te winnen, als van zonen tegenover hun vader, een genegenheid die bestond
uit aanhankelijkheid, erkentelijkheid en vertrouwen, tegenover iemand die
voor ons het gezag was, het toonbeeld van goedheid en van christelijke
volmaaktheid.
"In die jaren van 1857 tot 1860 waarin Don Bosco steeds bij ons
kwam, hadden we nog geen andere huizen. In het Oratorio heerste een famili-
ale sfeer, waarin de liefde tot Don Bosco, het verlangen hem aangenaam te
zijn onder ons de mooiste deugden tot bloei brachten." En hij herhaalde in
zijn toespraak "Innerlijk Leven" van Don Bosco:
"Don Bosco, zijn leven en zijn werken zijn de geschiedenis ingegaan,
in prachtige en stralende bladzijden die de toekomst zullen zeggen dat hij
een halve eeuw lang de apostel van het goede was... Wat de geschiedenis
nauwelijks in staat zal zijn te zeggen, wat zij niet goed tot begrip zal
kunnen brengen is zijn innerlijk leven, zijn voortdurend offer, rustig,
beminnelijk, onwankelbaar en heldhaftig; zijn zorgzaamheid en zijn
grote liefde voor ons, zijn zonen; het vertrouwen, de achting, de eer-
bied, de genegenheid die hij ons inboezemde, het grote gezag, de eigen-
schappen van een heilige en van een geleerde, die wij hem toekenden, het
model als het ware het ideaal van zedelijke volmaaktheid. Och, de geschiedenis

47 Pages 461-470

▲back to top

47.1 Page 461

▲back to top
- V/457 -
zal moeilijk kunnen uitbeelden en de mensen doen begrijpen en geloven met
welke zachtmoedigheid hij ons hart vervulde door één woord van hem, door
een blik of een teken! Men moet dat gezien, men moet dat ondervonden heb-
ben! Het leven der heiligen ook in de best geschreven boeken verliest aan
betovering die het op de tijdgenoten en op vertrouwelingen uitoefende. Het
tintelende van hun gesprekken en van hun deugden vervluchtigt in de ruimte der
tijden. Maar wij hebben hem gezien, wij hebben Don Bosco gehoord. Zijn werk
dat nog beperkt was tot dit Oratorio deed toen de kracht van zijn invloed
nog dieper gevoelen. Toen hij nog vol was van energie, van geestkracht en
vol grote genegenheid, was hij alles voor ons, steeds was hij bij ons.
Zie hem 's morgens heel vroeg al met zijn zonen. Hij hoort hun biecht,
draagt de Mis voor hen op, deelt hun de communie uit. Hij is nooit alleen,
hij heeft geen ogenblik voor zichzelf: zijn tijd is of voor de jongens, of voor
de tallozen die hem voortdurend in de sacristie belegeren, onder de bogen-
galerij, op de speelplaats, in de refter, op de trappen, in zijn ka-
mer. Zo gaat het van 's morgens, de hele dag door en 's avonds nog.
Vandaag, morgen, en altijd. Met al zijn aandacht bij allen, kent hij de
honderden van zijn jongens en noemt hen bij de naam. Hij vraagt, geeft
raad en beveelt. Hij alleen onderhoudt een correspondentie, die vele ande-
ren handen vol werk zou verschaffen. Hij alleen denkt aan en voorziet in de
materiële en morele behoeften van het Oratorio."
Een ander geval, waarin een nieuweling werd aangenomen, zullen we
met de woorden van Don Bosco zelf beschrijven.
"Op een avond in de herfst keerde ik terug van Sommariva del Bosco
en, in Carmagnola aangekomen, moest ik meer dan een uur wachten op de trein
naar Turijn. Het sloeg al zeven uur, het was bewolkt weer, een dichte nevel
ging over in een fijne regen. Al die omstandigheden droegen ertoe bij dat
de duisternis zo dicht werd, dat men op een stap afstand geen levende ziel
meer zou hebben kunnen herkennen. Het sombere licht van het station
wierp een bleek schijnsel om zich heen dat zich op geringe afstand van het
perron in de duisternis verloor. Alleen een troepje spelende jongens trok
de aandacht, of beter gezegd: met hun groot lawaai verdoofden ze de oren van de
toeschouwers. "Wacht", "pak hem", "loop", "met die hier", "houd die ander"
waren de uitroepen die de gedachten van de reizigers vervulden. Maar te
midden van dat geschreeuw trok een stem de aandacht die duidelijk boven al
de andere uitklonk. Het was als het ware de stem van een kapitein die zich
tot al de kameraden richtte en door allen, als gaf hij een ernstig bevel,
werd gehoorzaamd. Al gauw voelde ik het verlangen in me opkomen degene te
kennen die zo kranig en behendig temidden van al die herrie het spel wist
te regelen. Ik maak gebruik van de omstandigheid dat allen zich rond degene
geschaard hebben die hun leider schijnt te zijn; met twee sprongen sta ik
tussen hen in. Allen slaan op de vlucht alsof ze bang zijn; een slechts
blijft staan; hij komt op me toe en terwijl hij de handen in de zij zet,
zegt hij op gebiedende toon:
"Wat hebt u zich met ons spel te bemoeien, wie bent U?"
- "Ik ben een vriend van je."
"Wat wilt u van ons?"
- "Ik wil, als jullie het goed vinden, een beetje met jou en je ka-
meraden spelen."
- "Maar wie bent u, ik ken u niet?"

47.2 Page 462

▲back to top
- V/458 -
- "Nog eens, ik ben een vriend van je; ik wil me een beetje ont-
spannen met jou en je kameraden. Wie ben jij?"
- "Ik? Wie ik ben? Ik ben", voegde hij er met een ernstige en sonore
stem aan toe, Michiel Magone, generaal van het spel."
Terwijl we zo stonden te praten, kwamen de andere jongens, die in
paniek uiteengestoven waren, een voor een weer bij ons terug en troep-
en om ons samen. Na de inhoud van ons gesprek terloops aan de anderen te
hebben meegedeeld, richtte ik me weer tot Magone en vervolgde:
- "Mijn beste Magone, hoe oud ben jij?"
"Ik ben dertien jaar."
"Ga je al biechten?"
"0, jawel", antwoordde hij lachend.
"Ben je ook al tot de heilige Communie toegelaten?"
"Jazeker, ik ben toegelaten en al gegaan ook."
"Heb je een beroep geleerd?"
"Ik heb geleerd niets te doen."
"Wat heb je tot nu toe gedaan?"
- "Ik ben naar school gegaan."
- "In welke klas ben je?"
- "De derde."
"Leeft je vader nog?"
- "Nee, mijn vader is al dood."
"En je moeder, heb je die nog?"
- "Jawel, mijn moeder leeft nog en werkt bij andere mensen en doet
wat ze kan om te zorgen voor eten voor mij en mijn broers die haar
voortdurend tot wanhoop drijven."
"Wat wil je later gaan doen?"
- "Ik moet iets gaan doen, maar ik weet niet wat."
Die openhartige uitdrukking, gepaard met een ordelijk en van gezond
verstand getuigende manier van spreken, deed mij beseffen dat deze jongen
in grote gevaren verkeerde als hij in deze ontredderde toestand gelaten
werd. Van de andere kant kwam het me voor dat, als dit ondernemende karak-
ter geleid zou worden, het heel goede resultaten zou kunnen bereiken; daarom
hervatte ik het gesprek aldus:
- "Beste Magone, zou je dit straatleven niet willen verlaten en je
erop toeleggen een of ander beroep of vak te leren, ofwel door te gaan met
studeren?"
"Wel zeker, of ik dat zou willen", antwoordde hij ontroerd; "dit le-
ventje van verschoppeling bevalt me niet erg; een paar van mijn kamera-
den zitten al in de gevangenis; ik ben intussen bang voor mezelf; maar
wat moet ik doen? Mijn vader is dood, mijn moeder is arm; wie zal me helpen?"

47.3 Page 463

▲back to top
- V/459 -
- "Vanavond moet je eens goed bidden tot onze Vader die in de hemel
is; vraag maar wat je hart je ingeeft, vertrouw op Hem. Hij zal zorgen voor
mij, voor jou en voor iedereen."
Op dat ogenblik liet de stationsklok haar laatste slagen horen, en
ik moest overijld vertrekken. - "Hier, pak aan", zei ik tegen hem, neem
deze medaille, ga morgen naar Don Ariccio je kapelaan; zeg tegen hem dat de
priester die ze je gegeven heeft inlichtingen wil hebben over je gedrag."
Hij nam de medaille eerbiedig aan. "Maar hoe heet u, uit welk dorp
komt u? Kent Don Ariccio u?" Al die vragen begon de arme Magone op me af
te vuren, maar ik zou hem met geen mogelijkheid meer hebben kunnen ant-
woorden daar de trein binnenreed en ik in de trein moest stappen om te
maken dat ik in Turijn kwam.
Nieuwsgierig om te weten wie de priester was met wie hij gesproken
had, begaf de jongen zich onmiddellijk naar kanunnik Don Ariccio en ver-
telde hem met nadruk wat hij allemaal gehoord had. De kapelaan begreep over wie
het ging en de volgende dag schreef hij me de gevraagde inlichtingen . Magone,
zo schreef hij, heeft een buitengewoon goed verstand, hij is wispelturig, on-
oplettend, een rustverstoorder in kerk en school, hij weet zich slecht te
beheersen, maar is goed van inborst en gedraagt zich eenvoudig. De brief van
aanneming werd dus aan Magone gezonden.
"Een paar dagen later zie ik hem voor me verschijnen. "Hier ben ik",
zei hij, terwijl hij me tegemoet kwam, "hier ben ik, ik ben die Michiel Ma-
gone, die u ontmoet hebt op het station in Carmagnola."
"Ik weet alles, beste jongen; ben je graag gekomen?"
"Ja, natuurlijk, het ontbreekt me niet aan goede wil."
"Als je van goede wil bent, zou ik je willen aanraden niet het
hele huis hier op zijn kop te zetten."
"0, weest u maar niet bang, ik zal het u niet lastig maken. Tot
nu toe heb ik me slecht gedragen; maar in de toekomst wil ik dat niet meer.
Twee van mijn makkers zitten al in de gevangenis en ik..."
"Houd maar goede moed; zeg me alleen maar eens of je liever wil stu-
deren of een vak leren?"
"Ik wil graag doen wat u wilt, maar als u me de keus laat, zou ik
liever willen studeren."
"Gesteld dat je je op de studie toelegt, wat ben je dan van plan
te gaan doen als je klaar bent met je studie?"
"Als een deugniet..." zei hij en boog toen het hoofd en lachte.
- "Ga toch door, wat wil je zeggen, "als een deugniet..."?
- "Als een deugniet braaf genoeg zou kunnen worden om nog eens
priester te worden, dan zou ik wel graag priester willen worden."
- "Dan zullen we dus moeten zien waartoe een deugniet in staat is.
Begin met je studie; of je dan priester wordt of wat anders, dat zal af-
hangen van je vordering in de studie, van je goed gedrag en van de teke-
nen die je zult geven van werkelijk tot de geestelijke staat geroepen te zijn."
"Als de inspanningen van een goede wil ergens toe kunnen leiden,

47.4 Page 464

▲back to top
- V/460 -
verzeker ik u dat u niet ontevreden over me zult hoeven te zijn."
Magone werd voorgesteld aan de prefect, Don Alasonatti, en zon-
der dat hij er erg in had werd hem een oudere kameraad van onbesproken
gedrag uit het huis aangewezen die als een engelbewaarder voor hem
was en hem nooit uit het oog verloor. Zo was het gebruik in het Ora-
torio als er enkele nieuwe leerlingen werden aangenomen van verdachte
moraliteit of die men niet voldoende kende, om hen bij te staan en zo no-
dig op te voeden. De vriend van Magone had telkens een opmerking te ma-
ken. "Met dat gesprek moet je niet doorgaan, dat is verkeerd. Dat woord
moet je niet gebruiken, de naam van God moet je niet zonder reden gebrui-
ken. Niet zo heftig te keer gaan als je met je kameraden spreekt." Hoewel
men bij hem dikwijls het ongeduld van zijn gezicht kon aflezen, ant-
woordde Magone met niets anders dan: "Mooi zo, goed dat je me waarschuwt."
Hij deed zijn best om zichzelf te verbeteren, hij was stipt op school, bij de
studie en bij het bidden.
Een maand lang had hij zich gedurende de recreatie op een harts-
tochtelijke manier aan het spel overgegeven, en vooral aan die spelletjes die
persoonlijke behendigheid eisten, totdat men hem op een gegeven ogenblik
niet meer zag lachen. Hij werd somber, het spelen begon hem moeilijk te
vallen; hij trok zich in een of ander hoekje terug en piekerde en peins-
de en soms weende hij. Het zien van zijn kameraden die op feestdagen tot de
sacramenten naderden, bepaalde preken en toespraken hadden een diepe in-
druk op hem gemaakt; hij voelde zich erg ongerust en had behoefte om te
biechten maar kon niet tot een besluit komen.
"Ik wilde er achter komen wat er met hem aan de hand was; daarom
liet ik hem op een goede dag roepen en sprak hem aldus toe:
- "Beste Magone, ik zou graag hebben dat je me een plezier deed,
maar ik wil geen weigering horen."
"Zegt u het maar", antwoordde hij dapper, "zegt u het maar, ik
wil alles doen wat u me opdraagt."
"Ik zou graag willen dat je me een ogenblik baas liet zijn over
je hart en me de redenen vertelde van de neerslachtigheid die je al enke-
le dagen terneer drukt?"
- "Ja, het is waar wat u zegt, maar... maar ik ben wanhopig en weet
niet wat te doen." - Toen hij dat gezegd had, barstte hij in snikken
uit. Ik liet hem een beetje op zijn verhaal komen. Toen zei ik
schertsend; "Nou, nou! Jij bent immers de generaal van de hele bende van
Carmagnola? Een mooie generaal ben jij! je bent niet eens in staat onder
woorden te brengen wat je dwarszit?"
- "Ik wil het wel doen, maar ik weet niet hoe ik moet beginnen; ik
weet me niet uit te drukken."
"Zeg me maar één woord, de rest zal ik wel zeggen."
-
"Ik zit met mijn geweten in de knoop."
"Daar heb ik genoeg aan; ik heb alles begrepen. Het was nodig dat
je me dat zei, wilde ik de rest kunnen zeggen. Ik wil nu niet verder op gewe-
tenszaken ingaan; ik zal je alleen aanwijzingen geven om alles weer in or-
de te maken. Luister dus: als de dingen, die je geweten bezwaren, in het
verleden gebeurd zijn, bereid je er dan alleen op voor een goede biecht
te spreken waarbij je uiteenzet wat je voor verkeerds gedaan hebt, sinds je

47.5 Page 465

▲back to top
- V/461 -
het laatst gebiecht hebt. Als je uit vrees of om een andere reden vergeten
hebt dingen te biechten, of als je weet dat het bij een van je biechten aan
de noodzakelijke voorwaarden ontbroken heeft, in dat geval ga je uit van de
laatste biecht die je weet dat goed geweest is en biecht alles wat je op je
geweten hebt."
"Dat is juist mijn moeilijkheid. Hoe kan ik me alles herinneren van
wat er verschillende jaren achtereen gebeurd is?"
- "Dat alles kun je gemakkelijk in orde brengen. Zeg gewoon tegen je
biechtvader dat je iets van je verleden te herzien hebt; dan zal hij je wel
leiden zodat je niets anders dan ja of neen hoeft te zeggen, of hoeveel
malen het een of ander gebeurd is."
Door die woorden voelde de jongen zich zo bemoedigd, dat hij nog de-
zelfde avond niet naar bed wilde gaan voor hij eerst had gebiecht; en
daarna, toen de biechtvader hem de verzekering had gegeven dat God hem van
alle schuld ontslagen had, riep hij uit: - "0, wat voel ik me nu geluk-
kig!" - En schreiend van vreugde begaf hij zich te ruste. Van dat ogenblik
af werd hij een heel andere jongen, en naargelang hij vaker de sacramenten
ontving, zag men de genade steeds meer in hem triomferen. Waar hij de
grootste moeite mee had was het beteugelen van zijn aangeboren heftigheid,
die hem niet zelden tot ongewilde uitvallen van woede brachten maar hij
slaagde er toch al spoedig in zichzelf te overwinnen en zelfs de vrede-
stichter onder zijn kameraden te worden." Tot zover Don Bosco.
Hoe heftig van aard hij was blijkt uit het volgende feit.
Toen hij op een dag Don Bosco vergezelde naar de stad Turijn, kwam
hij midden op de piazza Castello, waar hij een kwajongen Gods heilige naam
in een vloek hoorde gebruiken. Bij die woorden was het alsof hij buiten
zichzelf geraakte, zonder te denken aan de plaats waar hij zich bevond
en op geen gevaar lettend, vloog hij met een paar sprongen op de vloekende
jongen af en gaf hem een paar flinke draaien om de oren terwijl hij zei: -
"Is dat de manier om de heilige naam van God te gebruiken?" Maar de
vlegel die groter was dan hij, wierp zich, zonder zich iets aan te trekken
van de terechtwijzing, geprikkeld door de spot van zijn metgezellen, door
de publieke belediging en ook door het bloed dat hem overvloedig uit de
neus stroomde, woedend op Magone; en nu regende het trappen, slagen en
stompen dat geen van beiden nog tijd had om adem te halen. Gelukkig kwam
Don Bosco toelopen en toen hij zich tussen de twee vechtende partijen had
opgesteld, slaagde hij er niet zonder moeite in de vrede tot wederzijdse
voldoening te herstellen. Toen Michiel zichzelf weer meester was, drong het
tot hem door hoe onvoorzichtig hij te werk gegaan was door op een derge-
lijke onbezonnen wijze iemand tot betere gedachten te willen brengen.
Het speet hem dat hij zich zo had laten meesleuren en verzekerde dat hij
in de toekomst voorzichtiger zou zijn, door zich te beperken tot een
vriendschappelijke terechtwijzing.
Over een derde jongen is ons met het volgende een karakteristiek
nagelaten door Pietro Enria: "Het geduld dat Don Bosco tegenover zijn zonen aan
de dag legde was bijzonder groot, en tegenover de ongelukkigsten nog het
meest. In 1857 nam hij in het Oratorio een jongen op van wie ik me de naam
niet meer herinner. De stedelijke politie had hem verlaten in een hoekje
van de piazza Castello gevonden, geheel verkleumd van de kou. Na een paar dagen

47.6 Page 466

▲back to top
- V/462 -
ging Don Bosco zelf met hem in Turijn naar een smid, een oprecht christen,
in wiens zorgen hij de jongen aanbeval, wat gaarne werd aangenomen. Ongeveer
twee weken lang gedroeg de jongen zich uitstekend, maar daarna zag zijn
baas zich verplicht hem wegens zijn ongezeglijkheid te ontslaan. Don Bosco
bewaarde zijn geduld en ging met de jongen naar een andere baas; maar ook
deze moest de jongen na nauwelijks een week de deur wijzen. Zo ging Don
Bosco voort hem in verschillende werkplaatsen aan te bevelen, wel ongeveer
twee jaar lang, en men kan gerust zeggen dat alle bazen van de werk-
plaatsen in de stad door die lastige jongen het geduld hadden verloren.
"Toen hij door de laatste patroon aan de deur gezet werd, keerde
hij naar het Oratorio terug en ging rechtstreeks de refter binnen waar
Don Bosco bezig was met zijn middagmaal en zei tegen hem dat zijn baas hem
niet langer meer wilde hebben en dat Don Bosco daarom een andere voor hem
moest zoeken. Don Bosco antwoordde hem: "Nu moet je even geduld heb-
ben. Wacht tot ik klaar ben met eten, dan zullen we praten. Heb jij al
gegeten?" - "Jawel", antwoordde de jongen. - "Wacht dan maar even op me",
vervolgde Don Bosco. - Maar de jongen drong ongeduldig aan en riep uit:
"Ik wil dat u onmiddellijk komt." - Ondanks dat brutale aandringen, zei
Don Bosco toen heel rustig tegen hem: "Zie je niet in dat er niemand meer
is die je nog in zijn werkplaats wil hebben, omdat je iedereen tot wan-
hoop brengt? Zie je niet hoeveel bazen je al wild gemaakt hebt? Als je op
die manier doorgaat zul je nooit in staat zijn ook maar een korst brood te
verdienen."
Geërgerd liep de jongen de refter uit en na een poosje ging hij weg,
zonder iemand iets te zeggen, en keerde niet meer naar het Oratorio terug.
Hij probeerde zo goed en zo kwaad als het ging aan de kost te komen: werd
bediende in een café, werd soldaat, en oefende daarna nog verschillende
andere beroepen uit, zwervend door de wereld. Tenslotte in Turijn terugge-
keerd werd hij ziek, en toen na enkele dagen zijn toestand beter was, be-
gaf hij zich naar het Oratorio, liet zich bij Don Bosco aandienen en vroeg
hem vergiffenis voor de last die hij hem had aangedaan. Blij hem na zoveel
jaren terug te zien, stelde Don Bosco hem gerust, verzekerde hem dat hij
hem nog altijd genegen was en dat hij altijd voor hem had gebeden. Hij
voegde er nog aan toe: "Kijk, het Oratorio is steeds je huis. Als je beter
bent en je wilt komen, Don Bosco is te allen tijde je goede vriend,
di e niets anders zoekt dan de zaligheid van je ziel."
De jongen dankte Don Bosco schreiend en zei: "Ik ga nu terug naar
het ziekenhuis en als God wil dat ik genees, zal ik hier terugkeren om het
verkeerde wat ik gedaan heb goed te maken door een onberispelijk gedrag."
Don Bosco zegende hem en dat was de laatste zegen die deze jongen
van hem kreeg. Hij leefde nog enkele weken en stierf toen gelaten en vol
berouw over zijn fouten een goede dood." - Dat werd mij door de jongen
zelf verteld, toen hij uit het ziekenhuis naar het Oratorio was gekomen.
Terwijl Don Bosco volkomen in beslag genomen werd door het opnemen
van nieuwe jongens, liet de regering een onderzoek instellen naar alle Liefda-
digheidsinrichtingen, daar zij concrete gegevens wilde bezitten omtrent
hun stichting, hun doel, hun inkomsten, de schenkingen en het aantal onder-
steunde personen. Twee maanden tevoren had Don Bosco van de Intendant-
generaal van de secretarie van Turijn het volgende schrijven ontvangen:

47.7 Page 467

▲back to top
- V/463 -
"
No. 1534
"
Turijn, 28 augustus 1857
"
Teneinde een door de Minister van Binnenlandse Zaken gevraagde
" volledige en uitvoerige statistiek op te maken van de Instellingen
" van Liefdadigheid, verzoekt ondergetekende de Heer President van Uw
" Liefdadigheidsinstituut (Don Bosco), zo nauwkeurig mogelijk de hier-
" bijgevoegde tabellen te willen invullen, voorzien van alle opmerkin-
" gen die hij geschikt acht om een juist beeld te geven van het wezen
" van het Instituut in de jaren waarop de tabellen betrekking hebben
" met aanduiding van de middelen waardoor het Instituut in stand ge-
" houden wordt.
"
"
De intendant-generaal
"
FARCITO
Don Bosco had gewacht met het beantwoorden van deze circulaire omdat
hij eerst wilde weten wat de motieven van dat onderzoek waren, aangezien
de ervaring hem geleerd had, dat er meestal fiscale oogmerken achter
schuilgingen. Van de andere kant was het Oratorio niet als Inrichting van
Liefdadigheid erkend.
Plots ontving hij een tweede brief van de intendant-generaal.
"
No. 2021
"
Turijn, 26 oktober 1857
"
"
Al enige tijd geleden heeft ondergetekende zich tot de
" Heer Directeur van Uw Inrichting van Liefdadigheid gericht met het
" verzoek om enkele statistische gegevens, die moeten dienen om in
" een algemeen werk met betrekking tot al de Inrichtingen van Liefda-
" digheid in de Provincie te worden opgenomen.
"
Daar deze gegevens nog steeds niet ontvangen zijn, hernieuwt
" ondergetekende zijn verzoek om hem de verlangde gegevens te doen
" toekomen ofwel hem mede te delen welke bezwaren U ertegen aanvoert.
"
Overtuigd van Uw medewerking, en U bij voorbaat dankend,
"
"
De intendant-generaal
"
FARCITO
Don Bosco gaf Don Alasonatti opdracht het antwoord te geven.
" Hooggeachte Heer,
"
"
Hierbij zend ik U de formulieren terug die U zo goed was ons
" te doen toekomen, en terugvroeg in uw brief van 28 augustus en 26
" oktober jl. De toezending is zolang vertraagd omdat verschillende
" hier gestelde vragen niet van toepassing zijn op de gang van zaken en op
" het doel van het huis. Om echter zo goed mogelijk aan uw verlangen
" tegemoet te komen, is mij door de heer Directeur, de priester Gio-
" vanni Bosco opgedragen U uit zijn naam de verzekering te ge-

47.8 Page 468

▲back to top
- V/464 -
" ven, dat hij bereid is u alle nadere ophelderingen te verlenen die "
mogelijk en gewenst zijn.
"
Tenslotte breng ik gaarne mijn gevoelens van erkentelijkheid
" tot uitdrukking en heb inmiddels de eer te zijn,
"
"
Uw dw.
"
Vittorio Alasonatti, priester.
Op de formulieren had Don Alasonatti de volgende aanwijzingen ver-
meld:
" 1. Dit huis is particulier; het draagt geen enkele naam, is evenmin
"
op enigerlei wijze belast tenzij dan door de verschillende
"
soorten van belastingen waaraan het onderworpen is.
" 2. Het aantal jongens dat er is opgenomen verschilt al naar de ernst
"
en het aantal van de noodzakelijke en dringende gevallen. Op het
"
ogenblik zijn het er ongeveer honderdtachtig.
" 3. Het Huis leeft van de Voorzienigheid en van schenkingen, zodat op dat
"
gebied geen nadere specificatie te geven is.
Dat was het begin van nieuwe briefwisselingen met de overheid,
waaraan geen einde meer scheen te komen en waardoor de dienaar Gods zich
voortdurend in deze ondankbare bezigheid moest verdiepen. Op de bovenvermelde
formulieren had Don Alasonatti ingevuld: Het Huis (van het Oratorio) is
op generlei wijze belast tenzij door de verschillende soorten van be-las-
tingen waaraan het onderworpen is. Slechts aan een daarvan kon Don
Bosco zich onttrekken. Er had zich in het Oratorio namelijk een beambte van de
belastingontvanger gemeld met een aanslag op de roerende goederen en hij
raadde Don Bosco aan bij de overhandiging daarvan op de voorgeschreven
termijnen stipt de betaling te verrichten. Zonder zich van zijn stuk te
laten brengen, nam Don Bosco het aanslagbiljet en begaf zich naar het be-
lastingkantoor, waar hij een onderhoud had met de directeur aan wie hij
een verklaring van een dergelijke vordering vroeg. - "Wel", riep die me-
neer uit, "met zoveel inkomsten van die groep jongens die U in huis
hebt, denkt u toch zeker niet vrijgesteld te kunnen worden van belas-
ting? Er worden hier geen uitzonderingen gemaakt. Als U geen geldboete
wilt oplopen, moet u betalen wat hier is voorgeschreven. Temeer omdat u ver-
zuimd hebt aan de belastingbeambte uw inkomsten op te geven."
- "Goed"! antwoordde Don Bosco, "we zullen het volgende overeenko-
men: ik doe afstand van het kapitaal, en U betaalt de belasting!" Bij dat
antwoord zweeg de directeur, luisterde naar de uiteenzetting van Don Bosco, on-
derzocht de zaak, trok het aanslagbiljet in en sprak niet meer over die
belasting. Giuseppe Brosio, de "bersagliere", was getuige van dat onder-
houd.
Maar van de andere veelvuldige belastingen kon hij zich niet vrij
maken, hoewel ter wille van de waarheid, erkend moet worden, dat de amb-
tenaren dikwijls heel tegemoetkomend waren. Desondanks werd de last van
deze uitgaven voortdurend zwaarder en nam enorme afmetingen aan. Men zag
slechts de vijf grote Instituten die Don Bosco alleen al in Turijn op-
richtte. Bij iedere nieuwe vestiging, die niet het minste opbracht, en
waarin de jongens vrijwel geheel gratis werden onderhouden, opgevoed en
onderricht, kwam er meteen een nieuwe belastingaanslag. Het duurde niet lang

47.9 Page 469

▲back to top
- V/465 -
of die belastingen beliepen duizenden lires per jaar. Vandaar dat Don Bosco,
die nooit enig kapitaal op rente had staan, ja zelfs niets in reserve hield,
zijn best doende om met alle mogelijke middelen gesteund te worden door de
openbare weldadigheid, een deel van de opbrengst daarvan - voldoende voor de
verzorging van vele jongens, - moest opzij leggen om het de belastingont-
vanger ter hand te stellen, die, met de wet in de hand, onvermurwbaar
was. Van andere schuldeisers kon hij nog enigerlei uitstel verwachten, maar
niet van hem. God had inderdaad door de mond van Mozes al op deze plaag
gewezen: Si penuriam mutuam dederis populo meo pauperi, qui habitat tecum,
non urgebis eum quasi exactor.(1)
Maar veel erger nog dan de geregelde betalingen waren de voortduren-
de kwellingen telkens op de bureaus geroepen te worden, het onderzoek, de toene-
mende twistgedingen en de opgevraagde bewijzen bij bezitsovergang, betwis-
te betalingen, herziening van al afgedane schulden, betwiste aangiften,
bedreigingen met vervolging, het ontbreken van wettelijke vormen voor
bepaalde stukken, bezwaren tegen overeenkomsten van jaren geleden, ongelooflijke
geldboeten, enzovoort. Het waren allemaal dingen die op zijn zachtst uit-
gedrukt uiterst vervelend waren, omdat de belastingschuldige steeds op-
gelegd werd zijn goed recht aan te tonen. Don Rua zei hierover: "We moeten
ons verdedigen tegen de last die de belastingsambtenaren ons veroorzaken,
zoals de joden zich verdedigden tegen de naburige volken, toen zij na de
Babylonische slavernij de stad en de tempel van Jeruzalem opnieuw opbouw-
den. Zij moesten met de ene hand werken en met de andere het zwaard hante-
ren. Zo ook moeten wij werken voor de vorming en onderrichting van onze
leerlingen, en tegelijkertijd moeten we steeds op onze hoede zijn voor de
aanvallen van de belastingsambtenaren."
En ook deze moeilijkheid zou na verloop van tijd door de liefde van
Don Bosco overwonnen worden.
(1) Ex. 22, 25.

47.10 Page 470

▲back to top
- V/466 -
H O O F D S T U K LXI
NOODZAKELIJKHEID VAN BEVOEGDE LERAREN - LAGERE DAGSCHOOL - DE
LAGERE KLASSEN VAN HET GYMNASIUM IN HET ORATORIO - PROGRAMMA
VOOR HET OPNEMEN VAN ARME EN VERLATEN JONGENS - STUDENTEN EN
VAKLEERLINGEN – WERKPLAATSEN: EERSTE MOEILIJKHEDEN, DOEL
IDEALEN VOOR DE TOEKOMST - DE COMPAGNIE VAN HET ALLERHEILIGST
SACRAMENT - DON MONTEBRUNO IN HET ORATORIO - DE POLITIEKE
VERKIEZINGEN.
Het schooljaar 1857 - 1858 nam een aanvang. Een koninklijk besluit van 18
juli 1857, getekend door de minister van openbaar onderwijs, G. Lanzo, bepaalde
aldus:
" Art. 46. De koninklijke Inspecteur verleent aan de onderwijzers en
" onderwijzeressen van de openbare en particuliere lagere scholen de
" bevoegdheid tot het uitoefenen van hun ambt ter plaatse na gunstig
" ingewonnen advies van de Gedeputeerde Staten der provincie.
"
Hij verstrekt, volgens voorschrift, de vergunning aan dege-
" nen die van plan zijn lagere en bijzondere lagere scholen te openen,
" na verkregen goedkeuring van de Gedeputeerde Staten.
"
Met dit advies en met zijn bijzondere opmerkingen, geeft
" hij aan de minister de aanvragen door voor de opening van particu-
" liere middelbare, klassieke en in het bijzonder technische, en kweek-
" scholen, afgezien van die, geopend door kloosters en pensionaten
" van welke aard ook.
Het Instituut van Don Bosco, mocht, voor zover het ook een schoolinrich-
ting was geworden, niet worden vrijgesteld van bovengenoemd decreet. Omdat het
echter enerzijds nog niet publiek bekend was en van de andere kant getole-
reerd werd, bleef het enige tijd vrij en ongemoeid. Maar daar Don Bosco voor-
zag dat zijn tegenstanders vroeg of laat zijn Latijnse school moeilijkheden in de
weg zouden leggen, omdat enkelen van zijn leraren de wettelijke bevoegdheid niet
hadden, nam hij het wijze besluit verscheidene van zijn seminaristen aan de stu-
die te zetten van de materie die door het regeringsprogramma werd vereist, voor
het verkrijgen van een lerarendiploma. Hij vond dat het tot meerdere eer van
God strekte, toe te geven aan de harde noodzakelijkheid van de tijd. Tot
dat doel begon de seminarist Giovanni Battista Francesia in dat jaar de col-
leges in de schone letteren te volgen aan de Koninklijke Universiteit.

48 Pages 471-480

▲back to top

48.1 Page 471

▲back to top
- V/467 -
Meester Giacomo Rossi ging intussen in Valdocco door net zijn lage-
re dagschool voor de grote externe jongens. Na enkele maanden werd de
groep van de kleinsten voor een tijdje toevertrouwd aan meester Miglietti,
die later met hulp van Don Bosco in het huis Bellezza een pensionaat of
school opende voor de jongens die niet voldeden aan de voorwaarden om in het
Oratorio te kunnen worden opgenomen. Voor de externe scholieren, zorgde
Don Bosco dat zij dikwijls konden gaan biechten, en voor degenen onder hen
die tot de eerste paascommunie waren toegelaten op dinsdag van de Goede
Week.
Wat vervolgens de interne leerlingen aanging had de seminarist France-
sia de eerste klas van het gymnasium en de seminarist Turchi de tweede en
Don Ramello de derde. Deze laatste, een van overheidswege bevoegde leraar,
in het bezit van de doctorstitel, inspecteur van het onderwijs, door zijn
bisschop, niet om oneervolle redenen, gesuspendeerd a divinis, was door
Don Bosco tot beter inzicht gebracht en gerehabiliteerd. Het was een man
met een grote geest en kennis. Hij stelde zich onder leiding van Don Bosco,
aan wie hij gehoorzaamheid betoonde en voor wie hij grote eerbied en ge-
negenheid aan de dag legde. Hij verbleef meer dan een jaar in het Oratorio, tot-
dat hij een appartement in de stad kon betrekken en zich opnieuw aan het
onderwijs van de openbare scholen kon wijden, maar werd toen door de Heer
naar de eeuwigheid geroepen.
Toen de lagere klassen van het gymnasium geopend waren, liet Don
Bosco, hetzij om de aandacht af te leiden van sommigen die hun evenmens
gaarne hinderen, of om openlijk te laten blijken dat het doel van het
hospitium van Valdocco nog steeds onveranderd gebleven was, op 7 november
1857 een artikel in de Armonia publiceren onder de titel: Het jongens-
oratorio van Valdocco.
"
De vele dagelijkse aanvragen om toelating van jongens in het
" huis, genoemd Oratorio van de H. Franciscus van Sales in Valdocco,
" in deze stad, doet ondergetekende besluiten de toelatingsvoorwaar-
" den te publiceren om de aanvragers en het Huis zelf nutteloze kos-
" ten en last te besparen. Indien een jongen daarom in het Huis
" wenst opgenomen te worden, moet er voldaan zijn aan de volgende
" voorwaarden, ontleend aan het reglement van het Huis:
" 1. De jongen moet minstens twaalf jaar oud zijn en niet ouder
"
dan achttien.
" 2. Hij moet geen vader en moeder meer hebben, noch broers of zus-
"
ters of andere verwanten die voor hem zouden kunnen zorgen.
" 3. Hij moet volkomen arm en verlaten zijn. Wanneer de andere voor-
"
waarden vervuld zijn, moet de jongen wanneer hij iets bezit,
"
dat meebrengen naar het huis, waar het te zijnen behoeve zal
"
gebruikt worden, daar het niet juist is dat men van de liefda-
"
digheid van anderen gebruik maakt wanneer men voor zichzelf
"
kan zorgen.
" 4. De jongen moet gezond en sterk zijn; geen lichamelijke misvor-
"
mingen hebben, noch aangetast zijn door besmettelijke of huid-
" ziekten.
" 5. Bij voorkeur worden diegenen opgenomen die het zondagsorato-
"
rio van de H. Aloysius, van de Heilige Engelbewaarder en van de H.

48.2 Page 472

▲back to top
- V/468 -
" Franciscus van Sales bezoeken, daar dit Huis in het bijzonder
" bestemd is om die volkomen arme en verlaten jongens op te ne-
" men, die een der bovengenoemde Oratorio bezoeken.
"
Aan alle dagbladen die de openbare weldadigheid ter harte
" gaat wordt verzocht zo goed te willen zijn deze openbare
" verklaring in hun kolommen op te nemen.
"
Giov. Bosco, priester.
"
Directeur.
Werd er zo voor de studenten gezorgd opdat zij ongestoord zouden
kunnen gebruik maken van de lessen, ook aan de arbeidende jongens werd het
noodzakelijke elementaire onderricht gegeven terwijl zij hun vak leerden.
De theol. Giacinto Ballesio drukte zich in zijn begrafenisrede, getiteld:
Het intieme leven van Don G. Bosco, als volgt uit:
"Met de machti ge steun van het Ge lo of en van de Lief de, werd er
flink gewerkt bij de studenten en vakleerlingen. Dat herinnert me nog aan
de roemvolle wedstrijd van de leerlingen der derde klas gymnasium onder de
geleerde professor Ramello. Een negen voor een les betekende voor ons een
ramp. Een groot deel van de talrijke leerlingen hadden steeds een tien. De
wedijver was in handen van Don Bosco een machtig instrument ten goede.
Daarom de jaarlijkse prijzen, daarom kwam hij zondagsavonds naar de stu-
diezaal en las hardop de punten voor die elk in de afgelopen week behaald
had. Op meer dan tweehonderd studenten was er zelden een tamelijk goed,
heel zelden een laat te wensen, die dan een algemene afkeuring wachtte. Een
rechtvaardige en gevreesde straf! De overgrote meerderheid behaalde steeds
zeer goed of bijna zeer goed. En bij deze ijver, gesteund door de gods-
dienstige opvoeding, voegden zich de lauweren die door de studenten behaald
werden, hetzij aan de universiteit of op het seminarie, en de voortdurende voor-
uitgang en vervolmaking van degenen die in de werkplaatsen hun werk
deden."
Don Bosco moedigde de werkjongens aan door hen te verzekeren dat
er ook voor hen een schitterende toekomst was weggelegd. Hij beloofde hun
dat de armzalige ruimten, die zij thans moesten gebruiken voor hun werk,
vervangen zouden worden door ruime zalen, die niet onder hoefden te doen
voor de werkplaatsen van de vermaardste instellingen. Van 1856 af was hij
ook gaan spreken over vaktentoonstellingen die later gehouden zouden wor-
den van hun werkstukken op elk gebied. Bij deze beschrijving van toekomst-
beelden was Don Rua jarenlang tegenwoordig. Deze beloften van Don Bosco leken
fantastisch en fabelachtig, maar ze werden niettemin werkelijkheid.
Maar wat moest hij nog doorstaan alvorens het verlangde doel be-
reikt te hebben! Hijzelf verhaalde tal van wederwaardigheden.
Vanaf het ogenblik dat hij de vakleerlingen in huis was gaan hou-
den om te werken, was hij begonnen na te denken over de middelen die er
bestonden om de leiding minder vermoeiend en lastig te maken en over de
manier waarop hij de leermeesters belangstelling kon inboezemen voor het
welzijn van de jongens. Hij probeerde van alles. Aanvankelijk werden de leer-
meesters betaald als dagloners, maar ze trokken er zich niet veel van aan
of de jongens hard opschoten met het leren van hun vak. Het enige wat hen
interesseerde was dat ze zo gauw mogelijk de akkefietjes opknapten die hun
waren toevertrouwd om op het eind van de week hun loon op te strijken. Toen
stelde hij hen voor de werkplaatsen als de hunne te beschouwen, hun de zorg over-

48.3 Page 473

▲back to top
- V/469 -
latend in de stad opdrachten te vinden en deze uit te voeren. Als tegen-
prestatie mochten ze de opbrengst voor zichzelf houden. Ze waren dan echter
verplicht een klein loon te betalen aan elke jongen, in verhouding tot
diens geschiktheid. Maar toen werden de leerlingen behandeld als knechten,
en dat deed veel afbreuk aan het gezag van de Overste onder wie ze gesteld
waren. Men kon toen geen rechtstreeks toezicht meer uitoefenen. De jongens
gehoorzaamden alleen aan de baas. Soms liep zelfs het uurrooster gevaar
niet in acht genomen te worden ter wille van een dringend stuk werk. Hij
probeerde vervolgens de kosten en de verdiensten met hen te delen; maar zij
waren allen op hun eigen belangen uit, en in de overeenkomsten die ze soms
moesten aangaan, wisten ze zich dan te verstaan met de wederpartij om zo-
doende voordeel te behalen tot nadeel van het huis.
In het begin verplichtte Don Bosco hen hun eigen gereedschap mee te
brengen, terwijl het Oratorio voor dat van de jongens zorgde; maar de ba-
zen begonnen het gereedschap van de leerjongens te gebruiken en spaarden hun
eigen spullen. Soms kwam hij met hen overeen dat alleen bepaalde gereed-
schappen ter beschikking waren van de bazen, terwijl ze de andere van thuis
moesten meebrengen, maar daar werd nooit de hand aan gehouden. Ook droeg
hij hun op, op zijn kosten voor de nodige instrumenten te zorgen voor zich-
zelf en de jongens; doch toen werden de kosten steeds hoger en heel
dikwijls kregen de leerlingen niet wat ze nodig hadden. En dan waren er
nog de kwesties van beschadigde gereedschappen, ofwel dingen die verdwenen
waren, of gereedschap dat buiten de werkplaats gebruikt was, onder de
rusttijd of de recreatie. Dan waren er meningsverschillen over de manier
van werken, onenigheid over de verdiensten wanneer de werkbazen in een opdracht
geïnteresseerd waren, kortom de ene narigheid volgde op de andere.
Deze proeven die Don Bosco nam hadden een tijdje geduurd totdat hij
uiteindelijk besloot zelf weer de volledige leiding op zich te nemen van de
werkzaamheden, het toezicht op en het ongecontroleerde gezag over de leer-
lingen, en zelf te zorgen voor alle gereedschappen die voor de werkplaatsen
nodig waren. De werkbazen hadden niets anders te doen dan het vak aan de
leerlingen te leren en toezicht op hen te houden. Maar ook op die manier
waren de onaangenaamheden niet uit de wereld, daar er leermeesters van
buiten waren die er alles op zetten dat de meer begaafde jongens niet te
handig in het vak zouden worden, bang als ze waren dat ze hun baantje en hun bo-
terham kwijt zouden raken.
Tegelijkertijd moest hij erop bedacht zijn niet in ernstige botsing
te komen met de vaklui in de stad of minstens uit de naburige plaatsjes,
die bevreesd zouden kunnen zijn voor enigerlei vorm van concurrentie die
schadelijk voor hen kon zijn. Inderdaad begreep hij, die in zijn geest
al uitgestrekte werkplaatsen ontworpen had voor vele ambachtslieden, dat
er niet alleen in kleine plaatsen, maar ook in een grote hoofdstad gevaar-
lijke na-ijver zou kunnen ontstaan. En hij had roos getroffen, want enkele
jaren stelden een paar drukkers van verschillende bedrijven alles in het
werk opdat het gemeentebestuur Don Bosco zou dwingen zijn pas geopende
drukkerij te sluiten. Als reden voerden zij aan de heel grote reductie der
prijzen die hij de opdrachtgevers van de drukkerij en de kopers van boeken
kon toestaan.
Maar als algemene regel, ook voor elk van de Hospitiums die hij in
de toekomst nog zou stichten, bepaalde Don Bosco daadwerkelijk: Het werk voor
de vakjongens dat geven de studenten. Nauwelijks waren dezen tot een bepaald aan-

48.4 Page 474

▲back to top
- V/470 -
paald aantal gegroeid, of er moest voor schoenen en kleren gezorgd worden,
en dan waren de kleren en de schoenen er. Hadden ze behoefte aan boeken
dan begonnen de boekbinders hun werk. Werd er gebouwd dan waren er timmer-
lieden en smeden nodig. Voor iedere nieuwe behoefte van het huis werd een werk-
plaats opgericht die in alles voorzag. De drukkerij zelf werd later inge-
richt voor het drukken van onze werken, vooral van de Katholieke Lectuur
en daarna voor zoveel andere van onze uitgaven. Geen enkele drukkerij of
werkplaats van Turijn kon er zich over beklagen dat zij tengevolge van het
Oratorio gebrek aan bezigheid hadden.
Ook was het de bedoeling van Don Bosco dat de vaklieden zelf van de
andere werkplaatsen in de stad, die toen veel minder in aantal en ook veel
kleiner waren dan de tegenwoordige, niet bang behoefden te zijn, dat zijn
leerlingen, zodra zij hun vak kenden, door de patroons bevoordeeld zouden
worden, waardoor er na-ijver zou kunnen ontstaan. Zijn ideaal was dat het
merendeel van hen naar hun geboortedorp zou terugkeren, waar ze in eigen werk-
plaatsen hun vak zouden beoefenen. Voor de rest zouden ze een steun worden
voor de pastoor, door in het koor mee te zingen, catechismusles te geven
en door in woord en daad een goed voorbeeld te geven aan hun dorpsgenoten.
Maar het toenemen van de industrie, de steeds nieuwe ontdekkingen en de me-
chanisatie bezorgde werk voor allen in de grote centra.
Intussen triomfeerde de goede geest in het Oratorio, hetgeen bleek
uit steeds nieuwe successen. Tegen het einde van het jaar 1857 was er een
nieuwe Compagnie opgericht, die van het Allerheiligst Sacrament, met als
doel het regelmatig ontvangen van de Sacramenten en de verering van de Eucharis-
tie. Don Bosco wist daarvoor de seminarist Giuseppe Bongiovanni te bezielen
die, na verkregen verlof, tot oprichting overging. Tot dit broederschap
traden velen van de beste jongens toe, die uitblonken in het veelvuldig
godvruchtig communiceren, en die door hun voorbeeld andere kameraden even-
eens daartoe aanspoorden.
Het Reglement hebben we overgenomen uit een aantekening van Don
Bosco.
" 1. Het voornaamste doel van deze compagnie is de bevordering van de
"
eerbied voor de Heilige Eucharistie en het brengen van eerherstel
"
aan Jezus Christus voor de beledigingen die Hem door de
"
goddelozen, door de ketters en door de slechte christenen in
"
dit verheven sacrament worden aangedaan.
" 2. Tot dat doel zorgen de leden ervoor dat zij op verschillende da-
"
gen te communie gaan, zodat er van een dagelijkse communie sprake
"
kan zijn. Met toestemming van zijn biechtvader gaat ieder lid
"
elke zondag te communie en één keer in de loop van de week.
" 3. De leden zorgen ervoor met bijzondere stiptheid deel te nemen aan
"
alle plechtigheden ter ere van de H. Eucharistie, zoals het dienen
"
van de heilige Mis, het bijwonen van de zegen met het Aller-
"
heiligste, het vergezellen van het Viaticum wanneer dit naar een
"
zieke gebracht wordt en het bezoeken van het H. Sacrament gedu-
"
rende de uitstelling bij het veertigurengebed.
" 4. Ieder lid zorgt ervoor goed de H. Mis te leren dienen met nauwkeuri-
"
ge vervulling van alle ceremonies en een duidelijke en godvruchti-
"
ge uitspraak van de woorden die tot dit verheven mysterie behoren.

48.5 Page 475

▲back to top
- V/471 -
" 5. Iedere week wordt er een geestelijke conferentie gehouden, die
"
iedereen stipt tracht bij te wonen en waartoe hij ook anderen
"
uitnodigt.
" 6. In de conferenties worden onderwerpen behandeld die rechtstreeks
"
betrekking hebben op de eredienst ten opzichte van het H. Sa-
"
crament zoals communiceren met de grootst mogelijke aandacht, die-
"
genen die hun eerste communie doen te onderrichten en te helpen bij
"
de voorbereiding en de dankzegging voor degenen die dat nodig
"
hebben en boekjes, prentjes, vlugschriften, enzovoort versprei-
"
den die tot hetzelfde doel dienen.
" 7. Na iedere conferentie wordt er een voornemen gemaakt dat in de
"
loop van de week in praktijk gebracht wordt.
" 8. Aanvragen tot lidmaatschap moeten schriftelijk tot de directeur
"
van de broederschap gericht worden, die als regel de catechismus-
"
leraar is.
" 9. Ieder medelid ontvangt als hij wordt aangenomen het reglement
"
van de compagnie en een gewijde medaille die hij om de hals
"
moet dragen ter ere van het H. Sacrament en de H. Maagd Maria.
" 10. Het zal de taak van een met meerderheid van stemmen der leden aan-
"
gewezen en door de directeur bekrachtigde secretaris zijn, de no-
"
tulen van de vergaderingen op te stellen en te lezen, de voornemens
"
waarvan in artikel 7 sprake is, te formuleren, aantekening te hou-
"
den van de aan- en afwezige leden, aspirant-leden of voorgedragen
"
leden, en de nieuwe leden op de lijst van de compagnie te plaat-
"
sen, waarmee de toetreding dan een feit geworden is.
" 11. Wanneer een der leden van de compagnie ziek wordt, zullen de me-
"
deleden bijzondere gebeden voor hem verrichten. Wanneer hij
"
door de Heer tot de eeuwigheid geroepen wordt, gaan allen minstens
"
eenmaal te communie en bidden ze het Rozenhoedje met de Litanie
"
van de H. Maagd voor zijn zielenrust.
De eerste directeur van deze compagnie was de seminarist Bongiovanni
zelf, die, nederig, onvermoeibaar, toegewijd, geduldig, geestig als een
engel en ijverig in het geven van de catechismusles als hij was, zich er
met de grootste vurigheid voor inspande. Hij verzamelde degenen die lid
geworden waren in de wekelijkse vergaderingen om zich heen om hen in te
lichten over de geest van de compagnie en gedurende de recreatie verzamelde
hij hen andermaal en hield hen aangenaam bezig met grappen en verhaaltjes.
"Ook Don Bosco", zo merkte Don Angelo Savio op, "liet niets na om hem aan
te moedigen en met hen de leden van de compagnie van de H. Aloysius en van
Maria Onbevlekt Ontvangen. Af en toe liet hij elke compagnie bij elkaar
komen, nam onder zijn leiding het reglement met hen door, gaf er verkla-
ringen bij en nodigde allen uit elkaar wederzijds een goed voorbeeld te
geven, en intussen bereidde hij hen op die manier onmerkbaar voor op het
priesterschap naar gelang hij de roeping bij hen zag ontwikkelen."
Don Bosco bekleedde in september Giovanni Bonetti met het geestelijke
kleed, in november liet hij het de jonge Celestino Durando aannemen; hij
nam in het Oratorio Don Francesco Montebruno op, die al een tijdje eerder
uit Genua gekomen was om hem op te zoeken. Don Montebruno logeerde er dit-
maal ongeveer veertien dagen. Hij bestudeerde van nabij het opvoedingssys-
teem van Don Bosco, onderhield zich langdurig met hem over de geestelijke
leiding van de jongens, stelde zich nauwkeurig op de hoogte van de gebruiken

48.6 Page 476

▲back to top
- V/472 -
en van de toegepaste methoden om de arbeidende jongens op de goede weg te brengen.
Voorlopig schikte hij er zich in dat de directeur van de Artigianelli van Genua het
bezit en het materiële beheer van zijn huis op zich zou nemen, met morele afhan-
kelijkheid echter van de leiding van Don Bosco.
Temidden van deze onderhandeling voor de jongens vergat Don Bosco de be-
langen van Kerk en Staat niet. In oktober was de Kamer van Afgevaardigden ont-
bonden en voor de 15de november waren de kiezers opgeroepen voor de algemene ver-
kiezingen. Mgr. Fransoni en de andere bisschoppen van de provincie Turijn schre-
ven publieke gebeden voor en herinnerden aan de plicht om zijn stem te geven aan
beproefde, onbaatzuchtige en godsdienstige personen.
Don Bosco gaf daar gehoor aan en verschafte zich de documenten, nodig om
zijn recht om te stemmen aan te tonen. Het schijnt dat de gemeentesecretaris
van Castelnuovo, de heer Carano, dat recht enigermate in twijfel trok en Don
Bosco schreef hem daarom als volgt:
" Zeer geachte Heer,
"
"
Uw twijfel over mijn verblijfplaats waarover U mij schreef
" heb ik de heer Graaf Arnaud ter kennis gebracht en hij heeft mij
" daarover zijn mening gegeven die ik U hierbij doe toekomen.
"
Ik deel u ook mede welke belasting ik betaal.
"
Ik wens gemeentelijk en nationaal kiezer te zijn in Castel-
" nuovo d'Asti, mijn geboorteplaats.
"
Indien er nog iets mocht ontbreken hoop ik dat u zo vriende-
" lijk wilt zijn mij daarvan op de hoogte te stellen. God zegene U en
" uw gezin en beschouw mij intussen als
"
" Turijn, november 1857
"
Uw toegewijde dienaar,
"
Giov. Bosco, priester.
Het belastingbiljet was de kwitantie van de belastingontvanger, en daaruit
bleek dat Don Bosco in Castelnuovo op grond van zijn bezit aan roerende goederen
9,94 lire betaalde en voor de onroerende goederen 32,14 lire. Wat een rijkdom!
Met grote voorzichtigheid probeerde hij intussen de verkiezing van goede
katholieken te bevorderen en hij schreef als volgt aan kanunnik Rosaz in Susa:
"
Geliefde Heer Kanunnik,
"
"
Gisteren pas heb ik een brief ontvangen van de heer Ridder
" Gonella over het onderhavige onderwerp. De vertraging is ontstaan
" tengevolge van zijn afwezigheid. Hij antwoordde aldus: "Indien de
" toestand nog is zoals op het ogenblik van de verzending van uw
" brief, wil U dan zo goed zijn mij dat terstond mede te delen en
" ik zal me haasten onmiddellijk een analoog antwoord te zenden. Ik
" merk echter op dat mijn nietige persoon wellicht niet beantwoordt

48.7 Page 477

▲back to top
- V/473 -
" aan de wensen van hem die de goedheid had aan mij te denken, enz.
"
Niettemin, indien er nog over deze zaak gesproken kan wor-
" den, zeg het me dan en we zullen ons best doen. Het is stellig
" moeilijk iemand te vinden die beter is in standvastigheid,
" vroomheid, onafhankelijkheid en weldadigheid.
"
God vordere U!
"
" Turijn, 1 november 1857
Uw genegen vriend,
"
Giov. Bosco, priester.
Op de dag van de verkiezingen stroomden de katholieken, in de hoop
op goede resultaten, ijverig naar de stembussen en ze slaagden erin een
behoorlijk aantal achtenswaardige afgevaardigden te kiezen, onder wie en-
kele vooraanstaande geestelijken. De verkiezing van deze priesters echter werd
onder het voorwendsel van door de geestelijkheid uitgeoefende dwang, gean-
nuleerd. Men zag toen duidelijk dat men aan de priesters niet de vrijheid
wenste toe te staan die de wetten alle burgers van de Staat toekenden
en dat er alle reden was om later de formule te gebruiken: Noch gekoze-
nen noch kiezers. Niettemin deden Graaf Carlo Cays, en de graven Solaro della
Margherita, di Camburzano, Costa della Torre, Crotti di Costigliole hun in-
trede in het parlement tot het jaar 1860 evenals andere onverschrokken ka-
tholieke afgevaardigden, voor het merendeel intieme vrienden van Don Bos-
co. Zij lieten verschillende keren hun onverschrokken taal horen ter verde-
diging der beginselen van een gezonde politiek en van de rechten van de
Kerk. Soms kwamen zij bij Don Bosco, die om zijn voorzichtigheid in Turijn
befaamd was, raad vragen wanneer zij belangrijke beslissingen moesten nemen.
Op zekere dag kwam Graaf di Camburzano naar het Oratorio met zes afge-
vaardigden van de rechtervleugel om Don Bosco te vragen hoe ze in het
parlement moesten stemmen, nu het ging over een wet ter verbetering van
het lot van de lagere geestelijkheid. Don Bosco dacht na en antwoordde
toen: "Onthoud u er van uw stem uit te brengen." - Inderdaad was de wet
op de inbeslagneming tegen alle recht in geweest, en daardoor kon over de
in beslag genomen goederen niet beschikt worden door wie daar geen recht toe
had. Graaf di Camburzano had Don Bosco aanhoord, en terwijl hij vervolgens
zijn metgezellen met een om zo te zeggen geheimzinnige blik aankeek,
riep hij uit: "We zijn zo pas van Don Cafasso vandaan gekomen om hem om
raad te vragen, en nu geeft de leerling ons hetzelfde antwoord als zijn mees-
ter!"

48.8 Page 478

▲back to top
- V/474 -
HOOFDSTUK LXII
HEILIGE MISSIE TE SALICETTO - KATHOLIEKE LECTUUR - DE
GENTLEMAN - LEVEN VAN DE H. POLYCARPUS, BISSCHOP VAN SMYRNA EN
VAN DE H. IRENAEUS, BISSCHOP VAN LYON - BRIEF AAN GRAAF
D'AGLIANO - VOORNEMENS VOOR DE NOVEEN VAN MARIA ONBEVLEKT
ONTVANGEN - DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE CONFERENTIES DER
SINT-VINCENTIUSVERENIGING EN DE NIEUWE KATHOLIEKE
SCHOOL IN HET ORATORIO VAN PORTANUOVA - DE JAARSPREUKEN VOOR DE
JONGENS EN DE CLERICI - HERDENKING VAN DE OVERLEDEN JONGENS.
De faam der geleerdheid en deugd van Don Bosco was zo, dat vele pastoors
uit Piëmont verlangden dat hij bij hen in de kerk zou komen preken, begerig dat
gezicht eens te zien dat zoveel goedheid uitstraalde, en zijn beminnelijke woorden
te horen. En Don Bosco weigerde dat nooit als hij maar even kon.
Wanneer men nauwgezet de veelvuldige missies zou willen beschrijven waar-
op Don Bosco bij de dorpsbewoners ging preken, met de merkwaardige tochten erheen
en terug, en met al de ernstige en grappige voorvallen, die hij de jongens tot hun
groot genoegen vertelde, dan zouden we heel wat dikke boekdelen nodig hebben. We
zullen een geval vertellen dat plaatsvond in 1857 en waaromtrent we goede getui-
genissen hebben. Uit dat ene geval kan men wel zijn conclusies trekken voor de
andere. Don Bosco was uitgenodigd door pastoor Giovanni Battista Fenoglio om een
reeks geestelijke oefeningen te komen leiden in Salicetto-Langhe, in het dio-
cees Mondovi. Het geheel moest tien dagen duren. Terwijl men zich tegenwoordig
in vier uren tijd van Turijn daarheen kan begeven, had men daar toen, vooral in
de winter, dagen voor nodig. Men moest naar Mondovi gaan; vandaar naar Ceva;
van Ceva uit de Apennijnen beklimmen en afdalen en kwam dan eindelijk in Sali-
cetto aan na uren en uren lang tot de knieën door de sneeuw gewaad te hebben.
Na de feestviering van de H. Cecilia vertrok Don Bosco per trein uit
Turijn en in Fossano gekomen, nam hij de omnibus naar Mondovi en kwam daar om
één uur 's middags aan. Hij stapte uit de omnibus bij de herberg, die "De drie
citroenbomen" heette, en wilde zich meteen naar de Bisschop, Mgr. Ghilardi be-
geven; maar hij vernam van de herbergier dat monseigneur afwezig was. Toen vroeg
hij wanneer de reiswagen naar Ceva vertrok en men zei hem dat dat niet eerder dan
om acht uur 's avonds zou zijn. Hij bleef dus in het café en vroeg aan de waard:
"Hebt u soms een inktkoker voor me en wat papier?" - Toen hem gebracht was wat

48.9 Page 479

▲back to top
- V/475 -
hij gevraagd had, ging hij aan een tafeltje zitten en begon te schrijven.
Intussen kwamen er mensen binnen die allen verwonderd keken. "Kijk daar",
riepen ze uit, "een geestelijke die schrijft; een priester die zijn preek voor
zondag zit te schrijven!"
Don Bosco trok zich daar een poosje lang niets van aan en ging rus-
tig door met schrijven; maar toen hij zag dat er hoe langer hoe meer
nieuwsgierigen kwamen en dat het zo te zien goedaardige mensen bleken,
hield hij met schrijven op en richtte het woord tot hen: "Luistert", zei
hij, "ik heb mijn preek voor zondag voorbereid, maar als u het goedvindt
wil ik ze ook nu wel houden."
Verbluft keken ze elkaar aan. "0, jij hebt al een hele tijd geen
preek meer gehoord", zeiden ze tegen elkaar, "och, we zouden ook nu wel
een preek kunnen horen!"
Zonder meer begon Don Bosco hun een gemoedelijke uiteenzetting te
geven over de noodzaak om in Gods genade te leven om de ziel te redden,
en vervolgens over de biecht. Hij wist de aandacht van zijn gehoor goed te
boeien met gelijkenissen, samenspraken en voorbeelden. Intussen verzamel-
den zich steeds meer mensen zodat al spoedig de hele gelagzaal gevuld was.
Er kwamen knechts, de kok, de waard en de waardin, en ook alle le-
den van de familie en fluisterend vroegen ze elkaar: - "Wie is dat? Wie
is die priester? Hoe heet hij? "
En de bedienden zeiden tegen de bazen: "Probeer toch eens te weten
te komen, wie die geestelijke is; waar hij vandaan komt... waar hij naar
toe gaat..."
"Wel, ze zeggen dat hij uit Turijn moet komen" antwoordde de waard.
Don Bosco ging intussen door met preken tot de avond viel. Het was
bijna zeven uur. Toen ging de waardin naar hem toe en zei: - "Wilt u niet
een stukje eten?"
"Nee, dank u, ik heb geen geld om in een herberg te kunnen eten."
-Zij drong echter aan. "U hoeft geen stuiver te betalen, weest u zo goed..."
"Goed, als u toch zo aandringt, wil ik graag een bordje minestra
hebben, maar niet meer."
Ze hadden een complete maaltijd klaargemaakt. Voor hij begon te eten
maakte Don Bosco een kruisteken.
Toen de anderen dat zagen keken ze elkaar aan en fluisterden: - "Maar
... wie is die priester toch die in een herberg een kruis maakt voor
het eten?"
Don Bosco bemerkte hun verbazing en zei zonder meer tegen hen:
"U moet er zich niet over verwonderen dat ik hier in de herberg het kruis-
teken maak voor het eten. Ik ben priester, en ik ga een retraite geven van-
daar dat het mijn plicht is nu alvast te beginnen door met mijn voorbeeld
te preken. En dan, jullie zijn christenen, en dat kruisteken hebben jul-
lie als kind leren maken van je ouders, en jullie zelf leren het weer aan
jullie zonen en dochters." Enzovoort. - Uiteindelijk begon hij een nieuwe
preek; en allen die aanwezig waren, of die binnenkwamen bleven aandachtig
in de zaal staan luisteren, ze wilden niet meer weggaan, zodat er een honderd-
tal mensen bijeen waren.
Daarna maakte Don Bosco zich aan de waard bekend, die daarna steeds
innige betrekkingen met hem bleef onderhouden. Daar het intussen acht uur
geworden was, vertrok hij naar Ceva, voorbij het heiligdom van Vico.

48.10 Page 480

▲back to top
- V/476 -
Op te merken valt, dat hij op zulke reizen steeds op de bok van de
omnibus ging zitten, naast de koetsier die het goed met hem kon vinden en
er dan gemakkelijk toe te krijgen was te biechten. Zo deed hij ook nu met
deze koetsier die hij tot diens grote blijdschap tot God terugbracht. Hij
bleef ook verder op vertrouwelijke voet met hem praten totdat ze om tien
uur 's avonds in Ceva aankwamen.
Op dat late uur wist Don Bosco niet waar hij zou kunnen verblijven.
En de koetsier wist hem, desgevraagd, ook geen raad te geven. Tenslotte
verzocht Don Bosco hem naar het huis van de pastoor te brengen.
- "Dat is al een oude man en hij is ziek", antwoordde de koetsier,
"hij zal wel niet opstaan. Maar er is een kapelaan in het dorp, zekere Don
Testanera, die misschien nog niet naar bed is."
"Goed, breng me dan naar hem toe", besloot Don Bosco.
Ze gingen en klopten op de deur een keer of twee, drie, totdat de
kapelaan kwam opendoen en Don Bosco een beetje achterdochtig vroeg wat hij
wenste.
Don Bosco zei tegen hem: - "Ik ben maar even hier in Ceva en ik zou
een paar uurtjes moeten kunnen rusten, tegen betaling natuurlijk, en mor-
genochtend om vijf uur weer vertrekken."
"Maar, we hebben hier niets anders dan een paar stoelen; en het
is koud."
- "Dat is niet erg. Ik zal me zo goed mogelijk beschermen; het gaat
er me alleen maar om, gedurende de nacht wat op verhaal te kunnen komen."
Toen vroeg de gastheer hem hoe hij heette, en toen hij gehoord had
dat zijn naam Don Bosco was, zei hij: "Door briefwisseling ken ik al
iemand in Turijn die Don Bosco heet; ik weet niet of hij u bekend is... in
alle geval, wacht u even... maak het u gemakkelijk... als u het goedvindt,
ga ik even met mijn pastoor praten; hij is ziek en al naar bed." - Met die
woorden verdween hij.
De heer des huizen had amper gehoord dat het om een priester ging,
of hij beval dat men goed voor hem zou zorgen opdat hij het niet koud zou
hebben, en dat men iets voor hem klaar zou maken om de inwendige mens te
versterken.
Toen de kapelaan terugkeerde zei hij tegen Don Bosco - "Nu zal ik u
wat te eten klaarmaken."
"Nee, nee, dank u; het is nog niet lang geleden dat ik gegeten heb;
als ik wat mag blijven zitten ben ik al tevreden", antwoordde Don Bosco.
Opdat hij zich niet zou vervelen gaf de kapelaan hem een boekje uit
de reeks der Katholieke Lectuur, getiteld: De handel in gewetens. Don
Bosco nam het boekje en lachend vroeg hij de kapelaan: "Kent u dit boekje? "
- "Nou en of! Denkt u soms dat het niet belangrijk is en dat dit
boek niet goed van pas komt?"
"Wat wil ik niet beweren... integendeel, tenslotte, het past dat
u weet met wie u te maken hebt; ik ben de schrijver van dit boekje."
- "Wat, bent u Don Bosco, de directeur van het Oratorio?"
- "Juist."

49 Pages 481-490

▲back to top

49.1 Page 481

▲back to top
- V/477 -
Blij met dit onverwachte bezoek, nam de kapelaan plaats. Beiden be-
gonnen belangwekkende onderwerpen te bespreken en zonder dat ze er erg in
hadden bleven ze doorpraten tot vijf uur 's morgens, het uur van vertrek.
Op die manier sloot Don Bosco grote vriendschap met die kapelaan, een man
van rijzige gestalte en welgebouwd van lijf en leden. Na dat eerste onder-
houd ontmoetten ze elkaar later nog op verschillende andere plaatsen. In
de herfst van 1884 keerde de kapelaan naar het Oratorio terug, nadat er
een hele tijd verstreken was waarin hij Don Bosco niet meer gezien had.
- "Kent u me nog, Don Bosco?"
Don Bosco keek hem aan: "Don Testanera!"
- "Hoe kunt u me nog terugkennen na al die jaren?"
- "0! Uw gestalte!"
Toen hij weer in de omnibus gestapt was werd de reis voorspoedig
voortgezet tot halverwege, in Montezemolo, een halteplaats voor de post-
koetsen waar van paarden gewisseld werd. Hier moest Don Bosco afscheid ne-
men van de voerman die zijn vriend geworden was, omdat de omnibus van
richting veranderde en over Milesimo naar Savona ging.
De rest van de weg legde hij gedeeltelijk te voet af, gedeeltelijk
op een ezel die hij gehuurd had. Hij begon de Apennijnen te bestijgen langs
smalle ongebaande paden. Tot overmaat van ramp had het 's nachts flink
gesneeuwd, en de sneeuw lag aan halve meter hoog. Don Bosco kon niet zien
waar hij ging omdat door de sneeuw ieder spoor van een pad verdwenen was,
zodat hij zich aan een jongen moest toevertrouwen die hem tot gids diende
terwijl hij op de ezel zat.
Maar na een poosje raakten ze het pad weer helemaal kwijt; ze vielen her-
haaldelijk, nu eens Don Bosco, dan de gids, dan de ezel; het ene moment
werd Don Bosco gedragen, het volgende ogenblik kwam hij uit het zadel en
moest hij de ezel voor zich uit duwen; de ene keer was hij de gids dan
weer de geleide. Buitengewoon vermoeiend was de heel snelle afdaling van de
heuvel. De arme priester baadde in het zweet, de sneeuw had hem volkomen
doorweekt; hij zag er niet meer menselijk uit. Bovendien gleed hij op een
gegeven ogenblik uit op het ijs, viel in een greppel en bezeerde zijn been
zo erg dat men hem naderhand moest ondersteunen om de preekstoel te be-
klimmen als men hem wilde horen preken.
De pastoor van Salicetto had hem weliswaar iemand tegemoet gezonden,
maar daar die man hem misgelopen was, liep hij door tot Mondovi en toen hij te-
rugkeerde trof hij Don Bosco al vlak bij het dorp aan. Zijn grote faam was
hem voorafgegaan en de bevolking was vol geestdrift. Niet weinigen hadden
al buitengewone gunsten van de Heilige Maagd verkregen nadat ze tot hem
hun toevlucht genomen hadden; daardoor verwachtte men thans veel nieuwe
hemelse gunsten.
Toen Don Bosco in het dorp kwam in gezelschap van een priester uit
de omgeving die hem had opgewacht, zag hij een paar jongens op de weg
stoeien. Hij riep ze dadelijk bij zich. Daar de jongens echter niet gewoon wa-
ren met geestelijken te praten, onderbraken ze bij die uitnodiging welis-
waar hun spel maar keken elkaar angstig en stomverbaasd aan. Don Bosco ging
glimlachend naar hen toe, haalde een doos karamels uit zijn reistas en,
begon die onder hen te verdelen. De jongens durfden echter nog steeds geen
mond open te doen en aarzelend namen ze die kleine attentie aan. Toen begon

49.2 Page 482

▲back to top
- V/478 -
Don Bosco wat grapjes te maken en doordat hij hen aan het lachen bracht, ver-
dween al spoedig al hun vrees. Vervolgens vroeg hij hun of hun ouders nog
leefden, hoe ze heetten, of ze braaf of ondeugend waren en dergelijke dingen
meer. Maar zodra de bewoners zagen dat die geestelijke op zo een beminnelij-
ke manier en als een goede vriend met hun kinderen stond te praten, bijna
als een vader met zijn eigen jongens, en ze hoorden dat het Don Bosco was,
de pater die de missie kwam houden, k w a m e n ze gauw in een groep om hem
heen staan om te horen wat hij zei. In een ommezien was het pleintje gevuld
met een grote menigte mensen, en velen stonden te kijken van uit de ramen
naar dat ongewone tafereel. Maar de geestelijke die Don Bosco vergezeld
had, baande zich een weg door de menigte, trok zich in de pastorie terug, en
ging aan de pastoor vertellen, dat het gewoon moorddadig was iemand, die
doodmoe was van de reis, bij die kou op straat staande te houden; en boven-
dien vond hij het trouwens weinig in overeenstemming met de waardigheid van
een priester als deze zich vernederde om met jongens op straat grapjes te
staan maken. De pastoor, die Don Bosco echter goed kende, bracht hem tot
bedaren met te zeggen: "Laat Don Bosco toch zijn gang gaan, hij zal zich wel
weten te redden."
Om de mensen vertrouwen in de priester in te boezemen was Don Bosco
inderdaad beginnen te praten met degenen die vlak bij hem stonden, over het
land en andere min of meer nuttige dingen en hij wist hen op te monteren
door wat grappige gebeurtenissen te vertellen en toen begon hij, met stem-
verheffing hen aan te sporen om zo goed mogelijk de geestelijke oefeningen
bij te wonen en te zorgen dat men op de goede weg kwam en die nooit meer te
verlaten. Toen ging hij de pastorie binnen, tot op de drempel begeleid door
de hele menigte, die steeds dichter om hem heen gedrongen was.
Toen hij een beetje gerust had, opende hij het raam dat op de
weg uitzag en zei tot de mensen die daar stonden te wachten tot Don Bosco
naar buiten zou komen om de inleidende preek in de kerk te gaan houden,
dat hij erg vermoeid was en dat men, daar zij misschien innerlijk nog niet
voldoende waren voorbereid, de volgende dag 's morgens met de oefeningen
zou beginnen. En hij verzocht hen allen naar de kerk te gaan en na daar
wat gebeden te hebben weer naar huis terug te keren.
Don Bosco trok zich terug in de kamer die men hem had aangewezen.
De eerste dag was hij alleen om de oefeningen te leiden omdat de geeste-
lijke, die met hem de oefeningen zou preken, vanwege het slechte weer niet
had durven komen. De dorpelingen kwamen met een groot aantal naar de preken
luisteren en verlangden dat hij veel langer zou preken.
Soms had hij al anderhalf uur gepreekt en zag hij zich verplicht
tot de menigte te zeggen: - "Nu ben ik zo moe! Ik kan niet meer spreken."
"Rust u dan wat", antwoordden ze, "maar ga door." – En Don Bosco
was zo goed niet of hij moest voortgaan.
Een keer preekte hij van tien uur 's morgens tot na het middaguur.
En zijn toehoorders dachten er niet aan weg te gaan.
Zoals het hun gewoonte was hadden de boeren om negen uur ontbeten,
en overigens lag de hele wereld toch dik onder de sneeuw.
"Ga door! Ga door!" riepen ze, telkens hij er een eind aan wilde
maken. Om één uur 's middags kwam hij van de preekstoel af. Maar de kerk,
het koor, de sacristie was eivol gevuld met een onbeweeglijke menigte. Met
moeite slaagde Don Bosco erin zijn stola af te leggen, en zich tot al die mensen

49.3 Page 483

▲back to top
- V/479 -
kerend zei hij glimlachend; - "Wat doet u hier? Gaan jullie nog niet naar
huis? "
- "We willen nog meer van u horen."
tweeën-
- "Ja, maar, ik ben moe; ik kan niet meer; de preek heeft
eenhalf uur geduurd."
- "Wel, rust u dan wat uit, wij wachten wel."
- "En vindt de pastoor het goed dat we doorgaan?"
- "We zullen het hem zeggen."
De pastoor kwam echter stomverbaasd naar Don Bosco toe en zei tegen
hem: - "Doet u maar wat u het beste dunkt; gaat u gerust door... die brave
mensen luisteren zo graag naar u!"
Na een kleine verfrissing gebruikt te hebben, beklom hij andermaal
de preekstoel. Nog steeds was de kerk overvol. Hij begon met hen te danken
voor hun aandacht, zich te verheugen over hun goede wil, en met hun te zeg-
gen, hoe ontroerend hij die vurigheid vond. Daarna hervatte hij de preek.
Af en toe kruidde hij zijn toespraak met enkele grappige gebeurtenissen -
en dat waren er veel - die hem onderweg naar dit dorp overkomen waren.
Vooral de ezelsreis van Montezemolo naar Salicetto met al de buitelingen
die hij toen gemaakt had, waren wel in staat om zijn gehoor te vermaken dat
uitbundig vrolijk werd van die beschrijvingen. De mensen schudden van het
lachen. Vanzelfsprekend werden de buitelingen, de afdalingen, de afgronden,
de bokkensprongen steeds in verband gebracht met geestelijke feiten.
Afgezien van kleine onderbrekingen had de preek op die manier in de
loop van die dag meer dan zes uren geduurd.
Dat hoeft geen verwondering te wekken wanneer men denkt aan de ma-
nier waarop Don Bosco gewoon was zijn preken te houden, zoals we al
ge ze gd hebben. Hij ging steeds te werk met gelijkenissen, voorbeelden, verras-
sende vergelijkingen. Wanneer hij het over de kwaadsprekerij had, nodigde
hij zijn toehoorders uit met hem in de geest een wandeling door het dorp
te maken. Hij deed alsof hij met hen door de straten ging en over de plein-
tjes liep en liet hen luisteren naar de gesprekken die er in allerlei hoek-
jes gevoerd werden. Dan verzocht hij hen met hem de winkels binnen te
gaan, de cafés, de stallen en de particuliere huizen en aanwezig te zijn
bij de gesprekken van dienstmeisjes, knechts, patroons en van leeglopers.
Daarna begon hij de personen te beschrijven die het voorwerp waren van de
kwaadsprekerij en de laster. Hij toonde aan dat meestentijds de daden van
de evenmens, ook de heiligste, verkeerd worden uitgelegd, dat dikwijls ver-
keerde handelingen overdreven worden door boosaardigheid en onnadenkend-
heid; hoe de onbeduidendste handelingen als voorwendsel gebruikt worden
voor zinloze opmerkingen die in strijd zijn met de naastenliefde. Uit zijn
beschrijvingen trad de persoon van de lasteraar als een walgelijk en af-
schrikwekkend iemand naar voren, terwijl de situatie van de belasterde al-
le medelijden en verdediging opriep. Met voorbeelden liet hij vervolgens
de noodlottige en betreurenswaardige gevolgen zien die het kwaadspreken
over de evenmens met zich brengt, en met de Heilige Schrift in de hand be-
wees hij hoe gehaat de kwaadspreker is in de ogen van God. Hij bewoog de men-
sen tot tranen toe en wekte hun vrolijkheid op al naargelang hij de ver-
schillende punten van zijn stof behandelde, vooral door de levendige schil-
dering van personen en gesprekken.

49.4 Page 484

▲back to top
- V/480 -
Maar de preek die, onder al de andere, onuitwisbaar in de geesten
van deze landbouwers geprent bleef, was die welke de Preek over de proces-
sie genoemd werd. Wanneer men een handvol graan over de mensen die in de
kerk verzameld waren had uitgeworpen, zou geen enkel korreltje ervan de grond
bereikt hebben, zo dicht stond de menigte op elkaar gedrongen. Don Bosco
kondigde aan dat hij allen wilde meenemen in een processie, zonder echter
iemand te storen of last te bezorgen. Hij vertelde vervolgens de muren van
het hemelse Jeruzalem aanschouwd te hebben. Boven de poort stond met grote
letters geschreven: Nihil coinquinatum intrabit in eam. Gering was het
aantal van degenen die het pad betraden dat naar die poort leidde. In de
diepte had hij in een vallei een vaandel gezien, helemaal zwart, gedragen
door een zonderling iemand. Op het vaandel stond geschreven: Neque fornica-
rii, neque adulteri, neque molles, neque fures, neque avari, neque ebrio-
si, neque maledici, neque rapaces regnum Dei possidebunt. Achter dat
vaandel rijde zich een heel lange processie. Zij werd geleid door een wezen
verschrikkelijk en wanstaltig, maar tegelijkertijd met verleidelijke ma-
nieren van doen en met een masker voor het gezicht. Allereerst volgden er
groepen personen die grinnikend slechte gesprekken voerden, daarna anderen die
in koor vloekten; vervolgens een rij van kwaadsprekers, daarna hele scharen van
lallende dronkaards, enzovoort. Daarna volgden lieden, beladen met gestolen
kastanjes, met druiven die ze hadden weggenomen uit de wijngaard van hun
buren en in manden wegdroegen; anderen volgden, wankelend onder de last
van graan en maïs die hun niet toebehoorde, enzovoort. Vervolgens een
troep vrouwen en jongens die thuis diefstal pleegden en hun buit verkochten
zonder dat het gezinshoofd er iets over wist, terwijl elk het voorwerp van
zijn misdrijf meedroeg. Daarna volgde de broederschap van de kleermakers,
allen voorovergebogen onder de last van de gestolen lappen stof die hen
gebukt deden gaan; de gilde van de molenaars, kromgebogen onder de zakken
meel die zij hun klanten onthouden hadden; de gilde van de winkeliers die
met onzuivere gewichten wogen, die van de helers die kochten wat hun door
dieven werd gebracht, die van de woekeraars, enzovoort.
Deze lieden gingen een poort binnen, die open stond in de zwarte
muren van een afschrikwekkende gevangenis aan het uiteinde van de vallei.
Aan de andere kant van de drempel zag men donkere onderaardse gangen
die zich op angstwekkende wijze in het binnenste der aarde verloren. Toen
allen binnen waren ging de poort plots dicht en op de vleugels van de deu-
ren stond aan de buitenkant die men eerst niet had kunnen zien, geschre-
ven: Periisse semel aeternum est.
Terwijl Don Bosco deze verschrikkelijke aanklacht tegen iedere klas-
se van personen richtte, heerste er in de kerk een onbeschrijflijke ontroe-
ring. Vervolgens begon hij al die groepen van personen die hij al genoemd
had te ondervragen.
- "En gij, vloekers, die thans het gezicht tegen God opheft, weet
gij op welke weg ge u begeven hebt? Waar ge heen gaat? Gij, ergernisgevers,
waar gaat gij heen? Gij, kleermakers, molenaars, waar gaat ge heen? Enzo-
voort. Weet ge waar ge uiteindelijk heengaat?"
Don Bosco onderbrak even zijn betoog. In de kerk hoorde men on-
derdrukt gesnik. Eindelijk besloot hij: "Gij weent? Ook ik ween, maar niet
over mezelf, maar veeleer over u! Waar gij op zekere dag heen zult gaan, zal
ik u morgen vertellen."
De mensenmenigte die te biechten ging was onbeschrijflijk. De kerk, de

49.5 Page 485

▲back to top
- V/481 -
sacristie en de pastorie waren stampvol. Velen zeiden tegen Don Bosco:
- "Hier, geeft dit geld aan de pastoor, en laat hij het aan die-en-die ge-
ven, zonder te zeggen waar het vandaan komt." Het waren restituties.
In enkele dagen tijd waren er door middel van de pastoor verscheidene
tienduizenden lires teruggegeven aan de rechthebbenden. De brave pastoor
weende van vreugde. Gods hand was duidelijk kenbaar en nooit had een preek
een zo grote uitwerking gehad als deze. Iste omnis fructus ut auferatur pec-
catum.(1)
Terwijl Don Bosco het Evangelie verkondigde in Salicetto, werd in
Turijn de laatste hand gelegd aan twee van zijn boekjes. Van een ervan gaf
de Armonia van 15 december een aankondiging:
"De Gentleman, de geschenkalmanak voor de abonnees van de Katholieke
Lectuur, is verschenen. We zien tot ons genoegen dat onder meer andere
leerzame en geestige dingen die hij bevat, ook plaats geruimd is voor een
populaire uiteenzetting over de hygiëne, waarin op dit voor het volk zo
belangwekkend gebied waardevolle raadgevingen worden verstrekt."
Samen met deze almanak werd aan de abonnees de door Paravia gedrukte de-
cemberaflevering gezonden: Het Leven van de H. Polycarpus, Bisschop van Smyrna
en martelaar, en van zijn leerling, de Heilige Irenaeus, Bisschop van L y o n e n
martelaar.Het verscheen anoniem, maar was door Don Bosco ge-
s c h r e v e n . In die bladzijden toont hij aan hoe de christenen op het einde
van de eerste en de tweede eeuw dezelfde waarheden aanvaardden als de ka-
tholieken van thans geloven en hoe zij de relikwieën van de heiligen ver-
eerden. Hij beschrijft hoe de relieken van de heilige Hilarius in Lyon
verschrikkelijk geschonden werden door de Calvinisten, bondgenoten van de
Waldenzen, en met welke heftigheid zij de katholieken trachtten uit te
roeien. Hij besloot met een grote waarheid die ook in onze dagen niet ver-
geten mag worden. 'Toen keizer Severus zijn wet afkondigde volgens welke
al zijn onderdanen verplicht waren te verzaken aan Jezus Christus op
straffe van terdoodbrenging van degenen die haar niet opvolgden, besloten
de christenen van Lyon, wetende dat de wetten der vorsten van deze wereld,
indien zij in strijd zijn met de wetten van God en van de Kerk, de naam
van wetten niet verdienen, en men niet alleen niet verplicht is ze op te
volgen, maar ze integendeel niet mag opvolgen, zich tot iedere prijs
standvastig te betonen in het geloof en zij lieten zich veeleer ter dood
brengen dan gehoor te geven aan dat schandelijke bevel."
Intussen werden in Salicetto ook de biechtstoelen van de eerwaarde
metgezel van Don Bosco die met hem de preken hield, en van andere ijverige
priesters, van de eerste morgenuren tot in de late avond, als het ware
belegerd door een menigte biechtelingen. Bovendien was in die dagen de
pastorie steeds vol mensen die aan Don Bosco als hij even vrij was de
zegen kwamen vragen voor hun zieken, en soms brachten ze de zieke tot bij
hem opdat hij hun genezing van de Heilige Maagd zou afsmeken. Hij had geen
ogenblik rust; toch weerhield dat hem er niet van antwoord te geven op de
brieven die hij had meegebracht of die hem door Don Alasonatti waren ge-
zonden. Aangezien het overdag niet kon, schreef hij 's nachts. Hier volgt er
(1) Is. 27, 9.

49.6 Page 486

▲back to top
- V/482 -
een die gericht is aan Graaf Pius Galleani d'Agliano met aanwijzingen die Don
Cafasso zeker zou goedkeuren.
"
Zeer Geachte Heer,
"
"
Terwijl ik hier in Salicetto vertoef om een reeks geestelijke
" oefeningen te geven, heb ik een oogje geworpen op de brieven die ik
" nog moet beantwoorden, en vind er een van U tussen, die ik wel in
" de geest al beantwoord meen te hebben, maar nog niet in werkelijk-
" heid als ik me niet vergis. Hoe het ook zij, ik verzoek U begrip te
" willen hebben voor dit, indien niet dubbele, dan stellig meer dan
" verplichte late antwoord.
"
Ter zake:
"
De jonge Chiansello is bij ons teruggekeerd. Hij is braaf,
" maar zijn gezondheid baart steeds zorgen. Wat het bedrag betreft
" vastgesteld voor uw heerbroer, zal ik doen zoals U me zegt, zodra ik
" weer in Turijn ben.
"
Indien er nog geen kapelaan is aangesteld is er nog altijd de
" kapelaan van Verzuolo, over wie verleden jaar al sprake was; hij is
" nog steeds vrij en ik heb uitstekende inlichtingen over hem gekre-
" gen. Er is ook nog een ander, Giovanni Grassino, rector van het
" krankzinnigengesticht in Collegno, die ik persoonlijk al verschil-
" lende jaren ken, en die zijn tegenwoordige post wel graag zou willen
" opgeven, alleen om met meer vrijheid zijn ambtsbediening te kunnen
" vervullen, want hij is een ijverige priester van onberispelijk ge-
" drag. Maar ik geloof dat het beter zou zijn als we daarover eens sa-
" men konden praten, dat zal dus het geval zijn zodra u in de hoofdstad
" terugkeert; we kunnen dan ook de genoemde personen nader bespreken.
"
Intussen wens ik bij deze gelegenheid overvloedige zegen des
" hemels voor U en uw hele achtenswaardige familie en bid de heilige
" Maagd Maria Onbevlekt Ontvangen opdat zij door Haar bemiddeling van
" haar goddelijke Zoon gedurende deze noveen zou verkrijgen, vrede,
" rust, genade, de vreze Gods en volharding in het goede. Amen.
"
Met de meeste hoogachting en dankbaarheid, ben ik
"
" Salicetto, 29 november 1857
uw gehoorz. dienaar,
"
Bosco Giovanni, priester.
Ook de jongens van het Oratorio ontvingen een brief van Don Bosco, waarin
hij hun schreef op welke manier hij wilde dat zij Maria Onbevlekt Ontvangen zou-
den vieren.
"
NOVEEN TER ERE VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS
" Eerste dag: Opstaan - op tijd en in stilte - alles in orde brengen,
"
daarna naar de kerk.
" Tweede dag: Het binnenkomen in de kerk - stipt op tijd - niet lachen
"
de blik op het altaar gericht houden zonder iemand aan te
"
kijken - ieder gaat naar zijn eigen plaats.
" Derde dag: Het knielen - niet hier en daar tegen leunen, ook niet
"
op de hielen gaan zitten, rechtop, met de handen voor de

49.7 Page 487

▲back to top
- V/483 -
"
" Vierde dag:
"
"
"
borst gevouwen.
Het bidden - De woorden duidelijk en helder uitspreken,
hardop, maar tot het einde toe ook eenstemmig. Niet rond-
kijken, niemand in het gezicht kijken om welke reden
ook; niet lachen of met iemand praten.
" Vijfde dag:
"
"
" Zesde dag:
"
" Zevende dag:
"
" Achtste dag:
"
" Negende dag:
"
Het kruisteken - de woorden duidelijk uitspreken en
de hand zonder haast bewegen, tot het slot de handen
samenvouwen.
Nadenken over vorige biechten - begane zonden betreuren
en het voornemen maken ze niet meer te bedrijven.
Generale biecht - voor wie die nog niet gedaan heeft of
nog enige oude lasten op zijn geweten heeft.
Onderzoek naar slecht gebiechte of in de biecht ver-
zwegen zonden. Besluiten ernstig te biechten.
Vasten of enkele verstervingen ter voorbereiding op de
H. Communie.
OP DE FEESTDAG.
" Deelnemen aan de godsdienstoefeningen met zo groot mogelijke aan-
" dacht. Voornemen: De medaille van Maria Onbevlekt Ontvangen bij
" zich dragen, deze kussen en Maria aanroepen bij bekoringen.
Vervuld van gedachten over zijn beminde jongens, zag Don Bosco
het einde naderen van de missie, waarin hij tot het laatste ogenblik van
zijn verblijf in dit dorp preekte. Nog op het punt van te vertrekken, na-
dat de bevolking hem een eind weegs vergezeld had, sprak hij boven op een
soort reiswagen die hem op een kruispunt waar de weg breder werd, opwacht-
te, de menigte toe: "Denkt aan dit en dat, aan deze en gene raadgeving! Aan
de beloften die gij Onze-Lieve-Heer gedaan hebt!"
- "Ja, ja!" antwoordden allen. Enkelen verzekerden hem zelfs dat ze
bepaalde dingen die hij hun in de biecht had aangeraden, niet zouden ver-
geten. En zo keerde hij dan naar het Oratorio terug, om de noveen ter ere van
Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te beëindigen en die van Kerstmis te
beginnen.
Don Bosco vertelde naderhand: "Die tocht is voor mij zo vol avon-
turen geweest, dat ik er vaak over gedacht heb, om als ik tijd had, dat
eens op papier te zetten. Het zou een hele roman worden. Men kan wel enke-
le dingen vertellen, maar niemand kan zich een zo grote verscheidenheid
van wederwaardigheden voorstellen. Als ik de gebeurtenissen gedurende de
reis zou beginnen te vertellen, of over de preken, de bekeringen en ver-
schillende restituties, over tal van genaden verkregen van Onze-Lieve-
Vrouw, zou ik een hele maand nodig hebben. Ik was buitengewoon tevreden over
die missie."
Maar hij raakte ook niet uit de gedachten van die brave landbouwers.
Een van onze medebroeders verstrekte ons het volgende verhaal op schrift:
"Om familieredenen begaf ik mij in september 1887 naar Salicetto,
in de omgeving van Mondovi. De familie bij wie ik logeerde was een familie van
medewerkers van ons. De heer des huizen ontving mij hartelijk en behandel-
de mij met onvergelijkelijke edelmoedigheid. We kwamen over Don Bosco te
spreen. "0, die ken ik", zei de brave man, "die ken ik. Die was hier in
1857 om een missie te houden... Iedereen die naar zijn preek ging... wel,
die bleef als betoverd naar hem luisteren... Toen hij vertrok vergezelde ik

49.8 Page 488

▲back to top
- V/484 -
hem. Er was sneeuw gevallen. Het was bijtend koud en er stond een felle
wind. Ik herinner me dat een windvlaag hem de hoed afrukte. Ik rende wat ik
kon, bracht hem de hoed terug en hij begon me te bedanken... Och! het was
een heilige man. Men kan niet anders van Don Bosco zeggen. Als u naar
Turijn teruggaat, moet u hem vooral zeggen dat u bij mij thuis geweest bent.
Ik ging naar Turijn en vertelde alles aan Don Bosco. Hij glimlachte
en scheen plezier te hebben in wat ik hem vertelde. Toen zei hij tegen
me: "Ik herinner me die tijd nog heel goed. Hebben ze je verteld dat mijn
preken zo lang duurden?"
- "Maar, Don Bosco! Integendeel..."
- "Mooi, maar je moet weten dat ik de moed had om drie uren lang op
de preekstoel te staan." - Daarna vroeg hij me: "Ben je moe? Heb je gege-
ten?"
"Zeker, Don Bosco, dank u."
"Heb je Don Rua al goedendag gezegd?"
En Don Rua die in de buurt was zei: "Ja, we hebben elkaar al gezien,
is 't niet?"
- "Goed", besloot Don Bosco, nu en voortaan altijd, moet je je
steeds tot hem richten... " - Dat waren de laatste woorden die ik uit zijn
beminde mond gehoord heb."
Maar in 1857 werd de missie in Salicetto nog door een ander ge-
denkwaardig feit gevolgd.
Don Bosco had zich langdurig met de theol. Murialdo onderhouden
over de noodzaak van een lagere dagschool voor de jongens, die op zon-
en feestdagen het Oratorio van de H. Aloysius bezochten, maar voor de rest
van de week in ledigheid over straat liepen, zelfs op gevaar af in de
valstrikken van de protestanten te vallen, die daar in de buurt hun
kerk hadden. Er moest in die dringende behoefte dus voorzien worden, daar
anders de moeiten van de ijverige catechisten voor een deel zonder uitwer-
king zouden blijven. Terwijl er overlegd werd hoe aan de nodige middelen te
komen, werd Don Bosco uitgenodigd op de algemene vergadering der Sint-Vin-
centiusvereniging, die in Turijn gehouden werd in de zaal van de zetel der
vereniging - aan de via Stampatori - op de avond van 8 december.
Don Bosco ging erheen en nam, zoals hij gewoon was, een paar van
zijn grootste jongens mee, leden van de annexe conferentie, onder wie Gio-
vanni Villa. Onderweg zei hij tegen hen: "Vanavond zullen jullie heren
horen die als apostelen spreken!"
In de indrukwekkende vergadering behandelde een van de leden meer
in het bijzonder de manier om een dam op te werpen tegen de in Turijn op-
dringende protestanten. Met hun gratis lagere en landbouwschool die in
die dagen geopend waren, en vooral met die in Borgo Nuovo, in de buurt van
de Valentino en de Platanenweg, thans de corso Vittorio Emanuele, brachten
ze de jongens in het zeer ernstige gevaar hun geloof te verliezen. Hij wees
er eveneens op dat zij een asiel geopend hadden, verbonden aan hun kerk, en
dat zij gratis soep uitdeelden aan alle katholieke kinderen die zich daar
meldden. Verschillende sprekers zetten hun plannen uiteen om het werk van
deze meesters in de ketterij de wind uit de zeilen te nemen; doch de ver-
gadering, die ofwel aarzelde met het oog op de grote kosten, of het niet eens

49.9 Page 489

▲back to top
- V/485 -
kon worden over de te volgen manier, kwam niet tot een uiteindelijk be-
slissing, en de zaak werd op de lange baan geschoven op gevaar af dat er
tenslotte niets zou worden besloten. Don Bosco die met levendige aandacht
de gedachtewisseling gevolgd had, vroeg het woord en zei vastbesloten:
"Met het oog op de ernst van de gegeven uiteenzettingen moeten we niet van
hier vertrekken zonder praktische en doeltreffende besluiten genomen te
hebben om ons rechtstreeks tegen de kuiperijen van de Waldenzen teweer te
stellen, en op zijn minst besloten hebben tot de oprichting van een school
over te gaan. In de meest bedreigde wijk hebben we al het Oratorio van de
H. Aloysius van Gonzaga, en daar is nog wel voldoende plaats voor een
klas. Op andere geschikte plaatsen zullen we met Gods hulp andere scholen
openen, die we katholiek zullen noemen en, onder de bescherming van de H.
Vincentius a Paolo, zult gij er de bevorderaars van zijn. Don Bosco zal
steeds bereid zijn uw werk te steunen. Er zijn bekwame en gediplomeerde
leerkrachten nodig voor de jongens, en die zullen we vinden; voor de meis-
jes ontbreekt het niet aan zusters met wettelijke bevoegdheid en we zullen
een of andere Congregatie vragen deze ter beschikking te stellen. We heb-
ben geld nodig, maar de Voorzienigheid is heel rijk. Er is een comité nodig
dat zich voor de onderneming spant, haar beheert, er toezicht op houdt en
haar bestuurt, en dat behoort u te kiezen. Wanneer wij de zaak op de lange
baan schuiven zal het steeds moeilijker worden een zo groot kwaad te voor-
komen. Men moet direct beginnen met de school in het Oratorio van
Porta Nuova." - En zijn toespraak vervolgend, voerde hij zoveel redenen
aan, sprak hij met zoveel overtuiging, dat heel de vergadering zijn voor-
stellen aannam. Het was echter nodig de avondscholen uit te breiden die
in het Oratorio van de H. Aloysius waren ingericht, er ook dagscholen van
te maken, en gratis de boeken en schriften aan de leerlingen te verschaffen.
Don Bosco zocht onmiddellijk contact met verdienstelijke persoon-
lijkheden, vastberaden strijders voor het geloof, onder wie ridder Mi-
chelotti, graaf Cays, afgevaardigde van Condove, graaf di Castagnetto,
senator, de advocaat Bellingeri, die allen blij waren als hun de gelegen-
heid geboden werd de zaak van God te steunen. En vol ijver begon hij-
zelf met een katholieke lagere dagschool bij het Oratorio van de H. Alo-
ysius. Daarom huurde hij een stukje grond, liet er een klein gebouw op
zette, een lokaaltje voor de portier, en een behoorlijk ruime zaal die
met een beweegbare houten wand in tweeën werd gedeeld. Die beweegbare
wand kon zo nodig worden weggenomen zodat de ruimte als toneelzaal kon
dienen voor het klein theater. Hier moesten de jongens van twee lagere
klassen worden ondergebracht; er moest voor de noodzakelijke meubelen ge-
zorgd worden en voor alle schoolbehoeften. Daar Don Bosco in die tijd geen
gediplomeerde onderwijzers in huis had, moest hij in de stad op zoek gaan
naar een geschikte en overtuigde katholieke leerkracht. Door het brengen
van zware offers zorgde hijzelf voor de jaarwedde; hij bepaalde ook dat
de nodige prijzen ter aanmoediging van de leerlingen niet mochten ontbre-
ken. Van deze onderneming was de theoloog Leonardo Murialdo de voornaamste
weldoener door zijn edelmoedige giften en zijn medewerking.
Zodra het mogelijk was werden de scholen geopend, en niet weinig
arme jongens uit katholieke gezinnen, jongens die de protestantse scholen
in de steek lieten, werden erdoor aangetrokken. Met behulp van dit lager
onderwijs slaagde men erin te voorkomen dat zij het slachtoffer werden
van de ketterij.
Het jaar 1857 liep ten einde en om de gelegenheid te hebben elk van
de zijnen een raad te geven die ieder naar eigen behoefte nodig had, kondigde

49.10 Page 490

▲back to top
- V/486 -
hij ieder jaar in het openbaar aan dat hij voor allen een geschenk had; de
jongens kwamen dan een voor een naar hem toe om zijn gave in ontvangst te
nemen. Don Bosco fluisterde dan elk van hen een vermaning of een raadge-
ving in het oor, vaak ontleend aan het leven van een of andere heilige. Op-
dat een dergelijk nieuwjaarsgeschenk gemakkelijker zou worden onthouden gaf
hij soms, aan ieder een geschreven briefje dat later voor allen kostbaar zou
worden, zodat ze het vele, vele jaren lang bewaarden.
Een dergelijk nieuwjaarsgeschenk gaf hij ook aan de seminaristen
die hij bij zich liet komen, en het bestond uit een spreuk uit de H.
Schrift of een tekst uit de Heilige Vaders en was in het Latijn gesteld.
En het was wonderlijk dat hij, ook toen er zich in het Oratorio reeds vijf-
tig seminaristen en priesters bevonden, zonder enig geschrift bij de hand
te hebben, iedereen onder vier ogen de nauwkeurig aangepaste raad gaf, zonder
in herhaling te vervallen, en wel zo nauwkeurig dat allen in hun hart ver-
wonderd opmerkten: "Dit gezegde is werkelijk op mij van toepassing."
Soms maakte hij voor iedere seminarist een briefje gereed, dat hij eigen-
handig schreef en dat hij met grote beminnelijkheid overhandigde. Er ston-
den spreuken op te lezen, waarvan er enkele voor ons behouden zijn geble-
ven. Het eerste van die briefjes kreeg de seminarist Anfossi: "Sicut misit
me Pater et ego mitto vos. Filius amatur a Patre et tamen ad passionem mit-
titur: ita et discipuli a Domino amantur, qui tanen ad passionem mittuntur
in mundo (H. Gregorius, zondag na Pasen. - Qui aestimaverunt lusum esse vi-
tam nostram, et conversationem vitae compositam ad lucrum, omnes insipientes et
infelices - Nullum Deo gratius sacrificium offerri potest quam zelus anima-
rum (Greg. de Grote). - Curare ut puisquis sacerdoti jungitur, quasi ex
salis tactu aeternae vitae sapore condiatur (H. Greg.) - Salus est animae
et corporis sobrius potus. Eccl. XXXI, 37).
Maar de meest verheven raad die Don Bosco gaf was de gedachtenis
aan de in het afgelopen jaar overleden kameraden. Behalve Domenico Savio en de
seminarist Garigliano, was in de maand maart in zijn geboortehuis Domenico
Lupo uit Chieri gestorven, in augustus in het Mauritius-hospitaal Allessan-
dro Re uit Caselle, en in november te Camerano, zijn geboorteplaats, Mar-
cello Bordoni.

50 Pages 491-500

▲back to top

50.1 Page 491

▲back to top
- V/487 -
HOOFDSTUK
LXIII
1858 - KATHOLIEKE LECTUUR DE KLEINE CLERUS BELANG VAN
DEZE INSTELLING - HET FEEST VAN DE H. FRANCISCUS VAN
SALES - DE DOOP VAN EEN MOOR -LEVEN VAN DE HH. PAUSEN
ANICETUS, SOTER, ELEUTHERIUS, VICTOR EN ZEPHIRINUS -
OPROEP TOT DE MEDEWERKERS EN ABONNEES VAN DE KATHOLIEKE
LECTUUR - CESARE CHIALA, MEDEWERKER VOOR DEZE UITGAVE -
DON BOSCO STEEDS DE STEUN VAN DE PRIESTERS - HIJ BESLUIT NAAR
ROME TE GAAN MET AANBEVELINGSBRIEVEN VAN MGR. FRANSONI.
Het jaar 1858 zette in met de verzending van de Katholieke Lec-
tuur van januari. De aflevering behelsde een korte uiteenzetting van de
Epistels en Evangeliën van de zon- en feestdagen, met gebeden en overwegin-
gen ten gebruike van het christelijke volk. De overwegingen over de Evan-
geliën zijn die van Pater Carlo Massini, toegevoegd aan het onvergelijke-
lijke boek dat hij wijdde aan het leven van Onze Heer Jezus Christus.
Die over de Epistels zijn geschreven door een geleerd en vrome priester
die ze opstelde naar het model van de vorige. Het boekje was een bewijs
dat de Kerk de gelovigen voortdurend de Heilige schrift ter overweging
voorhoudt; en daardoor een weerlegging van de beschuldigingen der Protestan-
ten.
Maar al was dit boek een aansporing tot alle christenen om met een
hecht geloof deel te nemen aan de heilige altaargeheimenissen, tot hetzelf-
de doel werd er in het Oratorio een nieuwe stichting gedaan. De cle-
ricus Giuseppe Bongiovanni bedacht, nadat hij de Compagnie van het Aller-
heiligste Sacrament had gesticht en georganiseerd, nog een andere, als aan-
hangsel van de eerste, namelijk de Kleine Clerus. Behalve de versiering
van Gods Huis, was het allereerste doel ervan bij de meer begaafde stu-
denten, de roeping tot de geestelijke staat aan te wakkeren en in het bij-
zonder onder de leerlingen van de hogere klassen. Nadat ze voldoende ver-
trouwd waren met de kerkelijke ceremoniën, moesten zij, in toog en koorhemd
gekleed, op feestdagen om beurten de Mis dienen, en gezamenlijk in het
priesterkoor deelnemen aan de diensten van de voornaamste plechtigheden
van het jaar. - In geval van nood konden ze eveneens kaarsen dragen, het wie-
rookvat zwaaien, als acoliet, kr ui sd ra ge r o f ce re mo ni em ee st er o p tr ed en ,
en zo vo or t, b ij de h oo gm is , de vespers, bij de zegen met het Allerheiligste,
in de processies, bij al de plechtigheden van de Goede Week en de begrafenis-
diensten en -stoeten.
De leiding van deze Clerus moest worden toevertrouwd aan een ervaren,
ijverig en door een goede geest bezielde priester, die gewoonlijk catechismms-

50.2 Page 492

▲back to top
- V/488 -
leraar in het Oratorio was. Bij de vervulling van zulke verplichtingen kon
hij zich laten bijstaan door enkelen van de oudsten van deze Clerus, waar-
bij hij de een het onderhoud opdroeg van de gewaden en togen, en een ander als
ceremoniemeester aanstelde om de orde gedurende de diensten te handhaven.
De eerste directeur of voorzitter ervan werd bij uitzondering en
wegens zijn verdiensten de clericus Giuseppe Bongiovanni zelf, die zich
later als priester heel ijverig betoonde in zijn preken en conferenties;
hij waarschuwde nu de jongens en later bet volk tegen de dwalingen van de pro-
testanten, maar vooral verdedigde hij op heel aantrekkelijke en overtui-
gende manier de katholieke waarheid over de waarachtige tegenwoordigheid
van Jezus Christus in de Heilige Eucharistie.
Tegelijkertijd wist hij zijn Kleine Clerus een zodanige manier van
optreden bij te brengen, dat niemand gedacht zou hebben dat zij jonge leken
waren, wanneer zij bij de heilige diensten in toog en superplie in de kerk
verschenen of in processie door de stad trokken; zo ingetogen was hun oog-
opslag en zo waardig hun houding.
Verbeterd en goedgekeurd door Don Bosco zag het Reglement van de
Kleine Clerus er als volgt uit:
" 1.
"
"
" 2.
" 3.
" 4.
"
" 5.
"
"
" 6.
"
" 7.
" 8.
" 9.
" 10.
"
"
" 11.
" 12.
"1
"
"
" 13.
"
" 14.
"
" 15.
"
De voorzitter van de Compagnie van het H. Sacrament, zal desge-
vraagd onder de leden de oudste en voorbeeldigste jongens uit-
zoeken en hen opnemen in de Kleine Clerus.
De leden voegen zich stipt naar het luiden van de bel.
Zij zorgen ervoor dat er op de trap geen lawaai gemaakt wordt.
In het lokaal van de Kleine Clerus moet absoluut stilzwijgen in
acht worden genomen.
Niemand mag kledij, baret of kraag van de anderen nemen;
evenmin in de kasten zoeken; wanneer er iets nodig is vraagt men
het aan degene die daarvoor te zorgen heeft.
Iedereen onderwerpt zich aan het uitdelen van de kledingstukken,
van het ontbijt en het vieruurtje.
Het is verboden zich buiten de tijd naar het lokaal van de Kleine 11
Clerus te begeven.
In de sacristie blijft iedereen zijn eigen plaats innemen.
Wanneer men naar het altaar gaat, vermijde men luidruchtigheid en 11""
gedrang.
Gedurende de plechtigheden moet men niet verstrooid zijn, doch
steeds aandacht schenken aan de aanwijzingen van de
ceremoniemeester.
Niemand verlaat het priesterkoor gedurende de plechtigheden.
Na de plechtigheid verdringe men elkaar niet bij de trap, maar
iedereen gaat met zijn metgezel naar het aangewezen nummer en
hangt baret, koorhemd en kraag op, en geeft de toog aan de man
die daarvoor te zorgen heeft.
Wie de Dienst niet kan bijwonen dient de verantwoordelijke te
verwittigen.
Wanneer men elders dienst gaat doen, gedrage ieder zich als een
welopgevoede jongen.
Wanneer er iets verkeerd loopt, moppert men niet, maar legt de
moeilijkheid voor aan de voorzitter.

50.3 Page 493

▲back to top
- V/489 -
" 16. Het is ieders bijzondere taak de eer van de Compagnie hoog te hou-
"
den door goed gedrag en veelvuldig communiceren.
" 17. Indien de voorzitter dit goed dunkt zal hij de jongens kunnen
"
verwijderen die zich niet waardig betonen, door een minder stich-
"
telijk gedrag of anderzijds.
" 18. Wanneer iedereen dit kleine reglement naleeft, zal het gedrag der
"
leden des te verheugender zijn en de zegeningen des Heren in des
"
te grotere mate over de Compagnie neerdalen.
Ad maiorem Dei gloriam
Don Bosco voegde aan dit reglement een praktische richtlijn voor de
voorzitter toe, opdat de geest van godsvrucht geen schade zou lijden, en
waardoor hij gemakkelijk de fouten van lichtzinnigheid aan het altaar ge-
maakt kon verbeteren. Ze was in de volgende termen gesteld: "Wanneer een
lid van de Kleine Clerus door zijn weinig stichtelijk gedrag in zijn
plicht te kort schiet, kan hij door de directeur worden weggezonden of
voor kortere of langere tijd geschorst al naargelang de ernst van het ge-
val. Hij blijft echter nog tot de Compagnie behoren en, met toestemming
van de directeur, de wekelijkse bijeenkomsten bijwonen ter verbetering van zijn
gedrag."
En de Kleine Clerus werd van toen af niet alleen het mooiste sie-
raad van de plechtigheden in het Oratorio maar ook de hulp van verschil-
lende parochies en instituten in Turijn, die door gebrek aan kerkelijke
bedienaren hun feesten niet zo plechtig zouden hebben kunnen vieren. Voor-
al in de Goede Week werden de leden, afgezien van een klein gedeelte be-
stemd voor de diensten van het Huis, in kleine groepen verdeeld en trok-
ken zij erop uit om, soms vlak achtereen in meerdere kerken te gaan
dienen. En nog heden ten dage wordt dat vrome gebruik in ere gehouden.
Maar hoeveel deze compagnie die aan de Kerk een groot aantal bedie-
naren van het altaar schonk, Bongiovanni kostte, dat weet alleen zijn en-
gelbewaarder die al zijn moeiten en zijn inspanningen telde. De moeilijkhe-
den die hij te boven moest komen om de welwillendheid moed in te blazen en
ook om de spot te verdragen van degenen die zijn heilige bedoelingen en de
verheven resultaten niet kenden of niet voldoende waardeerden, waren voor een
deel ook door zijn compagnieleden uit die tijd gekend. Deze deelden met hem
als het ware de vreugden, maar evengoed de moeilijkheden en kleine vervol-
gingen van de zijde van de een of andere deugniet, die nooit in een gemeenschap
ontbreekt.
Don Bosco sloeg Bongiovanni en de zijnen gade, bemoedigde hen en
beschermde hen, ook waarschuwde hij streng sommige lichtzinnigen, maar niet
zelden leek het alsof hij enige kritiek of spot toeliet wanneer het goede
maar niet geschaad werd. Hij oordeelde het wel goed dat men er zich aan zou
wennen niet de moed te verliezen ter wille van een dom of boosaardig woord,
dat men de strijd zou aanbinden met het menselijk opzicht, en dat men het
hoofd hoog zou dragen, fier, de Heer te mogen dienen.
Voor een ander van zijn doelstellingen legde hij het erop aan dat
hun deugd hecht gegrondvest en moedig zou zijn. Zoveel als in zijn vermogen
lag drong hij erop aan, dat de zangers tot de Kleine Clerus zouden beho-
ren, want hij vond dat men de muziek en de zang als een functie op zichzelf
diende te beschouwen. Vandaar dat hij verlangde dat de catechist er niet
zou op aandringen dat degenen die een mooiere stem hadden dan de anderen het

50.4 Page 494

▲back to top
- V/490 -
koor zouden verlaten voor de dienst bij het altaar, tenzij de directeur van
het zangkoor verklaarde dat hun aanwezigheid in het koor niet noodzake-
lijk was. - "Aan hen", zo zei hij, "late men het uitvoeren van de heilige
bedieningen over op de secundaire feestdagen, wanneer de mis in het gregoriaans
wordt uitgevoerd."
De voorzichtigheid bracht hem tot een dergelijke richtlijn.
De zangers die heel talrijk zijn, worden het minst in het oog gehou-
den, wanneer zij naar de zangschool gaan, tijdens de lessen, bij het te-
rugkeren naar hun gewone bezigheden en gedurende het verblijf op het koor.
Vaak ook moesten zij zich naar verschillende dorpen begeven ofwel werden
ze voor een of andere plechtigheid uitgenodigd. Daarom is het nodig dat
zij de besten en de godvruchtigsten onder de leerlingen zijn om een stich-
tende indruk op het volk te kunnen maken. Want het was en is daadwerkelijk
een stichtend voorbeeld, voor een gehucht of een stad, al die zangertjes 's
morgens godvruchtig te communie te zien gaan en hen daarna met zoveel ge-
loofsovertuiging te horen zingen. Ook gebeurt het wel dat deze jongens,
wan-neer er in een dorp niet voldoende plaatsruimte te vinden is om hen
allen samen onderdak te verlenen, in kleine groepjes gastvrijheid genie-
ten bij verschillende inwoners, die blij zijn te kunnen voldoen aan de
uitnodiging van de pastoor of de prior van het feest. In die gevallen kan
het gebeuren dat enkelen wel eens in gevaar kunnen komen de Heer te bele-
digen door hun verlegen aard, terwijl degene die sterk en vastbesloten is
in de vreze des Heren zich weet te verweren tegen vermetele en arglistige
aanvallen. Inderdaad zag men bij bepaalde gelegenheden een van onze jonge
zangers opstaan en een of andere vriend van zijn gastheer het zwijgen op-
leggen die, aan tafel genodigd, ongepaste gesprekken was gaan voeren. Een
andere zanger slaagde er met verstandige antwoorden in iemand te doen
zwijgen die de godsdienst en de priesters was beginnen te bespotten. Her-
haaldelijk vonden enkele jongens, wanneer zij op de vooravond van een
feestdag, als iedereen zich naar zijn aangewezen adres begeven had, dat een
maaltijd van vleesspijzen voor hen klaarstond.- "Eet toch", zei de heer des hui-
zes. "Je hoeft geen scrupules te hebben; Don Bosco ziet er niets van en zal het
niet te weten komen."
Maar de jongen gaf een moedig antwoord: - "Dat Don Bosco me niet
ziet, weet ik, maar er is een ander die me ziet! God!" - En hij stelde
zich tevreden met wat brood en fruit.
Don Bosco wilde dus hebben dat de zangers een levende preek zou-
den zijn op de plaatsen waar ze heengingen en dat ze daarom tot de Kleine
Clerus zouden behoren. Zodoende verwierven zij sympathie en grote eerbied
voor het Oratorio, en tal van kleine voorvallen van moedige deugd werden
betoond door hen allen, ook door degenen die op onvoorzichtige wijze geen
acht geslagen hadden op de bescheidenheid die de jeugd past.
Al de leden van deze nieuwe en uitgelezen compagnie van de
Kleine Clerus was op de dag van Maria Lichtmis in de gewijde gewaden rond
het hoofdaltaar geschaard, terwijl twee van haar leden de communiteitsmis
dienden die werd opgedragen door Don Bosco. Op de 31ste januari was de
compagnie al in het priesterkoor verschenen toen de plechtige dienst ter
ere van de H. Franciscus van Sales werd gehouden. Maar de dienst bij het
altaar viel aan de eigenlijke clerici ten deel, die nog vele jaren lang
deze eer niet wensten af te staan, Over dat feest gaf de Armonia een
verslag in het nummer van donderdag 4 februari 1858.

50.5 Page 495

▲back to top
- V/491 -
"
Het is verleden zondag een plechtige en blijde dag geweest
" voor de goede jongens van het Oratorio van de H. Franciscus van Sa-
" les. Horatius, die geleerd had dat omne tulit punctum qui miscuit
" utile dulci, zal wel nooit gedacht hebben dat het christendom zulke
" mensen zou voortbrengen die, door het geheim en de beminnelijke
" prikkel van de goddelijke genade, of, zoals anderen zouden zeggen,
" door een gelukkige loop der natuur, in elk van hun handelingen uit-
" voerig van dit beginsel zouden getuigen, niet om bijval te verwer-
" ven, maar om velen naar de weg te voeren die tot de hemel leidt.
" En één van deze mensen is nu juist de hoogwaardige en verdienstelijke
" priester Don Bosco.
"
Waartoe hij in staat is, daarvan hebben degenen een bewijs
" gekregen die gisteren in het Oratorio waren. Het feest van de pa-
" troonheilige van de kerk werd er gevierd en de hele dag was zo knap inge-
" deeld in ontspanning en vrome aandacht, dat hij voor die grote me-
" nigte jongens in een ommezien voorbij was. 's Morgens was er een
" generale heilige communie, waartoe meer dan vierhonderd jongens na-
" derden met van heilige vreugde stralende gezichten. Daarna was er
" een plechtige Heilige Mis, gezongen door prof. Ramello die sinds onge-
" veer een jaar met liefde en blijdschap Don Bosco ter zijde staat bij
" de heilige werken die hem door de goddelijke Voorzienigheid zijn
" toevertrouwd. Het orkest werd geheel door die jongens gevormd, deels
" studenten, deels vakjongens; ze waren allemaal goed en sommigen zelfs
" geweldig. Wie weet hoe rusteloos en beweeglijk jongens kunnen zijn,
" zou verbaasd zijn dat er in een zo stampvolle kerk, zoveel aandacht
" en zoveel ingetogenheid kon zijn en dat zonder een groot aantal surveil-
" lanten.
"
Maar het is zo. De virtuele tegenwoordigheid van hun beminde
" directeur is voldoende om hun plicht te doen. De tijd na het middag-
" maal werd opgeluisterd door mooie afwisselende symfonieën van dat mu-
" ziekkorps, waardoor het hele levendige gezelschap een gepaste en
" opgewekte afleiding verschaft werd. Na de vespers vond het doopsel plaats
" van een volwassen Moor, plechtig toegediend door Mgr. Balma, waarbij
" graaf en gravin di Clavesana als peter en meter optraden, aan wie
" bedoelde Moor zowel zijn materiële als geestelijke redding te danken
" had. Na afloop van het plechtige ritueel, beklom monseigneur het al-
" taar en sprak spontaan ontroerende woorden, waar de grote menigte
" aanwezigen met aandacht en veel stichting naar luisterde.
"
Toen de kerkelijke plechtigheden beëindigd waren met de Zegen met
" het Allerheiligste, ging men over tot de uitreiking van de prijzen
" onder hoge aanwezigheid van dezelfde prelaat. De bekroonden waren deels
" studenten, deels arbeidende jongens, en het zijn niet de oversten
" geweest die daarover oordeelden, maar de kameraden onder elkaar die
" stemden en vrij beslisten. De gebruikelijke muziek zorgde voor op-
" luistering. De uitreiking werd besloten met het bekende lied getiteld:
" Weeklacht der Romeinen bij het vertrek van Pius VII. Het werd voor-
" treffelijk uitgevoerd door de jonge Carlo Tomatis met een koor van
" meer dan twintig stemmen. Daarna moest monseigneur afscheid nemen
" van zijn beminde door hem gezegende jeugd, maar hij nam gewis een blij-
" vende herinnering mee aan een zo godvruchtige en opgewekte plechtig-
" heid, zoals ook zijn wijze woorden en vaderlijk optreden onuitwis-
" baar geschreven zullen blijven in de harten van die jongens.
"
Restte nog de uitvoering van een toneelstuk, getiteld Baldini,
" met een mooie zedelijke en opvoedkundige strekking. Het handelt over
" iemand met een nobel hart die, door de raadgevingen van een slechte

50.6 Page 496

▲back to top
- V/492 -
" kameraad van de rechte weg gebracht, zover komt dat hij hoofdman wordt
" van een roverbende. Maar de herinnering aan zijn moeder komt op het
" juiste ogenblik weer bij hem boven en daardoor wordt hij te-
" ruggevoerd tot eerbaarheid en deugd. De ruime en lange zaal die als
" studiezaal dienst doet en door gas wordt verlicht, werd terstond in
" een toneelzaal omgevormd. De jonge toneelspelers hadden eer van hun werk,
" maar vooral verdiende de heer Fumero, oud-leerling van het Huis alle
" sympathie en bijval. Toen het toneelstuk was afgelopen en het gor-
" dijn weer opging zag men een vaas op het toneel staan en een jon-
" gen die er een bloemenkrans over hing. Daarna kwam er langzaam van
" achter de vaas een in het wit geklede gedaante te voorschijn die in
" een prachtige klaagzang haar jonge zoon de ijdelheid verweet van zijn
" hyacinten en de onvruchtbaarheid van zijn tranen. Het was de geest
" van Vinciguerra, uitgebeeld door de al geprezen Tomatis de schil-
" der.
"
Op deze manier het nuttige met het aangename verenigend wist
" de voortreffelijke en eerbiedwaardige Don Bosco op één dag zeer ver-
" standig en met vaderlijke liefde een overmaat van stichting en aan-
" gename verpozing te verschaffen aan een grote groep jongens die hij
" liefheeft als zijn zonen en die hem liefhebben als hun vader.
Intussen had Don Bosco zich gehaast twee nieuwe afleveringen van de Ka-
tholieke Lectuur voor te bereiden en aan Paravia toe te zenden, want hij
was vastbesloten aan de voeten van de Plaatsvervanger van Jezus Christus
te gaan knielen om met hem te spreken over de manier waarop de door hem
gestichte congregatie een blijvend karakter zou kunnen krijgen.
Voor de maand februari was het anonieme boekje bestemd: De Chris-
telijke vasten. Men leest er korte maar belangwekkende historische en
morele aanwijzingen in over de inachtneming van de veertigdaagse vasten,
die zijn oorsprong heeft in de tijd der apostelen over de verplichting om de
vasten te onderhouden, over de manier om haar te heiligen, over de ontheffingen
en vrijstellingen die de Kerk in haar moederlijke goedertierenheid toestaat.
Ziehier hoe de Armonia van 11 maart zich ten aanzien van dit boek
uitdrukt:
"
In het boek Christelijke Vasten weet de schrijver het beste wat
" over de versterving in het algemeen en over de vasten geschreven
" is te verzamelen, met weglating van alles wat te geleerd en te moei-
" lijk verstaanbaar zou zijn voor de lezers voor wie deze boekjes be-
" stemd zijn. Wij, die er uit ervaring ook wel een beetje van af weten
" hoe moeilijk het is tot het grote publiek over ernstige en dieper
" gaande dingen te spreken maken de schrijvers van de Katholieke Lec-
" tuur, die over het algemeen, hetzij door de keuze van de stof, hetzij
" door de manier waarop zij die behandelen, en zich zo goed weten te
" schikken naar het begripsvermogen van het volk, gaarne ons compliment
" voor de manier waarop zij het voorlichting verschaffen en voor on-
" derrichting toegankelijk maken.
Voor de maand maart werd het Leven van de HH. Pausen Anicetus, Soter,
Eleutherius, Victor en Zeferinus (F) voorbereid. Deze aflevering, hoewel ano-

50.7 Page 497

▲back to top
- V/493 -
niem, is stellig uit de pen van Don Bosco gevloeid. Hij toonde erin aan dat
de sacramentele biecht ten tijde van deze Pausen heel gebruikelijk was; hij
schreef over de mirakelen en over het bliksemende Legioen, over de ket-
terijen en over de ongelukkige dood van degenen die dwaalleren verspreid-
den, over het vasten in voorbereiding op de Heilige Mis, over het niet ge-
bruiken van vlees op vrijdag, over de Paascommunie, over de martelaren van
Lyon en over de heiligen Felicitas en Perpetua.
Dit was de eerste aflevering van de zesde jaargang van Katholieke
Lectuur, en Don Bosco liet deze in de maand februari voorafgaan door de vol-
gende oproep:
" Aan de Heren medewerkers en abonnees.
"
Ons verplicht achtend dank te brengen aan de heren correspon-
" denten voor de ijver, waarmede zij ons ook in het afgelopen jaar
" hebben geholpen bij de verspreiding van onze populaire uitgave, de
" Katholieke Lectuur geheten, is het ons een genoegen hun mede te
" delen, dat deze uitgave evenals in het verleden zal blijven doorgaan.
" De geschreven en gesproken aanmoedigingen van vooraanstaande
" personen zullen een prikkel voor ons zijn om het volk te blijven
" voorlichten, ongeacht de offers van allerlei aard die wij ons moe-
" ten getroosten.
"
Vertrouwend echter op de voortdurende hulp van zovele verdienste-
" lijke correspondenten en op die van de Heren abonnees, op wie
" wij vurig beroep doen, zullen wij in het zesde jaar dat wij thans
" binnengaan de verbeteringen aanbrengen die gewenst zijn zowel op
" geestelijk terrein als in de uiterlijke verschijning van de afle-
" vzringen.
"
Maar dan mag geen van de abonnees ons in de steek laten, ja,
" wij willen veeleer dat iedere oude abonnee zijn uiterste best doet
" ons een nieuwe te verschaffen.
" Daarvoor is niets anders nodig dan een beetje goede wil, en
" een beetje ijver voor het welzijn van onze evenmens.
"
We weten dat in vele dorpen helaas de Katholieke Lectuur op
" het ogenblik bijna onbekend is, maar dat er wel slechte bladen en boe-
" ken doordringen, opzettelijk geschreven om de moraal te vervalsen
" en de geest te besmetten. Het doet ons leed dat onze broeders daar
" aan dat venijn zijn blootgesteld en zij er geen tegengif tegen
" benben.
"
Wij smeken en bezweren daarom onze broeders, priesters, zo-
" veel mogelijk de Katholieke Lectuur onder de aandacht te brengen en
" ze zullen er, naar we hopen, verdiensten door verwerven in het oog
" van God en van de christelijke maatschappij zelf.
" Opmerking: De directie heeft rekening gehouden met al de raadgevin-
" gen en voorstellen, van abonnees, correspondenten en vrienden, ter
" verbetering van de uitgave der boeken of hun inhoud; ook is zij de
" genen die haar vriendschappelijke opmerkingen maakten heel erkente-
" lijk.
"
Wij verzoeken de abonnees die de boekjes door tijdgebrek of
" vanwege de eenvoudige inhoud, niet lezen, dringend ze niet onge-
" bruikt te laten en op te hopen in hun kasten, maar ze liever in handen

50.8 Page 498

▲back to top
- V/494 -
" te geven van hen die geen abonnee kunnen of willen worden.
"
Op het kantoor van de centrale directie der Katholieke Lec-
" tuur, via S. Domenico n.ll te Turijn, zijn de vroeger verschenen werkjes
" verkrijgbaar. Degenen die vijftig exemplaren van hetzelfde werk be-
" stellen, krijgen er tien gratis, en wie er honderd bestelt ontvangt
" er vijfentwintig gratis. Kosten van verzending en porto zijn voor
" rekening van de bestellers.
Don Bosco had gezorgd dat deze uitgaven voortaan verspreid werden in
Lombardije, Toscane en Sardinië, in de provincie van Nice en van Trente, met ver-
schillende correspondentieadressen, maar de voorbereiding verrichtte hij
tenslotte niet meer alleen. Een jongen uit een vooraanstaande familie, be-
ambte bij de posterijen, begaafd en goed van karakter, godsdienstig onder-
legd, die het zondagsoratorio in de eerste tijd bezocht had en Cesare Chia-
la heette, hielp Don Bosco op diens uitnodiging bij het gereedmaken van
het materiaal om de boekjes te schrijven; hij deed dat jaren lang. Hij verbeter-
de drukproeven en vertaalde werkjes uit het Frans. Verschillende anonieme
boekjes zijn werk, hoewel zij door Don Bosco ijverig werden nagezien. Als
hij 's avonds met zijn moeder in de stad gegeten had, kwam hij naar Valdoc-
co en trok zich terug in een voor hem bestemd kamertje en werkte tot laat
in de avond. Heel dikwijls bleef hij in het Oratorio slapen, en 's mor-
gens was hij een stichtend voorbeeld van godsvrucht temidden van de jon-
gens in de kerk. Hij was voor allen een waar voorbeeld. Als het tijd was
voor het ontbijt gebruikte hij met de seminaristen een stukje droog brood
en begaf zich vervolgens naar zijn kantoor bij de posterijen. Soms ver-
gezelde hij Don Bosco naar de Becchi om onder het oog van zijn meester
dit werk voort te zetten; maar ook hier stelde hij zich 's morgens met
droog brood tevreden en wilde niets anders.
Nadat hij aldus de goede gang van zaken van de Katholieke Lectuur
geregeld had voor de tijd dat hij zou afwezig zijn, ondernam Don Bosco
eveneens enkele stappen bij de overheid ten behoeve van geestelijken die
zijn steun vroegen om enigerlei recht of gunst te verkrijgen of om van een
of andere onrechtvaardige last te worden ontheven.
De volgende brief - om er een uit vele te vermelden - is in die
maanden geschreven door de echtgenote van graaf Ponza di S. Martino. De
adellijke dame verzekerde Don Bosco haar belangstelling in een zaak die ka-
nunnik Degaudenzi betrof, aartspriester van de metropolitane basiliek van Ver-
celli.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
Neemt u me niet kwalijk wanneer ik U lastig val door U de
" brief te zenden voor de Heer aartspriester van Vercelli bestemd, Ik
" vrees nl. dat ik zijn adres niet nauwkeurig weet omdat ik zijn naam
" niet juist ken - omdat ik zijn schrijven aan mijn man gaf, voor
" nadere toelichting. Ik zou wensen dat de zaak slaagde, vooral omdat
" Uw eerwaarde het wenst, voor wie ik een, ik zeg niet onuitsprekelijke
" hoogachting, maar een diepe bewondering heb die men behoort te hebben
" voor Uw naam die voortaan synoniem zal zijn met waarachtige
" christelijke naastenliefde. En wel omdat U mij zo buitengewoon
" gerustgesteld hebt door te zeggen dat U in uw gebeden aan mijn
" kinderen denkt, het-

50.9 Page 499

▲back to top
- V/495 -
" geen ik beschouw als een waarborg voor een bijzondere genade die de
" Heer hun zal schenken. Mijn Coriolano bereidt zich thans voor op de
" eerste Communie met Pasen. Van die plechtigheid hangt misschien zijn
" godsdienstige houding in de toekomst af. Wanneer Uw Eerwaarde wist hoe
" mijn moederhart popelt van verlangen naar die tijd! En indien een
" of andere aansporing, enkele vrome woorden van Uw Eerwaarde hem zou-
" den kunnen sterken, zou ik U daarvoor mijn leven lang dankbaar zijn.
" Mijn kinderen zijn mijn zorg en mijn vreugde, en wanneer de Heer ze
" allen tot waarachtige en vrome christenen wil maken, zal Hij mij,
" wat mij daarna ook moge overkomen, steeds meer dan overvloedig mijn
" deel van het goede op deze wereld geschonken hebben, Uw Eerwaarde vergeve
" mij de last die ik U bezorg en aanvaarde de uitdrukking van mijn
" gevoelens van grootste volgzaamheid.
"
Minervina di S. Martino
geboren Di Bagnola
Intussen had Don Bosco, na overleg gepleegd te hebben met Don Cafasso en
de theoloog Borel, een tweede brief aan Mgr. Fransoni geschreven, waarin hij hem
nogal omstandig de wijze uiteenzette waarop hij van plan was een Congregatie te
stichten met eenvoudige geloften, waarvan de leden, ook na hun profes-
sie, alle burgerlijke rechten zouden blijven kunnen genieten, en voor de
staatswetten vrije burgers zouden blijven. In dezelfde brief deelde hij hem mee
dat hij, gehoorzamend aan de raad van monseigneur, op het punt stond naar
Rome te gaan. De Aartsbisschop begroette deze mededeling van Don Bosco
welwillend en van uit de plaats van zijn ballingschap voorzag hij hem van
een uitvoerige aanbevelingsbrief. Daarin sprak de verheven Herder met de
hoogste welwillendheid over Don Bosco, prees hij zijn naastenliefde en de
ijver voor de goede opvoeding van de jeugd, maakte hij melding van het
godsdienstig en moreel goede dat hij in Turijn al had bereikt met de on-
derneming van de Oratoria, en verzocht hij de Heilige Vader eerbiedig,
maar met de grootste aandrang, Don Bosco rijkelijk zijn wijze raadgevingen
en met de steun van zijn hoogste Gezag te helpen.

50.10 Page 500

▲back to top
- V/496 -
H O O F D S T U K LXIV.
TOEBEREIDSELEN VOOR DE REIS NAAR ROME - OPDPACHTEN VAN DON
CAFASSO - BEDROEFDHEID EN GEBEDEN VAN DE JONGENS - IN DE
TREIN: EEN JOODS JONGETJE - DE SEMINARIST SAVIO IN
ALESSANDRIA - IN BUSALLA: EEN OUDE BERGBEWONER - GENUA: DON
MONTEBRUNO EN HET COLLEGE VAN DE ARTIGIANELLI - PATER COTTOLENGO
- OP ZEE, TRIESTE NACHT VOOR DON BOSCO – LIVORNO: ERN
MEDELIJDENDE JONGE BEDIENDE - AANKOMST IN CIVITAVECCHIA - DE
DOUANE - BEZOEK BIJ DE PAUSELIJKE DELEGAAT - DE H. MIS BIJ DE
DOMINICANEN - IN DE REISKOETS: TE PALO; HET RECEPT TEGEN DE
KOORTS; EEN GENDARME - AANKOMST IN ROME - HET HUIS VAN DE
FAMILIE DE MAISTRE.
Don Bosco had Giovanni Turchi de Regel van de Congregatie die hij wilde
stichten met mooie letters op papier laten zetten om aan de Paus te overhandigen.
De 9de februari had hij van de vicaris-generaal, kanunnik Celestino Fissore,
schriftelijk toestemming gekregen om het diocees te verlaten en er twee maanden
weg te blijven. Hij zorgde voor een paspoort van de regering. Hij had besloten
over zee naar Rome te gaan en over land terug te keren, waarbij hij zou reizen
door Toscane, de Parmezaanse Staten, Piacenza, Modena en het Lombardisch-
Venetiaanse koninkrijk.
Vrienden wensten hem persoonlijk of per brief een goede reis en verzoch-
ten een of ander voor hen te willen doen in Rome. In een briefje vroeg een van de
oudste catechisten van het Oratorio hem het volgende:
"
Ondergetekende verzoekt de Zeereerwaarde Heer Don Bosco een
" heilige mis te willen opdragen, wanneer hem dat zonder te veel last
" te veroorzaken mogelijk is, te zijner intentie, aan het altaar van
" de H. Franciscus Xaverius in de Jezuskerk te Rome op 12 maart, of,
" wanneer het op die dag niet kan, dan op een der dagen van de noveen
" die aan het feest van deze heilige voorafgaat en op de 4de begint en
" eindigt op de 12de van genoemde maand.
"
" Turijn, 15 februari 1858.
"
Zaverio Provana di Collegno.
Intussen waren de seminaristen en de jongens droef te moede omdat zij

51 Pages 501-510

▲back to top

51.1 Page 501

▲back to top
- V/497 -
maandenlang hun goede vader niet zouden zien. Om hen gerust te stellen
zei hij op een avond tegen hen: - "Jullie zijn ongerust uit vrees dat jul-
lie wanneer Don Bosco er niet is, verlaten zouden kunnen achterblijven.
Maar wees niet bezorgd. God heeft altijd het beste met ons voor. Er zijn
andere priesters die bereid zijn om naar jullie toe te komen en een vader
voor jullie te zijn. Een paar dagen geleden zei kanunnik Gastaldi, die
jullie wel kennen, tegen me dat niets hem verhinderde om in het Oratorio
te komen wonen en mij te vervangen. Jullie toekomst is dus verzekerd. Maar
toch, als jullie het spijtig vinden dat ik wegga, het gaat ook mij aan het
hart jullie voor enige tijd te moeten verlaten. Maar ik ben verplicht dat
te doen voor jullie eigen, grote voordeel. Een van de redenen waarom ik
naar Rome ga is van de Paus bijzondere gunsten te verkrijgen voor ver-
schillende van jullie aanzienlijkste weldoeners, die me beloofd hebben jullie
allen te blijven helpen." - En na geestdriftig over de Paus gesproken te
heb-ben en hun verschillende aanwijzingen te hebben gegeven om de orde in
het huis te bewaren, stuurde hij hen naar bed. Kanunnik Anfossi was bij
die toespraak aanwezig, alsook de jonge Giacomo Costamagna uit Caramagna,
die enkele dagen tevoren in het Oratorio gekomen was, namelijk op 12 febru-
ari.
Toen alles voor de reis geregeld was, begaf Don Bosco zich naar het
Convitto Ecclesiastico om de bevelen en opdrachten van Don Cafasso in
ontvangst te nemen, die hem een verzoek aan de Paus toevertrouwde, waarover
hij reeds langer met zijn leerling van gedachten had gewisseld. We geven
hier de gedachte van Don Cafasso weer, zoals we die ontleend hebben aan de
belangrijke biografie die kanunnik Giacomo Colombero over hem schreef.
"
Het vurige verlangen van Don Cafasso om voor zich en anderen
" de onmiddellijke toegang tot de hemel te verkrijgen, zonder eerst
" de pijnen van het Vagevuur te ondergaan, bracht hem tot de overwe-
" ging dat het ondanks de vele door de Kerk verleende volle aflaten
" in articulo mortis, niettemin niet zelden gebeurde dat er iemand
" stierf zonder deze grote gunst te verkrijgen. En dit ofwel doordat de
" priester ontbrak om de noodzakelijke zegeningen te verlenen, of door-
" dat de stervende er niet tijdig voor gezorgd had zich te laten in-
" schrijven in de broederschap verrijkt met de volle aflaat in arti-
" culo mortis, ofwel doordat de dood hem verraste in zodanige omstan-
" digheden dat een aflaat niet mogelijk was, of ook wel zo onvoorzien
" optrad dat er geen tijd restte om een der gewoonlijk door de H. het
" Kerk vereiste akten voor verkrijgen van een zodanige aflaat te ver-
" richten. Om deze redenen dacht hij aan de mogelijkheid een akte zo-
" danig met de volle aflaat te verrijken dat zij, indien zij voor één
" keer in het leven verricht zou worden, van blijvende aard zou zijn
" en zich op het ogenblik van sterven om zo te zeggen uit zichzelf
" zou doen gelden, zodat de bij deze vervulling passende aflaat van
" kracht zou worden zonder dat een nieuwe handeling van de zijde van
" de stervende nodig was. En bij het bestuderen van een akte die
" tegelijkertijd deze voorwaarde zou bewerken en bovendien van grote
" verdienste zijn, daar zij voldoende reden was voor het verkrijgen
" van een dergelijke aflaat, meende hij die gevonden te hebben in het
" tijdens zijn leven aanvaarden van elke soort dood, die de Heer zou
" behagen, en deze dood te aanvaarden om zijn heilige wil te volbren-
" gen. Wanneer dat besluit eenmaal genomen is, blijft het van kracht
" zolang het niet herroepen is, omdat voluntas semel habita persev-
" rat donec retractetur, zodat wanneer de dood iemand overvalt terwijl
" hij in een

51.2 Page 502

▲back to top
- V/498 -
" dergelijke zielsgesteltenis verkeert, het besluit blijft doordat de dood
" aanvaard wordt op het ogenblik waarop hij optreedt, en ziedaar de
" vervulling van de akte waaraan de aflaat verbonden is. Dat dit aanvaar-
" den bovendien een daad van grote verdienste is vormt een duidelij-
" ke stelling van de heilige Alfonsus die schrijft, dat: 'Het aanvaarden
" van de dood om de goddelijke wil te vervullen en God te behagen de
" voortreffelijkste akte van deugd is die er maar zijn kan (Overwin-
" ningen der martelaren Deel I, Overweging no. 24).' Wanneer het zo
" gesteld is met het eenvoudig aanvaarden van de dood in het algemeen
" om de wil van God te vervullen, dan is nog veel voortreffelijker
" het vrijwillig aanvaarden van elke soort dood tot hetzelfde doel,
" daar een dergelijke gesteltenis van de ziel zich uitbreidt tot elke
" dood, hoe smartelijk, smadelijk en tegen de menselijke natuur indrui-
" send die ook mag zijn.
"
Na over al deze beginselen goed te hebben nagedacht besloot
" Don Cafasso aan de Paus te vragen dat de daad van aanvaarding van de
" dood met alle omstandigheden die de wil van God behagen erbij, en
" hem te aanvaarden om Gods wil te vervullen, verrijkt zou worden met
" de volle aflaat in articulo mortis, op geen andere voorwaarde dan
" die van deze aanvaarding in de loop van het leven en mits deze voor de
" dood niet herroepen wordt.
Nadat Don Bosco Don Cafasso beloofd had dat hij zijn best zou doen
om een dergelijke uitermate grote gunst van de Heilige Vader te verkrij-
gen, wilde hij biechten. Het was zijn gewoonte, telkens wanneer hij zich
op weg begaf naar een min of meer verafgelegen plaats, te biechten voor-
dat hij vertrok, ook al waren de acht dagen sinds zijn laatste biecht nog niet
verlopen.
De volgende dag, 18 februari, een dag om steeds in de herinnering
te bewaren, stond Don Bosco vroeg op en las de heilige Mis. 's Nachts was
er twintig centimeter sneeuw gevallen op de veertig centimeter die de aar-
de al bedekten, maar daar hij toch besloten was te vertrekken, wilde hij,
zoals in die tijd alle voorzichtige mensen deden, eerst zijn testament ma-
ken, alvorens deze toen vrij gevaarlijke reis te beginnen. "Hij deed dat",
zei hij, "om geen enkele belemmering achter te laten ten aanzien van de
zaken die het Oratorio aangaan, indien de Voorzienigheid mij naar de eeu-
wigheid zou willen roepen, door mij als voer aan de vissen van de Middel-
landse Zee te geven." - De notaris kwam, maar erg laat, en hoewel hij op
tijd bij de trein moest zijn, wilde Don Bosco deze zaak niet achterwege
laten. Giuseppe Buzzetti en Giacomo Rossi, de onderwijzer van de lagere
dagschool, traden op als getuigen. De zaak werd in allerhaast afgehandeld.
Om half negen 's morgens, terwijl het nog sneeuwde, nam Don Bosco
zo ontroerd als een vader, afscheid van zijn leerlingen. Velen van hen
lieten bittere tranen toen ze hem het Oratorio zagen verlaten, alsof ze
vreesden hem nooit meer te zullen terugzien, Bij het verlaten van het huis had
Don Bosco, zoals bijna altijd, het kruisteken gemaakt met de woorden: "En
nu gaan we in nomine Domini..." en hij haastte zich om de trein te ha-
len, ondanks het feit dat het lopen hem erg moeilijk viel.
Als secretaris vergezelde hem de seminarist Michiel Rua; maar als
toegewijde zonen, met de vurigste wensen, met geest en hart, vergezelden
hem ook al de jongens van het Oratorio. Van die dag af, ging een uitgele-
zen schare van de godvruchtigsten iedere morgen te communie, de bezoeken aan

51.3 Page 503

▲back to top
- V/499 -
het Heilig Sacrament werden verveelvoudigd gedurende de uren van de recrea-
tie, en niet weinigen deden eveneens verschillende verstervingen, om een
voorspoedige reis voor hem te verkrijgen. De gebeden en de offers van zo-
veel toegewijde kinderen waren de Heer aangenaam, die ze aanvaardde en onze
Vader gul ten goede liet komen.
Bij het perron gekomen keek Don Bosco uit of de seminarist Ange-
lo Savio er niet was; maar die verscheen niet. Savio was de eerste uit het
Oratorio geweest, die zich met goed gevolg onderworpen had aan het examen
voor het onderwijs. Don Bosco had hem aangewezen om een jaar lang les te
gaan geven in een hospitium voor de arme jongens in de buurt van Alessan-
dria, aan wie hij ook assistentie zou verlenen waaraan het daar ontbrak.
Hij bracht dit offer om toe te geven aan de vurige aandrang van de be-
stuurders van dat Instituut, ondersteund waarschijnlijk door de kanunnik
van de kathedraal, zijn grote vriend, Carlo Braggione. De seminarist Savio
moest zich diezelfde morgen op weg begeven naar zijn bestemming.
Bij Don Bosco en de seminarist Rua had zich de heer Don Mentasti, een
voortreffelijke schilder, als reisgezel gevoegd, die met enkele van zijn schilde-
rijen naam gemaakt had.
Om tien uur hoorde men het gefluit van de locomotief. Don Bosco had
plaats genomen vlakbij een jongetje van tien jaar, en ziende dat het een
nette en spraakzame jongen was, knoopte hij meteen een gesprek met hem aan.
Uit enkele woorden van zijn vader die naast de jongen zat en ook uit wat
de jon- gen zelf zei maakte hij op dat hij jood was. De vader vertelde dat
hij in de vierde klas van de lagere school zat, maar zijn ontwikkeling was
niet groter dan die van onze tweede. Toch had hij een goed verstand. Het
deed de vader plezier dat Don Bosco hem ondervroeg, en nodigde hem uit om
met hem over de Bijbel te spreken. Don Bosco begon hem vragen te stellen
over de schepping van de wereld, van de mens, over het aards paradijs en
over de val van onze voorouders. De jongen gaf vrij goede antwoorden; maar
Don Bosco was erg verbaasd toen hij bemerkte dat hij geen flauw idee had
van de erfzonde en evenmin van de belofte van een Verlosser.
"Staat het niet in jouw Bijbel", zei Don Bosco tegen hem, "dat God
aan Adam toen hij hem uit het paradijs verdreef, een Verlosser beloofde?"
- "Dat staat er niet in", antwoordde de jongen; "wilt u me dat eens
vertellen?"
- "Welnu, God zei tegen de slang: omdat je de Vrouw bedrogen hebt,
zul je vervloekt zijn onder alle dieren, en Een die uit de Vrouw geboren
wordt zal je de kop verpletteren."
- "Wie is die ene over wie u spreekt?"
- "Die ene is de Zaligmaker die het menselijke geslacht moet redden
uit de slavernij van de duivel."
- "Wanneer zal die Zaligmaker komen?"
- "Hij komt niet meer. Hij is al gekomen, en Hij is het die wij de
naam geven van ..."
Hier onderbrak de vader hem, en zei: "Die dingen leren wij niet, om-
dat ze niets met onze wet te maken hebben."
- "Toch zou u goed doen", merkte Don Bosco op, "ze te bestuderen, want

51.4 Page 504

▲back to top
- V/500 -
ze behoren tot de inhoud van de boeken van Mozes en van de profeten waaraan
u geloof hecht."
- "Goed", antwoordde de vader, "ik zal er eens over denken; maar
vraagt u hem nu eens iets over rekenkunde."
Toen Don Bosco zag dat de jood niet wenste dat hij met zijn zoon
over godsdienst sprak, veranderde hij van onderwerp en sprak met hem over
allerlei andere dingen, maar op een manier dat de vader, zijn zoon en
anderen die in dezelfde coupé zaten er veel plezier in hadden en hartelijk
lachten.
Bij het station van Asti moest de jongen uitstappen en wist niet hoe
hij van Don Bosco afscheid moest nemen. De tranen stonden hem in de ogen,
hij hield de goede priester bij de hand en diep ontroerd kon hij alleen
maar tegen hem zeggen: "Ik heet Leone Sacerdote uit Moncalvo. Denkt u nog
eens aan mij? Als ik in Turijn kom, hoop ik u een bezoek te kunnen bren-
gen." - Misschien beviel de vader deze betuiging van sympathie niet al te
best. Om de zoon af te leiden zei hij tegen hem dat hij, om aan zijn wens
te voldoen, in Turijn naar de "Geschiedenis van Italië" gezocht had, maar
dat hij het boek in geen enkele boekwinkel had kunnen vinden. Zich toen tot
Don Bosco wendend verzocht hij hem ernaar te willen zoeken en hem een
exemplaar als geschenk te willen sturen. Don Bosco beloofde dat hij hem, zodra
hij uit Rome was teruggekeerd, een "Geschiedenis van Italië" zou sturen
geschreven ter onder richting van de jeugd.
In Alessandria zag Don Bosco de seminarist Angelo Savio uit een
rijtuig stappen en hij kon hem nog begroeten en enkele raadgevingen aan de
hand doen. Dat deed hem veel plezier, want hij had gedacht dat Savio niet
op tijd was gekomen voor het vertrek.
Na het station van Serravalle bleef de locomotief na een snelle rit
tussen de diepten van de hoge en steile Apennijnen en over viaducten en
door tunnels bij Busalla staan. Hier stapten twee bergbewoners in die
dicht bij Don Bosco plaatsnamen. Een van hen zag er ziekelijk bleek uit
en wekte medelijden op. De ander was levendig in zijn doen en, hoewel
rond de zeventig jaar, maakte hij een even krachtige indruk als een jon-
geman van vijfentwintig. Hij droeg een korte broek en zijn slobkousen
waren vrijwel zonder knopen, zodat zijn benen zichtbaar waren en zijn
blote knieën, blauw van de kou. Hij was in hemdsmouwen, droeg enkel een
onderhemd en een jasje van dik laken dat hij vormelijk om de schouders
geslagen had. Don Bosco die zich graag met mensen uit het volk onderhield,
zei, na over verschillende dingen gesproken te hebben, tegen hem: "Waarom
draagt u uw kleren niet zo dat u geen hinder hebt van de kou?"
De ander antwoordde: "Kijk, mijnheer, wij zijn bergbewoners en ge-
woon aan wind, regen, sneeuw en ijs. Wij merken haast niets van de winter. Onze
jongens lopen ook nu met blote voeten door de sneeuw en ze spelen zonder
zich er iets van aan te trekken of het warm of koud is." - Don Bosco zei toen:
"Dat bewijst weer eens dat, al naar gelang men het lichaam meer of minder geeft,
het lichaam meer of minder bereid is te ontvangen. Degenen die het tegen iedere
gevoeligheid zouden willen beschermen, stellen zich bloot aan ernstig ongemak,
waarvoor de mens die eraan gewoon is ongevoelig is." De sneeuw werd in-
tussen hoe langer hoe minder naarmate men de kust bij Genua naderde. Eerst
zag men groen wordende oevers, daarna tuinen vol bloemen, en uiteindelijk bloei-
ende amandelbomen en perzikbomen met knoppen die op opengaan stonden. Daar was
Genua, daar was de zee! En de trein rolde het station binnen.

51.5 Page 505

▲back to top
- V/501 -
De schoonbroer van de eerwaarde heer Montebruno wachtte met enkele
jongens Don Bosco en de seminarist Rua op. Ze kwamen hen met grote harte-
lijkheid tegemoet en toen ze uitstapten, vertrouwden ze de bagage van de
twee reizigers aan de jongens toe, en vergezelden de aangekomen reizi-
gers naar het Instituut van de Artigianelli. Don Montebruno ontving hen
uiterst hartelijk; maar aangezien het al drie uur in de namiddag was en Don
Bosco gedurende de hele dag niets anders gebruikt had dan een kop zwarte
koffie, gingen ze meteen aan tafel en daarna bezochten ze het huis, de scho-
len, de werkplaatsen en de slaapzalen. Het was voor Don Bosco alsof hij zich
in het oude huis Pinardi bevond, zo leek alles daarop. Het aantal jongens
dat in Carignano was opgenomen bedroeg dertig, en een ander twintigtal
werkte en at er, en ging slapen in de vroegere woning in Canneto. 's Mid-
dags kregen ze een behoorlijke portie soep, en voor ontbijt en avondmaal
een broodje dat ze onder de recreatie opaten.
Toen alles in ogenschouw genomen was, onderhield Don Bosco zich
een poosje met Don Montebruno over de plannen der vereniging van hun instel-
lingen. Met de clericus Rua ging hij toen de stad in; maar aangezien er
een lelijke wind was opgestoken, ging hij, na een poosje door de stad ge-
dwaald te hebben, naar S. Maria di Castello, waar de Dominicanen hun kloos-
ter hadden. Pater Cottolengo, een broer van de eerbiedwaardige stichter van
het Kleine Huis der goddelijke Voorzienigheid in Turijn, de pastoor van
deze heel oude kerk, ontving de twee reizigers met de grootste hoffe-
lijkheid, liet hun iets te drinken aanbieden en drong er bij hen op aan
bij hem de maaltijd te blijven gebruiken en ook te overnachten. Zij
brachten er een gezellige avond door, en toen Don Bosco en Pater Cottolen-
go alleen gebleven waren, zetten zij hun gesprek voort tot een uur na mid-
dernacht.
's Morgens las Don Bosco de H. Mis in de Kerk van de Paters Domini-
canen aan een altaar gewijd aan de zalige Sebastianus Maggi, Dominicaan die
meer dan drie eeuwen geleden gestorven is. Zijn lichaam is een voortdurend
wonder, daar het geheel gaaf blijft, buigzaam en met een kleur alsof het
pas enkele dagen geleden begraven was. Tal van ex-voto's en andere tekenen
van verkregen gunsten omringen het altaar, dat het voorwerp is van een gro-
te verering en het doel van een talrijke toeloop van gelovigen die de gena-
den van de Heer komen afsmeken door bemiddeling van zijn getrouwe dienaar.
Don Bosco hoopte op de morgen van de 19de te vertrekken, maar hij
werd in zijn verwachtingen teleurgesteld. Door tegenwind was het schip
waarop hij moest inschepen niet op tijd kunnen aankomen en daarom moest
hij wachten tot het vallen van de avond. Men kan gerust zeggen dat de vier-
entwintig uren in Genua doorgebracht voor hem een ware bilocatie waren.
Lichamelijk was hij in Genua, maar met zijn gedachten vertoefde hij
steeds in Turijn, daar hij vond dat hij, als hij die tegenslag van tevo-
ren geweten had, een dag langer temidden van zijn grote familie had kunnen
doorbrengen.
Daarna ging het erom het paspoort te laten legaliseren. Ridder Scor-
za, Pauselijk consul te Genua, ontving Don Bosco met grote hoffelijkheid en
stelde er prijs op zelf het document naar de politie te zenden. Ook pro-
beerde hij wat korting voor hem te krijgen op de passagekosten van de
boot, maar dat bleek niet mogelijk. Daarom beperkte hij er zich toe hem
enkele opdrachten mee te geven voor Civitavecchia en voor Rome, met een
brief van aanbeveling voor de pauselijke gezant in Civitavecchia.
Na de plaatsen besproken te hebben aan boord van de stoomboot de
Aventino, ging Don Bosco met zijn seminarist ontbijten bij de paters Dominicanen,

51.6 Page 506

▲back to top
- V/502 -
die uiterst vriendelijk voor hem waren en hem verschillende brieven meega-
ven voor Civitavecchia en voor Rome. Van hier keerde hij met zijn metgezel
terug naar de heuvel van Carignano om afscheid te nemen van Montebruno. Om half
zeven 's avonds nam hij afscheid van verschillende vooraanstaande geestelijken
die in het huis van de Artigianelli waren bijeengekomen om hem een goede
reis te wensen. Onder hen bevond zich de heilige priester, de heel ijverige
apostel van de jeugd, die sinds kort was teruggekeerd uit de missies van Aden
in Arabië, Don Luigi Sturla.
De jongens zelf van dat college, opgewekt door de woorden van
Do n Bosco en door een extra toespijs op zijn kosten bij hun dagelijks gewone
middagmaal, waren zijn vrienden geworden. Het schijnt dat ze het heel erg
vonden dat hij wegging. Verscheidenen van hen vergezelden hem tot aan
de oever van de zee, en behendig in een bootje springend wilden ze hem zelf
naar het schip roeien. Er stond een tamelijk harde wind. Onze twee reizi-
gers, niet aan de zee gewoon, waren bang een buiteling te maken telkens
wanneer een golf het bootje optilde; en de jongens hadden plezier.
Na twintig minuten, toen Don Bosco en de seminarist Rua het schip
bereikt hadden, klommen ze aan boord, brachten hun bagage in een zaal, en
gingen beiden zwijgend zitten om wat te bekomen van het geslinger van het
bootje, en vol belangstelling keken ze rond in de omgeving waar ze zich voor de
eerste maal bevonden. Die rust had een nadelige kant.
Ze waren aangekomen op het ogenblik dat de reizigers aan het
avondmaal zaten, en daar zij niet met de gebruiken aan boord bekend waren,
waren ze niet met de anderen meegegaan. Toen ze vroegen of ze konden eten,
kregen ze ten antwoord, dat de tafels al waren afgeruimd. De seminarist Rua
moest zich daarom tevreden stellen met een appel, een broodje en een glas
wijn als avondmaal. Don Bosco at enkel een stukje brood en nam een slokje
van de wijn.
Na die verfrissing begaven ze zich aan dek om zich een voorstel-
ling te kunnen maken van de Aventino. Het was een van de grootste schepen
die er in de haven lagen. Gewoonlijk vertrok het uit Marseille, deed Genua, Li-
vorno, Civitavecchia, Napels en Messina aan en voer daarna door naar Malta.
Op de terugweg naar Marseille deed het dezelfde plaatsen aan.
Intussen had men onze beide reizigers hun slaapplaatsen aangewezen
in de hut. Het was tien uur toen het anker gelicht werd en de boot, ge-
dreven door de machine en een gunstige wind, met grote snelheid in de
richting van Livorno begon te varen. In volle zee werd Don Bosco overvallen
door zeeziekte, hij kon niet tegen de bewegingen van het schip, en het
duurde ongeveer twee dagen eer hij er overheen was. Het enige wat hem een
beetje verlichting kon geven, was lang uitgestrekt en ontspannen op bed te
gaan liggen en daar te blijven, zolang zijn maag dat toeliet.
De eerste nacht echter greep dat ongemak hem zo erg aan dat hij het
noch in bed noch buiten bed kon uithouden. Hij liet zich uit zijn kooi
glijden en ging kijken of ook de seminarist Rua er last van had. De goede
jongen die, afgezien van een mat gevoel, nergens last van had, stond direct
op om Don Bosco de hulp te verlenen waaraan hij op dat ogenblik behoefte had.
Bij het aanbreken van de dag, de 20ste februari, voer het schip de
haven van Livorno binnen. De passagiers konden aan wal gaan en daar blijven
van zeven uur 's morgens tot vijf uur 's avonds, op voorwaarde echter dat
zij hun paspoort van een visum lieten voorzien en dat bracht met zich mee dat

51.7 Page 507

▲back to top
- V/503 -
men rechten moest betalen, fooien geven en ongemakken verduren die verder
geen enkele zin hadden.
Daar Don Bosco de stad wilde bezoeken, mis lezen en enkele vrienden
goedendag gaan zeggen, kon hij niettemin niets doen. Integendeel, nadat hij
een poosje op het dek geweest was, moest hij naar zijn kooi terugkeren,
alle voedsel afslaan en maar op goed geluk blijven liggen. Een jonge kel-
ner, die Charles heette, had intussen af en toe al een medelijdend oog op hem
laten vallen. Hij kwam steeds dichter bij hem in de buurt en vroeg hem of
hij hem met iets kon helpen. Don Bosco die zag hoe beleefd en netjes de jon-
geman was, begon een praatje met hem te maken, en hij vroeg hem onder meer,
of hij niet bang was uitgelachen te worden door zo dikwijls de priester op
te zoeken, terwijl zo velen hem konden zien. "Nee", antwoordde de jongen in
het Frans, "u ziet dat niemand verwonderd is, ze kijken zelfs allen welwil-
lend toe en zouden graag willen helpen. Trouwens mijn brave moeder heeft me
heel vaak gezegd grote eerbied voor de priesters te hebben en dat dat goed
is om de zegen van God te verkrijgen."
De brave Charles, er steeds op bedacht Don Bosco verlichting te
verschaffen, ging de scheepsarts halen. Deze kwam en zijn prettige manier
van doen alleen al deed de patiënt goed.
- "Verstaat u Frans"? zei de dokter.
- "Ik versta", zei Don Bosco, "alle talen ter wereld, ook die niet
geschreven worden, tot de taal der doofstommen toe." - Don Bosco zei dat om
zich los te rukken uit een zekere slaperigheid die hem opeens scheen te overval-
len. De ander begreep het grapje en begon te lachen, terwijl hij zei: "Peut-être,
peut-être!" - Intussen begon hij de toestand van de zieke te onderzoeken en zei
tegen hem dat zich bij de zeeziekte koorts gevoegd had, veroorzaakt doordat hij
niet kon transpireren, en dat een theedrankje hem goed zou doen. Don Bosco
be da nk te de dokter en vroeg h em h oe hi j he et te . "Mijn naam is Jobert, uit
Marseille", zei hij, "doctor in de medicijnen en chirurg."
Charles, die de bevelen van de dokter nauwlettend opvolgde, had bin-
nen de kortst mogelijke tijd een heerlijke kop thee voor Don Bosco gemaakt,
een beetje later een tweede en daarna nog een. Die drank deed hem werkelijk
goed en toen hij een beetje begon te transpireren slaagde hij erin wat te
slapen. Maar intussen werd het vijf uur en nadat het anker gelicht was voer
het schip de zee weer op. Andermaal moest Don Bosco overgeven, nog heviger
dan eerst en dat duurde een uur of vier lang. Daarna sliep hij in, zowel
doordat hij aan het eind van zijn krachten was en omdat hij niets meer in
zijn maag had en wellicht ook omdat hij al een beetje gewend begon te raken
aan de golvende bewegingen van het schip. In een rustige slaap bracht
hij de rest van de nacht door tot zes uur 's morgens, het uur waarop het schip
de haven van Civitavecchia binnenliep.
De rust had hem weer wat op krachten gebracht, hoewel hij uitgeput
was van het lange vasten. Terwijl de passagiers hun bagage in orde maak-
ten, was de kapitein van de boot met hun paspoorten naar de politie
gegaan, en toen hij terugkeerde gaf hij hun een briefje dat hen in staat
stelde aan wal te gaan.
Don Bosco vertelde later aan zijn jongens hoe hij Civitavecchia was bin-
nengekomen. - "Ik stapte in het bootje, en van dat ogenblik af was het al-
maar geld uitgeven wat de klok sloeg. Een lire voor elk van de roeiers, een
halve lire voor de bagage die elk op zijn eigen schouders meedroeg, een halve

51.8 Page 508

▲back to top
- V/504 -
lire fooi aan de douane, een halve aan het kantoor van de reiswagen voor
het controleren van de paspoorten, een halve voor degene die ons uitnodigde
zijn rijtuig te nemen, een halve voor de kruier die de bagage op de wagen
geplaatst had, twee lires voor het visum dat de politie op de paspoorten
aanbracht, anderhalve lire aan de pauselijke consul. Het is een feit dat
het om niets anders ging dan je beurs maar te openen en te praten en te be-
talen. En mijn beurs was beslist niet al te best voorzien. Daar kwam nog
bij dat men, door het veranderen van geldsoort, zowel in naam als in waar-
de, steeds afhankelijk was van degene die zo goed wilde zijn ons geld te
wisselen. Niettemin eerbiedigde de douane wel een pakje, gericht aan kardi-
naal Antonelli, met het pauselijke zegel, waarin ik mijn voornaamste zaken
en papieren van groter belang gedaan had; de douanes waren zelfs zo vriendelijk
mij niet te verplichten mijn bagage te openen, omdat ze me zeker voor een
heer hielden die wel geen bedrog zou plegen."
Daar het zondag was en de zeeziekte het Don Bosco onmogelijk gemaakt
had de heilige Mis op te dragen, probeerde hij te weten te komen waar hij een
Mis zou kunnen bijwonen. Toen hij hoorde dat hem nog een poosje restte,
ging hij een bezoek brengen bij de pauselijke gezant, die hem hartelijk
ontving, en hem alles aanbood wat hij nodig zou kunnen hebben. Toen hij
daarna de naam van Don Bosco in de brief van de consul in Genua zag staan,
zei hij, dat hij dikwijls had horen spreken over een Don Bosco uit
Turijn, en vroeg aan deze zelf of hij die Piëmontese priester misschien
kende. Lachend antwoordde Don Bosco: "Die ben ikzelf!" Na enkele korte
vragen, nodigde de gezant Don Bosco uit hem op de terugreis weer te komen
opzoeken en ze namen afscheid van elkaar.
Van hier ging Don Bosco met de clericus Rua naar het klooster van
de H. Dominicus om de H. Mis te horen. Zij kwamen de kerk binnen op het
ogenblik dat de gezongen mis moest beginnen. Hij bewonderde het gedrag
van de aanwezigen en was heel voldaan over de uitgevoerde zang. De intona-
ties waren zuiver, de stemmen helder en welluidend, het geheel, begeleid
door een eenvoudige muziek, was zo harmonieus dat het de devotie ten goede kwam.
Intussen was Don Mentasti een en al opwinding omdat hij zijn twee reisge-
zellen niet kon vinden, daar het tijd was om met de postkoets te vertrek-
ken. Toen Don Bosco en Rua gewaarschuwd werden haastten ze zich om op de
aangewezen plaats te komen, en klommen in de wagen, die getrokken werd door
zes forse paarden, en reden van Civitavecchia naar Rome. De afstand tussen
die beide plaatsen is zevenenveertig Italiaanse mijlen wat overeenkomt met zesen-
dertig Piëmontese mijlen. De weg was heel mooi, de weilanden en oevers
groen en met bloemen bedekt. Don Bosco toonde door geestige en onderhou-
dende opmerkingen zijn grote vreugde.
Na achttien mijl te hebben afgelegd, steeds langs de oever van de Middel-
landse Zee, reden onze reizigers een klein dorpje binnen dat Palo heette.
Daar nodigde de voerman de reizigers uit om uit te stappen want hij
wilde de paarden laten rusten en ze hun haver geven. Daar het oponthoud een
uur zou duren, maakten Don Bosco, de seminarist Rua en Don Mentasti van die
gelegenheid gebruik om een naburige herberg binnen te gaan. De zeeziekte,
het oponthoud bij de douane, de vliegende haast van Don Mentasti waarmee ze Cici-
tavecchia hadden verlaten, hadden hen belet, zelfs bijna doen vergeten,
iets te gebruiken. De tafel was spoedig gedekt en de drie uitgehongerde
reizigers schaarden zich rond de broodjes en aten alles op wat hen werd
voorgezet.

51.9 Page 509

▲back to top
- V/505 -
Intussen had de man die hen bediend had zich in een hoekje van de zaal
teruggetrokken, in zijn jas gewikkeld, mager, uitgeput, bevend en bleek,
zodat hij wel een beeld van de dood leek. Halverwege de maaltijd kwam deze
nu naar Don Bosco toe en zei tegen hem: - "Zeg eens, eerwaarde, u bent
zeker zeeziek geweest, is het niet?"
- "Inderdaad, en nu heb ik een goede eetlust", antwoordde Don Bosco.
- "Wel, eerwaarde, luistert u dan naar mij, eet niet meer; als u
meer eet krijgt u er maar last van; u hebt nu genoeg gegeten; ik heb ver-
stand van die dingen."
Don Bosco bedankte hem en een gesprek met hem aanknopend kwam hij te
horen dat deze man de waard van de herberg was en al maanden geplaagd werd
door vreselijke koortsen, zodat hij het eind van zijn leven nabij waande.
- "Weet u misschien een middeltje voor mijn kwaal"? vroeg de waard.
- "Dat weet ik inderdaad", antwoordde Don Bosco.
- "Och, als u dan zo goed wilt zijn! Ik verzeker u dat ik u erg
dankbaar zal blijven."
- "Ik weet een middel. Maar eerst zou ik moeten weten, of ik met een
goede christen spreek."
- "Ja, ik ben christen."
- "Welnu, bid dan vanaf vandaag een Onzevader en een Weesgegroet ter
ere van de Heilige Aloysius en een Salve Regina ter ere van de Allerhei-
ligste Maagd, en dat drie maanden lang. Vervul 's zondags uw godsdienst-
plichten en als u vertrouwen hebt kunt u er zeker van zijn dat u de koorts kwijt-
raakt."
"Mijn kerkelijke plichten heb ik sinds enige tijd niet meer gedaan."
"Juist daarom", besloot Don Bosco, "en heb vertrouwen op God. Laat
u mij intussen mijn gang maar gaan", voegde hij erbij. "Ik schrijf u een
recept voor dat u voor altijd van de koorts zal afhelpen." - Hij nam een
stukje papier, schreef met potlood zijn recept, en beval hem aan daarmee
naar de apotheker te gaan. De waard was buiten zichzelf van vreugde. Niet
wetende hoe hij zijn dankbaarheid beter kon uitdrukken kuste hij telkens en
telkens weer de hand van Don Bosco.
Ook de kennismaking die hij daar maakte met een pauselijke gendarm
was prettig. Pedrocchi heette die man. Hij meende Don Bosco te kennen en Don
Bosco had de indruk dat hij hem eveneens kende. Zij begroetten elkaar uit-
bundig. Daarna merkten ze dat ze zich vergist hadden, maar de vriendschap,
de uitdrukkingen van voorkomendheid en eerbied bleven. Om hem een genoegen
te doen moest Don Bosco hem toestaan een kop koffie van hem aan te nemen en
Don Bosco betaalde voor de gendarm een rum. Toen Don Bosco's nieuwe vriend
hem vervolgens om een vroom aandenken verzocht, gaf hij hem een medaille van de
H. Aloysius van Gonzaga. De opgewekte hartelijkheid van Don Bosco, waar hij
ook kwam, trok telkens nieuwe vrienden tot hem onder alle soorten mensen.
Toen de reizigers weer in de reiswagen gestapt waren en zij meer door
hun verlangens dan door de gang van de paarden gedreven over de weg vlogen,
was het hun alsof ze ieder ogenblik in Rome zouden aankomen. Don Bosco had
geen last van het schokken van de wagen. En intussen daalde de avond. Door
de duisternis kon men niets meer onderscheiden, en de tocht werd voortgezet
tot half elf.

51.10 Page 510

▲back to top
- V/506 -
Een zekere huiver overviel de reizigers bij de gedachte dat zij de
Heilige Stad binnenkwamen. Een zei: - "We zijn in Rome!" - Een ander: -
"We zijn in het land van de heiligen!" - Begeleid door deze en dergelijke
uitroepen kwam men eindelijk op de plaats aan waar de koetsier halt hield.
Don Bosco had op 21 februari de stad van de Pausen bereikt. Daar hij
ter plaatse helemaal niet bekend was, zocht hij een gids die hem voor
twaalf baiocco's, zoals die koperen munt in Rome heette, naar het huis
bracht dat bewoond werd door Graaf de Maistre, aan de via del Quirinale 49
bij de Quattro Fontane. Om elf uur kwamen Don Bosco en zijn metgezellen
daar aan en zij werden hartelijk door Graaf Rodolfo en door de gravin be-
groet, de andere leden van de familie waren al naar bed. Na een beetje ge-
rust te hebben, trokken ook zij zich op de hun aangewezen kamers terug.

52 Pages 511-520

▲back to top

52.1 Page 511

▲back to top
- V/507 -
HOOFDSTUK LXV
DE EERSTE MIS VAN DON BOSCO IN ROME - EEN PREEK VAN PATER ROSSI
IN DE JEZUSKERK - HET PANTHEON - SINT-PETRUS BANDEN - BEZOEK AAN
KARDINAAL GAUDE - MARKIES PATRIZI EN DE CONFERENTIES VAN DE H.
VINCENTIUS – S. MARIA MAGGIORE - DE RELIKWIEEN VAN DE H.
GALGANO - EEN MIS IN DE SANTA PUDENZIANAKERK - DE HEILIGE
PRAXEDIS - DE DOOPKAPEL VAN CONSTANTIJN - DE BASILIEK VAN SINT-
JAN VAN LATERANEN - DE HEILIGE TRAP - EERSTE BEZOEK AAN DE
VATICAANSE BASILIEK - HET HOSPITIUM VAN GIOVANNI TATA - PREEK
VAN PATER CURCI - AUDIENTIE VAN KARDINAAL ANTONELLI -
HET HOSPITIUM VAN DE H. MICHIEL
EN KARDINAAL TOSTI - HET KAPITOOL.
Don Bosco had onderdak gevonden op dat deel van de Quirinaalse heuvel die
le Quattro Fontane - de vier fonteinen - heet, omdat vier fonteinen voortdurend
spuiten op de hoeken van vier straten die hier samenkomen. Graaf Rodolfo de
Maistre, mevrouw de gravin en hun brave kinderen, hun zoons Francesco, Carlo en
Eugenio, officieren van de Pauselijke troepen behandelden hem met een voorko-
mendheid en genegenheid, die paste bij de achting en oude vriendschap die ze hem
toedroegen. Er was geen kapel in het huis, maar zo nodig kon Don Bosco de Hei-
lige Mis opdragen in die van bepaalde zusters uit België, die een gedeelte van
hetzelfde paleis bewoonden.
De seminarist Rua woonde enkele dagen bij Don Bosco, maar daarna nam hij
zijn intrek bij de Rosminianen aan de via Alessandrina no. 7. Pater Pagani,
generaal van de Congregatie der Priesters van Liefde, nam hem heel gaarne op en was
heel tegemoetkomend voor hem. Daar woonde ook de theoloog Colli, kanunnik van de
kathedraal van Novara, die later bisschop van Alessandria werd.
De morgen na zijn aankomst, 22 februari, begaf Don Bosco zich in gezel-
schap van de seminarist Rua en van graaf Rodolfo de Maistre naar de naburige kerk
van de H. Carlo, om daar de Mis op te dragen. De kerk werd bediend door klooster-
lingen die allen Spanjaarden waren, behorend tot de Orde van de Vrijkoop der
slaven.
Daar hij daarop een preek wilde horen, omdat het Vasten was, en hij steeds
graag naar Gods woord luisterde, begaf hij zich naar de Jezuskerk om te luisteren
naar Pater Rossi, die tot onderwerp had: De bekoringen. De ernst van zijn persoon-
lijkheid, de aangename en doordringende stem, de zuiverheid van taal, de zwier van
zijn verklaringen en, nog veel meer de ontroering en het meeleven met het heil

52.2 Page 512

▲back to top
- V/508 -
der zielen, die als vanzelfsprekend uit zijn hart voortvloeide, waren de ken-
merkende eigenschappen van de predikant, en Don Bosco was er volkomen door
voldaan.
Thuis teruggekeerd, bracht hij de rest van de dag door met het zor-
gen voor de brieven die hij had meegebracht, liet de seminarist Rua de
brieven op hun bestemming brengen, en begaf zich naar het Dominicanenkloos-
ter te S. Maria sopra Minerva, om een bezoek te brengen aan kardinaal
Gaude, die hij echter niet thuis vond. Gebruik makend van een uur dat hem nog
restte voor zonsondergang ging hij tenslotte naar het Pantheon, een van de
oudste en beroemdste monumenten van het heidense Rome, door Paus Bonifacius
IV gewijd aan de eredienst van de ware God, van de Allerheiligste Maagd
Maria en alle Heiligen. Het werd genoemd Sancta Maria ad Martyres omdat genoemde
Paus er achtentwintig wagens met relikwieën uit de catacomben had laten
heenbrengen die onder het hoofdaltaar verzameld werden.
In zijn eigen kamer teruggekeerd, stelde hij zijn programma op, dat
was: zich in verbinding stellen met aanzienlijke personen van de heilige
stad en door hen vergezeld onmiddellijk beginnen met zijn bezoeken aan de
beroemdste plaatsen, kerken, basilieken, en aan de kerken die men bij
iedere stap tegenkwam. Zijn vurige godsvrucht had behoefte aan iets bijzon-
ders, zijn geest verlangde de werken te aanschouwen die de Pausen in Rome
hadden tot stand gebracht, zijn geheugen wenste tussen de indrukwekkende
ruïnes van het keizerrijk de bewonderenswaardige taferelen op te roepen van de
glorievolle martelaren. Het was zijn taak exacte kennis op te doen om voort
te gaan met het schrijven van de Katholieke Lectuur, vooral kennis die te
maken had met de Kerkelijke geschiedenis en met het leven van de Pausen.
Begerig om alles nauwkeurig te bekijken, ook de oude en moderne wonderen
van kunstwerken, besloot hij een hele maand daaraan te wijden zonder enige
andere verstrooiing.
De clericus Rua moest een grote steun voor hem zijn en was dat ook
inderdaad. Want al woonde hij ook bij de Rosminianen, toch begaf hij zich
iedere dag naar het paleis van de familie de Maistre en bleef daar de
hele dag. Don Bosco gaf hem veel aantekeningen over wat hij geleerd had,
hetzij uit eigen aanschouwing, of doordat hij erover gelezen had of had ho-
ren spreken door andere personen die goed onderlegd waren in de geschiede-
nis en de tradities van de eeuwige stad. Het resultaat daarvan was een nog
steeds niet in het licht gegeven gedenkschrift, rijk aan kostbare aanteke-
ningen, aan de hand waarvan wij onze Don Bosco stap voor stap zullen vol-
gen, met weglating van iedere beschrijving die ons van ons doel zou aflei-
den. De seminarist Rua vergezelde hem dikwijls op zijn tochten en hielp hem
bij het afdoen van zijn briefwisseling. Don Bosco verschafte hem nog een
andere arbeid. In vrije uren of op dagen dat het regende, stelde hij een
nieuwe Meimaand samen ter ere van Onze-Lieve-Vrouw. De seminarist Rua nam
al de volgeschreven en verbeterde vellen, met veel doorhalingen en toevoe-
gingen, mee en schreef het geheel keurig over en stuurde het naar de drukkerij
in Turijn.
Op 23 februari ondervond Don Bosco grote voldoening door zijn bezoek
aan de kerk van Sint-Petrus Banden, gelegen in het zuiden van de stad. Deze kerk
was toevertrouwd aan de reguliere kanunniken van de H. Augustinus. Men
gelooft, aan de hand van een hardnekkige traditie, dat de eerste plaats-
vervanger van Jezus-Christus op deze plaats de eerste christelijke kapel zou ge-
sticht hebben. Het was een gedenkwaardige dag, omdat men de ketenen van de
H. Petrus kon zien, iets wat slechts heel zelden gebeurde. Don Bosco en
zijn clericus hadden dus het geluk ze met hun handen te kunnen aanraken, ze te

52.3 Page 513

▲back to top
- V/509 -
kussen, ze om de hals te leggen en aan het voorhoofd te brengen.
Toen zij deze kerk verlaten hadden, ondernamen ze de eerste stap-
pen om een noodzakelijke bescherming te verkrijgen bij het streven naar de
goedkeuring van de Regel van de Congregatie. Tegen negen uur gingen ze naar
de kerk van Santa Maria sopra Minerva, zo genoemd, omdat zij op de ruïnes
van een aan de godin Minerva gewijde tempel opgetrokken is. Toen ze het klooster
binnengetreden waren, werden ze met grote hartelijkheid ontvangen door
kar-dinaal Gaude, die daar woonde en hen verwachtte. De kardinaal die in
nauwe relatie stond met Don Bosco, onderhield zich bijna anderhalf uur met
hem in een particuliere audiëntie. Het deed de kardinaal goed het Piëmon-
tese dialect van zijn geboorteland weer te kunnen spreken. Hij ondervroeg
Don Bosco omtrent zaken die de zondagsoratoria betroffen, vroeg naar ande-
re meer belangrijke bijzonderheden over de toestand van de Kerk in de
Sardijnse staten en luisterde welwillend naar wat Don Bosco hem vertelde over de
Constituties die hij meegebracht had. In woord en gebaar liet hij blijken
dat hij niets van zijn nederigheid verloren had, en dat zijn vaderlijke
liefde en genegenheid tegenover zijn oude vrienden niet minder geworden was.
Bij gelegenheid van dat bezoek en bij alles wat Don Bosco daarna in het con-
tact met de kardinaal nodig had, werd hem hulp verleend door de Dominicaner
Pater Marchi, die grote eerbied voor hem had en aanbood hem van dienst te
zijn bij alles wat hij gedurende zijn verblijf in Rome nodig zou kunnen hebben.
Na de middag ging hij een bezoek brengen bij Markies Giovanni Patrizi,
een neef van de Kardinaal-vicaris, die in het zogenaamde Paleis van de H.
Lodewijk van Frankrijk woonde. Don Bosco stelde hem een brief ter hand van
Graaf Cays en had daarna een langdurig onderhoud met hem over de Sint-Vin-
centiusvereniging in Rome, waarvan de markies een van de ijverigste voor-
zitters was. Zo kwam hij te weten dat er vijftien conferenties waren, die
alle overvloed van geldelijke middelen hadden, en het schonk hem levendige
voldoening te vernemen dat de werkzaamheid der medebroeders zich ook uit-
strekte tot de patronaten voor verwaarloosde jongens, waarvoor in het af-
gelopen jaar tweeduizend lires besteed waren.
Tegenover het palazzo Patrizi verhief zich de prachtige kerk van de
H. Lodewijk van Frankrijk. Nadat Don Bosco er een bezoek gebracht had, be-
gaf hij zich op weg naar de vier fonteinen. Moe, doordat hij ook enkele van
de vele opdrachten vervuld had die men hem had toevertrouwd voor hij uit
Turijn wegging. Plots hoorde hij een bevriende stem hem groeten. Het
was de jezuïetenpater Bresciani, die hen uitnodigde naar de Civiltà Catto-
lica te komen, waar hij nog andere paters van de Sociëteit zou aantreffen.
Don Bosco beloofde, dat hij dat een van de eerstvolgende dagen zou doen.
De 24ste februari trad hij de beroemde basiliek van Santa Maria Mag-
giore binnen, die in opdracht van Onze-Lieve-Vrouw gebouwd is op de Esquilino-
heuvel, waar op 4 augustus van het jaar 352 op wonderbaarlijke wijze in
overvloedige mate de aangekondigde sneeuw viel. Hier vereerde hij de heili-
ge wieg van de Zaligmaker, de schedel van de apostel Mattheus, uitgestald
in de kapel onder het pauselijke altaar, daar het de tijd van de statie
was; en een schilderij, toegeschreven aan de H. Lukas en dat de H. Maagd
voorstelt.
's Avonds, na de heel bescheiden sobere maaltijd, zoals in Rome
op alle woensdagen van de vasten voorgeschreven was, kwam hij met zijn
adellijke gastheren in gesprek over deze strenge wet die door iedere
klasse van personen in acht genomen werd, wat bleek uit het feit dat aan de

52.4 Page 514

▲back to top
- V/510 -
openbare weg en in de winkels nergens vlees, eieren of boter te koop was. Zo
kwam men te spreken over de afschuwelijke hekel die de protestanten voedden
tegen de relikwieën der heiligen, herinneringen aan hun heldhaftig lijden
en tegen alles wat tot de boete en het bovennatuurlijke behoort.
Mevrouw Francesco de Maistre vertelde toen een gebeurtenis die het
vermelden waard is.
"V er le de n ja ar w as hi er d e vi ca ri s- ge n er aa l va n Si ën a. O nd e r de
dingen die hij gewoon was te vertellen was ook het verhaal over de heilige
soldaat Galgano. Die heilige is al verschillende eeuwen dood, en zijn li-
chaam blijft gaaf. Maar het wonderbaarlijke is dat men hem ieder jaar de
haren knipt, die onmerkbaar groeien en het volgende jaar dan weer precies
even lang zijn." Een protestant begon, toen hij van een dergelijk wonder
hoorde, te lachen en zei: "Laat men mij de kist waarin hij ligt maar eens
verzegelen, en als de haren dan nog doorgroeien, erken ik dat de vinger
Gods bij dit wonder in het spel is en word ik katholiek." Toen de zaak
aan de bisschop verteld werd, antwoordde deze direct: "Goed, ik zal de
bisschoppelijke zegels laten aanbrengen voor de authenticiteit van de reli-
kwie, en hij hecht er de zijne aan om zich van het feit te verzekeren."
Dat gebeurde. Maar de protestant, die ongeduldig was te zien of het
wonder al begon te werken, vroeg na enkele maanden, de kist van de heilige
open te maken. Maar hoe groot was zijn verbazing toen hij zag dat de haren
van de Heilige Galgano al tot een aanzienlijke lengte gegroeid waren, in
dezelfde verhouding alsof hij nog in leven was geweest! - "Waarachtig,
waarachtig!" riep hij uit, "ik word katholiek!" - En inderdaad zwoer hij
het jaar daarop, op de feestdag van de Heilige, met zijn gezin de dwalingen
van Calvijn en Luther af en omhelsde de katholieke godsdienst, die hij op
het ogenblik op een voorbeeldige wijze beleeft."
Op 25 februari ging Don Bosco naar de kerk van de Heilige Pudenziana,
gebouwd aan de voeten van de Viminale, op de plaats waar de H. Petrus
woonde toen hij naar Rome kwam, in het huis van senator Pudens. In de kerk
bevindt zich een put, op de bodem waarvan men een hoeveelheid heilige reli-
kwieën ziet, en de geschiedenis vertelt dat daar de lichamen van driedui-
zend martelaren verborgen werden om begraven te worden. Don Bosco droeg de
heilige Mis met veel godsvrucht op aan een altaar waaraan, naar men ge-
looft, de H. Petrus het goddelijke offer heeft opgedragen. Dat altaar is
geplaatst in een kapel in langwerpige vorm naast het hoofdaltaar. In een
andere kapel wordt het getuigenis van een mirakel van het H. Sacrament
bewaard. Toen een celebrerende priester twijfelde aan de aanwezigheid van
Jezus in de geconsacreerde hostie, gleed Deze hem uit de hand en toen Ze op
de grond viel sprong de heilige Hostie twee keer op de marmeren treden
op. De eerste trede werd bijna doorboord, en in de tweede vormde zich
een vrij diepe holte in de vorm van een hostie. Deze twee stukken marmer
worden ter plaatse zelf en achter stevige tralies bewaard.
Van de Santa Pudenziana uit beklom Don Bosco de Esquilijnse heuvel
en trad de kerk van de Heilige Praxedis binnen, die op korte afstand van de
S. Maria Maggiore staat. Hier, in de badinrichting van Novato, een broer
van Praxedis, zochten de eerste gelovigen een toevlucht ten tijde van ver-
volgingen. De Heilige Praxedis deed haar best zo goed mogelijk voor hen te
zorgen, bracht de lichamen der martelaren veilig in een graf en wierp de
brokken puimsteen en aarde, doordrenkt met hun bloed, in de put die thans
midden in de kerk staat. In een kapel wordt een zuil bewaard van jaspis, ongeveer

52.5 Page 515

▲back to top
- V/511 -
drie handbreedten hoog, die gehouden wordt voor die waaraan de goddelijke
Zaligmaker vastgebonden werd bij de geseling.
Van de Esquilijnse heuvel ging Don Bosco naar de heuvel die de naam
Celio draagt. Daar bezocht hij de doopkapel van Constantijn waar een groot
bekken van kostbaar marmer staat, opgericht midden in de kerk van de H.
Johannes in fonte. Op het grote plein groette hij het kruis hoog op de
Egyptische obelisk. Don Bosco ging de beroemdste en voornaamste kerk van
de katholieke wereld binnen, de basiliek van Sint-Jan van Lateranen. Dat is
de zetel van de Paus van Rome als Bisschop van Rome, en na zijn uitverkie-
zing neemt hij er op plechtige wijze bezit van. Hier wordt onder het hoofd-
altaar, het hoofd van de twee voornaamste apostelen, de Heilige Petrus en
de Heilige Paulus bewaard evenals een tafel waarop Jezus Christus het Laat-
ste Avondmaal hield met zijn Apostelen.
Toen hij deze geweldige basiliek met het grote middenschip en de
vier zijbeuken verliet, stak hij het plein over en begaf hij zich naar het
door Sixtus V opgericht gebouw voor de Heilige Trap. Deze is samengesteld uit
achtentwintig treden van wit marmer, afkomstig uit het huis van Pilatus in
Jeruzalem en waarlangs de goddelijke Zaligmaker verschillende malen naar
boven en naar beneden ging ten tijde van zijn Lijden, de sporen achterla-
tend van zijn bebloede voeten. Deze ziet men door de gaten heen in de dik-
ke houten planken, die over de treden gelegd zijn, uitgehold door het grote
aantal christenen die op hun knieën deze trap opgegaan zijn. Men gaat naar
beneden langs een der vier parallel lopende trappen en op de top staat de
beroemde huiskapel van de Pausen, gevuld met de belangrijkste relikwieën.
Op 26 februari begaf Don Bosco zich in gezelschap van de heer Carlo
de Maistre en van de seminarist Rua naar het Vaticaan, dat het gedenkwaar-
digste van de godsdienst bevat, en het voortreffelijkste op het gebied
van de kunst. Toen ze de Engelenbrug overgingen baden ze het Credo om
de vijftig dagen aflaat te verdienen. Toen ze het beeld van de H. Michaël
gegroet hadden, dat de geweldige burcht van Hadrianus overheerst, bevonden
zij zich opeens op het grote plein van de basiliek. Op deze plaats had het
circus gestaan, waarin Nero de christenen tot de brandstapel veroordeelde.
Thans is die plaats omgeven door 284 zuilen met 88 pijlers in een halve
cirkel geplaatst aan weerszijden in vier rijen die de gaanderij in drie
wandelgangen verdeelt, waarvan de breedste in het midden een doorgang biedt
voor twee rijtuigen; op de zuilengalerij zijn 96 beelden van heiligen ge-
plaatst. Achter op het plein leidt een prachtige trap naar het tempelportaal,
geheel versierd met marmer, schilderingen, beelden en andere decoraties.
Helemaal bovenaan bevindt zich de grote loggia voor het geven van de pau-
selijke zegen. Heel die geweldige en indrukwekkende gevel draagt drieën-
dertig kolossale standbeelden, de Zaligmaker voorstellend met aan de rech-
terkant de H. Johannes de Doper, en de Apostelen, behalve de H. Petrus die
ter zijde is geplaatst. In het midden van het plein, verheft zich geflan-
keerd door twee prachtige fonteinen, die onophoudelijk heel hoge waterstralen
opspuiten, een Egyptische obelisk, met een kruis er bovenop; in het mid-
den van het kruis is een partikel van het Heilig Kruis aangebracht. Don
Bosco en zijn metgezellen namen hun hoed af en maakten een buiging en ver-
dienden met deze handeling andermaal vijftig dagen aflaat.
De basiliek heeft vijf poorten. Iedereen die haar op welke dag van
het jaar ook bezoekt, kan de volle aflaat verdienen, mits hij van tevoren
gebiecht en gecommuniceerd heeft.

52.6 Page 516

▲back to top
- V/512 -
Nauwelijks was Don Bosco binnengetreden of hij bleef, bij het zien
van zoveel pracht en die geweldige afmetingen een hele poos als in extase
staan, zonder een woord uit te brengen. Het eerste wat hem trof waren de,
marmeren beelden van de stichters der Kloosterorden, om de pilaren van het
middenschip heen. Het was hem als zag hij het hemelse Jeruzalem. De lengte
van de basiliek, in het middenschip, van aan de bronzen poort tot aan de
stoel van Petrus, is 185,37 meter en de hoogte tot in het gewelf 46 me-
ter. Het is de grootste tempel van heel de christenheid. Na de Sint-Pieter
is de grootste die van Sint-Paulus in London. - "Als we daarvan", zei Don
Bosco schertsend, "de kerk van ons Oratorio toevoegen is ze net zo lang als
de Vaticaanse basiliek." - Elke kapel heeft de afmetingen van een gewone
kerk.
Don Bosco begon de kleinere zijbeuken te bezoeken meteen rechts
van de ingang. Hij bekeek een voor een, elke kapel, tot in bijzonderheden,
altaar voor altaar, schilderij voor schilderij. Hij bekeek ieder beeld,
ieder bas-reliëf, iedere mozaïek; hij bekeek de zo prachtige praalgraven
van verschillende Pausen. Te midden daarvan zag hij ook die van de beroemde
Matilde, gravin van Canossa, die het pauselijke gezag verdedigde tegen
Hendrik IV, keizer van Duitsland, en het andere van Christina Alexandra,
koningin van Zweden, die, zelf protestant, de valsheid van deze sekte
kennend, afstand deed van de troon om katholiek te worden, en in 1655
in Rome stierf. Van alles maakte Don Bosco aantekeningen, met geschiedkundige
data; maar voornamelijk voldeed hij zijn devotie.
Hij trad de zgn. kapel van de heilige zuil binnen, waar een zuil
bewaard wordt die indertijd uit de tempel van Jeruzalem hierheen overge-
bracht werd, de zuil waartegen Jezus Christus leunde toen hij tot de me-
nigte sprak. Het wekt verwondering dat het deel dat aangeraakt is door de
heilige schouders van de Zaligmaker nooit met stof bedekt is.
In de Sacramentskapel knielde hij in aanbidding neer. Het altaar van
die kapel is toegewijd aan de Heilige Mauritius en aan zijn medemartelaren
die de voornaamste beschermers zijn van Piëmont. Naast dit altaar bevindt
zich een bordes waarlangs men het pauselijk paleis bereikt.
In de Gregoriaanse kapel zag hij vol eerbied op het altaar een an-
tiek beeld van Onze-Lieve-Vrouw, een werk uit de tijd van Paschalis II, die
in 1099 tot Paus gekozen werd.
De laatste halte in deze kerk maakte hij voor de voornaamste tribu-
ne, die della Cattedra genoemd wordt, geplaatst achter in de ruimte die als
het ware het koor voor het pauselijke altaar vormt. Het zijn vier reusach-
tige metalen beelden, op een altaar dat een grote pontificale zetel
schraagt van hetzelfde materiaal. De twee voorste stellen de H. Ambrosius
en de H. Aug ust in us voo r; de b ei d e ac hter ste de H . A tana siu s en d e
H . J o a n n e s Chrysostomus. Ingelegd in deze bronzen zetel wordt als een
kostbare reliek een in ivoor gevat stuk hout bewaard met verschillende
bas-reliëfs. Deze zetel behoorde aan senator Pudens, en werd gebruikt door
de heilige apostel Petrus en door vele andere Pausen na hem.
Toen Don Bosco dit symbool van het onfeilbare leergezag van de Kerk
vereerd had, keerde hij terug om zich neer te werpen voor de Confessio van Sint-
Petrus. Daarna begaf hij zich met gebogen hoofd naar het bronzen beeld van
de Prins der Apostelen aangebracht bij een zuil aan de rechterkant, om eer-
biedig de voet daarvan te kussen, die ietwat over het voetstuk uitstak, en gro-

52.7 Page 517

▲back to top
- V/513 -
tendeels is weggesleten door de lippen der gelovigen. Het is een door de H. Leo
de Grote gegoten beeld, die daarbij gebruik maakte van het brons van het
beeld van Jupiter van het Kapitool, als herinnering aan de vrede met
Attila.
Het sloeg vijf uur in de namiddag, en Don Bosco voelde zich heel ver-
moeid, want hij had van elf uur 's morgens, steeds lopend en staand, zijn
rondgang gemaakt door dit gedeelte van de basiliek. Daarom keerde hij naar
de Vier fonteinen terug.
Omdat het zaterdag 27 februari regenachtig weer was, kon Don Bosco
zijn bezoek aan het Vaticaan niet voortzetten, want dat was veel te ver.
Met de jonge geestelijke Rua bracht hij een groot deel van de dag met
schrijven door. 's Namiddags ging hij naar Mgr. Vicaris om een celebret,
daar hij anders niet in de verschillende kerken van Rome zou kunnen mis-
lezen. Van daar besloot hij naar enkele Liefdadigheidsinstituten te gaan,
ten behoeve van de jongens, waar hij verlichting en geruststelling hoopte
op te doen om het geestelijke en materiele heil van het Oratorio nog ijve-
riger te kunnen bevorderen.
Hij bracht daarom een bezoek aan het Hospitium van Tata Giovanni, dat
gelegen is aan de via di Sant'Anna de'Falegnami. Dat was voor hem werke-
lijk een voorwerp van waarachtige vreugde, zowel vanwege de oorsprong en het
doel als om de gang van zaken in dat Huis. - Op het einde van de 18de eeuw
werd een arme metselaar, Giovanni Burgi geheten, door medelijden vervuld
bij het zien van zoveel arme, verweesde jongens die haveloos en barre-
voets door Rome slenterden, en hij probeerde er enkelen te verzamelen in
een klein huisje dat hij gehuurd had. Daar God dit werk zichtbaar zegende,
groeide het aantal jongens hand over hand. Het lokaal werd vergroot, en de jon-
gens, vervuld van erkentelijkheid en genegenheid, begonnen hun weldoener
met de naam Tata aan te spreken, wat in de volkstaal van Rome vader
betekent. Daarvandaan verkreeg het Instituut de titel van Tata Giovanni,
die het nu nog draagt. Burgi had slechts weinig middelen, maar hij had een
edelmoedig hart, en hij schaamde zich er niet voor om ten behoeve van zijn
jongens te gaan bedelen, Paus Pius VI, die dit Instituut onder zijn ponti-
ficaat zag opgroeien, kocht een huis voor hem, er waren vooraanstaande
weldoeners, en zijn opvolgers volgden zijn voorbeeld.
Er is een directeur, die een helper kiest om hem ter zijde te staan
en die hem opvolgt als hijzelf zou komen te overlijden.
Jongens van negen tot veertien jaar worden erin opgenomen en blij-
ven er tot ze twintig zijn. De oudsten en deugdzaamsten hebben de leiding
op de kamers, en de best onderlegden onderrichten de anderen in de be-
ginselen van lezen, schrijven en rekenen. Enkele seminaristen en leken
geven 's avonds les. De meesten van de opgenomen jongens leren een vak, en
kiezen dat wat in overeenstemming is met hun aanleg. Daar er geen werkplaat-
sen in huis zijn, gaan ze uit om het vak in verschillende werkplaatsen in de
stad te leren, zoals aanvankelijk ook bij ons gebeurde. Enkelen stond hij toe
zich in de schone kunsten en de studie van de letteren te bekwamen, maar
pas na lange en nauwkeurige bewijzen van een opvallende vroomheid en
zichtbaar talent. De bestaansbronnen waren 150 lire per maand die Pius IX
schonk, enkele aalmoezen en een deel van wat de jongens zelf verdienden.
Van wat zij verdienden, zestien stuivers, vielen vijftien baiocco's ten
deel aan het Instituut; de rest werd voor hun rekening bewaard.
Het Instituut dat rechtstreeks onder de Paus staat, is onder de bescherming

52.8 Page 518

▲back to top
- V/514 -
gesteld van Onze-Lieve-Vrouw ten Hemel Opgenomen en van de H. Franciscus van
Sales. Het uur van opstaan en van naar bed gaan, de slaapzalen en de as-
sistentie, een beschermheilige voor elke slaapkamer. Uiteindelijk droeg
alles het stempel van ons Hospitium, zodat Don Bosco tot zijn voldoening inzag
dat hij in Turijn het werk van Tata Giovanni had gesticht zonder hier ech-
ter iets van te weten. De werken van naastenliefde lijken alle min of
meer op elkaar, omdat zij God als schepper hebben en als inspiratie de
Kerk, die nooit verandert ook al verandert de tijd en de plaats.
Als eenvoudige priester was Pius IX zeven jaar lang directeur van
dit Hospitium en hij beschouwde de instelling steeds als iets van zichzelf
en men houdt er nog steeds de kamer intact die hij er bewoond heeft. In
dat jaar waren er ongeveer 150 jongens.
"Zondag 28 februari", zo schreef Don Bosco, "was weer een regenach-
tige dag en we konden maar weinig uitgaan. Na de middag zijn we toch in de
Jezuskerk gaan luisteren naar Pater Curci, die een uitleg van de Bijbel
gaf, met een beschrijving van Jozef bij de Farao. De populariteit en de
helderheid van de predikant verklaarden ons zijn talrijk gehoor.
"Om vijf uur was ik thuis om een bezoek te gaan afleggen bij zijne Emi-
nentie Staatssecretaris Giacomo kardinaal Antonelli, die ons twee dagen
tevoren een particuliere audiëntie had toegestaan, vastgesteld op zes uur
‘s avonds. Graaf Rodolfo de Maistre was zo hoffelijk mij het rijtuig ter be-
schikking te stellen en mij tot aan het Vaticaanse paleis te vergezellen.
Ik droeg een mantelletta toen ik uit het rijtuig stapte en trad langs de indruk-
wekkende trappen het Pauselijk Paleis binnen. Op de eerste verdieping is
het appartement van de H. Vader en op de bovenste dat van de Staatssecre-
taris. Ik werd onmiddellijk in het kabinet van deze doorluchtige prelaat
toegelaten. Kardinaal Antonelli is een persoon die men moet leren kennen
om een idee te hebben van zijn goedheid, zijn wijsheid, zijn uitgebreide
kennis en de bijzondere genegenheid die hij tegenover ons land aan de dag legt.
"Met hem omgaan staat gelijk met genegenheid voor hem opvatten. Dat
was een van de mooie dagen van mijn leven."
Dezelfde gunstige indruk onderging in zijn hart de kardinaal vanaf
het eerste ogenblik dat hij Don Bosco zag, die met allen zonder aanzien
des persoons omging. Vandaar de geestelijke vrijmoedigheid in gesprekken
met vorsten, ministers, met de doorluchtige prelaten en later met koningen
en met de Paus zelf, zonder echter te kort te schieten in eerbied, ver-
schuldigd aan hun plaats en gezag. Steeds beleefd, eenvoudig en bescheiden,
of hij handelde of sprak, was hij voor de groten, zowel als voor de klei-
nen, dezelfde Don Bosco, geestig, rustig en beminnelijk wat ook de jongens
van het Oratorio zo bekoorde.
Eerst ontving hij van Don Bosco de vertrouwelijke brieven uit Turijn
en dan stond de kardinaal hem een audiëntie toe die bijna twee uur duur-
de. Met voldoening sprak zijn Eminentie over de Katholieke Lectuur, over de Ge-
schiedenis van Italië, over de zondagsoratoria, over de jongens van het
Huis en over hun verschillende groepen. Daarna kwam het gesprek op de Hei-
lige Vader, over zijn vlucht uit Rome in 1848, over zijn verblijf in
Gaëta, over de gift van de 33 lire door de Turijnse jongens, en over de
gewijde rozenkransen die Pius IX hun als teken van dankbaarheid geschonken
had. Tenslotte ontvouwde Don Bosco zijn Eminentie het voornaamste doel
waarom hij naar Rome gekomen was en sprak hij over de behoefte die hij voelde

52.9 Page 519

▲back to top
- V/515 -
om zijn ideeën aan de roemrijke Pius IX mee te delen, en zijn verheven oor-
deel daarover te vernemen. De kardinaal beloofde dat hij er met Zijne Hei-
ligheid zou over spreken en voor Don Bosco een particuliere audiëntie zou
weten te verkrijgen.
Een eind de weg van de Porta Pia op, bevond zich de kerk, die
Onze-Lieve-Vrouw van de Overwinning genoemd wordt en waar men op het
hoofdaltaar een miraculeus beeld van haar bewaart. De eerste maart ging Don
Bosco het vereren, omdat deze titel zozeer beantwoordde aan die van Hulp
der Christenen, die hij in heel de wereld beroemd zou maken. Hoe ontroerd
moet hij geweest zijn bij het zien van de trofeeën van Maria's machtige
bescherming. Boven op de zuilen zijn de banieren gehesen door hertog Maxi-
miliaan van Beieren op de vijanden veroverd bij de grote overwinning die
hij behaalde tegen de protestanten, die met een heel talrijk leger de
heerschappij van Oostenrijk omvergeworpen hadden. Eveneens zag men andere
vaandels hangen, die op de Turken veroverd waren bij de bevrijding van Wenen
en in de slag van Lepanto.
Die voormiddag had hij niets anders te bezoeken en in de namiddag
besloot hij met Graaf Rodolfo naar het grote Hospitium van San Michele in
Ripa te gaan, gelegen aan de andere zijde van de Tiber, om er zijn opwach-
ting te maken bij Antonio kardinaal Tosti die er president van was. Zijn
Eminentie was van 1822 tot 1829 in Turijn geweest, met zakelijke opdrach-
ten bij de regering van Piëmont, waarbij hij zich de hoogachting verworven
had van de bloem der edelen en geleerden.
Don Bosco en de Graaf staken de rivier over, nadat zij op het eiland
Isola Tiberina een bezoek gebracht hadden aan de kerk van de H. Bartholomeus,
waar onder het hoofdaltaar het gebeente van de Apostel bewaard werd. Zij
zagen ook de kerk van de H. Cecilia, gebouwd op de plaats waar het huis van
deze Heilige gestaan had, vereerden het stoffelijke overschot dat na zoveel
eeuwen nog ongerept gebleven was, en bereikten uiteindelijk het Instituut
van de H. Michaël.
De hoofdgevel van het gebouw strekt zich uit over een lengte van
345 meter, het is 80 meter diep en op de grootste hoogte 23 meter; de om-
trek ervan bedraagt ongeveer een kilometer. Het herbergde meer dan 800 per-
sonen, voor het merendeel jongens.
Don Bosco en zijn adellijke metgezel werden meteen allerhartelijkst
door de kardinaal ontvangen, die hun verschillende lotgevallen vertelde,
die hem ten tijde van de republiek overkomen waren, en hoe hij verplicht
geweest was enige tijd verre van het Hospitium te verblijven om niet het
slachtoffer te worden van een of andere sluipmoordenaar.
Bij het afscheid nodigde de doorluchtige prelaat hen uit het Hospi-
tium eens te komen bezichtigen, maar hem van tevoren dag en uur te laten
weten waarop zij hem het genoegen zouden willen doen terug te komen.
Teruggekeerd op het Quirinaal, gingen Don Bosco en de Graaf naar bo-
ven naar het Kapitool, waar zij het paleis van de senaat in ogenschouw
namen en dat van de conservators, de musea, de pinacotheek; ze traden de
mysterieuze kerk van de H. Maria in Ara Coeli binnen om er te bidden. Die
kerk is gebouwd op het terrein waarop eens de vermaarde tempel van Jupiter
Capitolinus stond. Boven het hoofdaltaar wordt een afbeelding van Onze-Lieve-
Vrouw vereerd, die toegeschreven wordt aan de H. Lukas, en in een aan de
sacristie grenzend lokaal wordt een zeer miraculeus beeld van het Kindje
Jezus bewaard. De windels ervan zijn versierd met heel veel kostbare ste-
nen. Uit de Ara Coeli komend zagen ze op hun weg aan de westzijde van het
Kapitool de Tarpeja-rots van welke men uit haat tegen het geloof vele mar-
telaren in de diepte geworpen heeft.

52.10 Page 520

▲back to top
- V/516 -
H O O F D S T U K LXVI
DON BOSCO DRAAGT DE MIS OP IN DE MAMERTIJNSE GEVANGENIS -
DE LIEFDADIGHEIDSSCHOLEN - EEN CONFERENTIE VAN DE
SINT-VINCENTIUSVERENIGING - TWEEDE BEZOEK AAN DE
VATICAANSE BASILIEK - DE H. MIS AAN HET ALTAAR VAN DE H. PETRUS,
EN AAN DAT VAN HET H. KRUIS VAN JERUZALEM - PATER LOLLI -
HET HOSPITIUM VAN DE H. MICHIEL - VERSTANDIGE ANTWOORDEN VAN
EEN LANDBOUWER - DE H. MIS IN S. MARIA DEL POPOLO EN IN DE
JEZUSKERK - DON BOSCO IS BEKEND IN ROME; EEN VOORSPELLING - DE
KOEPEL VAN DE SINT-PIETER - DE MUSEA - DE PATERS VAN DE CIVILTA
CATTOLICA - VRIENDELIJKE AANDRANG VAN DE HEER FOCCARDI BELOOND -
BRIEFJE VOOR DE AUDIENTIE BIJ DE PAUS.
Op maandag 2 maart daalde Don Bosco met de familie de Maistre af naar het
westelijke gedeelte van het Kapitool, waar aan de voet de Mamertijnse gevangenis
gelegen is, en die twee boven elkaar gelegen kelderverdiepingen omvat. In de diep-
ste van deze twee, naast een stenen kolom waaraan de HH. Petrus en Paulus vastge-
bonden werden, bevindt zich een klein altaar waaraan Don Bosco de heilige Mis
opdroeg, die bijgewoond werd door zijn adellijke gasten en door andere vrome per-
sonen. Daarna dronken allen een slok water uit de bron die, naar men zegt, de H.
Petrus hier op wonderbaarlijke wijze deed ontspringen om zijn bewakers, de H.
Processus en de H. Martinianus, met nog zevenenveertig van hun collega's te
dopen, die later allen als martelaren zijn gestorven. Die bron welt op in de
vloer, in een kuiltje dat volloopt zonder ooit over te stromen, noch ooit minder
water te bevatten, hoeveel men er ook uit put.
Na de middag bracht de doorluchtige Hertog Scipione Salviati hem naar de
Santa Maria dei Monti, om een bezoek te brengen aan de Liefdadigheidsscholen, in
stand gehouden door de Conferenties van de Sint-Vincentiusvereniging.
In de school kwam hij tot de ontdekking dat er ongeveer zestig jongens wa-
ren. De schoolmeester liet hen een beetje lezen, daarna de catechismus opzeggen en
tenslotte wat sommen maken. De leerlingen waren onbevangen, vol aandacht voor wat
er gevraagd werd, en zij antwoordden zonder haperen of verlegenheid. Don Bosco
wilde ook weten of ze begrepen wat ze lazen, en door een paar vragen te stellen,
merkte hij dat ze slechts weinig begrepen. Op een hoffelijke en voorzichtige ma-

53 Pages 521-530

▲back to top

53.1 Page 521

▲back to top
- V/517 -
nier gaf hij de meester toen een paar doelmatige aanwijzingen, die deze met
dankbaarheid aanvaardde. De spraakkunst en wat rekenkunde, hardop geleerd,
de catechismus, het boek van de eeuwige beginselen en de gewijde geschiede-
nis vormden de stof van het onderwijs. In hoofdzaak bleek dat deze school
geleid werd volgens de doelstelling van de liefdadigheidsscholen, die er voor-
namelijk op gericht dienen te zijn de jongens van de gevaren van de straat
weg te houden, hen in te wijden in de waarheden van het geloof en in de
voorschriften van de christelijke moraal, en hen uit te rusten met de ken-
nis die het meest geschikt is voor hun omstandigheden, zonder wijsneuzen en
mislukkelingen van hen te willen maken, die uiteindelijk eerzuchtig en
verwaand zouden worden, nutteloos voor zichzelf en misschien ook verder-
felijk voor de burgermaatschappij. Zo was ook de opzet van de avond-
dag- en zondagsscholen voor de externe jongens en de handwerkers van ons
Oratorio.
Dezelfde namiddag, om kwart over vier, woonde Don Bosco een bijeen-
komst van een Conferentie van de Sint-Vincentiusvereniging bij die de
naam van Sint-Nicolaas droeg, en voorgezeten werd door markies Patrizi.
Uitgenodigd om enkele woorden tot de leden te richten, hield Don Bosco een
korte toespraak, waarin hij hen aanspoorde de geest van de Conferenties
ijverig te bevorderen, maar bij voorkeur het werk der bescherming van de
arme en verlaten jongens te bevorderen. Hij vertelde hun hoe er sinds
enige tijd, met medewerking van graaf Carlo Cays, in de zondagsoratoria van
Turijn onder de jongens enkele conferenties gesticht waren onder de naam
van annexe conferenties; hij toonde aan hoe deze tot doel hadden de jeugd
vroegtijdig aan te sporen tot werken van liefdadigheid voor de meest be-
hoeftige gezinnen en deze zodoende gemakkelijker ertoe te brengen hun eigen
kinderen naar de catechismus te sturen.
Er werd met geestdrift naar Don Bosco geluisterd; de leden voelden
daar veel voor en beloofden allen hetzelfde in praktijk te brengen onder de
jongens van de avondscholen in Rome. Ze nodigden hem uit hen zelf te komen
bezoeken om te proberen enkele leerlingen uit te zoeken die de eerste kern
van een annexe conferentie zouden vormen.
Na deze uiteenzetting en gedachtewisseling, ging men over tot de
gebruikelijke besprekingen van de afgelegde bezoeken, tot het onderzoeken
van nieuwe aanvragen om steun, en tot het bepalen van de bedragen of de
toelagen die uitgereikt zouden worden. Het kwam Don Bosco voor dat er
veel aan de armen gegeven werd, maar niet met die regelmaat en ordelijke
verdeling die de weg opent tot het bewerken van moreel en geestelijk wel-
zijn van een groter aantal gezinnen, wat het eerste doel van de Vereniging
is. Hij begreep echter dat de edelmoedigheid van de Pausen en van honderden
liefdadige ondernemingen ten bate van de armen vanzelfsprekend niet toeliet
kleinere uitkeringen te doen, vanwege de gewoonte en een eventuele verge-
lijking met uitkeringen elders.
De conferentie had nogal lang geduurd en het was al avond geworden.
Don Bosco ging heel voldaan weg, maar omdat het een grote afstand was tus-
sen die plaats en het Quirinaal en hij haast had, dacht hij er niet zo gauw
aan zich te laten vergezellen door enkelen van de leden, die nog een beetje
in opgewekt gesprek bleven napraten. En zo stond Don Bosco verdwaald in
Rome zonder te weten welke kant hij uit moest. Na geduldig verschillende
richtingen te zijn ingeslagen kwam hij een stadswagen tegen die hem
na ar d e plaats bracht waar hij verbleef.
De derde maart was bestemd om het bezoek aan de Vaticaanse Basiliek voort

53.2 Page 522

▲back to top
- V/518 -
te zetten. Don Bosco ging met Rua en graaf Carlo om half zeven van huis en daar
stond hij dan in de Sint-Pieter bij het pauselijke altaar, dat zich op zeven wit-
marmeren treden, fier, heel alleen, vol majesteit in de viering verheft. Daar-
voor bevindt zich een regelmatige grote lege ruimte, omgeven door een kostbare
balustrade waarop voortdurend honderdentwaalf lampen branden, die rusten
op vergulde hoorns van overvloed; en waar men, langs een dubbele marmeren
trap, afdaalt naar het portaal van de Confessio of crypte onder het pauselijke
altaar. Het is een kapel die versierd is met kostbaar marmer, met verguld
stucwerk en vierentwintig bas-reliëfs in brons die de belangrijkste feiten
uit het leven van de H. Petrus voorstellen. In de crypte ervan bevindt zich
het graf van de Prins der Apostelen. Don Bosco mocht het genoegen smaken
aan het altaar van deze kapel, dat versierd is met twee heel oude af-
beeldingen van de Heilige Petrus en Paulus, geschilderd op zilveren onder-
grond, de Heilige Mis op te dragen.
Na langdurig te hebben gebeden, ging hij weer naar boven de Basiliek
in en bekeek aandachtig het dwarsschip dat ongeveer honderd vijfender-
tig meter lang is.
Boven het pauselijke altaar verheft zich de eindeloze koepel met een
middellijn van 42,7 meter, die, hetzij door de hoogte en wijdte, of door de
prachtige mozaïeken door de beroemdste kunstenaars uitgevoerd, de bewonde-
raar als betovert. De koepel rust op vier zuilen; elk daarvan heeft een
hoogte van zeventig meter en vijfentachtig centimeter en heeft een nis
genoemd: de nis der relikwieën. Die bevatten het Heilig Aanschijn
van Veronica, een gedeelte van het Heilig Kruis, de Heilige Lans en de
schedel van de Heilige Andreas. De relikwie van het Heilig Aanschijn is
beroemd; er wordt aangenomen dat het de doek is die de goddelijke Zaligma-
ker gebruikte om zich het bloed van het gelaat af te wissen. Hij liet er
de afdruk van zijn trekken op achter en gaf de doek aan de Heilige Veronica
terwijl hij de Calvarieberg beklom. Geloofwaardige personen vertellen dat
het Heilig Aanschijn in 1849 verschillende malen bloed uitzweette en ook
van kleur veranderde, zodat de oorspronkelijke gelaatstrekken veranderden.
Deze feiten werden geboekstaafd en de kanunniken van de Sint-Pieter legden
er getuigenis van af.
Vervuld van deze, voor een gelovig gemoed zo ontroerende gedachten,
ging Don Bosco naar het gestoelte van de H. Petrus en, na zijn akte van
verering herhaald te hebben, richtte hij zijn stappen naar het zuidelijk
deel van de Basiliek en zag daar nog andere graven van Pausen. Hij bezocht
de prachtige kapellen en altaren, vooral dat van de Vergine della Colonna,
zo genoemd naar de beeltenis van de Allerheiligste Maagd dat op een zuil
van de oude basiliek van Constantijn geschilderd is. Hij vereerde eveneens
het stoffelijke overschot van verschillende Heiligen: van de Apostelen Si-
mon en Judas, van de H. Leo de Grote, van de HH. Leo II, III, IV, van de H.
Bonifacius IV, van de H. Leo IX, van de H. Gregorius de Grote en van de
H. Johannes Chrysostomus. Tenslotte bleef hij staan in de laatste kapel
van de zijbeuk, de doopkapel die een porfieren doopvont heeft.
Dat tweede bezoek aan de Sint-Pieter was om half één 's middags
beëindigd, zodat de heer Carlo de Maistre het bestijgen van de koepel tot
een andere gelegenheid uitstelde.
Na het middagmaal en een paar uren rust begaf Don Bosco zich op weg
om een kijkje te nemen in het apostolische paleis van het Quirinaal, en hij ging

53.3 Page 523

▲back to top
- V/519 -
de kerk van de H. Andreas binnen, nabij het Noviciaat van de Paters Jezuïeten, waar
in een met het kostbaarste marmer versierde kapel, onder het altaar het lichaam van
de H. Stanislaus Kostka rust.
De 4de maart besteedde Don Bosco aan een bezoek aan de Basiliek van
het H. Kruis in Jeruzalem, waarnaast een klooster van de Cisterciënsers ligt. Hij
kwam er met Rua aan onder een stromende regen die beiden van het hoofd tot de
voeten doorweekt had; maar de voldoening die ze in deze kerk vonden beloonde hen
voor dat ongemak.
Het is een van de zeven basilieken die bezocht worden om de aflaten te ver-
dienen. Ze werd gesticht door Constantijn de Grote ter herinnering aan het
weervinden van het Heilig Kruis door zijn moeder, de H. Helena, in Jeruzalem. Er
wordt hier een aanzienlijk deel van het Kruis bewaard evenals het opschrift.
Don Bosco ging de kapel van de H. Helena binnen. Deze wordt de heilige kapel
genoemd, omdat deze keizerin veel aarde van de Calvarieberg hierheen liet ver-
voeren. Voor deze kapel bevindt zich de Gregoriaanse kapel waar een volle aflaat
verdiend kan worden toepasselijk op de zielen in het vagevuur, door hier de Mis te
dragen of ze bij te wonen. Aan dat altaar droeg Don Bosco het heilig misoffer op.
Vader Abt, zekere Marchini, Piëmontees van afkomst, was heel vriendelijk
voor hem en liet hem onder meer de bibliotheek zien met de kostbare oude perkamen-
ten.
De 5de maart regende het bijna de hele dag en Don Bosco besteedde die daarom
geheel aan het schrijven. Terwijl hij daarmee bezig was, kwam graaf Carlo hem droe-
vig nieuws meedelen. 's Morgens om tien uur, was Pater Lolli, rector van het novi-
ciaat der Jezuïeten bij de kerk van de H. Andreas op de Monte Cavallo, na een
kortstondige ziekte, en nadat hij op voorbeeldige wijze de genademiddelen der H.
Kerk ontvangen had, naar een beter leven overgegaan. Daar hij uit Piëmont stamde,
had hij lange tijd in Turijn gewoond en was beroemd om zijn preken en zijn
bijzondere ijver in het biechthoren. Wijlen de koningin van Sardinië, Maria
Teresa, had hem tot haar biechtvader gekozen. Don Bosco deelde in de alge-mene
droefheid en bad mee voor de zielenrust van Pater Lolli die een oude bekende van
hem was.
Graaf Rodolfo waarschuwde hem intussen dat de gevallen van ziekte in Rome
erg waren toegenomen; en dat de sterfte in de maanden januari en februari vier
keer zo groot was als normaal. Het gevaar van de koortsen verhinderde Don Bosco
echter niet zijn vrome en leerzame pelgrimages voort te zetten.
Op 6 maart begaf Don Bosco zich 's morgens, in gezelschap van de familie de
Maistre en van Rua naar het prachtige Hospitium van Sint-Michiel in Ripa. Kardi-
naal Tosti die hen verwachtte, had een heerlijk klein ontbijt voor hen laten ge-
reedmaken, waar Don Bosco en zijn vrienden echter geen gebruik van maakten. Voor-
dat ze van huis gingen hadden ze al een kleinigheid gebruikt en zij wilden niet in
strijd handelen met de vastenvoorschriften.
De kardinaal was toen zo vriendelijk hen te begeleiden naar ieder hoekje en
iedere zaal van het Hospitium, in gezelschap van een der directeurs. De jongens
bekwaamden zich daar in technische vakken en in de vrije kunsten. Degenen die tot
de eerste groep behoorden hadden werkplaatsen voor schoenmakers, kleermakers,
ijzersmeders, timmerlieden, ververs, hoedenmakers. Velen werkten in een drukkerij

53.4 Page 524

▲back to top
- V/520 -
en in een boekbinderij. Pius IX had,dat Hospitium begunstigd met het privilege
dat alleen daar de schoolboeken gedrukt mochten worden die in al de Kerkelijke
Staten werden gebruikt.
Degenen die tot de beoefenaars van de vrije kunsten behoorden en
onder leiding van bekwame leermeesters stonden, en in de meerderheid waren,
werkten aan de vervaardiging van tapijten en wandbekledingen in de aard van
gobelins, alsook houtsnijwerk, schilderkunst, beeldhouwkunst, het snijden
van cameeën, het vervaardigen van kopergravuren en gedenkpenningen.
Don Bosco ging van de ene werkplaats naar de andere. Hij was al op
de hoogte gebracht van de gang van zaken in dit huis door graaf de Maistre
en door verschillende leken en geestelijken in Rome, die er zich over be-
klaagden dat de leiders min of meer van het doel van de stichting waren
afgeweken. Inderdaad waren er in het Hospitium, behalve volkomen arme jon-
gens, ook jongelui uit welgestelde families, die inkomsten genoten van de
liefdadigheid; ook zonen en neven van personeelsleden en van heel gezag-
hebbende personen ontvingen hier hun opvoeding. Daardoor waren voorkeur en na-
ijver onvermijdelijk.
De dagelijkse maaltijden van de gemeenschap waren overvloedig voor-
zien van vlees en wijn, en verstandige mensen merkten op dat het grootste
deel van de leerlingen zich dergelijke maaltijden niet zou hebben kunnen ver-
oorloven als zij buiten het Hospitium vertoefd hadden.
De technische vakken, werden minder geteld omdat het nederiger be-
roepen waren en nochtans waren zij in staat geweest om de grote meerder-
heid van de opgenomen jongens een boterham te verschaffen, maar aan de
vrije kunsten werd de voorkeur gegeven, omdat zij meer glans aan de in-
richting verleenden vooral wat de tapijten en gobelins betrof die de palei-
zen van verschillende vorsten sierden. Wat ook reden tot klachten gaf was
het repressieve systeem dat aangewend werd om de tucht onder de jongens te
handhaven. Er werden verouderde lichamelijke tuchtigingen toegepast, niet
al te streng, maar die toch vernederend waren voor degene die de reglementen
overtreden had.
Diezelfde morgen hadden zijn vrienden geprobeerd Don Bosco ertoe te
brengen aan deze ongezonde toestanden een einde te maken door aan de kardinaal-
president bekend te maken welke geruchten er in Rome verspreid werden tegen
bepaalde leiders van dit Liefdadigheidsinstituut. Don Bosco vond echter
dat hij zich niet moest mengen in vraagstukken van dergelijke aard.
Niettemin had hij oog voor alles: de jongens, de werkmeesters, de
leraren en de assistenten. Hij ging na hoe het werk werd uitgevoerd. Hij onder-
vroeg zowel de enen als de anderen, met de welwillende vriendelijkheid die
hem zo eigen was, ten einde zich een beeld te kunnen vormen van de over-
heersende geest, en in zijn gedachten hield hij vast wat een nadere be-
schouwing waard was. Hij zag intussen muren en vloeren zo blank als een
spiegel, een bloeiende gezondheid bij de leerlingen, ijverige waakzaamheid van
de assistenten, de liefdevolle wijze waarop de catechismusleraar zijn
leerlingen les gaf, vastgestelde dagen voor het biechten en communiceren.
Aan elke klasse van leerlingen werd vervolgens een literair onderricht verschaft
dat overeenkwam met hun begripsvermogen.
Hij stelde daardoor vast dat, wanneer er ook al een min of meer ern-
stige tekortkoming mocht zijn, waarvan nu eenmaal geen enkel mensenwerk
vrij blijft, er toch ook heel veel goeds voor de volksjongens uit voort-
sproot. Niet alles echter wat hij kon waarnemen was even goed. Hem ontging
bijvoorbeeld niet de verlegenheid en klaarblijkelijke angst die vele leerlingen

53.5 Page 525

▲back to top
- V/521 -
toonden, wanneer de oversten in hun midden verschenen, ofwel wanneer
zij zich moesten verantwoorden op het bureau van de directie. Dat deed Don
Bosco leed, omdat de jongens van Rome openhartig en hartelijk van aard
zijn. Daarom dacht hij na over een manier om deze oversten een praktische
les te geven van zijn opvoedingssysteem; en de gunstige gelegenheid
daartoe deed zich voor.
Terwijl Don Bosco door die geweldige lokalen wandelde, in gezelschap
van de kardinaal en een of andere ondergeschikte overste, hoorde hij flui-
ten en toen zingen. En plotseling verscheen er een jongen die de trap af-
kwam en zich onverwacht geconfronteerd zag met de kardinaal, met zijn di-
recteur en met Don Bosco. Het zingen bestierf hem op de lippen en hij bleef
met zijn muts in de hand en met gebogen hoofd staan. - "Is dat nu het re-
sultaat", zei de directeur tot hem, "van de lessen en vermaningen die je
gegeven zijn? Vlegel dat je bent! Ga naar je werkplaats en wacht op me
om je verdiende straf te ontvangen. En u, mijnheer Don Bosco, neemt u me niet
kwalijk...."
- "Wat"? antwoordde Don Bosco nadat de jongen zich verwijderd had.
"Ik heb niets kwalijk te nemen, en ik zou niet weten wat die arme jongen
verkeerd gedaan heeft."
- "En dat vlegelachtige gefluit, vindt u dat dan niet oneerbiedig?"
- "Maar zonder opzet, en u, mijn waarde heer, weet beter dan ik dat
de H. Filippus Neri gewoon was tot de jongens die zijn Oratorio bezochten te
zeggen: "Blijf rustig als jullie kunt! En als jullie niet kunnen, schreeuw
dan en spring, maar doe geen zonden." "Ook ik verlang op bepaalde tijden
van de dag stilte; maar ik let niet op sommige kleine overtredingen uit
onnadenkendheid; voor de rest laat ik mijn jongens alle vrijheid om op
de speelplaats en op en onder de trappen te schreeuwen en te zingen.
Alleen verzoek ik hun altijd om minstens de muren te sparen. Beter een
beetje rumoer dan een verbeten en verdacht stilzwijgen... Maar wat ik nu
erg jammer vind is dat die arme jongen in ernstige zorg zal zitten vanwege
het verwijt dat hem gemaakt werd. Hij zal een beetje wrok voelen... Zou u
het niet beter vinden als we hem in zijn werkplaats maar gingen troosten?"
De directeur was zo vriendelijk op zijn verzoek in te gaan en toen
ze in de werkplaats kwamen, riep Don Bosco de jongen bij zich, die zich met
een boos gezicht en vernederd probeerde te verbergen. Don Bosco zei: "Ik
wou je wat zeggen, beste vriend. Kom eens, je goede overste hier vindt het goed."
De jongen kwam naderbij en Don Bosco vervolgde:
- "Ik heb alles in orde gemaakt, weet je, maar op voorwaarde dat je
voortaan altijd braaf zult zijn en dat we vrienden worden. Hier, neem deze
medaille, en bid daarvoor een Weesgegroet tot Onze-Lieve-Vrouw voor me."
Diep getroffen kuste de jongen de hand die hem de medaille aanbood
en zei: - "Ik zal ze om mijn hals dragen en haar altijd dragen ter herinne-
ring aan u."
Zijn kameraden die al gehoord hadden wat er was voorgevallen, glim-
lachten en groetten Don Bosco toen hij de grote zaal doorging, terwijl de
directeur het voornemen maakte niemand meer zulke ernstige verwijten te
maken voor een niemendalletje. Hij had bewondering voor de manier waarop
Don Bosco aller harten voor zich won.
Graaf de Maistre heeft dit feit verschillende malen verteld.
Tenslotte, toen alle zalen bezichtigd waren, hadden zijn eminentie, Don

53.6 Page 526

▲back to top
- V/522 -
Bosco en het gezelschap zich verzameld op het terras dat zich uitstrekte
voor het hele gebouw, waar aan de zuidzijde de Tiber langs stroomde, met
een bocht waar verschillende kleine schepen gemeerd lagen. Men kan dat de
haven noemen voor de handelsschepen die van Ostia naar Rome varen. Terwijl
Don Bosco met één oogopslag heel de uitgestrektheid van dat grote gebouw
overzag, ondervond hij een grote voldoening door de gedachte aan zoveel
jongens die hier op het pad der deugd geleid werden en tot een eerzame
levenswandel opgroeiden. Het schijnt dat hij hier het heilige verlangen
heeft voelen opkomen, en God gevraagd heeft dat zijn jongens in Turijn tot
hetzelfde aantal zouden mogen aangroeien als hier verzameld was. Enkele
jaren later was dat verlangen werkelijkheid geworden.
Toen men van het terras naar beneden kwam was het half een. De jon-
gens waren aan tafel gegaan en daar de kardinaal zich erg vermoeid voelde,
namen de graaf en Don Bosco afscheid. De kardinaal had hem en zijn vrien-
den een tekening van het Hospitium cadeau gedaan en een gravure die de H.
Hiëronymus voorstelde, beide werkstukken van de jongens.
Toen zij bij de ponte Rotto de Tiber waren overgestoken, moesten Don
Bosco en de anderen gaan schuilen voor de regen in het portaal van de kerk
van de H. Maria in Cosmedin, waar het spreekgestoelte bewaard wordt waar-
op de H. Augustinus in de welsprekendheid onderricht gaf. Daar wachtten ze
tot de stortbui overdreef die al de wegen onder water zette, en op een
pleintje zagen ze tal van ossen onder hun juk in de modder liggen, blootge-
steld aan wind en regen. De ossendrijvers waren in hetzelfde portaal komen
staan en ze begonnen met een benijdenswaardige eetlust hun middagmaal. In
plaats van minestra of pietanza hadden ze een stuk rauwe stokvis, waarvan
ze telkens een stuk aftrokken. De broodjes die ze erbij aten waren van
rogge en gierst. Ze dronken water.
Omdat Don Bosco zag dat ze een eenvoudige en goedhartige indruk
maakten, ging hij naar hen toe.
"En? Smaakt het?"
"Heel goed"! antwoordde een van hen.
"Hebben jullie daar genoeg aan om je honger te stillen?"
"Ja zeker, en goddank dat we het nog kunnen hebben, want we zijn arm
en kunnen ons niet meer veroorloven."
"Waarom brengen jullie die ossen niet naar de stal?"
"Omdat we geen stal hebben."
"Laten jullie ze altijd in regen en wind staan, dag en nacht?"
"Altijd, altijd."
"Doen jullie dat thuis ook?"
"Jawel, daar doen we hetzelfde omdat we maar weinig stallen heb-
ben; daarom staan ze altijd in de openlucht, of het regent, waait of sneeuwt."
"En de koeien en de kalfjes zijn die ook aan het slechte weer blootge-
steld?"
"Die ook, ja. Het is bij ons het gebruik dat de staldieren altijd op
stal blijven, en die eenmaal buiten komen, blijven steeds buiten."
"Wonen jullie ver hiervandaan?"

53.7 Page 527

▲back to top
- V/523 -
"Veertig mijl."
"En kunnen jullie 's zondags naar de kerk gaan?"
"0, ongetwijfeld. We hebben een kerk, en we hebben een geestelijke die
de mis opdraagt, preekt en catechismusles geeft, en iedereen, hoe veraf hij
ook woont, doet zijn best daarbij te zijn."
Gaan jullie ook wel eens biechten?"
"Zeker. Zijn er dan soms christenen die deze plichten niet vervullen?
Er is nu een jubileumaflaat en we doen allen wat we kunnen om die zo goed
mogelijk te verdienen."
Uit dat gesprek bleek de goede aard van deze buitenmensen, die te-
vreden leefden in hun armoede en blij waren met hun levensstaat, als ze hun
plichten als goede christenen maar konden vervullen en konden doen wat hun
beroep eiste. Onder het spreken dacht Don Bosco aan het vele goed dat
geregeld missies in de Campagna van Rome zouden kunnen bewerken, een ge-
dachte die hem in de loop van zijn hele leven niet meer los zou laten.
De 7de maart, zondag, was bestemd voor het bezoek aan de grootse
kerk Santa Maria del popolo, waaraan het klooster der Paters Augustijnen
grenst. Op het hoofdaltaar wordt een miraculeuze afbeelding van Onze-
Lieve-Vrouw vereerd, die toegeschreven wordt aan de H. Lukas. Enkele vrome
en adellijke personen hadden graag gezien dat Don Bosco daarheen zou gaan
om de heilige Mis op te dragen, tijdens welke zij dan te Communie wil-
den gaan. Het was negen uur toen de heer Filippo Canori Foccardi,
rozenkransverkoper van de heilige apostolische paleizen, die ook een han-
del dreef in reliekhouders, mozaïeken, cameeën en antieke kunstvoorwerpen,
een heel vroom en ijverige man, Don Bosco met zijn eigen rijtuig kwam af-
halen. Nadat Don Bosco de Mis had opgedragen en zijn dankzegging gedaan en
de gelovigen de hunne, nam hij een kijkje in de Villa Borghese, en op het
artistieke grote volksplein, alsook in de twee kerken Santa Maria dei
miracoli en Santa Maria di Monte Santo, die de uitmonding van de via del
Corso aan weerszijden sieren. Daarna stapte hij weer in het rijtuig en
be ga f z i ch n a a r h e t h u is v a n p ri ns es Potocka, een lid van de familie der
graven en vorsten Sobieski, vroegere soevereinen van Polen. Daar wachtte hun
een licht middagmaal; maar meer nog voelde Don Bosco zich dankbaar gestemd
voor de christelijke en heel geanimeerde gesprekken van de dames die door de
prinses waren uitgenodigd.
De rest van de dag besteedde Don Bosco aan het bezoeken van nog andere
vrome personen, wier houding en manier van spreken heel stichtend waren.
De faam der goedheid van Don Bosco verspreidde zich door Rome door de ver-
klaringen van degenen die in die enkele dagen omgang met hem gehad hadden.
Ook Don Rua bevestigt dat hij bij vele inwoners van Rome bekend was en ze
vertelden hem over het feit dat in 1849 in Turijn voorgevallen was nl.
over de jongen die weer tot het leven teruggeroepen was om te kunnen biech-
ten. Ze bleken heel goed ingelicht over alles wat er bij die gelegenheid
gebeurd was. Inderdaad waren er in Rome enkele prelaten, verschillende
priesters en een paar Paters van de Sociëteit van Jezus, allen geboortig
uit Piëmont, die behoorlijk op de hoogte waren van Don Bosco en zijn leven.
Vooral graaf de Maistre liet niet na om in de huizen van de patriciërs en
in de paleizen der kardinalen bekend te maken wie Don Bosco was; en aan
de verhalen van de edelman, van wie de deugd en oprechtheid door ieder-
een werden bewonderd, werd alle geloof gehecht.

53.8 Page 528

▲back to top
- V/524 -
Don Bosco schijnt echter gedurende zijn eerste bezoek aan Rome niets bui-
tengewoons gedaan te hebben, hoewel men hem dikwijls om zijn zegen vroeg
tenzij men het volgende feit daartoe wil rekenen, waarvan Don Rua getuige
was.
Hij kwam op bezoek bij iemand, die een tumor in de knie had; hij ze-
gende hem, sprak hem opbeurend toe en verliet toen de kamer. De vrouw van
deze man volgde Don Bosco in de huiskamer en vroeg hem of haar man genezen
zou.
Don Bosco antwoordde dat wij in de hand zijn van God, die een goede
vader is, die wel zou doen wat het beste was voor de zieke.
De dame drong er sterk op aan te weten of hij aan die kwaal zou
sterven.
Don Bosco antwoordde: "We moeten ons vol vertrouwen in Gods hand
stellen. Laten we bidden en alles zal terecht komen. En laten we intussen
berusten in wat Hij zal beslissen."
Maar de vrouw bleef zo aandringen met haar smeekbeden dat ze hem
dwong haar de hele waarheid te zeggen; en op een beminnelijke manier ver-
volgde hij dat zij er zich bij moest neerleggen haar echtgenoot aan God te
moeten afstaan.
De dame was erg getroffen en verslagen. Die man was toen nog niet bedle-
gerig; maar enkele maanden nadat Don Bosco in Turijn was teruggekeerd,
stuurde zij hem het bericht van zijn dood.
De 8ste maart werd besteed aan het beklimmen van de koepel van de Sint-
Pieter. Kanunnik Lantiesi had Don Bosco en zijn vrienden de toegangsbil-
jetten bezorgd, waarvan iedereen voorzien moest zijn die zich deze
vreugde wilde bezorgen. Het was helder weer en nadat Don Bosco de mis had
opgedragen in de Jezuskerk, aan het altaar toegewijd aan de H. Franciscus
Xaverius, ter vervulling van de belofte die hij in Turijn gedaan had aan
graaf Xaverius Provana di Collegno, kwam hij om negen uur bij het Vaticaan
aan in gezelschap van de heer Carlo de Maistre en de seminarist Rua. Na
inlevering van het biljet werd de poort voor hen geopend en begonnen ze een
heel gemakkelijke trap te bestijgen. Bijna vlakbij het trapportaal van de
basiliek staan de namen genoteerd van de beroemdste personen, koningen en
prinsen die tot de lantaarn van de koepel geklommen waren. Onze bezoekers
zagen tot hun genoegen de namen van verschillende soevereinen van Pië-
mont en andere leden van het Huis Savoye. Hier wierpen ze een blik op
het terras van de grote tempel, dat zich voordeed als een groot, geplaveid
plein, in het midden waarvan een voortdurend spuitende fontein. Ze gingen
ook kijken naar de grote klok die een doorsnee heeft van meer dan drie meter.
En dan gaan ze langs een wenteltrap, eerst de eerste en vervolgens
de tweede verdieping binnen in de koepel en lopen er tussen binnen- en buiten-
muur omheen. Don Bosco merkte op dat de mozaïeken, die hij een voor een
bekeek, en die vanuit de kerk zo klein geleken hadden, van bovenaf
gezien reusachtige afmetingen aannamen. Omlaag kijkend leken de mensen die
er aan het werk waren of rondliepen wel heel kleine kinderen en het paus-
altaar, met het bronzen baldakijn erboven, van de vloer af gemeten ongeveer
negenentwintig meter hoog, een eenvoudige leunstoel.
De laatste verdieping die ze beklommen was die, welke zich op de punt
van de koepel zelf bevindt. Ze hadden een hoogte bereikt van meer dan 118 meter.

53.9 Page 529

▲back to top
- V/525 -
Bijna overal in het rond verliest de blik zich in een zeer wijde horizon.
Nu was er nog de sfeer boven de koepel, en om daarin te komen moest
men langs een rechtopstaande ijzeren ladder van zes meter hoog als in een
zak naar boven klimmen. Maar Don Bosco klom onverschrokken met de graaf en
Rua naar boven en toen bevonden zij zich in de sfeer die overal in het rond
gaten had die als kleine venstertjes dienden, en gemakkelijk zestien perso-
nen kon bergen. Hier, op een hoogte van ongeveer 130 meter, begon Don Bosco
te spreken, over verschillende dingen die het Oratorio in Turijn betroffen.
Hij herdacht met genegenheid zijn jongens, en drukte het verlangen uit hen
zo spoedig mogelijk weer te zien en te werken voor hun welzijn. Als hij wat
op adem gekomen was, liep hij naar beneden zonder nog te blijven staan voor
dat hij met zijn vrienden de uitgang bereikt had. Daar hij behoefte had aan
een beetje rust ging hij naar de preek luisteren die juist in de basiliek
begonnen was. De predikant beviel hem door zijn verzorgde taal en fraaie
gebaren; hij sprak over het in acht nemen van de burgerlijke wetten.
Toen er na de preek nog een beetje tijd was, gebruikte Don Bosco die
om een bezoek te brengen aan de sacristie, een ware pracht, de Sint-Pieter
van het Vaticaan waardig.
Intussen was het half twaalf geworden en omdat hij nog nuchter was
ging hij met zijn metgezellen een kleinigheid gebruiken. Daarna keerde Rua
naar de Rosminianen terug, omdat hij nog veel moest schrijven, en Don Bosco
bracht met de heer Carlo de Maistre een bezoek aan Mgr. Borromeo, majordo-
mus van Zijne Heiligheid. Ze werden hartelijk ontvangen en na allerhande
zaken besproken te hebben betreffende Piëmont en Milaan, de geboorteplaats
van monseigneur, schreef deze hen op de lijst van degenen die de Palm uit
handen van de Heilige Vader wensten te ontvangen.
Naast de woning van deze prelaat, rondom de binnenplaatsen van het
pauselijke Paleis bevinden zich de musea. Don Bosco trad er binnen, zag
werkelijk grootse dingen, maar schonk voornamelijk aandacht aan een lange,
grote zaal, waar het christelijke museum is ondergebracht. Daar zag hij de
verschillende instrumenten, waarmee de vervolgers van de Kerk gewoon waren
de martelaars te folteren. Hij bewonderde eveneens vele schilderwerken van
de Zaligmaker, van Onze-Lieve-Vrouw, van de Heiligen en onder meer van de
Goede Herder met een lam op de schouders. Zulke voorwerpen waren in de ca-
tacomben teruggevonden. "Dat is een argument", zei Don Bosco tot de Graaf,
"dat de protestanten toch het zwijgen behoort op te leggen wanneer ze de
katholieken ervan beschuldigen, dat de eerste christenen geen beelden of
schilderijen gehad zouden hebben."
Toen hij van het Vaticaan naar het standscentrum terugkeerde, kwam
Don Bosco over de piazza Scossacavalli, waar de schrijvers werkten van de
beroemde periodiek La Civiltà Cattolica..Hij ging hun een bezoek brengen,
zoals hij beloofd had aan Pater Bresciani. En het deed hem werkelijk ge-
noegen te zien dat de voornaamste steunpilaren van deze publicatie Piëmon-
tezen waren.
Don Bosco wilde nu heel graag terug naar huis. Zonder aarzeling aan
die wens gevolg gevend was hij al tot het Quirinaal genaderd, toen de ro-
zenkransverkoper Foccardi hem met de heer de Maistre voor zijn winkel zag
en hen uitnodigde binnen te komen. Toen zij zich beleefdheidshalve een
poosje met hem onderhouden hadden, zei hij net op het moment dat ze beslist
wilden vertrekken: "Kijk, het rijtuig. Ik zal met u meegaan en u thuis

53.10 Page 530

▲back to top
brengen."
- V/526 -
Hoewel Don Bosco met tegenzin in het rijtuig stapte, gaf hij toe
om de ander een genoegen te doen. Met een opgewekt gezicht geduldig alles
te verdragen, bijna iedere dag, of het nu de onhoffelijkheden van zijn
tegenstanders waren of de opdringerigheden van zijn vrienden en bewonde-
raars, was voor hem zijn hele leven lang een voortdurende deugdbeoefening.
Foccardi, die graag nog wat langer met Don Bosco wilde praten bracht hem
heel ver weg, reed nog een beetje rond, zodat het al donker was toen Don
Bosco thuiskwam.
"Thuisgekomen", zo schreef Don Bosco, "bracht men mij een brief.
Ik maakte hem open en las hem." Hij luidde: "De aandacht van de eerwaar-
de heer Bosco wordt erop gevestigd dat Zijne Heiligheid zich verwaardigd
heeft hem toe te laten tot de audiëntie, morgen negen maart van kwart voor
twaalf tot één uur. Een dergelijk bericht, hoezeer ik het ook verwachtte
en ernaar verlangde, deed mijn hart sneller kloppen, en die hele avond
was het me niet mogelijk over iets anders te spreken dan over de Paus en
over de audiëntie."
Kardinaal Antonelli had zijn belofte niet vergeten.

54 Pages 531-540

▲back to top

54.1 Page 531

▲back to top
- V/527 -
H O O F D S T U K LXVII
DON BOSCO DRAAGT DE MIS OP IN DE SANTA MARIA SOPRA MINERVA
– DON BOSCO IN TEGENWOORDIGHEID VAN PIUS IX -
DE ONDERGRONDSE GROTTEN VAN HET VATICAAN.
De 9de maart was dus de dag van de audiëntie bij de Paus. Don Bosco,
die er eerst met kardinaal Gaude over wilde spreken, ging Mis lezen in de
kerk van Santa Maria sopra Minerva, een der mooiste en rijkste gewijde ge-
bouwen van Rome. Onder het hoofdaltaar bevindt zich het lichaam van de H.
Catharina van Siëna. Nadat hij het H. Misoffer had opgedragen begaf hij
zich naar de kardinaal, die hij onmiddellijk te spreken kreeg en na diens
raadgevingen en inlichtingen verkregen te hebben, keerde hij terug naar de
Vier Fonteinen, zich haastend om de vragen voor te bereiden die hij tot de
H. Vader zou richten.
Het was bijna elf uur toen Don Bosco en de seminarist Rua in mantel-
letta gekleed en vervuld van duizend gedachten, bij het Vaticaan aankwamen
en meer automatisch dan bewust de trappen ervan bestegen. Toen ze de Pause-
lijke zalen binnentraden, die bewaakt werden door leden van de Zwitserse
garde en van de Edelgarde, groetten de kamerheren hen met een diepe bui-
ging. Ze namen de brief voor de audiëntie aan die Don Bosco in de hand
hield, en begeleidden hem met zijn metgezel van zaal tot zaal tot in de
wachtzaal van de Paus.
Daar er verschillende anderen wachten tot ze zouden toegelaten wor-
den, moesten ze ongeveer anderhalf uur wachten. "Die tijd", zo schreef Don
Bosco later, "hebben we gebruikt om de plaats waar we ons bevonden te be-
wonderen. De zalen zijn groot, majestueus, mooi behangen, maar er is geen
luxe. Een eenvoudig groen tapijt bedekt de vloer. Het behang is van roze
zijde, maar zonder versieringen, de stoelen van hard hout. Slechts één
leunstoel, op een enigszins sierlijk verhoogje geplaatst, wijst erop dat
dit de pauselijke zaal is. We hebben er met genoegen naar gekeken, denkend
aan de boosaardige en onrechtvaardige beschuldigingen die sommigen uiten
over de pracht en praal van het pauselijke hof."
Plotseling klinkt er een bel, en de prelaat van de wachtzaal geeft
een teken om naderbij te komen en het vertrek van de Paus binnen te gaan.
Op dat ogenblik bleef Don Bosco als verward staan en moest hij zich als het
ware geweld aandoen om zijn evenwicht niet te verliezen. - "Moed houden",
zei hij, "we gaan." - De seminarist Rua volgt hem met een kunstzinnig ge-
bonden exemplaar van al de afleveringen van de Katholieke Lectuur. Ze tre-
den binnen en dan zijn ze eindelijk in de tegenwoordigheid van Pius IX. Ze
buigen de knie bij het binnenkomen van de zaal, dan nog eens in het midden
en voor de derde maal aan de voeten van de Paus. Maar hun bezorgdheid ver-

54.2 Page 532

▲back to top
- V/528 -
dween plots, toen ze in Pius IX het beeld van een zeer opgewekte man zagen,
de eerbiedwaardigste en tegelijkertijd de meest zachtmoedige mens die een
schilder zou kunnen uitbeelden. Ze konden hem de voeten niet kussen omdat
hij ach- ter een tafel zat; ze kusten hem de hand, en de seminarist Rua, de
belofte indachtig die hij zijn kameraden gedaan had, kuste die een keer
voor zichzelf en een keer voor hen. Toen beduidde de Heilige Vader hen op
te staan en voor hem plaats te nemen. Ze gehoorzaamden, maar Don Bosco die
wilde spreken zoals de etiquette het voorschreef bleef knielen. - "Neen",
zei de Paus, "staat u toch op."
Het verdient hier op te merken, dat de prelaat die hem binnengeleid
had en hem bij de Paus aangekondigd had, zijn naam slecht gelezen had, zo-
dat hij in plaats van Bosco te schrijven de naam Bosser had neergeschreven;
daarom begon de Paus met hem op de volgende wijze vragen te stellen. "Komt
u uit Piëmont?"
"Ja, Heiligheid; ik ben Piëmontees en op dit ogenblik ondervind
ik de grootste vreugde van mijn leven, omdat ik me aan de voeten van de
Plaatsvervanger van Jezus Christus bevind."
"En waarmee houdt u zich bezig?"
"Heiligheid, ik wijd me aan de opvoeding van de jeugd en aan de
Katholieke Lectuur."
"De opvoeding van de jeugd is te allen tijde iets nuttigs ge-
weest; maar heden ten dage is ze noodzakelijker dan ooit. Er is nog iemand
in Turijn die zich met de jongens bezighoudt."
Door dat gezegde begreep Don Bosco dat zijn naam niet juist was
doorgegeven, en op hetzelfde ogenblik begreep de Paus eveneens dat het niet
Bosser was, maar Bosco, de directeur van het Oratorio van de H. Franciscus
van Sales. Toen drukte zijn gezicht nog meer opgewektheid uit en hij ver-
volgde: "Wat doet u in uw Hospitium?"
"Een beetje van alles, heilige Vader: de Mis lezen, preken,
biechthoren, les geven. Soms moet ik in de keuken bezig zijn om les te ge-
ven in het koken, en soms ook de kerk vegen."
De Heilige Vader glimlachte bij dit antwoord, en hij vroeg van al-
les met betrekking tot de jongens, de seminaristen en het Oratorio, waarvan
hij al op de hoogte was gebracht. Ook wilde hij weten hoeveel priesters
hem hielpen en hoe ze heetten, en ook wilde hij degenen kennen die mede-
werkten aan de uitgave van de Katholieke Lectuur. Zich toen tot Rua kerend,
vroeg hij hem of hij al priester was, en deze zei:
"Nog niet, heiligheid, ik ben slechts seminarist en ben met mijn
derde jaar theologie bezig."
- "Welk traktaat bestudeert u?"
"Ik studeer het traktaat over het Doopsel en het Vormsel... " en
toen hij de opsomming van de rest wilde geven, merkte de Paus op: "Dat is
de gemakkelijkste stof." - Daarna zich opnieuw tot Don Bosco richtend zei
hij glimlachend tegen hem: "Ik herinner me de gift die me in Gaëta toege-
zonden werd en de gevoelens van genegenheid waarmee de jongens die verge-
zeld lieten gaan."
Don Bosco maakte van ditzelfde gesprek gebruik om de aanhankelijk-

54.3 Page 533

▲back to top
- V/529 -
heid te betuigen van al zijn jongens jegens de persoon van Zijne Heilig-
heid, en hij verzocht hem als een bewijs daarvan een exemplaar van de
Katholieke Lectuur te willen aannemen.
"Heiligheid", zei hij, "ik bied u een exemplaar aan van de boek-
jes die tot nu toe gedrukt zijn, en ik bied ze aan uit naam van de direc-
tie; het bindwerk is van de jongens van ons Huis."
- "Hoeveel jongens zijn er?"
- "Heiligheid, er zijn tweehonderd jongens in het Huis; er zijn 15
boekbinders."
"Goed", antwoordde hij, "ik wil elk van hen een medaille geven."
-Hierna ging hij een andere kamer in. Na enkele ogenblikken kwam hij terug
met vijftien kleine medailles van de Onbevlekte Ontvangenis. - "Deze zijn
voor de jonge boekbinders", zei hij tot Don Bosco, terwijl hij ze hem ter
hand stelde. - "Zich toen tot Rua kerend gaf hij hem een grotere met de
woorden: - "Die is voor u." Daarna keerde hij zich weer tot Don Bosco, gaf
hem een klein doosje, waar een nog grotere medaille in lag en zei: "En die
is voor u." Toen ze geknield hadden om deze kostbare geschenken te ontvan-
gen, verzocht de Heilige Vader hen op te staan.
In de veronderstelling dat ze al wilden weggaan, maakte Pius IX aan-
stalten om afscheid van hen te nemen, toen Don Bosco hem als volgt begon
toe te spreken: - "Heiligheid, ik zou u een bijzondere mededeling willen
doen."
Toen gaf hij Rua een teken om zich terug te trekken, en nadat Rua in
het midden van de kamer geknield had, verliet deze de zaal.
De Heilige Vader sprak met Don Bosco opnieuw over het Oratorio en
over de geest die er heerste, en prees de uitgave van de Katholieke Lec-
tuur, ter aanmoediging van de medewerkers zeggende dat hij hun van harte
zijn zegen schonk. Onder al wat hij met oprecht welgevallen herhaalde was
ook dit: "Als ik aan die jongens denk, word ik nog ontroerd door die drie-
endertig lire die mij in Gaëta werden toegezonden. "Arme jongens", ver-
volgde hij, "zij offerden de stuiver op die voor een belegde boterham be-
stemd was: een groot offer voor hen!"
Don Bosco antwoordde: "Het was ons verlangen meer te kunnen doen, en
we waren erg blij met het bericht dat ons geringe offer door Uwe Heiligheid
werd aanvaard. Uwe Heiligheid moge weten dat u daar in Turijn een talrijke
schare zonen hebt, die u heel genegen zijn, en telkens wanneer zij over de
Plaatsvervanger van Jezus Christus spreken doen ze dat met vreugdevolle
aandoening."
De Heilige Vader hoorde dat met veel voldoening, en het gesprek weer
op de Oratoria brengend kwam hij op een gegeven ogenblik uit eigen beweging
ertoe Don Bosco deze vraag te stellen:
"Mijn waarde, u hebt heel wat op gang gebracht, maar als u zou
komen te sterven wat zou er dan worden van uw werk?"
Don Bosco die op het punt stond over zijn voornaamste onderwerp te
beginnen, maakte direct van de gunstige gelegenheid gebruik, en antwoordde
dat hij juist naar Rome gekomen was om te voorzien in de toekomst van de
Oratorio’s. Hij overhandigde hem de aanbevelingsbrief van Mgr. Fransoni en
voegde eraan toe: - "Ik verzoek Uwe Heiligheid mij de grondslagen te wil-

54.4 Page 534

▲back to top
- V/530 -
len geven voor een Instituut, dat in overeenstemming is met de tijd en de
plaats waarin wij leven." - Toen de Plaatsvervanger van Christus de aanbe-
veling van de onverschrokken banneling gelezen had en de plannen en de be-
doelingen van Don Bosco gehoord had, was hij zeer tevreden en zei: "Het is
duidelijk dat we het alle drie eens zijn." Pius IX spoorde Don Bosco daar-
om aan de Regel van de Congregatie op te stellen, volgens het doel dat hij
ermee nastreefde, en hij deed hem belangwekkende voorstellen. Onder meer
zei hij tot hem: "U moet een Congregatie stichten die door de regering
niets in de weg kan worden gelegd. Maar tegelijkertijd mag u zich er niet
mee tevreden stellen de leden door eenvoudige beloften te binden, daar er
anders geen gepaste band zou bestaan tussen de leden onderling, tussen
oversten en ondergeschikten, u zou nooit zeker kunnen zijn van uw onderda-
nen, noch lang kunnen rekenen op hun gewilligheid. Zorg ervoor uw Regel
bij deze beginselen aan te passen, en als dat gebeurd is, zal die bestu-
deerd worden. Maar het is geen gemakkelijke onderneming. Het gaat erom,
in de wereld te leven zonder door de wereld erkend te zijn. Niettemin, als
Gods wil in dat werk gemengd is, zal Hij u bijstaan. Ga, bid en kom over
enkele dagen terug, dan zal ik u zeggen hoe ik erover denk."
Pius IX begreep snel een vraag en had vlug zijn antwoord klaar.
Binnen de vijf minuten kon men met hem over zaken spreken waarvoor men met
anderen een uur nodig zou gehad hebben. En het ging voor hem in deze au-
diëntie niet alleen over het plan van het nieuwe Instituut, maar over nog
andere zaken. Don Bosco vroeg hem ook verschillende gunsten die hem wel-
willend werden verleend. Onder meer het privé-Oratorio voor ons Huis en
voor dat van de E.H. Montebruno uit Genua.(1)
Hij diende ook het verzoek van Don Cafasso in voor de buitengewone
aflaat in het uur van sterven en tegelijkertijd verzocht hij dat deze even-
eens op duidelijke wijze aan hem en aan al degenen die zich op dat ogenblik
in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales bevonden en gezamenlijk een
familie vormden, zou worden verleend, en ook aan een onbepaald aantal wel-
doeners. Na het verzoek gelezen te hebben stemde de Paus in alles toe en
beloofde Don Cafasso schriftelijk te zullen antwoorden.
(1) Allerheiligste Vader,
De priester Bosco Giovanni, directeur van de Oratoria voor verlaten jongens der
stad Turijn (Piëmont), neergeknield aan de voeten van Uwe Heiligheid, verzoekt voor het
tehuis in Turijn, genoemd het huis van Valdocco, en voor dat te Genua, genoemd het Opera
degli Artigianelli, geleid door priester Montebruno Francesco, de toestemming voor
privé—kapel voor deze twee tehuizen, en dat deze gunst zich ook moge uitstrekken tot de
bevoegdheid om daar de voorgeschreven feestdagen te vieren en er de heilige Communie te
ontvangen, zowel voor de opgenomen jongens als voor degenen die op welke wijze ook in
dienstbaarheid eraan verbonden zijn of er vrijwillig diensten verrichten.
Zich vol dankbaarheid aan Uw voeten werpend,
Die 9 Martii 1858
Benigne annuimus pro gratia
Serv.servandis
Pius PP. IX.
(autograaf)
Giovanni Bosco, priester.

54.5 Page 535

▲back to top
- V/531 -
Ten slotte vroeg Don Bosco de zegen over de personen die op een of
andere wijze met hem in contact stonden.
Toen werd de seminarist Rua weer binnengeroepen en toen deze binnen
was, vroeg Don Bosco aan de Paus diens zegen, en beiden knielden om die te
ontvangen. - "Ik schenk hem u van ganser harte", antwoordde de Heilige Va-
der met ontroerde stem, terwijl ook zij beiden even bewogen waren. En zie-
hier de bijzondere formule die Pius IX gebruikte die we menen te moeten
vastleggen ter herinnering aan die belangwekkende gebeurtenis.
Benedictio Dei Omnipotentis, Patris et Filii et Spiritus Sancti des-
cendat super te, super socium tuum, super tuos in sortem Domini vocatos,
super adiutores et benefactores tuos et super omnes pueros tuos, et super
omnia opera tua, et maneat nunc et semper et semper et semper.
Deze merkwaardige zegen van Pius IX had zijn uitwerking, en de semi-
narist Michele Rua had er duidelijk zijn deel van. Een welsprekend bewijs
ervan wordt ook geleverd door de werken van het Oratorio die vanaf deze dag
tot stand gebracht werden.
Bij het einde van de audiëntie vroeg de Paus aan Don Bosco of hij
de basiliek van Sint-Pieter bezocht had, gaf hem volledige toestemming om
ieder monument of welke merkwaardigheid van belang in de verheven stad ook,
te bezichtigen, terwijl hij aan de monseigneur in de wachtkamer opdracht
gaf dat voor Don Bosco ook de meest verborgen schuilhoeken geopend konden
worden. - "Zorgt u ervoor dat u alles ziet wat er te zien is", zei hij tot
hem.
- "De goedheid van de Heilige Vader", zo tekende Don Bosco aan,
"mijn vurig verlangen om met hem van gedachten te wisselen had de audiën-
tie meer dan een half uur doen duren, wat zeer lang was, zowel voor zijn
persoon, als met het oog op de tijd voor het middagmaal dat ter wille van
ons later gesteld was. Vervuld van achting en eerbied, verlegen door zo-
veel tekenen van welwillendheid verlieten wij het pauselijke paleis en be-
gaven ons naar het Quirinaal. De indruk van deze audiëntie zal zeker onuit-
wisbaar in ons hart blijven, en zij is voor ons overigens een reden om te
kunnen zeggen dat het voldoende is bij de Paus te zijn om in hem een vader
te zien die niets anders verlangt dan het welzijn van zijn kinderen, van
de gelovigen uit de hele wereld. Wie hem hoort spreken moet in zijn hart
erkennen: - "In deze mens schuilt iets bovenmenselijks dat geen ander mens
bezit."
Don Bosco verheugde zich over de Pauselijke vergunning om de onder-
aardse grotten van de Vaticaanse basiliek te bezoeken. Toen men de nieuwe
basiliek bouwde werd de grond ervan om haar voor vocht te behoeden opge-
hoogd; daardoor werd de vloer van de Constantijnse kerk intact gehouden,
alsook het gedeelte daarvan dat ruim drieënhalve meter lager lag, met al
de zuilen - aan de voet afgesneden - waarop de gewelven rusten. Deze ruim-
te tussen de oude en de nieuwe vloer vormt dus de onderaardse kelderver-
dieping die ook wel de grotten van het Vaticaan genoemd wordt. Hier werden
bijna al de monumenten ondergebracht die in de oude kerk bestonden, waar-
onder waardevolle werken van beeldhouw- en schilderkunst, schilderijen in
mozaïek, graven van Pausen, sarcofagen van beroemde persoonlijkheden, beel-
den, grafstenen en altaren. Don Bosco vertelde later aan de jongens: "Er
zou een boekdeel voor nodig zijn om op te schrijven wat we daar allemaal
zagen, maar ik noem slechts één ding en wel een afbeelding van Maria die de
bocciata genoemd wordt. Deze afbeelding is op een onderaards altaar ge-
plaatst en is zeer oud. Ze kreeg haar naam door het volgende feit. Uit
kwaadwilligheid of uit onvoorzichtigheid trof een jongen met een ijzeren

54.6 Page 536

▲back to top
- V/532 -
bal een oog van de afbeelding van Maria. Er gebeurde een groot wonder. Er
stroomde bloed uit het voorhoofd en uit het oog; men ziet het nog roodach-
tig schemeren op de wangen van de beeltenis. Twee druppels spatten opzij op
een steen die men, met twee ijzeren staven versterkt voorzichtig bewaart."
Maar wat in die onderaardse gewelven Don Bosco het meest aantrok was
de herinnering aan de Prins der Apostelen. Vergezeld van Mgr. Borromeo be-
steedde hij het grootste deel van die dag aan een bezoek aan de Confessio.
Daarna liet hij de onderaardse crypte voor zich ontsluiten, waarin zich
het graf van de H. Petrus bevond. Hij keek en onderzocht ieder voorwerp,
ieder hoekje, de muren, de gewelven, de vloer. Daarna vroeg hij of er niet
meer te zien was.
- "Niets meer", werd hem geantwoord.
- "Maar het eigenlijke graf van de heilige Apostel, waar is dat?"
- "Hier onder! Het zit diep onder de grond op dezelfde plaats waar
het was toen de oude basiliek er nog stond; en het werd niet meer geopend
sinds vele eeuwen, uit vrees dat iemand zou proberen er een relikwie van
weg te nemen."
- "Ik zou er graag bij willen komen."
- "Dat kan niet."
- "Toch heeft men mij gezegd, dat het op een of andere manier moet te
zien zijn."
- "Alles wat men kan zien heb ik u laten zien, meer is beslist ver-
boden."
- "Maar de Paus heeft me gezegd dat hij opdracht gegeven heeft, dat
er niets voor me verborgen zou blijven. Als ik bij hem terugkom en hij
vraagt me of ik alles gezien heb, zal ik tot mijn spijt niet ja kunnen
zeggen."
- Monseigneur stuurde iemand om een paar sleutels te halen en opende
een soort van kast. Daarin bevond zich een gat waardoor men naar beneden
kon kijken. Don Bosco keek, maar alles was er donker.
- "Bent u tevreden"? vroeg monseigneur.
- "Nog niet; ik zou graag iets willen zien."
- "Hoe wilt u dat doen?"
- "Laat u een stok halen en een waslont."
Stok en waslont kwamen, de laatste werd op de punt van de stok vast-
gemaakt en omlaag gelaten. Maar de vlam ging onmiddellijk uit in de bedor-
ven lucht. De stok reikte echter niet tot de bodem. Toen werd er een twee-
de stok gehaald, met een ijzeren haak aan het eind. Zodoende kon men het
deksel van het graf van de H. Petrus aanraken. Het lag zeven tot acht me-
ter diep. Door zacht te kloppen hoorde men aan de klank die opsteeg dat de
haak nu eens op ijzer dan weer op marmer sloeg. Dat bevestigde wat de ge-
schiedschrijvers uit de Oudheid geschreven hadden. Don Bosco bezichtigde
alles met de grootste ijver om er zich van te bedienen bij het verbeteren
van het al door hem geschreven leven van de H. Petrus, geleid door de wer-
ken van Sartorius, di Cuccagni en door de Bollandisten, 29, 30 juni.

54.7 Page 537

▲back to top
- V/533 -
H O O F D S T U K LXVIII.
DE KERK VAN DE H. PANCRATIUS EN DE CATACOMBEN – DE KERK VAN
DE H. PETRUS IN MONTORIO – MGR. PACCA – DE MIS IN SAN
ANDREA DELLA VALLE – SINT-GREGORIUSKERK – MGR. ARTICO –
KERK DER HH. JOHANNES EN PAULUS – DE TITUSBOOG EN DE BOOG
VAN CONSTANTIJN _ DE SINT-LORENZO IN LUCINA – TWEE
CONFERENTIES – MGR. DI SAN MARZANO - DE STATIE IN DE SANTA
MARIA DEGLI ANGIOLI – BEZOEK AAN DE ZONDAGS- ORATORIO’S VAN
ONZE-LIEVE-VROUW TER EIK, VAN DE H. JOANNES DER
FLORENTIJNEN EN VAN ONZE-LIEVE-VROUW TEN HEMEL OPGENOMEN –
MGRDE MERODE BEZOEKT DON BOSCO – DON BOSCO GEEFT
RETRAITE VOOR DE GEDETINEERDEN BIJ DE THERMEN VAN
DIOCLETIANUS – IN HET ORATORIO VAN TURIJN VERLANGEN DE
JONGENS NAAR DON BOSCO - BRIEFWISSELINGEN.
De 10de maart om half twee ’s middags kwam pater Giacinto van de On-
geschoeide Karmelieten Don Bosco met een rijtuig afhalen om met hem en de
seminarist Rua naar de basiliek van de H. Pancratius en naar de kerk van
de H. Petrus in Montorio te gaan. Deze twee kerken staan op de Janiculus-
heuvel aan de overkant van de Tiber. Bij de eerste, die indertijd bijna
verwoest werd tijdens de omwentelingen van 1849, ligt het klooster van de
Ongeschoeide Karmelieten.
Don Bosco zelf liet ons een geschreven herinnering na aan die dag.
"
Toen we de basiliek van de H. Pancratius waren binnengegaan en
" geknield voor het altaar van de jonge martelaar zaten te bidden, zei
" pater Giacinto tegen me: - "Kom mee, dan gaan we naar de catacom-
" ben."Hij had voor elk van ons een lamp en met een praktische hand-
" leiding van die onderaardse wereld, zijn we hem gevolgd. Bijna in
" het midden van de kerk bevindt zich een luik in de vloer. Dat gaat
" open en men kijkt erdoor in een diep en donker gat. De catacomben
" beginnen.
"
Boven de ingang staat geschreven: In hoc aditu decollatus est
" S. Pancratius martyr Christi: In deze ingang is de H. martelaar Pan-
" cratius onthoofd. En dan zijn we in de catacomben. Stel u lange gan-
" gen voor, nu eens smal en laag, dan wat breder en hoger; soms hori-
" zontaal verlopend, dan dalend; de ene keer recht dan weer kronke-
" lend, soms gekruist door andere gangen die niet meer dan een meter
" breed zijn en die zich in de duisternis verliezen; dan hebt u een
" eerste indruk van die onderaardse wereld. Soms vormen deze gangen
" vier of vijf verdiepin-

54.8 Page 538

▲back to top
- V/534 -
" gen boven elkaar en men kan er langs zeer smalle en vaak gevaarlijke
" trappen naar beneden gaan. Hier en daar zijn er in de muren graven
" in turfsteen aangebracht, in rijen boven elkaar. Oudtijds werden hier
" de christenen begraven en vooral de martelaren. Degenen die hun leven
" voor het geloof gegeven hadden waren met bijzondere tekens aangeduid.
" De palm was het teken der overwinning behaald op de tirannen; de am-
" pul wees erop dat er bloed gevloeid was voor het geloof, het teken
" betekent pax Christis, ofwel pro Christo passus. Op andere waren de
" werktuigen afgebeeld waarmee ze gemarteld waren. Soms waren die em-
" blemen in het kleine graf van de Heilige gesloten. Als de vervolgin-
" gen niet erg woedden schreef men namen, voornamen van de martelaar en
" een paar woorden die een lichtend element uit zijn leven uitdrukten.
" Bij de eenvoudige christenen plaatste men in het algemeen geen teken,
" ofwel enkele korte opschriften in het Grieks of Latijn die de begra-
" ven personen aanduidden. Maar het meest gebruikelijke embleem was de
" letters van vis, omdat het Griekse woord voor vis de initialen vormen
" van de volgende woorden: JESUS CHRISTUS ZOON VAN GOD VERLOSSER.
"
- "Kijk", zei de gids tot ons, "hier is de plaats waar de H.
" Pancratius begraven was, naast hem de H. Dionysius, zijn oom, en
" hier vlakbij nog een familielid van hem." We hadden deze graven be-
" zocht die een kamertje vormen, waarin men overal in het rond oude
" opschriften ziet die we niet hebben kunnen lezen. In het midden van
" het plafond was een jongeling geschilderd die ons de H. Pancratius
" leek voor te stellen. Het is geen erg volmaakt kunstwerk, maar het
" het is van belang omdat het ons eraan herinnert dat in de eerste
" eeuwen van de Kerk de heiligen in hun afbeeldingen vereerd werden.
"
- "Kijk, hier is een crypte", zei de gids weer. – Crypta is een
" Grieks woord dat diepte betekent, en het is een plaats die wat
" ruimer is dan gewoonlijk. De christenen waren gewoon daar bij elkaar
" te komen in tijden van vervolging en woonden er de viering van de
" goddelijke mysteries bij. Aan een zijkant staat nog het oude altaar
" waarop het heilig Misoffer werd opgedragen. Doorgaans diende het
" graf van een of andere martelaar als altaar. Een eindweegs verder
" liet hij ons de kapel zien waar de H. Paus Felix gewoon was te komen
" rusten en de heilige Mis op te dragen. Een beetje verder is de plaats
" waar hij begraven werd. Hier en daar zagen we skeletten van menselij-
" ke lichamen, verbrokkeld voor de verterende tand des tijds, en onze
" gids verzekerde ons dat we, als we nog verder gingen, de plaats zou-
" den terugvinden waar de martelaren en de stenen met de opschriften
" nog gaaf waren. Maar we waren al te zeer vermoeid. De ondergrondse
" lucht, de zwoelte die er hangt, het moeilijke lopen zodat iedereen
" moest oppassen het hoofd niet te stoten, zijn schouders niet te kwet-
" sen en niet te struikelen, dat alles was erg vermoeiend. Bovendien,
" zei onze gids, dat men steeds meer onderaardse gangen aantreft en
" dat sommige ervan wel vijftien tot twintig mijl lang zijn. We werden
" echter teruggebracht naar het punt van uitgang, en op het plein van
" de kerk gekomen hebben we alvorens te vertrekken een opschrift aan
" de linkerkant van de hoofdingang gezien. Er stond: Coemeterium Sancti
" Calipodil presbyteri en martyris Christi. Daar opent zich een poort
" en komt men op een kerkhof, of beter in weer andere catacomben, ge-
" noemd naar de Heilige Calepodius, misschien doordat deze heilige
" priester zijn best deed ze op te graven of omdat hij er begraven is.

54.9 Page 539

▲back to top
- V/535 -
" We wilden ook daar een bezoek brengen; maar men zei ons dat de plaats
" gevaarlijk was, en dat het, met het oog op het levensgevaar, niet aan
" te bevelen was erheen te gaan. Toen we met Pater Giacinto weer in het
" rijtuig gestapt waren, daalden we de berg Janiculus af naar Rome in
" de richting van de Sint-Pieter in Montorio.
"
Dit is een van de door Constantijn de Grote gestichte kerken,
" rijk aan beelden, schilderingen en marmer. Er wordt een miraculeuze
" afbeelding van Onze-Lieve-Vrouw della Lettera vereerd. Tussen de kerk
" en het klooster staat een rond tempeltje, een van de beste werken van
" Bramante. Het is gebouwd op de plaats waar, naar men verzekert, de
" H. Petrus gemarteld werd. Achteraan is een trapje dat naar een ronde
" onderaardse ruimte leidt; in het midden van die kapel ziet men een
" putje waar altijd een lamp brandt. Daar stond de top van het kruis
" in de grond waarop de H. Petrus met het hoofd naar beneden gekruisigd
" werd.
"
Toen we de prachtige fontein van Paulus V gezien hadden en de
" Tiber overgestoken waren, en we ook nog een bezoek gebracht hadden
" aan de machtige fontein van de Ponte Sisto en de Porta S. Pancrazio,
" vroeger de Janiculuspoort geheten, was pater Giacinto zo vriendelijk
" ons met zijn rijtuig naar huis te brengen, en zijn we met genoegen
" een beetje rust gaan nemen; daarna brevierden wij en schreven enkele
" bijzonderheden over wat we gezien hadden."
De 11de maart werd door Don Bosco gebruikt om te schrijven en bij-
zondere bezoeken af te handelen. Toen hij naar Monseigneur Pacca gegaan
was, huisprelaat van Z. Heiligheid, waar hij pater Bresciani ontmoette,
zond hij Rua naar Don Botaudi, geboortig uit Nizza in Piëmont, die aan de
Ponte Sisto verbleef, en met wie hij al onderhandeld had over de versprei-
ding van de Katholieke Lectuur in Rome.
Op 12 maart droeg hij de Mis op in de San Andrea della Valle, een
kerk die gebouwd is op de plaats waar de H. Sebastianus gemarteld werd.
Na de middag, om half twee, vertrok Don Bosco met de heer Francesco
de Maistre naar de kerk van de H. Gregorius de Grote, gebouwd tegen de hel-
ling van de Monte Celio, op het terrein van het huis van deze Paus, dat
door hem tot klooster werd bestemd. De kerk wordt bediend door de Camaldu-
lenser monniken.
"
"Deze kerk", zo tekende Don Bosco aan, "is een der mooiste van
" Rome. Een kapel aan de rechterkant is die van het H. Sacrament, waar
" de H. Gregorius de Grote de Mis opdroeg. Op een oude grafsteen naast
" het altaar staat een Latijns opschrift, waarvan de vertaling luidt:
" "Aan de allerhoogste God". Dit altaar, eerbiedwaardig door de titel
" en de voorspraak van de H. Gregorius de Grote, werd over de hele we-
" reld bekend door de privileges van vele Pausen. Toen een monnik uit
" dit klooster, in opdracht van de H. Gregorius, dertig dagen achter
" elkaar aan dit altaar het misoffer had opgedragen ter verlichting van
" de ziel van een zijner gestorven medebroeders, zag een andere monnik
" die ziel bevrijd van de straffen van het vagevuur.
"
Naast deze kapel bevindt zich nog een kleinere. Daar trok de
" H. Gregorius zich terug om te rusten en men ziet nauwkeurig de plaats
" waar zijn bed stond. Aan zijn lange nachtwaken herinnert een marmeren

54.10 Page 540

▲back to top
- V/536 -
" zetel waarop de Heilige zat als hij schreef of het woord van God aan
" het volk bekendmaakte. Keert men terug in de kerk en loopt men het
" hoofdaltaar voorbij, dan is er een kapel waarin een afbeelding van
" Onze-Lieve-Vrouw bewaard wordt die erg oud is en wonderdadig. Men
" meent dat dit dezelfde is die de Heilige in zijn huis bewaarde en
" die hij bij het langsgaan telkens groette met: "Ave, Maria". Op een
" dag toen de goede Paus vanwege enkele dringende zaken zijn huis ver-
" liet schonk hij de Maagd niet zijn gebruikelijke groet. De hemelse
" Moeder verweet hem toen zachtzinnig: "Ave Gregori!" met welke woor-
" den zij hem vermaande de groet niet te vergeten die haar zo dierbaar
" geworden was.
"
In een andere naburige kapel in dezelfde kerk is het beeld ge-
" plaatst van de H. Gregorius, op een troon gezeten, een werk dat ge-
" tekend en uitgevoerd is door Michelangelo Buonarotti. De Heilige
" heeft een duif bij het oor, dat herinnert aan de verzekering van
" Pietro Diacono die met de Heilige op vertrouwelijke voet stond, dat
" hij namelijk telkens wanneer de Heilige tot het volk preekte, of
" over de Heilige Schrift schreef, een duif zag die hem, wat hij zei,
" in het oor fluisterde. Midden in de kapel is een grote marmeren tafel
" geplaatst, waaraan de Heilige Paus iedere dag twaalf arme mensen te
" eten gaf en hen eigenhandig bediende. Op zekere dag ging er een engel
" in de gedaante van een jongeling met de anderen aan deze tafel zit-
" ten, en verdween daarna plotseling. Van die dag af breidde de Heili-
" ge het aantal door hem onthaalde armen tot dertien uit. Daaraan zou
" het gebruik toe te schrijven zijn om dertien pelgrims aan de tafel
" te laten plaatsnemen, die op Witte Donderdag door de Paus zelf be-
" diend worden.
Na het verlaten van de Sint-Gregoriuskerk klom Don Bosco naar de
majestueuze kerk van de heilige broeders-martelaren Johannes en Paulus,
gebouwd op de plaats van hun woning. In het midden ervan bevindt zich een
ijzeren traliewerk dat de plaats waar zij gemarteld werden omgeeft. Hun
lichamen, in een kostbaar schrijn gesloten, rusten onder het hoofdaltaar.
Ook hier maakte Don Bosco enkele aantekeningen.
"
Naast het hoofdaltaar is een kapel en onder het altaar daar-
" van rust het lichaam van de zalige Paulus van het Kruis. Hij is de
" stichter van de Passionisten, aan wie de bediening van de kerk is
" toevertrouwd. Deze dienaar Gods is een Piëmontees, geboren in
" Castellazzo, een dorp van het diocees en de provincie Alessandria.
" Hij stierf in 1775 op de leeftijd van 82 jaar. De vele wonderen die
" in Rome en elders iedere dag gebeuren, hebben meegeholpen om zijn
" Congregatie uit te breidden, die zich gewoonlijk die der Passionis-
" ten noemt omdat zij als vierde gelofte afleggen de devotie tot het
" Lijden van Onze Heer Jezus Christus te bevorderen.
"
Een van deze kloosterlingen, uit Genua afkomstig, broeder
" Andreas geheten, die ons vergezeld had om de opmerkelijkste dingen
" in de kerk in ogenschouw te nemen, liet ons ook het klooster zien.
" Het is een mooi gebouw; er zijn ongeveer tachtig kloosterlingen voor
" een groot deel Piëmontezen: - "Hier", zei Broeder Andreas, "is de
" kamer waarin onze Stichter overleden is." We zijn er binnen gegaan
" en hebben met devote aandacht de plaats bewonderd, vanwaar die be-

55 Pages 541-550

▲back to top

55.1 Page 541

▲back to top
- V/537 -
" voorrechte ziel vertrok om naar de hemel op te stijgen. Men ziet er
" de stoel, het habijt, de boeken en andere voorwerpen die door de
" Zalige gebruikt werden. Alles is verzegeld en er worden relikwieën
" uitgedeeld aan trouwe christenen. Tegenwoordig is die kamer een ka-
" pel waar de heilige Mis opgedragen wordt.
Op die top van de Celius had Mgr. Artico, bisschop van Asti, zich
in 1857 teruggetrokken, nadat hij wegens een reeks bittere ervaringen Pië-
mont vaarwel gezegd en zijn bisdom opgegeven had en al tien jaar alleen
geleefd had in zijn villa in Camerano. Een bezoek van zijn vriend Don Bos-
co moest hem wel veel genoegen doen. Hij had nog maar korte tijd te leven
en in 1859 sloot hij, bedroefd maar moedig, de ogen en werd hij begraven
in de naburige kerk.
Don Bosco nam hoffelijk groetend afscheid van Broeder Andreas en
begaf zich op weg naar de Statiekerk van Lorenzo in Lucina. Maar hij was
nog niet ver of hij bevond zich onder de triomfboog van Constantijn, een
monument voor de overwinning van het Kruis op het heidendom. Daarna ont-
moette hij de Titusboog die met zijn bas-reliëfs getuigenis aflegt van de
waarheid der voorspelling van Jezus Christus betreffende Jeruzalem.
Uiteindelijk in de San Lorenzo in Lucina aangekomen, die een der
grootste parochiekerken van Rome is, wilde hij de aflaten verdienen en het
beroemde crucifix van Guido bewonderen; maar hij kon de kerk niet in omdat,
wegens herstelwerkzaamheden er geen statie plaatsvond.
Op 13 maart werd om half één 's middags in aanwezigheid van Don Bos-
co, in het huis van markies Patrizi een bijeenkomst gehouden van de leden
der Sint-Vincentiusvereniging, om te spreken over de manier waarop men de
annexe conferenties zou kunnen vestigen onder de jongens van de Oratoria.
Al de voorstellen die Don Bosco gedaan had, werden aangenomen en genoteerd,
omdat men er werkelijk vurig naar verlangde deze conferenties in Rome op
te richten.
Tegen twee uur 's middags ging Don Bosco naar de Ponte Sisto om met
de seminarist Rua een bezoek te brengen aan de heer Don Botaudi. Hij had
een heel prettig onderhoud met hem, daar het iemand was die heel begaan
was met alles wat de eer van God en het heil der zielen betrof. Nadat er
enkele zaken geregeld waren betreffende de Katholieke Lectuur, werd er
vastgesteld hoeveel exemplaren er in de toekomst nodig zouden zijn, waar-
bij Don Botaudi bewees dat hij zich met grote ijver voor de verspreiding
wilde inspannen.
Na het bezoek aan de Ponte Sisto ging Don Bosco met zijn metgezel
naar Mgr. San Marzana, Aartsbisschop van Ephese. Deze edele Piëmontees
woonde in het kleine paleis Sciarra op het plein met dezelfde naam. Hij
ontving hem heel hartelijk en hoffelijk en nadat Don Bosco hem het een en
ander had overhandigd dat hem in Turijn was toevertrouwd, spraken ze een
poos over de bibliotheek en de handschriften van het Vaticaan. Monseigneur
eindigde met Don Bosco te beloven dat hij hem bij de doorluchtige Ridder
de Rossi zou brengen, een man die heel goed op de hoogte was van de Chris-
telijke archeologie.
Die dag was de statie in de kerk van de H. Maria ter Engelen bij de
thermen van Diocletianus. Zij wordt zo genoemd omdat ze gebouwd is waar
vroeger de beroemde baden van deze keizer waren. Bij de bouw ervan hebben
duizenden christenen die vanwege hun geloof tot dwangarbeid veroordeeld
waren zich afgebeuld. In opdracht van Paus Pius IV heeft Michelangelo Buo-
narotti een deel van die prachtige gebouwen tot een kerk weten om te
vormen.

55.2 Page 542

▲back to top
- V/538 -
Don Bosco ging er heen, zowel om de volle aflaat te verdienen die
de Pausen verlenen aan wie er een bezoek brengt, als om tot God te bidden
dat hij ons Oratorio en onze jongens zou zegenen.
Op de dag van de statie is de kerk buitengewoon mooi versierd en de
voornaamste relikwieën worden ter publieke verering uitgesteld in een kapel
naast het hoofdaltaar. Het waren er heel veel, waaronder het lichaam van de
H. Prosper, van de H. Fortunatus, van de H. Cyrillus, het hoofd van de Hei-
lige martelaar Justinus, van de H. Maximus martelaar en van zeer vele ande-
ren.
Don Bosco verzuimde niet de zondagsoratoria te bezoeken. Daaraan
wijdde hij een hele zondag, namelijk de 14de maart. Daarover schreef hij
zelf:
"
Vandaag, zondag, hebben we in huis mis gelezen en een bezoek
" gebracht aan een Oratorio voor jongens, in gezelschap van markies
" Patrizi. De kerk waarin men bij elkaar komt wordt die van de H. Ma-
" ria ter Eik genoemd. In de kerk binnengegaan, kwamen we in de sacris-
" tie die erg ruim is, en het verheugde ons er ongeveer veertig jongens
" te zien, die door hun levendig gedrag heel veel op onze schelmen in
" Valdocco leken. Alle kerkelijke diensten vinden in de morgen plaats.
" Mis, biecht voor degenen die daarop zijn voorbereid, catechismus en
" een korte instructie, dat is wat er gedaan wordt. Er zijn twee pries-
" ters, de een hoort biecht, de ander assisteert. De leden van de Sint-
" Vincentiusvereniging geven catechismus en leiden de oefeningen. Mar-
" kies Patrizi tekent de bewijzen van aanwezigheid, die elke jongen
" iedere zondag meebrengt. Ook na de middag krijgen ze onderricht,
" waaraan ze zeker heel veel nut hebben.
"
Na de middag echter gaan de jongens, wegens gebrek aan ge-
" schikte lokalen in de O.-L.-Vrouw ter Eik, naar een ander Oratorio,
" genoemd de H. Johannes van de Florentijnen, doch daar is dan alleen
" ontspanning zonder kerkelijke plechtigheden. We zijn erheen gegaan
" op het vastgestelde uur en hebben ongeveer een honderdtal andere
" jongens gezien die er zich uiterst goed vermaakten met verschillende
" spelen, ver van de gevaren en van de onzedelijkheid.
"
Het is erg jammer dat zij er niet meer voordeel van hebben,
" daar er helemaal geen godsdienstonderricht gegeven wordt. In plaats
" van Oratorio kon het beter Recreatorium genoemd worden. Wanneer er
" een of andere geestelijke was die zich met hen bezighield, zou hij
" iets goeds voor de zielen kunnen doen wat erg nodig schijnt. Dit is
" des te betreurenswaardiger omdat we onder die jongens veel goede
" karakters zijn tegengekomen. Verschillenden van hen hadden er plezier
" in met ons te praten, ze kusten herhaaldelijk zowel mijn hand als
" die van Rua die dat tegen zijn wil wel moest toestaan.
"
Nadat we een beetje met de jongens gepraat hadden zei markies
" Patrizi tegen ons: "Laten we nu aan de overkant van de Tiber naar een
" ander Oratorio gaan kijken, waar oudere jongens zijn!" Daar het om
" een Oratorio ging hebben we terstond daarin toegestemd en met een
" bootje voeren we naar Trastevere naar een derde Oratorio dat Maria
" Tenhemelopneming heet. Dat vonden we erg mooi: een ruime tuin ge-
" schikt voor allerlei ontspanning, een kerk in de buurt, grotere jon-
" gens, de zang en de kerkdiensten, alles deed ons in de geest ver-
" toeven in ons Oratorio van de H. Franciscus van Sales. Het deed ons

55.3 Page 543

▲back to top
- V/539 -
" eveneens veel genoegen de directeur van dit Oratorio, de eerwaarde
" heer Biondi, les te zien geven en de meer gevorderde jongens onder-
" vragen, zoals dikwijls bij ons gebeurt na het verhaal uit de Kerk-
" geschiedenis. Maar ook hier ontbreekt er iets: 's morgens zijn er
" geen kerkelijke plechtigheden en de zegen wordt er niet gegeven. Er
" zijn ongeveer tachtig jongens, terwijl er ruimte genoeg is voor
" vierhonderd. Toch waren we erg tevreden en we hebben met enkelen
" van hen vriendschap gesloten, en twee wilden ons tot thuis verge-
" zellen, ook al vergde dat van hen meer dan een uur lopen. Thuis ge-
" komen kreeg ik bezoek van Mgr. De Merode, kamerheer van Z. Heilig-
" heid. Na enkele woorden gewisseld te hebben, zei hij: "De Heilige
" Vader zend mij om u te vragen of u retraite wilt gaan geven voor de
" vrouwelijke gedetineerden in de gevangenis nabij de Onze lieve Vrouw
" ter Engelen bij de Thermen van Diocletianus." - "Het verzoek van de
" Paus is voor mij een bevel en ik neem die taak graag op me." -
" Terwijl de prelaat me echter de toestemming overhandigde vervolgde
" hij: "Het gaat er natuurlijk ook om dat u ze eveneens geeft voor de
" gevangenen van San Michele." - Op die tweede uitnodiging, die me niet
" uit naam van de Paus gedaan scheen te zijn, en waaromtrent ik niet
" overtuigd was dat de heren die hen bewaakten dat prettig zouden vin-
" den, wachtte ik met antwoord te geven, totdat ik bericht gekregen zou
" hebben uit ons Oratorio.
"
Ik liet er geen gras over groeien en de volgende dag, 15
" maart, om twee uur 's middags ben ik naar de religieuze overste
" van de vrouwengevangenis gegaan. Het was mijn bedoeling de dag en
" het uur te combineren om meteen met de geestelijke oefeningen te
" beginnen. Moeder-overste zei me: - "Als het u goed uitkomt, kunt u
" meteen met de preek beginnen, de vrouwen zijn al in de kerk en we
" hebben geen predikant." - Zodoende ben ik meteen met de retraite
" begonnen, en de hele week bijna werd aan het werk van deze gewijde
" ambtsbediening besteed. In dit verbeteringshuis zijn diegenen gede-
" tineerd die zich aan ernstige misdrijven hebben schuldig gemaakt,
" die we "de tot het tuchthuis veroordeelden" zouden noemen. Het waren
" er tweehonderdzestig, waarvan er tweehonderd vierentwintig al veroor-
" deeld waren. De anderen verblijven er met goedvinden van de ouders
" en van de politie. De oefeningen verliepen bevredigend. De eenvoudi-
" ge en populaire preken, die we bij ons toepassen, bleken ook vrucht-
" baar in deze gevangenis. 's Zaterdags na de laatste preek, deelde
" de moeder-overste mij met grote voldoening mee, dat van al de ge-
" vangenen niet een had nagelaten de Heilige Sacramenten te ontvangen.
" De oefeningen hebben van de 15de tot de 20ste van de maand geduurd.
Aldus schetste Don Bosco met enkele sobere lijnen en in alle nederig-
heid zijn retraite; maar de aalmoezenier van de gevangenis sprak er heel
anders over. Hij had aandachtig die troep ongelukkigen gadegeslagen die met
van tranen glinsterende ogen, doordrongen van het besef van het verkeerde
dat zij bedreven hadden met wonderbaarlijke aandacht naar Don Bosco
luisterden. Hij was eveneens ontroerd geworden door het medelijden dat de
predikant aan de dag legde en door de warmte waarmee hij de zorg voor het
heil van hun zielen onder woorden bracht. Van de tweede dag af vroegen
velen van die vrouwen al of ze bij hem konden biechten, opdat hij hen zou
verlossen van hun ontzettende wroeging en in de dagen daarna kwamen allen

55.4 Page 544

▲back to top
- V/540 -
bij zijn biechtstoel samengestroomd in de beste gesteltenis.
Op een morgen preekte Don Bosco over de doodzonde. Het is niet moge-
lijk onder woorden te brengen wat er op dat ogenblik gebeurde. Nadat hij
alle weldaden beschreven had die God voortdurend zijn schepselen ten deel
laat vallen, de onberekenbare barmhartigheid waarmee Hij de zondaren beje-
gent, in herinnering brengend de beledigingen die Hij iedere dag te lijden
heeft van zoveel ondankbare christenen, vroeg hij, uiterst bewogen en bij-
na in tranen, zijn toehoorsters: "En wij, zullen wij deze goede God nog
beledigen?"
Er werd een dof gefluister vernomen. "Nee, nee!"
En Don Bosco hernam, zich tot het kruisbeeld wendend: " Heer, gij
hebt het gehoord: help hen standvastig te zijn. Zij willen u beminnen, en
wanneer zij u beledigd hebben, dan wisten zij niet wat zij deden."
De aalmoezenier sprak geestdriftig tot de kardinaal-president, Nico-
la Clarelli-Paracciani over het vele goede dat er door de preek van Don
Bosco gesticht was; en de doorluchtige kerkvorst deelde dat mee aan de
Paus, hem ervoor dankend dat hij zo goed voor de belangen van de gevange-
nen gezorgd had door hun Don Bosco te zenden, die met zijn heilige ijver
zoveel zwerende wonden had weten te helen. De paus was er uiterst tevre-
den over, want, door Don Bosco die opdracht te geven, had hij willen zien
of hij eigenlijk wel was zoals men hem had voorgesteld en zoals hij hem
bij het eerste bezoek was voorgekomen. Daarom begon hij hem thans bijzon-
der te waarderen en te beminnen.
Intussen vonden in het Oratorio van Valdocco de zondagsdiensten, het
feest van de Heilige Jozef, de noveen van Onze-Lieve-Vrouw, de catechismus-
lessen van de vasten regelmatig voortgang. De theoloog Borel stond steeds
bereid om in te springen als er geen predikant was. De Paascommunies ston-
den voor de deur en de jongens waren goed voorbereid. Over de ordelijke
gang van zaken in het Hospitium waakte Don Alasonatti, die Don Bosco steeds
geregeld op de hoogte hield van wat er in huis voorviel.
Er was echter iets onaangenaams voorgevallen gedurende de eerste we-
ken dat Don Bosco afwezig was. De interne jongens, en ook een bepaald aan-
tal externen, wilden niet bij andere priesters gaan biechten. De Oblaat pa-
ter Dadesso en Don Giacomelli hadden slechts heel weinig penitenten. Er was
heel wat aandrang en een briefje van Don Bosco nodig om er zich tijdelijk
bij neer te leggen zich tot een andere geestelijke leider te moeten wenden:
een klaarblijkelijk en bemoedigend bewijs voor het onbeperkte vertrouwen
dat zij in hun goede vader stelden.
Ze gehoorzaamden, maar het scheen, dat ze zonder hem niet konden le-
ven. Niet eraan gewoon langere tijd door hem alleen gelaten te worden,lie-
ten ze niet na, nu eens ieder voor zich, dan allen gezamenlijk naar hem te
vragen en hem schriftelijk te berichten. Allen schreven hem verschillende
malen briefjes op dun papier, zodat er soms wel vijftig briefjes in één
omslag gingen.
Toen Don Bosco deze ontving betekende dat voor hem een grote vreugde
en hij beantwoordde ze steeds allemaal met een persoonlijk schrijven; ofwel
hij stelde op een enkel vel een kort antwoord op voor elk, voorafgegaan
door de naam van degene voor wie het bestemd was. Het blad papier werd dan
doorgesneden door de seminarist Celestino Durando in zoveel stroken als er

55.5 Page 545

▲back to top
- V/541 -
antwoorden waren en die gaf hij aan degenen voor wie ze bestemd waren. Wan-
neer Don Bosco verhinderd was, liet hij de seminarist Rua antwoorden. Soms
schreven hem sommige studenten in het Latijn en hij liet de briefjes dan
zien aan kardinaal Marini, die ze met levendige belangstelling las. Vanaf
de eerste ontmoeting met de kardinaal, was Don Bosco zijn boezemvriend ge-
worden.
Ook de seminaristen van het Oratorio hadden allen aan Don Bosco ge-
schreven, zoals blijkt uit de volgende brieven:
" Mijn waarde Don Alasonatti,
"
"
Een paar woorden slechts, daar het tijd is om de preekstoel
" te beklimmen en de post op vertrekken staat. We maken het goed; heel
" goede en vaderlijke ontvangst door de Heilige Vader. Rua zal U be-
" richten welke zegen hij ons geschonken heeft. Wat de brieven van de
" seminaristen betreft, een gedeelte ervan is geschreven, de anderen
" zal ik nog berichten: maak u geen zorgen.
"
God schenke u gezondheid en genade. God vordere U.
"
" Rome, 17 maart 1858
"
Uw genegen vriend,
"
Giov. Bosco, priester.
Van die brieven is ons een enkele nagelaten.
" Beste Anfossi,
"
Rome, 18 maart 1858
"
Wie weet of het weer niet iets van Anfossi is? Hij zal er
" zoals altijd wel zijn rol in gespeeld hebben. Daarom: perge. Maar
" denk er goed om dat Dominus promisit coronam vigilantibus; en dat
" non sunt condignae passiones hujus temporis ad futuram gloriam quae
" revelabitur in nobis.
"
Beveel mij aan bij de Heer en Maria zegene je,
"
zeer genegen
"
Bosco, priester.
Behalve deze brieven schreef hij er andere, gericht tot de hele com-
muniteit, en bovengenoemde seminarist Anfossi, met vele anderen, herinnert
zich nog dat ze in het openbaar werden voorgelezen en hij getuigt: - "Ze
waren alle vervuld van grote geestdrift voor de Paus, en voor vele eminente
kerkelijke persoonlijkheden, en op die manier leerde hij ons een grote eer-
bied voor het pauselijke gezag."

55.6 Page 546

▲back to top
- V/542 -
H O O F D S T U K LXIX
BEZOEK AAN DE SANTA MARIA IN VIA LATA, EN AAN HET FORUM
TRAJANI EN HET FORUM ROMANUM - TWEEDE AUDIENTIE DOOR DE PAUS
TOEGESTAAN AAN DON BOSCO DIE HEM DE REGEL VAN DE CONGREGATIE
VAN DE H. FRANCISCUS VAN SALES AANBIEDT, EN HEM DE PUBLIEKE
EN INTIEME GESCHIEDENIS VAN HET ORATORIO VERTELT - VEREREND
VOORSTEL EN GUNSTEN DOOR PIUS IX AAN DON BOSCO VERLEEND - DE
KARDINAAL-VICARIS EN DE KATHOLIEKE LECTUUR - BEZOEK AAN
SINT-PAULUS BUITEN DE MUREN; DE DRIE FONTEINEN; DE KAPEL VAN
DE SCHEIDING VAN SINT-PETRUS EN PAULUS - EEN BESPREKING EN
DE ROMEINSE CORRESPONDENT VOOR DE VERSPREIDING VAN DE
KATHOLIEKE LECTUUR - HET COLOSSEUM - DE KENNIS VAN DON BOSCO
OP DE PROEF GESTELD.
Om de heilige Mis op te dragen bij gelegenheid van het feest van de
Moeder der Smarten, bracht Don Bosco op zondag de 21ste een bezoek aan de
kerk van Maria in Via Lata. Men meent dat deze kerk is gebouwd op de plaats
waar de H. Paulus woonde bij de centurio die hem op bevel van Festus naar
Rome gebracht had. Daar zou de apostel de eerste Romeinen gedoopt hebben
met het water uit een op wonderbaarlijke wijze opwellende bron. Van hier
ging Don Bosco de zuil van Trajanus bewonderen, die zich 42 meter hoog ver-
heft te midden van de ruïnes van het forum. Van het voetstuk tot het kapi-
teel is ze versierd met tweeduizend vijfhonderd figuren in bas-reliëf. Een
daarvan stelt de overwinning voor die op miraculeuze wijze door een chris-
telijk legioen behaald werd op de Daciërs, dat daarom het verschrikkelijke
Legioen genoemd werd. Nadat hij vervolgens een blik geworpen had op het
heel oude graf van Publicius Bibulus, uit de tijd van de republiek, ging
hij naar het Forum Romanum, waarbij hij langs de triomfboog van Septimus
Severus kwam. Te midden van zoveel prachtige ruïnes van tempels, zuilen-
gangen, basilieken, gerechtshoven van waaruit eens de wet opgelegd werd aan
de hele wereld, zag en bezocht hij de kerk van de HH. Cosmas en Damianus.
Deze komt met haar vestibule en sacristie achter de apsis overeen met drie
heidense tempels en was de eerste christelijke kerk in dit forum. Alles
sprak tot het hart van Don Bosco over de triomfen van Jezus Christus over
de afgoderij.
Teruggekeerd bij het Quirinaal ontving hij tegen het vallen van de
avond de uitnodiging naar het Vaticaan te komen. De Paus wenste langdurig
met hem te spreken, en ontving hem op de meest vriendelijke en vaderlijke
manier. Hij begon onmiddellijk als volgt: "Ik heb over uw plan nagedacht,
en ik ben ervan overtuigd dat het heel veel goed voor het welzijn van de
jeugd kan voortbrengen. Het moet verwezenlijkt worden. Hoe zouden uw Ora-

55.7 Page 547

▲back to top
- V/543 -
torio’s zich anders kunnen handhaven en hoe zou er voorzien kunnen worden
in hun geestelijke noden? Daarom schijnt mij in deze treurige tijden een
nieuwe religieuze Congregatie noodzakelijk. Zij moet gegrond zijn op deze
basis: het moet een Sociëteit zijn met geloften, omdat zonder geloften de
eenheid van geest en van werken niet te handhaven zou zijn. Maar die ge-
loften moeten eenvoudige geloften zijn en er moet gemakkelijk ontheffing
van verleend kunnen worden, opdat de kwaadwilligheid van een der leden de
vrede en de eenheid der anderen niet verstoren. De Regel ervan moet zacht
en van een gemakkelijke observantie zijn. De klederdracht en de devoties
mogen haar niet doen opvallen te midden van de burgermaatschappij. Mis-
schien zou het daarom beter zijn het een Sociëteit te noemen, liever dan
een Congregatie. Bestudeer tenslotte op welke manier elk van haar leden in
het oog van de Kerk een kloosterling kan zijn en in dat van de gewone maat-
schappij een vrije burger." - Hierna wees hij op enkele Congregaties waar-
van de Regel een bijzondere overeenkomst vertoonde met die welke hij dacht
op te stellen.
Toen bood Don Bosco eenvoudig het handschrift van zijn Constitutie
aan Pius IX aan. - "Ziehier, Heilige Vader",zo zei hij, "het reglement dat
de discipline en de geest bevat die sinds twintig jaren diegenen leidt die
hun krachten aan de Oratoria wijden. Ik was van begin af aan al bezig de
artikelen in de vorm van een Regel te brengen; maar de afgelopen dagen heb
ik verbeteringen en toevoegingen aangebracht volgens de grondslag die Uwe
Heiligheid zich verwaardigde mij onder ogen te brengen, de eerste keer toen
ik de hoge eer had mij aan uw voeten neer te werpen. Daar ik echter bij het
behandelen van de afzonderlijke hoofdstukken zeker de voorgestelde lijn in
verschillende opzichten niet gevolgd zal hebben, stel ik liever het geheel
in de handen van Uwe Heiligheid en van degene die U zal aanduiden om het te
lezen, het te verbeteren, door toevoegingen en weglatingen aan te brengen
volgens wat u oordeelt dat strekt tot grotere eer van God en tot het heil
der zielen."
De Paus nam het reglement uit de handen van Don Bosco, bladerde er
wat in, sprak nogmaals zijn goedkeuring uit over de gedachte die hem ertoe
geïnspireerd had en legde het handschrift op een tafeltje. Zodoende werd
door de Plaatsvervanger van Jezus Christus zelf vastgesteld dat Don Bosco
begonnen was met de stichting van een nieuwe religieuze Sociëteit.
Hierna liet de Paus zich nauwkeurig de eerste tijd van het werk der
Oratoria in Turijn uiteenzetten en wat Don Bosco ertoe bewogen had daar-
mee te beginnen, alles wat hij deed en hoe hij het deed en de hindernissen
die hij te boven had moeten komen. Bij het horen van zoveel tegenkantingen,
dreigementen, vervolgingen en verlokkingen, riep hij, zinspelend ook op
wat hijzelf van de revolutie te lijden gehad had: "Inderdaad! Ambulavimus
per vias difficiles!"
Glimlachend antwoordde Don Bosco: "Maar, met Gods genade, non lassa-
ti sumus in via iniquitatis", - en hij vertelde verder en begon te spreken
over het vele goed dat de Heer zich in zijn oneindige barmhartigheid ver-
waardigd had te bewerkstelligen en hoe vele jongens van buitengewone deugd-
zaamheid in het Oratorio geleefd hadden en er nog in leefden. Het gesprek
kwam toen op het leven van Domenico Savio en Don Bosco vertelde aan de
Paus het visioen van de brave jongen met betrekking tot Engeland. Pius IX
luisterde vol goedheid en voldoening en zei: "Dat staaft mij in mijn voor-
nemen om energiek te werken ten behoeve van Engeland waar ik al mijn groot-
grootste zorg op gericht heb. Een dergelijk verhaal is voor mij op zijn
minst als een raadgeving van een goede ziel."

55.8 Page 548

▲back to top
- V/544 -
Deze onthulling deed echter een vermoeden in de geest van Pius IX
opkomen en Don Bosco recht aankijkend, stelde hij hem de vraag of ook hij
soms geheimzinnige aanwijzingen had gehad om voort te gaan met het werk
dat hij had gesticht. Daar het hem scheen dat Don Bosco enigszins aarzelde,
drong hij erop aan dat hij hem nauwkeurig alles zou vertellen dat ook maar
even de schijn van iets bovennatuurlijks kon hebben. Met kinderlijke over-
gave vertelde hij hem wat zich in buitengewone dromen aan zijn geest had
voorgedaan, wat voor een deel al bewaarheid was, te beginnen bij het begin,
toen hij ongeveer negen jaar was.
De Paus luisterde met levendige belangstelling en heel ontroerd,
zonder te verhelen dat hij het heel belangrijk vond. Hij raadde hem aan:
- "Keer terug naar Turijn. Schrijf die dromen en al het andere wat u me
uiteengezet hebt op, nauwkeurig en zoals het u wordt ingegeven. Bewaar het
als een erfdeel voor uw Congregatie; laat het na als aanmoediging en richt-
snoer voor uw zonen."
Dat was voor hem aanleiding om de zending te prijzen van hen die
zich bezighouden met de jeugd, en hij liet daarbij zijn welgevallen duide-
lijk blijken. Tegelijkertijd wees hij op het goede dat er in Rome verricht
werd door de zondagsoratoria en door vele Instituten. Hij zwaaide lof toe
aan de opvoeding en aan het onderwijs dat de jongens in het apostolische
Hospitium van San Michele werd verleend. Don Bosco luisterde en zweeg. Het
kwam de Heilige Vader echter voor dat hij zijn kijk op het Hospitium van
San Michele niet ten volle deelde. - "U", zo zei hij, "weet dus iets, dat
ik niet weet."
"Ik verzoek de Heilige Vader mij te verontschuldigen, daar ik
niet gerechtigd ben enigerlei opmerking te maken; maar als Uwe Heiligheid
het me beveelt, zal ik spreken."
"Dan beveel ik het u en wens dat u spreekt."
Don Bosco sprak, maar voorzichtig en genuanceerd, over het Hospitium
van San Michele en zette de meningen van vooraanstaande personen uiteen
waarvan hij de Paus op de hoogte wilde stellen. Verrast door deze onver-
wachte onthullingen, zei deze zonder meer, dat het hem genoegen zou doen
van die opmerkingen op de hoogte gebracht te worden om aan de gesig-a-
leerde gebreken iets te kunnen verbeteren en nu er toch over de werk-
plaatsen gesproken werd, vroeg hij Don Bosco met welke beroepen, kundig-
heden en studies de jongens in Valdocco zich bezighielden. Daarna vroeg
hij hem: - "Welke van de wetenschappen, waar u zich op toelegt, geeft u
het meest voldoening?"
- "Heilige Vader", antwoordde Don Bosco, " mijn kennis is niet
groot, maar de kennis die mij het meest bevalt en waar ik naar verlang is
scire Jesum Christum et hunc crucifixum."
Bij dat antwoord bleef de Paus even in gepeins, en daar hij die
verklaring misschien op de proef wilde stellen, uitte hij zijn grote vol-
doening over de resultaten van de retraite voor de gedetineerden en wilde
hij, om hem een bewijs te geven van zijn achting en genegenheid, zo ver-
klaarde hij, hem tot geheim kamerheer benoemen, met de titel van Monseig-
neur. Don Bosco, die nooit eerbetuigingen had nagestreefd, dankte de Paus
bescheiden en zei schertsend en met ingetogenheid tot hem: - "Uwe Heilig-
heid! Wat een figuur zou ik niet slaan, als ik te midden van mijn jongens
als monseigneur verscheen! Mijn zonen zouden me niet meer herkennen en

55.9 Page 549

▲back to top
- V/545 -
niet meer al hun vertrouwen in me kunnen stellen als ze me monseigneur
moesten noemen! Ze zouden me niet meer durven benaderen en me nu eens hier
dan daarheen trekken, zoals ze nu doen. En voorts zou de wereld, als gevolg
van deze waardigheid, denken dat ik rijk ben, en ikzelf zou de moed niet
meer hebben om nog te bedelen voor ons Oratorio en voor onze werken. Hei-
lige Vader! Het is beter dat ik altijd de arme Don Bosco zal blijven!"
De Paus had bewondering voor een dergelijke beminnelijke nederigheid,
terwijl Don Bosco zonder meer ertoe overging hem goedkeuring en toestemming
te vragen om zijn Katholieke Lectuur ook in de Kerkelijke Staten te ver-
spreiden en zo mogelijk de vrijstelling van port voor zijn boekjes. Pius IX
beloofde hem graag ter wille te zijn; maar hij gaf hem de raad zich bij de
kardinaal-vicaris te melden om er ook met hem over te spreken, opdat deze
zou beginnen met aantekening te houden van zijn toezegging. Vervolgens zei
hij hem dat hij de Geschiedenis van Italië en de Katholieke Lectuur door-
bladerd had. Hij prees bijzonder de publicatie over het leven der Pausen
van de eerste drie eeuwen waarmee hij begonnen was, en hij moedigde hem aan
te schrijven, omdat op die manier verdienstelijk werk werd gedaan voor de
Kerk, vooral in deze tijden; en, hem gelukwensend, voegde hij eraan toe:
"Door uw werken komen mijn voorgangers weer tot leven, vooral diegenen van
wie het leven bij de gelovigen weinig bekend is." - En nadat hij hem ge-
vraagd had aan welke schrijvers hij de stof ontleende betreffende de Pau-
sen, verleende hij hem mondeling verschillende persoonlijke bevoegdheden,
waar Don Bosco hem om gevraagd had; de bevoegdheid bijvoorbeeld om te kun-
nen biechthoren in omni loco Ecclesiae, en de dispensatie van de verplich-
ting het brevier te bidden. Tenslotte, daar de goedheid van deze onverge-
lijkelijke Paus nog niet voldaan scheen, stond hij hem iedere mogelijke
bevoegdheid toe met deze woorden: - "Ik sta u alles toe wat u maar toege-
staan kan worden." - Toen hij dat gezegd had gaf hij hem zijn zegen.
Verward en ontroerd door zoveel tegemoetkomende goedheid verliet Don
Bosco het vertrek van de Paus en vertelde de seminarist Michele Rua wat er
in die gedenkwaardige audiëntie was gebeurd. De dispensatie van het brevie-
ren betekende een grote verlichting voor zijn nauwgezet geweten, omdat hij
dikwijls van de morgen tot de avond in beslag genomen was door een menigte
biechtelingen, door bezoeken en zaken. Niettemin ging hij er, zolang als
hij kon mee door het te bidden; of minstens voor een gedeelte ook wanneer
zijn ogen vermoeid en zijn blik onvast was, of als hij last had van zijn
maag.
Maar kan het intussen verwondering wekken dat de genegenheid van de
Paus voor Don Bosco zo groot was! Pius IX was van dat ogenblik af steeds
een vader en een vriend voor hem. Hij koesterde de grootste achting voor
hem, hij stelde zijn gezelschap op prijs, vroeg hem meer dan eens om raad,
bood hem herhaaldelijk kerkelijke waardigheden aan om hem bij zich in de
buurt te houden. Steeds gehoorzaam, ook wanneer het de verlangens van de
Paus betrof, meende Don Bosco nochtans niet op een dergelijk aanbod te moe-
ten ingaan. Hoewel hij voor anderen om onderscheidingen verzocht, onttrok
hij er zich aan als het hem zelf betrof.
Op 22 maart ging Don Bosco bij de kardinaal-vicaris, zijn eminentie
Costantino Patrizi verslag uitbrengen over het onderhoud dat hij met de
Paus gehad had betreffende de verspreiding van de Katholieke Lectuur in de
Pauselijke Staten; en ziende dat de doorluchtige prelaat daar welwillend
tegenover stond, zette hij hem zijn idee uiteen om in Rome een kantoor te
vestigen voor het aannemen en inschrijven van abonnees. De kardinaal keurde
dat plan goed en verklaarde zich bereid het te ondersteunen, ook door mid-

55.10 Page 550

▲back to top
- V/546 -
del van een rondschrijven aan de Bisschoppen van het pauselijk grondgebied.
Opgewekt door de goede wending van een zaak die hem zo na aan het hart lag,
begaf Don Bosco zich, toen hij het paleis van de vicaris verlaten had, naar
de basiliek van de H. Paulus buiten de muren om te bidden in de confessio,
het graf van de grote apostel der volkeren te vereren en de wonderen van
die geweldige tempel te bezichtigen. Op een mijl afstand van hier was de
beroemde plaats die ad Aquas Salvias genoemd werd, waar Sint-Paulus zijn
bloed voor Jezus Christus gaf. Op die plaats is een kerk met twee altaren
gebouwd, waar zich drie miraculeuze waterbronnen bevinden, ontsprongen op
de plekken waar het afgehakte hoofd van de heilige Apostel driemaal op-
sprong. Don Bosco bad eveneens in een kerk in de buurt die de naam draagt
van Sancta Maria Scala Coeli een achthoekig gebouw, opgetrokken op het
kerkhof van de H. Zeno, een tribuun die het martelaarschap onderging onder
Diocletianus, met tienduizend tweehonderd en drie van zijn wapenbroeders.
In de nabijheid van deze kerk is er nog een derde, toegewijd aan de HH.
Vincentius en Anastasius, een gotisch gebouw, met drie beuken. Het is de
rest van een heel beroemde oude abdij. In Rome teruggekeerd bleef Don Bosco
staan voor de grote grafpiramide van Cajus Cestius. Daarbij staat een
antieke kapel die de plaats aanduidt waar de H. Petrus en de H. Paulus, tot
het martelaarschap veroordeeld, van elkaar gescheiden werden door de beulen
en vanwaar de eerste zich naar de Janiculus en de ander naar de Aquas Sal-
vias begaf. Don Bosco riep zich de ontroerende glorievolle taferelen voor
de geest en de opzienbarende mirakelen van de 29ste juni van het jaar 37 na
Jezus Christus. Diep bewogen vertelde hij zijn gastheer de indrukken die
hij die dag had opgedaan.
De 23ste maart hield Don Bosco te Ponte Sisto een bespreking met
verschillende heren over de definitieve en hechte organisatie van de Ka-
tholieke Lectuur in Rome, over de band met Turijn, over de verzending van
de afleveringen en over de wijze van overmaking van het geld dat door de
abonnees zou worden betaald. Don Bosco sprak over de goedkeuring van de
Heilige Vader en over de toegezegde steun van de kardinaal-vicaris, en ver-
volgens verzocht hij de eerwaarde heer Botaudi de functie van correspon-
dent op zich te willen nemen voor het aannemen van abonnees en het in
voorraad houden en verspreiden van de afleveringen. De goede priester be-
lastte zich volgaarne met die taak. Er werd eveneens gesproken over het na-
gaan van de mogelijkheid om ook in andere steden van de Kerkelijke Staten
inschrijvingskantoren te openen.
Toen deze zaak waaraan Don Bosco groot belang hechtte was afgehan-
deld, wilde hij nog eens aandachtig de triomfbogen van Titus en Constan-
tijn bezichtigen, en toen hij langs de kegelvormige rest kwam van de Meta
sudante, werd zijn verwonderde blik getroffen door de reusachtige ruïne
van het amfitheater van Flavius of het Colosseum, met zijn ovale vorm van
527 meter omtrek aan de buitenkant, waarvan lange stukken nog steeds vijf-
tig meter hoog zijn. In zijn glorietijd was het bouwwerk geheel met marmer
bedekt, bekroond met zuilenrijen, met honderden beelden, met obelisken,
met bronzen vierspannen; in het amfitheater met zijn geweldige trappen,
konden ongeveer 200.000 personen een plaats vinden om de vechtpartijen der
wilde dieren, van de gladiatoren en de slachtpartijen van duizenden marte-
laren bij te wonen. Don Bosco betrad de arena van de schouwspelen; ze had
nog steeds de omtrek van vroeger, dat wil zeggen 241 meter. Precies in het
midden, tussen brokstukken, gras en struikgewas verhief zich een eenvoudig
kruis en helemaal eromheen waren toen veertien kapelletjes geplaatst voor
de staties van de Kruisweg. Don Bosco wenste de aflaten van deze staties te
verdienen en na de gebeden in het Colosseum verricht te hebben, begaf hij

56 Pages 551-560

▲back to top

56.1 Page 551

▲back to top
- V/547 -
zich naar het Vaticaan daar hij door kardinaal Antonelli was uitgenodigd
voor het middagmaal.
Waar Don Bosco ook kwam werd hij vriendelijk ontvangen en soms aan
tafel en tot een gesprek genodigd, omdat zijn optreden, zijn geestigheden
en ongedwongenheid hem overal tot een geziene gast maakten. In zulke gezel-
schappen echter stelden vooral in de eerste weken na zijn aankomst in Rome,
kardinalen en prelaten zijn kennis en zijn bekwaamheid in het redeneren op
de proef. Hun vragen, opgeworpen met grote hoffelijkheid en behendigheid
brachten het gesprek op de verschillende vormen van kerkelijke discipline,
en zo gingen zij, op een onrechtstreekse manier na, hoe hij geestelijk ge-
richt en gevormd was. Dikwijls onderwierpen ze hem aan een waar examen
vooral op het gebied van de kerkelijke geschiedenis. De ene keer draaide de
vraag om de chronologie, dan weer om de motieven die tot het bijeenroepen
van bepaalde concilies hadden geleid en om de decreten daarvan; om het le-
ven en de invloed op de sociale ordening van sommige Pausen, om het vader-
land en om de daden van enkele geloofsbelijders. Don Bosco kwam daar echter
steeds met vlag en wimpel doorheen.
Op de avond van de 23ste maart had kardinaal Antonelli na het diner
dus een gezelschap bijeen laten komen. Er voegden zich onverwacht verschil-
lende bisschoppen bij, vooraanstaande en adellijke personen, onder wie kar-
dinaal Marini, kardinaal Patrizi en Mgr. De Luca, secretaris van de Heilige
Congregatie van Bisschoppen en Religieuzen. Op een gegeven ogenblik vroeg
kardinaal Marini Don Bosco waar hij die morgen geweest was en welk monument
hij bezocht had.
- "Het Colosseum", antwoordde Don Bosco.
- "Hebt u daar ook het graf van de heilige martelaressen Perpetua en
Felicita gezien?"
- "Ik zou niet weten of daar graven in de buurt zijn. Ik heb gelezen
dat Perpetua en Felicita in Afrika gemarteld werden; en tenzij hun lichamen
naar Rome zijn overgebracht, waar ik niets over weet, geloof ik dat ze nog
op dezelfde plaats liggen als altijd. Staat er in de lezingen van het bre-
vier misschien dat Rome de plaats van hun martelaarschap is?"
Alle leden van het gezelschap keken elkaar lachend aan, en kardinaal
Antonelli zei gekscherend tot kardinaal Marini: - "Dat antwoord hebt u ver-
diend!"
Ook werd Don Bosco erover ondervraagd of hij de Vaticaanse oudheid
kende van voor het christelijke tijdperk. Hij had met aandacht meerdere
uitvoerige werken gelezen die over deze stof handelden, en een boek één
keer lezen, betekende voor hem hetzelfde als het volkomen in zijn geheugen
hebben. Daarom begon hij vrijmoedig te spreken over Pallas, over zijn han-
delingen en over het feit dat deze als een god vereerd was door de Etrus-
kische volkeren, die hem op de Vaticaanse heuvel een klein bos toegewijd
hadden. Hij bewees dat de naam Vaticanum afgeleid was van het woord Vagi-
tanum, daar Pallas de godheid was die tegenwoordig was bij het eerste ge-
schrei van de kinderen. Vervolgens sprak hij over de Vaticaanse heuvel ten
tijde van de Romeinen, over het door Nero gebouwde circus, over de plaats
van het graf van de H. Petrus, aangelegd door de H. Linus, de H. Marcellus,
de H. Apulejus en de H. Anacletus, en beschreef de oorsprong en de geschie-
denis van de basiliek van Constantijn.
Mgr. de Luca liet Don Bosco ook de geschiedenis vertellen van de Ma-
mertijnse gevangenis, te beginnen met de tijd van Ancus Marcius, en Don
Bosco wekte in hoge mate zijn belangstelling met feiten en bijzonderheden

56.2 Page 552

▲back to top
- V/548 -
waar deze monseigneur nog nooit van gehoord had. Ook deze prinsen der Kerk
wist hij in de hoogste mate te interesseren, zodat hij op een gegeven ogen-
blik glimlachend opmerkte: - "Ik had altijd gedacht dat alleen mijn jongens
belang stelden in mijn verhalen. Maar nu zie ik dat ook de hoogwaardige
heren kardinalen niet voor hen onderdoen."
Zijn Eminentie kardinaal Antonelli sprak met de Paus over deze exa-
mens, waaraan men Don Bosco onderworpen had, en over zijn antwoorden, die
zo beminnelijk waren en van zoveel kennis getuigden. De H. Vader toonde
zich daarmee heel ingenomen.
Don Bosco had echter soms op een behendige manier zijn examinatoren,
die priesters of eenvoudige monseignori waren, met hun eigen wapens bestre-
den. Als hij bemerkte dat hij met bijbedoelingen ondervraagd werd, gaf hij
aanvankelijk antwoord op de nauwkeurige manier die hem eigen was, en wan-
neer de vraag ingewikkelder werd, ging hij over tot het stellen van vragen
en daar deze nadrukkelijke waren, kon degene die het eerste antwoord gege-
ven had zich niet aan het tweede en derde onttrekken. Vandaar dat het kon
gebeuren dat degene die begonnen was met vragen te stellen, verrast door
die welke zijn tegenpartij stelde, zich in disputen begaf waarop hij niet
gerekend had. Doordat hij daar niet op voorbereid was, werd hij in zijn
eigen valstrik gevangen en zei tenslotte lachend: "Ik weet niet meer wat
ik moet antwoorden; met deze kwestie, die buiten mijn studies ligt, heb ik
me niet beziggehouden."
Don Bosco maakte dan van de gelegenheid gebruik om het gesprek een
andere wending te geven en zei: - "Van zoveel gepraat is onze keel droog
geworden, kurkdroog zelfs, we zullen een verfrissing gebruiken?"
- "Maar natuurlijk, natuurlijk", antwoordde de prelaat dan, blij van
het onderwerp te kunnen afstappen.
De bediende verscheen met het nodige, en Don Bosco leidde de aandacht
van het gezelschap af met een grapje tot de bediende, wekte vrolijkheid op,
en redde degene die zich gewonnen had moeten geven zo goed mogelijk uit de
verlegenheid. Zo eindigde de avond dan op een opgewekte manier met grapjes
en wat nieuwe gesprekstof.
Dat was Don Bosco's manier van doen bij elke andere gelegenheid als
hij de voortzetting van een gesprek wilde verhinderen, zonder dat er iemand
door beledigd werd.
Toen de heren van Rome intussen ingezien hadden dat het niet gemak-
kelijk was hem op fouten te betrappen en hem door vragen van de wijs te
brengen, hielden ze op met hem op de proef te stellen, en met hun genegen-
heid voor hem legden ze tevens grote achting en eerbied aan de dag voor de
nieuwe deugden die ze in hem ontdekten. Op een avond was hij in gesprek met
kardinaal Gaude of kardinaal Altier, dat weten we niet zeker. Er waren ver-
schillende prelaten tegenwoordig en zijn eminentie zei tot hem: - "Don
Bosco, houdt u eens een preekje voor ons zoals u dat gewoon bent te doen
voor uw jongens."
- "Maar", vroeg Don Bosco, "hoe moet ik dat doen? Moet ik dan het
woord richten tot Uwe Eminentie en tot deze hoogwaardige heren?"
- "Precies, doe dat!"
- "Maar zou het niet beter zijn dat U de preek zou houden en dat ik

56.3 Page 553

▲back to top
- V/549 -
zou luisteren?"
"Nee, nee", vervolgde de kardinaal; "preek precies alsof wij uw
jongens waren."
Heel rustig begon Don Bosco: - "Me cari fieui," en ging een poosje
door met in het Piëmontees een stukje van de kerkelijke geschiedenis te
verklaren, doorweven met levendige dialogen, spreekwoorden en grappige ge-
zegden, raadgevingen, vermaningen, beloften, ondervragingen en aansporingen
tot zijn toehoorders, enzovoort. Zowel om wat ze begrepen als om dat wat ze
niet begrepen begonnen al deze heren hartelijk te lachen, totdat de kardi-
naal die niet meer op kon houden met lachen, hem onderbrak en er met moei-
te uitbracht: "Genoeg! Genoeg!" Tegelijkertijd echter hadden allen kennis
gemaakt met de wonderlijke welsprekendheid van Don Bosco, waarmee hij de
jongens wist te beïnvloeden.
Kardinaal Marini, een eerbiedwaardige grijsaard wiens genegenheid
voor Don Bosco even groot was als zijn bewondering, wilde hem verschillende
malen bij zich thuis aan tafel hebben, en nodigde enkelen van zijn door-
luchtige collega's en andere vrienden uit om met de dienaar Gods de avond
door te brengen. Don Bosco verhovaardigde zich echter niet op zoveel onder-
scheidingen en eerbetuigingen die hem te beurt vielen. Hij boeide deze per-
sonen, allen sieraden van kennis en deugd der Kerk, door hen met oprecht
genoegen feiten uit zijn jeugd te vertellen. Hoe hij met het vee naar de
wei ging, of naar de nestjes van de vogels ging kijken; hoe hij knecht ge-
weest was in het huis van de heer Moglia, of student in Chieri en hij pen-
siongeld moest betalen door hard te werken in het huis van verschillende
burgers. Hij had daarover ook met de Paus gesproken en allen bewonderden
zijn grote eenvoud en nederigheid.
Deze deugden vormden de karaktertrek die steeds het meest bij hem
op de voorgrond trad waarheen hij ook ging. De theoloog Murialdo vertel-
de: - "Toen ik in 1858 in gezelschap van een advocaat uit Turijn in Rome
was en Don Bosco ergens op straat zag, liet ik de advocaat een ogenblik in
de steek om hem goedendag te gaan zeggen. Toen ik bij mijn metgezel terug-
kwam vroeg hij me:
- "Wie is die geestelijke?"
- "Don Bosco", antwoordde ik hem.
- "Don Bosco"? antwoordde de advocaat: "die Don Bosco die honder-
den jongens in huis opneemt? Ik herinner me dat ik die priester in Turijn
wel op straat ben tegengekomen, en omdat ik hem niet kende en zijn houding
zo schuchter en zijn kleding zo verwaarloosd was, vroeg ik me telkens af
wat dat toch voor een sullige kapelaan mocht zijn."

56.4 Page 554

▲back to top
- V/550 -
H O O F D S T U K LXX
BEZOEK AAN DE KERK VAN DE H. CLEMENS, VAN DE VIER
GEKROONDEN VAN DE H. JOHANNES VOOR DE LATIJNSE POORT, EN
VAN DE DOMINE QUO VADIS - MIS IN DE O.-L.-V. TER EIK - DON
BOSCO TE MIDDEN VAN EEN TROEP JONGENS - DE PAUS IN DE
MINERVAKERK - SAN STEFANO ROTONDO EN DE H. MARIA IN HET
SCHEEPJE - KANUNNIK COLLI - PATER PAGANI EN DE REGEL VAN DE
CONGREGATIE - DE KERK VAN DE H. AUGUSTINUS - BEDEVAART NAAR
DE MADONNA VAN GENAZZANO - DON BOSCO ONTVANGT IN DE SINT-
PIETER DE PALM UIT HANDEN VAN DE PAUS - UITROEP VAN EEN
ENGELSE LORD - DON BOSCO, SLEEPDRAGER VAN KARDINAAL MARINI,
ASSISTEERT DE PLECHTIGHEDEN VAN DE GOEDE WEEK OP DONDERDAG,
VRIJDAG EN ZATERDAG IN DE SIXTIJNSE KAPEL - DON BOSCO IN
AANBIDDING IN DE CAPELLA PAOLINA - HET PAASFEEST IN DE
SINT-PIETER - DE ZEGEN VAN DE PAUS VANAF DE VATICAANSE
LOGGIA - DON BOSCO IN VERLEGENHEID OP DIE LOGGIA -
EEN DIPLOMATEN DINER.
De 24ste maart begaf Don Bosco zich naar de basiliek van de H. Cle-
mens om de relikwie te vereren van de vierde Paus na Sint-Petrus, nl. die
van de heilige martelaar Ignatius, Bisschop van Antiochië en ook om de
architectuur van de heel oude kerk met haar drie beuken te bewonderen. In
het middenschip voor het altaar van de crypte, bevindt zich een witmarme-
ren gedeelte dat het koor vormt voor de lagere geestelijkheid, met twee
kansels: een voor het zingen van het Evangelie, waarbij een kleine kolom
voor de paaskaars staat, en de andere voor de subdiaken die het epistel
moet lezen. Naast deze laatste een lessenaar voor de koorknapen en lezers
van de profetieën en van de andere boeken van de heilige Schrift. Rondom de
apsis loopt de bank die bestemd is voor de priesters en achterin in het
midden verheft zich op drie treden de zetel van de Bisschop. Al deze on-
derdelen werden overgebracht uit de basiliek van Constantijn, die thans
zoveel als de crypte vormt van die welke Don Bosco bezocht, en waarin men
op de wanden afbeeldingen ziet van heiligen die daar ongetwijfeld in de
vierde eeuw zijn aangebracht, andere fresco's uit de volgende eeuwen tot de
elfde toe, en een 9de eeuwse Madonna met het Kind op de schoot. Hoeveel
dwalingen van de protestanten zag Don Bosco niet door de monumenten van
deze dubbele basiliek weerlegd!
Van hier ging Don Bosco naar de basiliekvormige kerk die de kerk
van de vier gekroonden genoemd wordt, om de graven te bezoeken van de
heilige martelaren Severus, Severinus, Carpoforus en Victorius die ter
dood gebracht werden onder Diocletianus. Hij ging vervolgens naar de

56.5 Page 555

▲back to top
- V/551 -
Sint Johannes voor de Latijnse poort, bij welke een kapel staat, opgericht
op de plaats waar de Heilige Evangelist Johannes in de ketel kokende olie
gedompeld werd. Vervolgens ging hij tot aan het kerkje van de Domine quo
vadis, zo genoemd omdat op die plaats de goddelijke Zaligmaker aan de Hei-
lige Petrus verscheen, toen deze Rome verliet om zich, gedwongen door de
gelovigen, te onttrekken aan de woede der vervolgingen. - "Heer, waar gaat
gij heen"? vroeg de Apostel verbaasd. En Jezus antwoordde hem: - "Ik kom om
nog eens gekruisigd te worden." De H. Petrus begreep het, en keerde naar
Rome terug waar hem het martelaarschap wachtte.
Van dit tempeltje keerde Don Bosco op zijn weg terug, na een blik
geworpen te hebben op de via Appia, langs welke heel veel mausoleums uit
de tijd van het heidendom te zien zijn, die eraan herinneren welk einde
alle menselijke grootheid dreigt.
De 25ste maart, feest van Maria Boodschap, vergezelde markies Patri-
zi Don Bosco naar de kerk van 0.-L.-Vrouw ter Eik voor de H. Mis. Verschil-
lende leden van de Sint-Vincentiusvereniging gingen mee. Don Bosco hoorde
biecht, preekte en onderhield zich na de plechtigheid met de jongens; hij
sprak over de stichting, de ontwikkeling van de annexe conferenties, en
over de voordelen die deze opleverden; toen hij vertrok beloofde hij hun
dat hij nog eens terug zou komen in dat dierbare Oratorio.
Die morgen had er nog een aardig voorval plaats. Toen Don Bosco de
Tiber was overgestoken, zag hij op een klein pleintje een dertigtal jongens
aan het spelen. Zonder meer begaf hij zich temidden van hen die hun spel
onderbraken en hem verwonderd aankeken. Don Bosco stak de hand omhoog, ter-
wijl hij een medaille tussen zijn vingers hield en riep toen vriendelijk
uit: - "Jullie zijn met te velen en het spijt me dat ik niet meer medail-
les heb om er elk van jullie een cadeau te doen."
De jongens riepen, toen ze moed gevat hadden, naar hartelust, ter-
wijl ze de hand uitstaken: "Dat doet er niet toe, dat doet er niet toe...
geef ze mij maar, geef ze mij maar!"
Don Bosco vervolgde: - "Nou goed, omdat ik geen medailles genoeg heb
voor iedereen, wil ik deze aan de braafste van jullie geven. Wie van jullie
is de braafste?"
- "Ik! Ik!" riepen ze in koor.
Don Bosco vervolgde! "Maar wat moet ik nu doen, als jullie allemaal
even braaf zijn? Enfin, ik zal ze aan de ondeugendste geven? Wie van jul-
lie is de ondeugendste?"
- "Ik! Ik!" riepen ze oorverdovend.
Markies Patrizi en zijn vrienden stonden op enige afstand glimla-
chend, ontroerd en verbaasd toe te zien, toen ze zagen hoe vertrouwelijk
Don Bosco met die jongens omging die hij voor de eerste keer had ontmoet,
en ze riepen uit: - "Daar heb je nu een tweede heilige Filippus Neri, een
vriend van de jeugd." - Inderdaad, alsof hij van kindsbeen af een vriend
van hen geweest was, ging Don Bosco door met de jongens te vragen, of ze
al naar de Mis geweest waren, naar welke kerk ze gewoonlijk gingen, of ze
de Oratoria kenden in dat stadsgedeelte, of ze al met de E.H. Biondi ge-
sproken hadden. De jongens antwoordden. Het gesprek was levendig en ten
slotte spoorde Don Bosco hen aan steeds goede christenen te zijn en be-
loofde dat hij een andere keer over dit plein zou komen en voor elk van
hen een medaille of een prentje zou meebrengen. Met een hartelijke groet

56.6 Page 556

▲back to top
- V/552 -
verliet Don Bosco het troepje, en toen hij terugkeerde bij de heren die op
hem stonden te wachten, liet hij hun de enige medaille zien die hij nog
steeds in de hand hield. Hij had de jongens niets gegeven, en toch had hij
ze blij en opgewekt achtergelaten. Toen maakte markies Patrizi de opmer-
king: - "De zalige Sebastianus Valfré heeft gezegd: - "Men moet een door-
trapte heilige zijn om soms onbeduidende en ook vreemde middelen aan te
wenden om de netten te spannen voor eenvoudige mensen en zo komt men er al
gauw toe naar het woord van de priester te luisteren en goed te doen voor
de eigen ziel, voor de verlichting van de naaste en voor de glorie van God,
maar vooral met de jeugd slagen bepaalde manieren van optreden die anders
vreemd zouden geleken hebben."
Die dag moest de Paus zich naar de Santa Maria sopra Minerva bege-
ven, waar door de Broederschap van Maria Boodschap, giften zouden geschon-
ken worden aan behoeftige jonge meisjes. Uitgenodigd door kardinaal Gaude
kon Don Bosco de stoet van edelen gadeslaan die het door zes paarden ge-
trokken rijtuig van de Paus vergezelden, getuige zijn van de liefde en de
geestdrift van de menigte voor de Plaatsvervanger van Jezus Christus en
de mooie plechtigheid bijwonen en verschillende malen de pauselijke zegen
ontvangen. Er bestaan geen gegevens wat dat betreft, maar het schijnt echt
wel mogelijk dat kardinaal Gaude Don Bosco bij de engelachtige Pius IX
heeft gebracht.
's Avonds zat ten huizen van de Maistre ook markies Fassati aan ta-
fel, die uit Turijn gekomen was voor de plechtigheden van de Goede Week.
De 26ste maart keerde Don Bosco terug naar de Monte Celio en trad
de heel ruime kerk binnen van de cirkelvormige St.-Stefanuokerk. De ronde
architraaf ervan rust op 56 kolommen. Op de wanden zijn de taferelen ge-
schilderd van de gruwelijke manieren waarop de martelaren werden gepijnigd.
De kerk is versierd met mozaïeken uit de zevende eeuw, die de Gekruisigde
voorstellen, naast enkele heiligen. De lichamen van twee belijders van het
geloof, de heilige Primus en de H. Felicianus, worden hier bewaard.
Van de San Stefano rotondo ging Don Bosco naar de zogeheten santa
Maria in Dominica, omdat ze gebouwd is op het huis van de H. Ciriaca, en
ook wel de H. Maria van het scheepje, vanwege een marmeren boot die er op
het plein staat. De kerk heeft drie beuken die van elkaar gescheiden zijn
door 18 kolommen en mozaïeken uit de negende eeuw. Daarbij ziet men de
Heilige Maagd op de ereplaats temidden van vele engelen en Paus Paschalis
aan haar voeten neergeknield.
Na dat alles bezichtigd te hebben keerde Don Bosco naar huis terug,
waar hij de eer had bezoek te krijgen van de theol. Kanunnik Giacomo An-
tonio Colli. Don Bosco had zijn opwachting al bij hem gemaakt in het huis
van de Rosminianen. Verschillende keren zat hij aan tafel bij deze goede
kloosterlingen die zijn beste vrienden waren, en in wier oversten hij een
groot vertrouwen had. Daar hun gesprekken aan tafel steeds over filosofi-
sche onderwerpen handelden, kon Don Bosco zich zelfs veroorloven op zeke-
re dag Pater Pagani even apart te nemen en tegen hem te zeggen: - "Ik ge-
loof dat het beter zou zijn als men filosofie af en toe een beetje liet
rusten en zich meer op de theologie toelegde." - Pater Pagani gaf hem ten
antwoord: "Maar, is de filosofie dan niet de basis van, en de toegang tot
de theologie?"
Don Bosco ging er verder niet op in, omdat hij de kennis van deze
man, ook op het gebied van de theologie, kende en hij beperkte zich tot
deze waarschuwing.

56.7 Page 557

▲back to top
- V/553 -
Niettemin voelde pater Pagani, zich een beetje verstoord door die
woorden, zodat hij er in vertrouwen met de seminarist Rua over sprak en
zei wat hij erover dacht. De seminarist had door zijn vroomheid, deugd-
zaamheid en vooral door zijn verstand zijn achting gewekt, alsook die van
de andere kloosterlingen. Zeker daar ze hoopten hem op zekere dag met Don
Bosco als lid van hun Congregatie te zien toetreden.
Doordat op dat gebied in Rome geruchten verspreid waren, begon Rua
van vooraanstaande personen gelukwensen te ontvangen. Maar, zonder zijn
bedoelingen bloot te leggen en om zich uit de verlegenheid te redden, ant-
woordde hij steeds: - "Ik ben afhankelijk van Don Bosco, en zal doen wat
hij me zegt."
Don Bosco had echter geenszins een dergelijke bedoeling en op een
avond stuurde hij Rua die naar het huis de Maistre gekomen was, naar Pater
Pagani met, als blijk van vertrouwen, het handschrift van de Regel van de
Congregatie, en verzocht hem zo goed te willen zijn dat eens na te kijken
en er zijn mening over te geven. Pater Pagani las het stuk, en gaf het aan
Don Bosco terug met een brief die hij eveneens aan Rua meegaf, zeggend dat
hij het document tot zijn grote stichting gelezen had en dat hij er niets
op aan te merken had. Een dergelijk laconiek antwoord verraadde dat deze
verrassende mededeling niet in goede aarde gevallen was. De seminarist Rua
merkte dat al gauw aan een zekere koele manier van doen, terwijl men er an-
ders de uiterste gastvrijheid aan de dag legde.
De 27ste maart, de zaterdag die aan Palmzondag voorafging, was met
de familie de Maistre en andere personen overeengekomen, dat men op pel-
grimstocht zou gaan ter ere van de H. Maagd. Don Bosco was gaan bidden in
de kerk van de H. Augustinus waar op het hoofdaltaar een afbeelding van de
Heilige Maagd vereerd wordt, die afkomstig is uit de Aya Sophia in Constan-
tinopel, en vandaar door de Grieken meegenomen werd, toen de Turken die
stad binnengedrongen waren. Na de verering van de relikwie van de H. Moni-
ca en een bezoek aan de thans onderaardse kamer, waar de H. Lukas destijds
zijn evangelie schreef, werd Don Bosco door de paters Augustijnen die het
grote aangrenzende klooster bewoonden, uitgenodigd zich naar hun kerk van
Genazzano in het suburbicaire bisdom van Palestrina te begeven. Hier wordt
een schildering van Onze-Lieve-Vrouw van Goede Raad bewaard. Ten tijde van
Paulus II verscheen die afbeelding op wonderbaarlijke wijze op de wand van
deze tempel en bleef er. Een soortgelijke afbeelding was uit Skoetari ver-
dwenen bij de inval van de Muzelmannen, en de Albaniërs gingen er jarenlang
heen om Onze-Lieve-Vrouw onder tranen te vragen in hun midden te willen
terugkeren.
Don Bosco stemde toe, en ging die morgen in gezelschap van graaf Ro-
dolfo en met diens familie en het personeel naar dat heiligdom, waar de
generaal van de paters Augustijnen een goed onthaal liet voorbereiden. Na
het opdragen van de H. Mis waarin allen de heilige Communie ontvingen, wer-
den er enkele uren op prettige wijze doorgebracht. Toen de avond al geval-
len was keerde hij naar Rome terug.
De Heilige Vader had intussen het verlangen te kennen gegeven dat
Don Bosco in het Vaticaan het godvruchtige en prachtige schouwspel zou bij-
wonen van al de plechtigheden van de Goede Week. Daarom had hij opdracht
gegeven aan Mgr. Borromeo hem in Zijn naam uit te nodigen en hem een plaats
te bezorgen van waar hij ongestoord de heilige handelingen zou kunnen vol-
gen. Monseigneur liet hem overal zoeken, maar de bode kon hem de hele dag
nergens vinden, daar Don Bosco zich in Genazzano bevond. Eindelijk, toen
hij heel laat nog eens terugkeerde naar de woning van graaf de Maistre,

56.8 Page 558

▲back to top
- V/554 -
vernam hij dat Don Bosco zich al in zijn kamer had teruggetrokken. Maar
toen hij zei dat hij in opdracht van de Paus kwam, werd hij toch in de
kamer gelaten en overhandigde hij Don Bosco de uitnodiging, waarmee hij
werd toegelaten om de gewijde palm uit handen van Zijne Heiligheid te ont-
vangen. Don Bosco las de brief direct en riep uit dat hij met het grootste
genoegen zou komen. Ook de seminarist Rua kreeg een dergelijke brief.
De volgende dag, Palmzondag de 28ste maart, traden Don Bosco en de
seminarist Rua de basiliek van Sint-Pieter binnen lang voor de plechtig-
heden zouden beginnen. Graaf Carlo de Maistre vergezelde hem tot bij de
diplomatentribune waar een plaats voor hem was gereserveerd. Don Bosco was
een en al oog omdat hij het belang van de plechtigheden van de Kerk kende.
Naast hem zat een Engelse protestantse lord, die een en al bewondering was
voor de rituele plechtigheid. Op een gegeven ogenblik zong een sopraanstem
van de Sixtijnse kapel een solopartij, maar wel zo goed dat Don Bosco er
tot tranen toe door bewogen werd en de lord naast hem als in extase was.
Toen het lied uit was keerde de lord zich tot Don Bosco en riep in het La-
tijn, omdat hij zich in een andere taal niet verstaanbaar wist te maken: -
"Post hoc paradisus!" - Deze heer ging na enige tijd tot het katholicisme
over en werd later priester en bisschop.
Toen de Paus de palm gewijd had, naderde het corps diplomatique tot
de troon van de Paus en iedere ambassadeur en gezant ontving de palm uit
zijn hand. Ook Don Bosco en de seminarist Rua knielden aan de voeten van
de Paus en kregen de palm, zoals het de wil was van Pius IX. En was Don
Bosco niet een gezant van de Allerhoogste? Toen de seminarist Rua bij de
Rosminianen was teruggekeerd schonk hij zijn palm aan pater Pagani, die
erg dankbaar was voor dat geschenk. De pontificale mis werd gecelebreerd
door kardinaal Alessandro Bernabo, prefect van de H. Congregatie der Pro-
paganda.
Kardinaal Marini, die een van de twee kardinalen was die als dia-
ken bij de troon assisteerden, koos Don Bosco tot sleepdrager zodat deze
van dichtbij ook in de Sixtijnse kapel al de andere plechtigheden van de
Goede Week kon bijwonen. Zo vertoefde de dienaar Gods, in het paars ge-
kleed, gedurende heel de plechtigheid bijna steeds naast de Paus, en kon
hij genieten van de Gregoriaanse zang en van de muziek van Allegri en van
Palestrina. Op donderdag zag hij de Mis opdragen door kardinaal Mario Mat-
tei als oudste van de suburbicaire bisschoppen in plaats van de kardinaal-
deken van het heilig college die verhinderd was. Hij volgde de Paus die in
processie het Heilig Sacrament naar de kapel van de H. Paulus droeg om het
daar op het rustaltaar te plaatsen; hij vergezelde hem naar de Vaticaanse
loggia vanwaar Rome de plechtige zegen verwachtte. In twee grote galerijen
van het paleis was hij aanwezig bij de voetwassing die door de Paus bij
dertien priesters werd verricht en bij hun avondmaal waarbij de Plaatsver-
vanger van Christus zelf bediende.
Over de Goede Vrijdag lezen we op bladzijde 66 van een boekje in
1883 in Parijs verschenen onder de titel: Dom Bosco à Paris par un ancien
Magistrat, het volgende:
"Op Goede Vrijdag knielde in de Pauluskapel te Rome een Franse ma-
gistraat naast een priester in aanbidding van Jezus in het Heilig Sacra-
ment.
"De magistraat was in gezelschap van een Italiaanse heer, die bij
het verlaten van de kerk tot hem ze: - "Naast u knielde Don Bosco, een hei-
lige, de Vincentius a Paolo van Turijn."
"En Don Bosco was dat van Italië en als God het wil van de hele we-
reld."

56.9 Page 559

▲back to top
- V/555 -
Na de aanbidding had Don Bosco zijn plaats als sleepdrager van kar-
dinaal Marini weer ingenomen; op die dag fungeerde kardinaal Gabriele Fer-
retti als groot-penitencier. Op Paaszaterdag droeg kardinaal Francesco Gau-
de de pontificale Mis op.
Op 4 april kondigden de salvo's der artillerie van het Castel Sant'
Angelo het aanbreken van de Paasdag aan. Tegen tien uur werd Pius IX op de
sedia gestatoria naar de basiliek gedragen waar hij de H. Mis celebreerde.
Na de pausmis zou hij als gewoonlijk de zegen urbi et orbi geven vanaf de
loggia van de Sint Pieter. De stoet van bisschoppen en kardinalen werd ge-
vormd en begaf zich naar boven naar de loggia.
Don Bosco bleef met kardinaal Marini en een bisschop even bij de ba-
lustrade staan, die bedekt was met een prachtig kleed, waarop drie gouden
tiara’s aangebracht waren. De kardinaal zei tot Don Bosco: "Kijk eens wat
een schouwspel!" - Don Bosco vestigde zijn verbaasde blik op het plein. Een
menigte van 200.000 mensen stond opeen geplakt met het gezicht naar de log-
gia gekeerd. De daken, de vensters, de terrassen van alle huizen waren vol
met mensen. Het Franse leger vulde een deel van de ruimte tussen de obelisk
en de trap van de Sint-Pieter. De bataljons van de pauselijke infanterie
stonden links en rechts opgesteld. Daarachter de cavalerie en de artille-
rie. Duizenden rijtuigen stonden bij de twee vleugels van het paleis, dicht
bij de galerijen van Bernini, en op de achtergrond bij de huizen. Vooral op
de huurrijtuigen stonden groepen personen die het plein schenen te over-
heersen. Er klonk een luid geroezemoes van stemmen, een getrappel van paar-
denhoeven, een ongelooflijke verwarring. Niemand kan zich van een dergelijk
tafereel een voorstelling vormen.
Don Bosco die de Paus in de basiliek had achtergelaten toen hij de
voornaamste van de daar tentoongestelde relikwieën vereerde, dacht dat deze
nog wel even op zich zou laten wachten. Verzonken in de beschouwing van zo-
veel mensen van allerlei nationaliteit, merkt hij op een gegeven ogenblik
dat de twee prelaten naast hem verdwenen waren. Hij ziet links en rechts
van zich de draagstangen van de draagstoel die plotseling over hem heen
geschoven was zonder dat hij er erg in had. Hij bevond zich toen in een
moeilijke positie; tussen de stoel en de balustrade geklemd, kon hij zich
nauwelijks verroeren; overal om de zetel heen stonden de kardinalen, de
bisschoppen, de ceremoniemeesters en de dragers van de stoel dicht op el-
kaar gedrongen zodat hij geen mogelijkheid zag weg te komen. Met het ge-
zicht naar de Paus gekeerd staan was ongepast; hem de rug toekeren onbe-
leefd; in het midden van het balkon blijven staan belachelijk. Niet beter
wetend wat te doen keerde hij zich zijwaarts; toen rustte de punt van een
voet van de Paus op zijn schouder. Op dat ogenblik heerste er een plechti-
ge stilte op het plein zodat men het gegons van een vlieg zou hebben kun-
nen horen. Zelfs de paarden stonden onbeweeglijk. Don Bosco, helemaal niet
verward en vol aandacht voor ook maar de geringste gebeurtenis, hoorde dat
er slechts een enkel hinnikte, en ook het geluid van een klok die de uren
sloeg was hoorbaar terwijl de Paus zittend enkele rituele gebeden begon.
Intussen bukte Don Bosco zich, toen hij zag dat de vloer van de loggia be-
dekt was met takjes en bloemen, en verzamelde wat bloemen, die hij tussen
de bladen van het boek legde dat hij in de hand hield. Eindelijk stond Pius
IX op om de zegen te geven. Hij spreidde de armen uit, hief de handen ten
hemel, strekte ze over de menigte uit die het hoofd boog, en zijn stem
klonk bij het aanheffen van de zegeningformule zo sonoor en machtig en
plechtig dat het zelfs tot aan de overkant van de piazza Rusticucci en tot
de nok van het redactiegebouw van de Civiltà Cattolica weerklonk.

56.10 Page 560

▲back to top
- V/556 -
De menigte beantwoordde de zegen van de Paus met oorverdovende en
hartstochtelijke toejuichingen. Toen las kardinaal Giuseppe Ugolini in
het Latijn de breve van de volle aflaat voor en direct daarop las kardi-
naal Marini dezelfde breve in het Italiaans. Don Bosco was op de knieën
gezonken en toen hij opstond waren de stoel en de Paus verdwenen. Alle
klokken luidden feestelijk, voortdurend klonk het kanon van Castel Sant'
Angelo; de militaire muziekkapellen lieten hun trompetten klinken. Toen
ging kardinaal Marini, vergezeld door zijn sleepdrager, naar beneden naar
zijn rijtuig. Maar nauwelijks had dat zich in beweging gezet of Don Bosco
voelde zich misselijk worden door die beweging en zijn maag protesteerde.
Hij verdroeg dat een poosje, maar toen hij het niet langer kon volhouden
zei hij tegen de kardinaal hoe ziek hij was. Op raad van de kardinaal klom
hij bij de koetsier op de bok; maar omdat het daar al niet beter werd,
stapte hij af om te voet verder te gaan. Daar hij echter geheel in het
paars gekleed was, zou hij het voorwerp van ieders verwondering en scherts
geworden zijn als hij op die manier heel alleen door Rome liep; daarom
stapte de secretaris, een heel goedhartige en vriendelijke priester, uit
het rijtuig en vergezelde hem naar het paleis van de kardinaal.
Het ongemak, veroorzaakt door de emoties van die morgen was verdwe-
nen, maar aan de vrolijkheid van tal van zijn Piëmontese vrienden, onder
wie Giovanni Tamietti uit Cambiano, die hem op de loggia van het Vaticaan
gezien hadden kwam niet zo gauw een eind. Telkens als zij hem ontmoetten
zeiden ze: "Wel ja, toe maar. U sloeg geen gek figuur toen u daar voor het
hele plein te kijk stond!" - En Don Bosco opende zijn boek en liet hun de
bloemen zien die hij daarboven had opgeraapt en die hij droogde en bewaar-
de als een mooie herinnering aan die dag.
Maar zouden de bloemen die Don Bosco aan de voeten van de Paus op-
raapte, en de voet van Pius IX rustend op de schouder van Don Bosco niet
een zinbeeldige betekenis kunnen hebben? Dat zal het verloop van onze ge-
schiedenis leren.
Met de zegen van de Paus waren de plechtigheden nog niet afgelopen.
's Maandags, de dag na het paasfeest, droeg kardinaal Ludovico Altieri in
de Vaticaanse basiliek de pontificale mis op en op dinsdag kardinaal Carlo
Reisach. Don Bosco wilde geen enkele van die prachtige plechtigheden over-
slaan omdat ze hem deden denken aan de hemel; en wij maken er eveneens ge-
wag van, omdat het merendeel van de genoemde kardinalen beschermers en
vrienden van onze goede vader werden.
Intussen nodigde graaf Rodolfo de Maistre op een van die dagen Don
Bosco uit voor een diplomatendiner, omdat hij hem een blijk wilde geven van
zijn grote eerbied. Er kwamen personen van de verschillende hoven van Euro-
pa die bij de Heilige Stoel geaccrediteerd waren. Degene van hen die de
meeste talen spreekt, staat het hoogste in aanzien, en graaf de Maistre
richtte zich tot de een in het Frans, tot een ander in het Duits en tot
weer een ander in het Spaans. Tenslotte keerde hij zich tot Don Bosco die
zwijgend stond te midden van zoveel personen die alle talen spraken met
uitzondering van het Italiaans. Don Bosco zat tegenover de graaf, die hem
in goed Piëmontees de vraag stelde of hij die morgen de zang gehoord had
van de pauselijke kapel, wat men moest denken van de bekwaamheid der Ro-
meinse zangers, of hij het gillen van enkele sopranen en die schorre stem-
men van sommige bassen mooi had gevonden. Don Bosco antwoordde hem onge-

57 Pages 561-570

▲back to top

57.1 Page 561

▲back to top
- V/557 -
dwongen met luider stem opzettelijk in de taal van Gianduja met zinsneden,
spreekwoorden, grappen en vergelijkingen. En beiden gingen zo een poosje
door met de vreemdste woorden en voor de vreemdelingen de minst verstaanba-
re uitdrukkingen in hun eigen dialect te gebruiken.
De tafelgenoten zaten er met grote ogen en gespitste oren naar te
luisteren en daar niemand die taal kende, vroegen ze de graaf welke taal
dat was.
- "Sanskriet"! antwoordde hij ernstig.
Aanvankelijk stonden allen verslagen over dat antwoord. Toen lach-
ten ze, spraken hun gelukwensen uit en bejubelden deze nieuwe taal in de
diplomatie.

57.2 Page 562

▲back to top
- V/558 -
H O O F D S T U K LXXI
DERDE AUDIENTIE BIJ PIUS IX EN DIENS EDELMOEDIGHEID -
AFLATEN EN ZEGENINGEN - DE THEOLOOG MURIALDO - WOORDEN VAN
DE HEILIGE VADER VOOR DE JONGENS VAN DE ORATORIO - BRIEF VAN
DON BOSCO AAN DON ALASONATTI - KATHOLIEKE LECTUUR: DE
MEIMAAND TOEGEWIJD AAN MARIA ONBEVLEKT ONTVANGEN - DON BOSCO
AAN DE MAALTIJD MET DE REDACTEURS VAN DE CIVILTA CATTOLICA -
AFSCHEIDSBEZOEKEN - LAATSTE GROET AAN DE ZONDAGSORATORIA VAN
ROME - EEN RIJTOER MET KARDINAAL TOSTI - DE CATACOMBEN VAN
DE H. SEBASTIANUS.
De 6de april keerde Don Bosco weer voor een particuliere audiëntie
bij Pius IX terug met de seminarist Rua en de theoloog Murialdo, die door
bemiddeling van Don Bosco zelf tot het Vaticaan was toegelaten.
Om negen uur 's avonds kwamen ze de wachtzaal binnen en Don Bosco
werd meteen aangemeld. Nauwelijks had de Paus hem in het oog gekregen of
hij zei met een ernstige blik tot hem: - "Eerwaarde heer Bosco, wat hebt
u op Paasdag uitgehaald om onder de pauselijke zegen zover door te drin-
gen? Tot hier, vlak voor de Paus! En u hield uw schouder onder zijn voet
alsof de Paus het nodig had door Don Bosco ondersteund te worden." - "Hei-
lige Vader", antwoordde Don Bosco rustig en bescheiden, "ik kon plots niet
meer weg en ik vraag u vergiffenis als ik u op een of andere manier mocht
beledigd hebben."
- "Wilt u de smaad nog vergroten door mij te vragen of u me bele-
digd hebt?"
Don Bosco keek op en meende dat de paus wilde schertsen; en inder-
daad zag hij een glimlach ontstaan op die eerbiedwaardige lippen. De Paus
vervolgde: - "Maar hoe haalt u het in uw hoofd om op dat ogenblik bloemen
te gaan plukken? Pius IX moest zich geweld aandoen om niet in lachen uit
te barsten." - Toen glimlachte de Paus, en beminnelijk verklaarde hij zon-
der meer, dat hij met belangstelling het handschrift van de Constitutie van
het eerste tot het laatste artikel gelezen had. Hij nam het van het tafel-
tje op, overhandigde het hem en zei: - "Geeft het aan kardinaal Gaude, die
het zal onderzoeken, en te zijner tijd zullen we erover spreken." - Don
Bosco sloeg het geschrift open en zag dat Pius IX zich verwaardigd had er
eigenhandig enkele opmerkingen en veranderingen aan toe te voegen.
De heilige Vader voelde ervoor het reglement direct in handen van
een commissie te stellen om er rapport over uit te brengen; maar Don Bos-
co vroeg hem het nog enige tijd onder zijn berusting te mogen houden, om

57.3 Page 563

▲back to top
- V/559 -
het naderhand andermaal aan Zijne Heiligheid voor te leggen. Pius IX stond
dat toe en wees hem tegelijkertijd alle wegen aan die hij zou moeten gaan
om de definitieve goedkeuring van zijn Congregatie en de betreffende Con-
stitutie te verkrijgen.
Vervolgens herinnerde Don B osco hem aan verschillende aanvragen die
hij hem ter hand gesteld had om aflaten te verkrijgen ten behoeve van enke-
le van zijn met name genoemde weldoeners en voor degenen die het zingen van
lofgezangen zouden bevorderen. De Paus verzekerde hem welwillend dat daar-
voor gezorgd zou worden.
Eveneens vroeg Don Bosco hem een volle aflaat voor alle jongens die
de zondagsoratoria bezochten, te verdienen op een door hen te bepalen dag
waarop ze de HH. Sacramenten zouden ontvangen; de apostolische zegen voor
degenen die actief deelnamen aan deze Oratoria; voor degenen die op een of
andere manier meewerkten aan de verspreiding van de Katholieke Lectuur, en
voor de jongens van het Hospitium van de H. Franciscus van Sales; tot slot
enkele bijzondere bevoegdheden voor Don Morizio en Don Reviglio. En Pius IX
stond al deze gunsten toe die hem gevraagd werden.
- "En thans, o heilige Vader", vervolgde Don Bosco, "moge U de goed-
heid hebben mij een spreuk aan de hand te doen die ik aan mijn jongens kan
doorgeven, als een herinnering uit de mond van de Plaatsvervanger van Jezus
Christus."
"De aanwezigheid van God", antwoordde de Paus. "Zeg aan uw jongens
uit mijn naam dat zij zich steeds naar deze gedachte richten!... En hebt u
me nu niets anders meer te vragen? U verlangt ongetwijfeld nog iets
anders."
"Heilige Vader", antwoordde hij, "Uwe Heiligheid heeft zich verwaar-
digd mij te verlenen wat ik gevraagd heb. Mij rest thans niets anders dan
U uit de grond van mijn hart te danken."
"En toch, en toch verlangt u nog iets anders."
Bij dat antwoord stond Don Bosco er als het ware aarzelend bij zon-
der iets te kunnen zeggen, toen de Paus vervolgde:
"Welnu? Verlangt u niet uw jongens te verblijden als u weer bij hen
terug bent?"
"Uwe Heiligheid, vanzelfsprekend."
"Wacht dan even."
Even tevoren waren in dat vertrek de theoloog Murialdo, de semina-
rist Rua en Don Cerutti uit Varazze binnengekomen; laatstgenoemde was de
kanselier van de Aartsbisschoppelijke curie te Genua. Zij stonden verbaasd
over de vertrouwelijkheid waarmee de Paus Don Bosco op welwillende manier
bejegende en over wat zij op dat ogenblik zagen. De Paus had de kast ge-
opend, haalde er met beide handen een mooi hoopje goudgeld in Romeinse munt
uit, en zonder het te tellen gaf hij het aan Don Bosco met de woorden: -
"Neem dat en trakteer er uw zonen eens mee." - Iedereen kan zich de indruk
voorstellen die dit blijk van vaderlijke goedheid van Pius IX op Don Bos-
co maakte. De Paus wendde zich toen ook met grote beminnelijkheid tot de
bovengenoemde geestelijken, zegende de rozenkransen, de kruisjes en andere
devotievoorwerpen die ze hem aanboden, en schonk allen een kostbare herin-
nering in medailles.

57.4 Page 564

▲back to top
- V/560 -
Allen waren ontroerd en toen de theoloog Murialdo het woord tot de
Paus kon richten, verzocht hij hem om een bijzondere zegen voor het Orato-
rio van de H. Aloysius, waartoe Don Bosco hem had aangespoord. Pius IX ant-
woordde hem: - "Het is goed zich met de jeugd bezig te houden: er zijn
valse predikers die de kinderen van Jezus willen afhouden, maar de Zaligma-
ker heeft gezegd: Sinite parvulos venire ad me, en zo moeten wij handelen.
God schenkt vele zegeningen aan wie zich voor het welzijn van de jeugd in-
spannen, en het schenkt grote vreugde zichzelf te heiligen in het gezel-
schap van de anderen die door ons geheiligd zijn, terwijl het gemakzuchtig
is alleen zichzelf te willen heiligen." - Toen zei de theol. Murialdo: -
"Het is van groot belang, vooral in ons land."
En onmiddellijk antwoordde de Heilige Vader: - "Overal, en stellig
ook in uw land, waar door de boosaardigheid van de pers ernstig kwaad
wordt gesticht. Ze worden op één plaats gedrukt; maar de geschriften drin-
gen overal door, omdat men niet over een Chinese muur beschikt om ze de
toegang te beletten. Verleden jaar op mijn reis naar Florence en naar Bo-
logna moest ik duizenden geschriften in beslag laten nemen die uit Turijn
en Milaan afkomstig waren."
Het is niet onder woorden te brengen hoe deze woorden de theol. Mu-
rialdo bemoedigden in zijn onderneming, en de Paus vergat de ijverige jonge
Turijnse priester niet, want in 1867 informeerde hij nog naar hem bij Don
Bosco.
De audiëntie liep op haar einde: allen knielden om nogmaals de ze-
gen van de Paus te krijgen. Don Bosco, die zich het laatst terugtrok moe-
digde hij nog eens aan, zijn werk voort te zetten, en bij wijze van proef-
neming de Regel die hij hem voorgelegd had toe te passen, en hij spoorde
hem een tweede maal aan om nauwkeurig op te schrijven wat hij hem verteld
had omtrent bovennatuurlijke zaken, ook zelfs die van minder betekenis
schenen, maar die betrekking hadden op de eerste gedachte van de Oratoria.
Hij herhaalde ook dat de kennis daarvan een grote geruststelling zou zijn
in komende tijden, voor degenen die dan deel zouden uitmaken van de nieuwe
Congregatie. Terwijl hij zo sprak, trad er een kardinaal binnen met enkele
brieven die de Paus moest tekenen, en Pius IX onderbrak het gesprek en nam
afscheid van Don Bosco, zeggende: - "Onthoud wat ik u gezegd heb."
De volgende dag ondertekende de Paus eigenhandig de aflaatbeslui-
ten en liet ze Don Bosco toesturen,(1) deze, verlicht door de raadgevin-
(1)
Allerheiligste Vader,
De priester Bosco Giovanni, neergebogen aan de voeten van Uwe Heiligheid, vervuld
van de wens een blijk van dankbaarheid te schenken aan de Heer kolonel Ridder Giacinto
Roasenda, vooraanstaand weldoener van de Oratoria en van het gasthuis der arme jongens
van Turijn in Piëmont, smeekt voor hem de Apostolische Zegen af, met de gunst van de
volle Aflaat in articulo mortis voor hem; zijn gezin, familie en bloedverwanten tot in
de derde graad.
De allernederigste verzoeker, pr. Giov. Bosco.
Romae apud S. Petrum die 7 aprilis 1858 Benigne annuimus pro gratia
(getekend) Pius PP. IX

57.5 Page 565

▲back to top
- V/561 -
gen en aangemoedigd door de woorden van de Plaatsvervanger van Christus,
herzag gedurende de dagen dat hij nog te Rome verbleef, de Regel van de
Sociëteit van de H. Franciscus van Sales, en schrapte er het een en ander
uit, of voegde er iets aan toe om de Regel in hoofdzaak gelijkvormig te
maken aan de inzichten van Pius IX.
Toen hij de Regel door Rua had laten overschrijven, zond hij haar
aan Zijn Eminentie kardinaal Gaude, die zo goed was haar geheel te willen
lezen, daar de Paus zich verwaardigd had hem deze zaak die hem na aan het
hart lag toe te vertrouwen. Hij kende het Oratorio, omdat hij er het jaar
tevoren op bezoek geweest was, zoals we al verteld hebben. Daarom hield
Don Bosco verschillende besprekingen met hem over het onderwerp, schonk
gehoor aan zijn verstandige overwegingen en raadgevingen en verklaarde zich
ermee akkoord dat de Regel voor een tijdje zou worden toegepast in de
gewijzigde vorm, en toen restte zijn Eminentie de taak die Regel aan de
Heilige Stoel ter goedkeuring aan te bieden.
Intussen had Don Bosco zich gehaast de verkregen aflaatvergunningen
naar Turijn te zenden, ten einde te bevorderen dat het christenvolk de ge-
wijde gezangen zou zingen, tegelijk met de mededeling dat de Heilige Vader
aan degenen die meewerkten aan de verspreiding van de Katholieke Lectuur
zijn zegen geschonken had. Deze beide brieven moesten worden afgedrukt in
de aprilaflevering.
Tegelijkertijd schreef Don Bosco aan Don Alasonatti. Op te merken
valt dat in het Oratorio van Turijn het gebruik gehandhaafd bleef, dat aan
de seminaristen en jongens, die dat wensten, verlof gaf met de paasvakantie
naar huis te gaan.
"
Beste Don Alasonatti,
"
"
Uw laatste twee brieven heb ik ontvangen. Het doet me genoe-
" gen dat de Lavabo gemaakt is, en prijs de ijver en de onderwerping
" van de seminaristen die de vakantie in het Oratorio hebben doorge-
" bracht. Dat brengt mij ertoe iets heel bijzonders voor hen mee naar
" huis te brengen.
"
Ik heb aan Don Picco en aan de theol. Belasio geschreven, vol-
" gens de aangegeven richtlijnen. De oefeningen zouden moeten worden
" vastgesteld op de maandag na de derde zondag na Pasen. Gisteren ben
" ik bij de Heilige Vader op audiëntie geweest, en het werd een ware
" demonstratie van goedheid die welke gentleman ook zou beschamen. Hij
" heeft mij alles toegestaan waar ik om gevraagd heb; dat geldt dus
" ook voor U. Onder meer heeft hij een volle aflaat toegestaan voor al
" de jongens die het Oratorio bezoeken; bovendien veertig gouden scu-
" do's om de jongens een traktatie te verschaffen. Don Morizio en Don
" Reviglio hebben in overvloedige mate verkregen wat zij verlangden.
" De audiëntie duurde drie kwartier. De theoloog Murialdo, en Rua
" juichten van vreugde. Ik zal heel wat te vertellen hebben, heel wat
" te overhandigen, alles gezegend of geschonken door de Paus! We zou-
" den niet méér kunnen verlangen. Zeg het de seminaristen en alle jon-
" gens van het huis, en zeg hetzelfde ook aan de anderen buiten het
" huis: Deo gratias et semper Deo gratias.
"
Vandaag moest ik naar Loreto vertrekken, maar daar ik geen
" plaats in de postwagen meer heb kunnen krijgen ben ik gedwongen de

57.6 Page 566

▲back to top
- V/562 -
" reis tot zondagavond uit te stellen. Ik had het plan opgevat via Lo-
" reto te reizen en dan de weg Ancona-Venetië-Milaan te volgen, zodat
" ik in de loop van de week weer in Turijn ben. Ik zal u van Venetië
" uit definitief bericht sturen si Dominus dederit.
"
Wees zo goed iemand bij Don Picco een blad kopij te laten
" halen dat hem toegezonden is en het direct naar Paravia te laten
" brengen.
"
Dat de zonen van het huis moed scheppen in de Heer en dat de
" hartelijke zegen van de Heilige Vader hun ten goede mogen komen, de
" zegen die Hij gisteren in het bijzonder voor ons Huis geschonken
" heeft. Geef de bijgevoegde briefjes aan degenen voor wie ze bestemd
" zijn. God behoede U en helpe U zijn heilige wil in alles te vol-
" brengen. Amen.
"
Steeds de Uwe,
"
Uw genegen vriend,
" Rome, 7 april 1858.
Giov. Bosco, priester.
Don Alasonatti deelde aan de jongens de briefjes uit die in de
brief aan hem waren ingesloten. Een van die briefjes is ons in handen ge-
komen. Het was gericht tot een student en is geadresseerd op een manier die
schertsend zinspeelt op zijn roeping. Op de omslag staat geschreven: Aan de
Heer Don Garbarino, Avigliana.
"
Mijn allerbeste Garbarino,
"
"
Je brief heeft me veel plezier gedaan en het verlangen dat
" je aan de dag legt naar mijn terugkeer is een reden om in de Heer
" steeds meer van je te houden. Blijf intussen opgewekt, maar vergeet
" niet je goed voor te bereiden om je hart aan de Heer te schenken;
" want dat is immers de betekenis van de inkleding. We zullen de in-
" kleding doen zodra we in Turijn aankomen. Bid voor die intentie;
" bid ook voor mij, want je weet het, ik ben steeds, zo goed ik kan
"
"
je zeer genegen
" Rome, 8 april 1858
Giov. Bosco, priester.
De verlening van de aflaten was intussen in Turijn aangekomen, en
Paravla had de aprilaflevering klaar. De meimaand toegewijd aan Maria On-
bevlekt Ontvangen, ten gebruike van het volk, bezorgd door Giovanni Bosco
pr. Op die bladzijden worden de voordelen uiteengezet van de vrome gebrui-
ken, en de aflaten opgesomd die de gelovigen kunnen verdienen, de voorne-
mens aangegeven voor iedere dag van de maand, en de wijze bijgebracht waar-
op men iedere avond in de familiekring de Allerheiligste Maagd kan vereren.
Men leest er drieëndertig goed opgezette beschouwingen over de eeuwige en
morele beginselen, over de devotie tot de Maagd Maria en over de Kerk van
Jezus Christus, haar hoofd, de Paus van Rome, en over de Herders van de
diocesen. Iedere beschouwing wordt gevolgd door een schietgebed en een bij
de stof aansluitend voorbeeld dat af en toe over de goedheid van Maria
spreekt bij het bekeren van de zondaars.

57.7 Page 567

▲back to top
- V/563-
Een daarvan ontleende hij aan de Vriend van de jeugd en zodoende
weet men dat een van zijn doeleinden bij het uitgeven van dat blaadje even-
eens de verbreiding van Maria's glorie was. Hij vergat de voorbeeldige dood
van Domenico Savio niet en hij maakte er melding van op de 24ste dag. Hij
besloot zijn werkje met een opdracht van het hart aan de Allerheiligste
Maagd.
Op verlangen van Don Bosco voegde Paravia aan de aflevering alvorens
ze te verspreiden een aankondiging toe en het Aflaatbesluit van de Paus.
"Met grote blijdschap kondigen wij onze lezers aan, dat de Heilige
Vader, de regerende Pius IX, zich verwaardigd heeft de apostolische zegen
te verlenen aan allen die op enigerlei wijze hun krachten wijden aan de
verspreiding van de Katholieke Lectuur.
De priester Giovanni Bosco, vurig strevend naar het bevorderen van
de lofliederen en geestelijke gezangen ter ere van God, van de Heilige
Maagd Maria en van de heiligen, heeft de regerende Paus verzocht de volgen-
de aflaten te willen verlenen, die de Heilige Vader volgaarne heeft toege-
staan door het desbetreffende besluit eigenhandig te ondertekenen.
1. Aflaat van een jaar aan wie onbaatzuchtig het zingen der gewijde gezan-
gen aan anderen leert, en hetzij in het openbaar of privatim minstens
enkele malen een oefening houdt; nog eens honderd dagen aan wie de oefe-
ning houdt in het openbaar of privatim telkens wanneer daar gelegenheid
toe is.
2. Een volle aflaat te verdienen bij het sluiten van de Mariamaand door de-
genen die in de loop daarvan zich op bijzondere wijze hebben toegelegd
op het zingen van de lofgezangen in de kerk en de godsdienstoefeningen
van de Mariamaand hebben bijgewoond.
3. Volle aflaat eenmaal per maand voor degenen die op minstens vier feest-
dagen of ook werkdagen, deel nemen aan het zingen of leren van loflie-
deren; deze aflaat kan verdiend worden op de dag waarop men biecht en
communiceert. Om bovengenoemde aflaten te kunnen verdienen, wordt ver-
eist dat de liederen de goedkeuring hebben van de Kerkelijke Overheid.
4. Deze aflaten kunnen toegepast worden op de zielen der overledenen.
Romae apud S. Petrum, die 7 Aprilis 1858,
Benigne annuimus juxta petita,
Pius PP. IX.
Ook de aflevering voor de meimaand was gereed, als passende verkla-
ring van wat in het boekje van april was uiteengezet, onder de titel: De
schat van de Heilige Aflaten ten gebruike van het volk. De anonieme auteur
leert wat de heilige aflaten zijn; de waarde ervan ten opzichte van ons
en van de zielen in het vagevuur; de praktische manier om ze te verkrijgen.
Met een uiteenzetting van het dogma bestrijdt hij de ontkenningen van de
protestanten, en geeft als het ware een beredeneerde catalogus van vele
gebeden en oefeningen waaraan de heilige aflaten verbonden zijn.
Terwijl Don Bosco zodoende in Rome de zaken waarvoor hij gekomen
was afhandelde, en in Turijn zijn arbeid op gang bracht, stuurden de re-
dacteurs van de Civiltà Cattolica die op de piazza Borgo Nuovo no. 66
woonden, hem het volgende briefje,
Aan de Zeereerw. Heer Don Bosco, ten huize van Z. Exc. graaf de Maistre,
Quirinaal, tegenover de S. Carlino.

57.8 Page 568

▲back to top
- V/564 -
"
Rome, 8 april 1858.
"
" Zeer vereerde D. Bosco,
"
P.X.
"
"
Zouden de paters van de Civiltà Cattolica op de zondag in
" Albis op U kunnen rekenen om onze bescheiden tafel op te luisteren?
" Zo ja, dan moet U het laatste paasei met ons komen eten.
"
Geliefde Don Bosco, doe mijn groeten aan de edelmoedige fami-
" milie de Maistre, en zeg alstublieft aan allen dat ze mij de ernsti-
" ge tekortkoming mogen vergeven die mijn geweten bezwaart. Met Pasen
" niet gekomen te zijn, zelfs Maria niet te hebben opgezocht! En zij
" is heel in het bijzonder mijn dochter daar ik haar heb voorbereid
" tot de eerste communie. Ik ben waarlijk een kindse grijsaard: ik
" loop weinig; het Quirinaal is voor mij het einde van de wereld.
" Maar ik zal zien. Doe ook mijn complimenten aan mevrouw de gravin
" di Fherai en aan Celina, En bid voor uw
"
toegenegen en dienstwillige
"
dienaar
"
Antonio Bresciani D.C.D.G.
Don Bosco sloeg de uitnodiging niet af en bracht werkelijk een pret-
tige dag door. Die geleerde heren tussen wie hij vertoefde schenen welhaast
kinderen door hun eenvoud en vertrouwelijke prettige omgang.
Daar ook de Algemene Overste van de Jezuïeten aanwezig was en er
ook enkele Dominicanen gekomen waren, duurde het niet lang of het gesprek
kwam op enkele oude twistvragen tussen de beide ordes. Don Bosco zweeg.
aar de overste van de Jezuïeten zag aankomen dat het rustige gesprek op
een echt dispuut zou uitlopen, zei hij: - "Wel, laten we het geschil aan
een scheidsrechter voorleggen. Don Bosco is er. Hij beslist."
Don Bosco weerde dat af; maar daar allen zich tot hem gekeerd had-
den, zeiden ze dat ze beslist zijn beslissing wilden horen.
Na een korte inleiding eindigde hij met te zeggen: - "Naar mijn me-
ning is het beter dat er geen kwesties zijn."
Dat antwoord beviel de beide partijen niet erg maar het had wel de
verlangde uitwerking. Don Bosco kende heel goed al die historische feiten
waaromtrent de controversen draaiden; maar welk ander antwoord had hij
kunnen geven?
Bij die gelegenheid had Don Bosco, die op het punt stond om naar
Turijn terug te keren, afscheid genomen van de goede paters en in de loop
van de volgende dagen ging hij zijn opwachting maken en zijn dank betuigen
bij al de vele aanzienlijke personen die hem met welwillendheid overstelpt
hadden. Hij bracht ook een bezoek aan de heer Filippo Canori Foccardi, met
wie hij steeds bevriend zou blijven, en toen hij in Turijn was teruggekeerd
gaf hij aan iedereen die hij kende en naar Rome ging gedrukte kaartjes met
het adres van de zaak van Foccardi, en schreef er eigenhandig achter op: -
"Met de groeten van uw vriend Bosco priester."
En hij vergat niet de jongens van het Oratorio van de H. Maria ter
Eik, en die van Maria-ten-hemel-opgenomen, onder de leiding van de eer-
waarde heer Biondi. Op Paasmorgen was hij naar hen toegegaan om hen op de

57.9 Page 569

▲back to top
- V/565 -
Heilige Communie voor te bereiden en op de zondag in Albis keerde hij in
gezelschap van markies Patrizi naar de H. Maria ter Eik terug, droeg er de
Heilige Mis op en preekte voor de jongens en groette hen voor de laatste
maal.
Tot de kardinalen die hij bezocht behoorde ook kardinaal Tosti, op
wiens uitnodiging hij nogmaals enkele woorden gericht had tot de jongens
van het Hospitium van Sint-Michaël. De kardinaal was hoogst voldaan over de
voorkomendheid van Don Bosco. Toen het tijd was voor zijn dagelijkse wande-
ling, bracht hij het verlangen tot uitdrukking dat Don Bosco hem zou verge-
zel-len en beiden stapten in het rijtuig. Ze begonnen een gesprek over het
beste opvoedingssysteem voor de jongens. Don Bosco was er steeds meer van
overtuigd geraakt dat de leerlingen van dat Hospitium niet vertrouwelijk
omgingen met de oversten; ze vreesden hen zelfs; dat was niet prettig, aan-
gezien daar priesters de leiding hadden. Daarom zei hij: "Ziet u, Eminen-
tie, het is onmogelijk de jongens goed op te voeden als ze geen vertrouwen
hebben in de oversten."
- "Maar hoe", antwoordde de kardinaal, "kan men dat vertrouwen ver-
werven?"
- " Door ervoor te zorgen dat ze naar ons toekomen, door alles weg
te nemen wat hen van ons weghoudt."
- "En hoe kan men er voor zorgen dat ze naar ons toekomen?"
- " Doordat wij naar hen toe gaan, door te proberen ons aan te pas-
sen aan hun manier van doen, door te doen als zij. Wilt u dat we de proef
eens nemen? Zegt u me dan eens: op welk punt in Rome kan men een groot
aantal jongens vinden?"
- "Op de Piazza Termini, op de Piazza del Popolo", antwoordde de
kardinaal.
- "Wel, dan gaan we naar de Piazza del Popolo."
De kardinaal gaf de koetsier deze opdracht en ze gingen erheen. Don
Bosco stapte uit het rijtuig en de kardinaal bleef toekijken. Toen Don Bos-
co een troepje jongens in het oog kreeg die aan het spelen waren, ging hij
naar hen toe; maar de schelmen kozen het hazenpad. Hij riep hen vriendelijk
iets toe en de jongens keerden na enige aarzeling terug. Don Bosco gaf hun
een kleinigheid, vroeg inlichtingen over hun familie, vroeg wat ze aan het
spelen waren, hij verzocht hen ermee door te gaan, hij bleef erbij staan om
naar het spel te kijken, toen nam hij er ook zelf aan deel. Toen kwamen an-
dere jongens, die in de verte hadden staan toekijken in groot aantal vanaf
de vier hoeken van het plein toelopen en omringden de priester, die hen al-
lemaal minzaam groette en voor elk een vriendelijk woord en een kleinigheid
over had. Hij vroeg hun of ze ook braaf waren, of ze trouw hun gebeden ver-
richtten, of ze gingen biechten. Toen hij wilde weggaan liepen ze een heel
eind met hem mee en ze lieten hem pas met rust toen hij in het rijtuig
stapte. De kardinaal was verbaasd. - "Hebt u het nu gezien"? zei Don Bosco
tegen hem.
- "U hebt gelijk", riep de kardinaal uit.
Maar dat gelijk scheen hem toch niet af te brengen van de mening dat
het systeem, toegepast bij de leiding van het Hospitium van Sint-Michiel,
noodzakelijk was. Zijn Eminentie was een autoritaire persoonlijkheid; voor
hem moest het wel een axioma zijn dat vertrouwelijkheid afbreuk deed aan de
eerbied. Pius IX had na zijn gesprek met Don Bosco daadwerkelijk een paar
leiders van het Hospitium bij zich laten komen en toen hij hun klachten
gehoord had, was hij ervan overtuigd dat enkele van de grootste narigheden

57.10 Page 570

▲back to top
- V/566 -
toch uit de weg geruimd moesten worden. Maar kardinaal Tosti verzette zich
tegen iedere hervorming. Hij was als een muur van brons en er viel niets te
veranderen, hoewel hij met liefde en ijver dat bewonderenswaardige insti-
tuut leidde.
Inmiddels had Don Bosco van 28 maart tot 13 april geen dag laten voor-
bijgaan zonder naar enkele kerken te gaan die van bijzondere betekenis wa-
ren, hetzij door de devotie tot de Allerheiligste Maagd, of door de aan-
wezigheid van relikwieën van heiligen, of doordat ze herinnerden aan de
triomfen van het geloof. Hij ging naar de basiliek van de Heilige Aposte-
len, naar de Sint-Agnes buiten de muren, en naar de Sint-Ignatius, knie-
lend voor het prachtige altaar waar het eerbiedwaardige gebeente rust van
de H. Aloysius van Gonzaga.
Zijn laatste bezoeken golden de crypte van de H. Petrus en de cata-
comben. Na een gebed in de basiliek van de H. Sebastianus, en nadat hij
twee van de pijlen gezien had die de heilige tribuun verwondden, evenals
de kolom waaraan hij vastgebonden werd, daalde hij af in de onderaardse
grotten die het gebeente van duizenden en duizenden martelaren bevatten en
waar de heilige Filippus Neri zoveel nachten in vurig gebed doorbracht.
Vervolgens ging hij naar de catacomben van de H. Callixtus. Hier wachtte
hem waarschijnlijk Ridder G.B. de Rossi op, die deze catacomben ontdekt
had, en aan wie hij door Mgr. di San Marzano voorgesteld was.
Wie deze plaatsen betreedt beleeft een ontroering die hem zijn hele
leven bijblijft. Terwijl Don Bosco door deze onderaardse grotten liep was
hij geheel vervuld van heilige gedachten. Daar immers hadden de eerste
christenen, door het bijwonen van het H. Misoffer, door gemeenschappelijk
te bidden, door het zingen van de psalmen en van de profetieën, door de
heilige Communie, door te luisteren naar het woord van de Bisschoppen en
de Pausen, de kracht gevonden die nodig was voor het martelaarschap dat hen
wachtte. Het is niet mogelijk zonder grote ontroering deze plaatsen te
beschouwen, waar de bebloede of verbrande lichamen van zoveel geloofshel-
den waren neergelegd, waar zich het graf bevond van ruim veertien Pausen
die hun leven gegeven hadden om te getuigen van wat zij leraarden en waar
ook de crypte van de H. Cecilia zich bevond. Don Bosco zag de heel oude
fresco’s die Onze Heer Jezus Christus en de Eucharistie voorstellen; en de
mooie afbeeldingen over het huwelijk van de Heilige Maagd Maria met de H.
Jozef, of de Tenhemelopneming van Maria; of de Moeder Gods met het kind in
de armen of op haar schoot voorstellen. Hij was betoverd door het gevoel
van eenvoud dat deze afbeeldingen uitstralen en waarin de primitieve Chris-
telijke kunst de onvergelijkelijke schoonheid tot uitdrukking had weten te
brengen van de ziel en van het hoogste ideaal van zedelijke volmaaktheid
dat toegeschreven verdiend te worden aan de Hemelse Maagd.
Het ontbrak er ook niet aan andere figuren van heiligen en martela-
ren.
Om zes uur 's avonds kwam Don Bosco uit de catacomben, waar hij 's
morgens om acht uur was ingegaan. Hij had een kleine verfrissing gebruikt
bij de kloosterlingen die ze bewaken.

58 Pages 571-580

▲back to top

58.1 Page 571

▲back to top
- V/567 -
HOOFDSTUK
LXXII
VERTREK VAN DON BOSCO UIT ROME - PALO EN EEN GENEZING -
OVER ZEE - IN GENUA: GELOOF BIJ HET VOLK - AANKOMST TE
TURIJN EN FEESTELIJKHEDEN - HET RESCRIPT VAN DE PAUS
AAN DON CAFASSO - AFLATEN MEEGEDEELD AAN DE JONGENS
VAN HET HOSPITIUM VAN VALDOCCO - RETRAITE - BRIEF VAN MAR-
KIES PATRIZI: DE ANNEXE CONFERENTIES EN DE KATHOLIEKE
LECTUUR IN DE KERKELIJKE STATEN - BRIEF VAN KARDINAAL
MARINI - MENINGEN OVER DE DEUGD VAN DON BOSCO BIJ HET
STICHTEN VAN DE SOCIËTEIT.
De 14de april vertrok Don Bosco met de seminarist Rua uit Rome, blij
dat de grondslag gelegd was voor de Sociëteit van de H. Franciscus van Sa-
les en dat op die manier het lot van zoveel arme en verlaten jongens niet
alleen nu, maar ook in de toekomst steeds beter verzekerd zou zijn. Hij had
over land willen reizen, maar de menigte vreemdelingen die naar Rome was
gekomen voor de Goede Week was zo buitengewoon groot, dat hij geen kans zag
een plaats te bemachtigen in de publieke vervoermiddelen, die op de door
hem uitgestippelde reisweg de verbindingen verzorgden. Hij besloot daarom
overzee naar Turijn terug te keren, ondanks het feit dat hij daarvan op de
heenreis vreselijk te lijden had gehad. Hij nam een huurrijtuig.
Hij onderbrak de tocht even in Palo en bevond dat de waard volkomen
van de koorts bevrijd was. Zijn genezing was ogenblikkelijk ingetreden. De
man vergat die weldaad nooit meer en na heel lange tijd, tegen 1875 of
1876, toen hij voor zaken naar Genua gekomen was, wilde hij zijn reis
verlengen tot Turijn. Toen hij telegrafisch gevraagd had of Don Bosco in
het Oratorio was en een bevestigend antwoord gekregen had, kwam hij, maar
Don Bosco dineerde die dag bij de heer Carlo Occelletti. De waard ging hem
daar terstond opzoeken en er kwam geen einde aan de hartelijke begroeting;
de heer Occelletti dacht steeds met groot plezier terug aan het verhaal dat
hij toen over die genezing hoorde.
In Civitavecchia aangekomen, ging Don Bosco een bezoek brengen aan
de Pauselijke Gezant en ging daarna naar de haven om zich in te schepen.
Een priester uit Piëmont die hem op de stoomboot ontmoette, schreef ons op
12 maart 1891 enkele nauwkeurige bijzonderheden over die tocht:

58.2 Page 572

▲back to top
- V/568 -
"
Van Constantinopel komend ging ik in Civitavecchia aan boord
" van een boot van de Franse scheepvaartlijn. Tegen de avond kwamen
" er veel passagiers aan boord, onder wie verschillende priesters. Aan
" de vorm van hun hoed kon ik zien dat het Piëmontezen waren. Ik merk-
" te er twee onder hen op die meer toegankelijk schenen. Daar ik het
" niet waagde het woord tot een oudere te richten, vroeg ik aan de
" jongste (het was Don Rua) die zijn metgezel was die er zo eerbied-
" waardig en sympathiek uitzag. Hij zei me dat het Don Bosco was, die
" ik van naam kende maar niet van gezicht. Toen haastte ik me hem de
" hand te kussen, maar hij trok ze terstond terug, mij die eer en dat
" genoegen ontnemend. We spraken daarna over verschillende dingen zo-
" als bij dergelijke ontmoetingen van landgenoten steeds gebeurt. In-
" tussen werd het avond en de passagiers trokken zich terug in hun
" hutten. Of er nu geen plaats meer voor hem was in de hutten, of dat
" hij last had van de zee, een feit is het dat Don Bosco zich op de
" blote planken uitstrekte langs de reling van het schip dat al onder-
" weg was. Ik kreeg medelijden met hem en bood hem daarom mijn plaats
" en mijn bed aan; maar daar wilde hij niet van horen en hij bedankte
" me zeer hartelijk. Ik kon het niet van me verkrijgen deze goede
" priester daar op de planken en in de openlucht te laten liggen. Ik
" ging naar mijn hut, nam mijn matras en bracht hem die, het kostte
" niet weinig moeite hem ertoe te brengen de matras aan te nemen!
"
Deze gelukkige ontmoeting verschafte mij de vriendschap van
" Don Bosco, een voorbeeldige priester, en ik leerde in de praktijk het
" wonderbaarlijke kennen wat zijn faam voordroeg tot in de Mohamme-
" daanse hoofdstad; hij werd bewonderd vanwege zijn zelfverloochening
" en eenvoud.
"
D. Abrate Matteo
"
Kapelaan te Sesseno bij Carignano
De zee was ditmaal rustig en het weer mooi zodat Don Bosco in Livor-
no van boord kon gaan, zich met enkele vrienden onderhouden en een paar ker
ken bezoeken. Don Rua herinnert zich dat tegen de avond de reis werd voort-
gezet en dat het schip de haven van Genua binnenliep bij het aanbreken van
een prachtige morgen die het schitterende panorama van de bijzonder mooie
stad belichtte. Nauwelijks had Don Bosco voet aan wal gezet, of hij begaf
zich naar het College van de Artigianelli, waar hij werd opgewacht door
Don Montebruno en de heer Giuseppe Canale; na de middag stapte hij in de
trein. Tijdens het wandelen door de stad had hij een aardige verrassing be-
leefd. Toen de kerktorens het Angelus luidden, hadden heel wat mensen op
straat en op de pleinen de hoed afgenomen, en zelfs de kruiers waren opge-
staan van hun bank om het gebed te bidden. Later beschreef hij dat tafereel
herhaaldelijk tot stichting van zijn leerlingen.
Hij kwam op 16 april in Turijn aan, door de jongens begroet met zo-
veel luidruchtige vrolijkheid en genegenheid, als geen enkele vader beter
van zijn eigen zonen zou hebben kunnen wensen.
De 17de april bleef hij in huis om zich te laten inlichten over de
zaken waarmee Don Alasonatti gewacht had tot hij thuis zou zijn. Hij hoor-
de de hele avond en de volgende morgen de biecht van heel veel interne en
externe jongens. De 18de, tweede zondag na Pasen werd zijn aankomst ge-
vierd in de kerk, in de refter, op de speelplaats; en wel met muziek, ge-

58.3 Page 573

▲back to top
- V/569 -
dichten en een voor deze gelegenheid gecomponeerde hymne.
Door de geschenken die Don Bosco voor de jongens uit Rome meege-
bracht had, nam hun vreugde nog toe. Elk van hen kreeg een exemplaar van
een boekje, getiteld Nuovo pensateci bene (Nieuw memorandum), en de binders
van de Katholieke Lectuur de vijftien medailles die Pius IX hun geschonken
had. Onder allen werd nog een groot aantal kruisjes verdeeld, een geschenk
van de Paus, aan welke kruisjes een volle aflaat verbonden was te verkrij-
gen in het uur van sterven door het te kussen en de naam Jezus uit te spre-
ken. Voor de zangers had hij Romeinse muziek meegebracht, waar Giuseppe
Buzzetti hem per brief om gevraagd had.
Hierna vertelde hij hen op die en op andere achtereenvolgende avon-
den met uitdrukkingen van de grootste erkentelijkheid, over de goedheid
waarmee hij door de Paus ontvangen was, over de belangrijke geestelijke
gunsten die hem toegestaan werden, de gedachte aan de tegenwoordigheid van
God die hij hun uit naam van de Paus in de herinnering moest brengen, en
ook maakte hij gewag van de gouden scudo's die door de Paus voor een bij-
zonder onthaal bestemd waren voor al de jongens van de drie zondagsorato-
ria, een mededeling die met stormachtige bijval begroet werd. Ook vertel-
de hij zijn leerlingen zoveel als zij weten mochten van wat hij in Rome
gedaan had, of wat hem daar overkomen was of wat hij er gezien had. Met
enkelen der leden van de kleinere kern van zijn vereniging sprak hij uit-
voerig en hij liet hun de aantekeningen zien die Pius IX bij de Regel ge-
maakt had.
Intussen had hij zich ook gehaast Don Cafasso het aflaatbesluit ter
hand te stellen dat deze zozeer had gewenst. Met als datum de 7de april had
Pius IX het besluit getekend, waarbij aan Don Cafasso de bevoegdheid gege-
ven werd om die aflaat te verlenen en uit te breiden tot een niet gering,
maar niettemin beperkt aantal personen. Tot dit aantal moesten de geeste-
lijken behoren die in dat jaar hun moraalstudie zouden doen in het Convict
van de H. Franciscus in Turijn.
Don Cafasso die buiten zichzelf was van vreugde over de zo grote ge-
nade die hij verkregen had, besteedde de avond van de 19de april in plaats
van aan de gebruikelijke studie, aan een uiteenzetting over de verkregen
aflaat, waarbij hij zijn leerlingen wees op het verschil tussen deze en de
andere in articulo mortis toegestane aflaten, en welke de voordelen ervan
waren. Hij hield het Rescript in zijn handen en met woorden die recht uit
zijn hart kwamen beval hij de studenten van het Convict aan zijn aanmerkin-
gen ter harte te nemen, er nota van te nemen met het voornemen de toegesta-
ne gunst waardig te gebruiken in het uur van sterven.
Ook Don Bosco hield een dergelijke toespraak tot zijn interne jon-
gens en schreef eigenhandig de volgende regels, die we bewaren en die hij
in de klassen en in de studiezalen liet dicteren zodat iedereen er een af-
schrift kon van maken.
"
De 9de maart van het jaar 1858 ben ik, als leerling opgeno-
" men onder het aantal van hen aan wie onze heilige Vader Pius IX de
" pauselijke zegen met vooruitwerkende kracht gegeven heeft, ofwel de
" volle aflaat, doch enkel te verdienen op het ogenblik precies waar-
" op mijn ziel zich van mijn lichaam scheidt ten einde er zodoende
" zeker van te zijn onmiddellijk in Gods armen te komen en er voor
" alle eeuwigheid gelukkig te zijn.

58.4 Page 574

▲back to top
- V/570 -
Met dergelijke voorbereidingen begonnen de studenten van het Orato-
rio op 26 april de retraite. In dat jaar namen er, voor één keer, ook de
jongens aan deel van de particuliere scholen voor humaniora en retorica die
gehouden werden door prof. Don Matteo Picco, jongens die al lang regelmatig
bij Don Bosco kwamen biechten.
De preken werden gehouden door de theol. Antonio Belasio uit Sarti-
rana, apostolisch missionaris, van wie de bekwaamheid in het beschrijven
van vergelijkingen, parabels, geschiedkundige feiten men kon afleiden uit
wat hij in druk liet verschijnen. Enkele seminaristen, die hem wilden na-
volgen, vroegen hem aan welke richtlijnen men zich moest houden om werke-
lijk een gewijde redenaar te worden. Hij antwoordde: "Dikwijls spreken met
de Heer, studie en veel meditatie, het zoeken van goed en geleerd
gezelschap."
Don Bosco verzuimde in die dagen niet het zijne bij te dragen. Giu-
seppe Reano noteerde in deze termen enkele herinneringen aan de manier
waarop Don Bosco tot de leerlingen sprak voor ze gingen slapen: - "Op een
avond stelde hij Tomatis de vraag: - "Welke zijn de drie vijanden van de
mens?" Het antwoord was niet gemakkelijk, maar Don Bosco wilde de belang-
stelling van allen gaande maken. Tomatis en andere jongens gaven antwoord,
maar niet precies gelijk aan wat Don Bosco dacht, en toen verklaarde hij: -
"De drie vijanden van de mens zijn: de dood (die hem verrast), de tijd
(die van hem vlucht), de duivel (die hem zijn valstrikken spant)."
Bij een andere gelegenheid vroeg hij aan de jonge Fiorio: - "Kun
jij me ook zeggen welke zaligheid de mens in deze wereld moet bezitten?" -
De jongen wist geen nauwkeurig antwoord te geven, en Don Bosco zei toen:
- "Zalig in dit leven is degene die geen gewetenszorgen heeft."
Soms gaf hij een beschrijving van de hemel, het goede dat eigendom
is van een zalige, de vreugde die hij proeft, het zien van de engelen, van
de zielen der heiligen, van God in zijn volle pracht en van de Allerhei-
ligste Maagd. Wanneer hij over dat onderwerp begon te spreken, gaf hij zijn
toehoorders een voorproefje van het eeuwige geluk."
De retraite was afgelopen en had verblijdende resultaten opgeleverd,
en Don Bosco bleef nog een hele tijd lang spreken over zijn reis naar Rome,
over de Kerk en over de Paus. Hij beschreef de deugden van Pius IX, de
liefde die hij de jeugd toedroeg en tal van feiten uit zijn leven.
Maar behield Don Bosco al een levendige herinnering aan Rome, hij
had op zijn beurt in de heilige stad een goede herinnering achtergelaten
in de harten van de Romeinen. Dat blijkt uit een brief van markies Patrizi.
"
"
Zeer vereerde Don Bosco,
"
"
J.M.J.
Rome, 1 juli 1858.
"
Het lijkt vreemd te antwoorden onder deze datum op een
" brief die op 22 mei gedateerd is, maar hoe kon het anders? Ik ont-
" ving Uw heel gewaardeerde brief pas gisteren, Canori kwam hem me
" brengen. Hij vond hem in een andere die aan hem gericht was, en
" die Zijne Eminentie Marini tot nu toe bij zich gehouden had.
"
Genoeg; ik hoop dat het geen kwaad kan, en dat u me deze
" ongewilde nalatigheid zult vergeven.

58.5 Page 575

▲back to top
- V/571 -
"
Komen we liever ter zake ten aanzien van onze geliefkoosde
" onderwerpen, en eerst en vooral zou ik u dan iets willen vertellen
" over de Annexe conferenties. Waarom is onze geliefde Stichter nu niet
" aanwezig? Ik ben ervan overtuigd dat het hem in de Heer plezier zou
" doen, te zien hoe de zaak is opgezet, zij het in kleine verhoudingen
" maar toch zo dat er een duurzame stichting van te verwachten is. Het
" aantal ingeschreven jongens is niet groter dan acht, terwijl er elf
" kleine jongens zijn waar de anderen een wakend oog op houden. Zij
" bezoeken vlijtig het Oratorio en ook de speeltuin. Enkelen gedragen
" zich beter volgens wat de patroons van de winkels waar ze werken ver-
" zekeren beter en het schijnt dat dat moet toegeschreven worden aan
" de zorg van hun beschermers. De boekjes zijn met grote voldoening
" aanvaard. Er worden de nummers vijf, tien of twintig in geplaatst
" volgens het gedrag van de jongen. Er zijn er met een stempel dat de
" letter G draagt, als ze de speeltuin (Giardino) bezoeken. De pastoor
" is vervolgens zo goed zijn stempel er in te drukken wanneer ze op
" diezelfde dag bij de catechismusles zijn. Iedere twee maanden vindt
" er een kleine prijsuitdeling plaats, en het schijnt dat de zaak goed
" marcheert. De E.H. Biondi stelt er veel belang in en woont onze we-
" kelijkse bijeenkomsten bij.
"
Deze jongens zouden het prettig vinden als u nog eens aan hen
" dacht, en ze hopen u spoedig weer te zien. Ook zij zullen bidden voor
" hun medeleden in Turijn. Als het mij mogelijk was zou ik hen voor het
" feest van de H. Vincentius wel willen opnemen, opdat ze dan de afla-
" ten kunnen verdienen die aan onze vereniging verleend is, als zij dat
" willen. Bidt gij tot de Heer voor ons opdat Hij dit werk dat uitein-
" delijke vruchten moet dragen voorspoed moge schenken.
"
Zoals U al vernomen zult hebben, schijnt het dat we de Katho-
" lieke Lectuur indien ze hier gedrukt wordt goedkoper kunnen krijgen
" dan in Turijn. Het was onmogelijk de vrachtkosten te blijven dragen.
"
We zullen de grootst mogelijke medewerking verkrijgen en zul-
" len twaalf afleveringen kunnen geven in 16° van 100 bladzijden per
" stuk voor 30 baiocco's (1) per abonnee. De Heilige Vader heeft een
" rondschrijven doen uitgaan naar de decurio's om hen ertoe aan te spo-
" ren deze onderneming te steunen. Zodra we drieduizend abonnees hebben
" zullen we beginnen.
"
Wilt u voor ons kanunnik Audisio, Pater Paria en graaf Tullio
" Dandolo schrijven; alles wel overwogen hebben we goede hoop. Ik denk
" u in de herfst te komen opzoeken. Bidt intussen voor mij en voor ons
" allen, die U zozeer genegen zijn.
"
Ontvang veel groeten van de E.E.H.H. Biondi, Catini en van al
" onze confraters en weet dat ik ben,
"
Uw zeer genegen en dw. dienaar,
"
G. Patrizio
Ook kardinaal Marini die aan Don Bosco op diens verzoek enkele inlichtin-
gen en verklaringen zond, betreffende de plechtigheden die hij gedurende
(1) Baiocco is een kopermunt, iets meer dan 5 centiemen waard (in de Pauselijke Staten).

58.6 Page 576

▲back to top
- V/572 -
de Goede Week in het Vaticaan had bijgewoond, schreef hem als volgt:
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Ik hoop dat de vertraging van mijn antwoord op Uw gewaardeerd
" schrijven bij U niet de verdenking heeft opgeroepen dat ik Uw zeer-
" eerwaarde zou vergeten zijn. De boeken die U zo goed was mij te zen-
" den, en meer nog de voortreffelijke hoedanigheden die u sieren, en
" die ik hier in Rome van dichtbij heb kunnen bewonderen, zullen steeds
" in mijn geheugen blijven en voortleven in mijn hart. En het is voor
" mij een oprecht genoegen dikwijls over u te spreken, niet alleen met
" degenen met wie ik vertrouwd ben, maar ook met andere personen, omdat
" ik zou wensen dat de ijverige en deugdzame priesters bij iedereen be-
" kend waren.
"
U moge hierbij ingesloten het antwoord vinden op verschillen-
" de vragen die U zo goed was me in uw laatste brief te stellen, en ik
" dank U voor de wederdienst die U me beloofde. Uw jongens zullen een
" Weesgegroet voor me bidden tot de Heilige Maagd Onbevlekt Ontvangen,
" en ik zal mijnerzijds intussen alles doen opdat zij het zaad der
" heilige vreze Gods, dat Gij in hun harten zaait, zullen bewaren en
" vrucht doen dragen.
"
Ik wens dat U mijn geringe persoon zult inschakelen overal
" waar dat van nut zou kunnen zijn en inmiddels groet ik U hartelijk
" en verblijf met de grootste achting,
"
Uw oprechte en zeer genegen
"
dienaar in Xto.
"
P. Kard. Marini.
" Rome, 27 juli 1858.
Intussen begon Don Bosco met zijn leerlingen, die hem zoveel voort-
durende offers en zorgen kostten, de Constitutie van de Sociëteit in prak-
tijk te brengen, zoals hij die aan de Paus had voorgelegd; en samen met
hen ging hij na of en welke veranderingen er in dat reglement zouden kun-
nen aangebracht worden. Daar moest hij, door verschillende omstandigheden,
ijverig mee bezig blijven tot 1874 toe. Het bewijs daarvan wordt geleverd
door het grote aantal afschriften van de Regel die hij met de hand schreef,
verbeterde en opnieuw verbeterde met tal van variaties.
Doch dat was niets in vergelijking met de hindernissen die hij uit
de weg moest ruimen, met de tegenwerking die hem terneerdrukte, met de in-
spanningen die hij zich moest getroosten. En toch moest hij het doel berei-
ken en hij bereikte het ook.
Kanunnik Anfossi bericht ons: "Heel dikwijls heb ik kloosterlingen
van verschillende Ordes horen uitroepen: "Hoe komt Don Bosco ertoe een
kloostercongregatie te stichten in deze tijden waarin wij in verval gera-
ken?" - En enkelen voegden eraan toe: "Wanneer Don Bosco geen ander wonder
zou gedaan hebben, zou de stichting van zijn Congregatie op zichzelf al een
heel groot mirakel zijn."
Mgr. Bertagna zei: "De moeilijkheden die Don Bosco overwon om zijn
Congregatie te stichten, de volharding die hij daarbij aan de dag legde, de

58.7 Page 577

▲back to top
- V/573 -
vastbeslotenheid waarmee hij bleef volhouden, die zoals valt aan te nemen,
door de christelijke hoop geïnspireerd werd, dan was deze in hem ongetwij-
feld heldhaftig en heel verheven."
We besluiten met te zeggen: — "Zijn vertrouwen op God was onwankel-
baar, en hij maakte tot zijn devies het woord van de Heilige Geest: Expec-
ta Dominum, viriliter age, et confortetur cor tuum, et sustine Dominum."
(1).
(1) Ps. 24, 14.

58.8 Page 578

▲back to top
- V/574 -
A A N H A N G S E L.
Oorspronkelijke Regel van de Sociëteit van de H. Franciscus van Sales,
door Don Bosco aangeboden aan Pius IX in 1858.
Te allen tijde was het een bijzondere zorg van de bedienaren van de
Kerk om zich naar de mate van hun krachten in te spannen voor de bevorde-
ring van het geestelijke welzijn van de jeugd. Van haar goede of slechte
opvoeding hangt een goede of betreurenswaardige toekomst af van de zedelij-
ke gesteltenis van de maatschappij. De goddelijke Zaligmaker zelf gaf met
een duidelijk voorbeeld het bewijs van deze waarheid, toen hij op aarde
zijn goddelijke zending vervulde en bij voorkeur de kinderen aanspoorde
bij hem te komen: Sinite parvulos venire ad me. De Bisschoppen en vooral
de Pausen, in het spoor van de eeuwige Hogepriester, de goddelijke Zalig-
maker, van wie zij de Plaatsvervangers op aarde waren, bevorderden in alle
tijden met woord en geschrift de goede opvoeding van de jeugd en begunstig-
den op een bijzondere manier de instituten die hun zorg aan dat deel van
de heilige bediening wijdden. In onze dagen echter laat de behoefte daar-
aan zich meer dan ooit voelen. De nalatigheid van veel ouders, het mis-
bruik van de pers, de inspanningen van de ketters om volgelingen te maken,
tonen de noodzakelijkheid aan om eensgezind te strijden voor de zaak des
Heren onder de banier van de Plaatsvervanger van Christus, ten einde het
geloof en de goede zeden te behouden vooral onder die klasse van jongens
die door hun armoede wat hun eeuwige heil betreft aan groter gevaar zijn
blootgesteld. Dat is het doel van deze Congregatie van de H. Franciscus
van Sales, opgericht te Turijn in 1841.
Oorsprong van deze Sociëteit.
Sinds het jaar 1841 verenigde de priester Giovanni Bosco zich met
andere geestelijken om in geschikte lokalen de meest verwaarloosde jongens
van Turijn op te nemen, ten einde hun verpozing te bezorgen met spelen en
hun tegelijkertijd het brood te geven van het goddelijke woord. Alles deden
zij in overleg met het kerkelijke gezag. Daar de Heer dat bescheiden begin
zegende, was de toeloop van jongens heel groot en in 1844 gaf Mgr. Fransoni
toestemming om een gebouw in te richten bij wijze van kerk,(1) met de ver-
gunning om daar de kerkelijke diensten te houden die voor de zondagsheili-
(1) Twee kamers van het verblijf bestemd voor de priesters die de leiding hadden in het
Refugium en in 1845 werd het Oratorio overgebracht naar Valdocco waar het zich thans nog
bevindt.

58.9 Page 579

▲back to top
- V/575 -
ging en voor de onderrichting der jongens die er iedere dag in grotere
getale naar toe kwamen, nodig zijn. De Aartsbisschop kwam hier herhaalde
malen voor de toediening van het Vormsel.
In het jaar 1846 stond hij toe dat allen die dit instituut bezoch-
ten daar zouden kunnen worden toegelaten tot de Heilige Communie en de ver-
plichte Pasen konden houden en gaf hij verlof om er de H. Mis te zingen,
triduüms en novenen te houden, wanneer de gelegenheid zich daartoe zou
voordoen. Dat alles geschiedde tot het jaar 1847 in het Oratorio geheten
Sint-Franciscus van Sales. In dat jaar nam het aantal der jongens toe, en
daar de toenmalige kerk daardoor te klein geworden was, werd, steeds met
instemming van de kerkelijke overheid, op andere plaatsen van de stad, aan
de Platanenweg te Porta Nuova een tweede Oratorio opgericht onder de titel
van de H. Aloysius van Gonzaga, met hetzelfde doel als het vorige. Omdat
ook deze twee lokaliteiten te klein geworden waren, werd er in 1849 nog een
geopend in Vanchiglia onder de titel van de Heilige Engelbewaarder. Daar de
tijden zo onheilspellend geworden waren voor de godsdienst, keurden de ker-
kelijke overheden met grote instemming het reglement van deze Oratoria goed
en wezen zij de priester Bosco als directeur ervan aan, hem alle bevoegdhe-
den verlenend die noodzakelijk en nuttig konden blijken voor dat doel.
Vele bisschoppen namen hetzelfde ontwerpreglement over en zij gaven
zich moeite om in hun diocesen deze Oratoria eveneens in te voeren. Vele
jongens van al enigszins gevorderde leeftijd konden door de zondagse cate-
chismusles alleen niet voldoende onderricht worden en het was nodig scholen
en godsdienstcursussen in te richten voor overdag en ‘s avonds. Daar velen
van hen ook inderdaad arm en verlaten waren werden ze opgenomen in een Te-
huis om hen weg te houden van de gevaren, hen te onderrichten in de gods-
dienst en aan het werk te zetten. Iets wat op het ogenblik vooral in Turijn
gebeurt in het Tehuis, verbonden aan bovengenoemd Oratorio, waarin op het
ogenblik ongeveer tweehonderd jongens zijn opgenomen. Het gebeurt eveneens
in Genua in het Instituut van de Artigianelli, waar de priester Francesco
Montebruno directeur is; daar zijn ongeveer vijfhonderd jongens opgenomen.
Door de bijeenkomsten van de jongens die gewoonlijk in de zondagsoratoria
gehouden worden, door de dag- en avondscholen, en door het steeds toenemen-
de aantal van degenen die er worden opgenomen, is de oogst van de Heer ta-
melijk overvloedig geworden. Om verder de eenheid van geest en tucht te be-
houden, waarvan de goede resultaten van de Oratoria afhankelijk zijn, ver-
enigden zich in 1844 enkele geestelijken om een soort van Sociëteit of Con-
gregatie te vormen om elkaar over en weer te helpen zowel door voorbeeld
als door onderrichting. Zij legden geen enkele gelofte af en beperkten zich
tot een eenvoudige belofte, zich bezig te houden met de dingen die tot mee-
dere glorie van God en tot heiliging van hun ziel schenen te strekken. Zij
erkenden hun overste in de priester Giovanni Bosco. Hoewel zij geen gelof-
ten aflegden, volgden zij in de praktijk toch van heel nabij de hier
weergegeven regels.
Doel van deze Sociëteit.
1. Het doel van deze sociëteit is haar leden, priesters, seminaris-
ten en ook leken samen te verenigen met het doel zichzelf te vervolmaken
door de deugden na te volgen van onze goddelijke Zaligmaker, vooral in de
liefde tegenover de arme kinderen.

58.10 Page 580

▲back to top
- V/576 -
2. Jezus Christus begon te handelen en te onderrichten; zo ook zul-
len de leden der Congregatie beginnen zichzelf te vervolmaken door de be-
oefening van innerlijke en uiterlijke deugden, het beoefenen van de weten-
schap, daarna zullen zij zich inzetten voor het welzijn van de evennaaste.
3. De eerste oefening van naastenliefde zal zijn het opnemen van
arme en verlaten jongens, om hen te onderrichten in de heilige katholieke
godsdienst, in het bijzonder op zondagen, zoals men thans in praktijk
brengt in deze stad Turijn in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales,
in dat van de H. Aloysius en in dat van de Heilige Engelbewaarder.
4. Vervolgens ontmoet men jongens die zozeer aan hun lot zijn over-
gelaten dat iedere zorg voor hun heil nutteloos is indien ze niet opgeno-
men worden. Tot dat doel zullen zoveel mogelijk Tehuizen geopend worden,
waar hun met de middelen die de goddelijke Voorzienigheid ons ter hand zal
stellen, onderdak, voedsel en kleding zal verschaft worden. Terwijl zij on-
derricht worden in de waarheden van het geloof, zullen zij eveneens een be-
roep of vak kunnen leren zoals dat op het ogenblik gebeurt in het huis be-
horende tot het Oratorio van de heilige Franciscus van Sales in deze stad.
5. Met het oog vervolgens op de grote gevaren waaraan de jeugd is
blootgesteld wanneer ze zich tot de geestelijke staat geroepen voelt, zal
deze congregatie er zorg voor dragen in diegenen, die uitmunten door stu-
die en godsvrucht, deze vroomheid en roeping speciaal te vormen.
Wanneer het erom gaat jongens op te nemen voor de studie zullen
bij voorkeur de allerarmsten worden uitgekozen omdat ze de middelen niet
bezitten om elders hun studies te doen.
6. De noodzaak om de Katholieke godsdienst te steunen laat zich ook
op ernstige wijze gevoelen onder de volwassenen van het gewone volk, voor-
al in de dorpen op het platteland. Daarom zullen de leden van de Congre-
gatie zich toeleggen op het geven van retraites, het verspreiden van goe-
de boeken, gebruik makend van al de middelen die door de naastenliefde
wor-den ingegeven opdat zowel door het gesproken als het geschreven woord
een dam opgeworpen wordt tegen de goddeloosheid en tegen de ketterij die
in zovele vormen probeert binnen te dringen bij de ongeletterden en
onweten-den; op het ogenblik gebeurt dat door af en toe retraites te
preken en door de publicatie van de Katholieke Lectuur.
Vorm van deze Sociëteit.
1. Al de leden van de Congregatie leven in gemeenschap, alleen ge-
bonden door de band der broederlijke liefde en der eenvoudige geloften,
om één van hart en van ziel God lief te hebben en te dienen.
2. Niemand die tot de Congregatie toetreedt, zal zijn burgerlijke
rechten verliezen, ook niet nadat hij de geloften heeft afgelegd, zodat
hij het eigendomsrecht behoudt over zijn eigen bezittingen, het recht tot
opvolging en het ontvangen van erfenissen, legaten en schenkingen. Maar
gedurende heel de tijd dat hij tot de Congregatie behoort, zal hij zijn
goederen niet kunnen beheren tenzij op de manier en binnen de perken door
de Algemeen Overste bepaald.

59 Pages 581-590

▲back to top

59.1 Page 581

▲back to top
- V/577 -
3. De opbrengst van dergelijke goederen moet gedurende de tijd dat
hij in de Congregatie verblijft, ten gunste van de Congregatie afgestaan
worden. De overste kan echter toestaan dat dergelijke opbrengsten gedeelte-
lijk en ook totaal ten gunste komen van een of ander familielid of van een
ander van wie de nood hem bekend is.
4. De seminaristen en priesters blijven ook na de geloften, in het
bezit van hun erfdeel of eenvoudige beneficiën, maar zij mogen deze niet
persoonlijk beheren noch er in eigen voordeel profijt van trekken.
5. Het beheer van het erfdeel, van de opbrengsten en van datgene wat
in de Congregatie meegebracht is, komt toe aan de algemene overste, die dit
zelf of door anderen zal beheren, en zolang de betrokken persoon deel zal
uitmaken van de Congregatie zal de Algemeen Overste er de jaarlijkse vruch-
ten van ontvangen.
6. Aan dezelfde overste stelt iedere priester eveneens de stipendia
van de missen ter hand; de anderen vervolgens, hetzij seminaristen of le-
ken, overhandigen hem alle giften in geld die zij op welke wijze ook ont-
vangen, zodat dat tot algemeen nut kan dienen.
7. De sociëteit verschaft iedereen alles wat noodzakelijk is voor le-
vensonderhoud, voor verblijf en wat er in de verschillende wederwaardighe-
den van het leven kan nodig zijn, hetzij bij gezondheid of bij ziekte.
Zelfs kan de overste om een billijke reden aan een der leden dat geld of
die voorwerpen ter beschikking stellen, als hij meent dat ze op die wijze
goed besteed worden tot meerdere eer van God.
8. Eveneens kan een lid van de Congregatie het onroerend goed waar-
van hij de bezitter is, per testament nalaten aan degene die hij als bezit-
ter het beste acht.
9. Als er geen testament gemaakt is, erft degene die er recht op
heeft.
10. Een lid van de Congregatie is door zijn geloften gebonden zolang
hij tot de Congregatie behoort. Zij die op redelijke gronden of na een ver-
standig oordeel van de overste uit de Congregatie willen treden, kunnen van
hun geloften ontheven worden door de algemene overste van het Moederhuis.
11. Iedereen blijve zijn roeping getrouw tot aan de dood, degene die
uit de Congregatie treedt kan geen aanspraak maken op enige vergoeding voor
de tijd die hij er doorbracht, noch iets anders met zich meenemen dan dat
wat de overste van het huis goed vindt. Hij kan echter datgene met zich
meenemen wat zijn eigendom was toen hij in de Congregatie trad, maar hij
kan geen rekenschap vragen betreffende het beheer en de opbrengst daarvan
gedurende de tijd dat hij in de sociëteit verbleef.
12. Wanneer elders een nieuw huis opgericht moet worden, moet de al-
gemene overste eerst overleg plegen over het geestelijke en het tijdelijke
met de bisschop van het diocees waarin men dat huis denkt op te richten
volgens de regels van het bestuur van het huis die volgen.
13. De leden die een nieuw huis gaan openen mogen niet met minder dan
twee zijn van wie er minstens een priester zij. Elk huis zal zelf beslis-
sen over het beheer van de geschonken of voor dat huis in de Congregatie
gebrachte goederen; doch steeds binnen de door de algemene overste vastge-
stelde grenzen.

59.2 Page 582

▲back to top
- V/578 -
14. De algemene overste neemt de novicen aan, hij laat ze toe tot de
professie of stuurt hen terug zoals hem tot eer van God het beste lijkt.
Hij zal echter steeds moeten toezien op wat er voorgeschreven is in het
artikel over de aanneming en er zorg voor dragen niemand weg te sturen al-
vorens overleg gepleegd te hebben met de overste van het huis waartoe hij
behoort.
Over de gelofte van gehoorzaamheid.
1. De profeet David smeekte God hem te verlichten om zijn heilige
wil te volbrengen. De goddelijke Zaligmaker verzekerde ons dat hij niet ge-
komen is om Zijn wil te doen maar die van zijn hemelse Vader. Het is om er
ons van te verzekeren de heilige wil van God te doen dat men de gelofte van
gehoorzaamheid aflegt.
2. Deze gelofte strekt over het algemeen zo ver dat men zich niet
bezighoudt met andere dingen dan met die welke de betreffende overste tot
meerdere eer van God oordeelt en tot voordeel van de eigen ziel.
3. In het bijzonder strekt zij zich uit tot het onderhouden van de
Regel vervat in het ontwerpreglement van het tot het Oratorio van de H.
Franciscus van Sales behorende huis. De naleving van dat reglement is ech-
ter niet verplicht op straffe van zonde tenzij in die zaken die in strijd
zijn met de Geboden van God en van Onze Heilige Moeder de Kerk en met de
beschikkingen van de oversten met bijzondere verplichting tot gehoorzaam-
heid.
4. De deugd van gehoorzaamheid is die welke ons verzekert de godde-
lijke wil te volbrengen: - "Wie u hoort", zegt de Zaligmaker, "hoort Mij,
en wie u verwerpt, verwerpt Mij."
5. Iedereen moet de overste daarom als een vader beschouwen, hij
gehoorzaamt hem in alles, stipt, opgewekt van hart en nederig.
6. Niemand schame zich iets te vragen of iets te weigeren. Indien
de een of ander echter meent dat het een of ander schadelijk voor hem is
of noodzakelijk, dan legt hij het de overste eerbiedig voor, en beruste
in de Heer, wat het antwoord ook moge zijn.
7. Iedereen stelle groot vertrouwen in de overste, geen enkel harts-
geheim houdt hij voor hem verborgen. Hij legt hem steeds zijn geweten
bloot, telkens wanneer hem daarom gevraagd wordt en hijzelf het nodig acht.
8. Iedereen gehoorzame zonder enig verzet, noch daadwerkelijk, noch
met het woord, noch in gedachten. Hoe meer iets, degene die het verricht
tegenstaat, des te groter zal zijn verdienste voor het verrichten in het
oog van God zijn.
9. Niemand verzendt brieven uit het huis zonder toestemming van
de overste, of van iemand anders, door deze aangewezen. Bij het ontvangen
van brieven stelle men ze eerst aan de overste ter hand, die ze leest in-
dien hij dat nodig oordeelt.

59.3 Page 583

▲back to top
- V/579 -
Over de gelofte van armoede.
1. De essentie van de gelofte van armoede in onze Congregatie be-
staat in het leiden van een leven in gemeenschap met betrekking tot voed-
sel en kleding en niets weg te sluiten zonder bijzondere toestemming van
de overste.
2. Het maakt eveneens deel uit van deze gelofte de kamers uiterst
eenvoudig te houden, men streeft ernaar het hart met deugden te sieren en
niet de persoon of de wanden van de kamer.
3. Niemand in of buiten de Congregatie houdt geld bij zich, zelfs
niet in bewaring om welke reden ook.
4. In geval van een reis of in het geval dat de overste iemand
stuurt om een of ander huis van weldadigheid te openen of te beheren, of
om enigerlei deel van het gewijde ambt te vervullen, of wanneer er zich
een of ander bijzonder geval voordoet, treft de overste schikkingen naar
de eisen van tijd, plaats en personen.
5. Het in leen geven of ontvangen, of het weggeven van iets dat men
bij zich heeft of dat zich in huis bevindt, is niet alleen verboden ten
aanzien van buitenstaanders, maar ook ten opzichte van huisgenoten, tenzij
met toestemming van de overste.
6. Wanneer aan iemand enigerlei aalmoes geschonken is, brengt hij
ze direct naar de overste die ze aan de procurator van het huis geeft, op-
dat hij ze in de kas van de Congregatie kan deponeren.
Over de gelofte van zuiverheid.
1. Wie omgaat met de verwaarloosde jeugd moet stellig trachten
zich met iedere deugd te verrijken. Doch de engelachtige deugd, de deugd
die Gods Zoon zo lief was, de deugd van kuisheid, dient in uitzonderlijke
mate in ere gehouden te worden.
2. Wie er niet zeker van is deze deugd te bewaren in werken, in
woorden, in gedachten, late zich niet inschrijven in deze Congregatie, om-
dat hij bij iedere stap blootgesteld is aan gevaren. Ook de meest onschul-
dige woorden en blikken worden vaak verkeerd opgevat door jongens die al
het slachtoffer geworden zijn van de menselijke hartstochten.
3. Daarom de grootste voorzichtigheid in het spreken en omgaan met
jongens van welke leeftijd of herkomst ook.
4. Gesprekken met personen van het andere geslacht vermijden en
zelfs met leken, wanneer men gevaar voor deze deugd vermoedt.
5. Niemand begeeft zich naar het huis van bekenden of vrienden zon-
der uitdrukkelijk verlof van de overste die hem zo mogelijk steeds een
metgezel zal meegeven.
6. Werkzame middelen om deze deugd te bewaren zijn de praktische
toepassingen van de raadgevingen der biechtvaders, versterving en matig-

59.4 Page 584

▲back to top
- V/580 -
heid voor alle zintuigen van het lichaam, veelvuldig bezoek aan Jezus
in het Sacrament, veelvuldige schietgebeden tot de Maagd Maria, tot de
H. Franciscus van Sales, tot de H. Aloysius van Gonzaga, die de voor-
naamste beschermers van deze Congregatie zijn.
Interne leiding van de Congregatie.
1. De Congregatie zal bestuurd worden door een kapittel, samenge-
steld uit een Rector, Prefect, Econoom, Geestelijke Leider of catechist
en drie raadsleden.
2. De Rector wordt voor het leven aangesteld, het is zijn taak voor
te stellen of postulanten moeten worden aangenomen of niet; hij wijst ie-
dereen zijn opdrachten aan, hetzij op geestelijk of tijdelijk terrein.
3. De Rector wijst een plaatsvervanger aan onder de leden van de
Congregatie en hij duidt hem aan met naam en voornamen in een verzegelde
brief, welke aanduiding hij geheim en achter slot en grendel houdt. Op
het omslag staat geschreven: "Plaatsvervangend rector".
4. Deze plaatsvervanger neemt de plaats van de Rector in vanaf
diens dood totdat de opvolger definitief gekozen is.
5. Om tot Rector gekozen te kunnen worden moet iemand minstens zes
jaar in de Congregatie vertoefd, en zijn dertigste levensjaar voleindigd
hebben; zijn gedrag ten opzichte van allen in de Congregatie moet voor-
beeldig geweest zijn, de bisschop-ordinarius kan de leeftijdsgrens tot 26
jaar verlagen.
6. De Rector zal niet definitief benoemd zijn zolang de benoeming
niet is goedgekeurd door de kerkelijke overheid van de plaats waar zich
het Moederhuis bevindt.
7. De verkiezing van de opvolger van de overleden Rector zal als
volgt geschieden: acht dagen na de dood van de Rector komen de Prefect,
de Econoom, de Geestelijke leider, de drie raadslieden en de plaatsver-
vanger bijeen. Wanneer de tijd en de plaats het veroorloven zullen ook de
directeurs van de afzonderlijke huizen uitgenodigd worden. Nadat het De
profundis gebeden is voor de ziel van de overleden Rector en de bijstand
van de Heilige Geest is ingeroepen met het Veni Creator Spiritus, wordt
er gestemd. Degene die tweederde van de stemmen behaalt, zal de nieuwe
Rector zijn.
Over de andere Oversten.
1. De omstandigheden van de andere oversten van het huis zullen
door de Rector volgens behoefte verdeeld worden.
2. De geestelijke Directeur echter zal zorg dragen voor de novi-
cen, en hij zal zijn uiterste best doen om hun de geest van liefde en
ijver te doen begrijpen en in praktijk te brengen, die de drijfveer moet
wezen van hen die hun heel leven willen wijden aan het welzijn van de ver-
waarloosde jongens.

59.5 Page 585

▲back to top
- V/581 -
3. Het behoort eveneens tot de taak van de Directeur, de Rector op
eerbiedige wijze van raad te dienen wanneer er enige nalatigheid plaats
vindt in het beleven van de Regel van de Congregatie.
4. Overigens is het echter de bijzondere zorg van de Directeur te
waken over het morele gedrag van alle leden der Congregatie.
5. De Prefect en de geestelijke Directeur worden gekozen door de
Rector. De Econoom en de drie raadsleden worden gekozen bij meerderheid van
stemmen.
6. De Prefect neemt de plaats van de Rector in wanneer deze afwezig
is, en in alle gevallen waarvoor hij bijzondere opdracht gekregen heeft.
7. De Econoom dient zorg te dragen voor heel de materiële gang van
zaken in het huis.
8. Hij moet ervoor zorgen dat verspilling en onnodige kosten verme-
den worden in de keuken, in de werkplaatsen, op de slaapzalen, in de kelder
en dergelijke. Wanneer hij iets moet laten doen, dient hij ervoor te zorgen
dat alles zo zuinig mogelijk gebeurt, doch voor de kosten en overeenkomsten
van groter belang moet hij overleg plegen met de Prefect.
9. De raadsleden nemen deel aan al de besprekingen die betrekking
hebben op het aannemen en verwijderen van een of ander lid uit het huis,
en aan alle zaken van groter gewicht die betrekking hebben op de goede
gang van zaken van de Congregatie.
10. Wanneer een lid van de Congregatie wordt uitgezonden om de lei-
ding van een huis op zich te nemen, neemt hij de titel van Directeur aan,
maar zijn gezag is beperkt tot het hem toevertrouwde huis. Bij de dood van
de Rector wordt ook hij uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de keuze van
de toekomstige Rector, en, als de keuze nog niet gedaan is, brengt ook hij
zijn stem uit.
11. Elk van de oversten, met uitzondering van de Rector, blijft drie
jaar lang in functie en kan herkozen worden.
De aanneming.
1. Wanneer er een aanvraag tot toetreding tot de Congregatie gedaan
is, wint de geestelijke Directeur de nodige informaties in die hij door-
geeft aan de Rector.
2. Daarna draagt de Rector hem al of niet ter aanneming voor al
naar gelang hem dat beter lijkt in de Heer. Maar wanneer hij aan het Ka-
pittel is voorgedragen, zal hij alleen worden aangenomen wanneer hij op
zijn minst de meerderheid der stemmen verkrijgt.
3. De proeftijd om tot de geloften te worden toegelaten zal een jaar
zijn; maar niemand kan ze afleggen wanneer hij geen zestien jaar is.
4. De geloften zullen tweemaal na drie jaar hernieuwd worden. Na die
zes jaren is iedereen vrij ze telkens met drie jaar voort te zetten, ofwel
om ze tot eeuwige geloften te maken, dat wil zeggen zich tot onder-houding
ervan te verplichten voor het hele leven.(1)
(1) Tot en met artikel 1 loopt het handschrift van de Regel van 1857-1858. Vanaf artikel 5
tot het einde van dit hoofdstukje zijn er door Don Bosco aangebrachte toevoegingen aan
het handschrift van 1858-1859. Enkele van deze artikelen schijnen Don Bosco door de
Paus te zijn voorgesteld.

59.6 Page 586

▲back to top
- V/582 -
5. Wil iemand in de Sociëteit opgenomen worden, dan moet hij, bui-
ten de door de Regel vereiste morele kwaliteiten ook zijn vroeger leven
gedocumenteerd kunnen verantwoorden. 1° met een geboortebewijs en een
doopbriefje; 2° een bewijs dat hij niet gehuwd is; 3° dat hij vrij is van
schulden; 4° nooit in een proces verwikkeld was; 5° noch enig beletsel
heeft dat hem verwijdert of in de geestelijke staat irregulier maakt; 6°
goedkeuring van de ouders voor hij de geloften aflegt.
6. De gezondheidstoestand moet zo zijn dat hij minstens gedurende
het proefjaar alle voorschriften van de Sociëteit kan volgen zonder eni-
gerlei uitzondering te maken.
7. Ieder lid dat voor de studie bestemd is moet bij de intrede op
zijn minst bij zich hebben: 1° een uitzet gelijk aan die welke voor de jon-
gens van het huis is voorgeschreven; 2° vijfhonderd frank als intre-dings-
geld, die dienen om de kosten van levensonderhoud en kleding gedu-rende het
proefjaar te bestrijden; 3° 300 frank op het einde van het jaar alvorens de
geloften af te leggen.
8. De medebroeders-coadjuteur brengen slechts de uitzet en 300
frank bij hun intrede mee zonder verdere verplichtingen.
9. De Rector kan ontheffing verlenen van de voorwaarden genoemd in
art. 7, wanneer er redelijke motieven aanwezig zijn die hem doen besluiten
kleinere of grotere uitzonderingen toe te staan.
10. De communiteit vertrouwt op de goddelijke Voorzienigheid die
nooit nalaat hem te hulp te komen die op haar vertrouwt; zij verplicht
zich voor alles te zorgen wat elk lid nodig heeft, hetzij het gezond is
of door een of andere ziekte getroffen wordt. De communiteit aanvaardt
deze verplichting echter uitsluitend ten aanzien van die leden die de ge-
loften al afgelegd hebben.
11. Iedereen wordt gewaarschuwd er nauwlettend over te waken geen
gewoonten van gelijk welke aard, ook in onverschillige dingen, aan te ne-
men; men zorgt ervoor, dat de kleding, het bed en de kamer zindelijk en
behoorlijk in orde zijn; maar men zette er alles op om overdrijving en
eerzucht te vermijden. Het meest waardevolle kleed is voor een klooster-
ling de heiligheid van levenswandel, gepaard aan een stichtend gedrag bij
alles wat wij doen.
12. Iedereen moet bereid zijn zo nodig kou, hitte, dorst, honger,
ontbering en verachting te verduren, telkens wanneer dat kan helpen om de
eer van God, het welzijn van de zielen en het heil van de eigen ziel te be-
vorderen.
Oefeningen van Godsvrucht.
1. Het actieve leven dat onze Congregatie nastreeft, heeft tot
gevolg dat haar leden niet gemakkelijk in staat zijn om veel oefeningen van
godsvrucht gemeenschappelijk te verrichten; zij moeten dat vervangen door
elkaar wederzijds een goed voorbeeld te geven, en door volmaakte vervulling
van de algemene christenplichten.
2. Het wekelijks ontvangen der Heilige Sacramenten, de persoon-

59.7 Page 587

▲back to top
- V/583 -
lijke ingetogenheid, het duidelijk, godvruchtig en helder uitspreken van
de woorden der goddelijke officies, de bescheidenheid in het spreken, kij-
ken, wandelen, in huis en buitenshuis, moeten karakteristieke kenmerken
zijn van onze leden.
3. Iedere dag zal er niet minder dan een half uur aan inwendig of
mondeling gebed gewijd zijn, tenzij iemand door het uitoefenen van zijn
ambtsbediening daarin verhinderd is.
4. Iedere dag wordt het Rozenhoedje gebeden en enige tijd aan gees-
telijke lezing besteed.
5. Iedere week zal men vrijdags vasten ter ere van het Lijden van
Onze Heer Jezus Christus.
6. De laatste dag van, iedere maand zal een dag van bezinning zijn,
iedereen verricht dan de oefening voor de Goede Dood, waarbij hij al zijn
geestelijke en tijdelijke zaken zo in orde brengt alsof hij de wereld ging
verlaten om zich naar de eeuwigheid te begeven.
7. De Rzector kan ontheffing van deze oefeningen verlenen voor die
tijd en die personen, als hij in de Heer goed oordeelt.
8. Wanneer de goddelijke Voorzienigheid enig lid, hetzij leek of
priester, tot de eeuwigheid roept, zullen alle medebroeders van heel de
Sociëteit een Mis opdragen voor de zielenrust van de overledene. Degenen
die geen priester zijn zullen minstens één keer de H. Communie daartoe
opdragen.
9. Hetzelfde werk van christelijke naastenliefde wordt verricht bij
de dood van de vader of de moeder van een lid der Congregatie, doch enkel
in het huis waar het lid dat dit verlies geleden heeft verblijft.
- Alles Tot Meerdere Eer Van God -

59.8 Page 588

▲back to top
- V/584 -
INHOUDSTAFEL
Bladzijde
Eerste Hoofdstuk
1854 - De Katholieke Lectuur: herdruk van Momenten uit het
leven van de jongen Luigi Comollo - Subsidie-aanvraag aan de
Graaf De la Margherita - Moeilijkheden door een geschrift over de
revoluties - Briefwisseling met Rosmini over de drukkerij.
1
Tweede Hoofdstuk
De decennia van het Oratorio – Conferentie: voor het eerst
nemen de medewerkers van Don Bosco de naam van Salesianen aan -
Preken met uitwerking - Het feest van de H. Fr. van Sales en de
beloning voor goed gedrag voor de seminaristen en voor de jon-
gens - De maandelijkse belofte - Heldhaftige n a a s t e n l i e f d e v a n
D o n B o s c o b i j h e t b e v r i j d e n v a n z i j n jongens van hevige
pijnen - De gave der genezing - Vaderlijke zorgen voor de zieke.
6
Derde Hoofdstuk
Katholieke Lectuur - De eerste jaargang van deze periodiek -
Mededeling van Don Bosco aan de abonnees - Bekering van
een Waldenzer dame - Mededeling van de Bisschop van Biel-
la over de complotten van de protestanten - Strafwetten te-
gen de clerus en de oproeping voor de militaire dienst van de
seminaristen.
12
Vierde Hoofdstuk
Het seminarie van Turijn verkoopt een terrein aan Don Bosco -
Andere plannen voor de oprichting van een drukkerij - Brieven
van Don Bosco aan Rosmini en diens antwoord - Katholieke Lectuur:
verzameling van actuele merkwaardige gebeurtenissen - Een boek-
binderij de derde werkplaats in het Oratorio.
17
Vijfde Hoofdstuk
De Zondagsoratorio’s - Medewerking van de seculiere en reguliere
geestelijkheid van de stad - De "Priors" op de feesten - De
onderlinge toenadering der sociale klassen en de liefde
d e r j o n g e n s v o o r h u n e d e l e w e l d o e n e r s -Morele voldoening -
Liefde voor de priester en heilzame uitwerking ervan - Catechis-
muslessen in de vasten - Bewonderenswaardige standvastigheid
van een jongen bij het bezoeken van het Oratorio - Don
Bosco staat aan Rosmini het terrein, dat hij van het Seminarie

59.9 Page 589

▲back to top
- V/585 -
Bladzijde
gekocht heeft, af voor de oprichting der drukkerij - Don
Bosco in Castelnuovo en verrassende genezing van een
jongetje - De goederen van het Seminarie van Turijn in beslag
genomen.
25
Zesde Hoofdstuk
Minister Urbano Rattazzi in het Oratorio - Preek van Don Bosco over
de H. Paus Clemens - Een gevaarlijke vraag en een wijs antwoord -
Gesprek tussen Rattazzi en Don Bosco - Providentieële sympathieën. 32
Zevende Hoofdstuk
Weer ruimtegebrek in het Oratorio - Circulaire voor een nieuwe loterij
Rattazzi en de burgemeester van Turijn kopen loten - Een onverwachte
biechtvader - Trekking van de loterij - Oefeningen voor de externe
jongens - Het veertigurengebed in het Oratorio van de H. Franciscus -
Een vuurbol boven het veld van de dromen - Praktische aantekeningen
om moeilijkheden gedurende de plechtigheid te voorkomen - Het feest van
de H. Aloysius - Katholieke Lectuur
38
Achtste Hoofdstuk
Subsidie van de Koning voor Don Bosco - De Rector alleen is niet
meer voldoende voor de leiding van het hospitium - Don Vittorio
Alasonatti eerste prefect en econoom - Opmerkelij-
ke deugden van deze priester.
44
Negende Hoofdstuk
De cholera voorspeld - Haar optreden in Turijn - Het gemeen-
tebestuur neemt zijn toevlucht tot Maria Troosteres - De
sterfte in het gebied van Valdocco - Voorzorgsmaatregelen
in het Oratorio - Don Bosco biedt zijn leven aan voor zijn
leerlingen - Een gedenkwaardig gesprek - Deugdzaam gedrag
van de leerlingen - Don Bosco begint met de verzorging van
de choleralijders - Waardige zonen van hun vader - Doeltref-
fende leringen - De jeugdige ziekenverplegers - Hulp voor de
zieken en edelmoedigheid van Moeder Margherita - De regering
laat verscheidene Tehuizen en kloosters vrijmaken.
49
Tiende Hoofdstuk
Kalmte van Don Bosco en onverschrokkenheid van de jongens
bij het helpen van de choleralijders - De lazaretten en
het werpen met stenen - Verschillende gebeurtenissen in
de huizen der zieken - Een choleralijder door Don Bosco
naar het lazaret overgebracht - Zijn nieuwe oproep en
nieuwe verplegers - Onze-Lieve-Vrouw maakt de moeder van de
seminarist Francesia weer gezonde
58

59.10 Page 590

▲back to top
- V/586 -
Bladzijde
Elfde Hoofdstuk
Ernstige ziekte van Giovanni Cagliero - Profetisch visioen -
Herstel, inzinking, genezing - Cagliero neemt het geestelijk
kleed aan - Gevolgen en bevestiging van de voorspeling.
65
Twaalfde Hoofdstuk
Openlijke hulde aan de naastenliefde van Don Bosco en van
zijn zonen - Don Bosco biedt zich bij de burgemeester van
Pinerolo aan voor het helpen van de choleralijders -
Brief van Nicolo Tommaseo - Doorluchtige bezoeken aan het
Oratorio en hoffelijkheid van Don Bosco tegenover zijn
jongens - Hij raadt een seminarist de loopbaan van Prelaat
aan - Katholieke Lectuur - Een doortrapte bedrieger.
71
Dertiende Hoofdstuk
In Castelnuovo - Aanname van Domenico Savio - Inkleding -
Domenico Savio en Giuseppe Bongiovanni in het Oratorio -
Voornaamste doel van Don Bosco wanneer hij de jongens laat
studeren - Verloting van een ivoren kruisbeeld - De wezen
der slachtoffers van de cholera - Don Bosco biedt zich aan
om hun onderricht te geven - Brief van de burgemeester -
Eerste bezoek van Don Bosco aan de te San Domenico opge-
nomen wezen - Dankbaarheid van de burgemeester - De klas der
allerkleinsten in het Oratorio.
76
Veertiende Hoofdstuk
Katholieke Lectuur - Antwoord van de Vicarissen-generaal
op het verzoek om ze te verspreiden - De Gentleman voor
1855 - Scheuring onder de Waldenzen - Brief van Don Bosco
aan de Waldenzer dominee De Sanctis, vervolgd door zijn
medegelovigen - Twee andere brieven van Don Bosco aan
dezelfde dominee om hem uit te nodigen tot God terug te
keren - Bezoeken, gedachtewisselingen, hardnekkigheid -
Ongelukkige dood.
84
Vijftiende Hoofdstuk
Katholieke Lectuur - Het jubileumjaar en oefeningen voor
het bezoek aan de kerken - De jongens van het Oratorio allen
bewaard voor de Aziatische ziekte - Don Bosco en het enige
cholerageval - Pius IX kondigt het dogma der Onbevlekte
Ontvangenis van de Allerheiligste Maagd af -Plechtigheid en
oefeningen van dankzegging in het Oratorio - Beantwoorde
liefde van Don Bosco tot de H. Maagd.
92
Zestiende Hoofdstuk
Don Bosco en de deugd van Zuiverheid.
98

60 Pages 591-600

▲back to top

60.1 Page 591

▲back to top
- V/587 -
Bladzijde
Zeventiende Hoofdstuk
Voorbereiding van de wet op de kerkelijke goederen en de opheffing
van de kloosters - De bedreigingen in de stichtingsoorkonde der
abdij van Altacomba - De twee koninklijke weldoensters van het
Oratorio - Twee dromen: grote begrafenis aan het Hof - Raad-
geving niet door de Koning aanvaard - De wet wordt ingediend bij
de Kamer der Afgevaardigden - Don Bosco bereidt zich voor op
nieuwe predicaties.
105
Achttiende Hoofdstuk
1855 - Besprekingen in de Kamer van Afgevaardigden over de
wet op de inbeslagname - Dood van Koningin Maria Teresa -
Advies aan de Koning - Dood van Koningin Maria Adelaide -Getui-
genissen over de voorspellingen van deze beide sterfgevallen -
Edelmoedige en verstandige liefde verschaft Don Bosco machtige
beschermers - Jongens door de Ministers en door het Koninklijk
Huis aanbevolen - Preken in Villastellone - Ook onderweg brengt
Don Bosco zielen tot God.
112
Negentiende Hoofdstuk
Verbond van Piëmont met Frankrijk en met Engeland tegen
Rusland - Dood van Hertog Ferdinand - De wet op de kloos-
ters aangenomen door de Kamer van Afgevaardigden - Markies
Domenico Fassati catechismusleraar in Valdocco - Een heilig
en opgewekt carnaval in het Oratorio - Wijze opmerking over de
Oratorio’s.
120
Twintigste Hoofdstuk
Katholieke Lectuur - Vreugde voor Don Bosco bij de terugkeer
van enkele jongens tot de ware godsdienst en over het doopsel
van een Joodse jongen en een Waldenzer - Domenico Savio bidt voor
de bekering der protestanten, en kondigt Don Bosco de nabije
dood van een afvallige aan -Don Bosco leert de jongens de
manier om heilig te worden in hun levensstaat - IJver van
Savio om goed te doen aan de zielen - Zijn vriend Giovanni
Massaglia - De seminarist Rua legt de drie geloften af voor een
jaar - Onze-Lieve-Vrouw van Taggia - De retraites gedurende
de Paastijd.
124
Eenentwintigste Hoofdstuk
La Generala - Don Bosco en de retraites voor de jeugdige gevan-
genen - Hij krijgt verlof van Rattazzi om vrijelijk met hen
uit wandelen te gaan - Verblijdende aankondiging - In Stupinigi -
Liefdevolle ijver voor de gedetineerde jongens - Koninklijke
vereniging ter bescherming van uit het verbeteringsgesticht
ontslagen jongens – Voorkomen arrestaties.
132

60.2 Page 592

▲back to top
- V/588 -
Bladzijde
Tweeëntwintigste Hoofdstuk
Katholieke Lectuur - De Kerkelijke Goederen - Voorstel
van het Episcopaat aan de Regering tot intrekking van
de wet op de kloosters - Relletjes, leugens en hinderlagen -
Massimo d'Azeglio naar de Koning - Dood van een zoon van
Victor Emanuel - De Senaat keurt de wet goed - Gebeden in het
Oratorio - Laatste goede raadgevingen aan de Vorst - De
mening van de regeringsgezinde theologen - De wet wordt door
de Koning ondertekend - Don Bosco berispt een raadgever van
het Hof - Victor Emanuel in het Oratorio - Minachtende woorden
van een Generaal tot Don Bosco - Een vriend te meer.
142
Drieëntwintigste Hoofdstuk
Nog steeds plannen voor de drukkerij - Katholieke Lectuur -
Gesprekken tussen een advocaat en een plattelandspastoor
over het Sacrament van de biecht - Het Hospitium van liefde
in Pinerolo en de catechumenen - De naamdag van Don Bosco
en een edelmoedige belofte - Het feest van de H. Aloysius
en de goedheid van de Prior - Nieuwe richtlijnen voor de
godsdienstleraren.
153
Vierentwintigste Hoofdstuk 2
Het Oratorio voortdurend in nood - Toevlucht tot de Armen-
zorg - Renato d'Agliano en een verkregen gunst - Verloting
van enkele schilderijen - Verkregen goedkeuring - Opzet van
de loterij - Beroep op de openbare weldadigheid - Markies
di Cavour brengt Don Bosco op de hoogte van de ernstige
ziekte van Rosmini die kort daarna sterft - Verslag over
de trekking van de loterij - Mededeling daarvan aan de
weldoeners.
159
Vijfentwintigste Hoofdstuk
Het dagelijks brood in het Oratorio - De goddelijke Voorzie-
nigheid en Don Bosco - Het plan voor de drukkerij mis-
lukt - Voortreffelijk gedrag van de jongens uit het Orato-
rio op de privéscholen - Een heldhaftige vredestichter -
Zorgen van Don Bosco voor de grote vakantie en zijn
toespraak bij de prijsuitreiking - Een aan de heilige
Maagd gedane belofte gehouden en beloond - Raadgevingen
voor de jongens die naar hun dorpen terugkeren - Savio en
Massaglia willen Don Bosco niet verlaten.
167
Zesentwintigste Hoofdstuk
De Gentleman, nationale almanak voor het jaar 1856 - Aan
zijn vrienden - Het begin van 1855 - De Gentleman vertrekt
naar de oorlog in het oosten - De aanblik van de zee - De
Krim - De cholera op de Krim - De toekomst van het vaderland.
173

60.3 Page 593

▲back to top
- V/589 -
Bladzijde
Zevenentwintigste Hoofdstuk
Een jongen die van Don Bosco houdt nog voor dat hij
hem gezien heeft - Hartelijke ontmoeting - Spot en stenen -
Don Bosco neemt enkele van zijn belagers in het Oratorio
op - Katholieke lectuur - Brieven van Don Bosco aan Graaf
d'Agliano.
182
Achtentwintigste Hoofdstuk
Don Bosco en de adellijke heren - Hoe hij zich in hun
huizen voordeed - Redenen waarom hij uitnodigingen tot
de maaltijden aannam en zijn gedrag - Zijn geduld, hartelijkheid
en versterving - Resultaat: edelmoedigheid der weldoeners
tegenover Don Bosco en hun verlangen hem dikwijls te gast te
hebben - Zijn bescheiden terughoudendheid - Openhartige verma-
ningen - Erkentelijkheid voor ontvangen weldaden.
Negenentwintigste Hoofdstuk
Afzwering door twee protestanten - Een brief van Domenico
Savio aan zijn vader - Zonderlinge ontdekking van een
zieke - Ernstige ziekte van de koning - Don Bosco aanvaardt
geen goederen van de in beslag genomen kloosters - Katho-
lieke Lectuur - De macht van een goede opvoeding - De
muziekkapel van het Oratorio - Tocht naar Castelnuovo en het
feest van de H. Rozenkrans - Don Bosco en de zonen van voor-
name lieden - Camillo Gavio in het Oratorio opgenomen.
190
207
Dertigste Hoofdstuk
Het schooljaar 1855-1856 - Zowel, de leerlingen als hun ouders
beschouwen Don Bosco als een heilige - Opgave van de boeken
die iedere jongen bij zich heeft - De derde gymnasiumklas bij
het Oratorio getrokken - Katholieke Lectuur - Korte catechis-
mus voor de kinderen - Brief aan kanunnik Vogliotti; dienst
van de seminaristen in de kathedraal; jongens aanbevolen voor
het Seminarie van Chieri - Het feest van de Onbevlekte Ont-
vangenis - Kerstwensen voor een weldoenster - De Broeders der
Christelijke Scholen uit de openbare scholen verwijderd.
217
Eenendertigste Hoofdstuk
Don Bosco en zijn leerlingen - Wonderbaarlijke verande-
ringen van levensgedrag - Bekering van een kleine ongelovige -
Een uitgekomen voorspelling overwint een halsstarrig gemoed.
Tweeëndertigste Hoofdstuk
De dromen van Don Bosco beoordeeld door Don Cafasso - De
droom van de tweeëntwintig manen - Dood van Secondo Gurgo -
Devotie van Don Bosco voor de zielen in het vagevuur -
Dood van Camillo Gavio - Ook de voorspellingen over het
einde van verschillende jongens worden bewaarheid.
223
229

60.4 Page 594

▲back to top
- V/590 -
Bladzijde
Drieëndertigste Hoofdstuk
Don Bosco voorziet de diocesen van geestelijken.
236
Vierendertigste Hoofdstuk
1856 - Missie van Don Bosco in Viarigi - Verzet - Eerste
preken en aankondiging van straffen - Een waanzinnige -
Onvoorziene dood - Welsprekendheid geïnspireerd door een
lijkbaar - Triomf van de goddelijke genade - Brief van Don
Alasonatti aan kanunnik Rosaz - Grignaschi herroept zijn
dwalingen - Liefde van Don Bosco en onboetvaardige
dood van Grignaschi.
251
Vijfendertigste Hoofdstuk
Jongens door de burgerlijke overheid aanbevolen - Welke
gedragslijn Don Bosco bij hun aanneming volgde - Aanvraag
van een lening uit de schatkist - Don Bosco en Rattazzi -
De kracht waarmee Don Bosco openlijk opkwam voor de rechten
van de waarheid - Nieuwe onderwijswetten - De bescherming
door Onze-Lieve-Vrouw - Jaarlijkse geloften.
260
Zesendertigste Hoofdstuk
Katholieke Lectuur - Een gemakkelijke manier om de Bijbel
te leren - Rondschrijven van Don Bosco aan de abonnees -
Herderlijk schrijven van de bisschop van Biella - Aflaten
- De aartsbroederschap voor eerherstel wegens het vloeken
en de ontheiliging van de zondagen - Leven van de H.
Pancratius - Briefwisseling en dispuut van Don Bosco met een
protestant.
Zevenendertigste Hoofdstuk
De bouw van het tweede deel van het hospitium - Vertrouwen
op God en Onze-Lieve-Vrouw - Op zoek naar hulp - Uitbreiding
van het liefdewerk van Sint-Paulus - Gevaarlijk gezelschap
voor degenen die niet biechten - Brief van Rattazzi met een
aanbod - Schuld bij de bakker - Belangen met de Rosminianen -
De meimaand in het Oratorio - Vurigheid van Domenico Savio en
zijn geschokte gezondheid - Het feest van de Grondwet - De
zangertjes in Susa.
268
278
Achtendertigste Hoofdstuk
Het werk der conferenties van de H. Vincentius a Paolo -
Oprichting van een vrije conferentie in het Oratorio van
Valdocco - Ze wordt verbonden aan de Hoge Raad der
vereniging in Turijn - Een beetje geschiedenis over
de conferenties verbonden aan de Oratorio’s van Don Bosco. 286
Negenendertigste Hoofdstuk
De compagnie der Immaculata - Haar reglement - Het nut
ervan voor de leerlingen - Brief van Don Bosco aan een

60.5 Page 595

▲back to top
- V/591 -
Bladzijde
jongen - Nieuwe aflaten - Het feest van de H. Aloysius -
Aangevallen en verdedigde jongens - Katholieke Lectuur.
292
Veertigste Hoofdstuk
De geschiedenis van Italië - De bedoeling ervan - Lofprijzingen
van de pers en van vooraanstaande personen - Opdracht van dit
werk aan de Paus en aan de weldoeners -Voorstel door de
regering niet aanvaard - Andere publicaties - Maatschap-
pelijk voordeel door deze geschiedenis - De vertaling in het
Engels.
302
Eenenveertigste Hoofdstuk
Gedenkschrift van Don Bosco over de ontwikkeling van het Oratorio
in dit jaar - Brief aan de pastoors om de jongens die met
vakantie zijn in hun hoede aan te bevelen -Een van huis weg-
gelopen en door Don Bosco opgenomen jongen - Jongens die door
het zondagsoratorio geholpen worden - Seminaristen vragen
raad omtrent hun roeping -Don Bosco en de annexe confe-
rentie - Don Bosco in San Ignazio en zijn brieven aan het
Oratorio - De bliksem - Een Te Deum bij de terugkeer van Don
Bosco in Turijn - Katholieke Lectuur – Preken - Studenten
van de kweekscholen in het Oratorio - Brief aan de hertogin van
Montmorency - Nieuwe aflaten - Het feest van Maria Tenhemel-
opneming.
Tweeënveertigste Hoofdstuk
Vernieling van het nieuwe gedeelte der gebouwen - Bewijs
van goddelijke bescherming - Giuseppe Buzzetti en zijn
liefde voor Don Bosco - Vriendelijke brieven aan de weldoe-
ners - De begrafenis van de heer Vallauri - Aanvraag van Solda-
tenjassen aan de Minister van oorlog - Bouw van een dagschool -
Rondschrijven aan de weldoeners - Toelagen van de regering.
Drieënveertigste Hoofdstuk
Don Bosco in zijn geboortestreek en woorden van de theoloog
Conzano - De jongens uit de dorpen rondom de Becchi - Brief
van een student - Het tehuis voltooid en de armoede ervan -
Materiële schikkingen - Werkplaats voor de schrijnwerkers -
Onze-Lieve-Vrouw maakt een grote onvoorzichtigheid weer
goed - Opschriften boven de deuren - De theoloog Borel bevestigt
de voorspellingen van Don Bosco.
Vierenveertigste Hoofdstuk
Het lagere gymnasium in het Oratorio - Indruk die Don Bosco
maakt op twee nieuwe leerlingen - De Studenten van Cotto-
lengo op de scholen van Don Bosco - De lagere dagschool voor de
internen - Toespraakjes: God wil allen redden - Preek over
slechte boeken - Katholieke Lectuur - Gezaghebbend oordeel
over de werkzaamheid van Don Bosco - Dood van de directeur van
het Oratorio van de H. Aloysius en gevolgen.
310
319
330
338

60.6 Page 596

▲back to top
- V/592 -
Bladzijde
Vijfenveertigste Hoofdstuk
Ziekte en dood van moeder Margherita - Verdriet van Don
Bosco en een vertroostende droom - Volksstemming - De
moeder van Don Rua in het Oratorio - Nieuwe pauselijke
gunst voor de nachtmis met Kerstdag - Het einde van het
jaar - Gelukwensen en gebeden van erkentelijkheid voor een
groot weldoenster - Dood van de seminarist Massaglia.
Zesenveertigste Hoofdstuk
Liefde van Don Bosco voor de Paus - Zijn aanhoudende
bestudering van de geschiedenis van de Katholieke
Kerk -Zijn plan om deze geschiedenis op een passende
manier te boek te stellen - Zijn algemene geschiedenis
van de Kerk -De levens der Pausen - De grote historische
kennis van Don Bosco - Katholieke lectuur: Het leven
van de H. Petrus.
345
353
Zevenenveertigste Hoofdstuk
Disputen met de Protestanten - De sekte van Andrea
Towiansky - Katholieke Lectuur: Twee gesprekken tussen
twee Waldenzer dominees en een katholiek priester over
het vagevuur - Rondschrijven van Don Bosco aan de abonnees
van de Katholieke Lectuur.
Achtenveertigste Hoofdstuk
Enkele publicaties van Don Bosco - Raadgevingen aan de
katholieke meisjes - De sleutel tot de hemel - De
gentleman - De vijftien geheimen van de rozenkrans -
Belangrijke toevoegingen aan de Giovane Provveduto.
360
369
Negenenveertigste Hoofdstuk
1857 - Brief van Mgr. Charvaz - Een nieuwe en grote
loterij - De commissie - Ziekte van de broer van Don
Bosco - Don Bosco te Genua - Plannen totvereniging van
het Werk van Don Bosco met dat van Montebruno - Te Fassolo -
Rondschrijven voor de b eschermhere n va n de lo te ri j -
Geest en snelheid waarmee Don Bosco zijn brieven
schreef.
369
Vijftigste Hoofdstuk
Het comité roept de bevolking op tot deelname aan
de loterij - Het ontwerpreglement - Brief van Don
Bosco bij de oproep gevoegd - Het binnenkomen der
schenkingen en bevesti-ging van ontvangst -
Schenking van een schilderij door de minister van
Binnenlandse Zaken - Tentoonstelling van de
prijzen - De jongens van het jongenstehuis en de militaire
dienstplicht.
377
Eenenvijftigste Hoofdstuk
Katholieke Lectuur - Artikel van de Armonia voor het begin
van de vijfde jaargang van deze uitgave - De Waldenzen in Castel-
nuovo d'Asti - Ziekte van Domenico Savio en zijn heilige dood. 384

60.7 Page 597

▲back to top
- V/593 -
Bladzijde
Tweeënvijftigste Hoofdstuk
Vastencatechismus - De naamdag van Don Cafasso - Katho-
lieke Lectuur: Leven van de H. Paulus - Het Paasfeest -
Ontmoeting van Don Bosco met oud-leerlingen - De nieuwe
directeur van het Oratorio in Portanuova.
392
Drieënvijftigste Hoofdstuk
De loterij gaat door - Steun van de autoriteiten, van de
Keizerin van Rusland en van de Koning - Besluit van Urbano
Rattazzi - Retraites in het Oratorio - De maand mei en de
"bloempjes" voor Onze-Lieve-Vrouw - Katholieke Lectuur -
De eerste leerling van het Oratorio priester gewijd -
Don Bosco weldoener, raadgever en gids van vele diocesane
priesters.
397
Vierenvijftigste Hoofdstuk
Feest van de H. Aloysius - Dood van Maria Occhiena -
Kardinaal Gaude in het Oratorio - Bekering van een jeugdige
afvallige in zijn stervensuur - Katholieke Lectuur - Het
leven van de Heilige pausen Linus, Cletus en Clemens -
V r e u g d e v a n d e Armonia over deze aflevering - Het leven van de
heilige pausen Anacletus, Evaristus en Alexander I - Trekking
van de loterij.
407
Vijfenvijftigste Hoofdstuk
De deugd van armoede.
415
Zesenvijftigste Hoofdstuk
Poging en moeilijkheid om een begin te maken met de Con-
gregatie - Don Bosco schrijft de eerste Regel ervoor naar
de behoeften en aard van de tijd - Geheimzinnige verwarring -
Ongeschikte raadgevingen - Voorstellen van Urbano Rattazzi -
Goedkeuring door bisschoppen en theologen - Bezorgdheid van
de bisschop van Biella – Mgr. Fransoni raadt Don Bosco een
reis naar Rome aan - De Oblaten, uit het klooster van de
Consolata, en de Franciscanen - De jongens van het Oratorio
en de plechtigheden in de kerk - Verstandige woorden van Don
Bosco ter verdediging van bepaalde kloosterlingen.
425
Zevenenvijftigste Hoofdstuk
Tekenen van een geestelijke roeping - De toekomst voor de arbei-
dende jongens verzekerd - Brief van de Heer Baudon, algemeen
voorzitter van de St. Vincentiusvereniging - Wezen door rijke
lieden als zoon aangenomen - Arm doch priester -Troostrijke
brief aan een seminarist - De opgewektheid in het Oratorio -
Don Bosco in San'Ignazio, zijn brief aan de jongens - Woorden
van Don Cafasso aan de seminarist Cagliero - Don Bosco
herhaalt dat een van zijn seminaristen bisschop zal worden -
Overzicht van zijn uitgegeven werken - Don Bosco verlangt naar
het gezelschap van de jongens - Katholieke Lectuur - Leven
van de Heilige Pausen Sixtus I, Telesphorus, Hyginus en Pius I -

60.8 Page 598

▲back to top
- V/594 -
Bladzijde
Waarschuwing aangaande een polemiek tegen Amedeo Bert -
Moeilijkheden om het terrein uit zijn dromen te verkrijgen.
Achtenvijftigste Hoofdstuk
Onze-Lieve-Vrouw en een zieke jongen - De droom van de
broden - Een leerling legt voor Don Bosco zijn gedach-
te n bloot - Twee genezingen - De angst voor het vagevuur -
Overpeinzingen over mirakelen.
435
446
Negenenvijftigste Hoofdstuk
In Castelnuovo - Goede onderwijzers in de deftige families
door toedoen van Don Bosco - De Paus aanvaardt de
"Geschiedenis van Italië" als geschenk - Bezoek aan
het graf van Domenico Savio - Van de Becchi naar Turijn.
451
Zestigste Hoofdstuk
Opneming van leerlingen in het Oratorio - Lofrede op Don
Bosco - Michiel Magone - Een jongen opgebracht door de
politie - De belastingambtenaar.
456
Eenenzestigste Hoofdstuk
Noodzakelijkheid van bevoegde leraren - Lagere dag-
school - De lagere klassen van het gymnasium in het
Oratorio -Programma voor het opnemen van arme en verlaten
jongens -Studenten en vakleerlingen - Werkplaatseneerste
moeilijkheden, doel, idealen voor de toekomst - De Compagnie
van het Allerheiligste Sacrament - Don Montebruno in het
Oratorio - De politieke verkiezingen.
466
Tweeënzestigste Hoofdstuk
Heilige Missie te Salicetto - Katholieke Lectuur - De
Gentleman - Leven van de H. Polycarpus, bisschop van Smyrna
en van de H. Irenaeus, bisschop van Lyon - Brief aan Graaf d'
Agliano - Voornemens voor de noveen van Maria Onbevlekt Ontvangen -
De algemene vergadering van de conferenties der Sint-
Vincentiusvereniging en de nieuwe katholieke school in het
Oratorio van Portanuova - De jaarspreuken voor de jongens en de
clerici - Herdenking van de overleden jongens.
474
Drieënzestigste Hoofdstuk
1858 - Katholieke Lectuur - De Kleine Clerus: belang van deze
instelling - Het feest van de H. Fr. van Sales - De
doop van een Moor - Leven van de HH. Pausen Anicletus,
Soter, Eleutherius, Victor en Zephirinus - Oproep tot de me de we r-
kers en abonnees van de Katholieke Lectuur - Cesare Chia-
la, medewerker voor deze uitgave - Don Bosco steeds de
steun van de priesters - Hij besluit naar Rome te gaan met
aanbevelingsbrieven van Mgr. Fransoni.
487

60.9 Page 599

▲back to top
- V/595 -
Bladzijde
Vierenzestigste Hoofdstuk
Toebereidselen voor de reis naar Rome - Opdrachten van
Don Cafasso - Bedroefdheid en gebeden van de jongens -
In de trein: een joods jongetje - De seminarist Savio
in Allessandria - In Busalla een oude bergbewoner -
Genua Don Montebruno en het College van de Artigianelli
- Pater Cottolengo - Op zee: trieste nacht voor Don
Bosco – Livorno: een medelijdende jonge bediende -
Aankomst in Civitavecchia - De douane - Bezoek bij de
Pauselijke Delegaat - De H. Mis bij de Dominicanen -
In de reiskoets: te Palo, het recept tegen de koorts;
een gendarme - Aankomst in Rome - Het huis van de fami-
lie de Maistre.
494
Vijfenzestigste Hoofdstuk
De eerste Mis van Don Bosco in Rome - Een preek van Pater
Rossi in de Jezuskerk - Het Patheon - Sint-Petrus-Banden -
Bezoek aan kardinaal Gaude - Markies Patrizi en de conferenties
van de H. Vincentius - S. Maria Maggiore - De relikwieën van
de H. Galgano - Een Mis in de Santa Pudenzianakerk - De H.
Praxedis - De doopkapel van Constantijn - De basiliek van
Sint-Jan van Lateranen - De Heilige Trap - Eerste bezoek
aan de Vaticaanse basiliek - Het Hospitium van Giovanni
Tata - Preek van Pater Curci - Audiëntie van kardinaal
Antonelli - Het Hospitium van de H. Michiel en kardinaal
Tosti - Het Kapitool.
507
Zesenzestigste Hoofdstuk
Don Bosco draagt de Mis op in de Mamertijnse gevangenis -
De liefdadigheidsscholen - Een conferentie van de Sint-
Vincentiusvereniging - Tweede bezoek aan de Vaticaanse
Basiliek - De H. Mis aan het altaar van de H. Petrus, en
aan dat van het H. Kruis van Jeruzalem - Pater Lolli - Het
Hospitium van de H. Michiel - Verstandige antwoorden van een
landbouwer - De H. Mis in S. Maria del Popolo en in de
Jezuskerk - Don Bosco is bekend in Rome - en voorspelling -
De koepel van de Sint-Pieter - De museums - De paters
van de Civiltà Cattolica - Vriendelijke aandrang van de
heer Foccardi beloond - Briefje voor de audiëntie bij de Paus. 516
Zevenenzestigste Hoofdstuk
Don Bosco draagt de Mis op in de Santa Maria sopra Minerva
- Don Bosco in tegenwoordigheid van Pius IX - De ondergrond-
se grotten van het Vaticaan.
527
Achtenzestigste Hoofdstuk
De kerk van de H. Pancratius en de catacomben - De kerk van de H.
Petrus in Montorio - Mgr. Pacca - De Mis in San Andrea della Valle
- Sint-Gregoriuskerk - Mgr. Artico - Kerk van de HH. Johannes en

60.10 Page 600

▲back to top
- V/596 -
Bladzijde
Paulus - De Titusboog en de Boog van Constantijn - De Sint-
Laurentiuskerk in Lucina - Twee conferenties - Mgr. di San Mar-
zano - De statie in Maria-Ter-Engelen - Bezoek aan de zondags-
oratorio’s van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Eik, van de H. Johannes der
Florenti jn en e n va n On ze - L ie ve - V r o u w -t e n -H em e l -o pg en om en -
Mgr. de Merode bezoekt Don Bosco - Don Bosco geeft
retraite voor de gedetineerden bij de Thermen van
Diocletianus - In het Oratorio van Turijn verlangen de
jongens naar Don Bosco - Briefwisselingen.
533
Negenenzestigste Hoofdstuk
Bezoek aan de Santa Maria in Via Lata en aan het
Tr aj aa ns Forum en het Forum Romanum - Tweede audiëntie door
de Paus toegestaan aan Don Bosco die hem de Regel va n de
Congregatie van de H. Fr. van Sales aanbiedt, en hem de
publieke en intieme geschiedenis van het Oratorio vertelt -
Vererend voorstel en gunsten door Pius IX aan Don Bosco
verleend - De kardinaal-vicaris en de Katholieke Lectuur -
Bezoek aan Sint-Paulus buiten de muren; de Drie Fonteinen;
de kapel van de scheiding van Petrus en Paulus - Een
bespreking en de Romeinse correspondent voor de versprei-
ding van de Katholieke Lectuur - Het Colosseum - De kennis
van Don Bosco op de proef gesteld.
542
Zeventigste Hoofdstuk
Bezoek aan de kerken van de H. Clemens, van de Vier
Gekroonden, van de H. Johannes voor de Latijnse Poort en
van de Domine quo vadis - Mis in de kerk van O.-L.-V. ter
Eik - Don Bosco te midden van een troep jongens - De
Paus in de Minervakerk - San Stefano Rotondo en de H.
Maria in het scheepje - Kanunnik Colli - Pater Pagani en
de Regel van de Congregatie - De kerk van de H. Augusti-
nus - Bedevaart naar de Madonna van Genazzano - Don Bosco
ontvangt in de Sint-Pieter de palm uit de handen van de
Paus - Uitroep van een Engelse lord - Don Bosco sleep-
drager van kardinaal Marini, assisteert de Goede Week-
plechtigheden in de Sixtijnse kapel op donderdag,
v r i j d a g e n z a terdag - Don Bosco in aanbidding in de Cappela
Paolina - Het Paasfeest in de Sint-Pieter - De zegen van de
Paus vanaf de Va ti ca anse lo gg ia - D on Bo sc o in verle-
genheid op die loggia - Een diplomatendiner.
550
Eenenzeventigste Hoofdstuk
Derde audiëntie bij Pius IX en diens edelmoedigheid -
Aflaten en zegeningen - De theoloog Murialdo - Woorden van
de Heilige Vader voor de jongens van de Oratorio’s - Brief
van Don Bosco aan Don Alasonatti - Katholieke Lectuur: De
meimaand toege- wijd aan Maria Onbevlekt Ontvangen - Don
Bosco aan de maaltijd met de redacteuren van de Civiltà
Cattolica - Afscheids-bezoeken - Laatste groet aan de
zondagsoratorio’s van Rome - Een uitstapje met kardinaal
Tosti - De Catacomben van de H. Sebastianus.
558

61 Pages 601-610

▲back to top

61.1 Page 601

▲back to top
- V/597 -
Bladzijde
Tweeënzeventigste Hoofdstuk
Vertrek van Don Bosco uit Rome - Palo en een genezing -
Over zee - In Genua: geloof bij het volk - Aankomst te
Turijn en feestelijkheden - Het rescript van de Paus aan
Don Cafasso - Aflaten meegedeeld aan de jongens van het Hospi-
tium van Valdocco - Retraite - Brief van markies Patrizi:
de annexe conferenties en de Katholieke Lectuur in de
Kerkelijke Staten - Brief van kardinaal Marini - Meningen
over de deugd van Don Bosco bij het stichten van de Sociëteit.
567
Aanhangsel: Oorspronkelijke Regel van de Sociëteit van de H. Fr.
van Sales door Don Bosco aangeboden aan Pius IX in 1858.